Tracé N239 en N240...Tracé N239 en N240, gemeenten Medemblik en Wieringermeer. Een Bureauonderzoek...
Transcript of Tracé N239 en N240...Tracé N239 en N240, gemeenten Medemblik en Wieringermeer. Een Bureauonderzoek...
Tracé N239 en N240 rapport 1946
Tracé N239 en N240, gemeenten Medemblik en Wieringermeer.
Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend en karterend booronderzoek
J. Holl R.M. van der Zee
2
Colofon ADC Rapport 1946 Tracé N239 en N240, gemeenten Medemblik en Wieringermeer Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend en karterend booronderzoek Auteurs: J. Holl en R.M. van der Zee In opdracht van: Provincie Noord-Holland © ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, oktober 2009 Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Autorisatie: drs. W.K. van Zijverden ISBN 978-90-6836-936-6 ADC ArcheoProjecten Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Tel 033-299 81 81 Fax 033-299 81 80 Email [email protected]
3
Inhoudsopgave Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied 4 Samenvatting 5 1 Inleiding 7
1.1 Algemeen 7 1.2 Doelstelling en vraagstelling 7
2 Bureauonderzoek (bestaand tracé N239/N240) 8 2.1 Methoden 8 2.2 Resultaten 8 2.3 Conclusies van het bureauonderzoek 13 2.4 Aanbeveling op basis van het bureauonderzoek 13
3 Inventariserend Veldonderzoek (Nieuw tracé N240) 14 3.1 Methoden 14 3.2 Resultaten 15 3.3 Interpretatie 16
4 Conclusies 16 5 Aanbeveling 18 Literatuur 19 Lijst van afbeeldingen en tabellen 19 Bijlage 1 AMK-terreinen 35 Bijlage 2 Boorgegevens 36
4
Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied
Provincie: Noord-Holland Gemeente: Medemblik en Wieringermeer Plaats: Medemblik en Opperdoes Toponiem: Tracé N239 en N240 Datum: 29 juni 2009 Opdrachtgever: Provincie Noord-Holland Uitvoerder: ADC ArcheoProjecten BV Onderzoekskader: wijziging bestemmingsplan Kadastrale gegevens: niet opgevraagd Kaartblad: 14H Coördinaten: 131.150/529.450; 135.000/530.300; 134.750/531.350; 134.000/532.350 Bevoegde overheid: Provincie Noord-Holland Deskundige namens de bevoegde overheid: dhr. G. Alders (Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland) ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): 35310 en 35312 ADC-projectcode: 4109737 Periode van uitvoering: mei en juni 2009 Beheer en plaats documentatie: ADC ArcheoProjecten, afd. PenL, Amersfoort
5
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Samenvatting
In opdracht van Provincie Noord-Holland heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het tracé van de N239 en N240 bij Medemblik en Opperdoes (gemeenten Medemblik en Wieringermeer). In het plangebied zal een nieuw tracé aangelegd worden. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een Milieu Effect Rapportage (MER) en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Het bureauonderzoek is uitgevoerd voor het bestaande tracé van de N239 en N240. Dit onderzoek had als doel het vaststellen of binnen 50 m aan weerszijden van de N240 en N239 archeologische waarden bekend zijn of verwacht kunnen worden. Binnen dit onderzoeksgebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle perioden vanaf het Neolithicum. Archeologische resten uit het Neolithicum worden vooral verwacht op de oeverwallen langs de kreken. Resten uit de Bronstijd, IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen kunnen verwacht worden op de hoger gelegen kreekruggen. Resten uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen kunnen ook op een eventueel aanwezig veenpakket aangetroffen worden. Resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd hebben geen eenduidige relatie met de bodemopbouw van het gebied en kunnen zowel op de kreekruggen voorkomen, als in de lager gelegen komgronden. Er is een grote kans dat eventuele archeologische resten door grondbewerking in het kader van ruilverkavelingen zijn opgenomen in de bouwvoor. In dit geval worden archeologische resten verwacht aan of direct onder het maaiveld, maar zullen zij niet meer in-situ zijn. Op de locatie van de huidige N239 en N240 zullen archeologische resten verdwenen zijn door de aanleg van deze wegen. Ter plaatse van de westfriese Omringdijk kunnen archeologische resten van vóór de 13e eeuw verstoord zijn door zetting van de grond als gevolg van de aanleg van de dijk. Ter plaatse van het nieuwe tracé van de N240 is in een eerder stadium door Diepeveen-Jansen & Klerks (2007) een bureauonderzoek uitgevoerd. Dit resulteerde in de volgende gespecificeerde verwachting: “Binnen het plangebied zijn tijdens grootschalige veldverkenningen geen archeologische of cultuurhistorische waarden aangetroffen. Bewoningssporen worden dan ook binnen het plangebied, de rotonde, niet verwacht. Indien aanwezig, zullen deze tijdens de dijk- en wegenaanleg verstoord zijn. Het zuiden van de Wieringermeer wordt aangemerkt als een mogelijk neolithisch bewoningsgebied. Enkele geïsoleerde vondsten bevestigen dat het niet uit te sluiten is dat binnen het geplande tracé prehistorische woonplaatsen aanwezig zijn op mogelijk niet gekarteerde oeverwallen of kreekruggen. Dergelijke sporen worden tot 1 meter onder het maaiveld verwacht. De Westfriese Omringdijk is een provinciaal monument en een beeldbepalend element in het Noord-Hollandse polderlandschap en van historisch-ruimtelijke betekenis omdat het het oude van het nieuwe land scheidt. Ten noorden van de Westfriese Omringdijk heeft een oudere, mogelijk laatmiddeleeuwse dijk gelopen die door het nieuwe tracé doorsneden zal worden.” Op basis van deze verwachting is, conform de KNA, versie 3.1, een verkennend en een karterend booronderzoek uitgevoerd, met als doel het vaststellen of op basis van de lithostratigrafie en lithogenese archeologische waarden in het plangebied verwacht kunnen worden. Hieruit bleek dat in het tracédeel tussen de Westfriesche Vaart en de Koggenrandweg een fossiele kreek met een oeverwal aanwezig is. Aan de oppervlakte zijn hier fragmenten aardewerk uit de IJzertijd, Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd gevonden. Verder is hier een gedempte sloot of kuil aangetroffen, die in ieder geval dateert van vóór de 12e eeuw n. Chr. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een laatmiddeleeuwse dijk gevonden. Ten noorden van de Westfriesche Vaart is de bodem tot ca. 1 m beneden maaiveld verstoord, waarschijnlijk door grondverzet. Op de percelen waar een goede vondstzichtbaarheid heerste, werd slechts (sub)recent materiaal aan de oppervlakte aangetroffen. ADC ArcheoProjecten adviseert om in de gebieden met een hoge of middelhoge archeologische ver-wachting een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. Het betreft enkele proefsleuven in het deel van het plangebied ten zuiden van de Westfriesche Omringdijk. Er zal 5 tot 10 % van het plangebied opgegraven worden. Er dient in ieder geval een proefsleuf ter plaatse van de middeleeuwse sloot, bij boring 19, worden aangelegd. Ook dient het gebied direct ten zuiden van de Westfriesche Vaart, ter hoogte van de boringen 13 en 14, opgegraven te worden door middel van een proefsleuf, aangezien in deze boringen respectievelijk een kreekrug en een oeverwal zijn aangetroffen. Tenslotte wordt aanbevolen een sleuf te graven ter hoogte van de boringen 16, 17 en 18, aangezien hier waarschijnlijk oeverafzettingen aanwezig zijn. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).
6
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Het is niet uit te sluiten dat buiten het voor vervolgonderzoek geselecteerde gebied toch nog archeologi-sche resten voorkomen. Daarom merken wij op dat het aanbeveling verdient om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet 1988 en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.
Tabel 1. Tijdsduur van de verschillende (pre)historische perioden.
Periode Tijd in jaren
Nieuwe tijd 1500 - heden
Middeleeuwen: 450 – 1500 na Chr.
Late-Middeleeuwen 1050 - 1500 na Chr.
Vroege-Middeleeuwen 450 - 1050 na Chr.
Romeinse tijd: 12 voor Chr. – 450 na Chr.
Laat-Romeinse tijd 270 - 450 na Chr.
Midden-Romeinse tijd 70 - 270 na Chr.
Vroeg-Romeinse tijd 12 voor Chr. - 70 na Chr.
IJzertijd: 800 – 12 voor Chr.
Late-IJzertijd 250 - 12 voor Chr.
Midden-IJzertijd 500 - 250 voor Chr.
Vroege-IJzertijd 800 - 500 voor Chr.
Bronstijd: 2000-800 voor Chr.
Late-Bronstijd 1100 - 800 voor Chr.
Midden-Bronstijd 1800 - 1100 voor Chr.
Vroege-Bronstijd 2000 - 1800 voor Chr.
Neolithicum (Jonge Steentijd): 5300 – 2000 voor Chr.
Laat-Neolithicum 2850 - 2000 voor Chr.
Midden-Neolithicum 4200 - 2850 voor Chr.
Vroeg-Neolithicum 5300 - 4200 voor Chr.
Mesolithicum (Midden Steentijd): 8800 – 4900 voor Chr.
Laat-Mesolithicum 6450 -4900 voor Chr.
Midden-Mesolithicum 7100 - 6450 voor Chr.
Vroeg-Mesolithicum 8800 - 7100 voor Chr.
Paleolithicum (Oude Steentijd): tot 8800 voor Chr.
Laat-Paleolithicum 35.000 - 8800 voor Chr.
Midden-Paleolithicum 300.000 – 35.000 voor Chr.
Vroeg-Paleolithicum tot 300.000 voor Chr.
Bron: Archeologisch Basis Register 1992
7
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
1 Inleiding
1.1 Algemeen In opdracht van Provincie Noord-Holland heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het tracé van de N239 en N240 bij Medemblik en Opperdoes (gemeenten Medemblik en Wieringermeer, zie afb. 1). In het plangebied zal een nieuw tracé aangelegd worden. Het bestaande tracé is onderzocht in het kader van mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een Milieu Effect Rapportage (MER) en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. 1.2 Doelstelling en vraagstelling Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen het omschreven gebied. Het bureauonderzoek zal uitgevoerd worden voor het bestaande tracé van de N239 en N240 (zie afb. 2). Hierbij zijn de volgende onderzoeksvragen gesteld: • Zijn er binnen een strook 250 m aan weerszijden van de N240 en N239 archeologische waarden
bekend? • Wat is de aard, omvang, (diepte)ligging en datering van deze waarden? • Is er een relatie tussen het voorkomen van de bekende waarden en hun landschappelijke ligging? Zo ja: • Waar kunnen op grond van de geogenese van het gebied, buiten de bekende vindplaatsen,
archeologische waarden verwacht worden? • Vormen toekomstige ontwikkelingen een bedreiging voor landschappelijke, archeologische en
cultuurhistorische waarden? • Kunnen bekende of verwachte waarden door planaanpassing worden behouden? Indien de (mogelijke) archeologische waarden niet kunnen worden behouden: • Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun
omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit?
Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting. Het inventariserend veldonderzoek vond plaats door middel van een verkennend en karterend booronderzoek. Het veldonderzoek is uitgevoerd voor het nieuwe tracé van de N240 (zie afb. 2). Ten behoeve van het inventariserend veldonderzoek is een plan van aanpak (PvA) opgesteld conform KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) specificatie VS01 en de geldende beleidsregel van de Staatsecretaris van OCW Hierbij zijn de volgende onderzoeksvragen gesteld: • Hoe is de ondergrond van het nieuwe tracé van de N240 -in lithostratigrafische zin- opgebouwd? • Wat is de lithogenese van de afzettingen? • Kunnen, op grond van de lithostratigrafische opbouw en de lithogenese , archeologisch kansrijke
zones worden gedefinieerd? Zo ja: • Wat is de (diepte)ligging van de verwachte archeologische waarden? • Zijn er binnen de ‘kansrijke’ zones ook daadwerkelijk aanwijzingen voor prehistorische resten? • Zijn er op het perceel ten noorden van de Westfriese Omringdijk aanwijzingen voor de
aanwezigheid van restanten van een oud dijklichaam? • Wat is de fysieke en inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats(en)? • Is er sprake van behoudenswaardige vindplaatsen? • Vormt de aanleg van het nieuwe tracé een bedreiging voor de aanwezige waarden? Zo ja: • Kan de schade aan deze waarden door planaanpassing voorkomen of tot een minimum worden
beperkt? Indien de (mogelijke) archeologische waarden niet kunnen worden behouden: • Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun
omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit?
Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 25 en 26 mei 2009 en het booronderzoek vond plaats op 27 mei en 5 juni 2009. Meegewerkt hebben: J. Holl (archeoloog), R.M. van der Zee (prospector) en W.K. van Zijverden (senior prospector).
8
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
2 Bureauonderzoek (bestaand tracé N239/N240)
2.1 Methoden Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1, in het bijzonder de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en LS05. Het bureauonderzoek wordt gerapporteerd conform LS06. Het onderzoek bestaat uit zes onderdelen (specificaties LS01 t/m LS06). In de eerste vier onderdelen zijn de volgende werkzaamheden verricht: - afbakening plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik - beschrijving van de huidige situatie - beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen - beschrijving van bekende archeologische waarden en aardwetenschappelijke gegevens Op grond van deze onderdelen wordt een gespecificeerde verwachting van het gebied opgesteld (specificatie LS05). Hierin wordt verwoord of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht. Indien deze worden verwacht worden de (veronderstelde) eigenschappen van de waarden zo gedetailleerd mogelijk aangegeven. 2.2 Resultaten 2.2.1 Afbakening onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige
gebruik (LS01) Met het oog op mogelijke toekomstige ontwikkelingen is het bureauonderzoek uitgevoerd voor een deel van het bestaande tracé van de N239 en N240. Het onderzochte deel van de N239 loopt vanaf de A7 tot aan de aansluiting met de N240. Het onderzochte deel van de N240 loopt vanaf de Almereweg tot 100 m voorbij de splitsing met de N239. Om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische verwachting in het plangebied zijn gegevens betrokken uit de directe omgeving, waarmee het onderzoeksgebied wordt gedefinieerd als het gebied binnen een straal van circa 50 m rondom dit deel van de N239/N240. De aard van toekomstige bodemingrepen is in dit stadium nog onbekend. Ook het toekomstige grondwaterpeil of de toekomstige gebruiker is nog onbekend. Van het onderzoeksgebied is geen milieurapport beschikbaar. 2.2.2 Beschrijving van de huidige situatie (LS02) In het onderzoeksgebied zijn twee provinciale wegen aanwezig (N239 en N240), waarvan de tracés ongewijzigd zullen blijven. In het onderzoeksgebied komen de grondwatertrappen II*, IV, VI en VII voor. Grondwatertrap II* wordt gekenmerkt door zeer ondiepe zomergrondwaterstanden en goed beheerste wintergrondwaterstanden. Deze grondwatertrap kent een geringe fluctuatie. Dankzij begreppeling, drainage en/of onderbemaling hebben deze gronden een iets betere ontwatering dan grondwatertrap II. Grondwatertrap IV kent ook een geringe fluctuatie, waarbij de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) dieper ligt dan 40 cm –mv en de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) fluctueert tussen 80 en 120 cm –mv. Het zijn gronden met een goede ontwatering door een goed doorlatende ondergrond, eventueel gecombineerd met een goede drainage en afwateringsmogelijkheid. Gebieden met grondwatertrap VI zijn van nature hooggelegen en hebben een goede ontwatering, of het zijn goed ontwaterde delen van droogmakerijen en polders. De hoge kreekruggen in de omgeving van Opperdoes hebben een grondwatertrap VII, waarbij de GHG in jaren met een gemiddelde neerslag en verdamping niet binnen 80 cm –mv voorkomt. De GLG ligt meestal binnen 220 cm –mv.1 Ten behoeve van het bureauonderzoek is geen KLIC-melding gedaan en de locatie is niet bezocht.
1 Rosing 1995.
9
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
2.2.3 Beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03) De historische situatie is op verschillende kaarten als volgt: Bron historische situatie Oude kaarten uit 16452 en 17733 (zie afb. 3) Het huidige tracé vormt de grens van het ingepolderde gebied.
ten noorden hiervan bevindt zich een kweldergebied. Ten zuiden hiervan bevinden zich enkele wegen en vaarten
Bonnekaart uit 1877 en 19104 zie boven, de wegen die nu haaks op de N239 naar het zuiden lopen, zijn op de Bonnekaart ook al aanwezig. Tussen de huidige Mijnsherenweg, de N239 en de A7 bevindt zich een meer (de Molenkolk)
Bonnekaart uit 19355 Het land ten noorden van de huidige N239, de Wieringermeerpolder, is drooggelegd en in gebruik als bouwland. Ook het meer tussen de huidige Mijnsherenweg, de N239 en de A7 is drooggelegd.
In de 12e en 13e eeuw begon men in West-Friesland met de aanleg van dijken. Het betrof aanvankelijk lage dijkjes, die bestonden uit veenplaggen en later met klei werden opgehoogd. Ze werden zo ver landinwaarts aangelegd, dat direct contact tussen het water en de dijk zoveel mogelijk werd voorkomen. Toch vonden nog regelmatig dijkdoorbraken plaats. Men reageerde hierop door verder landinwaarts een inlaagdijk aan te leggen. Hierdoor bleven de gevolgen van een dijkval beperkt. Alleen de inlaag, het gebied tussen de valdijk en de inlaagdijk, overstroomde. Daarna begon het proces opnieuw: de inlaagdijk werd de nieuwe valdijk, daarachter werd een nieuwe inlaagdijk aangelegd. In de 13e eeuw is besloten de dijken te verbinden tot één ringdijk om West-Friesland heen, de Westfriese Omringdijk. Deze beschermde het gebied in het westen tegen de Zijpe en de Rekere, in het noorden en oosten tegen de Zuiderzee en in het zuiden tegen de grote Noord-Hollandse meren, die in open verbinding met de Zuiderzee stonden. Het noordelijk deel van deze dijk had tot in de 20e eeuw een zeewerende functie. Met de droogmaking van de Wieringermeer in 1931 en de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 verloor dit deel zijn zeewerende functie. Ten zuiden van de dijk lijkt weinig verstoring plaatsgevonden te hebben door ruilverkaveling, omdat een groot deel van de hoofdsloten niet verlegd of dichtgegooid is.6 Volgens de bodemkaart 1:50.000 heeft in een groot deel van het onderzoeksgebied egalisatie plaatsgevonden.7 Deze delen zijn weergegeven in afb. 5. Hier kan verstoring hebben plaatsgevonden van eventuele ondiepe archeologische resten. In het noorden van het onderzoeksgebied is een deel opgehoogd, ten noorden van de Koggenrandweg en Oudelanderweg. Het tracé is eigendom van de provincie Noord-Holland en het is voor algemeen gebruik. Vanwege de beperkte toegevoegde waarde voor dit bureauonderzoek is niet gekeken naar kadasterkaarten, topografische kaarten of archieven. Vanwege de aanwezigheid van een provinciale weg in het onderzoeksgebied, is ook geen gebruik gemaakt van AHN-beelden. Voor het onderzoeksgebied was ten tijde van het bureauonderzoek geen milieukundig onderzoek beschikbaar. Er is geen gebruik gemaakt van luchtfoto’s, omdat in het verleden in het onderzoeksgebied al een luchtfoto-analyse is uitgevoerd. De resultaten hiervan worden in paragraaf 2.2.4 beschreven.
2 Blaeu 1645. 3 Sepp 1773. 4 Bureau Militaire Verkenningen 1877 en 1910. 5 Bureau Militaire Verkenningen 1935. 6 Diepeveen-Jansen & Klerks 2007. 7 DLO-Staring Centrum 1994.
10
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
2.2.4 Beschrijving van bekende archeologische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04) De volgende aardwetenschappelijke informatie is bekend van het plangebied: Type informatie informatie Geologie8 Formatie van Naaldwijk/Formatie van Nieuwkoop, zeeklei en –zand met
inschakelingen van veen Geomorfologie (zie afb. 4)9 vlakte van getij-afzettingen (2M35), welvingen in getijafzettingen (3L20) en getij-
inversierug (3K33), de huidige N239 loopt over een dijk met een hoogteverschil van meer dan 5 m.
Bodemkunde (zie afb. 5)10 ten noorden van de N239: kalkrijke poldervaaggronden, lichte zavel, profielverloop 2 en 5 (Mn12A/Mn15A-VI), associatie zeekleigronden Wieringermeer, klei en zavel, kalkrijk (AZW8A-IV, AZW8AI-IV, AZW8AIw-IV, AZW5A-IV) ten zuiden van de N239: kalkrijke poldervaaggronden, lichte en zware zavel en lichte klei, profielverloop 5 (Mn15A-VII, Mn25A-VI, Mn35A-IV), geëgaliseerde en verwerkte zeekleigronden (eerd- en vaaggronden), zavel en lichte klei, kalkrijk (AEp6A-VI, AEp6A-II*)
Bodemkaart 1:10.00011 alleen ten zuiden van de N239 gekarteerd. ten westen van de Noorderweg tochteerdgronden en woud-/leekeerdgronden, ten oosten van de Noorderweg poldervaaggronden
De landschappelijke ontwikkeling van West-Friesland is sterk beïnvloed door de relatieve zeespiegelstijging in combinatie met de getijdenwerking. Tot in het Neolithicum bestond er een open kust zonder bescherming van duinen of aaneengesloten strandwallen. Hierdoor ontstond een groot wadden- en lagunair milieu, waarin zand en klei werden afgezet (Laagpakket van Wormer, Formatie van Naaldwijk). Vanaf het Neolithicum groeiden de strandwallen aaneen en ontstond een gesloten kust, waarachter zich uitgestrekte veenmoerassen vormden. Ter hoogte van Bergen bevond zich een zeegat, dat in verbinding stond met een krekensysteem dat zich tot in het oostelijk deel van West-Friesland uitstrekte. Het systeem bestond uit zandige geulen in een kweldergebied, dat steeds hoger opslibde totdat het droog kwam te liggen. Onder deze omstandigheden trad door ontwatering differentiële klink op. Hierbij klonken de kleiige kwelderafzettingen meer in dan de zandige geulafzettingen. Dit leidde tot reliëfinversie waarbij de fossiele kreeksystemen hoger kwamen te liggen dan de omringende gebieden. In de Bronstijd verlandde het zeegat bij Bergen, waardoor de afwatering in het gebied verslechterde. Door vernatting vond op grote schaal veenvorming plaats, eerst in de lager gelegen kwelders waarna het veen zich over de hogere delen uitbreidde. In de Romeinse tijd en de Middeleeuwen ontstonden nieuwe getijdengeulen zoals het Zijper Zeegat en het Marsdiep, vanwaaruit de zee diep het veengebied van West-Friesland kon binnendringen. Dit leidde tot een verbeterde afwatering van het veengebied, waardoor het bewoonbaar werd. Aan de randen van het veengebied vond erosie van het veen plaats en/of werd vanuit de geulen zand en klei afgezet (Laagpakket van Walcheren, Naaldwijk Formatie). Ter hoogte van Medemblik bevond zich in de Vroege Middeleeuwen een veenstroompje waarlangs bewoning mogelijk was. Door de oprukkende invloed van de Zuiderzee moest vanaf de 12e eeuw steeds meer land worden prijsgegeven. Na de bedijking van de westfriese polders, voor 1320 AD, werden grote delen van de polder geschikt voor bewoning. Ten gevolge van oxidatie of vergraving is het hier aanwezige veen op de meeste plaatsen verdwenen.12 Op de bodemkaart komen binnen de Westfriese Omringdijk vooral kalkrijke poldervaaggronden voor op zwak tot matig zandige of lichte klei. Vaaggronden zijn bodems met weinig of geen differentiërende kenmerken. Kalkrijke poldervaaggronden zijn grijze, roestige kleigronden waar tot 80 en 120 cm –mv vooral kalkrijk fijn zand voorkomt. Er komen echter ook poldervaaggronden met een homogene textuur voor. De ondergrond bestaat hier uit jongere Zuiderzee-afzettingen op veen. Op de hoger gelegen kreekruggen komen tuineerdgronden of poldervaaggronden van type Mn15A voor. Tuineerdgronden zijn kleigronden, waarvan de bovenste 50 à 80 cm bestaat uit opgebaggerd materiaal uit sloten en greppels. Poldervaaggronden van het type Mn25A komen vooral in de iets lager gelegen gedeeltes langs de kreekruggen voor, terwijl poldervaaggronden van het type Mn35A in de laagste en zwaarste delen van het gebied voorkomen. Buiten de omringdijk bevinden zich jongere mariene afzettingen aan de oppervlakte. Ook hierin zijn duidelijke geulpatronen te herkennen. In de hoger gelegen delen komt het bodemtype AZW5A (associatie zeekleigronden Wieringermeer, zavel, kalkrijk) voor, terwijl bodemtype AZW8A (associatie zeekleigronden Wieringermeer, klei, kalkrijk) vooral in de lagere delen voorkomt.13 8 Zagwijn & Van Staalduinen 1975. 9 Stichting voor Bodemkartering 1981. 10 DLO-Staring Centrum 1994. 11 Dekker et al. 1968. 12 Diepeveen-Jansen & Klerks 2007. 13 Rosing 1995.
11
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Op een oude bodemkundige bouwvoorkaart van de Wieringermeerpolder staat weergegeven wat de samenstelling van de bouwvoor is (zie afb. 6). Hierop zijn smalle stroken te herkennen waar de bouwvoor erg zandig is. Dit zijn de routes waarover in het verleden zand gestort is in de polder. Eén zo’n route loopt ter hoogte van de Noorderweg de Wieringermeerpolder in en één route loopt iets ten zuiden van de Oudelanderweg.14 Tijdens een luchtfoto-analyse zijn diverse fossiele kreken herkend.15 De kreken die binnen 250 m van het bestaande of nieuwe tracé aanwezig zijn, zijn weergegeven in afb. 7. In het onderzoeksgebied zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden vastgesteld: Bron omschrijving Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) middelhoge en hoge indicatieve archeologische waarde Cultuurhistorische waardenkaart Noord-Holland archeologische lijn van grote waarde Archeologische Monumenten Kaart (AMK, zie bijlage 1) AMK-terreinen 10658 en 10661 waarnemingen ARCHISII (Archeologisch Informatie Systeem)
8067, 9100, 9107, 9115, 9156, 9157, 9158, 9159, 9168, 9176, 9185, 9193, 9195, 30645 en 40549
vondstmeldingen ARCHISII geen
onderzoeksmeldingen ARCHISII 8772, 14166, 15880, 16078, 17422, 20272, 30435 en 31026
mevr. I. Hoogenbosch-Glas mogelijk kerkhof uit de 17e of 18e eeuw De ligging van deze waarden is weergegeven in afb. 8. Volgens de IKAW geldt ter plaatse van het bestaande tracé van de N239/N240 een middelhoge en hoge indicatieve archeologische waarde. De kweldergebieden hebben een middelhoge waardering, de grotere kreeksystemen een hoge waardering. Op de Cultuurhistorische waardenkaart van Noord-Holland zijn deze gebieden niet gewaardeerd. Alleen de Westfriese Omringdijk is gewaardeerd als archeologische lijn van grote waarde. Oostelijk West-Friesland is, inclusief de zuidelijke strook van de Wieringermeer, bewoond geweest vanaf het Laat-Neolithicum. Men vermoedt dat dit seizoensgebonden kampen zijn geweest, die op de oeverwallen langs de kreken zijn opgericht. Vanaf de Bronstijd vond vaste bewoning plaats in het gebied. Er was sprake van een dichte bewoningsstructuur, die geconcentreerd lijkt te zijn op de hogere zandige en zavelige delen van het verlandde krekenstelsel, rondom open water tussen Andijk, Bovenkarspel en Zwaagdijk. Vanaf 800 v. Chr. verslechterden de woonomstandigheden als gevolg van een stijgende grondwaterspiegel. Om hieraan te ontsnappen werden huizen op terpen gebouwd. Er ontstond een uitgebreid veengebied. In de IJzertijd en Romeinse tijd werd op het veen gewoond. Ook op de hoger gelegen fossiele kreekafzettingen, werd gewoond. Er zijn relatief weinig sporen uit de Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen bekend, maar dit kan het resultaat zijn van erosie van het veen, waardoor archeologische sporen verdwenen zijn. In Medemblik zijn wel resten van een Karolingische nederzetting aangetroffen. Sporen uit de Late Middeleeuwen komen vaker voor, zowel op de kreekruggen als in de lager gelegen komgebieden.16 De Westfriese Omringdijk is bestempeld als AMK-monument van hoge archeologische waarde, omdat de dijk in wetenschappelijk, cultuurhistorisch en met name cultuurlandschappelijk opzicht een belangrijke bijdrage levert aan de bewonings- en ontginningsgeschiedenis van het gebied.17 De dijk is op de Cultuurhistorische waardenkaart van Noord-Holland aangeduid als een ‘archeologische lijn van grote waarde’. Er zijn zeer veel waarnemingen bekend binnen 250 m afstand van het tracé. Deze waarnemingen zijn vooral gedaan binnen het gebied dat op de bodemkaart gekarteerd is als kalkrijke poldervaaggronden, ten oosten van de Noorderweg en ten zuiden van de dijk. De waarnemingen zijn vooral gedaan tijdens oppervlaktekarteringen. Gezien het grote aantal waarnemingen binnen 250 m afstand van het tracé, worden hieronder alleen de waarnemingen weergeven die binnen 50 m afstand van het tracé liggen. De oudste vondsten dateren uit het Neolithicum. Het vondstmateriaal bestaat vooral uit aardewerk. Ook is een laatneolithische bijl gevonden door een particulier.18 Tijdens een opgraving direct ten zuiden van het kruispunt N239/N240, zijn huisplattegronden, akkers en kuilen uit de Bronstijd aangetroffen. De nederzetting is gesticht op de hoogste delen van een aftakking van de hoofdgeul. De bewoning op deze locatie heeft zich voortgezet tot in de IJzertijd. Uit deze periode zijn een huisplattegrond, een waterput en vijf spiekers gevonden.19
14 Zuur 1936. 15 Lenselink 1992. 16 Diepeveen-Jansen & Klerks 2007. 17 AMK-nr. 10658 en 10661. 18 waarnemingsnrs. 9115 en 8067 19 waarnemingsnr. 30645.
12
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Tevens is tijdens oppervlaktekarteringen veel aardewerk uit de IJzertijd en Romeinse tijd aangetroffen, evenals een slijp- of wetsteen.20 Ook is wat aardewerk gevonden uit de Vroege Middeleeuwen21 en veel aardewerk uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd.22 Op enkele plaatsen in het onderzoeksgebied is reeds archeologisch onderzoek uitgevoerd. Tijdens enkele booronderzoeken is vastgesteld dat de bodem ter plaatse verstoord was en dat geen aanwijzingen voor archeologische waarden aanwezig waren.23 Ook zijn er enkele oppervlaktekarteringen gedaan, waarvan één gecombineerd met booronderzoek, waarbij geen archeologische vindplaatsen binnen het huidige onderzoeksgebied zijn vastgesteld.24 De overige onderzoeken die binnen het huidige onderzoeksgebied zijn uitgevoerd, betreffen bureauonderzoeken.25 Binnen de gemeente Medemblik zijn, volgens het Numismatisch Informatie Systeem (NUMIS), met een metaaldetector enkele munten gevonden uit de periode vanaf de 16e t/m de 18e eeuw n. Chr. De precieze locatie hiervan is onbekend.26 Ten behoeve van het bureauonderzoek is amateurarcheologe I. Hoogenbosch-Glas geraadpleegd. Zij vertelde dat in de polder ten noorden van de kruising N239/N240 enkele schedels zijn gevonden. Volgens omwonenden is bij de aanleg van de kruising grond afgegraven en gebruikt om percelen op te hogen. De locatie waar de kruising op is aangelegd was volgens omwonenden in de 17e en/of 18e eeuw in gebruik als galgenveld. Dit is een plek buiten een stad, waar veroordeelden, nadat ze elders waren opgehangen, werden tentoongesteld totdat de lichamen vergaan waren. Dit werd gedaan om mensen af te schrikken en om te laten zien dat de wet in deze stad goed gehandhaafd werd.27 Op het oude kaartmateriaal zijn geen aanwijzingen te vinden voor de aanwezigheid van een galgenveld. Aangezien de kaarten uit deze periode meestal niet erg gedetailleerd zijn, hoeft dit niet te betekenen dat er geen galgenveld aanwezig was. Wel lag het kruispunt in deze tijd langs een belangrijke route richting Medemblik, dus het zou een goede locatie zijn voor een dergelijk veld. Ten behoeve van het bureauonderzoek is met het oog op efficiëntie geen gebruik gemaakt van archieven, depots of specialisten. Ook is niet gekeken naar hoogtekaarten of DINO-boringen, aangezien dit naar verwachting van weinig toegevoegde waarde zal zijn. 2.2.5 Gespecificeerde verwachting voor het bestaande tracé N239/N240 (LS05) Binnen het onderzoeksgebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle perioden vanaf het Neolithicum. Archeologische resten uit het Neolithicum worden vooral verwacht op de oeverwallen langs de kreken. Dit zullen resten zijn van tijdelijke, seizoensgebonden kampen met een oppervlakte van 200 à 1000 m2. Resten uit de Bronstijd, IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen kunnen verwacht worden op de hoger gelegen kreekruggen. Dit zullen resten zijn van vaste nederzettingen, evenals resten van akkers of grafvelden. Huisplaatsen uit de periode vanaf de Bronstijd zullen een oppervlakte hebben van 500 tot 2000 m2 en nederzettingen of dorpen zullen groter zijn dan 8000 m2.28 Resten uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen kunnen ook op een eventueel aanwezig veenpakket aangetroffen worden. Ook dit kunnen resten van nederzettingen, akkers of grafvelden zijn. Resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd kunnen eveneens voorkomen op de kreekruggen, maar ook in de lager gelegen komgronden. Er is een grote kans dat eventuele archeologische resten door grondbewerking zijn opgenomen in de bouwvoor. Volgens de bodemkaart heeft in een groot deel van het onderzoeksgebied egalisatie plaatsgevonden. In dit geval worden archeologische resten verwacht aan of direct onder het maaiveld, maar zullen zij niet meer in-situ zijn. Organische resten en bot zullen slecht zijn geconserveerd. De mogelijk aanwezige archeologische resten zullen vooral bestaan uit aardewerkfragmenten. Op de locatie van de huidige N239 en N240 zullen archeologische resten verdwenen zijn door de aanleg van deze wegen. Ter plaatse van de Westfriese Omringdijk kunnen archeologische resten van vóór de 13e eeuw verstoord zijn door zetting van de grond als gevolg van de aanleg van de dijk. De Westfriese Omringdijk heeft een belangrijke historische waarde. De dijk herbergt veel gegevens omtrent de dijkopbouw en de verscheidene opeenvolgende herstelwerkzaamheden en over het landschap vóór de aanleg van de dijk.
20 waarnemingsnrs. 9115, 9158, 9156, 9157, 40549, 9168 en 9195. 21 waarnemingsnrs. 9185, 9156 en 40549. 22 waarnemingsnrs. 9115, 9107, 9100, 9158, 9185, 9156, 40549, 9176, 9168, 9159, 9195 en 9193. 23 onderzoeksmeldingsnrs. 8772, 14166 en 15880. 24 onderzoeksmeldingsnrs. 16078 en 31026. 25 onderzoeksmeldingsnrs. 17422, 30435 en 20272. 26 http://www.geldmuseum.nl/museum/numis 27 Jelgersma 1978. 28 Tol et al. 2006.
13
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
2.3 Conclusies van het bureauonderzoek Zijn er binnen een strook 250 m aan weerszijden van de N240 en N239 archeologische waarden bekend? Binnen 250 m afstand van het plangebied zijn zeer veel waarnemingen bekend. Vanwege het grote aantal waarnemingen zijn alleen de waarnemingen binnen 50 m afstand van het plangebied beschreven. Wat is de aard, omvang, (diepte)ligging en datering van deze waarden? Er zijn archeologische resten gevonden uit de periode vanaf het Neolithicum tot in de Nieuwe Tijd. De vondsten zijn grotendeels gedaan tijdens oppervlaktekarteringen. Deze vondsten duiden op een ondiepe ligging, waardoor ze als gevolg van grondbewerking aan het maaiveld terecht gekomen. Het voorkomen van vondstmateriaal uit verschillende perioden hoeft niet te duiden op continue bewoning. Mogelijk is de top van kreekafzettingen door ploegen vermengd geraakt met opgebrachte grond. Ter plaatse van de Westfriese Omringdijk kunnen archeologische resten van vóór de 13e eeuw verstoord zijn door zetting van de grond als gevolg van de aanleg van de dijk. Is er een relatie tussen het voorkomen van de bekende waarden en hun landschappelijke ligging? De vondstconcentraties bevinden zich hoofdzakelijk in het gebied waar zich volgens de geomorfologische kaart een getij-inversierug (kreekrug) bevindt. Waar kunnen op grond van de geogenese van het gebied, buiten de bekende vindplaatsen, archeologische waarden verwacht worden? Archeologische resten uit het Neolithicum worden vooral verwacht op mogelijke, niet gekarteerde oeverwallen van voormalige kreken. Resten uit de periode vanaf de Bronstijd tot in de Vroege Middeleeuwen worden verwacht op de hoger gelegen kreekruggen. Op een eventueel aanwezig veenpakket kunnen resten uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen verwacht worden. Resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd kunnen in het hele onderzoeksgebied voorkomen en hebben geen eenduidige relatie met de ondergrond. Vormen toekomstige ontwikkelingen een bedreiging voor landschappelijke, archeologische en cultuurhistorische waarden? Archeologische resten uit alle perioden vanaf het Neolithicum kunnen direct aan het maaiveld voorkomen. Bij toekomstige bodemingrepen zullen deze waarden verloren gaan. Aangezien resten uit de Late Middeleeuwen in het hele onderzoeksgebied kunnen voorkomen, zullen bodemingrepen in het hele onderzoeksgebied een bedreiging vormen voor archeologische waarden. Bodemingrepen in het gedeelte van het onderzoeksgebied waar een getij-inversierug (kreekrug) voorkomt, vormen ook een bedreiging voor oudere archeologische resten. Kunnen bekende of verwachte waarden door planaanpassing worden behouden? Aangezien archeologische resten direct aan het maaiveld voor kunnen komen, is behoud in-situ door planaanpassing niet mogelijk. Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit? Wanneer in de toekomst bodemingrepen plaatsvinden, zal hier een verkennend booronderzoek uitgevoerd dienen te worden om de bodemopbouw vast te stellen en om te bepalen of en tot welke diepte de bodem reeds verstoord is. Indien tijdens toekomstige werkzaamheden de Westfriese Omringdijk vergraven gaat worden, luidt het advies om hier proefsleuvenonderzoek uit te voeren. 2.4 Aanbeveling op basis van het bureauonderzoek Het advies is om op de locaties waar bodemingrepen gaan plaatsvinden, een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek, teneinde inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden en met als doel kansarme zones uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor de volgende fasen. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een Plan van Aanpak (PvA) of Programma van Eisen (PvE). Indien tijdens toekomstige bodemingrepen de Westfriese Omringdijk verstoord zal gaan worden, is het advies om proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Hierbij dient een proefsleuf aangelegd te worden door het dijklichaam. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). Omdat de Westfriese Omringdijk een provinciaal monument is, dient voorafgaand aan het onderzoek een vergunning te worden aangevraagd bij de provincie.
14
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
3 Inventariserend Veldonderzoek (Nieuw tracé N240)
3.1 Methoden De bij het Inventariserend Veldonderzoek toegepaste methoden zijn conform de KNA, versie 3.1, in het bijzonder specificatie VS03 (booronderzoek). Uitgangspunt van het inventariserend veldonderzoek is de gespecificeerde verwachting zoals die is opgesteld in het bureauonderzoek. De strategie voor het veldonderzoek is hierop gebaseerd, alsmede op het voor dit onderzoek opgestelde Plan van Aanpak (VS01).29 De rapportage is opgesteld conform specificatie VS05. Tenslotte is een aanbeveling gegeven. Er zijn door de opdrachtgever geen specifieke doelen, wensen en randvoorwaarden gesteld voor dit onderzoek. Voor de vraagstelling ten behoeve van het veldonderzoek, zie paragraaf 1.2. 3.1.1 Afbakening onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige
gebruik (LS01) Het toekomstige tracé ligt ten westen van Medemblik en heeft een lengte van ca. 1100 m. Het loopt vanaf de splitsing van de N239 met de N240 richting het noordwesten, waar het aansluit op de huidige N240. In het plangebied is de aanleg van een nieuw tracé van de N240 gepland. Bij de aansluiting met de N239 zal een rotonde aangelegd worden. Ten behoeve van de aanleg van het nieuwe tracé zal een grondlichaam opgebracht worden. Voor een foto van de huidige status van een deel van het plangebied, zie afb. 9. Er zal een openbare weg worden aangelegd, dus de toekomstige gebruiker kan niet gedefinieerd worden. Het tracé kruist de Westfriesche Vaart en loopt deels evenwijdig aan de Medemblikkervaart. Verder kruist het tracé over de Koggenrandweg en de Medemblikkersluisweg. De percelen waar de weg gepland is, zijn hoofdzakelijk in gebruik als akkerland. Het perceel ten noordwesten van de Medemblikkersluisweg ligt braak. Nabij de Medemblikkersluis is bebouwing aanwezig in de vorm van twee woonhuizen. Deze zullen worden gesloopt. Het onderzoeksgebied voor het nieuwe tracé is gelijk aan het plangebied. Van het onderzoeksgebied is geen milieurapport beschikbaar. De consequentie van de voorgenomen ingreep is dat eventuele waardevolle archeologische resten in de ondergrond kunnen worden aangetast. Tijdens het booronderzoek is op de percelen waar dit mogelijk was gezocht naar oppervlaktevondsten. De delen van het plangebied waar dit mogelijk was, zijn: - Het gebied tussen de Medemblikkersluisweg en de Westfriese Vaart, tussen boring 9 en 12. - Het deel van de akker ten zuiden van de Westfriese Vaart, waar kool geplant was, tussen boring 17
en 20. Deze delen zijn weergegeven in afb. 10. 3.1.2 Booronderzoek (VS03) In het plangebied zijn grondboringen uitgevoerd met als doel het bepalen van de bodemopbouw en eventuele bodemverstoringen. Dit is de verkennende fase van het inventariserend veldonderzoek. Het verkennen van de bodemopbouw gebeurt door de bodemtextuur en, indien relevant, bodemkundige horizonten systematisch te beschrijven. Eventuele afwijkingen van de verwachte bodemopbouw zoals vastgesteld op grond van het bureauonderzoek, en andere niet-natuurlijke bodemkenmerken kunnen er aanleiding toe geven om (delen van) het plangebied als verstoord te beschouwen. De gekozen onderzoeksmethode is conform het in het voor het plangebied uitgevoerde bureauonderzoek.30 Er zijn 21 boringen geplaatst in één raai, waarbinnen de boringen zijn geplaatst om de 50 m. De boringen zijn uitgevoerd met een 7 cm edelmanboor en een 3 cm guts en doorgezet tot 200 cm -mv. Tussen de boringen 17 en 18 is een karterend booronderzoek uitgevoerd met als doel het opsporen van een middeleeuwse dijk. Hierbij zijn negen boringen geplaatst met een onderlinge afstand van 5 m. De boringen zijn geplaatst met een 7 cm Edelmanboor en een 3 cm guts tot in de natuurlijke afzettingen, tenminste 100 cm –mv.
29 Het PvA is opgesteld door R.M. van der Zee (prospector) op 26 mei 2009. Het PvA is geaccordeerd door E. Lohof, senior prospector. 30 Diepeveen-Jansen & Klerks 2007.
15
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
De bodemtextuur en archeologische indicatoren zijn beschreven volgens SBB 5.1 van het NITG-TNO waarin ondermeer de standaard classificatie van bodemmonsters volgens NEN5104 wordt gehanteerd.31 De X- en Coördinaten zijn ingemeten met een GPS met een nauwkeurigheid van 2 m. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de boringen is bepaald aan de hand van AHN-beelden. 3.2 Resultaten De delen van het tracé waar naar oppervlaktevondsten gezocht is, hebben een totale lengte van ca. 300 m. De vondsten zijn beschreven in tabel 2. In het noordelijke deel dat onderzocht is, tussen de Medemblikkersluisweg en de Westfriese Vaart, zijn geen oppervlaktevondsten gedaan. Alle in tabel 2 beschreven vondsten zijn verspreid gevonden tussen boring 17 en 20. Er zijn geen vondstconcentraties aangetroffen. Er is aardewerk gevonden uit de prehistorie en de Nieuwe Tijd. Het prehistorisch aardewerk dateert waarschijnlijk uit de IJzertijd. Er is echter ook een datering in het Neolithicum mogelijk en voor één fragment is een Romeinse datering mogelijk. Van het nieuwetijdse aardewerk is één fragment gedateerd in de 17e eeuw en de overige fragmenten kunnen niet nader gedateerd worden. Het overige materiaal uit de Nieuwe Tijd bestaat uit een pijpenkopje uit het begin van de 18e eeuw en een tegelfragment uit de 18e eeuw of het begin van de 19e eeuw. Ook is een baksteenfragment aangetroffen, dat gedateerd wordt in de Late Middeleeuwen. Verder is natuursteen en onbewerkt vuursteen gevonden. Dit materiaal komt echter van nature niet voor in dit gebied en is dus door de mens hierheen gebracht. Het is echter niet duidelijk in welke periode dit gebeurd is. Tenslotte zijn enkele fragmenten dierlijk botmateriaal gevonden met een onbekende datering.32 Aangezien het hier gaat om over het perceel verspreide oppervlaktevondsten en geen concentratie is waargenomen, is geen vindplaats gedefinieerd. 3.2.1 Booronderzoek (VS03) De locatie van de boringen is weergeven in afb. 10 en de resultaten zijn weergegeven in afb. 11 en 12 en in bijlage 2. Tijdens het booronderzoek is kalkrijke klei en kalkrijk zand met schelpresten aangetroffen, dat onderin het profiel, op een variabele diepte tussen 70 en 195 cm –mv (blauw)grijs van kleur is, zonder roestvlekken (gereduceerd) en hierboven lichtgrijs met roestvlekken (geoxideerd). In boring 21 is het hele pakket lichtgrijs van kleur. De afzettingen die tijdens het booronderzoek zijn aangetroffen, zijn onder te verdelen in drie categorieën.
1) In de boringen 2, 4-12, 15-21, 23 en 30 is zwak tot matig siltige klei met plantenresten, waaronder rietresten, aangetroffen. Deze klei is ongerijpt en bevat soms wat zand- en/of detrituslagen. De top van dit pakket varieert sterk tussen 25 en 185 cm –mv. In de meeste boringen bevindt dit pakket zich onderin het profiel, maar in boring 11 bevindt zich hieronder, vanaf 185 cm –mv matig siltig, zeer fijn zand met veel kleilagen. In de boringen 16-19 is binnen dit pakket een 10 à 20 cm dikke veenlaag aangetroffen op een diepte van 110 à 180 cm –mv. Dit veen is bruin en zwak tot sterk kleiig.
2) In de boringen 1, 3, 4, 9, 10, 12, 14, 16, 17, 18 en 22-30 is matig tot sterk siltige, stevige klei met zandlagen aangetroffen. Deze klei bevat soms wat plantenresten. Binnen dit pakket bevinden zich soms lagen zeer fijn zand met kleilaagjes. De top van dit pakket bevindt zich op een diepte van 30 à 90 cm –mv. In de boringen 9, 10, 12, 16-18, 23 en 30 zijn deze afzettingen aangetroffen, boven een pakket zwak tot matig siltige klei met plantenresten.
3) In boring 13 is tussen 50 en 200 cm –mv matig siltig, zeer fijn, kalkrijk zand met wat schelpresten aangetroffen. De bovenste 40 cm van dit pakket bevat veel kleilagen en hieronder bevat het enkele detrituslaagjes.
In boring 19 bevindt zich boven een 20 cm dikke veenlaag, die bovenin donkergrijs is en sterk kleiig, een laag sterk siltige, sterk organische klei. Deze klei is donkerbruin en kalkloos. Dit pakket bevindt tussen 75 en 140 cm –mv. In de boringen 1-8 bestaat de bovenste ca. 100 cm van het profiel uit een vlekkerig pakket kalkrijke, zandige, grijze klei, vaak met humeuze brokjes en klei- of zandbrokken. Dit pakket bevat soms roestvlekken. In de boringen 9-19 is dit pakket ook aanwezig, maar hier is het ca. 50 cm dik. In de boringen 19, 20 en 21 bevindt zich onder de bouwvoor een pakket matig siltig, zeer fijn zand met kleibrokken. Dit zand is lichtbruin of lichtgrijs en kalkrijk. De dikte van dit pakket is respectievelijk 5, 50 en 15 cm. In boring 19 zijn in dit pakket mosselresten aangetroffen. In boring 19 bevindt zich hierboven nog een vlekkerig pakket zandige klei van 40 cm. Hierboven bevindt zich een kalkrijke, humeuze kleilaag 31 Bosch 2005; Normalisatie-Instituut 1989. 32 determinatie door E. Lohof, M. Langeveld, S. Ostkamp en J. Pasveer.
16
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
die in boring 19 en 20 zandig is en in boring 21 sterk siltig. De kleur hiervan is donkergrijs of donkerbruin. Tussen de boringen 17 en 18 is een karterend booronderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn geen boringen aangetroffen met een afwijkend bodemprofiel, dat wijst op de aanwezigheid van een dijk. In de boringen 25-30 en verkennende boring 17 is onder de bouwvoor een pakket matig siltig, zeer fijn, lichtgrijs zand aangetroffen. Dit zand is kalkrijk en bevat veel kleilagen. De bouwvoor heeft een dikte van 25 tot 50 cm en bestaat uit zwak tot matig humeuze, zandige, grijze of bruine klei. Hieronder bevinden zich de natuurlijke afzettingen. 3.3 Interpretatie De ondergrond van het plangebied wordt gevormd door mariene afzettingen, die tot de Formatie van Naaldwijk worden gerekend. Het Hollandveen Laagpakket is echter in het plangebied niet aanwezig, waardoor het Laagpakket van Walcheren en het Laagpakket van Wormer niet van elkaar te onderscheiden zijn. Het bovenste deel is verstoord en heeft een dikte van ca. 100 cm in de boringen 1 t/m 8 en ca. 50 cm in de boringen 9 t/m 19. In de boringen 2, 4-12, 15-21, 23 en 30 zijn komafzettingen aangetroffen, vaak met rietresten. Deze rietresten zijn een aanwijzing voor het feit dat in deze delen van het plangebied in de periode dat het kleipakket is afgezet, moerassige omstandigheden geheerst hebben, waardoor deze delen ongeschikt waren voor bewoning. Het hele kleipakket is kalkrijk en er zijn geen verschillen in kalkgehalte waargenomen. Dit betekent dat deze delen van het plangebied niet langdurig droog hebben gelegen, aangezien in zo’n geval ontkalking zou zijn opgetreden. Mogelijk is hier sprake van een lage kwelder (zie afb. 13). Dit is een kwelder die bij vrijwel elk hoogwater onder water komt te staan. Het zandpakket dat in boring 13 is aangeboord, is mogelijk een restant van een kreekrug. In de boringen 1, 3, 4, 9, 10, 12, 14, 16, 17, 18 en 22-30 zijn waarschijnlijk eveneens oeverafzettingen aangetroffen, die aan de rand van een kreek zijn afgezet. In een deel van deze boringen zijn de oeverafzettingen aanwezig boven een pakket komafzettingen. In boring 19 is boven het veenpakket een 65 cm dik pakket sterk humeuze klei aangetroffen. Waarschijnlijk is dit een oude sloot. Het is ook mogelijk dat op deze locatie klei gewonnen is ten behoeve van de aanleg van (inlaag-)dijken. Er zijn monsters genomen van de klei die vervolgens door een zadenspecialist onderzocht zijn.33 Op basis van het voorkomen van bladfragmenten van veenmos en zaden van zeekraal is vastgesteld dat dit kleipakket in ieder geval middeleeuws is en aanwezig was voordat de Wieringermeer in het plangebied aanwezig was. In de boringen 19-21 is direct onder de bouwvoor matig siltig, zeer fijn zand aangetroffen. Mogelijk zijn dit Zuiderzeeafzettingen, die zijn afgezet in een brak tot zout lagunair milieu, in de voormalige Zuiderzee. Het is echter ook mogelijk dat dit zand is dat tijdens de aanleg van de kruising N239/N240 is afgegraven en in de Wieringermeerpolder gestort. In de boringen 17 en 25-30 zijn waarschijnlijk wel Zuiderzeeafzettingen aangeboord. Mogelijk zijn ten zuiden van boring 25 geen Zuiderzeeafzettingen gevormd, vanwege de aanwezigheid van een dijk, die aanwezig geweest zou zijn, maar tijdens het karterende booronderzoek zijn geen resten van een dijk aangetroffen. Het is echter mogelijk dat de resten van de dijk na de inpoldering van de Wieringermeer verloren zijn gegaan door egalisatie, waardoor de locatie niet meer met booronderzoek valt te achterhalen. Het gaat waarschijnlijk om een zeer lage dijk of een dijk waarvoor locaal ophogingsmateriaal gebruikt is, waardoor het niet herkenbaar is in de boringen. Ook is het mogelijk dat de dijk zich elders in het plangebied bevindt.
4 Conclusies
Hoe is de ondergrond van het nieuwe tracé van de N240 -in lithostratigrafische zin- opgebouwd? In het plangebied zijn, onder een ca. 50 of 100 cm dikke, omgewerkte laag, afzettingen van de Formatie van Naaldwijk aangetroffen (Laagpakketten van Wormer en Walcheren). In het zuiden van het plangebied is binnen de Formatie van Naaldwijk een veenlaagje aangetroffen. In enkele boringen in het zuiden van het plangebied zijn boven de afzettingen van de Formatie van Naaldwijk Zuiderzeeafzettingen aangetroffen. Direct ten zuiden van de Westfriesche Vaart is een kreekrug aangeboord, met ten zuiden hiervan een oeverwal.
33 determinatie door C. Moolhuizen, palynoloog/zadenonderzoek.
17
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Wat is de lithogenese van de afzettingen? De diepere ondergrond wordt gevormd door het Laagpakket van Wormer en bestaat uit afzettingen die zijn gevormd in een wadden- en lagunair milieu achter een open kust. Ze dateren uit het Holoceen, tot 5200 BP. Ter hoogte van Bergen is echter een zeegat ontstaan, waarachter zich een krekensysteem vormde tot in het oosten van West-Friesland. Dit systeem bestond uit hoger gelegen, zandige geulen omringd door lager gelegen natte kwelders bestaande uit klei. Rond 2800 BP verlandde het zeegat, waardoor de afwatering verslechterde en op grote schaal veenvorming plaatsvond. Het in het plangebied aangetroffen veen is mogelijk in deze periode gevormd. Mogelijk is dit veen in het grootste deel van het plangebied verloren gegaan door inbraken van de zee. Vanaf de 12e eeuw n. Chr. moest steeds meer land worden prijsgegeven aan het water van de Zuiderzee. Vanaf de 12e eeuw n. Chr. tot het begin van de 20e eeuw maakte het plangebied deel uit van de Zuiderzee, waardoor Zuiderzeeafzettingen gevormd werden. Deze afzettingen zijn in enkele boringen in het zuiden van het plangebied aangetroffen. In de rest van het plangebied zijn de afzettingen mogelijk opgenomen in de bouwvoor. Kunnen, op grond van de lithostratigrafische opbouw en de lithogenese, archeologisch kansrijke zones worden gedefinieerd? Eventuele archeologische resten worden vooral ten zuiden van de Westfriesche Vaart verwacht. Ten noorden van deze vaart is de bodem tot ca. 1 m –mv verstoord, waardoor er een grote kans is dat eventuele archeologische resten verloren zijn gegaan. Daar waar ten noorden van de vaart een oppervlaktekartering mogelijk was, werd tijdens de oppervlaktekartering slechts (sub)recent materiaal aangetroffen. Op de mogelijke kreekrug ter hoogte van boring 13 worden archeologische resten verwacht vanaf de Bronstijd tot in de Vroege Middeleeuwen. In een aantal boringen zijn oeverafzettingen aangetroffen. Hierop worden resten uit het Neolithicum verwacht. Ook in de rest van het plangebied kunnen fossiele kreekruggen en oeverwallen aanwezig zijn, waar archeologische resten uit de prehistorie verwacht worden. Aangezien het krekenstelsel een sterke locale variatie kent, kan de afstand tussen de boringen te groot geweest zijn om de kleinere systemen aan te boren. Binnen het kleipakket waarin rietveen aanwezig is, worden in ieder geval geen archeologische resten uit de prehistorie meer verwacht. In het hele gebied ten zuiden van de Westfriesche Vaart worden resten verwacht uit de Late Middeleeuwen. Wat is de (diepte)ligging van de verwachte archeologische waarden? De top van de kreekrug in boring 13 bevindt zich op een diepte van 50 cm –mv. Resten uit de Bronstijd zullen zijn opgenomen in de bouwvoor en worden verwacht vanaf het maaiveld tot aan de top van de kreekrug. Archeologische sporen uit deze periode zullen zich bevinden in de top van de fossiele kreekrug. De top van de oeverafzettingen in boring 14 bevindt zich eveneens op een diepte van 50 cm –mv. Hier worden archeologische resten ook vanaf het maaiveld tot aan de oeverafzettingen verwacht. Archeologische sporen uit deze periode zullen zich in de top van de oeverafzettingen bevinden. De archeologische resten uit de Late Middeleeuwen worden verwacht aan of direct onder het maaiveld, of in en direct onder de zandige Zuiderzeeafzettingen (binnen één meter –mv). Onder de Zuiderzeeafzettingen worden geen resten verwacht jonger dan de 12e eeuw n. Chr. Eventuele resten uit de Nieuwe Tijd worden aan of direct onder het maaiveld verwacht. Zijn er binnen de ‘kansrijke’ zones ook daadwerkelijk aanwijzingen voor prehistorische resten? In een deel van de zuidelijke helft van het plangebied zijn aardewerkscherven aangetroffen aan de oppervlakte, waarvan enkele mogelijk uit de IJzertijd dateren. Zijn er op het perceel ten noorden van de Westfriese Omringdijk aanwijzingen voor de aanwezigheid van restanten van een oud dijklichaam? Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een dijklichaam gevonden. Het is mogelijk dat de resten van de dijk na de inpoldering van de Wieringermeer verloren zijn gegaan door egalisatie, waardoor de locatie niet meer met booronderzoek valt te achterhalen. Het gaat waarschijnlijk om een zeer lage dijk of een dijk waarvoor locaal ophogingsmateriaal gebruikt is, waardoor het niet herkenbaar is in de boringen. Ook is het mogelijk dat de dijk zich elders in het plangebied bevindt. Wat is de fysieke en inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats(en)? De aangetroffen archeologische resten zijn verspreid over het perceel gevonden en er zijn geen duidelijke concentraties aangetroffen. Over de fysieke en inhoudelijke kwaliteit van eventuele vindplaatsen kunnen in dit stadium van het onderzoek nog geen uitspraken gedaan worden. Ondiepe resten zijn waarschijnlijk verstoord door ploegen, waardoor het vondstmateriaal aan het maaiveld is komen te liggen. Is er sprake van behoudenswaardige vindplaats? In deze fase van het onderzoek kan hierop geen antwoord worden gegeven.
18
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Vormt de aanleg van het nieuwe tracé een bedreiging voor de aanwezige waarden? Aangezien archeologische resten vanaf het maaiveld verwacht worden, zullen deze verstoord worden door de aanleg van het nieuwe tracé. Door het opbrengen van een grondlichaam zal verdroging plaats vinden. Ook zal verplaatsing van het zoutgehalte in de bodem en verdrukking plaatsvinden. Naar verwachting zal de druk van het grondlichaam groot zijn, waardoor fragmentatie van eventuele archeologische resten zal optreden. Kan de schade aan deze waarden door planaanpassing voorkomen of tot een minimum worden beperkt? Dit is niet mogelijk. Indien de (mogelijke) archeologische waarden niet kunnen worden behouden: Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit? Er is proefsleuvenonderzoek nodig om de aanwezigheid van archeologische resten en hun omvang, ligging, aard en datering nader te kunnen bepalen. Op basis van het verkennende booronderzoek is vastgesteld dat in het plangebied in ieder geval resten aanwezig zijn uit de prehistorie en de Late Middeleeuwen, evenals een sloot of kuil uit de Late Middeleeuwen. De vondstenlaag is door verploeging opgenomen in de bouwvoor. Daarom zal een karterend booronderzoek hier niet nuttig zijn. Om deze reden wordt proefsleuvenonderzoek geadviseerd.
5 Aanbeveling
ADC ArcheoProjecten adviseert om in de gebieden met een hoge of middelhoge archeologische ver-wachting een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. Deze delen zijn weergegeven in afb. 14. Het betreft enkele proefsleuven in het deel van het plangebied ten zuiden van de Westfriesche Vaart. Er zal 5 tot 10 % van het plangebied opgegraven worden. Er dient in ieder geval een proefsleuf ter plaatse van de middeleeuwse sloot of kuil, bij boring 19, worden aangelegd. Ook dient het gebied direct ten zuiden van de Westfriesche Vaart, ter hoogte van de boringen 13 en 14, opgegraven te worden door middel van een proefsleuf, aangezien in deze boringen respectievelijk een kreekrug en een oeverwal zijn aangetroffen. Tenslotte wordt aanbevolen een sleuf te graven ter hoogte van de boringen 16, 17 en 18, aangezien hier waarschijnlijk oeverafzettingen aanwezig zijn. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). Het is niet uit te sluiten dat buiten het voor vervolgonderzoek geselecteerde gebied toch nog archeologi-sche resten voorkomen. Daarom merken wij op dat het aanbeveling verdient om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet 1988 en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.
19
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Literatuur
Berg, M.M. van den & E.A. Hatzmann, 2006: Water en archeologisch erfgoed, Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten, 30).
Blaeu, J., 1645: Theatrum orbis terrarum, sive, Atlas novus. Amsterdam. Bureau Militaire Verkenningen, verschillende jaargangen (1877, 1910 en 1935): Medemblik, blad 230,
1:25.000. Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNO-
rapport, NITG 05-043-A). Dekker, L.W., K. Wagenaar en H.J.M. Zegers, 1968. De bodemgesteldheid van het ruilverkavelingsgebied
"De vier noorder koggen". Wageningen (Stiboka Rapport 689). Diepeveen-Jansen, M. & K. Klerks, 2007: Kruising N239-N240, gemeente Medemblik; nieuw tracé,
gemeente Wieringermeer; Een Bureauonderzoek naar de aanwezigheid en de bedreiging van landschappelijke, archeologische en cultuurhistorische waarden in het tracé van de N240. Amersfoort (Vestigia Rapport V378).
DLO-Staring Centrum, 1994: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 14 Oost Medemblik en 15 West (gedeeltelijk) Stavoren.
Jelgersma, H.C., 1978: Galgebergen en galgevelden in West- en Midden Nederland. Zutphen. Lenselink, G., 1992: Luchtfoto-interpretatie van de Wieringermeer en haar omgeving en werkplan voor de
afronding van het fysisch-geografisch onderzoek in de Wieringermeer, Waard- en Groetpolder en de Gouw. Amersfoort.
Rosing, H., 1995: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, Toelichting bij de kaartbladen Blad 19 West Texel (gedeeltelijk), 14 West Medemblik, Blad 14 Oost Medemblik, 15 West Stavoren (Noordhollands gedeelte), Blad 19 West Alkmaar. Wageningen.
Sepp, J.C., 1773: Nieuwe Geografische Nederlandsche reise- en zak-atlas. Amsterdam. Stichting voor Bodemkartering, 1981: Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 14
Medemblik, 9 Den Helder, 10 Sneek & 15 Staveren (gedeeltelijk). Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen & M. Verbruggen, 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek. Deel:
karterend booronderzoek. Gouda (SIKB uitgave). Zagwijn, W.H. & C.J. van Staalduinen, 1975: Geologische overzichtskaarten van Nederland. Haarlem (Rijks
Geologische Dienst). Zuur, A.J., 1936: Over de bodemkundige gesteldheid van de Wieringermeer. ’s Gravenhage.
Lijst van afbeeldingen en tabellen
Afb. 1 Locatie van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het onderzoeksgebied Afb. 3 Het plan- en onderzoeksgebied geprojecteerd op een oude kaart uit 1645 Afb. 4 Het onderzoeksgebied op de geomorfologische kaart Afb. 5 Het onderzoeksgebied op de bodemkaart Afb. 6 Uitsnede van de bouwvoorkaart Afb. 7 De locaties van mogelijke fossiele kreken binnen 250 m van het tracé Afb. 8 Indicatieve Kaart Archeologische Waarden, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen Afb. 9 Foto van de huidige staat van een deel van het plangebied Afb. 10 Boorpuntenkaart Afb. 11 Resultaten van het booronderzoek Afb. 12 Lithologisch dwarsprofiel van het tracé Afb. 13 Overzicht van kweldertypen Afb. 14 De zones met een middelhoge of hoge verwachting, waar proefsleuvenonderzoek geadviseerd wordt Tabel 1. Tijdsduur van de verschillende (pre)historische perioden. Tabel 2. Archeologische indicatoren en vondsten
20
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Afb. 1 Locatie van het plangebied
8888888888888888888888888
ARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUDARTSWOUD
ABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERKABBEKERK
ANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJKANDIJK
BENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEKBENNINGBROEK
DE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEEREDE WEERE
HAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERTHAUWERT
KREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORDKREILEROORD
LAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAGLAMBERTSCHAAG
MEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIKMEDEMBLIK
MIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEERMIDDENMEER
MIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUDMIDWOUD
OOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUDOOSTWOUD
OPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOESOPPERDOES
SLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORPSLOOTDORP
TWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISKTWISK
WERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOFWERVERSHOOF
ZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKZWAAGDIJKbron: Geodan
8888888888888888888888888
130000 135000 140000
5250
0053
0000
5350
0054
0000
NNNNNNNNN
5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m5000m0000000000000000000000000
21
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Afb. 2 Detailkaart van het onderzoeksgebied
N240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/MedemblikkerwegN240/Medemblikkerweg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
N240/M
arkerwaardw
eg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
Alm
ersdorperweg
MedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegMedemblikkersluiswegA
7A
7A
7A
7A
7 A7
A7
A7
A7
A7 A7
A7
A7
A7 A7
A7
A7
A7
A7 A7
A7
A7
A7
A7A7 OudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderwegOudelanderweg
Noorderw
egN
oorderweg
Noorderw
egN
oorderweg
Noorderw
egN
oorderweg
Noorderw
egN
oorderweg
Noorderw
egN
oorderweg
Noorderw
egN
oorderweg
Noorderw
egN
oorderweg
Noorderw
egN
oorderweg
Noorderw
egN
oorderweg
Noorderw
egN
oorderweg
Noorderw
egN
oorderweg
Noorderw
egN
oorderweg
Noorderw
eg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
N239/Dijksweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
Mijnsherenweg
132000 133000 134000 135000
5290
0053
0000
5310
0053
2000
NNNNNNNNN
500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m0000000000000000000000000
LegendaHet onderzoeksgebied voor het bureauonderzoek
Het onderzoeksgebied (=plangebied) voor het veldonderzoek
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
22
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Afb. 3 Het plan- en onderzoeksgebied geprojecteerd op een oude kaart uit 1645
130000 132500 135000 1375005250
0052
7500
5300
0053
2500
5350
00
NNNNNNNNN
2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m2500m0000000000000000000000000
Legenda
Locatie van het tijdens het booronderzoek onderzochte, nieuwe tracé
Het onderzoeksgebied voor het bureauonderzoek
JH 4
-6-2
009
JH 4
-6-2
009
JH 4
-6-2
009
JH 4
-6-2
009
JH 4
-6-2
009
JH 4
-6-2
009
JH 4
-6-2
009
JH 4
-6-2
009
JH 4
-6-2
009
23
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Afb. 4 Het onderzoeksgebied op de geomorfologische kaart (naar Stichting voor Bodemkartering 1981)
Locatie van het onderzoeksgebied
D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2D2
3L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203L203K333K333K333K333K333K333K333K333K333K333K333K333K333K333K333K333K333K333K333K333K333K333K333K333K33
Geomorfologische overzichtskaart
Legenda
Vlakte van getij-afzettingen
Welvingen in getij-afzettingen
Getij-inversierug
Dijk
Water
Bron: TNO-NITG
Bebouwd
132000 133000 134000 1350005290
0053
0000
5310
0053
2000
NNNNNNNNN
500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m0000000000000000000000000
JH 2
6-5-
2009
JH 2
6-5-
2009
JH 2
6-5-
2009
JH 2
6-5-
2009
JH 2
6-5-
2009
JH 2
6-5-
2009
JH 2
6-5-
2009
JH 2
6-5-
2009
JH 2
6-5-
2009
24
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Afb. 5 Het onderzoeksgebied op de bodemkaart (naar: DLO-Staring Centrum 1994)
Locatie van het onderzoeksgebied
AEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIM
n35A
E-IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
Mn3
5AE-
IV
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19
-VI
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
EK19-V
II
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn25AE-VI
Mn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VII
Mn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VII
Mn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VIIMn15AE-VII
pMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IpMn55AE-IA
ZW5A
-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW
5A-VI
AZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IV
AZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IV
AZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IV
AZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IV
AZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IV
AZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IVAZW8A-IV
AZW8A-IV
AEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VIAEp6A-VI
Mn25A
E-VIM
n25AE-VI
Mn25A
E-VIM
n25AE-VI
Mn25A
E-VIM
n25AE-VI
Mn25A
E-VIM
n25AE-VI
Mn25A
E-VIM
n25AE-VI
Mn25A
E-VIM
n25AE-VI
Mn25A
E-VIM
n25AE-VI
Mn25A
E-VIM
n25AE-VI
Mn25A
E-VIM
n25AE-VI
Mn25A
E-VIM
n25AE-VI
Mn25A
E-VIM
n25AE-VI
Mn25A
E-VIM
n25AE-VI
Mn25A
E-VI
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IV
Mn2
5AE-
IVMn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
Mn25A
-IV
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
|h B
EBO
UW
AZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IVAZW8Al-IV
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
AEp6A-II*
pMn55A
-IIpM
n55A-II
pMn55A
-IIpM
n55A-II
pMn55A
-IIpM
n55A-II
pMn55A
-IIpM
n55A-II
pMn55A
-IIpM
n55A-II
pMn55A
-IIpM
n55A-II
pMn55A
-IIpM
n55A-II
pMn55A
-IIpM
n55A-II
pMn55A
-IIpM
n55A-II
pMn55A
-IIpM
n55A-II
pMn55A
-IIpM
n55A-II
pMn55A
-IIpM
n55A-II
pMn55A
-II
AEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IVAEp7A-IV
Mn2
5AE-
VIM
n25A
E-VI
Mn2
5AE-
VIM
n25A
E-VI
Mn2
5AE-
VIM
n25A
E-VI
Mn2
5AE-
VIM
n25A
E-VI
Mn2
5AE-
VIM
n25A
E-VI
Mn2
5AE-
VIM
n25A
E-VI
Mn2
5AE-
VIM
n25A
E-VI
Mn2
5AE-
VIM
n25A
E-VI
Mn2
5AE-
VIM
n25A
E-VI
Mn2
5AE-
VIM
n25A
E-VI
Mn2
5AE-
VIM
n25A
E-VI
Mn2
5AE-
VIM
n25A
E-VI
Mn2
5AE-
VI
|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG|c OPHOOG
Mn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VIMn25AE-VI
Mn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VIMn25A-VI EK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VIIEK19-VII
|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW|h BEBOUW
Bodemkaart
Legenda
Zeekleigronden
Dikke eerdgronden
Associaties van vele enkelvoudige eenheden
Ophoging
Bebouwing
132000 133000 134000 135000
5290
0053
0000
5310
0053
2000
NNNNNNNNN
500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m0000000000000000000000000
De geëgaliseerde delen van het onderzoeksgebied
25
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Afb. 6 Uitsnede van de bouwvoorkaart (naar: Zuur 1936)
26
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Afb. 7 De locaties van mogelijke fossiele kreken binnen 250 m van het tracé (naar: Lenselink 1992)
131000 132000 133000 134000 1350005290
0053
0000
5310
0053
2000
NNNNNNNNN
500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m0000000000000000000000000
Legenda
Het onderzoeksgebied voor het bureauonderzoek
Het tijdens het veldonderzoek onderzochte, nieuwe tracé
De locaties van fossiele kreken
JH 2
9-5-
2009
JH 2
9-5-
2009
JH 2
9-5-
2009
JH 2
9-5-
2009
JH 2
9-5-
2009
JH 2
9-5-
2009
JH 2
9-5-
2009
JH 2
9-5-
2009
JH 2
9-5-
2009
27
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Afb. 8 Indicatieve Kaart Archeologische Waarden, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen
14.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.82114.821
11.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.26111.261
10.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.66110.661
14.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.82214.822
10.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.65810.658
9999999999595959595959595959595959595959
1.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.8611.861
1.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.8621.862
Legenda
Hoge indicatieve archeologische waarde
Middelhoge indicatieve archeologische waarde
ARCHIS-meldingen (bijgewerkt jan.'09)
Paleolithicum
NeolithicumBronstijd
IJzertijd
Laat-Romeinse tijdVroege Middeleeuwen
Late Middeleeuwen
Nieuwe Tijd
AMK-terrein van archeologische waarde
AMK-terrein van hoge archeologische waarde
AMK-terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd
Vondstmelding
OnderzoeksmeldingHet onderzoeksgebied voor het bureauonderzoek
131000 132000 133000 134000 135000
5290
0053
0000
5310
0053
2000
NNNNNNNNN
500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m500m0000000000000000000000000
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
JH 2
8-5-
2009
Het onderzoeksgebied voor het veldwerk
28
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Afb. 9 Foto van de huidige staat van een deel van het plangebied
29
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Afb. 10 Boorpuntenkaart
17171717171717171717171717171717171717171717171717
1818181818181818181818181818181818181818181818181822
23
24
25
26
27
28
29
30
11111111111111111111111112222222222222222222222222
33333333333333333333333334444444444444444444444444
55555555555555555555555556666666666666666666666666
77777777777777777777777778888888888888888888888888
999999999999999999999999910101010101010101010101010101010101010101010101010
1111111111111111111111111111111111111111111111111112121212121212121212121212121212121212121212121212
13131313131313131313131313131313131313131313131313
1414141414141414141414141414141414141414141414141415151515151515151515151515151515151515151515151515
1616161616161616161616161616161616161616161616161617171717171717171717171717171717171717171717171717
18181818181818181818181818181818181818181818181818191919191919191919191919191919191919191919191919192020202020202020202020202020202020202020202020202021212121212121212121212121212121212121212121212121
Legenda
Huidige topografie
Verwachte locatie van de middeleeuwse dijk
Locaties van de verkennende boringen
Locaties van de karterende boringen
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
Locaties waar oppervlaktevondsten gedaan zijn
134000 134250 134500 134750
5315
0053
1750
5320
0053
2250
NNNNNNNNN
100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m0000000000000000000000000
134575 134600
5315
2553
1550
5315
75
NNNNNNNNN
5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m0000000000000000000000000
30
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Afb. 11 Resultaten van het booronderzoek
17171717171717171717171717171717171717171717171717
1818181818181818181818181818181818181818181818181822
23
24
25
26
27
28
29
30
Medemblikkersluisweg
N240/Medemblikkerweg
Koggenrandweg
Westfriesche Vaart
Medemblikkervaart
11111111111111111111111112222222222222222222222222
33333333333333333333333334444444444444444444444444
55555555555555555555555556666666666666666666666666
77777777777777777777777778888888888888888888888888
999999999999999999999999910101010101010101010101010101010101010101010101010
1111111111111111111111111111111111111111111111111112121212121212121212121212121212121212121212121212
13131313131313131313131313131313131313131313131313
1414141414141414141414141414141414141414141414141415151515151515151515151515151515151515151515151515
1616161616161616161616161616161616161616161616161617171717171717171717171717171717171717171717171717
18181818181818181818181818181818181818181818181818191919191919191919191919191919191919191919191919192020202020202020202020202020202020202020202020202021212121212121212121212121212121212121212121212121
134000 134250 134500 134750
5315
0053
1750
5320
0053
2250
NNNNNNNNN
100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m0000000000000000000000000
134575 134600
5315
2553
1550
5315
75
NNNNNNNNN
5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m5m0000000000000000000000000
Legenda
Huidige topografie
Verwachte locatie van de middeleeuwse dijk
Locaties van de verkennende boringen
Locaties van de karterende boringen
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
JH 9
-6-2
009
Locaties waar direct onder de bouwvoor zand voorkomt
Locaties waar rietresten zijn aangetroffen
Locatie waar mogelijke oeverafzettingen zijn aangetroffen
Locatie waar een mogelijke kreekrug is aangetroffen
Locatie waar een veenlaag is aangetroffen
31
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Afb. 12 Lithologisch dwarsprofiel van het tracé
32
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Afb. 13 Overzicht van kweldertypen
33
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Afb. 14 De zones met een middelhoge of hoge verwachting, waar proefsleuvenonderzoek geadviseerd wordt
134000 134250 134500 134750
5315
0053
1750
5320
0053
2250
NNNNNNNNN
100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m100m0000000000000000000000000
LegendaLocatie van het plangebied
Delen van het plangebied waar op basis van het booronderzoek een hoge verwachting geldt
Delen van het plangebied waar op basis van het booronderzoek een middelhoge verwachting geldtJH
29-
6-20
09JH
29-
6-20
09JH
29-
6-20
09JH
29-
6-20
09JH
29-
6-20
09JH
29-
6-20
09JH
29-
6-20
09JH
29-
6-20
09JH
29-
6-20
09
34
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Tabel 2. Archeologische indicatoren en vondsten
Vondstnummer categorie Omschrijving Datering
1 aardewerk, handgevormd misbaksel prehistorisch
2 aardewerk, handgevormd steengruismagering waarschijnlijk IJzertijd, mogelijk Neolithisch
3 aardewerk, handgevormd steengruismagering waarschijnlijk IJzertijd, mogelijk Neolithisch
4 aardewerk, handgevormd potgruismagering waarschijnlijk IJzertijd, mogelijk Neolithisch
5 aardewerk, handgevormd organische magering IJzertijd of inheems Romeins
6 aardewerk onbekend
7 aardewerk onbekend
8 aardewerk, gedraaid groen geglazuurd 17e eeuws
9 aardewerk, gedraaid rood geglazuurd, mogelijk baksteenfragment Nieuwe Tijd
10 aardewerk, gedraaid roodbakkend Nieuwe Tijd
11 bot waarschijnlijk dierlijk onbekend
12 bot waarschijnlijk dierlijk onbekend
13 keramiek pijpenkop vroeg 18e-eeuws
14 bouwmateriaal tegel 18e of vroeg 19e eeuws
15 bouwmateriaal baksteenfragment waarschijnlijk middeleeuws
16 bouwmateriaal onbekend
17 steen natuursteen, gebracht onbekend
18 steen natuursteen, gebracht onbekend
19 steen natuursteen, gebracht onbekend
20 steen natuursteen, gebracht onbekend
21 steen natuursteen, gebracht onbekend
22 steen natuursteen, gebracht onbekend
23 vuursteen natuurlijk onbekend
35
ADC ArcheoProjecten rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Bijl
age
1 A
MK
-ter
rein
en
monumentnummer
waarde
gemeente
plaats
toponiem
kaartblad
R-D coördinaten
aard terrein
datering
omschrijving
bron
1065
8 ho
ge a
rche
olog
isch
e w
aard
e M
edem
blik
Med
embl
ik
Wes
tfrie
se
Om
ringd
ijk;
Wes
terd
ijk
14H
13
5.45
0/53
1.62
5 di
jk
Late
M
idde
leeu
wen
is
doo
r de
pro
vinc
ie a
ls c
ultu
urhi
stor
isch
mon
umen
t bes
cher
md
Aan
gezi
en d
e W
estfr
iese
om
ringd
ijk z
owel
in w
eten
scha
ppel
ijk, c
ultu
ur-
hist
oris
ch e
n m
et n
ame
cultu
urla
ndsc
happ
elijk
opz
icht
een
bel
angr
ijke
bijd
rage
leve
rt a
an d
e be
won
ings
- en
on
tgin
ning
sges
chie
deni
s va
n he
t geb
ied,
wor
dt in
prin
cipe
beh
oud
van
de d
ijk n
ages
tree
fd.
Arc
his
2
1066
1 ho
ge a
rche
olog
isch
e w
aard
e M
edem
blik
onb
eken
d W
estfr
iese
O
mrin
gdijk
14
H
133.
025/
530.
400
dijk
La
te
Mid
dele
euw
en
is d
oor
de p
rovi
ncie
als
cul
tuur
hist
oris
ch m
onum
ent b
esch
erm
d A
ange
zien
de
Wes
tfrie
se
omrin
gdijk
zow
el in
wet
ensc
happ
elijk
, cul
tuur
- hi
stor
isch
en
met
nam
e cu
ltuur
land
scha
ppel
ijk o
pzic
ht e
en b
elan
grijk
e bi
jdra
ge le
vert
aan
de
bew
onin
gs-
en
ontg
inni
ngsg
esch
iede
nis
van
het g
ebie
d, w
ordt
in p
rinci
pe b
ehou
d va
n di
t ter
rein
na
gest
reef
d.
Arc
his
2
1482
1 ho
ge a
rche
olog
isch
e w
aard
e M
edem
blik
Opp
erdo
es
14
H
134.
200/
530.
400
dorp
sker
n La
te
Mid
dele
euw
en/
Nie
uwe
Tijd
De
Beg
renz
ing
van
deze
his
toris
che
kern
is b
epaa
ld o
p gr
ond
van
de h
isto
risch
e ka
art u
it 18
49-1
859,
sch
aal 1
:25.
000.
De
arch
eolo
gisc
he w
aard
e va
n hi
stor
isch
e ke
rnen
bes
taat
uit
de
reed
s aa
nget
roffe
n of
te v
erw
acht
en a
anw
ezig
heid
, bov
en o
f ond
er d
e gr
ond,
van
bo
uwhi
stor
isch
e re
sten
en
arch
eolo
gsic
he s
pore
n en
voo
rwer
pen.
Sam
en b
evat
ten
zij e
en
veel
heid
aan
his
toris
che
info
rmat
ie o
ver
oude
rdom
en
ruim
telij
ke o
ntw
ikke
ling
van
de k
ern.
Arc
his
2
36
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
Bijl
age
2 B
oorg
egev
ens
nummer
x coordinaat (m)
y coordinaat (m)
bovengrens (cm onder mv)
ondergrens (cm onder mv)
grondsoort
bijmenging
zandmediaan
kleur
kalkgehalte
nieuwvormingen
antropogene bijmengingen
organische bijmengingen
bodemhorizonten
overig
01
1340
37 5
3229
1
0 50
kl
ei
zwak
zan
dig;
m
atig
hum
eus
do
nker
-;
brui
n-;
grijs
;
kalk
rijk
spoo
r ro
estv
lekk
en;
spoo
r ijz
erco
ncre
ties
bo
uwvo
or;
spoo
r sc
help
mat
eria
al;
omge
wer
kte
gron
d; s
tevi
g
50
95
kl
ei
ster
k si
ltig
gr
ijs;
ka
lkrij
k w
eini
g ro
estv
lekk
en
95
13
5 za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n gr
ijs;
licht
-;
kalk
rijk
spoo
r ro
estv
lekk
en
ve
el k
leila
gen
13
5 16
0 kl
ei
ster
k si
ltig
gr
ijs;
licht
-;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
wei
nig
zand
lage
n
160
190
zand
mat
ig s
iltig
ze
er
fijn
grijs
; lic
ht-;
ka
lkrij
k w
eini
g ro
estv
lekk
en
w
eini
g kl
eila
gen
19
0 20
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
grijs
;
kalk
rijk
sche
lpen
band
je
02
1340
66 5
3225
1
0 90
kl
ei
zwak
zan
dig;
zw
ak h
umeu
s
brui
n-;
grijs
;
kalk
rijk
spoo
r ro
estv
lekk
en
bo
uwvo
or;
spoo
r sc
help
mat
eria
al;
veen
brok
jes,
zan
dbro
kjes
90
10
0 kl
ei
ster
k si
ltig
gr
ijs;
ka
lkrij
k
st
evig
100
120
zand
zw
ak s
iltig
ze
er
fijn
licht
-; g
rijs;
ka
lkrij
k
12
0 15
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
grijs
-; b
ruin
;
kalk
rijk
spoo
r ro
estv
lekk
en
sp
oor
plan
tenr
este
n; m
atig
sla
p
150
170
klei
m
atig
silt
ig
gr
ijs;
ka
lkrij
k sp
oor
roes
tvle
kken
spoo
r pl
ante
nres
ten;
mat
ig s
lap
17
0 18
0 za
nd z
wak
silt
ig
zeer
fij
n lic
ht-;
grij
s;
kalk
rijk
spoo
r ro
estv
lekk
en
w
eini
g kl
eila
gen
18
0 19
5 kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
bru
in-;
gr
ijs;
ka
lkrij
k sp
oor
roes
tvle
kken
mat
ig s
lap
19
5 20
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
grijs
;
kalk
rijk
03
13
4096
532
210
0
40
klei
zw
ak z
andi
g;
mat
ig h
umeu
s
donk
er-;
br
uin-
; gr
ijs;
ka
lkrij
k
40
60
kl
ei
ster
k za
ndig
grijs
;
kalk
rijk
wei
nig
sche
lpm
ater
iaal
; m
ogel
ijk o
mg
60
16
0 kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
grij
s;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
veel
zan
dlag
en;
wei
nig
sche
lpm
ater
iaal
; sp
oor
plan
tenr
este
n
160
190
klei
st
erk
silti
g
licht
-; g
rijs;
ka
lkrij
k w
eini
g ro
estv
lekk
en
sp
oor
zand
lage
n; w
eini
g sc
help
mat
eria
al
19
0 20
0 kl
ei
ster
k si
ltig
gr
ijs;
ka
lkrij
k
sp
oor
sche
lpm
ater
iaal
04
13
4126
532
170
0
30
klei
zw
ak z
andi
g;
zwak
hum
eus
gr
ijs;
ka
lkrij
k
sp
oor
sche
lpm
ater
iaal
; bo
uwvo
or
30
90
kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
grij
s;
kalk
rijk
spoo
r sc
help
mat
eria
al;
hum
euze
bro
kjes
, mog
elijk
om
gew
erkt
90
130
klei
st
erk
silti
g
grijs
; br
uin-
;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
spoo
r sc
help
mat
eria
al;
brui
ne v
lekk
en;
mat
ig s
tevi
g
130
200
klei
m
atig
silt
ig
lic
ht-;
grij
s;
kalk
rijk
spoo
r ro
estv
lekk
en
sp
oor
plan
tenr
este
n; m
atig
sla
p; s
poor
det
ritus
lage
n 05
13
4156
532
130
0
40
klei
zw
ak z
andi
g;
do
nker
-; g
rijs;
kal
krijk
bo
uwvo
or;
spoo
r pl
ante
nres
ten;
spo
or s
chel
pmat
eria
al
37
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
nummer
x coordinaat (m)
y coordinaat (m)
bovengrens (cm onder mv)
ondergrens (cm onder mv)
grondsoort
bijmenging
zandmediaan
kleur
kalkgehalte
nieuwvormingen
antropogene bijmengingen
organische bijmengingen
bodemhorizonten
overig
mat
ig h
umeu
s
40
100
klei
st
erk
zand
ig
br
uin-
; gr
ijs;
ka
lkrij
k
om
gew
erkt
e gr
ond;
hum
euze
bro
kjes
, kle
ibro
kje
10
0 14
0 kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
grij
s;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
veel
zan
dlag
en;
spoo
r sc
help
mat
eria
al
14
0 18
5 kl
ei
ster
k si
ltig
gr
ijs;
ka
lkrij
k w
eini
g ro
estv
lekk
en
hu
meu
ze b
rokj
es, k
brui
ne v
lekk
en;
omge
wer
kte
gron
d
185
200
klei
m
atig
silt
ig
gr
ijs;
ka
lkrij
k
gehe
el g
ered
ucee
rd;
C-
horiz
ont
wei
nig
plan
tenr
este
n; w
eini
g de
tritu
slag
en
06
1341
86 5
3209
0
0 30
kl
ei
zwak
zan
dig;
zw
ak h
umeu
s
brui
n-;
grijs
;
kalk
rijk
30
11
0 kl
ei
mat
ig z
andi
g
licht
-; b
ruin
-;
grijs
;
kalk
rijk
spoo
r ro
estv
lekk
en
om
gew
erkt
e gr
ond;
spo
or s
chel
pmat
eria
al;
hum
euze
bro
kken
, 10
0 cm
-m
v fr
agm
ent p
last
ic
11
0 20
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
grijs
;
kalk
rijk
C
-hor
izon
t; g
ehee
l ge
redu
ceer
d sp
oor
plan
tenr
este
n; m
atig
sla
p; o
ngel
aagd
, rie
tres
ten
07
1342
15 5
3205
0
0 40
kl
ei
zwak
zan
dig;
m
atig
hum
eus
do
nker
-;
brui
n-;
grijs
;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
sp
oor
baks
teen
bo
uwvo
or;
kiez
el;
spoo
r sc
help
mat
eria
al
40
13
0 kl
ei
zwak
zan
dig
gr
ijs;
ka
lkrij
k
hu
meu
ze b
rokk
en;
omge
wer
kte
gron
d
130
200
klei
m
atig
silt
ig
gr
ijs;
ka
lkrij
k
sp
oor
zand
lage
n; s
poor
sch
elpm
ater
iaal
; rie
tres
ten
08
1342
45 5
3201
0
0 15
za
nd m
atig
silt
ig;
mat
ig h
umeu
s m
atig
fij
n do
nker
-;
brui
n;
kalk
rijk
opge
brac
hte
gron
d
15
50
kl
ei
zwak
zan
dig;
zw
ak h
umeu
s
donk
er-;
br
uin;
ka
lkrij
k
spoo
r ba
kste
en
spoo
r sc
help
mat
eria
al;
omge
wer
kte
gron
d
50
10
0 kl
ei
zwak
zan
dig;
zw
ak h
umeu
s
licht
-; g
rijs;
ka
lkrij
k w
eini
g ro
estv
lekk
en
kl
eibr
ok, h
umeu
ze b
rok;
om
gew
erkt
e gr
ond
10
0 17
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
grijs
;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
wei
nig
zand
lage
n
170
200
klei
m
atig
silt
ig
gr
ijs;
ka
lkrij
k
rie
tres
ten;
spo
or z
andl
agen
09
13
4275
531
970
0
30
klei
zw
ak z
andi
g;
zwak
hum
eus
br
uin-
; gr
ijs;
ka
lkrij
k
sp
oor
sche
lpm
ater
iaal
; bo
uwvo
or
30
60
kl
ei
zwak
zan
dig
lic
ht-;
bru
in-;
gr
ijs;
ka
lkrij
k sp
oor
roes
tvle
kken
spoo
r sc
help
mat
eria
al;
omge
wer
kte
gron
d
60
11
0 kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
grij
s;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
C
-hor
izon
t; r
oest
vlek
ken
veel
zan
dlag
en;
mat
ig s
tevi
g; s
poor
sch
elpm
ater
iaal
110
130
klei
m
atig
silt
ig
gr
ijs;
ka
lkrij
k sp
oor
roes
tvle
kken
C
-hor
izon
t; r
oest
vlek
ken
spoo
r ve
enla
gen;
mat
ig s
lap
13
0 20
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
licht
-; g
rijs;
ka
lkrij
k
C-h
oriz
ont;
geh
eel
gere
duce
erd
wei
nig
detr
itusl
agen
; w
eini
g pl
ante
nres
ten;
rie
tres
ten;
mat
ig
slap
10
13
4305
531
929
0
40
klei
zw
ak z
andi
g;
mat
ig h
umeu
s
donk
er-;
grij
s; k
alkr
ijk
veni
ge b
rokk
en;
bouw
voor
40
10
0 kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
grij
s;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
spoo
r pl
ante
nres
ten
10
0 20
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
licht
-; b
lauw
-;
grijs
;
kalk
rijk
wei
nig
plan
tenr
este
n; s
lap;
spo
or d
etrit
usla
gen;
rie
tres
ten
11
1343
35 5
3188
9
38
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
nummer
x coordinaat (m)
y coordinaat (m)
bovengrens (cm onder mv)
ondergrens (cm onder mv)
grondsoort
bijmenging
zandmediaan
kleur
kalkgehalte
nieuwvormingen
antropogene bijmengingen
organische bijmengingen
bodemhorizonten
overig
0
30
klei
zw
ak z
andi
g;
mat
ig h
umeu
s
grijs
-; b
ruin
;
kalk
rijk
bouw
voor
30
80
kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
bru
in-;
gr
ijs;
ka
lkrij
k sp
oor
roes
tvle
kken
omge
wer
kte
gron
d; m
atig
ste
vig
80
18
5 kl
ei
mat
ig s
iltig
grijs
;
kalk
rijk
C
-hor
izon
t; g
ehee
l ge
redu
ceer
d w
eini
g za
ndla
gen;
spo
or p
lant
enre
sten
; sl
ap
18
5 20
0 za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n gr
ijs;
ka
lkrij
k
ve
el k
leila
gen
12
1343
64 5
3184
9
0 30
kl
ei
zwak
zan
dig;
m
atig
hum
eus
do
nker
-; g
rijs;
kal
krijk
bo
uwvo
or
30
70
za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n gr
ijs;
licht
-;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
wei
nig
klei
lage
n
70
13
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
licht
-; g
rijs;
ka
lkrij
k w
eini
g ro
estv
lekk
en
ze
er v
eel z
andl
agen
; rie
tres
ten
13
0 20
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
grijs
;
kalk
rijk
C
-hor
izon
t; g
ehee
l ge
redu
ceer
d rie
tres
ten,
naa
r be
nede
n m
inde
r za
ndla
gen;
wei
nig
detr
itusl
agen
13
1344
24 5
3176
9
0 40
kl
ei
zwak
zan
dig;
zw
ak h
umeu
s
brui
n-; g
rijs;
ka
lkrij
k
sp
oor
sche
lpm
ater
iaal
; om
gew
erkt
e gr
ond
40
50
kl
ei
ster
k si
ltig
br
uin;
ka
lkrij
k
sp
oor
sche
lpm
ater
iaal
50
90
zand
mat
ig s
iltig
ze
er
fijn
licht
-; g
eel-
; gr
ijs;
kalk
rijk
spoo
r ro
estv
lekk
en; s
poor
ijz
erco
ncre
ties
ve
el k
leila
gen;
spo
or s
chel
pmat
eria
al
90
15
0 za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n lic
ht-;
grij
s;
kalk
rijk
spoo
r de
tritu
slag
en
15
0 20
0 za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n bl
auw
-; g
rijs;
ka
lkrij
k
sp
oor
sche
lpm
ater
iaal
14
1344
83 5
3168
8
0 30
kl
ei
zwak
zan
dig;
zw
ak h
umeu
s
donk
er-;
grij
s;
kalk
rijk
wei
nig
sche
lpm
ater
iaal
; bou
wvo
or
30
50
za
nd k
leiig
ze
er
fijn
licht
-; g
eel-
; gr
ijs;
kalk
rijk
omge
wer
kte
gron
d; k
leib
rokk
en
50
12
0 kl
ei
ster
k si
ltig
gr
ijs; b
ruin
-;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
; spo
or
ijzer
conc
retie
s
veel
zan
dlag
en; m
atig
ste
vig
12
0 16
0 kl
ei
ster
k si
ltig
bl
auw
-; g
rijs;
ka
lkrij
k sp
oor
roes
tvle
kken
veel
zan
dlag
en
16
0 20
0 kl
ei
ster
k si
ltig
bl
auw
-; g
rijs;
ka
lkrij
k
C-h
oriz
ont;
gehe
el
gere
duce
erd
veel
zan
dlag
en
15
1345
13 5
3164
8
0 30
kl
ei
zwak
zan
dig;
zw
ak h
umeu
s
brui
n-; g
rijs;
ka
lkrij
k
A-h
oriz
ont;
verp
loeg
d bo
uwvo
or
30
80
za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n lic
ht-;
bru
in;
kalk
rijk
veel
kle
ilage
n; o
mge
wer
kte
gron
d; m
ogel
ijk o
mge
wer
kt
80
11
5 kl
ei
mat
ig s
iltig
licht
-; g
rijs;
ka
lkrij
k sp
oor
roes
tvle
kken
C
-hor
izon
t; ro
estv
lekk
en
wei
nig
zand
lage
n; m
atig
sla
p
115
160
klei
m
atig
silt
ig
gr
ijs;
kalk
rijk
C
-hor
izon
t; ge
heel
sp
oor
zand
lage
n; s
poor
pla
nten
rest
en; s
poor
sch
elpm
ater
iaal
;
39
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
nummer
x coordinaat (m)
y coordinaat (m)
bovengrens (cm onder mv)
ondergrens (cm onder mv)
grondsoort
bijmenging
zandmediaan
kleur
kalkgehalte
nieuwvormingen
antropogene bijmengingen
organische bijmengingen
bodemhorizonten
overig
gere
duce
erd
mat
ig s
lap
16
0 19
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
licht
-; g
rijs;
ka
lkrij
k
C-h
oriz
ont;
roes
tvle
kken
w
eini
g pl
ante
nres
ten;
rie
tres
ten;
spo
or d
etrit
usla
gen;
sla
p
190
200
klei
m
atig
silt
ig
gr
ijs;
kalk
rijk
C
-hor
izon
t; ge
heel
ge
redu
ceer
d ze
er v
eel z
andl
agen
; mat
ig s
lap
16
1345
43 5
3160
8
0 30
kl
ei
zwak
zan
dig;
zw
ak h
umeu
s
donk
er-;
grij
s;
kalk
rijk
spoo
r sc
help
mat
eria
al; b
ouw
voor
30
50
kl
ei
zwak
zan
dig
br
uin-
; grij
s;
kalk
rijk
omge
wer
kte
gron
d
50
125
klei
ui
ters
t silt
ig
lic
ht-;
bru
in-;
gr
ijs;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
veel
zan
dlag
en; s
poor
sch
elpm
ater
iaal
; oxi
datie
-red
uctie
gren
s;
onde
rin m
eer
sche
lpfr
agm
ente
n, s
cher
pe o
nder
gren
s
125
130
klei
m
atig
silt
ig
bl
auw
-; g
rijs;
ka
lkrij
k
w
eini
g za
ndla
gen;
spo
or p
lant
enre
sten
130
175
klei
m
atig
silt
ig
bl
auw
-; g
rijs;
ka
lkrij
k
sp
oor
plan
tenr
este
n; o
nder
ste
10 c
m g
ehee
l ong
ered
ucee
rd,
nooi
t bel
ucht
gew
eest
175
180
klei
m
atig
silt
ig
bl
auw
-; g
rijs;
ka
lkrij
k
rie
tres
ten,
vee
nbro
kjes
180
190
veen
zw
ak k
leiig
brui
n;
kalk
loos
190
200
klei
m
atig
silt
ig
lic
ht-;
bla
uw-;
gr
ijs;
kalk
rijk
spoo
r pl
ante
nres
ten
17
1345
73 5
3156
8
0 30
kl
ei
uite
rst s
iltig
; zw
ak h
umeu
s
brui
n-; g
rijs;
ka
lkrij
k
bo
uwvo
or
30
60
za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n lic
ht-;
grij
s;
brui
n-;
kalk
rijk
spoo
r ro
estv
lekk
en
ve
el k
leila
gen
60
70
za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n lic
ht-;
bru
in;
kalk
rijk
C
-hor
izon
t; ro
estv
lekk
en
veel
kle
ilage
n
70
90
za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n lic
ht-;
bru
in-;
gr
ijs;
kalk
rijk
spoo
r ro
estv
lekk
en
C-h
oriz
ont;
roes
tvle
kken
sp
oor
sche
lpm
ater
iaal
; sch
erpe
ond
ergr
ens
90
95
kl
ei
ster
k si
ltig
gr
ijs;
kalk
rijk
C
-hor
izon
t; ge
heel
ge
redu
ceer
d sp
oor
sche
lpm
ater
iaal
95
16
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
grijs
; ka
lkrij
k
m
atig
sla
p; r
ietr
este
n
160
165
klei
m
atig
silt
ig
gr
ijs;
kalk
rijk
C
-hor
izon
t; ge
heel
ge
redu
ceer
d ve
enbr
okje
s, s
cher
pe o
nder
gren
s
16
5 17
0 ve
en z
wak
kle
iig
br
uin;
ka
lklo
os
rie
tres
ten
17
0 18
0 ve
en s
terk
kle
iig
gr
ijs-;
bru
in;
kalk
loos
180
200
klei
m
atig
silt
ig
gr
ijs;
kalk
rijk
C
-hor
izon
t; ge
heel
ge
redu
ceer
d w
eini
g pl
ante
nres
ten;
rie
tres
ten
18
1346
03 5
3152
8
0 40
kl
ei
zwak
zan
dig;
zw
ak h
umeu
s
brui
n-; g
rijs;
do
nker
-;
kalk
rijk
sp
oor
baks
teen
sp
oor
sche
lpm
ater
iaal
; bou
wvo
or
40
11
0 kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
bru
in-;
gr
ijs;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
wei
nig
zand
lage
n
11
0 12
0 ve
en z
wak
kle
iig
do
nker
-; b
ruin
; ka
lklo
os
12
0 20
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
blau
w-;
grij
s;
kalk
rijk
spoo
r pl
ante
nres
ten;
rie
tres
ten
19
1346
07 5
3148
0
40
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
nummer
x coordinaat (m)
y coordinaat (m)
bovengrens (cm onder mv)
ondergrens (cm onder mv)
grondsoort
bijmenging
zandmediaan
kleur
kalkgehalte
nieuwvormingen
antropogene bijmengingen
organische bijmengingen
bodemhorizonten
overig
0
30
klei
zw
ak z
andi
g;
zwak
hum
eus
do
nker
-;
brui
n-; g
rijs;
ka
lkrij
k
bo
uwvo
or
30
70
kl
ei
mat
ig z
andi
g
donk
er-;
br
uin-
; grij
s;
kalk
rijk
omge
wer
kte
gron
d; s
poor
sch
elpm
ater
iaal
70
75
za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n lic
ht-;
grij
s;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
mos
sel
75
14
0 kl
ei
ster
k si
ltig;
ste
rk
hum
eus
do
nker
-; b
ruin
; ka
lklo
os
ze
er o
ude
sloo
t voo
r 19
30
14
0 15
0 ve
en s
terk
kle
iig
do
nker
-; g
rijs;
ka
lklo
os
m
ogel
ijk g
yttja
150
160
veen
zw
ak k
leiig
brui
n;
kalk
loos
rietv
een
16
0 20
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
blau
w-;
grij
s;
kalk
rijk
rietr
este
n 20
13
4614
531
425
0
20
klei
zw
ak z
andi
g;
zwak
hum
eus
do
nker
-; g
rijs;
ka
lkrij
k
bo
uwvo
or; s
poor
sch
elpm
ater
iaal
20
70
za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n lic
ht-;
bru
in;
kalk
rijk
klei
brok
ken;
vee
l sch
elpm
ater
iaal
; opg
ebra
chte
gro
nd
70
20
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
blau
w-;
grij
s;
kalk
rijk
spoo
r pl
ante
nres
ten;
spo
or s
chel
pmat
eria
al; s
poor
zan
dlag
en
21
1346
18 5
3137
4
0 10
kl
ei
ster
k si
ltig;
mat
ig
hum
eus
do
nker
-; b
ruin
; ka
lkrij
k
sp
oor
sche
lpm
ater
iaal
10
25
za
nd z
wak
silt
ig
mat
ig
fijn
licht
-; g
rijs;
ka
lkrij
k
ve
el s
chel
pmat
eria
al; z
eer
veel
sch
elpr
este
n
25
16
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
licht
-; g
rijs;
ka
lkrij
k
C-h
oriz
ont;
gehe
el
gere
duce
erd
spoo
r pl
ante
nres
ten;
rie
tres
ten;
sla
p
16
0 20
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
licht
-; g
rijs;
ka
lkrij
k
C-h
oriz
ont;
gehe
el
gere
duce
erd
spoo
r pl
ante
nres
ten;
sla
p
22
1346
00 5
3153
2
0 40
kl
ei
zwak
zan
dig;
zw
ak h
umeu
s
brui
n-; g
rijs;
ka
lkrij
k
A-h
oriz
ont;
antr
opog
een
dek;
ver
ploe
gd
bouw
voor
40
10
0 kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
bru
in-;
gr
ijs;
kalk
rijk
veel
roe
stvl
ekke
n
wei
nig
zand
lage
n; m
atig
ste
vig
23
1345
97 5
3153
6
0 40
kl
ei
zwak
zan
dig;
zw
ak h
umeu
s
donk
er-;
grij
s;
kalk
rijk
spoo
r sc
help
mat
eria
al; b
ouw
voor
40
50
kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
bru
in-;
gr
ijs;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
spoo
r sc
help
mat
eria
al
50
90
kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
gee
l-;
grijs
; ka
lkrij
k w
eini
g ro
estv
lekk
en
sp
oor
sche
lpm
ater
iaal
90
11
5 kl
ei
mat
ig s
iltig
grijs
; ka
lkrij
k
sp
oor
plan
tenr
este
n; s
poor
sch
elpm
ater
iaal
115
120
veen
zw
ak k
leiig
donk
er-;
bru
in;
kalk
loos
120
130
klei
m
atig
silt
ig
bl
auw
-; g
rijs;
ka
lkrij
k
sp
oor
sche
lpm
ater
iaal
; wei
nig
plan
tenr
este
n 24
13
4594
531
540
0
40
klei
zw
ak z
andi
g;
br
uin-
; grij
s;
kalk
rijk
A
-hor
izon
t; ve
rplo
egd
bouw
voor
; spo
or s
chel
pmat
eria
al
41
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
nummer
x coordinaat (m)
y coordinaat (m)
bovengrens (cm onder mv)
ondergrens (cm onder mv)
grondsoort
bijmenging
zandmediaan
kleur
kalkgehalte
nieuwvormingen
antropogene bijmengingen
organische bijmengingen
bodemhorizonten
overig
zwak
hum
eus
40
95
kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
bru
in-;
gr
ijs;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
C
-hor
izon
t; ro
estv
lekk
en
veel
zan
dlag
en; m
atig
ste
vig
95
10
0 kl
ei
ster
k si
ltig
gr
ijs-;
bru
in;
kalk
rijk
spoo
r ro
estv
lekk
en
C-h
oriz
ont;
roes
tvle
kken
ve
el z
andl
agen
25
13
4591
531
544
0
50
klei
zw
ak z
andi
g;
zwak
hum
eus
do
nker
-; g
rijs;
ka
lkrij
k
bo
uwvo
or; s
poor
sch
elpm
ater
iaal
50
65
za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n lic
ht-;
grij
s;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
zeer
vee
l kle
ilage
n
65
95
kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
grij
s;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
spoo
r sc
help
mat
eria
al; v
eel z
andl
agen
95
100
klei
m
atig
silt
ig
bl
auw
-; g
rijs;
ka
lkrij
k sp
oor
roes
tvle
kken
26
13
4588
531
548
0
50
klei
zw
ak z
andi
g;
zwak
hum
eus
br
uin-
; grij
s;
kalk
rijk
A
-hor
izon
t; hu
meu
s sp
oor
sche
lpm
ater
iaal
; sch
erpe
ond
ergr
ens
gevo
rmd
door
laag
je
met
sch
elpr
este
n
50
70
zand
mat
ig s
iltig
ze
er
fijn
licht
-; b
ruin
-;
grijs
; ka
lkrij
k sp
oor
roes
tvle
kken
70
95
kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
bru
in;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
C
-hor
izon
t; ro
estv
lekk
en
veel
zan
dlag
en; s
cher
pe o
nder
gren
s
95
100
klei
st
erk
silti
g
grijs
; ka
lkrij
k sp
oor
roes
tvle
kken
veel
zan
dlag
en
27
1345
85 5
3155
2
0 40
kl
ei
zwak
zan
dig;
zw
ak h
umeu
s
donk
er-;
grij
s;
kalk
rijk
bouw
voor
; spo
or s
chel
pmat
eria
al; s
cher
pe o
nder
gren
s
40
70
za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n lic
ht-;
grij
s;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
veel
kle
ilage
n; s
poor
sch
elpm
ater
iaal
70
11
0 kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
grij
s;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
zeer
vee
l zan
dlag
en; s
poor
sch
elpm
ater
iaal
110
130
klei
m
atig
silt
ig
bl
auw
-; g
rijs;
ka
lkrij
k
sp
oor
sche
lpm
ater
iaal
28
13
4582
531
556
0
30
klei
zw
ak z
andi
g;
zwak
hum
eus
br
uin-
; grij
s;
kalk
rijk
30
70
za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n lic
ht-;
bru
in-;
gr
ijs;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
C
-hor
izon
t; ro
estv
lekk
en
veel
kle
ilage
n
70
90
kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
bru
in-;
gr
ijs;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
C
-hor
izon
t; ro
estv
lekk
en
veel
zan
dlag
en; m
atig
ste
vig
90
10
0 kl
ei
mat
ig s
iltig
grijs
; ka
lkrij
k sp
oor
roes
tvle
kken
29
13
4579
531
560
0
40
klei
zw
ak z
andi
g;
mat
ig h
umeu
s
donk
er-;
grij
s;
kalk
rijk
spoo
r sc
help
mat
eria
al
40
60
za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n lic
ht-;
bru
in-;
gr
ijs;
kalk
rijk
veel
roe
stvl
ekke
n
veel
kle
ilage
n; s
poor
sch
elpm
ater
iaal
60
90
kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
grij
s;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
veel
zan
dlag
en; s
poor
sch
elpm
ater
iaal
90
100
klei
m
atig
silt
ig
bl
auw
-; g
rijs;
ka
lkrij
k sp
oor
roes
tvle
kken
spoo
r sc
help
mat
eria
al
30
1345
76 5
3156
4
0 25
kl
ei
zwak
zan
dig;
zw
ak h
umeu
s
brui
n-; g
rijs;
ka
lkrij
k
A-h
oriz
ont;
verp
loeg
d op
gebr
acht
e gr
ond;
bou
wvo
or
42
ADC ArcheoProjecten Rapport 1946 Medemblik en Wieringermeer Tracé N239/N240
nummer
x coordinaat (m)
y coordinaat (m)
bovengrens (cm onder mv)
ondergrens (cm onder mv)
grondsoort
bijmenging
zandmediaan
kleur
kalkgehalte
nieuwvormingen
antropogene bijmengingen
organische bijmengingen
bodemhorizonten
overig
25
75
za
nd m
atig
silt
ig
zeer
fij
n lic
ht-;
bru
in-;
gr
ijs;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
veel
kle
ilage
n
75
90
kl
ei
ster
k si
ltig
lic
ht-;
bru
in-;
gr
ijs;
kalk
rijk
wei
nig
roes
tvle
kken
C
-hor
izon
t; ro
estv
lekk
en
veel
zan
dlag
en; m
atig
ste
vig
90
12
5 kl
ei
mat
ig s
iltig
grijs
; ka
lkrij
k
m
atig
sla
p
125
130
veen
zw
ak k
leiig
brui
n;
kalk
loos