Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b:...

63
ONTWERP PARTIELE HERZIENING PROVINCIALE OMGEVINGSVERORDENING 2012

Transcript of Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b:...

Page 1: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

ONTWERP PARTIELE HERZIENING PROVINCIALE

OMGEVINGSVERORDENING 2012

Page 2: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

2

Aanleiding Zoals bij brief van 23 juni 2011 aan Provinciale Staten is meegedeeld, dient de Omgevingsverordening op onderdelen te worden herzien. Het gaat daarbij om vergroting van de doelmatigheid van de verordening, de (nog niet in werking getreden) reparatie van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de introductie van de SER-ladder en afstemming op regionaal niveau bij de planvorming voor nieuwe woningbouwlocaties. Voorts vindt er door middel van de herziening aanpassing plaats van de milieubeschermingsgebieden, de begrenzing van de EHS en de Landschapswaarden en de reserveringszones voor (energie-)infrastructuur. Ook is er een regeling opgenomen die voorziet in de bescherming van diepe waterplassen. In onderstaand overzicht is in de linkerkolom het met de voorgenomen herziening beoogde doel weergegeven zoals dat verwoord is in de brief aan Provinciale Staten, in de rechterkolom is aangegeven waarin dat nu heeft geresulteerd.

Doel als verwoord in brief d.d. 23 juni 2011:

Heeft geresulteerd in:

a. Vergroting van de doelmatigheid van de Omgevingsverordening

aanpassing van artikel 4.9, het laten vervallen van artikel 4.6, aanpassing van artikel 4.17, artikel 4.30 en artikel 4.40

b. Afstemming ontheffingsstelsel op de reparatie van de Wro

aanpassing van artikel 1.2, artikel 4.4, artikel 4.10, artikel 4.19a, artikel 4.27, artikel 4.31/4.32, en artikel 4.48/4.49

c. Introductie van de SER-ladder en afstemming op regionaal niveau bij de planvorming voor nieuwe woningbouwlocaties

aanpassing van artikel 4.7 en artikel 4.20

d. Aanpassing van de milieubeschermingsgebieden

schrappen bijlage 5, kaart 2g (titel 2.6 en artikel 4.12) (Milieubeschermingsgebieden Haren)

e. Bescherming van het waardevolle verkavelingspatroon bij Middelstum en nabij Appingedam en Delfzijl;

geen actie, in afwachting van de voorgenomen evaluatie van de werking van de RAK.

f. Aanpassing van de begrenzing van de EHS;

aanpassing bijlage 10, kaart 4

g. Bescherming van de diepe plassen

toevoeging nieuwe bepaling art. 4.22 en toevoeging lid l aan art. 4.51

In de brief aan Provinciale Staten wordt voorts melding gemaakt van onderzoek naar: ◘ de aanduiding 'concentratiegebied glastuinbouw' voor zover die ingevolge bijlage 11, kaart 5b, van toepassing is op het gebied tussen de A7 en het Achterdiep te Sappemeer-Noord. Gebleken is dat de veronderstelling van de gemeente Hoogezand-Sappemeer dat deze aanduiding andere ontwikkelingen binnen het gebied in de weg staat, op een misverstand berust. Aanpassing van de kaart is daarom niet nodig. ◘ de mogelijkheid artikel 4.21 (Duisternis en Stilte) te laten vervallen, indien er met de agrarische sector en de 'stallenbouwers' afspraken kunnen worden gemaakt over het voorkomen van hinderlijke lichtemissie. Eind 2012 zal blijken of deze afspraken gemaakt kunnen worden. Aanpassing van de bepaling is nu voorbarig.

Page 3: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

3

◘ de mogelijkheid om de oevers van de Drentsche Aa als milieubeschermingsgebied voor grondwater, aan te wijzen. Inmiddels is gebleken dat het vereiste onderzoektraject nog zoveel tijd vergt, dat dit niet bij deze herziening wordt meegenomen. In dit document zijn voorstellen opgenomen om de Omgevingsverordening op een aantal onderdelen te wijzigen. De voorstellen tot herziening van de Omgevingsverordening zijn inmiddels op ambtelijk niveau besproken tijdens een centrale bijeenkomst in het provinciehuis en in regiobijeenkomsten op de gemeentehuizen van de gemeenten Zuidhorn, Veendam en Eemsmond. Daarnaast heeft op bestuurlijk niveau - in VGG-verband - overleg plaatsgevonden met de portefeuillehouders Ruimtelijke Ordening en Wonen & Milieu en Mobiliteit in de provincie Groningen. Tevens is overleg gevoerd met vertegenwoordigers van Natuur- en Milieufederatie Groningen, Stichting het Groninger Landschap en LTO-Noord. De resultaten van dit overleg zijn weergegeven in de ‘Reactienota’. Het document is als volgt opgebouwd. Allereerst wordt het huidige artikel grijs gemarkeerd weergegeven. Vervolgens wordt het voorgestelde gewijzigde artikel weergegeven. In dit voorstel zijn de wijzigingen ten opzichte van het huidige artikel vetgedrukt weergegeven. Tot slot wordt een toelichting gegeven op de voorgestelde wijzigingen. Indien sprake is van een wijziging van een kaartbijlage en niet van het bijbehorende artikel dan is ook het ongewijzigde artikel in dit document opgenomen. In de toelichting op het artikel wordt dit aangegeven. De gewijzigde kaartbijlagen maken onderdeel uit van de 'Ontwerp Partiële herziening provinciale omgevingsverordening 2012’. Indien sprake is van een wijziging van een artikel en niet van de bijbehorende kaarbijlage, dan wordt dit in de toelichting benoemd. In dit document wordt naar een aantal bijlagen verwezen. Het betreffen hier de volgende bijlagen: - bijlage 1a: Bestuursovereenkomst vergroting van bestaande agrarische bouwpercelen - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst vergroting van bestaande agrarische bouwpercelen gemeenten in het Westerkwartier - bijlage 1d: Bestuursovereenkomst vergroting van bestaande agrarische bouwpercelen gemeente Slochteren - bijlage 2: Bestuursovereenkomst opslag van mest en veevoer buiten agrarisch bouwpercelen - bijlage 3: Nadere regels omtrent verbouw karakteristieke gebouwen en voormalige bedrijfsgebouwen - bijlage 4: Overzicht doorgevoerde wijzigingen bijlage 10, kaart 4 Natuur - bijlage 5a: Overzicht doorgevoerde wijzigingen bijlage 12, kaart 6a Landschapswaarden - bijlage 5b: Overzicht doorgevoerde wijzigingen bijlage 12, kaart 6a Landschapswaarden

Page 4: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

4

A. Afwijking en ontheffingen Huidig artikel 1.2: Artikel 1.2 Bevoegdheid 1. Voor zover in het betreffende artikel niet anders is bepaald, is het daartoe bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen bevoegd gezag bevoegd om ontheffing van de regels van deze verordening te verlenen. In alle andere gevallen zijn Gedeputeerde Staten hiertoe bevoegd. 2. In het besluit van Gedeputeerde Staten wordt vermeld van welke regels van deze verordening ontheffing wordt verleend. Gewijzigd artikel 1.2: Artikel 1.2 Afwijking en ontheffing 1. Voor zover in het betreffende artikel niet anders is bepaald, is het daartoe bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen bevoegd gezag bevoegd ontheffing te verlenen of af te wijken van de regels van deze verordening. In alle andere gevallen zijn Gedeputeerde Staten hiertoe bevoegd. 2. In een besluit van Gedeputeerde Staten tot het nemen van een beschikking op een aanvraag tot ontheffing wordt vermeld van welke regels van deze verordening ontheffing wordt verleend. Toelichting op artikel 1.2: De formulering van artikel 1.2 is afgestemd op de bepalingen uit de Wabo.

Page 5: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

5

B. Milieubeschermingsgebieden Artikel 2.1: Artikel 2.1 Begripsbepalingen In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a. gesloten stortplaats: gesloten stortplaats als bedoeld in artikel 8.47, eerste lid, van de Wet milieubeheer; b. grondwateronttrekker: houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2 van de Verordening op het instellen en invorderen van de grondwaterheffing van de provincie Groningen; c. milieubeschermingsgebied: de in bijlage 5 aangeduide gebieden; d. nazorgvoorzieningen: voorzieningen ter bescherming van het milieu, bedoeld in artikel 8.49, eerste en tweede lid, van de Wet milieubeheer; e. provinciaal milieuprogramma: het provinciale milieuprogramma, bedoeld in artikel 4.14 van de Wet milieubeheer; f. werk: werk als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit. Titel 2.6:

Titel 2.6 Milieubeschermingsgebieden Artikel 2.9 Aanwijzing en begrenzing Milieubeschermingsgebieden zijn de gebieden die zijn aangegeven in bijlage 5. Gedeputeerde Staten stellen de grenzen van de gebieden nader vast. Artikel 2.10 Aanduiding milieubeschermingsgebied Gedeputeerde Staten of, indien het gebied is aangewezen ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning, de grondwateronttrekker dragen er zorg voor dat het milieubeschermingsgebied publiek zichtbaar wordt aangeduid door middel van borden, waarvan het model wordt vastgesteld door Gedeputeerde Staten. De in het eerste lid bedoelde borden worden op of nabij de grens van het gebied geplaatst langs alle openbare wegen en vaarwegen die tot het gebied toegang geven dan wel daaraan grenzen. Artikel 2.11 Verplichtingen 1. Ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten in een milieubeschermingsgebied het bijzondere belang met het oog waarop het gebied als beschermingsgebied is aangewezen, kan worden geschaad, is behoudens voor zover dat ingevolge deze verordening uitdrukkelijk is toegestaan verplicht dergelijk handelen achterwege te laten dan wel, indien dat achterwege laten redelijkerwijs niet kan worden gevergd, alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die schade te voorkomen, dan wel indien die schade zich voordoet, deze zoveel mogelijk te beperken en de gevolgen daarvan zo veel mogelijk te beperken en ongedaan te maken.

2. Het eerste lid is niet van toepassing: a. op handelingen verricht in inrichtingen waarvoor het in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gestelde verbod geldt; b. op de agrarische bedrijfsvoering in gebieden als bedoeld in artikel 1.2, vijfde lid, laatste volzin, van de Wet milieubeheer; c. voor zover artikel 9.2.1.2. of artikel 10.1 van de Wet milieubeheer of artikel 13 van de Wet bodembescherming van toepassing is. 3. Ontheffing van het eerste lid is niet mogelijk. Artikel 2.12 Toepasselijke regels 1. In een milieubeschermingsgebied gelden de in bijlage 6 omschreven regels voor zover deze

Page 6: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

6

regels in bijlage 5 voor dat gebied van toepassing zijn verklaard. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de agrarische bedrijfsvoering in gebieden als bedoeld in artikel 1.2, vijfde lid, laatste volzin, van de Wet milieubeheer. Artikel 2.13 Inrichtingen 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een inrichting verstaan een inrichting die behoort tot een categorie van inrichtingen die is aangewezen in bijlage 7. Voor zover in die bijlage bij een categorie van inrichtingen categorieën van gevallen zijn aangewezen, zijn het tweede tot en met het derde lid slechts in die gevallen van toepassing. 2. Indien het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verleent voor een inrichting die is of zal zijn gelegen in een milieubeschermingsgebied, worden aan de omgevingsvergunning in ieder geval de voorschriften verbonden waarvan de inhoud is aangegeven in bijlage 7, voor zover in die bijlage is aangegeven dat deze van toepassing zijn op de betreffende categorie van inrichtingen. 3. Het bevoegd gezag kan, voor zover dit is aangegeven in bijlage 7, afwijken van de beperkingen en voorschriften bedoeld in het tweede lid. 4. Ontheffing van het tweede lid is niet mogelijk.

1

Toelichting op artikel 2.1, lid c en titel 2.6: In bijlage 5, kaart 2g is het grondwaterbeschermingsgebied nabij Haren opgenomen. Het Waterbedrijf Groningen is gestopt met de drinkwaterwinning in het winveld Haren. De waterwinvergunning van het winveld Haren wordt ingetrokken. Daarom is het niet meer noodzakelijk om dit gebied met de daarbij behorende beperkingen te beschermen. Om deze reden vervalt kaart 2g. Het ongewijzigde artikel 2.1, lid c en titel 2.6 hebben betrekking op de gewijzigde bijlage 5 (Milieubeschermingsgebieden).

1 Artikel 2.13, vierde lid, nog niet in werking getreden zie pagina 30

of Provinciaal blad 2010, nr. 2.

Page 7: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

7

C. Begripsbepalingen Huidig artikel 4.1: Artikel 4.1 Begripsbepalingen In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a. agrarisch bedrijf: bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, houtteelt daaronder begrepen, of het houden van dieren; b. agrarisch bouwperceel: aaneengesloten stuk grond waarop bebouwing met een hoofdgebouw en bijbehorende gebouwen van een agrarisch bedrijf is toegestaan; c. bebouwing: één of meerdere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde; d. bedrijf: inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid; e. bedrijfswoning: woning die gezien ligging en functie bedoeld is voor de huisvesting van personen wier aanwezigheid gelet op de bestemming van een gebouw of een terrein noodzakelijk is; f. bedrijventerrein: cluster aaneengesloten percelen met een totale oppervlakte van ten minste één hectare in hoofdzaak ten behoeve van bedrijven en dienstverlening en de daarbij behorende voorzieningen; g. bestaand gebruik: gebruik van grond en bebouwing dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening bestond, met uitzondering van gebruik dat op dat tijdstip in strijd was met het geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan; h. bestaand stedelijk gebied: gebied, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 4.20; i. bestaande bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, met uitzondering van bebouwing die gebouwd is zonder bouw- of omgevingsvergunning en in strijd is met het op dat tijdstip geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan; j. biomassavergisting: het bedrijfsmatig produceren van duurzame energie door het bewerken van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (inclusief plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval; k. bos: vlakvormig element met bosbeplanting van minimaal één hectare; l. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; m. bouwwerk: constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die direct of indirect met de grond is verbonden dan wel direct of indirect steun vindt in of op de bodem; n. buitengebied: gebied, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 4.20; o. buurtwinkel: winkel die geheel of nagenoeg geheel uitsluitend de bewoners van een dorp of woonwijk waar de winkel is gevestigd, voorziet van dagelijkse behoeften; p. chalet: demontabel bouwwerk, ten behoeve van recreatief verblijf, bestaande uit hout of kunststof en zonder vaste verankering in de grond; q. delfstof: uit de aardkorst gewonnen nuttige stof waaronder fossiele brandstof, zout, zand, grind en klei; r. detailhandel: bedrijfsmatig te koop aanbieden en uitstallen van goederen met het oog op de verkoop van die goederen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; s. dienstverlening: inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet commerciële diensten; t. ecologische hoofdstructuur: gebieden, aangeduid op kaart 4 van bijlage 10; u. gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; v. gevaarlijk afval: afval, dat als zodanig is aangegeven in de Europese Afvalstoffenlijst (Eural); w. glastuinbouwbedrijf: agrarisch bedrijf waarbij de teelt van gewassen in een kas plaatsvindt onder gecontroleerde omstandigheden; x. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

Page 8: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

8

y. grootschalige detailhandel: detailhandel geheel of in hoofdzaak bestaande uit niet-volumineuze goederen met een bovenregionale functie en een vloeroppervlakte van minimaal 1500 m2 per vestiging; z. hoofdgebouw: gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; aa. houtsingel: met bomen en struiken begroeide strook langs een perceelafscheiding, waarbij de begroeiing zich niet bevindt op een aarden wal; bb. houtteelt: bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitende het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die hier in principe tijdelijk voor worden gebruikt en waarvoor ontheffing is verleend op grond van artikel 6, tweede lid, van de Boswet; cc. houtwal: door mensen opgeworpen langgerekte aarden wal met daarop aaneengesloten beplanting van verschillende houtsoorten en een onderbegroeiing; dd. intensieve veehouderij: agrarische bedrijfsvoering, zelfstandig of als neventak, gericht op het geheel of nagenoeg geheel in gebouwen houden van varkens, pluimvee, vleeskalveren en pelsdieren, met uitzondering van het biologisch houden van dieren overeenkomstig de Landbouwkwaliteitswet; ee. kantoor: inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten; ff. kantoorlocatie: perceel of cluster aaneengesloten percelen met een bruto oppervlakte van ten minste 1 hectare tenbehoeve van kantoren en de daarbij behorende voorzieningen; gg. landgoed: woongebouw in het buitengebied in combinatie met ten minste vijf hectare niet anders dan door water- of landwegen doorsneden aaneengesloten terrein waarvan ten minste 60% voor het publiek toegankelijk is; hh. landschappelijke waarden: essentiële elementen en kenmerken van landschappen, fysiek van aard, beschreven in bijlage 12; ii. mestvergistingsinstallatie: installatie voor het produceren van duurzame energie door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichts-procenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen, inclusief installaties voor opslag en bewerking van het biogas, en voor- tussen- en na opslag van mest; jj. monumentaal erf: erf dat vanwege cultuurhistorische of landschapstypologische kenmerken beeldbepalend of belangwekkend is; kk. natuurlijke waarden: biotische en abiotische waarden van een gebied; ll. nevenactiviteiten: aan de hoofdactiviteit ondergeschikte activiteiten die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen; mm. nieuw agrarisch bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens een geldend bestemmingsplan nog geen zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf is toegelaten; nn. nieuwbouwruimte: het maximale aantal woningen per gemeente dat mag worden gebouwd, inclusief vervangende nieuwbouw; oo. objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen: objecten zoals basisscholen en scholen voor bijzonder onderwijs, zorginstellingen, verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen, kinderdagopvang, aanleunwoningen bij zorginstellingen of bij bejaardenhuizen, sociale werkplaatsen, cellencomplex of daarmee gelijkgestelde inrichtingen; pp. permanente bewoning: gebruik van een recreatiewoning als feitelijk hoofdverblijf; qq. recreatiewoning: woonverblijf bestemd voor recreatief gebruik door gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben; rr. robuuste verbindingszone: gebieden, aangeduid op kaart 4 van bijlage 10; ss. volwaardig agrarisch bedrijf: duurzaam agrarisch bedrijf waarvan het aannemelijk is dat het aan ten minste één arbeidskracht volledige werkgelegenheid biedt of op termijn zal bieden; tt. waterbergingsgebied: berging wateroverlast, noodberging wateroverlast en zoekgebied noodberging aangeduid in bijlage 8; uu. windmolen: molen die door de wind aangedreven wordt anders dan een windturbine; vv. windturbine: door wind aangedreven molen die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit; ww. winkelvloeroppervlakte: de voor het publiek zichtbare en toegankelijke, al dan niet geheel overdekte winkelruimte ten behoeve van detailhandel; xx. woning: complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; yy. ziekenhuis: inrichting voor onderzoek,behandeling en verpleging van zieken met de daarbij behorende voorzieningen, met een bruto oppervlakte van tenminste 1 hectare;

Page 9: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

9

zz. zoekgebied robuuste verbindingszone: gebieden, aangeduid op kaart 4 van bijlage 10. Gewijzigd artikel 4.1: Artikel 4.1 Begripsbepalingen In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a. agrarisch bedrijf: bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, houtteelt daaronder begrepen, of het houden van dieren; b. agrarisch bouwperceel: aaneengesloten stuk grond waarop bebouwing met een hoofdgebouw en bijbehorende gebouwen van een agrarisch bedrijf is toegestaan; c. bebouwing: één of meerdere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde; d. bedrijf: inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid; e. bedrijfswoning: woning die gezien ligging en functie bedoeld is voor de huisvesting van personen wier aanwezigheid gelet op de bestemming van een gebouw of een terrein noodzakelijk is; f. bedrijventerrein: cluster aaneengesloten percelen met een totale oppervlakte van ten minste één hectare in hoofdzaak ten behoeve van bedrijven en dienstverlening en de daarbij behorende voorzieningen; g. bestaand gebruik: gebruik van grond en bebouwing dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening bestond, met uitzondering van gebruik dat op dat tijdstip in strijd was met het geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan; h. bestaand stedelijk gebied: gebied, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 4.20; i. bestaande bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, met uitzondering van bebouwing die gebouwd is zonder bouw- of omgevingsvergunning en in strijd is met het op dat tijdstip geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan; j. biomassavergisting: het bedrijfsmatig produceren van duurzame energie door het bewerken van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (inclusief plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval; k. bos: vlakvormig element met bosbeplanting van minimaal één hectare; l. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; m. bouwwerk: constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die direct of indirect met de grond is verbonden dan wel direct of indirect steun vindt in of op de bodem; n. buitengebied: gebied, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 4.20; o. buurtwinkel: winkel die geheel of nagenoeg geheel uitsluitend de bewoners van een dorp of woonwijk waar de winkel is gevestigd, voorziet van dagelijkse behoeften; p. chalet: demontabel bouwwerk, ten behoeve van recreatief verblijf, bestaande uit hout of kunststof en zonder vaste verankering in de grond; q. delfstof: uit de aardkorst gewonnen nuttige stof waaronder fossiele brandstof, zout, zand, grind en klei; r. detailhandel: bedrijfsmatig te koop aanbieden en uitstallen van goederen met het oog op de verkoop van die goederen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; s. dienstverlening: inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet commerciële diensten; t. ecologische hoofdstructuur: gebieden, aangeduid op kaart 4 van bijlage 10; u. gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; v. gevaarlijk afval: afval, dat als zodanig is aangegeven in de Europese Afvalstoffenlijst (Eural); w. glastuinbouwbedrijf: agrarisch bedrijf waarbij de teelt van gewassen in een kas plaatsvindt onder gecontroleerde omstandigheden; x. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het

Page 10: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

10

functioneren van het bedrijf; y. grootschalige detailhandel: detailhandel geheel of in hoofdzaak bestaande uit niet-volumineuze goederen met een bovenregionale functie en een vloeroppervlakte van minimaal 1500 m2 per vestiging; z. hoofdgebouw: gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; aa. houtsingel: met bomen en struiken begroeide strook langs een perceelafscheiding, waarbij de begroeiing zich niet bevindt op een aarden wal; bb. houtteelt: bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitende het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die hier in principe tijdelijk voor worden gebruikt en waarvoor ontheffing is verleend op grond van artikel 6, tweede lid, van de Boswet; cc. houtwal: door mensen opgeworpen langgerekte aarden wal met daarop aaneengesloten beplanting van verschillende houtsoorten en een onderbegroeiing; dd. intensieve veehouderij: agrarische bedrijfsvoering, zelfstandig of als neventak, gericht op het geheel of nagenoeg geheel in gebouwen houden van varkens, pluimvee, vleeskalveren en pelsdieren, met uitzondering van het biologisch houden van dieren overeenkomstig de Landbouwkwaliteitswet; ee. kantoor: inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten; ff. kantoorlocatie: perceel of cluster aaneengesloten percelen met een bruto oppervlakte van ten minste 1 hectare tenbehoeve van kantoren en de daarbij behorende voorzieningen; gg. landgoed: woongebouw in het buitengebied in combinatie met ten minste vijf hectare niet anders dan door water- of landwegen doorsneden aaneengesloten terrein waarvan ten minste 60% voor het publiek toegankelijk is; hh. landschappelijke waarden: essentiële elementen en kenmerken van landschappen, fysiek van aard, beschreven in bijlage 12; ii. mestvergistingsinstallatie: installatie voor het produceren van duurzame energie door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichts-procenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen, inclusief installaties voor opslag en bewerking van het biogas, en voor- tussen- en na opslag van mest; jj. monumentaal erf: erf dat vanwege cultuurhistorische of landschapstypologische kenmerken beeldbepalend of belangwekkend is; kk. natuurlijke waarden: biotische en abiotische waarden van een gebied; ll. nevenactiviteiten: aan de hoofdactiviteit ondergeschikte activiteiten die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen; mm. nieuw agrarisch bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens een geldend bestemmingsplan nog geen zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf is toegelaten; nn. nieuwbouwruimte: het maximale aantal woningen per gemeente dat mag worden gebouwd, inclusief vervangende nieuwbouw; oo. objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen: objecten zoals basisscholen en scholen voor bijzonder onderwijs, zorginstellingen, verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen, kinderdagopvang, aanleunwoningen bij zorginstellingen of bij bejaardenhuizen, sociale werkplaatsen, cellencomplex of daarmee gelijkgestelde inrichtingen; pp. permanente bewoning: gebruik van een recreatiewoning als feitelijk hoofdverblijf; qq. recreatiewoning: woonverblijf bestemd voor recreatief gebruik door gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben; rr. robuuste verbindingszone: gebieden, aangeduid op kaart 4 van bijlage 10; ss. volwaardig agrarisch bedrijf: duurzaam agrarisch bedrijf waarvan het aannemelijk is dat het aan ten minste één arbeidskracht volledige werkgelegenheid biedt of op termijn zal bieden; tt. waterbergingsgebied: berging wateroverlast, noodberging wateroverlast en zoekgebied noodberging aangeduid in bijlage 8; uu. windmolen: molen die door de wind aangedreven wordt anders dan een windturbine; vv. windturbine: door wind aangedreven molen die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit; ww. winkelvloeroppervlakte: de voor het publiek zichtbare en toegankelijke, al dan niet geheel overdekte winkelruimte ten behoeve van detailhandel; xx. woning: complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; yy. ziekenhuis: inrichting voor onderzoek,behandeling en verpleging van zieken met de

Page 11: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

11

daarbij behorende voorzieningen, met een bruto oppervlakte van tenminste 1 hectare; zz. zoekgebied robuuste verbindingszone: gebieden, aangeduid op kaart 4 van bijlage 10. aaa. voormalige bedrijfsgebouwen: gebouwen die, na 14 december 1994, blijvend zijn of worden onttrokken aan het bedrijfsmatig gebruik waarvoor deze oorspronkelijk zijn opgericht en/of zijn bestemd. bbb. karakteristieke gebouwen: gebouwen die behoren tot het cultureel erfgoed vanwege hun cultuurhistorische waarde, architectonische- en/of kunsthistorische waarde, situationele en/of ensemblewaarde, gaafheid en/of herkenbaarheid en zeldzaamheid. ccc. nieuwe woning: het bouwen van een woning, anders dan het vervangen van een bestaande woning door een woning ddd. bedrijfsbebouwing: één of meerdere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de uitoefening van een bedrijf, waaronder niet wordt begrepen een bedrijfswoning met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen. eee. stalvloeroppervlakte: de gezamenlijke vloeroppervlakte van de stalruimtes waarin dieren worden gehouden op de wijze van een intensieve veehouderij, alsmede de hiermee onlosmakelijk verbonden ruimtes waaronder gang- en looppaden. Toelichting op artikel 4.1: In artikel 4.27 is een regeling opgenomen voor hergebruik van voormalige bedrijfsgebouwen. In de definitie van voormalige bedrijfsgebouwen is als peildatum 14 december 1994 gehanteerd, de datum dat het beleid aangaande (her)gebruik van voormalige bedrijfsgebouwen is afgekondigd. Tevens is een begripsomschrijving opgenomen van 'karakteristieke gebouwen'. Dit begrip komt terug in artikel 4.28, lid 1, van de verordening. Met betrekking tot deze begripsomschrijving zij hier opgemerkt dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een standaard heeft ontwikkeld met waarderingscriteria om de karakteristieke waarde van gebouwen helder en eenduidig te kunnen vaststellen

2. De waardering is

gebaseerd op vijf hoofdcriteria die zijn onderverdeeld in subcriteria. De grondslagen van de waardering van het gebouwde erfgoed liggen in de domeinen van kunst en geschiedenis. Maar daarnaast spelen ook geestelijke, geografische, sociaal-economische, bestuurlijke en technische ontwikkelingen een rol in de waardering, naast gaafheid en zeldzaamheid. De begrippen ‘nieuwe woning’ en ‘bedrijfsbebouwing’ komen terug in respectievelijk artikel 4.7, lid 1, en artikel 4.27, lid 6, van de verordening. Ter verduidelijking is een definitie van deze begrippen opgenomen. Hetzelfde geldt voor het begrip stalvloeroppervlakte dat terug komt in artikel 4.18, van de verordening. Het ongewijzigde artikel 4.1, leden t, rr en zz heeft betrekking op de gewijzigde kaart 4 (Natuur) zoals opgenomen in bijlage 10. Het ongewijzigde artikel 4.1, lid hh heeft betrekking op de gewijzigde kaart 6a (Landschapswaarden) zoals opgenomen bijlage 12.

2 Voor het waarderen, herbestemmen en verbouwen van monumentale boerderijen heeft de Rijksdienst voor het

Cultureel Erfgoed een handreiking uitgebracht met de titel "Een toekomst voor boerderijen”

Page 12: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

12

D. Ontheffingen Huidig artikel 4.4: Artikel 4.4 Aanvragen voor ontheffingen Ontheffing van de regels in titel 4.2, titel 4.3, titel 4.4 en titel 4.5 van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door de betrokken gemeente Gewijzigd artikel 4.4: Artikel 4.4 Ontheffingen 1. Ontheffing van de regels in titel 4.2, titel 4.3, titel 4.4 en titel 4.5 van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden verleend voor zover de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen. 2. Aan de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, kunnen in afwijking van artikel 1.4 uitsluitend voorschriften worden verbonden indien de betrokken provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. 3. Ontheffing van de in het eerste lid vermelde regels in titel 4.2, titel 4.3, titel 4.4 en titel 4.5 van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door de betrokken gemeente. Toelichting op artikel 4.4: In de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat, indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, het Rijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur en de provincies bij of krachtens provinciale verordening regels kunnen stellen omtrent de inhoud van de ruimtelijke besluiten van de decentrale bestuurslagen. Onder die ruimtelijke besluiten vallen meer specifiek bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen en omgevingsvergunningen waarbij van een bestemmingsplan of een provinciaal inpassingsplan wordt afgeweken. Hoe terughoudend en afgewogen algemene regels op landelijk of provinciaal niveau ook worden gesteld, in de beleidspraktijk kunnen zich altijd situaties voordoen waarin een onverkorte toepassing van de regel tot onbillijkheden en fricties kan leiden. In de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van de Wro is daar ook op gewezen. Bij de voorbereiding van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) heeft de regering vastgesteld dat behoefte bestaat aan een mogelijkheid om in een bijzonder geval van de algemeen verbindende norm te kunnen afwijken. Ook de provincies zijn bij het vaststellen van hun verordening van deze behoefte uitgegaan. Op basis van het advies van de Raad van State over het Barro heeft de regering evenwel geconcludeerd dat de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing in de Wro momenteel onvoldoende is geëxpliciteerd. Om deze lacune weg te nemen zullen de Wro en enige andere wetten op dit punt worden gewijzigd. Daartoe is het wetsvoorstel tot "wijziging van de Wet ruimtelijke ordening en enige andere wetten” (voorzien in een wettelijke grondslag voor provinciaal medebewind en voor de mogelijkheid tot afwijking van algemene regels) bij de Tweede Kamer ingediend. Volgens de Memorie van Toelichting moet de ontheffing worden gezien als een noodklep voor bijzondere situaties, die bij het stellen van de algemene regels niet zijn voorzien. Zij heeft daarom het karakter van een ultimum remedium. In voor redelijkerwijs voorzienbare situaties zal in de algemene regels zelf een voorziening moeten worden getroffen, bij voorbeeld door reeds in de regel vast te leggen voor welke situaties de regel niet van toepassing is. De formulering van artikel 4.4 is hierop afgestemd.

Page 13: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

13

E. Ruimtelijke kwaliteit Huidig artikel 4.5: Artikel 4.5 Ruimtelijke kwaliteit De toelichting op een bestemmingsplan biedt, afhankelijk van en evenredig aan de aard, omvang en ruimtelijke gevolgen van de ingreep, inzicht in: a. de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied; b. de bestaande functionele en ruimtelijke karakteristiek; c. de bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en stedenbouwkundige waarden; d. een ruimtelijk functionele visie op de toekomst van het plangebied; e. de inpassing van de met het plan mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkelingen in zowel de directe als in de wijdere omgeving; f. de maatregelen die nodig zijn om de mogelijke schade aan kwaliteiten en waarden ten gevolge van realisering van het plan te voorkomen en te beperken of deze kwaliteiten en waarden elders te compenseren. Gewijzigd artikel 4.5: Artikel 4.5 Ruimtelijke kwaliteit De toelichting op een bestemmingsplan biedt, afhankelijk van en evenredig aan de aard, omvang en ruimtelijke gevolgen van de ingreep, inzicht in: a. de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied; b. de bestaande functionele en ruimtelijke karakteristiek; c. de bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en stedenbouwkundige waarden; d. een ruimtelijk functionele visie op de toekomst van het plangebied; e. de inpassing van de met het plan mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkelingen in zowel de directe als in de wijdere omgeving; f. de maatregelen die nodig zijn om de mogelijke schade aan kwaliteiten en waarden ten gevolge van realisering van het plan te voorkomen en te beperken of deze kwaliteiten en waarden elders te compenseren; g. de bijdrage die de met het plan mogelijke gemaakte ingrepen kan leveren aan de aanwezige en/of te ontwikkelen kwaliteiten en waarden. Toelichting op artikel 4.5: Met de toevoeging van lid g aan artikel 4.5 wordt beoogd om in de bepaling over ruimtelijke kwaliteit - naast de verplichting om in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht te bieden in 'de maatregelen die nodig zijn om de mogelijke schade aan kwaliteiten en waarden ten gevolge van realisering van het plan te voorkomen en te beperken of deze kwaliteiten en waarden elders te compenseren (sub f)' - ook de verplichting op te nemen dat de toelichting inzicht biedt in de bijdrage die de met het plan mogelijke gemaakte ingrepen kan leveren aan de aanwezige en/of te ontwikkelen kwaliteiten en waarden.

Page 14: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

14

F. Energiebesparing en duurzame ontwikkeling Huidig artikel 4.6: Artikel 4.6 Energiebesparing en duurzame ontwikkeling De toelichting op een bestemmingsplan omvat een paragraaf over energie en duurzaam ruimtegebruik die inzicht biedt in: a. de wijze waarop en de mate waarin het plan berust op sturende energieprincipes, waaronder in ieder geval cascadering, functiekoppeling en energie-efficiency; b. de wijze waarop en de mate waarin het plan berust op het uitgangspunt van duurzaam ruimtegebruik, onder meer door de toepassing van intensivering en herstructurering. c. overige aspecten van duurzaamheid omvattende sociale en economische aspecten en milieuaspecten. Gewijzigd artikel 4.6: Artikel 4.6 Vervallen Toelichting op artikel 4.6: In artikel 4.6 worden eisen gesteld aan de inhoud van de toelichting op een bestemmingsplan. In de praktijk blijken zaken als energiebesparing en duurzame ontwikkeling echter vooral te spelen op 'projectniveau', en bovendien hebben de in het Bouwbesluit 2003 neergelegde regels over energiezuinigheid een uitputtend karakter, zodat er geen ruimte bestaat om in een bestemmingsplan op dit punt een nadere regeling op te nemen. Om deze reden vervalt dit artikel. Door middel van voorlichting zal energiebesparing en duurzame ontwikkeling bij de gemeenten onder de aandacht worden gebracht.

Page 15: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

15

G. Woningbouw Huidig artikel 4.7: Artikel 4.7 Woningbouw 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in het toevoegen van zelfstandige woningen mits deze toevoeging, in samenhang met de woningbouwcapaciteit in andere bestemmingsplannen, past in de in regionaal verband gemaakte afspraken over de nieuwbouwruimte of, bij het ontbreken van dergelijke afspraken, in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nieuwbouwruimte. 2. Gedeputeerde Staten kunnen indien en voor zover het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening daartoe noopt voor het tot het nationaal landschap Middag-Humsterland en het nationaal landschap Drentsche Aa behorende gebied een regeling vaststellen die afwijkt van die in het eerste lid, teneinde een evenwicht te bereiken tussen het aantal personen dat zich binnen het nationaal landschap vestigt en dat daaruit vertrekt. 3. De in het tweede lid bedoelde afwijkende regeling voorziet in de mogelijkheid van afwijking dan wel ontheffing door Gedeputeerde staten voor zover er in het nationaal landschap sprake is van een substantieel negatieve natuurlijke bevolkingsontwikkeling, mits de bevolkingsafname niet op een andere wijze kan worden gekeerd, het een beperkt aantal woningen betreft en de uitgewerkte kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. Gewijzigd artikel 4.7: Artikel 4.7 Woningbouw 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in de bouw van nieuwe woningen mits:

a. deze woningbouwcapaciteit , opgeteld bij de woningbouwcapaciteit in andere bestemmingsplannen van dezelfde gemeente, past binnen de in regionaal verband gemaakte afspraken over de nieuwbouwruimte of, bij het ontbreken van dergelijke afspraken, binnen de door Gedeputeerde Staten voor de betreffende gemeente vastgestelde nieuwbouwruimte, èn:

b. daarenboven aangetoond is dat deze woningbouwcapaciteit nodig is om in de actuele woningbehoefte te voorzien en geldende bestemmingsplannen van zowel de betreffende gemeente als andere gemeenten binnen de betreffende regio niet reeds in deze woningbehoefte voorzien. 2. Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing voor zover een bestemmingsplan betrekking heeft op het door Gedeputeerde Staten vastgesteld bestaand stedelijk gebied en voorziet in de bouw van minder dan 25 nieuwe woningen ter vervanging van bestaande andere bebouwing dan woonbebouwing, met ten minste een vergelijkbaar ruimtebeslag als benodigd voor de bouw van de woningen. 3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing voor zover een bestemmingsplan voorziet in: a. de bouw van een bedrijfswoning; b. functiewijziging van een bedrijfswoning in het buitengebied als bedoeld in art. 4,27, derde lid, in één reguliere woning; c. nieuwbouw ten behoeve van huisvesting van ouderen en/of gehandicapten ter vervanging van niet zelfstandige woonruimte voor deze doelgroep. Toelichting op artikel 4.7: Aan artikel 4.7, eerste lid, zoals dat nu nog van kracht is, lag de veronderstelling ten grondslag dat Gedeputeerde Staten met de gemeenten afspraken zouden kunnen maken over de woningbouwcapaciteiten die de komende jaren in bestemmingsplannen kunnen worden vastgelegd mede gelet op onbenutte capaciteit in vigerende bestemmingsplannen en een eventuele sloopopgave, dat overleg over de woningbouwcapaciteit in nieuwe bestemmingsplannen - voor zover passend in de

Page 16: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

16

gemaakte afspraken - vervolgens achterwege kon blijven en Gedeputeerde Staten zouden kunnen volstaan met het monitoren van de feitelijke woningbouwproductie, waarover met de gemeenten bindende afspraken waren gemaakt. Inmiddels is gebleken dat bovengenoemde veronderstelling te optimistisch is geweest en een andere benadering geboden is. De in het voorgestelde eerste lid, onder a, bedoelde nieuwbouwruimte is - net zoals in de huidige bepaling - gebaseerd op de te verwachten ontwikkeling van het aantal huishoudens in een regio en de daarmee samenhangende groei/krimp van de woningbehoefte. De actuele regionale marktvraag kan zich echter op een lager niveau bevinden, bijvoorbeeld doordat de woningmarkt ernstig is verstoord, met als gevolg dat het creëren van nieuwe woningbouwcapaciteit op basis van de nieuwbouwruimte kan leiden tot een substantieel overaanbod. Om die reden zullen gemeenten op basis van het eerste lid, onder b, aan moeten tonen dat de nieuwe woningbouwcapaciteit daadwerkelijk nodig is om in de actuele woningbehoefte te voorzien, mede in het licht van de bestaande bouwmogelijkheden zowel in de eigen gemeente als elders in de regio. Hiermee wordt aangesloten bij en toepassing gegeven aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking zoals die in het besluit ruimtelijke ordening (Bro) zal worden opgenomen. Hiertoe is in het Ontwerpbesluit wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (eerste aanvulling) een voorstel gedaan om - onder vernummering - een nieuw lid 2 aan artikel 3.1.6 van het Bro toe te voegen. Deze wijziging van het Bro is van toepassing op alle ruimtelijke besluiten die door overheden worden genomen, omdat zorgvuldige benutting van ruimte de grondslag moet zijn van alle ruimtelijke besluiten. Het artikel vraagt aan overheden om standaard een aantal opeenvolgende stappen te zetten (‘de treden van de ladder’) wanneer een nieuwe ontwikkeling om ruimtelijke inpassing vraagt en het doorlopen van deze stappen te motiveren in de toelichting bij het betreffende ruimtelijke plan. Vanwege de prioriteit die wij geven aan de uitvoering van de vernieuwingsopgave in het bestaand stedelijk gebied hoeft geen toetsing plaats te vinden aan de beschikbare woningbouwcapaciteit in de eigen gemeente en in de regio voor zover het plan voorziet in: 1. nieuwe woningen ter vervanging van te slopen woningen op dezelfde locatie (dit blijkt uit de begripsomschrijving van 'nieuwe woning') of, 2. de bouw van minder dan 25 woningen ter vervanging van bestaande andere bebouwing dan woonbebouwing, met ten minste een vergelijkbaar ruimtebeslag als benodigd voor de bouw van de woningen. Uiteraard zullen ook deze plannen (incl. wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen die voorzien in het creëren van nieuwe woningbouwmogelijkheden) wel moeten voldoen aan het in het eerste lid, onder a, gestelde, en zal - reeds op basis van de Wro - de uitvoerbaarheid van ieder plan aangetoond moeten worden. In het eerste lid van artikel 4.7 wordt gesproken over afstemming op regionaal niveau bij de planvorming voor nieuwe woningbouwlocaties. Hieronder wordt het volgende verstaan. Regionale afstemming in de regio Groningen - Assen vindt plaats in de volgende subregio’s: - gemeenten Zuidhorn, Bedum, Winsum en Groningen - gemeenten Ten Boer, Slochteren, Hoogezand-Sappemeer en Groningen - gemeenten Haren, Leek en Groningen Regionale afstemming in Oost-Groningen vindt plaats in de volgende subregio’s: - gemeente Oldambt - gemeenten Veendam, Pekela en Menterwolde - gemeenten Vlagtwedde, Bellingwedde en Stadskanaal Voor wat betreft de gemeenten Delfzijl, Eemsmond, Appingedam en Loppersum vindt regionale afstemming plaats binnen de bestaande regio ‘Eemsdelta’. De gemeenten Marum, Grootegast en De Marne vallen niet binnen een (sub)regio. Deze gemeenten dienen de in artikel 4.7 bedoelde woningbouwplannen af te stemmen met de Groninger buurgemeenten.

Page 17: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

17

In het derde lid van artikel 4.7 is tenslotte weergegeven op welke woningbouw het in het eerste en tweede lid bepaalde niet van toepassing is. Het betreft hier een weergave van de bestendige praktijk. Het oorspronkelijke artikel 4.7, lid 2 en lid 3, zijn ontleend aan de concept-AMvB Ruimte van het kabinet Balkenende. Het nieuwe Besluit algemene regels ruimtelijks ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Aangezien het Barro geen bepalingen over nationale landschappen bevat en de provincie er ook niet voor kiest om op dit punt nadere regels te stellen, vervalt het bestaansrecht van het oorspronkelijke artikel 4.7, lid 2 en lid 3.

Page 18: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

18

H. Bedrijventerrein Huidig artikel 4.9: Artikel 4.9 Bedrijventerrein 1. Een bestemmingsplan voorziet niet in de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen en uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen, tenzij: a. het nieuwe bedrijventerrein of de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein gelegen is binnen de in bijlage 11, kaart 5a, aangegeven zoekgebieden, en voorts uit de toelichting blijkt dat: 1º. er behoefte is aan een bedrijventerrein, en 2º. op de bestaande terreinen geen ruimte meer beschikbaar is of kan worden verkregen na herstructurering of kan worden aangetoond dat omwille van milieuredenen dan wel om reden van thematisering uitbreiding van bestaand bedrijventerrein noodzakelijk is; b. uitbreiding van het bedrijventerrein noodzakelijk is ten behoeve van de verplaatsing van een bedrijfsvestiging elders en uit de toelichting blijkt dat: 1º. de bedrijfsverplaatsing aantoonbaar noodzakelijk is; 2º. op bestaande bedrijventerreinen binnen de regio geen ruimte meer beschikbaar is of kan worden verkregen na herstructurering van die terreinen of intensivering van het ruimtegebruik; 3º. de totale omvang van de bedrijventerreinen per saldo niet toeneemt, dan wel noodzakelijk is ter leniging van een ruimtelijk knelpunt op de locatie waar het bedrijf gevestigd is; 4º. bedrijfsvestiging op de oorspronkelijke bedrijfslocatie niet meer mogelijk zal zijn. 2. Gedeputeerde Staten kunnen nieuwe zoekgebieden voor de realisering van bedrijventerreinen aanwijzen en zoekgebieden herbegrenzen indien dit niet leidt tot een kwantitatieve toename van het areaal aan zoekgebied bedrijventerreinen en voldoende op de behoefte afgestemd aanbod van vestigingslocaties overblijft of uit hoofde van thematisering geboden is. Gewijzigd artikel 4.9: Artikel 4.9 Bedrijventerrein 1. Een bestemmingsplan voorziet niet in de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen en uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen, tenzij: a. het nieuwe bedrijventerrein of de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein gelegen is binnen de in bijlage 11, kaart 5a, aangegeven zoekgebieden, en voorts uit de toelichting blijkt dat: 1º. er behoefte is aan een bedrijventerrein, en 2º. op de bestaande terreinen geen ruimte meer beschikbaar is of kan worden verkregen na herstructurering of kan worden aangetoond dat omwille van milieuredenen dan wel om reden van thematisering uitbreiding van bestaand bedrijventerrein noodzakelijk is; b. uitbreiding van het bedrijventerrein noodzakelijk is ten behoeve van de verplaatsing van een bedrijfsvestiging elders en uit de toelichting blijkt dat: 1º. de bedrijfsverplaatsing aantoonbaar noodzakelijk is; 2º. op bestaande bedrijventerreinen binnen de regio geen ruimte meer beschikbaar is of kan worden verkregen na herstructurering van die terreinen of intensivering van het ruimtegebruik; 3º. de totale omvang van de bedrijventerreinen per saldo niet toeneemt, dan wel noodzakelijk is ter leniging van een ruimtelijk knelpunt op de locatie waar het bedrijf gevestigd is; 4º. bedrijfsvestiging op de oorspronkelijke bedrijfslocatie niet meer mogelijk zal zijn. c. uitbreiding van het bedrijventerrein noodzakelijk is ten behoeve van uitbreiding van een op dat bedrijventerrein gevestigd bestaand bedrijf, en uit de toelichting blijkt dat: 1º. de bedrijfsuitbreiding aantoonbaar ter plaatse noodzakelijk is; 2º. op het bestaande bedrijventerrein direct aansluitend aan het bedrijf redelijkerwijs geen ruimte meer beschikbaar is of kan worden verkregen na herstructurering, revitalisering of intensivering.

Page 19: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

19

2. Gedeputeerde Staten kunnen nieuwe zoekgebieden voor de realisering van bedrijventerreinen aanwijzen en zoekgebieden herbegrenzen indien dit niet leidt tot een kwantitatieve toename van het areaal aan zoekgebied bedrijventerreinen en voldoende op de behoefte afgestemd aanbod van vestigingslocaties overblijft of uit hoofde van thematisering geboden is. Toelichting op artikel 4.9: Op grond van artikel 4.9 kan (nog afgezien van andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan) een bedrijventerrein alleen worden uitgebreid voor zover de uitbreiding hetzij gelegen is binnen de aangewezen zoekgebieden, hetzij noodzakelijk is voor verplaatsing ten behoeve van een bedrijfsvestiging elders. Aan Gedeputeerde Staten is daarbij de bevoegdheid toegekend om - onder voorwaarden - zoekgebieden te herbegrenzen. In de praktijk komt het echter voor dat een op een bedrijventerrein gevestigd bestaand bedrijf een uitbreidingsbehoefte heeft waar niet op het bedrijventerrein in kan worden voorzien omdat geen zoekruimte aanwezig is en herstructurering of intensivering van het ruimtegebruik op het bedrijventerrein redelijkerwijs geen soelaas kan bieden. In een dergelijk geval verdient het met het oog op een efficiënt ruimtegebruik de voorkeur om het bestaande bedrijventerrein uit te breiden. Om hierin te voorzien is aan artikel 4.9 een nieuw lid c toegevoegd. Het gewijzigde artikel 4.9 heeft betrekking op de ongewijzigde kaart 5a (Nieuwe bedrijventerreinen) zoals opgenomen in bijlage 11 van de verordening.

Page 20: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

20

I. Waterkeringszone Huidig artikel 4.10: Artikel 4.10 Waterkeringszone 1. Voor zover een bestemmingsplan betrekking heeft op de in bijlage 8, kaart 3, aangegeven waterkeringszone aan weerszijden van de primaire waterkering voorziet het plan in bestemmingen en regels ter bescherming van de functie van de bestaande of toekomstige primaire waterkering. 2. De in het eerste lid voorziene bestemmingen en regels betreffen in elk geval een verbod op de oprichting van nieuwe gebouwen en bouwwerken: a. anders dan ten dienste van de bestaande of toekomstige primaire waterkering binnen het in bijlage 8, kaart 3, aangegeven profiel van vrije ruimte, waarbij het profiel van vrije ruimte in stedelijk gebied vijf meter en in het buitengebied 75 m bedraagt; b. indien deze gebouwen of bouwwerken de stabiliteit van de waterkering nadelig kunnen beïnvloeden binnen de in bijlage 8, kaart 3, aangegeven beschermingszone van 25 m aan weerszijden van de waterkering binnen de waterkeringszone; 3. Voor zover een bestemmingsplan betrekking heeft op de bebouwingszone van 70 m in de waterkeringszone, aangegeven in bijlage 8, kaart 3, wordt in de toelichting op het bestemmingsplan vermeld op welke wijze wordt voorkomen dat gebouwen, bouwwerken of gebruik van gronden de functie van de bestaande of toekomstige waterkering in de bebouwingszone nadelig kunnen beïnvloeden. 4. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het in het tweede lid, onder a, gestelde indien een zwaarwegend maatschappelijk belang daartoe noopt en de betreffende ingreep redelijkerwijs niet elders kan plaatsvinden.

Page 21: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

21

Gewijzigd artikel 4.10: Artikel 4.10 Waterkeringszone 1. Voor zover een bestemmingsplan betrekking heeft op de in bijlage 8, kaart 3, aangegeven waterkeringszone aan weerszijden van de primaire waterkering voorziet het plan in bestemmingen en regels ter bescherming van de functie van de bestaande of toekomstige primaire waterkering. 2. De in het eerste lid voorziene bestemmingen en regels betreffen in elk geval een verbod op de oprichting van nieuwe gebouwen en bouwwerken: a. anders dan ten dienste van de bestaande of toekomstige primaire waterkering binnen het in bijlage 8, kaart 3, aangegeven profiel van vrije ruimte, waarbij het profiel van vrije ruimte in stedelijk gebied vijf meter en in het buitengebied 75 m bedraagt; b. indien deze gebouwen of bouwwerken de stabiliteit van de waterkering nadelig kunnen beïnvloeden binnen de in bijlage 8, kaart 3, aangegeven beschermingszone van 25 m aan weerszijden van de waterkering binnen de waterkeringszone; 3. Voor zover een bestemmingsplan betrekking heeft op de bebouwingszone van 70 m in de waterkeringszone, aangegeven in bijlage 8, kaart 3, wordt in de toelichting op het bestemmingsplan vermeld op welke wijze wordt voorkomen dat gebouwen, bouwwerken of gebruik van gronden de functie van de bestaande of toekomstige waterkering in de bebouwingszone nadelig kunnen beïnvloeden. Toelichting op artikel 4.10: De ontheffing zoals opgenomen in het oorspronkelijke artikel 4.10, lid 4, van de verordening is komen te vervallen. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 4.4. Het gewijzigde artikel 4.10 heeft betrekking op de ongewijzigde kaart 3 (Water) zoals opgenomen in bijlage 8 van de verordening.

Page 22: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

22

J. Milieubeschermingsgebieden en zeer kwetsbare gebieden Huidig artikel 4.12: Artikel 4.12 Milieubeschermingsgebieden en zeer kwetsbare gebieden Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de in bijlage 5, kaarten 2d, 2e, 2f en 2g, aangegeven milieubeschermingsgebieden en op de in bijlage 4, kaart 1, aangegeven voor verzuring gevoelige, zeer kwetsbare gebieden en een zone van 250 m rond deze gebieden, voorziet niet in nieuwe bouw- of gebruiksmogelijkheden die in strijd zijn met titel 2.6 of met de Wet ammoniak en veehouderij Gewijzigd artikel 4.12: Artikel 4.12 Milieubeschermingsgebieden en zeer kwetsbare gebieden Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de in bijlage 5, kaarten 2d, 2e en 2f aangegeven milieubeschermingsgebieden en op de in bijlage 4, kaart 1, aangegeven voor verzuring gevoelige, zeer kwetsbare gebieden en een zone van 250 m rond deze gebieden, voorziet niet in nieuwe bouw- of gebruiksmogelijkheden die in strijd zijn met titel 2.6 of met de Wet ammoniak en veehouderij. Toelichting op artikel 4.12: In bijlage 5, kaart 2g is het grondwaterbeschermingsgebied nabij Haren opgenomen. Het Waterbedrijf Groningen is gestopt met de drinkwaterwinning in het winveld Haren. De waterwinvergunning van het winveld Haren wordt ingetrokken. Daarom is het niet meer noodzakelijk om dit gebied met de daarbij behorende beperkingen te beschermen. Om deze reden vervalt kaart 2g zoals opgenomen in bijlage 5 van de verordening. De formulering van artikel 4.12 is hierop afgestemd.

Page 23: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

23

K. Reserveringszones (energie-)infrastructuur Artikel 4.17: Artikel 4.17 Reserveringszones (energie-)infrastructuur Een bestemmingsplan voorziet niet in de bouw of aanleg van nieuwe gebouwen, bouwwerken en gebruik van gronden die afbreuk doen of kunnen doen aan de mogelijkheid om wegen, spoorwegen en leidingen aan te leggen in de in bijlage 11, kaart 5c, aangegeven reserveringszones of zoekgebieden voor wegen, spoorwegen en leidingen Toelichting op artikel 4.17: Bijlage 11, kaart 5c (Infrastructuur) wordt op de volgende punten aangepast:

- Het gereserveerde tracé ‘Zoekgebied spoorverbinding’ van Groningen naar Duitsland wordt beperkt tot bundeling met de aanwezige infrastructuur ‘weg’ en ‘spoorlijn’. Beide reserveringszones zijn 250 meter breed;

- Het gereserveerde tracé ‘Zoekgebied spoorverbinding’ van Veendam naar Stadskanaal via Nieuwe Pekela is komen te vervallen;

- Het gereserveerde tracé ‘Zoekgebied wegverbinding’ nabij Ten Boer ten behoeve van een mogelijke verlegging van de N360 is beperkt tot drie alternatieve tracés;

- De aanduiding ‘Gereserveerd tracé wegverbinding’ N361 Winsum - Groningen is komen te vervallen;

- De aanduiding ‘Gereserveerd tracé wegverbinding’ ten behoeve van rondweg Aduard is toegevoegd;

- De aanduiding ‘Gereserveerd tracé aardgasleiding’ van Rysum (Dld) naar Delfzijl en Nijmegen is komen te vervallen;

- De aanduiding ‘Gereserveerd tracé spoorverbinding’ tussen Hoogkerk en Zuidhorn wordt toegevoegd.

Het ongewijzigde artikel 4.17 heeft betrekking op de gewijzigde kaart 5c (Infrastructuur) zoals opgenomen in bijlage 11 van de verordening. Deze aangepaste kaartbijlage maakt deel uit van de 'Ontwerp Partiële herziening provinciale omgevingsverordening 2012'.

Page 24: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

24

L. Intensieve veehouderij Huidig artikel 4.18: Artikel 4.18 Intensieve veehouderij 1. Een bestemmingsplan voorziet niet in de nieuwvestiging van een hoofd- of neventak intensieve veehouderij. 2. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een agrarisch bedrijf waar ten tijde van de inwerkingtreding van deze herziening reeds intensieve veehouderij wordt uitgeoefend en dat gelegen is binnen een op kaartbijlage 14 aangegeven: a. wit gebied voorziet niet in een toename van stalvloeroppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij; b. geel gebied voorziet niet in een toename van stalvloeroppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij tot een oppervlakte groter dan 5000 m² dan wel maximaal de bestaande stalvloeroppervlakte voor zover groter dan 5000 m²; c. groen gebied voorziet niet in een toename van stalvloeroppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij tot een oppervlakte groter dan 7500 m² dan wel maximaal de bestaande stalvloeroppervlakte voor zover groter dan 7500 m². 3. Een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid stelt regels die erin voorzien dat binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren. 4. Het in het tweede lid gestelde is niet van toepassing voor zover de toename van de stalvloeroppervlakte noodzakelijk is om daarmee tegemoet te komen aan aangescherpte eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn en het aantal te houden dieren daarbij niet toeneemt. Gewijzigd artikel 4.18: Artikel 4.18 Intensieve veehouderij 1. Een bestemmingsplan voorziet niet in de nieuwvestiging van een hoofd- of neventak intensieve veehouderij. 2. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een agrarisch bedrijf waar ten tijde van de inwerkingtreding van deze herziening reeds intensieve veehouderij wordt uitgeoefend en dat gelegen is binnen een op kaartbijlage 14 aangegeven: a. wit gebied voorziet niet in een toename van stalvloeroppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij; b. geel gebied voorziet niet in een toename van stalvloeroppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij tot een oppervlakte groter dan 5000 m² dan wel maximaal de bestaande stalvloeroppervlakte voor zover groter dan 5000 m²; c. groen gebied voorziet niet in een toename van stalvloeroppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij tot een oppervlakte groter dan 7500 m² dan wel maximaal de bestaande stalvloeroppervlakte voor zover groter dan 7500 m². 3. Een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid stelt regels die erin voorzien dat binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren. 4. In afwijking van artikel 4.18, lid 2, kan in een bestemmingsplan aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid worden toegekend om een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van een vergroting van de stalvloeroppervlakte, mits deze bevoegdheid aan de volgende voorwaarden is verbonden:

a. de vergroting van de stalvloeroppervlakte is noodzakelijk om daarmee tegemoet te komen aan aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn; en

b. het aantal te houden dieren zoals vergund op 15 december 2010 mag niet toenemen. Toelichting op artikel 4.18: De voorgestelde wijzigingen zoals opgenomen in artikel 4.18, lid 4, voorzien erin dat een bestemmingsplan alleen via een afwijkingsbevoegdheid mag voorzien in de vergroting van de stalvloeroppervlakte als daarmee tegemoet gekomen wordt aan aangescherpte eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn. In de voorwaarden is tevens aangegeven dat het aantal te houden dieren - zoals vergund op 15 december 2010 - niet mag toenemen. Het betreft hier de datum waarop het nieuwe beleid ten aanzien van intensieve veehouderij is aangekondigd. Het gewijzigde artikel 4.18

Page 25: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

25

heeft betrekking op de ongewijzigde kaartbijlage 13 (Gebiedenkaart intensieve veehouderij) van de verordening.

Page 26: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

26

M. Agrarisch bouwperceel Huidig artikel 4.19a: Artikel 4.19a Agrarisch bouwperceel 1. Een bestemmingsplan voorziet niet in: a. nieuwe agrarische bouwpercelen; b. uitbreiding van agrarische bouwpercelen tot een omvang groter dan: 1º. één hectare indien het betreft de gemeenten, Groningen, Haren, Hoogezand-Sappemeer en Slochteren; 2º twee hectare indien het betreft de gemeenten Appingedam, Bedum, Bellingwedde, Delfzijl, De Marne, Eemsmond, Grootegast, Leek, Loppersum, Marum, Menterwolde, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Ten Boer, Veendam, Vlagtwedde, Winsum en Zuidhorn. 2. Ontheffing van het eerste lid, onder a, is mogelijk ten behoeve van een duurzaam volwaardig volledig agrarisch bedrijf binnen de provincie Groningen, waarvan de verwachting bestaat dat de bedrijfsvoering op termijn duurzaam in stand kan worden gehouden, en indien: a. sprake is van: 1º. uitplaatsing uit de ecologische hoofdstructuur of uitplaatsing uit het bebouwingslint van Midwolda in verband met de aanleg van een vaarverbinding, of 2º. uitplaatsing vanwege ruimtegebrek,milieuhinder of een ander ruimtelijk knelpunt, of 3º. een door Gedeputeerde Staten vastgestelde specifieke taakstelling, en b. bij de nieuwe locatie rekening is gehouden met het gestelde in titel 4.4 en titel 4.5 en voor de inpassing van de nieuwe locatie de criteria in het zevende lid worden toegepast. 3. Ontheffing van het eerste lid, onder b, is mogelijk voor zover de uitbreiding uit oogpunt van landschap, cultuurhistorie en infrastructuur aanvaardbaar is. 4. Voor zover Gedeputeerde Staten hebben vastgesteld dat bestemmingsplannen kunnen voorzien in agrarische bouwpercelen met een omvang tot maximaal 2 hectare, blijft het in het eerste lid, onder b, onderdeel 1º bepaalde buiten toepassing. 5. Een bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid tot oprichting van nieuwe agrarische bedrijfsbebouwing en bouwwerken buiten de aangewezen agrarische bouwpercelen. 6. Een bestemmingsplan voorziet in regels ter bescherming van monumentale erven. 7. Indien een bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding tot een omvang groter dan één hectare, bevat de toelichting op het plan een beschrijving van de wijze waarop bij de situering, omvang en vormgeving van het agrarisch bouwperceel, alsmede in de bij het plan behorende regels rekening is gehouden met: a. het respecteren van de historisch gegroeide landschapsstructuur; b. het houden van afstand tot andere ruimtelijke elementen; c. de toereikendheid van de infrastructurele ontsluiting; d. de evenwichtigheid van de ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen; e. de inpasbaarheid van de erfinrichting in het landschapstype; f. de wenselijkheid om voor de bedrijfsvoering niet meer in gebruik zijnde opstallen met uitzondering van monumentale of karakteristieke gebouwen op het bouwperceel c.q. het (te) verlaten bouwperceel te saneren.

Page 27: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

27

Gewijzigd artikel 4.19a: Artikel 4.19a Agrarisch bouwperceel 1. Een bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe agrarische bouwpercelen, tenzij: a. Gedeputeerde Staten voor de betreffende gemeente nadere regels hebben vastgesteld krachtens welke een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuw agrarisch bouwperceel met een oppervlakte van maximaal 3 hectare, en; b. het nieuwe agrarische bouwperceel ten dienste staat aan een bedrijf dat verplaatst wordt uit de ecologische hoofdstructuur in de provincie Groningen, of; c. het nieuwe agrarische bouwperceel ten dienste staat aan een bedrijf dat verplaatst wordt omdat de bestaande bedrijfsvoering met de wettelijke milieuhygiënische normen conflicteert, dan wel omdat een actuele stads- of dorpsuitbreiding, dan wel de aanleg van infrastructuur binnen de provincie Groningen continuering van de bedrijfsvoering in de weg staat, of; d. nieuwvestiging voortvloeit uit een door Gedeputeerde Staten vastgestelde specifieke taakstelling tot inplaatsing van agrarische bedrijven. 2. De toelichting op een bestemmingsplan dat - onverminderd het in lid 1 gestelde - voorziet in een nieuw agrarisch bouwperceel bevat een beschrijving waaruit blijkt dat: a. het nieuwe bouwperceel wordt gecreëerd ten behoeve van een duurzaam volwaardig agrarisch bedrijf binnen de provincie Groningen, waarvan de verwachting bestaat dat de bedrijfsvoering op termijn duurzaam in stand kan worden gehouden; b. bij de nieuwe locatie rekening is gehouden met het gestelde in titel 4.4 en titel 4.5 en voor de inpassing van de nieuwe locatie rekening is gehouden met de criteria in het vierde lid; c. gebleken is dat ten behoeve van de bedrijfsvestiging redelijkerwijs geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand agrarisch bouwperceel dat gelegen is in de nabijheid van de aan het bedrijf ten dienste staande agrarische gronden . 3. Een bestemmingsplan voorziet niet in uitbreiding van een agrarisch bouwperceel groter dan 2 hectare, tenzij Gedeputeerde Staten voor de betreffende gemeente nadere regels hebben vastgesteld krachtens welke een bestemmingsplan kan voorzien in uitbreiding van een agrarisch bouwperceel met een oppervlakte van maximaal 3 hectare. 4. Indien een bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van een agrarisch bouwperceel tot een omvang groter dan één hectare, bevat de toelichting op het plan een beschrijving van de wijze waarop bij de situering, omvang en vormgeving van het agrarisch bouwperceel, alsmede in de bij het plan behorende regels rekening is gehouden met: a. de historisch gegroeide landschapsstructuur die voor de regio's Noord en Oost is uitgewerkt in de Nota 'Agrarische bouwblokken en landschap' b. het houden van afstand tot andere ruimtelijke elementen; c. de toereikendheid van de infrastructurele ontsluiting; d. de evenwichtigheid van de ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen; e. de inpasbaarheid van de erfinrichting in het landschapstype; f. de wenselijkheid om voor de bedrijfsvoering niet meer in gebruik zijnde opstallen met uitzondering van monumentale of karakteristieke gebouwen op het bouwperceel c.q. het (te) verlaten bouwperceel te saneren; g. het woon- en leefklimaat van direct omwonenden; h. het voorkomen van nachtelijke lichtuitstraling. 5. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een agrarisch bouwperceel waarbinnen - geheel of deels - een monumentaal erf is gelegen, voorziet in regels ter bescherming van het monumentale erf. 6. Een bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid tot oprichting van nieuwe agrarische bedrijfsbebouwing, bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van mestopslag en andere bouwwerken buiten de aangewezen agrarische bouwpercelen, met uitzondering van: - erf- en terreinafscheidingen;

Page 28: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

28

- schuilstallen voor het niet-bedrijfsmatig houden van vee tot een oppervlakte van maximaal 25 m² en een hoogte van maximaal 3 meter. 7. Gedeputeerde Staten kunnen voor een gemeente of een groep van gemeenten een regeling vaststellen op grond waarvan een bestemmingsplan in tegenstelling tot het in lid 6 bepaalde, kan voorzien in de oprichting van mestbassins, mestzakken, mestsilo’s, kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het agrarisch bouwperceel, mits de noodzaak om deze bouwwerken buiten het agrarisch bouwperceel op te richten is aangetoond en de regels afdoende voorzien in bescherming van het landschap. Toelichting op artikel 4.19a Algemeen De op artikel 4.1, lid 1, van de Wro gebaseerde algemene regels worden bij of krachtens verordening door Provinciale Staten vastgesteld. Het woord “krachtens” duidt er echter op dat Provinciale Staten hun bevoegdheid tot het stellen van regels ook kunnen delegeren aan Gedeputeerde Staten. Op grond van artikel 152, lid 1, van de Provinciewet geldt daarbij echter de beperking dat de aard van de bevoegdheid zich niet tegen delegatie mag verzetten. Dat betekent dat Provinciale Staten zelf de hoofdlijnen van de regels moeten vaststellen. Nadere uitwerking en detaillering van deze hoofdlijnen kan aan Gedeputeerde Staten worden gedelegeerd. In artikel 4.19a (en artikel 4.27) is een belangrijke rol weggelegd voor door Gedeputeerde Staten vast te nadere regelingen. Een vastgestelde 'nadere regeling' biedt de gemeente meer afwegingsruimte voor wat betreft de inhoud van hun bestemmingsplannen, maar vergt wel dat de gemeente van tevoren (eenmalig) met de provincie een overeenkomst sluit over de wijze waarop de gemeentelijke besluitvorming wordt voorbereid

3, zodat een zorgvuldige afweging van alle betrokken belangen

gewaarborgd is. Concreet gaat het daarbij om de toepassing van de 'maatwerkbenadering' die bestaat uit een tweetal elementen, te weten: 1. bij de situering, omvang en vormgeving van het agrarisch bouwperceel casu quo de locatie wordt

rekening gehouden met de in het vierde lid van artikel 4.19a opgenomen ruimtelijke randvoorwaarden;

2. met de betrokken ondernemer worden een of meer keukentafelgesprekken gevoerd ter voorbereiding van de ruimtelijke besluitvorming;

De inhoud van de bestuursovereenkomsten komt in grote lijnen overeen met de procesafspraken die (impliciet) zijn gemaakt met de gemeenten in Noord- en Oost Groningen in het kader van de Pilots 'Agrarische bouwblokken en landschap' en de bestuursafspraken die met de gemeenten Zuidhorn, Grootegast, Leek, Marum en Slochteren zijn gemaakt. In feite is in zoverre sprake van voortzetting van een bestaande bestuurspraktijk die - zo is uit een evaluatie gebleken - effectief en efficiënt is In het onderstaande wordt nader ingegaan op de voorstellen met betrekking tot de vestiging van nieuwe agrarische bedrijven, de uitbreiding van bestaande bedrijven (schaalvergroting) en mestopslag buiten agrarische bouwpercelen. Agrarische nieuwvestiging In de huidige verordening is - met het oog op onder meer de grote landschappelijke impact ervan - voor het aanwijzen van nieuwe agrarische bouwpercelen ontheffing door Gedeputeerde Staten vereist. Op grond van de - bij het Parlement in behandeling zijnde - wijziging

4 van de Wro is het

verlenen van ontheffing van de omgevingsverordening echter geen bruikbaar instrument meer om de vestiging van nieuwe agrarische bouwpercelen mogelijk te maken. De ontheffingsbevoegdheid is daarin namelijk beperkt tot bijzondere situaties, die bij het stellen van de regels niet zijn voorzien.

3 Regels in de verordening kunnen niet verder strekken dan hetgeen in een bestemmingsplan kan worden

geregeld. Dat betekent dat in de verordening geen regels kunnen worden gesteld over de wijze waarop de ruimtelijke besluitvorming van de gemeente dient te worden voorbereid (procesafspraken). Uit wetsgeschiedenis blijkt dat bestuurlijke afspraken in dat kader een goede en nuttige aanvulling kunnen vormen op het stellen van regels 4 Deze wetwijziging biedt alsnog een wettelijke grondslag voor de mogelijkheid tot afwijking door Gedeputeerde

Staten van door Provinciale Staten gestelde algemene regels over de inhoud van bestemmingsplannen en van de daarbij behorende toelichting.

Page 29: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

29

In het voorliggend ontwerp is daarom in het eerste lid een 'nee-tenzij' bepaling opgenomen: een bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe agrarische bouwpercelen, tenzij Gedeputeerde Staten voor de betreffende gemeente een nadere regeling hebben vastgesteld. Deze nadere regeling houdt dan in dat een bestemmingsplan van die gemeente via planwijziging kan voorzien in nieuwe agrarische bouwpercelen tot een omvang van maximaal 3 hectare, mits het nieuwe agrarische bouwperceel ten dienste staat aan een bedrijf dat hetzij verplaatst wordt uit de ecologische hoofdstructuur in de provincie Groningen, hetzij verplaatst wordt omdat de bestaande bedrijfsvoering met de wettelijke milieuhygiënische normen conflicteert of omdat een actuele stads- of dorpsuitbreiding, danwel de aanleg van infrastructuur binnen de provincie Groningen continuering van de bedrijfsvoering in de weg staat. Ook kan een nieuw agrarisch bouwperceel worden aangewezen voor zover zulks voortvloeit uit een door Gedeputeerde Staten vastgestelde specifieke taakstelling tot inplaatsing van agrarische bedrijven. Op grond van de nadere regeling hebben gemeenten dus aanzienlijk meer bevoegdheden dan zonder die nadere regeling, maar voorwaarde voor het toekennen van die bevoegdheden is wel dat met de gemeente afspraken zijn gemaakt over het aan het aanwijzen van de nieuwe agrarische bouwpercelen voorafgaande proces, waaronder het houden van keukentafelgesprekken en advisering door de Stichting Libau. Deze afspraken worden neergelegd in een bestuursovereenkomst. Agrarische schaalvergroting Voor agrarische schaalvergroting geldt in grote lijnen hetzelfde als voor agrarische nieuwvestiging. Op grond van de huidige omgevingsverordening is voor agrarische schaalvergroting in de gemeenten Groningen, Haren en Hoogezand-Sappemeer ontheffing door Gedeputeerde Staten vereist indien het bouwvlak een oppervlakte van 1 hectare te boven gaat, in de andere gemeenten is ontheffing vereist indien een bouwvlak groter wordt dan 2 hectare. Het onderscheid is gelegen in de omstandigheid dat met laatstbedoelde gemeenten in tegenstelling tot eerstgenoemde gemeenten afspraken over de toepassing van de maatwerkmethode zijn gemaakt. Ook hier geldt echter dat de wijziging van de Wro met zich meebrengt dat het verlenen van ontheffing van de omgevingsverordening geen bruikbaar instrument meer zal zijn om agrarische schaalvergroting mogelijk te maken. In het voorliggende ontwerp is daarom in het derde lid een 'nee-tenzij' bepaling opgenomen: een bestemmingsplan voorziet niet in uitbreiding van een agrarisch bouwperceel groter dan 2 hectare, tenzij Gedeputeerde Staten voor de betreffende gemeente een nadere regeling hebben vastgesteld. Deze nadere regeling houdt dan in dat een bestemmingsplan van die gemeente via planwijziging kan voorzien in uitbreiding van een agrarisch bouwperceel tot een omvang van maximaal 3 hectare. Op grond van de nadere regeling hebben gemeenten dus meer bevoegdheden dan zonder die nadere regeling, maar voorwaarde voor het toekennen van die bevoegdheden is wel dat met de gemeente afspraken zijn gemaakt over het aan het uitbreiden van agrarische bouwpercelen voorafgaande proces, waaronder het houden van keukentafelgesprekken en advisering door Stichting Libau. Bedoelde afspraken worden neergelegd in een bestuursovereenkomst (is als bijlage 1 bij dit document gevoegd). Voor zover er met de gemeente reeds bestuursovereenkomsten over agrarische schaalvergroting zijn gesloten, zal de nieuwe overeenkomst (die dus betrekking heeft op agrarische schaalvergroting tot max. 3 hectare) de bestaande overeenkomst (die betrekking heeft op agrarische schaalvergroting tot maximaal 2 hectare) vervangen. In de bestuursovereenkomst is opgenomen dat het keukentafelgesprek voor agrarische schaalvergroting tussen de 2 en 3 hectare door en onder verantwoordelijkheid van de provincie plaatsvindt. Maximaal 3 hectare Vanwege de impact die agrarische nieuwvestiging en agrarische schaalvergroting boven 3 hectare kan hebben op de omgeving zijn wij van mening dat de besluitvorming hierover in handen van het provinciaal bestuur dient te liggen. Door het vaststellen van een provinciaal inpassingsplan neemt de provincie nadrukkelijk de regie, met dien verstande dat het opstellen van een inpassingsplan altijd met instemming van het bestuur van de betrokken gemeente zal plaatsvinden. Advisering door Stichting Libau Een belangrijk element in de bestuurlijke overeenkomst is dat gemeenten zich verbinden zich te laten adviseren door de Stichting Libau, opgericht door en voor de Groninger gemeenten. De advisering door deze stichting wordt van belang geachte zowel vanwege doelmatigheid als vanwege de door haar opgebouwde expertise als vanwege het belang van een uniforme benadering van de advisering. De stichting zal door de provincie in de aanvangsfase tot en met 2015 worden gefaciliteerd in de voorziene taakuitbreiding, zodat de advisering voor de gemeenten vooralsnog zonder kosten blijft.

Page 30: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

30

Mestzakken en mestbassins buiten agrarisch bouwperceel: In het huidige artikel 4.19a, lid 5, is aangegeven dat geen nieuwe agrarische bedrijfsbebouwing en bouwwerken buiten de aangewezen agrarische bouwpercelen zijn toegestaan. In het kader van de evaluatie van de Omgevingsverordening is gebleken dat een aantal gemeenten deze bepaling te beperkend vinden voor zover deze ook ziet op het plaatsen van mestbassins, mestzakken, mestsilo’s, kuilvoerplaten, sleufsilo’s en schuilhutten voor vee. Weliswaar kunnen agrarische bouwpercelen met toepassing van de maatwerkbenadering worden uitgebreid, maar daarvoor is een wijziging van het bestemmingsplan nodig. Gemeenten maar ook LTO-Noord vinden dat de zwaarte van een dergelijke procedure en de kosten die daarmee voor de belanghebbende zijn gemoeid, niet in een evenredige verhouding staan ten opzichte van een aard en omvang van deze bouw- en gebruiksactiviteiten. Zij hebben er daarom voor gepleit dat deze activiteiten worden toegestaan via een afwijkingbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder c, van de Wet ruimtelijke ordening, die met dezelfde waarborgen wordt omkleed als een wijzigingsbevoegdheid. De gemeenten in het Westerkwartier hebben in dit verband tevens gewezen op de uitspraak van Afdeling rechtspraak van de Raad van Staten van 19 oktober 2011. Bij die uitspraak is de reactieve aanwijzing die Gedeputeerde Staten hebben gegeven ten aanzien van de in de desbetreffende bestemmingsplannen opgenomen afwijkingsbevoegdheid voor het toestaan van kuilvoerplaten en/of sleufsilo's buiten het bouwperceel vernietigd. Daartoe heeft de Afdeling overwogen dat geen materieel verschil bestaat tussen het vergroten van de agrarische bouwpercelen en het toepassen van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Voorts achtte de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat de door het provinciebestuur voorgestane systematiek daadwerkelijk leidt tot minder bebouwing dan de in het bestemmingsplan neergelegde systematiek.

Om tegemoet te komen aan de wens om in bijzondere omstandigheden toch ruimte te bieden voor mestzakken, mestbassins, mestsilo’s, kuilvoerplaten en sleufsilo’s buiten het agrarisch bouwperceel is (ook hier) gekozen voor een 'nee-tenzij' bepaling. Het verbod blijft (met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en schuilstallen voor het niet-bedrijfsmatig houden van vee tot een oppervlakte van maximaal 25 m² en een hoogte van maximaal 3 meter in stand (en uitgebreid met een verbod op opslagvoorzieningen buiten het agrarische bouwperceel voor mest en voer die niet als een bouwwerk kunnen worden aangemerkt), tenzij Gedeputeerde Staten een op de betreffende gemeente van toepassing zijnde nadere regels hebben vastgesteld. Ingevolge die nadere regels kan in een bestemmingsplan aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid worden toegekend om: a. een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van de oprichting van mestzakken, mestbassins, mestsilo’s, kuilvoerplaten en sleufsilo’s buiten het aangewezen agrarisch bouwperceel - direct aansluitend op de bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel (gelegen binnen een afstand van 25 meter van het agrarisch bouwperceel) - mits op grond van ruimtelijke en milieuhygiënische belemmeringen oprichting van deze bouwwerken binnen het bouwperceel niet mogelijk is; b. naar keuze het bestemmingsplan te wijzigen dan wel een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van de oprichting van alleen mestbassins buiten het aangewezen agrarisch bouwperceel op een veldkavel - binnen het op voordracht van de gemeente door Gedeputeerde Staten daartoe aangewezen gebied - indien deze bouwwerken om milieuhygiënische redenen niet binnen- of direct aansluitend op het agrarisch bouwperceel gebouwd kunnen worden. Voorwaarde voor het vaststellen van een afwijkende regeling door Gedeputeerde Staten is onder meer dat de gemeente - zowel ingeval van mestopslag aangrenzend aan het agrarisch bouwperceel als ingeval van mestopslag op de veldkavel - zich laat adviseren door de Stichting Libau. Een bestuursovereenkomst is als bijlage 2 bij dit document gevoegd.

Page 31: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

31

N. Buitengebied Huidig artikel 4.20: Artikel 4.20 Toepasselijkheid Gedeputeerde Staten stellen per gemeente of gedeelte van een gemeente vast welk gebied buitengebied is, met in achtneming van de in bijlage 15 genoemde uitgangspunten. Gewijzigd artikel 4.20: Artikel 4.20 Toepasselijkheid 1. Gedeputeerde Staten stellen per gemeente of gedeelte van een gemeente vast welk gebied buitengebied is, met in achtneming van de in bijlage 15 genoemde uitgangspunten; 2. Gedeputeerde Staten kunnen ten behoeve van nieuw ruimtebeslag van niet functioneel aan het buitengebied gebonden functies besluiten tot wijziging van de grens van het buitengebied uitsluitend indien hiervoor binnen het bestaand stedelijk gebied geen ruimte beschikbaar is of na intensivering, revitalisering en herstructurering kan worden verkregen. Toelichting op artikel 4.20: In artikel 4.20, lid 1wordt verwezen naar de in bijlage 15 genoemde uitgangspunten. In uitgangspunt 5 wordt gesproken over ‘ingesloten onbebouwde terreinen’ die tot het bebouwd gebied gerekend worden. Deze categorie leidt tot interpretatieverschillen over wanneer er sprake is van een volledig ingesloten onbebouwde terreinen. Om deze reden is de zinsnede ‘geheel of nagenoeg geheel’ aan uitgangspunt 5 toegevoegd: “De functies die aan het bebouwd gebied worden toegerekend zijn wonen, werken, detailhandel, gebouwen met openbare en sociaal culturele functies, geheel of nagenoeg geheel ingesloten onbebouwde terreinen, begraafplaatsen, in zeer beperkte mate agrarische bedrijven en kassen die geheel of nagenoeg geheel ingesloten worden door de hiervoor genoemde functies. Over de functie recreatiebungalowparken die zijn gelegen aansluitend aan het bestaand bebouwd gebied. zal per situatie een keuze moeten worden bepaald. De niet ingesloten onbebouwde terreinen, ook degene die qua uitstraling en gebruik tot de invloedssfeer van de kernen horen, worden tot het buitengebied gerekend. Een uitzondering wordt gemaakt voor de gemeente Groningen. Rond de stad liggen,soms deels ingesloten, vrij grote onbebouwde gebieden die niet als buitengebied kunnen worden gezien. Vanwege het grootstedelijk karakter van dit gebied en de dynamiek die er plaatsvindt, rekenen we deze gebieden tot het stedelijk gebied. De gebieden met een uitgesproken landelijk karakter worden als buitengebied aangewezen.” Artikel 4.20, lid 1 is voor het overige ongewijzigd. Het besluit ‘Begrenzing buitengebied’ met daarop betrekking hebbende wijzigingen is terug te vinden op: http://www.provinciegroningen.nl/loket/kaarten/ruimtelijke-plannen/ In verband met het vervallen van artikel 4.6 wordt de toepassing van de SER-ladder voor nieuwe ruimtelijke ingrepen in het buitengebied, aansluitend op het bestaand stedelijk gebied, ondergebracht in artikel 4.20, lid 2. Hiermee wordt aangesloten bij de 'ladder voor duurzame verstedelijking zoals die in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zal worden opgenomen. Hiertoe is in het Ontwerpbesluit wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (eerste aanvulling) een voorstel gedaan om - onder vernummering - een nieuw lid 2 aan artikel 3.1.6 van het Bro toe te voegen. Deze wijziging van het Bro is van toepassing op alle ruimtelijke besluiten die door overheden worden genomen, omdat zorgvuldige benutting van ruimte de grondslag moet zijn van alle ruimtelijke besluiten. Het artikel vraagt aan overheden om standaard een aantal opeenvolgende stappen te zetten (‘de treden van de ladder’) wanneer een nieuwe ontwikkeling om ruimtelijke inpassing vraagt en het doorlopen van deze stappen te motiveren in de toelichting bij het betreffende ruimtelijke plan.

Page 32: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

32

O. Diepe waterplassen Huidig artikel 4.22: Artikel 4.22 vervallen Gewijzigd artikel 4.22: Artikel 4.22 Diepe waterplassen Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de in kaartbijlage 13 aangegeven diepe waterplassen voorziet in een verbod op het dempen en op het zowel geheel als gedeeltelijk verondiepen van de waterplassen. Toelichting op artikel 4.22: In de provincie Groningen komt een aanzienlijk aantal diepe plassen voor die voornamelijk zijn ontstaan door zandwinning. Een aantal van deze plassen heeft dankzij hun diepte, de geïsoleerde ligging of andere specifieke omstandigheden als kwel en bijzondere water- en de oeverzones een bijzondere ecologische kwaliteit. Door een wijziging van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) en het ontbreken van andere relevante regelgeving is het echter mogelijk dat licht verontreinigde grond en bagger slechts met een melding onder algemene regels, dus zonder vergunning, nuttig wordt toegepast, bijvoorbeeld om een plas te verondiepen. Ter bescherming van de waterkwaliteit van deze diepe waterplassen is artikel 4.22 opgenomen. De diepe waterplassen staan aangegeven op kaartbijlage 13. Deze kaartbijlage maakt deel uit van de 'Ontwerp Partiële herziening provinciale omgevingsverordening 2012'. Het gaat hier om de bescherming van die plassen die vanwege waterkwaliteit, natuur of landschap dusdanig bijzonder zijn, dat de huidige toestand niet mag worden aangetast door deze te verondiepen. Het gaat daarbij om de volgende plassen:

Gemeente Locatie

Bellingwedde Blijham, afslag N368

Bellingwedde zwembad Kemperpark

De Marne kolk/eendenkooi, voorheen Mansholt

De Marne Oude Provinciale Dijk, kolk 3

De Marne Oude Provinciale Dijk, kolk 1

De Marne Oude Provinciale Dijk, kolk 4

De Marne Oude Provinciale Dijk, kolk 2

Delfzijl Proostmeer

Eemsmond kolk Eijlsgat

Groningen Middelberterplas

Groningen Piccardhofplas

Groningen Natuurbad

Grootegast Parkheem

Haren Sassenhein

Haren Sassenhein Zuid

Leek Lettelberterplas

Marum Ronde Meer

Marum Bolmeer

Menterwolde Uiterburen

Menterwolde Westerbovenlanden, Meeden

Menterwolde A.G. Wildervankkanaal

Menterwolde Tripscompagnie

Oldambt Beertsterplas

Oldambt Tuitjeshorn

Oldambt natuurplas Ennemaborg

Page 33: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

33

Oldambt recreatieplas Ennemaborgh

Oldambt A7, nabij Oude dijk

Oldambt Emergo

Pekela Heeresveld

Pekela Kruiselwerk

Pekela zandwinning prov. weg Alteveer-Stadskanaal

Slochteren Borgmeren 2

Slochteren Borgmeren 1

Slochteren Siddeburen, Damsterweg

Slochteren Grunostrand

Veendam Groote Gat

Vlagtwedde Sellingerbeetse Zuid

Vlagtwedde Emslandermeer

Vlagtwedde Moekesgat

Vlagtwedde Sellingerbeetse Noord

Zuidhorn kolk, voorheen Bakker

Zuidhorn kolk, maatschap Bos

Page 34: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

34

P. Niet-agrarisch grondgebruik Huidig artikel 4.27 en artikel 4.28: Artikel 4.27 Niet-agrarisch grondgebruik 1. Een bestemmingsplan voorziet niet in nieuw ruimtebeslag ten behoeve van, noch in nieuwvestiging van niet-functioneel aan het buitengebied gebonden functies, zoals wonen, niet-agrarische bedrijven, dienstverlening, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, voorzieningen voor recreatie, anders dan extensieve recreatie. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op ruimtebeslag ten behoeve van: a. wetenschappelijk onderzoek door middel van het clustergewijs plaatsen van antennes of sensoren, of beide, tot een hoogte van maximaal 3 meter; b. het winnen en opslaan van water, grondwater en delfstoffen; c. sportkantines, kleedkamers en sanitair alsmede gebouwen en bouwwerken ten behoeve van terreinonderhoud voor zover gesitueerd op, of aangrenzend aan een bestaand sportcomplex; d. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van terreinonderhoud en ondergeschikte ondersteunende functies op, of aangrenzend aan een openbaar toegankelijk park of begraafplaats. 3. Het bestemmingsplan stelt regels over het hergebruik van bestaande vrijkomende gebouwen en reeds vrijgekomen gebouwen. Deze regels voorzien in ieder geval in het volgende: a. de functie wonen wordt beperkt tot het hoofdgebouw; b. de ten tijde van de vaststelling van het plan bestaande maatvoering, die bepaald wordt door de goothoogte, dakhelling, nokhoogte, nokrichting en oppervlakte, blijft gehandhaafd behoudens geringe uitwendige aanpassingen; c. het voorkomen van onnodige sloop van binnen het plangebied aanwezige monumentale gebouwen; d. de bedrijvigheid wordt beperkt tot de milieucategorieën 1 en 2, alsmede behorend tot categorie 3 voor zover naar aard en invloed op de omgeving met categorieën 1 en 2 gelijk te stellen bedrijvigheid, van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering, waarbij detailhandel wordt beperkt tot het aanbieden en verkopen van ambachtelijke, agrarische of aan de agrarische sector gelieerde producten op een vloeroppervlakte van maximaal 60 m2; e. de opslag van materialen of goederen op het erf anders dan ter verwezenlijking van de bestemming wordt uitgesloten. 4. Een ontheffing van het eerste lid is in ieder geval mogelijk voor: a. de realisering van landgoederen; b. incidentele woningbouw ter verbetering van ruimtelijke kwaliteit in visueel landschappelijk opzicht; en c. de aanleg van recreatiebungalowparken en zelfstandige kampeerterreinen. 5. Een ontheffing als bedoeld in het vierde lid wordt niet verleend als in de planvorming onvoldoende rekening is gehouden met: a. het respecteren van historische gegroeide landschapsstructuur; b. het houden van afstand tot andere ruimtelijke elementen; c. de toereikendheid van de infrastructurele ontsluiting; d. de evenwichtigheid van de ordening, maatvoering en vormgeving van de gebouwen; e. de inpasbaarheid van de erfinrichting in het landschapstype; f. de wenselijkheid om voor de bedrijfsvoering niet noodzakelijke opstallen met uitzondering van monumentale of karakteristieke gebouwen op het bouwperceel te saneren. 6. Een ontheffing als bedoeld in het vierde lid, onder c, kan eveneens niet worden verleend indien sprake is van vestiging in de ecologische hoofdstructuur, de Nationale Landschappen Middag- Humsterland en Drentsche Aa, het grootschalig open landschap en zones rond wierden en wierdendorpen, de besloten kleinschalige en open gebieden in Westerwolde, de glaciale ruggen, wierden en essen, aangegeven in bijlage 12, kaart 6a. 7. Een bestemmingsplan stelt regels ten aanzien van de uitbreidingsmogelijkheden van bestaande

Page 35: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

35

niet-agrarische bedrijven. Deze regels betreffen in elk geval: a. de beperking van de uitbreidingsmogelijkheden tot een eenmalige uitbreiding van de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing tot een percentage dat de 20% niet mag overstijgen; b. de voorwaarde dat de uitbreiding niet leidt tot onevenredige aantasting van landschap, natuur en milieu en tot verkeersoverlast. 8. Een bestemmingsplan bevat regels over de oppervlakte van woningen, aan- en uitbouwen alsmede bijgebouwen. Deze regels betreffen in elk geval de beperking van de gezamenlijke grondoppervlakte van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een oppervlakte die de 300 m², dan wel de bestaande oppervlakte voor zover groter dan 300 m2 niet mag overstijgen. 9. Een bestemmingsplan voorziet niet in de aanleg van grote infrastructuur zoals wegen, spoorwegen, buis- en hoogspanningsleidingen met uitzondering van de aanleg van infrastructuur binnen de in bijlage 11, kaart 5c, aangegeven reserveringszones en het daar aangegeven zoekgebied. Huidig artikel 4.28: Artikel 4.28 Mogelijkheid afwijkende regeling 1. Gedeputeerde Staten kunnen ten behoeve van vervangende nieuwbouw van woningen voor een gemeente dan wel voor een groep van gemeenten een regeling vaststellen die afwijkt van de in artikel 4.27 opgenomen regeling. Artikel 4.27, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing. 2. De regeling, bedoeld in het eerste lid is uitsluitend van toepassing in situaties waarin met de bouw van een vervangende woning verrommeling van het landschap wordt tegengegaan en dient regels te bevatten ten aanzien van de uiterlijke verschijningsvorm van de op te richten hoofd- en bijgebouwen. 3. Gedeputeerde Staten kunnen ten behoeve van bedrijfsuitbreiding voor een gemeente dan wel voor een groep van gemeenten een regeling vaststellen die afwijkt van artikel 4.27, zevende lid, onder a, mits er een directe relatie ligt tussen de mogelijkheden voor bedrijfsuitbreiding en landschappelijke kwaliteit. Gewijzigd artikel 4.27, artikel 4.27a en artikel 4.28: Artikel 4.27 Niet-agrarisch grondgebruik 1. Een bestemmingsplan voorziet niet in nieuw ruimtebeslag ten behoeve van, noch in nieuwvestiging van niet-functioneel aan het buitengebied gebonden functies, zoals wonen, niet-agrarische bedrijven, dienstverlening, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, voorzieningen voor recreatie, anders dan extensieve recreatie. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op ruimtebeslag ten behoeve van: a. wetenschappelijk onderzoek door middel van het clustergewijs plaatsen van antennes of sensoren, of beide, tot een hoogte van maximaal 3 meter; b. het winnen en opslaan van water, grondwater en delfstoffen; c. sportkantines, kleedkamers en sanitair alsmede gebouwen en bouwwerken ten behoeve van terreinonderhoud voor zover gesitueerd op, of aangrenzend aan een bestaand sportcomplex; d. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van terreinonderhoud en ondergeschikte ondersteunende functies op, of aangrenzend aan een openbaar toegankelijk park of begraafplaats. 3. In afwijking van het eerste lid stelt het bestemmingsplan regels aan het gebruik van voormalige bedrijfsgebouwen en het daarbij behorende erf die ertoe strekken dat: a. een zelfstandige woonfunctie slechts is toegestaan in het hoofdgebouw op een perceel waar reeds een woning of bedrijfswoning aanwezig is; b. bedrijfsfuncties beperkt blijven tot de categorieën 1 en 2 of categorie 3, indien de activiteit wat

Page 36: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

36

betreft aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2, van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009; c. detailhandel wordt beperkt tot het aanbieden en verkopen van ambachtelijke-, agrarische- en/of aan de agrarische sector gelieerde producten op een vloeroppervlakte van maximaal 60 m²; d. de opslag van materialen of goederen op het erf anders dan ter verwezenlijking van de bestemming wordt uitgesloten; 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 4.27a, lid 2, voorziet een bestemmingsplan dat betrekking heeft op voormalige bedrijfsgebouwen en het daarbij behorende erf niet in: a. het geheel veranderen van gebouwen; b. het vergroten van gebouwen; c. het oprichten van nieuwe gebouwen. 5. In afwijking van het eerste lid kan in een bestemmingsplan aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid worden toegekend om de bestemming van gronden te wijzigen in een woonbestemming, voor zover het een aan één woning met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen ruimte biedende open plek binnen een bestaand bebouwingslint betreft, mits deze bevoegdheid door de volgende objectieve normen wordt begrensd: a. in het wijzigingsplan dienen regels te worden gesteld die bewerkstelligen dat de woonbebouwing aansluit bij de situering, omvang en verschijningswijze van de gebouwen op de aangrenzende bouwpercelen; b. over de aanvaardbaarheid van de planwijziging dient advies te worden ingewonnen van een onafhankelijke deskundige op het gebied van stedenbouw en landschap; c. de toelichting op het wijzigingsplan dient een verantwoording te bevatten van de wijze waarop met het onder b bedoelde advies rekening is gehouden.

6. Een bestemmingsplan stelt regels ten aanzien van de uitbreidingsmogelijkheden van bestaande niet-agrarische bedrijven en bestaande maatschappelijke voorzieningen. Deze regels betreffen in elk geval: a. de beperking van de uitbreidingsmogelijkheden tot een eenmalige uitbreiding van de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing en een eenmalige uitbreiding van de totale oppervlakte van het bestaande bouwperceel, te rekenen vanaf 17 juni 2009, tot een percentage dat niet meer mag bedragen dan 20% van de totale vloeroppervlakte van de bestaande bedrijfsbebouwing; b. de voorwaarde dat de uitbreiding niet leidt tot onevenredige aantasting van landschap, natuur en milieu en tot verkeersoverlast. 7. Een bestemmingsplan bevat regels over de oppervlakte van woningen, aan- en uitbouwen alsmede bijgebouwen. Deze regels betreffen in elk geval de beperking van de gezamenlijke grondoppervlakte van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een oppervlakte die de 300 m², dan wel de bestaande oppervlakte voor zover groter dan 300 m² niet mag overstijgen. 8. Een bestemmingsplan voorziet niet in de aanleg van grote infrastructuur zoals wegen, spoorwegen, buis- en hoogspanningsleidingen met uitzondering van de aanleg van infrastructuur binnen de in bijlage 11, kaart 5c, aangegeven reserveringszones en het daar aangegeven zoekgebied. Artikel 4.27a Cultureel erfgoed 1. De toelichting op een bestemmingsplan bevat een inventarisatie en beschrijving van de in het plangebied aanwezige karakteristieke gebouwen. 2. Het bestemmingsplan legt de bestaande hoofdvorm van karakteristieke gebouwen - zoals deze wordt bepaald door de goothoogte, dakhelling, nokhoogte, nokrichting en oppervlakte - vast en stelt een verbod om deze gebouwen zonder omgevingsvergunning te slopen, waarbij aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid wordt toegekend om een omgevingsvergunning ten behoeve van het slopen te verlenen indien:

a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen;

b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;

Page 37: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

37

c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is; d. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek

vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 4.28 Mogelijkheid vaststellen nadere regels 1. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels vaststellen die afwijken van de in artikel 4.27a, tweede lid opgenomen regeling op grond waarvan een bestemmingsplan kan voorzien in het veranderen en het vergroten van bestaande gebouwen en het oprichten van nieuwe gebouwen voor een gemeente dan wel voor een groep van gemeenten, mits deze nadere regels afdoende voorzien in bescherming van karakteristieke gebouwen. 2. Gedeputeerde Staten kunnen voor een gemeente dan wel voor een groep van gemeenten,nadere regels vaststellen, op grond waarvan een bestemmingsplan kan voorzien in verdergaande uitbreidingsmogelijkheden dan bepaald in artikel 4.27, zesde lid, onder a, mits deze regels bewerkstelligen dat de verdergaande uitbreidingsmogelijkheden gepaard gaan met een toename van de landschappelijke kwaliteit. Toelichting op de artikelen 4.27 en 4.28 : In artikel 4.27, lid 3, zijn regels opgenomen met betrekking tot hergebruik van voormalige bedrijfsgebouwen. Hieronder wordt verstaan gebouwen die na 14 december 1994 blijvend zijn of worden onttrokken aan het bedrijfsmatig gebruik waarvoor deze oorspronkelijk zijn opgericht en/of zijn bestemd. In lid 2 van artikel 4.27a is bepaald dat de bestaande verschijningsvorm van deze gebouwen moet worden vastgelegd. Voor verbouw van deze gebouwen is gekozen voor een 'nee, tenzij'- benadering ingevolge welke niet-karakteristieke gebouwen kunnen worden veranderd en/of uitgebreid mits Gedeputeerde Staten nadere regels hebben vastgesteld. Deze nadere regels zullen worden vastgesteld indien hen gebleken is dat de gemeente een deugdelijke inventarisatie heeft verricht van de aanwezige karakteristieke gebouwen binnen de gemeente (zie hiervoor artikel 4.28, lid 1). De nadere regels voorzien daarnaast ook in een mogelijkheid tot verbouw van karakteristieke gebouwen. De nadere regels zijn als bijlage 3 bij dit document gevoegd. Overigens dient ingevolge het gewijzigde artikel 3.1.6, lid 2, sub a van het Besluit ruimtelijke ordening in de toelichting van een bestemmingsplan reeds een beschrijving van de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden te worden opgenomen. Dit houdt ingevolge de toelichting op dit artikel in dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd dienen te worden. De specifieke ontheffingen voor realisering van landgoederen en de aanleg van recreatiebungalowparken zijn in verband met de in voorbereiding zijnde reparatie van de Wro komen te vervallen. Indien een dergelijke initiatief zich aandient kan vanwege de impact van een dergelijke ruimtelijke ingreep de provincie - na afweging van de relevante ruimtelijke belangen - besluiten om hiervoor zelf een inpassingsplan op te stellen. De specifieke ontheffing voor incidentele woningbouw in het buitengebied is gewijzigd in een zogenaamde ‘nee-tenzij’-bepaling (hiervoor wordt verwezen naar lid 5 van artikel 4.27). Het ongewijzigde artikel 4.27, lid 8 bevat een verwijzing naar de gewijzigde bijlage 11, kaart 5c (Infrastructuur).

Page 38: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

38

Q. Antennemasten Huidig artikel 4.30: Artikel 4.30 Antennemasten 1. Een bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid om nieuwe antennemasten op te richten ten behoeve van telecommunicatie die hoger zijn dan 40 m. 2. Een bestemmingsplan stelt regels voor de plaatsing van antennemasten voor telecommunicatie tot een maximale hoogte van 40 m om te voorzien in een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing. 3. In afwijking van het eerste lid voorziet een bestemmingsplan niet in de mogelijkheid van de plaatsing van een antennemast hoger dan 5 m in de ecologische hoofdstructuur, een ander natuurgebied of een gebied met grootschalig open landschap, zoals aangegeven in bijlage 12, kaart 6a. Gewijzigd artikel 4.30: Artikel 4.30 Antennemasten Een bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid om nieuwe antennemasten op te richten ten behoeve van telecommunicatie die hoger zijn dan 40 m. Toelichting op artikel 4.30: Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo jo. artikel 4, lid 5, van bijlage II bij het Bor kunnen burgemeester en wethouders - ongeacht hetgeen het bestemmingsplan daarover bepaalt - een omgevingsvergunning verlenen voor het oprichten van een antenne-installatie, mits deze niet hoger dan 40 meter is. Met het oog op deze bevoegdheid kan artikel 4.30 beperkt worden tot een verbod op het oprichten van antennemasten hoger dan 40 meter. Om deze reden worden lid 2 en lid 3 van dit artikel geschrapt.

Page 39: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

39

R. Ecologische hoofdstructuur en robuuste verbindingszones Huidige titel 4.4: Artikel 4.31 Ecologische hoofdstructuur en robuuste verbindingszones 1. Voor zover een bestemmingsplan betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur voorziet het plan niet in wijziging van de bestemming of wijziging van de regels ter zake van het gebruik van de grond die in significante mate afbreuk doen aan: a. het areaal aan de gronden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur; of b. de samenhang tussen de gebieden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur; of; c. de aanwezige en mogelijke abiotische kenmerken en waarden van de van de ecologische hoofdstructuur deel uitmakende gronden, aangegeven in bijlage 16; of d. de door Gedeputeerde Staten vastgestelde belangrijke landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het toepasselijke gebied. 2. Onverminderd artikel 4.27 is het eerste lid niet van toepassing op gronden die deel uitmaken van een agrarisch bouwperceel dat is toegekend in een bestemmingsplan dat geldt op het tijdstip dat dit artikel in werking treedt, van kracht is. Artikel 4.32 Ontheffingsmogelijkheid artikel 4.31 1. In dit artikel wordt onder schade verstaan: aantasting van de belangrijke landschapskenmerken en natuurwaarden van het gebied alsmede mogelijk andere negatieve effecten voor de met de gebiedsaanwijzing beoogde ontwikkeling en belangen. 2. Ontheffing van artikel 4.31 is uitsluitend mogelijk ten behoeve van a. een ingreep waarvoor geen aanvaardbaar alternatief aanwezig is en waarmee een groot openbaar belang wordt gediend; b. een ingreep anders dan bedoeld onder a, hetzij kleinschalig van aard, hetzij voortvloeiend uit een samenhangende ruimtelijke visie waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd. 3. Een ontheffing als bedoeld in het tweede lid kan slechts worden verleend indien vaststaat dat de maatregelen ter voorkoming van schade alsmede de compenserende maatregelen zullen worden uitgevoerd. 4. De ontheffing, bedoeld in het tweede lid, onder a, kan alleen worden verleend indien schade zoveel mogelijk wordt voorkomen en resterende schade volledig wordt gecompenseerd door het treffen van zodanige maatregelen dat er geen netto verlies optreedt aan belangrijke kenmerken en waarden in termen van areaal, kwaliteit en samenhang. 5. De ontheffing, bedoeld in het tweede lid, onder b, kan alleen worden verleend indien schade zoveel mogelijk wordt voorkomen, resterende schade volledig wordt gecompenseerd overeenkomstig het derde lid, en er netto winst optreedt voor de belangrijke kenmerken en waarden in termen van areaal, kwaliteit en samenhang. Artikel 4.33 Zoekgebied robuuste verbindingszone 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen het in bijlage 10, kaart 4, weergegeven gebied 'zoekgebied robuuste verbindingszone' voorziet niet in wijziging van de bestemming of een wijziging van de regels ter zake van het gebruik van de grond die in significante mate een beperking met zich meebrengt voor de mogelijkheid om een hoogwaardige en op robuuste verbindingszones in aangrenzende gebieden aansluitende robuuste verbindingszone te creëren en in stand te houden. 2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover Gedeputeerde Staten voor het van toepassing zijnde deel van het zoekgebied robuuste verbindingszone de begrenzing van de robuuste verbindingszone hebben vastgesteld.

Page 40: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

40

Gewijzigd artikel 4.31: Artikel 4.31 Ecologische hoofdstructuur 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur als aangegeven op kaart 4, voorziet niet in wijziging van de bestemming of wijziging van de regels ter zake van het gebruik van de grond die per saldo leiden tot een significante aantasting van de in bijlage 16 beschreven wezenlijke kenmerken en waarden van de van de ecologische hoofdstructuur deel uitmakende gronden, tenzij: a. er sprake is van een groot openbaar belang,en b. er geen reële andere mogelijkheden zijn, en c. de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd. 2. De toelichting op een bestemmingsplan dat voorziet in een bestemmingswijziging die

ingevolge het eerste lid gecompenseerd dient te worden bevat een verantwoording omtrent de aard en omvang van de effectbeperkende- en/of compenserende maatregelen, de begrenzing van het compensatiegebied, en de wijze waarop de compensatie duurzaam is verzekerd.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op gronden die deel uitmaken van een agrarisch

bouwperceel. Gewijzigd artikel 4.32: Artikel 4.32 Vervallen (opgegaan in artikel 4.31) Artikel 4.33: Artikel 4.33 Zoekgebied robuuste verbindingszone 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen het in bijlage 10, kaart 4, weergegeven gebied 'zoekgebied robuuste verbindingszone' voorziet niet in wijziging van de bestemming of een wijziging van de regels ter zake van het gebruik van de grond die in significante mate een beperking met zich meebrengt voor de mogelijkheid om een hoogwaardige en op robuuste verbindingszones in aangrenzende gebieden aansluitende robuuste verbindingszone te creëren en in stand te houden. 2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover Gedeputeerde Staten voor het van toepassing zijnde deel van het zoekgebied robuuste verbindingszone de begrenzing van de robuuste verbindingszone hebben vastgesteld. Toelichting op titel 4.4: De ontheffingsconstructie zoals opgenomen in artikel 4.32 dient in verband met de in voorbereiding zijnde ‘reparatie’ van de Wro te vervallen en tevens dient de regeling van artikel 4.31 te voldoen aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Voor wat betreft dit laatste is aansluiting gezocht bij de regeling in het Barro. Die regeling laat - behoudens de keuze voor wat betreft de gronden die worden aangewezen als EHS - de provincie hoegenaamd geen speelruimte voor het beschermingsregime dat van toepassing dient te zijn en de randvoorwaarden onder welke de begrenzing kan worden aangepast, in die zin dat niet meer kan worden toegestaan dan het Barro voorschrijft. De formulering van artikel 4.31 is hierop afgestemd. Artikel 4.32 is komen te vervallen en opgegaan in artikel 4.31. Het ongewijzigde artikel 4.33 bevat een verwijzing naar de gewijzigde kaart 4 van bijlage 10. Daarnaast is bijlage 10, kaart 4 op onderdelen gewijzigd. In de brief aan Provinciale Staten van 23 juni 2011 is aangekondigd dat de begrenzing van de EHS op een aantal onderdelen zal worden aangepast. Hierbij zijn genoemd de Onnerpolder bij Haren en een terrein ten noorden van Appingedam. Ondertussen is gebleken dat het gewenst is om de begrenzing van de EHS nog op een

Page 41: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

41

aantal onderdelen aan te passen. De aanpassingen hangen ondermeer samen met veranderende eigendomsituaties in het gebied. De wijzigingen maken reeds deel uit van het Natuurbeheerplan van de provincie Groningen (vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 27 september 2011) maar zijn als zodanig nog niet vastgelegd. Bijlage 10, kaart 4, wordt op de volgende onderdelen gewijzigd: Kaartbladen 1, 2 en 4: In de Onnerpolder bij Haren ligt ca. 150 ha landbouwgrond dat eigendom is van Bureau Beheer Landbouwgronden. Deze gronden zijn in het verleden begrensd als EHS-beheersgebied. Een aantal boeren uit het gebied ziet kansen om deze gronden in eigendom te verwerven, waarbij het toekomstige beheer zal worden gericht op verbetering van de weidevogelstand. Voor een deel zal dat gebeuren door agrarische natuurbeheer en voor een ander deel door particulier natuurbeheer. Om de subsidiering van het particulier natuurbeheer mogelijk te maken wordt een deel van het eerder begrensde beheergebied omgezet in natuur en wordt in het zuidelijk deel van het gebied de EHS met enkele hectares uitgebreid. Tegelijkertijd worden gronden in het noordelijk deel van het gebied (de zogenaamde "bronlanden"), die in het kader van de EHS waren begrensd als natuur, uit de begrenzing van de EHS gehaald. Met deze aanpassingen van de EHS begrenzing ondersteunt de provincie het initiatief van de boeren en wordt tegelijkertijd een meerwaarde voor natuur gerealiseerd. Kaartblad 3: Het betreffende gebied was begrensd als EHS-beheergebied. Inmiddels is het terrein eigendom van een natuurterreinbeherende organisatie. Om deze reden krijgen de gronden de aanduiding overig bos- en natuurgebied. Kaartblad 5: Het betreft hier een beperkte oppervlakte grond (0.31 ha), die is aangekocht ten behoeve van het Groninger Landschap. Aankoop was nodig om ter plekke ontsnipperingsmaatregelen mogelijk te maken. De betreffende oppervlakte wordt toegevoegd als EHS Natuur. Kaartblad 6: Het perceel (ruim 1 ha) is in eigendom van Staatsbosbeheer en sluit aan op het natuurgebied “De Tjamme”. Het perceel wordt toegevoegd als EHS Natuur. Kaartblad 7: In het kader van het Reitdiepproject is afgesproken dat er een smalle strook (20 meter) EHS-beheersgebied zal worden omgezet in EHS-Natuur. Deze aanpassing is nodig om de waterhuishoudkundige inrichting af te stemmen op de te ontwikkelen natuurwaarden. Kaartblad 8: Het gaat hier om een perceeltje bos met een oppervlakte van ca 2 ha dat eigendom is van Staatsbosbeheer en dat aansluit bij andere bosgebieden die deel uitmaken van de EHS. Het bosperceeltje wordt toegevoegd als EHS-Natuur. Kaartblad 9: Het gaat om een perceel grond (ca 2 ha) dat in eigendom is van Staatsbosbeheer. Het perceel is toegevoegd als overig bos- en natuurgebied. Kaartblad 10,11, 14: De begrenzing van diverse bestaande aanduidingen wordt iets aangepast en afgestemd op de eigendomssituatie van een natuurterreinbeherende organisatie. Kaartblad 12: Het gaat hier om een nieuw ontwikkelde natuurzone, die de afgelopen periode is gerealiseerd in het kader van de uitwerking van de robuuste verbindingszone. Deze zone (oppervlakte 14 ha) wordt toegevoegd aan EHS-Natuur. Daarmee komt ter plekke het zoekgebied robuuste verbindingszone te vervallen. Kaartblad 13: Het gaat hier om eigendommen van Staatsbosbeheer die onderdeel vormen van een groter bosgebied. De gronden worden toegevoegd als overig natuur- en bosgebied.

Page 42: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

42

Kaartblad 15 en 16: Kleine eigendommen van Staatsbosbeheer die worden toegevoegd als overig natuur- en bosgebied. Kaartblad 17 en 18: De begrenzing van de EHS Midden-Groningen wordt afgestemd op het herinrichtingsplan Midden-Groningen en het definitieve plan van toedeling. Daarmee neemt de oppervlakte EHS-Natuur af met ca 5 ha. De kaartbladen waarop de doorgevoerde wijzigingen staan aangegeven, zijn als bijlage 4 aan dit document gevoegd. De aangepaste bijlage 10, kaart 4 (Natuur) maakt deel uit van de 'Ontwerp Partiële herziening provinciale omgevingsverordening 2012'.

Page 43: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

43

S. Bijzondere bepalingen met betrekking tot bestemmingsplannen voor nationale landschappen, landschappelijke kernkarakteristieken en andere kwetsbare gebieden Titel 4.5: artikel 4.34 tot en met artikel 4.39, artikel 4.41 tot en met artikel 4.47: Titel 4.5 Bijzondere bepalingen met betrekking tot bestemmingsplannen voor nationale landschappen, landschappelijke kernkarakteristieken en andere kwetsbare gebieden Artikel 4.34 Nationaal Landschap Middag-Humsterland 1. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het Nationaal Landschap Middag-Humsterland worden regels gesteld ter bescherming van de landschappelijke openheid, het reliëf, de karakteristieke verkaveling, het beloop en profiel van watergangen en wegen en alsmede het daarmee samenhangende reliëf en de aanwezige wierden en dijken. 2. De begrenzing van het Nationaal Landschap en de te beschermen waarden zijn aangegeven in bijlage 12, kaarten 6a en 6b. 3. De regels als bedoeld in het eerste lid voorzien in elk geval in: a. een verbod op het verleggen en dempen van de in bijlage 12, kaart 6b aangegeven karakteristieke sloten en op het wijzigen van het profiel van die watergangen; b. een verbod op nieuwe houtteelt, de aanleg van nieuw bos en boomgaarden; c. een verbod op het wijzigen van het beloop van de wegen; d. een verbod op het wijzigen van het reliëf; e. een regeling tot behoud van de karakteristieke regelmatige verkaveling, onregelmatige blokverkaveling en radiale verkaveling rondom kernen; en f. een regeling voor het verleggen en dempen van de in bijlage 12, kaart 6b aangegeven karakteristieke sloten met wijzigingsbevoegdheid. Artikel 4.35 Nationaal Landschap Drentsche Aa 1. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het nationaal landschap Drentsche Aa, worden regels gesteld ter bescherming van de kleinschaligheid van het landschap, de vrij meanderende beek de Drentse Aa, alsmede de samenhang van essen, bossen, heides en moderne ontginningen. 2. De begrenzing van het Nationaal Landschap en de te beschermen waarden zijn aangegeven in bijlage 12, kaart 6a. 3. De regels als bedoeld in het eerste lid voorzien in elk geval in: a. een verbod op het wijzigen van het beloop van de beek de Drentse Aa; b. een regeling voor het diepploegen, egaliseren en afschuiven van de essen; c. een regeling ter bescherming van de inrichting van de in het gebied aanwezige landgoederen. 4. Voor zover een bestemmingsplan betrekking heeft op gronden die behoren tot het Nationaal Snelwegpanorama Drentsche Aa langs de A28, zoals aangegeven in bijlage 12, kaart 6a, voorziet een bestemmingsplan in bestemmingen of regels die het vrije uitzicht vanaf de weg op het Nationaal Landschap Drentsche Aa waarborgen. Artikel 4.36 Open landschap 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het in bijlage 12, kaart 6a, als grootschalig open landschap, of op de directe omgeving van de op dezelfde kaart aangegeven wierden, wierdedorpen, essen en esgehuchten bevat regels ter bescherming van de landschappelijke openheid. 2. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de in bijlage 12, kaart 6a, aangegeven essen bevat regels ter bescherming van de landschappelijk openheid van de essen. 3. De in het eerste en in het tweede lid bedoelde regels betreffen in elk geval een verbod op nieuwe houtteelt en op de aanleg van nieuw bos en boomgaarden.

Page 44: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

44

Artikel 4.37 Kanalen en wijken Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de in bijlage 12, kaart 6a, aangegeven kanalen en wijken bevat regels ter bescherming van de herkenbaarheid van de kanalen- en wijkenstructuur. Artikel 4.38 Houtsingelgebieden Zuidelijk Westerkwartier 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de in bijlage 12, kaart 6a, aangegeven houtsingelstructuur, pingoruïnes en herkenbare verkaveling in het Zuidelijk Westerkwartier stelt regels ter bescherming van deze houtsingelstructuur, deze pingoruïnes en herkenbare verkaveling. 2. De in het eerste lid bedoelde regels voorzien in elk geval in: a. een verbod op het kappen of rooien van houtsingels; b. de bescherming van de pingoruïnes. c. de bescherming van de herkenbare verkaveling 3. Gedeputeerde Staten kunnen voor het grondgebied van de gemeenten Leek, Marum, Grootegast en Zuidhorn of delen van dit grondgebied een regeling vaststellen die afwijkt van de regels, bedoeld in het tweede lid, teneinde daarmee tegemoet te komen aan de eisen voor een adequate agrarische bedrijfsvoering mits de regeling hetzij op zich, hetzij in combinatie met flankerend beleid, het behoud van de houtsingelkwantiteit zoals deze tot uiting komt in lengte en oppervlakte van de houtsingels voor het gehele Zuidelijk Westerkwartier waarborgt. Artikel 4.39 Houtsingels Gorecht 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de in bijlage 12, kaart 6a, aangegeven houtsingels en pingoruïnes in Gorecht, bevat regels ter bescherming van deze houtsingels en pingoruïnes. 2. De in het eerste lid bedoelde regels voorzien in elk geval in: a. een verbod op het kappen of rooien van houtwallen, houtsingels en meidoornhagen; b. de bescherming van de pingoruïnes. 3. Gedeputeerde Staten kunnen voor het grondgebied van de gemeente Haren en Groningen of een gedeelte daarvan een regeling vaststellen die afwijkt van de regels, bedoeld in het tweede lid, teneinde daarmee tegemoet te komen aan de eisen voor een adequate agrarische bedrijfsvoering mits de regeling het behoud van de houtsingelkwantiteit zoals deze tot uiting komt in lengte en oppervlakte van de houtsingels voor heel Gorecht waarborgt. Artikel 4.41 Glaciale ruggen en inversieruggen 1. Een bestemmingsplan dat van toepassing is binnen de in bijlage 12, kaart 6a, aangegeven glaciale heuvels en ruggen bevat regels ter bescherming van het reliëf en de herkenbaarheid daarvan. 2. De in het eerste lid bedoelde regels betreffen in elk geval: a. een verbod op diepploegen, egaliseren en afschuiven van de ruggen; b. regels ten aanzien van houtteelt, aanleg van bos en boomgaarden. Artikel 4.42 Oude dijken 1. Een bestemmingsplan voorziet niet in bouwmogelijkheden ten gevolge waarvan het bestaande profiel van de in bijlage 12, kaart 6a, aangegeven oude dijken of delen dan wel restanten daarvan worden gewijzigd. 2. Een bestemmingsplan stelt in elk geval de volgende regels ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden voor in de in bijlage 12, kaart 6a, aangegeven dijken: a. een verbod op het diepploegen, egaliseren en afschuiven van dijkgronden;

Page 45: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

45

b. een verbod op houtteelt en aanleg van boomgaarden; c. een verbod op het gebruik anders dan als grasland. 3. Een bestemmingsplan voorziet in regels ter bescherming van de met de oude dijken samenhangende landschapselementen, waaronder coupures, schotbalkloodsjes en kolken. 4. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing, indien de aanpassing van het profiel van de oude dijk, een deel daarvan of een restant daarvan nodig is ter voorkoming van onevenredig grote hinder voor de landbouw. 5. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing, indien de aanpassing van het profiel van de oude dijk, een deel daarvan of een restant daarvan nodig is ter versterking van de landschappelijke of cultuurhistorische waarden. 6. Een bestemmingsplan voorziet niet in bouw- en gebruiksmogelijkheden die een mogelijke waterkerende functie van de in bijlage 12, kaart 6a, aangeven oude dijken beperken. Artikel 4.44 Landschap met herkenbare verkaveling Een bestemmingsplan dat van toepassing is op het in bijlage 12, kaart 6a, aangegeven landschap met herkenbare verkaveling, stelt regels ter bescherming van de in dat landschap voorkomende herkenbare opstrekkende verkaveling of onregelmatige blokverkaveling. Artikel 4.46 Groene linten 1. Een bestemmingsplan dat van toepassing is op de in bijlage 12, kaart 6a, aangegeven groene linten stelt regels ter bescherming van de wegbeplanting en daarmee samenhangende slingertuinen. 2. Deze regels betreffen in ieder geval: a. het behoud van de bestaande wegbeplanting en inrichting van de daarmee samenhangende slingertuinen; b. het voorkomen van onnodige kap en het verplichten van herplant. Artikel 4.47 Waddenzee Een bestemmingsplan dat van toepassing is op de Waddenzee, aangeduid in bijlage 5, voorziet niet in: a. exploratie- of exploitatieboringen naar aardgas; of b. de aanleg van leidingen buiten de in bijlage 11, kaart 5c aangegeven leidingstroken. Toelichting op titel 4.5: artikel 4.34 tot en met artikel 4.39, artikel 4.41 tot en met artikel 4.47 De landschapswaardenkaart 6a van de Omgevingsverordening geeft informatie over aardkundige waarden, wierden, essen, openheid, bos, groene linten, houtsingels, dijken en verkavelingskenmerken. De kaart is gebaseerd op GIS-bestanden met verouderde gegevens. De begrenzing van veel landschapswaarden dateert uit de jaren ‘80 en ‘90 van de vorige eeuw. In de afgelopen 20 jaar is het landschap veranderd (uitbreiding van kernen, aanleg van wegen, landbouwkundige verbeteringen en de ontwikkeling van bos). Om die reden zijn de landschapskaarten geactualiseerd op basis van de topografische kaart (Top10 NL), het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) en recente luchtfoto’s. Uit tabel 1 zoals hieronder opgenomen blijkt welke landschapswaarden op kaart 6a worden aangepast. Uit tabel 2 zoals hieronder opgenomen blijkt of die aanpassing leidt tot een toename of afname van de betreffende landschapswaarde. De aanpassing van Landschapswaardenkaart 6a betreft geen nieuw beleid, maar een actualisatie van huidige begrenzingen op basis van veranderingen die zich in het landschap hebben voorgedaan. Anderzijds betreft het een verfijning van het schaalniveau zodat de weergave van landschapswaarden beter is afgestemd op de huidige werkwijze met digitale plannen.

Page 46: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

46

Legenda kaart 6a Landschapswaarden Wijziging objecten

Glaciale rug Ja

Inversierug Ja

Met waterloop samenhangende laagte Ja

Met waterloop samenhangende laagten Middag-Humsterland Ja

Wierde Nee

Wierdendorp Nee

Zone rond wierde Ja

Es(gehucht) Nee

Es Ja

Houtsingels Gorecht Nee

Houtsingels Zuidelijk Westerkwartier Nee

Besloten en kleinschalig open gebied Westerwolde Nee

Grootschalig open landschap Nee

Landschap met herkenbare onregelmatige blokverkaveling Ja

Landschap met herkenbare opstrekkende verkaveling Ja

Bosontwikkeling Nee

Landschapsontwikkeling Ja5

Oude dijk Ja

Oude dijk (aanpassing toegestaan) Nee

Oude dijk (aanvulling toegestaan) Nee

Karakteristiek wegenpatroon Nee

Karakteristieke waterloop Nee

Kanalen en wijken Ja

Groene lint Ja

Pingoruines Ja

Traditionele windmolens Nee

Grens Nationaal Landschap Nee

Nationaal snelwegpanorama Drentse Aa Nee tabel 1 landschapswaarden die op kaart 6a worden aangepast

Uit onderstaande tabel blijkt of sprake is van een toename of afname van de betreffende landschapswaarde. Daarbij zijn Gorecht, ZWK en Westerwolde apart uitgelicht omdat zij ten opzichte van de rest van de provincie (overig) meer landschapswaarden vertegenwoordigen.

POV-kaart 6a Gorecht ZWK Westerwolde Overig TOTAAL

Landschapswaarden Oud Nieuw Oud Nieuw Oud Nieuw Oud Nieuw Oud Nieuw

Glaciale ruggen 13,26 11,00 4,53 5,01 12,42 9,45 15,45 16,95 45,66 42,41

Groene linten 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 27,15 27,31 27,15 27,31

Herkenbare verkaveling

0,00 0,00 5,78 5,64 0,00 0,00 157,18 87,33 162,96 92,97

Inversieruggen 0,00 0,00 4,05 3,93 0,00 0,00 9,10 10,27 13,15 14,20

Kanalen en wijken 0,04 0,00 0,39 0,47 0,01 0,00 4,34 7,06 4,78 7,53

Essen 2,00 3,30 0,00 0,00 12,96 11,27 0,90 0,62 15,86 15,19

Oude dijken 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 4,01 4,01 4,01 4,01

Pingoruines Gorecht nvt 0,09 nvt 0,00 nvt 0,00 nvt 0,00 nvt 0,09

Pingoruines Westerkwartier

nvt 0,00 nvt 0,49 nvt 0,00 nvt 0,00 nvt 0,49

Samenhangende laagten

0,17 0,60 0,00 0,00 9,91 9,95 10,92 13,99 21,00 24,54

5 Verdwijnt van de POV-kaart 6a omdat deze aanduiding niet verbonden is met een artikel in de verordening. De

landschapsontwikkelingszones worden weergegeven op POP kaart 1.

Page 47: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

47

Samenhangende laagten MH

0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 4,85 4,85 4,85 4,85

Zones rond wierden en wierdedorpen

0,00 0,00 0,13 0,10 0,00 0,00 68,85 66,65 68,98 66,75

tabel 2 aangepaste landschapswaarden met bijbehorende toename of afname in km2

Over het algemeen kan gesteld worden dat de oppervlakte aan provinciaal beschermde landschapswaarden afneemt. Dit is inherent aan de actualisatie die is uitgevoerd. In de gehele provincie is de oppervlakte aan aardkundige waarden met 2 km

2 toegenomen. De oppervlakte aan

visuele invloedssfeer rondom wierden is met 2 km2 afgenomen. De openheid en het zicht op wierden

is daarmee iets afgenomen. De herkenbare verkaveling in de vorm van onregelmatige en opstrekkende verkaveling is aanzienlijk afgenomen. Door het dempen van sloten en het wijzigen van verkavelingspatronen is de kenmerkende verkaveling als gevolg van landbouwkundige verbeteringen met 70 km

2 afgenomen.

De oppervlakte aan groene linten, oude dijken en essen is nagenoeg gelijk gebleven. De locatie en begrenzing van de essen is aanzienlijk gewijzigd. De reden hiervoor is een uitgebreide analyse van de historische kaart uit 1915 en een luchtfoto analyse op basis waarvan de exacte locatie van de essen op een schaalniveau van 1:25.000 is vastgelegd. De oppervlakte van kanalen en wijken in het Veenkoloniaal landschap is toegenomen met 2,75 km

2. Dit komt omdat de kanalen en wijken op de

huidge POV-kaart 6a zijn gebaseerd op de topografische kaart. Deze kaart bevat lang niet alle kanalen en wijken. In 2010 is een uitgebreide luchtfoto analyse uitgevoerd op basis waarvan de daadwerkelijk te beschermen karakteristieke kanalen en wijken zijn vastgelegd. De ongewijzigde artikelen 4.34 tot en met 4.39, artikelen 4.41 tot en met 4.47 hebben betrekking op één of meerdere verwijzingen kaart 6a (Landschapswaarden) zoals opgenomen in bijlage 11 van de verordening. De kaartbladen waarop de doorgevoerde wijzigingen staan aangegeven, zijn als bijlage 5a en 5b bij dit document gevoegd. De aangepaste bijlage 12, kaart 6a (Landschapswaarden) maakt deel uit van de 'Ontwerp Partiële herziening provinciale omgevingsverordening 2012'.

Page 48: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

48

T. Reliëf Huidig artikel 4.40: Artikel 4.40 Reliëf 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de in bijlage 12, kaart 6a, aangegeven wierden en essen, alsmede het stuifzandreliëf in Westerwolde bevat regels ter bescherming van het reliëf. 2. De in het eerste lid bedoelde regels betreffen in elk geval een verbod op het diepploegen, egaliseren en afschuiven van gronden. 3. In afwijking van het eerste lid is aanvulling van de wierden en essen mogelijk in het geval de aanvulling dient ter versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Gewijzigd artikel 4.40: Artikel 4.40 Reliëf 1. Indien en voor zover de Monumentenwet niet in bescherming voorziet bevat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de in bijlage 12, kaart 6a, aangegeven wierden en essen, alsmede het stuifzandreliëf in Westerwolde regels ter bescherming van het reliëf. 2. De in het eerste lid bedoelde regels betreffen in elk geval een verbod op het diepploegen, egaliseren en afschuiven van gronden. 3. In afwijking van het eerste lid is aanvulling van de wierden en essen mogelijk in het geval de aanvulling dient ter versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Toelichting op artikel 4.40: In artikel 4.40 zijn regels opgenomen ter bescherming van onder andere wierden. Deze regels kunnen achterwege blijven voor zover wierden zijn aangewezen als archeologisch monument als bedoeld in de Monumentenwet. De wierden zijn aangeduid op kaart 6a (landschapswaardenkaart). Omdat de aanduiding voor de wierden ook gebruikt wordt ter bescherming van de landschappelijke openheid (vgl. artikel 4.36 van de verordening) wordt niet de landschapswaardenkaart op dit punt aangepast maar wordt artikel 4.40, lid 1, gewijzigd. De landschapswaardenkaart (kaart 6a, bijlage 12) wordt wel gewijzigd voor zover het betreft een wijziging van de begrenzing van de aanduiding ‘essen’. Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting onder punt S.

Page 49: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

49

U. Karakteristieke waterlopen Huidig artikel 4.43: Artikel 4.43 Karakteristieke waterlopen 1. Een bestemmingsplan bevat regels ter bescherming van het beloop en het profiel van karakteristieke waterlopen, van de laagten die vanuit de natuurlijke oorsprong met een waterloop samenhangen of hebben samengehangen en van de herkenbare verkavelingstructuur die daarmee samenhangt. 2. De in het eerste lid aangegeven belopen en profielen, laagten en herkenbare verkavelingstructuren zijn opgenomen in bijlage 12, kaart 6a. 3. De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien in elk geval in: a. een verbod op het verleggen van de waterloop en op het wijzigen van het profiel; en b. een regeling voor het diepploegen, ophogen en egaliseren en afschuiven van de laagten. 4. Een bestemmingsplan voor het betreffende gebied omvat een regeling ter bescherming van de herkenbare, met de waterlopen samenhangende verkaveling rond Middelstum en nabij Appingedam en Delfzijl. Gewijzigd artikel 4.43: Artikel 4.43 Karakteristieke waterlopen 1. Een bestemmingsplan bevat regels ter bescherming van het beloop en het profiel van karakteristieke waterlopen, van de laagten die vanuit de natuurlijke oorsprong met een waterloop samenhangen of hebben samengehangen en van de herkenbare verkavelingstructuur die daarmee samenhangt. 2. De in het eerste lid aangegeven belopen en profielen, laagten en herkenbare verkavelingstructuren zijn opgenomen in bijlage 12, kaart 6a. 3. De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien in elk geval in: a. een verbod op het verleggen van de waterloop en op het wijzigen van het profiel; en b. een regeling voor het diepploegen, ophogen en egaliseren en afschuiven van de laagten. Toelichting op artikel 4.43: Hetgeen in artikel 4.43, vierde lid, wordt bepaald over de bescherming van het landschap met een herkenbare verkaveling komt overeen met datgene wat in artikel 4.44 hierover wordt bepaald. Artikel 4.43, lid 4 heeft dus geen meerwaarde ten opzichte van artikel 4.44. Om deze reden komt artikel 4.43, lid 4, te vervallen. Hetgeen wat in de toelichting op artikel 4.43, vierde lid is gesteld, zal worden verplaatst naar de toelichting op artikel 4.44. De landschapswaardenkaart (kaart 6a, bijlage 12) wordt wel gewijzigd voor zover het betreft een wijziging van de begrenzing van de aanduiding ‘met waterloop samenhangende laagte’. Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting onder punt S.

Page 50: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

50

V. Bos- en natuurgebieden buiten de ecologische hoofdstructuur Huidig artikel 4.48 en artikel 4.49: Artikel 4.48 Bos- en natuurgebieden buiten de ecologische hoofdstructuur Voor zover een bestemmingsplan betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van de in bijlage 10, kaart 4, aangegeven bos- en natuurgebieden buiten de ecologische hoofdstructuur, voorziet het plan niet in wijziging van de bestemming of wijziging ter zake van het gebruik van de grond ten gevolge waarvan in significante mate afbreuk wordt gedaan aan: a. het areaal van de tot het bos- en natuurgebied behorende gronden; of b. de actuele natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het bos- of natuurgebied. Artikel 4.49 Ontheffingsmogelijkheid artikel 4.48 1. In dit artikel wordt onder schade verstaan: aantasting van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied. 2. Ontheffing van artikel 4.48 is uitsluitend mogelijk ten behoeve van a. een ingreep waarvoor geen aanvaardbaar alternatief aanwezig is en waarmee een groot openbaar belang wordt gediend; b. een ingreep anders dan bedoeld onder a, hetzij kleinschalig van aard, hetzij voortvloeiend uit een samenhangende ruimtelijke visie waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd. 3. Een ontheffing als bedoeld in het tweede lid kan, onverminderd het in het derde en vierde lid gestelde, slechts worden verleend indien vaststaat dat de maatregelen ter voorkoming van schade alsmede de compenserende maatregelen zullen worden uitgevoerd. 4. De ontheffing, bedoeld in het tweede lid, onder a, kan alleen worden verleend indien schade zoveel mogelijk wordt voorkomen en resterende schade volledig wordt gecompenseerd door het treffen van zodanige maatregelen dat er geen netto verlies optreedt aan belangrijke kenmerken en waarden in termen van areaal, kwaliteit en samenhang. 5. De ontheffing, bedoeld in het tweede lid, onder b, kan alleen worden verleend indien schade zoveel mogelijk wordt voorkomen, resterende schade volledig wordt gecompenseerd overeenkomstig het derde lid, en er netto winst optreedt voor de belangrijke kenmerken en waarden in termen van areaal, kwaliteit en samenhang. Gewijzigd artikel 4.48: Artikel 4.48 Bos- en natuurgebieden buiten de ecologische hoofdstructuur 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van de in bijlage 10, kaart 4, aangegeven bos- en natuurgebieden buiten de ecologische hoofdstructuur, voorziet niet in wijziging van de bestemming of wijziging van de regels ter zake van het gebruik van de grond ten gevolge waarvan in significante mate afbreuk wordt gedaan aan het areaal van de tot het bos- en natuurgebied behorende gronden of de actuele natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het bos - of natuurgebied, tenzij: a. er sprake is van een groot openbaar belang,en b. er geen reële andere mogelijkheden zijn, en c. de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd.

Page 51: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

51

2. De toelichting op een bestemmingsplan dat voorziet in een bestemmingswijziging die ingevolge het eerste lid gecompenseerd dient te worden bevat een verantwoording omtrent de aard en omvang van de effectbeperkende- en/of compenserende maatregelen, de begrenzing van het compensatiegebied, en de wijze waarop de compensatie duurzaam is verzekerd.

Gewijzigd artikel 4.49: Artikel 4.49 Vervallen (opgegaan in artikel 4.48) Toelichting op de artikelen 4.48 en 4.49: De ontheffingsconstructie zoals opgenomen in artikel 4.49 dient in verband met de in voorbereiding zijnde ‘reparatie’ van de Wro te vervallen. Voorts is aansluiting gezocht bij de regels voor de EHS, zoals verwoord in artikel 4.31. De formulering van artikel 4.48 is hierop afgestemd. Artikel 4.49 is komen te vervallen en opgegaan in artikel 4.48. Voor de wijzigingen in bijlage 10, kaart 4, wordt verwezen naar het gestelde onder Q.

Page 52: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

52

W. Termijn van aanpassing geldende bestemmingsplannen Huidig artikel 4.50: Artikel 4.50 Termijn van aanpassing geldende bestemmingsplannen 1. De termijn waarbinnen de op het tijdstip van in werking treden van dit hoofdstuk geldende bestemmingsplannen in overeenstemming met de bepalingen van dit hoofdstuk worden gebracht, eindigt met ingang van 1 juli 2013. 2. De verplichting tot aanpassing van bestemmingsplannen is niet van toepassing op bestaande bebouwing en bestaand gebruik. Gewijzigd artikel 4.50: Artikel 4.50 Termijn van aanpassing geldende bestemmingsplannen 1. De termijn waarbinnen de op het tijdstip van in werking treden van dit hoofdstuk geldende bestemmingsplannen in overeenstemming met de bepalingen van dit hoofdstuk worden gebracht, eindigt met ingang van 30 december 2014. 2. De verplichting tot aanpassing van bestemmingsplannen is niet van toepassing op bestaande bebouwing en bestaand gebruik. Toelichting op artikel 4.50 In de Wet ruimtelijke ordening is opgenomen dat bestemmingsplannen binnen een jaar na inwerkingtreding van een verordening aan de bepalingen uit de verordening moeten zijn aangepast. Deze wettelijke termijn is op grond van artikel 4.1, lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening door de provincie in de huidige verordening verlengd tot 1 juli 2013. Hiertoe is artikel 4.50 in de verordening opgenomen. Tot op dat moment gelden ook de in artikel 4.51 van de verordening opgenomen rechtstreeks werkende regels. De nu voorgestelde wijzigingen in de verordening zullen niet leiden tot veel aanpassingen die in de bestemmingsplannen doorgevoerd moeten worden. Veel van de voorgestelde wijzigingen hebben een ‘kan’-karakter, bijvoorbeeld waar het gaat om het toestaan van mestopslag buiten het agrarisch bouwperceel. Een gemeente kan ervoor kiezen om van deze regeling gebruik te maken. Daarnaast houden veel wijzigingen verband met de in voorbereiding zijnde ‘reparatie’ van de Wro, inhoudende het vervallen van ontheffingsconstructies ten behoeve van voorzienbare ontwikkelingen. Ook worden er ten aanzien van een aantal onderwerpen meer mogelijkheden geboden, bijvoorbeeld waar het gaat om verbouw van voormalige bedrijfsgebouwen. Een bepaling die wel tot verzwaring van de verordening leidt is artikel 4.22, het verbod tot het verondiepen van diepe waterplassen. Daarnaast leidt ook de wijziging van het beleid ten aanzien van intensieve veehouderij, zoals dat begin 2011 in de verordening is doorgevoerd, tot een algehele herziening van bestemmingsplannen voor het buitengebied. Het voorgaande betekent voor gemeenten veelal extra kosten en personele inzet. Om tegemoet te komen aan de bezwaren van de gemeenten zal de termijn voor aanpassing van geldende bestemmingsplannen aan de bepalingen uit de verordening met anderhalf jaar worden verlengd, zijnde 30 december 2014. Ook de direct werkende regels zijn op deze termijn aangepast. Met het voorgaande wordt aangesloten op de termijn voor aanpassing van bestemmingsplannen aan de regels uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Ingevolge artikel 3.1 van het Barro moeten bestemmingsplannen van gemeenten binnen 3 jaar na inwerkingtreding van het Barro (zijnde 30 december 2011) in overeenstemming zijn met de regels uit het Barro.

Page 53: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

53

X. Rechtstreeks werkende regels Huidig artikel 4.51: Artikel 4.51 Rechtstreeks werkende regels 1. Tot het tijdstip waarop de in artikel 4.50 voorziene besluiten tot wijziging van bestemmingsplannen in werking treden, gelden de navolgende regels: a. het is verboden om buiten de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven windturbineparken een nieuwe windturbine met een ashoogte van meer dan 15 m te plaatsen; b. het is verboden om buiten de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven regionale windturbineparken aanwezige solitaire windturbines te vervangen door windturbines met een grotere ashoogte dan de bestaande of met een grotere wieklengte dan 2/3 van de ashoogte; c. het is verboden om buiten de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven windturbineparken aanwezige windturbines die deel uitmaken van een lijn- of parkopstelling te vervangen door een windturbine met een grotere ashoogte dan 40 m of met een wieklengte van meer dan 2/3 van de ashoogte. d. het is verboden om een reclamemast met een grotere hoogte dan zes meter te plaatsen; e. het is verboden om in de bodem met inbegrip van de diepe ondergrond radioactief afval of gevaarlijk afval op te slaan of te bergen; f. het is verboden om op de bodem middel- en hoogradioactief afval op te slaan of te bergen. g. het is verboden om kerncentrales te bouwen; h. het is, behoudens voor zover uitbreiding van stalvloeroppervlakte noodzakelijk is om tegemoet te komen aan aangescherpte eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn, verboden om ten behoeve van de uitoefening van intensieve veehouderij nieuwe agrarische bedrijfsgebouwen op te richten of bestaande agrarische bedrijfsgebouwen daarvoor aan te wenden of uit te breiden, indien dit leidt tot een grotere stalvloeroppervlakte dan: 1. de bestaande stalvloeroppervlakte indien het bedrijf is gelegen binnen een op kaartbijlage 14 aangegeven wit gebied; 2. 5000 m2, of de bestaande stalvloeroppervlakte indien reeds groter dan 5000 m2, indien het bedrijf is gelegen binnen een op kaartbijlage 14 aangegeven geel gebied; 3. 7500 m2, of de bestaande stalvloeroppervlakte indien reeds groter dan 7500 m2, indien het bedrijf is gelegen binnen een op kaartbijlage 14 aangegeven groen gebied. i. het is verboden om binnen de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven windturbineparken een windturbine op te richten met een wieklengte van meer dan tweederde van de ashoogte; j. het is verboden om binnen de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven windturbineparken windturbines op te richten die geen deel uitmaken van een lijn- of parkopstelling. 2. Ontheffing van het eerste lid, onder a, b, c en d, is niet mogelijk.

Page 54: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

54

Gewijzigd artikel 4.51: Artikel 4.51 Rechtstreeks werkende regels 1. Tot het tijdstip waarop de in artikel 4.50 voorziene besluiten tot wijziging van bestemmingsplannen in werking treden, gelden de navolgende regels: a. het is verboden om buiten de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven windturbineparken een nieuwe windturbine met een ashoogte van meer dan 15 m te plaatsen; b. het is verboden om buiten de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven regionale windturbineparken aanwezige solitaire windturbines te vervangen door windturbines met een grotere ashoogte dan de bestaande of met een grotere wieklengte dan 2/3 van de ashoogte; c. het is verboden om buiten de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven windturbineparken aanwezige windturbines die deel uitmaken van een lijn- of parkopstelling te vervangen door een windturbine met een grotere ashoogte dan 40 m of met een wieklengte van meer dan 2/3 van de ashoogte. d. het is verboden om een reclamemast met een grotere hoogte dan zes meter te plaatsen; e. het is verboden om in de bodem met inbegrip van de diepe ondergrond radioactief afval of gevaarlijk afval op te slaan of te bergen; f. het is verboden om op de bodem middel- en hoogradioactief afval op te slaan of te bergen. g. het is verboden om kerncentrales te bouwen; h. het is, behoudens voor zover uitbreiding van stalvloeroppervlakte noodzakelijk is om tegemoet te komen aan aangescherpte eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn, verboden om ten behoeve van de uitoefening van intensieve veehouderij nieuwe agrarische bedrijfsgebouwen op te richten of bestaande agrarische bedrijfsgebouwen daarvoor aan te wenden of uit te breiden, indien dit leidt tot een grotere stalvloeroppervlakte dan: 1. de bestaande stalvloeroppervlakte indien het bedrijf is gelegen binnen een op kaartbijlage 14 aangegeven wit gebied; 2. 5000 m², of de bestaande stalvloeroppervlakte indien reeds groter dan 5000 m², indien het bedrijf is gelegen binnen een op kaartbijlage 14 aangegeven geel gebied; 3. 7500 m², of de bestaande stalvloeroppervlakte indien reeds groter dan 7500 m², indien het bedrijf is gelegen binnen een op kaartbijlage 14 aangegeven groen gebied. i. het is verboden om binnen de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven windturbineparken een windturbine op te richten met een wieklengte van meer dan tweederde van de ashoogte; j. het is verboden om binnen de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven windturbineparken windturbines op te richten die geen deel uitmaken van een lijn- of parkopstelling; k. het is verboden om voorzieningen ten behoeve van mestopslag buiten het agrarisch

bouwperceel op te richten en/of aan te leggen, tenzij Gedeputeerde Staten voor de betreffende gemeente nadere regels als bedoeld in artikel 4.19a, lid 7, hebben vastgesteld en de oprichting van de voorzieningen ten behoeve van mestopslag met deze nadere regels in overeenstemming is;

l. het is verboden om de in kaartbijlage 13 aangegeven diepe waterplassen te dempen dan wel geheel of gedeeltelijk te verondiepen. 2. Afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder a, b, c en d als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet toegestaan. Toelichting op artikel 4.51: Artikel 4.51, lid 1, sub k, is toegevoegd om te voorkomen dat zowel wel als bouwwerk - als niet als bouwwerk aan te merken voorzieningen ten behoeve van mestopslag buiten het agrarisch bouwperceel kunnen worden opgericht. Artikel 4.51, lid 1, sub l, is toegevoegd naar aanleiding van het toevoegen van het artikel over bescherming van diepe waterplassen (het voorgestelde artikel 4.22). De formulering van artikel 4.51, lid 2, is afgestemd op de bepalingen uit de Wabo.

Page 55: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

55

Y. Hardheidsclausule Huidig artikel 6.1: Artikel 6.1 Hardheidsclausule Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om bepalingen van deze verordening buiten toepassing te laten of daarvan ontheffing te verlenen, voor zover de toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard voor een belanghebbende of voor het openbaar belang in verhouding tot de met toepassing van die bepalingen te behartigen belangen. Gewijzigd artikel 6.1: Artikel 6.1 Hardheidsclausule Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om bepalingen van deze verordening met uitzondering van de bepalingen van de titels 4.2, 4.3, 4.4 en 4.5 van hoofdstuk 4 buiten toepassing te laten indien onverkorte toepassing van de toepasselijke bepalingen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard in de verhouding tussen het algemeen belang en de bijzondere belangen. Toelichting op artikel 6.1: In het te wijzigen artikel 4.4 is voorzien dat ontheffingverlening van de regels van vier titels slechts zeer beperkt mogelijk is. Door de aanpassing van artikel 6.1, de zgn. hardheidsclausule, wordt voorzien dat de toepassing van dit artikel aan dezelfde beperkingen onderhevig is. Voor het overige wordt verwezen naar de toelichting onder punt D.

Page 56: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

56

Z. Bijlagen en Rangorde Huidig artikel 6.2: Artikel 6.2 Bijlagen en rangorde 1. Bij deze verordening behoren de in bijlage 1 vermelde bijlagen. Met uitzondering van bijlage 13 maken de bijlagen deel uit van deze verordening. 2. Indien sprake is van strijdigheid tussen een bepaling van deze verordening en een in bijlage 1 vermelde bijlage, geldt de bepaling van deze verordening. Gewijzigd artikel 6.2: Artikel 6.2 Bijlagen en rangorde 1. Bij deze verordening behoren de in bijlage 1 vermelde bijlagen. De bijlagen maken deel uit van deze verordening. 2. Indien sprake is van strijdigheid tussen een bepaling van deze verordening en een in bijlage 1 vermelde bijlage, geldt de bepaling van deze verordening. Toelichting op artikel 6.2: Bijlage 13 is een bijlage die bij een vorige herziening van de verordening vervallen is. Deze bijlage wordt nu gebruikt voor de kaart ‘diepe waterplassen’. Zie voor een verdere toelichting punt O. De formulering van artikel 6.2 is hierop afgestemd.

Page 57: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

57

AA. Wijzigingsbevoegdheid Gedeputeerde Staten Huidig artikel 6.3: Artikel 6.3 Wijzigingsbevoegdheid Gedeputeerde Staten 1. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot wijziging van deze verordening voor zover het betreft de nummering van hoofdstukken, artikelen en bijlagen en de verwijzing daarnaar indien de vaststelling door Provinciale Staten of van de Waterwet of de besluiten op grond van de Waterwet daartoe aanleiding geven. 2. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot wijziging van de van deze verordening deel uitmakende bijlagen voor wat betreft de daarin opgenomen gebiedsbegrenzingen voor zover zulks voortvloeit uit een besluit tot vaststelling van een robuuste verbindingszone dan wel uit een besluit tot vaststelling van een milieubeschermingsgebied. 3. Gedeputeerde Staten kunnen de in bijlage 16 vermelde waarden wijzigen indien ontwikkelingen in de abiotische kenmerken daartoe aanleiding geven. 4. Indien bij de voorbereiding van een bestemmingsplan blijkt dat de begrenzing van de op kaartbijlage 14 (Gebiedenkaart intensieve veehouderij) aangeduide gebieden voor een agrarisch bedrijf nadelige gevolgen heeft die, van wege zeer bijzondere plaatselijke omstandigheden, onevenredig zijn in verhouding tot de met de artikel 4.18 van de Omgevingsverordening te dienen ruimtelijke doelen, kunnen Gedeputeerde Staten de gebiedenkaart intensieve veehouderij wijzigen voor zover dat naar hun oordeel gerechtvaardigd is. Gewijzigd artikel 6.3: Artikel 6.3 Wijzigingsbevoegdheid Gedeputeerde Staten 1. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot wijziging van deze verordening voor zover het betreft de nummering van hoofdstukken, artikelen en bijlagen en de verwijzing daarnaar indien de vaststelling door Provinciale Staten of van de Waterwet of de besluiten op grond van de Waterwet daartoe aanleiding geven. 2. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot wijziging van de van deze verordening deel uitmakende bijlagen voor wat betreft de daarin opgenomen gebiedsbegrenzingen a. voor zover zulks voortvloeit uit een besluit tot vaststelling van een milieubeschermingsgebied; b. ten behoeve van een verbetering van de samenhang van de Ecologische hoofdstructuur, of een betere planologische inpassing van de Ecologische hoofdstructuur, mits: 1. de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische hoofdstructuur worden behouden, en; 2. de oppervlakte van de Ecologische hoofdstructuur ten minste gelijk blijft; c. ten behoeve van een kleinschalige ontwikkeling, voor zover: 1. de aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden beperkt is, en 2. de ontwikkeling per saldo gepaard gaat met een versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische hoofdstructuur, en 3. de oppervlakte van de Ecologische hoofdstructuur ten minste gelijk blijft. d. ten behoeve van de toepassing van de krachtens artikel 4.31, eerste lid, onderdeel c, gestelde regels. 3. Gedeputeerde Staten kunnen de in bijlage 16 vermelde waarden wijzigen indien ontwikkelingen in de abiotische kenmerken daartoe aanleiding geven. 4. Indien bij de voorbereiding van een bestemmingsplan blijkt dat de begrenzing van de op kaartbijlage 14 (Gebiedenkaart intensieve veehouderij) aangeduide gebieden voor een agrarisch bedrijf nadelige gevolgen heeft die, vanwege zeer bijzondere plaatselijke omstandigheden, onevenredig zijn in verhouding tot de met de artikel 4.18 van de

Page 58: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

58

Omgevingsverordening te dienen ruimtelijke doelen, kunnen Gedeputeerde Staten de Gebiedenkaart intensieve veehouderij wijzigen voor zover dat naar hun oordeel gerechtvaardigd is. Toelichting op artikel 6.3: De tekst van artikel 6.3, lid 2, is afgestemd op de aanpassing in artikel 4.31 van de verordening. Zie hiervoor de toelichting bij punt R.

Page 59: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

59

BB. BIJLAGE 1: Overzicht van de bijlagen bij de Omgevingsverordening Huidige bijlage 1: BIJLAGE 1: Overzicht van de bijlagen bij de Omgevingsverordening Bijlage Titel Pag. en/of kaart 2 (vervallen) - 3 Stortplaatsen waarop nazorgbepalingen van toepassing zijn pag. 2 4 Gebieden Wet ammoniak en veehouderij kaarten 1-1 t/m 1-5 5 Milieubeschermingsgebieden pag. 3 èn kaarten 2a t/m 2g 6 Regels voor gedragingen pag. 4 7 Instructies voor vergunningen voor inrichtingen en voor pag. 10 lozingen op oppervlaktewater en in milieubeschermingsgebieden 8 Water kaart 3 9 Normen bergings- en afvoercapaciteit regionale wateren pag. 11 èn kaart 10 Natuur kaart 4 11 Nieuwe bedrijventerreinen kaarten 5a-1 t/m 5a-9 Windturbineparken en glastuinbouw kaarten 5b-1 t/m 5b-4 Infrastructuur kaart 5c 12 Landschapswaarden kaarten 6a en 6b 13 (vervallen) - 14 Gebiedenkaart intensieve veehouderij kaart 15 Begrenzing buitengebied pag. 12 16 Natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden pag. 13 17 Provinciaal Basisnet Groningen kaart 18 Invloedsgebied transportroutes als bedoeld in artikel 4.17a, pag.15 vijfde lid Gewijzigde bijlage 1: BIJLAGE 1: Overzicht van de bijlagen bij de Omgevingsverordening Bijlage Titel Pag. en/of kaart 2 (vervallen) - 3 Stortplaatsen waarop nazorgbepalingen van toepassing zijn pag. 2 4 Gebieden Wet ammoniak en veehouderij kaarten 1-1 t/m 1-5 5 Milieubeschermingsgebieden pag. 3 èn kaarten 2a t/m 2g 6 Regels voor gedragingen pag. 4 7 Instructies voor vergunningen voor inrichtingen en voor pag. 10 lozingen op oppervlaktewater en in milieubeschermingsgebieden 8 Water kaart 3 9 Normen bergings- en afvoercapaciteit regionale wateren pag. 11 èn kaart 10 Natuur kaart 4 11 Nieuwe bedrijventerreinen kaarten 5a-1 t/m 5a-9 Windturbineparken en glastuinbouw kaarten 5b-1 t/m 5b-4 Infrastructuur kaart 5c 12 Landschapswaarden kaarten 6a en 6b 13 Diepe waterplassen kaart 14 Gebiedenkaart intensieve veehouderij kaart 15 Begrenzing buitengebied pag. 12 16 Natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden pag. 13 17 Provinciaal Basisnet Groningen kaart 18 Invloedsgebied transportroutes als bedoeld in artikel 4.17a, pag.15

Page 60: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

60

vijfde lid Toelichting op bijlage 1: In de provincie Groningen komt een aanzienlijk aantal diepe plassen voor die voornamelijk zijn ontstaan door zandwinning. Een aantal van deze plassen heeft dankzij hun diepte, de geïsoleerde ligging of andere specifieke omstandigheden als kwel en bijzondere water- en de oeverzones een bijzondere ecologische kwaliteit. Door een wijziging van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) en het ontbreken van andere relevante regelgeving is het echter mogelijk dat licht verontreinigde grond en bagger slechts met een melding onder algemene regels, dus zonder vergunning, nuttig wordt toegepast, bijvoorbeeld om een plas te verondiepen. Ter bescherming van de waterkwaliteit van deze diepe waterplassen is artikel 4.22 opgenomen. De diepe waterplassen zijn aangegeven op kaartbijlage 13. Het gaat hier om de bescherming van die plassen die vanwege waterkwaliteit, natuur of landschap dusdanig bijzonder zijn, dat de huidige toestand niet mag worden aangetast door deze te verondiepen. Bijlage 1 is hierop aangepast.

Page 61: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

61

CC. BIJLAGE 5: Milieubeschermingsgebieden Huidige bijlage 5: BIJLAGE 5: Milieubeschermingsgebieden Onderstaand wordt aangegeven in welke gebieden welke regels gelden. Gebied: Kaartnr. Regels van kracht van bijlage Oeverlanden Schildmeer kaart 2a 6 A

Lauwersmeer kaart 2b 6 A

Waddenzee kaart 2c 6 A

Bellingwolde kaart 2d 6 B

Sellingen kaart 2e 6 B

Onnen-De Punt kaart 2f 6 B

Haren kaart 2g 6 B

Gewijzigde bijlage 5: BIJLAGE 5: Milieubeschermingsgebieden Onderstaand wordt aangegeven in welke gebieden welke regels gelden. Gebied: Kaartnr. Regels van kracht van bijlage Oeverlanden Schildmeer kaart 2a 6 A

Lauwersmeer kaart 2b 6 A

Waddenzee kaart 2c 6 A

Bellingwolde kaart 2d 6 B

Sellingen kaart 2e 6 B

Onnen-De Punt kaart 2f 6 B

Toelichting op bijlage 5: In bijlage 5, kaart 2g is het grondwaterbeschermingsgebied nabij Haren opgenomen. Het Waterbedrijf Groningen is gestopt met de drinkwaterwinning in het winveld Haren. De waterwinvergunning van het winveld Haren wordt ingetrokken. Daarom is het niet meer noodzakelijk om dit gebied met de daarbij behorende beperkingen te beschermen. Om deze reden vervalt kaart 2g. Bijlage 5 is hierop aangepast.

Page 62: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

62

DD. BIJLAGE 15: Begrenzing buitengebied Huidige bijlage 15: BIJLAGE 15: Begrenzing buitengebied Gedeputeerde Staten hanteren bij het uitvoeringsbesluit voor de begrenzing van het buitengebied de volgende uitgangspunten: 1. De feitelijke situatie op de luchtfoto’s uit 2008 wordt als basis gebruikt. 2. De ondergrens van bebouwingsclusters (keuze van de kernen) wordt bepaald aan de hand van de keuzen die gemeenten in hun bestemmingsplannen buitengebied en bestemmingsplannen voor kernen hebben gemaakt. Indien er sprake is van een als bebouwd gebied aan te merken kern wordt de wijze van begrenzing bepaald met inachtneming van de hierna genoemde uitgangspunten. 3. Tot (toekomstig) bebouwd gebied worden ook gerekend gebieden die nog niet feitelijk zijn bebouwd, maar waarvoor goedgekeurde plannen, inclusief uitwerkingsverplichtingen bestaan. Naam en datum van goedkeuring van het bestemmingsplan moeten worden aangegeven. 4. Voor de eerste uitwerking kunnen in beginsel ook tot het (toekomstig) bebouwd gebied worden gerekend de "zachte" plannen voor uitbreiding waarover een positief advies van de Kleine Commissie van de Commissie Bestemmingsplannen of een instemming van Gedeputeerde Staten is gegeven, waarvan de functie en locatie (in de vorm van bouwblokken) concreet is. Tevens dient de terinzagelegging van het ontwerp te zijn afgerond. Op het digitale kaartmateriaal moet zichtbaar zijn dat het om deze categorie gaat. De naam van het plan en de datum van bestuurlijke instemming (tussen gemeenten en provincie) moeten worden aangeven. Na bestudering van de uitwerking wordt hierover een definitieve keuze gemaakt. 5. De functies die aan het bebouwd gebied worden toegerekend zijn: wonen, werken, detailhandel, gebouwen met openbare en sociaal culturele functies, ingesloten onbebouwde terreinen, begraafplaatsen, in zeer beperkte mate agrarische bedrijven en kassen die ingesloten worden door de hiervoor genoemde functies. Over de functie recreatiebungalowparken die zijn gelegen aansluitend aan het bestaand bebouwd gebied zal per situatie een keuze moeten worden bepaald. De niet ingesloten onbebouwde terreinen, ook degene die qua uitstraling en gebruik tot de invloedssfeer van de kernen horen, worden tot het buitengebied gerekend. Een uitzondering wordt gemaakt voor de gemeente Groningen. Rond de stad liggen, soms deels ingesloten, vrij grote onbebouwde gebieden die niet als buitengebied kunnen worden gezien. Vanwege het grootstedelijk karakter van dit gebied en de dynamiek die er plaatsvindt, rekenen we deze gebieden tot het stedelijk gebied. De gebieden met een uitgesproken landelijk karakter worden als buitengebied aangewezen. 6. Solitaire, niet-agrarische bedrijven maken deel uit van het buitengebied. 7. Bij een grote mate van dichtheid en/of een overwegend gebruik van gebouwen voor woondoeleinden of andere dorpsfuncties wordt een stedelijk lint of de uitloper van een kern tot het bebouwde gebied gerekend. Bij een beperkte dichtheid en/of overwegend agrarische functies worden de linten en uitlopers tot Het buitengebied gerekend. 8. Open gaten in linten met een bijzondere landschappelijke waarde behoren tot het buitengebied. Storende open gaten in linten of gaten waar opvulling met bebouwing acceptabel is, kunnen tot het bebouwde gebied worden gerekend. Gewijzigde bijlage 15: BIJLAGE 15: Begrenzing buitengebied Gedeputeerde Staten hanteren bij het uitvoeringsbesluit voor de begrenzing van het buitengebied de volgende uitgangspunten: 1. De feitelijke situatie op de luchtfoto’s uit 2008 wordt als basis gebruikt. 2. De ondergrens van bebouwingsclusters (keuze van de kernen) wordt bepaald aan de hand van de keuzen die gemeenten in hun bestemmingsplannen buitengebied en bestemmingsplannen voor kernen hebben gemaakt. Indien er sprake is van een als bebouwd gebied aan te merken kern wordt de wijze van begrenzing bepaald met inachtneming van de hierna genoemde uitgangspunten.

Page 63: Tekstdocument Ontwerp Partiele Herziening Provinciale ...€¦ · - bijlage 1b: Bestuursovereenkomst nieuw- en hervestiging agrarische bouwpercelen - bijlage 1c: Bestuursovereenkomst

63

3. Tot (toekomstig) bebouwd gebied worden ook gerekend gebieden die nog niet feitelijk zijn bebouwd, maar waarvoor goedgekeurde plannen, inclusief uitwerkingsverplichtingen bestaan. Naam en datum van goedkeuring van het bestemmingsplan moeten worden aangegeven. 4. Voor de eerste uitwerking kunnen in beginsel ook tot het (toekomstig) bebouwd gebied worden gerekend de "zachte" plannen voor uitbreiding waarover een positief advies van de Kleine Commissie van de Commissie Bestemmingsplannen of een instemming van Gedeputeerde Staten is gegeven, waarvan de functie en locatie (in de vorm van bouwblokken) concreet is. Tevens dient de terinzagelegging van het ontwerp te zijn afgerond. Op het digitale kaartmateriaal moet zichtbaar zijn dat het om deze categorie gaat. De naam van het plan en de datum van bestuurlijke instemming (tussen gemeenten en provincie) moeten worden aangeven. Na bestudering van de uitwerking wordt hierover een definitieve keuze gemaakt. 5. De functies die aan het bebouwd gebied worden toegerekend zijn wonen, werken, detailhandel, gebouwen met openbare en sociaal culturele functies, geheel of nagenoeg geheel ingesloten onbebouwde terreinen, begraafplaatsen, in zeer beperkte mate agrarische bedrijven en kassen die geheel of nagenoeg geheel ingesloten worden door de hiervoor genoemde functies. Over de functie recreatiebungalowparken die zijn gelegen aansluitend aan het bestaand bebouwd gebied. zal per situatie een keuze moeten worden bepaald. De niet ingesloten onbebouwde terreinen, ook degene die qua uitstraling en gebruik tot de invloedssfeer van de kernen horen, worden tot het buitengebied gerekend. Een uitzondering wordt gemaakt voor de gemeente Groningen. Rond de stad liggen,soms deels ingesloten, vrij grote onbebouwde gebieden die niet als buitengebied kunnen worden gezien. Vanwege het grootstedelijk karakter van dit gebied en de dynamiek die er plaatsvindt, rekenen we deze gebieden tot het stedelijk gebied. De gebieden met een uitgesproken landelijk karakter worden als buitengebied aangewezen. 6. Solitaire, niet-agrarische bedrijven maken deel uit van het buitengebied. 7. Bij een grote mate van dichtheid en/of een overwegend gebruik van gebouwen voor woondoeleinden of andere dorpsfuncties wordt een stedelijk lint of de uitloper van een kern tot het bebouwde gebied gerekend. Bij een beperkte dichtheid en/of overwegend agrarische functies worden de linten en uitlopers tot Het buitengebied gerekend. 8. Open gaten in linten met een bijzondere landschappelijke waarde behoren tot het buitengebied. Storende open gaten in linten of gaten waar opvulling met bebouwing acceptabel is, kunnen tot het bebouwde gebied worden gerekend. Toelichting op bijlage 15: In uitgangspunt 5 wordt gesproken over ‘ingesloten onbebouwde terreinen’ die tot het bebouwd gebied gerekend worden. Deze categorie leidt tot interpretatieverschillen over wanneer er sprake is van een volledig ingesloten onbebouwde terreinen. Om deze reden is de zinsnede ‘geheel of nagenoeg geheel’ aan uitgangspunt 5 toegevoegd.