Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot....

141
Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd Ottilie Wildermuth bron Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd. A. ter Gunne, Deventer ca. 1860-1870 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/wild066uits01_01/colofon.php © 2011 dbnl i.s.m.

Transcript of Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot....

Page 1: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Ottilie Wildermuth

bronOttilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd. A. ter Gunne, Deventer ca.

1860-1870

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/wild066uits01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

i.s.m.

Page 2: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

I

Ottilie Wildermuth,uit stad en land.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 3: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

IV

Lith. v. Tresling & Co. Amst.Bladz. 13.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 4: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

1

De wonderbare grot.

Henry Mordaunt was een zeemans kind, aan het strand geboren, opgegroeid in deheerlijke, frissche zeelucht, een onbevreesde, stoutmoedige jongen, wild en lustigals een zeevogel.Zijn vader was scheepskapitein en was dikwijls en langdurig afwezig, buiten op

den verren oceaan. Henry zag met ongeduld den tijd te gemoet, dat hij ook zoumedevaren naar die wonderbare wereld, daar buiten. Wel had hij reeds kleine togtenmet zijn vader mogen medemaken, en was hij er trotsch op, schier in 't geheel nietzeeziek te zijn geweest; maar op verre en groote reizen wilde zijn vader hem eerstdanmedenemen, wanneer zijn ligchaam sterk genoeg was en hij wat degelijks geleerdhad.‘Ik weet, hoe dat gaat, mijn jongen,’ zei de vader; ‘hebt gij eenmaal de zeelucht

geproefd, dan is het gedaan met de boeken.Wel is er veel te leeren, wat niet in boekenstaat; maar wie een braaf en flink man wil worden, die moet al de vermogens, dieGod hem ge-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 5: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

2

schonken heeft, vooral die van den geest, behoorlijk oefenen en beschaven: daaromleer maar goed! Zoo God wil, breng ik u dan nog zelf op zee, waar gij zeer veel zultleeren, wat in geen boek staat opgeteekend.’Onze Henry woonde dus met zijn moeder en met den heer Holm, zijn goeverneur,

in het huis, dat zich zijn vader op een der groene eilanden nabij Engeland gebouwdhad. Het was een aardige en bevallige woning en men kon er best mede tevredenzijn daar zijn verblijf te houden; men noemde het op engelsche manier een Cottage(hut), maar het was een hut, waartegenmenigeen gaarne zijn huis zou willen verruilen.Het eiland was rondom door hooge steile rotsen omringd, tusschen wier scherpepunten hier en daar de nesten van zeevogels hingen. Door die rotsen was echter hetgroene dal, midden op 't eiland, tegen de ruwe winden beschut, zoodat de tuin, diede Cottage van den heerMordaunt omringde, schier nog tot kersmis met de schoonstebloemen prijkte.Wij moeten echter bekennen, dat Henry zich niet veel om bloemen bekommerde;

slechts ééns in het jaar, op zijn moeders verjaardag, plukte hij een geweldigen ruikerte zamen, die juist niet bijzonder fraai was gerangschikt. Overigens hield hij hetliever met de aalbessen, frambozen en kruisbessen en met al de heerlijke vruchten,die er nog tot laat in den herfst te vinden waren; de bloemen hadden niet veel vanhem te lijden.Maar ook in huis waren velerlei zaken, die voor kinderen zoowel als voor groote

menschen iets aantrekkelijks

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 6: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

3

hadden. De kapitein had van elke zeereis iets medegebragt, tot versiering van zijnhuis en om het als dat van een zeeman te kenmerken. Er waren schelpen vanschitterende kleur en wonderlijken vorm, uit de Indische zeeën, echt chineeschporselein, fijn en zoo doorschijnend als glas, en met zonderlinge bloemen en beeldenbeschilderd; olifantstanden en een struisvogel-ei; prachtig gekleurde vederen; kunstiggesneden pijlen en bogen; zeldzame planten en kokosnoten. Een levende papegaai,groen en purperrood, schommelde zich in een blinkende kooi, doch wilde, tot Henry'sspijt, geen praten van hem leeren, terwijl twee fraaije huisvogeltjes vertrouwelijk bijelkander zaten in een fijner kooitje.De heer Holm, de goeverneur, deed zijn best, om de opmerkzaamheid van den

wilden knaap te boeijen, terwijl hij hem bij al die voorwerpen uit ver verwijderdestreken, tevens bekend maakte met de landen en zeeën, uit welke zij gebragt waren;maar Henry was evenwel vaak een zeer ongeduldig scholier. ‘Dat leer ik immersalles veel beter,’ meende hij, ‘als ik later met papa op zee ga,’ en hij wilde nietgelooven, dat een goed zeeman juist vooraf zoo naauwkeurig mogelijk alle oorden,die hij had te bereizen, en de geschiedenis er van, moest kennen, ten einde voor zichzelven en anderen er 't meeste nut van te hebben. Waartoe hij bovendien Latijn enlater zelfs nog Grieksch moest leeren, welke taal in geen land en op geen eiland terwereld meer gesproken werd; dit wilde hij volstrekt niet begrijpen, hoe dikwijls deheer Holm hem ook aantoonde, dat juist de vaste vormen

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 7: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

4

der oude talen een heilzaam middel waren tot oefening voor den geest, 't geen hemalle later leeren zou verligten; dat de kennis der oude schrijvers een goede grondslagvormde voor de beschouwing en kennis van den nieuweren tijd en zijn geschiedenis.Het zou hem veel prettiger geschenen hebben, om den geheelen dag met devisschersjongens buiten aan het strand rond te klouteren, schelpen en vogelnesten tezoeken, of met hen in hun booten te varen.Zijn vader, bij wien de heer Holm zich over den wilden jongen beklaagde, pakte

de zaak anders aan. Hij zei: ‘Ik veronderstel niet, mijn jongen, dat gij reeds zultbegrijpen, waartoe alles, wat gij leeren moet, nuttig is; op den tijd, wanneer gij ditkunt begrijpen, zou het veel te laat zijn, om het nog te leeren. Maar ik verlang vanu, dat gij aan uwe ouders en uwen leermeester gehoorzaam zijt, dewijl dit de wil enhet bevel is van den almagtigen God, en omdat er geen heil en zegen op aarde nochin den hemel is voor eenmensch, die niet geleerd heeft, zijnen ouders te gehoorzamen.Daarom, indien gij niet altijd uit lust kunt leeren, leer dan vooreerst uitgehoorzaamheid; en, let maar op, de lust en 't genoegen komen van zelf.’Daarop zeide hij hem, dat bij de zeedienst strenge gehoorzaamheid gevorderd

werd; vertelde van die trouwe, dappere zeesoldaten, die zonder kommando niet uithet gelid wilden treden om zich te redden, en die in 't gelid, 't geweer aan den voet,tegelijk met het schip in de diepte wegzonken, als getrouwe en gehoorzame krijgs-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 8: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

5

lieden. ‘En de opperste bevelhebber over land en zee zal hen daarboven bij zijneere-garde hebben ingelijfd!’ besloot de kapitein, zelf diep geroerd.Hij vertelde hem ook van den jongen Casabianca, den zoon van een engelschen

admiraal, die in den slag aan de Nijl als zeekadet op het schip van zijn vader diende,die zijn post op het schip zonder 's vaders toestemming niet wilde verlaten, toen ditreeds in vlammen stond en alzoo, als een offer zijner gehoorzaamheid, met het schipin de lucht vloog.‘Op zulk een zware proef, hoop ik, zal uwe gehoorzaamheid niet gesteld worden,’

zei de vader, terwijl hij vriendelijk met zijn hand door Henry's digte lokken woelde;‘maar gij kunt daaruit zien hoe noodzakelijk het is, reeds van jongs afonderworpenheid te leeren, als men een degelijk zeeman wil worden.’Al deze voorbeelden gingen Henry waarlijk diep ter harte, en op zijn moeders

verjaardag reciteerde hij met zeer veel gevoel het versje van den jongen Casabianca:

Op 't dek, schoon allen zijn gevloôn,Staat nog de knaap alleen,

Terwijl der vlammen gloed verlichtDe dooden om hem heen.

Hoe schoon en man'lijk stond hij daar,Te midden van den gloed,

Hij, schoon naar 't ligchaam nog een kind,Toch reeds vol heldenmoed.

Het vuur genaakt - doek 's vaders woordAlleen mag hem doen gaan;

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 9: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

6

Dan, ach! de vader viel ter neêr,Ver van den zoon van daan.

Luid roept hij: ‘vader, zeg mij toch,is thans volbragt mijn pligt?’

Onwetend, dat de wreede doodSloot vaders oogen digt.

‘Spreek, vader!’ roept hij nu nog eens,‘Mijn vader, mag ik gaan?’

Doch sterker knettert slechts de vlamEn 't wild geschreeuw houdt aan.

De knaap voelt reeds der vlammen gloedAan 't schoone, blonde haar;

Doch niets verstoort zijn mannenmoed,Zijn rust bij 't doodsgevaar.

Nog eenmaal roept hij hel en luid:‘Moet 'k, vader! blijven staan?’

En rondom mast en zeil ziet hijDe vlammen hooger gaan.

't Schip is alreê verlicht door 't vuur!Nog staat hij op zijn post,

En schoon door vlammen heet bestookt,Hij wordt niet afgelost.

Daar dreunt 't als van een donderslag!Waar bleef het moedig kind?

O! vraag de wrakken daar op zee,Verstrooid ver door den wind.

Het schip met mast en kiel en al,De golven sleuren 't meê;

Doch 't jonge hart was wel het eêlst,Dat werd de buit der zee.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 10: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

7

Henry vond zulk een gehoorzaamheid zeer schoon en geloofde dat hij ook op hetbrandende schip zou hebben blijven staan. Maar om gewillig en met lust bij den heerHolm aan de tafel te blijven zitten, als hij buiten in de verte de zee hoorde ruischenof aan de vrolijke spelen zijner kameraden dacht, dat scheen hem veel moeijelijkertoe. Hij moest nog eerst een ernstige les over de gehoorzaamheid hebben.'s Winters was zijn vader meestal te huis en dan was er voor Henry geen verzoek

noodig, om zeer bedaard en stil aan den haard bij hem te zitten en zich te latenvertellen van alles, wat zijn vader al op zee beleefd had. Deze toch wist zeerwonderbare dingen te verhalen van zeediepten: zeer kalme, heldere plaatsen op dengrooten oceaan, waar de zee zoo glad is als een spiegel en zoo doorschijnend, datmen tot op den diepsten bodem de schelpen en steenen, de zeeplanten en dewonderbaar gevormde zeedieren zien kan; van wildstilten, als het schip weken langonbewegelijk moet blijven liggen, of van stormen, die het op de golven rondslingeren,nu eens bergenhoog, dan weder omlaag, als in het diepste dal; van schipbreukelingen,die dagen lang op een plank in zee werden rondgedreven en ten laatste toch opongelooflijke wijze gered zijn geworden; van het wonderbare eiland IJsland, metzijn vuurspuwende bergen en kokende bronnen; van de koraaldiertjes, die, van uitde diepste diepte der zee, stil, langzaam aan hunne kleine bergen bouwen, tot dezeten laatste aan de oppervlakte der zee komen en eilanden vormen;

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 11: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

8

hij vertelde van de eiland-bewoners in verre zeeën en van hunne vreemde zeden.Dan had Henry wel den ganschen nacht naar hem willen luisteren, en moest hijtelkens door een ernstig kommando naar bed worden gebragt.Des zomers, als zijn vader op zee was, was het Henry's liefste bezigheid, na afloop

van de lessen, de hoogste rotsen, die het eiland omringden, te beklimmen en van daarover de blaauwe zee in de verte te zien. Ook de vuurtoren was voor hem ietsmerkwaardigs, dien hij eens met zijn vader had mogen bestijgen en op welken tweemannen, hoog boven alle menschelijk verkeer, het geheele jaar in de grootsteeenzaamheid leefden. Een dezer mannen vertelde hem, dat vóór hem ook een meisjedaarboven had geleefd, Grace Darling, zijn jonge zuster. Zij was daar, zoolang hijals matroos op zee was, geheel alleen met zijn ouden vader geweest. ‘En ofschooneen blond en tengermeisje, bezat zij eenmoedig hart,’ roemde de zeeman; ‘inmenigenstormachtigen nacht, als zij het hulpgeroep van in nood zijnde schepen hoorden, iszij met haar vader in een kleine boot naar buiten gevaren, om van de arme liedennog te redden wat te redden was, en zeer velen heeft zij alleen aan den oever gebragt.De Hemel hebbe hare ziel,’ besloot de man met een traan in zijn oog. ‘Zij rust daarbeneden in de zee. Toen zij stierf, was het veertien dagen lang zulk stormachtig weêr,dat wij niet aan land konden komen, om haar te begraven; toen hebben wij haar inde diepte neêrgelaten. God de Heer zal haar

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 12: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

9

ook daar wel vinden, als hij haar ter opstanding roept.’Van 't balkon van het woonhuis kon Henry door een kloof in de rots bij nacht juist

het licht van den vuurtoren zien schemeren, en hij zag er gaarne heen, en dacht aandemenschen die daar zoo eenzaamwoonden en aan het moedigemeisje, dat benedenin de zee rustte.Buiten langs de rotsen en klippen lagen de kleine huizen der visschers verstrooid,

zeer kleine houten hutten, vaak niet grooter dan een badhuisje. Henry kon goedklouteren en niet ligt was een rots hem te hoog of te steil; maar de visschersknapenkonden het toch nog beter, die klommen er tegen op, zelfs als de rotsen schier steilals een muur uit de zee oprezen; dan lieten zij zich met touwen naar beneden zakkenen namen de eijeren der zeevogels weg, die hun nesten in de rotskloven hadden.Henry mogt naar hartelust op boomen en rotsen klouteren, maar de jagt opvogeleijeren was hem door zijn vader streng verboden. Dat was al te gevaarlijk enook voor hem niet noodig; er was genoeg gelegenheid voor lustige wilde spelen opde lagere klippen rondom het strand. Ook wegens deze had zijn moeder nog veelzorg, maar de vrouw van een zeeman moet leeren onbevreesd van hart te zijn en deharen gerust aan Gods hoede over te laten, zoo lang zij op goede wegen wandelen.Het was een genot aan de kleine haven te zitten en toe te zien hoe de grootere

visschersbooten met rijken buit naar huis kwamen. De meisjes zaten op zonnigeplekjes aan den oever, knoopten netten of maakten zeemanskielen en zongen daarbijvrolijke liedjes. De jongens hielpen

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 13: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

10

vrolijk de visschen aan land brengen, dikwijls in zoo groote menigte dat ze allen nietop het eiland of in den omtrek konden verkocht worden; dan wordt de visch gedroogden ver op het land of op de omliggende eilanden verkocht. Aan de havenzijde verderop 't land stonden de voorname huizen der meer welvarende visschers.Onder de arme visschers, die in kleine huisjes aan de eenzame, rotsachtige zijde

van den oever wonen, was een zeer oude, half blinde visscher, die reeds lang nietmeer ter zee kon varen. Men zeide, dat zeven zonen van hem als zeelieden warenuitgevaren en dat er geen enkele was teruggekomen; men wist zelfs niet, waar allengebleven waren. Nog een, zijn jongste en eenig overgebleven zoon, was bij hem, enwerkte trouw om zijn ouden vader te onderhouden. Hij was zoo arm, dat hij geeneigen scheepje had; maar de andere visschers namen hem mede ter vischvangst engaven hem een deel van hunnen buit; ook verzamelde hij zeegras en kruiden, die hijaan de apothekers verkocht. Hij was echter het handigst en onverschrokkenst in hetzoeken van zeevogeleijeren. Hij liet zich van de allersteilste rots naar beneden zakken,met een korf om zijn schouders, en bleef zoo tusschen hemel en aarde zweven, tothij de geheele korf had gevuld. Hij leende zich ook gaarne tot tuinarbeid en kon detuinbedden vrij net en sierlijk aanleggen, ofschoon hij zelf ver van sierlijk was.Want dit moest men zeggen: Tom was braaf en vlijtig, doch mooi in 't geheel niet.

Zijn neus was breed en

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 14: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

11

plat, zijn gezigt vol naden en hij zag zoo scheel, dat men nooit wist, naar welkenkant hij keek. Daarbij zat zijn haar zoo verward als zeegras en zijn ééne voet waskorter dan de andere. Van daar kwam het, dat ruwe en onbeleefde jongens hembespotten, ja, hem zelfs met steentjes wierpen, en er dan pret in hadden, als hij metzijn korten voet hen niet achterna kon hompelen.Henry was ook niet veel beter dan de andere knapen; daarbij had hij nog kort

geleden de predikantsvrouw tot zijn moeder hooren zeggen: ‘Uw Henry is toch eenknappe jongen, mevrouw Mordaunt!’ En hoewel men soms denkt, dat jongensvolstrekt niet ijdel zijn, zoo had hem dit toch heimelijk verheugd, en sedert had hijnu en dan in den spiegel gekeken en gedacht, dat de predikantsvrouw geen ongelijkhad. Na dien tijd scheen de arme Tom hem nog leelijker toe dan vroeger.‘Hoor eens, Tom, waarom zijt gij toch zoo leelijk?’ vroeg hij hem eens, toen hij

met andere jongens behagelijk aan 't strand in de zon lag, terwijl Tom ter zijde nettenzat te boeten. De jongens begonnen luide te lagehen, maar Tom antwoordde heelkalm, zonder van zijn werk op te zien: ‘Ik ben eens boven van een rots naar benedengevallen en daardoor is mijn neus platgedrukt; de naden in 't gezigt en het scheelzienheb ik uit de pokken gehouden en met mijn korten voet ben ik geboren.’De knapen lachten weder en toen Tom nu met zijn versteld net naar zijn huisje

terug keerde, schreeuwden zij hem na: ‘Platneus, kromvoet, scheelkijker!’ Henry

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 15: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

12

schreeuwde mede, maar een paar grootere jongens, die wisten hoe braaf Tom was,stemden niet in met dit onaardige geschreeuw. Een zelfs, wien Tom eens uit het waterhad gered, werd zoo boos, dat hij een steen nam om er Henry mede te gooijen; dochTom bemerkte het nog, nam hem den steen uit de hand en wierp dien in de zee. Entoch kon Henry het ook nu nog niet laten Tom te bespotten en te plagen: dikwijlsbragt hij zijn netten in de war, of wierp zijn schelpen naar beneden, eens zelfs hadhij zijn mandmet eijeren, die met zooveel moeite waren verzameld, omvergestooten,zoodat zij alle gebroken waren. Hij zou zulks wel niet uit zich zelven gedaan hebben;maar daar de andere jongens er zich een grap van maakten, beviel het hem, zulk eenslechte heldendaad te bedrijven. Tom deed hem niets; hij kwam dikwijls in Henry'shuis om in den tuin te arbeiden, en Henry's moeder was zeer vriendelijk tegen denarmen jongen. Zij had hem eens een warm buis geschonken, dewijl hij geen geldhad, om er zich een te koopen; ook gaf zij hem dikwijls tabak voor zijn ouden vader,dat den ouden visscher ook het liefst was. Daaromwas Tom tot dusverre zoo geduldiggebleven bij al de plagerijen van Henry.Naar den ouden visscher ging Henry zeer gaarne, en 't was hem groot genoegen

als hij van zijne moeder den ouden man een pakje tabak mogt brengen. Hij scheenhem een oude Meerman toe, als hij daar zoo zat, met zijn sneeuwwit haar, in de oudegrijze pijekker, zijn pijpje rookte en, als hij goed geluimd was, met een vreemdestem vreemde geschiedenissen vertelde. Hij ging

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 16: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

13

echter liefst tot hem, als Tom niet te huis was, dewijl hij zich toch altijd een weinigschaamde, als hij hem met de andere jongens geplaagd en vervolgd had.Aan de rotsachtige zijde van 't eiland, waar Henry zelden kwam, wijl daar geen

huizen stonden en er bijna nooit een boot aanlegde, was een grot diep in de rots, waarmen slechts alleen bij eb, als de zee lager wordt, langs steenen trappen kon komen.Van deze grot wisten de jongens allerlei wonderbare dingen, en Henry zou er zeergaarne den ouden visscher eens van hebben hooren vertellen.Op zekeren namiddag, juist toen Tom in den tuin werkte, had Henry vroeg zijn

taak af; hij liet zijn moeder geen rust, voordat zij hem een pakje tabak voor den oudenvisscher gaf, en, zonder er iets van aan Tom te zeggen, sprong hij naar buiten, naarhet welbekende plekje van den oude.De tabak was heden zeer welkom, want in den laatsten tijd had de goede Tom met

de grootste inspanning naauwelijks zooveel kunnen verdienen, als hij noodig hadom brood en kolen te koopen; voor tabak was er niets overgebleven. Henry wistreeds, dat hij den ouden man eerst op zijn gemak een pijpje moest laten rooken, vóórhij er toe kwam iets te vertellen. Hij bleef dan ook stil bij hem zitten, ja, hij legdezelfs de schelpen van Tom, die in een mand stonden, netjes nevens elkander, en pastewel op er iets van te bederven.Eindelijk was het eerste pijpje uitgerookt.‘Hoor eens,’ schreeuwde Henry uit al zijn magt, want de oude visscher was vrij

doof; ‘hoe komt men toch in

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 17: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

14

de grot, ginds aan de andere zijde?’ - ‘'k Weet niet meer,’ sprak de onde voor zichheen, ‘ik ben er sinds lang niet geweest; mijn grootvader heeft nog den melaatschegezien, die er in gewoond heeft.’‘Eenmelaatsche?’ vroeg Henry eenigzins angstig; want hij kende uit de bijbelsche

geschiedenis die verschrikkelijke ziekte.‘Ja, een melaatsche,’ zei de oude visscher, die langzamerhand op dreef kwam.

‘Hij was ver over zee geweest en had in het oosten die verschrikkelijke ziekteopgedaan. Toen wilde geen schip hem meer opnemen en hij mogt ook niet bij demenschen wonen. Dus heeft hij in die grot geleefd; hij ving zelf zijn visch en zochtvogeleijeren. Hij heeft ook voor zich een bed en een tafel en een stoel uit steengehouwen, en heeft ook een groote steenen kist gemaakt, waarin hij zijn paarlen,zijn goud en koralen bewaarde.’‘Vindt men daar dan goud en paarlen?’ vroeg Henry begeerig.‘Thans niet meer,’ zei de oude man droomerig. ‘De schoone Meermin heeft ze

hem gebragt, diep uit de zee. DeMeermin is slechts bij nacht daarheen gezwommen;zij kan niet aan land komen, dewijl zij geen voeten heeft, alleen een grooten, langenvischstaart. Maar dewijl zij er niet uit kan komen, wil zij de menschen gaarne totzich lokken; daarom zingt zij zoowonderschoon, en wie haar hoort, moet haar lokstemvolgen, tot diep in de zee.’‘Verdrinken dan de menschen, als zij beneden komen? Wat kan zij dan met hen

doen?’ vroeg Henry.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 18: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

15

‘Ik weet niet, wat van hen wordt,’ sprak de oude somber; ‘er is nog niemandteruggekomen, mijn zonen ook niet.’‘Nu, de Meermin zal uw Tom niet komen halen,’ zei Henry, ‘die zal haar wel te

leelijk zijn.’‘Tom gaat er niet heen,’ sprak de onde; ‘die is niet zoo dom, als hij er uitziet; die

doet even als de melaatsche, hij stopt zijn ooren digt, opdat hij het gezang derMeermin niet hoort.’ Henry dacht, dat hij het gezang toch wel eens wilde hooren;hij zou zich wel goed vasthouden en zeker niet in zee springen.De oude visscher meende, dat al die paarlen en koralen, goud en edelgesteenten

nog wel in de steenen kist zouden liggen, daar het deksel zoo zwaar was, dat weltwintig man noodig waren, om het op te ligten; en toch was de grot zoo naauw, dater slechts twee binnen konden. Henry dacht er niet over na, hoe het de man dan zougemaakt hebben, om alleen het zware deksel op de kist te leggen. ‘Eenmaal,’vervolgde de oude visscher, ‘is de Meermin weêrgekomen; de maan scheen zoohelder op heur hoofd en op den gouden kam, dien zij in 't haar droeg, en zij had zooverwonderlijk mooi gezongen en zoo luid, dat de man het toch hoorde, ofschoon hijzijn vingers in de ooren had gestopt. Daarop was hij stil en langzaam al digter endigter de zee genaderd, tot dat hem de Meermin gegrepen en met zich naar benedengetrokken had. Geen mensch heeft ooit weder iets van hem gehoord. Men weet nietof hij verdronken is, dan of hij daar beneden nog leeft bij de Meermin en zich nietmeer aan 't daglicht mag vertoonen.’

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 19: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

16

‘O, hij zal het wel goed gehad hebben,’ zei Henry. ‘Op de wereld heeft hij toch nietveel genoten! Kan men nog in de grot komen?’De oude doove man luisterde niet meer naar hem; hij had zijn pijpje weder

aangestoken, rookte en zag regt voor zich uit naar de zee, - als een oude Meerman,dacht Henry weder, ofschoon hij nog nooit gehoord had, dat de Meermannen uittabakspijpen rooken.Geheel vervuld van de vertelling des ouden mans en van de schatten der

wondergrot, ging Henry naar huis. Zijn moeder was uitgegaan, de heer Holm speeldeschaak met den predikant en Tom werkte juist in den tuin. Henry was dezen keerzeer genadig en vriendelijk jegens hem; hij zou gaarne nog wat meer van de grotwillen weten.‘Hoor eens, Tom,’ vroeg hij hem, ‘zijt gij wel eens in de wonderbare grot geweest?’‘In welke grot?’ vroeg Tom, vrij onverschillig.‘Ach, in die grot, waar die zieke man zoo lang gewoond, waar hij zich een bed,

tafel en stoelen uit steen gehouwen heeft,’ zei Henry ongeduldig, ‘en waar hij zooveel goud, en paarlen en koralen in de steenen kist heeft achtergelaten, toen hij inzee ging, om de Meermin te hooren zingen. Uw vader heeft het mij immers verteld.’‘Ja, ziet ge, mijnheer Henry,’ zei Tom met zijn gewone, onverstoorbare kalmte,

‘mijn vader is zeer oud; dus weet hij zoo juist niet meer, wat waarheid is of eensprookje. Meerminnen zijn er niet; onze goede God

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 20: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

17

schept niet zulke dwaasheden als een schoone vrouw met een vischstaart.’‘Daar weet gij niet van, Tom,’ merkte Henry neuswijs op, ‘omdat gij geen boeken

lezen kunt, Mijnheer Holm heeft mij toch zelf verteld van Sirenen, die op de zeezongen, toen Ulysses er voorbij voer.’‘Dit zal misschien ook wel zulk een verdichtsel zijn,’ zei Tom bedaard. ‘Uw vader

heeft lang en ver op zee gevaren, doch die heeft zeker nooit een Meermin gezien.’‘Misschien heeft hij het mij niet gezegd, opdat ik niet naar buiten zou gaan om er

een te hooren zingen en in zee vallen,’ hernam de wijze Henry. ‘Maar zijt gij reedsin de grot geweest, Tom?’‘Wel voorbij gevaren met de visschers,’ zei Tom.‘En hebt ge de stoelen gezien, de tafel en het bed, en de kist, waarin de paarlen

zijn?’‘Er liggen juist steenblokken om heen, en aan die kist geloof ik niet.Welligt hebben

de smokkelaars dikwijls hunne waren in de grot gebragt, zoolang de melaatsche maner in was, anders kwam niemand bij hem. En geen Meermin heeft hem gehaald; devloed zal hem eens hebben meegevoerd; die komt soms hoog in de grot, zoodat zijgeheel vol wordt. Daarom gaat niemand er ook meer in.’‘Waar is dan eigenlijk de weg naar de grot?’‘Dan moet men vlak door het weiland, totdat men aan die hooge rots aan 't strand

komt; om dien hoek is een weg uitgehouwen, dan komt men aantrappen, die tot inde grot loopen. Gij moet er echter niet heengaan; het

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 21: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

18

is gevaarlijk er te komen, en als de vloed komt, zou de zee u meevoêren, zonder datgij de Meermin hadt hooren zingen.’Henry wilde geen goeden raad van Tom aannemen. Hij hield zich zelven voor

zooveel wijzer dan den scheelen visschersjongen; maar hij kon het niet laten, dag ennacht aan de grot te denken. Met den heer Holm moest hij er niet over spreken; diewas niet aan zee geboren en werd ligt duizelig. Hij had er dus geen bijzonder vermaakin om op de rotsen rond te klouteren, en Henry, die reeds vroeg daaraan gewoon was,beschouwde hem daarom met eenige minachting als een landrot.Aan zijn moeder vertelde hij echter de geschiedenis van den ouden visscher; wat

de Meermin betrof, hij was er niet zeker van, of zijn moeder er geloof aan zouschenken. Hij vertelde haar alleen van den verborgen schat in de steenen kist en hoeheerlijk het toch zou zijn, als men in de grot komen en zien kon, hoe het daarmedegesteld was; vader zou dan wel kunnen zorgen, dat het zware deksel er werd afgeligt.‘Weet ge, moeder! als men terstond bij 't begin der eb naar binnen gaat, kan men,eer de vloed komt, alles bezien en er weder uitkomen.’‘Laat het u in 's Hemels naam niet in 't hoofd komen, Henry, om zelf in de grot te

gaan,’ zei de moeder verschrikt, ‘de weg is in elk geval zeer gevaarlijk, en gij kuntnog niet juist oordeelen, wanneer eb en vloed invallen. Als vader weder komt en hijwil met u er heengaan, dan is 't goed; maar gij mogt niet alleen

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 22: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

19

gaan, ook niet met een der visschersknapen; hoort gij?’Dit was een zeer bepaald verbod, en toch zocht Henry bij zich zelven naar redenen

om het te overtreden.‘Vader ziet toch gaarne dat ik een moedige jongen ben,’ redeneerde hij in zich

zelven; ‘als ik er weder goed uitkom, dan verheugt hij zich en neemt mij misschienspoedig mede naar zee, en dan is moeder ook tevreden. Zij wil 't mij alleen niettoestaan, omdat zij meent, dat ik er niet spoedig genoeg zal uitkomen; anders zou zeer niet tegen hebben. Ik wil immers zeeman worden; dus moet ik alles leeren en voorniets bevreesd zijn. De heer Holmmag er natuurlijk niets van weten, die begrijpt zooiets in 't geheel niet; die heeft immers de zee eerst gezien, toen hij vier-en-twintigjaar oud was.’Zoo zocht hij zich te overreden, dat zijn voornemen volkomen goed was. Maar

dat het niet goed was, gevoelde hij zeer goed aan het kloppen van zijn hart, zoodikwijls als hij aan de uitvoering dacht: hij kreeg vaak een kleur, als zijn moeder ofde heer Holm in de kamer kwam, terwijl hij ook slechts in gedachten op den verbodenweg naar de grot was. Wat zijn vader hem gezegd had over de gehoorzaamheid vaneen echten zeeman, daaraan wilde hij niet denken, of hij maakte zich wijs, dat ditheel iets anders was.Kort daarop ging de heer Holm voor eenige dagen op reis, om een vriend te

bezoeken; dit scheen Henry nu de beste gelegenheid. Dat Tom hem niet zou helpenom in de wonderbare grot te komen, had hij reeds gemerkt; dus moest hij het alleenondernemen. Hij wilde

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 23: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

20

slechts nog wachten, tot zijn moeder eens naar mevrouw Robertson ging, want danwas hij zeker, dat zij niet zoo spoedig weer terug zou komen. Mevrouw Robertsonwas een oude dame, de weduwe van een zeekapitein, die in een klein huisje op hetverst gelegen einde van het eiland woonde. Vroeger mogt Henry met zijn moedermede gaan, als zij daar een bezoek bragt, dat hij regt gaarne deed. Er waren daaroude, zeldzame boeken met afbeeldingen van schelpen en zeedieren; ook had zij eenplaats met allerlei schoon gevogelte, parelhoenders, Astra kansche ganzen ensneeuwwitte paauwduiven. In den laatsten tijd echter had mevrouw Robertson zichzeer beleefd van Henry's bezoeken verschoond.‘Ziet gij, lieve mevrouw Mordaunt,’ zeide zij, ‘ik houd zeer veel van kinderen,

als ik ze van verre zie spelen, of als ze aardig zijn afgebeeld op een schilderij, dieengeltjes! Maar bij een wilden knaap, als uw Henry - anders een zeer lieve jongen,er kan een charmante man uit hem groeijen, als hij uitgeraasd is - zie, dan word ikbang en angstig. Nu eens maakt hij kunstjes met zijn stoel, dat ik vrees dat hij dennek zal breken; dan weder jaagt hij met zijn stok onder mijn gevogelte, dat zij naaralle zijden wegvliegen; of hij wil het modelscheepje van mijn overleden man op hetbeekje laten varen, zoodat ik niet weet of het zal vergaan. Eens is hij zelfs op denlangen barometer van mijn man zaliger gaan rijden, en als hij volstrekt niets doet enheel stil zit, dan ben ik eerst regt beangst wat hij nu weer in zijn schild zal voeren.Lieve mevrouw Mordaunt, uw

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 24: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

21

Henry is een charmante jongen, maar in mijn huis is hij eigenlijk niet op zijn plaats.’Henry's moeder was een weinig beschaamd, dat haar zoontje niet meer ingetogen

was; maar zij nam het de oude dame niet kwalijk en bezocht haar nog altijd van tijdtot tijd. Deze zond dan ook telkens aan Henry een stukje koek of een paar gebakjes,enkel uit dankbaarheid, dat hij haar niet meer met zijn bezoek vereerde.Twee dagen na 't vertrek van den heer Holm kwam er bij zijn moeder een

uitnoodiging van mevrouw Robertson. Het was een zeer schoone lenteavond;mevrouw Mordaunt ging ten zes ure heen. ‘Gij kunt nu buiten spelen, Henry,’ sprakzij, ‘tot zonsondergang; ga dan echter in huis, want 's avonds is de wind koud en gewordt ligt verkouden.’ - ‘Ja, ja, beloofde Henry. Hij droomde er reeds van, een mante worden, en toch had zij zich nog niet geoefend in de voornaamste deugd van eendegelijken man, zijn woord te houden; hij was er aan gewoon, op een bevel spoedig‘ja’ te zeggen, en later te doen, wat hem lustte.De zon stond nog tamelijk hoog aan den hemel; 't was buiten prachtig helder, toen

Henry zijn boeken bij elkander pakte en naar buiten sprong. Aan strand was hetoveral vol leven; de visschers waren t'huis gekomen met groote ladingen visch.Vrouwen en kinderen zaten thans aan 't strand bezig die uit te zoeken; jonge meisjeszaten met manden vol schelpen voor zich en zochten de schoonsten er uit, om ze teverkoopen, terwijl kleine jongens er tusschen dartelden en weder bedierven wat deanderen in

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 25: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

22

orde hadden gebragt. Henry, die zich anders heerlijk zou hebben bezig gehoudenmet de vrolijke visschersknapen, gaf thans op niets acht en ging regt door, eerst naarde hut van den ouden visscher, van waar de weg hem verder naar de grot bragt. Regtwel te moede was hij er niet bij. Hij begreep zeer goed, dat hij op verkeerde wegenging; en hoezeer zijn hart ook brandde van verlangen om zijn voornemen te volvoeren,ging hij toch zeer langzaam, zoo lang de visschers en de kinderen hem nog kondenzien, opdat niemand zou merken, waarheen hij wilde gaan.De oude visscher zat voor zijn huis; hij was dezen keer volstrekt in geen spraakzame

luim. ‘Tom is naar de rotsen gegaan om eijeren te zoeken,’ zeide hij kortaf.Henry keek naar den weg die tot de grot voerde; deze scheen hem niet ver toe, hij

kon zeker nog voor den avond terug zijn, lang vóór zijn moeder t'huis kwam.Het duurde echter lang, zeer lang, eer hij aan den hoek der rots kwam, waar het

pad naar boven liep tot de grot.Dit was een weg om van te duizelen, die naar boven voerde, en weinigen zouden

dien kunnen gaan, zonder er af te storten. Steile klippen ter regter- en scherpe rotsenter linkerzijde, en zoover men zien kon, de wijde, wijde zee, die nu heerlijk schitterdein 't licht der ondergaande zou. Maar Henry was een zeemanskind, bij deze rotsengroot gebragt; hij duizelde niet, ja, 't kwam hem schier belagchelijk voor, 't geen menhem gezegd had, dat het gevaarlijk was in de grot tijdens den vloed.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 26: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

23

De grot lag immers zoo hoog, daar kon het water niet bij komen, en moedig liep hijvoort. Als klein kind reeds had moeder hem geleerd, bij elke gewigtige zaak voorafte bidden om den zegen des Heeren, ook zijn vader bad altijd luid en plegtig met alde zijnen, zoo dikwijls hij tot een nieuwen togt uitging, en vader was toch een duchtigzeeman met een moedig hart. Dit schoot Henry thans te binnen; maar hij had er denregten moed niet toe, om een der kleinere gebeden uit te spreken, die moeder hemgeleerd had. Hoe kon hij zeggen:

Onze wegen willen wijSlechts in Jezus naam bewand'len,

als hij zijn weg ging in ongehoorzaamheid aan moeders verbod? Zoo steeg hij danheel stil de in steen gehouwen trappen op, die, toen de zandweg ten einde was, hemregelregt naar de grot voerden. Hij troostte zich, even als alle ongehoorzame kinderen:‘Nu, als het dezen keer goed afloopt, wil ik nooit weer iets doen, wat niet goed is;want men is er toch niet wel bij te moede.’Thans was de grot bereikt. De ingang was geheel begroeid met wilde zeeplanten,

die naar beneden afhingen; hij moest deze eerst wegtrekken, wilde hij binnen komen.Doch daar zag hij zich grootelijks bedrogen. Wat hij voor tafel, stoel en bedstede

gehouden had, was geen tafel, noch stoel en allerminst een bedstede; het warenrotsbrokken van verschillende grootte, die daar in 't rond lagen. Achter in de grotwas het zeer donker; hij moest

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 27: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

24

met de handen rondtasten, totdat hij ten laatste aan de merkwaardige kist kwam.Maar zij was bij 't aanvoelen niets anders dan een gewone steenklomp, en hij kon,hoelang hij ook den steen betastte, niets vinden wat op een deksel geleek; het wasen bleef een vierkant stuk rots. Had hij maar een waskaars of een kleine lantaarn vanhuis medegenomen, om er in de grot aan alle kanten mede te lichten! maar daaraanhad hij niet gedacht.Het werd donker in de grot; de zon was ondergegaan, een ligte nevel legde zich

op de zee, en in plaats van lichtend rood, hadden de golven thans een groenachtigekleur.Henry wist dat het volle maan was. Hij had gehoopt, als de maan opkwam, dat die

hem in de grot zou lichten; misschien had hij ook wel gedacht, dat in den maanschijnde schooneMeermin zou komen aanzwemmen. Thans viel hem eerst in, dat de maanaan de andere zijde achter de rotsen zou opkomen, zijn vader had hem vroeg geleerd,op dergelijke zaken, die zoo gewigtig zijn vooreen zeeman, acht te geven. Nu wisthij wel, dat hij nog lang zou moeten wachten, voordat de maan in de grot scheen; hijwerd ontrust en besloot weg te gaan, zelfs zonder bijzondere ontdekkingen te hebbengedaan. Ook van de Meermin wilde hij niets meer weten, hij was veel liever te huisgeweest. Hij klom de trappen af, terwijl de zee reeds veel hooger was dan toen hijze opsteeg. Vrij haastig liep hij den zandweg af tot digt bij den hoek, en zie, - de wegwas reeds met water bedekt. Een huivering liep door zijn

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 28: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

25

leden. Hij keerde om en liep en steeg zoo snel hij kon weder naar boven tot de grot.Hij hoopte dat er misschien een bootje zou voorbij varen, 't welk hij dan met zijnwitten zakdoek wilde wenken, opdat men hem opmerkte, - en voor alle dingen, hijwilde al zijn moed verzamelen: hij was immers een zeemanskind.De grot was reeds geheel donker, toen hij weder boven kwam; hij zette zich op

een rotssteen voor den ingang neder, trok zijn doek uit den zak en wuifde er meê;maar geen boot was er wijd en zijd te zien. De visschers waren allen reeds lang tehuis; alleen de zeevogels vlogen krijschend heen en weêr, gelijk zij altijd doen voorzij op hunne nesten gaan slapen.De maan stond reeds lang aan den hemel, maar de grot, de rotsen en de zee voor

hem lagen allen in diepe schaduw; slechts ver aan de andere zijde flikkerde demaanschijn op de zee. Stil, langzaam en allengs hooger wies en steeg het water voorzijn voeten; de eerste treê der trap was reeds bedekt, het kwam tot de tweede. 't Wasiets ijzingwekkends, dit zacht murmelen en ruischen der stijgende golven. Henrydacht, dat het minder vreeselijk zou zijn, zoo de golven zich even als ginds op deklippen, met geweldig gerucht braken. Hij dacht er over, om nog hooger te klimmenen zoo over de rotsen heen te klouteren, maar dat was niet mogelijk; geen menschzou die steile klippen hebben kunnen beklimmen. Hij schreeuwde luid en hevig omhulp, zoo luid als hij vermogt; maar hij kon zijn eigen stem naauwlijks boven 'tgekrijsch der vogels hooren. Hoe zouden zij hem dan

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 29: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

26

daar ginds hooren; de woningen waren allen zoo ver en geen visscher was er meerbuiten op de zee!Thans begaf hem zijn stoute zeemansmoed. Zijn voorhoofd was nat van het koude

zweet, ofschoon het in de grot nog droog was. Maar stil, langzaam en gedurigbruischte het water al hooger en hooger. Hij klom op het lage rotsblok, denzoogenoemden stoel, dan op de tafel en zag naar buiten op de uitgestrekte zee, diehem nog nooit zoo troosteloos was toegeschenen als in dezen oogenblik. De maanstond hooger aan den hemel, de lichte streep op zee schitterde in breeder omtrek,maar voor Henry's geest verschenen zoo duidelijk als nooit te voren, allegebeurtenissen van zijn jeugdig leven; 't ouderlijk huis en tuin, de schatten uit verrelanden, met welke zijn vader de woning versierd had, zijn kleine bezittingen, zijnmoeder, de moedige, vrolijke, godsdienstige zeemansvrouw, de heer Holm met zijnonvermoeide zorg en geduld met zijn vaak zoo weêrspanningen, ongeduldigenkweekeling. Hij dacht aan de vrolijke tijden, als zijn vader weêr t'huis werd verwacht;als hij elken avond en elken morgen met zijn moeder den berg besteeg, van waarmen het gezigt had op de zee; hij dacht aan het vrolijk gejuich, als zij het schip in 'toog kregen en hun witte doeken wuifden; aan de vreugde, als zij met vader naar huistrokken en hij dan zijn schatten uitstalde en zijn ontmoetingen vertelde. Al die beeldenzweefden als in één oogenblik Henry's ziel voorbij, en stil, langzaam en gedurigkwam het gemurmel en geruisch van het water al nader en nader.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 30: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

27

Doch ook al het kwaad, dat hij begaan had, stond thans helder en duidelijk voor zijngeest, als nooit te voren: de trots en wrevel, waarmede hij dikwijls de bevelen enberispingen zijner moeder had opgenomen; het knorrig en onvriendelijk humeur,waardoor hij den onderwijzer zijn pligt zoo moeijelijk had gemaakt; vooral deongehoorzaamheid, waardoor hij zoo vaak zijn moeder had bedroefd, ware het ookslechts in kleine dingen, en die hem thans een vroegtijdigen dood te gemoet voerde.En al nader, al nader, langzaam en gestadig kwam de vloed aanruischen; hij had

reeds den bodem der grot bereikt. En hij dacht, hoe het water al hooger en hoogerzou stijgen en hoe de vloed zijn lijk zou wegvoeren, ver weg, ver in de zee tot eenprooi voor visschen en zeedieren, zoodat zijn moeder niet eens zou vernemen, waarhij gebleven was; hij dacht hoe zijn vader weêr zou terugkeeren en het huis ledigvinden - geen Henry meer en zelfs niet zijn graf. En hij gevoelde het, dat hij niet zoukunnen sterven, als de jonge Casabianca, die in gehoorzaamheid aan zijn vader enscheepsbevelhebber tot den dood toe had volhard. Hij kon zijn ouders niet meer omvergeving bidden, kon de ongehoorzaamheid, waarmede hij hen zoo diep gekrenkthad, nooit meer goedmaken. O, dat was een bitter sterven!Maar toen de vloed al nader en nader ruischte, toen het maanlicht al voller en

heller zijn streepen op de zee schoot en er heldere sterren aan den hemel glinsterden,kwam er een verwonderlijk troostolijke gedachte in hem op; de gedachte aan denHeiland en Verlosser, die de

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 31: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

28

kinderen tot zich heeft geroepen, en die schoone gelijkenis heeft verteld van denverloren, berouwvollen zoon, dien de vader weder met vreugde aanneemt; aan denHeiland, die gestorven is onder smarten, opdat hij voor berouwvolle harten den wegnaar het vaderhuis zou banen.Ach! met hoeveel verdriet en verveling had Henry vaak bij zijn moeder gezeten,

als deze hem 's avonds op werkdagen of des zondags in den bijbel had laten lezenen beproefde hem deze boodschap uit den hemel te verklaren! En toch was doorGods genade een zaadkorrel daarvan in zijn ziel gevallen, die nu opschoot in dennood en het, doodsuur; hij kon nu bidden, niet met woorden, maar met zijn ganscheziel, dat God hem mogt vergeven en in vrede tot zich nemen, en dat Hij zijn armeouders mogt troosten.Hij was zeer vermoeid, toen hij weder naar beneden zag en bespeurde, dat het

water reeds speelde aan den voet van het rotsblok, waarop hij zat. ‘Dat het maarvoorbij ware!’ dacht hij, en ziet - daar zag hij opeens een donkere gestalte aan deningang der grot! Nu was het gedaan met het laatste overblijfsel van kracht en moed;'t scheen hem een afgrijselijk zeemonster, dat hemwilde verslinden; want een menschkon immers niet hier komen uit de diepte, en een schip was er wijd en zijd niet tezien. Met een luiden kreet zeeg de knaap achterover en was zonder bewustzijn.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 32: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

29

Henry ontwaakte als uit een diepen slaap; hij wist niet hoe lang het geleden was,sedert hij in ontzetting voor het zeemonster aan den ingang der grot zijn oogengesloten had. Hij lag niet meer op den kouden steen in de grot, hij lag op zacht gras.De lichte maan stond nog aan den hemel, en de heldere sterren. Maar over hem heengebogen zag hij in 't gelaat van den eerlijken Tom, - 't leek hem in dezen oogenblikvolstrekt niet leelijk, 't scheen hem 't gelaat van een engel.‘O, Gode zij lof en dank, monsieur Henry,’ riep hij op levendiger toon dan Henry

hem ooit had hooren spreken. ‘Gij leeft toch nog!’ - ‘Gode zij dank!’ riep Susanne,de trouwe dienstmaagd, die met een lantaarn ter zijde stond. ‘Nu kunt gij dadelijkmede terug, mevrouw sterft anders van ongerustheid. Zij weet in 't geheel nog nietwat er gebeurd is en heeft mij slechts uitgezonden om u te zoeken. Ach, hoe bleekziet gij er uit, en wat zijt ge nat, gij arme, domme, stoute jongen!’Henry was nog zeer bedwelmd, verkleumd en vermoeid. Een andere visscher, een

buurman van Tom, hief hem op. Zij zetten hem op hunne ineengeslagen armen, endoodmoede leunde hij tegen den arm van den trouwen Tom. Hij kon nog in 't geheelniet spreken, hij rilde en huiverde en was doodelijk uitgeput.Te huis wachtte de trouwe moeder. Hoe vermoeid Henry ook was, hij bemerkte

toch haar beschreide oogen, de heete tranen, waarmede zij haar wonderbaar gereddenzoon ontving, en dit sneed hem dieper door de ziel, dan alle brommen en berispen.Hij moest sterke, heete

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 33: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

30

thee drinken, werd spoedig in drooge, warme nachtkleederen gestoken en goedtoegedekt. O, welk een zoete rust was dit in het zachte, warme bed! zijn goedemoederer nevens, die altijd nog weenende zijn hand in de hare hield en zijn sluimeringbewaakte. Hij kon bijna niets uitbrengen dan: ‘vergeef mij, moeder!’ en met haarkus en haar gebed sliep hij in, zoo goed, zoo vast en diep. Toen hij op den helderenmiddag weder ontwaakte, meende hij, dat hij nooit in zijn leven zoo geslapen had.

Zoo iets was den armen Tom, den veelbespotten, manken, scheelen visschersjongennog nooit gebeurd, dat Susanne, de net gekleede keukenmeid vanmevrouwMordaunt,hem plegtstatig bij hare meesteres ten maaltijd noodigde. Zelfs de oude, doovevisscher, wien Susanne een stukje gebraden vleesch bragt, scheen iets van de eer tegevoelen, die zijn zoon wedervoer; hij zag hem met welgevallen na, toen Tom inzijn donker zondagspak, met een bloem in het knoopsgat, naar het huis van denkapitein wandelde, zoo goed het gaan wilde.Tom was een weinig verlegen, toen hij in de fraaije eetkamer tusschen moeder en

zoon als gevierde gast aan tafel moest zitten. Henry zat, warm ingepakt, en nog zeerbleek en stil, in vaders leunstoel en zag den armen Tommet zulke vriendelijke oogenaan, als dezen nog niemand in zijn leven hadden aangezien. Hij legde zijn handvertrouwelijk in die van zijn redder en het werd Tom geheel warm om het hart; wantniemand ter wereld

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 34: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

31

had hem nog gezegd of getoond, dat hij hem lief had. Zijn vader hield wel veel vanhem, maar die kon het zoo niet uitdrukken.Nu moest Tom vertellen, hoe het toch gekomen was, dat hij het gevaar waarin

Henry verkeerde, ontdekt en hem gered had. Dit was op zijn eenvoudige wijze spoediggedaan. Hij was boven op de rots, juist boven de grot, nog laat met eijeren-zoekenbezig geweest en digt bij den rand gekomen. Toen had hij tusschen het gekrijsch dervogelen een doordringenden gil gehoord. ‘Ik hoorde onder al het vogelgekrijsch, dathet een menschenstem was, en toen ik nog eenmaal luisterde, was 't mij als hoordeik monsieur Henry's stem, en het schoot mij te binnen, dat hij mij vroeger telkensnaar de grot gevraagd en over de Meermin gepraat had. Ik had hem wel gezegd, dathet gevaarlijk was, uithoofde van den hoogen vloed; maar ik wist ook, dat hij somsgaarne doet, wat men hem afraadt;’ - Henry werd zeer rood - ‘daarom dacht ik terstonddat hij in de grot was en de vloed zoo hoog gestegen, dat hij er niet meer uitkon.Want op dit punt kan men de rots niet op- of afklouteren, dat kan alleen met behulpvan een touw; de sterke touwen zijn echter ver weg bij den visscher Sam. Zoo benik dan terug gesprongen, zoo snel ik met mijn korten voet maar kon, heb de touwengehaald en twee sterke mannen meêgebragt; die hebben het touw om mijn lijfgebonden en mij naar beneden laten zakken. Nog een half kwartier, en de grot wasvol geweest. Thans kon ik er juist nog door waden,

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 35: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

32

en kon het kind, dat op de tafel lag, grijpen; hij gaf nog een gil, juist toen ik binnenkwam. Ik heb hem ook een touw om het lijf gebonden en dat aan het mijne bevestigd,en zoo hebben de mannen ons beiden gelukkig naar boven gebragt.’ De moederdacht, het was goed, dat Henry gedurende de gevaarlijke luchtreis bewusteloos wasgeweest; de angst zou hem anders kunnen hebben doen sterven.Terstond na haar tehuiskomst was de moeder zeer ongerust geworden, toen zij

Henry niet vond, en had Susanne met de lantaarn uitgezonden om hem te zoeken;deze was bij hen gekomen, toen hij buiten weêr tot bewustzijn kwam. Voor dengoeden Tom, die tot op het lijf nat en verkleumd was t'huis gekomen, had niemandthee gezet of een bed verwarmd. Doch hij was gewoon aan weêr en wind en hoogstverwonderd, dat men zooveel ophef van zijn daad maakte; hij zelf had die voor heeleenvoudig gehouden.De moeder deed Henry niet veel vertoogen over zijn ongehoorzaamheid en de

treurige gevolgen, die zij had kunnen hebben; zulks was niet noodig. De uren in degrot, en de tranen zijner moeder waren hem diep ter harte gegaan. Hij zelf verteldeaan zijn vader, bij diens t'huiskomst, alles wat hem wedervaren was, en van nu afvolgde hij zijnen raad: hij maakte een begin met stipte gehoorzaamheid ook aan hetgeringste woord of bevel zijner ouders. Alzoo is hij met den tijd niet slechts eendegelijk scheepskapitein geworden, die verstond te bevelen, dewijl hij gehoorzaamheidhad geleerd; maar

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 36: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

33

ook een echte man, die voor niets op aarde meer bevreesd behoefde te zijn, omdathij in de vreeze Gods den goeden en regten weg bewandelde.Tom en zijn oude vader hadden geen gebrek meer te lijden. Toen Henry zijn eerste

groote zeereis maken mogt, had de oude visscher zijn laatste pijpje uitgerookt, enook Tom's vurigste begeerte werd vervuld: hij mogt mede op de wijde zee.Van toen af heeft hij zijn jongen heer niet meer verlaten; hij bleef zijn trouwe

makker in voor- en tegenspoed. Nog in later jaren verwonderden de vrienden vanden jongen kapitein Mordaunt zich dikwijls over de bijzondere genegenheid, die hijvoor den leelijken, manken dienaar had. Henry Mordaunt glimlachte hierom. Sedertdien bewusten nacht was Tom's gelaat hem niet meer leelijk voorgekomen, en alshij regt goed geluimd was, vertelde hij aan zijn beste vrienden de geschiedenis uitzijn knapentijd van de wonderbare grot, waarin hij de Meermin had willen hoorenzingen.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 37: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

34

Kordula's eerste reis.

Kordula wilde dolgaarne ook eens op reis gaan. Over 't geheel hield Kordula zichvoor een eenigzins teruggezet kind van den lieven God. Niet dat het haar aan denoodige gaven van ziel en ligchaam zou ontbroken hebben. Wel is waar was zij eenweinig klein, waarom zij ook wel Kordeltje genoemd werd, wat haar niet beviel;maar zij was een net, levendig meisje met heldere oogen en gezonde ledematen, totalles te gebruiken.En toch scheen 't haar toe, dat zij in menig opzigt zeer slecht was bedeeld geworden.

Kordula was het dochtertje van den predikant van Gumberdingen. Daartegen had zijniets in te brengen, want zij zag, dat haar vader een goede dominé was, bemind enin achting bij de menschen, en haar moeder een goede dominé's vrouw, dieniettegenstaande haar eigen talrijk huisgezin, toch nog een open hand had en eengewillig hart voor allerlei nooden en zorgen in het dorp. Ook dat zij vier zusters eneen broeder had, ware Kordeltje niet te veel geweest; zij behoefden immers geengebrek te lijden, en zorgen

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 38: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

35

voor de toekomst huizen, Gode zij dank, zelden in kinderharten. Maar er was tochveel in de wereld, dat haar niet naar den zin was. Vooreerst dat zij Kordula heette;nergens anders hoorde zij dien naam. Moeder zeide, dat men haar naar een oud-tantezoo genoemd had; doch die leefde niet meer, en zij had er niet het minste voordeelvan. Vader verklaarde haar, dat het een zeer mooije naamwas en eigenlijk ‘harte-lief’beteekende; doch voor een bijzonder harte-lief kon zij zich ook niet houden, wantzij was de middelste van haar zusters. Twee oudere waren boven, twee kleinere onderhaar, en zij meende, dat de middelste er juist het slimst aan toe was. Frederike enSophie waren de oudsten; die kregen nieuwe kleedjes, die zij naderhand moestafdragen; die mogten mama helpen bij gewigtige bezigheden, mogten bij haar zittenaan de naaitafel, en die hadden al eens op reis mogen gaan! Louise eenMientje warende kleinsten en de bijzondere lievelingen. Die mogten spelen; werden door papa enmama medegenomen bij bezoeken in de buurt; voor die kocht men ook nieuwekleedjes, als Kordula de oude had afgedragen. Voor spelen was zij te oud, ietsdegelijks durfde men niet op haar laten aankomen. Zij mogt slechts allerleionbelangrijke bezigheden verrigten, op de kleinen passen en breijen, breijen aan dieeeuwigdurende blaauwe kousen, die haar zoo verveelden. En zij was nog nooit opreis geweest.Reizen! dat kwam haar de allergrootste heerlijkheid voor, en de wereld daarbuiten

scheen haar een gesloten paradijs. Haar grootste reis was geweest naar den heer

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 39: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

36

Deken in de provinciestad, en dat was maar een uur ver.Kordula was van nature geen ontevreden karakter: 't zou haar zelve welligt nooit

ingevallen zijn, dat zij zoo ongelukkig was, omdat zij de middelste was en niet opreis mogt. Koosje, de oude naaister, had haar dit in 't hoofd gehangen.Zoo lang de kinderen nog klein waren, was er veel te naaijen in de pastorie, en

dikwijls kwam de oude kromme Koosje 's morgens vroeg met haar naaikussenaanzetten en plaatste zich op den hoek van de bank in de kinderkamer voor de grootemandmet verstelgoed. Kordeltje moest dan met haar blaauwe breikous bij haar plaatsnemen en het opgegeven getal naadjes, vaak onder zuchten, afbreijen. Dan riep vaakde kleine Karel: ‘Doddel’ (hij kon nog geen Kordel zeggen), ‘Doddel, mijn bal halen!’of Louise kwam roepen: ‘Kordeltje, kleed mijn pop eens aan.’ Dan weder riep zusterSophie: ‘Kordeltje, ga eens even naar den winkelier lint halen!’ of vader zond haarmet een boodschap naar den schoolmeester. Soms riep ook de dienstmaagd wel:‘Kordeltje, er zijn kippen in den tuin, jaag ze er toch uit!’ - Dat alles was nu geenongeluk geweest en Kordeltje had zich immers kunnen verheugen, dat zij zoo inallerlei dingen van nut kon zijn; ook de oude Koosje meende 't zoo kwaad niet; zijdacht er het meisje zelfs nog een bijzondere liefde door te bewijzen, als zij haarbestendig beklaagde. ‘Ja, juffer Kordula, ge hebt het kwaad! Ge moet altijd overalheenloopen en ge kunt het niemand naar den zin doen; ge moet tegelijk de kinderen

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 40: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

37

en de kippen nagaan en daarbij uw taak nog afbreijen! Ach, wat hebt ge 't erg! Neen,ik wou niet in uw plaats zijn! en ge komt nooit eens van huis!’ En zoo meendeKordeltje allengs dat zij 't werkelijk zoo kwaad had, en zij beklaagde zich zelven.Haar moeder, die toch al haar kinderen even lief had, begreep niet, waarom Kordulavaak zoo verdrietig en ontevreden was. Als zij dan traag en onwillig een kleine dienstverrigtte, zeiden de zusters wel eens: ‘Laat de norsche Kordula maar blijven; kom,Louise, haal gij het garen maar voor mij.’ En dan weende Kordula stilletjes en hieldzich door allen achtergezet en miskend.Thans was zij veertien jaar oud en had haar belijdenis gedaan. Dit had haar altijd

een gewigtig tijdperk in haar leven toegeschenen. Naar hel onderrigt haars vadershad zij met opmerkzaamheid geluisterd; zij begreep, dat zij nu beloofd had, haarleven lang den Heer te dienen, en zij verbeeldde zich, dat haar later allerlei zwareverzoekingen en lijden zoudenwachten, die zij zegerijkmoest overwinnen en geloovigverdragen. Vanwelken aard dat zware lijden en die verzoekingen zouden zijn, begreepzij nog niet duidelijk; ook dacht zij er niet aan, dat zij haar God reeds nu kon beginnente dienen in haar eenvoudig, dagelijksch leven, door tevredenheid met haar lot, doorvriendelijke gewilligheid tot alles, wat van haar verlangd werd, door stil en hartelijkopzien tot den goeden God, die ons de kracht geeft om te doen, wat Hij van onsvordert. Zij was over 't geheel een goed kind; maar ze bleef toch ontevreden, envuriger dan ooit ver-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 41: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

38

langde zij op reis te gaan, daar dit haar het eenige middel toescheen, om eenigeafwisseling in haar eentoonig leven te brengen.Wel behoefde zij niet meer de kippenuit den tuin te jagen; dat deed Louisje, als zij t'huis was; ook noemde de meid haarvoortaan juffer Kordula, en in plaats van breiwerk, kreeg zij nu naaiwerk; maar tochwilde zij op reis, even als haar zusters gereisd hadden! Aan gelegenheid daartoe konhet niet ontbreken, zij had immers allerlei ooms en tantes in 't land, bij wie ze nognooit geweest was; zij liet dus mama dag noch nacht rust hierom.‘Nu, als het meisje volstrekt reizen wil, kan men haar immers dit genoegen doen,’

meende vader. ‘Men kan haar eens naar tante in de residentie zenden. Heeft zedaarvoor kleederen genoeg?’‘o Gewis,’ verzekerde demoedermet zelfbehagen; ‘een nieuwmousselinen kleedje,

en den stroohoed van Sophie heeft men heel netjes voor haar vermaakt. Haaraannemings-kleedje moeten wij bewaren, dat kan nog eens voor Louisje dienen.’‘Nu, dan moet Katrijn Bartel eens hier laten komen, vóór hij weêr naar Stuttgart

rijdt.’Bartel was de trouwe bode, die gewoonlijk te voet met een grooten mars op zijn

rug, nu en dan echter ook wel met een wagen naar de residentie ging, om voor hetdorp allerlei noodige boodschappen te doen. Het was voor Bartel wel wat moeijelijkzijn post van bode waar te nemen, want hij kon niet lezen en moest zich debestemming der brieven vooraf naauwkeurig eigen ma-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 42: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

39

ken, als: ‘die langemoet naar Stuttgart, dien breedenmoet ik in Ludwigsburg afgeven,dit pakje is voor den kastelein,’ enz. enz.; doch sedert hij nu en dan zijn jongentje,dat lezen had geleerd, kon meênemen, ging het wat gemakkelijker.‘Zeg eens, Bartel,’ zei de predikant, toen de bode bij hem kwam, ‘mijn dochtertje

daar, Kordula, zou gaarne de wereld eens willen zien en in de eerste plaats naarStuttgart reizen; rijdt ge ook spoedig eens weer?’‘Zeker, dominé, dat komt juist van pas; morgen moet ik een paar varkens naar een

bakker brengen en dan kan de jonge juffer heerlijk meêrijden.’‘Voor niets behoef je 't natuurlijk niet te doen,’ zei de predikant, ‘de meid kan er

u een half schepel haver voor toemeten.’ Daarmede was Bartel tevreden, en voor eenhalf schepel haver werd dus Kordula als passagier naar Stuttgart aangenomen.Het was een vrij koele morgen, toen zij reeds vroeg om drie uur door het hevig

schellen ontwaakte, dat Bartels knecht deed, om haar te wekken. Schier ware haarde lust tot reizen vergaan; het was nog zoo prettig in het warme bed. Maar neen,reizen was toch ook heerlijk, zij wilde gewis niet te laat komen! Haar toilet wasspoedig gemaakt; er waren destijds nog geen crinolines, noch geborduurdeonderkleederen, of dergelijke kunstige gewaden. Een dun rokje van grijs linnen enhet geroemde mousselinen kleedje maakten haar ganschen tooi uit; verder nog eenbont zijden halsdoek en den grooten wollen omslagdoek, een familiestuk, dat doorieder ge-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 43: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

40

dragen werd, die op reis ging. Voeg daarbij nog als toppunt van elegantie den strooijenhoed van Sophie, wel wat wijd voor het dunne hoofdje van Kordeltje, en zij wasgereed en in haar leven nooit zoo uitgedoscht geweest.De zusters sliepen alle nog, alleen de moeder was wakker en had koffij voor haar

gezet. Toch was Kordeltje een weinig beklemd om 't hart, toen zij zoo voor 't eerstgeheel alleen de wijde wereld zou ingaan, en zij moest zich moeite geven niet teweenen, toen zij aan mama de hand tot afscheid gaf.‘God behoede u en kom gezond terug!’ Met die woorden liet de predikantsvrouw

haar gaan, en ging weêr in huis, terwijl Kordula, door de meid met een stallantaarnverzeld, naar Bartels huis moest gaan; want om haar van de pastorie af te halen,hieraan had de bode geheel niet gedacht.Bartels voertuig was een lange wagenmet een zeil overdekt; achterin waren allerlei

zaken onder hooi en stroo gepakt; voorin was een bankje, waarop juffer Kordula aanBartels zijde plaats moest nemen. Zij hoorde achter zich een bedenkelijk knorren enkeek angstig achterom. ‘Dat 's niets,’ stelde Bartel haar gerust; ‘dat zijn de varkensmaar; zij kunnen echter niets doen, want zij zijn met de pooten vastgebonden.’ Hetwas zeer koel; Kordeltje huiverde. ‘Wacht maar,’ troostte Bartel; ‘mijn Moor komt,die geeft warmte.’ En werkelijk sprong een leelijke, bruine hond, van welken Kordulaanders altijd grooten afkeer gehad had, op den wagen en legde

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 44: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

41

zich aan haar voeten; maar zij moest bekennen, dat hij warmte gaf en had daaromvrede met het beest.Gelukkig, dat Kordeltje zoo mager en teer was en er nog geen crinoline's in de

wereld waren; want Bartel nam met zijn groven grijzen mantel zooveel plaats in, dater voor haar maar een klein plekje overbleef. Eindelijk waren alle voorwerpen achteropgepakt. ‘Voort, oude!’ riep Bartel, klapte met zijn zweep en voort ging het, dewijde, wijde wereld in.Kordula had gaarne een weinig geslapen; maar het knorren der varkens, het

grommen van den woeligen voetenverwarmer en het klappen van Bartels zweeplieten het niet toe. De wagen ging vrij zoetjes en zacht; Bartel was geen dierenplager,hij zelf haalde zijn slaapje in en liet zijn beestjes loopen, zooals zij verkozen. Hetwas ook schoon, zoo den dag tegemoet te rijden, te zien hoe de lucht langzamerhandrood begon te worden en de zon opsteeg. Kordeltje had dat nog nooit gezien; zij hadalleen in den ‘Kindervriend’ gelezen hoe de heer Vroegop met zijn kinderen de zonhad zien opgaan. Haar vader was juist geen mijnheer Vroegop en deed zijnwandelingen des avonds.Zeer prachtig en als van goud kwam de zon op. Zij verwarmde 's meisjes

verkleumde ledematen, maakte haar wakker en opgeruimd en verlevendigde weêrhaar reislust.Doch zij werd nog op veel harde proeven gesteld. Bij elke herberg onderweg legde

de trouwe Bartel eens aan; bij elk had hij iets te bestellen en nam overal ook eenkleine hartsterking; ook zijn paard liet hij onder-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 45: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

42

weg allen tijd om zich te voeden en te herstellen. Bartel was evenwel een wellevendman; dadelijk bij de eerste herberg bood hij Kordeltje een glaasje brandewijn aan.‘Daar, juffertje,’ zei hij, ‘dat verwarmt het hart; kom, drink maar zonder schroom!’Maar toen Kordula met afschuw zijn aanbod afsloeg, deed hij geen poging meer omhaar te onthalen. De afstand van Kordula's woonplaats tot aan Stuttgart bedroegomstreeks zeven uur; in twaalf dikke uren had Bartel met zijn wel bedachtzaam paardden weg afgelegd.Het was na den middag, toen zij eindelijk de huizen en torens van de residentie

zagen en de straat doorreden, die naar de Koningspoort leidt. ‘Daar is het park,’ zeiBartel onderrigtend, en wees met zijn zweep naar het ritselend geboomte van hetschoone slotpark. ‘Kunnen wij daar niet doorrijden?’ vroeg Kordula, die reeds heelveel van het Stuttgarter park gehoord had. ‘Ik geloof niet, dat het gaat; 'k heb 't nognooit geprobeerd,’ zei Bartel, ‘doch wat mij betreft, ik wil 't wel eens beproeven.’Bartel was, gelijk gezegd is, een beleefd man en wilde gaarne het dochtertje van dendominé genoegen doen.Zoo reed hij dan met zijn wagen in gezelschap van hond en varkens en Kordeltje

naar het ijzeren hek, waar de breede weg tot het schoone park voer. Boomen enheesters stonden in vollen bloei en Kordula zag er verlangend heen. De hond wasopgesprongen en plaatste zich trotsch voor op denwagen; de varkens, die den geheelenweg over hadden geknord, schenen nu een mid-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 46: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

43

dagslaapje te houden, waarover Kordeltje zeer verheugd was: het zou haar toch heelongepast hebben geschenen, onder varkenmuziek binnen te komen. Juist wilde Barteldoor het hek rijden, toen hem de schildwacht en tegelijkertijd een statige portier inden weg trad: ‘He, wat moet dat? Gij wilt toch niet met dit voertuig door het koninklijkpark rijden?’‘Ha, ik dacht,’ zei Bartel, verlegen zijn hoofd krabbende, ‘het hindert immers

niemand, en mijn beestje is niet veel slechter dan een koetspaard.’‘Hoor eens, goede vriend,’ hernam de portier, ‘als ge daar door wilt rijden, blijf

dan maar buiten of rijd ergens anders heen!’En onder het gelach van eenige wandelaars, die zich verzameld hadden, keerde

Bartel zijn zwaar rijtuig om en bromde in zich zelven: ‘Thans wil ik er niet eensdoor! het park bevalt mij niet, er staat geen enkele appelboom in.’Kordeltje was echter in groote verlegenheid en verborg zich geheel achter Bartels

groven mantel. Ofschoon zij niet een der hoofdstraten inreden, kwam haar toch nueerst de vrachtwagen en haar eigen uitrusting al te gering voor, in vergelijking metde opgetooide residentiebewoners. Zij waagde het naauwelijks, de schoone huizente bekijken.‘Zie zoo, nu zijn wij er,’ zei Bartel en klapte hevig met zijn zweep, toen zij eindelijk

in een vrij naauwe straat aan de herberg ‘het Kruis’ stil hielden. ‘Krijg eens een stoelvoor mijn dominé's juffer!’ Met moeite en in

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 47: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

44

groote verlegenheid klouterde Kordeltje met behulp van Bartel en den huisknechtden wagen af. Zij hield den brief, dien vader haar voor tante, de ontvangersvrouw,had meêgegeven, reeds twee uur lang in de hand; maar wat zou zij er meê doen? Zijwas vermoeid, verlegen en hongerig. Behalven een boterham, had zij onderweg nietsgegeten. Zij was te schuw geweest om een der talrijke herbergen binnen te gaan, inwelke Bartel onderweg had stilgehouden; sints dat glas met brandewijn was zij ingestadige vrees, dat hij haar nog eens zou uitnoodigen, sterken drank te drinken.Een dochtertje van den herbergier bood zich aan om haar het huis van haar oom,

den ontvanger, te wijzen. Zij werd wat moediger dan op Bartels wagen, nu zij weêrop eigen voeten ging, en haar geleidster was er trotsch op, om haar de schoonhedender residentie te laten zien, zoover ze op haar weg lagen.‘Maar waar kan men den koning zien?’ vroeg Kordula, want dat scheen haar het

merkwaardigste der residentie. ‘Nu, die gaat maar zoo niet met de gouden kroonrondwandelen,’ merkte zeer wijs Mientje, de herbergiersdochter aan; ‘doch dikwijlsrijdt hij juist om dezen tijd uit.’En even als in een tooversprookje de vervulling steeds op den wensch volgt, ratelde

des konings staatsiekoetsmet vier prachtig getuigde paarden, met twee loopers vooruiten een paar statige bedienden achterop, het hoog verrukte Kordeltje voorbij, die uiteerbied schier op de knieën was gevallen. Nu had zij toch den koning gezien! En

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 48: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

45

dat de oude heer zoo dik was, dat behoorde zeker zoo, opdat men hem ook van verrezou kunnen zien met de prachtige ster op zijn breede borst! Zij maakte nog een diepebuiging, toen de koets reeds lang voorbij was, zoodat de menschen lagchend blevenstaan en het beschaafdeMientje haar geërgerd verder trok. Oom de ontvanger woondenu juist in geen paleis. Het huis stond in een koele, vochtige straat en men moestverscheidene trappen op. Kordula bood zeer verlegen aanMientje, die zooveel wijzeren ervarener was dan zij, een kwartje uit haar zeer karig gevuld reisbeursje. DochMientje was toch zoo genadig het aan te nemen en keerde terug. Met sterk kloppendhart trad Kordeltje, nadat zij zeer bescheiden had aangetikt, de fraaije kamer vanTante, de ontvangersvrouw, binnen.Zoo geheel vreemd was tante haar niet, daar die twee jaar geleden langen tijd in

de pastorie te Gumberdingen gelogeerd had, om een druivenkuur te ondergaan. Denbrief van vader, met het schertsend opschrift: ‘Aan mevrouw Dörner, bij gebrek aangelegenheid, overgebragt door Kordula Rijkman,’ stak zij aan tante reeds uit de vertetoe.Tante betuigde nu juist geene uitgelaten blijdschap, doch bood het verlegenmeisje

de hand en sprak vriendelijk: ‘Zijt gegroet, Kordula, hoe komt gij toch hier, en wathebt gij hier te doen?’Die vraag was nu zeer ontmoedigend voor het arme meisje, dat er niet het minst

aan gedacht had, wat zij hier wilde doen. Gelukkig viel haar in, dat moeder

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 49: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

46

haar had opgedragen, voor haar een lila-mutsenlint mede te brengen, en dus stameldezij nog eenigzins verlegen: ‘Ik zou voor moeder een lila-mutsenlint koopen.’‘Nu,’ zei tante lagchend, die echter zelf begreep, dat haar vraag juist niet vriendelijk

was geweest, ‘daarom zal men u wel niet naar Stuttgart gezonden hebben; maar 't islief, dat ge toch ook eens hier komt. Hoe gaat het uw ouders en al uw zusters enbroeders? Ge zijt met u negen, niet waar?’‘Slechts zeven, tante,’ zei Kordeltje, die langzamerhand bijkwam en verheugd

was, dat zij toch iets beter wist, dan de voorname tante van Stuttgart. Zij was allesbehalve dom, en kon vaak heel vrolijk en levendig zijn. Zij verhaalde aan tante degeschiedenis van haar reis van heden, en deze kwam 't nu in de gedachten, dat dekleine hongerig zou zijn. Zij ging de kamer uit en bragt zelf drie fraaije kleine roodeappeltjes in een mandje, benevens een half broodje. Kordeltje meende, zulke fraaijeappels groeiden er alleen in Stuttgart.‘Gij zult ook wel iets van de stad willen zien?’ vroeg tante, toen Kordula haar

karig avondbrood had genuttigd; ‘uw oom komt thans spoedig van 't kantoor; in dientijd heeft misschien de bode ook den koffer met uw betere kleederen gebragt; dankunnen wij nog naar het park gaan.’‘Ja, tante,’ zei Kordeltje weder bedeesd, ‘ik heb geen koffer; in het pakje, dat ik

hier bij mij heb, is nog een schoon hemd, benevens kousen en een voorschoot.’‘Nog?’ zei tante een weinig langzaam. ‘Dan had uw

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 50: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

47

moeder ook beter moeten zorgen, maar 't is waar, gij zijt met zoovelen! Nu, weesmaar tevreden,’ troostte zij, toen zij het bedroefde gelaat van de kleine zag; ‘ik zalu een sjaal van mij leenen en een parasol, dan kunnen wij toch nog naar het park;wij zullen heden avond juist niet veel kennissen ontmoeten.’Oom kwam t'huis en was tamelijk verwonderd over de onverwachte gast. Hij was

zeer vriendelijk, maar vroeg toch halfluid: ‘Maar, vrouw, waar zult gij haar dan teslapen leggen? wij hebben immers geen logeerkamer in dit huis?’ - ‘Op de kanapéin de woonkamer,’ antwoordde de tante; ‘zij is toch zoo teer.’Kordula mogt dus nog met tante naar het park en zij zou veel genoegen gehad

hebben op deze heerlijke wandeling, vooral bij den vijver met zwanen, indien zijniet gevoeld had, dat tante zich een weinig over haar schaamde en elke ontmoetingmet bekenden zorgvuldig zocht te vermijden.Op de kanapé zou zij wel hebben kunnen slapen, als zij er niet een paar maal af

was gevallen. Zij was zelfs voor hare ranke gestalte een weinig te smal; ook kon zeniet warm worden. De nacht was koel en 's morgens moest zij al vroeg op, dewijlhet bed moest weggebragt en de kamer schoongemaakt.‘Gij zult zeker uw oudoom in Calw ook wel eens opzoeken?’ vroeg haar oom de

ontvanger bij 't ontbijt, toen Kordeltje weêr in stilte de heerlijke broodjes bewonderde,van welke zij er gaarne twee zou genomen hebben, als er niet slechts drie in 't geheelgeweest waren.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 51: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

48

‘Papa heeft hier niets van gezegd,’ antwoordde Kordeltje; ‘ik weet ook volstrekt niet,hoe ik naar Calw zou kunnen komen.’‘Nu, er zal wel gelegenheid zijn,’ zei haar oom, en Kordeltje gevoelde zich

heimelijk zeer verootmoedigd, dat men reeds aan verdere reizen voor haar dacht.Des voormiddagsmogt zij met het dienstmeisje uitgaan en het mutsenlint voor moederkoopen. ‘Gij behoeft juist niet te zeggen, dat gij bij mijn meesteres behoort,’ had hetmeisje haar gezegd; ‘men denkt dan, dat gij een nichtje van mij van buiten zijt en ikgeef daar niets om, ik ben volstrekt niet trotsch; als wij sterven, zijn wij toch allengelijk.’ Dit was nu toch schier al te erg voor Kordeltje, dat zelfs het dienstmeisjezich voor haar en haar mousselinenkleedje schaamde! De residentie kwam haar in 'tgeheel zoo mooi niet meer voor; t'huis kende en achtte haar toch ieder als de dochtervan den dominé!Des middags kwam oom zeer opgeruimd te huis. ‘Denk eens, Kordeltje, welk een

goede gelegenheid ik voor u gevonden heb! In 't huis hiernaast heeft een boer houtverkocht, die rijdt met zijn wagen geheel ledig tegen twee uur af naar Calw; dat isnu een heerlijke gelegenheid, om uw oud-oom daar eens te bezoeken; die zou het ustellig niet vergeven, als gij hem niet eens kwaamt opzoeken! En ik betaal het,’voegde hij er zeer grootmoedig bij; want hij had werkelijk den voerman reeds zesstuivers beloofd, als die zijn nichtje goed ter bestemder plaats bragt.Derhalve geleidde tegen twee uur de tante ons Kor-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 52: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

49

deltje tot aan de deur, waar zij, zoo goed het ging, op den houtwagen plaats nam;men had haar toch moeigelijk voor het huis kunnen laten opstijgen! Oom gaf haareen worst mede en tante een krakeling en nog eenige van die roode appeltjes. En zooging zij nu voor de tweede keer de wijde wereld in, wel is waar midden op den dag,maar toch met veel minder lust en moed, met veel minder blijde aandoeningen enverwachtingen dan gisteren in den vroegen morgen op Bartel's wagen.De houtboer was geen ongeschikt man; hij onderhield zijn reismakkertje, dat naast

hem vrij luchtig op 't wagenkistje zat, zoo goed hij kon. De weg beviel haar ook wel,vooral toen de streek meer boschrijk werd; Kordula was nog niet veel kwaads vande menschen bejegend, en daarom was zij ook niet bevreesd, om zoo geheel alleenmet den vreemden man in een onbekend oord te rijden.Maar 't werd laat en donker en koel; Kordula, die in geen twee nachten goed

geslapen had, werd zeer vermoeid. De boer maakte toen van een paar zakken, diehij bij zich had, een soort van bed voor haar achter in den wagen; Kordeltje wikkeldezich zoo goed als zij kon in de familie-sjaal, legde haar pakje onder het hoofd en, inweerwil van al het stooten en horten van den wagen, sliep zij spoedig vast in.'t Was diep in den nacht, toen eindelijk de wagen stil hield voor het oude, steenen

gebouw, dat haar oom de opperambtman bewoonde. ‘Zie zoo, juffertje, thans zijnwij er!’ riep de boer, ‘maar 't is hier reeds alles

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 53: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

50

nacht, 't is ook wel een beetje laat. Wij zullen beproeven ze wakker te krijgen!’En terwijl de slaapdronken Kordula zich allengskens oprigtte, begon de voerman

met zulk een geweld voor het huis te kloppen, te schellen en met zijn zweep teklappen, dat er ten laatste licht kwam, De huisdeur werd geopend, vooraan verscheende huisknecht met den stallantaarn, achter dezen de oudoom in een ouderwetschenmantel, met een groote slaapmuts op 't hoofd; vervolgens tante Sabine en tante Lotje,de twee ongetrouwde zusters van den oudoom, en eindelijk Barbara de dienstmaagd,in allerlei kleedingstukken, zooals men die in den nacht en in haast bijeen grijpt, metlichten en lantaarns, terwijl allen riepen: ‘Wat is er? waar is de brand? wat is ergebeurd?’ Kordula was met haar bundeltje van den wagen gestegen, doch de boer,die eenigzins ongerust werd dat hij voor 't huis van den heer opperambtman zulk eenspektakel gemaakt had, reed haastig weg, en het verlegen meisje trad schuw nader.‘Wat is er? wat gebeurt er?’ riep juffer Lotje nog eens, toen het tengere figuurtje ophaar toetrad.‘Ach, ik ben het maar, Kordeltje uit Gumbertingen,’ zei het meisje schreijend, ‘en

ik wilde den heer oudoom eens een bezoek brengen. Oom de ontvanger heeft er mijtoe aangespoord.’‘Gij, Kordeltge? een van de vele meisjes van Christiaan uit Gumbertingen!’ riep

thans tante Sabine, ‘en de familie uit Stuttgart zendt u zoo in den nacht hierheen,geheel alleen, en ze schrijven vooraf niets? Ja, dat is juist

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 54: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

51

iets van hen; die wijze menschen in Stuttgart worden toch iederen dag dommer! Eneerlijke christenmenschen zoo te verschrikken! Ge hadt onderweg wel van den wagenkunnen vallen en in 't bosch blijven liggen!’‘Nu, wees maar bedaard,’ troostte Lotje goedhartig, die zag, dat Kordeltje bijna

begon te weenen; ‘gij kunt het niet helpen; ge kunt van nacht bij mij slapen, ge zijttoch zoo dun als een haring! ik zal spoedig nog een schaaltje melk voor u warmen,opdat ge iets warms in 't lijf krijgt!’Zoo werd dan het bedeesde, verbijsterde Kordeltje in plegtstatigen optogt tusschen

oom en tante, meid en knecht naar boven geleid. Langzamerhand kwam alles tot rust,en zij mogt nu toch haar vermoeid hoofdje veilig nederleggen aan tante Lotje's zijde.Den volgenden dag ging oudoom het land in voor ambtsbezigheden en wilde

tegelijk zijn dochter bezoeken, die eenige uren van Calw met een predikant wasgehuwd. Van de onbestemde heerlijkheden, die Kordula zich ‘van de wereld daarbuiten’ had voorgesteld, zag zij nu zeker ook hier niets, maar zij was toch beter ophaar gemak bij de beide spraakzame oude tante's, dan bij haar voorname tante inStuttgart. Voor die was toch haar mousselinen kleedje goed genoeg, ook vroegen zijhaar veel over haar ouders, broeders en zusters. Als Kordeltje dan van haar huisvertelde, scheen 't haar alsof zij reeds jaren lang van huis was geweest; ook bevinghaar een verlangen naar huis, naar ouders en broeders en zusters, nog heviger danvroeger het verlangen naar de wijde wereld daar buiten geweest was.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 55: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

52

‘Wij hooren zoo weinig van de familie,’ zei tante Sabine; ‘onze broeder houdt nietvan reizen; hij zegt, dat niets dwazer is, dan zijn geld en tijd te verreizen, om anderemenschen lastig te vallen. En bij ons komt ook bijna niemand; onze broeder wordtoud, daarom houdt hij liever zijn gemak en is geen bijzondere vriend van gastenmeer.’ Het goedhartige Lotje zag haar waarschuwend aan; want Kordeltje, gelijkgezegd is, was niet dom en begreep zeer goed den onaangenamen wenk, die in dezeopmerkingen lag. Maar 't scheen haar hier als aan 't einde der wereld; hoe ze in 'tgeheel ooit weder t' huis zou komen, was haar nog iets ondenkbaars.Des avonds kwam oudoom terug; hij was in zeer goede luim, zijn kleinkinderen

schenen hem te hebben opgevrolijkt. ‘Ik moet u hartelijk groeten van mijn Karolina,meisje,’ zei hij tot Kordula, ‘zij is tegenwoordig geheel alleen met de kinderen; haarman is naar een groote predikanten-vereeniging, en zij weet nog niet, of hij zondag't huis komt, of een plaatsvervanger zal zenden. Nu zou 't haar aangenaam zijn, zoogij tot gezelschap bij haar kwaamt; de bode gaat morgen daarheen, gij kunt dus niethem gaan; 't zal u niet te ver zijn; gij zijt dan reeds een paar uren digter bij huis.’ Hetlaatste was voor Kordeltje het troostrijkst, en ofschoon 't haar heimelijk krenkte, datmen ook hier weêr zoo spoedig van haar scheiden wilde, gevoelde zij zich tochgevleid, dat haar tante, de predikantsvrouw, haar tot hulp en gezelschap bij zichwenschte, en zij nam zich voor, haar zoo goed mogelijk te helpen.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 56: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

53

Den volgenden morgen reeds vroeg kwam de bode met zijn lederen tasch, om haaraf te halen. Tante Lotje had haar nog den zak met appelen, peeren en anderelevensmiddelen gevuld; oudoom schonk haar zelfs een halven gulden en met vrijgoedenmoed begon zij haar togt, schoon ze ook niet meer zooveel van de heerlijkheidder wereld verwachtte.Zij werd zeer vermoeid, totdat zij ten laatste het dorpje bereikte, waar tante Karoline

woonde. Dewegwas haar niet buitengewoon lang gevallen, de streek was haar nieuw;ook kon zij hier en daar onder weg een kind verblijden met de rijkelijke gaven vantante Lotje, en het allerbeste was nog - dat zij digter bij huis was, ofschoon zij nogniet regt begreep, hoe dit zijn kon.Tante Karoline ontving haar zeer vriendelijk en liet het haar niet aan spijs en drank

ontbreken. De kleine neefjes en nichtjes, die ten deele nog op den grond rondkropen,herinnerden haar aan de kleine broertjes en zusjes te huis; maar om er op te passen,vond zij niet zoo gemakkelijk. ‘Pas vooral goed op Ernstje en Klaartje,’ had tantehaar gezegd, ‘zoolang ik in den tuin ben. Zorg maar, dat ze elkaâr geen kwaad doen,dat zij zich niet stooten en niets breken, en dat zij tevreden blijven; ge kunt daarbijtevens Sophie de les overhooren.’Onderwijl nu Sophie haar les met moeite opzei, was Ernstje naar de belendende

kamer gekropen en had moeders naaimand omgegooid, zoodat knoopen, naalden,garen, zijde, schaar, haken en oogen alles verward over den grond lag. Terwijl nuKordula toeschoot, om alles weêr

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 57: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

54

bij elkander te rapen, had Klaartje in een openstaande kast den suikerpot ontdekt,die anders nooit een der kinderen in de hand mogt hebhen. ‘Ikke moeder!’ riep zijjuichend en gaf het bewijs van hare moederlijke waardigheid, door met volle handende suiker in haar mondje te stoppen. De kleine Ernst kroop er ook bij en wilde zijndeel; de anders bedaarde Sophie wilde als oudere zuster tusschenbeiden komen entrok het kind den suikerpot uit de handen; de kleine Ernst, die zich juist aan een stoelhad opgerigt, viel, en het was een geschreeuw, een leven en spektakel, dat depredikantsvrouw het in den tuin kon hooren en met de meid toesnelde. Kordulaverontschuldigde zich zoo goed het ging, ook deed tante haar geen verwijtingen,maar zeide op medelijdenden toon: ‘Ge kunt met het lastige volkje nog niet teregtkomen; lieve Hemel! als men nog zoo jong is, is men nog te dom en onhandig!’ eenverontschuldiging, die Kordeltje's eergevoel meer krenkte, dan elk verwijt.‘Weet gij wat, nichtje,’ zei den volgenden morgen de predikants vrouw, ‘bij de

kinderen kunt ge mij juist niet veel van dienst zijn; maar ik heb twee geiten voor dekinderen, die geven zulke slechte melk, als zij altijd op stal staan, en ik heb niemand,die ze buiten hoedt. Ga nu met deze wat op de weide, ginds terstond achter den tuin;laat ze daar rondspringen en gras en groen eten. Ge kunt er bij breijen of wat ge wilt.Des middags zend ik dan buurmansMichel, als hij uit school komt, om u af te lossen.’

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 58: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

55

Nuwas Kordula volstrekt niet tot hoogmoed grootgebragt, zij was t'huis ook gewoongeweest allerlei arbeid te doen, wat maar noodig was; maar dat zij, Kordula, die reedshaar belijdenis had gedaan, hier bij tante, waar zij logeerde, nog de geiten moesthoeden, een bezigheid, waartoe men bij haar t'huis de geringste knapen bezigde, ditkrenkte toch verschrikkelijk haar gevoel van eigenwaarde. Zij kon naauwelijks detranen onderdrukken, toen zij achter de aan haar zorg toevertrouwden langs het smallepad, tusschen heggen door, naar de weide toog. Zelfs het rijk gevulde mandje, dattante Karolina haar ter versnapering had meêgegeven, kon haar niet troosten.Daar zat zij nu buiten op de weide; haar geiten vermaakten zich aan een heg. Zij

trok de breikous te voorschijn, waarmede tante haar ook had voorzien; maar zij hadniet veel lust in breijen. Het was fraai weder en warme zonneschijn, en 't verlangennaar huis kwamweêr met alle magt bij haar op. Daarom dus had zij zich zoo verheugdtegen haar eerste reis, daaromwas zij ten drie uur met Bartel uitgetrokken en middenin den nacht met den houtboer gereden, om thans hier geiten te hoeden! En hoe zouzij nog weêr t'huis komen? zij wist immers weg noch steg. - Het werd bijna middag;geen mensch was er wijd en zijd te zien; 't was haar alsof zij geheel alleen op dewereld was; - toen hield zij haar hoofd in den voorschoot en weende bitter.‘Wat is er, kleine, waarom zoo treurig?’ vroeg een vriendelijke stem, die aan

Kordula zeer bekend klonk. Zij zag op met haar beschreide oogen - waakte of

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 59: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

56

droomde zij? Het was haar eigen, lieve, wezenlijke papa, wiens gelaat haar thanswas als dat van een engel, en die niet minder verwonderd was, zijn Kordeltje hieraan te treffen, dan zij het was, haar papa te zien.‘Ja, Kordeltje, wat doet gij toch hier?’‘Ik,’ begon zij half beschaamd, en 't werd haar weder droevig te moede, - ‘ik moet

de geiten van tante hoeden.’‘Nu,’ zeide hij troostend, ‘dat is het ergste niet, wat u bij dit schoone weder kon

wedervaren.’‘Maar, papa, hoe komt gij zoo hier?’ vroeg thans Kordula, verwonderd, dat niet

ieder haar voor een zeer mishandeld schepsel aanzag.‘Nu, dat zal ik u verklaren,’ zei de vader, zich naast haar nederzettende, terwijl

Kordeltje, hoogst gelukkig en zich als gered gevoelend, hem stijf in de oogen zag.‘Ik ben onverwacht dringend uitgenoodigd geworden, gisteren nog de grootevergadering van geestelijken te Stuttgart bij te wonen en heb onzen neef, den predikantvan hier, daar ontmoet; deze echter ontving een boodschap, dat hij zijn zieken broederte Ulm nog moest bezoeken. Daar ik nu te huis reeds een plaatsvervanger voor mijbesteld had, heb ik mij aangeboden om hier voor hem te preken; gij weet wel dat ikgaarne een voetreisje maak. Ook heb ik van tante, de ontvangersvrouw, vernomen,dat gij bij uw oudoom zoudt zijn, en dacht: ik kon u dan meteen mede naar huisnemen, indien gij geen lust hadt, om nog langer te reizen.’‘O neen, papa, o neen!’ riep Kordeltje; en ditmaal

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 60: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

t.o. 56

Lith. v. Tresling & Co. Amst.Bladz. 56

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 61: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

57

weende zij bijna van blijdschap; ‘o, wat wil ik graag weêr naar huis! Maar hoe is hett' huis, zijn zij allen gezond? En wat is er al zoo gebeurd? Leeft onze kat nog en isMientje groot geworden?’‘Nu,’ zei de predikant lagchend, ‘in vijf dagen kan wel niet veel gebeurd zijn.’‘Vijf dagen! o, papa, ik ben immers reeds zoo lang van huis geweest!’‘Zoo?’ zei de predikant nadenkend, ‘wij willen eens uw reisbeschrijving

doorloopen. Op Dingsdag zijt gij met Bartel naar Stuttgart gereisd...’‘Ja, en den volgenden dag met den houthoer naar oud-oom....’‘Goed, dat was Woensdag, en wanneer zijt gij hier gekomen?’‘Gisteren,’ zei Kordula eenigzins verlegen.‘Nu, en heden is 't Zaturdag; als wij dus Maandag met elkander naar huis gaan,

dan zijt ge juist één week weg geweest.’ Dat kon Kordula echter zeer moeijelijkbegrijpen, het kwam haar veel langer voor.Haar plaatsvervanger Michel kwam, om de hoede der geiten van haar over te

nemen, en Kordula ging gelukkig en trotsch aan haar papa's zijde naar het dorp. Depredikantsvrouw was zeer verwonderd over den gast; maar zij deed den heer neef,die 's Zondags een zeer schoone preek hield, alle eer aan en maakte een heerlijkenpodding; ook Kordula werd thans meer als gast behandeld.Haar gelukkigste dag was evenwel Maandag, toen zij met vader weder naar huis

zou trekken. O, hoe vlug

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 62: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

58

en luchtig liep zij daarheen! Zij had niet eens verlangd, dat vader onderweg nog eenwagentje nam, om de reis wat gemakkelijker te maken. En toen zij in deavondschemering de oude kerktoren van Gumbertingen weêrzag, en te huisaanschelde, en moeder, zusters en broeders, groot en klein, alle kwamen aanspringen:‘Kordeltje is mede gekomen!Welkom, welkom, Kordula!’ o, toen had zij wel kunnenschreijen van vreugde: zij had toch niet geweten, dat het t' huis zoo lief en goed is.En zoo heerlijk als dien nacht weder op haar eigen bed, had zij in haar leven nooitgeslapen!Ofschoon de oude kat nog leefde en er overigens ook niet veel nieuws gebeurd

was, viel aan Kordeltje toch een verrassing ten deel. Mevrouw de Dekensvrouw, eengoede vriendin der familie, had aan de meisjes het sierlijke naaitafeltje van haaroverledene dochter ten geschenke gegeven; dit stond nu bij het venster en zou Sophieen Kordula te zamen belmoren, terwijl Frederika bij moeder aan de naaimand zat.Zoo was zij nu in de rij der groote zusters opgenomen, en had er niet meer onder telijden, dat zij de middelste was.Er was natuurlijk veel en velerlei voor haar te doen, al moest zij t'huis juist geen

geiten hoeden; maar zij deed alles met geheel anderen zin dan vroeger. Zij kon nuheel bedaard afwachten, tot zij weêr eens op reis zou gaan; zij had ondervonden, hoegoed het ‘in eigen huis’ is, waar men een plaatsje heeft waar men behoort, en zijleerde zich hoe langer hoemeer bemind te maken, bij haar ouders en de haren, doordatzij vrolijk en gewillig

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 63: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

59

deed, wat er te doen was, zonder er om te morren of te meenen dat zij te veel deed.Kordula is nu een oude vrouw geworden, en er leeft niemand meer die haar nog

Kordeltje noemt. Haar reis door 't leven is dikwijls niet veel genoegelijker geweestdan haar eerste reis als meisje; maar de goede God heeft haar op den ouden dag eente huis bereid, een plaatsje, waar zij bemind en geacht is en waar zij zich rustig kanbereiden voor het eigenlijke en schoonste ‘te huis’, 't welk wij nimmer meer zullenverlangen te verlaten.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 64: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

60

Door ramp tot geluk.

De goede God had het land met een gelukkig jaar, met helderen zonneschijn envruchtbaren regen gezegend. Alom heerschte vrede; alle boomen hingen vol kostelijkevrucht, aan de groene heuvels in de Rijnlanden rijpten de heerlijkste druiven; deharten waren vrolijk en de arbeid viel niemand zwaar. Ook voor de kinderen was heteen goede tijd; de tuinen waren vol: overal was wat te smullen en de overvloedmaakte de harten milddadig, zoodat zelfs zij, voor wie geen boom groeide, die geenstukje land hun eigen konden noemen, niet ledig naar huis gingen.'t Was in een schoone groote stad aan den Rijn, op een heerlijken zomeravond,

toen van alle heuvels, van weiden en dalen, de avond een rustig en ijverig leven teaanschouwen gaf, dat zich in vreedzame tijden zoo behagelijk voordoet.Uit de kleinere woningen in dat gedeelte der stad, waar de wijngaardeniers en

landbouwers woonden, steeg reeds een ligte rook op: daar maakte een zorgvuldigemoe-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 65: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

61

der het avondeten gereed. Hoog beladen wagens met welriekende wijnranken trokkennaar huis, en vrolijke kinderen, die er boven op zaten, zagen in triumf van de groenehoogte naar beneden. Andere troepjes kinderen trokken jubelend aan een handwagen,waarop manden met roodwangige appelen stonden. De wijnoogst was nog nietbegonnen, slechts hier en daar bragt een wijngaardenier met vrolijken trots eenmandjemet uitgezochte druiven den berg af, die hij naar den een of ander geachten heer tengeschenke bragt, en als een proef, hoe heerlijk dit jaar de wijn zou zijn; en toen hijeen der groote donkere trossen in de hoogte hield en den voorbijgangers toonde,lieten zij allen een kreet van bewondering hooren, terwijl de kleinen met begeerigeblikken naar boven zagen.Te midden van deze levendige avondlijke beweging, trok in rij en gelid, bijna als

soldaten, een troepje kinderen voorbij, voor wie geen appel rijpte en geen druifgloeide; die vreemd en zonder er deel in te hebben aan al die bezige menschen envrolijke kinderen voorbij gingen, en die ook door deze als vreemdenwerden nageoogd,alsof zij tot een geheel anderen kring behoorden. Zij gingen allen eveneens gekleed,de jongens in grijze buis, de meisjes in blaauw katoen, - het waren de kinderen uithet weeshuis. De jongens zagen niet veel rond en waren stil; hier en daar zag er weleen naar de kinderen ‘van de buitenwereld,’ en hij dacht er aan, hoe hij ook eens metzijn vader van het veld naar huis was gegaan, of moeder aan den voorschoot gehoudenen appelen uit haar

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 66: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

62

zak genomen had; maar hij sprak er niet van. De meisjes keken meer rond, praattenmet elkander en vertelden van haar te huis: hoe haar moeder ook een tuintje hadgehad, of haar vader eens een wijnberg. Aan 't einde van den trein meisjes, 't digtstbij de onderwijzeres, die den trein sloot, om een oog te houden op de kleine schaar,ging tusschen twee grooteren een klein meisje, naar 't welk alle voorbijgangers zagen.Dit meisje was als de overige kinderen, in een eenvoudig blaauw katoenen rokjegekleed; maar het had zulk een fijn, lief gezigtje en een kopje met zulke rijke blondelokken, als men nog nimmer bij een weeskind had gezien. Want gewoonlijk werdde meisjes, om de eenvoudigheid, het haar kort gesneden; alleen dat van Doortje hadmen laten groeijen, omdat het zoo heel mooi en krullend was. De grootere meisjesschenen Doortje ook met bijzondere teederheid te behandelen; zij droeg eenbloemenruiker in de hand. Het kleine meisje was klaarblijkelijk de lieveling van hetgesticht.'t Was niet, dat er volstrekt niets van al den zegen op land en veld voor de

weeskinderen was gegroeid; menige mand niet appels werd door milddadige handennaar het weeshuis gezonden; ook was er een tuin achter 't huis, waarin schooneappelboomen stonden, en de kinderen hadden God en goeden menschen te danken,dat zij hier geen bitter bedelbrood behoefden te eten; maar 't is heel iets anders, aande hand des vaders naar huis te keeren door den zegen die op ‘ons veld’ en in ‘onzentuin’ gewassen is, dan zoo in rij en gelid onder een

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 67: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

63

vreemd dak in te trekken, waar geen zoo hartelijk ‘goeden dag’ ons tegenklinkt, alste huis.Als kinderen, wies de tucht van een trouwen vader ongevallig is, die het hart der

moeder krenken door een weerspannig, onvriendelijk gedrag, als die eens metaandacht zulk een trein van weeskinderen wilden aanzien, welligt zou hun hart warmworden voor den zegen van een ouderlijk huis, en zij zouden God er voor dankendoor een liefderijk kinderlijk hart.Het kleine krulkopje, door de kinderen ‘verzen-Doortje’ genoemd, omdat zij

bijzonder gemakkelijk allerlei liedjes en versjes van buiten leeren en opzeggen kon,gevoelde wel is waar niet, dat haar iets ontbrak, dat geen moeder haar in de blaauweoogjes zag, geen vaderhand haar blonde lokken streelde; zij had vader en moedernooit gekend, en niemand kon haar zeggen, waar zij te vinden waren; zij kende geenander te huis dan het weeshuis.Twee jaren geleden was een arme schoenmakersvrouw uit de stad met het driejarig

kind bij den Bestuurder van 't weeshuis gekomen en had gevraagd, of het arme kinddaar niet kon worden opgenomen.‘Is het uw kind?’ vroeg de Bestuurder.‘Neen, mijnheer, mijn man leeft nog, God dank, en van de mijnen zou ik er geen

kunnenmissen; ook dit kind geef ik zeer ongaarne af. Maar wij hebben er zes, weldrazeven, en ik kan mijn man niet vergen, dat hij ook nog voor een vreemd kind zalwerken.’‘En wien behoort dan het kind?’‘Ach, weet gij, van 't winter twee jaren geleden, was

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 68: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

64

een komediantentroep hier, in de Zon; ze hadden het kwaad genoeg; destijds had ikmijn kleinen Peter aan de borst; toen kwam men mij halen, een jonge vrouw lagzwaar ziek, en men vroeg of ik niet nevens het mijne ook haar kindje zou kunnenzogen. Mijn man wilde niet, dat ik mij met zulke menschen zou inlaten, maar ik hadmedelijden met de vrouw; zij was zeer zwak en weende aanhoudend, en het kindjewas zoo teer. Zoo nam ik dus het schaapje met mij naar huis, om niet alle dagen denverren weg naar de Zon te loopen; de jakjes en doeken, die de vrouw het, mede gaf,waren niet zeer nieuw, doch van fijne stof gemaakt Den vader van het kind heb ikniet gezien. Slechts eens, toen het kindje reeds goed begon te groeijen, heb ik 't hunweêr t'huis gebragt: toen was de man er bij; een barsche, groote heer met eengeweldigen bakkebaard. De vrouw had een onbeschrijflijke vreugde aan het kindje;de heer zeide niet veel, hij keek er maar zoo wat over heen. “Wij moeten nuvertrekken,” zei hij tot mij, - de andere komedianten waren reeds lang weg, - “hetkind is nog te teer, dan dat wij het zouden kunnen medenemen; het schijnt bij u goedte groeijen; wilt gij het in kost behouden? Ik betaal het kostgeld een half jaar vooruit,”zei hij, toen hij zag dat ik mij bedacht. En hij telde mij dertig gulden op de tafel voor;hij moest ze uit allerlei laadjes en beursjes bij elkander zoeken, de arme man! er wasook nog een goudstuk bij, dat de vrouw uit een klein beursje haalde, dat zij op haarhart droeg. Ik had het kindje zoo lief, ik zou het wel

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 69: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

65

voor niets hebben willen behouden; maar wij waren arm, het geld kwam mij als vanden hemel gezonden, mijn man moest juist leder koopen. Zoo heb ik dan het kinden het geld medegenomen; de vrouwweende echter zoo, dat een steen er van geroerdzou worden, en wilde het kind niet uit haar armen laten; de heer werd ten laatste zeerkwaad. Hij zeide, zij zouden spoedig weder naar het kind komen zien, en de vrouwbond het nog een dun gouden kettingje om den hals; het duurde lang, voor ik eindelijkweg kwam.Mijn man was boos, dat ik niet eens den naam van de menschen wist - ik had dit

vergeten - en in de herberg zei men, dat de heer Eichstroom heette, maar men wistnooit zeker, welke de regte naam van zulke lieden was. Daar mijn man het geld zoonoodig had, was hij er toch ten laatste meê tevreden.De menschen hebben niets meer van zich laten hooren en dertig gulden is alles,

wat wij van het kind gehad hebben. Wij houden er echter heel veel van, en zooals iku zeide, als er bij ons zestal nog niet een zevende kwam, zou ik het zeker niet willenmissen.’‘Ja, lieve vrouw,’ zei de Bestuurder, ‘wij nemen zulke jonge kinderen in 't geheel

niet op; eigenlijk is ons weeshuis slechts voor kinderen, die reeds in de schooljarenzijn; voor kleinere kinderen zijn andere gestichten in 't land.’‘Ach, mijnheer, ik bid u, neem het toch!’ hernam de vrouw; ‘ziet ge, ik kan zoover

niet meer rondloopen om een onderkomen voor 't kind te zoeken en mijn man

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 70: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

66

is er geheel ongeschikt voor en kan het volstrekt niet. En ik zou zoo gaarne willen,dat het hier bleef, opdat ik 't ook nog eens kon zien. Het is een lief, vrolijk kind, enzal u niet veel last veroorzaken, en zoo klein als het is, kent het toch al zulke mooijeversjes; zeg maar eens op, Doortje! Ze is Dorothea gedoopt,’ zei zij tot opheldering,‘'t is volstrekt geen komedianten naam.’Het kleine meisje, dat op den grond was gaan zitten en met een paar stukjes papier

gespeeld had, die daar lagen, stond op den wenk harer pleegmoeder op, plaatste zichregt voor den Bestuurder, zag hemmet haar onschuldige blaauwe oogen zonder vreesaan en zei, zonder zich te bedenken, met haar teere kinderstem het versje op, dat deschoenmakersvrouw als avondgebed haar geleerd had:

Dierb're Heiland, heb erbarmen,Breid uw zegenende armenOver al uw kind'ren uit.Wil 't gevaar mijn sponde naken,Laat dan eng'len mij bewaken,Als de slaap mijn oogen sluit.

DeBestuurder gevoelde zich wonderlijk getroffen door den blik van het kind en doorhet wezenlijk gevoel waarmede zij haar versje opzeide. Er waren eenige plaatsen in't weeshuis open: een der onderwijzeressen toonde zich bereid, de meer dan gewonemoeite, die zulk een klein kind vereischte, op zich te nemen. Zoo werd dus Doortjeopgenomen, en was spoedig de algemeene lieveling, het ‘kind’ van het huis geworden,en de onderwijzers hadden

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 71: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

t.o. 66

Lith. v. Tresling & Co. Amst.Bladz. 66.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 72: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

67

slechts te zorgen, dat zij niet bedorven en ijdel werd, daar zij overal versjes moestopzeggen, die ze zoo gemakkelijk onthouden kon.'t Was goed, dat het kind in 't weeshuis een te huis had gevonden; want de goede

schoenmakersvrouw was kort daarna gestorven, de man was hertrouwd en niemandter wereld bekommerde zich om Doortje. Zij groeide echter vrolijk en tevreden op,als de lelie des velds; speelgoed had zij niet veel en behoefde ze ook niet. Zij konoveral mede spelen; met kersmis had zij een mooije pop gekregen, die werd echterweggeborgen en alleen zondagmiddagmogt zij er meê spelen; Doortje echter maaktepopjes van een aardappel en van de knoppen der klaprozen; zij speelde met haarvingers, als zij niets anders te spelen had, gaf die allerlei namen en liet ze heelegesprekken met elkander houden. Den onderwijzers, die de afkomst van 't kindkenden, scheen deze neiging tot komediespelen dikwijls wel wat bedenkelijk;gevaarlijker nog de gave, die het vroeg openbaarde, om de menschen na te bootsen,en waarin de andere kinderen maar al te veel vermaak schepten.‘O Doortje, doe jufvrouw Klump eens na!’ Dit was de naai-jufvrouw; dan nam

Doortje een schooltasch aan den arm, die den arbeidszak van jufvrouwKlumpmoestverbeelden, wandelde zeer deftig en statig, met het hoofd in den nek en de voetennaar buiten, de kamer door en vermaande de meisjes: ‘Kinderen, weest zoet! blijftnetjes in de rij! gaat regt op, zoo als ik!’ En hoe meer de anderen het uitgierden vanlagchen, des te meer be-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 73: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

68

ijverde zich het kleine meisje; straf en vermaning hielpen daartegen niet veel; hetbeviel haar te zeer, de anderen zoo te vermaken.Eens waren de meisjes alleen in het schoolvertrek. ‘Kom, Doortje! wien doet ge

nu na?’ riepen ze, toen Doortje reeds allerlei vertooningen uitgevoerd had; ‘o, o, dendominé!’ riep een moedwillig meisje. De predikant van het weeshuis was een zeergoed en vriendelijk man, die zich van ganscher harte het lot der kinderen aantrok;tengevolge eener ligchamelijke kwaal hield hij, vooral bij 't preeken, het hoofd scheef,wat vreemd stond; tevens had hij zich bij 't preeken een uiterst langzame en gerektespraak aangewend.Doortje was 't eerst niet heel naar den zin, toen een der meisjes haar een zwarten

voorschoot aanbond en van papier een bef had gemaakt; doch toen zij op denpreekstoel klom, haar krullenkopje scheef hield en op langzamen, sleependen toonaanhief: ‘Wij zijn hier weder vergaderd, mijne lieve kinderen;’ toen barstte eenonbedwingbaar gelach bij de meisjes uit, en Doortje was juist op 't punt voort te gaan,toen de deur langzaam open ging en een ernstige stem vroeg: ‘Nu, hoe is het verder?’Het was de predikant zelf. Het lagchen werd door doodelijke stilte vervangen;

eenige der meisjes slopen onder de schoolbank, andere sloegen den voorschoot over't hoofd en meenden alzoo niet gezien te worden, en Doortje bleef verstijfd van schrikop haar preekstoel staan. ‘Ik wil u verder helpen, mijn kind,’ sprak de predi-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 74: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

69

kant, plaatste zich nevens haar en ging met bedaarden ernst voort: ‘Gij zijt nog tejong, om het diepe geheim der goddelijke heilleer te verstaan; maar gij zijt oudgenoeg, om te weten, dat de Heiland ook voor u in de wereld gekomen is, en dat hijde kinderen tot zich geroepen heeft. Aldus begon mijn laatste preek,’ zei de predikantzacht tot Doortje; ‘zijt gij zoo op den weg tot den Heer, die ook u tot zich roept?’Doortje was zachtjes den preekstoel afgestegen en verborg bitter weenend haar

gelaat met beide handen; zij zou neêrgezegen zijn, als de geestelijke het nietverhinderd had; haar berouwwas nog grooter, dan zelfs de vrees voor straf. ‘Gemoethet niet meer doen,’ zei de predikant goedhartig; ‘gij moet ook andere menschen nietzoo bespotten. Alle toejuiching en bijval uwer makkers kan niet opwegen tegen 'tleed dat gij er één' mensch mede doet.’Lang nog was het meisje bevreesd voor de straf, die niet achter zou blijven, als de

meester het gewaar werd; doch de goede dominé had gezwegen. Van dit uur wasDoortje niet meer te bewegen, iemand na te bootsen, hoe sterk ook bij haar zelve delust er toe zijn mogt.Maar Verzen-Doortje bleef zij; niemand wist, waar zij al die liedjes en versjes van

daan had, die ze van buiten kende; en zij zei ze maar niet op, zooals ze haar toevalliginvielen, neen, bij iedere gelegenheid schoot haar ook een gepast liedje in; als ergezongen zou worden op een wandeling of gedurende de werkuren, moest Doortjealtijd den tekst opgeven.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 75: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

70

Anders was zij juist geen geloerde. In den beginne had men wegens haarbuitengewoon geheugen groote begaafdheid bij haar verondersteld; maar zij was teverstrooid, om het in 't leeren zeer ver te brengen; vooral was zij geen heldin in 'trekenen. Onderhoudende verhalen te lezen, was haar grootste lust; met kersmiswerden aan het weeshuis veel mooije kinderboekjes geschonken en zij was zeergelukkig, als zij 's zondags er een mogt hebben, en zich dan in huis of in den tuin ineen stil hoekje kon afzonderen om er in te lezen. Later knipte zij popjes van papieren voerde daarmeê voor de andere meisjes allerlei geschiedenissen uit; bij allekinderenwasDoortje bemind enwerd voor zeer schrander gehouden. Het avondgebed,dat zij nog van de schoenmakersvrouw had geleerd, vergat zij niet, en zij bad hetsteeds stil voor zich, als na de avondgodsdienst in het groote schoolvertrek de kinderenter rust gingen; onwillekeurig was 't haar, alsof die woorden een beschermend dakover haar uitbreidden; zij zou niet hebben kunnen slapen zonder haar versje.Doortje gevoelde zich volstrekt niet ongelukkig in het weeshuis en begreep niet

regt, waarom demenschen vaak met zooveel medelijden naar den trein weeskinderenzagen. Zij had immers nooit een ander leven gekend, zij had nooit op eens vadersknie gezeten, nooit den kus eener moeder gevoeld; men behandelde haar vriendelijk,zij wist niet dat haar iets ontbrak; zij nam ook de weldaden van 't huis, zijnbescherming tegen honger en koude, het onderrigt, dat zij genoot, eveneens op,

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 76: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

71

als andere kinderen de zegeningen van hun ouderlijk huis, - zij dacht, dat het zoobehoorde.Wel is waar, als zij zoo in een rij met de andere kinderen ging wandelen, en er

reden haar elegante rijtuigen met fraai getooide kinderen voorbij, of als op defeestdagen van het weeshuis heeren en dames uit de stad kwamen, met de anderekinderen spraken en hun geschenken deden, - danmaakte zij zich een helder, gekleurdbeeld van die buitenwereld; en zij stelde er zich veel schoons en wonderbaars vanvoor, als zij, na haar belijdenis gedaan te hebben, uit de enge muren van 't weeshuisdeze wereld zou intreden; hoe? dat wist zij zelf niet.Ook begon zij over haar ouders na te denken, toen zij ouder werd; vele der kinderen

hier hadden nog een moeder, of een grootmoeder, die ze mogten bezoeken in devacantiën, en van welke zij vertelden, als zij terug kwamen. Anderen hadden hunouders nog gekend en de meisjes waren steeds begeerig iets te vinden, waarop zijzich bij hunne makkertjes konden beroemen. ‘Mijn moeder heeft nog een tuin bijhet huis,’ vertelde de een, ‘daarin zijn zulke schoone appels, zoo groot als mijn vuist.’‘O, en mijn tante heeft een appelboom bij het venster, daaraan zijn appelen als

kegelballen zoo groot,’ beweerde een ander. ‘Mijn grootmoeder woont in de stad,’zei een derde, ‘daar zijn geen appelboomen, maar zij woont in een gedeelte van zulkeen prachtig huis, dat het een paleis gelijkt!’ - ‘Ja, ze zal in een kelder wonen!’ wierp

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 77: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

72

een afgunstige er tusschen. ‘Niet in een kelder, in het achterhuis,’ blufte Kaatje weêr,‘en ze heeft zulke fraaije bloemen voor haar venster!’ Doortje kon over niets roemenen niets vertellen; zij moest de vacantie in het weeshuis doorbrengen, als soms nieteen vriendelijke onderwijzeres haar met zich naar haar familie nam.Met de kinderen van den schoenmaker hield zij de vriendschap aan, ofschoon zij

er zeer zelden in huis kwam, daar zijn tweede vrouw niet veel van haar wilde weten;zij groetten elkander vriendelijk, als zij elkaar buiten ontmoetten; Johan en Marie,die beide met Doortje het meest in leeftijd overeenkwamen, waagden 't soms deplaats van het weeshuis over te gaan, om haar, als ze konden, een fraaije peer of ietsanders toe te steken, - maar zij wist wel, dat de schoenmakers-familie niet aan haarverwant was, ofschoon men haar Dorothea Schefer noemde, naar den naam van denschoenmaker. ‘Uwe moeder was een vreemde, die hier niet lang gewoond heeft,’ zeihaar de Bestuurder, toen zij later eens den moed vatte, hem hiernaar te vragen; ‘zijis zeker reeds lang dood, en wij kennen haar naam niet.’ Doortje durfde niet verdervragen, maar zij kon het niet weder vergeten. Vaak hield zij zich voor onuitsprekelijkarm en verlaten, veel meer dan een der andere kinderen, die toch wisten, waar hetgraf hunner ouders was; doch dikwijls bleef zij ook aan de woorden hechten: ‘Zij iszeker reeds lang dood;’ zeker, dus heel bepaald wist de Bestuurder het ook niet, enzij bedacht allerlei won-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 78: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

73

derlijke geschiedenissen, hoe zij de verloren moeder zou kunnen wedervinden.

Zoo was Doortje in het weeshuis opgegroeid, groot, gezond en knap geworden; deblonde lokkenwaren sedert lang glad gekamd en in vlechten, toen zij na de aannemingafscheid kwam nemen van den geestelijke, wien zij sedert dien morgen in de schoolsteeds met innigheid had aangehangen.‘Nu, Doortje, waar gaat ge thans heen?’ vroeg de vriendelijke heer.‘Ik weet niet,’ zei Doortje, en tranen kwamen haar in de oogen; ‘er is geen enkel

mensch in de heele, wijde wereld, die zich om mij bekommert.’‘Kent gij uw lijfspreuk nog?’‘Mijn vader en mijn moeder verlaten mij, maar de Heer neemt mij op,’ hernam

Doortje zacht.‘Nu, houd u daaraan, lief kind, dan zult gij niet versagen; gij hebt een rijken vader.

Gij hebt ook op aarde menschen die aan u denken,’ voegde hij er vriendelijk bij; ‘ikheb, bijvoorbeeld, een regt geschikt plaatsje voor u uitgevonden bij de weduwe vanmajoor Sternberg; dit is een brave vrouw, die een jong dienstmeisje begeert; de dienstzal bij haar niet te zwaar zijn en ik ben er zeker van, ge zult u goed gedragen en mijnaanbeveling eer aandoen.’ Doortje zeide niet veel op dien vriendelijken voorslag; zijkon er volstrekt niets tegen hebben, en toch, - zij wist niet, waarom zij niet volkomen

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 79: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

74

tevreden was, - maar zij had het zich toch anders voorgesteld, als zij in de wereldzou komen; doch hoe? Doortje was een verstandig meisje en weldra, zestien jaar, zijbegreep wel, dat zij den predikant hartelijk dankbaar moest zijn voor zijn hulp, enzij troostte zich zelve met een van hare talrijke versjes:

Wie wil hand'len met verstand,Leg zijn wenschen aan den band;Wie te hoog ze uit laat vliegen,Zal te deerlijk zich bedriegen.

En toen de predikant vroeg: ‘Nu, Doortje, wat zegt ge?’ toen zeide zij vriendelijk:‘Ja, ik wil gaarne naar mevrouw Sternberg, als zij mij maar hebben wil.’

Van de pracht en ijdelheid der goddelooze wereld, waarvoor men haar hadgewaarschuwd, heeft Doortje vooreerst niet veel gezien, toen zij in haar nieuwedienst getreden was. Mevrouw Sternberg woonde op de derde verpieping in eeneenzame straat: daar had zij drie kamertjes, die zoo netjes en knapmoesten gehoudenworden als een porselein-kast; de grond was zonder stofje, de wanden helder geboenden de vensters zoo helder als kristal, met sneeuwwitte gordijnen er voor; voor hetvenster stond een sierlijk werktafeltje, daarbij een kleine, net geborduurde fauteuil,en hierop zat mevrouw Sternberg, zelf een kleine dame, meestal in een grijs kleed,met een zwartzijden boezelaar en een sneeuwwitte fijn geplooide muts. Er wasontzettend veel te doen bij me-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 80: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

75

vrouw Sternberg, ofschoon zij geheel alleen was en zeer eenvoudig leefde; haarlatafel was versierd met nette porseleinen beeldjes, op het eene hoektafeltje stondenkunstige kopjes en koffijkannen met roode appeltjes er op, en op het andere allerleimandjes en doosjes, waarvan geen mensch wist waartoe zij dienen moesten; aan denhaard stonden twee zorgvuldig gevoerde mandjes, in een van welke Milly, het katje,en in het andere, Betsy, het hondje, hun zacht leger hadden, alles in de kamer; totaan het geel koperen beslag van de porseleinen kagchel, en het haardstel, waaroptang en pook stonden, alles moest schoon en blank gehouden worden: nergens eenstofje, alles zoo netjes in orde, alsof aardmannetjes het bij elkaar hadden gebragt.Doortje was in 't begin in aanhoudende bewondering over al die fraaije zaken, invergelijking met de geheel pronkelooze eenvoudigheid in het weeshuis; haar oogenwaren tweemaal zoo groot als gewoonlijk van louter verbazing; ook kon zij eerst,niet begrijpen, dat er zooveel werk noodig was voor zulke kleine dingen. Maar zijleerde het spoedig; zij kreeg zelfs schik in die vele fraaije zaken, vooral met deporseleinen beeldjes maakte zij persoonlijke kennis en hield er dikwijls ganschegesprekken mede. ‘Hoe, gij lange!’ zei ze tot een wijngaardenier, die den Herfstmoest voorstellen, ‘ga een weinig op zijde, maak plaats voor het schoone juffertjemet haar bloemen,’ - dat was een Flora, - ‘anders komt die oude, daar achter, ensteekt u met de punt van zijn vork,’ de oude was een Neptunus met een drietand; -‘ga mij een beetje uit den

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 81: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

76

weg, oude heer,’ zei ze tot den Winter, die besneeuwd, in mof en pels gestoken was,‘mijn lief bloemenmeisje schrikt anders; ga naar achter bij dien kleinen jongen,’ -het was een Amor, ‘die kan wel een stukje van uw langen pels gebruiken!’ Zelfs haarouden lust in komedievoorstellingen - ofschoon zij nog nooit een schouwburg gezienhad - kon zij niet bedwingen, als zij eens alleen was; zij voerde de schoonste tooneelenuit met de goden en godinnen, boeren- en damesbeeldjes, en bragt dan alles wederzorgvuldig in orde.Mevrouw Sternberg was vriendelijk en geduldig met haar, zij kreeg het vrolijke

meisje spoedig lief en toonde haar onvermoeid, hoe zij alles schoon en in orde moesthouden. Zij was nog niet oud, maar vroeg weduwe geworden, en had sedert zoogeheel alleen voor zich zelve geleefd. Daar zij geen kinderen had, had zij zich zelveallengs een kleine fraaije wereld geschapen en zich daaraan gewend; zelfs Milly enBetsy waren heel fatsoenlijke beesten, die niets vuil maakten.Betsy, een fraai hondje, was Doortje's trouwe medgezel bij haar uitgangen en

sprong vrolijk om haar rond, verblijd als het was, dat het zich niet meer zoo ingetogenbehoefde te gedragen, als in de kamer.Ook aan kinderen ontbrak het niet geheel. Een nicht van mevrouw Sternberg was

in dezelfde stad gehuwd en had een aardig kindertroepje. De kleinsten, van vier totzeven jaar, waren de lievelingen der tante, en 't was voor hen een groot feest, als zijnaar de ‘nette tante’ mogten, zooals de kinderen haar noemden.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 82: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

77

In hun helderste en netste kleedjes, met sneeuwwitte boezelaartjes en frischgewasschen, rozenkleurige gezigtjes, kwamen zij aantrippelen, en 't was hun plegtigte moede, als zij uit de wel eenigzins ongeregelde drukte van hun ouderlijk huis inde fraaije kamer van tante kwamen met al die mooije dingen.Vóór Doortje had mevrouw Sternberg een oude dienstmaagd gehad, die zelfs nog

een erfstuk harer moeder was; een brave vrouw, maar knorrig en brommig en nogveel bezorgder voor haar mooije kamer, dan haar mevrouw zelve. Aan deze warende kinderbezoeken nooit aangenaam, en de kleinen waren geweldig bang voor haar.‘Ach, daar is dat kleine goed weer,’ preutelde zij voor zich, ‘nu heb ik later weer watte poetsen! Geef toch acht, treed niet op 't karpet! stort de melk niet! stoot niet aanhet mandje!’ De kleinen waren in gestadigen angst geweest en tante durfte 't bijnaniet meer wagen, ze te laten komen.Thans was 't heel anders met het jonge, vriendelijke Doortje, die zich zelf als een

kind over de kleine gasten verheugde. Zij spreidde zorgvuldig een kleed over dengrond, haalde het tafeltje en de kleine stoelen, die de oude Christine in derommelkamer verstopt had (‘waartoe die onnoodige prullenboel?’) en maakte voorde kleinen de nette koffijtafel gereed. Zij zong en vertelde de kinderen wat, zij lachteen speelde met hen, zoodat de kleinen ook jegens tante Marie veel vrolijker envertrouwlijker werden en uit eigen beweging allerlei gesprekkenmet haar begonnen.‘Begrijp eens, tante Marie,’ ver-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 83: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

78

telde het kleine meisje, ‘ik heb een aap gezien!’ - ‘Zoo? en hoe ziet er die uit?’ vroegtante. ‘O, als een wilde man, zonder rok en met een haren broek,’ zei Emma. ‘Hooreens, tante,’ vroeg Otto nadenkend, ‘waarom hebt gij geen man?’ - ‘Mijn lieve manis gestorven,’ hernam tante. ‘Zoo, en wilt ge geen nieuwen koopen?’ meende dekleine; ‘zeker, dat zal veel kosten? En hij zou misschien ook vuile laarzen hebben!’voegde hij er meteen bedenkelijken blik op den zuidelijken vloer bij. MevrouwSternberg vermaakte zich grootelijks met dit vertrouwelijke gekeuvel der kinderen,die vroeger zoo beschroomd waren; zij werden nu ook meermalen verzocht, en voorDoortje waren het de gelukkigste dagen, als de kleine gasten kwamen.In den regel werden de stilte en de orde der kleine huishouding niet vaak

afgebroken; nu en dan een kleine koffijvisite van verwanten of een paar vriendinnender dame of, wat zij hoog aansloeg, het bezoek van een officier, een of anderen oudenkameraad van haar man met kletterende sabels en sporen.Meestal zat Doortje den ganschen namiddag aan een kleine naaitafel in de kamer

bij haar mevrouw, die zich gaarne met haar onderhield. Al de wanden der kamerwaren vol groote en kleine portretten, de beeldtenis van den overleden majoor involle uniform met deftigen snorbaard, de beeldtenis van een klein kind, het eenigedochtertje van de majoorsvrouw, zeer jong gestorven; vervolgens een menigte oudeen jonge heeren, dames en kinderen, allen broeders en zusters, neven en nichten

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 84: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

79

der goede vrouw. Zij noemde Doortje voor en na al hunne namen en vertelde haar,waar zij nu waren of wanneer zij gestorven waren, hoe het hun ging, en 't verheugdehaar, dat Doortje bij alles een gepast versje inviel, zooals zij bijvoorbeeld bij 't portretvan haar kindje zeide:

Als kleine kind'ren sterven,Die 't hemelrijk beërven,Verliest men hen toch niet;De goede HemelvaderRiep slechts de kleinen nader,En spaart hun 't aardsch verdriet.

en bij 't portret van de jeugdige nicht, die in bloeijenden leeftijd gestorven was:

Gij schoone, zaal'ge bloem,Gij wordt reeds vroeg geplukt,Opdat in 't hemelhofUw bloesem 't oog verrukt.Wij and'ren moeten nogVeel vamp en smart verbeiden;O, mogt Gods vaderhandOns ook ten Hemel leiden!

en bij de beeldtenis van een dikken, vergenoegden schoonbroeder:

Zie, ik ben tevreden,Vrolijk in mijn lot,Daar 'k met al de dwaasheidVan de wereld spot.

Doortje werd langzamerhand met al die jonge en oude menschen zoo bekend envertrouwd, als waren 't haar eigen bloedverwanten, en zij moest ook voor haar me-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 85: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

80

vrouw, die slechte oogen had, en die - hoe onberispelijk anders ook haar orde was -toch altijd haar bril had verlegd, alle brieven, die er kwamen, voorlezen; zoodat zijlangzamerhand geheel t'huis werd in de familie.Maar ach, voor haar zelve kwam nooit een brief! Zij werd eerst thans, nu zij van

zooveel verwanten hoorde vertellen, vaak onuitsprekelijk bedroefd, dat er op degansche wijde wereld niemand was, die haar verwant was, en de droom dat haarverloren moeder nog kon leven, begaf haar meer en meer. De dienst was haar niette zwaar, en het weinige meer moeijelijk werk, als hout en water halen, werd haargedeeltelijk nog uit de handen genomen. Een jaar geleden was bij de majoorsweduweeen statig onderofficier gekomen en had zich als een oud bekende bij haar aangemeld;zij had hem niet terstond herkend. ‘Kent ge mij niet meer?’ had hij gezegd, ‘ik benimmers Peter, de arme ouderlooze soldatenjongen, dien de heer majoor voor achttienjaar zoo trouwhartig heeft opgenomen, en mij kost en woning gegeven; de heermajoor heeft mij naar de school gezonden en voor mij gezorgd, tot dat ik bij hetregiment werd opgenomen. Thans ben ik weder als onderofficier bij het hier liggendgarnizoen geplaatst; ik heb gehoord, dat de majoor overleden is; ik ben zelf arm,maar als ik u dienen en helpen kan met goeden raad of met mijn handenwerk, danzal niets mij te veel zijn, opdat gij moogt zien, mevrouw, dat ik niet ondankbaar ben.’Sedert was de onderofficier de goede vriend en de getrouwe hulp van mevrouw

Sternberg. Hij was een ver-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 86: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

81

standig man en vlug met de pen; en zoo verleende hij haar bijstand in allerlei dingen,waar een schuchtere vrouw zich zelve niet helpen kan. Hij bezorgde haar inkoopen;hij zorgde dat haar bescheiden interesten behoorlijk inkwamen; hij was ook niet tetrotsch, om in zijn vrije avonduren een ouden kiel aan te trekken, haar hout te klovenen op den zolder te bergen, of water in de keuken te brengen; en als zij er overjammerde, dat zij daarvoor zoo weinig voor hem kon doen, dan zei hij heel kalm:‘Wees maar tevreden, mevrouw, 't is alles reeds lang vooruit betaald.’Dikwijls vond Doortje de dagen toch al te eentoonig; zoo elken dag hetzelfde

werk, dezelfde menschen! De eenige afwisseling, die ze had, was nu en dan deszondags een wandeling met Jetje, de dienstmaagd van mevrouw's nicht, - 't scheenhaar, dat de tijd heel langzaam voortging, en toch was zij zelf ten hoogste verwonderdtoen mevrouw op zekeren dag tot haar zeide: ‘Nu, Doortje, zijt ge vier jaar in mijndienst en 'k ben wel over u tevreden; rijk ben ik niet, maar 'k wil gaarne uw loon viergulden in 't jaar verhoogen, opdat ge ziet, dat ik veel van u houd.’ En toen zij devreugde en dankbaarheid van het bescheiden meisje opmerkte, voegde zij er bij: ‘alsik u overigens nog een genoegen kan doen, dan wil ik dit gaarne; spreek dus.’‘O, als ik eens naar de komedie mogt gaan,’ riep Doortje uit, ‘dat is al lang mijn

allergrootste wensch!’ Zij had van Jetje gehoord dat in de stad, waar geen vasteschouwburg was, tegenwoordig een tooneelgezelschap

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 87: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

82

was gekomen, dat verwonderlijk mooije stukken opvoerde.‘Nu, die wensch is gemakkelijk te voldoen,’ zei mevrouw glimlagchend; ‘zoo

groot als ge u voorstelt, zal het genot wel niet zijn; maar heden spelen ze de Maagdvan Orleans, dat is een mooi stuk voor u, daaruit kunt ge weer nieuwe versjes leeren.’Onder al de toeschouwers der voorstelling van dien avond was zeker niemand,

die zich zoo met hart en ziel in het stuk verdiepte, met zulke glinsterende oogen zat,die zoo elk woord in zich opnam als Doortje, die nu toch reeds een groot volwassenmeisje van twintig jaren was. Alles had leven voor haar; zij had schier zichzelve vande galerij naar beneden gestort; zij moest zich met geweld beheerschen om stil teblijven zitten, en zij werd zeer boos toen iemand die naast haar zat haar in 't oorfluisterde: ‘Nu, 't is geen werkelijkheid, ze doen maar zoo, 't zijn menschen even alswij; als ze van 't tooneel af zijn, trekken zij die kleederen uit en spreken als wij, en's avonds eten zij aardappels of een boterham.’Als in een droom ging ze naar huis; voor de eerste maal deed zij den volgenden

morgen alles verkeerd, zij kon aan niets anders denken dan aan de komedie; waarzij ging of stond herhaalde zij de schoone woorden der Maagd, van welke zijinderdaad bijzonder veel onthouden had. Zij was eerst overgelukkig, toen deonderofficier haar uit de leesbibliotheek het boek bragt, waarin het wonderbare stukgedrukt te lezen stond. Haar mevrouw achtte het evenwel onnoodig, dat eendienstmeisje Schiller las. In den beginne had zij zich vermaakt met de op-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 88: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

83

getogenheid van het meisje; maar ten laatste begon 't haar toch te vervelen, telkensweer van de komedie en verzen er van te hooren opzeggen. Doortje echter kon 'tnaauwelijks afwachten, dat zij den volgenden zondag verlof kreeg om met Jetje eneenige vriendinnen te wandelen, bij wie zij dan haar hart eens regt kon lucht geven.Voor de meesten dezer meisjes was een komedie niets zoo wonderbaars meer, alsvoor Doortje; zij waren geheel verbaasd over haar verrukking en over de uitdrukking,met welke zij de woorden der Maagd declameerde. Zij zaten in een prieel van eenuitspanningstuin, waar zij zich onopgemerkt waanden; ook had Doortje in haar ijvervolstrekt niet bemerkt, dat iemand toeluisterde, toen zij ten slotte met vuurdeclameerde:

Wat is mij? ligte wolken heffen me op,Het zwaar kuras verandert zich in vleug'len.Stijg op! Stijg op! deez' aarde wijkt terug;Kort is de smart en eeuwig is de vreugde.

Ze had alles om zich heen vergeten, en ze deinsde verschrikt en beschaamd achteruit,toen een bejaard heer zijn hoofd in 't priëel stak en beleefd vraagde: ‘Verschoon mij,lief kind, maar mag ik uw naam weten.’‘Dorothea Schefer,’ stamelde zij; ‘en dienende bij de weduwe van den majoor van

Ehrenberg.’‘Zoo?’ zei de vreemde eenigzins gerekt en ging terug. De meisjes echter merkten

op, dat hij haar bij 't naar huis gaan van verre volgde. ‘Hoor,’ zei Jetje tot Doortje,‘dat is er een van de komedie, ik ken hem; hij

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 89: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

84

heeft onlangs den Talbok gespeeld, of hoe heet 't ook?’ - ‘Talbot,’ zei Doortjeergerlijk. ‘Mij om 't even, of het een bok of een bot is!’ hernam Jetje onverschillig;‘'t is immers toch niet waar. Maar pas op, hij wil u op 't tooneel hebben, omdat ge 'tzoo mooi kunt!’De meisjes hielden het voor een spotternij en plaagden er Doortje meê; maar zij

dacht bij zich zelve: 't kon toch wel zoo zijn, en wakend en droomend kon zij nietnalaten er over te denken, zoodat den volgenden avond mevrouw hoofdschuddendzeide: ‘Hoor eens, meisje, ik laat u zoo spoedig niet weêr naar de komedie gaan; gezijt als geheel betooverd.’ Maar Doortje peinsde er slechts op, om weêr naar dekomedie te komen.

Eenige weken na haar komediebezoek, vinden wij Doortje in de studeerkamer vanden eerwaardigen predikant van 't weeshuis. Hij had zijn voormalige leerling dikwijlsin dien tijd gezien en zich verheugd, dat mevrouw zoo goed met haar tevreden was.‘Nu, Doortje, wat voert u heden hierheen?’ vroeg hij vriendelijk, ‘gij zijt waarlijk aleen heele dame geworden! ik zal haast jufvrouw Dorothea moeten zeggen!’‘O, goede dominé!’ verzocht Doortje, ‘ik bid u, zie mij toch nog als uw schoolkind

aan! Ik heb immers geen mensch op de wereld; daarom kom ik tot u om goeden raad,zooals ik tot mijn vader zou gekomen zijn.’‘Laat hooren, kind.’‘Mijne mevrouw zal van hier vertrekken,’ berigtte

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 90: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

85

Doortje, ‘de vrouw van haar neef is gestorven, en nu heeft hij haar verzocht bij hemin huis te komen, zij zou het goed bij hem hebben.’‘Het spijt mij, dat gij deze goede dienst verliest, maar er zal wel iets anders voor

u te vinden zijn.’‘Ja, ik weet wel wat,’ zei Doortje, en niet zonder verlegenheid vertelde zij van

haar bezoek in den schouwburg en hoe hevig zij daarvan getroffen was geworden,zoodat zij in den tuin voor haar kameraden het gehoorde had opgezegd.‘En daar is nu een heer bij mij gekomen,’ ging zij blozend voort, ‘een bejaard heer

van den schouwburg, Zeno heet hij; die zeide, hij zag duidelijk dat ik talent en roepingbezat voor de tooneelkunst; ik kon mij daarmeê een rijke en gelukkige toekomstverwerven. Ik was, wel is waar, om er meê te beginnen, al wat oud, maar hij wildemij helpen en met mijn aanleg zou ik het spoedig kunnen leeren. Hij is niet zoo'nrondtrekker,’ ging Doortje ijvrig voort, toen de predikant wilde spreken; ‘hij isaangesteld bij den stads-schouwburg te Hamburg; hij belooft mij terstond bij denaanvang een inkomen, dat grooter is dan mijn loon, en hij zal mij bij fatsoenlijkemenschen in huis bezorgen, en hij zegt, dat er tooneelspeelsters zijn, die tweeduizendgulden en meer verdienen in één jaar!’‘Maar, Doortje...’‘En hij zegt,’ ging Doortje steeds ijveriger voort, ‘dat dit talent een aangeboren

gave Gods is, en het zonde zou zijn, het ongebruikt te laten; en, lieve dominé,

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 91: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

86

het moet toch iets heerlijks zijn; ik geloof bijna zelf, dat ik hiertoe bestemd ben!’Haar oogen glinsterden en haar wangen gloeiden, toen zij zich de heerlijkheid vanden schouwburg weder voor den geest riep, en angstig zag zij den predikant aan, wijlzij toch vermoedde, dat hij het niet zou goedkeuren.‘Lief kind,’ zei deze, ‘'t kan zijn, dat gij gaven voor de tooneelkunst bezit, maar

't is daarom nog niet zeker, of het Gods wil is, dat gij dat beroep kiest.’‘Houdt gij het voor zonde?’ vroeg Doortje gespannen.‘Dat kan ik niet zeggen,’ zei de predikant, ‘maar ik houd het in ieder geval voor

een gevaarlijke loopbaan voor een jong en weerloos meisje, en ik geloof, dat het, bijeen eenvoudig huiselijk beroep, bij een ernstig, schoon ook moeijelijk dagwerk,gemakkelijker voor u zal zijn, om den vrede uwer ziel, de onschuld van uw hart enwandel te bewaren, dan in die schijnbaar schitterende loopbaan. Wel is waar staatgij ook zoo alleen...’‘Dominé!’ zei Doortje, terwijl zij nog dieper bloosde, ‘ik moet u nog wat zeggen;

er is mij nog een ander te huis aangeboden: de onderofficier Schröter wil mijtrouwen...’‘Dat is een braaf man!’ zei de predikant.‘O, de allerbraafste,’ bevestigde Doortje met warmte; ‘maar hij zegt zelf, het is

een arm, eenvoudig leven, dut hij mij aanbieden kan; hij heeft wel een weinig geërfden bespaard vermogen, maar dat is niet veel; zoo lang hij in dienst blijft, kon ik ernog iets bij verdienen met naaijen en strijken; hij verstaat echter ook een hand-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 92: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

87

werk...’ Doortje zweeg; tegenover dit stil en bescheiden leven vertoonden zich wederaan haar geest de heldere lichtglans, de schitterende tooneelkostumes, de gevierdetooneelspeelster, zooals de heer Zeno haar die had voorgesteld, die haar eigeneelegante woning en haar kamenier heeft, en in haar equipage naar huis rijdt.‘Mijn kind, alvorens gij den wakkeren Schröter uw jawoord geeft, moet gij zeker

weten, of ge hem van harte kunt liefhebben en vertrouwen. Kunt gij dit, dan geloofik dat de vrede uws harten meer verzekerd, uw weg naar den hemel effener en ligtervoor u te vinden en te houden zal zijn, dan in den glans van het tooneelleven...’‘Domine,’ begon Doortje weder, die nog geen bepaald antwoord wilde of kon

geven, ‘kunt gij mij ook niets meer van mijn ouders zeggen? thans zoude ik het tochmoeten weten.’‘Niet veel, mijn kind. Uw moeder was een tooneelspeelster, die u spoedig na de

geboorte aan een arme vrouw hier toevertrouwde. 't Schijnt, dat het gezelschap verdermoest reizen en dat uw moeder op bevel van uw vader u zeer ongaarne en met grootleedwezen hier heeft achtergelaten. Uwe ouders hebben beloofd weer te schrijven;men heeft echter nooit meer van hen gehoord. De naam Eichstrom, die op de billetjesstond, schijnt een aangenomene te zijn geweest; ten minste zijn alle nasporingenvergeefsch geweest en wij hebben voor zeker aangenomen, dat uwmoeder gestorvenis.’‘O gewis!’ riep Doortje, in tranen uitbrekende, ‘ge-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 93: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

88

wis! mijn moeder zou mij niet zoo verlaten hebben!’‘Dus, mijn kind, mijn meening weet ge, overweeg nu uw besluit met God. Gij

moogt den braven Schröter slechts nemen, als gij van ganscher harte genegen zijt,om lief en leed met hem te deelen. God helpe u goed te kiezen!’Doortje ging heen. Haar hart had reeds een besluit genomen. Boven allen glans

der tooneellichten stond haar thans de beeldtenis harer nooit gekende moeder vooroogen, hoe zij met tranen en smart haar kind onder vreemde menschen moestachterlaten. Zij wilde geen tooneelspeelster meer worden en zij bad God om opregtetevredenheid, als het zijn wil was, dat zij Schröter's vrouw wierd.

Twaalf jaren zijn voorbij gegaan, sedert Doortje van den predikant afscheid heeftgenomen. Een tooneelspeelster is zij niet geworden en het ziet er een weinig andersbij haar uit, dan zij zich haar toekomst had voorgesteld, toen zij nog met haar hartaan het tooneel hing. Het is een klein net huisje, waarin de voormalige onderofficierSchröter met zijn gezin woont; maar 't gaat er bekrompen toe, want zij hebben metzes kinderen niet meer dan twee kamers en een klein vertrekje kunnen huren. Hetziet er evenwel rein en zindelijk uit in die kleine ruimte; Doortje is niet te vergeefsbij de majoorsvrouw geweest, en al heeft zij geen porseleinen beeldjes, zoo zijn ertoch twee engeltjes van gips, die op de helder

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 94: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

89

geboende latafel staan en dagelijks door de kinderen op nieuw bewonderd worden.Doortje is nog een vrij knappe vrouw, hoewel men wel zien kan, dat zij reeds

menige zorg heeft doorgestaan, sedert zij de nette woning van mevrouw verlatenheeft. Schröter had niet lang meer in krijgsdienst kunnen blijven; een hevige ziektehad een oogkwaal achtergelaten, die hem voor de dienst ongeschikt maakte. Ditlaatste speet Doortje niet zoo heel erg, want Schröter had in zijn jonge jaren ook hetborstelmaken geleerd en hoopte daarmede zijn gezin te onderhouden. Maar 't gezinwerd langzamerhand vrij groot; het leven in de groote stad was te duur, dus kochtenzij een goedkoop huisje in een kleine stad. De man was onvermoeid aan 't werk, zijnvrouw zocht, zoo mogelijk, bij de zorg voor de kinderen nog met de naald iets teverdienen, - maar 't was een kommerlijk bestaan en de zorgen bleven niet uit, vooraldaar er tusschenbeiden ook ziekten kwamen. - Doch niet slechts zorg, ook vreugdevond er plaats. Daar zien wij Doortje ijverig met de naald bezig bij de wieg, waarinhaar jongste knaapje sluimert; zij stoot zoetjes met den voet aan de wieg, en zingteen mooi wiegenliedje, want zij is nog altijd Verzen-Doortje en heeft reeds dikwijlsniet de vele schoone liedjes die zij kent, het nederig vertrek vervrolijkt. Haar oudstedochtertje, negen jaar oud, zit bij haar op een laag stoeltje en zingt mede, terwijl zijtusschenbeiden triumferend aan moeder het doekje toont, waaraan zij zoomt, hoeverhet reeds gevorderd is.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 95: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

90

Aan 't venster zit de vader ijvrig aan zijn werk, wijl 't heden in de werkplaats te koudis. De kleine Paul, die bij hem op een bankje zit, beeldt zich in, dat hij zijn vaderhelpt, zoekt borstels en stokjes bij elkaar en zegt telkens: ‘Ik ook borstels maken.’De kleine is ingeslapen en Doortje's gezang verstomd. ‘Kijk nu nog eens hier,

vader,’ sprak ze tot haar man, ‘hoe heerlijk hij daar ligt, als een roos! 't Is mij maarhalf naar den zin dat hij thans zoo slaapt; want dan schreit hij weder van nacht, endan moet gij op hem passen; ik moet heden nacht voor ons wasschen, wijl ik morgenen overmorgen doctor's vrouw bij 't strijken wil helpen.’‘Dan mag ik huishouden!’ riep Marie zeer deftig.‘Ja zeker,’ zei moeder, ‘ik heb de groente voor morgen reeds opgekookt, dan zet

ge den pot maar bij 't vuur, om ze te warmen.’‘Arme vrouw!’ zei Schröter met een zucht van zijn venster, ‘wat moet ge u plagen!’‘Zoo erg is 't niet,’ zei Doortje en zag lagchend naar hem heen; ‘gij weet wel, nu

en dan loopt het mij wel eens wat druk, dan word ik wel eens ongeduldig en wrevelig;maar dat gaat wel voorbij en ik zing:

En wordt mij soms het werk wat zwaar,En bruischt ook mijn gemoed;

Hij, die den storm op zee bedaart,Meent ook met mij het goed.’

‘O, Doortje,’ zuchtte Schröter nog eens, ‘dikwijls denk ik, dat ge toch tot iets beterszijt bestemd geweest,

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 96: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

91

dan om u zoo kommerlijk af te sloven met onze armoedige huishouding!’‘Ik heb het zelf ookmenigmaal gedacht,’ bekende Doortje openhartig; ‘mijn smaak

is het eigenlijk van 't begin af niet geweest en ik heb mij vroeger dikwijls een geheelander leven voorgesteld. Maar ik ben reeds lang verstandiger geworden. Heb ik niethet beste, wat men van 't leven verlangen kan, een braven man, - nu, gij behoeft hethoofd niet te schudden, oude, een regt braven man, van wien ik in twaalf jaren geenruw woord gehoord heb; er zijn weinige voorname en rijke vrouwen, die zich hieropberoemen kunnen; en lieve kinderen; in de laatste jaren ook weder gezondheid, vredeen liefde daarbij, - wat wil men meer! Het beetje zorg, dat is maar, opdat men hetniet vergete, den goeden God voor oogen te houden!’‘Ach!’ zuchtte de man, ‘ik denk toch dikwijls, ik zou den goeden God veel vrolijker

kunnen dienen, als die zorgen-steenmij van 't hart werd genomen! Als ik aan u denk...ik heb wel nooit naar rijkdom gewenscht; maar een eigen huisje, zoo mogelijk eentuintje er bij, waarin ik voor u zou kunnen werken, - het handwerk gaat zoo slechten ik ga zoo hoogst ongaarne naar markten; mijn oogen worden hoe langer hoeslechter, God weet, hoe het nog gaan zal!’‘Ge zijt toch weer een oude brompot,’ zei Doortje goedhartig knorrend. Daar rukte

de oudste zoon van 't gezin de deur open, stormde met zijn schooltasch binnen enriep zegenvierend: ‘Moeder, vader, een prijs!

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 97: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

92

Zie eens wat een mooi boek! en de meester heeft gezegd, hij wilde mij helpen dat ikeens goedkoop op een gymnasium kwam! Nu zal de trotsche Ferdinand zich wel stilhouden, die altijd zegt, dat het bespottelijk is, dat een borstelmakers zoon Hermanheet en op de latijnsche school gaat! Maar ik moet morgen het schoolgeld brengen.’‘Als schoolgeld en huisheer maar niet tegelijk kwamen,’ zei de vader bij zich

zelven en telde treurig den karigen inhoud van zijn geheime geldlade, waarin hij zijnnoodpenning bewaarde.‘Welnu,’ zei Doortje lagchend, terwijl zij haar wilden oudsten zoon tevreden op

het voorhoofd kuste, ‘er zal wel raad komen; ik heb ook nog een geheim beursje;leer gij maar braaf, Herman, dan zal de trotsche Ferdinand nog achting voor u krijgen.

Verstandig worden is der moeite waard;Het hart gevormd, de geest verlicht,Alzoo ontwikkeld wordt het ligt,Den grootsten schat te winnen op deez' aard.’

Terwijl Doortje deze spreuk uit haar verzenschat te berde bragt, kwamen de tweenog ontbrekende leden der familie binnen; de zevenjarige Hans sleept het driejarigMientje, dat hij voor de huisdeur heeft opgepast, met zich meê; zij weten, 't is tijdvoor de avond-boterham.‘Omdat Herman een prijs heeft gekregen, zult ge heden allen kaas op de boterham

hebben,’ kondigde de moeder aan. Dit veroorzaakte een gejuich, dat de kleine wakkerwerd; hij schreide echter niet, maar kijkt met

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 98: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

93

zijn groote oogen lagchend naar zijn broers en zusjes, die allen om de wiegheendringen, terwijl ieder beweert, dat broertje hem heeft toegelagchen.Doortje leest echter, bij al de vadervreugde, waarmede haar man de kleine schaar

overzag, toch nog de bekommerde vraag op zijn gelaat: ‘Waar vinden wij brood,opdat deze eten?’‘Wie kent nog iets van het liedje, dat ik u onlangs geleerd heb?’ vroeg zij.‘Ik! ik! ik!’ riepen de drie stemmen der oudste kinderen, met het brood nog in den

mond; ‘ikke ook,’ verzekerde Paul, ‘en Mientje!’ riep de kleinste ernstig.‘Nu, laat eens hooren! begin gij, Herman! leg zoo lang den boterham ter neêr;

maar wacht, eerst het venster open, opdat men de musschen er tusschen hoort tjilpen,dan is 't natuurlijker. - Het eerste vers?’Herman begon op eenigzins zingenden schooldreun:

Komt, laat ons vrolijk wand'lenTe zaam in 't groene woud.

De vogels musiceren,In jubelenden kout.

Zij zingen zonder zorgen,En duchten niet met al

Of hun de dag van morgen,Ook onheil brengen zal.

Marie zei haar versje met veel meer uitdrukking op:

Zij haken niet naar schatten,Met al hun zorg en leed,

Het woud is al hun vreugde,

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 99: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

94

En veêren zijn hun kleed.Bereid is steeds hun tafel,Zij zijn steeds welgemoed,

Elk krijgt wat hem het best is,En alles smaakt hun goed.

Niet zonder moeite en hulp bragt Hans het derde vers uit:

Zij bouwen kleine nesten,Geen schuren sterk en groot,

Zijn nergens vreemde gasten,En eten goedkoop brood;

Een ieder zingt in 't ronde,Zoo goed hij kan en mag,

Ter eere van zijn gastheer,Den ganschen lieven dag.

Doortje zag schelmsch naar haar man, toen zij zelve het vierde vers voordroeg:

De mensch plaagt zich met grillen,Is dommer dan een dier,

Hij is bezorgd voor alles,En blind voor Gods bestier;

Wat, spreekt hij, zal ik eten?Wat drink ik, arme, toch?

De Heer heeft mij vergeten!Mensch, God leeft immers nog.

Op regt hartelijk en toon hief zij het slot aan, in juist niet volkomen harmonisch koormet de geheele familie:

Op Hem wil ik steeds bouwen,'k Weet, Hij verlaat mij niet,

Mijn vlijt mag Hem vertrouwen,In alles wat geschiedt.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 100: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

95

'k Ben niet bezorgd voor morgen,Of wat nog komen zal;

Ik laat mijn God maar zorgen;Hij toch bestuurt het al.

Alvorens de vader nog zijn bedenkelijk ‘maar’ bij het vertroostend lied kon voegen,werd er aan de deur geklopt, en de kantonregter met zijn klerk kwam binnen: ‘Woonthier de voormalige onderofficier Schröter?’‘Om u te dienen, mijne heeren,’ zei deze en stelde zich in behoorlijke militaire

houding voor de geregtspersonen.‘Mij dunkt, dat ge de kinderen wel naar buiten kondt laten gaan,’ zei de beambte

met een blik op de kleine schaar, die met wijd geopende, van boter glimmendemonden verwonderd rondom de ongewone bezoekers stonden.‘Zeer goed, mijnheer; marsch, naar buiten!’ kommandeerde de vader, ‘gelieven

de heeren geen plaats te nemen?’‘Is uwe vrouw eene Dorothea Schefer, opgevoed in het weeshuis te K...?’‘Gewis; later in dienst bij de weduwe des majoors van Ehrenberg.’‘Het achtergelaten kind van eene doortrekkende tooneelspeelster, die onder den

naam Eichstrom reisde?’‘'t Zal wel zoo zijn, heer kantonregter,’ zei Schröter zachtkens, om zijn vrouw te

ontzien.‘Hebt gij later nooit iets van uwe moeder gehoord?’

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 101: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

96

wendde zich de beambte aan Doortje, die bleek en ademloos van inwendigeaandoening stond.‘Nooit,’ antwoordde zij.‘Hebt gij ook geen voorwerpen, die bij 't vertrek van uwe moeder achtergebleven

zijn?’‘Een dun gouden kettingje, anders niets,’ zei Doortje met bevende stem.‘Mag ik u verzoeken, mij dat voor eenigen tijd af te staan? Het geregt staat er borg

voor, dat gij het ongeschonden terug zult ontvangen.’‘Ik bid u, mijnheer!’ zei Doortje hijgend; ‘leeft mijn moeder nog?’‘De tooneelspeelster Eichstrom, ook dikwijls Löwenstern genoemd, is, zooveel

men heeft kunnen vernemen, een jaar na de geboorte van haar kind, na een langziekbed, in het hospitaal te L. gestorven; er is in den laatsten tijd uit Berlijn onderzoekgedaan naar het destijds geboren kind, en het resultaat van dit onderzoek moet thansdaarheen opgezonden worden; meer kan ik er u niet van zeggen.’Deze keer was het de man, die zijn hevig opgewonden vrouw tot kalmte moest

brengen, toen de heeren vertrokken waren; voor de eerste maal had Doortje in haarontroering het schreijen van 't kleinste kind niet gehoord. ‘Wees toch bedaard,Doortje,’ bad Schröter; ‘iets kwaads kan 't immers in geen geval zijn! Kom, weestoch weêr als vroeger! Schiet u dan geen uwer vele spreukjes te binnen?’ Toenherstelde zich Doortje, zag hem vriendelijk aan en zei getroost:

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 102: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

97

Er kan mij niets geschieden,Dan wat God wil gebieden,En wat mij nuttig is.

Ik neem 't, zoo Hij 't wil geven;Zijn liefde leidt mijn leven,In vreugd en droefenis.

En zij nam haar kleine op den arm enwas weder het opgeruimde oudeVerzen-Doortje.

In het oudste gedeelte der stad Berlijn, in de hooge, eenigzins donkere kamer vaneen oud deftig huis, zat een oude dame zorgvuldig met kussens in een leunstoelgevlijd. De dame scheen zeer lijdend, en de oude dienstmaagd, die bij haar was,beijverde zich haar alle zorgen te bewijzen. ‘Gij hadt toch beter gedaan, in bed teblijven, mevrouw,’ zeide zij.‘Laat mij, Charlotte,’ sprak deze, ‘ik zou geen rust hebben gehad; wij hebben

immers uitgerekend, dat zij heden kan komen.’‘Maar juist dit zal u zoo schokken,’ meende de trouwe Charlotte.‘Ikmoet het doorstaan,’ zei de oude vrouwmet vastheid; ‘'t zal zeker verschrikkelijk

zijn, het kind mijner eenige dochter, mijner schoone Emilie, als de vrouw van eengemeen soldaat weder te vinden...’‘De man is onderofficier,’ zei de dienstbode verzachtend.‘Dat is bijna nog erger!’ jammerde de oude vrouw, zonder juist te weten, waarom

het nog erger zijn zou;

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 103: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

98

‘maar om 't even, het is een pligt, en ik kan niet rustig sterven, vóór ik dien vervuldheb.’‘Er is een burgervrouw met een kind en vraagt naar mevrouw!’ berigtte een

dienstmeisje.‘Laat haar komen!’ sprak de oude dame met bevende stem, en zich in haar stoel

oprigtende: ‘Charlotte, trek 't gordijn op.’ Het volle licht viel op het heldere, liefelijkegelaat der jonge vrouw, die met schuwen tred de met eenigzins ouderwetsche prachtgemeubeleerde kamer binnentrad. Doortje had haar beste zwarte kleed aangetrokken,dat heel fraai stond bij haar blanke kleur en blond haar; bescheiden en toch metinwendige ontroering zag zij naar de oude vrouw en boog voor haar.Bij deze was alle afkeer van de geringe kleindochter verdwenen bij den aanblik

van haar gelaat. Kom hier,’ riep zij, ‘gij kind mijner arme Emilie. God zij dank, datik u nog zien mag, eer ik sterf!’ En met diepe ontroering boog Doortje zich en kustede magere hand, liet zich door de bevende oude vrouw in de armen sluiten en sprakhet woord ‘Grootmoeder’ uit, dat haar zoo wonderbaar klonk; - zoo had zij dan tochiemand harer familie waartegen zij sprak.

De eerste diepe ontroering was voorbij; de bezorgde Charlotte, die zelf hartelijkverheugd was, het kind nog te zien van hare lieve Emilie, die zij eens op de armenhad gedragen, had een tafeltje voor den leunstoel der oude vrouw geplaatst en bragtkoffij en koek. - ‘Dit

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 104: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

99

bedaart de gemoederen 't best,’ zei ze in zich zelve, ofschoon de oude en de jongevrouw zeker niet om eten of drinken gedacht hadden.Het deed der oude vrouw onuitsprekelijk goed aan 't hart, dat zij in de dochter van

haar verloren kind niet, zooals zij gevreesd had, een gemeen, ruw schepsel vond,maar een beschaafde, fatsoenlijke vrouw, die overal op haar plaats was; zij liet gaarnehaar hand in de warme hand harer kleindochter rusten en zag haar in de eerlijkeblaauwe oogen. ‘Ja, gij zijt het kind mijner Emilie,’ sprak zij herhaaldelijk; ‘nietwaar, Charlotte, nu hebben wij het kettingje niet meer noodig!’‘Neen, zeker niet, mevrouw; zij is haar als uit 't gezigt gesneden, alleen was freule

Emilie wat slanker en teerder en jonger...’ De trouwe dienstmaagd geraakte geheelin de war, bij de gedachte dat deze gezette vrouw de dochter zou zijn van Emilie,die zij slechts als kind en als een jong, schoon, ligtzinnig meisje gekend had.‘Ja, kind, het is een zeer treurige geschiedenis,’ begon de oude vrouw; ‘maar ge

moet alles weten, vóór ik sterf, en dat het niet mijn schuld was, wij elkander thanseerst zien.Mijn zalige man, uw grootvader, is eerst laat getrouwd; hij was een zeer ernstig

en gestreng man: van zijn beginsels week hij geen haarbreed af en ook onze kinderenmoesten even zoo opgevoed worden, als hij door zijn vader was opgevoed.Kinderdrukte kon hij niet verdragen; uitgaan mogten de kinderen ook niet; hijbeweerde, dat zij van anderen slechts kwaad leerden,

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 105: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

100

en ik had dikwijls groote moeite om de twee dartele kinderen in toom te houden;want hoe meer men ze te huis hield, des te wilder werden zij als zij eens buiten waren,en daar zij te huis altijd berispt en bestraft werden, was het mij dikwijls, als of zijgeen regte liefde voor het ouderlijke huis hadden.Van vijf kinderen waren er ons slechts twee gebleven: Gustaaf was wild en vaak

boos, maar toch een schrandere en gehoorzame jongen; Emilie echter, mijn jongste,mijn lieveling, - ach, ik weet niet, waaraan het lag, dat het meisje nooitgehoorzaamheid geleerd heeft! Charlotte heeft haar vaak en veel voorgepreekt, alsalles te huis niet naar haar zin was, en haar tot gehoorzaamheid vermaand; maar zijdacht er slechts aan, om in alles haar eigen wil door te zetten. Ach! had zij zich tochmaar gevoegd! 't Is waar, zij had t'huis niet veel pleizier; maar ik heb haar immersniets geweigerd, wat ik haar mogt toestaan, en later zou ze toch ook wel met denzegen harer ouders een goed onderkomen gevonden hebben, - maar zoo! Het meisjehad mij jaren lang geplaagd, om eens naar den schouwburg te gaan; 't scheen mijeen overdreven gestrengheid en zonderlingheid van mijn man, dat hij zulks niet wildetoestaan; - eerst lang daarna heeft hij mij gezegd, dat zijn eigen broeder met reizendetooneelspelers weggeloopen en jammerlijk gezonken was.Van dien moet Emilie het geërfd hebben; want toen het meisje eenmaal in den

schouwburg geweest was, was zij als bezeten en dacht schier aan niets anders meer.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 106: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

101

O, hoe lang en bitter berouwde 't mij, dat ik tegen den wil haars vaders haar ditgenoegen vergund heb, en zweeg, toen ik later bemerkte, dat zij ook zonder mijntoestemming toch heenging. Er zijn wel is waar vele jonge lieden, voor wie zoo ietseen onschuldig genoegen is; maar er zijn toch ook vrolijke en gelukkige kinderen,die nooit een komedie gezien hebben; en gehoorzaamheid aan vaders bevel had tochhet voornaamstemoeten zijn. Ongehoorzaamheid brengt ongeluk aan, hoe onschuldigzij ook schijnen moge.Ik kan u zelf niet naauwkeurig mededeelen, hoe het gekomen is, dat mijn Emilie,

naauwelijks achttien jaren oud, tot den ontzettenden stap kwam, om haar ouders huiste verlaten en de wijde wereld in te gaan. Zij schreef ons: zij kon den dwang en hetsombere leven te huis niet verdragen; zij had aanleg voor de kunst en zou zich meteen jongen talentvollen kunstenaar verbinden, met wien zij bij een vriendin hadkennis gemaakt; zij hoopte, dat zij ons nog eenmaal zou overtuigen, dat zij voor ditberoep geboren was, wanneer zij zich een eervollen kunstenaar's naam verworvenhad.Welk een ontzettende slag dit voor ons geweest is, kan ik niet zeggen. O, het was

een booze, booze vrucht, die uit het kwade zaad van kinderlijke ongehoorzaamheidwas opgegroeid! “Er steekt immers geen kwaad in!” had zij dikwijls gezegd, als zijtegen vaders wil en zonder mijn toestemming met vreemde meisjes kennis hadgemaakt en haar bezocht op tijden, dat wij meenden dat zij op school was. - Zoo hadzij

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 107: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

102

haar geweten verstompt en zal ook, toen zij het ouderlijk huis zonder den ouderlijkenzegen verliet, wel gedacht hebben, “er steekt immers geen kwaad in!”Mijn man was vreeselijk verbitterd. Toen alle middelen om haar terstond weêr te

vinden en terug te brengen, vergeefsch waren, heeft hij den vloek over zijnongehoorzaam kind uitgesproken en haar naam mogt niet meer bij hem genoemdworden. Ook ik was in den beginne nog meer vertoornd en verbitterd dan bedroefd;maar Charlotte, de trouwe ziel, die haar als kind reeds verpleegd heeft, hield niet opmet smeeken; het moederlijk hart kwam weêr boven en ik hoopte, dat mijn gebedenen tranen den vloek des vaders zouden uitwisschen.Mijn man heeft sedert dien dag zijn huis niet meer verlaten en alle bezigheden

opgegeven. 't Is nu spoedig dertig jaar geleden, dat hij, door een beroerte getroffen,schielijk gestorven is; hij wilde mij op zijn sterfbed nog iets zeggen, maar kon geenwoord meer uitbrengen; het verdriet had zijn hart gebroken. Van onzen eenigen zoonhebben wij niet zooveel smart beleefd als van Emilie, maar 't heeft hem ook de wijdewereld ingedreven; hij is in Amerika aan de geele koorts gestorven. Na den doodvan mijn man heb ik alles te werk gesteld, om iets van mijn kind te vernemen.Vergeefs! Nu, eenige maanden geleden, toen ik een oude schrijftafel van mijnoverleden man liet herstellen, hebben wij een geheime lade ontdekt, en in deze eenbrief, dien uwe ongelukkige moeder kort na uwe geboorte moet geschreven

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 108: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

103

hebben. O, mijn arme Emilie! 't Geluk, dat zij in een vrij leven had gezocht, was vanzeer korten duur geweest, en bittere nood en verdriet waren spoedig gevolgd.Zij schrijft met diep berouw: zij waagt het niet, om onze vergeving te smeeken;

maar zij smeekt om onze hulp, om onze liefde voor haar onschuldig kind, dat zij opbevel van haar man bij arme burgerlieden te K. had achtergelaten.'t Schijnt dat mijn man, toen hij den brief ontving, nog te zeer verbitterd was, om

er mij iets van mede te deelen; de dood heeft hem verrast, voordat hij zijn hardenzin verwinnen kon. Moge de Heer in het doodsuur zijn hart nog verteederd hebben!En thans eerst vond ik den brief, thans eerst kon ik eindelijk ontdekken, waar gij

zijt, gij arm kind, thans, nu alles te laat is!’Met diepe aandoening, dikwijls onder heete tranen, had Doortje de geschiedenis

harer ongelukkige moeder gehoord; maar thans sloeg zij haar betraande oogenblijmoedig op, gaf de oude dame de hand en zeide: ‘God zij dank, lieve grootmoeder,dat wij elkander nog gevonden hebben, en dat ik welligt nog met liefde en zorg kanvergoeden, wat mijn arme moeder is te kort gekomen; 't is niet te laat.’‘Alles te laat!’ jammerde de oude vrouw weder. ‘Gij zijt als een weeskind in

armoede groot gebragt, ge hebt als meidmoeten dienen, zijt getrouwdmet een gemeensoldaat en uwe kinderen...’‘Een' onderofficier, grootmoeder,’ viel Doortje haar

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 109: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

104

in de rede, met opgewekten trots, ‘en een regtschapen, braven, godvruchtigen man,met wien ik in liefde en vrede geleefd heb, en in eer, zij 't ook vaak in armoede enzorg.’‘Denk eens, mevrouw,’ kwam de trouwe Charlotte tusschen beiden, ‘hoe dikwijls

gij vreesdet, dat de kinderen uwer dochter als arme komedianten zonder onderkomenin de wereld mogten rondzwerven!’‘'t Is waar,’ zei de oude dame eenigzins getroost, ‘'t is zoo altijd nog beter.’ - En

als Doortje haar vertelde, hoe ook bij haar het talent en de lust voor het tooneel zichmagtig hadden geopenbaard, maar hoe zij aan den stillen, zekeren levensweg een erbescheiden huisvrouw de voorkeur had gegeven, toen werd de grootmoeder steedstevredener en leerde het laatste overblijfsel van haren hoogmoed verwinnen.‘God heeft ten goede beschikt, wat de menschen hebben misdaan,’ zei Doortje.

‘Ik ben nooit geheel verlaten geweest, ik heb geleerd te arbeiden en te ontberen, tebidden en op God te vertrouwen. - En mijne kinderen,’ ging zij met regtmatigenmoedertrots voort, ‘die zijn allen naar ligchaam en geest gunstig uitgerust, en als zijmet Gods hulp wat goeds kunnen leeren, behoeft gij u volstrekt niet te schamen overuw achterkleinkinderen, grootmoeder!’‘Achterkleinkinderen?’ vroeg de oude vrouw verbaasd; ‘daaraan had zij volstrekt

niet gedacht, dat zij reeds achterkleinkinderen bezat; ben ik dan al zoo oud?’‘Gij zijt ook zeer jong getrouwd,’ merkte Charlotte

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 110: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

105

op; ‘zeker, gij hebt wezenlijke achterkleinkinderen, en daaronder reeds groote.’‘Mijn oudste jongen is elf jaar, die is de eerste op alle scholen en heeft reeds drie

prijzen behaald,’ roemde Doortje.‘Nu, ik moet ze allen zien, eer ik sterf! hoort gij, Dorothea, allen! ook uw man,’

voegde de grootmoeder er met eenige zelfoverwinning bij. ‘'t Is immers nog goedgegaan!’ zuchtte zij gelaten; ‘de Heer maakt alles goed.’

Zijn trouwe vaderoogenZien alles van nabij;

Wie steunt op zijn vermogen,Dien dekt en zegent Hij!

En ze zijn allen nog bij haar gekomen. Schröter wilde eerst niet toegeven, dat Doortjehet eerste rijke geschenk der grootmoeder besteedde om de geheele familie eensnieuw en netjes in de kleeren te steken; doch hij hield haar de moederlijke ijdelheidten goede, zij had immers menig armoedig kleed zonder morren gedragen! Hij moester zelfs zich in verheugen, toen hij zag, hoe net zijn blozende kinderschaar er uitzag:de meisjes in ligt blaauwe kleedjes, de jongens met zwarte buizen.Overgrootmoeder overzag met diepe ontroering den bloeijenden kring en schepte

bijzonder veel vermaak in de kleinsten, die zoo bedeesd en verbaasd in de oudepronkkamers rondkeken. ‘God zegene u, mijne kinderen;’ riep ze ontroerd; ‘zijt inalles aan uwe ouders gehoorzaam, dan zal de zegen u niet ontbreken!’Herman had zijn schoolschriften moeten medenemen,

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 111: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

106

waarop niets dan goedkeuringsteekens onder het werk stonden, zoo ook zijn prijzen,die hij aan grootmoeder mogt laten zien, die er zich ten hoogste over verheugde; ookde wakkere Schröter won haar hart door zijn statige hoffelijkheid. ‘Dat moet menzeggen,’ merkte zij op tegen Charlotte, ‘zulke militairen weten zich altijd fatsoenlijkte gedragen, men hoeft zich nooit over hen te schamen.’ Maar Doortje, toen zij wederalleen was met de haren, zei met een van dank overvloeijend hart:

Wie maar den goeden God laat zorgen,En op Hem hoopt in 't bangst gevaar,

Is bij Hem veilig en geborgen,Dien redt Hij godlijk, wonderbaar.

De oude vrouw heeft zich niet lang meer mogen verheugen over de talrijke familie,die haar op haar ouden dag zoo onverwacht was te beurt gevallen. Maar zij stierf inrust en vrede, en het was een schoon geleide van trouwe en dankbare harten, dat haarverzelde naar de laatste rustplaats.Toen Doortje hoorde, welke rijke erfenis haar van grootmoeder was te beurt

gevallen, riep zij uit den grond van haar hart:

Niets, niets is 't mijn,Maar alles Gods geschenken;

Mijn hart, o Heer! zal immer aan U denken,Uw lof op mijne lippen zijn.

En deze belofte is in vervulling getreden. Het rijk gezegende gezin is niet trotschgeworden op zijn voor-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 112: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

107

spoed. Op een fraai landgoed in een bekoorlijke streek heeft Schröter nu rijkegelegenheid tot bezigheid, zonder zijn oogen te vermoeijen en is als verjongd doorzijn geluk. De kinderen kunnen nu voorzeker beter dan vroeger de ouders, al hungaven en talenten ontwikkelen, en mogen zich tevens in een schoon en gelukkig tehuis verheugen. Dat zij van die gelegenheid op de regte wijze gebruik maken, zietmen daaraan, dat hunne liefde en eerbied voor vader en moeder, hunne gewilligegehoorzaamheid slechts toenemen, hoe meer zij in kennis en beschaving misschienrijker worden, dan hunne ouders.Wie ooit aan Doortje vriendschap had bewezen: de nu reeds lang volwassen

kinderen van den schoenmaker, het weeshuis, de oude mevrouw, - allen heeft zij hetin dankbare liefde vergolden, zoo goed zij vermogt. Haar verzen heeft zij nog altijdbehouden, en de spreukjes der moeder blijven den kinderen in alle omstandighedendes levens een goed geleide. - Zoo dikwijls zij aan die vroegere, vaak zoo zorgvolletijden denkt, of als nieuwe zorgen dreigen, zegt zij vrolijk en getroost:

O goedheid Gods, nooit regt geprezen!Heet hij een mensch, dien gij niet treft?

Hoe snood ondankbaar moet hij wezen,Die 't hart niet vrolijk tot u heft!

Neen, alles aan God dank te wetenZij steeds mijn pligt, mijn werk, mijn lied!

De Heer heeft nimmer mij vergeten;Vergeet, mijn ziel! den Heer ook niet!

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 113: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

108

De schrandere Bruno.

In een eenigzins afgelegen dal van het schoone Zwitserland ligt een dorp, datzeldzamer dan vele andere streken door reizigers wordt bezocht, ofschoon het zoovriendelijk gelegen is, dat het ieders hart en oogmoet bekooren. Even als in de meesteZwitsersche dorpen staan ook hier de huizen ver van elkander, in 't groen verspreid;en dit groen der Zwitsersche dalen is zoo bijzonder schoon! Het heldere bergwatervliet en stort er van alle hoogten af; en stroomt dan onder het gras en mos door enhoudt dit zoo frisch en groen.Het dal was door groene heuvels ingesloten; doch aan de eene zijde verhief zich

hoog een magtige sneeuwberg, welks sneeuwwitte top glinsterde als kristal. Aan dehelling van een der groene heuvels stond de pastorie; zij was even als de anderehuizen gebouwd, met een wijd vooruitstekend dak, waaronder rondom een galerij,in Zwitserland prieël genoemd, waarheen een trap van beneden voerde: juist zooalsde kleine Zwitsersche huisjes, die wij wel eens als sieraden op tafels en kastjes

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 114: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

109

zien staan. Het was wat grooter en steviger gebouwd dan de andere huizen in hetdal, en zag er vriendelijk uit met zijn spiegelheldere vensters en zijn spreuk, die naaroude Zwitsersche manier op den voorkant van het huis was geschilderd:

Zoo lang als dit gebouwZal op zijn grondvest staan,Zal deugd en goede trouw,Daarin te zamen gaan.En zoo een Christenmensch,Hierin zijn loop besluit,Zoo neem hem, Hemelheer!In uwe woning op.

De predikant Oschwald was zeer bemind bij de menschen en in den ganschen omtrekgoed bekend; ook zijn vrouw, hoewel geen Zwitsersche van geboorte, maar uitEngeland afkomstig, had men zeer lief gekregen. Wel is waar, de boerenmenschenen de dominé's-vrouw konden elkander vaak niet verstaan, maar zij lachten elkandertoch vriendelijk toe, en de laatste deed veel goed aan kinderen en armen; dat wasook een taal.De predikant had geen zeer rustig leven en kon niet al te lang op zijn studeerkamer

zitten. Want niet alleen het dorpje, waarvan de huizen rondom de pastorie in hetgroen verspreid lagen, maakte zijn gemeente uit, - ook ver in den omtrek, boven opde steile bergen, of in diepe dalkloven, lagen enkele woningen, die er nog toebehoorden; en het was goed, dat het kerkklokje zulk een helderen klank bezat, wanthet moest 's zondags de menschen van alle kanten te zamen roepen.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 115: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

110

In de kerk kwamen natuurlijk alle lieden uit den ganschen omtrek; ook bragten zijhunne kindertjes daarheen, om ze te laten doopen, zoo ten minste de sneeuw niet alte hoog lag; maar als er zieken en stervenden waren, die de predikant moest troosten,dan moest hij er zelf uit, dikwijls bij zeer slecht weder, en dan moest hij langsgevaarlijke wegen, zoodat zijn vrouw in grooten angst verkeerde, totdat hij gelukkigweêr te huis kwam.De heer Oschwald zelf was volstrekt niet vreesachtig. ‘Zie naar boven, lieveMarie,’

zeide hij dan en wees op de prachtige sneeuwbergen, die zich hoog boven de groeneheuvels verhieven; ‘Hij, die deze bergen geplant heeft, waakt ook over ons leven.’‘Maar die bergen zelfs kunnen instorten, lieve Koenraad,’ zei de beangstigde

vrouw; ‘weet gij niet, wat die oude man ons verteld heeft, dat, toen hij nog een kindwas, er een sneeuwval gekomen is, die de huizen juist aan onze zijde verwoest heeft,en slechts dit ééne is staan gebleven, wijl het van steen is?’‘De sneeuwval heeft immers de menschen in hunne huizen begraven,’ zei de

predikant glimlagchend; ‘die er buiten waren, op de wegen van hun beroep, zijnverschoond gebleven, en als de almagtige God wil, dan kan hij ook de onder desneeuw bedolvenen weêr redden.’‘Maar het is ook wel Gods wil geweest, dat menschen onder de sneeuw zijn

omgekomen,’ zei de vrouw.‘Wanneer het Gods wil is, lieve Marie, zullen wij, hoop ik, eens erkennen, dat die

wil altijd wijs en heilig is. Maar er is nog geen gevaar,’ zei hij vriendelijk;

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 116: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

111

‘er is nog niemand veel kwaads overkomen, die op goede wegen ging.’Mevrouw Oschwald was een zeer teedere vrouw; zij had op reis in Zwitserland

haar man leeren kennen en hem. zoo lief gekregen, dat zij gaarne alleen met hemnaar dit stille, eenzame dal vertrokken was, ofschoon zij haar vroegste jeugd in grooteen prachtige steden had doorgebragt. Zij was hier tevreden en gelukkig, schoon ookeen ligt heimwee haar vaak bekroop, niet zoozeer naar den glans en de drukte eenergroote stad, als wel naar de prettige, talrijke familie, waaronder zij vriendinnen,neven en nichten in menigte had en waarmede zij regt vrolijke dagen beleefd had.Maar zij had dit heimwee spoedig overwonnen; zij zag, dat men haar lief had, datharen man dank en zegen volgden, waar hij ging; zij gevoelde zich tevreden onderdeze vriendelijke menschen, en toen haar lief, klein Truitje als een frissche alpenroosopgroeide, had zij op de wereld niets meer te wenschen.Truitje was een regt gezond, sterk Zwitsersch meisje; alleen het blonde haar, en

de fijne, blanke huid herinnerden aan de engelsche afkomst harer moeder. Zoodrazij goed kon loopen, speelde en dartelde zij 't liefst met de kinderen van 't dorp rond;haar moeder had hier vaak veel tegen en kon niet nalaten, dikwijls met een stillenzucht te denken, wat de voorname tante Dalton of de preutsche nicht Cecile welzouden zeggen, als zij haar kleine meid zoo met de boerenkinderen en geiten denberg zagen rondklouteren. Maar Truitje was er heel vrolijk en gelukkig mede en zijbloeide en gloeide van

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 117: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

112

gezondheid en levenslust; daarbij was zij, schoon vaak een wildzang, toch eengehoorzaam kind, en dus hoopte mama, dat zij ook ten regten tijde wel zou leeren,wat noodig was.Het dienstmeisje in de pastorie was zelf nog jong en een vrolijk schepsel, dat den

ganschen dag haar liedjes zong en neuriede, en een geliefde speelnoot voor Truitjewas. Zij was zeer net en sierlijk gekleed, ‘juist als een Zwitsersche pop!’ had nichtCecile verwonderd uitgeroepen, toen de predikantsvrouw bij een bezoek in Engelandhet meisje had meêgebragt. Zij was ook bijna al te net met haar lijfje van zwartfluweel, de eigenaardige zwart kanten muts, die haar frisch gelaat als een straalkransomgaf, de sneeuwwitten geplooide kraag en de witte mouwen, die ze zelfs bij 't werkniet vuil maakte.Ook voor het kleine Truitje had moeder een Zwitsersch kostuum laten maken, dat

haar lief stond; doch kraag en mouwen bleven niet zoo zindelijk als bij Meijeli.'t Meest verheugde Truitje zich, als vader haar medenam op zijn togten; zij mogt

dan in de een of andere boerenwoning blijven, waar hij wist, dat ordentlijke kinderenwaren, dan speelde ze vrolijk met deze, hielp hen de geiten hoeden of keek in deverte naar de prachtige sneeuwbergen, en luisterde naar de sprookjes, die een oudegrootmoeder vertelde van de verwoeste hut, die diep onder de sneeuw begraven lag.Menigmaal, als Truitje geheel alleen in 't groene gras lag en den schitterendengletscher zich in zijn heerlijkheid zilverwit in de blaauwe lucht zag verheffen, dandacht zij: daar opwaarts

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 118: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

113

gaat de weg naar den Hemel, en wie eenmaal daar boven is, die krijgt dan zilverwittevleugels, waarmede hij den Hemel in kan vliegen, midden onder de engelen. Maarals vader haar dan vertelde, hoe moeijelijk en zwaar het was, zulk een berg tebestijgen, hoe reeds menigeen zijn leven daarbij verloren had, dan verging haar delust, dien weg naar den hemel te zoeken, en dan troostte vader haar, dat de goedeGod haar een anderen weg zou wijzen, hoewel die ook niet altijd gemakkelijk was.Eens kwamen dan ook de voorname tante en nicht Cecile, toen zij een reis inZwitserland deden, met reusachtige alpenstokken, op ezels aanrijden, hoewel menin het dal, waar de heer Oschwald woonde, zeer goed in een ligten wagen had kunnenrijden; zij hadden zich schier voorgesteld, dat haar lieveMarie in een koestal woondeen waren zeer verheugd over de nette en gemakkelijke woning, en dat zij niet enkelgeitenmelk behoefden te drinken, maar ook koffij en behoorlijke maaltijdenbekwamen.Het dochtertje echter hadden zij zich niet zoo geheel als een natuurkind voorgesteld.

Zij waren nog niet lang aangekomen, toen Truitje met gloeijende wangen en losseharen binnensprong, met Bruno, den trouwen huishond, achter haar, die lustig omhaar heen huppelde en vrolijk blafte. ‘Omoeder, wij maken zulk eenmooijen watervalbeneden aan de beek; Hansli, Breni en ik! en er zijn twee zulke malle dames voorbijgekomen met lange stokken...’‘Uwe lieve tante en nicht Cecile zijn ons komen

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 119: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

114

bezoeken,’ zei de moeder ijlings in groote verlegenheid; ‘groet haar, Truitje.’Truitje kreeg een kleur en groette de dames, die haar deze kleine

onbedachtzaamheid niet heel kwalijk namen en later goede vriendenmet haar werden.Zij waren met veel genoegen in de vriendelijke pastorie en konden thans wel

begrijpen, dat haar lieve Marie niet van heimwee gestorven was. 't Was hier zooschoon, zoo heerlijk 's avonds, als de maan aan den donkeren hemel stond, en detrotsche bergen zoo stil en plegtig rondom, en als uit de hutten de lampjes zoovertrouwelijk lichtten, bij wier schijn de lieden vreedzaam bijeen zaten; of als de zonwas ondergegaan en de sneeuwbergen nog eens deed gloeijen in schitterend roodenglans als een purperen koningsmantel. En 't was heerlijk op een zonnigen namiddagbuiten te zitten op de galerij en naar buiten te zien op het groene dal en de bevalligehutten, terwijl de menschen vriendelijk groetende voorbij gingen naar hunne akkers,die zeer moeijelijk te bebouwen zijn, daar zij allen tegen berghellingen liggen. In 'tdorp was het dan geheel stil en slechts hier en daar zat voor 't huis een oud vrouwtjeof een grijze grootvader, die op zijn kleinkinderen paste.Alles beviel aan de tantes, alleen de al te wilde aard van het kleine Truitje niet; en

als deze zelve haar heldendaden vertelde, hoe zij eens op Hansje's bok had gereden,en hoe zij in 't winter met Meijeli aan de beek een tooverpaleis gebouwd had, vanlouter ijsbrokken, die dan zoo fraai waren te zamen gevroren, als of ze

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 120: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

115

aaneengegroeid waren, dan maakten zij zich bang en ongerust over het kleine, wildeschepsel.‘Lieve Marie, gij moet de kleine wat bedaarder en ingetogener maken, vóór zij

grooter wordt,’ zei de tante bij 't afscheid; ‘zij zal nog eens op een goeden dag denMontblanc bestijgen en in een ijskloof omkomen! Gij zult toch wel geen koehoedstervan haar willen maken; dus moet het kind leeren zich fatsoenlijk te gedragen.’‘Zeker, lieve tante, gij hebt gelijk,’ zei mevrouw Oschwald; ‘als ik sterker was en

mij meer met de kleine kon bemoeijen, dan zou het beter zijn; maar zij is toch ookveel bij haar vader, en ik geloof, dat zij niet altijd zulk een kleine wildzang zal blijven.Het kind is gezond en sterk, dus moet zij veel in de vrije lucht zijn; ik zelf kan nietzoo dikwijls uit, en als de goede God mij nog een lieve kleine schenkt, dan moet iknog meer te huis blijven en Truitje aan zichzelve overlaten. Doch ik hoop, dat als zijgeregeld aan 't leeren komt, het wel beter zal gaan.’‘Maar het meisje kan intusschen lijf en leven, armen en beenen verliezen, bij dat

rondklouteren!’‘Daar ben ik niet zoo heel bang voor, tante. Bruno verlaat haar niet en die past wel

op, dat haar niets kwaads geschiedt.’‘Dit is 't juist wat mij niet aanstaat,’ zei tante, ‘dat zij overal met dat leelijke dier

rondloopt.’‘O tante, gij weet niet welk een goed en trouw dier Bruno is!’Twee jaren geleden was een reiziger vermoeid en ziek

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 121: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

116

met den hond uit Italie gekomen, en was in de kleine herberg van het dorpje blijvenliggen. De predikant en zijn vrouw hadden trouw voor hem gezorgd en het kleineTruitje had hem dikwijls een mandje met verfrisschingen gebragt; de kleine en delangharige bruine hond, die altijd voor het bed van den zieke lag, waren spoedig zeergoede vrienden geworden.De vreemdeling was niet hersteld. Eer hij stierf, zei hij den goeden predikant nog

duizendmaal dank voor zijn liefde. ‘Ik ben niet rijk, dominé,’ sprak hij; ‘het weinige,dat ik nalaat, behoort aan mijn zuster; maar ik weet u niets beters tot dank te gevendan den hond, waarmede uw dochtertje reeds zoo bevriend is. Hij is van het edeleras der St. Bernhards honden, dat bijna uitgestorven is, en het heeft mij veel moeitegekost, hem te krijgen; hij is nog jong, maar het zal een trouw en sterk beest worden.’Toen de vreemdeling begraven werd, was de hond de lijkbaar gevolgd en had zich

voor het graf nedergelegd; hij bleef ook liggen, toen de kleine begrafenisstoet in 'tdorp was teruggekeerd. De predikant had wel eens hooren vertellen van trouwehonden, die op het graf van hun heer waren blijven liggen, tot dat zij zelve gestorvenwaren; het zou hem gespeten hebben, als het goede, trouwe dier zooware omgekomen.Daarom was hij des avonds nog eens naar het kerkhof gegaan en had Truitjemedegenomen. De hond lag nog op het graf en had zijn kop voor zich op den grondgelegd. ‘Bruno!’ riep de kleine; nu hief hij den kop op en zag haar treurig

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 122: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

117

aan. ‘Bruno, kom mede!’ riep zij weder en wendde zich om heen te gaan. Enwerkelijk, de hond stond langzaam op, draaide zijn kop nog een paarmaal om, naarhet graf van zijn meester, doch volgde de kleine gewillig naar huis.Sedert was Bruno de bestendige geleider van Truitje, en beide speelden met

elkander als kameraden. Hij liet zich van het kleine meisje alles welgevallen, en zijwas er zeer trotsch op, dat zij zulk een eigen bediende had. Vader had haar veelverteld van de monniken, die hoog op den St. Bernhard wonen, waar de wegen zoomoeijelijk en gevaarlijk zijn, dat reizigers zeer dikwijls omkomen, als zij van denweg zijn geraakt, of als zij vermoeid zijn gaan zitten en in de koude ingeslapen. Alser dan veel sneeuw valt of het stormt, dan kunnen zulke armemenschen ligt verstijvenen onder de sneeuw bedolven worden; zij kunnen niet meer roepen of zich bewegen,en geen mensch zou ze kunnen vinden.Maar dan zenden de goede monniken hunne goed afgerigte honden uit, met een

korfje om den hals, waarin levensmiddelen zijn en een lantaarn. Door hun scherpinstinkt dat geen ander schepsel in die mate bezit, sporen zij dan de bedolvenen op,krabben de sneeuw weg, en als zij de verkleumden zelf niet weer in 't leven kunnenbrengen, gaan zij naar het klooster terug en halen de monniken op, om te helpen.Met niet weinig trots vertelde Truitje de heldendaden der honden van St. Bernhard,

als of haar Bruno dit alles in eigen persoon gedaan had. Zij wilde hem ook,

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 123: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

118

spoedig nadat vader haar dit verteld had, 's avonds met een korfje en een lantaarnuitzenden, om terstond een bevroren mensch t'huis te brengen. Met het korfje ginghet goed; hij had reeds dikwerf brood bij den bakker gehaald, doch de lantaarn liethij zich niet gevallen; hij schudde zich, totdat ze gebroken op den grond lag. Devader had veel moeite, om Truitje te doen begrijpen, dat gelukkig in hunne streekde bevroren menschen zoo niet ieder avond op den weg lagen, en dat voor zulk eendienst de hond nog eerst bijzonder moest afgerigt worden. Kon Truitje geen bevrorenmenschen door haar Bruno laten ophalen, zoo leerde zij hem toch allerlei kunstjes.'t Was een lievelingspel van haar, om zich in het hooge gras te verschuilen en danklagend te roepen: ‘Bruno, zoek mij; ik lig in de sneeuw!’ De schrandere Bruno wistheel goed, waar Truitje was; maar hij snuffelde en zocht toch zeer angstig in eengrooten kring om het meisje rond, kwam al digter en digter, totdat Truitje op eensmet een luiden kreet opsprong. Maar ge hadt het dartelen en springen van Brunomoeten zien en zijn vrolijk geblaf hooren, waarmede hij de kleine dan omringde,totdat ze den heuvel af om het hardst liepen, zoo lang tot Truitje uitgeput in 't grasneerviel.

Niet zeer lang, nadat tante en nicht waren vertrokken, stond er een wieg in moeder'skamer, waarin een broertje sliep. Moeder had niet bang behoeven te zijn, dat zijTruitje volstrekt niet meer t' huis zou zien, als zij zonder

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 124: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

119

opzigt van moeder was en buiten vrij spel had. Truitje was overgelukkig met hetlieve kleine broertje en wilde heel gaarne bij zijn wiegje zitten, zijn zacht gezigtjeen zijn kleine, nette handjes streelen.Doch zoo heel lang duurde die pret met, daar 't kleine broertje nog volstrekt niet

spreken en spelen kon; ook zag hij niet eens naar de mooije prentjes, die Truitje hemterstond den eersten morgen liet zien. Maar de baker liet het meisje allerlei dingenvoor broertje doen: nu eens mogt zij 't wiegen, maar heel zoetjes; dan mogt zij deluijers en jurkjes van de galerij halen, waar ze gedroogd werden, of een wiegeliedjezingen; dan weer mogt zij ook haar zieke moeder een glas water of een kop theebrengen, en bij haar zitten en haar vertellen hoe mooi het buiten uitzag en wat zijmet haar speelmakkertjes gedaan had. Want het vrolijke kind kon toch niet altijd inde kinderkamer en bij broertjes wieg blijven; als de les bij vader gedaan was, danmogt zij even als vroeger naar buiten met haar kameraadjes.Doch Bruno, haar oude makker, was haar ontrouw geworden. Menigmalen sprong

hij nog wel vrolijk met haar naar buiten; zijn eigenlijke plaats scheen nu echter bijde wieg van den kleinen Walter te zijn. Als Mädi, de baker, met den kleine op degalerij heen en weêr wandelde, dan ging Bruno zeer langzaam en bedaard met haarmeê. Bij mooi weder werd de wieg van den kleine op de galerij geplaatst; en als danhet kind sliep, ging Bruno er nevens liggen en was er met geen mogelijk-

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 125: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

120

heid van daan te krijgen, al riep Truitje hem nog zoo luid in den tuin.Truitje wilde dit heel kwalijk nemen; maar de vader bragt haar tot rode en zeide:

‘Zie, dat is nu juist de schranderheid van Bruno: hij begrijpt, dat gij al een grootmeisje zijt, die zich zelve kan helpen of wegloopen, als iemand u kwaad wil doen;maar het kleine broertje kan zich zelf nog niet helpen; daarom, denkt hij, moet hijoppassen, dat hem niets kwaads geschiede in zijn slaap.’Truitje was hiermede tevreden en verheugde zich al op den tijd, dat zij en Walter

gezamenlijk met Bruno zouden kunnen spelen.De baker, Mädi, die moeder en het kleine broertje met groote zorg verpleegde,

was een oude vrouw met grijze haren; zij woonde tamelijk ver beneden in het dorp;haar oogen waren nog helder en klaar, en haar wangen nog frisch en rood; ze wasaltijd gezond en altijd opgeruimd en tevreden. Mädi werd overal in den omtrekgehaald, waar kleine kinderen waren te verzorgen; zij zelve had twaalf kinderengroot gebragt, dus kon ze goed met de kleinen omgaan en hield er veel van.Haar man was gestorven, haar eigene kinderen waren alle groot en buiten in de

wereld verstrooid. Twee zonen waren soldaten ver in Italie; andere dienden alsknechten en meiden: de oudeMädi was geheel alleen gebleven. Als zij geen kinderenhad te verzorgen, dan woonde zij eenzaam in haar eigen huisje, in het eenvoudigkamertje, waar roode anjelieren en rozen voor 't venster stonden. Daar zat zij danmet haar werkmandje en breide en

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 126: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

121

naaide voor haar afwezige zonen; daarbij stootte zij altijd heel zacht met den voetaan een ledige wieg, die voor haar stond; het was de wieg, waarin al haar twaalfkinderen gelegen hadden, tweekeer zelfs twee tegelijk, bij de geboorte van tweelingen.Vele bijgeloovige en domme menschen meenen, dat het kind zal sterven, als de

ledige wieg wordt geschommeld; doch Mädi vreesde daarvan geen kwaad voor haargroote kinderen, die ze elken dag in Gods hoede aanbeval. ‘Ik ben het zoolanggewend,’ zei ze; ‘ik kan niet werken, zonder er bij te wiegen; dan denk ikachtereenvolgens aan alle twaalf, die er in hebben gelegen, hoe het hun thans in dewereld gaat, en zing de oude wiegeliedjes weder.’Truitje hield evenveel van de oude Mädi, als deze van haar, en lachte haar al uit

de verte tegen; ook de moeder, toen zij weer gezond was en een klein dienstmeisjeop broertje paste, ging menigmaal naar Mädi in haar zonnig kamertje en liet zichdoor haar vertellen van al haar jongens en meisjes, toen ze nog klein waren.

Met kersmis kwam er een doos met kersgeschenken van tante en nicht Cecile uitEngeland; een fraai werkkistje met naalden en scharen, met stramien en gekleurdewol voor Truitje; tante hoopte, dat zij nu een vlijtig en ordenlijk meisje zou worden,en in plaats van op Hansje's bok te rijden, bedaard bij moeder aan de naaitafel zouzitten. Voor broertje kwamen een paar wondernette

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 127: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

122

schoentjes van rood fluweel met gouden knoopjes, zulke sierlijke schoenen, alsTruitje nog nooit in haar leven gezien had. Zij wilde ze hem dan ook dadelijkaantrekken; maar het kleine ventje stampte met zijn voetjes en wilde 't zich niet latenwelgevallen; hij droeg nog lange rokken en had nog nooit een schoen aan gehad.‘Wacht maar tot het voorjaar,’ troostte haar de moeder, ‘dan krijgt hij korte rokjesen kan de roode schoentjes dragen.’ Sedert vroeg Truitje dikwijls, wanneer hetvoorjaar toch kwam? en moeder hield het er voor, dat zij slechts uithoofde vanbroertjes roode schoentjes daar zoo naar verlangde.Eindelijk scheen het voorjaar te willen komen; de boomen waren nog niet groen,

maar sneeuwklokjes en gele boterbloemen bloeiden in 't dal. Broertje kon wel is waaraltijd nog niet loopen, wat Truitje vaak ongeduldig maakte; maar hij kon toch luidlagchen en spelen met zijn handjes en met een kleinen bonten bal, dien zij hem bragt;en, wat 't voornaamste voor Truitje was, hij droeg een kort, wit rokje, en aan zijnkleine, mollige voetjes witte kousjes en de roode schoentjes; hij scheen er zelfs pretin te hebben en speelde er dikwijls meê. Men plaatste de groote mand weer op degalerij, waarin men het bedje van den kleine maakte; daarin speelde of sliep hij danin de heerlijke, zachte lentelucht en zijn wangjes gloeiden als roode rozen. Brunohield getrouw bij hem de wacht, ook als Truitje was weggeloopen naar den tuin ofhet dal; de moeder en het kindermeisje waren volkomen gerust, als zij den kleineonder zulk een goede hoede wisten.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 128: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

123

't Was een warme, schoone namiddag. Moeder en Meijeli waren ijverig bezig metde wasch; Truitje, die met het fraaije werkkistje nu veel liever werkte dan vroeger,zat op een voetbankje bij de wieg, waarin de kleine lag, haakte met ijver aan eeneenigzins onbestemd voorwerp, waarvan zij verzekerde, dat het een jurkje voorbroertje zou worden. De zon scheen helder op den sneeuwberg, die hoog boven dengroenen heuvel uitkwam, waar het huis stond. Truitje's oogen waren geheel verblinden zij ging in de kamer, waar het uithoofde van 't vooruitstekend dak nimmer zoohel was, teneinde hier haar werk voort te zetten, waaraan zij zoo ijverig arbeidde.Broertje sliep vast. Bruno echter bleef niet zooals gewoonlijk rustig en bedaard bijde mand zitten, hij liep langzaam de galerij rond en snuffelde telkens weer met zijnneus in de lucht. Truitje was 't al gewoon, dat haar oude kameraad niet veel meermet haar te doen wilde hebben, zoolang de kleine sliep; dus keerde zij hem eenigzinstrotsch den rug toe en ging naar binnen.Zij was buitengewoon vlijtig aan haar werk, dewijl zij moeder wilde verrassen;

want zij dacht, die zou dan wel aan tante schrijven, dat zij nu al aardig werken geleerdhad.Eindelijk duurde het haar toch te lang en zij ging naar buiten om te zien of de

kleine reeds wakker was en Meijeli hem soms in den tuin zou medenemen, zoodatzij met Bruno naar beneden kon loopen, haar vader te gemoet. Maar - Bruno wasweg en de mand was ledig! Zij hief het ligte dek op, of de kleine niet daaronder

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 129: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

124

verborgen was, - nergens! en geen spoor van Bruno. Voor de mand lag een van demooije roode schoentjes, die de kleine had aangehad, - anders volstrekt niets, enwaarheen Truitje ook staarde, nergens was iets van den hond of het kind te zien.Buiten zich van schrik, vloog zij naar de benedenkamer, waar moeder en Meijeli

aan 't strijken waren. ‘Broertje is weg, broertje, en Bruno ook.’ De moeder werddoodsbleek en hield zich aan de tafel vast om niet neer te zijgen; Meijeli wilde naarboven ijlen om te zien, of het zoo was; - daar vloog zij met een kreet weer in dekamer; een buitengewoon gerucht liet zich hooren; eensklaps was 't alsof een zwaarvederen bed op 't huis viel; 't werd donker in de kamer en Meijeli riep uit:‘Barmhartige God! dat is een sneeuwval!’De moeder lag eenige minuten als verdoofd; vervolgens hief zij het hoofd op, zag

ontsteld de donkere kamer rond en riep: ‘En vader is weg, en het kind! o God, wijzijn allen verloren!’Truitje begreep langen tijd niet, wat dit alles te beduiden had; langzamerhand

maakte de jammerendeMeijeli haar duidelijk, dat een sneeuwlawine zich los gelatenhad en in 't dal was gestort. ‘Ons huis is geheel en al met sneeuw overdekt,’ zeiMeijeli; ‘maar als niet het geheele dorp ginds bedolven is, dan komen zeer zeker demannen uit 't dorp hierheen, om er ons uit te graven, als wij maar zoolang wat te etenhebben; stikken zullen wij gewis niet.’ - ‘Eten!’ nu kwam eerst de verschrikkelijkegedachte bij Truitje op, dat zij onder de

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 130: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

125

sneeuw van honger zouden kunnen sterven. Meijeli echter stak een licht aan in dekeuken, en toonde haar in de provisiekamer een groot stuk gerookt vleesch, een grootbrood en een stuk boter. Toen werd Truitje weer gerust en tevreden; 't scheen haar,dat men zulks in weken lang niet zou kunnen opeten, en met schijnbare bezorgdheidzei ze: ‘En, Meijeli, als 't lang duurt, zullen we ten slotte nog al de heerlijkeingemaakte frambozen en pruimen moeten opeten, die moeder in de kast heeft.’Meijeli moest toch lagchen in al haar ellende en zei: ‘Nu, God geve, dat wij daarvanniet behoeven te leven, dit zou ons niet lang onderhouden!’Zij bragt haar meesteres een weinig wijn ter versterking. Mevrouw Oschwald was

zeer bleek, maar zij zat stil met gevouwen handen. ‘O, mevrouw,’ zei Meijeli, ‘weesmaar gerust; ik heb het al dikwijls gezegd, onze Bruno heeft meer verstand dan eenmensch; hij zal onzen kleinen jongen wel in veiligheid gebragt hebben, dewijl hijmerkte dat er een sneeuwval zou komen; en voor den heer predikant zal de goedeGod wel gezorgd hebben; het dal is immers wijd en groot, dus zal mijnheer wel nietjuist onder de sneeuw zijn gekomen.’‘Wij zijn allen in Gods hand,’ zei mevrouw Oschwald, die door stil gebed weêr

kalmte gevonden had; ‘als het zijn genadige wil is, dan kan hij ons redden en denlieven vader en ons kindje weêr bij ons brengen; al storten bergen en heuvels in, zijngenade zal niet van ons wijken en zijn goedheid ons niet verlaten. Eer wij verderonderzoeken, hoe het met ons staat, willen

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 131: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

126

wij te zamen bidden.’ En zij knielden allen. MevrouwOschwald bad uit den diepstengrond haars harten tot den almagtigen Schepper van hemel en aarde, tot denbarmhartigen vader, die de haren van ons hoofd heeft geteld; zij bad, dat hij zijn handzou uitstrekken over echtgenoot en kind, dat hij ook haar in den tegenwoordigennood zou bijstaan en haar weêr gelukkig het daglicht doen aanschouwen. Indien Hijechter besloten had, dat zij hier haar dood zouden vinden, mogt Hij haar einde nietverzwaren en haar in vrede in zijn eeuwig huis opnemen.’Zij waren zeer stil geworden. Truitje had haar hoofdje in moeders schoot gelegd

en rustte, bedroefd en vermoeid van schrik en angst. Meijeli ging zachtkens heen omin huis rond te zien. Spoedig kwam zij zeer getroost weder binnen: ‘Alles staat goed,mevrouw! de zwaarste val is niet op ons huis gekomen, het dak is niet ingestort! Alszij beneden en boven in 't dorp niet allen zijn doodgeslagen, dan kunnen zij de sneeuwspoedig wegwerken; 't kan niet zoo erg zijn, anders was het dak wel ingestort.’Een poos daarna kwam zij op nieuw binnen, heel verblijd: ‘'t Geitje is beneden!

't geitje staat in den stal! ik heb 't wel gezegd, zulk een dier heeft meer danmenschenverstand! Het heeft gewis gemerkt, wat er op handen was en is daarom vanzelf in zijn stal gegaan; nu hebben wij melk, en hooi voor het geitje is er ook. Weesnu maar gerust, wij hebben van alles genoeg.’

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 132: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

127

Spoedig daarop bragt de onvermoeideMeijeli een kop met melk, wat brood en boter,en koud vleesch voor 't avond-eten. ‘Ik bid u, eet toch wat, lieve mevrouw,’ zei ze;‘wij weten niet, hoelang wij onze krachten nog noodig hebben; koken kan ik niet,want wij zouden stikken in den rook, die niet door den schoorsteen kan; maar wijhebben nu voor een poos koud eten.’ - Truitje meende, dat zij niets zou kunnen eten,maar toen zij het beproefde, ging het vrij wel en spoedig smaakte 't haar schier evengoed als in gewone dagen. Moeder wilde niet eten; zij zat steeds stil met gevouwenhanden; doch op Meijeli's dringend aanhouden nam zij ten laatste iets.Meijeli waschte de borden, zoo goed zij kon, met koud water, vervolgens zeide

zij: ‘Nu, mevrouw, zouden wij niet in Gods naam met elkander te bed gaan? Slapenis het beste, als men niets doen kan.’Mevrouw Oschwald knielde nogmaals met Meijeli en Truitje en deed een regt

vurig gebed, waarin zij haar man en kind in Gods genadige hoede aanbeval en voorzich en de haren alhier om hulpe bad. Zij liet Truitje nog een fraai avondlied opzeggen,dat zij haar vroeger geleerd had. Doch toen zij deze keer die woorden uitsprak:

Ik weel aan wien ik mij vertrouwe,Al wisselen ook dag en nacht;

Ik ken de rots, waarop ik bouwe;Hij feilt niet, die uw heil verwacht;

toen scheen het, alsof een engel haar met zijn vleugels aanraakte; en voor 't eerstondervond het kleine Truitje,

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 133: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

128

wat het zeggen wil, een kind van den almagtigen vader in den hemel te zijn. Moedernam haar bij zich in bed en spoedig sliep zij getroost aan haar hart in, terwijl dezenog langen, langen tijd slapeloos naar buiten schouwde in den donkeren nacht, enaan haar echtgenoot dacht.Men kon niet zien wanneer de morgen aanbrak, in de troostelooze duisternis der

bedolven woning; ook was de lucht reeds bedompter dan den vorigen avond; evenwelontwaakten zij. De altijd ijverigeMeijeli stak licht op, kleedde zich en hielp de kleine.Mevrouw Oschwald had zich in 't geheel niet ontkleed; zij stond zeer vermoeid op,want zij had bijna niets geslapen, doch zij zuchtte en klaagde niet. Zij baden metelkander het ‘onze Vader’ en het ‘Uw wil geschiede, op aarde als in den hemel,’klonk gelaten en getroost van hunne lippen.Meijeli bragt versch gemolken geitenmelk. ‘Dit is toch een weinig warms,’ zeide

zij troostend, ‘daar wij niet kunnen koken. Heel lustig is ons geitje echter niet; hetbemerkt ook wel, dat niet alles in orde is; ja, zulk een dier is door en door slim.’De moeder moest lagchen; 't scheen haar, dat er geen bijzondere slimheid toe

noodig was, om niet heel lustig te zijn in een door sneeuw bedolven huis; ook Truitjeliet het hoofdje hangen en zat stil op een klein stoeltje aan moeder's zijde.Langzaam, uiterst langzaam sloop de donkere dag voor de onder de sneeuw

begravenen voort. Truitje stond van

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 134: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

129

tijd tot tijd eens op, nam het licht en keek naar de groote klok, die in de kamer hing;zij kon niet begrijpen, dat slechts een kwartier voorbij was, terwijl zij meende, datreeds uren verloopen moesten zijn.De moeder stond op en ging onrustig en stil op en neer; dan luisterde zij weer

eens, of zij niets hoorde van de redders, van welke Meijeli gesproken had, - 't wasstil als in een graf.‘Moeder, zullen wij zoo moeten omkomen?’ vroeg Truitje angstig.‘Zooals God wil, kind,’ sprak de moeder gedrukt; 't kwam haar zelve voor, alsof

ze reeds weken lang onder de sneeuw begraven waren. Meijeli kon niet zien, datmoeder en kind zoo neêrslagtig en treurig bij elkander zaten. Zij was niet zoo bang,ze had reeds menige geschiedenis gehoord van onder de sneeuw begravenen, dietoch gelukkig weder aan 't daglicht waren gekomen, en gaf de hoop niet op.‘Wat dunkt u, juffer Truitje,’ stelde zij voor, ‘als wij te zamen de wasch eens aan

kant maakten?Wij moeten het doen, zoolang wij licht hebben; ik weet niet, hoe langonze olie en kaarsen zullen strekken.’‘En zal het hier dan nacht, aanhoudend donkere nacht zijn?’ vroeg Truitje angstig.‘Nu, zoo heel lang zal 't immers niet duren,’ troostte Meijeli, ‘en men raakt ook

aan de duisternis gewoon. Een oom van mij is ook eens bedolven geweest in eenkelder, en die heeft gezegd, dat hij ten laatste in het pikdonkere hol de muizen hadzien spelen, en de muizen

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 135: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

130

en spinnen zien immers van zelf in 't donker; maar inderdaad, de beesten zijn ookheel slim!’ Voor de moeder was dit een armzalige troost; maar Truitje was toch eenweinig nieuwsgierig, hoe het zijn zou, als zij ook de muizen zag spelen. Truitje gingmet Meijeli naar de waschkamer; mevrouw Oschwald stak nog een klein lichtje aan,om boven de wasch in de kast te leggen; wel is waar waren haar gedachten deze keerniet veel bij het schoone, heldere linnen, dat anders haar hart zoozeer verheugde.‘Ik laat u nu even met Truitje alleen,’ zei Meijeli; ‘ik ga naar den zolder om hooi

te halen voor ons geitje, dat wij toch goed moeten verzorgen!’De moeder legde het linnengoed, dat Truitje haar bragt, stil in de vakken der kast,

terwijl ze in zichzelve allerlei troostrijke spreuken en verzen opzei. Zij had ze anderswel gezongen, maar zingen kon zij thans niet.

Ook in mijn bangste smartenBlijft Ge op mijn heil bedacht;

zei ze juist, toen Meijeli met een luiden vreugdekreet de trap afsprong: ‘Zij komen!ze graven de sneeuw weg! ze zijn boven,’ riep ze juichend, ‘ik heb 't gehoord.’Verheugd ijlden moeder en Truitje de trap op naar den dakzolder. Daar hoorden zijeen dof gerucht als van graven en schoffelen. ‘Gode zij dank!’ riep de moeder enzonk op haar kniën. ‘Kunnen wij niet wat helpen van dezen kant, opdat het snellerga?’ vroeg Truitje. ‘Dat is niet mogelijk,’ zei Meijeli; ‘wij hebben immers

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 136: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

131

het eerst het dak boven ons, en niet de sneeuw; die mannen zullen 't wel klaren.’ Enzij liet een luid gejodel hooren, zooals herdersmeisjes elkander van de bergen weltoezingen. Het klonk niet zoo helder als in de vrije blaauwe lucht op de groene hoogte,maar zij hoorden 't toch. Er klonk een roep terug, en duidelijker hoorden zij schoffelenen graven.‘Marie!’ riep thans duidelijk de stem van den predikant, ‘lieveMarie, leeft gij nog,

gij en het kind?’ - ‘Wij allen, lieve Koenraad!’ riep zijn vrouw. ‘En ook het geitje!’schreeuwde Meijeli. ‘Bruno, ik hoor Bruno blaffen!’ riep het kleine Truitje in degrootste vreugde. Daar begon het boven te kraken, een hoop sneeuw en een stukdakspar viel naar beneden; het daglicht drong er door, luider klonk Bruno's geblaf,en door het kleine gat, dat boven ontstaan was, stak hij zijn snuit en liet een kleinkinderschoentje van rood fluweel met gouden knoopjes vallen.‘Dit is het andere schoentje, en onze kleine jongen leeft!’ riep Meijeli opgetogen.

‘Onze kleine jongen leeft!’ riep de predikant naar beneden; ‘ginds in 't dorp ligt hijongedeerd en slaapt in de oude wieg van Mädi!’Nu was 't een vrolijk leven daarboven enmen kwam spoedig gereed; onder lagchen

en weenen sloot de vader vrouw en kind in de armen, die hem zoo wonderbaar warenterug gegeven.‘Het vuur in de keuken brandt weer!’ riepMeijeli vergenoegd en stookte aan, hing

een ketel op en kookte koffij en sprong in den kelder, om wijn te halen voor

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 137: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

132

de brave mannen, - men meende waarlijk, dat Meijeli op drie plaatsen tegelijk was.Onderwijl zat de predikant in de kamer op de sopha; zijn vrouw leunde tegen hem,

nog afgemat van zorg en schrik, en liet zich van hem vertellen, op welke wijze haarkind gered was. Zij kon er niet heen ijlen, omdat de huisdeur nog niet bevrijd was;de predikant was met behulp der mannen van boven in 't huis geklommen.‘Ik bezocht een zieke boven in het dal,’ vertelde de predikant; ‘doch nam spoedig

den terugweg weder aan, daar 't mij, niettegenstaande den helderen zonneschijn, tochniet wel te moede was; ook zeiden de lieden, dat er witte wolken opkwamen, 't geeneen storm voorspelde. Daar ik de woning van Mädi voorbij moest, wilde ik die tochniet voorbij gaan, zonder haar even goeden dag te zeggen. Doch men komt niet zoogemakkelijk van Mädi weg; want als zij eerst naar onzen jongen vraagt en dan tenslotte begint te vertellen van haar eigen zeven jongens en van haar vijf meisjes, dieze allen in die wieg heeft gehad, dan is er geen eind aan. Ten laatste had ik tochgelegenheid te vertrekken. Ik wilde nog even bij haar zieke buurvrouw gaan zien;doch terwijl ik nu van deze naar huis keer, roeptMädi mij buiten adem uit het venstertoe: “Dominé! Dominé! kom toch eens hier!” En wat was er, toen ik bij Mädi kwam?Daar lag onze Walter op den grond, gezond en wel; slechts keek hij wat verwonderdrond met zijn groote, blaauwe oogen; nevens hem stond Bruno, die hoogst oplettendde oude vrouw en het kind beurtelings

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 138: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

t.o. 132

Lith. v. Tresling & Co. Amst.Bladz. 132.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 139: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

133

aanzag, en die het zeer goed scheen te vinden, toen deze het met veel liefkozingenin haar oude wieg legde.Niet lang nadat ik van Mädi was weg gegaan, had zij een zacht krabben aan haar

deur gehoord en was zeer verbaasd, toen zij die opende en Bruno voor de deur stond,die onzen kleinen jongen heel voorzigtig aan den breeden band om zijn jurkje metzijn tanden vasthield, en hem nu zacht voor haar op den grond neêrlegde.Wij waren nog bezig met elkander te bespreken, hoe het trouwe dier er toch toe

gekomen zou zijn, het kind van huis weg te voeren; toen wij op eens een dof geluid,een luid geschreeuw op de straat hoorden: een lawine was neergestort en had eengedeelte van het dal, waaronder ons huis, bedolven.’‘En onze Bruno heeft het vooruit geweten, en daarom heeft hij ons knaapje

geborgen, vóór het onheil kwam; het zou immers verpletterd zijn, want zijn wiegstond op de galerij. En met voordacht heeft hij het eene schoentje achtergelaten, enhet andere eerst terug gebragt, opdat wij zouden zien, dat het kind gered was!’ riepMeijeli, die onder 't heen en weergaan het verhaal mede had aangehoord. ‘Ja! ik zegmaar, de allerwijste mensch is nog niets in vergelijking met zulk een schrander dier!’‘Nu,’ zoo viel de predikant glimlagchend haar opgewonden bewondering in de

rede, ‘vóór alles willen wij den Heer prijzen, die zulk een verwonderlijk instinct inde ziel van een redeloos dier heeft gelegd.’

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 140: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

134

Spoedig was het huis geheel van sneeuw bevrijd, terwijl overigens de sneeuwvalgelukkig niet veel bewoonde huizen getroffen had. Mädi trok in haar mooistezondagskleeren uit, om den geredden knaap in de pastorie terug te brengen. De kleinezat vergenoegd op haar arm; slechts nu en dan keek hij met een bedenkelijk gezigtnaar zijn kleine dikke voetjes; hij scheen zijn mooije roode schoentjes te missen.Bruno liep heel deftig en statig naast Mädi, en zag telkens opmerkzaam naar denkleine, die hem vriendelijk toelachte.Een menigte kinderen en menschen uit het dal, die allen reeds van het kind en den

hond gehoord hadden, vergezeldenMädi, zoodat het wel een statige doopstoet geleek,behalve dat de doopeling reeds regtop zat en helder om zich heen keek, dat andersbij kleine doopelingen niet het geval is.De pastorie werd spoedig hersteld en dominé Oschwald, die na eenige jaren in

een andere streek van het schoone Zwitserland verplaatst werd, heeft geen sneeuwvalmeer beleefd. De kleine Walter is flink opgegroeid en een lustige kameraad van denschranderen Bruno gebleven; de tante in Engeland, aan wie men de wonderbaregeschiedenis had medegedeeld, heeft hem, inplaats van de roode laarsjes die nietmooi meer waren, een paar blaauw fluweelen gezonden, maar hij had spoedig sterkeleeren schoenen noodig.Truitje is een frisch en vrolijk Zwitsersch kind gebleven; maar sedert dien dag,

dat zij den dood van zoo nabij had gezien, is zij toch een weinig zachter en

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd

Page 141: Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd1 Dewonderbaregrot. HenryMordauntwaseenzeemanskind,aanhetstrandgeboren,opgegroeidinde heerlijke,frisschezeelucht,eenonbevreesde,stoutmoedigejongen,wildenlustig

135

meisjesachtiger geworden. De kleine wieg in de hut van Mädi staat thans stil; detrouwe moeder is gestorven, nadat zij het laatste van haar twaalf kinderen gelukkigverzorgd had gezien. Maar Meijeli is nog altijd in dienst bij de familie Oschwald;zij verzorgt met liefde den trouwen Bruno, die langzamerhand wat oud en zwak isgeworden; en zij vertelt heel gaarne de geschiedenis van zijn wonderbareschranderheid.

Ottilie Wildermuth, Uit stad en land. Vier verhalen voor de jeugd