Veiligheids- en gezondheidsbeleid Kindercentrum AylaGaya · Met ingang van 1 januari 2018 hebben...
Transcript of Veiligheids- en gezondheidsbeleid Kindercentrum AylaGaya · Met ingang van 1 januari 2018 hebben...
Veiligheids- en gezondheidsbeleid
Kindercentrum AylaGaya
Inhoudsopgave
• Hoofdstuk 1: Inleiding
• Hoofdstuk 2: De grootste risico’s en hoe gaan we daar mee om: Fysieke veiligheid Sociale veiligheid Gezondheid
• Hoofdstuk 3 Kleine risico’s en de maatregelingen die bijdragen aan een gezonde en veilige leefomgeving: Risico’s en maatregelen per ruimte Risico’s en maatregelen die gelden voor meerdere ruimtes Risico’s en maatregelen voor buiten Gezondheid: kinderen leren omgaan met kleine risico’s Veiligheid: kinderen leren omgaan met kleine risico’s
• Hoofdstuk 4: Brandveiligheid Geldig erkend EHBO certificaat Achterwachtregeling Veiligheid en privacy Internetprotocol
• Hoofdstuk 5: Beleidscyclus
Bijlagen 1. Anti-pestprotocol 2. Internetprotocol 3. Protocol het vermiste kind 4. Protocol het zieke kind 5. Veilig slapen 6. Camera protocol 7. Schoonmaakrichtlijnen 8. Werkinstructies kindercentrum 9. Protocol warme maaltijd 10. Actualiseren veiligheids- en gezondheidsbeleid
Jaarplanning
Hoofdstuk 1
Inleiding
Met ingang van 1 januari 2018 hebben wij een veiligheids- en gezondheidsbeleid opgesteld.
Het doel van het beleid is om kinderen, medewerkers en ouders een veilige en gezonde speel-
en leefomgeving te bieden waarbij eventuele risico’s tot een minimum beperkt worden. We kunnen met dit plan niet alle incidenten voorkomen. Er kan altijd iets misgaan. Daarom
vinden wij het belangrijk dat we naast een actueel beleid ook kinderen leren om op een goede
manier met risico’s om te gaan. Het zijn leermomenten die zij ook thuis kunnen toepassen.
Wij hebben een kinderdagverblijf, een VVE en een buitenschoolse opvang. De beschrijving
geldt voor het hele kindercentrum, indien er voor een groep een uitzondering geldt
beschrijven we dit apart.
Het beleid werkt alleen maar als alle medewerkers van het kindercentrum zich
verantwoordelijk voelen en het beleid uitdragen. Daarom wordt het beleid continue
geactualiseerd en bijgewerkt. Zo blijven we scherp en kunnen we ook bij veranderingen in de
omgeving of situatie, zoals bij verbouwingen of veranderingen in de inrichting, beschikken
over een beleid dat direct toegepast kan worden. We zullen het beleid en de bijbehorende protocollen jaarlijks bespreken in de verschillende
teamoverleggen. Dit volgens een jaarplanning zodat alles aan de orde komt. Zo blijven we
continu in gesprek over het beleid, blijven we scherp op onze werkwijze en kunnen we
monitoren of genomen maatregelen wel of niet effectief zijn. Dit wordt beschreven in een
beleidscyclus.
Het doel van het veiligheids- en gezondheidsbeleid is het voorkomen van ernstige feiten door
het verkleinen van bestaande risico’s en waar mogelijk deze uit te sluiten. Het uitgangspunt
van beschermen tegen grote risico’s en het leren omgaan met kleine risico’s vereist van de
pedagogisch medewerkers dat zij inzicht hebben in de mogelijke risico’s én dat het
veiligheids en gezondheidsbeleid wordt uitgevoerd. Het beleid wordt in de praktijk samen met de medewerkers uitgevoerd en is zo een continu
proces van opstellen, implementeren, evalueren en actualiseren en leidt uiteindelijk tot
bewustwording van alle medewerkers voor een veilige omgeving. Door het gebruik van de risicomonitor worden medewerkers ook actief betrokken bij en
bewust gemaakt van de veiligheid en gezondheidsrisico’s.
Mocht u aanvullingen hebben of tegen iets aan lopen dat in het beleid moet worden
opgenomen, dan horen we dat heel graag. We staan altijd open voor suggesties om het
verblijf nog veiliger en gezonder te maken.
Kwaliteit coördinator Om het beleid op het gebied van veiligheid en gezondheid te bewaken hebben wij een
coördinator die de kwaliteit op het gebied van het beleid en de uitvoering van dit beleid
controleert, bijstelt en handhaaft.
Hoofdstuk 2
Veiligheid en Gezondheid
Het veiligheid en gezondheidsbeleid is een beknopte en overzichtelijke samenvatting van
alles wat er binnen het kindercentrum op het gebied van (brand)veiligheid gebeurd. Het is een
levend document dat jaarlijks op de verschillende onderdelen en bij bijzonderheden zoals een
verbouwing, verandering van de inrichting of na een incident wordt aangepast. In het beleid
zijn, conform de afspraken binnen de Kwaliteit en Innovatie Kinderopvang 2018, de grootste
risico’s en maatregelen op het gebied van veiligheid en gezondheid en incidenten
opgenomen.
Grootste risico’s We beschrijven als eerste de belangrijkste en grootste risico’s die op ons kindercentrum
kunnen leiden tot ernstige ongevallen, incidenten of gezondheidsproblemen. We hebben de
risico’s onderverdeeld in 3 groepen: Fysieke veiligheid, sociale veiligheid en gezondheid. Per
categorie noemen we de belangrijkste risico’s met de daarbij behorende maatregelen die zijn
genomen of worden genomen om het risico tot een minimum te beperken.
1) Fysieke veiligheid
Als grootste risico’s binnen fysieke veiligheid zien we: – vallen van grote hoogte – verstikking – vergiftiging – verbranding – verdrinking
- vallen van grote hoogte. Kinderen kunnen vallen doordat ze graag ergens op klimmen,
denk aan een bank, een tafel, een glijbaan, een klimrek. Dit klimmen hoeft niet altijd
verboden te worden omdat het hoort bij het avontuurlijke gedrag van het kind. Wel is het de
taak van de pedagogisch medewerker om een juiste inschatting te maken van de
mogelijkheden en beperkingen van het individuele kind op fysiek gebied waar het gaat om
klimmen en klauteren. Er zijn natuurlijk dingen waar je niet op mag klimmen, de kinderen
wordt gewezen op de gevaren van dat klimmen op attributen die daar niet voor bestemd zijn.
Ook wordt er voor gezorgd dat er bijv. geen fietsen onder een klimrek staan. Onder een
klimtoestel liggen rubberen tegels en de toestellen van het kinderdagverblijf worden jaarlijks
door een gekwalificeerd bedrijf gecontroleerd en zo nodig hersteld. Controle van
speeltoestellen op het schoolplein gebeurt in overleg met school Voor de jongste kinderen is het soms nog lastig om aan tafel te blijven zitten en is de kans
groter dat zij vallen, daarom krijgen zij stoelverkleiners waar zij veilig in blijven zitten.
- verstikking. Verstikking is een groot risico. Het kan zijn dat een kind verstikking heeft door
voedsel maar ook door een stuk speelgoed dat op de vloer ligt. Genomen maatregelen zijn:
op alle groepen wordt er op gelet dat het speelgoed voor die leeftijdscategorie is, klein
materiaal en materiaal dat stuk is wordt direct weggehaald/weggegooid. Touwtjes en
koordjes in speelgoed of kleding wat gevaar op kan leveren wordt verwijderd. Kinderen eten
aan tafel om verslikken te voorkomen. Afhankelijk van de leeftijd wordt brood en fruit in
kleine stukjes gegeven. Een druif of tomaatje wordt doormidden gesneden. Voor de baby’s
zijn er regels bij het slapen gaan, vastgelegd in een “veilig slapen protocol” wat in eerste
instantie bedoeld is als preventie tegen wiegendood. Volgens het veilig slapen protocol lopen
de pedagogisch medewerkers regelmatig de slaapruimte in om de kinderen te controleren,
ook tijdens het naar bed brengen van een ander kind worden de slapende kinderen gezien.
- vergiftiging. Om vergiftiging te voorkomen hebben we de volgende maatregelen genomen;
de buitenspeelruimte wordt gecontroleerd voor we met een groep kinderen naar buiten gaan
op zwerfafval en oneffenheden. Ouders wordt gevraagd om geen medicijnen in de tas van de
kinderen te laten, maar deze aan de pedagogisch medewerker te geven. Medicijnen worden
op een veilige plaats, buiten het bereik van kinderen bewaard. Ook hebben wij de afspraak
gemaakt dat de tassen van de (pedagogisch) medewerkers buiten het bereik van kinderen
worden opgeborgen in de daarvoor bestemde kluisjes. Ook de ouders worden erop
geattendeerd hun tassen bij zich te houden, buiten het bereik van de kinderen. Ruimtes waar
kinderen geen toegang toe hebben zijn indien mogelijk afgesloten. Schoonmaakmiddelen
worden opgeslagen in een hoge kast. Er zijn geen giftige planten aanwezig. - verbranding. Hete dranken worden niet in het directe bijzijn van kinderen genuttigd of
geplaatst. We plaatsen hete dranken altijd op een zo veilig mogelijke plek die niet binnen
handbereik van de kinderen is. Oudere kinderen die zelf hete drank drinken, zoals
bijvoorbeeld een kop thee, wordt geleerd dat zij hier voorzichtig mee om moeten gaan, ook
wordt er koud water bij de thee gedaan. Kinderen worden bij warm weer ingesmeerd tegen verbranding door de zon. Dit gebeurt voor
het buitenspelen, bij een hele dag opvang worden de kinderen meerdere keren ingesmeerd
met zonnebrandcrème. Bij warm weer blijven de kinderen tussen 12.00 en 14.00 uur uit de
zon.
- verdrinking omdat het kindercentrum grenst aan water zijn hiervoor de nodige
maatregelen genomen. Er zit een groot hek om de speelplaats en het toegangspoortje naar
het water is op slot. Kinderen zonder zwemdiploma spelen uitsluitend in bijv. een pierenbad of zwembadje met
een klein laagje water erin onder toezicht van een pedagogisch medewerker. Als we naar een
zwembad gaan, doen we dat alleen met de kinderen die een zwemdiploma hebben, of alle
kinderen die geen diploma hebben mogen alleen in het ondiepe gedeelte met een zwemvest
of zwembandjes. Er zijn dan altijd pedagogisch medewerkers in en rond het water.
2) Sociale veiligheid
Als grootste risico’s binnen sociale veiligheid zien we: – grensoverschrijdend gedrag – kindermishandeling – vermissing – grensoverschrijdend gedrag Grensoverschrijdend gedrag door volwassenen of kinderen kan een enorme impact hebben op
het welbevinden. Onder grensoverschrijdend gedrag wordt verstaan: “elke vorm van
bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard die de ene
persoon ten opzichte van de andere persoon actief of passief opdringt, waardoor ernstige
schade wordt of dreigt te worden toegebracht aan die persoon in de vorm van fysiek letsel of
psychische stoornissen”.
Grensoverschrijdend gedrag kan onderverdeeld worden in:
• lichamelijk geweld en verwaarlozing (fysieke agressie zoals slaan, schoppen, krabben,
bijten of te weinig voeding, aandacht of verzorging)
• geestelijk geweld en verwaarlozing (verbale agressie zoals dreigen, schreeuwen,
schelden, pesten etc.)
• seksuele mishandeling ( seksuele intimidatie, verbaal of fysiek, aanranding)
• vernieling van eigendommen van een ander en/of het zonder toestemming betreden
van de binnen- en buitenruimten van het kindercentrum. Het is belangrijk dat iedereen die bij de opvang betrokken is, zowel kinderen, ouders als
medewerkers zich veilig voelen. Alle vormen van grensoverschrijdend gedrag zijn
onacceptabel dus hier wordt op gehandeld. De vraag of iets grensoverschrijdend gedrag is,
kan alleen het slachtoffer beantwoorden. Als het slachtoffer iets als grensoverschrijdend
ervaart, moet het ook als grensoverschrijdend worden aangepakt. Bij jonge kinderen is het de
ouder of de medewerker die op kan treden op basis van signalen die het kind uitzendt. Grensoverschrijdend gedrag kan plaatsvinden tussen:
• kind en kind
• ouder en kind
• medewerker (inclusief stagiaires, vrijwilligers en/of medewerkers op een
werkervaringsplek) en kind
• medewerker en medewerker
• ouder en medewerker
Hieronder beschrijven wij de maatregelen die wij hebben genomen met betrekking tot het
risico van grensoverschrijdend gedrag.
1) Het vierogen-principe Ons kindercentrum organiseert de dagopvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht of de
beroepskracht in opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of
gehoord kan worden door een andere volwassene. Het vierogen-principe is alleen verplicht
voor de dagopvang en niet voor de buitenschoolse opvang. Toch houden wij hier ook op de
buitenschoolse opvang zoveel als mogelijk rekening mee. Wij geven hier op de volgende wijze vorm aan: De groepen hebben veel glas, zodat we
continu zichtbaar zijn voor de anderen. In de ochtend en aan het einde van de dag werken wij
ook met een open deuren beleid. Dit houdt in dat de baby en dreumesgroep het eerste en het
laatste uur van de dag de tussendeur open hebben staan en de kinderen dus op beide
groepen kunnen spelen. Dit geldt ook voor de beide peutergroepen boven. Ook zijn alle
groepen van het kinderdagverblijf met elkaar verbonden d.m.v. camera toezicht. Alle groepen
kunnen met elkaar meekijken. Hiervoor is een camera protocol ontwikkeld. Er is iemand van
het MT aanwezig die regelmatig even langs de groepen loopt. Verder zijn er aan het begin en
einde van de dag de ouders die hun kinderen komen brengen/halen. De groep VVE staat altijd met 2 pedagogisch medewerkers ingedeeld.
2) Open cultuur waarbij we elkaar durven aan te spreken Wij vinden het belangrijk dat we bij (een vermoeden van) grensoverschrijdend gedrag elkaar
hierop durven aan te spreken en dit bespreekbaar maken met de leidinggevende of de
directie. Tijdens iedere teamvergadering wordt het voorkomen van grensoverschrijdend
gedrag (van kinderen en volwassenen) besproken. In het werkoverleg op de groep wordt grensoverschrijdend gedrag besproken en wordt er met
elkaar gekeken welke maatregelen er genomen kunnen worden. Tegen de kinderen wordt niet
geschreeuwd, ze worden niet geduwd of onnodig vast gepakt, we houden als pedagogisch
medewerkers elkaar scherp. Als er situaties zijn waarbij we hulp nodig hebben van een deskundige kunnen we ons richten
tot een ouder-kind-adviseur of een vertrouwens persoon. Openheid en respect voor elkaar staan hoog in het vaandel en het moet duidelijk zijn dat voor
machtsmisbruik, ongewenste intimiteiten, pesten en dergelijke geen plaats is. 3) Medewerkers op de groep weten van elkaar altijd waar zij zijn De medewerkers die samen op een groep kinderen staan, weten van elkaar waar zij zijn en
wat zij doen.
4) Kinderen en grensoverschrijdend gedrag Een onderdeel van het pedagogisch beleid is het leren omgaan met waarden en normen.
Rekening houden met elkaar en weten wat wel en niet toelaatbaar is, voor volwassenen en
kinderen, vormen hierbij belangrijke aspecten. Alle medewerkers zijn zich bewust van een voorbeeldfunctie naar de kinderen. We leren de kinderen om aan te geven als zij bepaald gedrag niet wenselijk vinden en dit dan
ook te zeggen. Dit doen we door uit te leggen aan de kinderen hoe ze bijv. bij een ruzie
kunnen reageren. Ze kunnen dit aangeven door te zeggen: STOP HOU OP! of er over te praten
met een pedagogisch medewerker. Ook leren wij ze welk (eigen) gedrag gepast en ongepast
is. – We letten er op dat kinderen niet gepest worden en voeren ook gesprekjes met de kinderen
over pesten en gepest worden. – We leren de kinderen om direct aan te geven als zij gedrag ervaren wat zij niet prettig of
wenselijk vinden. – We letten op het taalgebruik van de kinderen onderling en zo nodig worden ze hierin
gecorrigeerd. – Kinderen worden serieus genomen en kunnen daar waar het mogelijk is hun eigen mening
zeggen. – Er wordt niet geroddeld, gescholden of gediscrimineerd. Ook wordt niemand uitgelachen,
vernederd of buitengesloten. – Er wordt geen lichamelijk of verbaal geweld gebruikt. Ook wordt er niet gedreigd met
lichamelijk geweld. – Als we hutten bouwen op de groep blijft er altijd een duidelijke opening, zodat er zicht blijft
op de kinderen in de hut. – Er mogen niet meerdere kinderen tegelijk naar één toilet. – We leren de kinderen ook om respect te hebben voor elkaars eigendommen en het
eigendom van het kindercentrum. 5) VOG Alle medewerkers ( inclusief stagiaires, vrijwilligers, mensen met een werkervaringsplek)
hebben een verklaring omtrent het gedrag en staan geregistreerd in het personenregister
kinderopvang voor continue screening. 6) Anti-pest protocol Kinderen, ouders en medewerkers moeten zich binnen het verblijf altijd veilig voelen.
Voor pesterijen en treiterijen is geen ruimte. Indien niet tijdig wordt ingegrepen en het
pesten langere tijd doorgaat, kunnen de gevolgen ernstig zijn. Ook veel volwassenen
hebben nog last van het pestgedrag dat zij in hun jeugd meemaakten. Uit onderzoeken
blijkt dat 10 tot 15% van de kinderen bij een buitenschoolse opvang wordt gepest.
Daarom hebben wij een antipestprotocol ontwikkeld die het gevoel van veiligheid
vergroten. Het anti-pestprotocol is als bijlage toegevoegd.
In het teamoverleg en het overleg op de groepen wordt regelmatig over dit onderwerp
gesproken zodat er een open cultuur ontstaat waarbij we elkaar durven aan te spreken en
waarbij we elkaar scherp houden. – kindermishandeling Kindermishandeling komt veel voor in alle lagen van de bevolking. Het is niet alleen fysieke
mishandeling, maar ook verwaarlozing of geestelijke mishandeling. Daarom is het aan ons
om alert te zijn op de signalen die kunnen duiden op kindermishandeling. Een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling helpt onze medewerkers goed te
reageren bij signalen van dit soort geweld. Sinds 1 juli 2013 zijn professionals verplicht de
meldcode te gebruiken bij vermoedens van geweld in huiselijke kring. Wij hebben dan ook
een eigen meldcode ontwikkeld waarin de volgende onderdelen en stappen zijn opgenomen: • Stap 1: In kaart brengen van signalen • Stap 2: Overleggen met een collega. En eventueel raadplegen van Veilig thuis (het
advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling). Of een deskundige op
het gebied van letselduiding. • Stap 3: Gesprek met de ouder en indien mogelijk met het kind. • Stap 4: Wegen van het geweld aan de hand van het afwegingskader:
afweging 1 “ is melden noodzakelijk? ” afweging 2 “ is hulpverlening (ook) mogelijk? “
• Stap 5: Beslissen over het doen van een melding en het inzetten van noodzakelijke
hulp. De volledige meldcode die wij gebruiken is op aanvraag in te zien op de locatie.
– vermissing Het grootste risico dat een kind vermist wordt, is tijdens breng- en haalmomenten. Als er een
kind op de lijst staat die opgehaald moet worden bij school en het kind is er niet dan wordt
aan de leerkracht gevraagd waar het kind is. Bij onduidelijkheid daarover wordt direct de
ouder gebeld om te vragen waar het kind is. Als kind met een andere ouder mee gaat om te
spelen uit school, moet dat bij ons of bij de leerkracht bekend zijn, zo niet dan wordt de
ouder gebeld.
We zorgen ervoor dat voor (jonge) kinderen (kdv) die niet zelfstandig naar buiten mogen de
deuren en hekken van de buitenruimte gesloten zijn. Ook zijn er afspraken gemaakt met de
ouders of verzorgers wie de kinderen ophalen. Zonder nadrukkelijke toestemming van de
ouders wordt een kind niet aan een ander persoon (dan is afgesproken) meegegeven. Daarnaast zorgen we ervoor dat er conform de wettelijke eis voldoende pedagogisch
medewerkers aanwezig zijn die toezicht houden. Zij weten welke en hoeveel kinderen er in de
groep aanwezig zijn. Dit geldt ook voor uitstapjes die we met de kinderen maken. Tijdens
uitstapjes hebben de kinderen een duidelijk zichtbaar armbandje om met naam en
telefoonnummer van het kindercentrum. Ook hebben de kinderen een hesje aan met daarop
een logo en telefoonnummer. De kinderen worden regelmatig geteld en er wordt bijgehouden wanneer het kind aanwezig is
en wordt opgehaald. Raakt er toch een kind vermist dan werken we volgens het protocol: het vermiste kind.
3) Gezondheid
Het gezondheidsbeleid draagt bij aan het bewerkstelligen van een gezond leefmilieu voor
kinderen, ouders en de medewerkers binnen ons kindercentrum. Door het volgen van de
richtlijnen van dit beleid en de maatregelen die we hebben genomen en omschreven, worden
(grote) gezondheidsrisico’s zo veel mogelijk beperkt en uitgesloten.
Als grootste gezondheidsrisico’s zien we: - Maag en darmontstekingen - Voedselvergiftiging - Allergieën - Luchtweginfectie
Hoe gaan we om met deze risico’s: Het voorkomen van (de verspreiding van) ziektekiemen Het verspreiden van ziektekiemen gaat razendsnel. Als er één kind ziek is, volgen er al snel
meer. En ook medewerkers en ouders zijn niet ongevoelig voor deze ziektekiemen. We doen
er dan ook alles aan om ons verblijf zo schoon en hygiënisch mogelijk te houden. Wij hebben
hiervoor de volgende maatregelen genomen. Handhygiëne We doen ontzettend veel met onze handen. We vegen vieze billen af, spelen ermee in de
zandbak, raken speelgoed aan, vegen even langs onze neus en eten vervolgens een
boterham, koekje of een stuk fruit. Een goede handhygiëne is dan ook ontzettend belangrijk.
We wassen onze handen: - Na het (helpen bij) toiletgebruik (bij kraan commode of fonteintje in toilet) - Na het buitenspelen - Voor het (helpen bij) eten
- Voor en na het aanbrengen van zalf - Na het verschonen van een kind (bij kraan commode of fonteintje in toilet) - Na het verzorgen van wondjes - Na het in contact komen met lichaamsvocht zoals snot, wondvocht of bloed - Na contact met vuile was, afval of de afvalcontainer - Bij zichtbaar vieze handen - Bij verkoudheid (niezen, hoesten of snot) Hoe was je je handen? - Gebruik stromend water. - Maak de handen nat en doe er vloeibare zeep op. - Wrijf de handen (minimaal 10 seconden) over elkaar en zorg dat er op de hele handen water
en zeep zit. - Ook de vingertoppen goed wassen en tussen de vingers en de duim. Alsmede de nagels. - Spoel de handen al wrijvend af onder stromend water. - Droog de handen af met een schone droge handdoek of met de papieren wegwerp
handdoek. - Katoenen handdoeken dienen ieder dagdeel vervangen te worden en indien ze nat of
zichtbaar vuil zijn. Specifiek voor de kinderen: - We leren de kinderen hoe ze hun handen het beste kunnen wassen, pedagogisch
medewerkers kijken mee. - De kinderen maken gebruik van vloeibare zeep en papieren handdoek of katoenen
handdoeken na het toiletbezoek. - Na het eten worden gezichtjes van de jonge kinderen gewassen door de pedagogisch
medewerker of kinderen doen dit zelf. Ieder kind krijgt een eigen washandje.
Voor het verschonen van de kinderen hebben we ook vaste regels zodat het verspreiden van
bacteriën zo veel mogelijk wordt beperkt. Er hangt bij de commode een poster waarop staat
hoe en wat rondom het verschonen.
Voedselhygiëne Omdat we binnen het verblijf ook voedsel en drinken bereiden en nuttigen, houden wij ons
aan de wettelijke regels die zijn opgenomen binnen de warenwet. Op deze manier beperken
we het risico op besmetting of voedselvergiftiging. - Boodschappen die zijn binnengekomen worden direct op de juiste plek opgeborgen - Producten worden voorzien van een sticker waarop de datum van eerste gebruik staat
vermeld. - Voedsel en drinkflessen worden alleen bereid op de daarvoor bestemde plekken - Gekoelde producten worden bewaard in de koelkast bij een temperatuur die ligt tussen de 4
en 7 graden Celsius - Bij producten volgen wij de bewaar- en bereidingsadviezen op de verpakking - We verhitten rauwe ingrediënten tot minimaal 75 graden in de kern - Ieder kind krijgt eigen bord, beker en bestek. - Bij flesvoeding krijgt ieder kind zijn eigen fles - Restjes eten worden weggegooid en niet opnieuw aangeboden - Flessen worden na gebruik direct uitgespoeld en goed gereinigd - Flessen en spenen worden [dagelijks] uitgekookt - Moedermelk wordt bewaard bij een temperatuur van maximaal 4 graden Celsius - Melk wordt nooit meer dan eenmaal opgewarmd en opnieuw aangeboden - Gekoelde producten die langer dan 3 kwartier buiten de koelkast zijn geweest worden
weggegooid. Allergieën Ouders worden verzocht om eventuele allergieën te melden. We proberen kinderen niet of zo
min mogelijk in aanraking te laten komen met stoffen die een allergische reactie kunnen
veroorzaken. Zo letten wij erop dat er geen planten en struiken in de tuin geplaatst worden
die mogelijk stuifmeel afgeven. Uiteraard houden wij ook rekening met voedselallergie Als
een kind een allergische reactie vertoont overleggen wij met de ouder hoe te handelen. Op
elke groep waar kinderen met een voedselallergie zitten is duidelijk aangegeven met een
formulier op de kast in de keuken dat er een kind met een allergie op de groep zit en ook
staat er welk kind welke allergie heeft. En waar indien nodig de EpiPen of allergie pil ligt. Zie
ook het protocol zieke kind. Een gezond binnenklimaat Het binnenmilieu is de leefomgeving binnen in een gebouw. Voor een gezond binnenmilieu
zijn de volgende factoren van belang: luchtverversing, temperatuur en vochtbalans en de
kwaliteit van de (binnen)lucht. Om de luchtkwaliteit goed op peil te houden worden
onderstaande maatregelen in acht genomen: - Er wordt voldoende geventileerd. Ventilatie is het proces waarbij ‘verse” lucht buiten naar
binnen wordt toegevoerd en gebruikte lucht van binnen naar buiten wordt afgevoerd. Vooral
bij infectieziekten die via in de lucht zwevende kleine druppeltjes worden overgedragen is een
goede ventilatie belangrijk om verspreiding van de ziekte tegen te gaan. Daarnaast is
ventilatie ook belangrijk voor het afvoeren van hinderlijke geuren en anderszins schadelijke
stoffen. - Op de leefgroep wordt dagelijks geventileerd, dit gebeurd minstens 2 maal kort via de grote
schuifdeur of een raam of deur (of langdurig als de buitentemperatuur dit toelaat). Verder
langdurig via het rooster of via het kantelraam. Dit geldt voor alle groepen behalve de groep
Arthur. Arthur heeft mechanische ventilatie die afgestemd is op het aantal personen op de
groep. Deze wordt aangezet als er kinderen aanwezig zijn. - We proberen ervoor te zorgen dat er binnen altijd een aangename temperatuur is van
minimaal 18 graden. - Op alle groepen van het kinderdagverblijf is een CO2 meter aanwezig. Ook op verschillende
bso groepen. Deze gebruiken we als extra zekerheid. Er wordt standaard geventileerd, maar
als de meter toch oranje wordt, wordt er extra geventileerd. - Wanneer er iets mis is met de CV, de airconditioning, of ventilatie wordt dit direct gemeld bij
het management. Deze neemt direct maatregelen om eventuele problemen te verhelpen - Er wordt periodiek onderhoud gepleegd aan apparatuur die van invloed is op het
binnenklimaat, zoals de CV installatie en ventilatieroosters. -bij zomerse warme dagen zijn de volgende maatregelen van toepassing: -- We maken indien mogelijk gebruik van airconditioning, ramen en deuren dienen dan gesloten te blijven. -- Doe overdag zo min mogelijk verlichting aan. –- De zonneschermen gaan ‘s morgens naar beneden en aan eind van de dag omhoog. -- We plannen geen intensieve bewegingsactiviteiten -- We ventileren en luchten s’ avonds en s’ nachts het gebouw -- Zorg voor dwars ventilatie als er geventileerd wordt ( het openen van voorzieningen in tegenover elkaar liggende gevels) -- Kinderen en medewerkers wordt gestimuleerd extra te drinken en niet te wachten tot dorstgevoel. -- De kinderen blijven binnen tussen 12:00 en 14:00 uur bij felle zon en worden ingesmeerd voor het buiten spelen. Zieke kinderen In het protocol het zieke kind hebben we beschreven hoe te handelen bij ziekte van kinderen.
Uitgangspunt bij ziekte van kinderen is de mate waarin een kind zich prettig of onprettig
voelt. Dit betekent dus dat niet het uitgangspunt een verhoging van 39 graden koorts is. Bij een besmettelijke ziekte van het kind is het belangrijk dit zo spoedig mogelijk te melden,
zodat ouders en anderen gewaarschuwd kunnen worden.
Frisse lucht Naast een goede ventilatie nemen we ook extra maatregelen om de lucht schoon en fris te
houden voor de kinderen.
- We gebruiken geen spuitbussen (verf, haarlak en luchtverfrissers in de ruimte met kinderen)
- Er wordt zoveel mogelijk lijm op waterbasis gebruikt
- We gebruiken geen wasbenzine, terpentine, verfafbijt middelen of andere chemicaliën met
oplosmiddelen waar kinderen bij zijn - We gebruiken geen sterk geurende producten en gebruiken reinigingsmiddelen volgens de
juiste dosering en zo mogelijk neutrale geur. - We zorgen ervoor dat sanitaire ruimten dagelijks gereinigd worden of indien nodig
tussendoor
Hoofdstuk 3
Kleine risico’s en de maatregelingen die bijdragen aan een gezonde en veilige
leefomgeving.
Wij hebben door de jaren heen allerlei risico’s beschreven die zich voor kunnen doen op de
verschillende groepen en welke maatregelen we getroffen hebben om deze risico’s zo klein
als mogelijk te maken. We beschrijven eerst enkele algemene risico’s en daarna per ruimte
wat de risico’s zijn. Zolang de risicomonitor nog niet geïmplementeerd is werken we met een
inventarisatie per ruimte. Zoals hierna beschreven.
Maar kinderen kunnen gemiddeld vanaf hun tweede levensjaar leren omgaan met diverse
kleine risico’s. Denk bijv. aan het maken van afspraken over veiligheid die gelden tijdens
spelsituaties of activiteiten en bij gezondheid aan het wassen van de handen na toiletbezoek. Het is voor kinderen erg belangrijk om te leren omgaan met risico’s. Het leren omgaan met risico’s heeft een positieve invloed op de fysieke en mentale
gezondheid van kinderen en op het ontwikkelen van zelfvertrouwen en zelfstandigheid. Dit hebben we in het laatste deel van dit hoofdstuk beschreven.
Risico’s en maatregelen die gelden per ruimte.
Entree Hieronder beschrijven wij de veiligheidsrisico’s en maatregelen die wij hebben genomen met
betrekking tot de ingang / entree van het verblijf. De ruimte voor de buitendeur is afgeschermd door plantenbakken of door een pad met een
ketting, zodat er geen verkeer direct voor de deur komt. De kinderen maken ook van dit pad
gebruik als zij naar de speelplaats lopen. De ouders wordt erop gewezen dat daarbuiten een
parkeerterrein is en zij daar dus rekening mee moeten houden bij het verlaten van het
kindercentrum en dat zij stapvoets rijden bij het halen van hun kinderen. Er zijn 3
parkeerplekken voor het kindercentrum, waarvan 1 een invalide parkeerplek is en de andere 2
gebruikt kunnen worden om kort te parkeren tijdens het ophalen of brengen van de kinderen.
Er is een fietsenrek waar de fietsen geplaatst kunnen worden. Bij binnenkomst kom je eerst in
een halletje en pas daarna op de gang waar de jassen van de kinderen hangen. De trap is
voorzien van een lage leuning, zodat de kinderen zich goed vast kunnen houden bij het
betreden van de trap. De jongste kinderen maken alleen gebruik van de trap met een
pedagogisch medewerker of ouder/verzorger. De kinderen wordt geleerd niet op de trap te
spelen of van de leuning te glijden. Bij het kinderdagverblijf gaan de kinderen alleen in kleine
groepjes met de trap, de anderen gaan met de lift. Deze lift wordt alleen bediend door de
ouder/verzorger of de pedagogisch medewerker.
Gang In verband met de brandveiligheid zorgen we er altijd voor dat de gangpaden toegankelijk
zijn en de nooduitgangen goed bereikbaar zijn. Er wordt geen speelgoed of meubilair
geplaatst voor een uitgang. Kinderen kunnen tegen elkaar botsen en zich bezeren. We hebben
de afspraak gemaakt dat kinderen niet mogen rennen in de gang. Ook wordt er niet gespeeld
op de gang. Alle kapstokhaken zijn afgeschermd zodat kinderen zich hier niet aan kunnen bezeren. Ook
hangen er op het kinderdagverblijf luizenzakken waar de kinderen hun jassen in kunnen
doen.
Wasruimte, voorraad, klusruimte
Kinderen hebben geen toegang tot deze ruimten. Ze zijn vergrendeld of de deur van de
ruimte is gesloten zodat de kinderen er niet zomaar in lopen. Dit om te voorkomen dat
kinderen in aanraking komen met o.a. chemische stoffen, gereedschap enz.
Keuken Alle groepen hebben een keukenblok in de groep staan. Op het kinderdagverblijf staat dit in
een afgescheiden gedeelte. Er is hier geen gelegenheid om te koken op de groep. Sommige
groepen hebben een magnetron, deze staat op een hoge plaats. Ook schoonmaakartikelen
staan hoog zodat de kinderen er niet bij kunnen. Op de kasten zit een kindveilige sluiting. Ook aan dingen als een waterkoker, messen, stopcontact hebben we gedacht. Er zijn
stopcontactbeveiligers, scherpe messen worden niet gebruikt in bijzijn van de kinderen, ze
liggen als ze er zijn achterin een lade. Apparaten als de waterkoker staan zover mogelijk
achterop het aanrecht zodat de kinderen niet aan het snoer kunnen trekken en zo het water
over zich heen krijgen. Op sommige groepen bij de buitenschoolse opvang kan er wel gekookt worden. Het gasstel is
afgedekt met een houten plaat. Op het moment dat er gekookt of gebakken wordt gebeurt dit
zo veilig mogelijk. Er is altijd een pedagogisch medewerker aanwezig, zodat er geen pannen
onbeheerd op het gasstel staan. Ook als er kinderen mee mogen helpen gebeurd dit zo veilig
mogelijk. Op één groep bij de buitenschoolse opvang staat een oven. Dit is op de groep Guinevere. De
kinderen wordt geleerd dat deze oven heet kan zijn en zij daar dus uit de buurt moeten
blijven. Bij de kinderen op de bso waar de keuken in de groep staat is het vooral belangrijk
dat de kinderen geleerd wordt wat er in de keuken te vinden is en waarvoor en hoe de
verschillende dingen gebruikt worden. Zij zullen bijv. ook messen gebruiken als zij helpen
met fruit klaarmaken, afwassen, tafeldekken enz.
Groepsruimte Wij hebben ruime en veelal lichte groepen voor het kdv, de vve en de bso. Iedere ruimte is
ingericht voor een bepaalde leeftijdsgroep. Bij de veiligheidsmaatregelen die genomen zijn is
dus ook rekening gehouden met die leeftijdsgroep. Hieronder maatregelen die genomen zijn
om de groepen zo veilig mogelijk te maken. - Scherpe randen zoveel mogelijk vervangen voor ronde randen of stootranden. – Ook worden kasten indien nodig vastgezet. – Meubilair wat stuk is wordt verwijderd zodat kinderen zich niet kunnen bezeren. Ook wordt de kinderen geleerd hoe zij met het meubilair om horen te gaan. Niet op de kasten
klimmen enz. - Speelgoed wordt opgeruimd als er mee gespeeld is, zodat je er niet over kan struikelen. – Als het speelgoed stuk is wordt het apart gelegd om gerepareerd te worden of het wordt
weggegooid. – Er wordt gezorgd voor speelgoed wat aangepast is aan de leeftijdsgroep. Dus bij de baby’s
en dreumesen geen kleine voorwerpen die zij in hun mond kunnen steken enz. Als er met de
boerderij of het poppenhuis gespeeld wordt, gebeurd dat op de grond. - We vinden het fijn als ouders/verzorgers bij het brengen van de kinderen koffie of thee
blijven drinken, we wijzen hen wel op de gevaren van hete dranken en vragen hen het drinken
bij zich te houden. Hete dranken staan alleen in thermoskan op tafel, anders in de keuken. – Als we knutselen met de kinderen kijken we per leeftijdsgroep welke materialen we
aanbieden, we laten geen scharen, verf e.d. op tafel liggen bij de jongste kinderen als we er
niet bij zijn. – De baby’s zitten niet zonder toezicht in een kinderstoel. De dreumesen worden begeleidt bij
het in de kinderstoel klimmen. – Bij de inrichting is zoveel mogelijk rekening gehouden met kinderen: De lampen hebben een
kunststof beschermkap. Elektrische apparaten worden zo geplaatst dat de kinderen er niet bij
kunnen en de snoeren worden in kabelgoot geplaatst. De lage stopcontacten zijn voorzien
van stopcontactbeveiligers.
Sanitaire voorzieningen kinderen De kinder toiletjes op het kinderdagverblijf zitten in een zogenaamde natte ruimte, die door
een deur afgeschermd is van de groepsruimte. Er wordt de kinderen geleerd om geen
speelgoed mee te nemen naar deze ruimte. Ook wordt hen geleerd om na het plassen hun
handen te wassen. Een kind wordt nooit alleen gelaten op de verschoontafel. Alle spullen die nodig zijn worden
eerst klaar gezet en dan wordt er verschoond. Als kinderen zelf op het trapje kunnen klimmen
mag dit, er staat wel een pedagogisch medewerker naast.
Bij de bso hangt een zeep- en handdoek dispenser. De kinderen wordt geleerd hoe zij hier
mee om moeten gaan en om hun handen te wassen na ieder toiletbezoek. De toiletten worden
op vaste momenten schoongemaakt en indien nodig vaker. Zie de schoonmaak richtlijnen.
Slaapruimte Hieronder beschrijven wij naast de algemene risico’s en maatregelen de veiligheidsrisico’s en
maatregelen die wij hebben genomen met betrekking tot de slaapruimte van het verblijf. Om te voorkomen dat kinderen bekneld komen te zitten of zich bezeren, worden de bedjes
altijd bij het naar bed gaan van kinderen gecontroleerd op beschadigingen en een veilige
werking. Kinderen tot (ruim) 2 jaar slapen in bed met veiligheidssluiting en slapen met een
slaapzak. Als een kind wakker is wordt het direct uit bed gehaald. Vanaf (ruim) 2 jaar slapen
de kinderen op stretchers. Tijdens het slapen van de peuters zit er een pedagogisch
medewerker in de slaapruimte tot de kinderen slapen. Er gaat geen speelgoed (behalve een
knuffel), geen strikjes, knipjes, kettinkjes e.d. mee in bed.
Baby’s worden op hun rug te slapen gelegd en niet op hun buik, tenzij hiervoor door de
ouder(s) een “formulier buikligging” is ondertekend. Alle pedagogisch medewerkers van het kinderdagverblijf en de stagiaires zijn op de hoogte
van de preventie aanbevelingen “veilig slapen” die op de babyslaapkamer aanwezig is. (zie
bijlage)
Gymzaal Op maandag, dinsdag en donderdag maken wij gedurende het schooljaar gebruik van de
gymzaal van de scholen aangrenzend aan het schoolplein. Er is een verdeling gemaakt naar
leeftijd. De kinderen gaan onder begeleiding van meerdere pedagogisch medewerkers naar de
gymzaal. De gymles wordt gegeven door tenminste 1 van de pedagogisch medewerkers die
de opleiding sport en bewegen hebben. Zij dragen er tijdens de les zorg voor dat de
toestellen en materialen op een verantwoorde wijze gebruikt worden.
Risico’s en maatregelen die gelden voor meerdere ruimtes
Kind komt met vingers tussen de deur of het raam Alle deuren en ramen die een risico vormen zijn beveiligd middels veiligheidsstrips en
deurdrangers. Deze worden gecontroleerd op beschadigingen en werking. Indien nodig
worden deze vervangen.
Kind komt in aanraking met elektriciteit Stopcontacten die binnen handbereik zijn van de kinderen zijn voorzien van
stopcontactbeveiligers.(behalve bij de groep vanaf 8 jaar) Daarnaast voorkomen wij zoveel
mogelijk de aanwezigheid van losse snoeren en maken wij gebruik van kabelgoten.
Elektrische apparaten worden indien deze niet door de kinderen bediend of gebruikt mogen
worden, buiten handbereik geplaatst. Zie ook “leren omgaan met risico’s”.
Struikelen en uitglijden Om te voorkomen dat kinderen, medewerkers of ouders struikelen of uitglijden zorgen we
ervoor dat er een open speelruimte is gecreëerd waarbij vaste meubels niet in het looppad of
centraal in de speelruimte worden geplaatst. Natte plekken op de vloer worden direct
drooggemaakt en speelgoed dat niet gebruikt wordt moet worden opgeruimd. Zie ook “leren
omgaan met risico’s”.
Bezeren aan oneffenheden in muren en meubilair De pedagogisch medewerkers blijven alert op oneffenheden in muren, zoals uitstekende
spijkers en schroeven. Oneffenheden die het risico vormen dat kinderen zich hieraan bezeren,
worden direct verwijderd. Alle kapstokhaken zijn afgeschermd zodat kinderen zich hier niet
aan kunnen bezeren. Ook wordt het meubilair gecontroleerd op scherpe hoeken, randen of
beschadigingen die een risico vormen. Is dit het geval dan wordt er direct actie ondernomen
om dit te verhelpen of het meubilair wordt verwijderd. Het meubilair dient degelijk en veilig te
zijn, voor de betreffende leeftijdsgroep. Hogere kasten worden vastgezet aan de muur zodat
zij niet om kunnen vallen.
Kind bezeert zich aan radiator Als een radiator een risico vormt waarbij een kind zich kan bezeren, wordt deze voorzien van
een ombouw. Op alle kinderdagverblijf groepen is de radiator weggewerkt. Zie ook “leren
omgaan met risico’s”.
Kind valt door glazen ruit Ramen die een risico vormen waarbij kinderen door de ruit kunnen vallen, zijn voorzien van
veiligheidsglas of veiligheidsfolie. Daarnaast hebben wij afspraken met de kinderen gemaakt
om het risico op incidenten te minimaliseren. Zie ook “leren omgaan met risico’s”. Kind bezeert zich aan speelgoed Het speelgoed is afgestemd op de juiste leeftijdsgroep en dient veilig te zijn. Kapot speelgoed
dat een risico vormt waarbij kinderen zich kunnen bezeren of kleine onderdelen kunnen
inslikken (afhankelijk van de leeftijd) worden verwijderd of gerepareerd. Ook wordt kinderen
geleerd hoe zij met het speelgoed om moeten gaan.
Schone speel- en leefomgeving Gezondheid begint bij een schone speel- en leefomgeving. Kinderen horen op te groeien in
een veilige en gezonde omgeving. Hierbij is het een eerste vereiste dat de binnen- en
buitenruimte van het kinderdagverblijf schoon en hygiënisch is. De medewerkers en
leidinggevende zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het schoonmaakbeleid. - We waarborgen een consequente schoonmaak, door volgens de schoonmaak richtlijnen te
werken - Zichtbaar verontreinigde ruimtes worden direct schoongemaakt - Sanitaire ruimtes worden dagelijks schoongemaakt - Meubilair is zo gemaakt dat het makkelijk schoon te maken is en er geen vuil achter kan
blijven - De vloer en het meubilair dat dagelijks gebruikt wordt moet dagelijks schoongemaakt
worden - Hoger gelegen oppervlakken moeten wekelijks gereinigd worden - Verticale oppervlakken worden maandelijks gereinigd - Knutselwerk en dergelijke worden na een maand verwijderd als ze niet gereinigd kunnen
worden, of we verwijderen het als ze al eerder zichtbaar stoffig zijn - Speelgoed wordt maandelijks gereinigd of indien nodig eerder - Speelgoed dat door zieke of verkouden kinderen is gebruikt wordt direct gereinigd In de bijlage zijn onze schoonmaak richtlijnen opgenomen. Naast de dagelijkse schoonmaak
door medewerkers volgens de schoonmaakrichtlijnen, worden wekelijks alle ruimtes door
externe schoonmaak gereinigd.
Risico’s en maatregelen die gelden voor buiten
De buiten speelruimte wordt voordat de kinderen hier gebruik van maken gecontroleerd op
veiligheid. Je kunt hierbij denken aan: glasscherven, kapot buitenspeelgoed, klimrekken etc.
en de eventuele aanwezigheid van personen of dieren die hier niet gewenst zijn.
Het kindercentrum grenst aan het water, daarom is het hele terrein met een hek afgesloten.
Er zit één poort in die toegang geeft tot boten in het water, maar deze zit op slot en wordt
alleen geopend door een pedagogisch medewerker. Er wordt geen speelgoed tegen het hek geplaatst, zodat kinderen niet mogen/kunnen
klimmen op het hek. Het hek op de tussenspeelplaats is op slot, alleen het poortje is open,
maar dat is voorzien van een draaiknop die niet gemakkelijk te openen is voor kinderen.
Tijdens het buitenspelen lopen de pedagogisch medewerkers rond en zij verspreiden zich
over de buitenruimte. Zij zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor alle kinderen. Kinderen
spelen niet zonder toezicht buiten! Een uitzondering op deze regel zijn de kinderen vanaf 8
jaar, zij mogen alleen buitenspelen op het schoolplein grenzend aan onze groepsruimte. De
pedagogisch medewerker loopt regelmatig naar buiten om te kijken of het goed gaat.
We hebben drie verschillende buitenruimtes, één voor de baby’s en dreumesen, één voor de
peuters en het grote schoolplein voor de bso. Op alle drie de pleinen staan goedgekeurde
speeltoestellen voor die doelgroep. De toestellen worden regelmatig door een erkend bedrijf
gecontroleerd en zo nodig hersteld, of verwijderd. De pleinen voor de jongste kinderen zijn afgesloten met een hek met slot wat niet door de
kinderen geopend kan worden. De ouders worden erop geattendeerd dat ze het terrein goed
afsluiten als zij het terrein verlaten.
Op het schoolplein wordt zoveel mogelijk geprobeerd druk en rustig spel uit elkaar te halen
en het plein in vakken te verdelen d.m.v. pionnen. Voor iedere leeftijd zijn er fietsen, ballen, zandbakspeelgoed enz. Speelgoed wat stuk is
wordt gerepareerd of verwijdert.
Schoonhouden buitenruimte Voordat kinderen gaan buitenspelen checkt een pedagogisch medewerker altijd eerst de
buitenruimte op de aanwezigheid van ongedierte, onkruid zoals brandnetels, uitwerpselen
van dieren, (zwerf)afval en andere zaken die een risico vormen voor de veiligheid en daarmee
ook de gezondheid van kinderen. Is er iets niet in orde dan wordt dit direct verholpen of er
worden maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de gezondheid van kinderen niet in
gevaar komt. Teken en insectenbeten Tekenbeten kunnen voorkomen worden door bij natuurwandelingen beschermende kleding te
dragen: dichte schoenen, sokken, een lange broek en een shirt met lange mouwen. We blijven
in het bos zoveel mogelijk op de paden lopen. Als er toch een teek op de huid van een kind
gevonden wordt, moet deze zo snel mogelijk verwijderd worden met behulp van een
tekenpincet. Dit doen wij zelf of we nemen contact op met een huisartsenpost. Als we activiteiten hebben waarbij het risico op een tekenbeet er is, melden we dit ook nog
expliciet aan de ouders zodat zij hen ook nog extra kunnen controleren.
Wespen en bijen veroorzaken nare pijnlijke steken. Ze worden aangetrokken door zoete
geuren. De kinderen worden voor het naar buiten gaan gecontroleerd op plakkerige handen
en monden. Wanneer een kind door een bij/wesp gestoken wordt, wordt direct de angel
verwijderd en het gif uitgezogen. Daarna leggen we eventueel een coldpack op het wondje,
ter verkoeling en verzachting van de pijn. Er kan Azaron op de plek gesmeerd worden. Soms
treedt na een wespen – of bijensteek een heftige allergische reactie op (zwelling, ernstige
benauwdheid, verwardheid en/ of bewusteloosheid). We zijn hier alert op en waarschuwen in
dat geval de ouders en in ernstige gevallen een arts en/of ambulance.
Contact met dieren Het kan zijn dat kinderen (buiten of tijdens uitstapjes) in aanraking komen met dieren. We
zorgen er altijd voor dat dit onder begeleiding van een medewerker gebeurt. Deze is er alert
op dat een kind niet gebeten of gekrabd wordt door een dier, bijvoorbeeld bij een bezoek aan
de kinderboerderij. Na afloop worden altijd de handen gewassen. Op de groep met kinderen
vanaf 8 jaar hebben we een aquarium, de kinderen mogen helpen met het schoonmaken en
eten geven. Daarna wassen zij hun handen.
De zandbak en het gebruik van een zwembadje De zandbak is een bron van bacteriën en ziektekiemen. Het is dan ook belangrijk dat we het
zand zo schoon mogelijk houden. Voor ieder gebruik wordt de zandbak gecontroleerd.
Viezigheid of uitwerpselen van dieren worden direct verwijderd. Daarnaast wordt het zand in
de zandbak jaarlijks of indien noodzakelijk eerder vervangen. Bij gebruik van een zwembadje wordt het water dagelijks of, indien er viezigheid of poep in
het water ligt, direct ververst. We leren kinderen dat zij in de zandbak of het zwembadje niet
mogen eten en drinken.
Zomerperiode Als de kinderen in de zomer gaan buitenspelen worden zij minimaal een half uur van te voren
ingesmeerd met een zonnebrandcrème factor 30 of hoger. Door de verschillende bomen op
het speelplein is er voldoende schaduw voor de kinderen. Ook hangt er op het plein van de
jongste kinderen een schaduwdoek en hebben de baby’s een aparte schaduwrijke hoek. Bij
hoge temperaturen zorgen we dat de kinderen extra drinken aangeboden krijgen. Er wordt op
gelet dat kinderen niet te lang in de felle zon spelen. Wanneer blijkt dat kinderen het te warm
krijgen, gaan wij naar binnen. Dit alles om de kans op uitdroging of een zonnesteek te
voorkomen.
Gezondheid: kinderen leren omgaan met kleine risico’s
Wij leren kinderen actief om te gaan met (kleine) gezondheidsrisico’s. Door uit te leggen
waarom we met elkaar bepaalde afspraken hebben gemaakt en ze te leren hoe we risico’s
kunnen beperken, maken we ons kindercentrum nog gezonder. We leren kinderen:
• Wanneer en hoe zij hun handen moeten wassen • - Dat zij niet richting een ander niezen of hoesten • - Dat zij niet in de zandbak of het zwembadje mogen eten of drinken • - Dat zij tijdens het eten en drinken aan tafel zitten, er wordt niet rondgelopen met
eten en drinken. • - Speelgoed wordt niet in de mond gestopt, als dit wel gebeurt wordt het speelgoed
gereinigd en het kind geleerd dat dit niet de bedoeling is. • - Tijdens het spelen ben je voorzichtig met elkaar, we doen elkaar geen pijn. • – Dat het goed voor hen is om te drinken en zeker als het warm is.
Dat ieder kind uniek is en we respect voor elkaar hebben
Veiligheid: kinderen leren omgaan met kleine risico’s
Wij leren kinderen actief om te gaan met (kleine) veiligheidsrisico’s. Door uit te leggen
waarom we met elkaar bepaalde afspraken hebben gemaakt en ze te leren hoe we risico’s op
incidenten kunnen beperken, maken we ons kindercentrum nog veiliger. We leren kinderen: - Dat zij niet met deuren en ramen mogen spelen - Dat zij niet met elektriciteit, zoals stopcontacten en snoeren mogen spelen - Dat er binnen in de gangen en groepsruimten niet wordt gerend - Dat er niet op de trap gespeeld wordt, bijv. glijden, springen e.d. - Dat we rustig achter elkaar aan de trap op of af lopen. - Dat speelgoed waarmee niet (meer) gespeeld wordt, wordt opgeruimd - Dat er niet met spullen gegooid wordt tenzij dit voor een activiteit gewenst is - Om niet op speelhuisjes, plantenbakken, of noodtrappen e.d. te klimmen - Om bij het skeeleren altijd bescherming te dragen - Dat we niet stoeien bij ramen, deuren of een radiator - Dat we rekening houden met elkaar
- Dat we aangeven wanneer wij iets niet leuk of gepast vinden, bijv. door STOP, HOU OP te
zeggen. - Welk gedrag wel en niet gepast of gewenst is - Wat zij moeten doen bij een ontruiming / alarm - Dat zij niet in de volgende ruimten mogen komen: voorraad ruimte, de wasruimte, en de
personeelsruimte en het kantoor. - We leren de kinderen te kijken waar ze lopen, rennen en fietsen, zodat ze niet in botsing
komen met andere kinderen. - We leren de kinderen om niet te fietsen op de rubberen tegels, we wijzen ze het gevaar van
fietsen bij de klimrekken. - We leren ze om niet te spelen of fietsen op de loopplank naar het schoolplein, het is
gevaarlijk en het geeft geluidsoverlast. - We leren de kinderen hoe ze de verschillende speeltoestellen mogen gebruiken en we leren
ze het gevaar te zien als zij deze toestellen op een andere wijze gebruiken.
Hoofdstuk 4
Brandveiligheid Hieronder beschrijven wij naast de algemene risico’s en maatregelen de veiligheidsrisico’s en
maatregelen die wij hebben genomen met betrekking tot de brandveiligheid van het verblijf. - Uiteraard doen wij er alles aan om een brand te voorkomen. Zo maken wij geen gebruik van
onder andere kaarsen of snel ontbrandbare materialen. - Decoratiemateriaal of knutselwerkjes van kinderen zijn zoveel mogelijk aan de zijkanten
(muren) van het verblijf bevestigd of geïmpregneerd / brandvertragend gemaakt. - Alle aanwezige brandblusmiddelen en installaties worden conform de wettelijk eis periodiek
gecontroleerd en gekeurd. - Minimaal 1 maal per jaar per locatie organiseren wij een ontruimingsoefening zodat
medewerkers en kinderen weten wat zij moeten doen bij een (indicatie) van brand. - Op de locatie is er altijd een medewerker aanwezig die in het bezit is van een geldig Kinder-
EHBO en (indien nodig) BHV certificaat - Gangpaden en nooduitgangen zijn altijd goed doorgaanbaar. Eventuele obstakels worden
direct verwijderd. Gordijnen in de vluchtroute zijn verwijderd. - Vluchtroutes zijn duidelijk aangegeven, noodverlichting mndls checken door de BHV’er. Jrls wordt de noodverlichting gecontroleerd door extern bedrijf. – Deuren van electriciteiskasten zijn voorzien van een waarscuwingssticker.
Geldig erkend kinder-EHBO certificaat Mocht er toch een ongelukje of incident gebeuren, iedere medewerker heeft een workshop
kinder EHBO gevolgd. Een ruime meerderheid van de medewerkers heeft in 2018 een
gecertificeerd EHBO diploma gehaald. Op termijn zullen alle medewerkers gecertificeerd zijn.
Ook de directie heeft een BHV en EHBO diploma.
Achterwachtregeling Indien er slechts één pedagogisch medewerker aanwezig is en de beroepskracht-kindratio
voldoet aan de wettelijke eisen, dan is de achterwachtregeling van toepassing. Deze regeling
houdt in dat in geval van calamiteiten er een achterwacht beschikbaar is die binnen 15
minuten de kinderopvang kan bereiken. Er is in principe altijd een MT lid ingeroosterd, die fungeert als achterwacht. Is er niemand van
het MT aanwezig dan is er een MT lid telefonisch achterwacht en wordt hij/zij op het
kindercentrum waargenomen door een pedagogisch medewerker. De directie is eind
verantwoordelijk en inzetbaar bij calamiteiten. Daarnaast hebben wij drie panden naast en
tegenover elkaar zodat er altijd meerdere mensen beschikbaar zijn als achterwacht. Telefoonnummer: Magda Raaphorst (directeur) 06-25070826 Gerda Raaphorst (directeur) 06-26110078 Anja Oudenaarden 06-17405705 Wesley van Musscher 06-17405706
Veiligheid en privacy Een belangrijk onderdeel binnen ons veiligheidsbeleid is het op een goede manier omgaan
met en het respecteren van de privacy van kinderen, ouders en medewerkers. Het aantal
meldingen dat bij het Meldpunt Kinderporno is binnengekomen over bewerkt beeldmateriaal
van kinderen neemt steeds verder toe. Om het risico op misbruik te voorkomen geven wij hier op de volgende manier vorm aan: - Afbeeldingen of filmbeelden van kinderen worden nooit zonder toestemming van ouders /
verzorgers met buitenstaanders gedeeld, ook niet via het internet. Aan de ouders wordt
hiervoor toestemming gevraagd middels een toestemmingsformulier. - We doen er alles aan om een roddelcultuur te voorkomen en spreken elkaar hierop aan op
het moment dat dit toch plaatsvindt. - Wij verstrekken geen persoonlijke informatie aan andere ouders of derden zonder dat de
betreffende persoon hier toestemming voor heeft gegeven of dat hier echt noodzaak voor is. - Gegevens van ouders en kinderen wordt opgeslagen in het kinddossier. Er is voor iedere
groep een dossierkast aanwezig waarin zij de gegevens kunnen opbergen. - Ook de gegevens van het personeel zitten in een afgesloten dossierkast op kantoor. - Gegevens verstrekking aan personen buiten de organisatie: dit gebeurt alleen als het
uitvoering van een wettelijk voorschrift betreft, bijv. wanneer de veiligheid van het kind in
gevaar is. En alleen met medeweten van betreffende persoon (of diegene op wiens kind de
persoonsgegevens betrekking hebben) en alleen voor zover voor hun taakuitoefening
noodzakelijk aan degenen, die rechtstreeks betrokken zijn bij de actuele hulp - en of
dienstverlening aan het kind. - Dit geldt ook voor het verschaffen van mondelinge informatie, alleen met toestemming van
ouder of verzorger en nadat het management op de hoogte is. En dan alleen als gecheckt is
dat het om een officiële instantie gaat. Worden gegevens opgeslagen dan wordt inzage van de
verslaglegging gevraagd.
Internetprotocol We zien steeds vaker dat kinderen middels een mobiele telefoon, tablet of computer gebruik
willen maken van het internet. Soms voor hun plezier of het zoeken van informatie voor
bijvoorbeeld een spreekbeurt maar ook om contacten te onderhouden met bekenden en zelfs
onbekenden. Om ook de veiligheid op het web te vergroten, hebben we als onderdeel van het
veiligheidsbeleid een internetprotocol gemaakt. Ook leren wij kinderen bij het gebruik van
internet dit op een verantwoorde manier te doen waarbij veiligheid en privacy voorop staan.
Het internetprotocol is als bijlage toegevoegd.
Hoofdstuk 5
Beleidscyclus
Het beleid wordt in de praktijk samen met de medewerkers uitgevoerd en is zo een continu
proces van opstellen, implementeren, evalueren en actualiseren en leidt uiteindelijk tot
bewustwording van alle medewerkers voor een veilige omgeving.
• Iedere maand wordt er op de alle groepen een gedeelte van het veiligheid en
gezondheidsbeleid gelezen en met elkaar besproken. Uit dit overleg komen
aandachtspunten en verbeterpunten naar voren. • Deze aandachtspunten en verbeterpunten worden door de TL en MT besproken en
daar komt een plan van aanpak uit. • Dan volgt de evaluatie: we kijken of de aanpassingen hebben geleid tot werkelijke
verbeteringen. Ook wordt dan indien nodig het beleid aangepast aan de actuele
situatie. • Buiten het jaarlijks in delen bespreken van het hele veiligheid en
gezondheidsbeleid, houden we jaarlijks een risico-inventarisatie. Dit gaan we vanaf
dit jaar doen met behulp van de risico monitor.
• Op basis van de risico-inventarisatie maken we een actieplan en dit verwerken we
in de jaarplanning. • Bij de jaarlijkse controle van de brandweer komen soms ook verbeterpunten naar
voren, deze worden dan zo spoedig mogelijk aangepast. Dit jaar zijn er bijv.
enkele drangers op de deuren boven geplaatst i.v.m. een vluchtroute, er is een
nieuwe kabelgoot gekomen op het kantoor.
Ook al is dit volgens de nieuwe richtlijnen niet meer verplicht, toch vullen wij nog steeds
een ongevallen registratie in als er een ongeluk(je) gebeurd is op het kindercentrum. Het
is altijd goed om je af te vragen hoe is dit gebeurd en wat kunnen we doen om dit in de
toekomst te voorkomen.
Wat besproken Actiepunten /verbeterpunten Planning / urgentie Gerealiseerd
Fysieke veiligheid – stoelverkleiner voor bank op
dreumesgroepen. Ter voorkoming
van vallen van hoogte.
Enkele nieuwe verkleiners
bestellen. Voor eind april.
Controle brandweer – deurdrangers voor vluchtroute – rookmelder in nieuwe
kantoorruimte – kabelgoot op kantoor – kabelgaten dichten babygroep
Voor eind maart
gerepareerd. Rookmelder is besteld.
Per 18 maart
Sociale veiligheid -
Bijlage 1 – Anti-pestprotocol
Kinderen, ouders en medewerkers moeten zich binnen het verblijf altijd veilig voelen. Voor
pesterijen en treiterijen is geen ruimte. Indien niet tijdig wordt ingegrepen en het pesten
langere tijd doorgaat, kunnen de gevolgen ernstig zijn. Ook veel volwassenen hebben nog
last van het pestgedrag dat zij in hun jeugd meemaakten. 10 tot 15% van de kinderen bij de
buitenschoolse opvang wordt gepest. Daarom hebben wij een antipestprotocol ontwikkeld die
het gevoel van veiligheid vergroten. Het anti-pestprotocol is niet alleen voor de kinderen bestemd. Ook ouders en medewerkers
dienen zich hieraan te houden. Met elkaar hebben wij de volgende afspraken gemaakt:
• Iedereen dient ervan doordrongen te zijn dat pestgedrag een negatieve invloed heeft
op de cognitieve en emotionele ontwikkeling van het kind.
• Pesten moet als probleem worden gezien door alle direct betrokken partijen: kinderen
(gepeste kinderen, pesters en de zwijgende groep), medewerkers en de ouders/
verzorgers.
• Pesten wordt regelmatig bespreekbaar gemaakt.
• Ik accepteer de ander zoals hij is en ik discrimineer niet.
• Ik sluit niemand buiten.
• Ik scheld niet en doe niet mee aan uitlachen en roddelen.
• Ik blijf van de spullen van een ander af – als er ruzie is speel ik niet voor eigen rechter.
• Ik bedreig niemand, ook niet met woorden.
• Ik gebruik geen geweld.
• Als iemand mij hindert vraag ik hem of haar duidelijk daar mee te stoppen, als dat niet
helpt vraag ik om hulp. Dit geldt ook voor pestgedrag via het internet. Preventieve maatregelen Verbetering van de cultuur binnen het verblijf/groepsklimaat. Hieronder vallen alle
maatregelen die door directie en de pedagogisch medewerkers genomen worden, waardoor
de sfeer op het kinderverblijf en het pedagogisch klimaat in de groepen verbeteren. Er zal minder gepest worden in een klimaat waar duidelijkheid heerst over de omgang met
elkaar, waar verschillen worden aanvaard en waar ruzies niet met pesterijen of geweld worden
opgelost maar uitgesproken. Het voorbeeld van de (pedagogisch) medewerkers (en thuis de ouders) is van groot belang.
Agressief gedrag van medewerkers, ouders en de kinderen wordt niet geaccepteerd. De
medewerkers horen duidelijk stelling te nemen tegen dergelijke gedragingen. De
medewerkers en ouders moeten alert zijn op de manier waarop kinderen met elkaar omgaan
en duidelijk stelling nemen wanneer bepaalde gedragingen hun norm overschrijden, dit met
elkaar communiceren en hierin samen optrekken. Eén van de belangrijkste pedagogische doelen is het bijbrengen van normen en waarden.
Iedereen is verantwoordelijk voor een goede sfeer binnen het verblijf.
Aanpak pestgedrag Mocht er binnen het kinderverblijf toch gepest worden dan nemen wij de volgende stappen: 1) Kunnen de kinderen er samen uitkomen? 2) Bied begeleiding en probeer samen tot een oplossing te komen voor de pesterijen. De
medewerker begeleidt de kinderen hierbij, maar probeert hierbij de kinderen zoveel mogelijk
samen tot een oplossing te laten komen.
3) De medewerker neemt duidelijk stelling tegen het pestgedag; pesten kan niet en mag niet.
4) De medewerker probeert te ontdekken waar het pestgedrag (van de pester) vandaan komt.
Is er iets veranderd in de thuissituatie, wordt de pester zelf gepest etc.? 5) Ondersteun en biedt hulp aan het gepeste kind en aan de pester 6) Gaat het pesten door? Dan volgt een waarschuwing aan de pester 7) Afhankelijk van hoe lang de pester door blijft gaan met zijn/haar pestgedrag en geen
verbetering vertoont in zijn/haar gedrag worden de ouders geïnformeerd. De medewerking
van de ouders wordt nadrukkelijk gevraagd om een einde aan het probleem te maken. Bovenstaande maatregelen zijn ook van toepassing bij pesterijen via het internet. Ook als dit
thuis plaatsvindt en de kinderen elkaar kennen via het kinderverblijf, hebben niet alleen de
ouders maar ook het kinderverblijf een verantwoordelijkheid.
Bijlage 2 - Internetprotocol
De computer, tablet en mobiele telefoon spelen steeds meer een rol in de vrijetijdsbesteding
van kinderen en volwassenen. We willen kinderen begeleiden en ze leren zo veilig mogelijk
van het internet gebruik te maken. We hebben daarom samen de volgende afspraken gemaakt
voor het internetgebruik binnen ons kindercentrum: • Er mag alleen van het internet gebruik worden gemaakt na toestemming van de
groepsleiding • Er is altijd een medewerker aanwezig die toezicht houdt op het kind en de computer • We gaan niet bewust op zoek naar (ongepaste) websites waarop geweld of seks wordt
afgebeeld of besproken • Zie je iets op het internet waar je je niet prettig bij voelt? Klik dit dan weg en vertel dit
aan de groepsleiding • Ik gebruik geen chatprogramma’s, e-mail of sociale media als ik dat niet eerst heb
overlegd met de groepsleiding • Ik pest nooit via het internet • Ik geef nooit persoonlijk informatie (namen, adressen, foto’s) tenzij de groepsleiding
hier toestemming voor geeft • Op vragen voor ‘downloaden of installeren’ antwoord ik altijd NEE of ik druk op
Annuleren. Bij twijfel vraag ik hulp aan de groepsleiding • Ik gedraag me op het internet netjes, net als in het echte leven
Als je je niet aan deze afspraken houdt kan de groepsleiding aangeven dat je geen gebruik
meer mag maken van de computer, tablet of het internet.
Bijlage 3 – Protocol het vermiste kind
Inleiding
In dit protocol vind je de richtlijnen voor de handelswijze die medewerkers opvolgen indien er
een kind vermist is, of na schooltijd niet aangekomen is op de BSO. Een kind is vermist wanneer hij/zij onverwacht niet aanwezig is op de groep terwijl hij/zij dat
wel had moeten zijn.
Preventief beleid
• Houd bij hoeveel kinderen er op je groep aanwezig zijn, noteer op het weekoverzicht
wanneer kinderen binnen komen uit school/gebracht worden en ook wanneer zij door
ouders/verzorgers zijn opgehaald.
• Houd het weekoverzicht en de flexlijst bij elkaar, zodat je per dag kan zien welke
kinderen er komen en wie je dus eventueel mist. Indien je een kind mist wordt er
contact opgenomen met de collega die het kind zou ophalen op school, vervolgens
met de leerkracht/school en daarna wordt de ouder gebeld.
• Tel de kinderen waar je verantwoordelijk voor bent tijdens uitstapjes tenminste elke 20
minuten.
• Houd voldoende toezicht bij activiteiten zowel op de groep, buiten, in de gymzaal en
bij uitstapjes. Denk hierbij aan het verspreid opstellen van het personeel, 1 bij de
ingang, 1 bij de uitgang. Uitstapjes worden niet gemaakt met meer dan 10 kinderen op
1 pedagogisch medewerker. Bij zwemactiviteiten is het kind aantal maximaal 1
pedagogisch medewerker op 8 kinderen.
• Maak duidelijke afspraken met de kinderen, waar zij wel en niet mogen spelen. Doe dit
zowel binnen, buiten en bij uitstapjes. Hoe ver mogen de kinderen spelen, stel een
grens aan de hand van iets zichtbaars, bijv. niet verder dan het tweede klimrek.
• Indien kinderen opgehaald worden door iemand anders dan de ouders, dienen de
ouders dit vooraf te melden aan de begeleiding anders mag de pedagogisch
medewerker het kind niet mee laten gaan en zal de pedagogisch medewerker eerst
telefonisch contact met de ouder opnemen.
• Tijdens het maken van uitstapjes dragen alle kinderen een groen polsbandje met
daarop de naam van het kindercentrum en het telefoonnummer.
• Tijdens het zwemmen in bijv. de vakantie mogen alleen kinderen in het bezit van een
zwemdiploma mee.
• Na het buitenspelen worden de kinderen geteld voordat zij naar binnen gaan.
Invalkrachten en stagiaires worden op de hoogte gesteld van regels en afspraken.
Wanneer is de kans op vermissing het grootst?
– Bij het brengen/halen van de kinderen van de opvang.
– Bij het brengen/halen van de kinderen naar/bij school.
– Kinderen die vanuit school zelfstandig naar de BSO gaan.
– Kinderen die vanaf de BSO zelfstandig naar huis toe mogen.
– Als kinderen zelfstandig naar het toilet gaan tijdens het buitenspelen.
– In overgangssituaties van de ene naar de andere activiteit.
– Bij het maken van uitstapjes.
– Bij het buitenspelen, denk hierbij aan openstaande/gaande hekken etc.
Vermissing van een kind tijdens de opvang
Wanneer je ontdekt dat je een kind mist uit de groep onderneem je direct de volgende
stappen:
• Licht je directe collega in, draag de zorg van de andere kinderen over en ga op zoek
naar het kind. • Verzamel informatie over het kind en de omstandigheden van de vermissing. • Blijf kalm en denk na, waar heb je het kind voor het laatst gezien? Wat was het kind
aan het doen? Waar zou het mis gegaan kunnen zijn? • Neem tijdens het zoeken je mobiele telefoon mee, zodat je bereikbaar bent en anderen
kunt bereiken. • Doorzoek groeps- en buiten ruimtes, gangen en toiletten. Roep tijdens het zoeken de
naam van het kind en vraag of meerdere collega’s kunnen helpen met zoeken en
eventueel ouders die aanwezig zijn ook. • Zoek buiten eerst bij gevaarlijke plekken; water, de weg en parkeerplaatsen. • Een collega die niet aan het zoeken is brengt iemand van het Management Team (MT)
op de hoogte, indien het kind niet binnen 15 minuten gevonden is neemt het MT
contact op met de ouders. Als zij niet opnemen, blijf je net zolang bellen tot je hen
aan de lijn krijgt! Zo nodig neem je contact op met een familielid die in het kinddossier
genoemd staat, bijv. een opa, tante etc.
Vermissing tijdens breng- en haaltijden Kind komt niet aan op de BSO, vanuit school;
Het gaat hier om kinderen die zelfstandig vanuit school naar de BSO komen en/of niet aan
zijn gekomen bijv. kinderen van de Overhoeks en IJsbreker, scholen liggend aan het
schoolplein.
• Als een kind na schooltijd niet aankomt op de BSO maar wel verwacht wordt vraag je
aan groepsgenootjes of zij weten waar het kind is, of hij/zij wel/niet op school was
etc. • Neem contact op met school/leerkracht om te vragen of het kind op school is geweest
en of zij weten waar het kind nu is. • Bel vervolgens de ouders om te vragen waar hun kind is? Het kan dat de ouders zijn
vergeten hem/haar af te melden. Als contact krijgen met de ouders niet lukt bel je na
een paar keer proberen naar het familielid waarvan het nummer in het kinddossier
staat. • Indien zowel het kindercentrum, school en ouders/verzorgers niet weten waar het kind
is stel je direct het MT op de hoogte. Zij nemen de coördinatie over, helpen zoeken en
zorgen dat de groep waar genomen wordt. • Fiets of loop de route naar school/schoolplein, neem altijd een telefoon mee. • Zoek buiten eerst bij gevaarlijke plekken, water, putten, verkeerswegen en
parkeerplaatsen. • Als je na 30 minuten het kind nog niet hebt gevonden overlegt het MT met ouders en
wordt zo nodig de politie ingelicht op 0900-8844. Met hen wordt overlegd wat de
volgende stappen zullen zijn.
Kind komt niet thuis vanuit de BSO Het gaat hier om kinderen die vanaf de BSO zelfstandig naar huis mogen, dit mag alleen
indien ouders het toestemmingsformulier hiervoor hebben getekend. Hierin staat dat de
ouder verantwoordelijk is voor zijn/haar kind wanneer het kind alleen onderweg naar de BSO
is of vanaf de BSO alleen naar huis is. De ouder geeft van te voren telefonisch aan wanneer
het kind mag vertrekken vanaf de BSO, op dat moment zorgt de BSO dat het kind naar huis
gaat.
Indien de ouder contact opneemt met het kindercentrum omdat het kind nog niet thuis is
gekomen: • Wordt er eerst gecheckt of het kind ook op de afgesproken tijd vertrokken is van het
kindercentrum. • Daarna wordt er geïnformeerd bij vriendjes/vriendinnetjes op de groep of het
desbetreffende kind nog andere plannen had, bijv. langs een vriendje/vriendinnetje.
buitenspelen etc. • Levert bovenstaande geen nieuwe info op dan licht je het MT in. • Het MT overlegt met ouders wat de volgende stappen zijn.
Als het vermiste kind terecht is • Afhankelijk van de situatie informeer je alle betrokkenen, ouders, MT, collega’s
kinderen van de groep en in indien zij ingeschakeld waren natuurlijk de politie. • Je besteedt zorg aan het kind, hoe is hij/zij onder de situatie • Is het belangrijk om na te gaan wat de reden van de vermissing was, zodat een
herhaling voorkomen kan worden? Zo, ja bespreek dit later na met de collega’s en MT
in het overleg. • Indien relevant, maak het kind duidelijk wat voor onrust en bezorgdheid het heeft
veroorzaakt, doe dit zonder boos te worden. Eventuele consequenties kun je met kind
en/of ouders bespreken.
Bijlage 4 - Protocol het zieke kind
Ziekteprotocol Hieronder volgt een beschrijving van hoe te handelen bij ziekte van kinderen.
Uitgangspunt bij ziekte van kinderen is de mate waarin een kind zich prettig of onprettig
voelt bij ziekte. Dit betekent dus dat niet het uitgangspunt een verhoging van 39 graden
koorts is. Welke situaties zijn denkbaar : 1 : gewone ziekten 2 : ernstige ziekte of ongeval
3 : klein ongeval, blaasjes of ontstekingswond 4 : temperaturen en gebruik van zalf 5 : kinderen met een allergie
Gewone ziekten Een voorbeeld: als een baby tandjes krijgt kunnen ze hier erg veel last van hebben. Dan kan
het kindje wel naar het kindercentrum komen hoewel dit voor ouders en de pedagogisch
medewerkers misschien niet altijd even gemakkelijk is. Een kindje met 38,5 graden koorts
kan heel goed in zijn vel zitten en kan dus gewoon naar het kinderdagverblijf. Wanneer een kind een gewone ziekte heeft, of gaandeweg de dag ziek wordt, wordt de
volgende procedure gevolgd: • 1 : de pedagogisch medewerkers zijn bij het brengen door de ouder op de hoogte
gebracht van de mogelijke aard van de ziekte of verhoging. • 2 : de vroege dienst brengt haar collega op de hoogte (in de overdracht) over de te
volgen procedure en aanpak voor die dag. Hierin bespreken zij welke afspraken er met
de ouder zijn gemaakt over hoe die dag om te gaan met het zieke kindje. • 3 : als het kind te ziek is naar het oordeel van de pedagogisch medewerker om op het
dagverblijf te kunnen blijven wordt er eerst overlegd in het betreffende team. Daarna
wordt er met het management contact opgenomen. Zij beslissen hoe er verder
gehandeld moet worden. Eén van de redenen waarom het MT ingelicht moet worden is
dat de ouders eventueel in de avonduren contact opnemen met de directie omdat zij
willen weten hoe er die desbetreffende dag met het kindje is gehandeld. • 4 : vervolgens wordt er met ouders gebeld en wordt er overlegd wat er verder moet
gebeuren en of het kind wel of niet wordt opgehaald.
Ernstige ziekte of ongeval Onder een ernstige situatie kun je o.a. denken aan bijv. de volgende zaken. Een kind valt uit
een box of bedje en is dermate verwond dat het kindje onmiddellijk naar de dokter of
ziekenhuis moet. In zo’n situatie handel je op de volgende manier:
• 1 : Neem onmiddellijk contact op met het management en bel 112. • 2 : In dit soort situaties is het management onmiddellijk verantwoordelijk en neemt
alle beslissingen. De pedagogisch medewerkers volgen hierin dan de aanwijzingen van
de directie op. Wanneer het management niet bereikbaar is dan hebben zij de
verantwoordelijkheid overgedragen aan de telefoondienst.
Indien er sprake is van een ongeval wordt er een ongevallen registratie formulier ingevuld
door de pedagogisch medewerker. Hierin staat wat er gebeurt is en hoe er gehandeld is. Op
deze manier krijg je inzicht in waar de risico’s zitten en hoe daar in de toekomst van geleerd
kan worden. Klein ongeval, blaasjes of ontstekingswond Als een kind valt en het heeft een kapotte knie, tand door de lip of anderszins een kleine
verwonding, was de wond schoon, en verzorg die met schoon verband, zodat andere kinderen
niet in contact komen met bloed of wond vocht. Indien nodig vraag advies bij MT of BHV. Zorg
dat bij straatvuil de wond goed schoongespoeld wordt en neem contact op met BHV. Voor en
na wond verzorging handen wassen. Als een kind met open blaasjes of een wond naar de
opvang komt, de wond afhankelijk van besmettingsgevaar afplakken of aan de lucht laten
drogen. Een wond die ontstoken is zodanig verbinden dat andere kinderen niet met
wondvocht in aanraking kunnen komen. Als je zelf wondjes aan de handen hebt, alleen
verbinden met handschoenen aan. Verbandmateriaal afgesloten weggooien. Bij twijfel overleg
met BHV of huisarts. Temperaturen en gebruik van zalf Voor het opnemen van de temperatuur bij een vermoeden
van koorts gebruik je de oor- of rectaal thermometer. Voor de oorthermometer zijn
beschermhoesjes verplicht bij gebruik. De rectaal thermometer wordt gereinigd met alcohol.
Zalf, zoals sudocreme, die voor meerdere kinderen wordt gebruikt uit het potje halen met
tissue of wattenstaafje.
Kinderen met een allergie Als een kind een allergie heeft moet dit duidelijk zijn voor iedereen die met dit kind werkt.
Allereerst wordt er een allergie formulier ingevuld en dat wordt in het dossier geplaatst.
Daarnaast wordt op een duidelijke plek (een keukenkastje of koelkast) een " Alert briefje"
gehangen. Hierop wordt duidelijk omschreven om wie het gaat en waar het kind allergisch
voor is. Verder wordt dit ook vermeld in de overdracht map bij "bijzonderheden kinderen." Bij
de bso komen deze bijzonderheden ook iedere vakantie voor in de overdracht map voor de
vakantie. In het werkoverleg voor de vakantie staat "bijzonderheden kinderen" op de agenda.
Als er sprake is van een EpiPen of allergie pil worden alle pedagogisch medewerkers die het
kind op hun groep hebben, vast of tijdens vakantie, op de hoogte gebracht door de bhv-er
hoe de pen werkt en wanneer deze toegepast dient te worden. Ook wordt regelmatig
gecontroleerd of de EpiPen of allergie pil nog bruikbaar is.
Bijlage 5: Veilig slapen
Het protocol veilig slapen in de kinderopvang is aanwezig op het kinderdagverblijf. U kunt het
ook vinden op de website https://www.ncj.nl/programma-s-producten/preventie-wiegendood
Hier vindt u informatie over veilig slapen, babyproducten en antwoorden op veel gestelde
vragen.
Bijlage 6: Cameratoezicht
Kindercentrum AylaGaya maakt gebruik van cameratoezicht om te voorkomen dat een collega
ongezien alleen op de groep staat. Hiermee voldoen we aan het 4 ogen principe, doordat
vanuit iedere groep mee gekeken kan worden op een andere groep.
Vanaf jan 2019 zijn de camera’s in gebruik, ouders zijn geïnformeerd over het gebruik van de
camera’s per mail en per brief.
Medewerkers zijn geïnformeerd over het gebruik van de camera’s en het doel van het camera
toezicht.
Procedure:
• De camera staat aan van 7.30 tot 18.30 en de beelden zijn zichtbaar op het
scherm dat op iedere groep hangt. In principe staan collega’s aan het begin en eind
van de dag en tijdens de lunchpauze alleen. Om te voorkomen dat de camera niet
wordt ingeschakeld draait de camera continu.
• Een medewerker blijft niet alleen in het pand als kinderen te laat worden
gehaald. In dat geval brengt de collega van de late dienst het kind naar de bso ruimte
aan de overkant waar een MT lid of teamleider aanwezig is om samen op de ouder te
wachten.
• Alle beroeps krachten tekenen ervoor dat er camerabeelden mee lopen op de
groep en dat zij hiervan op de hoogte zijn.
Wat gebeurt er met opgenomen beelden:
• Het camerasysteem neemt round-up beelden van de groep en deze worden
opgeslagen op een harde schijf in een gesloten systeem. Dus zijn niet via internet te
zien
• De beelden worden voor een week opgeslagen en daarna overschreven voor de
volgende week.
• De opname-recorder staat in een afgesloten kast waar alleen de directie de
sleutel van heeft en die in een afgesloten kast op kantoor in een ander pand bewaard
wordt.
• De camera's worden door de ict beheerd en het is niet toegestaan dat
beroepskrachten de beeldschermen zelf aan en uit zetten.
Wanneer worden beelden terug gekeken: • Als er naar aanleiding van een calamiteit reden is om beelden terug te
zien kan dit alleen in samenwerking met een directielid en een beroepskracht van de
groep waar de calamiteit heeft plaats gevonden.
Dit protocol is geïmplementeerd bij de medewerkers van het kinderdagverblijf. Volgens
planning in het G&V beleid zal dit protocol worden geëvalueerd.
Bijlage 7: Schoonmaakrichtlijnen
Sinds 2017 maken wij schoon met de schoonmaak materialen van de firma Brugman. Wij
werken met hun schoonmaakmiddelen, gebruiken de doseer flessen die zij voorschrijven
zodat wat schoon gemaakt is volgens de richtlijn ook daadwerkelijk schoon is. Voor de
schoonmaak op de groepen waar kinderen niet slapen, hebben wij assistentie van een
medewerkster schoonmaak.
Wat maken we schoon en hoe vaak:
• Meerdere keren per dag maken wij het aanrecht, de verschoonhoek, de wc's, de tafels
en stoelen en de deurklinken schoon.
• Verder controleren wij de temperatuur in de koelkast, hangen we schoon keukenlinnen
op, reinigen we flessen en spenen, en wassen we speelgoed wat kinderen in hun mond
hebben gestopt.
• We zorgen dat er geen speelgoed op de grond blijft liggen, vegen dagelijks onze
groep, en dweilen deze indien nodig, maar minimaal twee keer per week.
• We dragen zorg voor een ruimte die stofvrij is, ook maken we onze ramen schoon als
het uitzicht belemmerd is.
• Als we naar buiten gaan kijken we of er geen zwerfvuil op de speelplaats ligt, zo ja dan
ruimen wij dit direct op. Ook ruimen we al het speelgoed weer op en dekken de
zandbak af met het daarvoor bestemde net.
• Wekelijks vervangen wij de vuilniszak van de buitenspeelplaats en gooien deze in de
betreffende container.
• Als het nodig is vegen wij de buitenspeelplaats.
• Wekelijks maken we het overige speelgoed schoon, de koelkast, de magnetron, de
bedjes en verder alles wat nodig is.
• Verder gebruiken wij ons gezonde verstand en maken dingen schoon, ontkalken,
ontdooien enz. indien nodig.
Wat wassen we en hoe vaak:
• dagelijks worden de washandjes, keukenlinnen e.d. gewassen op 60 graden.
• Lakens/katoenen dekens en onderlakens gaan wekelijks in de was (op 40 graden),
alleen indien nodig vaker (denk hier ook aan als kind ziek/verkouden is). Dit geldt ook
voor de boxkleden enz.
• De overige dekens, knuffels, poppenkleertjes, bank hoezen gaan één keer per maand
in de was.
Waarmee maken we schoon:
We hebben drie verschillende schoonmaakmiddelen: voor het interieur, het sanitair en de
vloeren.
De flessen hebben een eigen doseringsdop. Voor de spray gebruik je 1 dosering en die vul je
aan met water. Bij teveel gebruik gaat het oppervlak plakken en trekt het meer bacteriën
aan. Voor het schoonmaken van het toilet gebruiken we aparte doekjes
Bijlage 8: Werkinstructies kindercentrum AylaGaya
1. Algemene richtlijnen
• Nieuwe ouders melden zich aan via het management door middel van een
inschrijfformulier. Het inschrijfformulier kan worden gedownload via de website.
Daarnaast hebben ouders ook de mogelijkheid om een afspraak te maken voor een
rondleiding en inschrijving.
• Wij zijn geopend op maandag t/m vrijdag van 7.30 -18.30 uur.
• De dag bestaat uit 2 dagdelen:
- van 07.30 tot 13.30 uur
- van 12.30 tot 18.30 uur
Voor de bso kinderen bestaat de schoolweek uit korte en lange dagen:
-- vanaf schooltijd tussen 14.00 uur tot 18.30 uur
-- op woensdag en/of vrijdag middag vanaf 12.00 tot 18.30 uur
• Wij zijn het gehele jaar geopend met uitzondering van:
- Nieuwjaarsdag
- Hemelvaartsdag
- Tweede paasdag
- Tweede pinksterdag
- Eerste kerstdag
- Tweede kerstdag
- Koningsdag (27 april)
- Bevrijdingsdag (5 mei) 1 keer per 5 jaar.
- een jaarlijkse studiedag (datum varieert)
• Pedagogisch medewerkers mogen alleen het terrein met de kinderen verlaten, als
ouders hiervoor toestemming hebben gegeven bij de intake, en het management
hiervoor toestemming heeft gegeven. Tijdens het uitstapje gelden de afspraken
volgens het uitjesprotocol.
2. Richtlijnen met betrekking tot brengen en ophalen
• Ouders wordt verzocht hun kinderen op de volgende tijden te halen en brengen,
- Tussen 7.30 en 9.30 uur brengen
- Tussen 12.30 en 13.30 uur halen/brengen
- Tussen 16.00 en 18.30 uur halen
• Eerder ophalen is natuurlijk mogelijk, maar wij verzoeken ouders dit van te voren aan
te geven bij de pedagogisch medewerkers.
• Tot het moment van ophalen ligt de verantwoordelijkheid voor het kind bij de
pedagogisch medewerker. Bij het ophalen ligt de verantwoordelijkheid voor het kind
bij degene die het kind komt ophalen.
• Wanneer een kind door iemand anders dan gebruikelijk wordt opgehaald, hebben de
ouders dit vooraf meegedeeld. Wanneer wij dit niet weten, geven wij het kind niet mee!
We proberen dan eerst nog wel contact met de ouders op te nemen.
• Een incidentele ruiling van dagdeel (-delen) regelen de ouders in overleg met de
pedagogisch medewerker, zij beoordelen of dit kan in relatie tot de leidster kind ratio.
• Ruiling van dagen in de vakantieperiode kan alleen in overleg met het MT.
• Een definitieve ruiling van dagdeel (-delen) moet (schriftelijk) aangevraagd worden bij
Magda Raaphorst.
• Pedagogisch medewerkers vullen op de dag-lijsten in of een kind gebracht of
opgehaald is, zodat op ieder moment duidelijk is hoeveel kinderen aanwezig zijn.
• Pedagogisch medewerkers stappen zelf naar de ouders toe voor de overdracht (zowel
bij brengen als ophalen).
• Afspraken die met ouders gemaakt worden over kinderen worden genoteerd in de
overdracht map en het kinddossier.
• Ouders melden eventuele bijzonderheden over het kind die het gedrag van het kind
kunnen beïnvloeden.
• De bso kinderen worden door de pedagogisch medewerker opgehaald van
verschillende scholen. Er wordt dagelijks een rijlijst gemaakt met daarop de
vermelding welk kind waar opgehaald moet worden en door welke pedagogisch
medewerker dat gebeurd. Ook als een kind afgemeld is voor deze dag wordt dat op
deze lijst vermeld.
• De pedagogisch medewerker die de kinderen ophaalt van school, brengt ze naar hun
groep, en meldt of er bijzonderheden van school over deze kinderen zijn. Ook meldt
de pedagogisch medewerker het als kinderen niet aanwezig zijn en waarom niet.
3. Richtlijnen met betrekking tot de bereikbaarheid van ouders
• Om in geval van nood ouders direct te kunnen bellen, heeft iedere groep haar eigen
kinddossier met daarin alle gegevens van de kinderen van de groep. Wijzigingen in
(mobiele) telefoonnummers worden door de ouders zo spoedig mogelijk doorgegeven
aan de pedagogische medewerker van de betreffende groep.
• Wanneer een ouder tijdelijk op een ander adres c.q. telefoonnummer bereikbaar is
dient dit ook doorgegeven te worden aan de pedagogisch medewerker van de
betreffende groep.
• Pedagogisch medewerkers brengen wijzigingen direct aan in het kinddossier, op de
telefoonlijst of in het telefoon kaartenbakje.
4. Richtlijnen met betrekking tot ziekte
• Afmelden van kinderen (wegens ziekte of andere zaken) graag voor 09.00 uur
op het volgende telefoonnummer: 020-7795915
5. Richtlijnen met betrekking tot de maaltijden
• Eten en drinken worden door het kindercentrum verzorgd (m.u.v. speciale flesvoeding
en dieetvoeding). Er is de mogelijkheid om tegen vergoeding warm te eten.
• Alleen in uitzondering situaties geldt dat, indien ouders dit wensen, de kinderen tot 2
jaar een meegebrachte warme maaltijd gegeven wordt (voor 17.00 uur, daarna niet
meer).
• Kinderen hebben ’s ochtends thuis ontbeten voor ze gebracht worden. Het is wel
toegestaan het meegebrachte eten in het bijzijn van de ouder te eten op de groep, tot
8.00 uur.
• Kinderen eten op hun eerste boterham hartig beleg, bij de tweede boterham mogen ze
zelf kiezen (hartig of zoet).
• Kinderen blijven aan tafel zitten tot de meeste kinderen klaar zijn met eten/drinken.
• Kinderen worden gestimuleerd om hun beker melk leeg te drinken tijdens de maaltijd.
• Na schooltijd wordt met de kinderen van de jongste groepen hun schooltas nagekeken,
is er nog brood over van school dan kunnen zij dit op de bso opeten.
• Na de lunch wordt op de peuter en dreumes groepen tanden gepoetst. Bij de
dreumesen zonder tandpasta en bij de peuters met tandpasta.
• Na het poetsen worden de borsteltjes afgespoeld en in de bekers geplaatst om op te
drogen.
• Kinderen zitten niet in romper of slaapzak aan tafel om te eten. Pas na het eten wordt
het kind eventueel verschoond en uitgekleed.
6. Richtlijnen met betrekking tot eigendommen van de kinderen
• Ieder kind heeft op het dagverblijf een eigen tasje voor zijn/haar spullen. Bij de bso is
dit een eigen laatje.
• Ouders wordt gevraagd bij de intake de volgende zaken zelf mee te nemen van huis:
reserve kleding, pantoffeltjes of anti slip sokken i.v.m. gladde vloer, dieetvoeding
gebeurt in overleg.
• Pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat knuffels, spenen etc. weer terugkomen in
het tasje van het kind.
• Pedagogisch medewerkers controleren regelmatig de spenen op scheurtjes (meegeven
aan de ouders indien scheurtjes aanwezig zijn, niet meer geven aan de kinderen!).
• Vanaf de dreumes leeftijd geldt dat kinderen hun speen krijgen als ze naar bed gaan,
na het slapen wordt de speen opgeruimd. Een knuffel mogen ze wel bij zich houden
als ze daar behoefte aan hebben. Vaak biedt dit de kleintjes toch een stukje houvast.
• Ouders adviseren zo min mogelijk speelgoed van het kind zelf mee te geven.
Pedagogisch medewerkers letten erop dat eigen speelgoed gedurende de dag apart
blijft. Pedagogisch medewerkers zijn niet verantwoordelijk voor het zoek raken van
speelgoed of schade aan het speelgoed.
• Kinderen mogen geen touwtjes aan jassen en truien hebben. Capuchon touwtjes
moeten vast zitten of verwijderd zijn. Kinderen kunnen aan deze touwtjes blijven
hangen, met alle risico’s van dien.
• Het is niet toegestaan kinderen sieraden te laten dragen, dit in verband met de
veiligheid van de kinderen. Sieraden worden afgedaan of er wordt een formulier voor
getekend. ( sieraden en speldjes formulier).
• De kinderen van de bso zijn zelf verantwoordelijk voor telefoons en horloges die zij op
de groep laten liggen. Er is hiervoor een bakje op kantoor. Tijdens gym nemen wij
spullen in bewaring.
7. Richtlijnen met betrekking tot de garderobe
• Pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat ieder kind een tasje, luizenzak en
gemerkte kapstok plek heeft. Ouders worden geïnformeerd over het gebruik hiervan
en waar zij buggy en maxicosi kunnen parkeren.
• Tassen en jassen aan de kapstok.
• Ouders wijzen op de gevaren van het rondslingeren van tassen en jassen in de hal.
• Pedagogisch medewerkers hangen hun jassen en tassen op de daarvoor bestemde
plek, tassen in de kluisjes.
8. Richtlijnen met betrekking tot de leefruimte
• Kinderen blijven in de groep waar ze horen, behalve gedurende de zogenaamde “open-
deuren-tijden”.
• Pedagogisch medewerkers houden zich aan het dagelijkse ritme (verschoontijden, eten
slaaptijden).
• Pedagogisch medewerkers leren kinderen respect te hebben voor de omgeving. Dit
betekent: niet rennen in op de groep en in de gang, niet klimmen op stoelen, tafels of
kasten, niet gooien met speelgoed, speelgoed opruimen voordat er met iets anders
gespeeld wordt.
• De kinderen van de bso starten in de eigen groep, maar mogen in overleg met de
leiding ook op de andere groepen spelen. Tijdens buitenspelen en bij uitstapjes
worden de groepen gecombineerd.
9. Richtlijnen met betrekking tot de slaapruimte
• Kinderen die wakker zijn worden direct uit bed gehaald.
• Kinderen niet alleen aan de handjes optillen, maar onder de oksels en billen.
10. Richtlijnen met betrekking tot de toiletruimtes
• Kinderen worden begeleid bij de toiletgang als dit nog nodig is.
• De kinder toiletten worden dagelijks na de dienst schoon gemaakt en zo nodig vaker.
• Op de toiletten hangen handdoek automaten.
• Pedagogisch medewerkers checken bij de jongste kinderen of zij nog hulp nodig
hebben bij de toiletgang en de verzorging, handen wassen, billen vegen (zo nodig kan
het kind de handen wassen op de groep).
11. Richtlijnen met betrekking tot de keuken
• Lucifers en aansteker in lade met kindveilige sluiting.
• Brood, crackers en etensresten afgesloten bewaren om geen ongedierte aan te
trekken.
• Na gebruik van warm water, de kraan koud na laten stromen.
12. Richtlijnen met betrekking tot gebruik van de trap/lift
• Pedagogisch medewerkers controleren kinderen op loshangende kledingstukken en
veters voor zij gebruik maken van de lift.
• Bij vermoeden van een defect aan trapleuning of traptrede wordt aanwezige Mt’er
gewaarschuwd.
13. Richtlijnen voor het gebruik van de buitenplaats
• Zorg voor voldoende warme kleding, houdt kleine kinderen in de gaten dat zij
voldoende bewegen bij koud weer. Ga eventueel kort naar buiten.
• Buiten materiaal wordt terug gezet in de berging.
• Voor het buiten spelen, gelden ook buitenspeelregels voor de kinderen, de
pedagogisch medewerkers houden toezicht op het naleven van de regels door de
kinderen. Deze hangen op een voor pedagogisch medewerkers en kinderen zichtbare
plaats.
14. Richtlijnen met betrekking tot de omgeving
• Bij sneeuw/ijzel wordt de entree buiten geveegd en er wordt zout gestrooid; dit
gebeurt door de eerste pedagogisch medewerker die aanwezig is.
15. Richtlijnen met betrekking tot het gebruik van de gymzaal
• Als er een gymles gegeven wordt door één van de andere pedagogisch medewerkers
dan wordt er geen gebruik gemaakt van de toestellen.
16. Richtlijnen met betrekking tot protocollen en beleidsplannen
• Pedagogisch medewerkers zijn op de hoogte van en werken volgens opgestelde
protocollen, richtlijnen en beleidsplannen.
• Alle protocollen worden jaarlijks met alle medewerkers besproken en waar nodig
bijgesteld. Indien nodig worden protocollen en beleidsplannen ter goedkeuring aan de
oudercommissie voorgelegd.
• Protocollen en beleidsplannen van het kindercentrum zijn voor ouders desgewenst in te zien.
Bijlage 9: Protocol warme maaltijd
Algemeen
In ons kinderdagverblijf en de BSO kunnen ouders gebruik maken van een strippenkaart voor
de warme maaltijd voor hun kinderen die kdv of bso bezoeken. De warme maaltijd wordt geserveerd rond 17:15 voor de BSO. Er zijn slechts enkele kinderen
van het kdv die gebruik maken van de warme maaltijd, zij eten mee met hun oudere broer of
zus op de bso.
De kinderen eten met elkaar aan tafel en door de diversiteit van producten wordt hun
eetpatroon uitgebreid met producten die ze nog niet kennen. Nieuwe producten en smaken worden geregeld herhaald waardoor kinderen aan de nieuwe
smaak kunnen wennen.
Bereiding van de maaltijd Er wordt dagvers eten gekookt en bereid. Boodschappen gaan direct in de koelkast en worden
pas bij bereiding( bereiding binnen 30 min.) uit de koeling gehaald. Een product wat langer
als 45 min buiten de koeling is wordt niet langer bewaard.
De maaltijd wordt bereid door een kleine groep van vaste medewerkers. Zij zijn ingewerkt op
het protocol. Zij controleren de producten op versheid voor zij die gebruiken. Er worden
wekelijks verse producten gekocht. De gerechten worden verwarmd tot een temp van 75
graden celsius in de kern. Voedingsmiddelen die niet in één keer worden opgebruikt( zoals
bijv een toetje) worden voorzien van een sticker met datum wanneer ze geopend zijn.
Voedingsmiddelen die verwarmd zijn worden niet meer bewaard.
Er wordt gezorgd voor voldoende variatie in het menu. Er hangt een lijst met bijzonderheden van de kinderen die mee-eten, zoals allergieën, halal,
biologisch, geen zuivel, enzovoorts.
Serveren van de maaltijd De tafels worden gedekt met bord, vork, mes, lepel en servet en een waterglas. Kinderen gaan
bij binnenkomst hun handen wassen en komen met hun bord naar de keuken waar het eten
wordt opgeschept. De kinderen gaan daarna aan tafel en beginnen aan de maaltijd.
Afruimen van de maaltijd Kinderen worden gestimuleerd om hun bord leeg te eten en van alle gerechten te proeven. Als
ze genoeg gegeten hebben brengen zij hun bord naar de keuken, daar worden de laatste
etensresten verwijderd en afgespoeld waarna bord en bestek in de afwasmachine worden
gezet. Restjes worden niet bewaard.
Reinigen van de materialen Na de maaltijd wordt de afwasmachine gedraaid.
Hygiëne – regels bij de bereiding van de warme maaltijd.
Persoonlijke hygiëne
KLEDING • Draag een schoon keukenschort en gebruik dit niet voor andere doeleinden.
UITERLIJK • Draag geen sieraden aan de handen en armen tijdens het bereiden van eten.
• Zorg voor korte, schone en liefst ongelakte nagels.
• Bind lang haar bij elkaar.
• Borstel of kam geen haren in de keuken.
• Baard en snor dienen kort geknipt te zijn.
HANDEN Handen grondig wassen met water en zeep en drogen aan een schone handdoek, aan een
stuk keukenrol of met behulp van een handföhn:
• Voordat men met voedsel gaat werken.
• Na het verwerken van rauwe producten zoals rauw vlees, vis of kip.
• Na het wassen van groenten en aardappelen.
• Na een bezoek aan het toilet.
• Na niezen of snuiten van de neus.
• Na het reinigen van vuil materiaal (bijvoorbeeld het bord waarop rauw vlees heeft
gelegen).
• Na contact met de vaatdoek of ander vuil textiel.
• Na contact met huisdieren.
• Na contact met de afvalbak.
• Voor het eten.
WONDJES EN ZIEKTES • Niet-geïnfecteerde wondjes aan de handen afdekken met waterafstotende pleisters.
• In geval van diarree, geïnfecteerde wondjes aan de handen, huidinfectie of eczeem op de
handen, moet dit altijd aan de leidinggevende gemeld worden. Deze overlegt dan met de
(bedrijfs)arts of er in de voedselbereiding gewerkt mag worden.
Hygiënische werkwijze
• Houd schoon en vuil materiaal strikt gescheiden.
• Gebruik tijdens het koken altijd schoon materiaal.
• Breng gaar of gewassen voedsel niet in contact met vuile (dus besmette) materialen.
• Haal producten kort voor gebruik (bewerken) uit de koelkast. Zet ze na gebruik (bewerken)
zo snel mogelijk afgedekt in de koelkast terug.
• Raak het eten zo min mogelijk met de handen aan. Gebruik liever schoon
keukenmateriaal.
• Proef het eten altijd met een schone lepel. Dat kan op twee manieren.
• Neem steeds een schone lepel of
• Gebruik twee lepels. Eén lepel om van te proeven en de andere om op te scheppen op de
lepel waarvan wordt geproefd.
• Dien het eten op in schoon materiaal met schone opscheplepels.
• Houd het aanrecht schoon en droog.
• Spoel de vaatdoek na gebruik altijd uit met heet water en hang hem te drogen.
• Neem in elk geval iedere dag een schone vaatdoek.
• Zet geen producten op de grond.
• Ruim gemorst voedsel direct op en gooi het weg.
• Houd ongedierte uit de keuken.
Reiniging en desinfectie
Schoonmaak/onderhoud Reinig de keuken altijd na het bereiden van een maaltijd. Reinig werkoppervlakken die in contact zijn geweest met rauw vlees, rauw gevogelte,
rauwe vis en rauwe groente altijd na gebruik. Raadpleeg dagelijks het schoonmaakschema, indien aanwezig.
SCHOONMAAKMETHODE • Begin altijd met het grove vuil weg te halen. • Laat aangekoekt vuil eerst inweken. • Maak daarna goed schoon met sop (reinigingsmiddel
1
en water van 35-40°C). • Spoel na met schoon water, of met een doek die in schoon water is uitgeknepen. • Droog na met een schone, droge doek. • Gebruik voor het schoonmaken een schone vaatdoek en doe deze na het schoonmaken
in de 6o°C 2
was. • Gebruik dweilen en borstels van kunststof of die alleen in de keuken en niet in
toiletten en badkamers worden gebruikt. • Het materiaal waarmee wordt schoongemaakt moet na gebruik goed worden gereinigd
en op een aparte plaats worden gedroogd en bewaard. • 1
Het reinigingsmiddel kan een huishoudelijk reinigingsmiddel zijn. • 2
De 60°C was met een totaalwasmiddel.
Inrichting en materialen
AANRECHT Maak het aanrecht droog en schoon na elk gebruik.
AFZUIGKAP Metalen filters één maal per week in de afwasmachine meewassen of handmatig
afwassen. Kunststof filters één maal per drie maanden vervangen. De kap maandelijks met sop reinigen, naspoelen met een in schoon water uitgeknepen
doek en drogen met een schone, droge doek.
AFVOER Maak het afvoerputje na gebruik schoon. Laat een verstopte afvoer direct ontstoppen. Gooi geen olie, chemicaliën en medicijnen door de afvoer.
AFWASMACHINE Dagelijks de zeven reinigen.
Wekelijks de machine van binnen reinigen Maandelijks ontkalken.
BLIKOPENER Maak ook de blikopener na gebruik schoon met sop en droog na met een schone,
droge doek.
DIEPVRIEZER Eenmaal per drie maanden ontdooien. Rein gen met sop. Naspoelen met een in schoon
water uitgeknepen werkdoek. Drogen met een schone droge doek.
DOEKEN Eén keer per dag de doeken (vaatdoeken, theedoeken en handdoeken) verschonen.
Handdoeken niet gebruiken om vuile handen aan af te vegen. Doeken ophangen aan haakjes of op rekken. Verschillende (hand)doeken gebruiken voor aanrecht, afwas, handen enzovoort. Vuile doeken uit de keuken verwijderen.
DWEIL Gebruik een dweil alleen voor de keukenvloer. Na gebruik in de 60°C
3
was.
ELECTRISCHE APPARATUUR Volgens gebruiksaanwijzing.
HANDGREPEN Dagelijks handgrepen van kastjes, deuren en kranen schoonmaken met sop.
KAST Maak planken en wanden schoon als ze zichtbaar zijn vervuild. Als ze niet zichtbaar
vervuild zijn, maak ze dan 1 x in de maand schoon.
KOELKAST De koelkast als hij niet zichtbaar is vervuild 1 x per 2 weken schoonmaken met sop en
naspoelen met in schoon water uitgeknepen doek en drogen met een schone, droge
theedoek. Als de koelkast zichtbaar is vervuild, maak hem dan eerder schoon. De
koelkast is voorzien van een thermometer. De temp wordt gecheckt en moet liggen
tussen 2 en 6 gr Celsius.
OVEN Na gebruik bij zichtbare vervuiling reinigen met sop en indien nodig met een
ovenreiniger. Droog na met een schone, droge doek.
SNIJPLANKEN Maak de snijplank na gebruik meteen schoon met sop en spoel na met heet water en droog
met een schone, droge doek. Indien mogelijk in de vaatwasmachine afwassen.
VERWARMINGSAPPARATUUR Maak verwarmingsapparatuur (fornuis, magnetron(oven), combisteamer, convectomaat)
goed schoon met sop en droog na met een schone, droge doek.
VLOEREN Wekelijks reinigen met sop en drogen met een trekker of schone, droge dweil.
WANDEN Achter kranen en boven het fornuis wekelijks reinigen met sop en drogen met een schone,
droge doek. De 60° C was met een totaalwasmiddel.
Bijlage 10: Actualiseren veiligheids- en gezondheidsbeleid
Het veiligheids- en gezondheidsbeleid is een levend document. Dat betekent dat het beleid
nooit af is en bij veranderingen binnen het kindercentrum, constateringen of bij incidenten
wordt aangepast. Het beleid is een vast agendapunt binnen de teamvergaderingen. Hieronder
geven we aan wanneer het beleid voor het laatst is geactualiseerd en wat de reden was voor
de aanpassing.
Datum aangepast: maart 2019
Reden aanpassing: Enkele aanpassingen in tekst n.a.v. overleg “fysieke veiligheid” uit de groepen en controle
door de brandweer.
Datum aangepast: juli 2019 Hfdst 4 brandveiligheid Reden aanpassing: Noodverlichting is gecontroleerd en waar nodig vervangen. Op advies van handhaving
brandveiligheid gemeente zijn electriciteitskasten voorzien van een
waarschuwingssticker.
Datum aangepast:
Reden aanpassing:
Datum aangepast:
Reden aanpassing: