Tools voor het onderwijs

48
Imke Stribos & Lixel Bevk

description

Tools, onderwijs

Transcript of Tools voor het onderwijs

Page 1: Tools voor het onderwijs

Imke Stribos & Lixel Bevk

Page 2: Tools voor het onderwijs
Page 3: Tools voor het onderwijs

Woord vooraf Ontwikkelingsstoornissen, pestgedrag, ‘moeilijke’ privésituaties en andere belemmeringen spelen in het onderwijs van nu een niet te miskennen rol. Vanuit onze ervaring in het speciaal en VMBO-onderwijs, in de leerlingenzorg en voor de klas, zien wij de problemen die deze onderwerpen voor zowel leerling als docent met zich mee brengen. We constateren een behoefte aan concrete en toegankelijke informatie om het pedagogisch handelen van de docent te ondersteunen. Om tegemoet te komen aan deze behoefte is Tools Onderwijs ontwikkeld. Uitgaande van een probleemoplossende kijk brengt Tools per onderwerp inzicht en uitzicht. Inzicht biedt Tools door een algemene uitleg over het onderwerp en doordat er specifiek in wordt gegaan op wat het onderwerp met zich mee kan brengen voor de leerling zelf. Uitzicht geeft Tools door het aanreiken van concrete handvatten die toegepast kunnen worden in pedagogische situaties in de klas of daarbuiten. Iedere situatie is natuurlijk anders, het is van belang om in de omgang met elk uniek individu samen te zoeken naar de juiste manier van handelen. Wij hopen dat het werken met Tools Onderwijs bijdraagt aan het handelingsgericht werken met de leerling! Imke Stribos & Lixel Bevk

De krachtigste oplossingen zijn de oplossingen die de leerling zelf (mee)bedacht heeft.

Page 4: Tools voor het onderwijs
Page 5: Tools voor het onderwijs

Inleiding Tools voor het onderwijs is een handzaam boekje waarin gemakkelijk en doelgericht informatie te vinden is die toegespitst is op de onderwijssituatie. De onderwerpen zijn onderverdeeld in de volgende thema’s:

• ‘Gedrag’, onderwerpen die voornamelijk met het gedrag van de leerling te maken hebben.

• ‘Leren’, wanneer het gaat om stoornissen die het leren direct belemmeren.

• ‘Thuis’, zaken die vanuit de thuissituatie van de leerling een rol spelen.

• ‘Vakmanschap’, onderwerpen die ingaan op een professionele pedagogische houding, die voor een docent van belang zijn.

• ‘Gesprekken’ informatie over vaardigheden en voorwaarden om goede gesprekken te voeren.

De onderdelen: ‘Bronnen’, ‘Formulieren’ en ‘Overige’ bieden nadere informatie en hulpbronnen. De thema’s zijn in de rand aangegeven met ieder een eigen kleur, waardoor een gemakkelijke bladerstructuur ontstaat. Ieder onderwerp beslaat één, of in een enkel geval twee, pagina’s. Daar waar mogelijk hebben we de het blad als volgt in gedeeld:

• Een inleiding waarin de term wordt verduidelijkt (inzicht). • ‘De probleemgebieden’ (inzicht). • ‘De gevolgen’. Hier gaat het om de gevolgen die het

onderwerp met zich meebrengt voor de leerling zelf (inzicht).

• ‘Te doen’. Hier worden handvatten gegeven die binnen de klassensituatie toegepast kunnen worden, om positief gedrag te stimuleren en negatief gedrag af te remmen (uitzicht).

Tools is geschreven in de hij-vorm, natuurlijk kan hier ook de zij-vorm gelezen worden. Tools heeft als doel problemen te voorkomen of de omgang hiermee te vergemakkelijken, het is dus zeker niet bedoeld om te diagnosticeren of de problemen te benadrukken. Tools is bedoeld als een ‘groeiboekje’. Aanvullingen vanuit het werkveld zijn welkom en zullen in een eventuele tweede uitgave verwerkt worden. Voor contact kunt u terecht op onze website

www.ToolsOnderwijs.nl

Page 6: Tools voor het onderwijs
Page 7: Tools voor het onderwijs

Ove

rige

B

ronn

en

Fo

rmul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Thu

is

1. Pesten 7. ODD en CD 2. Cyberpesten 8. ADHD 3. Agressie 9. NLD 4. Motivatieproblemen 10. Autisme 5. Faalangst 11. Depressie 6. Teruggetrokken gedrag

Ged

rag

1. Dyslexie 2. Dyscalculie

Ler

en

1. Rouwverwerking 2. Verslavingsproblematiek 3. Antischoolcultuur 4. Multicultureel

1. Vakmanschap 7. Feedback 3 onderdelen2. Vakmanschap vervolg 3. Moeilijke klas 4. Klassenmanagement en instructie 5. Straffen en belonen 6. Feedback geven

1. Kenmerken gespreksvoering 2. Gespreksvaardigheden 3. Gespreksvaardigheden vervolg 4. Non-verbale communicatie

1. Turflijst; Gedragskaart; Groepshandelingsplan; Handelingsplan; 2. Woedemeter; Stappenplan huiswerk: Conflictoplossingsschema

1. Boeken; Katernen 2. Hyperlinks

1. Afkortingen/Begrippen A-D 2. Afkortingen/Begrippen D-O 3. Afkortingen/Begrippen P-S 4. Woord van dank

Page 8: Tools voor het onderwijs

Gedrag 1

Pesten

Pesten is vervelend en vaak bedreigend. Het gebeurt niet één keer maar elke dag opnieuw. Het kan weken, maanden en zelfs jaren duren. De pester is er op uit zijn eigen macht uit te oefenen en ten toon te spreiden. Gevolgen:

• Het slachtoffer voelt zich niet op zijn gemak, veilig. • Het gedrag verandert. Teruggetrokken of explosief. • Het pesten kan tot grote emotionele en psychische

schade leiden. • De pester voelt zich sterk. • De pester wordt beloond door kijkers en zo gesterkt

in zijn gedrag. Te doen:

• Grijp zo vroeg mogelijk in. • Steun bieden aan het slachtoffer:

- Luister en neem het probleem serieus. - Bedenk samen mogelijke oplossingen. - Aanleren van vaardigheden: zelf duidelijk “nee”

of “stop” zeggen; leren om hulp te vragen. • Steun bieden aan de pester:

- De gevolgen bespreken met de pester. - De oorzaak en reden achterhalen. - De pester helpen om zich aan regels en

afspraken te houden. • De middengroep betrekken bij het oplossen van het

pestprobleem: - Inzicht geven in de gevolgen van het pesten

door erover te praten en de rol van iedereen hierin te verduidelijken (klassikaal).

• Vormen van een steungroep - Meelopers, afzijdige leerlingen en vrienden van het slachtoffer met elkaar in gesprek brengen. - Gevoelens slachtoffer en pester bespreken. - Met hen de mogelijkheden om het proces van pesten samen te doorbreken bespreken.

• Maak leerlingen eigenaar van hun leerproces, benoem de eigen verantwoordelijkheid.

• Deskundige hulp inroepen (SOVA-training) • Strooi met complimenten, wees zuinig met kritiek • Geef ruimte voor herstel (dat kan niet wanneer

leerlingen veroordeeld worden). • De ouders steunen:

- Ouders serieus nemen. - Informatie geven over pesten en hoe pesten

aangepakt kan worden. - Samen met ouders het probleem aanpakken. - Ouders blijven informeren.

Kies er eerder voor om de pester te corrigeren dan de

gepeste in bescherming te nemen.

O

verig

e

Bro

nnen

F

orm

ulie

ren

Ges

prek

ken

Vak

man

scha

p

G

edra

g

L

eren

Th

uis

Page 9: Tools voor het onderwijs

Cyberpesten Pesten via het internet, meestal anoniem. Pest of bedreigend gedrag bijvoorbeeld via e-mail of chatprogramma's (bijvoorbeeld MSN). Op vrij bewerkbare pagina’s kunnen foto’s, gegevens of beledigende teksten geplaatst worden. Gevolgen:

• Zie ook Pesten. • Cyberpesten gebeurt vaak anoniem. Hierdoor

voelen daders zich veilig en hebben minder remmingen.

• Het pesten kan erg bedreigend zijn, bijna overal is een computer, dus nergens ben je veilig.

• Doordat internet veel toeschouwers kent kan de impact zelfs groter zijn voor het slachtoffer dan bij gewoon pestgedrag.

• Gegevens die door daders op het internet zijn gezet, zijn soms nog jaren later terug te vinden, dit kan voor blijvende schade zorgen. (Denk aan werkgevers die sollicitanten op het internet nazoeken).

Te doen:

• Zie ook Pesten • Besteed aandacht aan het onderwerp. • Waarschuw voor gevaren op internet:

- Bedoelingen van anderen (anonimiteit). - Vertrouwelijke informatie (privacy). - Afhankelijkheid van internet voor sociale

contacten (met vreemden). • Geef tips om veilig gebruik te maken van internet:

- Plaats geen foto’s of teksten op het internet die bijvoorbeeld klasgenoten niet mogen zien.

- Ben duidelijk in je taalgebruik, ga bij onduidelijkheid over op bellen of persoonlijk contact.

- Los ruzies niet op via chatten. - Geef vreemden niet je mail- of chatadres. - Accepteer geen vreemden in je chatlijsten. - Bewaar vervelende gesprekken (bewijs).

• Op school geen toegang tot chatsites en/of profielensites. Maak hierover afspraken met directie en systeembeheer.

Gedrag 2

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 10: Tools voor het onderwijs

Gedrag 3

Agressie

Aanvallend (conflictopzoekend) gedrag, dit kan lichamelijk, verbaal of non-verbaal zijn. Probleemgebieden:

• Cognitief. • Emotioneel. • Gedragsmatig.

Gevolgen:

• Geen goede manier weten hoe om te gaan met frustraties.

• Niet goed ontwikkeld inlevingsvermogen. • Het gevoel hebben niet begrepen te worden.

Te doen:

• Leer de probleemoplossende procedure aan: Stap1: Wat is mijn probleem? Stap 2: Wat kan ik er aan doen? (verschillende mogelijkheden) Stap 3: Welke oplossing kies ik (heb ik gekozen)? Stap 4: Werkte de oplossing? Stap 5: Ben ik tevreden of had ik een andere oplossing moeten kiezen?

• Help bij het verzinnen van alternatieven (stap 2). • Help de leerling bij het leren zich te verplaatsen in

een ander. • Leer de leerling signalen te herkennen die agressie

bij hem oproepen. • Positief gedrag belonen (positieve aandacht aan

geven). • Vraag naar gevoelens (vul deze niet in). • Zorg voor ontspanning (ademhalingsoefeningen). • Bespreek de problemen binnen een veilig klimaat

(zonder beschuldigingen te uiten naar de leerling). • Blijf je eigen emoties de baas, doe geen emotionele

uitlatingen. • Blijf neutraal.

Ove

rige

B

ronn

en

Fo

rmul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thu

is

Page 11: Tools voor het onderwijs

Motivatie problemen

Het ontbreken van drijfkracht bij iemand om iets te doen. Probleemgebieden:

• Gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel. • Laag zelfbeeld. • Negatief toekomstbeeld. • Te hoog of juist te laag gestelde eisen aan de

leerling. Gevolgen:

• Voorkeur voor (te) gemakkelijke taken. • Gebrek aan doorzettingsvermogen. • Breekt taken voortijdig af. • Snel ontmoedigd. • Gericht op korte termijn. • Vermijdingsgedrag. • Psychosomatische klachten (hoofdpijn, misselijk). • Vergeet of raakt spullen kwijt. • Weinig toekomstgericht.

Te doen:

• Beloon actief gedrag. • Bied mogelijkheden tot het opdoen van

succeservaringen en beloon deze wanneer ze worden benut.

• Bied opdrachten op niveau aan. • Deel taken op in deeltaken. • Geef de zin aan van een taak. • Blijf neutraal, reageer niet geëmotioneerd. • Probeer te achterhalen waar het gedrag vandaan

komt. Verwijs eventueel door naar leerlingbegeleiding of maatschappelijk werk. Maak de leerling mede-eigenaar van het (leer)proces:

• Laat de leerling zo mogelijk zelf zijn doel bepalen. • Laat de leerling zelf motiverende opdrachten, of

redenen voor het volbrengen van opdrachten bedenken.

Gedrag 4

Ove

rige

B

ronn

en

Fo

rmul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thu

is

Page 12: Tools voor het onderwijs

Faalangst

Een vorm van angst die optreedt in situaties waarin een leerling een prestatie moet leveren op cognitief, motorisch en/of sociaal gebied die beoordeeld wordt. Hierbij concentreert een leerling zich op een mogelijke mislukking waardoor de aanwezige kennis en vaardigheden worden geblokkeerd. Probleemgebieden:

• Angst om te falen. • Negatief zelfbeeld.

Gevolgen:

• Resultaten zijn niet representatief voor de kennis en vaardigheden van de leerling.

• Fysieke angstsymptomen (bijvoorbeeld buikpijn, zweten, duizeligheid, stotteren, rood worden, onrustigheid).

• Ontwijkend gedrag. • Durft geen nee te zeggen. • Leerling heeft soms twee gezichten (in veilige

situatie mondig, in onbekende situatie verlegen). Te doen:

• Bied een dagelijkse structuur, voorspelbare dagindeling en lesopbouw (inleiding, uitleg, kern, afsluiting).

• Geef afwijkende regels aan bij uitzonderingen op de structuur.

• Bied duidelijkheid aan door de verwachtingen concreet te maken (Wat, hoe, waar waarmee, hoe lang en wat daarna).

• Wees bereid uitleg te herhalen. • Geef aan waar het om gaat bij de taak en waar je op

let bij de beoordeling. • Vraag vooraf hoe de leerling zelf een bepaalde taak

inschat. (Waarvoor is de leerling het meest bang?) • Geef veel concrete voorbeelden. • Stimuleer het vragen stellen door de leerling(en). • Stel zelf ook gemakkelijke vragen. • Uit naar de leerling geen verwachtingen over zijn

prestatie. • Positieve taakgerichte - en persoonsgerichte

feedback geven. • Controleer of de opdrachten goed begrepen zijn. • Stimuleer leerlingen elkaar te helpen. • Veroordeel niet. • Straf (verkeerde) mondigheid niet af. De leerling

onderzoekt zijn mogelijkheden. Stuur wel bij als dat nodig is.

Gedrag 5

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 13: Tools voor het onderwijs

Teruggetrokken gedrag Teruggetrokken gedrag, is gedrag waarbij iemand zich op de achtergrond houdt. Dit kan allerlei verschillende oorzaken hebben. Hierdoor zijn de probleemgebieden zeer uiteenlopend en verschillend. Probleemgebieden (mogelijk):

• Faalangst (zie faalangst, gedrag 5). • Niet in de groep passen. • Pestslachtoffer (zie pesten, gedrag 1). • Legt moeilijk sociale contacten. • Maakt een moeilijke periode door (bijvoorbeeld rouw

of ruzies thuis). Gevolgen (mogelijk):

• Teruggetrokken gedrag is op zich een gevolg. (Het gedrag is zelfinstandhoudend)

• Leerling is stil, vraagt geen aandacht. • Leerling valt niet op (ook niet positief). • Leerling is vaak alleen. • Weinig zelfvertrouwen.

Te doen:

• Zoek uit of de leerling aandacht (klassikaal/ individueel) prettig of juist onprettig vindt.

• Creëer een veilige omgeving: - Aandacht geven, maar ga niet over de

grenzen van de leerling (zie punt 1) heen. - Pas op met te veel aandacht. - Leerling bijvoorbeeld niet als eerste de

beurt geven, wel later. • Daag leerling steeds uit zich meer te laten zien. • Maak contact (denk ook aan: praatje maken, kleine

klusjes geven zoals bord uitvegen enzovoort). • Zoek naar interesses van de leerling, benader de

leerling vanuit deze interesses. • Stel vragen en geef opdrachten binnen de

vermogens van de leerling. • Heb begrip voor teruggetrokken gedrag, irriteer je er

niet aan! Straf het gedrag niet af. • Beloon initiatief.

Wees extra voorzichtig met leerlingen die tevens een aan Autisme verwante stoornis hebben (zie Autisme, gedrag 10).

Gedrag 6

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 14: Tools voor het onderwijs

Gedrag 7

ODD en CD

ODD (Oppositional Defiant Disorder = oppositioneel opstandige gedragsstoornis) is de mildere variant van CD (Conduct Disorder = gedragsstoornis). ODD kan leiden tot CD. Probleemgebieden:

• Oppositioneel gedrag. • Agressief gedrag. • Antisociaal gedrag. • Vaak hyperactiviteit en impulsiviteit.

Gevolgen:

• Driftigheid, boosheid, hatelijkheid. • Ruzies, conflicten met volwassenen. • Opstandigheid, weigert te houden aan regels van

volwassen. • Ergert zich aan anderen. • Legt de schuld bij anderen. • Agressief, leugenachtig gedrag, ernstig schenden

van regels (CD). Te doen:

• Bied een dagelijkse structuur aan (inleiding, uitleg, kern, afsluiting).

• Geef afwijkende regels duidelijk aan bij uitzonderingen op de dagelijkse structuur.

• Bied duidelijkheid door de verwachtingen concreet te maken (wat, hoe, waar, waarmee, hoe lang en wat daarna).

• Geef de leerling een vaste overzichtelijke plek in de klas, met weinig afleiding (let op beïnvloeding van en door andere leerlingen).

• Ben consequent, kom afspraken na. • Duidelijke regels bieden. • Geef onmiddellijk en regelmatig feedback (positief,

sturend). Zeker bij positief gedrag. • Positief gedrag belonen (aandacht aan geven). • Bied mogelijkheid tot het opdoen van

succeservaringen en beloon de leerling. • Begrens vijandig (negatief) gedrag duidelijk en geef

aan welk gedrag je wel wilt zien. • Blijf je emoties de baas, doe geen emotionele

uitlatingen. Blijf neutraal. • Ga geen discussies aan. • Bij escalaties de leerling uit de situatie halen, de

situatie later bespreken. • Bij fysieke agressie mogelijkheden tot bewegen

bieden (kopie laten maken, bord uitvegen etc.) • Contract opstellen. • Samenwerken met alle betrokkenen (ouders,

mentor, leerlingbegeleider, andere leerlingen).

Ove

rige

B

ronn

en

Fo

rmul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thu

is

Page 15: Tools voor het onderwijs

ADHD

Attention Deficit Hyperactivity Disorder. Een ontwikkelingsstoornis veroorzaakt door een tekort aan neurotransmitters in de hersenen. Probleemgebieden:

• Aandachtstekort. • Hyperactiviteit. • Impulsiviteit.

Gevolgen: • Moeite met plannen en organiseren. • Moeite met aandacht erbij houden. • Vergeetachtig. • Raakt dingen kwijt. • Afkeer van taken die lang dezelfde werkzaamheden

inhouden. • Niet stil kunnen zitten (klimmen, lopen enzovoort). • Praat aan één stuk door. • Wacht niet op de beurt. • Stoort anderen.

Te doen:

• Bied een dagelijkse structuur aan (inleiding, uitleg, kern, afsluiting).

• Bied duidelijkheid aan door de verwachtingen concreet te maken (wat, hoe, waar, waarmee, hoe lang en wat daarna).

• Controleer tussentijds of de verwachtingen (nog) duidelijk zijn.

• Geef de leerling een vaste overzichtelijke plek in de klas, met weinig afleiding (let op beïnvloeding van en door andere leerlingen).

• Ben consequent, kom afspraken na. • Geef onmiddellijk en regelmatig feedback (positief,

sturend). Zeker bij positief gedrag. • Visualiseer (bord, voordoen, plaatjes, video

enzovoort). • Geef afwisselende taken, blijf de leerling

intellectueel uitdagen. • Koppel nieuwe stof aan al bekende stof. • Bied mogelijkheden tot bewegen (kopie laten

maken, bord uitvegen etc.). • Positief gedrag belonen (aandacht aan geven). • Ondersteun sociale vaardigheden. • Accepteer dat een leerling veel vragen stelt. • Laat je niet emotioneel uit, blijf neutraal. • Vraag naar medicatiegebruik.

Gedrag 8

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 16: Tools voor het onderwijs

Gedrag 9

NLD

Non-verbal Learning Disabilaties. Probleem bij het verwerken van informatie die via zien en voelen binnenkomt. Probleemgebieden:

• Motoriek. • Ruimtelijk inzicht. • Inzicht in oorzaakgevolg verbanden. • Inzicht in sociale processen en gedragingen.

Gevolgen:

• Overschat worden (verbaal goed ontwikkeld). • Laag werktempo. • Problemen bij rekenen, schrijven, (begrijpend)

lezen. • Moeite met sociale contacten.

Te doen:

• Maak gebruik van verbale uitleg. • Geef de leerling een vaste overzichtelijke plek in de

klas, met weinig afleiding (let op beïnvloeding van en door andere leerlingen).

• Ben consequent, kom afspraken na. • Herhaal de uitleg meermaals. • Leer de leerling bij begrijpend lezen zichzelf vragen

te stellen. • Schat het niveau niet te hoog in (verbaal sterke kant

‘bedriegt’). • Spreek duidelijke en eenvoudige taal, vermijd

sarcasme, leg figuurlijk taalgebruik uit. • Ondersteun non-verbale communicatie met verbale

communicatie (blij of boos kijken is niet voldoende). • Visualiseer (bord, voordoen, plaatjes, video etc.). • Accepteer dat een leerling veel vragen stelt. • Help bij het herkennen en uiten van gevoelens en

wijs op passend gedrag.

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 17: Tools voor het onderwijs

Autisme Ook wel ASS (Autisme Spectrum Stoornissen), of PDD (Pervasive Developmental Disorders) genoemd. Zoals Autistische stoornis, Stoornis van Asperger en PDD-NOS (Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specified) Probleemgebieden:

• Sociale interactie. • Communicatie. • Stereotype gedrag vertonen.

Gevolgen:

• Onvoldoende begrijpen van non-verbaal gedrag (aankijken, gelaatsuitdrukking).

• Onvoldoende begrijpen van sociale gedragsregels (een hand geven, spontaniteit).

• Onvoldoende slagen in relaties opbouwen met leeftijdsgenoten (leven in eigen wereld).

• Achterstand op het gebied van de gesproken taal (m.u.v. syndroom van Asperger).

• Stereotiep, herhaald taalgebruik. Eigenaardig woordgebruik (soms ook bewegingen).

• Hebben van niet-functionele routines of rituelen. • Niet goed met verandering of onverwachte

gebeurtenissen omgaan. • Beperking in interesses en activiteiten.

Te doen:

• Bied een dagelijkse structuur aan (inleiding, uitleg, kern, afsluiting).

• Geef afwijkende regels aan bij uitzonderingen op de structuur.

• Bied duidelijkheid aan door de verwachtingen concreet te maken (wat, hoe, waar, waarmee, hoe lang en wat daarna).

• Geef de leerling een vaste overzichtelijke plek in de klas, met weinig afleiding (let op beïnvloeding leerlingen).

• Ben consequent, kom afspraken na. • Bied stof of opdrachten stapsgewijs aan. Uitleg,

uitvoeren, controleren, geef uitleg enzovoort. • Breng niet zonder aankondiging veranderingen

(bijvoorbeeld in het lesrooster) aan. • Schep duidelijkheid door geen open einden te laten. • Gebruik eenvoudige taal, geen figuurlijke of

sarcastische taal. • Visualiseer (bord, voordoen, plaatjes, video etc.). • Zoek naar interesses, benader de leerling vanuit

deze interesses. • Geef aandacht aan wat wel goed gaat, voordat je

reageert op wat niet goed gaat.

Gedrag 10

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 18: Tools voor het onderwijs

Gedrag 11

Depressie

Een stemmingsstoornis waarin iemand zich gedurende een bepaalde periode bevindt. Hierbij is het functioneren in emotioneel, motivationeel en in lichamelijk opzicht geremd. Probleemgebieden:

• Neerslachtigheid. • Verlies van interesse en/of plezier.

Gevolgen:

• Sombere, gedrukte depressieve stemming. • Boosheid en agressie. • Geringe eigenwaarde en zich niet geliefd voelen. • Slaapproblemen, vermoeidheid. • Besluiteloosheid. • Verminderde motivatie voor toekomstgerichte

zaken. • Meer/minder eetlust. • Angsten (faalangst, dromen, angst voor ziekte).

Te doen:

• Bied een dagelijkse structuur aan (inleiding, uitleg, kern, afsluiting).

• Bied duidelijkheid door de verwachtingen concreet te maken (wat, hoe waar, waarmee, hoe lang en wat daarna).

• Controleer tussentijds of de verwachtingen (nog) duidelijk zijn.

• Ben consequent, kom afspraken na. • Bied stof of opdrachten stapsgewijs aan Uitleg,

uitvoeren, controleren, geef uitleg over de volgende opdracht enzovoort.

• Maak gebruik van directe instructie. • Spreek duidelijke en eenvoudige taal, vermijd

sarcasme, leg figuurlijk taalgebruik uit. • Stimuleer beweging (bord uitvegen, iets halen,

gym). • Bied mogelijkheid tot het opdoen van

succeservaringen en beloon. • Zoek naar interesses, benader de leerling vanuit

deze interesses. • Geef verantwoordelijkheden die de leerling kan

dragen. • Geef positieve feedback en verwachtingen aan

(leerling zal je uitdagen zijn negatief zelfbeeld te bevestigen).

• Hulp bieden door het stellen van vragen - zelf laten nadenken.

• Bij agressie: blijf kalm en probeer de leerling te begrijpen, laat hem uitrazen, vang hem op (niet straffen), laat hem zijn eigen gevoelens verwoorden.

• Blijf je eigen emoties de baas.

Ove

rige

B

ronn

en

Fo

rmul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 19: Tools voor het onderwijs

Dyslexie

Een stoornis op het gebied van lezen en/ of spellen. Het lees-, spel- en schrijfniveau is lager dan je op basis van scholing, IQ en motivatie zou verwachten. Probleemgebieden:

• Verwerking van geschreven taal in de hersenen. Gevolgen:

• Moeite met spellen. • Moeite met (begrijpend) lezen. • Moeite met schrijven. • Laag werktempo. • Mogelijk faalangstig of gedemotiveerd.

Te doen:

• Geef extra tijd in de klas (niet voor huiswerk). • Controleer of informatie overgenomen is voordat je

verder gaat. • Laat informatie zo mogelijk de hele les op het bord

staan. • Deel belangrijke afspraken uit op papier. • Stimuleer gebruik van korte zinnen. • Breng structuur aan in de les. Zorg dat leerlingen

weten wat ze te wachten staat. • Gebruik duidelijke taal (‘to the point’). • Laat de leerling niet hardop voorlezen maar vraag

bijvoorbeeld de tekst (na voldoende leestijd) in eigen woorden samen te vatten.

• Geef de leerling een plaats vooraan. • Laat de leerling hulpmiddelen gebruiken (zoals

bijvoorbeeld boeken op audio). • Zo min mogelijk meerkeuzevragen aanbieden

(aanpassen toets). • Leerkrachten talen: afspraken maken over

beoordeling. Leerkrachten overige vakken: beoordelen op inhoud, niet op spelling.

• Extra tijd bieden voor of inkorten van toetsen en examens, met name als het taalkundige opdrachten betreft. Extra uitleg.

• Bied stof groter (gekopieerd) aan.

Leren 1

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 20: Tools voor het onderwijs

Dyscalculie

Een stoornis op het gebied van het begrijpen, accuraat oproepen en/of toepassen van reken- en wiskundekennis. Probleemgebieden:

• Verwerking van informatie op het gebied van rekenen en wiskunde in de hersenen.

Gevolgen:

• Problemen met rekenen. • Problemen met tellen. • Slecht ruimtelijk inzicht. • Geheugenproblemen. • Problemen met spellen. • Problemen met klokkijken.

Te doen:

• Extra tijd bieden voor of inkorten van toetsen en examens, met name als het reken en wiskundige opdrachten betreft. Extra uitleg.

• Extra hulpmiddelen laten gebruiken zoals rekenmachine, concreet materiaal (bv. blokjes) of een rekenhulpschrift aanleggen waarin strategieën opgezocht kunnen worden.

• Structureer opgaven (dus indien mogelijk niet allerlei typen sommen door elkaar).

• Niet te snel overstappen naar abstract rekenen. Werk met concreet materiaal.

• Visualiseer door voorbeelden te geven (op het bord) en voordoen.

• Leerling aanleren gestructureerd te werken. Leer aan zoveel mogelijk volgens één vaste aanpak te werken. Laat overige mogelijkheden achterwege.

Leren 2

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 21: Tools voor het onderwijs

Rouwverwerking

Thuis 1

De manier waarop iemand een ingrijpende verdrietige ervaring probeert te verwerken. Probleemgebieden:

• Leerling is mentaal afwezig (slechte concentratie). • Leerling is boos, verdrietig, bang, prikkelbaar of

soms overdreven vrolijk. • Leerling zondert/sluit zichzelf af.

Gevolgen:

• Leerling presteert slecht. • Ruzie of problemen met

leerkrachten/medeleerlingen. • Leerling raakt in (emotioneel) isolement. • Leerling wordt ziek/depressief. • Leerling wordt hyperactief.

Te doen:

• Praat met de leerling in kwestie. Vraag naar ‘mooie’ herinneringen. Houd contact.

• Vraag regelmatig (op een geschikt moment) hoe het gaat.

• Beantwoord eventuele vragen. • Houd de leerling in de gaten. Let op hoe hij zich

gedraagt in de klas. • Andere leerlingen in de klas ook in de gaten

houden. De gebeurtenis kan hen ook aangrijpen. • Rekening houden met emotionele momenten. • Bewaak de sfeer in de klas. Let op hoe

medeleerlingen op de leerling in kwestie reageren. • Maak het onderwerp bespreekbaar in de klas. • Extra (individuele) aandacht geven. • Blijf alert op het gedrag van de leerling. Als er

bepaalde zaken opvallen, schakel dan de mentor/ leerlingbegeleiding/maatschappelijk in en/of de ouders/verzorgers.

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 22: Tools voor het onderwijs

Verslavingsproblematiek

Thuis 2

Wanneer iemand in een gezin problematisch verslaafd is, heeft dat invloed op alle gezinsleden. Verslavingen komen voor op verschillende gebieden, bijvoorbeeld: drug-, alcohol- of gokverslaving. Probleemgebieden:

• De onderlinge relaties in het gezin. • Financiële problemen. • Prioriteiten gezin liggen (vaak) bij de verslaafde.

Gevolgen:

• Weinig vertrouwen in anderen. • Schuldgevoel. • Neerslachtigheid/ongemotiveerd. • Verwaarlozing.

Te doen:

• Zie Motivatieproblemen, gedrag 4 (en Depressie, gedrag 11).

• Ga zorgvuldig met vertrouwen om. • Veroordeel ‘verslaafden’ niet, respecteer de loyaliteit

van de leerling naar zijn gezinsleden. • Maak en behoud contact. • Houd signalen van de leerling in de gaten (zoals

geur, slaperigheid, transpiratie, verwijdde of rode ogen) Meld dit bij mentor/leerlingbegeleiding/ maatschappelijk werk.

• Ben zorgvuldig met informatie die de leerling in vertrouwen vertelt.

• In de geestelijke gezondheidszorg bestaan hulpgroepen voor deze kinderen.

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 23: Tools voor het onderwijs

Antischoolcultuur

Binnen een antischool cultuur staat het gezin (de familie) niet achter het instituut school. Ze stimuleren hun kinderen niet om te leren, tonen geen interesse en hebben geen respect voor de autoriteit van leraren. Dit dragen zij vaak over op hun kinderen. Probleemgebieden:

Thuis 3

• Motivatie voor school en alles wat daar mee te maken heeft.

• Leerling heeft geen/weinig respect voor leerkrachten, dit wordt niet begrensd door ouders.

• Ouders inschakelen bij problemen heeft weinig effect/verergerd het probleem.

• Ouders steunen de visie van de school/leraren niet. Gevolgen:

• Leerling biedt weerstand. Luistert slecht. • Rebelsheid/brutaliteit. • Leerling ziet het nut van school niet in, wil niet

werken. • Leerling is vaak afwezig (spijbelen). • Leerling presteert slecht. • Het is moeilijk om tot de leerling door te dringen. • Ruzie of problemen met leraren/medeleerlingen. • Leerling zorgt voor onrust in de klas. • Leerling zit tussen twee werelden in (cultuurkloof). • Op de ouders kan niet worden gerekend. • Vroegtijdige onderbreking/beëindiging

schoolcarrière. Te doen:

• Zie Motivatieproblemen, gedrag 4. • Geef het nut aan van lessen, opdrachten, diploma

enzovoort. • Maak contact met de leerling. • Zoek naar interesses, benader de leerling vanuit

deze interesses. • Blijf neutraal, reageer niet geëmotioneerd. • Heb begrip voor de loyaliteit aan de ouders.

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 24: Tools voor het onderwijs

Multicultureel

In Nederland wonen mensen met verschillende culturele achtergronden. Soms kunnen verschillen in inzicht, normen en/of waarden zorgen voor problemen.

Thuis 4

Probleemgebieden:

• Onwetendheid en onbegrip (wederzijds). • Andere (soms tegengestelde) omgangsvormen. • Miscommunicatie.

Gevolgen:

• Onbegrip. • Vooroordelen en/of in stereotypen denken. • Vorming van fronten. • Pesterijen. • Groepsvorming, afzondering, apartheid. • Cultuurkloof. • Discriminatie/racisme. • Geen/slechte klasseneenheid.

Te doen: • Maak contact met de leerling. Vraag naar

interesses. Knoop informele gesprekken aan. • Bij problemen/miscommunicatie vragen naar hoe de

leerling of ouder het ziet of voelt. Vul niet in! Geef daarna pas zelf aan hoe jij iets bedoeld of ervaart. Zoek hierbij naar een compromis.

• Ga niet uit van stereotypen of vooroordelen, iedereen is anders en beleefd zijn cultuur anders.

• Houd rekening met feesten en gebruiken, vraag of leerlingen het aangeven wanneer iets niet mag/kan.

• Zorg dat de leerlingen elkaar op persoonlijk vlak kunnen leren kennen.

• Bewaak de sfeer in de klas. Let op hoe leerlingen met elkaar omgaan. Tolereer pesten niet.

• Maak de situatie bespreekbaar, wanneer er problemen zijn. Hiermee voorkom je vooroordelen.

• Ben je bewust van en/of vraag naar positieve waarden van een cultuur, wanneer deze wordt besproken.

• Zorg voor een afwisselende groepssamenstelling tijdens groepswerk/groepsactiviteiten.

• Bespreek met ouders hoe zij het liefst hebben dat je omgaat met (het ongehoorzame gedrag van) hun kind.

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 25: Tools voor het onderwijs

Vakmanschap

Professionaliteit: Een veilige omgeving creëren in een klas is niet gemakkelijk, maar wel heel belangrijk voor het leerproces van leerlingen. Om te leren zal iemand zich kwetsbaar op moeten stellen (bijvoorbeeld door aan te geven wat je nog niet kunt of niet weet). Respect voor elkaars grenzen is daarbij belangrijk. Leerlingen weten vaak nog niet goed hoe ze zich kwetsbaar moeten opstellen of zijn daarin nog zoekende. Als professional en rolmodel is het belangrijk het goede voorbeeld te geven. Dat is niet altijd gemakkelijk, een aantal tips:

Vakmanschap 1

Houding:

• Zorg voor jezelf. Als jij lekker in je vel zit, heb je meer geduld en humor en heb je meer aandacht voor wat de leerling voelt en nodig heeft.

• Leef je in de leerlingen in: ben geïnteresseerd. Waarom doen leerlingen iets wel of niet.

• Ben duidelijk in wat jij graag wilt. Vraag het vriendelijk. Vriendelijkheid motiveert.

• Wanneer een leerling niet meewerkt, zoek dan naar wat hij wel zou willen doen. Mogelijk wil hij wel aan jouw wens tegemoet komen, maar alleen op een andere manier dan jij in gedachten had.

• Maak samen met leerlingen de regels in de klas (waardoor je ze medeverantwoordelijk maakt, ze hebben de regels immers zélf bedacht) en beperk het aantal regels zo veel mogelijk. Hoe meer regels, hoe moeilijker het is om eraan te voldoen en hoe minder gezellig en overzichtelijk het wordt. Geef samen met de leerlingen de achterliggende waarden aan van elke regel.

• Geef je eigen grenzen aan en leg ze uit. Leg de grenzen opnieuw uit als ze overschreden worden, geeft ruimte om erover te praten, maar ben consequent in bestraffen.

• Bij een leerling die voortdurend over een grens gaat, zit waarschijnlijk iets dwars. Probeer erachter te komen wat dat is. Met straffen en belonen bereik je misschien dat hij niet meer over je grens gaat, maar je komt er dan niet achter wat hem dwars zit en wat hij nodig heeft om jouw grens te respecteren.

• Laat blijken wat je waardeert of leuk vindt. Geniet mee met de succeservaringen van de leerling(en). Leerlingen beleven dit als een beloning. Samen blij zijn is (ook) leuk.

• Toon belangstelling voor wat de leerling doet, zonder er een oordeel aan te verbinden.

Vervolg

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 26: Tools voor het onderwijs

Vakmanschap (vervolg)

• Houd je taalgebruik eenvoudig. Geen sarcastisch taalgebruik. Zorg bij figuurlijk taalgebruik dat iedereen het snapt.

• Wijs de leerling op het effect van de dingen die hij doet.

• Ga om met de leerling(en) zoals jij zou willen dat ze met jou omgaan.

• Leef de normen en waarden die je wil overbrengen.

Praktisch: • Plaats van de leerlingen in de klas: zorg voor

overzicht, neem zo mogelijk prikkels weg (let op welke leerlingen dit vooral nodig hebben), let op welke leerling naast welke leerling zit (bijvoorbeeld sociaal vaardigen bij minder sociaal vaardigen).

• Bied duidelijkheid over wat te verwachten (structuur) valt. Geef aan het begin van de les aan wat, hoe, waar, waarmee, hoe lang en wat na afloop gedaan/verwacht wordt. Geef veranderingen tijdig en duidelijk aan. Stem verwachtingen af op het kunnen van leerlingen.

• Duidelijke regels. • Consequent reageren. • Bied vooral leerstof aan die aansluit bij de

interesses van de leerlingen en laat hen succeservaringen opdoen.

Vakmanschap 2

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 27: Tools voor het onderwijs

Vakmanschap 3

Moeilijke klas

Algemeen: • Stel samen met de leerlingen groepsregels op. • Formuleer de groepsregels positief. • Werk met een eenduidig beloningssysteem. • Wees zo consequent mogelijk: belofte maakt schuld.

• Informeer, breng gevoelens onder woorden, reguleer gedrag (stop=stop), geef gewenst alternatief gedrag aan.

• Schenk aandacht aan conflicten. • Een nieuwe dag, nieuwe kansen. • Bouw ontladingsmomenten in (bijvoorbeeld

bewegingsmomenten). • Schenk aandacht aan luisteractiviteiten. • Zet de leerlingen die elkaar negatief versterken uit

elkaar, breng dit positief. • Geef ik-boodschappen (‘ik vind’ i.p.v. ‘jij bent’). • Kleineer of denigreer een leerling niet voor de rest

van de klas. Spreek hem aan op een ander moment. Specifiek: Probleemgedrag bij binnenkomst:

• Ben als eerste bij het lokaal. Verwelkom de leerlingen bij de deur, voordat ze het lokaal binnen komen.

• Maak een informeel praatje met leerlingen die moeilijk gedrag vertonen.

• Vertel welk gedrag je verwacht wanneer leerlingen het lokaal binnen gaan.

• Bespreek kort de activiteiten die volgen. Probleemgedrag bij leswisselingen:

• Neem zelf een plek in op de gang. Begeleid de leerlingen bij het naar buiten gaan en ontvang de volgende groep.

Probleemgedrag bij instructiemomenten: • Geef het verloop van de les op het bord weer. • Probeer de instructie in contexten in te bouwen die

de leerlingen aanspreken. • Zorg voor een goede beurtverdeling: eerst opdracht

geven en dan de naam van de leerling noemen die mag antwoorden.

• Geef ook leerlingen de beurt die hun vinger niet op steken.

• Stimuleer de juiste interactie tussen leerkracht en leerling.

• Geef leerlingen bedenktijd. • Maak gebruik van doesituaties en kleine opdrachten

die alle leerlingen mee kunnen doen. Probleemgedrag tijdens minder gestructureerde activiteiten:

• Vertel duidelijk wat je van de leerlingen verwacht (dat is ook structuur).

Probleemgedrag aan het einde van de dag: • Plan geen intensieve denkactiviteiten.

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 28: Tools voor het onderwijs

Klassenmanagement en instructie

Vakmanschap 4

Algemeen: • Werk aan een prettig klimaat, schep een veilig

klimaat. • Zorg voor duidelijkheid, en controleer.

Groepsregels:

• Beloon goed gedrag (aandacht aan geven). • Spreek verwachtingen uit (onduidelijkheid zorgt voor

probleemgedrag). • Ben consequent (rechtvaardigheid). • Bespreek consequenties die volgen op overtreden

van de regels. • Neem de tijd voor het inslijpen van de regels.

Organisatorisch: Problemen kunnen opgeroepen worden door niet overzichtelijke, weinig gestructureerde of saaie leersituaties.

• Zorg voor afwisseling in werkvormen. • Plaats de juiste leerlingen bij elkaar. • Zorg voor een aan les en de leerlingen aangepaste

inrichting van de klas. • Maak gebruik van effectieve leertijd. • Bereid lessen altijd goed voor. • Geef duidelijke instructies (directe instructie). • Versterk het gewenste gedrag door belonen. • Organiseer je les, zorg dat alles werkt en aanwezig

is. • Zorg dat de lesstof aansluit bij de mogelijkheden van

de leerlingen. • Zorg voor een goede tijdsordening. • Zorg voor een stapsgewijze aanpak. • Herhaal de oefening, evaluatie en aansporing. • Geef afwisselend, gevarieerd les. • Geef veel eigen verantwoordelijkheid en de

mogelijkheid zelfstandig te werken.

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 29: Tools voor het onderwijs

Straffen en belonen

De nadruk bij straffen en belonen moet gericht zijn op het aanleren of versterken van positief gedrag. Wanneer enkel wordt gestraft, wordt er geen nieuw gedrag aangeleerd en kunnen frustraties en demotivatie optreden. Straf heeft doorgaans maar voor korte tijd effect. Te doen:

• Beloon ook de goed meewerkende en de niet opvallende leerlingen. Laat hiermee zien welk gedrag het gewenste gedrag is. Creëer geen lieverdjes.

• Beloon de ‘lastige’ leerling onmiddellijk wanneer het goed gaat (positieve aandacht geven is ook belonen).

• Concreet belonen mag ook. Koop niet om. • Beloon de hele klas met complimenten (of concreet

met een video) en/of een grapje als de gelegenheid zich voor doet.

• Geef positieve aandacht waar mogelijk. Laat je waardering blijken. Stimuleer.

• Besteed één op één aandacht aan de ‘lastige’ leerling. Help bij het verwerken van de opdracht. Ga er eens naast zitten.

• Laat bij het binnenkomen en verlaten van de les je aandacht voor de leerlingen blijken door ze welkom te heten of een fijne dag te wensen.

• Straf alleen wanneer andere methoden niet werken. • Wanneer straf aan de orde is, straf dan zo snel

mogelijk. • Straf elke keer wanneer de leerling het probleem

gedrag laat zien (waarschuwen is ook een vorm van straf).

• Straf niet te lang (negatieve bijverschijnselen). • Vertel kort en zakelijk waarom de leerling gestraft

wordt. • Zorg dat de leerling andere oplossingen heeft in

plaats van het gedrag waar hij straf voor krijgt. • Zorg dat de leerling weet om welk gedrag het gaat

en waarom dat gedrag niet kan. Maak duidelijk welke straf daarbij hoort.

• Bedenk op welk gedrag welke sancties volgen (bijvoorbeeld een bepaald aantal waarschuwingen, dan op de gang, dan concreet straf etc.). Maak dit kenbaar aan de leerlingen en wees consequent.

Vakmanschap 5

• Straf onmiddellijk wanneer het probleemgedrag van een leerling gevaar oplevert voor andere leerlingen.

• Inzetten van een time-out kan straffen voorkomen. De leerling en/of leerkracht krijgt de kans tot zichzelf te komen en kan na een bepaalde tijd zonder verdere gevolgen weer deelnemen aan de les.

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 30: Tools voor het onderwijs

Vakmanschap 6

Feedback geven

Het geven van feedback op ongewenst gedrag is een manier om dit gedrag af te leren. Dit kan zijn door uitleg te geven over het bepaalde gedrag (waarom het bijvoorbeeld niet prettig is) of kan gebruikt worden als straf (negatieve aandacht). Bij het geven van opbouwende feedback wordt er een alternatief gegeven voor het gedrag waarop de feedback is gericht. Te doen:

• Geef feedback op het gedrag, nooit op de persoon. Het gedrag is fout, niet de persoon. Maak de relatie niet stuk door de persoon te veroordelen.

• Wanneer de reden van het gedrag ‘boos-zijn’ is, geef dan een alternatief om boosheid te uiten. Ga dan pas verder in op de reden van het boos-zijn.

• Praat op gewone toon (niet sarcastisch). • Blijf bij het onderwerp (niet afdwalen). • Uit gevoelens 'zakelijk': bijvoorbeeld, boosheid

zonder te krenken (niet uitschelden). • Geef geschilpunten aan (niet de persoon kwetsen). • Noem zowel pluspunten als minpunten (altijd

opbouwende kritiek). • Trek niet meteen conclusies. Geen doemscenario

aangeven. • Blijf bij het heden (geen ouwe koeien uit de sloot

halen). • Vraag de mening van de ander (niet voor de ander

denken). • Vraag en verzoek (niet commanderen en bevelen). • Zeg wat je op je hart hebt (uit gerust je emotie,

wordt echter niet emotioneel). • Geef je eigen aandeel in een conflict toe (geef het

goede voorbeeld). • 'Niemand is perfect', ga over tot de orde van de dag

(niet blijven doorzeuren). Feedback geven hoeft natuurlijk niet altijd op negatief gedrag te zijn. Het kan even goed toegepast worden bij positief gedrag. Het werkt dan sterk motiverend om het gedrag opnieuw te vertonen. In het kader van dit boekje gaan we hier nu niet verder op in.

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 31: Tools voor het onderwijs

Feedback – 3 onderdelen

Vakmanschap 7

Goede ondersteuning betekent dat de leerkracht consequent reageert op signalen van leerlingen (bij incidenten, conflicten of tijdens een gesprek) en bij zijn acties gebruik maakt van de volgende stappen:

• een gevoelsonderdeel. • een informatief onderdeel. • een sturend onderdeel.

A. Gevoel:

Hier laat de leerkracht merken dat hij de leerling accepteert (ondanks zijn boosheid, de agressie), maar dat hij over het gedrag wil praten. Hierbij is van belang dat hij aandacht heeft voor de emotionele betekenis die het probleem voor de leerling heeft en dit ook laat merken. Respect staat hier centraal.

B. Informatie:

De leerling moet overzicht krijgen over de probleemsituatie (wat is er aan de hand, wat is er gebeurd). Daarna is het belangrijk dat de leerling inzicht kan krijgen door informatie over:

• De situatie. • Het eigen gedrag. • Het eigen handelen. • Waarom het gedrag heeft plaatsgevonden.

Welke aanleiding was er. • Welke reactie waren er van anderen. • Welke gevolgen heeft het.

De leerkracht probeert door het stellen van vragen de leerling te laten nadenken en vertellen over het gebeurde. Daarna(ast) geeft de leerkracht zijn kijk erop.

C. Sturing:

Sturing tijdens het geven van feedback moet leiden tot uitzicht. Hoe pakken we het probleem aan? Hoe lossen we het op? Concreet maken. De leerling wordt medeverantwoordelijk voor deze oplossingen. De leerling bedenkt samen met de leerkracht de oplossing en maakt zelf keuzes.

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 32: Tools voor het onderwijs

Kenmerken gespreksvoering

Gesprekken 1

6. M

otiv

atie

- soc

iale

w

ense

lijkhe

id

-bel

angs

tellin

g

5. V

raag

tech

niek

en

- ope

n vr

agen

doe

n

voo

rafg

aan

van

g

eslo

ten

vrag

en.

- mee

r ope

n vr

agen

; e

erde

r vr

agen

dan

v

erte

llen;

d

esku

ndig

heid

n

aar b

uite

n ha

len.

4. N

on-v

erba

le

as

pect

- sig

nale

n va

n

onz

eker

heid

; a

fsta

nd

res

pect

eren

- sig

nale

n va

n

ver

zet

3. V

erba

le a

spec

t

- erv

arin

g m

et

pra

ten

om

com

mun

icat

ie te

v

erfij

nen

- eer

der d

ebat

d

an u

itwis

selin

g

2. V

orm

- pra

ten;

k

ort

- pra

ten;

t

o th

e po

int

1. M

etac

omm

unic

atie

(p

rate

n ov

er h

oe je

co

mm

unic

eert)

- reg

els

gesp

reks

voer

ing

b

enoe

men

: d

esku

ndig

heid

b

enad

rukk

en

- om

te v

erbi

nden

12 -

14

jaar

14 –

16

jaar

Del

fos,

200

5, K

enm

erke

n ge

spre

ksvo

erin

g na

ar le

eftij

d (le

eftij

dsca

tego

rieën

bin

nen

het V

MB

O)

Ove

rige

B

ronn

en

Fo

rmul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 33: Tools voor het onderwijs

Gespreksvaardigheden

Communicatievoorwaarden:

Gesprekken 2

• Ga op dezelfde (oog)hoogte zitten. • Kijk de leerling aan wanneer deze spreekt. • Varieer met het wel en niet maken van oogcontact

met een leerling terwijl hij spreekt. • Stel de leerling op zijn gemak. • Luister actief (hummen, ja, nee) naar wat de leerling

zegt. • Vertel de leerling dat hij je moet zeggen wat hij vindt

of wil, omdat je het anders niet weet. • Zeg dat je het gesprek afbreekt en later zal

voortzetten, wanneer je merkt dat de leerling afhaakt.

• Wanneer je een moeilijk gesprek hebt gehad, zorg dan dat de leerling daarna tot zichzelf kan komen.

Algemene houding tijdens een gesprek:

• Het is belangrijk een warme en respectvolle houding ten opzichte van de leerling aan te nemen.

• Het is van belang de leerling te helpen het gesprek te voeren op een manier die voor de leerling en voor de volwassene bevredigend is.

• De grondhouding van het gesprek is en blijft, dat ook de informatie vanuit de leerling tot zijn recht moet komen en niet alleen die van de volwassene.

• Daarom is het belangrijk om de eigen attitude te onderzoeken, ter discussie te stellen en steeds bij te schaven.

• Verwacht dat de leerling zich weerbaar opstelt. Ben daarom zelf bescheiden.

• Het is van belang de leerling te volgen en te respecteren in zijn gevoel.

• Soms is licht aan te dringen van belang. Zeker bij emotionele onderwerpen kan dit helpen om de leerling te laten merken dat zijn of haar verhaal echt gewaardeerd wordt.

• Wanneer de leerling echt niet wil, respecteer dit dan.

Opbouw: overzicht, inzicht, uitzicht

Het stappenplan: Stap 1: introductie Stap 2: wat is het onderwerp? Stap 3: wat zit er achter? Stap 4: zoeken naar alternatieven Stap 5: is de oplossing geschikt? Stap 6: conclusie Stap 7: afspraken maken Stap 8: afsluiting

Vervolg

Ove

rige

B

ronn

en

Fo

rmul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 34: Tools voor het onderwijs

Gespreksvaardigheden (vervolg)

Richtlijnen voor de leerkracht: • Zorg dat je zicht hebt op de problematiek van

leerlingen en op de verschillen tussen leerlingen zodat je een gedifferentieerd beeld hebt van de noodzaak tot individuele gesprekken.

• Registreer eventueel met wie (en waarover) je praat, zodat je weet wie teveel en te weinig aan bod komt.

• Probeer zoveel mogelijk direct een gesprek te voeren wanneer daar een belangrijke aanleiding toe is en je met een individueel gesprek iets denkt te kunnen bereiken.

Gesprekken 3

• Indien je gesprekken uitstelt, leg dan uit waarom. • Probeer het dagprogramma (maar ook het lokaal of

de school) zo in te richten dat er voldoende momenten en optimale mogelijkheden zijn om een gesprek te voeren.

• Zorg ervoor dat niemand buiten de boot valt maar dat iedereen aan de beurt komt.

• Neem zelf het initiatief, zodat een leerling niet eerst hoeft vast te lopen om met de leerkracht ergens over te kunnen praten.

• Moeizame praters met terloopse gesprekjes verleiden, door ofwel ergens voorzichtig en indirect over te beginnen of een situatie te creëren waarin het voor de leerling makkelijker wordt het initiatief te nemen.

• Maak eventueel met moeizame praters een vaste afspraak om regelmatig met elkaar te praten.

• Maak met leerlingen met een regelmatig terugkerende problematiek afspraken om daar regelmatig over te praten.

• Rem veelpraters af door afspraken te maken op welke momenten je wel en geen tijd voor ze hebt.

• Zorg voor momenten waarop je beschikbaar bent voor een gesprek.

Metacommunicatie: (praten over hoe je communiceert)

• Maak het doel van het gesprek duidelijk. • Laat de leerling weten wat je intenties zijn. • Laat de leerling weten dat je feedback nodig hebt. • Laat de leerling weten dat hij mag zwijgen. • Probeer te benoemen wat je voelt en volg wat je

voelt. • Nodig de leerling uit zijn mening over het gesprek te

geven.

Maak bij pubers van metacommunicatie een vast onderdeel van de communicatie.

Ove

rige

B

ronn

en

Fo

rmul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 35: Tools voor het onderwijs

Non-verbale communicatie

Het merendeel van communicatie bestaat uit non-verbale communicatie. Bij twijfel aan de oprechtheid of waarheid van de boodschap wordt vooral waarde gehecht aan de non-verbale component van communicatie. Functies:

• Versterken van verbale communicatie. • Vervanging van de verbale communicatie. • Tegenspreken van de verbale communicatie. • Affectieve ondersteuning van het gesproken woord. • Informatie over de onderlinge relatie. • Beklemtonen van de verbale communicatie.

Gesprekken 4

• Structureren en reguleren van de verbale communicatie.

Uitzondering:

Voor leerlingen met autisme geldt dit vaak niet!!

(zie Autisme, gedrag 10) Vormen:

• Aanraking. • Nabijheid, de lijfelijke nabijheid die iemand prettig

vindt verschilt per individu: - Territorium, intieme zone voor de intieme

contacten. - Persoonlijke zone voor de informele

gesprekken. - Sociale zone voor de formele gesprekken. - Publieke zone voor openbare gesprekken.

• Lichaamshouding. • Oogcontact. • Houdingsovereenkomst (kopiëren van het gedrag

van diegene met wie men communiceert). • Kleding, haardracht en versierselen. • Gebaren. • Stemtaal. • Mimiek (stand van de wenkbrauwen, ogen, mond

enzovoort).

Metacommunicatie Ook over de non-verbale aspecten van communicatie kun je praten. Vertel elkaar hoe je vindt dat de ander reageert met zijn lichaam, houding, ogen enzovoort. De ander laten weten dat je door zijn houding de indruk krijgt dat hij geen zin heeft in het gesprek breekt wel eens het ijs.

Ove

rige

B

ronn

en

Fo

rmul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 36: Tools voor het onderwijs

Formulieren

Formulieren hebben tot doel het pedagogisch handelen te ondersteunen, inzichtelijk te maken, vast te leggen en over te dragen aan anderen. Op het internet zijn tientallen formats te vinden van geschikte formulieren. We noemen er enkele:

Formulieren 1

Turflijst (zelf te maken) Doel: Inzicht verkrijgen in het aantal malen dat bepaald gedrag voorkomt. Gebruik: Noteer welk gedrag je wil turven en gedurende welke tijd je dat gaat doen. Gedragskaart Doel: De leerling motiveren zijn gedrag aan te passen tot een acceptabel niveau. Subdoel: Samenwerken met andere betrokkenen binnen de school en met de ouders. Voor de leerling: “Wij maken ons zorgen.” Gebruik: Benoem het onderdeel van het gedrag dat verbetering behoeft. Formuleer het gewenste doelgedrag zo concreet mogelijk. Geef duidelijk aan wat er bij gehouden moet worden op de kaart. Formuleer dit opbouwend. Verwacht niet meteen het onmogelijke van de leerling, maar verwacht elke dag/week weer iets meer. Consequent gebruiken. O.a. te vinden op: www.uitgeverijpica.nl (downloads)

Groepshandelingsplan (GHP) Doel: Met behulp van voor de groep geformuleerde handelingsaanzetten de vooruitgang van de gehele groep stimuleren. Gebruik: Mentor en vakleerkrachten werken op basis van dit groepshandelingsplan. Evaluatie van het plan gebeurt periodiek en leidt tot eventuele aanpassingen. O.a. te vinden op: www.kennisnet.nl/thema/leerlingzorg zoek in de orthotheek Handelingsplan (HP) Doel: Met behulp van voor de leerling geformuleerde handelingsaanzetten de vooruitgang van die leerling stimuleren. Gebruik Mentor en vakleerkrachten werken op basis van dit handelingsplan met deze leerling. Evaluatie van het plan gebeurt periodiek en leidt tot eventuele aanpassingen. O.a. te vinden op: www.kennisnet.nl/thema/leerlingzorg

Ove

rige

B

ronn

en

Fo

rmul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 37: Tools voor het onderwijs

Formulieren 2

Formulieren Woedemeter Doel: Met behulp van een inschaling van één tot vijf met de leerling zijn woede bespreken en de leerling motiveren te zoeken naar oplossingen. Gebruik: Na een korte afkoelingsperiode, in rustige omgeving reflecteren op de woede. O.a. te vinden op: www.uitgeverijpica.nl zie downloads Stappenplan huiswerk Doel: De leerling leert met behulp van dit stappenplan zelf zijn huiswerk te plannen. Gebruik: Na een korte uitleg kan de leerling dit geheel zelfstandig gebruiken. Ouders en/of leerkrachten kunnen dit na een aantal dagen nabespreken. De incident methode Doel: De incidentmethode wordt in het onderwijs gehanteerd om een situatie in korte tijd te analyseren, te verhelderen en tenslotte om zoveel mogelijk handelingssuggesties te verkrijgen waar de probleeminbrenger een keuze uit kan maken die in zijn situatie het beste lijkt te passen. Gebruik: In een kleine groep collega’s wordt aan de hand van dit formulier met de betrokken collega gezocht naar de beste oplossing(en). O.a. te vinden op: www.uitgeverijpica.nl zie downloads Conflictoplossingschema Doel: Met behulp van een gestructureerde aanpak probleemoplossend te werk gaan bij een conflict. Gebruik: In samenspraak met de leerling invullen, uitvoeren en evalueren. O.a. te vinden op: www.uitgeverijpica.nl zie downloads N.B. Op www.toolsonderwijs.nl zullen de links naar deze en veel meer bruikbare formulieren opgenomen worden. Vanaf de site kunt U ook uw reacties en aanvullingen naar ons versturen.

Ove

rige

B

ronn

en

Fo

rmul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 38: Tools voor het onderwijs

Bronnen

De informatie die Tools voor het Onderwijs bevat is gebaseerd op onze studies en werkervaring met deze onderwerpen. Uiteraard zijn er verschillende informatiebronnen die onze beeldvorming door de jaren heen sterk hebben gevormd en/of hebben beïnvloed. De belangrijkste hiervan staan hier opgesomd. Boeken: American Psychiatric Association (2006). DSM-IV-TR. Amsterdam: Harcourt Assessment BV.

Bronnen 1

Nieuwenbroek, A. & Ruigrok, J. (1996). Faalangst de baas, Utrecht/ Antwerpen: Kosmos-Z&K Uitgevers BV. Nieuwenbroek, A., Reinalda, S. & de Vries, J. (1998). Handboek faalangsttraining. ’s Hertogenbosch: KPC Groep. Pameijer, N. & van Beukering, T. (2006). Handelingsgerichte diagnostiek, Leuven: Acco. Delfos, M. (2005). Ik heb ook wat te vertellen, Amsterdam: SWP uitgeverij. Baard, M., van der Elst, D. & van Leijenhorst, M. (2005). Ongewild lastig in de pubertijd en adolescentie. Huizen: Uitgeverij Pica. Van Lieshout, T. (2002). Pedagogische adviezen voor speciale kinderen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Le Fevere de Ten Hove, M., e.a. (2007). Survivalkit voor leerkrachten. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Delver, B. (2006).Vet veilig Internet! Tieners en internet. Haarlem: Vives Media BV. CED-groep (2007). Wijzer onderwijs: autismeVO. Rotterdam: CED-groep. Katernen: Expertgroep kwaliteit van zorg (2003). De aansluiting tussen interne en externe zorg, ‘s Hertogenbosch. Expertgroep kwaliteit van zorg (2003). Instrumentenset zelfevaluatie leerlingenzorg, ’s Hertogenbosch. ZIOS (2006). Kwaliteitscriteria voor het zorgadviesteam in het voortgezet onderwijs. Utrecht.

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 39: Tools voor het onderwijs

Bronnen

Hyperlinks: www.balansdigitaal.nl (Vereniging Balans) Balans is een vereniging voor ouders van kinderen met leer-, ontwikkelings- en gedragstoornissen, waaronder ADHD, dyslexie en PDD-NOS. www.onderwijsenhandicap.nl Alle informatie over naar school gaan en studeren mét een zichtbare of onzichtbare (dus ook dyslexie) beperking, handicap of chronische ziekte vind je op via deze website: van basisonderwijs tot en met universiteit.

Bronnen 2

www.jongemantelzorgers.nl Site voor leerlingen die thuis zorgtaken op zich (moeten) nemen. www.pestweb.nl Pestweb is een site met informatie, advies en tips over pesten. Zowel voor leerlingen (per leeftijdscategorie) als leerkrachten. www.adhd-land.nl Site is in opbouw, maar er is al veel informatie voor alle betrokkenen te vinden. www.uitgeverijpica.nl Onder de knop downloads zijn hier zeer bruikbare formulieren te vinden. www.internethulpverlening.nl Hulp via het internet is voor veel jongeren, volwassenen en ouderen een acceptabele manier om hulp te krijgen voor psychische problemen. www.zogeknogniet.nl Een jongerensite voor jongeren met psychische problemen en voor jongeren die meer willen weten over geestelijke gezondheid(szorg). Wie deze site bezoekt, is zo gek nog niet!

www.orthopedagogiek.startpagina.nl www.remedialteaching.startpagina.nl www.psychologie.startpagina.nl www.lerarenweb.nl www.caleidoscoop.nl www,ond.vlaanderen.be www.mentor.kennisnet.nl www.onderwijsmaakjesamen.nl www.kennisnet.nl/thema/leerlingzorg

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 40: Tools voor het onderwijs

Afkortingen/Begrippen

ADD Attention Deficit Disorder Aandachtstekortstoornis zonder hyperactiviteit.

Overige 1

ADHD (zie ADHD, gedrag 8) Attention Deficit Hyperactivity Disorder Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit en impulsiviteit. Syndroom van Asperger (zie Autisme, gedrag 10) Valt onder de Autisme Spectrum stoornissen. Contactstoornis waarbij sprake van een gemiddelde tot een hoge intelligentie. ASS (zie Autisme, gedrag 10) Autisme Spectrum Stoornis, waaronder PDD-NOS, Syndroom van Asperger en autisme CD (zie ODD en CD, gedrag 7) Conduct Disorder (antisociale gedragsstoornis) Clusters Binnen de rugzakregeling (LGF) bestaan vier clusters Cluster 1: Visuele handicaps Cluster 2: Auditief/communicatieve handicaps Cluster 3: Lichamelijke en/of verstandelijke handicaps Cluster 4: Psychiatrische stoornissen en ernstige leer- en/of gedragsproblemen Comorbiditeit Meer dan gemiddeld gelijktijdig voorkomende stoornis. (ADHD komt bijvoorbeeld vaker voor bij kinderen met dyslexie dan bij kinderen zonder dyslexie. Dyslexie heeft dus comorbiditeit met ADHD.) DAMP Dysfunction of Attention and Motor Perception Aandachtsproblemen in combinatie met problemen in de motoriek. DBD Disruptive Behavior Disorder. Overkoepelende term voor ODD en CD. DCD Developmental Coordination Disorder Lichte motorische stoornissen bij normaal intelligente kinderen.

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 41: Tools voor het onderwijs

Afkortingen/Begrippen

DSM IV Diagnostic Statistical Manual of Mental Disorders Het internationale classificatiesysteem van de Geestelijke Gezondheidszorg. In de DSM worden de diagnostische criteria genoemd die als richtlijn dienen bij het vaststellen van een psychische stoornis. Dyscalculie (zie Dyscalculie, leren 2) Letterlijk: niet kunnen berekenen. Mensen met dyscalculie hebben problemen met het leren van bepaalde basisvaardigheden van het rekenen. Dysfasie Een dysfatische ontwikkeling is een neurologische spraak-taalontwikkelingsstoornis waarbij het kind veel meer begrijpt van wat anderen zeggen dan het zelf kan zeggen. Dyslexie (zie Dyslexie, leren 1) Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door hardnekkige problemen in de automatisering van lezen en/of spellen. Dysorthografie Problemen bij het spellen Dyspraxie Lichte motorische stoornis, waarbij vooral de planning van motorische handelingen centraal staat. Valt onder DCD. Gilles de la Tourette Een neurologische stoornis met tics (vocaal en/ of motorisch). Metacommunicatie Communicatie over het communiceren. Bijvoorbeeld door te bespreken hoe het gesprek ervaren wordt.

Overige 2

NLD (zie NLD, gedrag 9) Non-verbal Learning Disorder Stoornis in het verwerken van niet-verbale informatie. OCD Obsessive Compulsive Disorder. Een dwangstoornis waarbij de kwaliteit van het leven in aanzienlijke mate wordt aangetast door angst, dwanggedachten en dwanghandelingen. ODD (zie ODD, gedrag 7) Oppositional Defiant Disorder Stoornis met als kenmerken negatief, vijandig en openlijk ongehoorzaam gedrag.

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 42: Tools voor het onderwijs

Afkortingen/Begrippen

Overige 3

PDD (zie Autisme, gedrag 10) Pervasive Developmental Disorders Ook wel ASS genoemd. PDD-NOS (zie Autisme, gedrag 10) Pervasive Developmental Disorders Not Otherwise Specified Stoornissen die problemen veroorzaken op het gebied van sociale contacten en communicatie, maar die niet voldoen aan de criteria voor een autistische stoornis. REC Regionaal Expertise Centrum. Coördineert ondersteuning in het regulier onderwijs d.m.v. ambulante begeleiding. SOVA-training Sociale vaardigheidstraining. In deze training leren kinderen om te gaan met hun eigen gedrag en dat van anderen met als doel hier sociaalvaardiger van te worden.

Ove

rige

B

ronn

en

For

mul

iere

n G

espr

ekke

n V

akm

ansc

hap

Ged

rag

Ler

en

Thui

s

Page 43: Tools voor het onderwijs

Woord van dank Zonder de hulp en medewerking van een aantal partijen zou Tools voor het Onderwijs niet tot stand zijn gekomen. Onze dank gaat dan ook uit naar de volgende personen en instanties:

Het Carbooncollege locatie Emma. De praktijkplek waar het idee voor Tools voor het Onderwijs is ontstaan. We voelden ons gesteund door de openheid en oplossingsgerichtheid van de leerkrachten, teamleiding en directie . Met name Sjra Hilkens en Frijke Hermans willen wij bedanken voor hun inzet in de beginfase van Tools voor het Onderwijs. Lieke van der Stelt, Renera voor de ondersteuning bij het uitgeven van Tools voor het Onderwijs en alle administratieve activiteiten die daar bij komen kijken.

Léon Bogers willen wij bedanken voor zijn kritische blik en feedback vanuit zijn pedagogische kijk en ervaring in het (VMBO)onderwijs en bijscholingsactiviteiten voor leerkrachten.

Anke Wolters voor haar kritische blik vanuit haar pedagogische kennis en haar taalkundige inslag. Het samenwerkingsverband Parkstad Limburg en onderwijsstichting LVO waardoor het proces in een stroomversnelling is geraakt. Fred Marcus voor het ter beschikking stellen van de cartoons. En bovenal de leerlingen voor de inspiratie en motivatie om deze klus te klaren. En natuurlijk onze naasten, voor hun steun en vertrouwen!

Overige 4

Page 44: Tools voor het onderwijs

Overige 5

Page 45: Tools voor het onderwijs

Aantekeningen

Page 46: Tools voor het onderwijs

Aantekeningen

Page 47: Tools voor het onderwijs

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze zonder

voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.

Page 48: Tools voor het onderwijs

Tools voor het Onderwijs Versie 1, November 2008 www.ToolsOnderwijs.nl