V m s m e o m T m e d o t i n r V l a a m s m a l V
Transcript of V m s m e o m T m e d o t i n r V l a a m s m a l V
Vlaamse Armoedemonitor Vlaamse A
Vlaamse Armoedemonitor
Armoedemonitor
2012amse Amroe
ICT-monitor
Vlaam
Armoedemonitor 2012
Vlaamse
1
2
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
Indicator I1
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010, doelstelling 2020
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
2004 2005 2006 2007 2008 2009
Aantal personen 758.000 822.000 813.000 807.000 777.000 725.000
% personen 12,6 13,7 13,6 13,4 12,8 11,8
Bevolking onder de armoederisicodrempel: evolutie
Percentage en aantal personen met een gestandaardiseerd beschikbaar huishoudinkomen onder de
Belgische armoederisicodrempel na sociale transfers
Toelichting
De Belgische armoederisicodrempel (= 60% van het mediaan gestandaardiseerde huishoudinkomen) lag volgens de EU-SILC-survey van 2010 voor een alleenstaande op 11.678 euro per jaar of 973 euro per maand. Voor elke bijkomende volwassene in het huishouden wordt dat bedrag verhoogd met een factor 0,5, voor elk kind met een factor 0,3. Voor een gezin met 2 volwassenen en 2 kinderen (1 + 0,5 + 0,3 + 0,3) ligt de armoederisicodrempel zo op 2.043 euro per maand (= 973 euro x 2,1). Er wordt vanuit gegaan dat personen die leven in een huishouden dat moet rondkomen met een inkomen onder die drempel, een verhoogd risico lopen op armoede.
Iets meer dan 1 op de 10 personen moest volgens de cijfers van de EU-SILC-survey van 2010 in Vlaanderen zien rond te komen met een inkomen onder deze armoederisicodrempel. Dat komt overeen met ongeveer 650.000 personen. Deze indicator wordt berekend op basis van het beschikbare huishoudinkomen in het jaar voor de survey. De cijfers van de survey van 2010 hebben dus eigenlijk betrekking op het huishoudinkomen van 2009.
Het armoederisicopercentage is de afgelopen jaren vrij stabiel gebleven, al lijkt er sprake van een lichte daling tussen de periode 2004-2006 en de periode 2008-2010. De vergelijking maken met de periode voor 2004 is moeilijk wegens een breuk in de tijdreeks (overgang van de ECHP-survey naar de EU-SILC-survey). Wel is het zo dat tussen 1994 en 1997 het armoederisicopercentage licht is gedaald waarna het tussen 1997 en 2001 min of meer stabiel is gebleven.
In het Vlaamse Hervormingsprogramma voor de EU2020-strategie heeft de Vlaamse Regering er zich toe verbonden om het aantal personen met een inkomen onder de armoederisicodrempel tussen 2008 en 2020 met 30% te verminderen. Dat betekent dat in 2020 het aantal personen met een huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel gedaald moet zijn tot maximaal 430.000 personen. Voorlopig is er in de cijfers echter geen sprake van een daling.
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2020
Aantal personen 680.000 670.000 690.000 660.000 610.000 620.000 650.000 430.000
% personen 11,3 11,2 11,4 10,9 10,1 10,1 10,4
0
2
4
6
8
10
12
14
0
200.000
400.000
600.000
800.000
1.000.000
% p
erson
en o
nd
er armo
ederisico
drem
pel
aan
tal p
erso
nen
on
der
arm
oed
eris
ico
dre
mp
el
25
Indicator I2
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage personen met huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel
Bevolking onder de armoederisicodrempel: situatie per bevolkingsgroep
Percentage en aantal personen met een gestandaardiseerd beschikbaar huishoudinkomen onder de
Belgische armoederisicodrempel na sociale transfers
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
10
10
11
11
7
7
10
19
15
7
20
24
6
5
11
4
23
15
16
20
6
2
60
34
12
3
17
8
4
7
22
10
42
0 10 20 30 40 50 60 70
Totaal
Man
Vrouw
0-17 jaar
18-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
65 jaar en ouder
Alleenstaande
Lid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaar
Lid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kind
Lid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
Werkend
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*
0<W<1
W=1
Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,5
0,5≤W<1
W=1
Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezit
Lid van gezin dat huis huurt
EU-burger
niet-EU-burger
% personen onder armoederisicodrempel
26
Aantal personen met huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel
Werkend
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*
0<W<1
W=1
Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,5
0,5≤W<1
W=1
Laaggeschoold
Middengeschoold
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
310
340
140
40
150
120
200
120
70
140
70
40
50
80
90
70
170
160
100
40
20
60
70
100
50
300
150
60
350
290
470
40
0 100 200 300 400 500
Man
Vrouw
0-17 jaar
18-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
65 jaar en ouder
Alleenstaande
Lid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaar
Lid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kind
Lid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
Werkend
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*
0<W<1
W=1
Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,5
0,5≤W<1
W=1
Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezit
Lid van gezin dat huis huurt
EU-burger
niet-EU-burger
aantal personen onder armoederisicodrempel x 1.000
27
Indicator I3
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2008-2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage personen met huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel
Bevolking onder de armoederisicodrempel: evolutie situatie risicogroepen
Percentage personen met een gestandaardiseerd beschikbaar huishoudinkomen onder de Belgische
armoederisicodrempel na sociale transfers
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
10
19
19
19
29
20
17
16
24
57
41
17
20
33
10
20
16
21
22
19
17
18
21
68
43
18
19
43
10
19
15
20
24
23
15
16
20
60
34
17
22
42
0 10 20 30 40 50 60 70 80
Totaal
65 jaar en ouder
Alleenstaande
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaar
Lid van eenoudergezin
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*
Lid van gezin met kinderen en W=0
Lid van gezin met kinderen en 0<W<0,5
Laaggeschoold
Lid van gezin dat huis huurt
niet-EU-burger
% personen onder armoederisicodrempel
2008
2009
2010
28
Indicator I4
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Bevolking onder de armoederisicodrempel: Europese vergelijking
Percentage personen met een gestandaardiseerd beschikbaar huishoudinkomen onder de nationale
armoederisicodrempel en hoogte van de nationale armoederisicodrempel in euro
Toelichting
Het Vlaamse armoederisicopercentage (10%) lag in 2010 duidelijk lager dan het EU27-gemiddelde (16%). Vlaanderen haalde daarmee in 2010 een met Nederland gedeelde 2de plaats in de EU27. Tsjechië voert de rangschikking aan.
In het Pact 2020 heeft de Vlaamse Regering zich als doelstelling gesteld dat het aandeel inwoners in Vlaanderen dat leeft in armoede in 2020 laag moet liggen in vergelijking met de best presterende EU27-landen. Die doelstelling is vandaag al gehaald.
Het is opvallend dat verschillende Oost- en Centraal-Europese landen niet beduidend slechter scoren dan de West- en Noord-Europese landen, terwijl de levensstandaard in die eerste groep landen toch lager ligt. Dat heeft te maken met het feit dat het hier g aat om een relatieve armoedemaat, berekend op basis van het mediaaninkomen in elk land afzonderlijk. Dat gebeurt vanuit de redenering da t een minimaal aanvaardbare levensstandaard - en dus ook de armoederisicodrempel - afhankelijk is van de specifieke sociaaleconomischesituatie van het land in kwestie. In de grafiek is op de rechteras de hoogte van de armoederisicodrempel in elk land af te lezen. Daaruit blijkt dat de armoederisicodrempel sterk verschilt van land tot land. Daarmee moet bij de interpretatie van de armoederisicop ercentages zeker rekening gehouden worden.
910 10
12 12 1213 13 13 13
1415 15
16 16 16 16 1617 17
18 18 18
20 2021 21 21 21
0
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
0
5
10
15
20
25
Tsje
chië
Vla
ams
Gew
est
Ned
erla
nd
Slo
vaki
je
Oo
sten
rijk
Ho
nga
rije
Slo
ven
ië
Zwed
en
Fin
lan
d
Den
emar
ken
Fran
krijk
Luxe
mb
urg
Bel
gië
Ierl
and
Mal
ta
EU2
7
Du
itsl
and
Estl
and
Cyp
rus
Ver
enig
d K
on
ikri
jk
Po
len
Po
rtu
gal
Ital
ië
Gri
eke
nla
ns
Lito
uw
en
Bu
lgar
ije
Span
je
Ro
emen
ië
Letl
and
ho
ogte
van d
e armo
ederisico
drem
pel in
euro%
per
son
en o
nd
er a
rmo
eder
isic
od
rem
pel
% personen onder armoederisicodrempel (linkse as) hooge van de armoederisicodrempel in euro (rechtse as)
29
Indicator I5
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2006-2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
2004 2005 2006 2007 2008 2009
Aantal personen 758.000 822.000 813.000 807.000 777.000 725.000
% personen 12,6 13,7 13,6 13,4 12,8 11,8
Diepte van de inkomensarmoede: evolutie
Percentage personen met een gestandaardiseerd beschikbaar huishoudinkomen onder 40%, 50%, 60% (=
armoederisicodrempel) en 70% van het nationaal mediaan gestandaardiseerd huishoudinkomen na sociale
transfers
Onder 40% van het mediaaninkomen
Onder 50% van het mediaaninkomen
Onder 60% van het mediaaninkomen
(armoederisicodrempel)
Onder 70% van het mediaaninkomen
2006 2,3 5,9 11,4 18,9
2007 2,6 5,3 10,9 17,8
2008 2,0 4,9 10,1 17,9
2009 2,5 4,8 10,1 18,2
2010 2,6 4,9 10,4 18,4
0
5
10
15
20
25
% p
erso
nen
on
der
dre
mp
el
Toelichting
Om zicht te krijgen op de spreiding van de inkomens rond de armoederisicodrempel en dus de diepte van de inkomensarmoede kan mende hoogte van de armoederisicodrempel laten variëren. In 2010 bleek 18% van de Vlamingen te beschikken over een inkomen lager dan 70% van het nationaal mediaaninkomen, 5% over een inkomen lager dan 50% van het mediaaninkomen en 3% lager dan 40% van het mediaaninkomen. Die aandelen bleven de laatste jaren vrij stabiel.
30
Indicator I6
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Diepte van de inkomensarmoede: Europese vergelijking
Percentage personen met een gestandaardiseerd beschikbaar huishoudinkomen onder 40%, 50% en 70% van
het nationaal mediaan gestandaardiseerd huishoudinkomen na sociale transfers
2 2 2 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 5 5 5 5 6 6 6 6 7 79 9 10 10 10
0
10
20
30
40
HU AT FI VL
CZ
LU NL SI CY
BE
DE
FR MT SE IE DK EE SK
EU2
7 PL
PT
UK
GR IT BG LV ES LT RO
% p
erso
nen
on
der
40
%
5 5 5 6 6 6 7 7 7 8 8 8 8 8 8 9 9 10 10 10 11 11 11 1214 15 15 15 15
0
10
20
30
40
VL
CZ
NL
HU AT FI FR SI SE IE BE
DK
LU MT SK DE EE CY
EU2
7
UK IT PL
PT
GR ES BG LV LT RO
% p
erso
nen
on
der
50
%
1618 19 19 20 20 20 21 21 22 22 23 24 24 24 24 24 25 25 26 26 26 26 27 27 28 28 28 29
0
10
20
30
40
CZ
VL
NL
SK HU AT SI FI SE DK FR DE
EU2
7
BE
CY
LU MT EE IE IT PL
PT
UK
GR LT BG ES RO LV
% p
erso
nen
on
der
70
%
31
Indicator I7 Subjectieve beoordeling van de inkomenssituatie: evolutie
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/245.htm
Percentage en aantal personen dat leeft in een huishouden dat volgens de referentiepersoon (zeer) moeilijk
rondkomt met het beschikbare inkomen
Toelichting
Bij de indicatoren I1 tot I6 wordt op een objectieve manier nagegaan of het inkomen waarover mensen beschikken al dan niet on der een bepaalde drempel ligt. Maar de inkomensgerelateerde verwachtingen en behoeften verschillen van mens tot mens. De objectieve vergelijking van het beschikbare inkomen met de armoederisicodrempel wordt daarom best aangevuld met een subjectieve inschatt ing van het inkomen door de betrokkenen zelf.
In 2010 leefde 14% van de Vlamingen in een huishouden dat zelf aangeeft (zeer) moeilijk rond te komen met het beschikbare ink omen. Dat komt overeen met ongeveer 870.000 personen. Deze cijfers liggen de laatste jaren duidelijk hoger dan in de periode 2006 -2007.
In tegenstelling tot het percentage personen onder de armoederisicodrempel dat berekend wordt op basis van het totale huishou dinkomen in het jaar voorafgaand aan de survey (bij de EU-SILC-survey van 2010 gaat het dus om het inkomen uit 2009), heeft de subjectieve armoedemaat betrekking op de situatie op het moment waarop de survey wordt afgenomen (de EU-SILC-survey van 2010 werd afgenomen medio 2010).
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
aantal personen 790.000 750.000 710.000 580.000 900.000 930.000 870.000
% personen 13,1 12,5 11,7 9,6 14,9 15,2 14,1
0
2
4
6
8
10
12
14
16
0
200.000
400.000
600.000
800.000
1.000.000
1.200.000
% p
erson
en d
at (zeer) mo
eilijk ron
dko
mt
aan
tal p
erso
nen
dat
(ze
er)
mo
eilij
k ro
nd
kom
t
32
Indicator I8
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/245.htm
Percentage personen dat (zeer) moeilijk rondkomt
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
Percentage en aantal personen dat leeft in een huishouden dat volgens de referentiepersoon (zeer)
moeilijk rondkomt met het beschikbare inkomen
Subjectieve beoordeling van de inkomenssituatie: situatie per bevolkingsgroep
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
14
13
15
15
14
13
14
17
23
10
15
35
13
6
14
9
27
16
20
26
13
8
50
42
18
6
22
13
6
10
28
34
20
10
4
2
13
36
0 10 20 30 40 50 60
Totaal
Man
Vrouw
0-17 jaar
18-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
65 jaar en ouder
Alleenstaande
Lid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaar
Lid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kind
Lid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
Werkend
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*
0<W<1
W=1
Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,5
0,5≤W<1
W=1
Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezit
Lid van gezin dat huis huurt
Lid van gezin in laagste kwintiel**
2de kwintiel
3de kwintiel
4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burger
niet-EU-burger
% personen dat (zeer) moeilijk rondkomt
33
Aantal personen dat (zeer) moeilijk rondkomt
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
410460
18070270160180
1901001101009050100
23080170200
13090805090150130
38023080
490380
42025012050
30
66030
0 100 200 300 400 500 600 700
ManVrouw
0-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar
65 jaar en ouder
AlleenstaandeLid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaarLid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kindLid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
WerkendWerkloos
GepensioneerdAnders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*0<W<1
W=1Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,50,5≤W<1
W=1
LaaggeschooldMiddengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezitLid van gezin dat huis huurt
Lid van gezin in laagste kwintiel**2de kwintiel3de kwintiel4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burgerniet-EU-burger
aantal personen dat (zeer) moeillijk rondkomt x 1.000
34
Indicator I9
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2008-2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/245.htm
Percentage personen dat (zeer) moeilijk rondkomt
Subjectieve beoordeling van de inkomenssituatie: evolutie situatie risicogroepen
Percentage personen dat leeft in een huishouden dat volgens de referentiepersoon (zeer) moeilijk
rondkomt met het beschikbare inkomen
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
15
21
40
22
23
25
38
47
20
27
37
19
32
15
19
32
29
22
24
65
61
20
29
39
18
46
14
23
35
27
20
26
50
42
22
28
34
20
36
0 10 20 30 40 50 60 70
Totaal
Alleenstaande
Lid van eenoudergezin
Werkloos
Anders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*
Lid van gezin met kinderen en W=0
Lid van gezin met kinderen en 0<W<0,5
Laaggeschoold
Lid van gezin dat huis huurt
Lid van gezin in laagste inkomenskwintiel
Lid van gezin in 2de inkomenskwintiel
niet-EU-burger
% personen dat (zeer) moeilijk rondkomt
2008
2009
2010
35
Indicator I10 Subjectieve beoordeling van de inkomenssituatie: Europese vergelijking
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/245.htm
Percentage personen dat leeft in een huishouden dat volgens de referentiepersoon (zeer) moeilijk rondkomt
met het beschikbare inkomen
7 7 8 9 912
14 15 16
20 21
26 2628 29
32 32 3335
37 37
4547 48 49
56 57 58
65
0
10
20
30
40
50
60
70
Fin
lan
d
Zwed
en
Luxe
mb
urg
De
ne
mar
ken
Du
itsl
and
Ned
erla
nd
Vla
ams
Ge
we
st
Oo
sten
rijk
Ver
enig
d K
on
inkr
ijk
Fran
krijk
Bel
gië
Estl
and
EU2
7
Tsje
chië
Slo
ven
ië
Slo
vaki
je
Span
je
Ierl
and
Po
len
Ital
ië
Lito
uw
en
Po
rtu
gal
Mal
ta
Cyp
rus
Ro
emen
ië
Letl
and
Ho
nga
rije
Gri
eke
nla
nd
Bu
lgar
ije
% p
erso
nen
in h
uis
ho
ud
en d
at (
zeer
) m
oei
lijk
ron
dko
mt
36
Indicator I11
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010, doelstelling 2020
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
2004 2005 2006 2007 2008 2009
Aantal personen 758.000 822.000 813.000 807.000 777.000 725.000
% personen 12,6 13,7 13,6 13,4 12,8 11,8
Ernstige materiële deprivatie: evolutie samengestelde maat
Percentage en aantal personen dat leeft in een huishouden dat minstens 4 van volgende 9 items mist omwille
van financiële redenen: 1 week vakantie per jaar, een maaltijd met vis, vlees, kip of vegetarisch alternatief
om de 2 dagen, een wasmachine, een kleuren-tv, een telefoon, een auto, de rekeningen voor huur,
hypotheek, nutsvoorzieningen of andere aankopen kunnen betalen, het huis degelijk kunnen verwarmen,
beperkte onverwachte financiële uitgave (850 euro) kunnen doen
Toelichting
Recentelijk werd op Europees niveau een armoede-indicator ontwikkeld die niet zozeer focust op het inkomen zelf, maar op het feit of men mede dankzij dit inkomen kan genieten van een minimale levensstandaard. Dat gebeurt door na te gaan hoeveel basisitems (uit e en lijst van 9 items) elk gezin moet missen omwille van financiële redenen. Vervolgens wordt per land of regio het percentage individu en berekend dat leeft in een gezin dat niet beschikt over minstens 4 van de 9 items.
In 2010 leefde minder dan 2% van de Vlamingen - goed voor ongeveer 100.000 personen - in een ernstig materieel gedepriveerd gezin (mist minstens 4 items om financiële redenen). Het aandeel ernstig gedepriveerden lijkt tegenover 2008 duidelijk gedaald.
In het Vlaamse Hervormingsprogramma voor de EU2020-strategie heeft de Vlaamse Regering er zich toe verbonden om het aantal personen in een ernstige materieel gedepriveerd huishouden tussen 2008 en 2020 met 30% te verminderen. Dat betekent dat in 20 20 het aantal personen dat leeft in een ernstig materieel gedepriveerd gezin gedaald moet zijn tot maximaal 120.000 personen. Die do elstelling is vandaag al gehaald.
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2020
Aantal personen 130.000 160.000 180.000 130.000 170.000 130.000 100.000 120.000
% personen 2,2 2,6 2,9 2,0 2,7 2,1 1,6
0
1
2
3
4
0
100.000
200.000
300.000
400.000
% p
erson
en in
ernstige m
ateriële d
eprivatie
aan
tal p
erso
nen
in e
rnst
ige
mat
erië
le d
epri
vati
e
37
Indicator I12
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage personen in huishouden in ernstige materiële deprivatie
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
Ernstige materiële deprivatie: situatie per bevolkingsgroep
Percentage personen dat leeft in een huishouden dat minstens 4 van volgende 9 items mist omwille van
financiële redenen: 1 week vakantie per jaar, een maaltijd met vis, vlees, kip of vegetarisch alternatief om
de 2 dagen, een wasmachine, een kleuren-tv, een telefoon, een auto, de rekeningen voor huur, hypotheek,
nutsvoorzieningen of andere aankopen kunnen betalen, het huis degelijk kunnen verwarmen, beperkte
onverwachte financiële uitgave (850 euro) kunnen doen
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
2
22
21211
4< 1151< 14
1613
51< 114311
22< 1
16
522< 1< 1
17
0 5 10 15
Totaal
ManVrouw
0-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar
65 jaar en ouder
AlleenstaandeLid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaarLid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kindLid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
WerkendWerkloos
GepensioneerdAnders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*0<W<1
W=1Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,50,5≤W<1
W=1
LaaggeschooldMiddengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezitLid van gezin dat huis huurt
Lid van gezin in laagste kwintiel**2de kwintiel3de kwintiel4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burgerniet-EU-burger
% personen in ernstige materiële deprivatie
38
Aantal personen in huishouden in ernstige materiële deprivatie
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
50
50
30
10
40
10
10
30
< 10
10
10
10
< 10
30
20
20
10
30
20
10
< 10
20
10
10
20
40
30
10
20
70
60
20
20
< 10
< 10
70
10
0 25 50 75
Man
Vrouw
0-17 jaar
18-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
65 jaar en ouder
Alleenstaande
Lid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaar
Lid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kind
Lid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
Werkend
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*
0<W<1
W=1
Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,5
0,5≤W<1
W=1
Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezit
Lid van gezin dat huis huurt
Lid van gezin in laagste kwintiel**
2de kwintiel
3de kwintiel
4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burger
niet-EU-burger
aantal personen in ernstige materiële deprivatie x 1.000
39
Indicator I13
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2008-2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage personen in huishouden in ernstige materiële deprivatie
Ernstige materiële deprivatie: evolutie situatie risicogroepen
Percentage personen dat leeft in een huishouden dat minstens 4 van volgende 9 items mist omwille van
financiële redenen: 1 week vakantie per jaar, een maaltijd met vis, vlees, kip of vegetarisch alternatief om
de 2 dagen, een wasmachine, een kleuren-tv, een telefoon, een auto, de rekeningen voor huur, hypotheek,
nutsvoorzieningen of andere aankopen kunnen betalen, het huis degelijk kunnen verwarmen, beperkte
onverwachte financiële uitgave (850 euro) kunnen doen
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
3
4
11
5
4
5
12
7
9
10
2
4
7
3
5
4
30
7
7
15
2
4
5
4
6
5
14
6
5
6
0 10 20 30 40
Totaal
Alleenstaande
Lid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
Werkloos
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*
Lid van gezin met kinderen en W=0
Lid van gezin dat huis huurt
Lid van gezin in laagste inkomenskwintiel
niet-EU-burger
% personen in ernstige materiële deprivatie
2008
2009
2010
40
Indicator I14 Ernstige materiële deprivatie: Europese vergelijking
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage personen dat leeft in een huishouden dat minstens 4 van volgende 9 items mist omwille van
financiële redenen: 1 week vakantie per jaar, een maaltijd met vis, vlees, kip of vegetarisch alternatief om de
2 dagen, een wasmachine, een kleuren-tv, een telefoon, een auto, de rekeningen voor huur, hypotheek,
nutsvoorzieningen of andere aankopen kunnen betalen, het huis degelijk kunnen verwarmen, beperkte
onverwachte financiële uitgave (850 euro) kunnen doen
1 12 2
3 34 4
5 56 6 6 6 6
78 8
9 9 911
1214
2022
27
31
35
0
5
10
15
20
25
30
35
40
Luxe
mb
urg
Zwed
en
Vla
ams
Gew
est
Ned
erla
nd
Den
emar
ken
Fin
lan
d
Span
je
Oo
sten
rijk
Du
itsl
and
Ve
ren
igd
Ko
nin
krijk
Mal
ta
Fran
krijk
Bel
gië
Slo
ven
ië
Tsje
chië
Ital
ië
Ierl
and
EU2
7
Estl
and
Po
rtu
gal
Cyp
rus
Slo
vaki
je
Gri
eken
lan
d
Po
len
Lito
uw
en
Ho
nga
rije
Letl
and
Ro
emen
ië
Bu
lgar
ije
% p
ers
on
en
in e
rnst
ige
mat
eri
ële
de
pri
vati
e
41
Indicator I15
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage personen
Aantal personen
1. dat zich per jaar geen week vakantie buitenshuis kan veroorloven
2. dat zich geen maaltijd met vlees, kip, vis of vegetarisch alternatief kan veroorloven om de 2 dagen
Ernstige materiële deprivatie: score op afzonderlijke items
Percentage en aantal personen dat leeft in een huishouden:
8. dat het huis niet degelijk kan verwarmen omwille van financiële redenen
9. dat een onverwachte noodzakelijke uitgave (850 euro) niet uit eigen middelen kan betalen
3. dat niet beschikt over een wasmachine omwille van financiële redenen
7. dat tijdens het afgelopen jaar minstens 1 achterstallige betaling had inzake hypotheek/huur,
nutsvoorzieningen (gas, elektriciteit, water) en leningen (aankopen op afbetaling of andere leningen)
4. dat niet beschikt over een kleuren-tv omwille van financiële redenen
5. dat niet beschikt over een telefoon omwille van financiële redenen
6. dat niet beschikt over een auto omwille van financiële redenen
18
3
1
<1
<1
3
5
3
15
0 5 10 15 20
Geen week vakantie per jaar
Geen vis, vlees, kip of vegetarisch om de 2 dagen
Geen wasmachine
Geen TV
Geen telefoon
Geen auto
Achterstallige betalingen
Geen degelijke verwarming
Geen onverwachte uitgave aankunnen
% personen
1.120
160
50
10
<10
180
290
160
920
0 200 400 600 800 1000 1200
Geen week vakantie per jaar
Geen vis, vlees, kip of vegetarisch om de 2 dagen
Geen wasmachine
Geen TV
Geen telefoon
Geen auto
Achterstallige betalingen
Geen degelijke verwarming
Geen onverwachte uitgave aankunnen
aantal personen x 1.000
42
Indicator I16
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010, doelstelling 2020
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Bevolking in armoede of sociale uitsluiting volgens EU2020-definitie: evolutie
Percentage en aantal personen dat voldoet aan minstens 1 van 3 onderstaande voorwaarden:
1. leeft in een gezin met een gestandaardiseerd beschikbaar huishoudinkomen onder de nationale
armoederisicodrempel (zie indicator I1)
2. leeft in een gezin dat ernstig materieel gedepriveerd is (= mist minstens 4 van lijst van 9 items* omwille van
financiële redenen) (zie indicator I11)
3. is niet ouder dan 59 jaar en leeft in een gezin waarvan de totale werkintensiteit lager ligt dan 0,20. De
werkintensiteit is de verhouding van het aantal gewerkte maanden door alle volwassen leden van het
huishouden van 18 tot 59 jaar tot het aantal maanden dat alle volwassen leden van het huishouden van 18
tot 59 jaar zouden kunnen werken (zie indicator A9)
* 1 week vakantie per jaar, een maaltijd met vis, vlees, kip of vegetarisch alternatief om de 2 dagen, een
wasmachine, een kleuren-tv, een telefoon, een auto, de rekeningen voor huur/hypotheek en
nutsvoorzieningen kunnen betalen, het huis degelijk kunnen verwarmen, beperkte onverwachte financiële
uitgave (850 euro) kunnen doen.
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2020
Aantal personen 1.000.000 990.000 990.000 970.000 930.000 900.000 910.000 650.000
% personen 16,6 16,6 16,5 15,9 15,2 14,7 14,7
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
0
200.000
400.000
600.000
800.000
1.000.000
1.200.000
1.400.000
% p
erson
en in
armo
ede o
f sociale u
itsluitin
gaa
nta
l per
son
en in
arm
oed
e o
f so
cial
e u
itsl
uit
ing
43
Toelichting
De Europese Unie stelt zich in haar EU2020-strategie tot doel om het aantal personen in armoede of sociale uitsluiting tegen 2020 met 20 miljoen te verminderen. Het gaat om de personen die leven in een huishouden met een gestandaardiseerd inkomen onder de nation alearmoederisicodrempel en/of leven in een huishouden dat ernstig materieel gedepriveerd is en/of jonger zijn dan 60 jaar en lev en in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit.
Voor elke inwoners wordt dus eerst gekeken naar zijn of haar huishoudinkomen. Dat wordt vergeleken met de nationale armoederisicodrempel: zie indicator I1. Tegelijk wordt nagegaan of de persoon al dan niet leeft in een ernstig materieel gede priveerd huishouden. Dat heeft te maken met de levensstandaard van het huishouden. Een huishouden is ernstig materieel gedepriveerd al s het minstens 4 items uit een lijst van 9 basisitems moet missen omwille van financiële redenen: zie indicator I11.Ten slotte wordt voor alle personen jonger dan 60 jaar ook gekeken naar de werkintensiteit van het huishouden. Het gaat om he t aantal gewerkte maanden in het afgelopen jaar door alle volwassen leden van het huishouden tegenover het totaal aantal maanden dat z ij gewerkt konden hebben. Is die verhouding kleiner dan 0,2, dan is er sprake van een huishouden met zeer lage werkintensiteit: zie indicator A9. Volgens de EU2020-definitie wordt iemand beschouwd als arm of sociaal uitgesloten als aan minstens 1 van deze 3 voorwaarden is voldaan.
In 2010 ging het om 15% van de Vlamingen. Dat komt overeen met ongeveer 910.000 personen. Tegenover 2005 is het aantal person en in armoede of sociale uitsluiting licht gedaald.
In het Vlaamse Hervormingsprogramma voor de EU2020-strategie heeft de Vlaamse Regering er zich toe verbonden om het aantal personen in armoede of sociale uitsluiting tussen 2008 en 2020 met 30% te verminderen. Dat betekent dat in 2020 in Vlaanderen het aantal personen in armoede of sociale uitsluiting volgens de EU2020-definitie gedaald moet zijn tot maximaal 650.000 personen. Voorlopig is er in de cijfers geen sprake van een duidelijk daling.Tegelijk gaat de Vlaamse Regering voor een 30%-reductie tegen 2020 op de 3 subindicatoren van de EU2020-indicator afzonderlijk. Dat betekent dus een 30%-reductie van het aantal personen met een huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel (zie indicator I1), een 30%-reductie van het aantal personen in ernstige materiële deprivatie (zie indicator I11) en een 30%-reductie van het aantal personen in een huishouden met zeer lage werkintensiteit (zie indicator A9).
44
Indicator I17
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage personen in armoede of sociale uitsluiting volgens EU2020-definitie
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
Bevolking in armoede of sociale uitsluiting volgens EU2020-definitie: situatie per
bevolkingsgroep
Zie indicator I16
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
15
1415
1411112019
231621338614
5421729
4710
39444134
23136
1130
6074
21
1444
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Totaal
ManVrouw
0-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar
65 jaar en ouder
AlleenstaandeLid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaarLid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kindLid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
WerkendWerkloos
GepensioneerdAnders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*0<W<1
W=1Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,50,5≤W<1
W=1
LaaggeschooldMiddengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezitLid van gezin dat huis huurt
Lid van gezin in laagste kwintiel**2de kwintiel3de kwintiel4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burgerniet-EU-burger
% personen in armoede of sociale uitsluiting
45
Aantal personen in armoede of sociale uitsluiting volgens EU2020-definitie
Werkend
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*
0<W<1
W=1
Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,5
0,5≤W<1
W=1
Laaggeschoold
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
440480
17060240240200
190150150906060110
120130190290
25070
301009011070
400230100
510400
7409050
2010
70040
0 100 200 300 400 500 600 700 800
ManVrouw
0-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar
65 jaar en ouder
AlleenstaandeLid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaarLid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kindLid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
WerkendWerkloos
GepensioneerdAnders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*0<W<1
W=1Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,50,5≤W<1
W=1
LaaggeschooldMiddengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezitLid van gezin dat huis huurt
Lid van gezin in laagste kwintiel**2de kwintiel3de kwintiel4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burgerniet-EU-burger
aantal personen in armoede of sociale uitsluiting x 1.000
46
Indicator I18
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2008-2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage personen in armoede of sociale uitsluiting volgens EU2020-definitie
Bevolking in armoede of sociale uitsluiting volgens EU2020-definitie: evolutie situatie
risicogroepen
Zie indicator I16
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
15
23
20
28
22
39
41
31
52
96
56
24
27
59
41
15
21
21
25
23
30
38
32
49
94
47
25
27
58
53
15
20
19
23
21
33
42
29
47
94
44
23
30
60
44
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110
Totaal
50-64 jaar
65 jaar en ouder
Alleenstaande
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaar
Lid van eenoudergezin
Werkloos
Anders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*
Lid van gezin met kinderen en W=0
Lid van gezin met kinderen en 0<W<0,5
Laaggeschoold
Lid van gezin dat huis huurt
Lid van gezin in laagste inkomenskwintiel
niet-EU-burger
% personen in armoede of sociale uitsluiting
2008
2009
2010
47
Indicator I19
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Zie indicator I16
Bevolking in armoede of sociale uitsluiting volgens EU2020-definitie: Europese vergelijking
14 15 15 1517 17 17 18 18 19 20 21 21 21 22 23 23 24 25 25 26
28 2830 30
33
38
41 42
0
10
20
30
40
50
Tsje
chië
Vla
ams
Ge
we
st
Zwed
en
Ned
erla
nd
Oo
sten
rijk
Fin
lan
d
Luxe
mb
urg
De
ne
mar
ken
Slo
ven
ië
Fran
krijk
Du
itsl
and
Mal
ta
Slo
vaki
je
Bel
gië
Estl
and
Ver
enig
d K
on
inkr
ijk
EU2
7
Cyp
rus
Ital
ië
Po
rtu
gal
Span
je
Gri
eke
nla
nd
Po
len
Ierl
and
Ho
nga
rije
Lito
uw
en
Letl
and
Ro
emen
ië
Bu
lgar
ije
% p
erso
nen
in a
rmo
ede
of
soci
ale
uit
slu
itin
g
48
Indicator I20
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/240.htm
Inkomenskwintielverhouding (S80/S20): evolutie
Verhouding van het aandeel van het inkomen ontvangen door de 20% van de bevolking met het hoogste
inkomen (hoogste kwintiel) in het totale inkomen, tot het aandeel van het inkomen ontvangen door de 20%
van de bevolking met het laagste inkomen (laagste kwintiel) in het totale inkomen
Toelichting
Er bestaan verschillende maten om de inkomensverdeling in een land of regio in kaart te brengen. Een in de Europese armoedepl annen vaak gebruikte maat is de inkomenskwintielverhouding (S80/S20) die het totale inkomen van de 20% rijksten vergelijkt met dat van de 20% armsten. Deze verhouding lag in Vlaanderen in 2010 op 3,6. Dat betekent dat het inkomen van de 20% rijksten 3,6 keer hoger li gt dan het inkomen van de 20% armsten. Dat cijfer is nagenoeg stabiel gebleven sinds 2004.
3,73,5
3,63,5
3,63,5
3,6
0
1
2
3
4
5
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
inko
men
skw
inti
elve
rho
ud
ing
49
Indicator I21
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/240.htm
Verhouding van het aandeel van het inkomen ontvangen door de 20% van de bevolking met het hoogste
inkomen (hoogste kwintiel) in het totale inkomen, tot het aandeel van het inkomen ontvangen door de
20% van de bevolking met het laagste inkomen (laagste kwintiel) in het totale inkomen
Inkomenskwintielverhouding (S80/S20): Europese vergelijking
3,4 3,4 3,5 3,5 3,6 3,6 3,7 3,7 3,8 3,94,1
4,3 4,4 4,4 4,5 4,5
5,0 5,0 5,05,2 5,3 5,4
5,6 5,65,9 6,0
6,9 6,97,3
0
2
4
6
8
10
Ho
nga
rije
Slo
ven
ië
Tsje
chië
Zwed
en
Vla
ams
Gew
est
Fin
lan
d
Ned
erla
nd
Oo
sten
rijk
Slo
vaki
je
Bel
gië
Luxe
mb
urg
Mal
ta
Cyp
rus
Den
emar
ken
Du
itsl
and
Fran
krijk
EU2
7
Estl
and
Po
len
Ital
ië
Ierl
and
Ver
enig
d K
on
inkr
ijk
Gri
eken
lan
d
Po
rtu
gal
Bu
lgar
ije
Ro
emen
ië
Span
je
Letl
and
Lito
uw
en
inko
men
skw
inti
elve
rho
ud
ing
50
Indicator I22
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/239.htm
Gini-coëfficiënt: evolutie
Synthetische maat van het cumulatieve aandeel van het equivalent inkomen dat opgenomen wordt door de
cumulatieve percentages van het aantal individuen. De waarde van de coëfficiënt varieert van 0 (volledige
inkomensgelijkheid) tot 100 (volledige ongelijkheid).
Toelichting
De gini-coëfficiënt is een maat die inzicht geeft in de wijze waarop het inkomen verdeeld is tussen de inwoners van een land of regio. Deze maat varieert van 0 (volledige inkomensgelijkheid) tot 100 (volledige ongelijkheid). De gini -coëfficiënt is de voorbije jaren niet significant gestegen of gedaald in Vlaanderen.
In het Pact 2020 heeft de Vlaamse Regering zich als doelstelling gesteld dat de inkomensongelijkheid en dus de gini -coëfficiënt tegen 2020 merkbaar zou dalen. Voorlopig is er in de cijfers echter geen sprake van een duidelijke daling.
24,9 24,5 24,923,9
25,324,4 24,9
0
5
10
15
20
25
30
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
gin
i-co
ëffi
cien
t
51
Indicator I23
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/239.htm
Gini-coëfficiënt: Europese vergelijking
Synthetische maat van het cumulatieve aandeel van het equivalent inkomen dat opgenomen wordt door
de cumulatieve percentages van het aantal individuen. De waarde van de coëfficiënt varieert van 0
(volledige inkomensgelijkheid) tot 100 (volledige ongelijkheid).
24 24 2425 25 25
26 26 2627 27
28 2829 29
30 3031 31 31
33 33 33 33 3334 34
3637
0
10
20
30
40
50
Slo
ven
ië
Ho
nga
rije
Zwed
en
Vla
ams
Gew
est
Tsje
chië
Fin
lan
d
Ne
de
rlan
d
Slo
vaki
je
Oo
sten
rijk
Bel
gië
Den
emar
ken
Luxe
mb
urg
Mal
ta
Cyp
rus
Du
itsl
and
EU2
7
Fran
krijk
Po
len
Ital
ië
Estl
and
Ierl
and
Gri
eke
nla
nd
Ver
enig
d K
on
inkr
ijk
Bu
lgar
ije
Ro
emen
ië
Po
rtu
gal
Span
je
Letl
and
Lito
uw
en
gin
i-co
ëffi
cien
t
52
Indicator S1 Betalingsachterstand en collectieve schuldenregeling: evolutie
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2006-2011
BRON Nationale Bank van België
Voor meer informatie www.nbb.be
** Cijfers inclusief het gerechtelijke arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde.
Aantal geregistreerde personen met betalingsachterstand en aantal uitstaande berichten van toelaatbaarheid
van collectieve schuldenregeling, telkens op 31 december
* Het cijfer voor 2006 heeft uitzonderlijk betrekking op de situatie in januari 2007.
Toelichting
Schuldoverlast is vaak een belangrijk probleem voor mensen in armoede. Eind 2011 stonden 124.066 Vlamingen met afbetalingsmoeilijkheden geregistreerd bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren van de Nationale Bank van België. Dez e Centrale registreert alle kredieten die door natuurlijke personen (voor privé doeleinden) worden afgesloten evenals de eventuele wanbe talingen met betrekking tot deze kredieten. Kredietgevers zijn verplicht de centrale te raadplegen vooraleer ze een krediet toekennen. Het aantal geregistreerde personen met betalingsachterstand is de afgelopen jaren duidelijk toegenomen.Hierbij dient te worden opgemerkt dat in deze cijfers enkel rekening wordt gehouden met kredieten (voor consumptie of hypothe ek), maar niet met andere schulden zoals schulden voor huur, energiefacturen, gezondheidskosten, telefoon of fiscale schulden.
Wie geconfronteerd wordt met overmatige schuldenlast of ernstige financiële moeilijkheden kan een beroep doen op de procedure van collectieve schuldenregeling. Eind 2011 stonden er in Vlaanderen (inclusief het gerechtelijke arrondissement Brussel -Halle-Vilvoorde) in totaal 55.425 berichten van 'toelaatbaarheid van collectieve schuldenregeling' uit. Deze cijfers kunnen gezien worden als een aanwijzing voor de meest extreme vorm van overmatige schuldenlast.
Personen met betalingsachterstand* Berichten van collectieve schuldenregeling**
2006 107.563 34.415
2007 107.421 38.315
2008 110.258 41.197
2009 116.284 45.595
2010 119.619 50.909
2011 124.066 55.425
0
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
120.000
140.000
160.000
aan
tal p
erso
nen
en
ber
ich
ten
53
Indicator S2
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Achterstallige betalingen voor wonen, nutsvoorzieningen en leningen: evolutie
Percentage en aantal personen dat leeft in een huishouden met minstens 1 achterstallige betaling inzake
hypotheek/huur, nutsvoorzieningen (gas, elektriciteit, water) en leningen (aankopen op afbetaling of andere
leningen) tijdens het afgelopen jaar
Toelichting
In 2010 leefde bijna 5% van de Vlamingen in een gezin met minstens 1 achterstallige betaling in het afgelopen jaar voor huur of hypotheek, elekticiteit, water of gas of een andere lening. Dat komt overeen met ongeveer 290.000 personen.In tegenstelling tot de cijfers van de Centrale voor Krediet aan Particulieren van de Nationale Bank over het aantal geregist reerde personen met betalingsachterstand (zie indicator S1) wordt hier niet alleen rekening gehouden met kredieten maar ook met andere mogeli jkeschulden (huur, nutsvoorzieningen...).
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Aantal personen 290.000 270.000 290.000 250.000 290.000 270.000 290.000
% personen 4,8 4,5 4,7 4,1 4,8 4,5 4,7
0
1
2
3
4
5
6
0
100.000
200.000
300.000
400.000
500.000
% p
erson
en m
et achterstallen
aan
tal p
erso
nen
met
ach
ters
talle
n
54
Indicator S3
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage personen met achterstallen
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden voor alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
Achterstallige betalingen voor wonen, nutsvoorzieningen en leningen: situatie per
bevolkingsgroep
Percentage personen dat leeft in een huishouden met minstens 1 achterstallige betaling inzake
hypotheek/huur, nutsvoorzieningen (gas, elektriciteit, water) en leningen (aankopen op afbetaling of
andere leningen) tijdens het afgelopen jaar
5
54
75631
63116439
4816
444221893
552
214
107321
423
0 5 10 15 20 25
Totaal
ManVrouw
0-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar
65 jaar en ouder
AlleenstaandeLid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaarLid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kindLid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
WerkendWerkloos
GepensioneerdAnders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*0<W<1
W=1Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,50,5≤W<1
W=1
LaaggeschooldMiddengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezitLid van gezin dat huis huurt
Lid van gezin in laagste kwintiel**2de kwintiel3de kwintiel4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burgerniet-EU-burger
% personen met achterstallen
55
Aantal personen met achterstallen
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
150
140
90
30
130
30
10
50
30
10
40
30
30
70
100
20
20
60
20
30
30
20
40
80
60
90
80
30
110
180
120
90
40
20
10
180
20
0 50 100 150 200
Man
Vrouw
0-17 jaar
18-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
65 jaar en ouder
Alleenstaande
Lid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaar
Lid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kind
Lid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
Werkend
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*
0<W<1
W=1
Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,5
0,5≤W<1
W=1
Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezit
Lid van gezin dat huis huurt
Lid van gezin in laagste kwintiel**
2de kwintiel
3de kwintiel
4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burger
niet-EU-burger
aantal personen met achterstallen x 1.000
56
Indicator S4
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Achterstallige betalingen voor wonen, nutsvoorzieningen en leningen: Europese
vergelijking
Percentage personen dat leeft in een huishouden met minstens 1 achterstallige betaling inzake
hypotheek/huur, nutsvoorzieningen (gas, elektriciteit, water) en leningen (aankopen op afbetaling of
andere leningen) tijdens het afgelopen jaar
35 5 5
6 6 67 7
89
10 10 1011
12 12 1213 13
1517
20
2426 26
3031
34
0
5
10
15
20
25
30
35
40
Luxe
mb
urg
Vla
ams
Gew
est
Du
itsl
and
Ned
erla
nd
Tsje
chië
Den
emar
ken
Zwed
en
Mal
ta
Oo
sten
rijk
Bel
gië
Po
rtu
gal
Span
je
Fin
lan
d
Ver
enig
d K
on
inkr
ijk
Fran
krijk
EU2
7
Lito
uw
en
Slo
vaki
je
Estl
and
Ital
ië
Po
len
Ierl
and
Slo
ven
ië
Ho
nga
rije
Cyp
rus
Letl
and
Ro
emen
ië
Gri
eken
lan
d
Bu
lgar
ije
% p
erso
nen
met
ach
ters
talle
n
57
Indicator U1
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2005-2010
BRON POD Maatschappelijke Integratie
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/2685.htm
Recht op Maatschappelijke Integratie en Recht op Maatschappelijke Hulp: evolutie
Gemiddeld maandelijks aantal begunstigden van het (equivalent) leefloon en van tewerkstellingsmaatregelen
in het kader van het Recht op Maatschappelijke Integratie (RMI) en het Recht op Maatschappelijke Hulp
(RMH)
Toelichting
Naast de klassieke sociale uitkeringen (pensioenen, werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en kinderbijslag), probeert de overheid via de sociale bijstand de armoedesituatie van de minst gegoede groepen te verbeteren .
Het gaat vooreerst om het leefloon dat men ontvangt in het kader van het Recht op Maatschappelijke Integratie (RMI) en het eq uivalent leefloon dat men ontvangt in het kader van het Recht op Maatschappelijke Hulp (RMH). Het RMH is er voor mensen die niet in aa nmerking komen voor het RMI omdat ze niet voldoen aan bepaalde voorwaarden inzake leeftijd, nationaliteit en arbeidsbereidheid. In de praktijk gaat het vooral om kandidaat-vluchtelingen en vreemdelingen met een verblijfsvergunning die niet ingeschreven zijn in het bevolkingregister.In 2010 ontvingen in Vlaanderen per maand gemiddeld 25.816 personen een leefloon. Dat aantal ligt iets hoger dan in 2009 en d uidelijk hoger dan de jaren 2005-2008. Nog eens gemiddeld 9.353 personen per maand ontvingen in 2010 een equivalent leefloon. Dat is een duidelijke stijging na een opvallende daling in de periode 2005-2008.
Het gaat hier niet om het aantal personen dat recht heeft op het (equivalent) leefloon maar om het aantal personen dat het (e quivalent) leefloon effectief ontvangt. Om uiteenlopende redenen maakt een bepaald deel van de personen die recht hebben op het (equival ent) leefloon in de praktijk geen gebruik van dat recht. Hoe groot dat aandeel is, is echter moeilijk te schatten.
Naast het (equivalent) leefloon kan het RMI en het RMH ook ingevuld worden via een tewerkstellingsmaatregel met tussenkomst v an het OCMW. Het aantal tewerkstellingsmaatregelen is de voorbije jaren gestaag gestegen.
leefloon equivalent leefloon tewerkstellingsmaatregelen
2005 21.889 16.506 4.014
2006 22.230 13.940 4.312
2007 21.854 11.403 4.395
2008 22.345 7.697 4.206
2009 24.907 7.469 4.437
2010 25.816 9.353 5.012
0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
30.000
aan
tal b
egu
nst
igd
en
58
Indicator U2
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2010
BRON POD Maatschappelijke Integratie
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/2685.htm
Percentage (equivalent) leefloontrekkers t.o.v. bevolking van 18 tot 64 jaar
Aantal (equivalent) leefloontrekkers
Recht op Maatschappelijke Integratie en Recht op Maatschappelijke Hulp: situatie per
bevolkingsgroep
Relatief en absoluut gemiddeld maandelijks aantal begunstigden van het (equivalent) leefloon in het kader
van het Recht op Maatschappelijke Integratie (RMI) en het Recht op Maatschappelijke Hulp (RMH)
1
0 5.000 10.000 15.000 20.000
aantal (equivalent) leefloners
16.313
18.855
175
8.962
8.247
6.527
5.149
4.817
1.294
15.579
9.796
9.759
35
18.145
2.625
14.405
0 5.000 10.000 15.000 20.000
Man
Vrouw
0-17 jaar
18-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar
65 jaar en ouder
Alleenstaande
Samenwonende
Persoon met gezin ten laste
Onbekend
Belg
EU-burger (excl. Belg)
niet-EU-burger
aantal (equivalent) leefloners
1
0 5.000 10.000 15.000 20.000aantal (equivalent) leefloners
0,9
0,8
1,0
1,7
1,1
0,7
0,5
0,6
0,3
1,0
9,1
0 2 4 6 8 10
Totaal
Man
Vrouw
18-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar
Belg
EU-burger (excl. Belg)
niet-EU-burger
% (equivalent) leefloners
59
Indicator U3
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2006-2011
BRON
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/254.htm
http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/256.htm
* Cijfers op 31 december van het voorgaande jaar.
Uitkeringen voor ouderen, personen met een handicap en kinderen: evolutie
Aantal begunstigden van de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO), het Gewaarborgd Inkomen voor
Bejaarden (GIB), de Inkomensvervangende Tegemoetkoming aan Personen met een Handicap (IVT), de
Integratietegemoetkoming voor Personen met een Handicap (IT) en het aantal op de gewaarborgde
gezinsbijslag rechtgevende kinderen, op 1 januari (of waar aangegeven op 31 december van voorgaande jaar)
Rijksdienst voor Pensioenen, FOD Sociale Zekerheid Directie-generaal Personen met een Handicap, Rijksdienst
voor Kinderbijslag voor Werknemers
Toelichting
Slechts een beperkt aantal 65-plussers ontvangt een leefloon omdat zij aparte regelingen kennen: het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden (GIB) dat sinds 2002 geleidelijk vervangen wordt door de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO). Meestal gaat het om e en toeslag bovenop het pensioen, zodat men een bedrag bekomt dat vergelijkbaar is met het leefloon. Het wordt toegekend aan pers onen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt maar die door omstandigheden geen of geen voldoende loopbaan hebben kunnen opbouwen. Op 1 januari 2011 ging het samen om 56.231 ouderen. Het aantal uitgekeerde GIB’s gaat sinds 2002 elk jaar achteruit . Het aantal IGO’s schommelde tot 2007 rond 40.000, maar gaat sinds 2008 in stijgende lijn.
Personen met een handicap kunnen een beroep doen op een Inkomensvervangende Tegemoetkoming (IVT) indien zij geen arbeid kunne n verrichten en/of een Integratietegemoetkoming (IT) indien zij bijkomende kosten te dragen hebben vanwege een vermindering van hun zelfredzaamheid. Eind 2010 werden in Vlaanderen aan 76.229 personen een IVT en/of een IT uitgekeerd. Het aantal personen met een IVT en/of IT neemt de laatste jaren opvallend toe.
De gewaarborgde gezinsbijslag ten slotte is bedoeld voor gezinnen die op basis van hun beroepsactiviteit geen enkel recht kun nen doen gelden op kinderbijslag, of slechts een recht genieten op een bedrag dat lager ligt dan de gewaarborgde gezinsbijslag. Eind 2 010 ging het om 4.914 rechtgevende kinderen. Dat aantal is de laatste jaren licht gestegen.
IGO GIB IVT-IT* Gewaarborgde gezinsbijslag*
2006 40.571 10.365 62.848 4.387
2007 40.846 9.382 64.369 4.469
2008 44.754 8.433 66.188 4.087
2009 48.016 7.391 68.534 3.673
2010 48.636 6.442 73.280 3.973
2011 50.552 5.679 76.229 4.914
0
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
aan
tal b
egu
nst
igd
en
60
Indicator A1
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2005-2010
BRON EAK, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/3456.htm
http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/3461.htm
* Personen met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs.
Werkzaamheidsgraad: evolutie en situatie van bevolkingsgroepen met lagere
arbeidsdeelname
Percentage werkenden (= personen die in de referentieweek van de bevraging minstens 1 uur arbeid hebben
verricht) in de totale bevolking van 20 tot 64 jaar en in verschillende bevolkingsgroepen met een lagere
arbeidsdeelname
** In 2005 en 2006 gaat het om EU25, vanaf 2007 EU27.
*** Personen die hinder ondervinden in dagelijkse bezigheden door handicap, langdurige ziekte of aandoening. In 2007 cijfers voor 2de kwartaal, in
2009 en 2010 jaarcijfers.
Toelichting
Na een kleine afname in 2009 is de totale werkzaamheidsgraad in 2010 weer iets toegenomen. Een aantal groepen blijft echter ondervertegenwoordigd op de Vlaamse arbeidsmarkt: ouderen, personen met een handicap, personen met een nationaliteit van buiten de EU, laaggeschoolden en vrouwen.
De lage werkzaamheidsgraad bij ouderen vormt een van de voornaamste pijnpunten op de arbeidsmarkt. De Vlaamse arbeidsmarkt wo rdtgekenmerkt door een specifiek leeftijdsgebonden arbeidspatroon. Een erg hoge arbeidsdeelname tussen 25 en 49 jaar zorgt in co mbinatie met een beperkte deelname bij jongeren en ouderen voor sterk samengedrukte loopbanen. De arbeidsdeelname van de 55 - tot 64-jarigen is de voorbije jaren wel duidelijk gestegen, waardoor nu bijna 1 op de 4 personen in deze groep aan het werk is. Ook de arbei dsdeelname van vrouwen gaat er gestaag op vooruit. Bij de laaggeschoolden is er eerder sprake van een stagnatie. Bij de niet -EU-burgers en de personen met een handicap ging de arbeidsdeelname er de voorbije jaren zelfs op achteruit.
Totaal Vrouwen 55 tot 64 jaar Laaggeschoolden* Niet-EU-burgers**Personen met handicap***
2005 70,4 62,8 30,7 52,6 42,7
2006 70,6 63,4 31,4 52,5 45,0
2007 71,9 64,9 34,2 54,3 44,5 42,7
2008 72,3 66,1 34,3 53,4 47,2
2009 71,5 65,7 35,8 52,6 47,0 37,5
2010 72,1 66,7 38,2 53,3 44,4 33,5
0
10
20
30
40
50
60
70
80
% w
erk
end
en
61
Indicator A2
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EAK - LFS, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/3456.htm
http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/3461.htm
* Personen met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs.
Werkzaamheidsgraad: Europese vergelijking
Percentage werkenden (= personen die in de referentieweek van de bevraging minstens 1 uur arbeid hebben
verricht) in de bevolking van 20 tot 64 jaar naar verschillende bevolkingsgroepen met een lagere
arbeidsdeelname
Toelichting
Bij de vrouwen ligt de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen hoger dan het EU-gemiddelde en bij de laaggeschoolden op hetzelfde niveau als het EU-gemiddelde waardoor Vlaanderen voor deze groepen een plaats in de (goede) middenmoot van de EU-lidstaten inneemt.
Bij de andere groepen blijkt een ander beeld. Dat de lage werkzaamheidsgraad bij ouderen een van de voornaamste pijnpunten is op de Vlaamse arbeidsmarkt is, blijkt duidelijk uit de vergelijking met de scores van de EU-lidstaten. Vlaanderen scoort met een werkzaamheidsgraad van 38% heel wat minder dan de meeste EU-lidstaten en het EU-gemiddelde. Hetzelfde geldt voor de situatie van de personen met een nationaliteit van buiten de Europese Unie. Ook bij deze groep scoort Vlaanderen niet goed in vergelijking me t de EU-lidstaten waarvoor cijfers beschikbaar zijn.
25
35
45
55
65
75
85
SE DE
DK
UK CY FI EE NL IE PT LT LV CZ
EU2
7 ES BG AT
GR
RO SK FR LU VL
BE IT SI
HU PL
MT
55- tot 64-jarigen
25
35
45
55
65
75
85
PT
CY SE DK
NL
LU GR
AT
DE
UK FR RO FI
EU2
7 VL
ES MT SI IT BE
LV IE EE CZ
BG PL
HU LT SK
Laaggeschoolden*
25
35
45
55
65
75
85
CZ
CY
PT
GR IT UK
AT ES LU
EU2
7 EE DK IE LV DE
NL
HU FI FR SE VL
BE
Niet-EU-burgers
25
35
45
55
65
75
85
SE DK FI NL
DE
AT
CY
UK VL SI EE PT LT FR LV
EU2
7LU BG BE
CZ IE PL
SK RO ES HU
GR IT
MT
Vrouwen
62
Indicator A3
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2000-2010
BRON EAK, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/394.htm
Werkloosheidsgraad (ILO): evolutie van totale en (zeer) langdurige werkloosheid
Percentage werklozen in de beroepsbevolking (= werkenden en werklozen) van 15 tot 64 jaar gemeten
volgens de criteria van de International Labour Organization (ILO) (geen werk hebben, de afgelopen 4 weken
specifieke stappen hebben ondernomen om werk te vinden en binnen de 2 weken beschikbaar zijn voor
werk), percentage langdurige werklozen (langer dan 1 jaar) in de beroepsbevolking, percentage zeer
langdurige werklozen (langer dan 2 jaar) in de beroepsbevolking
Toelichting
De afgelopen jaren kende de ILO-werkloosheidsgraad in Vlaanderen een fluctuerend verloop. De werkloosheidsgraad lag het hoogst i n de periode 2003-2005. Het laagste niveau werd bereikt in 2001 en in 2008. In 2009 en 2010 steeg de werkloosheidsgraad sterk ten opz ichte van 2008.
De evolutie van de totale werkloosheidsgraad en de langdurige en zeer langdurige werkloosheid verloopt cyclisch. Een toename van de totale werkloosheid betekent dat er een jaar later meer langdurig werklozen (meer dan 1 jaar) zijn, waarna nog een jaar later ook het aandeel zeer langdurig werklozen (meer dan 2 jaar) toeneemt. De langdurige werkloosheidsgraad volgt daardoor met enige vertra ging grotendeels hetzelfde patroon als de totale werkloosheidsgraad en lag het hoogst in 2005. In 2010 ging het om 1,9% van de Vla amse beroepsbevolking. Hetzelfde geldt voor de zeer langdurige werkloosheid zij het dat de vertraging hier nog groter is. De zeer langdurige werkloosheidsgraad bereikte zijn hoogste peil in 2005-2006.
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Werkloosheidsgraad 4,3 4 4,9 5,7 5,4 5,5 5,0 4,4 3,9 5,0 5,2
Langdurige werkloosheidsgraad 1,7 1,4 1,7 2,0 2,2 2,3 2,1 1,6 1,4 1,5 1,9
Zeer langdurige werkloosheidsgraad 1,1 1,2 1,4 1,5 1,5 1,1 1,0 1,3 1,1
0
1
2
3
4
5
6
7
% w
erk
loze
n
63
Indicator A4
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2005-2010
BRON EAK, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/393.htm
http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/395.htm
* Personen tussen 25 en 64 jaar met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs.
** In 2005 en 2006 gaat het om EU25, vanaf 2007 EU27.
Werkloosheidsgraad (ILO): situatie van bevolkingsgroepen met lagere arbeidsdeelname
Percentage werklozen in de beroepsbevolking (= werkenden en werklozen) van 15 tot 64 jaar gemeten
volgens de criteria van de International Labour Organization (ILO) (geen werk hebben, de afgelopen 4 weken
specifieke stappen hebben ondernomen om werk te vinden en binnen de 2 weken beschikbaar zijn voor
werk) en in verschillende bevolkingsgroepen met een lagere arbeidsdeelname
Toelichting
De mindere arbeidsdeelname van vrouwen, laaggeschoolden en personen met een nationaliteit van buiten de EU vertaalt zich niet alleen in een lagere werkzaamheidsgraad (zie indicator A1), maar ook in een hogere ILO-werkloosheidsgraad.
Het verschil tussen de vrouwelijke en de totale werkloosheidsgraad is in 2010 echter volledig verdwenen. Bij de laaggeschoold en is er wel nog steeds sprake van een behoorlijk verschil. Het grootste verschil is echter te vinden bij de niet -EU-burgers. De werkloosheidsgraad lag in 2010 bij deze laatste groep bijna 5 keer hoger dan de totale werkloosheidsgraad.
De werkloosheidsgraad van jongeren tussen 15 en 24 jaar is in 2009 behoorlijk sterk gestegen, veel sterker dan de algemene st ijging van de werkloosheidsgraad. In 2010 blijft de werkloosheidsgraad van deze groep op hetzelfde hoge niveau hangen. Ook de werkzaamheids graad van deze groep is relatief laag (29% in 2010), maar dat hangt voornamelijk samen met de lange schoolloopbaan van de jonge Vla mingen en is dus niet echt problematisch. De werkloosheidsgraad van jongeren is dat wel. Gebrek aan werkervaring speelt de jongeren par ten. Daarenboven worden ze vaker aangeworven met een tijdelijk contract of als uitzendkracht zodat ze geregeld weer in de werkloos heid terechtkomen.
De ouderen die niet werken, zitten voornamelijk in de inactiviteit en dus minder in de werkloosheid. Daardoor ligt de werkloo sheidsgraad bij de 55- tot 64-jarigen - ondanks hun beperkte arbeidsdeelname - niet hoger dan de totale werkloosheidsgraad.
Totaal Vrouwen 15 tot 24 jaar 55 tot 64 jaar Laaggeschoolden* Niet-EU-burgers**
2005 5,5 6,3 14,2 3,8 7,9 25,2
2006 5,0 5,8 12,5 4,6 7,5 25,2
2007 4,4 5,1 11,7 3,5 6,3 21,4
2008 3,9 4,2 10,5 3,6 6,0 23,3
2009 5,0 5,0 15,7 4,3 6,9 21,6
2010 5,2 5,1 15,6 4,0 8,0 24,7
0
5
10
15
20
25
30
% w
erk
loze
n
64
Indicator A5
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EAK - LFS, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/393.htm
http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/395.htm
* Personen tussen 25 en 64 jaar met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs.
Werkloosheidsgraad (ILO): Europese vergelijking
Percentage werklozen in de beroepsbevolking (= werkenden en werklozen) gemeten volgens de criteria van
de International Labour Organization (ILO) (geen werk hebben, de afgelopen 4 weken specifieke stappen
hebben ondernomen om werk te vinden en binnen de 2 weken beschikbaar zijn voor werk) en in
verschillende bevolkingsgroepen met een lagere arbeidsdeelname
Toelichting
Door de relatief lage totale werkloosheidsgraad in Vlaanderen in vergelijking met de lidstaten van de EU ligt ook de werkloosheidsgraad van de verschillende groepen met een lagere arbeidsdeelname veelal (ver) onder het EU-gemiddelde. De enige uitzondering hierop is dewerkloosheidsgraad van personen met een nationaliteit van buiten de Europese Unie. Daar ligt de werkloosheidsgraad boven het EU-gemiddelde.
0
10
20
30
40
50
AT
RO IT VL
NL
BE
CY
UK SE DK
GR CZ FI FR
EU2
7 PL
DE
HU IE PT
BG SK ES LT LV EE
55- tot 64-jarigen
0
10
20
30
40
50
NL
RO CY
AT
MT VL
DK IT UK SI SE FI GR PT
FR BE
EU2
7D
E PL IE BG CZ
HU ES LV EE LT SK
Laaggeschoolden*
0
10
20
30
40
50
CY
AT
UK IT NL
GR IE DE
DK PT
EU2
7
FR VL FI LV SE EE BE ES
Niet-EU-burgers
0
10
20
30
40
50
AT
NL
LU VL
CY
DK
DE
RO
UK
MT SI FI SE CZ
BE
BG IE
EU2
7 FR IT PL
HU PT LT SK EE LV GR ES
Vrouwen
0
10
20
30
40
50
LU NL
AT
VL
CY
MT
DE
CZ SI DK
RO UK
BE IT FI SE FR
EU2
7 PL
BG
HU PT
GR IE SK EE LT LV ES
Totaal
0
10
20
30
40
50
NL
AT
DE
MT
DK SI VL
CY
CZ
UK
EU2
7 FI RO BE
PT
FR BG PL
SE HU IE IT EE GR SK LV LT ES
15- tot 24-jarigen
65
Indicator A6
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EAK - LFS, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/2290.htm
Langdurige werkloosheidsgraad (ILO): Europese vergelijking
Percentage langdurige werklozen (langer dan 1 jaar) in de beroepsbevolking
1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3 3 3 3
4 4 4 4
5
6 6 6
7 7 7
8
9
0
2
4
6
8
10
Oo
sten
rijk
Ned
erla
nd
Cyp
rus
Vla
ams
Gew
est
Den
emar
ken
Zwed
en
Fin
lan
d
Ver
enig
d K
on
inkr
ijk
Ro
emen
ië
Po
len
Tsje
chië
Slo
ven
ië
Mal
ta
Du
itsl
and
EU2
7
Fran
krijk
Bel
gië
Ital
ië
Bu
lgar
ije
Ho
nga
rije
Gri
eke
nla
nd
Po
rtu
gal
Ierl
and
Span
je
Lito
uw
en
Estl
and
Letl
and
% la
ngd
uri
g w
erk
loze
n
66
Indicator A7
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2002-2011
BRON VDAB
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/2171.htm
Gemiddeld maandelijks aantal bij de VDAB ingeschreven niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) van 18 tot
65 jaar, aantal langdurige NWWZ (langer dan 1 jaar) en aantal zeer langdurige NWWZ (langer dan 2 jaar)
Niet-werkende werkzoekenden (VDAB): evolutie van totale en (zeer) langdurige
werkloosheid
Toelichting
Net als de ILO-werkloosheidsgraad (zie indicator A3) kende ook het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) ingeschreven bij deVDAB de laatste 10 jaar een fluctuerend verloop. Het totale aantal NWWZ lag het hoogst in 2005 en het laagst in 2008. Onder i nvloed van de economische crisis liep het aantal NWWZ in 2009 en 2010 aanzienlijk op. In 2011 nam het aantal NWWZ weer af.
Het aantal langdurige NWWZ kende een gelijkaardig patroon, zij het met enige vertraging. Het aantal langdurige NWWZ lag niet het hoogst in 2005 maar in 2006, en het laagst in 2002. Bij de zeer langdurige NWWZ is die vertraging nog iets groter.
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
NWWZ 187.023 207.806 225.633 235.344 216.762 180.397 168.889 202.809 208.242 195.008
Langdurige NWWZ 65.578 77.231 92.761 101.318 104.049 84.121 71.683 79.003 89.734 85.534
Zeer langdurige NWWZ 38.113 39.919 48.840 57.851 62.207 57.663 48.536 47.618 51.300 52.536
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
aan
tal N
WW
Z
67
Indicator A8
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2006-2011
BRON VDAB - Arvastat
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/433.htm
http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/421.htm
* Personen met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs.
Gemiddeld maandelijks aantal bij de VDAB ingeschreven niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) van
verschillende bevolkingsgroepen met een lagere arbeidsdeelname
Niet-werkende werkzoekenden (VDAB): situatie van bevolkingsgroepen met lagere
arbeidsdeelname
** Het gaat om personen met een huidige of vorige nationaliteit van buiten de EU27.
Toelichting
Bij de vrouwen, de jongeren en de laaggeschoolden is het aantal NWWZ opvallend gedaald in de periode 2006 -2008. Deze groepen volgen daarmee de daling van het totaal aantal NWWZ in dezelfde periode (zie indicator A7). Bij de 50-plussers is er van een vermindering van het aantal NWWZ tussen 2006 en 2008 geen sprake, wel van een beperkte toename. Toch is dit een opmerkelijk resultaat. Oudere werkzoekenden en bruggepensioneerden voor de wettelijke brugpensioenleeftijd blijven sinds enkele jaren ingeschreven als werk zoekende en verschijnen dus in de werkzoekendencijfers, wat tijdens de voorbije periode zeker heeft bijgedragen tot een aanzienlijke s tijging binnen deze leeftijdscategorie. Allochtonen blijven achter op de gemiddelde daling van de werkloosheid in de periode 2006 -2008. Deze minder gunstige evolutie is echter deels het gevolg van een gewijzigde meetmethode van de werkzoekenden in deze groep.
In 2009 nam het aantal NWWZ bij alle groepen weer flink toe. In 2010 lag het aantal NWWZ bij alle groepen nagenoeg op hetzelf de niveau als in 2009. In 2011 nam het aantal NWWZ bij alle groepen af, al is die daling niet bij alle groepen even groot. Vooral bij d e vrouwen, jongeren en laaggeschoolden nam het aantal NWWZ duidelijk af. BIj de ouderen en de allochtonen gaat het slechts om een beperk te daling.
Vrouwen Jonger dan 25 jaar Ouder dan 50 jaar Laaggeschoolden* Allochtonen**
2006 116.008 47.335 45.962 111.563
2007 96.402 36.842 45.592 93.531 35.447
2008 88.144 34.868 45.315 88.903 34.926
2009 97.257 45.344 49.323 103.651 43.768
2010 100.086 45.349 52.439 105.131 47.514
2011 95.129 41.090 51.788 97.693 47.405
0
25.000
50.000
75.000
100.000
125.000
150.000
aan
tal N
WW
Z
68
Indicator A9
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010, doelstelling 2020
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
2004 2005 2006 2007 2008 2009
Aantal personen 758.000 822.000 813.000 807.000 777.000 725.000
% personen 12,6 13,7 13,6 13,4 12,8 11,8
Zeer lage werkintensiteit: evolutie
Percentage en aantal personen dat niet ouder is dan 59 jaar en leeft in een gezin waarvan de totale
werkintensiteit lager ligt dan 0,20. De werkintensiteit is de verhouding van het aantal gewerkte maanden
door alle volwassen leden van het huishouden van 18 tot 59 jaar tot het aantal maanden dat alle volwassen
leden van het huishouden van 18 tot 59 jaar zouden kunnen werken.
Toelichting
In 2010 leefde bijna 8% van de Vlamingen tot 60 jaar - goed voor ongeveer 370.000 personen - in een gezin met een zeer lage werkintensiteit. Dat aandeel is tussen 2004 en 2008 duidelijk gedaald maar daarna vrij stabiel gebleven.
In het Vlaamse Hervormingsprogramma voor de EU2020-strategie heeft de Vlaamse Regering er zich toe verbonden om het aantal personen in een gezin met zeer lage werkintensiteit tussen 2008 en 2020 met 30% te verminderen. Dat betekent dat in 2020 dat aantal personen gedaald moet zijn tot maximaal 250.000 personen. Voorlopig is er echter in de cijfers vanaf 2008 geen sprake van een duidelijke daling.
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2020
Aantal personen 500.000 470.000 460.000 470.000 360.000 380.000 370.000 250.000
% personen 10,4 10,1 9,7 9,9 7,7 8,1 7,7
0
2
4
6
8
10
12
0
200.000
400.000
600.000
800.000
% p
erson
en in
gezin m
et zeer lage w
erkinte
nsiteit
aan
tal p
erso
nen
in g
ezin
met
zee
r la
ge w
erki
nte
nsi
teit
69
Indicator A10
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Zeer lage werkintensiteit: Europese vergelijking
Percentage en aantal personen dat niet ouder is dan 59 jaar en leeft in een gezin waarvan de totale
werkintensiteit lager ligt dan 0,20. De werkintensiteit is de verhouding van het aantal gewerkte maanden
door alle volwassen leden van het huishouden van 18 tot 59 jaar tot het aantal maanden dat alle volwassen
leden van het huishouden van 18 tot 59 jaar zouden kunnen werken.
4
6 6 67 7 7
8 8 8 8 8 8 89 9 9 9
10 10 10 10 1011
12 1213 13
23
0
5
10
15
20
25
30
Cyp
rus
Tsje
chië
Luxe
mb
urg
Zwed
en
Po
len
Ro
em
en
ië
Slo
ven
ië
Vla
ams
Gew
est
Bu
lgar
ije
Gri
eken
lan
d
Mal
ta
Ned
erla
nd
Oo
sten
rijk
Slo
vaki
je
Estl
and
Lito
uw
en
Po
rtu
gal
Fin
lan
d
EU2
7
Den
emar
ken
Span
je
Fran
krijk
Ital
ië
Du
itsl
and
Letl
and
Ho
nga
rije
Bel
gië
Ver
enig
d K
on
inkr
ijk
Ierl
and
% p
erso
nen
in g
ezin
met
zee
r la
ge w
erki
nte
nsi
teit
70
Indicator A11 Arme werkenden: evolutie
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage en aantal personen dat als werkend wordt beschouwd met een gestandaardiseerd beschikbaar
huishoudinkomen onder de Belgische armoederisicodrempel
Toelichting
Uit de armoederisicopercentages bleek al dat werk een belangrijke buffer vormt tegen armoede (zie indicator I2). Het risico o p armoede ligt bij personen met een job beduidend lager dan bij werklozen, gepensioneerden en andere niet -actieven. Maar al lijkt het hier te gaan om een laag percentage (4% in 2010), dit komt overeen met een behoorlijk grote groep: ongeveer 90.000 Vlamingen moeten ondanks het feit dat ze aan het werk zijn toch zien rond te komen met een huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel. Omgekeerd betekent dit dat een vrij grote groep van de personen met een inkomen onder de armoederisicodrempel al aan het werk is.
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Aantal werkenden 80.000 70.000 90.000 80.000 100.000 80.000 90.000
% werkenden 3,3 3,0 3,8 3,1 3,9 3,2 3,5
0
1
2
3
4
5
0
25.000
50.000
75.000
100.000
125.000
150.000
% w
erken
den
on
der arm
oed
erisicod
remp
elaa
nta
l we
rke
nd
en
on
de
r ar
mo
ed
eri
sico
dre
mp
el
71
Indicator A12
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Arme werkenden: situatie per bevolkingsgroep
Percentage personen dat als werkend wordt beschouwd met een gestandaardiseerd beschikbaar
huishoudinkomen onder de Belgische armoederisicodrempel
4
4
3
1
4
4
7
4
2
2
11
3
4
3
10
0 5 10 15
Totaal
Man
Vrouw
18-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Permament arbeidscontract
Tijdelijk arbeleidscontract
Voltijdse tewerkstelling
Deeltijdse tewerkstelling
Werknemer
Zelfstandige
% werkenden onder de armoederisicodrempel
72
Indicator A13
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Arme werkenden: Europese vergelijking
Percentage personen dat als werkend wordt beschouwd met een gestandaardiseerd beschikbaar
huishoudinkomen onder de nationale armoederisodrempel
4 4 4
5 5 5 5 5
6 6 6
7 7 7 7 7
8 8 8
9 9
10 10
11 11
12
13
14
17
0
5
10
15
20
Vla
ams
Gew
est
Fin
lan
d
Tsje
chië
Bel
gië
Oo
sten
rijk
Ned
erla
nd
Ho
nga
rije
Slo
ven
ië
Slo
vaki
je
Mal
ta
Estl
and
Zwed
en
Den
emar
ken
Fran
krijk
Ver
enig
d K
on
inkr
ijk
Du
itsl
and
Ierl
and
Cyp
rus
Bu
lgar
ije
EU2
7
Ital
ië
Letl
and
Po
rtu
gal
Luxe
mb
urg
Po
len
Lito
uw
en
Span
je
Gri
eke
nla
nd
Ro
emen
ië
% w
erk
end
en o
nd
er a
rmo
eder
isic
od
rem
pel
73
Indicator H1 Te zware woonkost: evolutie
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage en aantal personen dat leeft in een huishouden waar de totale woonkost (huur of
aflossing van de lening, verzekering, taksen, onderhoud en nutsvoorzieningen) meer dan 40%
bedraagt van het beschikbare huishoudinkomen
Toelichting
Door het Europese statistiekbureau Eurostat wordt de grens voor een te zware woonkost gelegd op 40% van het beschikbare huishoudinkomen. Daarbij wordt niet alleen rekening gehouden met de 'naakte' woonkosten (betalingen voor de lening en huur) maar ook met uitgaven voor verzekeringen, verplichte lasten, regulier onderhoud en herstellingen, belastingen en betalingen voor nutsvoorzieningen (water, elektriciteit, gas en verwarming).
In 2010 leefde 7% van de Vlamingen in een huishouden met een te zware woonkost. Dat komt overeen met ongeveer 400.000 personen. Het aandeel en aantal personen met te zware woonkosten is de voorbije jaren vrij stabiel gebleven, met uitzonderingvan duidelijk hogere waarden in 2004 en 2008.
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
aantal personen 570.000 370.000 420.000 420.000 580.000 360.000 400.000
% personen 9,9 6,6 7,5 7,3 9,5 5,9 6,5
0
2
4
6
8
10
12
0
200.000
400.000
600.000
800.000
1.000.000
% p
erson
en m
et te zware w
oo
nko
stenaa
nta
l per
son
en m
et t
e zw
are
wo
on
kost
en
74
Indicator H2
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage personen met te zware woonkosten
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
Percentage en aantal personen dat leeft in een huishouden waar de totale woonkost (huur of aflossing van
de lening, verzekering, taksen, onderhoud en nutsvoorzieningen) meer dan 40% bedraagt van het
beschikbare huishoudinkomen
Te zware woonkost: situatie per bevolkingsgroep
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
7
6
7
6
3
6
7
8
20
5
6
11
5
2
3
4
13
10
7
15
4
6
17
19
5
2
9
6
4
3
20
24
6
1
1
1
6
26
0 10 20 30
Totaal
Man
Vrouw
0-17 jaar
18-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
65 jaar en ouder
Alleenstaande
Lid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaar
Lid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kind
Lid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
Werkend
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*
0<W<1
W=1
Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,5
0,5≤W<1
W=1
Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezit
Lid van gezin dat huis huurt
Lid van gezin in laagste kwintiel**
2de kwintiel
3de kwintiel
4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burger
niet-EU-burger
% personen met te zware woonkosten
75
Aantal personen met te zware woonkosten
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
200200
6020
13080110
16050403040
2020
1004011070
803050
20404040
16010060
130270
30070
201010
31020
0 100 200 300 400
ManVrouw
0-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar
65 jaar en ouder
AlleenstaandeLid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaarLid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kindLid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
WerkendWerkloos
GepensioneerdAnders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*0<W<1
W=1Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,50,5≤W<1
W=1
LaaggeschooldMiddengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezitLid van gezin dat huis huurt
Lid van gezin in laagste kwintiel**2de kwintiel3de kwintiel4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burgerniet-EU-burger
aantal personen met te zware woonkosten x 1.000
76
Indicator H3 Te zware woonkost: Europese vergelijking
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
* Geen cijfer beschikbaar.
Percentage personen dat leeft in een huishouden waar de totale woonkost (huur of aflossing van de lening,
verzekering, taksen, onderhoud en nutsvoorzieningen) meer dan 40% bedraagt van het beschikbare
huishoudinkomen
3 34 4 4
5 5 56 6 6
7 78 8
9 9 910 10
11 11 11
1415
1718
22
0
5
10
15
20
25
Cyp
rus
Mal
ta
Fin
lan
d
Po
rtu
gal
Slo
ven
ië
Fran
krijk
Luxe
mb
urg
Oo
sten
rijk
Ierl
and
Bu
lgar
ije
Estl
and
Vla
ams
Gew
est
Zwed
en
Ital
ië
Slo
vaki
je
Bel
gië
Letl
and
Po
len
EU2
7
Tsje
chië
Ho
nga
rije
Lito
uw
en
Span
je
Ned
erla
nd
Ro
emen
ië
Ver
enig
d K
on
inkr
ijk
Gri
eke
nla
nd
Den
emar
ken
Du
itsl
and
*
% p
erso
nen
in h
uis
ho
ud
en m
et t
e zw
are
wo
on
kost
en
77
Indicator H4
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Subjectieve beoordeling van de woonkosten: evolutie
Percentage en aantal personen dat leeft in een huishouden waar volgens de referentiepersoon de totale
woonkost (huur of aflossing van de lening, verzekering, taksen, onderhoud en nutsvoorzieningen) een
zware last vormt voor het huishoudinkomen
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Aantal personen 1.040.000 1.050.000 910.000 730.000 1.110.000 1.010.000 910.000
% personen 17,2 17,5 15,1 12,1 18,2 16,5 14,7
0
5
10
15
20
0
300.000
600.000
900.000
1.200.000
1.500.000
% p
erson
enaa
nta
l per
son
en
Toelichting
Iets meer dan 900.000 Vlamingen (15%) leeft in een huishouden waar de woonkost volgens de referentiepersoon een zware last vo rmt voor het huishoudbudget. Dat aantal is na een opvallende stijging in 2008, in 2009 en 2010 weer gedaald.
78
Indicator H5
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage personen in huishouden dat woonkost zware last vindt
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
Subjectieve beoordeling van de woonkosten: situatie per bevolkingsgroep
Percentage personen dat leeft in een huishouden waar volgens de referentiepersoon de totale woonkost
(huur of aflossing van de lening, verzekering, taksen, onderhoud en nutsvoorzieningen) een zware last
vormt voor het huishoudinkomen
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
15
1416
1914151213
181293215919
11211219
1713115144239
19148
1225
30191284
1341
0 10 20 30 40 50 60
Totaal
ManVrouw
0-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar
65 jaar en ouder
AlleenstaandeLid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaarLid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kindLid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
WerkendWerkloos
GepensioneerdAnders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*0<W<1
W=1Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,50,5≤W<1
W=1
LaaggeschooldMiddengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezitLid van gezin dat huis huurt
Laagste kwintiel**2de kwintiel3de kwintiel4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burgerniet-EU-burger
% personen
79
Aantal personen in huishouden dat woonkost zware last vindt
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
420
490
230
70
320
150
130
140
120
60
90
110
90
140
290
60
130
200
90
90
100
50
90
200
180
330
240
120
570
330
370
240
150
100
50
650
40
0 100 200 300 400 500 600 700
Man
Vrouw
0-17 jaar
18-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
65 jaar en ouder
Alleenstaande
Lid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaar
Lid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kind
Lid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
Werkend
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*
0<W<1
W=1
Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,5
0,5≤W<1
W=1
Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezit
Lid van gezin dat huis huurt
Laagste kwintiel**
2de kwintiel
3de kwintiel
4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burger
niet-EU-burger
aantal personen x 1.000
80
Indicator H6
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Subjectieve beoordeling van de woonkosten: Europese vergelijking
Percentage personen dat leeft in een huishouden waar volgens de referentiepersoon de totale woonkost
(huur of aflossing van de lening, verzekering, taksen, onderhoud en nutsvoorzieningen) een zware last
vormt voor het huishoudinkomen
7 7
1214 15
18 18
26 27 27 27 2830
32 33 34 3436
39 40 40 41 41
4851
5558
61
67
0
10
20
30
40
50
60
70
80
Zwed
en
Den
emar
ken
Ned
erla
nd
Oo
sten
rijk
Vla
ams
Gew
est
Du
itsl
and
Fin
lan
d
Tsje
chië
Ver
enig
d K
on
inkr
ijk
Estl
and
Fran
krijk
Bel
gië
Po
rtu
gal
Slo
vaki
je
Gri
eken
lan
d
Ierl
and
EU2
7
Slo
ven
ië
Luxe
mb
urg
Lito
uw
en
Ro
emen
ië
Ho
nga
rije
Letl
and
Bu
lgar
ije
Span
je
Ital
ië
Po
len
Mal
ta
Cyp
rus
% p
erso
nen
81
Indicator H7
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2006-2010
BRON VREG en VMW
Voor meer informatie www.vreg.bewww.vmw.be
* Cijfer 2011 in toelichting.
Het aantal huishoudelijke afnemers dat wordt beleverd door de netbeheerders in hun rol van sociale
leverancier, het aantal ingeschakelde budgetmeters en stroombegrenzers en het aantal afgesloten
huishoudelijke afnemers, telkens op 31 december en het aantal van de watertoevoer afgesloten gezinnen in
de loop van het jaar
Energiearmoede - klanten sociale leveranciers, budgetmeters en afsluitingen: evolutie
Klanten sociale leverancier Budgetmeters Stroombegrenzers Afgesloten afnemers
2006 53.645 25.405 3.743 410
2007 52.170 34.300 3.424 596
2008 60.026 36.059 2.728 756
2009 72.978 40.341 2.509 801
2010 76.575 41.200 2.790 6.573
0
20.000
40.000
60.000
80.000
Elektriciteit
Klanten sociale leverancier Budgetmeters Afgesloten afnemers Afgesloten afnemers*
2006 37.948 823
2007 36.127 2.028
2008 41.521 2.845
2009 50.721 4.488 2.733 791
2010 54.680 18.190 5.611 2.362
0
20.000
40.000
60.000
80.000
Gas Water
82
Toelichting
Het aantal door de netbeheerders van elektriciteit en gas voorziene huishoudens nam de voorbije jaren behoorlijk sterk toe. H et gaat telkens enkel om klanten van wie het leveringscontract werd opgezegd door de commerciële leverancier omwille van wanbetaling en die zoals wettelijk bepaald verder worden beleverd door de netbeheerders in hun rol van sociale leverancier. Eind 2010 ging het o m 76.575 huishoudens voor elektriciteit en 54.680 voor gas.
Bij de meeste van de door de netbeheerder van elektriciteit voorziene huishoudens werd een budgetmeter geplaatst. Tot en met 2006 vereiste de regelgeving dat bij klanten van de netbeheerder dadelijk een budgetmeter geïnstalleerd werd. Begin 2007 werd de w etgeving aangepast waardoor enkel nog een budgetmeter geplaatst wordt bij afnemers die hun facturen ook bij de netbeheerders niet corr ectbetalen. Het aantal budgetmeters voor elektriciteit is na een opvallende toename in de jaren daarvoor tussen 2009 en 2010 bep erkt toegenomen. Eind 2010 verbruikte 41.200 huishoudens stroom via een budgetmeter. In de loop van 2009 werden ook de eerste budgetmeters geplaatst voor de levering van gas. Eind 2010 ging het om 18.190 huishoudens.Het aantal stroombegrenzers nam tot 2009 af. Dat heeft te maken met het feit dat de netbeheerders tegenwoordig de voorkeur ge ven aan budgetmeters. Niettemin was er bij de stroombegrenzers in 2010 opnieuw een lichte toename. Eind 2010 verbruikten nog 2.790 Vl aamse gezinnen elektriciteit via een stroombegrenzer. Hun verbruik werd daardoor begrensd tot een vermogen van 10 ampère.
Bij wanbetaling bij de netbeheerder dient een vraag tot afsluiting van een klant voorgelegd te worden aan de Lokale Adviescom missie van de gemeente (LAC). Het aantal afgesloten afnemers voor elektriciteit en gas is in 2010 sterk toegenomen. Ook het aantal na wanbetaling van de watertoevoer afgesloten gezinnen is de afgelopen jaren sterk gestegen. In de loop van 20 10 ging het in totaal om 2.362 gezinnen, in 2011 om 4.497 gezinnen.
83
Indicator H8
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010, doelstelling 2020
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Kwaliteit van de huisvesting: evolutie
Percentage personen dat leeft in een huis met één of meerdere van volgende problemen: gebrek aan
elementair comfort (bad of douche, warm stromend water, een toilet met waterspoeling in de woning zelf),
gebrek aan ruimte (minder dan 1 kamer per lid van het gezin), minstens 1 van 4 mogelijke structurele
problemen (lekkend dak, geen adequate verwarming, schimmel en vocht, rottende ramen en deuren)
Toelichting
Goed een vijfde van de bevolking in het Vlaamse Gewest (23%) leefde in 2010 in een huis met structurele problemen, een gebrek aan basiscomfort en/of een gebrek aan ruimte. Dat aandeel is na een stijging tussen 2004 en 2007 en een daling tussen 2007 en 200 9, in 2010 weer iets gestegen.
In het Pact 2020 heeft de Vlaamse Regering er zich toe verbonden om het aantal personen dat woont in een huis met een gebrekk igekwaliteit tussen 2006 en 2020 met 50% te verminderen. Dat betekent dat in 2020 het aantal bewoners van dergelijke huizen geda ald moet zijn tot maximaal 690.000 personen. Na een duidelijke daling van de cijfers in 2008 en 2009 is er in 2010 echter weer sprake van een stijging.
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2020
aantal personen 1.130.000 1.320.000 1.370.000 1.460.000 1.310.000 1.100.000 1.410.000 690.000
% personen 18,8 22,0 22,9 24,7 21,4 19,5 22,9
0
4
8
12
16
20
24
28
0
500.000
1.000.000
1.500.000
2.000.000
% p
erson
en m
et hu
isvestingsp
rob
lemen
aan
tal p
erso
nen
met
hu
isve
stin
gsp
rob
lem
en
84
Indicator H9
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage personen met huisvestingsproblemen
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
Percentage personen dat leeft in een huis met één of meerdere van volgende problemen: gebrek aan
elementair comfort (bad of douche, warm stromend water, een toilet met waterspoeling in de woning
zelf), gebrek aan ruimte (minder dan 1 kamer per lid van het gezin), minstens 1 van 4 mogelijke structurele
problemen (lekkend dak, geen adequate verwarming, schimmel en vocht, rottende ramen en deuren)
Kwaliteit van de huisvesting: situatie per bevolkingsgroep
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
23
2323
3126241717
25151236221240
20281626
19181939743619
262017
1938
3531221511
2153
0 10 20 30 40 50 60 70 80
Totaal
ManVrouw
0-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar
65 jaar en ouder
AlleenstaandeLid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaarLid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kindLid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
WerkendWerkloos
GepensioneerdAnders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*0<W<1
W=1Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,50,5≤W<1
W=1
LaaggeschooldMiddengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezitLid van gezin dat huis huurt
Laagste kwintiel**2de kwintiel3de kwintiel4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burgerniet-EU-burger
% personen
85
Aantal personen met huisvestingsproblemen
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
690720
390130510210180
20014080100150110290
51080170260
100120180420160310370
440360250
910500
430380270190130
102050
0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1100
ManVrouw
0-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar
65 jaar en ouder
AlleenstaandeLid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaarLid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kindLid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
WerkendWerkloos
GepensioneerdAnders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*0<W<1
W=1Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,50,5≤W<1
W=1
LaaggeschooldMiddengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezitLid van gezin dat huis huurt
Laagste kwintiel**2de kwintiel3de kwintiel4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burgerniet-EU-burger
aantal personen x 1.000
86
Indicator O1
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2000, 2003, 2006, 2009
BRON PISA, OESO
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/992.htm
Laaggeletterdheid en zwakke wiskundige prestaties bij jongeren: evolutie
Percentage leerlingen van 15 jaar die niveau 1 of lager scoren op de gecombineerde leesvaardigheidschaal en
de gecombineerde wiskundige geletterdheidschaal van het Programme for International Student Assessment
(PISA)
Toelichting
Hoewel Vlaanderen in vergelijking met andere Europese landen behoorlijk scoort qua geletterdheid van 15 -jarigen, nam het aantal laaggeletterde leerlingen (leerlingen met niveau 1 of lager op de gecombineerde leesvaardigheidsschaal) tot 2006 toe waarna h et tussen 2006 en 2009 licht daalde. Bovendien valt het grote verschil op tussen meisjes en jongens: meisjes scoren beter dan jongens. Bij wiskundige geletterdheid draait de verhouding tussen jongens en meisjes helemaal om. Hier scoren jongens het best.
Totaal Meisjes Jongens
2000 11,6 8,0 14,8
2003 12,4 9,8 14,8
2006 14,1 9,8 18,0
2009 13,4 9,7 16,9
0
5
10
15
20
% le
erl
inge
n m
et n
ivea
u 1
of
lage
r
Leesvaardigheid
Totaal Meisjes Jongens
2000
2003 13,0
2006 11,9 12,5 11,4
2009 13,5 15,3 11,9
0
5
10
15
20
% le
erl
inge
n m
et n
ivea
u 1
of
lage
r
Wiskundige geletterdheid
87
Indicator O2
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2005-2010
BRON EAK, Algemene Directie Statistiek
Steunpunt Studie en Schoolloopbanen (SSL)
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/2290.htm
http://www.steunpuntloopbanen.be
Ongekwalificeerde uitstroom: evolutie
Percentage jongeren (18-24 jaar) met maximaal een diploma lager secundair onderwijs dat geen verder
onderwijs volgt en tijdens de afgelopen 4 weken niet deelgenomen heeft aan een opleiding (EAK-gegevens)
en percentage 22-jarigen dat niet beschikt over een kwalificatie van het niveau secundair onderwijs en zich
niet meer in het leerplichtonderwijs bevindt (SSL-gegevens)
Totaal Vrouwen Mannen
2005 10,7 8,0 13,2
2006 10,0 8,1 11,9
2007 9,3 7,6 10,9
2008 8,5 7,5 9,6
2009 8,6 7,2 9,9
2010 9,6 7,7 11,4
0
5
10
15
20
% jo
nge
ren
EAK-gegevens
Totaal Vrouwen Mannen
2005 13,6 10,3 16,7
2006 14,1 10,5 17,6
2007 14,4 10,6 17,9
2008 14,2 10,5 17,6
2009 13,4 10,2 17,4
0
5
10
15
20
% jo
nge
ren
SSL-gegevens
88
Toelichting
Het aandeel vroegtijdige schoolverlaters kan worden gemonitord op basis van surveygegevens (EAK-gegevens) of administratieve gegevens (SSL-gegevens).
De EAK-gegevens geven aan dat het aandeel schoolverlaters zonder diploma in Vlaanderen in 2010 na een gestage daling tussen 2005 en 2008 weer is gestegen. In 2010 ging het om 10% van 18- tot 24-jarigen. Vrouwen scoren duidelijk beter dan mannen. De totaalstijging in 2010 is vooral een gevolg van de stijging van de ongekwalificeerde uitstroom bij de mannen. Bij de vrouwen bleef de ongekwalificeerde uitstroom de voorbije jaren nagenoeg stabiel.
De administratieve gegevens verzameld door het Steunpunt Studie en Schoolloopbanen (SSL) geven hogere cijfers. Dat is mogelijk een gevolg van het feit dat bij de SSL-gegevens geen rekening wordt gehouden met opleidingen buiten het leerplichtonderwijs en dat er in tegenstelling tot bij de EAK-gegevens niet gewerkt wordt met een bevraging van de betrokkene zelf maar met gegevens gebaseerd opadministratieve databanken.Volgens de SSL-gegevens is er in 2009 sprake van goed 13% vroegtijdige schoolverlaters in Vlaanderen. Dat aandeel neemt de laatste jaren beperkt af. Net als bij de EAK-gegevens valt ook hier het grote verschil op tussen vrouwen en mannen.
89
Indicator O3
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EAK - LFS, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/2290.htm
* Cijfer voor 2008.
** Geen cijfer beschikbaar.
Ongekwalificeerde uitstroom: Europese vergelijking
Percentage jongeren (18-24 jaar) met maximaal een diploma lager secundair onderwijs dat geen verder
onderwijs volgt en tijdens de afgelopen 4 weken niet deelgenomen heeft aan een opleiding
5 5 5
8 8
10 10 10 1011 11 11
12 12 1213 13 13 13
14 14 1415
1819
2829
37
0
10
20
30
40
Slo
vaki
je
Tsje
chië
Po
len
Lito
uw
en
Oo
sten
rijk
Vla
ams
Gew
est
Zwed
en
Ned
erla
nd
Fin
lan
d
Ierl
and
Ho
nga
rije
Den
emar
ken
Estl
and
Du
itsl
and
Bel
gië
Cyp
rus
Fran
krijk
Letl
and
Luxe
mb
urg
*
EU2
7
Gri
eken
lan
d
Bu
lgar
ije
Ver
enig
d …
Ro
emen
ië
Ital
ië
Span
je
Po
rtu
gal
Mal
ta
Slo
ven
ië*
*
% jo
nge
ren
dat
on
gekw
alif
icee
rde
uit
stro
om
t
90
Indicator G1
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Subjectieve beoordeling van de gezondheidssituatie: evolutie
Percentage en aantal personen van 16 jaar en ouder dat zijn of haar gezondheidstoestand als slecht tot zeer
slecht omschrijft
Toelichting
In 2010 omschreven goed 6% van de Vlamingen van 16 jaar en ouder hun gezondheidstoestand als slecht of zeer slecht. Dat komt overeen met ongeveer 310.000 personen. Dat aandeel ligt de laatste jaren steeds tussen 6,5% en 5,5% van de Vlamingen.
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Aantal personen 320.000 280.000 270.000 270.000 280.000 330.000 310.000
% personen 6,6 5,7 5,5 5,4 5,6 6,5 6,3
0
2
4
6
8
0
100.000
200.000
300.000
400.000
500.000
600.000
% p
erson
en m
et (zeer) slechte gezo
nd
heid
aan
tal p
erso
nen
met
(ze
er)
slec
hte
gez
on
dh
eid
91
Indicator G2
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage personen met (zeer) slechte gezondheid
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
Subjectieve beoordeling van de gezondheidssituatie: situatie per bevolkingsgroep
Percentage personen van 16 jaar en ouder dat zijn of haar gezondheidstoestand als slecht tot zeer slecht
omschrijft
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
6
67
< 14813
106125321
261213
148271561
1252
69
139433
67
0 5 10 15 20
Totaal
ManVrouw
16-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar
65 jaar en ouder
AlleenstaandeLid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaarLid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kindLid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
WerkendWerkloos
GepensioneerdAnders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*0<W<1
W=1Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,50,5≤W<1
W=1
LaaggeschooldMiddengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezitLid van gezin dat huis huurt
Laagste kwintiel**2de kwintiel3de kwintiel4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burgerniet-EU-burger
% personen met (zeer) slechte gezondheid
92
Aantal personen met (zeer) slechte gezondheid
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
140
170
< 10
80
100
140
80
50
80
10
20
10
10
40
20
130
130
70
50
20
10
20
30
10
200
80
30
220
90
130
90
40
30
30
310
10
0 100 200 300 400
Man
Vrouw
16-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
65 jaar en ouder
Alleenstaande
Lid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaar
Lid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kind
Lid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
Werkend
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*
0<W<1
W=1
Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,5
0,5≤W<1
W=1
Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezit
Lid van gezin dat huis huurt
Laagste kwintiel**
2de kwintiel
3de kwintiel
4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burger
niet-EU-burger
aantal personen x 1.000
93
Indicator G3
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Subjectieve beoordeling van de gezondheidssituatie: Europese vergelijking
Percentage personen van 16 jaar en ouder dat zijn of haar gezondheidstoestand als slecht tot zeer slecht
omschrijft
34
5 56 6
8 8 8 8 8 89 9 9 9
10 10 10
12 1213
1415
1617 17
18
20 20
0
5
10
15
20
25
Ierl
and
Mal
ta
Zwed
en
Ne
de
rlan
d
Vla
ams
Gew
est
Ver
enig
d K
on
inkr
ijk
Fin
lan
d
Den
emar
ken
Cyp
rus
Luxe
mb
urg
Du
itsl
and
Span
je
Fran
krijk
Ro
emen
ië
Bel
gië
Oo
sten
rijk
Ital
ië
Gri
eke
nla
nd
EU2
7
Bu
glar
ije
Tsje
chië
Slo
ven
ië
Slo
vaki
je
Estl
and
Po
len
Letl
and
Ho
nga
rije
Lito
uw
en
Po
rtu
gal
Po
rtu
gal
% p
erso
nen
met
(ze
er)
slec
hte
gez
on
dh
eid
94
Indicator G4
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Uitstel gezondheidszorg om financiële redenen: evolutie
Percentage en aantal personen dat leeft in een huishouden waarvan één van de leden in het voorbije jaar een
bezoek aan de arts of tandarts heeft moeten uit- of afstellen om financiële redenen
Toelichting
In 2010 leven bijna 2% van de Vlamingen (ongeveer 120.000 personen) in een huishouden dat gezondheidszorgen heeft moeten uits tellen om financiële redenen. Dat aandeel schommelt de laatste jaren tussen goed 1% en 2,5% van de Vlamingen.
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Aantal personen 150.000 90.000 80.000 70.000 110.000 110.000 120.000
% personen 2,5 1,5 1,3 1,2 1,8 1,7 1,9
0
1
2
3
0
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
% p
erson
en in
gezin d
at zorg h
eeft m
oeten
uitstelle
naa
nta
l per
son
en in
gez
in d
at z
org
hee
ft m
oet
en
uit
ste
llen
95
Indicator G5
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage personen in gezin dat zorg heeft moeten uitstellen
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
Uitstel gezondheidszorg om financiële redenen: situatie per bevolkingsgroep
Percentage personen dat leeft in een huishouden waar één van de leden in het voorbije jaar een bezoek
aan de arts of tandarts heeft moeten uit- of afstellen om financiële redenen
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
2
22
21221
22111< 11
1513
33111152< 1
321
17
621< 1< 1
214
0 5 10 15 20
Totaal
ManVrouw
0-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar
65 jaar en ouder
AlleenstaandeLid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaarLid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kindLid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
WerkendWerkloos
GepensioneerdAnders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*0<W<1
W=1Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,50,5≤W<1
W=1
LaaggeschooldMiddengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezitLid van gezin dat huis huurt
Laagste kwintiel**2de kwintiel3de kwintiel4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burgerniet-EU-burger
% personen in gezin dat zorg heeft moeten uitstellen
96
Aantal personen in gezin dat zorg heeft moeten uitstellen
** Laagste kwintiel: 20% armste Vlaamse gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste Vlaamse gezinnen.
* Werkintensiteit (W): het aantal werkelijk gewerkte maanden door alle volwassen leden van het huishouden ten opzichte van het aantal werkbare
maanden tijdens het referentiejaar.
6060
2010602020
2020101010< 1030
30101030
202010103020< 10
503010
3090
703010< 10< 10
8010
0 20 40 60 80 100
ManVrouw
0-17 jaar18-24 jaar25-49 jaar50-64 jaar
65 jaar en ouder
AlleenstaandeLid van gezin met 2 volw. jonger dan 65 jaar
Lid van gezin met 2 volw., minstens 1 ouder dan 65 jaarLid van eenoudergezin
Lid van gezin met 2 volw. en 1 kindLid van gezin met 2 volw. en 2 kinderen
Lid van gezin met 2 volw. en 3 of meer kinderen
WerkendWerkloos
GepensioneerdAnders niet-actief
Lid van gezin zonder kinderen en W=0*0<W<1
W=1Lid van gezin met kinderen en W=0
0<W<0,50,5≤W<1
W=1
LaaggeschooldMiddengeschoold
Hooggeschoold
Lid van gezin dat huis bezitLid van gezin dat huis huurt
Laagste kwintiel**2de kwintiel3de kwintiel4de kwintiel
Hoogste kwintiel
EU-burgerniet-EU-burger
aantal personen in gezin dat zorg heeft moeten uitstellen x 1.000
97
Indicator M1
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaamse Gemeenschap
Tijd 2004-2011
BRON SCV-survey, Studiedienst van de Vlaamse Regering
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/629.htm
Niet-participatie aan cultuur: evolutie
Percentage en aantal personen van 18 jaar tot 85 jaar dat niet participeert aan cultuur. Het gaat om personen
die niet minstens 1 keer per jaar ten minste 2 van volgende cultuuractiviteiten ondernemen: het bijwonen
van een opera of klassiek concert, een pop- of rockconcert, een jazz- of bluesconcert, een folkoptreden of
traditioneel concert, een dans- of balletvoorstelling, een theatervoorstelling, museumbezoek,
bibliotheekbezoek en bioscoopbezoek.
Toelichting
In 2011 namen 23% van de Vlamingen van 18 tot 85 jaar (ongeveer 1,2 miljoen personen) niet deel aan culturele activiteiten. Het aandeel niet-participanten is sinds 2006 duidelijk gestegen.
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Aantal personen 920.000 940.000 850.000 910.000 950.000 1.030.000 1.080.000 1.150.000
% personen 19,4 19,7 17,8 19,0 19,6 20,6 21,4 22,9
0
5
10
15
20
25
0
500.000
1.000.000
1.500.000
2.000.000
% n
iet-cultu
urp
articipan
tenaan
tal n
iet-
cult
uu
rpar
tici
pan
ten
98
Indicator M2
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaamse Gemeenschap
Tijd 2011
BRON SCV-survey, Studiedienst van de Vlaamse Regering
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/629.htm
* Laagste kwintiel: 20% armste gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste gezinnen.
Percentage en aantal personen van 18 tot 85 jaar dat niet participeert aan cultuur. Het gaat om personen
die niet minstens 1 keer per jaar ten minste 2 van volgende cultuuractiviteiten ondernemen: het bijwonen
van een opera of klassiek concert, een pop- of rockconcert, een jazz- of bluesconcert, een folkoptreden of
traditioneel concert, een dans- of balletvoorstelling, een theatervoorstelling, museumbezoek,
bibliotheekbezoek en bioscoopbezoek.
Niet-participatie aan cultuur: situatie per bevolkingsgroep
23
22
24
2
10
22
49
13
30
27
37
6
12
19
46
22
44
18
4
21
29
38
30
27
12
7
0 10 20 30 40 50 60
Totaal
Man
Vrouw
18-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
65 jaar en ouder
Met partner en kinderen
Met partner zonder kinderen
Alleenstaande ouder
Alleenstaand
Inwonend bij ouders
Werkend
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Eigenaar
Huurder
Laagste kwintiel*
2de kwintiel
3de kwitiel
4de kwintiel
Hoogste kwintiel
% niet-cultuurparticipanten
99
Indicator M3
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaamse Gemeenschap
Tijd 2004-2011
BRON SCV-survey, Studiedienst van de Vlaamse Regering
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/2515.htm
* Niet bevraagd in 2007.
Niet-participatie aan sport: evolutie
Percentage en aantal personen van 18 tot 85 jaar dat niet aan sport doet (sport wordt hier ruim opgevat,
omvat ook fietsen en wandelen)
Toelichting
In 2011 deed de helft van de Vlamingen van 18 jaar en ouder (ongeveer 2,5 miljoen personen) niet aan sport. Sport wordt hierb ij ruim opgevat: ook wandelen en fietsen wordt als sportbeoefening beschouwd. Het aandeel niet -sporters is de voorbije jaren duidelijk toegenomen.
2004 2005 2006 2007* 2008 2009 2010 2011
Aantal personen 1.810.000 2.000.000 2.010.000 2.050.000 2.340.000 2.310.000 2.520.000
% personen 38,3 42,1 42,1 42,4 48,2 47,3 50,0
0
10
20
30
40
50
60
0
500.000
1.000.000
1.500.000
2.000.000
2.500.000
3.000.000
3.500.000
% p
erson
en d
at niet sp
ort
aan
tal p
erso
nen
dat
nie
t sp
ort
100
Indicator M4
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaamse Gemeenschap
Tijd 2011
BRON SCV-survey, Studiedienst van de Vlaamse Regering
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/2515.htm
* Laagste kwintiel: 20% armste gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste gezinnen.
Niet-participatie aan sport: situatie per bevolkingsgroep
Percentage personen van 18 tot 85 jaar dat niet aan sport doet (sport wordt hier ruim opgevat, omvat ook
fietsen en wandelen)
50
44
56
33
44
48
68
46
52
59
59
35
43
54
64
51
64
46
38
49
58
67
61
47
42
35
0 10 20 30 40 50 60 70 80
Totaal
Man
Vrouw
18-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
65-85 jaar
Met partner en kinderen
Met partner zonder kinderen
Alleenstaande ouder
Alleenstaand
Inwonend bij ouders
Werkend
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Eigenaar
Huurder
Laagste kwintiel*
2de kwintiel
3de kwitiel
4de kwintiel
Hoogste kwintiel
% personen dat niet sport
101
Indicator M5
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaamse Gemeenschap
Tijd 2004-2011
BRON SCV-survey, Studiedienst van de Vlaamse Regering
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/634.htm
Niet-participatie aan verenigingen: evolutie
Percentage en aantal personen van 18 tot 85 jaar dat van geen enkele vereniging actief lid is
Toelichting
In 2011 was 54% van de Vlamingen van 18 jaar tot 85 jaar (ongeveer 2,6 miljoen personen) van geen enkele vereniging actief li d of bestuurslid. Het aandeel Vlamingen dat niet participeert aan verenigingen schommelde de voorbije jaren tussen 47% en 51%, al lijkt dat aandeel in 2011 nog iets te zijn toegenomen.
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Aantal personen 2.230.000 2.340.000 2.240.000 2.390.000 2.290.000 2.450.000 2.260.000 2.700.000
% personen 47,2 49,4 46,9 49,8 47,4 50,5 46,1 53,6
0
10
20
30
40
50
60
0
500.000
1.000.000
1.500.000
2.000.000
2.500.000
3.000.000
3.500.000
% p
erson
en d
at van geen
enkele
verenign
g actief lid is
aan
tal p
erso
nen
dat
van
gee
n e
nke
le v
eren
igin
g ac
tief
lid
is
102
Indicator M6
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaamse Gemeenschap
Tijd 2011
BRON SCV-survey, Studiedienst van de Vlaamse Regering
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/634.htm
* Laagste kwintiel: 20% armste gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste gezinnen.
Niet-participatie aan verenigingen: situatie per bevolkingsgroep
Percentage personen van 18 tot 85 jaar dat van geen enkele vereniging actief lid is
54
49
58
41
53
52
61
49
55
67
63
45
52
57
59
51
67
49
44
51
65
65
57
58
46
44
0 10 20 30 40 50 60 70 80
Totaal
Man
Vrouw
18-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
65-85 jaar
Met partner en kinderen
Met partner zonder kinderen
Alleenstaande ouder
Alleenstaand
Inwonend bij ouders
Werkend
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Eigenaar
Huurder
Laagste kwintiel*
2de kwintiel
3de kwitiel
4de kwintiel
Hoogste kwintiel
% personen dat van geen enkele vereniging actief lid is
103
Indicator M7
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaamse Gemeenschap
Tijd 2004-2011
BRON SCV-survey, Studiedienst van de Vlaamse Regering
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1069.htm
* Niet bevraagd in 2004.
Risico op sociale isolatie: evolutie
Percentage en aantal personen van 18 tot 85 jaar dat minder dan wekelijks contact heeft met buren, met niet-
inwonende familie of met vrienden/kennissen
Toelichting
In 2011 had 9% van de meerderjarige Vlamingen (ongeveer 440.000 personen) minder dan wekelijks contact met zijn of haar buren , niet-inwonende familie of vrienden/kennissen. Deze groep loopt een verhoogd risico op sociale isolatie. Het aandeel Vlamingen dat risico loopt op sociale isolatie schommelt de voorbije jaren tussen 7% en 9%.
2004* 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Aantal personen 380.000 390.000 320.000 310.000 370.000 340.000 450.000
% personen 7,9 8,2 6,7 6,5 7,7 6,9 8,9
0
2
4
6
8
10
0
200.000
400.000
600.000
800.000
% p
erson
en m
et risico o
p so
ciale isolatie
aan
tal p
erso
nen
met
ris
ico
op
so
cial
e is
ola
tie
104
Indicator M8
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaamse Gemeenschap
Tijd 2011
BRON SCV-survey, Studiedienst van de Vlaamse Regering
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1069.htm
* Laagste kwintiel: 20% armste gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste gezinnen.
Risico op sociale isolatie: situatie per bevolkingsgroep
Percentage personen van 18 tot 85 jaar dat minder dan wekelijks contact heeft met buren, met niet-
inwonende familie of met vrienden/kennissen
9
10
8
11
10
10
6
8
7
12
11
12
10
11
6
9
8
10
9
9
10
10
6
8
10
8
0 3 6 9 12 15
Totaal
Man
Vrouw
18-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
65-85 jaar
Met partner en kinderen
Met partner zonder kinderen
Alleenstaande ouder
Alleenstaand
Inwonend bij ouders
Werkend
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Eigenaar
Huurder
Laagste kwintiel*
2de kwintiel
3de kwitiel
4de kwintiel
Hoogste kwintiel
% personen met risico op sociale isolatie
105
Indicator M9
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaamse Gemeenschap
Tijd 2004-2011
BRON SCV-survey, Studiedienst van de Vlaamse Regering
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/2915.htm
* Niet bevraagd in 2004.
Geen internetgebruik: evolutie
Percentage en aantal personen van 18 tot 85 jaar dat tijdens de laatste 3 maanden geen internet heeft
gebruikt
Toelichting
In 2011 had 28% van de Vlamingen van 18 jaar en ouder (ongeveer 1,4 miljoen personen) in de laatste 3 maanden voor de bevragi ng geen gebruik gemaakt van het internet. Het aandeel niet-internetgebruikers is de voorbije jaren duidelijk afgenomen.
2004* 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Aantal personen 1.860.000 1.900.000 1.660.000 1.610.000 1.380.000 1.340.000 1.320.000
% personen 39,1 39,9 34,7 33,3 28,5 27,4 26,3
0
10
20
30
40
50
0
500.000
1.000.000
1.500.000
2.000.000
2.500.000
3.000.000
% p
erson
en d
at geen
intern
et gebru
iktaa
nta
l per
son
en d
at g
een
inte
rnet
geb
ruik
t
106
Indicator M10
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaamse Gemeenschap
Tijd 2011
BRON SCV-survey, Studiedienst van de Vlaamse Regering
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/2915.htm
* Laagste kwintiel: 20% armste gezinnen; hoogste kwintiel: 20% rijkste gezinnen.
Geen internetgebruik: situatie per bevolkingsgroep
Percentage personen van 18 tot 85 jaar dat tijdens de laatste 3 maanden geen internet heeft gebruikt
26
23
30
2
5
23
72
9
38
25
54
6
8
26
64
31
56
17
5
27
29
51
40
27
16
4
0 10 20 30 40 50 60 70 80
Totaal
Man
Vrouw
18-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
65-85 jaar
Met partner en kinderen
Met partner zonder kinderen
Alleenstaande ouder
Alleenstaand
Inwonend bij ouders
Werkend
Werkloos
Gepensioneerd
Anders niet-actief
Laaggeschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Eigenaar
Huurder
Laagste kwintiel*
2de kwintiel
3de kwitiel
4de kwintiel
Hoogste kwintiel
% personen dat geen internet gebruikt
107
Indicator K&O1
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010, doelstelling 2020
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
2004 2005 2006 2007 2008 2009
Aantal personen 758.000 822.000 813.000 807.000 777.000 725.000
% personen 12,6 13,7 13,6 13,4 12,8 11,8
Kinderen onder de armoederisicodrempel: evolutie
Percentage en aantal personen van 0 tot 17 jaar met een gestandaardiseerd beschikbaar huishoudinkomen
onder de Belgische armoederisicodrempel na sociale transfers
Toelichting
In 2010 leefde 11% van de Vlaamse kinderen van 0 tot 17 jaar in een gezin met een huishoudinkomen onder de armoederisicodremp el.Dat komt overeen met ongeveer 140.000 kinderen. Dat aandeel schommelt de voorbije jaren tussen 10% en 11%.
In het Vlaamse Hervormingsprogramma voor de EU2020-strategie heeft de Vlaamse Regering er zich toe verbonden om het aantal kinderen in een gezin met een inkomen onder de armoederisicodrempel tussen 2008 en 2020 met 50% te verminderen. Dat betekent datin 2020 het aantal kinderen met een huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel gedaald moet zijn tot maximaal 60.000 kinde ren. Voorlopig is er in de cijfers echter geen sprake van een daling.
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2020
Aantal personen 130.000 140.000 120.000 140.000 120.000 120.000 140.000 60.000
% personen 10,3 12,4 10,2 11,3 9,9 9,8 11,0
0
4
8
12
16
0
100.000
200.000
300.000
% kin
deren
on
der arm
oed
erisicod
remp
elaa
nta
l kin
der
en o
nd
er a
rmo
eder
isic
od
rem
pel
108
Indicator K&O2
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage kinderen (0 tot 17 jaar) en personen in totale bevolking (0 tot 99 jaar)
8. dat leeft in een huishouden dat gezondheidszorgen moet uitstellen (zie indicator G4)
4. dat leeft in een ernstig materieel gedepriveerd gezin: samengestelde deprivatiemaat en score op
afzonderlijke items (zie indicator I11)
6. dat leeft in een huishouden met te zware woonkost (zie indicator H1)
7. dat leeft in een huis met kwaliteitsproblemen (zie indicator H8)
Armoede bij kinderen: diverse indicatoren
Percentage en aantal personen van 0 tot 17 jaar en van 0 tot 99 jaar:
1. met een huishoudinkomen onder de Belgische armoederisicodrempel (zie indicator K&O1)
2. met een huishoudinkomen onder de 40%-, 50%- en 70%-drempel (zie indicator I5)
3. dat leeft in een huishouden dat (zeer) moeilijk rondkomt (zie indicator I7)
5. dat leeft in een huishouden in armoede of sociale uitsluiting volgens de EU2020-definitie (zie indicator
I16)
11
4
6
17
15
2
19
4
1
< 1
< 1
2
7
3
20
14
6
31
2
10
3
5
18
14
2
18
3
1
< 1
< 1
3
5
3
15
15
7
23
2
0 10 20 30 40
Inkomen onder de armoederisicodrempel
Inkomen onder de 40%-drempel
Inkomen onder de 50%-drempel
Inkomen onder de 70%-drempel
Komt (zeer) moeilijk rond
Ernstige materiële deprivatie
Geen week vakantie per jaar
Geen vis, vlees, kip of vegetarisch om de 2 dagen
Geen wasmachine
Geen TV
Geen telefoon
Geen auto
Achterstallige betalingen
Geen degelijke verwarming
Geen onverwachte uitgave aankunnen
In armoede of sociale uitsluiting volgens EU 2020
Te zware woonkosten
Problemen met kwaliteit van de woning
Uitstel gezondheidszorg
% personen
kinderen
totale bevolking
109
Aantal kinderen (0 tot 17 jaar)
140
50
79
210
180
30
240
40
10
< 10
< 10
30
90
40
250
170
60
390
20
0 100 200 300 400 500
Inkomen onder de armoederisicodrempel
Inkomen onder de 40%-drempel
Inkomen onder de 50%-drempel
Inkomen onder de 70%-drempel
Komt (zeer) moeilijk rond
Ernstige materiële deprivatie
Geen week vakantie per jaar
Geen vis, vlees, kip of vegetarisch om de 2 dagen
Geen wasmachine
Geen TV
Geen telefoon
Geen auto
Achterstallige betalingen
Geen degelijke verwarming
Geen onverwachte uitgave aankunnen
In armoede of sociale uitsluiting volgens EU 2020
Te zware woonkosten
Problemen met kwaliteit van de woning
Uitstel gezondheidszorg
aantal personen x 1.000
110
Indicator K&O3
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2001-2010, doelstelling 2020
BRON Kind en Gezin
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/259.htm
Aantal kinderen geboren in een kansarm gezin volgens de criteria van Kind en Gezin in jaar X en de jaren X-1
en X-2 en die wonen in het Vlaams Gewest op 31 december van jaar X, gedeeld door het totaal aantal
kinderen geboren in die 3 jaar en die wonen in het Vlaams Gewest op 31 december van jaar X (in
percentages)
Kansarmoede-index van Kind en Gezin: evolutie
Toelichting
Kind en Gezin ontwikkelde begin jaren 1990 een indicator die verschillende aspecten van de sociaaleconomische situatie van pa sgeborenen tegelijk in rekening tracht te brengen. Aan de hand van het maandinkomen van het gezin, de opleiding en de arbeidssituatie va n de ouders, de ontwikkeling van de kinderen, de huisvesting en de gezondheidssituatie van het gezin, wordt nagegaan hoeveel kinderen gebo renworden in een kansarm gezin. Een gezin wordt als kansarm beschouwd als het op minstens 3 van de voorgenoemde criteria zwak sc oort.
Sinds 2010 wordt niet meer gewerkt met jaarcijfers maar met het gemiddelde van het jaar en de 2 voorgaande jaren. Dat zorgt v oorrobuustere resultaten. Ook worden geen absolute aantallen meer vrijgegeven, enkel procentuele aandelen ten opzichte van het t otaal aantal geboorten. Om de verandering in de berekening te accentueren spreekt Kind en Gezin nu van een kansarmoede -index. In 2010 haalde de index een score van 8,6. Dat betekent dat 8,6% van de geboorten in de periode 2008-2010 plaats vond in een kansarm gezin. Ook voor de voorgaande jaren werd een indexscore berekend volgens de nieuwe formule. Daaruit blijkt dat de kansarmoede -index sinds 2005 behoorlijk sterk is toegenomen.
In het Pact 2020 heeft de Vlaamse Regering er zich toe verbonden om het aantal kinderen dat geboren wordt in armoede tussen 2 008 en 2020 met 50% te verminderen. Dat betekent dat in 2020 het percentage geboorten in kansarme gezinnen gedaald moet zijn tot max imaal 4%. Voorlopig is er in de cijfers echter sprake van een stijging in plaats van een daling.
6,06,3 6,4 6,4 6,5
6,97,4
7,98,2
8,6
4,0
0
2
4
6
8
10
12
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2020
kan
sarm
oed
e-i
nd
ex
111
Indicator K&O4
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2004-2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
2004 2005 2006 2007 2008 2009
Aantal personen 758.000 822.000 813.000 807.000 777.000 725.000
% personen 12,6 13,7 13,6 13,4 12,8 11,8
Ouderen onder de armoederisicodrempel: evolutie
Percentage en aantal personen van 65 jaar en ouder met een gestandaardiseerd beschikbaar
huishoudinkomen onder de Belgische armoederisicodrempel na sociale transfers
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Aantal personen 200.000 210.000 230.000 230.000 200.000 210.000 200.000
% personen 20,4 21,8 23,1 22,3 19,4 20,2 18,7
0
5
10
15
20
25
0
100.000
200.000
300.000
400.000
% o
ud
eren o
nd
er armo
ederisico
drem
pel
aan
tal o
ud
eren
on
der
arm
oed
eris
ico
dre
mp
el
Toelichting
In 2010 leefde 19% van de Vlaamse ouderen in een gezin met een huishoudinkomen onder de armoederisicodrempel. Dat komt overee n met ongeveer 200.000 personen. Dat aandeel lijkt de laatste jaren af te nemen.
112
Indicator K&O5
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Percentage ouderen (65 jaar en ouder) en personen in totale bevolking (0 tot 99 jaar)
5. dat leeft in een huishouden in armoede of sociale uitsluiting volgens de EU2020-definitie (zie indicator
I16)6. dat leeft in een huishouden met te zware woonkost (zie indicator H1)
7. dat leeft in een huis met kwaliteitsproblemen (zie indicator H8)
8. dat leeft in een huishouden dat gezondheidszorgen moet uitstellen (zie indicator G4)
Armoede bij ouderen: diverse indicatoren
Percentage en aantal personen van 65 jaar en ouder en van 0 tot 99 jaar:
1. met een huishoudinkomen onder de Belgische armoederisicodrempel (zie indicator K&O4)
2. met een huishoudinkomen onder de 40%-, 50%- en 70%-drempel (zie indicator I5)
3. dat leeft in een huishouden dat (zeer) moeilijk rondkomt (zie indicator I7)
4. dat leeft in een ernstig materieel gedepriveerd gezin: samengestelde deprivatiemaat en score op
afzonderlijke items (zie indicator I11)
19
2
7
36
17
1
23
2
1
< 1
< 1
3
1
2
10
19
8
17
1
10
3
5
18
14
2
18
3
1
< 1
< 1
3
5
3
15
15
7
23
2
0 10 20 30 40
Inkomen onder de armoederisicodrempel
Inkomen onder de 40%-drempel
Inkomen onder de 50%-drempel
Inkomen onder de 70%-drempel
Komt (zeer) moeilijk rond
Ernstige materiële deprivatie
Geen week vakantie per jaar
Geen vis, vlees, kip of vegetarisch om de 2 dagen
Geen wasmachine
Geen TV
Geen telefoon
Geen auto
Achterstallige betalingen
Geen degelijke verwarming
Geen onverwachte uitgave aankunnen
In armoede of sociale uitsluiting volgens EU 2020
Te zware woonkosten
Problemen met kwaliteit van de woning
Uitstel gezondheidszorg
% personen
ouderen
totale bevolking
113
Aantal ouderen (65 jaar en ouder)
200
20
70
390
180
10
240
20
10
< 10
< 10
40
10
30
100
200
110
180
20
0 100 200 300 400 500
Inkomen onder de armoederisicodrempel
Inkomen onder de 40%-drempel
Inkomen onder de 50%-drempel
Inkomen onder de 70%-drempel
Komt (zeer) moeilijk rond
Ernstige materiële deprivatie
Geen week vakantie per jaar
Geen vis, vlees, kip of vegetarisch om de 2 dagen
Geen wasmachine
Geen TV
Geen telefoon
Geen auto
Achterstallige betalingen
Geen degelijke verwarming
Geen onverwachte uitgave aankunnen
In armoede of sociale uitsluiting volgens EU 2020
Te zware woonkosten
Problemen met kwaliteit van de woning
Uitstel gezondheidszorg
aantal personen x 1.000
114
Indicator K&O6
Omschrijving
DIMENSIES Ruimte Vlaams Gewest en 27 lidstaten van de Europese Unie
Tijd 2010
BRON EU-SILC, Eurostat en Algemene Directie Statistiek
Voor meer informatie http://aps.vlaanderen.be/sgml/largereeksen/1319.htm
Armoede bij kinderen en ouderen: Europese vergelijking
Percentage personen van 0 tot 17 jaar en van 65 jaar en ouder met een gestandaardiseerd beschikbaar
huishoudinkomen onder de nationale armoederisicodrempel
11 11 1113 13 14 14 14 15
17 18 18 18 19 20 20 20 20 21 21 22 23 23 2325 26 27 27
31
0
10
20
30
40
Vla
ams
Gew
est
Den
emar
ken
Fin
lan
d
Slo
ven
ië
Zwed
en
Ned
erla
nd
Tsje
chië
Oo
sten
rijk
Cyp
rus
Estl
and
Du
itsl
and
Bel
gië
Fran
krijk
Slo
vaki
je
Ierl
and
Ho
nga
rije
Ver
enig
d K
on
inkr
ijk
Mal
ta
EU2
7
Luxe
mb
urg
Po
rtu
gal
Po
len
Gri
eken
lan
d
Lito
uw
en
Ital
ië
Span
je
Letl
and
Bu
lgar
ije
Ro
emen
ië
% p
erso
nen
on
der
arm
oed
eris
ico
dre
mp
el
Kinderen (0 tot 17 jaar)
46 6 7 8
10 10 1114 14 15 15 16 16 17 17 18 18 19 19 19 19 20 21 21 21 22
32
45
0
10
20
30
40
50
Ho
nga
rije
Luxe
mb
urg
Ned
erla
nd
Tsje
chië
Slo
vaki
je
Fran
krijk
Lito
uw
en
Ierl
and
Du
itsl
and
Po
len
Estl
and
Oo
sten
rijk
EU2
7
Zwed
en
Ital
ië
Ro
em
en
ië
Den
emar
ken
Fin
lan
d
Vla
ams
Gew
est
Letl
and
Mal
ta
Bel
gië
Slo
ven
ië
Po
rtu
gal
Gri
eken
lan
d
Ver
enig
d K
on
inkr
ijk
Span
je
Bu
lgar
ije
Cyp
rus%
per
son
en o
nd
er a
rmo
eder
isic
od
rem
pel
Ouderen (65 jaar en ouder)
Toelichting
Als de inkomenssituatie van de Vlaamse kinderen en ouderen vergeleken wordt met die van hun leeftijdsgenoten in de andere Eur opese landen, blijkt er een duidelijk verschil tussen de 2 groepen. De Vlaamse kinderen scoren samen met de Deense en Finse kindere n het best van de hele Europese Unie. De Vlaamse ouderen vallen met een 18de plaats ver terug in de rangschikking.
115
Vlaamse Armoedemonitor Vlaamse A
Vlaamse Armoedemonitor
Armoedemonitor
2012amse Amroe
ICT-monitor
Vlaam
Armoedemonitor 2012
Vlaamse