Spelling stappenboek 4
-
Upload
walter-defossez -
Category
Documents
-
view
244 -
download
4
description
Transcript of Spelling stappenboek 4
Naam : …………………………
2
Woordpakket 1
Schrijf correct en net over …
eiland
verdwijnen
nieuws
klauw
meisje
lawaai
bouwen
snauwde
reizen
moeite
schouder
duwt
altijd
prooi
vrouwtje
schaduw
dikwijls
schreeuwde
augustus
uw
Verbetering …
3
1. Spreek de klanken van de onderstaande woorden traag na
elkaar uit en beluister ze. Schrijf het woord daarna op.
Ik zeg … Ik schrijf …
schreeuwde …………………………………………
altijd …………………………………………
nieuws ……………………………………………
vrouwtje ……………………………………………
schaduw ……………………………………………
2. De klinkers zijn verdwenen. Schrijf het woord met de
klinkers erbij.
vrdwnn …………………………………………
snwd …………………………………………
mt …………………………………………
schdr …………………………………………
dwt …………………………………………
gsts …………………………………………
w …………………………………………
pr …………………………………………
3. De woorden staan omgekeerd. Lees ze van rechts naar
links en schrijf ze dan goed op.
sutsugua …………………………………………………
wudahcs …………………………………………………
twud …………………………………………………
swuein …………………………………………………
etieom …………………………………………………
4. Maak met de drie lettergrepen telkens een woord en schrijf
het op.
nen – ver – dwij ……………………………………………………
gus – au – tus ……………………………………………………
5. Zoek een woord dat rijmt op …
prooi …………………………………………
klauw …………………………………………
uw …………………………………………
4
Woordpakket 2
Schrijf correct en net over …
lentedag
jaagt
dankbaar
babbelen
aandacht
betalen
spelletje
glimlach
rugzak
geweren
bibberen
dochtertje
vliegveld
oktober
kanonnen
kachel
leerling
sturen
knuffel
droeg
Verbetering …
5
1. Lees de woorden in de slang. Het zijn allemaal ch(t)-
woorden. Schrijf ze op.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
……………………………………………
2. Vul in. Schrijf het woord correct over en schrijf er tussen
haakjes bij wat je moet doen : verdubbelen ( VD ) of
verenkelen ( VE ).
ba ……… elen ……………………………………………
bi ……… eren ……………………………………………
beta ……… en ……………………………………………
kano ……… en ……………………………………………
gewe ……… en ……………………………………………
stu ……… en ……………………………………………
3. Zoek in het woordpakket een synoniem voor
praten …………………………………………………
luchthaven …………………………………………………
troetelbeer …………………………………………………
4. Schrijf alle woorden uit het woordpakket op die eindigen op
–elen, -eren en -enen .
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………
5. Maak er een vragende zin van en schrijf de zin op.
Hij jaagt regelmatig op fazant.
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………
Die mannen jagen elke herfst in de Ardennen.
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………
6
Woordpakket 3
Schrijf correct en net over …
aandachtig
mistig
verdrietig
bezig
zenuwachtig
moedig
droevig
ongelukkig
verkondig(en)
grappig
stevig
toevallig
gelukkige
vorige
hevige
zonnige
onschuldige
prettige
rustige
haastig
Verbetering …
7
1. Vul in. Kijk naar het voorbeeld :
van modder maak je modderig.
1. van geluk maak je …
2. van moed maak je …
3. van toeval maak je …
4. van pret maak je …
5. van zon maak je …
6. van verdriet maak je …
7. van zenuw maak je …
8. van rust maak je …
9. van grap maak je …
10.van haast maak je …
2. Er is weer gemorst. Zoek de woorden en schrijf ze op. Je
mag woordpakket 3 als hulp gebruiken.
3. Rijm op –ig. Schrijf de woorden goed op.
tachtig
m ………………………………………………
kr ………………………………………………
regen ………………………………………………
4. Maak van de onderstaande wartaal goede woorden en
schrijf ze over. Ze eindigen allemaal op –ig. Onder de
eerste letter staat een streepje.
ilagst …………………………………………
demogi …………………………………………
gizeb …………………………………………
pprigag …………………………………………
5. Vind jij de woorden uit het woordpakket? Schrijf ze op.
8
Woordpakket 4
Schrijf correct en net over …
tegelijk
eigenlijk
eilanden
lijkbleek
onderwijs
eindigt
geheimzinnige
spijtig
leiding
scheiden
weinig
belangrijkste
bewijzen
eindelijk
paardrijden
heilig
stokstijf
bereikt
tijdens
woestijn
Verbetering …
9
1. Schrijf de woorden in de juiste kolom.
bewijzen – bereikt – leiding – eindigt – paardrijden – woestijn – spijtig –
belangrijkste – geheimzinnige – heilig – eigenlijk – tijdens – onderwijs –
stokstijf – tegelijk – eilanden – eindelijk – scheiden – weinig – lijkbleek
ei ij
2. Zoek bij iedere tekening het goede woord en schrijf het op.
Elk woord heeft een tweeklank ei/ij. Sommige woorden vind
je niet in dit woordpakket.
3. Vul aan : ei of ij en schrijf de woorden correct over.
belangrkste ……………………………
landen …………………………………
onderws ……………………………………
hlig …………………………………
sptig ……………………………………
stokstf …………………………………
10
Woordpakket 5
Schrijf correct en net over …
bekijken
leeftijd
medelijden
ontwijken
ravijn
strijd
tevoorschijn
wijk
giechelen
hersenen
naderen
veranderen
aardig
lastig
ernstig
geweldig
nodig
enige
reusachtige
sommige
Verbetering …
11
1. Schrijf een synoniem uit het woordpakket.
lachen …………………………………………………
gevecht …………………………………………………
straat …………………………………………………
verstand …………………………………………………
serieus …………………………………………………
2. Schrijf de letters in de juiste volgorde en vorm het juiste
woord.
…………………………………………………………………
…………………………………………………………………
…………………………………………………………………
…………………………………………………………………
…………………………………………………………………
3. Plak de lettergroepen aan elkaar en vorm het juiste woord.
schijn – te – voor ………………………………………………………
kij – be – ken ………………………………………………………
tijd – leef ………………………………………………………
lij – de – den – me ………………………………………………………
mige – som ………………………………………………………
4. Schrijf de woorden op die in de bloemen staan. Het laatste
stuk is altijd hetzelfde.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………
12
Woordpakket 6
Schrijf correct en net over …
beiden
beroemd
kleedkamer
middageten
bemanning
loog
gevangenis
bevolking
doodsbang
waarzegster
geheimzinnig
boeiend
leider
rondlopen
parking
ploeg
spannend
scheidsrechter
verbazing
veilig
Verbetering …
13
1. Zoek bij iedere tekening het goede woord en schrijf het op.
Sommige woorden vind je niet in woordpakket 6.
…………………… …………………… ……………………
…………………… ……………………… ……………………………
2. De woorden staan omgekeerd. Plaats de letters goed en
schrijf het woord. rediel ………………………………………
gnizabrev ………………………………………
dmeoreb ………………………………………
nepoldnor ………………………………………
netegaddim ………………………………………
3. Schrijf het woord dat je met de letters kunt maken.
……………………… ……………………………… ……………………………
4. In het rooster zitten tien woorden van het woordpakket
verstopt. Zoek ze en schrijf ze op.
…
14
Woordpakket 7
Schrijf correct en net over …
eerlijk
gevaarlijke
dadelijk
afschuwelijke
heerlijk
lelijke
duidelijk
belachelijke
natuurlijk
moeilijke
gemakkelijk
mogelijke
vrolijk
oneerlijke
uiteindelijk
vreselijke
waarschijnlijk
wonderlijke
vriendelijk
verschrikkelijke
Verbetering …
15
1. Schrijf de woorden over en kleur het achtervoegsel
–(e)-lijk(e) groen.
gemakkelijk ………………………………
vrolijk …………………………………
uiteindelijk ………………………………
oneerlijke …………………………………
belachelijke ………………………………
goddelijk …………………………………
meesterlijk ………………………………
vreselijk …………………………………
waarschijnlijk ………………………………
vriendelijk …………………………………
2. Haal het foute staartstuk eraf en zet –(e)-lijk(e) in de
plaats. Schrijf dan het woord correct op.
heerte ……………………………………………………
vrodig ……………………………………………………
afschuwig ……………………………………………………
vresig ……………………………………………………
3. Vul het verhaal aan met be, ge, ver, –(e)-lijk(e) of –ig
………haal van een on………luk.
Ook al is mijn oma tacht………, toch neemt zij in haar Dafje nog ………woon
deel aan het ………keer.
Laatst was het buiten erg mist……… en vocht……… . Oma had dus
wein……… zicht op de weg. Toch wilde ze op ………zoek bij mijn tante.
………baasd keek ze ons aan , toen we er wat van zeiden. “Ik ………loof dat
jullie me niet ………trouwen! Maar bij tante krijg ik een heer……… stuk taart,
dus ik
………trek!” Bij ons om de hoek, kwam ze sier……… met haar Dafje tegen een
lantaarnpaal terecht!
4. Doorstreep de foute achtervoegsels en schrijf de woorden
met het juiste achtervoegsel op.
Wat ben jij slorlijk …………………………………………… .
Is vijflijk ………………………………… meer dan twintel
……………………………………… ?
Vind jij friet en ijs ook zo heerig
…………………………………… ?
Ik heb lievlijk ………………………………… kip dan vlees.
Hij kan zijn schrift nerglijk ………………………………
vinden.
16
Werkwoorden 1
1. Zoek de werkwoorden en kleur ze blauw.
plotseling – vertellen – rijden – koelkast – antwoorden – gevoel – eten –
drinken – kunnen – komen – enige – zeggen – droevig – herten – kijken –
wolken – staan
2. Vul het werkwoord in.
Een bakker kan goed ……………………………………………………
Een voetballer kan goed ……………………………………………………
Een lasser kan goed ……………………………………………………
Een kok kan goed …………………………………………………
Een schrijver kan goed ……………………………………………………
3. Zoek de noemvorm en schrijf hem op.
Ik werk. Ik zal
……………………………………………………………
Hij komt. Ik zal
……………………………………………………………
Jij begint. Ik zal
……………………………………………………………
Zus werkt. Ik zal
……………………………………………………………
Koen schrijft. Ik zal
……………………………………………………………
4. De persoonsvorm verandert als de persoon ( van het
onderwerp ) verandert. Vul de correcte persoonsvorm in.
Mijn vriend schrijft tweemaal per jaar een brief.
Ik …………………………………………………… tweemaal per jaar een brief.
Mijn neefjes ……………………………………………… tweemaal per jaar een
brief.
De jongens zwemmen in het meer naast het park.
Mijn buurman …………………………………………… in het meer naast het park.
Ik ………………………………………………… in het meer naast het park.
De laatste tijd lees ik één boek per week.
De laatste tijd ………………………………………………… wij één boek per week.
De laatste tijd ………………………………………………… An één boek per week.
17
5. Maak van de zinnen ja-neevragen en onderlijn daarin de
persoonsvorm.
Hij draagt de zware boodschappentas voor zijn grootmoeder.
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………
Morgen ga ik in Gent winkelen.
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………
Mieke kijkt elke dag vier uur televisie.
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………
Zaterdag vieren wij zijn vijftigste verjaardag.
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………
6. Schrijf achter elke zin de persoonsvorm.
We gaan naar Brussel winkelen.
………………………………………………………
Morgen mag ik naar de ijspiste.
………………………………………………………
Wil jij met mij naar de dansschool?
………………………………………………………
Hij zwaaide met zijn pet in de lucht.
………………………………………………………
Hij had een baard tot op de grond.
………………………………………………………
Deze avond komen mijn vrienden.
………………………………………………………
Mijn punten waren bijzonder goed.
………………………………………………………
18
In Brugge logeren veel Japanners.
………………………………………………………
Ga jij te voet naar de film?
………………………………………………………
Piet vertrok voor een wereldreis.
………………………………………………………
7. Sommige werkwoorden zeggen niet duidelijk wat iets of iemand doet.
Toch zijn het werkwoorden. Probeer in de volgende zinnen de
persoonsvorm te vinden ( onderlijn! ).
Schrijf dan de noemvorm op.
De kinderen willen nooit naar bed.
………………………………………………………
Ik ben vandaag jarig.
………………………………………………………
Mijn broer wordt elke dag zwakker.
………………………………………………………
Vader mag geen vet eten.
………………………………………………………
19
Werkwoorden 2
1. Schrijf alleen de werkwoorden op.
boren – kleuters – rijden – fietsen – kerel – geven – lever – beven – maken
…………………………………………………………………………………………………
……………………………………………
2. Onderlijn de persoonsvorm. Schrijf de noemvorm ( infinitief )
op. Kleur zowel in de persoonsvorm als in de noemvorm de
kijkletter groen.
Karel werkt
………………………………………………………………………
Ben antwoordt
………………………………………………………………………
Jij bent
………………………………………………………………………
Moeder kookt
………………………………………………………………………
Gobelijn zoekt
………………………………………………………………………
3. Onderlijn de persoonsvorm. Schrijf telkens in welke tijd
( t.t. of v.t. ) de persoonsvorm staat.
Mijn vriend schrijft tweemaal per jaar een brief. ………
De jongens zwemmen in het meer naast het park. ………
Vond je dat boek op zolder? ………
Die man kweekt kleine schapen. ………
Waar kwam jij die avond vandaan? ………
Hij at heel veel frieten. ………
Dat meisje schrijft heel mooi. ………
4. Maak van deze zinnen ja-neevragen. Onderlijn in de
vraagzin de persoonsvorm.
Hij is kampioen in muurklimmen.
…………………………………………………………………………………………………
Mijn vriend kent geen Nederlands.
…………………………………………………………………………………………………
Ik ken een man die heel goed kan dichten.
…………………………………………………………………………………………………
Dat tv-programma duurde te lang.
…………………………………………………………………………………………………
20
5. Schrijf de stam op. Kleur zowel in de noemvorm als in de
stam de kijkletter groen.
zoeken ……………………………………………
vertellen ……………………………………………
bibberen ……………………………………………
zweven ……………………………………………
herhalen ……………………………………………
springen ……………………………………………
6. Onderlijn in elke zin de persoonsvorm. Kleur het onderwerp
geel. Schrijf van elke persoonsvorm de stam. Denk aan de
kijkletter!
Fragment uit : Dumbo
Het circus trekt per trein door het land. …………………………………………
De olifanten reizen samen. …………………………………………
Opeens horen ze wat op het dak. …………………………………………
Daar is zojuist een ooievaar geland. …………………………………………
Hij heeft een pak bij zich. …………………………………………
Dat is voor mevrouw Dumbo. …………………………………………
Op een dag komen ze bij een stad. …………………………………………
Daar moeten ze optreden. …………………………………………
Dumbo is de laatste in de rij. …………………………………………
Hij kijkt verlegen in het rond. …………………………………………
Zijn grote oren slepen op de grond. …………………………………………
Daar moeten de mensen om lachen. …………………………………………
Dumbo vindt dat niet leuk. …………………………………………
Er rolt een traan langs zijn slurfje. …………………………………………
21
7. Vul de tabel aan.
noemvorm stam
Bram
wordt
…………………………………………
…
…………………………………………
…
Fien is …………………………………………
…
…………………………………………
…
wij
spelen
…………………………………………
…
…………………………………………
…
jullie
gaan
…………………………………………
…
…………………………………………
…
hij eet …………………………………………
…
…………………………………………
…
hij wil …………………………………………
…
…………………………………………
…
Theo
graaft
…………………………………………
…
…………………………………………
…
de
kindere
n
zuchten
…………………………………………
…
…………………………………………
…
ik ben …………………………………………
…
…………………………………………
…
het
sneeuw
t
…………………………………………
…
…………………………………………
…
hij lijkt …………………………………………
…
…………………………………………
…
22
Werkwoorden 3
1. Hoe schrijf je werkwoorden.
Stap 1 : Is het een persoonsvorm?
● neen doe gewoon : verlengen,
of je schrijft zoals je het hoort,
of …
● ja ga naar stap 2
Stap 2: t.t. of v.t.?
● v.t. Dat leer je volgend jaar!
● t.t. ga naar stap 3
Stap 3 : Is het onderwerp
a. ik of … je STAM
b. één iemand of iets anders STAM + T
c. meerdere mensen, dingen NOEMVORM
2. Vul aan. Kleur in de noemvorm de kijkletter groen.
noemvorm stam stam + t
schreeuwe
n
………………………………………
……
………………………………………
……
werken ………………………………………
……
………………………………………
……
geeuwen ………………………………………
……
………………………………………
……
fietsen ………………………………………
……
………………………………………
……
worden ………………………………………
……
………………………………………
……
bewegen ………………………………………
……
………………………………………
……
schaken ………………………………………
……
………………………………………
……
bloeden ………………………………………
……
………………………………………
……
kijken ………………………………………
……
………………………………………
……
feesten ………………………………………
……
………………………………………
……
antwoorde
n
………………………………………
……
………………………………………
……
pesten ………………………………………
……
………………………………………
……
praten ………………………………………
……
………………………………………
……
23
rondneuze
n
………………………………………
……
………………………………………
……
blazen ………………………………………
……
………………………………………
……
verven ………………………………………
……
………………………………………
……
nemen ………………………………………
……
………………………………………
……
staan ………………………………………
……
………………………………………
……
geven ………………………………………
……
………………………………………
……
24
Werkwoorden 4
1. Is het onderlijnde woord een persoonsvorm? Antwoord met
ja of nee.
We eten graag rodekool. …………
Een lolly is een lekker snoepje. …………
Met onze voetbalploeg hebben we gewonnen. …………
Je had beter moeten weten. …………
Met zijn nieuwe fiets rijdt hij heel vlug. …………
2. Kies bij elke zin tussen tegenwoordige of verleden tijd.
We gingen naar de bergen. …………
Ik ben bang van een hond. …………
Ga naar de deur. …………
Vroeger hadden wij geen stromend water. …………
Het was moeilijk om daar te blijven. …………
3. kleur het onderwerp geel. Pas dan de persoonsvorm correct
aan.
Mijn poes ( wachten ) …………………………………… aan de deur.
Ik ( zijn ) ………………………………… niet ziek.
De advocaat ( vragen ) ………………………………… om uitstel.
Wij ( komen ) ……………………………… binnen een uur aan in
Oostende.
Voor Kerstmis ( krijgen ) ……………………………… hij nieuwe
schaatsen.
Hoog in de lucht ( vliegen ) ……………………………………… een ballon.
In onze straat ( staan ) …………………………………… een oud huis.
’s Morgens ( eten ) ……………………………………… ik graag cornflakes.
Ik ( lezen ) …………………………………… dikwijls een boek in mijn bed.
Morgen ( beginnen ) ……………………………………… de vakantie.
Piet ( komen ) ……………………………………… te voet naar huis.
Deze mensen ( wonen ) ………………………………… in een klein dorp.
Vanaf z’n achttien jaar ( rijden ) ………………………………… Karel met
de auto.
Onze kippen ( leggen ) ……………………………………… geen eieren meer.
De koning ( wachten ) ……………………………………… op de komst van
de Japanse keizer.
25
Is h
et
ee
n p
ers
oo
nsv
orm
?
ne
e
Do
e g
ew
oo
n
(ve
rle
ng
en
,
… )
Ja
No
em
vo
rm
Sta
m +
t
Sta
m
. D
e h
on
……
. b
laft
.
2.
Kla
as
zwa
ai…
.. n
aa
r zi
jn k
lasg
en
oo
t.
3.
On
s sk
ele
……
he
eft
206 b
ott
en
.
4.
Ik t
e…
… d
e d
ag
en
af.
5.
Ik v
in…
…
da
t e
en
pra
ch
tig
ge
sch
en
k.
6.
Ik h
eb
ee
n o
ntz
ett
en
……
pro
ble
em
.
7.
Hij
wo
r……
. la
ter
de
be
ste
klim
me
r.
8.
Da
t w
oo
rd e
ind
ig…
….
op
- ig
.
9.
He
eft
Lie
s ve
el te
ke
nta
len
……
. ?
10.
De
we
rel…
….
ga
at
vo
or
je o
pe
n.
26
Werkwoorden 5
1. Is het onderlijnde woord een persoonsvorm? Antwoord met
ja of nee!
Ze keken elke dag veel televisie. ………………
Mijn goudvis leeft al vier jaar. ………………
Vader leest elke avond zijn krant. ………………
2. Staan de zinnen in de tegenwoordige of in de verleden tijd?
Wij zagen veel armoede in dat land. ………………
Wie vroeg daar iets? ………………
Die voetballer speelt fantastisch. ………………
Ik wens je heel veel geluk. ………………
3. Kleur het onderwerp geel. Vul de zin dan aan met de
correcte persoonsvorm.
Hij ……………………………………… ( spelen ) met de bal.
Ik ……………………………………… ( binden ) hem vast.
Hij ……………………………………… ( lopen ) snel weg.
Ik ……………………………………… ( wachten ) op de trein.
Ik ……………………………………… ( bieden ) hem 100 euro.
4. Extra : Kan je dit ook?
Vul aan met de juiste persoonsvorm. Kleur telkens het
onderwerp bij de persoonsvorm die je moet invullen geel.
Keizer …………………………………… ( wonen ) met zijn vader in een
vrijstaand huis aan de rand van het bos. Zijn vader
……………………………………… ( zijn ) hoedenmaker en
…………………………………
( hebben ) naast het huis zijn atelier. Keizer ………………………………
hebben zijn moeder nooit gekend, niet echt.
Zij …………………………… ( zijn ) toen hij nog geen jaar oud was uit
zijn leven en dat van zijn vader verdwenen. Op een avond
………………………………… ( zijn ) ze na het eten de deur uitgegaan…
Het is een mooie dag in het voorjaar en ze ………………………………
( willen ) nog even naar het strand. In haar eentje. Een
wandeling ………………………… ( maken ) en misschien nog even
………………………………… ( zwemmen ), als het water niet te
koud is. Ze is niet meer teruggekomen. “Ze …………………………
( zijn ) verdronken,” ……………………………… zeggen zijn vader
als Keizer er naar vraagt …
27
Is h
et
ee
n p
ers
oo
nsv
orm
?
ne
e
Do
e g
ew
oo
n
(ve
rle
ng
en
, …
)
Ja
No
em
vo
rm
Sta
m +
t
Sta
m
1.
Ik r
ij …
……
ve
el t
e s
ne
l.
2.
He
t za
a …
… lig
t in
de
ba
k.
3.
Hij
an
two
or
……
.. v
erk
ee
rd o
p d
e v
raa
g.
4. ze
n …
….. je
mij
da
t e
-ma
iltje
?
5.
Ik v
in…
….
mijn
bo
eke
nta
s n
iet
teru
g.
6.
Op
a h
ee
ft e
en
ka
len
……
… h
oo
fd.
7.
Hij
wo
r …
….
Da
ar
ec
ht
zie
k v
an
.
8.
Die
vra
ag
is n
oo
it b
ea
ntw
oo
r …
……
… .
9.
Da
t is
go
ed
e r
aa
……
… .
10.
De
ma
n v
erl
aa
……
.. d
e g
eva
ng
en
is.
28
Woordpakket 8
Schrijf correct en net over …
begrafenis
fantasie
normale
resultaten
staren
betekende
enorme
geschreven
opgegeten
tevreden
aangekomen
fototoestel
krokodil
meegenomen
veroveren
amuseren
huwelijk
juwelen
publiek
supermarkt
Verbetering …
29
1. Zoek in de woordslang woorden uit het woordpakket en
schrijf ze op.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………
2. Maak goede zinnen en schrijf ze op. Begin met het woord
met een hoofdletter.
betekende voor Dit bewijs geschreven heel de veel politie.
…………………………………………………………………………………………………
……………………………………………
staren de Het publiek krokodil bleef maar naar.
…………………………………………………………………………………………………
……………………………………………
de juwelen stelen tijdens De inbrekers de begrafenis.
…………………………………………………………………………………………………
……………………………………………
sloeg bij zien het van De huwelijk fantasie van op hol
sommige dat mensen.
…………………………………………………………………………………………………
……………………………………………
mijn Heb fototoestel jij supermarkt meegenomen de naar?
…………………………………………………………………………………………………
……………………………………………
3. Welk pakketwoord hoort bij de tekening? Noteer het en
gebruik het in een goede zin.
…………………………………………………………
30
Woordpakket 9
Schrijf correct en net over …
aangevallen
gabbers
karretje
rapport
aanleggen
bestemming
nachtmerrie
verstoppertje
binnenste
herinnerde
verschillende
vriendinnen
geschrokken
gewonnen
stoffig
dolgelukkig
raketten
mummie
ondertussen
sukkel
Verbetering …
31
1. Zoek een woord uit het woordpakket dat op de volgende
woorden rijmt. schrijf het rijmwoord op.
gummi …………………………………………………
pukkel …………………………………………………
toestemming …………………………………………………
hoofdkussen …………………………………………………
zeemeerminnen …………………………………………………
trompetten …………………………………………………
2. Eén of twee medeklinkers? Schrijf het woord juist over.
l of ll aangevaen ……………………………………………………
aaneggen ……………………………………………………
verschiende ……………………………………………………
griezeverhaen ……………………………………………………
metaen ……………………………………………………
m of mm besteing ……………………………………………………
muie ……………………………………………………
auseren ……………………………………………………
kaelen ……………………………………………………
boterhaen ……………………………………………………
k of kk raetten ……………………………………………………
geschroen ……………………………………………………
dolgeluig ……………………………………………………
laens ……………………………………………………
suel ……………………………………………………
n of nn bienste ……………………………………………………
herierde ……………………………………………………
eorm ……………………………………………………
vriendien ……………………………………………………
beloing ……………………………………………………
3. Welke woorden staan er? Schrijf ze op.
s…………………………… t………………………… t……………………………
o………………………………
32
Woordpakket 10
Schrijf correct en net over …
avonturen
gezellig
overvallers
bestuderen
ondersteboven
helaas
huppelde
pannenkoek
boterhammen
problemen
krokodillen
spinnenwebben
datum
supergrote
krukken
sterretjes
gaskamer
temperatuur
ontploffing
tenslotte
Verbetering …
33
1. Maak een goede zin met de volgende woorden.
overvallers
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………
onschadelijk
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………
ondersteboven
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………
2. De drukker heeft vlekken gemaakt. Welke woorden zitten
onder de vlekken verstopt? Schrijf ze over.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………
3. Vul de ontbrekende klinkers in. Schrijf daarna het volledige
woord nog eens over.
bstdrn ……………………………………………………
tmprtr ……………………………………………………
strrtjs ……………………………………………………
fkkls ……………………………………………………
hppld ……………………………………………………
4. Noteer alle woorden die je in deze woordslang herkent.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
34
Woordpakket 11
Schrijf correct en net over …
bankkaarten Bankkaarten Bankkaarten
blinddoek blinddoek blinddoek
handdoeken Handdoek handdoeken
oppas oppas
sneeuwwit sneeuwwit
teruggevonden teruggevonden
vannacht vannacht
villa villa
vissersschip vissersschip
weggelopen weggelopen
weggooien weggooien
goochelaar goochelen
goochelen goochelaar
loochenen loochenen
meegemaakt meegemaakt
veearts Vee arts
zeemeerminnen zeemeerminnen
programma programma
lotto lotto
tempo tempo
Verbetering …
35
1. Eén of twee medeklinkers? Schrijf de woorden in de goede
kolom.
Er zitten achien supporters achter de doeijn.
De achteuit van onze nieuwe auto is gebroen.
Schilder jij het keldeaampje?
Loop nu toch eens recht voouit.
De veearts kwam onze dwereitjes verzorgen.
De kleuijke hanoeken zal ik apart wassen.
Vaacht werd de oasser van het kasteel overvallen.
Zijn banaarten waen gestoen.
Een eindje verder werd zijn portefeuille teruevonden.
Helaas, al het geld was verdween.
één medeklinker twee medeklinkers
…………………………………………………………
…………………………………………………………
…………………………………………………………
…………………………………………………………
…………………………………………………………
…………………………………………………………
…………………………………………………………
…………………………………………………………
…………………………………………………………
…………………………………………………………
…………………………………………………………
…………………………………………………………
…………………………………………………………
…………………………………………………………
…………………………………………………………
…………………………………………………………
2. Puzzel je mee? Maak met twee stukken nieuwe woorden en
schrijf ze op.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
……………………………………………
36
3. De woorddelen van elk woord zijn door elkaar geraakt. Kun
jij er weer goede woorden van maken? Schrijf ze op.
gram – pro - ma sers – schip - vis zend – hon – dui - derd
………………………………
……………
………………………………
……………
………………………………
……………
bie - zom no – ge – mee - men meer – nen – zee - min
………………………………
……………
………………………………
……………
………………………………
……………
37
Schrijf correct en net over …
beloning
angstig
herinnering
belangrijke
kleding
gevangen
lading
languit
ontdekking
bedank
oplossing
rechtbank
richting
bedenken
plotseling
enkel
spanning
enkele
verkenning
zonsondergang
Verbetering …
38
1. De delen van elk woord staan door elkaar. Maak er weer
goede woorden van en schrijf ze over.
sing – op – los
………………………………………………………………
ne – her – in – ring
………………………………………………………………
ken – ning – ver
………………………………………………………………
de – ga – ver – ring
………………………………………………………………
le – ke – en
………………………………………………………………
be – ken – den
………………………………………………………………
ter – slang – wa
………………………………………………………………
ring – ver – war
………………………………………………………………
se – plot – ling
………………………………………………………………
ke – be – rij – lang
………………………………………………………………
2. Welke pakketwoorden horen bij de tekeningen? Schrijf ze
op.
3. Maak de woordketting los en schrijf alle woorden op.
…………………………………………… ……………………………………………
……………………………………………
…………………………………………… ……………………………………………
……………………………………………
…………………………………………… ……………………………………………
……………………………………………
39
4. Zoek bij elk woorddeel één woord met ng of nk dat niet in
het woordpakket staat. Schrijf het op.
ver- ………………………………………… uit- ……………………………….…
ge- ………………………………………… ont- …………………………………
af- ………………………………………… aan- …………………………………
be- ………………………………………… in- ………..…………………………
40
Werkwoorden 6
1. Is het onderlijnde woord een persoonsvorm? Antwoord met
ja of nee!
De kinderen knutselen graag. ……………………
Wij hebben veel buiten gespeeld. ……………………
Waarom weent Peter elke morgen aan de poort? ……………………
Veel eten kan gulzig lijken. ……………………
2. Staan de zinnen in de tegenwoordige of in de verleden tijd?
Nu heb je zeventig knikkers. ……………………
De verdediging had het niet gemakkelijk ……………………
Tegenwoordig zijn veel mensen werkloos. ……………………
Droeg jij een jeans voor dat feest? ……………………
Loop eens wat harder! ……………………
3. Vul de zinnen aan. Gebruik indien nodig het
werkwoordschema.
De hond …………………………………………… ( verdwalen ) in het bos.
Het kind is bijna ………………………………………… ( verdwalen ).
Het weer …………………………………………… ( veranderen ) steeds.
Leo is erg …………………………………………… ( veranderen ).
Fatima ………………………………………… ( beloven ) haar vriendin € 50.
Zij heeft het toch ………………………………………… ( beloven )
Hilde ……………………………………………… ( bewaren ) de foto’s.
4. Vul aan. Kleur in de noemvorm de kijkletter groen.
noemvor
m stam stam + t
hebben ………………………………………
……
………………………………………
……
zijn ………………………………………
……
………………………………………
……
laten ………………………………………
……
………………………………………
……
zeggen ………………………………………
……
………………………………………
……
doen ………………………………………
……
………………………………………
……
worden ………………………………………
……
………………………………………
……
bereiken ………………………………………
……
………………………………………
……
kiezen ………………………………………
……
………………………………………
……
41
Naam :
…………………
………………………… Datum : …………………………… Nummer : ……
Is h
et
ee
n p
ers
oo
nsv
orm
?
ne
e
Do
e g
ew
oo
n
(ve
rle
ng
en
, …
)
Ja
No
em
vo
rm
Sta
m +
t
Sta
m
1.
Ka
rel v
err
aa…………
zijn
be
ste
vrie
nd
.
2. R
aa…………
hij
wa
ar
ze v
ers
top
t zi
jn?
3.
Jij
he
bt
go
ed
ge
an
two
or…
………
!
4.
Ve
ra w
or…
………
tw
intig
ja
ar!
5.
Hij
ke
ek v
erw
on
de
r…………
na
ar
ha
ar.
6. R
ij…………
je
to
t a
an
he
t st
atio
n?
7.
Hij
vin…………
zijn
pe
n t
eru
g.
8.
De
ma
n w
erd
ge
k v
erk
laa
r…………
.
9.
Ik w
or…
………
he
lem
aa
l ge
k!
10.
Hij
is v
ee
l v
era
nd
er…
………
.
42
Woordpakket 13
Schrijf correct en net over …
alvast
drukte
ontdekt
internet
behalve
gasten
kletsnat
terugweg
bont
geritsel
luchtbel
totdat
wiskunde
gewerkt
macht
verderop
doordat
holte
minstens
burcht
Verbetering …
43
1. Zet de woorden op het goede plankje.
minstens – totdat – ontdekt – verderop – gewerkt
……………………………………… ………………………………………
………………………………………
.
............................................ …………………………………………
2. Zoek de woorden. De letters staan door elkaar. Begin met
de letter die vet gedrukt staat.
t o h e l
………………………………
…………
c t u h b r
………………………………
…………
t l e t s k a n
………………………………
…………
3. Schrijf de zinnen over en onderlijn de woorden die in het
woordpakket staan.
De president had alle macht over zijn volk.
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………
Wij vinden het niet zo leuk als mensen bont dragen.
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………
Die gasten hoorden een vreemd geritsel in de kast.
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………
Op de terugweg begon het pijpenstelen te regenen.
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………
Verderop hebben de jongens een burcht ontdekt.
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………
4. Op elke tekening staan twee delen van een woord. Schrijf
dat woord op.
44
Woordpakket 14
Schrijf correct en net over …
alsmaar
doorstaan
kwartier
ontvoerders
bedroefd
geesten
liefde
spreekbeurt
bekeek
gemaakt
meteen
verwoest
bestuur
moordenaar
vooraleer
daarnet
kampeerplaats
onderzoek
weerwolf
hoorn
Verbetering …
45
1. Zoek uit en maak zes woorden uit het woordpakket. Schrijf
ze op.
…………………………………………… ……………………………………………
……………………………………………
…………………………………………… ……………………………………………
……………………………………………
2. De woorddelen van dezelfde figuren vormen een woord.
Zoek de woorden en schrijf ze foutloos over.
........................................................................................................................................
...............
3. Maak drie verschillende goede zinnen met bedroefd,
daarnet, gemaakt.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
……………………………………………
4. Maak de slang los en schrijf de woorden apart op.
…………………………………………… ……………………………………………
……………………………………………
Werkwoorden 7
46
1. Is het onderlijnde woord een persoonsvorm? Antwoord met
ja of nee!
De mensen roddelen over hun nieuwe buren. ……………………
Ik ken hem al vele jaren. ……………………
Onze juf schrijft heel graag in de schoolkrant. ……………………
Waarom werd hij altijd geplaagd? ……………………
2. Staan de zinnen in de tegenwoordige of in de verleden tijd?
Die man vond dat kind echt onbeleefd. ……………………
Wie komt ons afhalen? ……………………
Wanneer ging hij naar de dokter? ……………………
Ik wil niet lang blijven. ……………………
3. Vul de zin aan met de juiste persoonsvorm. Gebruik indien
nodig het werkwoordschema.
Ik ………………………………………………………… ( kopen ) een tuil rode rozen
voor mama.
Op school ………………………………………………… ( leren ) wij meten en
wegen.
Waar ……………………………………………………… ( halen ) die goochelaar
die konijnen?
……………………………………………… ( dragen ) jij deze wafels naar
grootvader?
Die man …………………………………………………… ( vrezen ) dat de wegen te
glad zijn.
Marie …………………………………………………… ( leren ) de kinderen
goochelen.
Die weg naar onze school ……………………………………………… ( worden )
verbreed.
47
4. Vul aan. Kleur in de noemvorm de kijkletter groen.
noemvorm stam stam + t
aarzelen ……………………………………
………
………………………………………
……
kijken ……………………………………
………
………………………………………
……
klappen ……………………………………
………
………………………………………
……
lopen ……………………………………
………
………………………………………
……
branden ……………………………………
………
………………………………………
……
wuiven ……………………………………
………
………………………………………
……
giechelen ……………………………………
………
………………………………………
……
gloeien ……………………………………
………
………………………………………
……
48
Naam :
…………………
………………………… Datum : …………………………… Nummer : ……
Is h
et
ee
n p
ers
oo
nsv
orm
?
ne
e
Do
e g
ew
oo
n
(ve
rle
ng
en
, …
)
Ja
No
em
vo
rm
Sta
m +
t
Sta
m
1.
Mo
rge
n k
om…………
hij
nie
t m
ee
r.
2.
Mijn
om
a h
ee
ft e
en
sp
an
ne
nd
ve
rha
al v
ert
el…
………
.
3.
Die
ma
n b
ev
rij…
………
da
t d
ier
zon
de
r a
arz
ele
n.
4.
Hij
wo
r…………
me
t ve
el la
wa
ai b
inn
en
ge
bra
ch
t.
5.
Mijn
vri
en…………
ma
g n
iet
me
e o
p r
eis
.
6.
Hij
he
eft
vro
eg
er
ve
el t
on
ee
l g
esp
ee
l…………
.
7.
De
oo
rza
ak is
on
be
ke
n…………
.
8.
Wa
t b
ete
ke
n…………
dit p
icto
gra
m?
9.
Da
t p
aa
r…………
is
ge
vlu
ch
t.
10.
Op
bo
skla
sse
n h
eb
be
n w
e m
oo
ie m
om
en
ten
be
lee
f…………
.
49
Woordpakket 15
Schrijf correct en net over …
begonnen
bedraagt
behulpzaam
besloten
bespeuren
bewusteloos
gebeten
gebieden
gedachten
geheugen
gelopen
geplaatst
geschiedenis
veranderde
vertrokken
verdwenen
vervelend
vernietigen
verscheen
verschrikt
Verbetering …
50
1. Zet in de juiste kolom.
verhuizen – gevallen – geschiedenis – verdieping – behulpzaam – gelopen –
bespeuren – verschrikt – bespreken – vertrokken – gegrom – begonnen
begin gelijk verdriet
………………………………
…………
………………………………
…………
………………………………
…………
………………………………
…………
………………………………
…………
………………………………
…………
………………………………
…………
………………………………
…………
………………………………
…………
………………………………
…………
………………………………
…………
………………………………
…………
………………………………
…………
………………………………
…………
………………………………
…………
2. Maak telkens een zin met deze woorden.
gelopen :
…………………………………………………………………………………………………
verkeer :
…………………………………………………………………………………………………
bedrag :
…………………………………………………………………………………………………
3. Vul be, ge of ver in, zodat er telkens twee verschillende
woorden ontstaan.
zoek : ………………………… en ………………………………
liefd ………………………………… en ………………………………
vol ………………………………… en ………………………………
wacht……………………………… en ………………………………
loven……………………………… en ………………………………
zorgen : ……………………… en ………………………………
4. In deze zinnen komen fouten voor. Haal ze eruit en schrijf
de woorden correct op.
Op dit kasticket staat een bekeerd gedrag.
……………………………………… en ……………………………………
Die geroemde zanger vraagt verscherming aan de politie.
………………………………………… en ………………………………………………
Elke week verstellen onze buren beschillende pizza’s.
…………………………………………… en ………………………………………………
Een beheim gewaren is soms moeilijk. ………………………………………………
en ……………………………………………
Ik heb mijn oude barbiespulletjes bekocht.
………………………………………………
51
Woordpakket 16
Schrijf correct en net over …
beleefd
benieuwd
levend
reuzenrad
dringend
misdaad
schoolhoofd
gebied
onbekend
vliegend
felrood
razend
voortdurend
brandwonden
hardste
hoofdprijs
raadsel
razendsnel
held
rechterhand
Verbetering …
52
1. Welke woorden staan hier? Schrijf ze voluit.
onbeken ……………………………………………
raasel ……………………………………………
benieuw ……………………………………………
felroo ……………………………………………
harste ……………………………………………
dringen ……………………………………………
tijschrif……………………………………………
leeftij ……………………………………………
gebie ……………………………………………..
gougele ……………………………………………
2. Welk woord ontbreekt? Vul het in.
Ik los graag ………………………………………………………… op.
Met mijn ……………………………………………………… kan ik het mooist
schrijven.
Om acht uur is het voor mij …………………………………………………… .
Wij zijn ……………………………………………………… naar de nieuwe juffrouw.
De …………………………………………………… genezen heel goed, zegt de
dokter.
………………………………………………… vind ik een leuke sport.
Een rijpe tomaat is …………………………………………………… .
Piet kocht mooie, ………………………………………………… bloemen voor
Mieke.
3. Begin telkens bij het spinnetje en volg de lijn. Elke letter
die je tegenkomt, schrijf je op je leitje. Zo krijg je nieuwe
woorden die je hier nog eens voluit schrijft.
53
Woordpakket 17
Schrijf correct en net over …
bouwden
goudmijn
houten
ijskoude
mevrouwen
oerwoud
ouderwets
trouw
tuinkabouter
akelige
griezelig
stekelig
ijverig
overige
hopelijk
slaperig
afzonderlijke
gevaarlijk
tamelijk
vasthouden
Verbetering …
54
1. Maak er een heerlijk(e)-woord van. Let op : soms + lijk of
soms + elijk.
vriend : ……………………………………………………………………
afzonder : ……………………………………………………………………
tam : ……………………………………………………………………
gewoon : ……………………………………………………………………
hart : ……………………………………………………………………
smak : ……………………………………………………………………
eigen : ……………………………………………………………………
verschrikk : ……………………………………………………………………
le : ……………………………………………………………………
mog : ……………………………………………………………………
2. Er is een fout gebeurd : alleen de medeklinkers zijn
gedrukt! Zoek de woorden en schrijf ze op.
gdmn ……………………………………………………………
vsthdn ……………………………………………………………
bwdn ……………………………………………………………
drwts ……………………………………………………………
vrg ……………………………………………………………
3. Vind je het juiste woord? Kies uit de volgende woorden :
ouderwets – eenvoudig – schouwburg – landbouw – stekelig –
trouw
Die modellen zijn mooi, maar ………………………………………………………
gekleed.
Een verzamelwoord voor akkerbouw, veeteelt : …………………………………
Een plaats waar een toneel wordt opgevoerd is een
………………………………………………
Een egel voelt ………………………………………………… aan.
Iets dat uit de mode is, noemt men
………………………………………………………
In het huwelijk beloven man en vrouw ……………………………………… aan
elkaar.
4. Zoek het tegenovergestelde.
Kies uit : eenvoudig – buurvrouw – ouderwets – opbouwen –
kabouter
modern en ……………………………………………
buurman en ……………………………………………
reus en ……………………………………………
afbreken en ……………………………………………
ingewikkeld en ……………………………………………
55
Woordpakket 18
Schrijf correct en net over …
applaus
benauwd
klauterde
nauwelijks
nauwkeurig
pauze
wenkbrauwen
bezem
bodem
stiekem
avond
vanavond
bevriend
bedtijd
donkerblond
onbewoond
adem
platteland
stomverbaasd
woedend
Verbetering …
56
1. In elke broekspijp staat van boven naar onder een woord.
Schrijf ze op.
…………………………………………… ……………………………………………
……………………………………………
…………………………………………… ……………………………………………
……………………………………………
2. In sommige woorden ontbreekt een d of t. Schrijf die
woorden volledig op.
Op een mooie zomeravon ………………………………………… maakten we
een mooie wandeling op dat onbewoon …………………………………………
eilan …………………………………… We zagen daar vele zelzame
……………………………… planen …………………………………In de kran
……………………………………… had ik al eens gelezen over da
……………………… oerwou ………………………………………… op deze
onbekene ………………………………………… plaats. Heel wat biologen
hadden daar reeds een zoektoch ……………………………………
gehouden naar die zelzame ………………………………………… planen
………………………………… Nu was ik wel benieuw
…………………………………………… naar het resultaa
………………………………………… van hun onderzoek.
De aar …………………………………………………… van de bodem had een
grote invloe ………………………………………… op de groei van sommige
planten. Een bioloog uit België heeft alle vondsten op papier gezet en werd
daarmee heel beroem ……………………
57
Woordpakket 19
Schrijf correct en net over …
gebracht
gezocht
kustwacht
verkocht
middernacht
zoektocht
opgelucht
terecht
achterkant
prachtige
zichtbaar
rechterkant
krachten
reusachtig
mochten
voorzichtig
opdrachten
wachters
juichte
vacht
Verbetering …
58
1. Lees de woorden in de slang. Schrijf ze één voor één over.
…………………………………………… ……………………………………………
……………………………………………
…………………………………………… ……………………………………………
……………………………………………
…………………………………………… ……………………………………………
……………………………………………
……………………………………………
2. Je kunt de woorden niet helemaal zien. Probeer ze toch te
lezen en schrijf ze dan op.
3. De heks heeft haar toverkracht gebruikt en tovert allemaal
woorden met cht te voorschijn. Schrijf ze zonder fouten
over.
59
Woordpakket 20
Schrijf correct en net over …
besluit besluit
gemeentehuis gemeentehuis
kruiken kruiken
onweersbui onweersbui
ruimte ruimte
rusthuis rusthuis
schuiven schuiven
uitgeput uitgeput
uitgevonden uitgevonden
uitvoeren uitvoeren
gelukkig gelukkig
eeuwig eeuwig
triestig triestig
vijfentwintig vijfentwintig
onmogelijk onmogelijk
smakelijk smakelijk
werkelijk werkelijk
dagelijks dagelijks
vreselijks vreselijks
jarig jarig
Verbetering …
60
1. Je krijgt een letter. Elke stip staat voor een letter. Noteer
het woord uit het woordpakket dat erbij hoort.
l : …………………………………………………………
t : …………………………………………………………
e : …………………………………………………………
k : …………………………………………………………
n : …………………………………………………………
r : …………………………………………………………
2. Schrijf de woorden uit het woordpakket in de juiste kolommen.
woorden net als uil rustige-woorden heerlijke-woorden
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
...........................................
..
3. Zoek alle werkwoorden uit het woordpakket en schrijf ze
over.
…………………………………………………………………………………………………
4. Zoek een synoniem en schrijf het op.
droevig …………………………………………………
plaats …………………………………………………
elke dag …………………………………………………
heel moe …………………………………………………
bejaardentehuis …………………………………………………
61
Werkwoorden 8
1. Is het onderlijnde woord een persoonsvorm? Antwoord met
ja of nee!
Wij eten elke dag verse groenten. …………………
Ik vraag niet veel. …………………
Mijn oma kan heel goed breien. …………………
Hij heeft de hele avond niets gezegd. …………………
2. Staan de zinnen in de tegenwoordige of in de verleden tijd?
Het schip brak middendoor. ……………………
Mijn vader moet veel werken. ……………………
Zwom jij vorige week in dat vervuilde meer? ……………………
Ik ga naar de bioscoop. ……………………
3. Kleur het onderwerp geel. Vul de zin aan met de juiste
persoonsvorm. Gebruik indien nodig het werkwoordschema.
Voor Moederdag ……………………………………… ( maken ) ik een mooi
geschenk.
De postbode ……………………………………… ( leveren ) de pakjes aan huis.
Die kinderen ………………………………………… ( verstoppen ) zich in het bos.
………………………………………… ( werken ) jullie graag aan dat opstel?
Dat meisje ……………………………………… ( houden ) van honden.
Volgend jaar …………………………………… ( worden ) mijn op zeventig jaar.
………………………………… ( kopen ) jij voor mij vier bananen.
62
Is
he
t e
en
pe
rso
on
svo
rm?
ne
e
Do
e g
ew
oo
n
(ve
rle
ng
en
, …
)
Ja
No
em
vo
rm
Sta
m +
t
Sta
m
1.
Wie
ee
……
….. e
en
kiw
i?
2.
Ik h
e…
……
tw
ee
ma
al g
eb
eld
……
… n
aa
r h
aa
r.
3.
Mijn
vri
en
……
… is
ha
rd g
eg
roe
i……
… .
4.
Din
a h
ee
ft v
ee
l g
eo
efe
n…
……
5.
De
ho
n…
……
ga
at
na
ar
ee
n h
ote
l.
6.
Je
an
two
or…
……
nie
t o
p m
ijn v
raa
g.
7.
De
ze z
an
ge
r is
be
roe
m…
……
.
8.
Lun
a le
es…
……
ve
el b
oe
ke
n.
9.
Mijn
ju
f v
erw
ac
h…
……
be
zoe
k.
10.
Ve
rge
et
je b
oe
ke
n n
ie…
…..
.