UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het...

25
UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http://dare.uva.nl) UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn konst. Bijdragen over Rembrandt-documenten uit de periode 1648-1756 Roscam Abbing, M.V. Link to publication Citation for published version (APA): Roscam Abbing, M. V. (1999). Rembrandt toont sijn konst. Bijdragen over Rembrandt-documenten uit de periode 1648-1756. Primavera Pers. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. Download date: 18 Dec 2020

Transcript of UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het...

Page 1: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Rembrandt toont sijn konst. Bijdragen over Rembrandt-documenten uit de periode 1648-1756

Roscam Abbing, M.V.

Link to publication

Citation for published version (APA):Roscam Abbing, M. V. (1999). Rembrandt toont sijn konst. Bijdragen over Rembrandt-documenten uit deperiode 1648-1756. Primavera Pers.

General rightsIt is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s),other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulationsIf you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, statingyour reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Askthe Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam,The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.

Download date: 18 Dec 2020

Page 2: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

v Zeven schilderijen van Rembrandt in het bezit van graaf d'Hoym (1727-1732)

5 . 1 P A R T I C U L I E R E A D M I N I S T R A T I E ALS B R O N OVER R E M B R A N D T

Een in 1970 gepubliceerd document over Rembrandt, dat negen jaar later door de samenstellers van The Rembrandt Documents over het hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciër Carel Mar­tens.1 In dit document staat de vroegst bekende vermelding van een aan­koop van etsen van Rembrandt genoteerd. In juni of juli 1631 kocht Martens zes etsen van Rembrandt in Leiden voor in totaal twee gulden en acht stuivers. Veel later, op 20 juli 1645, kocht hij volgens hetzelfde kasboek voor vierenvijftig gulden in Utrecht nog een 'personagie int groot geschildert van Rembrandt van Rijn met een peere boome lijste'.2

Het kasboek is een voorbeeld van een belangrijk, maar zeldzaam type documenten: de financiële administratie van verzamelaars.

Een ander voorbeeld van dit soort bronnen zijn de aantekeningen van Valerius Rover. Deze Delftse kunstverzamelaar verzamelde zowel schil­derijen als etsen en tekeningen van Rembrandt. Het overzicht dat Rover voor zichzelf in 1730 maakte, is evenmin in The Rembrandt Documents opgenomen, omdat het een achttiende-eeuws document betreft. In Rovers eigenhandige Catalogus van boeken, schilderijen, tekeningen, printen, beelden, rariteiten staan aankoopdata en taxaties van onder andere acht schilderijen van Rembrandt.3 Wie wil achterhalen welke acht schilderijen dit zijn, heeft aan dit document veel houvast, aangezien Rover zijn aanwisten nauwkeurig beschreef. In 1750 werden alle schil­derijen (in totaal 64) door de weduwe van Rover aan landgraaf Wilhelm vin van Hessen-Kassel verkocht.4 Zes van de acht schilderijen van Rem-

1 Knoester en Graafhuis 1970, 184 en 198; Vgl. Van Gelder en Van Gelder-Schrijver 1938). De

Schwartz 1984, 150 en 370; Montias 1996a, 61- Memorie biedt interessante informatie over de

62. Voor enkele andere omissies in The Kern- vroegere en mogelijk oorspronkelijke naamgeving

brandt Documents, zie Broos 1981/1982. van verschillende etsen. Zie hierover hoofdstuk 11.

2 De datering van 10 juli 1645 oude stijl is omge- 4 Von Both en Vogel 1964, 140. De manuscript-

rekend naar nieuwe stijl. catalogus van Rover is niet de enige die van zijn

3 Universiteitsbibliotheek Amsterdam, lis 11 A 18; bezit bewaard is gebleven. Na zijn dood werd ten

Moes 1913. Onderdeel van Rovers administratie is behoeve van de verkoop een Catalogus van bet

de Memorie Van bet Werk van Rembrandt van Cabinetb Schilderijen van wijlen de Heer Valerius

Rijn bestaande in 456 printen, door hem zelfs Rover opgesteld, waarin alle maten van de schilde-

geëtst met alle veranderingen (...) (hs. 11 A 17/6; rijen genoteerd werden, en nog een derde Catalo-

Page 3: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

I52. HOOFDSTUK V

brandt hangen tegenwoordig in de Kasselse Gemäldegalerie van de Staatliche Kunstsammlungen. 5

Terwijl boedelinventarissen en veilingcatalogi zelden prijsgeven wan­neer een schilderij door een verzamelaar werd aangeschaft, van wie deze het kocht en hoeveel hij ervoor betaalde, kunnen dergelijke gegevens in een particuliere administratie juist wel aangetroffen worden. Rover ver­meldt dat twee schilderijen van Rembrandt uit de boedel van zijn ouders kwamen en in 1709 door de makelaar Jan Pietersz Zomer waren getaxeerd. Daarvan was het schilderij De kruisafname (Hermitage, Bre-dius 551), getaxeerd op 800 gulden, het hoogst gewaardeerd.6 In een 'nota bene' vermeldt Rover vervolgens dat onder anderen 'de graaf van Morville, ambassadeur van Frankrijk' hem voor dit stuk een vorstelijk bedrag had geboden. Deze graaf zal nog ter sprake komen.

In dit hoofdstuk zijn enkele Franse particuliere inventarissen met ver­meldingen van een aankoop van schilderijen van Rembrandt als bron geselecteerd. Deze inventarissen dateren uit de periode 1727-1732 en hebben betrekking op het schilderijenbezit van de in Parijs wonende Poolse graaf Henry d'Hoym (1694-1736). Het met Rovers bedoeling overeenkomstige motief was zonder twijfel om voor eigen gebruik een overzicht te verkrijgen van de collectie en haar waarde. Beiden noteerden bijvoorbeeld ook uitgaven met betrekking tot het onderhoud van de schilderijen, zoals het vervangen van lijsten. Als bijlage bij een biografie van graaf d'Hoym werden de inventarissen in 1880 gepubliceerd. In de literatuur over Rembrandt is deze bron echter altijd onopgemerkt geble­ven. Dat is vreemd, want de graaf had volgens dit document niet minder dan zeven schilderijen van Rembrandt in verschillende vertrekken van zijn Parijse hôtel hangen.

Arnold Houbraken klaagde dat veel van Rembrandts schilderkunst in Nederland voor hoge prijzen werd gekocht om naar Italië en Frankrijk te worden vervoerd.7 Het overzicht dat Horst Gerson in 194z gaf van een aantal achttiende-eeuwse Franse vermeldingen van schilderijen van Rembrandt, is hiervoor een ondersteuning.8 De 'nota bene' van Rover

gus van Schilderijen, waarop taxaties staan (Uni- schilderij: Ecce Homo (Bredius 546. Corpus A 89).

versiteitsbibliotheek Amsterdam, resp. hs. n A 6 De Kruisafname, met een onbetrouwbare signa-

17/2 en hs. II A 17/1). Ook voor de tekeningen tuur en datering (1634), doek, 159,3 x 116,4 cm>

werd een aparte catalogus gemaakt ten behoeve St. Petersburg, Hermitage (inv.nr. 753). Aan de

van de verkoop (hs. 11 A 17/4). eigenhandigheid van dit voor Rover belangrijkste

5 De acht schilderijen zijn in volgorde van de cata- schilderij van Rembrandt wordt tegenwoordig

logus (hs. 11 A iS): 1) De kruisafname (Bredius getwijfeld.

551. Corpus C 49); 2) Gebaarde oude man met 7 Houbraken 1718-1721 (ed. Swillens, deel 1,

een gouden ketting (Bredius 152. Corpus C 53); 3) 204): 'Egter zyn 'er nog vele van zyne [Rem-

Christus verschijnt aan Maria Magdalena (Bredius brandts] konststukken, welke in 't geheel door-

559. Corpus A 124); 4) Zelfportret (Bredius 43); schildert en uitgevoert zyn, in de voornaamste

5) Fortret van Nicolaes Bruyningh (Bredius 268); Kunstkabinetten te zien, alschoon 'er eenige jaren

6) Zelfportret (Bredius 22. Corpus A 97); 7) Jonge verleden vele tot hoogen prys opgekogt naar Ita-

man die een ganzeveer snijdt (Bredius 164. Corpus lien en Vrankryk zyn gevoert'.

A 54); 8) Saskia (Bredius 101. Corpus A 85); 9) 8 Gerson 1942, 61-85 ('Holländische Bilder in

Een van Rovers tekeningen betreft in feite ook een Französischen Sammlungen').

Page 4: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

GRAAF D ' H O Y M I 5 3

biedt inzicht in een van de manieren waarop schilderijen in buitenland­se handen geraakten. Bezoekers van Rovers kabinet brachten gewoon een bod uit op stukken die zij wilden verwerven. Rover heeft tijdens zijn leven inderdaad enkele schilderijen verkocht, maar wist ten aanzien van die van Rembrandt de verleiding meestal te weerstaan.9 Ook de admini­stratie van graaf d'Hoym is een ondersteuning voor de opmerking van Houbraken dat schilderijen van Rembrandt in Frankrijk goed in de markt lagen.

Het bijzondere van de inventarissen van graaf d'Hoym is dat de hier­in vermelde kunstwerken in vergelijking met andere Franse bronnen uit deze tijd betrekkelijk nauwkeurig beschreven zijn. Hierdoor is het moge­lijk om een groot deel van zijn bezit aan schilderijen van Rembrandt te reconstrueren. In de meeste gevallen noteerde de graaf van een aange­kocht schilderij niet alleen de naam van de schilder en het onderwerp, maar ook de drager en de afmetingen. Wanneer deze vier kenmerken van een schilderij bekend zijn, kan identificatie met bewaard gebleven schil­derijen relatief gemakkelijk zijn. De kans is immers niet zo heel groot dat verschillende schilderijen al deze kenmerken delen. De opgegeven naam van de schilder beperkt het aantal mogelijke schilderijen tot het oeuvre van die schilder of tot dat van schilders die in vergelijkbare stijl geschil­derd hebben. Het onderwerp beperkt dat aantal nog verder. Wanneer ook nog eens de drager en de afmetingen bekend zijn en het oeuvre van een bepaalde schilder goed gedocumenteerd is, dan komt meestal maar een heel beperkt aantal schilderijen in aanmerking genoemd te zijn.

Er dient bij deze methode van negatieve selectie echter rekening gehouden te worden met de mogelijkheid dat een kunstenaar verschil­lende versies van één onderwerp gemaakt heeft. Ook kan het zijn dat er in de loop der tijd kopieën zijn vervaardigd van een origineel. Ernst van de Wetering heeft er voorts op gewezen dat Rembrandt in veel gevallen dragers (paneel of doek) gebruikte met standaardafmetingen.10 Er is dus altijd voorzichtigheid geboden bij het trekken van conclusies over de her­komst van schilderijen op grond van oude opgaven.

Elke beschrijving van een schilderij van Rembrandt uit de inventaris­sen van d'Hoym roept de vraag op van welk nu misschien nog bestaand en aanwijsbaar schilderij hij ooit de eigenaar is geweest. De beschrijvin­gen hebben betrekking op een bepaald schilderij uit het oeuvre van Rem­brandt of uit de school van Rembrandt. Bij elke beschrijving wordt een hypothese geformuleerd om welk nu aanwijsbaar schilderij het zal gaan. Dat is een schilderij dat in principe alle genoemde kenmerken van de beschrijving bezit.

9 In 1738 verkocht Rover 'een Mansportret, het kabinet van Rover gebracht en toen Rem-

levensgroote, zijnde een kniestuk, met 2 handen, brandts portret van Jan Hermansz Krul (Bredius

Ao 1633 van Rembrandt van Rhijn 'voor 165 gul- 171, Corpus A 81) gekocht ten behoeve van de

den aan de Amsterdamse verzamelaar Antonie landgraaf Wilhelm vin van Hessen-Kassel.

Rutgers. Rutgers had in april 1738 een bezoek aan 10 Van de Wetering 1997, 11-17.

Page 5: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

154 HOOFDSTUK V

40 Rembrandt, Een man in oosterse kleding, paneel, 102.8 x 78.8 cm. Gesigneerd en gedateerd: Rembran[dt] f. 1639, Foto en collectie: Devonshire Collection Chats-worth. Reproduced by permission of the Duke of Devonshire and the Chatsworth Settlement Trustees. Bredius 179. Corpus A 128.

Om deze hypothesen te toetsen is het van belang om de herkomst van alle in aanmerking komende schilderijen te bestuderen. Gedocumenteer­de herkomsten kunnen qua tijd en plaats aansluiten op de tot nu toe onbekende vermelding. Wanneer er voldoende aanwijzingen zijn om het nieuwe gegeven met een bestaand schilderij in verband te brengen, kan de geschiedenis van dat schilderij beter beschreven worden. Soms biedt een vermelding houvast om verder in de tijd terug te gaan. Net als Rover noteerde de graaf in sommige gevallen van wie en wanneer hij een schil­derij kocht. Door na te gaan wie de vorige bezitters waren die de graaf

Page 6: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

GRAAF D H O Y M ISS

4 1 S. van Hoogst ra ten (t.), Jong meisje leunend op een balustrade, doek, 75 x 60 cm.

Foto en collectie: W o b u r n Abbey, Bedfordshire. Reproduced by kind permission of

the Marquess of Tavistock and the Trustees of the Bedford Estate. Sumowski 2298a.

in zijn notities noemt, krijgt men ook een beeld van de Parijse verzame­laars van het werk van Rembrandt in het begin van de achttiende eeuw.

5 . 2 GRAAF H E N R Y D ' H O Y M

Charles Henry d'Hoym werd als telg uit een Pools adellijk geslacht gebo­ren op 18 juni 1694 in Dresden. Eenentwintig jaar oud woonde hij ver­moedelijk al in Parijs. In 1715 liet hij zich namelijk door de hof- en por­tretschilder Hyacinthe Rigaud portretteren.11 Vijfjaar later presenteerde

r r Roman 1919, 175: '1715: Mr. le comte de

Hoym, de Saxe, 88 [livres]'; Volgens De Robelin r994- i99 5, 100, noot 4, die overigens het jaar van

schilderen op 1716 stelt, bevond dit portret zich op

Page 7: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

I 5 é HOOFDSTUK V

hij als gezant van Polen zijn geloofsbrieven. Daarna kon hij zich Pools ambassadeur in Frankrijk noemen.1- Volgens de inventarissen verzamel­de d'Hoym vanaf april 17x2 schilderijen. Verder legde hij ook een omvangrijke bibliotheek aan. Als bibliofiel verwierf d'Hoym enige bekendheid, maar zijn verzameling schilderijen is vrijwel onopgemerkt gebleven.

Op 3 maart 1729 vertrok d'Hoym vanuit Parijs naar het Poolse hof in Dresden om minister van financiën van koning August 11 te worden. Nog in datzelfde jaar raakte hij verwikkeld in paleisintriges en een machtsstrijd waarin hij het onderspit moest delven. D'Hoym werd, ten onrechte volgens zijn biograaf, beschuldigd van een reeks misdaden en verbannen naar zijn landgoed Skaska. Dit landgoed nabij de grens met Pruisen had hij in april 1730 gekocht. Hij mocht Skaska niet verlaten, geen correspondentie voeren en zich niet meer met politieke zaken inla­ten. Nog weer later werd d'Hoym in het kasteel Königstein aan de Elbe geïnterneerd. Zijn laatste hoop op rehabilitatie was gevestigd op de kroonprins. Maar toen deze als August in zijn in augustus 1733 overle­den vader opvolgde, kregen d'Hoyms nieuwe smeekbeden om eerherstel nog altijd geen gehoor. Blijkbaar zonder hoop dat de zaken zich nog ten gunste van hem zouden keren, verhing d'Hoym zich op 21 april 1736 in zijn cel. Zijn Parijse hôtel vol boeken, meubels, wandtapijten, porselein en - wat ons hier interesseert - schilderijen had hij nooit meer terugge­zien.1?

D'Hoyms goederen in Frankrijk vertegenwoordigden een geschatte waarde van 1,7 miljoen Franse livres. Ondanks pogingen van de koning van Polen dit fortuin te naasten, werd d'Hoyms testament uit 1733 uit­gevoerd en konden alle legaten betaald worden uit zijn Franse bezit.x4 De even omvangrijke als beroemde bibliotheek werd samen met de meu­bels tussen mei en augustus 1738 verkocht. De gedrukte catalogus voor de veiling van de boeken bestaat uit 4862 nummers.x> Een veilingcata­logus van zijn schilderijen is niet bekend.16 Zoals hieronder nog duide­lijk zal worden, is het zeker dat schilderijen uit deze collectie bij ver­schillende Parijse verzamelaars terechtgekomen zijn. Vermoedelijk is er dus dus wel een verkoping of veiling geweest.

Uit de administratie van d'Hoym kan afgeleid worden dat hij 161 schilderijen had verzameld.17 De inventarissen groeperen de schilderijen in een Italiaanse, Franse en Hollands/Vlaamse school en bevatten een aantal belangwekkend ogende omschrijvingen, zoals een paneel van Leo-

'Schloss Lichtenwalde'. Een zuster van d'Hoym 14 Pichon 1880, deel 1, 139; deel 2, 331-346.

zou op slot Lichtenwalde gewoond hebben (Pichon 15 Martin 1738. Gebruikt exemplaar: Vereeniging

E88O, deel 1, 122). ter bevordering van de belangen des boekhandels,

12 Hausmann 1950, 281 en 334. D'Hoym heeft Amsterdam. Signatuur 025 Fv !

zowel op 15 april 1720 als op 30 juni 1724 zijn 16 In Lugt komt geen veiling-d'Hoy geloofsbrieven aangeboden. 17 Pichon 1880, deel 2, 54-88. 13 Pichon 1880, deel 1.

m voor.

Page 8: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

GRAAF D HOYM I S ?

nardo da Vinci, schilderijen van Claude Lorrain (13), Nicolas Poussin (3) en Raphaël (5). De peintres flamands zijn goed vertegenwoordigd met werken van Rembrandt (7), Gerard Dou (3), Rubens (4), Brueghel (4), Wouwermans (6) en Teniers (10). Hoewel de inventarissen al in 1880 werden gepubliceerd, hebben gegevens over deze schilderijen hun weg in de kunsthistorische literatuur niet of nauwelijks gevonden.18

De eerste inventaris die d'Hoym heeft opgemaakt, is gedateerd op de eerste januari 1727. D'Hoym was toen 33 jaar oud. In deze inventaris worden alle schilderijen genoemd die hij sinds april 1722 verworven had. De belangrijkste groep werd omschreven als tableaux origineaux, verdeeld in peintres italiens & français en peintres flamands. Daarvan waren er 62 met een totale waarde van 79.374 pond. De tableaux com­muns et copies, 48 in totaal, werden op 4.879 pond geschat. Er zijn voorts aparte inventarislijsten voor de schilderijen die respectievelijk in 1727 en 1728 verworven werden, en voor de in 1727 aangekochte kopieën. Een inventaris uit 1732 betreft alle aankopen van schilderijen gedaan tussen 1 januari 1728 en 1 januari 1732, en er is ook nog een inventaris die loopt van 1 januari 1732 tot juni van dat jaar. Ten slotte werd er op 11 en 12 oktober 1737, na de dood van d'Hoym, door de Parijse schilders en handelaren Tremblin en De Launay een boedelin­ventaris opgemaakt. Deze bestaat echter uit summiere en onnauwkeuri­ge beschrijvingen.

5 . 3 P O G I N G E N T O T H E T T H U I S B R E N G E N VAN DE ZEVEN S C H I L D E R I J E N

De zeven schilderijen op naam van Rembrandt kunnen op één na met vrij grote zekerheid geïdentificeerd worden. De volgorde van de hieron­der gegeven omschrijvingen en identificaties correspondeert met de num­mering die Pichon in 1880 aan de schilderijen gaf.1? Deze nummering stemt overeen met de chronologische volgorde van aankoop. De in 'pieds' en 'pouces' aangegeven maten zijn naar centimeters omgere­kend.20

1

Nr. 314. Un portrait d'un vieillard du Rembrandt, peint sur bois cintré, de 3 pieds 1

pouce 1/2. de haut sur 2 pieds 6 pouces de large [101.3 x 81 cm]. Ce tableau vient du

palais Mazarin. Acheté du sieur Noël avec sa belle bordure le 1 juin 1723 .... 1500

l[ivres]. Dans l'antichambre au 1er étage. Dans la chambre au Dais.

Het betreft een van boven afgerond paneel van ongeveer 101 bij 81 cm. In de boedelinventaris uit 1737 komt dit schilderij vermoedelijk voor als een 'Portret van een man, op paneel'.2-1

18 Schnapper kent de inventaris, maar maakt er 20 Bij alle opgaven met oude maten zijn in de

weinig gebruik van (Schnapper 1994). voorliggende studie de volgende omrekeningen

19 Pichon 1880, deel 2, 54-88 (hoofdstuk 2, 'Etat gehanteerd: 1 pied (voet) = 32,4 cm 1 pouce (duim)

des tableaux'). De weergave van Pichon oogt zeer = 2,7 cm en 1 ligne = 0,22 cm.

nauwkeurig. Hij vermeldt echter niet waar de ori- 21 Pichon 1880, deel 2, 87: 'Nr. 124. Portrait

ginele stukken zich bevinden. d'homme, sur bois avec bordure 300 l[ivresj'.

Page 9: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

I 5 8 HOOFDSTUK V

Rembrandts Man in oosterse kleding (Devonshire Collections, Bredi-us 179) uit 1639 dient zich direct aan als gegadigde, niet alleen omdat de maten, de drager (paneel) en het onderwerp (een grijsaard) met de beschrijving overeenkomen, maar ook vanwege het specifieke gegeven dat dat paneel 'van boven afgerond' is (afb. 40) . z z Dit stemt overeen met de zinsnede 'peint sur bois cintré'.

Nagegaan zal moeten worden of dit inderdaad het schilderij is dat door d'Hoym beschreven is. Het paneel is sinds 1742 in het bezit van de Dukes of Devonshire in Engeland. Nader onderzoek naar de herkomst leert dat het schilderij uit Frankrijk kwam. Maar voordat hierover uit­geweid wordt, zal ingegaan worden op het gegeven dat in april 1774 in Parijs een versie van de Man in oosterse kleding geveild werd uit het bezit van een zekere Caulet d'Hauteville.1? In de zeer uitvoerige beschrij­ving van dat schilderij wordt melding gemaakt van het bestaan van de versie van het schilderij waarnaar de Iers-Engelse graveur McArdell een gravure had vervaardigd. Deze gravure is naar het schilderij dat sinds 1742 bij de Dukes of Devonshire is. Er bestonden dus twee versies van de Man in oosterse kleding. De versie die in 1774 ter veiling kwam, is niet meer aanwijsbaar. Het vermoeden bestaat dat dit paneel een zeven-tiende-eeuwse kopie was. Het wordt ook in latere bronnen genoemd en werd mogelijk door Ferdinand Bol gemaakt.2-4 Zeker is wel dat het ande­re schilderij, dat van de Duke of Devonshire, een eigenhandig werk van Rembrandt is.

Tot voor kort was er over de herkomst van laatstgenoemd schilderij weinig meer bekend dan dat een rechtstreekse voorouder van de huidige eigenaar het in 1742. op een Londense veiling kocht.2,5 Inmiddels is er een exemplaar van de catalogus van de desbetreffende veiling opgedoken. Hierin komen vijf schilderijen op naam van Rembrandt voor, waaronder de Man in oosterse kleding als 'A Man's Head with a Turban ' . 2 é Het drukwerkje heeft een opschrift dat ons verder helpt: Catalogue of the late Monsieur De Vile's celebrated gallery of capital pictures, lately pur­chased, and brought from Paris by Mr. Geminiani.2-? De kunsthandelaar Francesco Geminiani had de schilderijen van de overleden Monsieur De

22 Rembrandt, Een man in oosterse kleding, gepubliceerde selectie van gegevens uit een gean-

paneel met van boven afgeronde hoeken, ro2.8 x noteerde kopie van de Londense veilingcatalogus

78.8 cm. Gesigneerd en gedateerd: Rembran[dt] f. was in 1991 nog niet voorhanden (Simpson

1639, Chatsworth, de Duke of Devonshire and 1953).

trustees of the Chatsworth settlement. Bredius 26 De annotaties bij de nummers hebben betrek-

179. Corpus A 128. king op de prijs en de kopers: 30. Rembrandt. A

23 Zie bijlage in, 1774: C[aulet| D['Hauteville], Sacrifice [39 8 Sr. J. Rawden]. 36. Rembrandt. A

nr. 55. D'Hauteville bezat mogelijk ook Rem- Man's Head with a Turban [78 15 D. devonshi-

brandts nu niet meer aanwijsbare schilderij Hie- re]. 62. Rembrandt. A small Landskip [5 15 6J.

ronymus geknield in gebed (Roscam Abbing 67. Rembrandt. Artemisia [26 5 Ld. J. Caven-

1995b). dishj. 77. A Girl leaning at a window [67 4 D.

24 Corpus A 128, kopieën. Bedford].

25 Corpus A 128; Brown, Kelch en Van Thiel 27 Veiling Londen, 29 en 30 april t 742 , met het

1991, 208 (cat.nr. 28). Veel meer dan een in t953 nieuwe Lugt-nummer 555A.

Page 10: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

GRAAF D'HOYM I 5 9

Pile van Parijs naar Londen laten overbrengen. Monsieur De Pile heette voluit Jacques André du Pille, ecuyer, vicomte du Monteil, seigneur de Sarfeuillette, baron de la Bosse. Hij was Trésorier Général de l'Extraor­dinaire des Guerres & des Troupes de la Maison du Roi en overleed op 17 mei 1740 in Parijs. Zijn tot op heden ongepubliceerde boedelinven­taris, waarin ongeveer tachtig schilderijen beschreven staan, vertoont een grote overeenkomst met de veilingcatalogus uit 1742, die in totaal 83 schilderijen telt. In de boedelinventaris-Du Pille staan overigens niet vijf, zoals de veilingcatalogus deed verwachten, maar drie schilderijen op naam van Rembrandt. Dit waren:2,8

Item no. 33 un tableau peint par rimbrain prisé six cent livres cy vie l[ivres].

Item no. 34 un tableau paint par le même representant une petitte fille prisé deux cent

livres cy n e l[ivres].

Item no. 35 un petit tableau peint par le même prisé cent cinquante livres cy CL

l[ivres]

De beschrijvingen zijn op zichzelf te summier om op grond daarvan de gevonden vermeldingen thuis te brengen, maar twee van de drie schilde­rijen kunnen dankzij de Engelse catalogus toch aangewezen worden. De derde Duke of Devonshire kocht A Man's Head with a Turban voor ruim 78 Engelse ponden. Dit schilderij (Rembrandts Man in oosterse kle­ding) bracht van de vijf als Rembrandt geveilde schilderijen het meeste op. Deze waardering is een belangrijke aanwijzing dat ook het hoogst getaxeerde en aan Rembrandt toegeschreven schilderij in de inventaris-Du Pille (nr. 33, 600 livres) dit schilderij betreft.

Het schilderij dat in de boedelinventaris als une petitte fille beschre­ven werd, is zonder twijfel identiek met het schilderij op naam van Rem­brandt dat op de Londense veiling A Girl leaning at a window heet. De Duke of Bedford kocht het, zo blijkt uit de annotaties van de catalogus én uit de nog altijd bewaarde rekening.29 Het door Sumowski aan Samu­el van Hoogstraten toegeschreven schilderij is in het bezit van de Dukes of Bedford gebleven en hangt op Woburn Abbey (afb. 41).3 0 Horst Ger-son had in 1968 'De Pile' ten onrechte geïdentificeerd met Roger de Piles en daarom aangenomen dat de anekdote over Rembrandts dienstmeisje (zie hoofdstuk m) op dit doek betrekking had.3 '

Du Pille, ongetwijfeld de Parijse eigenaar van Ten man in oosterse kleding, kan het schilderij uit de nalatenschap van d'Hoym verworven hebben. Er zijn nog andere argumenten die ervoor pleiten dat het schil­derij bij graaf d'Hoym de echte Rembrandt was. Het eerste argument betreft de hoge waardering die d'Hoym aan juist dit schilderij toekende. Met 1500 livres was dat - net als in de boedelinventaris-Du Pille en in de veiling-Geminiani - de hoogste taxatie voor een schilderij op naam van Rembrandt. Het betrof dus ongetwijfeld een schilderij van grote

28 Met dank aan Frances L. Preston, Hopewell, 29 Waterhouse 1950; Londen 1993, cat.nr. 3.

NJ, USA, die een publicatie voorbereidt over de ver- 30 Sumowski 2298a. Doek, 75 x 60 cm, niet ge­

zameling van Du Pille en deze gegevens ter signeerd en niet gedateerd,

beschikking stelde. 31 Gerson 1968, 70.

Page 11: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

l 6 0 HOOFDSTUK V

kwaliteit. Verder lijkt Du Pille ten minste één ander schilderij uit het bezit van d'Hoym verworven te hebben. Dit gegeven kan de herkomst van het schilderij van Rembrandt ondersteunen.32 Uit deze gegevens over herkomst en taxatie kan nu geconcludeerd worden dat het heel aan­nemelijk is dat d'Hoym de Man in oosterse kleding van Rembrandt bezat.

Wanneer en van wie had de Poolse graaf dit zo hoog gewaardeerde paneel verworven? Volgens zijn aantekening kocht hij het op i juni 1723 van een zekere Monsieur Noël. Van dezelfde man zou hij een jaar later nog eens een schilderij kopen.33 Noël is een niet veel voorkomende naam. Monsieur Noël is vermoedelijk identiek met Hugues Noël, con­seiller secrétaire du roi à la chancellerie établie près la cour des comptes et des finances de Clermont-Ferrand. Als deze identificatie juist is, dan betreft het iemand met een voorliefde voor het werk van Rembrandt. Op een uit 1712 daterend archiefstuk, dat in 1971 gepubliceerd werd, staan vijf schilderijen op naam van Rembrandt uit het bezit van Hugues Noël beschreven.34 Geen van de omschrijvingen is echter in relatie te brengen met de voorstelling op paneel, zodat alleen het vermoeden uitgesproken kan worden dat het bewuste schilderij pas tussen 1712 en 1723 door Noël verworven werd of dat hij als een tussenpersoon optrad.

D'Hoym vermeldde eveneens dat het schilderij uit het palais Mazarin afkomstig was. Deze prestigieuze herkomst heeft misschien bijgedragen tot de hoge waardering van het stuk. Het paleis Mazarin had eerst toe­behoord aan de oppermachtige Franse kardinaal en minister Jules Mazarin. Deze bezat een buitengewoon omvangrijke en beroemde kunst­verzameling. Na de dood van de kardinaal in 1661 werd een uitvoerige boedelinventaris opgemaakt, maar daarin worden geen schilderijen van Rembrandt vermeld.3 5 Mazarin had twee erfgenamen, van wie de in 1712 overleden Duc Mazarin alle schilderijen erfde en in het Palais Mazarin woonde. 3 é Het schilderij zal op enig moment nâ 1661 door hem verworven moeten zijn. De verspreiding van de collectie-Mazarin blijft in nevelen gehuld, maar aannemelijk is dat zij zich in 1699 nog in het paleis bevond en pas na het overlijden van de Duc verkocht werd.37

32 Het betreft nr. 330 van de inventaris, omschre- 33 Op 28 december 1724 kocht d'Hoym van Noël

ven als 'Un petit paysage (avec) figures à cheval du een paneel van Watteau met twee figuren (nr. 294

Bartholomé, peint sur cuivre, de 10 pouces de haut van de inventaris) dat later onder de titel La Toi-

sur 1 pied 2 pouces de large' [27 x 37,8 cm], lette door P. Mercier in gravure uitgebracht zou

getaxeerd op 500 livres. In de inventaris uit 1740 worden.

(Du Pille) staat genoemd: 'Un tableau petit paysa- 34 Deze inventaris werd na het overlijden van zijn

ge de Barthelomé, 30 l[ivres]', en bij nr. 13 (Gemi- vrouw in oktober 1712 opgemaakt. Zie bijlage m .

niani, 1742): 'Bartolomeo. A small Landskip'. Dit 35 Cosmac 1884, 89.

schilderij werd volgens de rekening voor 4 pond 36 Schnapper 1994, 209-210.

gekocht door de Duke of Bedford voor 'the 37 Schnapper 1994, 214. Ook enkele schilderijen

Dutchess of Queensbury' (Londen 1993, cat.nr. 3). uit de verzameling van de Duc d'Orléans waren uit

Het schilderij wordt niet vermeld in de monografie het palais Mazarin afkomstig (Stryienski 1913, 14-

over Bartholomeus Breenbergh van Roethlisberger 15. Het zou gaan om vijf grote portretten ten voe-

uit 1981. ten uit, geschilderd door Van Dijck).

Page 12: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

GRAAF D H O Y M 1 6 1

Linksboven 42 I. Jouderville (t), Buste van een jonge vrouw, paneel, 53.3 x 39.3 cm. Collectie: Chapel Hill, N.C., Morehead Planetarium, University of North Carolin Foto: Amsterdam, Rembrandt Research Project. Bredius 88. Corpus C 58. Rechtsboven 43 Rembrandt, Buste van een jonge vrouw, paneel, 60.6 x 45 cm. Gesigneerd en gedateerd: RHL van Rijn 1632. Collectie: Boston, Museum of Fine Arts. Foto: Amsterdam, Rembrandt Research Project. Bredius 89. Corpus A 50.

De niet meer aanwi j sbare kopie van Een man in oosterse kleding h a d

eveneens een be l angwekkende h e r k o m s t . Volgens de vei l ingcatalogus uit

1774 h a d dit schilderij t o e b e h o o r d a a n M o n s i e u r Binet, premier Valet de

Chambre van de in 1765 over leden k r o o n p r i n s Lodewijk . De eerste

kamerbed i ende zou het schilderij van de kon ing zelf gekregen hebben ,

dat wil zeggen van Lodewi jk x v . 3 8 O n d e r de R e m b r a n d t s van Lodewijk

x v , die regeerde van 1715 to t 1774 , k o m t het echter niet voor . In

koninkl i jk bezit w a r e n in die tijd twee schilderijen van R e m b r a n d t : het

Zelfportret uit 1660 (Bredius 53) en De engel verlaat Tobias en zijn

familie (Bredius 503) , die t egenwoord ig in het Louvre hangen.39

De gegevens over de vroegste e igenaren van zowel he t origineel als de

kopie van Een man in oosterse kleding verwijzen n a a r Frankr i jks meest

v o o r a a n s t a a n d e collecties. Di t was ongetwijfeld de reden w a a r o m zowel

d ' H o y m als de opstel ler van de vei l ingcatalogus van apri l 1774 deze her­

k o m s t e n vermeldde .

38 Het werk wordt echter niet genoemd in Enge-rand 1901.

39 Descamps 1753-1764, deel 2. (1754), 96: 'On voit en France, dans le Cabinet du Roy, deux

tableaux de ce Peintre, l'un est son Portrait, l'autre représente le moment où l'Ange va disparoître aux yeux du Tobie'. Foucart r988, 90, 92.

Page 13: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

I Ô 2 HOOFDSTUK V

il en m nrs. 315-316. Deux têtes d'enfans du même [Rembrandt], peintes sur bois, de 1 pied

8 pouces 1/2 de haut sur 1 pied 3 pouces de large chacun [55.4 x 40.5 cm], de for­

me ovale. Achetées du président Gilbert le 5 juin 172.6, avec leurs bordures. 1300

l[ivres]. Dans le cabinet aux tableaux.

Uit de nalatenschap van de Parij se verzamelaar en rijke fabrikant Jean de Jullienne (zie hoofdstuk vi) werden in 1767 twee ovale panelen op naam van Rembrandt geveild die bij die gelegenheid als Deux Bustes de jeunes femmes gracieuses werden beschreven.40 Het is bekend welke schilderij­en dit zijn. Het ene paneel (Boston, Museum of Fine Arts, Bredius 89) wordt tegenwoordig als een eigenhandig werk van Rembrandt geaccep­teerd, het andere paneel (University of North Carolina, Bredius 88) wordt wel toegeschreven aan Isaac de Jouderville (afb. 42 en 43 )AI Bei­de stukken zijn gedurende een groot deel van de achttiende eeuw bij elkaar gebleven en hebben ongetwijfeld als pendanten gefungeerd. Dat was bij Jullienne zeker het geval (vgl. afb. 48). De drager, de vorm en de maten van deze twee stukken komen overeen met de opgave van graaf d'Hoym. Het ligt daarom voor de hand hierin deze schilderijen te her­kennen. D'Hoym noemt het onderwerp 'kinderkoppen'. In de boedelin­ventaris uit 1737 komen geen 'kinderkoppen' voor, maar wel deux por­traits de femmesA7- Beide beschrijvingen zijn niet in tegenspraak met de 'jeunes femmes' uit de veilingcatalogus-Jullienne.

De geschiedenis van deze twee stukken kan nu tot juni 1726 beschre­ven worden. Graaf d'Hoym kocht de twee schilderijen volgens eigen zeg­gen in juni 1726 van een zekere 'président Gilbert'. Deze eigenaar kan thuisgebracht worden als de president van de Chambre des Comptes de Paris. Sinds maart 1691 was Louis Charles Gilbert president van de Parijse Rekenkamer, totdat zijn zoon Joseph Jean Baptiste, seigneur de Saint-Lubin, de functie op i8 augustus 1724 overnam. Vader Gilbert overleed 23 augustus 1726 op 72-jarige leeftijd, kort na de verkoop aan d'Hoym.43

IV

Het ligt voor de hand dat verzamelaars die een collectie wilden opbou­wen, meerdere schilderijen tegelijk kochten op verkopingen, met name wanneer werk van grote kwaliteit werd aangeboden. Zo had d'Hoym op verschillende verkopingen meer dan één schilderij gekocht. Op de vei-ling-Beringhen, in juli 1724, verwierf hij vijf schilderijen en op die van de Duc d'Orléans in 1727 niet minder dan elf.44 Latere verzamelaars zul-

40 Zie hfdst. vi en bijl. in, Jullienne 1767, nr. 131. sity of North Carolina. Bredius 88. Corpus C 58.

41 Rembrandt, Buste van een jonge vrouw, ovaal 42 Nr. 76, 77: 'Deux portraits de femmes 200

paneel, 60.6 x 45 cm. Gesigneerd en gedateerd: RHL l[ivres]' (Pichon 1880, deel 2, 85).

van Rijn 1632. Boston, Museum of Fine Arts. Bre- 43 Chenaye-Desbois 1863-1876, deel 5.

dius 89. Corpus A 50; I. de Jouderville (t), Buste van 44 Pichon 1880, deel 2, nrs. 313, 334, 335, 304 en

een jonge vrouw, ovaal paneel, 53.3 x 39.3 cm. 319 (Beringhen), nrs. 340 t/m 350 (Duc d'Orléans).

Chapel Hill, N.C., Morehead Planetarium, Univer- Beide veilingen worden niet in Lugt genoemd.

Page 14: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

GRAAF D H O Y M 163

44 Omgeving

Rembrand t ,

Oude vrouw met

een boek op haar

schoot, paneel,

6 i x 49 cm.

Gesigneerd en

gedateerd:

Rembrand t , f.

1643 . Collectie:

St. Petersburg,

Hermitage .

Foto: Amster­

dam, Rembrand t

Research Project.

Bredius 3 6 1 .

len op hun beurt uit de nalatenschap van d'Hoym verscheidene schilde­rijen verworven hebben. Dit lijkt niet alleen het geval te zijn geweest met de eerder genoemde seigneur Du Pille, maar ook met Jean de Jullienne. De identificatie van de twee 'kinderkoppen' met de twee ovale panelen in de collectie van Jullienne is des te aannemelijker omdat ook de beschrijving van het volgende schilderij bij d'Hoym overeenkomt met een uit de collectie-Jullienne. Het gaat om het Portret van een vrouw, dat bij d'Hoym een plaats had in zijn schilderijenkabinet:

Nr. 352. Un portrait de Rembrandt, peint sur bois, haut de 1 pied 10 pouces sur 1 pied 5 pouces 1/2 de large [59.4 x 47.3 cm], représentant une Tête de femme. Acheté de M. de la Faye sur le pied de 400 l[ivres] (...) 500 l[ivres]. Dans le cabinet aux tableaux.

Schilder, onderwerp, drager en afmetingen komen overeen met het eer­ste van de twaalf schilderijen op naam van Rembrandt in de veilingcata-logus-Jullienne.45 Dat schilderij werd na de dood van Jullienne verwor­ven ten behoeve van de Hermitage die keizerin Catharina de Grote in deze jaren in St. Petersburg liet bouwen.46 Het gaat om het paneel Oude vrouw met een boek op baar schoot (Bredius 361). Dit schilderij hangt

45 Bijlage in , Jullienne 1767, nr. 128. 46 Loewinson-Lessing 1982, 6.

Page 15: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

1 6 4 HOOFDSTUK V

nog altijd in de Hermitage, maar aan de eigenhandigheid van Rembrandt wordt tegenwoordig wel getwijfeld (afb. 44).4 7

De veronderstelling dat de beschrijving van d'Hoym op het paneel in de Hermitage betrekking heeft, lijkt gerechtvaardigd. Ook in dit geval is de geschiedenis van het schilderij verder in de tijd terug te voeren. Graaf d'Hoym kocht het schilderij van een zekere Monsieur de la Faye in het jaar 172.7. Deze man kan geïdentificeerd worden als Jean François Léri-get de Lafaye, een in 1731 overleden verzamelaar.48 Wanneer biografi­sche gegevens over deze verzamelaar in ogenschouw worden genomen, is het zelfs mogelijk een hypothese te formuleren hoe De Lafaye aan dit schilderij gekomen is. Koning Lodewijk xiv had De Lafaye tot buitenge­woon afgezant benoemd en in 1713 naar Utrecht gezonden om hem over de vredesonderhandelingen ter beëindiging van de Spaanse Successieoor­log (1701-1713) te rapporteren. Of hij bij die gelegenheid dit schilderij wist te kopen is niet bekend. Maar als agent en adviseur van de Com­tesse de Verrue, een toonaangevende verzamelaarster van kunst die nog ter sprake komt, zou hij voor haar een aantal schilderijen hebben mee­genomen van zijn diplomatieke missies.49 Niet lang na zijn verblijf in Nederland zou De Lafaye zich in Parijs geheel aan de literatuur en de schone kunsten hebben gewijd. Van zijn verzameling wordt gezegd dat zij toegankelijk was 'voor liefhebbers en geleerden'.5° Dat d'Hoym het schilderij volgens eigen zeggen 'ter plekke' kocht, kan erop wijzen dat bij zo'n bezoek spontaan tot koop besloten werd. In hetzelfde jaar 1727 zou d'Hoym nog eens vijf schilderijen van De Lafaye kopen en ook eerder, in maart 1723, had hij van hem twee schilderijen gekocht. '1 Bekend is verder dat De Lafaye de handelaar Gersaint een toelage verstrekte voor het onderhoud van zijn kabinet, dat toen, volgens Gersaint, een van de belangrijkste was.52 Dat van dit kabinet ook (vermeende) schilderijen van Rembrandt deel uitmaakten, kan afgeleid worden uit een recent gepubliceerde dagboekaantekening van de Zweedse graaf Carl Gustaf

47 Oude vrouw met een boek op haar schoot, werd genoemd en die deze schilderijen uit Vlaan-

paneel, 61 x 49 cm. Gesigneerd en gedateerd: deren geïmporteerd had (Pichon 1880, deel 2, 60).

Rembrandt, f. 1643. St. Petersburg, Hermitage 50 Nouvelle Biographie Générale, deel 28 (1859),

(inv.nr. 759). Loewinson-Lessing 1982, nr. i é . 688, 689. In 1730 werd hij lid van de Académie

Bredius 361. Française.

48 De biograaf van d'Hoym identificeert 'De la 51 Pichon 1880, deel 2. Voor 1723 (nrs. 281,

Faye' met de invloedrijke secretaris van de Duc de 301) en voor 1727 (nrs. 352, 354, 355, 413 en

Bourbon en de vriend van de Comtesse de Verrue 414).

(Pichon 1880, deel 1, 185), maar verwart Jean 52 Gersaint schrijft in het voorwoord van de vei-

François Lériget de Lafaye met zijn gelijknamige lingcatalogus Catalogue raisonné des tableaux (...)

oomzegger, die in 1747 als kolonel in Italië dode- provenant de la succession de feu Monsieur Char-

lijk gewond raakte. les Godefroy, Banquier & Joüaillier, Parijs 1748

49 Scott 1973a, 21 (zonder bronvermelding). In (Lugt 684), dat hij van Lériget de Lafaye, de Com-

Schutte 1983 komt Lériget de Lafaye niet voor als tesse de Verrue en haar schoonzoon de Prins de

diplomatiek vertegenwoordiger. Hij was dat mis- Carignan een toelage of pensioen kreeg om voor

schien in Vlaanderen. D'Hoym meldt nog dat 'De het onderhoud van hun kabinetten te zorgen, 'die

la Faye' in 1718 twee schilderijen van de hand van toen de drie belangrijkste waren'. Vgl. Pomian

Claude Lorrain kocht van een man die le Danois 1979, 30; Pomian 1990, 156.

Page 16: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

GRAAF D H O Y M 165

Tessin. Hieruit zou blijken dat De Lafaye het tegenwoordig aan Arent de Gelder toegeschreven doek Vertumnus en Pomona in bezit zou hebben gehad.53 In 1736 wordt dit werk in de boedelinventaris van de Comtes­se de Verrue genoemd.54

De Oude vrouw met een boek op haar schoot hing in het schilderijen­kabinet van d'Hoym naast het volgende schilderij:

Nr. 353. Un portrait du Rembrandt, de même grandeur que le précédent, représen­

tant un jeune Janissaire. Acheté de M. de Noce. 400 l[ivres]. Dans le cabinet aux

tableux.

In deze beschrijving wordt geen drager vermeld, maar uit de latere boe­delbeschrijving kan afgeleid worden dat het vermoedelijk een paneel betreft. 5 5 Hoewel ook de afmetingen niet precies zijn aangegeven, is dui­delijk dat het stuk van dezelfde grootte is als het voorgaande, dat wil zeggen ongeveer 60 x 50 cm. Het is volgens de beschrijving een Janissai­re. Een 'janissaire' of 'janitsaar' is een Turkse soldaat, als zodanig her­kenbaar aan een lange muts die van achteren afhangt. Ook aan de hand van deze schaarse gegevens kan een hypothese geformuleerd worden. Het zou misschien kunnen gaan om de Buste van een jonge man met halskraag en gevederde muts (Bredius 144). Dit paneel uit de school van Rembrandt berust in het San Diego Museum of Art en meet 57,7 x 46 cm. De beschreven herkomst van dit schilderij gaat echter niet verder

53 Tessin bestelde in 1739 een kopie van een

gedeelte van het origineel, dat volgens De Robelin

eerder in het bezit was geweest van Jean François

Lériget de Lafaye in Parijs (De Robelin 1994-

1995, 109, noot 71). Het is niet uitgesloten dat De

Robelin 'de Lafaye' verward heeft met 'de Lassay',

vgl. de volgende noot.

54 Rambaud 1964-1971, deel 2 (1971), 890-894,

aid. 891: 'Inventaire après deces de Jeanne Baptis­

te d'Albert veuve d'Auguste Manfory Jérôme

Ignace de Scaglia, comte de Verrue', gedateerd 10

december 1736. In de categorie mythologie staat:

Vertumne et Pomone, no. 399, 1500 livres. Na

haar dood werden haar schilderijen geveild. Dit

schilderij komt niet voor in de handschriftelijk

bewaard gebleven veilingcatalogus (Lugt 470).

Scott 1973a, 2.1, vermeldt zonder bron dat Verrue

de kunstverzamelaar 'comte de Lassay', die een

grote voorkeur had voor de Vlaamse en Holland­

se school, schilderijen naliet ter waarde van

46.000 pond. Deze herkomst wordt bevestigd.

Descamps vermeldt de volgende vijf schilderijen

van Rembrandt bij wijlen 'M. le Marquis de Las­

say': 'deux Portraits; un autre Portrait d'homme,

Vertumne & Pomone, & les Pèlerins d'Emaus'

(Descamps 1753-1764, deel 2 (1754), 97). In de

veilingcatalogus-Blondel de Gagny, 10 december

1776 - 22 januari 1777, nr. 69 (Lugt 2616), wor­

den als vorige eigenaren van het bewuste doek

'Madame la Comtesse de Verrue' en 'M. de Las­

say' vermeld. Het aan Arent de Gelder toegeschre­

ven schilderij, doek, 93,5 x 122 cm, is (vals) gesig­

neerd en gedateerd: 'Rembrandt f. 1649' ,

Nârodm-Galerie te Praag (inv.nr. 0112, Sumows-

ki 755). Vgl. Cavalli-Björkman 1992, cat.nr. 90,

met ook een afbeelding van de door Tessin bestel­

de en door Robert Tournières geschilderde kopie,

voorstellende Pomona, doek, 78 x 64 cm, die zich

in het Nationalmuseum van Stockholm bevindt

(inv.nr. N M 889). Vgl. ook Von Moltke 1994,

cat.nr. 77, waar ten onrechte staat dat het schilde­

rij in de veiling-Verrue voorkomt, en waar de

Stockholmse kopie onder de kopieën niet

genoemd wordt. Mogelijk werd het schilderij nog

tijdens het leven van Arent de Gelder als een Rem­

brandt verkocht.

55 In de inventaris van 1737 worden beide schil­

derijen onder nr. 73 en 74 namelijk beschreven

als: Tête de femme, tête de jeune homme, sur bois

avec bordure (Pichon 1880, deel 2, 86).

Page 17: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

i 6 6 HOOFDSTUK V

terug dan de verzameling van een zekere John Corbett, die op 18 juni 1904 geveild werd.5<5 De muts van de voorgestelde is bovendien geen janitsarenmuts. Er zijn te weinig aanknopingspunten voorhanden om een uitspraak over deze hypothese te doen.

Wel is het aannemelijk dat dit schilderij van d'Hoym eveneens beschreven werd in de boedelinventaris van Melchior de Polignac uit 1741. Deze kardinaal en diplomaat bezat onder zijn 131 schilderijen namelijk een 'Soldaat van Rembrandt' van vergelijkbare afmetingen.57 Kardinaal de Polignac was eveneens de eigenaar van een aan Leonardo da Vinci toegeschreven paneel waarvan de beschrijving overeenkomt met die van de Leonardo van d'Hoym. 58 Hij kan net als Jullienne dus in of na 1637 meer schilderijen tegelijk gekocht hebben uit de nalatenschap van graaf d'Hoym. De taxaties van deze beide schilderijen roepen echter een vraagteken op. Zo betaalde d'Hoym in 1727 400 pond voor de Janissaire, terwijl het paneel in de inventaris van de kardinaal op 40 pond geschat werd, dus tien keer zo laag. Het paneel van Leonardo da Vinci kocht d'Hoym voor 3500 livres, terwijl dat bij de kardinaal op 120 pond getaxeerd werd (bijna dertig keer zo laag). Mogelijk speelde geld een ondergeschikte rol voor d'Hoym en kon hij telkens veel bieden voor wat hij mooi vond. De biograaf Pichon wijst er bijvoorbeeld op dat de veiling van boeken uit de bibliotheek aanzienlijk minder opbracht dan de prijzen die d'Hoym er zelf voor betaald had. Dat er schilderijen van d'Hoym terecht kunnen zijn gekomen bij kardinaal de Polignac is verder heel aannemelijk. De Polignac was niet alleen buitengewoon ambassa­deur voor Frankrijk in Polen, maar trad ook op als vertrouwensfiguur en vriend van graaf de Morville, die zelf, zoals hierna nog zal blijken, nau­we banden met d'Hoym onderhield.59

Graaf d'Hoym had deze 'Rembrandt' gekocht van 'Monsieur de Nocé'. Van hem zou hij tussen 1725 en 1728 nog eens dertien schilderijen kopen. Of Nocé een handelaar of een verzamelaar was, blijft onduide­lijk.60 Wel kan deze man vrijwel zeker geïdentificeerd worden met graaf Charles de Nocé, maitre de la garde robe van de Duc d'Orléans.61

56 Bredius 144. Corpus C 55. Gesign. en gedat. des ancêtres de M. delà Vrillière, secrétaire d'État,

linksonder: RHL 1631. Vgl. Blankert, 1977, 186. & a toujours été dans cette familie. Acheté de la

57 'Un soldat, de Rembrandt, 1 pied 10 pouces de demoiselle de Saint-Gilles au moi de mars Ijz8

haut sur 1 pied et demi de large [59,4 x 49,6 cm], pour 3500 ll'vresj. Dans la nouvelle chambre à

b[ois], 40 l[ivres]\ Boedelinventaris 4 december coucher attenante la Bibliothèque.

1741 (Rambaud 1964-1971, deel 1, 605). 59 Chenaye-Desbois 1863-1876, deel 6, 14;

58 Boedelinventaris-Polignac 1741 (Rambaud Dureng 1911, 131.

1964-1971, deel 1, 604): Vierge et l'Enfant par 60 Volgens een andere notitie van d'Hoym ruilde

Léonard de Vinci, 1 pied et demi de haut sur 13 Comtesse de Verrue onder andere een schilderij

pouces de large [48,6 x 35,1 cm], b[ois\ bjordure] van Rubens voor een stuk van Claude Lorrain met

sc[ulpé] d]orée] izo Ifwres]. Inventaris d'Hoym graaf de Nocé (Pichon 1880, deel 2, nr. 297, 2.98).

(1728), nr. 361: Un tableau de Leonard de Vinci, 61 Charles de Nocé, chevalier, seigneur de Fonte-

peint sur bois, de 1 pied ilz de haut sur 13 1/2 nay & de la Chapelle, eerste Gentilhomme de la

pouces de large [48,6 x 36,45 cm], représentant la Chambre van de Duc d'Orléans en daarvoor diens

Vierge & l'Enfant Jésus. Ce tableau, qui est un Maître de la Garde-Robe. De Nocé overleed op

tableau de réputation, a été fait en France pour un 75-jarige leeftijd in Saint-Germain en Laye en was

Page 18: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

GRAAF D ' H O Y M 1 6 7

vi en vu Onder de schilderijen die nâ i januari 1729 door graaf d'Hoym werden gekocht en vermeld zijn in de inventaris uit 1732, zijn er ten slotte nog twee die aan Rembrandt werden toegeschreven. In dit geval zijn de omschrijvingen minder nauwkeurig, wat ongetwijfeld te maken heeft met het feit dat d'Hoym op 3 maart 1729 naar Polen vertrok en dat alle aankopen van na die datum verliepen via zijn secretaris, Isaac Milson-neau, advocaat bij het Franse parlement. D'Hoyms zelfmoord in 1636 impliceert dat hij nooit meer in Parijs is teruggeweest en dat hij deze laat­ste aankopen dan ook niet meer heeft kunnen aanschouwen.

Nrs. 420 & 421 . Deux tableaux représentant l'un Ia Crasseuse de Rembrandt avec

son pendant, tous deux dans leurs bordures riches.Ä2

Beide schilderijen worden eveneens als bij elkaar horend genoemd in de boedelinventaris van 1737. Deze laatste beschrijving is summier, maar wel wordt duidelijk dat het pendant van de Crasseuse (werkmeid) een Flora is.63 De aanduiding Flora is zo vaag, dat daarvoor in eerste instan­tie geen voorstel kan worden gedaan. In hoofdstuk in werd duidelijk dat de titel Crasseuse gebruikt werd voor het schilderij Rembrandts dienst­meisje (Meisje aan het venster), dat in de Dulwich Picture Gallery hangt (Bredius 368, afb. 27). é 4 Hoewel er geen pendant van dit schilderij bestaat, kan op grond van die titel de hypothese geformuleerd worden dat d'Hoym het schilderij bezat waarover Roger de Piles de anekdote vertelde. In 1747 werd La Crasseuse de Rimbrant beschreven als onder­deel van de verzameling-Vicomte Angran de Fonspertuis. Wanneer toen niet ook de herkomst van dit doek vermeld zou zijn, zou deze hypothe­se wellicht nooit getoetst kunnen worden. In de door Gersaint samenge­stelde veilingcatalogus wordt de volgende herkomst gegeven: 'sinds de dood van monsieur de Piles is dit schilderij achtereenvolgens onderdeel geweest van de volgende beroemde schilderijenkabinetten. Het was mon­sieur Duvivier, officier van de Franse gardisten en oom van monsieur de Fonspertuis, die het schilderij na De Piles heeft bezeten. Daarna kwam het in handen van de graaf d'Hoym en na diens dood in die van monsi­eur de Morville, en uiteindelijk werd monsieur de Fonspertuis er de eige­naar van op de verkoping die men hield na de dood van deze minister'.é5 Het schilderij werd een van de meesterwerken van Rembrandt genoemd en om dat te onderstrepen haalde Gersaint de anekdote aan. In één opzicht moet Gersaint zich echter vergist hebben. Het schilderij zal niet

in 1690 met Margarite de Rambouillet gehuwd 400 Ifivresj (Pichon 1880, deel 2, 86).

(Chenaye-Desbois 1863-1876, deel 8, 3). De Duc 64 Rembrandt, Rembrandts dienstmeisje (Meisje

d'Orléans had zelf zes schilderijen van Rembrandt aan het venster), doek, 81,6 x 66 cm. Gesigneerd

(bijlage III, Philippe, duc d'Orléans 1727). en gedateerd: Rembrandt/ft 1645. Dulwich Picture

62. Deze vermelding zou op p. 31 van de originele Gallery, Londen (inv.nr. 163); Bredius 368. Vgl.

inventaris staan (Pichon 1880, deel 2, 80). hoofdstuk III.

63 Nummers 82 en 83 van de inventaris uit 1737: 65 Zie bijlage in, Angran Vicomte de Fonspertuis

Une Flore, une Crasseuse, sur bois avec bordure, 1747, nr. 435. Zie ook noot 52 in hoofdstuk ni .

Page 19: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

i 6 8 HOOFDSTUK V

nâ d'Hoym in het bezit van minister de Morville gekomen zijn, maar vóór hem, zoals moge blijken uit het volgende.

De Delftse verzamelaar Rover tekende aan dat onder anderen de 'graaf van Morville, ambassadeur van Frankrijk' hem voor Rembrandts schilderij De kruisafname (Hermitage, Bredius 551) een hoog bedrag geboden had.6 6 Rover had toen met de latere minister de Morville gesproken. Charles Jean Baptiste Fleuriau, comte de Morville et Seigneur d'Armenonville, was van 1718-1720 ambassadeur in Holland en van 1723 tot 172.7 minister van buitenlandse zaken in Parijs.67 In Den Haag woonde hij op de Prinsessegracht tegenover de Koekamp.6 8 De Morvil­le moet grote belangstelling voor Hollandse meesters hebben gehad en behalve Rover ook de Hollandse graaf van Wassenaer-Obdam gekend hebben. De schilderijenverzameling van laatstgenoemde werd gedomi­neerd door niet minder dan elf, meest kleine schilderijen van Rem­brandt.69 Gersaint verhaalt in 1747 dat hij op aanbeveling van Madame de Morville - de minister zelf was al op 3 februari 1732 in Parijs overle­den - toegang had verkregen tot de verzameling-Van Wassenaer-Obdam, 'alle keren dat hij naar Holland gereisd was'.7°

Uit de in 1964 gepubliceerde boedelinventaris van graaf de Morville kan afgeleid worden dat Gersaints opgave van de herkomst onjuist moet zijn. Deze inventaris dateert van 3 maart 1732 en vermeldt drie schilde­rijen van Rembrandt: Deux têtes de Rembrandt [prisé 800 livres] en Un vieil homme [600 livres].71 De vieil homme zal wel nooit thuisgebracht kunnen worden, maar het kan haast niet anders of de deux têtes zijn de Crasseuse en de Flora van d'Hoym. Eerder werd al eens verondersteld dat een van de twee têtes het schilderij in Dulwich zou zijn.72 De kans om een beroemd schilderij als Rembrandts dienstmeisje (Meisje aan het venster) te verwerven, zal d'Hoym niet voorbij hebben willen laten gaan. Samen met het 'pendant', de Flora, zullen ze via zijn secretaris Milson-neau kort na het opmaken van de boedelinventaris-De Morville aange­kocht zijn.73 Er kan geen twijfel bestaan over de vraag of d'Hoym de twee schilderijen gekend heeft. Op 1 maart 1729, twee dagen voor zijn achteraf gezien definitieve vertrek uit Parijs, kocht d'Hoym nog porse­lein en bronzen beelden van graaf de Morville en mogelijk trad laatstge­noemde zelfs voor hem op als een soort zaakgelastigde tijdens zijn afwe­zigheid.74

66 Moes 1913, 16. De belangstelling gold het schil- du cabinet de monsieur le comte de Wassenaer

derij De kruisafname, doek, 159,3 x 116,4 cm> m e t d'Obdam, Den Haag 1750 (Lugt 73e).

een onbetrouwbare signatuur en datering (1634). 70 Gersaint 1747, z u . Lugt 68z. Graaf de Mor-

St. Petersburg, Hermitage (inv.nr. 753). Bredius 55 ville was op 3 februari 1711 gehuwd met Charlotte

1. Corpus C 49. Elisabeth Vienne.

67 André en Bourgeois 19ZZ-19Z3, deel z (1923), 71 Rambaud 1964-1971, deel 1 (1964), 571.

369-420; Dureng 1911, 136-140; Chenaye-Desbois 72 Cailleux 1975, 302, noot 18.

1863-1876, deel 7, 102. 73 De inventaris van d'Hoym, waarin de schilde-

68 Schutte 1983, 22-23. r i J e n voor het eerst genoemd worden, loopt tot juni

69 Deze verzameling zou op 19 augustus 1750 in van het jaar 1732 (Pichon 1880, deel 2, 80, noot 1).

Den Haag geveild worden. Catalogue des tableaux 74 De Morville gaf tussen 1729 en 1732 namelijk

Page 20: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

GRAAF D ' H O Y M

45 G. Flinck (t.), Flora, doek, 66,7 x 50,5 cm. Gesigneerd en gedateerd: Rembrand t .

f / 16313?]. Circa 1636-1638 . Foto en collectie: N e w York, The Met ropol i tan M u ­

seum of Art. Bequest of Lillian S. Timken, 1959. Bredius 98 , Sumowski 2 0 8 1 .

In de boedelinventaris van De Morville worden de deux têtes in één adem genoemd en op de inventaris van d'Hoym heten ze 'pendanten' te zijn. Roger de Piles, de vroegst bekende eigenaar van La Servante de Rembrandt alias La Crasseuse, bezat echter geen Flora van Rem­brandt.75 Beide schilderijen zullen dus vermoedelijk op een later tijdstip bij elkaar gebracht zijn. Het lijkt heel aannemelijk dat graaf de Morville de Flora tijdens zijn verblijf in Holland wist te verwerven van iemand die

opdracht om een bepaalde schildering in het huis

van d'Hoym aan te brengen (Pichon 1880, deel 1,

t93 en deel 2, 81 , bij nr. 425).

75 Dat La Servante de Rembrandt en La Crasseu­

se één en hetzelfde schilderij zijn, blijkt uit de

beschrijving in de veilingcatalogus-Fonspertuis

(bijlage III, Angran Vicomte de Fonspertuis 1747,

nr. 435). Vgl. ook de volgende noot.

Page 21: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

1 7 ° HOOFDSTUK V

anders dan Rover wel akkoord ging met verkoop. Gersaint vermeldt in 1747 over La Crasseuse 'dat er waarschijnlijk geen echt pendant gevon­den kan worden', en over de Flora dat dit schilderij vergroot was (aan de onderkant) om als pendant van het eerste te kunnen dienen. Op de Parijse veiling-Augustin Blondel de Gagny (1776) raken ze uit elkaar.76

Op grond van de beschrijvingen in de veilingcatalogi uit 1747 en 1776 kan nu ook geconcludeerd worden dat de Flora naar alle waarschijnlijk­heid de tegenwoordig aan Govaert Flinck toegeschreven Flora is die hangt in het New Yorkse Metropolitan Museum of Art (Bredius 98, afb. 45).7 7 Dit schilderij wordt uitvoerig beschreven in de catalogus beho­rende bij de veiling van de collectie-Destouches in 1794. j 8 Niet alleen komen de daar genoemde titel, drager, vorm en afmetingen met het New Yorkse doek overeen. Dat geldt ook voor alle genoemde details als de rij­ke kleding, de sluier, de parelketting en gouden ketting. Aangezien een geannoteerd exemplaar van de veilingcatalogus-Blondel de Gagny uit 1776 vermeldt dat 'Destouches' het schilderij toen kocht, is de herkomst verder terug te voeren.79 Volgens een inscriptie op de achterkant van het schilderij werd het in 1765 van paneel op doek overgezet. Deze medede­ling is van belang omdat het schilderij in 1794 al een doek genoemd werd, maar in 1747 door Gersaint beschreven werd als een paneel.80 Dit stemt ook overeen met de mededeling in de boedelinventaris van d'Hoym.

Van de Flora geeft Gersaint geen herkomst, maar volgens hem was het 'pendant', de Crasseuse, na Roger de Piles nog in het bezit geweest van Monsieur Duvivier, 'Officier dans les Gardes Francoises'.81 Ook deze man had enkele schilderijen van Rembrandt verzameld. Volgens de als Rembrandt-Urkunde door Hofstede de Groot opgenomen reisbe­schrijving van de Engelse wetenschapsman Martin Lister, die in 1698 schrijft over zijn bezoek aan diverse verzamelingen in Parijs, bezat Duvi­vier drie schilderijen van Rembrandt.8 2 Lister vond ze naar eigen zeggen zo mooi, dat hij ze telkens opnieuw ging bekijken. Het is niet verwon­derlijk dat geen van de drie in deze bron genoemde kunstwerken betrek­king heeft op de Crasseuse, alias Rembrandts dienstmeisje (Meisje aan het venster). Duvivier zal dat schilderij immers pas na de dood van De Piles in 1709 verworven kunnen hebben.

76 Bijlage m , Augustin Blondel de Gagny 1776, 78 Bijlage III, Destouches 1794, nr. 15. New

nr. 70 en 71 . York 1995 deel 1, 65, en deel 2, cat.nr. 2.2., waar

77 G Flinck (t.), Flora, doek, 66,7 x 50,5 cm. een voorbehoud gemaakt wordt voor deze her-

Vals gesigneerd en gedateerd: Rembrandt f 1633, komst.

en te dateren op ca. 1636-38. The Metropolitan 79 Bijlage m , Augustin Blondel de Gagny 1776,

Museum of Art, New York (inv.nr. 60.71.15, nr. 71 .

Bequest of Lilian S. Timken, 1959), Bredius 98, 80 Bijlage m , Angran Vicomte de Fonspertuis

Sumowski 2081. 1747, nr. 434.

Dit schilderij werd voor het eerst in 1906 gepubli- 81 Mogelijk is Duvivier identiek met Adolphe

ceerd als onderdeel van een collectie op een Zwit- Saint-Vincent Duvivier (vgl. Wildenstein 1924, 6).

sers kasteel nabij Genève (Bode 1906, 9). 82 Bijlage III, Duvivier 1699.

Page 22: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

GRAAF D HOYM I 7 I

5 . 4 A C H T E R G R O N D E N VAN D ' H O Y M S B E L A N G S T E L L I N G V O O R

R E M B R A N D T

Over het verzamelbeleid van de Poolse graaf bieden alleen de bewaard gebleven inventarissen enig inzicht. Volgens deze administratie behoor­de Rembrandt tot de schilders die hij het meest bewonderd moet hebben. De vraag doet zich voor hoe deze voorkeur ontstaan kan zijn. Over de opvoeding die d'Hoym in Polen genoten heeft, is mij niets bekend. Maar ongetwijfeld behoorde het verzamelen van kunst bij zijn milieu. Rem­brandt had ook in Polen al vroeg een grote reputatie onder verzame­laars.83

Door de concentratie van een aantal belangwekkende verzamelingen in Parijs met werk van Rembrandt konden geïnteresseerde en gefortu­neerde verzamelaars daar gemakkelijk mee in aanraking komen. Graaf d'Hoym deelde zijn belangstelling voor Rembrandt met een aantal Parij-se verzamelaars. De schilderijen van Rembrandt konden wederzijds bewonderd, vergeleken en eventueel gekocht of geruild worden. Ook uit het gegeven dat in deze tijd in Parijs diverse kopieën gemaakt werden naar schilderijen van Rembrandt, kan afgeleid worden dat deze schilde­rijen gewaardeerd werden en dat de collecties toegankelijk waren.8 4 Het is daarom alleszins aannemelijk dat graaf d'Hoym zich conformeerde aan een al bestaande verzamelvoorkeur voor Hollandse meesters, waar­binnen Rembrandt als grote en bekende naam de meeste aandacht opeis­te. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er aantoonbare contacten zijn tussen d'Hoym en enkele van die verzamelaars.

Er is in de eerste plaats een relatie tussen d'Hoym en de hofschilder Hyacinthe Rigaud. In 1715 had de graaf zich voor 800 pond door Ri-gaud laten portretteren.85 Dit portret wordt als nr. 311 in d'Hoyms inventaris opgevoerd. In datzelfde jaar zou Rigaud ook het portret van de Poolse kroonprins, de latere August in, maken en eerder, in 1700, had Rigaud ook koning August 11 geportretteerd.86 Op voorspraak van graaf d'Hoym schonk August 11 Rigaud in 1726 een medaille met zijn beeltenis.87 In diens hôtel, dat vol zou hebben gehangen met eigen en verzamelde schilderijen, hield Rigaud ontvangsten voor connaisseurs, verzamelaars en reizigers. Zo bracht de al eerder genoemde Zweedse graaf Carl Gustaf Tessin er een bezoek.88 In dat hôtel heeft ook graaf

83 Walicki 1956. verwijzing naar: Carl David Moselius, Gustaf

84 Broekhoff 1994, 37. Tessins ungdom, Stockholm 1967, 60. Roger de

85 Zie noot 11 van dit hoofdstuk. Robelin heeft ook vastgesteld dat Tessin op 13

86 Roman 1919, 78 en 175. november 1739 op de Parijse kunstmarkt Rem-

87 Brief van d'Hoym aan baron de Gautier, 4 brandts/oKge vrouw in profiel uit 1631 voor 360

maart 1726: '(...) il [Rigaud] ambitionnerait d'en pond kocht en dat naar Zweden liet verschepen,

avoir de Sa Majesté qui pût luy faire honneur & Dit schilderij betreft: Rembrandt, Jonge vrouw in

souhaiteroit particulièrement d'avoir la médaille profiel, doek, 72 x 55 cm, gesigneerd en geda-

du Portrait de Roy (...)'. Uit een tweede brief van teerd: R.H.L. van Rijn 1632. Nationalmuseum

2.7 juli 1726 blijkt dat de medaille gegeven is Stockholm (inv.nr. 583. Bredius 85. Corpus A

(Pichon 1880, deel 2, 277 en 279). 49) (De Robelin 1994-1995, i o é , noot 51). Zie

88 De Robelin 1994-1995, 106, noot 50, met voor Tessins belangstelling voor Rembrandt de

Page 23: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

1 7 2 HOOFDSTUK V

d'Hoym schilderijen van Rembrandt kunnen zien. Uit een huwelijkscon-tract uit 1703 blijkt dat Rigaud een grote bewonderaar van Rembrandt was.8? Hij bezat drie eigenhandig gemaakte kopieën naar werk van Rembrandt. Twee van de gekopieerde originelen lijken een spoor te heb­ben nagelaten.?0 Verder worden niet minder dan zeven schilderijen van Rembrandt genoemd. Hieronder waren twee zelfportretten en Un hom-me armé, dat qua onderwerp aansluit bij de jonge Turkse soldaat die d'Hoym later zou bezitten.91

Behalve bij Rigaud kan graaf d'Hoym bij andere prominente verza­melaars werk van Rembrandt gezien hebben. In 1727 verschijnt het boek Description des tableaux du Palais Royal, een catalogus van de collectie van Phillip 11, Duc d'Orléans. De Duc d'Orléans wordt ook wel de Regent genoemd omdat hij op dat moment het koningschap waarneemt voor zijn neef, de nog onvolwassen Lodewijk xv. De catalogus beschrijft 473 schilderijen, waaronder niet minder dan zes op naam van Rem-brandt.9z Als diplomaat zal d'Hoym zich regelmatig hebben aangediend in het Talais Royal. Hij was bevriend met de minister van buitenlandse zaken De Morville.93 Het hôtel van De Morville, die drie schilderijen van Rembrandt bezat, staat bovendien te boek als een ontmoetingsplaats voor notabelen.94 De al genoemde Comtesse de Verrue komt in de lite­ratuur naar voren als iemand die een stempel drukte op het verzamelbe-leid van een aantal Parijzenaars. Zij had ten minste vijf schilderijen van Rembrandt in haar bezit.95 De veilinghouder Pierre Remy zou in 1757

door hem bestelde kopie naar het toen aan Rem­

brandt toegeschreven doek Vertumnus en Pomona

(dit hoofdstuk, noot 53 en 54) en de kopie in zijn

bezit naar Rembrandts keukenmeid (zie hoofdstuk

n i , noot 70).

89 Bijlage in, Rigaud 1703.

90 Twee van de eigenhandige kopieën heten het

'Portrait de Rimbran et de sa fille en ovalle'. Het is

aannemelijk dat Rigaud deze kopieerde naar origi­

nelen in het bezit van Verrue. In 1702 vervaardig­

de Rigaud het portret van Joseph Scagilia, Comte

de Verrue, die twee jaar later in een veldslag zou

sneuvelen. De veiling van de weduwe Verrue ver­

meldt twee ovale portretten van Rembrandt (bijla­

ge III, Jeanne d'Albert de Luynes, gravin de Verrue I737> n r - r4) en in de veiling-Gaignat komen de

twee portretten waarschijnlijk opnieuw voor (bij­

lage III, Gaignat 1769, nr. 20). In Dacier 1909-

1921, deel 1, staat een natekening afgebeeld, die

gemaakt werd door Gabriel de Saint-Aubin in een

in het Musée du Petit Palais bewaard exemplaar

van deze catalogus. Een met de hand geschreven

aantekening in de marge vermeldt als herkomst:

'Ces deux tableaux n'avoient été vendue que 450

[livres] chez Me de Verrue'. De bewuste schilderij­

en zijn ondanks de natekeningen niet thuisge-

bracht.

91 Een van de twee zelfportretten betreft het ova­

le Zelfportret uit het begin van de jaren 1640,

paneel, 69 x 56 cm. Karlsruhe, Staatliche Kunst­

halle (Bredius 38). Dit zelfportret wordt in de vei-

lingcatalogus-Vence beschreven (bijlage m , comte

de Vence 1760, nr. 44). Met Hofstede de Groot

identificeerde Slive dit schilderij ten onrechte als

het Zelfportret (Bredius 19) in het Louvre (Slive

1953, 142, noot 1). Kardinaal Melchior de Polig-

nac, die bij zijn dood in 1741 een 'Soldaat van

Rembrandt' bezat, werd overigens eveneens in

1715 geportretteerd door Rigaud (Roman 1919,

179). Dit schilderij is in het Musée de Besançon

(Magnin 1919, 55 en 256).

92 Dubois de Saint Gelais 1727, 363-365. Vgl.

Stryienski 1913, over de Rembrandt-schilderijen

105-108 en 182 (met verwijzing naar Bode-num-

mers). Zie Bijlage III, Philippe, duc d'Orléans

1727.

93 Pichon 1880, deel 1, 32 noot 1, 34.

94 Oeuvres de Comte de Tressan, Parijs 1823,

deel 10, 208.

95 De veilingcatalogus-Verrue (1737, Lugt 470)

vermeldt behalve de twee al genoemde schilderijen

van 'Rembrandt en zijn dochter' onder nr. 87:

Page 24: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

GRAAF D H O Y M I73

schrijven dat Verrue aan Vlaamse en Hollandse schilderijen de voorkeur gaf en dat verschillende hooggeplaatste mensen haar voorbeeld volg-den.9s

Het is onbekend of graaf d'Hoym zijn diplomatieke functie benut heeft om op zoek te gaan naar interessante schilderijen. Ook is onbekend of hij ooit een reis naar Nederland gemaakt heeft. Wel is duidelijk dat Franse liefhebbers op diplomatieke missie in Holland hun bevoorrechte positie benut hebben om daar kunstwerken aan te schaffen. Zij konden zich dankzij hun status gemakkelijk aandienen bij Hollandse verzame­laars en dankzij hun fortuin hoge bedragen voor schilderijen bieden. De poging van graaf de Morville de duurste Rembrandt van Valerius Rover te kopen laat zien hoe dat in zijn werk ging. Er zijn aanwijzingen dat de Duc d'Orléans zijn zes zogenaamde Rembrandts via Guillaume Dubois verwierf. Dubois had op 19 november 1716 zijn geloofsbrieven in Den Haag aangeboden en was ten minste anderhalve maand in Holland.97 Hij ondertekende in Den Haag op 4 januari 1717 namens de koning van Frankrijk het verbond tussen de Republiek, Frankrijk en Groot-Brittan-nië (la triple alliance) dat tot doel had de Vrede van Utrecht in stand te houden.9 § Dubois zou als vertrouweling van de Regent in het geheim in Holland onderhandelingen hebben gevoerd over dit verbond en zich onder de schuilnaam Saint-Albin uitgegeven hebben als koper van boe­ken en schilderijen. Bij deze gelegenheid zou hij metterdaad op rekening van de Regent schilderijen hebben gekocht. Welke dat waren is echter niet bekend.?? Ook Roger de Piles, graaf de Morville en Jean François Lériget de Lafaye hadden hun aanwezigheid in Holland benut voor het kopen van kunst. Dat schilderijen achteraf bezien ten onrechte als werk van Rembrandt meegenomen werden, mag niet verwonderen. In de gro­te, ook door Houbraken gesignaleerde vraag naar schilderijen van Rem­brandt werd door de markt voorzien. Onder de vlag van Rembrandt zijn ook schilderijen uit de school van Rembrandt, en ongetwijfeld ook ver­valsingen en kopieën in de Parijse verzamelingen terechtgekomen.

L'Enlèvement d'Europe par Reimbrandt (vermoe- tinction suivient son example'. Onder de promi-

delijk Bredius 464, Corpus A 47). Volgens de vei- nente verzamelaars die Verrue om zich heen

lingcatalogi-Blondel de Gagny (1776, nr. (,<)) en - gegroepeerd had, waren in ieder geval haar

Gaignat (1769, nr. 19) bezat Verrue ook nog het schoonzoon de Prins de Carignan, Angran de

aan Arent de Gelder toegeschreven doek Vertum- Fonspertuis, Lériget de la Faye en Jean de Jullien-

nus en Pomona {zit verder noot 54) en De Heilige ne (Pomian 1979, 31 en noot 81; Pomian 1990,

Familie met St. Anna, paneel, 40,6 x 34 cm. 160 en noot 81).

Gesigneerd en gedateerd: Rembrandt F. 1640. 97 Schutte 1983, 22.

Parijs, Musée du Louvre (inv.nr. 1742. Bredius 98 Schutte 1983, 22.

563. Corpus C 37). 99 Stryienski 1913, 15, die Guillaume Dubois (de

96 Remy bericht in het voorwoord van de veiling- latere kardinaal) overigens verwart met Dubois de

catalogus-Heinecken uit 1757: '(...) les tableaux Saint Gelais, de samensteller van de in 1727 ver-

flamands et hollandais eurent le préférence [de schenen catalogus van de schilderijen van de Duc

Madame de Verruel plusieurs personnes de dis- d'Orléans.

Page 25: UvA-DARE (Digital Academic Repository) Rembrandt toont sijn … · hoofd werd gezien, is het kasboek van de Utrechtse patriciëMarr Carel ... Er dient bij deze methode van negatieve

1 7 4 HOOFDSTUK V

5.5 CONCLUSIE

Naar aanleiding van de vermeldingen in de administratie van d'Hoym zijn hypothesen geformuleerd. Elke beschrijving werd in relatie gebracht met een mogelijk bedoeld schilderij. Nader onderzoek heeft ertoe geleid dat deze veronderstellingen soms bevestigd werden, maar dat in andere gevallen enig voorbehoud op zijn plaats is. Per beschrijving van een schil­derij van Rembrandt in de inventarissen van graaf d'Hoym kan nu het volgende worden geconcludeerd:

Nr. 314 betreft met grote waarschijnlijkheid Rembrandts paneel Een man in oosterse kleding (Devonshire Collections. Bredius 179, Corpus A 128) .

Nrs. 315 en 316 betreffen vrijwel zeker Rembrandts paneel Buste van een jonge vrouw (Museum of Fine Arts, Boston. Bredius 89, Corpus A 50) en het paneel dat nu aan Jouderville toegeschreven wordt, Buste van een jonge vrouw (Morehead Planetarium. Bredius 88, Corpus C 58). Nr. 35z betreft vrijwel zeker het tegenwoordig niet meer aan Rembrandt toegeschreven doek Oude vrouw met een boek op haar schoot (Hermi­tage. Bredius 361). Nr. 3 53 is onzeker en betreft wellicht Buste van een jonge man met hals­kraag en gevederde muts (San Diego Museum of Art. Bredius 144, Cor­pus C 55). Nrs. 42.0 en 4ZI betreffen Rembrandts dienstmeisje (Meisje aan het ven­ster) (Dulwich Picture Gallery. Bredius 368) en vrijwel zeker de aan Flinck toegeschreven Flora (Metropolitan Museum of Art. Bredius 98).

Hoewel ongeveer de helft van deze schilderijen tegenwoordig niet meer als eigenhandig geaccepteerd wordt, werd het auteurschap van Rem­brandt tot voor kort nauwelijks betwist. De kwaliteit van de (zoge­naamde) schilderijen van Rembrandt is dan ook groot. Graaf d'Hoym beschikte over de middelen deze kunst te kopen. Over zijn persoonlijke kennis en voorkeur is weinig bekend, maar hij verkeerde wel in de juis­te kringen. Bovendien verzamelde hij in een tijd waarin het aanbod van 'Rembrandts' op de Parijse kunstmarkt groot moet zijn geweest.