Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

35
research magazine Zingeving in de 21e eeuw Het ondraaglijke dragen • Digitaal Emmaus • Een economie van schuld • Voorbij het kerkgebouw • Jongeren vinden hun weg • De morele bedrading van robots tilburg research

description

Tilburg Research is het onderzoeksmagazine van de Universiteit van Tilburg. Ons Engelstalige blad verschijnt vier keer per jaar en is bedoeld voor onze relaties uit de wereld van politiek, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

Transcript of Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

Page 1: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

tilburg

research

research magazine

Zingeving in de 21e eeuwHet ondraaglijke dragen • Digitaal Emmaus • Een economie van schuld • Voorbij het kerkgebouw • Jongeren vinden

hun weg • De morele bedrading van robots

tilburg research

Tilburg UniversityPO BOX 901535000 LE TilburgThe NetherlandsPhone +31 (0)13 466 91 11www.tilburguniversity.edu

Page 2: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

In de jaren ’60 van de vorige eeuw is de klassieke religie in de westerse cultuur in een ander vaarwater terecht gekomen. Niet alleen de religie, ook bijbeho-rende rituelen en eigenlijk de hele cultuur zijn veran-derd. Nog breder: onze samenleving is voor nieuwe vragen komen te staan wie we zijn en waar we voor staan, zowel binnen als buiten de kerk.

Theologen, religie- en cultuurwetenschappers van Tilburg University veranderden mee met de samenle-ving en verlegden hun onderzoeksterrein. De vernieu-wing van de christelijke identiteit en de hedendaagse dynamiek van religies en rituelen staan nu bovenaan op hun agenda. Maar ook sociologen, psychologen, economen en juristen stellen vragen naar zingeving en nieuwe waarden voor de beoefening van hun dis-

ciplines. Hoe richten we een duurzame economie in? Hoe houden we de zorg humaan? Hoe kom je tot zinvol en democratisch bestuur in een netwerksa-menleving?

Dit themanummer laat zien dat onze onderzoekers midden in de samenleving staan en mee denken over zingevingsvragen vanuit hun wetenschappelijke dis-ciplines, waarbij de grenzen van die disciplines regel-matig worden overschreden. Dat is nu precies waar Tilburg University voor staat.

Prof. dr. Philip EijlanderRector Magnificus Tilburg University

Voorwoord

Tilburg researchTilburg Research is een blad over het onderzoek van Tilburg University, een universiteit gespeci-aliseerd in mens- en maatschappijwetenschap-pen.

colofonuitgever Marketing & Communicatie, Tilburg Universityhoofdredactie Corine Schoutenredactieraad Tineke Bennema, Lenie van de Brug, Clemens van Diek, Machteld Geuskens, Leon Heuts, Reggy Peters, Corine Schouten, Diahann van van de VijverTekst Tineke Bennema, Marion de Boo, Irene Herbers, Meike Oosterwijk, Corine Schouten, Anton de Wit, Marga van Zundertbeeldredactie Corine Schouten, Diahann van van de Vijverfotografie Ton Toemen PhotographyVertaling Taalcentrum- VU Amsterdam

layout en graphic design Beelenkamp Ontwerpers, TilburgDrukker Prismaprint

Blijf op de hoogte van Tilburg University’s onderzoek naar mens en maatschapij via www.tilburguniversity.edu/nl/thema.

2 Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 3: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

FOTOGRAFIE IN DEZE UITGAVEDe 21e eeuwse zoektocht naar zingeving neemt vele vormen aan, zowel oude als nieuwe. De Tilburgse fotograaf Ton Toemen legde mensen vast die rituelen uitvoeren op bijzondere plekken. De resulterende serie is te zien in dit nummer van Tilburg Research. Foto omslag: 21 maart 2011, Petroesjka Splint, heks te Swolgen, Nederland.

feaTures

2 RELIGIE ANNO NU: HET ONDRAAGLIjkE DRAGEN

5 INTRODUCTIE: WIE ZIjN WE EN WAAR STAAN WE VOOR?

10 DE CALCULERENDE BURGER BESTAAT NIET

14 ‘ALS jONGEREN BEHOEFTE HEBBEN AAN EEN PREEk, DOWNLOADEN ZE HEM EVEN’

18 ECONOMIE VAN DE SCHULD VERSUS ECONOMIE VAN DE OVERVLOED

22 BETEkENISGEVING WORDT VAAk OVERGESLAGEN

25 HOE HOPELOZER DE SITUATIE, DES TE kRACHTIGER DE EIGEN SPIRITUELE BRON

31 DE MORELE BEDRADING VAN ROBOTS

nieuWs & PublicaTies

7 DE BALANS VAN BOVENBERG VOORBIj HET kERkGEBOUW

20 LICHT EN STILTE: NIEUWE SyMBOLEN IN RITUELEN GELOOF BEïNVLOEDT MAATSCHAPPELIjk VERANTWOORD ONDERNEMEN

24 ‘OVERHEID MOET MEER CONTACT MAkEN MET RELIGIEUZE GENOOTSCHAPPEN’ ELkE MUZIEk HEEFT HAAR HEMEL

30 BIDCURSUS BIEDT STEUN AAN PSyCHIATRISCHE PATIëNTEN ZORG VOOR DE NAASTE IN jODENDOM, CHRISTENDOM EN ISLAM EERSTE CHRISTELIjkE POLEMIEk MET DE ISLAM

coluMns

13 Digitaal Emmaus

21 WEDDEn op goD

onDerZoeKsPorTreTTen

8 ‘in onzE cultuur zijn mEnsEn Doorgaans WEinig aanDachtig’

9 chronologischE tijD is minDEr van bElang Dan WE DEnkEn

16 publiEkElijk hErDEnkEn Door monumEntEn

17 DE zin van gElD

28 iEDErE culturElE En rEligiEuzE traDitiE voEgt EEn laag toE

29 hEt WassEn van anDErmans voEtEn is ook EEn rituElE hanDEling

1Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1 1

Page 4: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

Wat betekenen religie en zingeving vandaag de dag nog voor mensen? En hoe te leven in een door de wetenschap onttoverde werkelijkheid? Filosoof Herman de Regt en theoloog Erik Borgman van de Tilburg School of Humanities kruisen de degens.

religie anno nu: het ondraaglijke dragen

het een vorm van secularisatie, maar willen mensen dat alleen niet toegeven? Of is het juist een terugkeer van religie in andere vorm? Dat is zeer moeilijk te zeggen.”

Herman de Regt: “Je zou verwachten dat de secularisatie doorzet, omdat we steeds meer te weten komen over de wereld. Maar recent wetenschappelijk onderzoek naar de psyche van de mens leert ons dat de secularisatie nooit zal plaatsvinden. Mensen

blijven religieuze opvattingen houden. De natuur van de mens is zo dat je er niet aan kunt ontsnappen om religieuze ideeën of gevoelens te hebben, tenzij je jezelf verschrikkelijk goed traint. Je kunt binnen je eigen leven de wetenschappelijke stand van kennis over de wereld ter harte nemen. En zeggen: als er al een God is, weet ik niet wat ik me er bij voor moet stellen. Maar vanaf de big bang tot nu hebben we niks kunnen vinden dat het aannemelijk maakt dat er een God is. Dat is heel moeilijk, daar moet je jezelf in trainen. En iedere generatie opnieuw zullen er weer talloze nieuwe mensen geboren worden met religieuze denkbeelden.Waarom die denkbeelden zo hardnekkig zijn? Omdat ze het resultaat zijn van een proces van miljoenen jaren van evolutie.

‘recent wetenschappe-lijk onderzoek naar de psyche van de mens leert dat de secularisa-tie nooit zal plaatsvin-den’

Erik Borgman: “Het probleem is dit. We weten wel dat religie en spiritualiteit een hele andere plek zijn gaan innemen bij mensen. We weten alleen niet goed welke. Lange tijd wilden onderzoekers het niet weten: ze ging uit van de klassieke secularisatiethese, en maten simpelweg of mensen al dan niet naar de kerk gingen. Maar dat de kerkgang afneemt wil niet per se zeggen dat mensen minder religieus zijn. Nieuwe religiositeit is echter amper geïnstitionaliseerd, en voor sommige sociologen bestaat het dan simpelweg niet. Er zijn geen categorieën voor, het heeft met beleving te maken, ook de mensen zelf hebben er geen taal voor – dat is het grote probleem van wat we ‘ietsisme’ noemen.We weten heel slecht wat er eigenlijk precies aan de hand is met mensen op dit punt, en hoe je het moet interpreteren. Is

2 Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 5: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

Het is een natuurlijk fenomeen, dat niet hoeft te verwijzen naar religieuze werkelijkheid. Misschien zijn ze van dezelfde categorie als het verschijnsel dat de zon groter lijkt aan de horizon. Je weet dat de zon niet van grootte verandert, maar je krijgt het niet anders gezien. Religieuze denkbeelden hebben die status: het zijn hele sterke illusies die door een evolutie van miljoenen jaren zijn ontstaan om ons te helpen door de wereld te komen. Het zijn nuttige illusies.”

Borgman: “Dat is één van de manieren om er naar te kijken, en ook best een interessante. Maar ik geloof niet in een enkelvoudige verklaring. Religie heeft uiteindelijk toch te maken met

zaken waar de wetenschappelijk maar gedeeltelijk aan raakt. Het zijn ook gewoon oriëntatievragen. Waar moet ik me op richten? Ik kan moeilijk wachten tot ik alles weet voordat ik een beslissing maak. Je hebt een ander soort oriëntatiepunten nodig, en dat is het niveau waarop het religieuze opereert.”De Regt: “Maar wat versta je dan onder religie?”Borgman: “Dat is een ingewikkelde

vraag, waar ook geen enkelvoudig antwoord op bestaat. Religie heeft te maken met de notie dat je iets tegenkomt in het leven dat zich afspeelt boven of buiten de horizon van wat jij kunt bevatten, maar dat je daar wel iets mee moet. En dat je altijd ergens bent voordat je hebt besloten er naar toe te gaan. Het idee dat de plaats waar je bent iets te maken heeft met je opdracht in het leven. Dat laatste is wat je ‘zingeving’ kunt noemen, hoewel ik niet zo van die term hou, omdat het de suggestie wekt dat er eerst iets is, en dat je daar vervolgens zin aan gaat geven. Dat is helemaal niet zo. Je probeert je te oriënteren in het bestaan, en je doet de ontdekking dat je jezelf niet hebt uitgevonden. Vervolgens ontstaat de vraag: waar kom ik vandaan?

Niet zozeer als oorsprongskwestie maar meer: hoe moet ik het begrijpen dat ik ben wie ik ben, en niet iemand anders?”

De Regt: “Dat zijn natuurlijk belangrijke vragen. Maar waarom zou je op dat soort vragen een religieus antwoord zoeken?”Borgman: “Dat hoeft niet per se. Maar waarom mensen dat doen is omdat zij uiteindelijk de ervaring hebben dat het puur rationeel nooit

helemaal te verklaren is. Er is geen sluitend antwoord dat die vragen weghaalt.”De Regt: “Maar er lijkt nu toch wél de mogelijkheid te zijn om die vraag te nemen. Tenminste, voor mensen die zoals jij en ik goed geïnformeerd en opgeleid zijn. Dankzij de wetenschap is er wel een mogelijkheid om die vragen te beantwoorden, of in te zien dat ze illusoir zijn.”Borgman: “Mijn punt is dat die vraag altijd terugkomt.”De Regt:: “Niet bij mij.”Borgman: “Nee, maar dat is een individueel geval. We constateerden net al dat religieuze vragen hardnekkig zijn. Het gaat erom dat er in het bestaan kwesties zijn die niet op deze manier te begrijpen zijn. Wanneer je moet begrijpen waarom je broer dood gaat, om maar wat te noemen, heb je niks aan alle antwoorden die de wetenschap daar op geeft. Het zijn verklaringen, maar het geeft geen antwoord op je verdriet. De biologie kan verklaren waarom mijn broer dood gaat, en de psychologie waarom ik daar verdriet om heb, maar dat maakt mijn verdriet niet overbodig. De vraag naar onze eindigheid gaat er niet door weg wanneer je als wetenschapper zegt: zo zitten wij biologisch nu eenmaal in elkaar.”De Regt: “Maar als ik nu het verhaal vertel, dat door de wetenschap ook verteld wordt, dat

‘religieuze denkbeelden zijn nuttige illusies’

‘ietsisme is de religie die zich niet kan uitdrukken’

Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1 3

Page 6: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

elke molecuul uit mijn lichaam gemaakt is van het materiaal van stervende sterren. Dat geeft dan toch ook iets als troost of oriëntatie?”Borgman: “Maar dan is het verhaal dat je vertelt niet meer wetenschappelijk, maar gewoon een oriënterend verhaal dat je met behulp van de wetenschap vertelt. Dat kan best troostrijk en overtuigend zijn, maar dan heeft het dus op een ander niveau betekenis dan op een strikt wetenschappelijk niveau. Puur wetenschappelijke antwoorden kunnen nooit de levensbeschouwelijke vraag wegnemen. Een religieus antwoord is geen wetenschappelijke verklaring, het is meer een omgaan met de vraag. ‘God bestaat’ is geen antwoord op een vraag, het is de vraag herhalen.”

De Regt: “Erik, je moet het toch met me eens zijn dat het wetenschappelijke denken een belangrijke kiem is van onze moderne cultuur? De taak van de wetenschap en de filosofie bestaat erin dat wij mensen steeds beter kunnen laten inzien waarom wij denken wat wij denken en voelen wat wij voelen. En dus ook dat veel van waar wij ons aan vastklampen – een transcendente werkelijkheid, de vrije wil – maar illusies zijn. We hebben die niet nodig om gelukkig en moreel te leven.”Borgman: “Juist dat wetenschappelijke denken levert

nieuwe existentiële vragen op. Dankzij de verspreiding van populair wetenschappelijke inzichten zijn veel mensen overal aan gaan twijfelen, en denken: inderdaad, het is allemaal eigenlijk een illusie. Maar dan? Want tegelijkertijd ervaren ze dat het wetenschappelijke verhaal nooit het hele verhaal is. Dat is een van de verklaringen dat mensen tegenwoordig de neiging om hun persoonlijke overtuiging helemaal niet meer ter discussie te stellen. Ze zien het als hun eigen identiteit,

hun hoogst persoonlijke opvatting, waar niet over te praten valt. Zo werkt de wetenschap ietsisme juist in de hand. Ietsisme is de religie die zich niet uit kan drukken. Een laatste idee van: het is toch niet zomaar allemaal onzin.”De Regt: “Ik denk dat ietsisten gewoon mensen zijn die nog niet goed genoeg hebben nagedacht. Dat klinkt misschien elitair en arrogant. Maar ik denk dat wij als wetenschappers in de positie zijn om te zeggen: als je er wat beter over nadenkt, moet je toegeven dat het flauwekul is. Als jij het hebt over ‘de mensen’, heb je het over mensen die er gewoon niet over nadenken.”Borgman: “Dat vind ik veel te makkelijk. Wereldwijd gezien groeit de religie alleen maar: meer

mensen worden religieus en ze worden religieuzer. En een van de redenen dat religie zich zo sterk manifesteert is juist vanwege de toename van dingen die we weten. We weten zo veel, maar velen nemen daar geen genoegen mee, ze kunnen daar niet mee leven. Dan vind ik het een stap te ver om te zeggen: dan moeten we ze maar leren er wel mee te leven. Het idee dat je keuzes er niet toe doen is niet te verdragen. Dat je met je ziel en zaligheid bepaalde afwegingen maakt in het leven, en dat er dan

iemand komt die zegt: ‘Moet je luisteren, dat maakt allemaal niks uit, het zijn maar illusies.’ Dat is onverdraaglijk voor mensen. Ook voor mijzelf.”De Regt: “Ja, maar volgens mij is dat precies het probleem van onze tijd. Dat is onverdraaglijk, maar we zullen het toch moeten dragen.”Borgman: “Oké. De onvrijblijvendheid van het bestaan verzoenen met de overtuiging dat wij ons in een onverschillig universum bevinden. Dáár gaat religie om, zou ik zeggen.”De Regt: “Juist. Dan zijn we er uit.”Borgman: “Er uit? We zijn er net in!”

Anton de Wit

‘een religieus antwoord is geen wetenschappelijke verklaring, het is meer een omgaan met de vraag’

Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 14

Page 7: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

In de jaren ’60 van de vorige eeuw is de klassieke religie in de westerse cultuur in een stroomver-snelling terechtgekomen. Niet alleen de religie,

ook bijbehorende rituelen en eigenlijk de hele cultuur veranderde onder invloed van proces-

sen als individualisering, secularisering, globa-lisering en pluralisering. Gelovigen gingen op

zoek naar nieuwe antwoorden op levensvragen, ongelovigen evenzeer. Ieder voor zich baant zich

inmiddels met meer of minder overtuiging een weg door een uitgebreid palet van mogelijkhe-den. “Niet alleen de kerk, de hele samenleving

staat voor de vraag wie we zijn en waar we voor staan,” aldus Peter jonkers, filosoof en onder-

zoeksdecaan van de Tilburg School of Theology.

Wie zijn we en waar staan we voor?

de School of Theology bestuderen de katholiek-christelijke identi-teit zoals die gestalte krijgt in de hedendaagse westerse maatschap-pij. Zij onderzoeken de verande-ring van die identiteit zowel vanuit de geschiedenis als vanuit het heden, en proberen er zelf mede vorm aan te geven. Zoals vele anderen is ook de katholieke kerk op zoek naar een nieuwe plaats in de samenleving. Het schan-daal rond seksueel misbruik door geestelijken is daar een pijnlijk voorbeeld van, maar de zoektocht speelt op ook op tal van andere ter-reinen binnen en buiten de kerk.Zo onderzoeken Marcel Poorthuis en Theo Salemink en collega’s de dialoog van de katholieke kerk met het jodendom, de islam, oosterse religies en seculiere stromingen, houden Staf Hellemans en Peter Jonkers zich bezig met de plaats van de kerk in de publieke ruimte en buigen Adelbert Denaux en Bart Koet zich over de vraag wat de bijbel in onze tijd nog betekent. Het is maar een greep uit de brede waaier van onderzoeksthema’s. Vanuit het aan de faculteit geli-eerde LUCE / Centrum voor Religieuze Communicatie worden lezingen, studiedagen, congres-sen en cursussen georganiseerd voor mensen uit de kerk en andere geïnteresseerden in theologie,

naar zingeving en nieuwe waarden eveneens relevant. Hoe richten we een duurzame economie in? Hoe houden we de zorg humaan? Hoe kom je tot zinvol en democratisch besturen in een netwerksamenle-ving? Hoe verschuiven de waarden binnen Europese landen?

Het meeste onderzoek naar zin-geving van Tilburg University vindt plaats binnen de School of Theology en de School of Humanities. Onderzoekers van

De wetenschappelijke bestudering van theologie, religie en cultuur veranderde mee met de maatschap-pelijke ontwikkelingen. Ook die van Tilburg University, een uni-versiteit gestoeld op de katholieke traditie. Theologen, religie- en cultuurwetenschappers verlegden hun onderzoeksterrein naar de vernieuwing van de christelijke identiteit en de hedendaagse dyna-miek van religie en rituelen. Voor sociologen, psychologen, econo-men en juristen bleek de vraag

inTroDucTie

5Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 8: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

valorisatieproject een bijzondere vooruitgeschoven positie in. Deze groep rond de cultuurtheoloog Erik Borgman, de juriste en poli-tica Sophie van Bijsterveld en de cultuurpsychologe en specialist in ontwikkelingsstudies Mirjam van Reisen werkt heel publieksgericht rond het thema van religie in het publieke domein. Daartoe gaan ze de dialoog aan met organisaties in de samenleving, publiek en poli-tiek.Landelijk, en ook internationaal, speelt de onderzoeksgroep een voortrekkende en coördinerende rol. Het interuniversitaire Institute for Liturgical and Ritual Studies heeft er zijn thuisbasis. Religieuze diver-siteit wordt expliciet bestudeerd in projecten rond de actuele positie van islam en hindoeïsme, waarmee nauw wordt samengewerkt met het universitaire platform voor studies rond de multiculturele samenle-ving, Babylon.

Dit themanummer van de Tilburg Research over hedendaagse zinge-ving laat een dwarsdoorsnee van het universitaire onderzoek naar zingeving zien, zowel van de facul-teiten voor theologie en geesteswe-tenschappen als die van economie, rechten en sociale wetenschappen. Over de identiteit van Tilburg University bestaat in ieder geval geen twijfel: maatschappelijke ont-wikkelingen zijn onze specialiteit en worden vanuit alle disciplines bestudeerd. Inclusief de zoektocht naar zingeving.

Corine Schouten

schapper Paul Post de onderzoeks-filosofie toe.

Die cultuur kenmerkt zich door processen van verandering en pluraliteit, processen die vragen om een heruitvinding van de indi-viduele en gezamenlijke identiteit. Diverse projecten richten zich op plekken en zones waar mensen zin en sacraliteit zoeken en vinden. Dat gaat voorbij het kerkgebouw: naast het actuele veelvormige gebruik van kerken, tempels, mos-keeën en synagogen, richten de onderzoekers zich op sacrale zones en rituele praktijken in nieuwbouwwijken, bejaarden- en ziekenhuizen, gevangenissen, pop-festivals, sportvelden, scholen, toe-ristische attracties en het internet. Allemaal plaatsen voor praktijken die zich richten op het vormgeven van de identiteit, bezweren van of zingeven aan de dood en het opdoen van ‘diepe ervaringen’. Een andere groep projecten richt zich expliciet op religie en muziek.

In het Departement Cultuurweten-schappen neemt een zogenoemd

kerk en samenleving. Een (zeer populaire) studiedag over nieuwe begrafenisrituelen bijvoorbeeld, of een cursus voor het besturen van een hedendaagse parochie. Door middel van Lucepedia (www.lucepedia.nl), een website naar het voorbeeld van Wikipedia over reli-gieuze onderwerpen, bereiken de onderzoekers een breder publiek dan ooit. In samenwerking met de andere faculteiten van Tilburg University is de eenjarige, mul-tidisciplinaire masteropleiding Christianity in Society opgezet.

Binnen het Departement Cultuurwetenschappen van de School of Humanities vormt de interactie tussen taal, religie en cultuur het uitgangspunt. Daarbinnen staat de actuele dyna-miek van religie en ritueel centraal, in het onderzoeksprogramma Religie en Ritueel. Hedendaagse rituelen, al dan niet verbonden met institutionele vormen van reli-gie. “Via de bestudering van zin-geving in de praktijk dring je ten diepste door in de cultuur,” licht onderzoeksdecaan en religieweten-

Wetenschap en ethiekDe naam van de priester-wetenschapper Martinus Cobbenhagen (1893-1954) is onlosmakelijk met de Universiteit van Tilburg verbonden. Cobbenhagen was een van de grondleggers van de Roomsch katholieke Handelshoogeschool, de voorloper van Tilburg University. Van 1927 tot 1954 was hij hoogleraar algemene leer en geschiedenis van de economie. Als eerste in Nederland droeg hij de opvatting uit dat economiebeoefening en ethiek bij elkaar horen. Tot op de dag van vandaag geldt dat besef als een van de fundamenten van de identiteit van de universiteit.

Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 16

Page 9: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

“Waarden en normen alleen kunnen het economische proces niet in goede banen leiden. Maar de overheid alleen kan het ook niet, wat ook geldt voor de markt. het is een samenspel. het gaat om het vinden van een goede balans – om checks en balances waarbij de ver-schillende coördinatiemechanismen elkaar in evenwicht houden, zodat er geen scheefgroei optreedt.”

Dat is een van de kerncitaten uit het boek De balans van Bovenberg. Economie en geloof in crisistijd. journalist Tjerk de Reus gaat hierin op zoek naar het hart van hoogle-raar economie Lans Bovenberg. Hij brengt Bovenberg in beeld als wetenschapper, als gelovige en als politiek betrokken mens.

“Ik denk dat het mogelijk is om Bijbelse inzichten te vertalen naar de economie”, aldus Bovenberg in het boek. “Om iets te noemen: ik geloof er heilig in dat je als mens vervulling vindt in het dienen van anderen. Dat betekent dat arbeid een heilzaam aspect heeft. Economen en politici moeten erover nadenken hoe je mensen stimuleert elkaar te dienen om zo beter tot hun recht te komen. Als je daarover nadenkt, wordt het al snel concreet. Het gaat dan om de inrichting van de arbeidsmarkt, de AOW en de vergrijzing, om maar iets te noemen.”

in het hedendaagse debat over de herbestemming en sluiting van kerkgebouwen in de West-europese cultuur wordt een beperkte visie getoond op rituele en sacrale ruimte. Die visie gaat voorbij aan de actuele plaats van ritualiteit en religie, religiositeit en sacraliteit in onze samenleving en cultuur. het is tijd voor een ander per-spectief dat recht doet aan een ander sacraal domein, stelt hoogleraar rituele en liturgische studies Paul Post in de studie ‘Voorbij het kerkgebouw’.

Lessen die Bovenberg trekt uit de kredietcrisis zijn onder meer beter overheidstoezicht en een beter moreel kompas voor de financiële sector, die de sector zelf zal moeten ontwikkelen. Een nieuwe beroeps-code is slechts een eerste stap, denkt hij: “[…] het moet nadrukkelijker een kwestie van innerlijke ethiek worden. Vanuit een persoonlijk gevoelde beroepsver-antwoordelijkheid kunnen bankiers zichzelf en elkaar houden aan gezond ondernemerschap. Later kan het geïnternaliseerd worden in de morele preferenties van bankiers. Zo leren bankiers handelen naar de geest in plaats van alleen de letter van zon code. Want geschre-ven regels kunnen nooit recht doen aan de complexiteit en onvoorspelbaarheid van de wereld. Het gaat er uiteindelijk om dat bankiers bezield zijn voor een vak waarin ze spaarders en investeerders dienen in plaats van alleen zichzelf.”

De balans van Bovenberg is een boek over identiteit, Amerika, christelijke politiek, wereldeconomie, de kre-dietcrisis, cultuur, de betekenis van werk, persoonlijke waarden en keuzes en de aantrekkelijkheid van het predikantschap.

‘De balans van Bovenberg – Economie en geloof in crisis-tijd’. Auteur: Tjerk de Reus. Uitgeverij Kok, 2009.

In de studie plaatst Post het kerkgebouw in een brede context van 'andere plekken' van 'sacraal-religieuze' presentie: plekken waar doden worden herdacht, the-ater, museum, de wereld van het erfgoed, toeristische attracties, natuur, bedevaart, sport. In zijn verkenningen komen de contouren van een ander sacraal domein naar boven als ruimte voor het spel van ritueel en religie.

Paul Post, ‘Voorbij het kerkgebouw. De speelruimte van een ander sacraal domein’. Uitgeverij Abdij Van Berne, 2010.

De balans van Bovenberg

Voorbij het kerkgebouw

PublicaTies

7Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1 7

Page 10: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

“Mindfulness, de weg naar bewustwording, is hot. Veel magazines staan er vol mee en trainingen en cursussen schieten als paddestoelen uit de grond. Al die aandacht voor mindfulness juich ik toe omdat ik zelf heb gemerkt hoezeer het de levenskwaliteit kan verhogen. Vanwege mijn eigen positieve ervaringen ermee wil ik het nut wetenschappelijk onderzoeken. Dat is tot nu toe ook gelukt, aangaande de effecten op welbevinden. Mijn studie naar het effect van mindfulness toont aan dat het volgen van een training leidt tot minder stress.

Mindfulness wordt vaak gedefinieerd als aandacht hebben voor het moment. Je bent je bewust van ‘wat is’, plakt er geen etiket op en grijpt niet in. Terwijl je naar de printer loopt, sta je stil je bij het lopen, bij de omgeving, je stemming en je gedachtes. Ben je boos, dan constateer je dat, je observeert wat boosheid doet met lijf en leden maar velt er geen oordeel over. ‘Ik ben nu boos’: het is zoals het is, dat accepteer ik.Via experimenten probeer ik inzicht te krijgen in de effecten van een training mindfulness op fysiologische stressreacties en psychisch welbevinden. Veertig mensen met stress volgden acht weken lang een mindfulnesstraining aan de Universiteit van Tilburg. Zij hadden zich aangemeld voor een aandachtgerichte stressreductietraining en ik vergeleek hun ervaringen met veertig anderen die zich daar ook voor hadden aangemeld, maar op een wachtlijst waren geplaatst. Mindfulness kun je oefenen. De proefpersonen kregen een aandachtstraining volgens het protocol van de Amerikaanse hoogleraar Kabat-Zinn. Aan

bod kwamen ademhalingsoefeningen, hatha yoga, stressvoorlichting en inzichtmeditatie. Naast de tweeëneenhalf uur training, was er een cd om thuis mee te oefenen. Vragenlijsten vooraf en na afloop moesten inzicht geven in zowel de mate van stress als mindfulness.

Uit de studie bleek een duidelijk positief effect op de geest en op enkele lichamelijke stressgerelateerde klachten, zoals bloeddruk en het hormoon cortisol. Het stressniveau van mensen die de training hadden gevolgd was sterker gedaald dan dat van de mensen op de wachtlijst en deze daling was, waar het de effecten op de psyche betreft, direct gerelateerd aan de stijging in mindfulness. In onze cultuur zijn mensen doorgaans weinig aandachtig. Dat is vooral zo in culturen die gericht zijn op zoveel mogelijk in korte tijd doen, op targets halen. Veel mensen kunnen het huidige tempo, de concurrentie en de verharding van de maatschappij niet aan en raken gestresst, overspannen of burn-out. Mindfulness beoogt het tegenovergestelde en mijn onderzoek richt zich erop in hoeverre het een remedie is tegen stress. Als blijkt dat de mindfulness training werkt – en voorlopig lijkt het daarop – is het een ideale methode om nog meer leed te voorkomen. Zodra stress en spanning dalen, stijgt de kwaliteit van het leven en daarmee ook het plezier daarin.” [Irene Herbers]

‘In onze cultuur zijn mensen doorgaans weinig aandachtig’Name: Ivan Nyklicek Functie: Associate ProfessorInstituut: CoRPS, Center of Research on Psychology in Somatic DiseasesOnderzoek: Mindfulness

ONDERZOEkSPORTRET

8 Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 18

Page 11: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

“We zijn gewend geraakt aan het idee dat ouder worden bepaald wordt door leeftijd. Maar die dimensie van denken kent veel beperkingen; er zijn nog veel meer aspecten die daar een rol bij spelen. Uit het feit dat onze levensverwachting zich in de laatste 150 jaar heeft verdubbeld, valt al af te leiden dat leeftijd geen duidelijke rol speelt. Onderzoek heeft uitgewezen dat ook in Nederland opleiding, levensstijl, woonomgeving en soort werk aanleiding geven tot enorme verschillen in gezonde levensverwachting.

Ik houd me bezig met de filosofie van de tijd. Mijn onderzoek naar zingeving omvat zowel fundamentele filosofische vragen die voortvloeien uit ons leven in de tijd, alsook belangrijke actuele kwesties waarin concepties van tijd een fundamentele rol spelen. Wat dat laatste betreft richt ik me sinds meer dan 25 jaar op discussies over ouder worden, in de politiek, maar ook in de biologie, psychologie en sociale wetenschappen. Daarin spelen verschillende concepties van tijd een rol, maar ze worden gedomineerd door een specifieke vorm: chronologische tijd.

In onze maatschappij en in de politiek draait de discussie vooral om de kosten van zorgvoorzieningen en pensioenen. De zorg gaat voor een belangrijk deel gebukt onder een dominantie van denken in een chronologische tijd die zich gemakkelijk laat omzetten in kostencalculaties. Daardoor ontstaat een cultuur van tijdsbudgetten die ambivalente effecten heeft voor de kwaliteit van de zorg. Maar ook het debat over pensioenen heeft te lijden van de dominantie van het denken in chronologische tijd, in dit geval leeftijd.

Het idee dat beleid dat zich richt op leeftijden rechtvaardig zou zijn, veronderstelt dat elke werkende met dezelfde belasting en slijtage wordt geconfronteerd en dat deze gelijkmatig toenemen met het stijgen van de chronologische leeftijd. Deze generalisatie is gebaseerd op de situatie in de negentiende en vroege twintigste eeuw, toen mensen onder zware levensomstandigheden werkten en maar relatief zelden hun pensioen haalden. Dit zware werk komt nog voor, maar de verschillen in werksituaties zijn veel groter geworden. Daardoor levert op leeftijd gebaseerd beleid meer problemen op dan het oplost. Hierbij komt dat de politiek vooral opereert met een perspectief dat gevangen zit binnen korte chronologische (verkiezings)termijnen, waardoor ze fundamentele problemen te vaak uit de weg gaat.

Kortom, de chronologische benadering van tijd heeft veel praktische voordelen maar is te dominant geworden, waardoor mensen andere vormen van tijd uit het oog verliezen. Een uur kan als enorm lang en als heel kort ervaren worden. Ook ons geheugen werkt niet primair chronologisch: een gebeurtenis uit het verleden kan helderder voor de geest staan dan iets wat gisteren is gebeurd. Dat geldt ook voor het collectieve geheugen.

Bij zingeving is het cruciaal om de ervaring van tijdsduur te bevrijden van de eindeloze en onverschillige chronologische tijd. Er is veel belangstelling voor dit fundamentele onderzoek; er komen uitnodigingen van universiteiten over de hele wereld. Ouder worden verdient het gedacht te worden vanuit zingeving in een eindige tijd, waarin het gaat om unieke personen die leven in een tijd die rijker is dan haar chronologische meting.” [Tineke Bennema]

Chronologische tijd is minder van belang dan we denkenName: jan BaarsFunctie: Hoogleraar Gerontologie en Filosofie van de mens- en maatschappijwetenschappenDepartement: Filosofie, Tilburg School of HumanitiesOnderzoek: Filosofie van de tijd

ONDERZOEkSPORTRET

9Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1 9

Page 12: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

Met mij gaat het goed, maar met ons gaat het slecht. Het lijkt de algemene opvatting in

Nederland: de maatschappij verhardt, mensen denken vooral aan zichzelf. "Dat klopt niet met

onze meetgegevens,” zeggen sociaal weten-schappers Paul de Graaf en Loek Halman. "De

moraal neemt wraak," verklaart cultuursocioloog Gabriel van den Brink.

De calculerende burger bestaat

niet

dige, grote onvrede in de samen-leving. Van den Brink gebruikt hiervoor sociologisch onderzoek, maar past ook theologie en cul-tuurtheorie toe.De wetenschapper geeft gretig zijn conclusie: "De reden is voor het ongenoegen is dat we het hogere uit het openbare leven hebben gebannen. We praten niet meer over idealen en zingeving - niet onderling, niet in de media en politici hoor je er ook niet over. Er heerst een soort verlicht cynisme. Onze maatschappij zou draaien om geld, macht en driften. De burger zijn we gaan beschouwen als een calculerend, rationeel wezen dat uitsluitend uit is op eigen voordeel. Maar dat klopt helemaal niet. De mens is een sterk moreel wezen. Rechtvaardigheid, respect en bescheidenheid waarderen we hoog, daar draait het feitelijk om

in ons leven. Die moraal kun je niet 25 jaar lang straffeloos ont-kennen. Zij neemt nu wraak, van-daar deze crisis."

Tussen heMel en aarDeDat Nederlanders een hoge moraal hebben, bevestigt de European Values Study, een langlopend onderzoek naar waarden en waardeontwik-keling in Europa waarin de Universiteit van Tilburg voortrek-

Moreel WeZenHoe komt het dat meetgegevens een waar Hollands paradijsje schetsen, maar dat inwoners dit in de praktijk niet zo ervaren? Het antwoord van Gabriel van den Brink is helder: "We meten niet de juiste zaken. In enquêtes wordt niet gevraagd naar zinge-ving, naar betekenis en naar ide-alen. Terwijl juist daarin de wor-tels liggen van het ongenoegen." Cultuursocioloog Van den Brink, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg, heeft zojuist een groot onderzoeks-project afgerond getiteld De lage landen en het hogere. De studie zoekt een verklaring voor de hui-

Uit sociaal wetenschappelijk onderzoek komt Nederland naar voren als tolerant, welvarend en vrijgevochten. Nederlanders blijken telkens weer tevreden mensen met prettige banen en een gelukkig gezinsleven. Ze zijn wereldkampioen vrijwilligers-werk, vertrouwen hun buren en zijn trots op hun land, zeggen de enquêtes. Maar hoe anders is het beeld dat oprijst uit de media. Met onszelf zijn we inderdaad tevreden, maar dé Nederlander is asociaal geworden en denkt alleen aan zichzelf. We worden bestuurd door zakkenvullers, op straat is het niet pluis en het ont-breekt aan respect en waardering.

De mens is een sterk moreel wezen

10 Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 13: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

ker is. Programmadirecteur Loek Halman: "Gedrag dat andere mensen schade kan berokkenen, zoals uitkeringsfraude, joy-riding, steekpenningen aannemen of liegen, wijzen we massaal af. De scores op deze punten laten sinds de start van EVS in 1981 geen enkele daling zien. We onder-kennen echt heel duidelijk het

verschil tussen goed en fout. Je ziet dat feitelijk ook in de samen-leving. Het overgrote deel van de mensen koopt gewoon een kaartje voor bus of trein, terwijl de pak-kans voor zwartrijden zeer gering is. We zijn geen calculerende bur-gers. En ondanks dat we zeggen dat we geen vertrouwen hebben in de overheid, zetten we elke week de vuilnisbak voor de deur, zodat die overheid hem netjes leegt."Uit de laatste gegevens van EVS, komt Nederland ook naar voren als een gelovig land. Het percen-tage atheïsten is zo'n vijf procent, terwijl het gemiddelde in Europa op 18 procent staat. "Maar gelo-ven is iets anders dan kerkelijk zijn of menen dat God je leven bepaalt," benadrukt Halman.

"Nederlanders geloven dat er meer is tussen hemel en aarde." Overigens beïnvloedt dit 'ietsisme' niet het morele waardepatroon. Ietsisten en atheïsten hebben dezelfde opvattingen. "Seculiere

mensen zijn ook geen minder morele of minder altruïstische mensen,” stelt Halman. "Vroeger zaten de kerken vol, maar volgens mij niet omdat meer mensen in het hogere geloofden. Kerkgang was een plicht, de sociale controle was groot."

nieuWe helDenVan den Brink definieert het hogere tegenwoordig als: de ver-beelding van een groter geheel waarmee mensen zich verbonden

voelen en dat aanzet tot onbaat-zuchtig handelen. Hoogstens een derde van de Nederlandse maatschappij vult het hogere op dit moment in met God of en hogere macht, weet Van den Brink. Circa de helft kiest een sociale insteek: we geven het hogere betekenis door het dienen van de maatschappij. Van den Brink: "Kijk maar naar de nieuwe helden. Wie zijn dat? Artsen en politieagenten. Ziekenhuis- en politieseries zijn erg populair. Dat

Kerkgang was een plicht

New wave European Values StudySinds 1981 geeft de European Values Study (EVS) middels enquetes een beeld van de opvattingen van Europeanen over seks, democra-tie, geloof, geluk, emancipatie, euthanasie etc. In november 2011 worden de nieuwste resultaten gepresenteerd tijdens een groot, internationaal congres in Tilburg en verschijnt een nieuwe editie van de Atlas of European Values. Wat kunnen we verwachten?• Paul de Graaf: "Ditmaal is er voor het eerst gevraagd naar de

mening van Europeanen over de doodstraf. Ik had gedacht dat de doodstraf het sterkst afgewezen zou worden in tolerante landen zoals Nederland. Maar dat blijkt niet waar. In kosovo en Georgië, landen die recent gewapende conflicten hebben meegemaakt, wordt de doodstraf het meest resoluut van de hand gewezen. Respectievelijk 87 en 78 procent vindt de doodstraf in geen enkele omstandigheid te verdedigen. In Nederland is dat 48 procent.

• Loek Halman: "Ik vind het opvallend dat er maar weinig beweging zit in de waarden in West-Europa. De Scandinavische landen zijn koplopers als het gaat om sociale vernieuwing, Nederland volgt. Maar het tempo is er duidelijk uit. West-Europa zit op een heel hoog niveau van geluk en vertrouwen. De andere Europese landen bewegen in dezelfde richting. De een wat sneller dan de ander, maar er is onweerlegbaar sprake van convergentie van waarden naar een hoge mate van individualisering en postmaterialisme."

Meer weten: www.europeanvaluesstudy.eu.

11Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 14: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

komt omdat artsen en agenten bij uitstek te maken krijgen met de morele dilemma's van deze tijd. Natuurlijk zit er ook heel wat rela-tioneel gedoe in zulke series, maar het verschil met soaps zit duidelijk in die extra morele laag. Het draait om maatschappelijke idealen en de confrontatie met de harde rea-liteit." Waarden laten zich slecht pakken in sociologisch onderzoek, vindt Van den Brink. Zodra men-sen een enquête moeten invul-len, gaat de ratio al aan het werk. Bestudering van hedendaagse helden biedt meer informatie. Zij vertegenwoordigen het goede, zij zijn de rolmodellen. Naast God en dienstbaar zijn aan de maatschappij, ziet Van den Brink nog een derde uitingsmo-gelijkheid van het hogere in de moderne samenleving. Een groei-ende groep Nederlanders, nu zo'n twintig procent, zoekt het hogere in het lichamelijke: in sport, gezondheid of natuur, in seks en drugs. "Het is een bewuste provocatie om het lichaam met het hogere in verband te bren-gen," zegt Van den Brink. "We zijn voorbij het mensbeeld van Descartes dat ratio en geest strikt scheidde." Hij is er nog niet uit of deze trend een positieve of nega-tieve ontwikkeling is. Toewijding aan een gezond leven, natuur en milieu kan onbaatzuchtig zijn. En vechtsporten hebben vaak strenge regels die wortelen in traditie en respect voor de tegenstander. De vorm is dus erg bepalend.

"We gaan dus naar een drieslag toe in het hogere," vat Van den Brink

samen. "We kennen nu het sacrale, het sociale en het vitale."

goeD en KWaaDVolgens hoogleraar Analyses van sociaal-culturele processen Paul de Graaf is er geen morele crisis in Nederland, maar is de huidige onvrede vooral een door de media gecreëerd beeld. "Er vindt een soort quasi verheerlijking van het verleden plaats. Waarom zouden mensen tegenwoordig minder onbaatzuchtiger en asocialer zijn? Inderdaad hoor en zie je meer voorbeelden van superegoïsme en asociaal gedrag, maar dat komt

naar mijn idee omdat de media er simpelweg meer aandacht aan besteden en wij steeds beter zijn geïnformeerd. Maar daarmee is geweld niet acceptabeler geworden. Integendeel zou ik zeggen."De individualisering die vaak als de oorzaak achter asociaal gedrag wordt gezien, heeft juist veel goeds gebracht, benadrukt De Graaf. Mensen kunnen eigen keuzes maken. Burgers van geïndividua-liseerde samenlevingen zijn door-gaans gelukkiger. "Misschien zijn we verwend. Als je arm bent zie je alleen kansen, wie rijk is ziet voor-al bedreigingen. Maar een goede indicator voor sociale binding in de samenleving is vertrouwen en

dat is in Nederland eenvoudigweg niet gedaald."Maar Van den Brink constateert cynisme. Idealen zijn uit, we scha-men ons erover te praten. Sinds de jaren tachtig wordt het beleid gepresenteerd in koopkrachtplaat-jes. Economie is het hoogste goed, ook in de zorgsector en andere publieke terreinen. "Maar daar betalen we een hoge prijs voor,” aldus de cultuursocioloog. "Als je het ideële hart weghaalt uit beroepen als arts, leraar, bankier en politieman, wat hou je dan over? Gewone mensen die hun brood verdienen van acht tot vijf. Je maakt mensen klein, waardoor het gemakkelijk schoppen is tegen hun gezag. Mensen gaan zich ook gedragen naar dit moraalloze beeld. Vroeger was een verpleeg-kundige er om mensen te helpen, te bemoedigen en te troosten, nu ligt de nadruk op efficiëntie. Een bank is een bedrijf geworden dat winst maximaliseert."Een kant-en-klare oplossing heeft Van den Brink niet. Hij wil men-sen tonen dat het hogere ons niet loslaat. En dat het op een nieuwe manier een grondslag moet krij-gen in onze maatschappij. Van den Brink hoopt dat zijn onderzoek en boek daaraan bijdragen. "De meeste mensen zijn het zure, bit-tere gemopper ook zat, ze hebben behoefte aan visie, aan toekomst-perspectief. Weg met het cynisme van de calculerende burger!"

Marga van Zundert

‘We zijn voorbij het mensbeeld van Descartes dat ratio en geest strikt scheidde’

12 Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 15: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

Het tweede decennium van de 21e eeuw zal ongetwij-feld in bezit genomen worden door de sociale media. In 'web 2.0' zijn de traditionele rollen van zender en ontvanger aan de wandel. Overal zijn websites te vinden waar 'gewone mensen' informatie kunnen achterlaten en/of op elkaar kunnen reageren: youTube, LinkedIn, Facebook, Hyves, Twitter, Flickr, de lijst lijkt oneindig.

Voor de twitterende theoloog die ik ben (twitter.com/frankgbosman) betekenen al die sociale media speeltuin en werkbureau tegelijk. Ik communiceer met een steeds groeiende groep mensen over het theologisch onder-zoek dat ik doe, over Hugo Ball, de 'koning van Dada'. Ik krijg reacties op wetenschappelijke en populariserende artikelen en blogs over spiritualiteit in combinatie met films als Tron Legacy en videogames als Fallout3. Ik ana-lyseer samen met de crowd mijn media-optredens over de katholieke kerk en de verhouding kerk-staat. Het is fun, maar ik bereik er mensen mee die normaal gespro-ken niets met de theologie of de faculteit te maken zou-den hebben.

Het allergrootste 'probleem' van de sociale media is natuurlijk de betrouwbaarheid van de aangeboden informatie. Als alles door iedereen op elk moment kan worden aangevuld, verbeterd (of verslechterd) of ver-wijderd, wie garandeert de 'onschuldige' surfer dan de aangetroffen informatie betrouwbaar is? De digitale optimisten zweren bij de wisdom of the crowd, en wijzen op het succes van bijvoorbeeld Wikipedia. Verschillende onderzoeken tonen aan dat de betrouwbaarheid van de meeste lemma's in deze online encyclopedie in kwaliteit niet onderdoen voor vergelijkbare offline projecten met een onafhankelijke, wetenschappelijke redactie. De digi-tale pessimisten (of realisten?) wijzen erop dat dit mis-schien met Wikipedia met zijn miljarden bezoekers waar is, maar toch zeker niet voor de 'reaguursels' onder het zoveelste weblogje.

In mijn werk voor de faculteit probeer ik het midden te vinden tussen de wisdom of the crowd en het 'ouder-wetse', degelijke academische handwerk. Dat doe ik bijvoorbeeld samen met vele collega's met het project Lucepedia.nl. Op deze website van de faculteit werken journalisten en theologen samen om de academische theologie voor een breed geïnteresseerd publiek toegan-kelijk te maken. We schrijven samen met de collega's introducties en geven uitgebreide en gemotiveerde boeken- en webtips. Nu ligt de nadruk nog op de kwali-teit, maar in de tweede fase komt 'web 2.0' en kunnen surfers hun eigen informatie toevoegen. Dat wordt span-nend, letterlijk, tussen de hang naar objectiviteit van de academie, en de zucht naar subjectieve beleving van de internetmassa. Voor de duidelijkheid: beiden zijn nood-zakelijk om een goed, gelukkig en bevredigend leven te kunnen leven.

Als theoloog ben ik ook geïnteresseerd in Gods aanwe-zigheid op internet. En ik kan iedereen verzekeren: hij is er zeker! Maar vaak nogal vreemd vermond. God/jezus/jHWH/jehova hebben allemaal een eigen twitteraccount en bestoken de twintig verschillende Benedictus XVI-en met veel ongevraagde adviezen. Zes katholieken twit-teren de katechismus van de katholieke kerk door (twit-ter.com/kathochismus), terwijl de H. Titus Brandsma dagelijks verslag doet over de laatste zes maanden voor hij door de Nazi's wordt/werd (?) vermoord (twitter.com/patertitus42). Religiejournalisten discussiëren met hyvesdominees. En youTube-priesters en godvoordom-men.nl delen sneren uit. Het is een marktplaats, en daar moet je van houden. Maar wie zich weet te handhaven, vindt tussen de eentjes en de nulletjes van web 2.0 de schaduw van goddelijke inspiratie, in de onverwachte ontmoeting op het digitale Emmaus.

Frank G. Bosman is cultuurtheoloog en promovendus, ver-bonden aan LUCE/Centrum voor Religieuze Communicatie (Tilburg School of Theology). Weblog: www.goedgezelschap.eu.

Digitaal EmmausDoor Frank Bosman

coluMn

13Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 16: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

jongeren vinden hun eigen manieren om met reli-gie om te gaan. Het leuke is dat je bij katholieke, protestantse of moslimjongeren precies dezelfde

patronen ziet, zegt de Tilburgse godsdienstso-cioloog dr. Monique van Dijk-Groeneboer. Het ‘Handboek jongeren en religie’ dat onder haar

redactie verscheen, bespreekt de resultaten van tien jaar antropologisch en sociologisch onder-

zoek, maar ook praktijkverhalen en best practices om jongeren actiever bij religie te betrekken.

Handboek jongeren en religie ‘als jongeren behoefte hebben aan een preek, downloaden ze hem zelf wel even’ de Fortissimo's: zij zijn meestal

wat orthodox, verschijnen trouw bij het gebed, zijn actief binnen kerk of moskee en betrokken bij de organisatie van moderne religieuze evenementen als het Flevofestival. Een kwart van de jongeren wat Van Dijk de Legato’s noemt: zij komen alleen nog in de kerk met kerst, voor een trouwerij of doop. Even groot is de groep Spirituoso's. Deze ‘relishoppers’ zijn buiten de instituties om op eigen houtje actief bezig met zin-geving en religie. Ze mediteren of doen aan yoga, hechten aan natuurvoeding, pakken de rama-dan mee en zitten daarna weer eens een weekje in een klooster. De resterende 40 procent heten Tranquillo’s - niet kerkelijk betrok-ken en niet bezig met religieuze zingeving. Maar, vertelt van Van Dijk, “de uitdrukking dat iemand ‘van God los’ is klinkt weinig vlei-end, maar normen en waarden sco-ren bij jongeren juist heel hoog. Ze zitten vol goede bedoelingen.”

Sinds 1997 ondervraagt de gods-dienstsociologe elke vijf jaar op katholieke scholen ruim 2000 leer-lingen uit 4 havo en 5 VWO. Zij mogen op een vijfpuntsscorelijst aangeven wat ze belangrijk vinden in hun leven. Ook wordt gevraagd wat ze aan religie doen, wat hun

“Op een congres merkte ik hoeveel eilandjes van onderzoek er in de wetenschap bestaan,” vertelt de Tilburgse onderzoekster. “Zelf doe

ik al heel lang onderzoek onder katholieke scholieren, maar ik wist weinig van de religiebeleving van protestantse of islamitische scho-lieren. Sociologen willen weten wat antropologen aan dit thema doen. Bovendien hebben wetenschap-

pers weinig zicht op de schat aan praktijkervaring van veldwerkers in religieuze jongerenprojecten. Juist als je al die kennis op een rijtje zet, ontdek je nieuwe verbanden, die over religies heen hetzelfde blijven.”

Van forTissiMo ToT TranquilloVan Dijk maakte een indeling langs twee assen. Zijn de jongeren al of niet betrokken bij een religieus instituut? En houden ze zich al of niet in het dagelijks leven bezig met religie en zingeving? Zo ontstaan vier groepen. De eerste groep, ongeveer 15 procent van de jongeren, noemt Monique van Dijk

normen en waarden scoren bij jongeren juist heel hoog

14 Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 17: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

godsbeeld is en welke woorden ze daarvoor zelf zouden gebruiken.

TaalProbleeMDe traditionele geloofsbeleving is het gemakkelijkst in kaart te bren-gen, bijvoorbeeld omdat jongeren al of niet verschijnen bij allerlei religieuze evenementen. Andere, modernere vormen van geloofsbe-leving en spirituele zingeving zijn lastiger te duiden. Van Dijk: “Als je jongeren daarover wilt bevra-gen, ontstaat een taalprobleem. Onderzoekers hanteren bepaalde termen. Vragenlijsten hebben voorgedrukte begrippen om aan te kruisen. Maar wij worden natuur-lijk steeds ouder en leven als onderzoekers in ons eigen wereld-je. Jongeren kruisen eerst aan dat ze niet van de kerk zijn, maar vervolgens geven ze hoog op van

allerlei typisch religieuze waarden zoals naastenliefde en tolerantie. Opvallend is ook dat de spirituele wereld van de moslimjongeren veel breder en gevarieerder is dan blijkt uit de media waarin vooral de meest fundamentalistische mos-limjongeren aan bod komen.”

Het Handboek jongeren en religie gaat over jongeren van 15 tot 25 jaar. De groep van 15 tot 18 woont vrijwel altijd nog thuis, is druk bezet met school en baantjes, wil

graag vrij en onafhankelijk zijn. Tussen hun 19e en hun 25e weten de meeste jongeren beter wat ze willen, krijgen een relatie, gaan op zichzelf wonen. Dan komen meer religieuze zingevingsvragen aan de orde. “Vooral de houding van jongeren ten opzichte van de instituten is de afgelopen tien jaar sterk ver-anderd,” concludeert Van Dijk.

“Jongeren zitten niet meer te wach-ten op hiërarchie, vaste regels en wetten en lidmaatschappen. Zij hechten erg aan autonomie, zit-ten in allerlei netwerken, hebben vrienden over de hele wereld, zijn dag en nacht bereikbaar. Als zij behoefte hebben aan een preek, downloaden ze hem zelf wel even. Religieuze instituties zullen nieuwe vormen moeten vinden om hun boodschap over te brengen.

Het idee van vaste levenslange betaalde lidmaatschappen raakt achterhaald.” Ook is er vaak een grote kloof tus-sen islamitische jongeren en de conservatief ingestelde ouderen in het moskeebestuur. Van Dijk:

“Vaak kunnen islamitische jonge-ren de preek niet eens verstaan. Sommige imams zouden graag willen moderniseren, maar zijn bang voor onenigheid met het bestuur en verlies van hun ver-blijfsvergunning.”

Steeds meer katholieke jongeren kennen de kerk hooguit als iets van opa en oma. “Ze hebben wel behoefte aan steun in het leven, maar weten niet dat je die bij de kerk kunt vinden. En àls ze al bij een kerk zitten, is dat vooral om daardoor zelf het leven beter aan te kunnen. Die religieuze coping functie van religie is voor jongeren erg belangrijk.”

Van Dijk vindt dat de kerk nog steeds een waardevolle boodschap heeft en daar best heel oprecht en duidelijk over mag zijn. “De ware boodschap blijft liefde voor de wereld en die boodschap spreekt jongeren nog altijd aan. Maar insti-tuties zullen wèl nieuwe vormen moeten vinden om die boodschap over te brengen, anders houd je alleen de fortissimo’s over. Men zal jongeren meer moeten vragen of die boodschap bij hen past, hoe zij het persoonlijk zouden inkleuren, met welke vragen zijzelf rondlo-pen. Zulke gesprekken vragen om kleine groepjes, je moet naar de jongeren toekomen.” Als geslaagde voorbeelden noemt ze de speciale jongerenprogram-ma’s van Youth for Christ, zoals Rock Solid. Jongerenwerkers gaan met hun eigen bus op pad om jon-geren te bereiken, ze richten hang-plekken in. “Je moet daar zijn waar de jongeren zijn, een band opbou-wen, met elkaar praten, regelmatig samen gaan eten, elkaar leren ken-nen. Je moet niet pas op de stoep staan als er een sterfgeval in de familie is.”

Marion de Boo

sommige imams zouden graag willen moderni-seren, maar zijn bang voor onenigheid met het bestuur en verlies van hun verblijfsvergunning

15Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 18: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

“Op het Museumplein in hartje Amsterdam staat het monument ter herinnering aan de Nederlandse slachtoffers van het concentratiekamp Ravensbrück. Voorbijgangers rusten er wat om een broodje te eten. En als het kermis is in de stad, worden de attracties er gewoon omheen gebouwd. Het plein lijkt een vreemde plaats voor een monument, maar die plaats is doelbe-wust gekozen. Want ook de vrouwen en mannen die in Ravensbrück zijn omgekomen, stonden midden in de samenleving. Op een andere locatie zoals een begraaf-plaats, zou de boodschap ‘nooit meer fascisme’ waar het monument aan herinnert, niet zo’n impact hebben. Ik onderzoek de manier waarop mensen monumenten beleven. Wat is de relatie tussen de mensen die het monument bezoeken en het leed dat in het verleden heeft plaats gevonden? In hoeverre helpen monument en herdenkingsrituelen emoties te verwerken? Heeft het een helende werking? En wat voor effect heeft de plaats, zoals het Museumplein, op de herdenkings-plechtigheid? Zelf woon ik in Brabant. Daar zag ik vanaf 2000 een sterke toename van het aantal monumenten voor dood-geboren kinderen. In Brabant kregen doodgeboren kinderen van katholieke ouders tot midden jaren zestig van de vorige eeuw geen gebruikelijke uitvaartrituelen, omdat ze niet gedoopt waren. De baby’tjes werden door de vaders ’s avonds in een schoenendoos in ongewijde grond begraven, terwijl de moeder nog in het kraambed lag. Het leed heeft bij de betrokkenen doorgewerkt. Maar vanwaar pas in deze tijd een monument? Het lijkt erop dat de behoefte aan publiekelijk herdenken door

monumenten de laatste jaren is toegenomen; een ten-dens die je ook in de literatuur tegenkomt.

Een derde monument waar ik onderzoek naar doe, naast Ravensbrück en de doodgeboren kinderen, is wat ik noem een ‘virtueel monument’. Op www.joodsmo-nument.nl worden de slachtoffers van de Sjoah door gekleurde blokjes gesymboliseerd. Als je op een blokje klikt, kom je op de naam van het slachtoffer. Je ziet de foto’s, leest waar ze woonden. Aan dat monument is een community gekoppeld; een soort van Facebook, waar mensen foto’s plaatsen en hun verhalen vertellen.Wat voor effect heeft zo’n digitale manier van herden-ken op mensen? Het is niet zoals het monument op het Museumplein een plaats waar je naar toegaat. Op het web kun je het hele jaar door, op ieder moment, dag en nacht, herdenken. Terwijl Ravensbrück één keer per jaar wordt herdacht. Dat geeft structuur. Zo kan de rest van het jaar de deksel weer op de pijnlijke emoties; op de herinneringen aan het lijden, aan de mensen die het niet hebben overleefd, aan de schuldgevoelens.

Nu zit ik in de onderzoeksfase dat ik de interviews met direct betrokken en de kinderen van Ravensbrück aan het uitwerken ben. Daar zaten vooral verzetsvrouwen, communistes, maar ook dames die joodse kinderen probeerden te redden. Een van die dames sprak ik in een verpleeghuis. Ze beschreef me het kamp en détail, alsof ze daar weer was. Het gevoel van saamhorigheid tussen de vrouwen toen, dat ze nu zo miste omdat ze lichame-lijk niet meer in staat was de jaarlijkse herdenkings-plechtigheid bij te wonen.” [Meike Oosterwijk]

‘De behoefte aan publiekelijk herdenken door monumenten neemt toe’Naam: mr. dr. Laurie FaroFunctie: promovendaDepartement: Departement Cultuurwetenschappen, kenniscentrum Ritualiteit, Tilburg School of HumanitiesOnderzoek: Holocaustmemorial; functie oorlogsmonumenten

ONDERZOEkSPORTRET

16 Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 19: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

“Geld en sociale relaties zijn een van de belangrijkste aspecten van het moderne leven. Toch lijken de twee vaak niet goed samen te gaan. Ik onderzoek basisvra-gen over hoe geld de manier verandert waarop men-sen over zichzelf denken in vergelijking met anderen. Op persoonlijk niveau doet dit onderzoek voorstellen over hoe mensen geld kunnen gebruiken om hun sociale relaties en algehele welzijn te verbeteren. Op maatschappelijk niveau verschaft het ons manieren om donaties aan goede doelen en onderhandelingen te laten toenemen.

In één serie onderzoeken ontdekten mijn collega’s en ik dat alleen al het denken aan geld de maatschap-pelijke harmonie verstoort, omdat het de motivatie van mensen vermindert om anderen te begrijpen en daar een band mee op te bouwen. Zo zorgde alleen al nadenken over een leven met overvloedige financiële middelen ervoor dat mensen ervan uitgingen dat anderen hun mening deelden. Mensen die aan geld herinnerd werden bleken ook minder moeite te doen om een goede eerste indruk te maken in vergelijking met mensen die dachten aan een leven met beperkte financiële middelen, waardoor andere mensen hen minder aardig vonden.Maar soms leidt onverschilligheid over het maken van een goede indruk op anderen juist tot een goede soci-ale uitkomst. In een context waarin maatschappelijke gevoeligheid was vereist, in dit geval interraciale inter-actie, maakten mensen die met geld werden gecon-fronteerd een betere indruk op anderen dan mensen die niet met geld werden geconfronteerd. Dit kwam

doordat de eerste groep niet bang was om het verkeerde te zeggen of doen, wat leidde tot een veel soepelere soci-ale interactie.

In een andere serie onderzoeken ging ik het tegenover-gestelde na: wanneer mensen geld zullen inruilen om maatschappelijke acceptatie te verwerven. In een serie experimenten gebruikten deelnemers met verbroken relaties geld en consumptie om door andere mensen geaccepteerd te worden. Dit liep uiteen van het onschul-dige – zoals geld dat ze met het experiment verdiend hadden gebruiken om iets te kopen dat voor een andere student symbool stond voor het behoren tot een groep – tot het illegale en gevaarlijke – zoals bereid zijn cocaïne uit te proberen.

De onderzoeken werden in het laboratorium en het veld uitgevoerd, verspreid over de hele wereld. De resultaten hebben betekenis voor marketing, onderhandelingen, overheidsbeleid en consumentenwelvaart. Op persoon-lijk vlak kan een te grote gerichtheid op geld de bereid-heid van mensen verminderen om de mening van anderen te begrijpen en waarderen, wat de maatschap-pelijke harmonie zou kunnen verstoren. Dit kan weer ernstige gevolgen hebben voor fysiek en psychologisch welzijn, aangezien positieve sociale relaties een fun-damentele menselijke behoefte zijn. Toch is geld niet schadelijk voor sociale relaties en maatschappelijk wel-zijn. Mensen kunnen geld juist gebruiken als hulpmid-del om zich aan anderen te verbinden.” [Irene Herbers]

De zin van geld

Naam: Nicole Mead Functie: postdoctoraal onderzoekerInstituut: Tiber, Tilburg Institute for Behavioral Economics ResearchOnderzoek: Geld en maatschappelijk welzijn

ONDERZOEkSPORTRET

17Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 20: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

Hebben we geleerd van de kredietcrisis? Zijn onze normen anders geworden in het sociaal-

economisch leven? En kan de ethiek wel een rol spelen in de economie? Een gesprek met hoog-leraar economie, onderneming en ethiek johan

Graafland en met katholiek theoloog Willem Marie Speelman. Beiden deden vanuit hun discipline

onderzoek naar economie en geld en de filosofie van Franciscus van Assisi daarover.

Economie van de schuld versus economie van de overvloed

Wat we geleerd hebben van de kredietcrisis

norMen VeranDerenDeze normen, van integriteit, nederigheid, gematigheid en barmhartigheid, zijn elementen die ook in de leer van Franciscus van Assisi zijn terug te vinden. Ze zijn veel makkelijker toepasbaar op onze huidige economie dan we denken, blijkt uit het onderzoek van Graafland.Het is niet alleen bij bewust-wording gebleven. Banken zijn voorzichtiger geworden. Al vindt Graafland wel dat sommige maat-regelen symptoombestrijding zijn.

“Alle economen zijn het er wel over eens dat bijvoorbeeld de hypo-theekrenteaftrek moet worden afgeschaft. Maar juist de partijen die terugdringing van de rol van de overheid nastreven, kunnen nu niet de politieke moed opbrengen om die door te voeren.”

Toch vindt Graafland de aanzetten die zijn gemaakt goed. Maar er zijn vier mechanismen nodig om die verandering van normen te bestendigen, stelt hij. “De markt zelf heeft gereageerd op de crisis, is voorzichtiger geworden: men-sen nemen minder risico. Dan de regulering van de overheid: het akkoord van Basel III, dat stelt dat banken meer buffers en reserves moeten inbouwen. Dat stoelt op

Een van de belangrijkste lessen uit de kredietcrisis is dat er grote risico’s kleven aan de focus die tot dan toe lag op het maken van winst en de macht van de aandeel-houders. Die gingen ten koste van het belang van de klant en waren vooral gericht op de korte termijn, stelt hoogleraar Johan Graafland. Het bankwezen is zich daarvan bewust geworden en heeft zich nieuwe waarden toegeëigend in de Code Banken.

Graafland: “Allereerst is de inte-griteit van het bankwezen centraal komen te staan: de banken moeten transparant en eerlijk zijn in het leveren van informatie. De zorg voor klanten komt weer voorop te staan; zij en hun belangen op de lange termijn. De banken moeten

nauwkeurig zijn in hun risico-analyses; in het verleden zijn daar teveel fouten gemaakt. Niet alleen de Nederlandse Bank heeft tot taak te reguleren, alle banken hebben verantwoordelijkheid. De waarde van de matigheid heeft zijn intrede gedaan, financieel conservatisme is een goede zaak. Dit schept een buf-fer om eventuele tegenvallers op te kunnen vangen.”De economische wetenschap heeft de hand eveneens in eigen boezem gestoken, zegt Graafland.

“Economen hebben de ontwikkelin-gen niet goed ingeschat, de slechte economische systeemrisico’s van banken zijn niet onderkend. Ze zijn zich meer bewust geworden van de complexiteit van de eco-nomie. Dat heeft geleid tot meer nederigheid.”

18 Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 21: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

het derde mechanisme: van de eigen verantwoordelijkheid van de banken door corporate gover-nance: die moet een herhaling van de kredietcrisis voorkomen. En deze elementen worden onder-steund door ethiek, de intrinsieke motivatie en missie van banken: niet gericht op bonussen en korte termijndenken, maar een andere bedrijfscultuur waarin de manager een voorbeeldfunctie vervult. Daarbij horen ook zaken als maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheid.”

Deze vier elementen zullen ervoor kunnen zorgen dat de kan-sen op een nieuwe crisis kleiner worden. Maar, zegt Graafland:

“Ik ben realistisch, dit zijn alle aanpassingen binnen het kapita-lisme. Het momentum van lering na de kredietcrisis kan voorbij gaan, we zijn er al weer aan gewend. Ook vanuit christelijk standpunt geloof ik in menselijk falen op alle niveaus. Ethiek kan niet alles veranderen, maar we kunnen wel stimuli creëren zodat verstandig gedrag wordt uitgelokt. Als je bijvoorbeeld als manager je verantwoordelijk voelt voor menswaardigheid, duurzaam-heid, geeft dat het werk ook meer inhoud.”

econoMie Van oVerVloeDTheoloog Willem Marie Speelman beziet de economie vanuit een heel andere hoek. Hij verrichtte studie naar Franciscus van Assisi’s ideeën over geld. Speelmans centrale punt is dat met de introductie van de geld-

economie in de Middeleeuwen (de tijd van Franciscus), onze econo-mie eenzijdig gebaseerd is geraakt op schuld.

“Iedere economie heeft twee gezichten: het tekort en de over-vloed. In de economie van het tekort bouwen wij schuld op, in de economie van de overvloed bouwen we vertrouwen op. Een gemeenschap die niet gebaseerd is op schuld maar op overvloed is een delende gemeenschap. Er is sprake van gemeenschapszin, gemeenschappelijkheid en vrijwil-ligheid. Ik geef zonder iets terug te willen. In een gemeenschap waar het tekort heerst, is iedereen elkaar voortdurend iets schuldig.”

Volgens Speelman zorgde de introductie van geld ervoor dat mensen meer op zichzelf gericht werden. Franciscus van Assisi ging daar tegenin: na zijn beke-ring zou hij de rest van zijn leven geen geld meer aanraken. Zijn broederschap leefde in principe zonder enig bezit. Ze leefde van wat hen gegeven werd en dat werkte goed.

anDere eThieKSpeelman past Franciscus’ leer van afkeer van geld toe op onze kredietcrisis. Hij hoorde voorma-lig minister van financiën Wouter Bos zeggen dat we op een gege-ven moment de bodem bereikt hebben, en dat de beurs dan wel weer zal stijgen. Speelman: “Ik dacht: wat is die bodem? Is dat niet de economie die gebaseerd is op ware gemeenschapszin en onderling vertrouwen? Nu leeft de

hele wereld op krediet en schuld. Ik heb hier in mijn portemonnee een kaart waarmee ik overal kan betalen. Eigenlijk leef ik al zonder geld, maar wel met schuld. De Portugese en Griekse economieën hebben zware schulden, maar toch blijven ze bestaan. Stel dat ieder-een een creditcard zou krijgen, en we vervolgens alle schulden kwijt-schelden. Dan is er alleen een economie in zoverre er vertrouwen is. Ik vertrouw jou best voor een brood maar een jacht van 5 ton zal ik niet voor je bouwen. Nou, dan zijn er dus geen jachten van 5 ton meer. Is dat erg? De economie zal alleen op een lager pitje voortgaan. Ik zeg niet als Franciscus dat we nooit meer geld mogen aanraken. Maar: baseer de economie op een andere ethiek. Door geen onnodig bezit meer na te streven of zelfs mogelijk te maken, door de econo-mie radicaal te baseren op weder-zijds vertrouwen, creëer je een economie van overvloed. Wie alles wat er is met allen deelt is rijk.”

Maar hoe kun je een economie die gebaseerd is op hebzucht veranderen in een idealistische?

“Mentaliteit kan je niet verande-ren. Mensen blijven hebzuchtig. Maar ze blijven ook liefdevol en betrouwbaar. Je kunt wel de waar-den die wezenlijk zijn versterken en hindernissen wegnemen. Gemeenschapszin, vrijwilligers-werk, bijvoorbeeld. Daarin liggen de bouwstenen van de heilsecono-mie.”

Tineke Bennema

19Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 22: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

Licht en stilte: nieuwe symbolen in rituelen

Geloof beïnvloedt maatschappelijk verantwoord ondernemen

Christelijke symbolen en tradities worden nog steeds gebruikt in huisrituelen van moderne gezinnen, maar wel vaak op een nieuwe manier. Het zijn de vrouwen die de regie hebben bij de uitvoering. Dat stelt theologe Goedroen Juchtmans, die promotieonderzoek in de Tilburgse nieuwbouwwijk de Reeshof.

De leegloop van de kerken, ingezet in de jaren zestig, heeft niet geleid tot het uitbannen van religie, of het geloof in hogere machten. De kerken verloren gezag over uitoefening van het geloofsleven en de rituelen en in eerste instantie leidde dat tot een vacuüm. Maar vooral sinds de jaren negentig worden er thuis veel (vaak nieuwe) rituelen gebruikt.

juchtmans bezocht in de Tilburgse Reeshof scholen en gezinnen, die ze gedurende een jaar ondervroeg en observeerde. De inwoners van de wijk zijn grotendeels katholiek en bij belangrijke gebeurtenissen in hun leven,

Maatschappelijk verantwoord ondernemen is in. Managers streven niet alleen financieel-economisch gewin na, maar ook sociale en ecologische doelstellingen. Dat doen ze omdat het loont, omdat het ‘zo hoort’, of omdat het goed voelt om bij te dragen aan het welzijn van anderen. Omdat er nog weinig over bekend is, onderzocht Corrie Mazereeuw - van der Duijn Schouten de rol van religie bij maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Een uitgebreide enquête onder leden van werkgevers-organisaties in Nederland wees uit dat managers die in God geloven en hun geloof actief beleven (zogenaamde traditioneel religieuze managers), niet zozeer extra gemo-tiveerd zijn voor maatschappelijk verantwoord onderne-men omdat het ‘zo hoort’ (het ethische motief), maar

zoals geboorte, dood, en christelijke feestdagen, gebrui-ken ze thuis rituelen. Deze worden door de vrouwen uitgevoerd en zijn soms seculier, maar ook vaak nog gebaseerd op christelijke rituelen die ze van thuis uit kennen. Deze rituelen worden vaak sacraal gemaakt: expliciete gebedsformules en verwijzingen naar God verdwijnen. Basale symbolen als licht en stilte komen zo centraal te staan.

juchtmans is het niet eens met de opvatting dat geloof geïndividualiseerd is. Ze stelt dat de persoonlijke bele-ving van een huisritueel weliswaar centraal staat, maar niet los kan worden gezien van de traditie en de groep. Als groep speelt de familie de grootste rol.

Titel proefschrift: ‘Rituelen thuis: van christelijk tot basaal sacraal’. Promotoren: prof. dr. P.G.J. Post en prof. dr. M.A.C. de Haardt.

eerder vanwege het welzijn van anderen (het altruïstische motief). De motivatie dat het financieel loont werd juist minder vaak gegeven in vergelijking met managers die niet in God geloven.LiefdadigheidTraditioneel religieuze managers brengen het maatschap-pelijk verantwoord ondernemen ook anders in de praktijk dan niet-traditioneel religieuze managers: zij leggen de klemtoon op liefdadigheid. Niet-religieuze managers pas-sen het maatschappelijk verantwoord ondernemen in de praktijk vooral toe op integratie van minderheden.

Titel proefschrift: Doing business for heaven’s sake. Studies on the relationship between religiosity and socially responsi-ble business conduct’.

ONDERZOEkSNIEUWS

20 Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 23: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

Dankzij een kopergravure uit de zeventiende eeuw van W. Swanenburg kunnen wij ons vandaag de dag nog een goed beeld vormen van de eerste Leidse universiteitsbibliotheek aan de Faliede Begijnhof. Van bovenaf zien wij elf rijen met boekenkasten. Voor alle duidelijkheid heeft de ambachtelijke kunstenaar op de bovenkant van de kasten de namen van de weten-schapsdisciplines gegraveerd, die door middel van hun boeken in de bibliotheek zijn vertegenwoordigd. Een rij is bestemd voor de mathematici; twee rijen zijn gere-serveerd voor de philosophi en drie voor de literatores. En de overige zes kasten worden ingenomen door werken die vooral de theologi hebben bestudeerd. Van het vak dat wij tegenwoordig met economie aanduiden lijkt zich geen enkel boek in de bibliotheek te bevinden, of het moet zijn dat deze werken in de theologische afdeling zijn ondergebracht. Dat klinkt vreemd maar is het toch niet. Aan het einde van de vijftiende eeuw was het namelijk de eerste hoogleraar theologie aan de toen nog jonge universiteit van Tübingen, de priester Gabriel Biel, die een traktaat schreef over de macht en het nut van geld: het Tractatus de potestate et utilitate monetarum. In dit werk somt hij alle factoren op die de marktprijs van een product bepalen en beoordeelt hij handel als minder negatief dan theologen als Thomas van Aquino voor hem: een ondernemer, zegt Biel, heeft recht op beloning omdat hij investeert, werkt en risico loopt. De founding father van onze universiteit, pries-ter-professor Cobbenhagen staat in een lange traditie.

Maar dit eigenlijk allemaal terzijde. kijkend naar de gra-vure vraag ik mij af wat er toch mis is gegaan met mijn vak. Zelf heb ik theologie aan de Gregoriana in Rome gestudeerd, waar wij in het eerste jaar begonnen met meer dan 300 studenten. Nu werkend aan de School of

Theology van Tilburg University word ik, beter laat dan nooit, toch wel even keihard geconfronteerd met het feit dat wij kwantitatief met stip de kleinste faculteit zijn. Wat is er toch misgegaan? Zou Swanenburg nu een gravure moeten maken van een universiteitsbibliotheek, dan zou-den de boeken van de theologi niet echt meer prominent afgebeeld zijn.

Het voert te ver in de 162 woorden die mij nog ter beschikking staan alle factoren op te sommen, die hier-aan ten grondslag liggen. Verlichting, vooruitgangs-denken, secularisatie en ontzuiling: er is veel over geschreven. Een enkele verklaring is in dit bestek nog wel te geven. Wij houden niet van weddenschappen. In zijn Pensées (233) heeft de 17de eeuwse wijsgeer Blaise Pascal indringend duidelijk gemaakt dat er over God eigenlijk niks te zeggen valt. Aan God valt niets te toet-sen, te meten, te verifiëren. (Daarom zijn wij trouwens ook zo’n spotgoedkope faculteit.) Pascal vergeleek het ‘bestaan’ van God met de ‘oneindige getallen’ in de wiskunde. Getallenreeksen zijn oneindig. Daar zijn wij ons van bewust en toch kun wij dit met ons beperkte verstand niet helemaal vatten. Zo is het ook onmogelijk om met het verstand vast te stellen of God nu bestaat of niet. In dit kader vat Pascal het leven vervolgens op als een kansspel. je kunt kiezen om in God te geloven, je kunt ook kiezen om dit niet te doen. Zeker weten doe je het namelijk niet. Maar het lijkt Pascal verstandig om maar te wedden op het bestaan van God, omdat dit een keuze voor de onbevattelijke Oneindigheid is.Pascal stond met zijn stelligheid en onzekerheid in een lange traditie. Mocht de Tilburg School of Theology nog eens een soort centrale interfaculteit worden, dan wordt het eenvoudiger van deze fascinerende traditie notie te nemen. De bibliotheek zal zich weer uitbreiden.

Wedden op God Door Paul van Geest

coluMn

Paul van Geest is hoogleraar Augustijnse Studies en Onderzoeksdirecteur Centrum voor Patristisch Onderzoek

(Tilburg University, VU Amsterdam)

21Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 24: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

Waar gaat het nu echt om in de praktijk van de politiek, het openbaar bestuur en beleidsvorming? Analysemodellen en theorieën zijn er te over, maar wat er gaande is op de werkvloer blijft vaak buiten beschouwing. Terwijl de kern van de zaak juist daar te vinden is. Een groep politieke wetenschappers en bestuurskundigen biedt een andere insteek: de interpretatieve analyse.

‘betekenisgeving wordt vaak overgeslagen’ Voor antropoloog en bestuurskun-

dige Merlijn van Hulst staan de verhalen van de praktijk centraal. Vanuit de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur van Tilburg University trekt hij erop uit om alledaagse verhalen te verzamelen van bijvoorbeeld mensen in een achterstandswijk en agenten die op meldingen afgaan. Uit de erva-ringen waarover zij vertellen, komt de kern van de zaak naar boven.Voor sommige agenten zit de kern van het politiewerk in de kleine dingen; zij vertellen een verhaal over een dame die de politie bedankt voor hun ongevraagde hulp. “Zulke verhalen laten zien wat mensen uit een ervaring halen, wat belangrijk voor ze is”, zegt Van Hulst. “Ze zitten niet opgeslagen in informatiesystemen. Mij maken ze duidelijk wat het belang is van het vertellen verha-len en hoe betekenisgeving werkt in de praktijk. Dat kun je afleiden van wat mensen wel en niet vertel-len, hoe ze het vertellen, tegen wie en waarom.”

basale VragenWat is er eigenlijk aan de hand? Welke manieren van kijken kun-nen we toepassen en met welke gevolgen voor ons handelen? Het zijn basale vragen naar de kern van de zaak waar we meestal aan voorbij gaan. Maar bij problemen worden ze opeens wel belangrijk. De antwoorden op die vragen ont-breken vaak bij technocratische

‘Verhalen maken het politiewerk zinvoller’jaco van Hoorn, lid van de korpsleiding van de politie Hollands Midden, gelooft dat het vertellen van verhalen over ervaringen van groot belang is in de politiepraktijk. “Een verhaal is een buitengewoon krachtig middel om de essentie van een gebeurtenis te herkennen”, schrijft hij in zijn boek over leidinggeven bij de politie.. Politiewerk wordt volgens Van Hoorn gemaakt in de ontmoeting tussen politie-mensen en burgers en de essentie daarvan wordt slechts zichtbaar in verhalen. “Bovendien zijn verhalen prima om bij mensen te raken aan datgene wat bezielen”, zegt hij. “Door verhalen te vertellen en ernaar te luisteren ontstaat verbinding van mens tot mens, dus ook tussen leidinggevenden en medewerkers. Dat is in toenemende mate nodig. Door in managementtermen over politiewerk te spreken (producten, prestatie- en procesindicatoren, processen, resultaatafspraken etc.) werd de essentie gemist.” Van Hoorn pleit ervoor dat leidinggevenden hun medewerkers vragen naar hun verhalen en daar ook goed naar luisteren. Op die manier biedt verhalen vertellen kansen om het poli-tiewerk te verbeteren. Jaco van Hoorn, ‘Sturen op vertrouwen. Goed leidinggeven aan goed poli-tiewerk.’ Uitgeverij Boom, 2010.

22 Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 25: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

oplossingen, stelt Van Hulst. We komen ze pas te weten als we kijken naar de werkelijkheid van alledag. Daar zitten ze verborgen in de interactie tussen mensen, in processen of tussen de regels door. Door middel van kwalitatieve onderzoeksmethoden zoals obser-vatie, diepte-interviews en verhaal-analyses (interpretatieve analyse) kom je de kern op het spoor.

“Betekenisgeving wordt vaak over-geslagen”, aldus Van Hulst, “maar een verhaal zegt meer dan cijfers.” De interpretatieve analyse gaat op zoek naar de betekenis die van belang is voor processen en machtsverhoudingen in bestuur en beleid en is soms ook bewust kritisch. Het onderzoek geeft inzicht in wat werkelijk belangrijk is, zodat duidelijk wordt hoe de openbare bestuurspraktijk verbe-terd zou kunnen worden.Van Hulst heeft onlangs een voor-onderzoek afgerond naar verhalen die politiemensen elkaar vertellen in de dienstauto, in de kantine of tijdens een vergadering. De ana-lyse van de 189 verhalen die hij heeft opgetekend moet nog begin-nen, maar Van hulst vermoedt dat ze zullen aantonen waar politie-mensen hun motivatie vandaan halen.

grensconcePTenDe kern van de zaak zit ook verborgen in het taalgebruik. Politicologe Tamara Metze onder-zoekt bijvoorbeeld ‘grensconcep-ten’: woorden zoals ‘agropark’, ‘agroflat’, ‘jeugddomein’ of ‘eiwit-corridor’ die staan voor beleids-keuzes waar verschillende partijen

Understanding the drama of democracyPoliticologen en bestuurskundigen hebben de interpretatieve analyse van politiek, bestuur en beleid naar een hoger plan gebracht. Inmiddels hebben zich enkele honderden voornamelijk Europese onderzoekers uit verschillende disciplines aangesloten bij een community rond deze bena-dering. Het begon met een conferentie in Birmingham in 2006, georgan-iseerd door prof. dr. Dvora yanow van de Universiteit van Amsterdam. Begin juli 2012 vindt de 7e International Conference in Interpretive Policy Analysis plaats op Tilburg University. Onder de titel Understanding the drama of democracy zullen onderzoekers ingaan op het fenomeen dat de positie van politici en beleidsmakers in de moderne netwerksamen-leving niet langer voldoende is om geloofwaardig te zijn. Ze moeten hun geloofwaardigheid waarmaken tegenover de media, het publiek en burgerorganisaties. Hoe doen ze dat, hoe zou het effectief zijn en hoe kan interpretatief onderzoek daarop inspelen? Meer informatie: Merlijn van Hulst ([email protected]) of Tamara Metze ([email protected]).

zich in zouden moeten kunnen vinden. Het ‘agropark’ moet bij-voorbeeld agrariërs, logistieke bedrijven en voedselverwerkings-bedrijven met elkaar verbinden. En de ‘eiwitcorridor’ langs de A1 tussen Amersfoort en Enschede de producenten van vlees- en gevo-gelteproducten. Maar het begrip ‘eiwitcorridor’ bleek onacceptabel voor de betrokken milieu- en dierenwelzijnorganisaties, omdat voedselproductie niet louter om het produceren van eiwithoudende producten zou moeten gaan, maar om veel meer. Dat het begrip ter discussie kwam te staan was het signaal voor een machtsstrijd van de betrokken partijen.

Het bestuur en beleid zit vol met beladen woorden als deze, die onschuldig ogen maar waarachter zich hele werelden verschuilen.

Woorden als ‘concreet’ en ‘haal-baarheid’ worden bewust gebruikt om partijen bij elkaar te brengen rond bepaalde doelstellingen. De spraakverwarring die vervolgens ontstaat over de precieze betekenis (politieke haalbaarheid? financiële haalbaarheid?), legt de kern van de zaak bloot, aldus Metze. “In Nederland zijn we heel bedreven in het gebruik van grensconcepten, uit angst om het conflict aan te gaan.” Om spraakverwarring en erger te voorkomen, zouden de verschillende partijen beter con-crete resultaten kunnen definiëren, is haar advies voor een werkelijk democratische bestuurspraktijk. Daarvoor moet je een veilige omge-ving creëren en door middel van gesprekstechnieken voorkomen dat er een echt conflict ontstaat.

Corine Schouten

23Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 26: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

Klassieke principes zoals de scheiding van kerk en staat en vrijheid van godsdienst worden door iedereen gedeeld, maar lijken geen houvast meer te bieden voor de toe-komst. Bijzonder hoogleraar Religie, rechtsstaat en samenleving Sophie van Bijsterveld biedt in haar boek 'Overheid en godsdienst' een nieuwe oriëntatie voor de omgang van de overheid met godsdiensten.

Van Bijsterveld laat zien dat de heersende kijk op de verhouding van de overheid tot godsdienst de afgelo-pen decennia te eenzijdig is geweest. Godsdienst werd als louter privézaak gezien en afzijdigheid van de over-heid was het daarbij passende sleutelwoord. Actuele discussies worden vaak nog vanuit dit beeld gevoerd. Maar godsdienst heeft naast persoonlijke, ook maat-schappelijke en publieke kanten. Zo is godsdienst een belangrijke zingevende en samenbindende factor in onze samenleving. De erkenning daarvan door de overheid is van belang bij het kiezen van een juiste opstelling, aldus Bijsterveld. Het kan daarbij gaan om de vraag of de

Muziek brengt in vervoering, haar schoonheid raakt mensen. Voor velen is muziek een toegang tot 'het heilige'. Waarom is muziek zo belangrijk als toegang tot transcendentie? Heeft muziek van zichzelf religieuze betekenis, of komt deze tot stand in een sociale, culturele of rituele context? In de publicatie ‘Elke muziek heeft haar hemel’ reflecteren filosofen, muziekwetenschappers, liturgiewetenschappers en theologen over deze vragen. Met bijdragen van onder meer Martin Hoondert, hoogleraar Muziek en Christendom aan Tilburg School of Humanities ('How God gets into music'. Een sociologische en cultuurwetenschappelijke benadering van muziek) en

overheid de bouw van gebedsruimten mag steunen of welke loyaliteit zij van godsdiensten mag eisen. Maar ook over de vraag welke ruimte er moet zijn voor controver-siële uitingen over het geloof of in welke mate godsdien-sten vandaag de dag gelijk behandeld moeten worden.

Meer beTroKKenheiD In plaats van een overheersende nadruk op afzijdigheid, is meer betrokkenheid nodig. Regelmatig en goed con-tact met (kerk)genootschappen en religieuze stromingen in hun diversiteit is voor de overheid van belang, zowel op nationaal als lokaal niveau, stelt Van Bijsterveld. Daarbij hoort ook een minder krampachtige houding voor financiële betrekkingen met genootschappen, zoals voor het in stand houden van gebouwen of voor geeste-lijke zorg. Een beroep op scheiding van kerk en staat is vaak een onberedeneerde dooddoener, vindt ze.

Sophie van Bijsterveld, 'Overheid en Godsdienst. Herijking van een onderlinge relatie'. Wolf Legal Publishers, 2009.

Willem Marie Speelman, wetenschappelijk medewerker van het Franciscaans Studiecentrum te Utrecht (Woorden kunnen worden verstaan, muziek moet worden gevolgd. Taal en muziek als fundamentele categorieën van de liturgie).

‘Elke muziek heeft haar hemel. De religieuze betekenis van muziek.’ Uitgeverij Damon, 2009.

‘‘Overheid moet meer contact maken met religieuze genootschappen’

Elke muziek heeft haar hemel

PublicaTies

24 Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 27: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

kanker of wiegendood. Een zelfmoord in familie- of vriendenkring. De zorg voor een ongeneeslijk ziek kind. Om zin en betekenis te geven aan zulke ingrijpende levenservaringen, zoeken veel mensen nog altijd troost en steun in religie en spiritualiteit. Therapeuten en geestelijke verzorgers kunnen die spirituele dimensie inzetten om de gezondheidstoestand – of op zijn minst de kwaliteit van leven – van patiënten te bevorderen. Anderzijds kan religie ook belastend zijn en geestelijke problemen verergeren. ‘Waarom heeft God mij verlaten?’ vragen mensen zich af.

‘hoe hopelozer de situatie, des te krachtiger de eigen spirituele bron’

Klinisch psycholoog Rien van Uden is hoogleraar religiepsy-chologie aan de Universiteit van Tilburg en heeft grote belangstel-ling voor de helende werking van diverse rituelen. “Als doctoraal-

student deed ik onderzoek naar de heilzame werking van mediteren bij slapeloosheid”, vertelt Van Uden. “Ik probeerde bijvoorbeeld huisartsen over te halen om op het spreekuur, binnen hun strakke tien-minuten-schema, meditatie-oefeningen voor te stellen in plaats van pillen en poeders. Zo ben ik in het vakgebied van religie en gees-telijke gezondheid beland.” Van Uden promoveerde op een onderzoek naar de rol van religie

en rituelen in het rouwproces. “Als je partner sterft is het niet simpelweg zo dat religie helpt en Jezus redt”, zegt hij. “Soms helpt religie, soms is het juist een last. En soms moet je je toevlucht zoeken tot heel andere hulpbron-nen dan religie. Mensen zijn niet zwart-wit in te delen in wel of niet gelovig. Ieder mens heeft een heel religieus pakket in zijn achterzak en afhankelijk van wat er op je weg komt, kun je sommige delen uit dat pakket al of niet inzetten in een crisis.” Zowel in de ambulante als in de intramurale geestelijke gezond-heidszorg ondervinden patiënten de lusten, maar ook de lasten van hun religieuze rugzak, zo bleek uit onderzoek van Van Uden en zijn collega Jos Pieper. Begin jaren negentig vond 39 procent van de ondervraagde cliënten bij het RIAGG in Heerlen en Zwolle dat hun geloof of levensbeschouwing hen steunde bij het omgaan met hun problemen. Dat waren vooral ouderen, mensen die een persoon-lijke band met God zeiden te heb-ben, trouwe kerkgangers, orthodox gereformeerden. Anderzijds zei 36

Jongeren doen minder beroep op georganiseerde zielzorg

25Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 28: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

procent van de ondervraagden dat hun geloof of levensbeschouwing de problemen juist versterkte.

religie helPT MeerIn een overwegend katholieke psychiatrische kliniek in Venray (1999) en in een gereformeerd psychiatrisch ziekenhuis in Bos en Duin (2000) vond 54 procent van de ondervraagden dat geloof en levensbeschouwing een posi-tieve invloed hadden gehad op de psychische problematiek, terwijl 16 procent sprak van een negatieve invloed. Als positieve aspecten noemde men zingeving en steun bij het verwerken van problemen, geborgenheid in de relatie met God, de sociale steun van geeste-lijke verzorgers of geloofsgenoten en de ondersteunende functie van rituelen. Jongeren onder de 45 jaar deden minder een beroep op georganiseerde zielzorg zoals kerk-bezoek en gesprekken met geeste-lijke verzorgers. De onderzoekers concludeerden dat patiënten in instellingen hun levenssituatie als relatief onveranderlijk ervaren. Zij kunnen hun problemen niet direct oplossen en moeten er daarom emotioneel anders mee leren

omgaan. Religie kan daarbij hel-pen. Maar bij sommige patiënten kan religie juist ongunstig uitpak-ken en ook daar moeten therapeu-ten alert op zijn.Dat religieuze rituelen extra steun

kunnen bieden, bleek uit onder-zoek van Van Uden onder mensen die op pelgrimstocht gingen. Hij ondervroeg hen voor en na de tocht. “Na een pelgrimage naar bijvoorbeeld Lourdes of Santiago de Compostella zien we een signi-ficant gunstiger score op schalen die de mate van depressie of angst in beeld brengen. Dat gold ook bij de controlegroep die zonder religi-euze bedoelingen op vakantie naar Zuid-Frankrijk ging. Maar religie hielp méér,” zegt Van Uden. “De confrontatie met zoveel lotgenoten zou kunnen helpen om je eigen leed te relativeren, zin te geven aan het onzinnige van je eigen verwarde situatie en nieuwe inner-lijke krachten aan te boren.”

leT iT beOok zonder God vinden mensen manieren om met een crisis om te gaan. Het streven om bij fysieke of psychische problemen greep te krijgen op je eigen situatie wordt aangeduid als ‘coping’. Coping wil zeggen dat je actie onderneemt, bijvoorbeeld door hulp of infor-matie te zoeken. Maar coping is ook trachten om je eigen emoties onder controle te krijgen, waarbij het de kunst is om het onvermijde-lijke te leren accepteren. Van Uden onderzoekt welke verschillende religieuze ‘coping’stijlen mensen zoal kunnen hanteren als ze in een crisis raken. In zijn standaardwerk The Psychology of Religion and Coping (1997) onderscheidt de Amerikaanse godsdienstpsycho-loog Kenneth Pargament drie religieuze copingstijlen: je kunt je

lot helemaal in handen van God leggen, het ‘samen met God’ doen, of een ‘zelfsturende stijl’ hanteren om religie in tijden van crisis in te zetten. Deze veelgebruikte drie-slag schiet in de geseculariseerde Nederlandse situatie echter tekort. Daarom ontwikkelde Van Uden een nieuw meetinstrument, de Receptiviteitsschaal. Die houdt rekening met een meer onper-soonlijke God en met het gegeven dat mensen niet altijd direct gericht zijn op probleemoplossing, met of zonder God. Van Uden: “Het gaat vooral om openstaan voor oplossingen die zich aandienen. Je kent dat oude Beatlesliedje: When I find myself in times of trouble, mother Mary comes to me. Speaking words of wisdom: let it be. Die let it be stijl houdt in dat je er vertrouwen in hebt dat er in moeilijke tijden altijd wel weer een oplossing zal komen. Kenmerkend is een hou-ding van vertrouwen, die past bij een religieuze copingstijl, maar zonder voortdurend een beroep te doen op interventie door een per-soonlijke god. Deze stijl van met problemen omgaan past meer bij de Nederlandse cultuur.”

laPPenDeKen Wie te horen krijgt dat hij long-kanker heeft, heeft 85 procent kans om binnen vijf jaar te sterven. Welke religieuze copingstijlen hanteren zulke patiënten? Dat onderzoekt promovendus Sjaak Körver. “Ik heb altijd veel belang-stelling gehad voor de verbinding tussen theologie en psychologie en voor de relatie tussen geloof en

De kunst is om het onvermijdelijke te leren accepteren

26 Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 29: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

gezondheid”, vertelt de Tilburgse onderzoeker. “Dit promotieon-derzoek is een langgekoesterde droom van mij.” Na zijn studie theologie werkte Körver bijna 20 jaar als geestelijke verzorger in ziekenhuizen en als supervisor van de opleiding van pastors in het postacademisch onderwijs. “Daarbij viel me op dat mensen in een crisissituatie vaak een geheel eigen mix van religi-euze bronnen aanboorden. Ze maken hun eigen verhaal, met wat ze horen in de kerk, maar ook wat ze halen uit verhalen van anderen, van tv of kranten, internet, de Libelle… Je ziet een lappendeken van geloofsovertuigingen. Mensen plukken links en rechts bruikbare elementen bij elkaar. Het uitvoe-ren van magische rituelen scoort daarbij hoog.” Via longartsen in twaalf Brabantse en Limburgse zieken-huizen zette Körver vragenlijsten uit. Er kwamen er zo’n 250 inge-vuld terug. Vrijwel alle respon-denten hadden een katholieke achtergrond. Ze waren gemiddeld 65 jaar oud, overwegend laag opge-leid - longkanker is a poor man’s disease. Minder dan 20 procent noemt zich nog kerkelijk betrok-ken. Interessant genoeg levert dat een zeer gedifferentieerd beeld op.

Körver bracht een vierdeling aan in de manier waarop ze religieus omgaan met hun ziekte. Een eerste belangrijke groep betreft de ‘katholieke volksdevotie’, zich uitend in bijvoorbeeld kaarsjes opsteken, Mariaverering en bezoeken aan de kapel van Peerke

Donders. Zo sprak Körver een oudere boer die vier heiligenbeel-den op de kast had staan, die hij in zijn avondgebed voor het slapen gaan altijd een voor een aansprak. Een tweede groep volgt moderne spirituele praktijken, zoals medi-teren en het oprichten van een altaartje of heilige plek in eigen huis, bijvoorbeeld met een foto van een dierbare overledene, een rozenkrans, een heiligenbeeldje dat iemand van grootmoeder heeft gekregen, met een wierookbrander en een bos bloemen erbij. Een derde groep streeft naar een natuurlijke levensstijl, maakt lange wandelingen in de natuur,

eet misschien macrobiotisch en zoekt aldus verband met de grote omringende kosmos, om zo het verstoorde bestaansevenwicht te herstellen. Karakteristiek voor de vierde groep is de behoefte aan verbondenheid met een diepere omringende werkelijkheid om je leven op te baseren. Het idee is dat er ‘iets meer’ moet zijn dan fami-lie, vrienden en dagelijks werk om je leven een diepere zin te geven.

Magie“In werkelijkheid loopt het wat meer door elkaar,” licht Körver toe. “Je ziet katholieke en hindoe-staanse beeldjes soms gebroeder-lijk naast elkaar op het huisaltaar staan. Mensen gebruiken geloof, magie en spiritualiteit op veel verschillende manieren. En dat

terwijl geestelijke verzorgers vaak nog van een vrij strak geloofsbeeld uitgaan. Magie heeft in de weten-schap een negatieve klank, maar magie is de oudere zuster van de religie. Als mensen moeite hebben om greep te houden op de werke-lijkheid, nemen ze hun toevlucht tot magie als controle-instrument. En uiteindelijk heeft elk kerkelijk ritueel iets magisch en iets spiri-tueels.”

Op het eerste gezicht ziet Körver geen duidelijke verbanden tussen persoonskenmerken en indeling van de vier genoemde copingstij-len. Opmerkelijk is wèl dat long-

kankerpatiënten als groep niet depressiever of angstiger zijn dan de normale bevolking, ongeacht welke copingstijl ze aanhangen. Körver: “Dat heeft mij heel erg verrast. Een kleine 30 procent is bovengemiddeld angstig of depressief, maar dat geldt voor de samenleving als geheel ook. In interviews viel mij steeds weer op hoe nuchter de meeste mensen met deze geweldige confrontatie omgaan. Je kunt wel op je kop gaan staan, maar daar verander je niks mee, lijken ze te denken. Hoe hopelozer de situatie, hoe krachti-ger de bronnen blijken te zijn die mensen onder zulke omstandighe-den in zichzelf weten aan te boren”

Marion de Boo

Je ziet katholieke en hindoestaanse beeldjes soms gebroederlijk naast elkaar op het huisaltaar staan

27Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 30: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

Iedere culturele en religieuze traditie voegt een laag toeNaam: Logan SparksFunctie: OnderzoekerInstituut: Instituut voor Rituele en Liturgische Studies; project Holy GroundOnderzoek: Religieuze hybriditeit en gedeelde bedevaart

ONDERZOEkSPORTRET

“Niet ver van de Mediterrane kust, vlakbij de Turkse stad Selçuk, bevindt zich de oude stad Efeze. Ooit, in de eerste eeuw voor Christus, was dit de tweede grootste stad van het Romeinse Rijk. Efeze was beroemd om zijn Tempel van Artemis, een van de zeven wereld-wonderen. Door de rijke geschiedenis zijn er Griekse en Turkse, christelijke en islamitische overblijfselen te vinden in Efeze, zoals het Huis van de Maagd Maria, of Meryem Ana Evi in het Turks.

Mijn onderzoek begint bij Meryem Ana Evi. Ik ben geïnteresseerd in de religieuze hybriditeit van deze plek, omdat deze gedeeld wordt door pelgrims met ver-schillende religieuze en culturele achtergronden. Hoe vindt gedeelde bedevaart plaats? En waarom? Hoe ver-eren mensen een religieuze figuur als de Maagd Maria, als ze daar verschillende opvattingen over hebben?

In het verleden heb ik al andere gedeelde bede-vaartsoorden onderzocht, zoals de graftombe van de Perzische soefidichter Rumi in Konya (Turkije). Hier zien we een zeer interessante mengelmoes van men-sen, moslims en christenen, maar ook toeristen met een vage religieuze identiteit die geïnteresseerd zijn in Rumi omdat popster Madonna zijn gedichten in haar nummers gebruikte. Ik deed onderzoek naar de multi-ritualisering van heilige plekken door middel van etno-grafisch, kwalitatief veldwerk.

Het doel van mijn onderzoek was om het typische beeld van religie dat door de media wordt geschetst, te verruimen. De media leggen de nadruk op conflicten en verschillen tussen mensen. Er wordt een eenzijdig beeld van religie gecommuniceerd, alsof religie iets

puurs en ongemengds zou zijn. Maar als we alleen naar de frictiepunten kijken, zien we het grijze gebied over het hoofd dat gevonden kan worden op plekken als het Huis van de Maagd Maria. In plaats van de nadruk op de verschillen te leggen, kan beter gekeken worden naar de historische feiten en factoren buiten de religieuze rituelen. Dan blijken grenzen tussen religies ineens veel toevalliger te zijn. Dan kan een dergelijk gedeeld bede-vaartsoord beschouwd worden als een collage. Iedere cul-turele en religieuze traditie voegt een laag toe. En iedere persoon, of pelgrim, voegt zijn of haar perspectief aan deze collage toe. In mijn onderzoeksproject draait het voornamelijk om twee concepten, namelijk de rol van de verbeelding en de rol van etiquette. Er is verbeelding voor nodig om de plek van een heilige figuur zoals de Maagd Maria te kunnen delen. Dat dit mogelijk is, komt door een zekere elasti-citeit van symboliek bij het bepalen van de afkomst van beelden. Op die manier kan de Griekse godin Artemis verbonden worden met Maria uit de Bijbel, en met Maryem uit de Koran.

Bovendien moeten er bepaalde gedragscodes of regels gelden om een heilige plek te delen. In de islamitische cultuur wordt gastvrijheid als een zeer belangrijke waar-de gezien. Aan de ene kant mag een gast nooit gewei-gerd worden, maar aan de andere kant mag de gast niet langer dan drie dagen gebruikmaken van die gastvrij-heid. Bijvoorbeeld: toen ik veldwerk deed in een Grieks-orthodoxe kerk in Istanbul kwam een moslimvrouw met een hoofddoek de kerk binnen met haar dochter. Ze zei tegen de Griekse toezichthouder ‘Ik ben een gast’ en hij knikte bevestigend.” [Meike Oosterwijk]

28 Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 31: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

‘Het wassen van andermans voeten is ook een rituele handeling’Naam: Martijn de RuijterFunctie: PromovendusFaculteit: Faculteit der Geesteswetenschappen, Departement CultuurwetenschappenOnderzoek: De rituele repertoires van ouderen in verzorgings- of verpleeghuizen

ONDERZOEkSPORTRET

“Of ze het wassen van de voeten van een bewoonster, een cliënte, als een rituele handeling beschouwde? Dat vroeg ik aan een verpleegster in het verzorgingshuis waar ik onderzoek doe. Nee, antwoordde ze. Ze deed gewoon haar werk. Ze waste één van de vele voeten, die ’s ochtends volgens de quota moesten worden gehaald.

In mijn proefschrift onderzoek ik hoe de rituele reper-toires van ouderen veranderen als ze in een verzor-gings- of verpleeghuis terechtkomen. Wat ik hoop aan te tonen, is dat rituelen ook in de laatste levensfase van groot belang zijn. Daarmee kan in de zorg veel worden gewonnen. Want als we het wassen van voeten louter op een cijfermatige wijze behandelen, dan staat de zorg, in de zin van bezorgdheid en medemenselijkheid, op het spel.

Rituelen fascineerden me al tijdens mijn studie theolo-gie. Iedereen heeft een heel repertoire aan rituelen; van het vieren van je verjaardag, carnaval, het aansteken van een kaarsje, tot het bezoeken van een kerkmis. Maar als iemand in een verzorgingshuis terecht komt, verandert dat repertoire. De locatie bepaalt dan hoe de rituelen vorm krijgen. Zo kan het aansteken van een kaarsje op de eigen kamer verboden zijn, vanwege de veiligheidsvoorschriften. Dat soort veranderingen beschrijf en analyseer ik, om zo de impact op de men-sen zelf in kaart te kunnen brengen.

Voor mijn onderzoek heb ik een jaar als vrijwilliger in twee verschillende zorginstellingen meegelopen. Ik heb een logboek bijgehouden met observaties en aan-tekeningen. Daarin breng ik nu structuur ik aan, om

in een volgende fase van mijn onderzoek de bewoners doelgerichter te kunnen interviewen. Het eerste opviel, is de beklemming die ik op de locaties ervoer. Het is een wringend gevoel. Ik kon pas weer adem halen, als ik buiten stond. Die beklemming heeft te maken met de vrijheid. Jij en ik kunnen even naar de supermarkt of naar de kapper. Maar die ruimte bestaat voor de bewoners van zorginstellingen niet. Hun leven wordt gereduceerd tot een heel klein stukje van wat het is geweest.

De bewoners weten zelf ook dat ze letterlijk naar de rand van de samenleving zijn geschoven. De instel-lingen krijgen geld om voor hen te zorgen. Maar die zorg heeft weinig te maken met het feit dat de samen-leving zich werkelijk om hen bekommert. Hoe vaak heb ik niet meegemaakt dat ik door de bewoners werd bedankt, omdat ik ze een beetje persoonlijke aandacht gaf?

Als je het over zingeving in de 21e eeuw hebt, dan laat mijn onderzoek zien dat de manier waarop er met deze mensen om wordt gegaan, veranderd is. Tegenwoordig moet alles kwantificeerbaar worden gemaakt. Vijftig jaar geleden werden iemands voeten gewassen omdat die vies waren. Nu moet er aan quota’s worden voldaan. Door de toename aan cijfers, dreigt er een afname aan persoonlijke aandacht. Met meer aandacht voor rituelen valt er dan veel te winnen. Het wassen van andermans voeten is bij uitstek ook een rituele hande-ling; symbolisch voor intieme zorg, bezorgdheid en medemenselijkheid. Dat kan in cijfers moeilijk worden gerealiseerd.” [Meike Oosterwijk]

29Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 32: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

Bidcursus biedt steun aan psychiatrische patiënten

Zorg voor de naaste in jodendom, christendom en islam

Eerste christelijke polemiek met de islam

Chronisch psychiatrische patiënten kunnen baat hebben bij het volgen van een bidcursus. Dat blijkt uit promotieonder-zoek van Peter de Rijk. De theoloog en geestelijk verzorger ontwikkelde de bidcursus zelf naar aanleiding van vragen van patiënten.

Geestelijk verzorgers krijgen van chronisch psychia-trische patiënten regelmatig de vraag hoe ze kunnen bidden en wat ze daarvan kunnen verwachten. In de hui-dige, grotendeels seculiere samenleving is het voor veel mensen niet meer zo duidelijk hoe je kunt bidden.Om deze hulpvragen beter tegemoet te kunnen treden, ontwikkelde theoloog en geestelijk verzorger Peter de Rijk de cursus ‘Bidden: hoe doe je dat?’ In negen bijeen-

De zorg voor de naaste is een wezenlijk aspect van de abrahamitische religies. De God van aartsvader Abraham roept zijn volgelingen – joden, christenen en islamieten – op om te zien naar de mens in nood, zowel in eigen kring als daarbuiten. Deze bundel laat zien welke woorden die religies daarvoor gebruiken. Aan de hand van één trefwoord beschrijven de auteurs de soci-ale zorg in de eigen traditie. Ook laat de bundel zien hoe

Tot de eerste grote christelijke woordvoerders in het debat tussen christenen en moslims behoren johannes van Damascus (± 675-750) en zijn jongere tijdgenoot Theodorus Abu- Qurra. Zij schreven een serie aanspre-kende, merendeels in dialoogvorm gecomponeerde, korte geschriften waarin islam en christendom tegen-over elkaar worden geplaatst. De teksten staan in het teken van de controverse, maar ontstonden in een tijd waarin de betrekkingen tussen christenen en moslims eigenlijk niet onder grote spanning stonden. Deze con-

komsten verkennen de deelnemers van deze cursus het bidden en ontwikkelen ze een manier om te bidden die bij hen past. De cursus is niet aan een specifieke religie gebonden, maar gaat ervan uit dat bidden communice-ren is met een goddelijk iets of iemand. Het doel van de cursus is dat patiënten hun religie beter benutten voor het welbevinden en herstel.De deelnemers bleken na afloop beter kunnen bidden en daar meer tevreden over zijn. Ze vinden bovendien niet alleen meer steun in hun geloof, maar zoeken ook minder steun bij anderen.

Proefschrift: ‘Bidden in de GGZ. Ontwikkeling en evalu-atie van een cursus ‘bidden’ als interventie in de geestelijke gezondheidszorg’. Uitgeverij Eburon.

die woorden doorwerken in de organisatie van de zorg, het handelen van de gelovigen, en de zorgzame opstel-ling in de samenleving.

‘Chesed, caritas, diaconie, zakaat. ‘Zorg voor de naaste’ in jodendom, christendom en islam’. Door Erik Sengers (VU Amsterdam), Bart Koet (Tilburg University) (red.). Delft: Uitgeverij Eburon, 2010.

troverse is een boeiende interreligieuze woordenstrijd op ongeëvenaard niveau. Ze is vertaald en toegelicht door Marcel Poorthuis, hoogleraar Interreligieuze dialoog, en Michiel Op de Coul, classicus, gastonder-zoeker en verbonden aan het Centrum voor Patristisch Onderzoek van de Tilburg School of Theology.

‘Johannes van Damascus & Theodorus Abu- Qurra - De eerste christelijke polemiek met de islam’. Zoetermeer: Uitgeverij Meinema, 2011.

PublicaTies

30 Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 33: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

De morele bedrading van

robotskunnen computers of robots straks alles wat een mens ook kan: zelf denken, meevoelen,

leren, belangrijke beslissingen nemen? Zeker weten, zegt de informaticus. Misschien, zegt

de filosoof. Hoe dan ook: het is hoog tijd voor ethische en juridische regels voor robots.

Herik behoorde tot de eersten – en in die tijd tot de weinigen – die er heilig van overtuigd was dat het zou kunnen.Competitief als hij was, ontwik-kelde hij met een team een pro-gramma dat drie keer meedeed aan de wereldkampioenschappen computerschaak en ging hij graag de strijd aan over de toekomstige speelsterkte met sceptici. Van den Herik: “In 1979 sloot ik met schaker Hans Böhm drie wedden-schappen af, waarvoor we steeds 500 gulden inlegden. Ik beweerde dat er in 1990 een computer zou zijn die een zogeheten Elo-rating kon halen van 2600 – dat wil zeggen: op grootmeesterniveau speelt. In 1995 zou de beste com-puter zelfs een Elo-rating van 2650 halen, en in het jaar 2000 zou er een schaakcomputer zijn die de wereldkampioen versloeg. Afijn, de eerste weddenschap in 1990 verloor ik. In ‘95 haalde een schaakcomputer een rating van 2633: dus strikt genomen verloor ik weer, maar iedereen was het er over eens dat ik de morele overwinnaar was, omdat die score toch alle verwachtingen te boven ging. En in 1997 won Deep Blue van Kasparov, en daarmee won ik de beslissende weddenschap van Böhm.”

Techniekfilosoof Bibi van den Berg, als onderzoeker verbonden aan het Tilburg Institute for Law, Technology and Society (TILT), behoort zeker niet tot de groep van gezworen sceptici zoals Böhm. Zij

pen voor studenten. Maar hij ont-moette daar zo veel topschakers, dat hij besefte dat hij nooit echt de beste zou worden -– “competitie zit in m’n DNA,” bekent hij. Dus besloot hij zich weer op z’n studie wiskunde te storten.Nu diende zich in dat vakgebied juist in die tijd een nieuwe specia-lisatie aan: kunstmatige intelligen-tie. Baanbrekende ontwikkelingen op het gebied van informatica prikkelden de fantasie van vele wetenschappers, waaronder die van de jonge Jaap van den Herik: computers en robots zouden wel eens slimmer kunnen worden dan mensen. Een interessante test-case was snel gevonden: konden wetenschappers een computer ontwikkelen die een schaakgroot-meester kon verslaan? Van den

Torens, paarden en pionnen: de decoraties in de werkkamer van Jaap van den Herik verraden met-een wat de hoogleraar Informatica aan Tilburg center for Cognition and Communication (TiCC) bij de Tilburg School of Humanities in zijn vrije tijd graag deed. In

zijn studententijd in de jaren ’60 schaakte Van den Herik op hoog niveau, zo vertelt hij enthousiast en niet zonder trots. Hij deed zelfs mee aan de wereldkampioenschap-

een computer is niet vatbaar voor zielige praatjes of vleierijen, dus is zijn oordeel eerlijker

31Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 34: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

volgt de voortgang van de kunst-matige intelligentie en robotica met belangstelling en bewonde-ring. Toch wil zij de overwinnings-roes van Van den Herik graag enigszins temperen. “Natuurlijk, het is knap dat een computer van een grootmeester kan winnen met schaken. Maar het aanvankelijke idee van de kunstmatige intelligen-tie was veel bombastischer: tegen het jaar 2000, zo dacht men in de jaren ’50, zouden robots in alle opzichten slimmer en beter zijn dan mensen. Dat is bij lange na niet gehaald.” “Wat computers feitelijk doen,” legt Van den Berg uit, “is rekenen met enen en nullen. Daar zijn ze buitengewoon goed in. Vandaar ook het succes met schaken, want daarbij draait het in feite om het doorrekenen van mogelijkheden. Maar rekenen is natuurlijk maar één aspect van onze intelligentie. Zodra wetenschappers computers dingen wilden laten doen die niet eens zo ingewikkeld of intelligent leken, ging het mis. Bewegen, lopen, een eenvoudig gesprek voeren. Dat lukte niet. Hoe knap veel toepassingen ook lijken, wel-beschouwd staat de robotica nog in de kinderschoenen. Real world knowledge is heel moeilijk uit te leggen aan een machine. Want je moet allerlei impliciete kennis expliciet gaan maken. Daar lopen robotmakers voortdurend tegen aan. We kunnen een robot niet eens uitleggen wat het verschil

is tussen de vloer en een muur, en dat je eerst de deur open moet doen als je de kamer uitwil. Dan kun je wel winnen van een schaak-grootmeester. Maar als je niet eens zelfstandig door een ruimte kunt lopen, waar hebben we het dan over?”Natuurlijk, zo voegt zij daar aan toe, de kunstmatige intelligentie boekt nog steeds vooruitgang – volgens Van den Berg met name in militaire toepassingen. “Het is indrukwekkend en ook wel beangstigend als je ziet op welke wijze de VS robotverkenners inzet in Afghanistan. Maar die zijn niet ‘slim’ in de zin dat ze zelf na kun-nen denken – ze zijn gemodelleerd naar een dierlijke intelligentie. Dat blijkt heel succesvol. Maar de doe-len die de kunstmatige intelligen-tie zich oorspronkelijk stelde – het veruitwendigen van menselijke intelligentie, zelfs het loskomen van ons sterfelijke lichaam – zijn

steeds verder en verder naar bene-den bijgesteld. Daar is helemaal niemand meer mee bezig. Waarom zou je ook? Door die hele exercitie hebben we zo veel ontzag gekregen voor hoe dat hele knappe brein van onszelf in elkaar zit, dat je je kunt afvragen of het eigenlijk nodig is om dat na te gaan maken.”

Jaap van den Herik laat zich echter niet zo makkelijk schaakmat zet-ten. Volgens hem is het wel dege-lijk nodig om het menselijke brein na te maken – of beter gezegd: om kunstmatige intelligentie dusdanig te verbeteren dat het de menselijke capaciteiten overtreft. “Computers maken minder fou-ten dan mensen. Je kunt dus veel beter naar een computer luisteren dan naar een mens,” aldus Van den Herik. De schaakcomputer was in feite een vingeroefening in de kunst-matige intelligentie: Van den Herik voorziet toepassingen met een veel diepere maatschappelijke impact. “Ik heb me in mijn loop-baan met diverse toepassingen beziggehouden. Bijvoorbeeld met de vraag: kunnen computers recht-spreken? Kan een computer een auditingrapport voor een bedrijf schrijven? En zelfs: kan een computer een beslissing nemen

op het gebied van euthanasie? Ik denk in al die gevallen: waarom niet? Rechters, auditors en art-sen maken afwegingen op basis van informatie die je ook in een computer kunt programmeren. Alleen kan de computer veel beter alle mogelijkheden doorrekenen. Bovendien is een computer niet

Waarom zou een zekere mate van empathie niet geprogrammeerd kunnen worden?

We moeten voorbereid zijn op de mogelijkheid van zelfstandig denkende en voelende robots

32 Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1

Page 35: Tilburg University Tilburg Research 2011 Vol 8 No 1 NL

vatbaar voor bijvoorbeeld zielige praatjes of vleierijen, dus zal zijn oordeel eerlijker zijn.”Op de tegenwerping van Van den Berg – dat intelligentie méér is dan domme rekenkracht – is Van den Herik voorbereid. Natuurlijk, zegt hij, er bestaat zoiets als gut feeling, intuïtie. Ervaring. En, ook niet onbelangrijk voor bijvoorbeeld rechters of artsen: inlevingsver-mogen, empathie, een moreel kompas. Van den Herik: “Maar waarom zouden die zaken niet in te programmeren zijn? Neem intuïtie. Intuïtie is ook kennis. Kennis die we door ervaring heb-ben opgeslagen in ons onbewuste of onderbewuste. We hebben daar op bepaalde momenten toegang toe, zonder dat we weten hoe. Maar al die kennis is prima in een computer te programmeren. Dat gebeurt al. We kunnen zogeheten heuristieken programmeren, ofwel ervaringsregels. En we kunnen computers maken met zelflerend vermogen. Of neem empathie: dat draait ook om argumenten. Je kunt argumenten geven waarom je met een dader mee kan voelen. Waarom zou een zekere mate van empathie niet geprogrammeerd kunnen worden? Sterker nog: ik zeg je dat het gaat gebeuren.”

Bibi van den Berg is niet over-tuigd. “Je hebt mensen die meteen roepen dat het onmogelijk is, je hebt mensen zoals Jaap van den Herik die zeggen: geef ons een

paar jaar en we doen het. En ik zeg: the jury’s out. Het zal moeten blijken. In elk geval is het te sim-pel om te zeggen: ‘Wat is mora-liteit? We slaan er Kant op na en lezen: dat is de regels volgen. Nou, dat kunnen we wel implemen-teren! Je stelt wat regels op voor de computer, en klaar.’ De echte wereld is daar veel te fuzzy voor. Computer- en robotbouwers erken-nen dat ook, en lopen er voortdu-rend tegenaan: de werkelijkheid zit toch steeds wat complexer in elkaar.”Over één ding zijn Van den Berg en Van den Herik het desalniet-temin roerend eens: we moeten in ieder geval voorbereid zijn op de mogelijkheid van zelfstandig den-kende en voelende robots. Want er wordt serieus aan gewerkt, en als ze er komen, stelt dat onze samen-leving voor serieuze ethische en juridische dilemma’s. Want wie is verantwoordelijk voor het gedrag van een autonoom handelende robot? Het probleem, zo legt Van den Berg uit, is dat robots dusda-nig complexe systemen zijn dat zij nooit één maker hebben, maar ver-schillende teams van makers, wat het vaak lastig zo niet onmogelijk zal maken een verantwoordelijke aan te wijzen. Daarbij wijst Van den Herik nog eens op het zelf-lerende vermogen van moderne robots. “Daardoor zitten er dingen in, die de maker er niet in gestopt heeft. Als ik een potje schaak van jou verlies, kan ik dat jouw vader

toch ook niet kwalijk nemen?”Op één of andere manier zullen complexe computers en robots dus een aparte juridische status moeten krijgen. Maar daar aan voorafgaand zal ook goed nage-dacht moeten worden over de morele bedrading van robots. Dat staat, benadrukt Van den Berg, geheel los van de meer filosofi-sche vraag of robots ook werkelijk morele wezens kunnen zijn. “Het gaat erom dat robots op een of andere manier snappen dat wij bepaalde sociale codes hebben, en dat ze zich daar naar voegen. Wat voor ideeën ze daar bij heb-ben, of ze daar ideeën bij hebben – who cares? Uiteindelijk vind ik de vraag niet zo interessant of een robot echt empathisch of moreel kan zijn. Dat kunnen we toch nooit weten. Mij dondert het niet of een robot dezelfde morele intuïties heeft als ik. Zolang een robot in een oorlogssituatie maar een onderscheid kan maken tus-sen een vijand en een onschuldige burger, dan vind ik het prima.”

Anton de Wit

het gaat erom dat robots snappen dat wij bepaalde sociale codes hebben

33Tilburg Research - 2011, volume 8, nummer 1