Speciaal voor jou

17
Cathy Kelly Speciaal voor jou

description

Je zou zo verliefd kunnen worden op het Ierse stadje Redstone, de mensen zijn aardig en in de winkels en cafés heerst een gezellige drukte. Ook Francesca voelt zich hier thuis. Hoewel haar man werkloos is en depressief, en bij haarzelf de overgang opspeelt, probeert ze opgewekt en energiek te blijven om haar gezin bij elkaar te houden. Peggy is altijd een rusteloze ziel geweest. Nu ze de dertig nadert is het eindelijk gelukt haar droom te verwezenlijken. Ze heeft haar eigen winkel geopend, midden in de stad. Zal ze nu ook de liefde toelaten in haar hart? Wanneer Lillie, een Australische weduwe, in Redstone belandt, maakt ze al snel nieuwe vrienden. Maar Lillie kan niet met haar eigen grote verdriet omgaan.

Transcript of Speciaal voor jou

Cathy Kelly

Speciaal voor jou

Oorspronkelijke titelThe Honey QueenUitgaveHarperCollinsPublishers, LondenCopyright © 2013 by Cathy KellyCopyright voor het Nederlandse taalgebied © 2013 by The House of Books, Vianen/Antwerpen

VertalingCherie van GelderOmslagontwerpmarliesvisser.nlOmslagillustratieGetty ImagesFoto auteurBarry McCallOpmaak binnenwerkZetSpiegel, Best

ISBN 978 90 443 4024 2ISBN 978 90 443 4025 9 (e-book)D/2013/8899/87NUR 302

www.thehouseofbooks.comwww.cathykelly.com

All rights reserved.Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt doormiddel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaandeschriftelijke toestemming van de uitgever.

Proloog

Lillie Maguire bewaarde de brief in het ritsvakje van haar handtas,een versleten beige geval, een kerstcadeautje dat Sam ooit bij DavidJones had gekocht. De handtas was na al die jaren zo zacht als botergeworden en de voering was op bepaalde plekken zo versleten dater muntjes doorheen vielen, maar dat kon haar niets schelen, hetbleef toch een stukje van hem.

Ze had nog maar zo weinig van Sam over dat ze alles koesterdewat er nog was: zijn kussen, waaraan ze nog steeds heel flauw de geurvan zijn haar rook, het overhemd dat hij die laatste dag had gedragentoen hij naar het ziekenhuis ging, de verlovingsring met de kleineopaal, die veertig jaar eerder was gekocht. En de handtas van DavidJones met de kapotte voering. Dat waren haar schatten.

De brief was inmiddels bijna onderdeel geworden van de tas, metomgekrulde randen en versleten langs de vouwen. Ze had hem tal-loze keren herlezen nadat ze hem veertien dagen geleden ontvangenhad en ze kon de inhoud haast in haar slaap opdreunen. Hij was af-komstig van Seth, de halfbroer van wie ze het bestaan niet had ge-weten, en de enige band met een moeder die ze nooit had gekend.

Kom alsjeblieft, Frankie en ik willen je heel graag leren kennen. Ik benmeer dan vijftig jaar enig kind geweest, zie je, en het was geweldig om tehoren dat ik toch een zusje heb. Ik heb nooit geweten dat jij er ook was,Lillie, en dat vind ik jammer.

Het spijt me om te horen dat je man is overleden. Daar zul je wel kapotvan zijn. Je moet het eerlijk zeggen als je het opdringerig van me vindt ommet een dergelijk advies te komen, maar is het nu dan niet precies de juistetijd om hierheen te komen? Naar een plek waar je nog nooit bent geweest?

Het enige wat ik na al die jaren op dit ondermaanse met zekerheid kanstellen, is dat je maar nooit weet wat je misschien staat te wachten. Ik bendrie maanden geleden mijn baan kwijt geraakt en dat had ik ook nooitverwacht!

We zouden het heerlijk vinden om je bij ons te hebben, echt waar. Kom

9

nou maar. Zoals ik al zei, misschien moet ik dit niet zeggen omdat ik zelfnooit een dergelijk verlies heb geleden, Lillie, maar het kan toch best helpen?

Het was zo’n hartelijke brief. Lillie vroeg zich af of Seths vrouw,Frankie, daar misschien iets mee te maken had gehad, want Lillie wasoud en wijs genoeg om te vermoeden dat Seth waarschijnlijk nogsteeds stond te duizelen van het feit dat zij bestond.

Dat er plotseling een vierenzestigjarige Australische zus was op-gedoken, was misschien heel opwindend, maar de grootste schok waswaarschijnlijk toch de wetenschap dat zijn moeder, inmiddels over-leden, dat grote geheim voor hem verborgen had gehouden.

Lillie had altijd het gevoel gehad dat vrouwen beter met geheimenkonden omgaan dan mannen. Ze konden ze beter bewaren en zebegrepen beter waaróm mensen ze bewaarden.

Ze wisten precies hoe ze ‘let maar niet op mij, lieverd, alles is inorde, ik ben gewoon een beetje afwezig’ moesten zeggen tegen eenbang kind of een verwarde man, hoewel ze helemáál niet in ordewaren en zich suf piekerden. Wat zou de dokter te zeggen hebben over datknobbeltje in haar borst? Konden ze zich die hypotheek wel veroorloven?Zou hun verlegen zoontje er ooit in slagen om een schoolvriendje te krijgen?

Nee, een verstandige vrouw kon zomaar tot de conclusie komendat bepaalde zaken haar dierbaren alleen maar verdriet zouden doen,dus waarom zou ze al die dingen dan niet voor zich houden? Datkon ze best in haar eentje verwerken, dus dat betekende dat zij erniemand mee lastig zou vallen.

Mannen waren anders. Lillie wist uit ervaring dat mannen dingenliever niet verborgen hielden. Dus na verloop van tijd zou Seth ermisschien heel andere ideeën op nahouden over het feit dat zijnmoeder voor zijn geboorte, toen ze nog heel jong was, al een anderkind had gekregen, een kind dat ze had afgestaan aan een kloosterdat het op hun beurt weer had doorgestuurd naar een zusterkloosterin Melbourne. Het zou hem best kunnen helpen als hij dat kind leer-de kennen.

Een ticket voor onbepaalde duur, besloot Lillie. Dat was waar-schijn lijk het beste als ze naar Seth en Frankie zou gaan.

10

Martin, een van Lillies twee volwassen zoons, was ermee begon-nen.

Vlak na de dood van Sam had Martin, die net als zijn vader, lang,vriendelijk en intelligent was, belangstelling gekregen voor genea -logie en had heel wat uurtjes achter zijn computer gezeten, op zoeknaar bijzonderheden over zijn verleden. Hij was lector aan de uni-versiteit en hij kon er gewoon niet bij dat hij er nooit eerder aan hadgedacht om dat te gaan doen.

‘Het is onze eigen familiegeschiedenis, daar had ik jaren geledenal aan moeten beginnen. Wat mankeerde me?’ had hij gevraagd ter-wijl hij zijn handen door zijn slordige donkere haar haalde op eenmanier die maakte dat Lillies vingers begonnen te jeuken om het meteen schaar te lijf te gaan, precies zoals ze had gedaan toen hij nogklein was.

Haar adem stokte bij de gedachte aan hem als kind, aan haar eigenleven toen hij en zijn broer nog klein waren.

Toen Martin en Evan nog klein waren, was die schat van een Samnog bij haar geweest. Nu was hij er niet meer. Hij was zes maandengeleden gestorven, en daar was zij nog steeds zo kapot van alsof hetgisteren was gebeurd.

Lillie mocht dan tegen iedereen zeggen dat ze zich best kon red-den – tegen haar zoons, haar schoondochters Daphne en Bethany, demeiden van de boekenclub, haar beste vriendinnen Doris en Vilettaen haar maatjes uit de tweedehandswinkel waar ze iedere week eenpaar uur als vrijwilliger werkte – maar daar klopte niets van. Helemaalniets.

Ze kon glimlachen en zeggen dat het prima met haar ging, heuswaar. Maar vanbinnen was het heel anders: daar had de hele wereldeen groot gat in de vorm van Sam en ze wist eigenlijk niet hoelangze daar nog mee zou kunnen leven.

In die nieuwe wereld was de lucht van een andere kleur blauw: opde een of andere manier harder. De warmte van de zon die vroegerzo zalig was geweest brandde nu zo dat het wreed begon te lijken.En de tuin waarvan ze allebei zoveel hadden gehouden leek leegzonder de twee bijenkorven die Sam daar veertig jaar lang hadgehad: het zachte gezoem van bijen die loom tussen de bloemen

11

door zwierven ontbrak. Toen hij nog maar net ziek was, had Sam dekorven aan zijn beste vriend van de plaatselijke imkersvereniging ge-geven.

‘Ik denk dat het een beetje te zwaar voor je wordt om ze bij tehouden, lieverd,’ had hij tegen haar gezegd terwijl hij met een triesteblik in zijn ogen toekeek hoe Shep voorzichtig de twee traditioneelgevormde bijenkorven met de schuine dakjes klaarmaakte voor ver-voer.

‘Shep kan toch om de acht of negen dagen komen om ze open temaken?’ had Lillie geprotesteerd. ‘Dat gebeurt ook als we op vakantiezijn, dus dan kan het nu ook best.’

‘Ik denk ook dat ik er een beetje genoeg van heb om ervoor tezorgen,’ zei Sam. Lillie wist dat hij jokte, maar ze zei niets. Diep van-binnen wist Sam dat hij niet meer uit het ziekenhuis zou komen,maar dat zou hij nooit tegen haar zeggen. Hij had haar altijd in be-scherming genomen en dat deed hij nog steeds.

En nu, nu alles voorbij was, stonden er nog steeds meer dan ge-noeg potten honing in de voorraadkast, maar Lillie, die het altijd heer-lijk had gevonden om een laagje glanzende gouden honing op haarmeergranentoast te smeren, kon het niet opbrengen om een nieuwepot open te maken.

Niets smaakte nog hetzelfde. De kopjes koffie die ze vroeger zograag had gedronken in het winkeltje vlak bij de bibliotheek smaak-ten zo raar dat ze aan het meisje achter de toonbank had gevraagdof ze een ander soort koffie gebruikten.

‘Nee hoor, nog steeds dezelfde. Fairtrade Java. Zal ik een anderkopje maken? Geen probleem, hoor.’

Lillie schudde haar hoofd. Natuurlijk was de koffie niet veranderd.Zij was veranderd.

Het was waarschijnlijk de dood van zijn vader geweest, waardoorMartin ineens zoveel belangstelling voor hun stamboom had ge-kregen.

Martins vrouw, Daphne, had een beetje luchthartig tegen haarschoonmoeder gemopperd over Martins hartstocht voor zijnnieuwe hobby. ‘Als je nagaat dat Martin constant achter zijn pc zitte stoeien met stambomen,’ zei ze, ‘en dat Dyanne constant achter

12

die van haar zit te chatten en bewéért dat ze alleen maar met school-vriendinnetjes praat terwijl ze eigenlijk huiswerk zou moeten ma -ken, zou ik waarschijnlijk in rook op kunnen gaan zonder dat eenvan beiden dat zou merken.’ Daphne was een vrolijke en lieve vroed-vrouw, die er de laatste tijd een volledige baan bij had gekregen,omdat ze constant een oogje moest houden op Dyanne, hun veer-tienjarige dochter, die nog niet zo lang geleden haar macht over deandere sekse had ontdekt en nu graag eens de proef op de som zouwillen nemen.

‘Aan mijn kant van de familie valt er niet veel te onderzoeken,’had Lillie quasizielig gezegd. Ze was tot de conclusie gekomen dathet op haar leeftijd hoog tijd was dat ze het verdriet over het feitdat haar biologische moeder haar als baby had afgestaan van zich afzette. Ze had altijd geweten dat ze geadopteerd was en op haar vijf-tiende had dat intens verdriet gedaan. Op haar vierenzestigste washet gewoon iets uit het verleden. ‘Adoptie ging in die tijd heel an-ders, Daphne. Volgens mij werd nog niet de helft op papier gezet.Uit de paar dingen die ik weet, zal hij weinig van mijn kant terug-vinden.’

Daphne lachte.‘Dat zal Martin niet tegenhouden. Je weet toch hoe hij is: als hij

ergens aan begint, weet hij niet van ophouden. ’s Avonds wordt bijons aan tafel alleen nog maar gepraat over de nieuwste voorraadonleesbare gegevens die Martin heeft opgeduikeld, of over het feitdat alle klasgenootjes van Dyanne naar een bepaald concert gaan be-halve zij en dat het niet eerlijk is dat we haar niet vertrouwen, wantper slot van rekening is ze bíjna vijftien. Volgens haar zijn wij een stelfossielen. Heb je tussen twee haakjes zin om vrijdag bij ons te komeneten?’

Lillie zei altijd dat ze zoveel geluk had met twee van die fantastischeschoondochters.

‘Dat is geen geluk,’ hielden Daphne en Bethany dan vol.‘Het komt gewoon door hoe je bent. Je bemoeit je nooit ergens

mee,’ had Bethany een keer tegen haar gezegd.‘Maar je weet toch altijd precies wanneer we hulp nodig hebben,’

had Daphne daaraan toegevoegd.

13

Ze hadden allebei vriendinnen met schoonmoeders die eigenlijkin een maximaal beveiligde gevangenis opgesloten moesten worden.En er zou ook een strafkamp moeten komen voor de types die voort-durend maaltijden meesleepten naar het huis van hun getrouwdezoons, ‘zodat ze eens iets gezonds voorgezet kregen in plaats van aldat kant-en-klaarvoer.’

Binnen een paar weken bleek dat Daphne zich niet had vergist inde vasthoudendheid van haar man. Martin had kennelijk ergens vaneen van zijn voorouders wat termietenbloed geërfd, want hij was netzo lang blijven graven tot hij erachter was dat Lillie aan een kloosterin Dublin was afgestaan door een zekere Jennifer McCabe. De vaderwas niet bekend.

Evan en Martin hadden daar samen over zitten praten en vervol-gens was Martin nog dieper gaan graven en had ontdekt dat JenniferMcCabe daarna met een zekere Daniel Green was getrouwd, en datuit dat huwelijk een zoon was geboren, Seth, die inmiddels in de vijf-tig was.

Net zoals toen ze nog jongetjes waren die maar twee jaar scheel-den, hadden Martin en Evan de handen in elkaar geslagen en warennaar het huis van hun moeder getogen, zwaaiend met allerlei papie-ren en de dienstregelingen van vliegmaatschappijen.

Ze brachten het adres van haar broer mee, plus alle bijzonderhedendie ze over hem op internet hadden kunnen vinden. Seth Green wasarchitect en hij had een prijs gekregen voor een school die hij hadontworpen, hadden ze haar verrukt verteld.

‘Wat?’ Lillie keek haar zoons, die stonden te glunderen over al dieinformatie met grote ogen aan.

‘We hebben je broer gevonden!’ zei Evan. ‘We hebben nog geencontact met hem opgenomen, maar als jij het goed vindt, doen wedat meteen. Hij is familie van je… familie van óns! Als we hem ge-sproken hebben, kun je naar hem toe vliegen. Dan betalen wij dat.Doris kan wel met je mee…’ Evan, die als brenger van het goedenieuws optrad, leek sprekend op haar met zijn rossige, blonde haaren zijn Keltische huid vol sproeten. Hij was net zo’n lieverd als zijnvader was geweest – dat straalde uit zijn ogen. ‘Mam, je hebt echt eenvreselijk halfjaar achter de rug. Als je nou iets nieuws gaat doen,

14

helpt dat je misschien over paps dood heen… nou ja, daar kom jenatuurlijk nooit overheen,’ voegde hij er haastig aan toe, ‘maar jeweet wel…’

Martin en hij hadden haar vol verwachting aangekeken, hopenden biddend dat dit plan zou werken. Dat zag ze aan hun gezicht enze vond het ontzettend lief van ze, maar het was allemaal te veel, hetging te snel.

Ze was weliswaar in staat om mensen toe te lachen als ze in haareigen huis in Melbourne was, maar ver weg? In een vreemd land, volmensen die ze niet kende en met een broer die misschien al bij deeerste aanblik een hekel aan haar zou krijgen? En wat Doris betrof,die was zo bang voor vliegen dat er geen schijn van kans was dat zehaar ooit in een vliegtuig zouden krijgen.

‘Ik ga even wat ijsthee uit de koelkast pakken, dan praten we daar-na wel verder,’ had Lillie tegen haar zoons gezegd en was haastig dekamer uitgelopen.

In het victoriaanse huis waarin ze altijd met Sam had gewoond,met de houten wanden, de mooie, met houtsnijwerk versierde ve-randa en de weelderige tuin, was de keuken voornamelijk Lilliesdomein geweest. Niet dat Sam nooit had gekookt – zijn barbecue-spullen werden met evenveel zorg en liefde behandeld als een duregereedschapskist en na ieder gebruik schoongemaakt en zorgvuldigopgeborgen. Maar barbecuen gebeurde voornamelijk buiten.

In de keuken, met het groene behang vol varens, de potten metLillies geliefde orchideeën en het grote, oude, crèmekleurige fornuisdat er al meer dan dertig jaar stond, had zij de scepter gezwaaid. Daarstond ze nu en vroeg zich ineens af waar het kleine dienblad ookal weer was, of de theeglazen. Overstuur door het nieuws dat ze eenbroer had, werd Lillie ineens overspoeld door een golf van een-zaamheid. Zij en Sam hadden zich vaak afgevraagd of ze een keernaar Ierland zouden gaan.

‘Dan kunnen we de Blarney Stone gaan kussen en kijken of deWicklow en de Kerry Mountains echt zo mooi zijn als ze zeggen,’had Sam gezegd.

‘Alsof jij de Blarney Stone zo nodig moet kussen,’ had ze hem pla-gend lik op stuk gegeven.

15

Hij wist best dat ze niet op zoek wilde naar haar biologische fa-milie. Dat was de droom van een jongere vrouw geweest.

Ik weet dat ze het goed bedoelen, maar waarom komen mensen toch steedsaan met dingen die mij een beter gevoel moeten geven, Sam? vroeg ze nu,terwijl ze naar boven keek.

Ze wist niet waar hij was en of hij haar kon horen, maar het hielpom tegen hem te praten. Ze wenste alleen dat hij op de een of an-dere manier kon antwoorden.

Verdriet was een reis, had ze ergens gelezen. Daar kwam je nietoverheen, je moest erdóórheen. En het ergste was eigenlijk dat zeniet wist of ze al een stuk van die reis had afgelegd, of dat ze er nogniet eens aan was begonnen. Het verdriet was nog zo groot. Mis-schien stond ze alleen nog maar op het punt om aan die reis vol ver-driet te beginnen, moest ze nog een kaartje kopen en stond ze nu tekijken naar de eindeloze vlakte die zich voor haar uitstrekte, metmensen die in lange rijen naast elkaar voortsukkelden, terwijl de tijdmet een slakkengangetje voorbijging.

‘Mam!’ riep Martin.‘Rustig nou maar,’ riep ze terug, met die opgewekte moederstem

die ze altijd wel ergens vandaan kon halen. Haar zoons hadden huneigen leven en hun eigen gezin. Moeders zorgden voor hun zoons,ze verwachtten niet van die zoons dat ze ook voor hen zoudenzorgen.

Ze liep met het blad vol ijsthee naar de woonkamer.‘Laat me al die papieren maar eens zien,’ zei ze, terwijl ze tussen

hen in ging zitten op de oude bank met de geblokte bekleding. ‘Eenbroer!’

Seth Green had Martins e-mail meteen beantwoord. Martin had zijnreactie uitgeprint en die aan haar voorgelezen, maar Lillie hield nietvan dat e-mailgedoe. Ze gaf de voorkeur aan een brief of een tele-foontje. Hoe kon je nu weten wat voor iemand het was die je ietsvia een computer stuurde, als er geen stem was om naar te luisterenen geen handtekening om te bestuderen? Seth vond het kennelijkleuk om het nieuws over haar te horen en dat was prima, maar tochbleef ze koppig. Seth en Frankie konden net zo goed bij haar op be-

16

zoek komen als ze dat wilden. Ze had het veel te druk, zei ze tegenhaar zoons.

Maar toen had Seth haar veertien dagen geleden via Martin eenbrief geschreven, de brief die nu veilig in haar handtas zat opge-borgen en die voortdurend haar naam riep, zodat ze hem iedere dag,keer op keer, las en herlas.

Haar adoptiemoeder, Charlotte, de enige moeder die ze ooit hadgekend, had vaak over Lillies verleden en wat ze daarvan wist ge-praat. Ze had haar verteld dat in de jaren veertig van de vorige eeuwbuiten echtelijke kinderen en hun moeders in Ierland zo slecht wer-den behandeld dat de meeste vrouwen zich onder tragische omstan-digheden gedwongen zagen om hun baby’s af te staan. Een non diezuster Bernard heette, had de reis naar Melbourne gemaakt om haarintrek te nemen in het klooster van de Heilige Maria in Beaumaraisen ze had baby Lillie meegebracht om geadopteerd te worden. Moe-der Joseph, die de leiding had over het klooster, wist hoezeer Char-lotte en Bill na een aantal miskramen naar een baby verlangden enop die manier was Lillie in hun leven gekomen.

Toen Martin de brief trots aan zijn moeder overhandigde, wist Lilliedat het geen moment bij hem was opgekomen dat ze misschien hele -maal geen kennis wilde maken met haar biologische familie. Ze hadhet idee gehad dat ze daar helemaal niet over in zou zitten, maar ophetzelfde moment was ze tot de ontdekking gekomen dat er mis-schien ergens vanbinnen toch een spoortje van pijn was overgeblevenvanwege de afwijzing.

Twee weken lang had ze met de brief in haar handtas rondgelopen.Vanmorgen, net toen ze op het punt stond naar het park te rijdenom een eindje met Doris en Viletta te gaan lopen, had iets Lillie be-wogen om haar handtas open te maken en de inmiddels verfomfaaidebrief nog een keertje tevoorschijn te halen.

Haar moeder had vaak tegen haar gezegd dat Ieren goed van detongriem waren gesneden en dat was waar. Dat bleek duidelijk uitdie brief. Er ging zoveel hartelijkheid en zoveel eerlijkheid van uit.En dat van iemand die ze nog nooit had ontmoet. Het mocht danraar klinken, maar het was net alsof deze persoon op duizenden kilo -meters afstand in haar hart kon kijken en begreep hoe hopeloos het

17

er daarbinnen uitzag. Lillie vroeg zich opnieuw af of de vrouw vanSeth gedeeltelijk verantwoordelijk was voor de inhoud. Want degene die de brief geschreven had, was erin geslaagd om haar teraken op een manier die niemand anders sinds Sams dood voor el-kaar had gekregen.

Kom nou maar… misschien moet ik dit niet zeggen omdat ik zelf nooiteen dergelijk verlies heb geleden, Lillie, maar het kan toch best helpen?

Ze bleef in gedachten verzonken in de hal staan. Buiten stond dezon aan de hemel te branden. Het was niet bepaald een goede zomergeweest, maar nu de herfst was aangebroken was het verstikkendheet. Een dag geleden was het volgens de radio aan het strand bijnatweeënveertig graden geweest. Zelfs als kind was Lillie nooit echtdol op het strand geweest. Zij had nooit, zoals haar vriendinnetjes,rond gehold in hemdjes, korte broekjes en stringbikini’s.

‘Dat komt door die romige Keltische huid van je,’ zei Charlotte danteder terwijl ze de jonge Lillie van top tot teen insmeerde met wittezinkcrème.

Jaren later had Lillie als getrouwde vrouw vaak net gedaan alsof zezich wild ergerde aan het feit dat Sam, net zo goed van Keltische af-komst, gezegend was met pikzwart haar en een huid die donkerbruinwerd van de zon.

‘Je doet gewoon alleen maar net alsof je Iers bloed hebt,’ zei ze danplagend. ‘Je bent afkomstig van Sicilië, dat staat vast.’

Er was nooit zelfs maar één sproetje verschenen op zijn knappe,sterke gezicht en pas toen hij in het ziekenhuis lag weg te teren waszijn gebruinde huid bleker geworden en had een matte sepiatint ge-kregen, alsof de dood alles uit iemand wegzoog.

‘Het spijt me, lieverd. Ik wil je niet alleen achterlaten met de kin-deren en de kleinkinderen…’

Dat waren ongeveer de laatste woorden geweest die hij tegen haarhad gezegd, een herinnering die ze koesterde.

Het had Lillie de grootste moeite gekost om woorden te vindendie hem konden troosten. Maar toen waren ze ineens bij haar op-gekomen, een geschenk aan een stervende, het enige wat ze hem kon

18

geven: ‘We houden allemaal ontzettend veel van je, Sam, maar het istijd om te gaan, er kan je verder niets meer gebeuren. We willen nietdat je nog langer moet lijden.’

Dat zeggen en het menen, waren twee totaal verschillende dingen.In haar gebroken hart wilde Lillie helemaal niet dat Sam dood zougaan. Inmiddels kon ze begrip opbrengen voor de mensen die hunbeminden jarenlang in leven hielden, ook al lagen ze alleen maar tevegeteren zonder een schijn van kans dat ze weer beter werden. Hetafscheid was zo definitief.

Maar soms wilden mensen horen dat ze beter konden gaan. Dathad een van de verpleegkundigen in het ziekenhuis haar verteld.Sterke persoonlijkheden als Sam, die hun gezin altijd met hart enziel hadden beschermd, hadden soms moeite om te gaan.

‘Ze zijn bezorgd dat er niemand meer zal zijn om op jullie te pas-sen,’ had de verpleegkundige gezegd. ‘Je moet tegen hem zeggen dathij rustig kan inslapen.’

En dat had Lillie gedaan.Toen Sam op sterven lag, leek de tijd voorbij te vliegen omdat ze

wist dat dit zijn laatste uurtjes waren.Maar sindsdien kropen de uren met een slakkengangetje voorbij…Nu moest ze even stevig in haar ogen wrijven terwijl ze daar in

de hal stond, omdat er weer tranen in stonden. Ze werd zo moe vanal dat huilen.

Haar mobieltje dat op de haltafel lag, piepte om aan te geven datze een sms’je had.

Kom je vandaag nog lopen? Ik heb al gerekt en gestrekt en als we nietgauw beginnen krijg ik een toeval. Dan blijf ik gewoon gebogen overeen bankje staan. Doris xx

Lillie glimlachte terwijl ze haar hoed opzette en een zonnebril vanhet tafeltje naast de deur pakte. Doris slaagde er altijd in om haar opte kikkeren.

Zodra ze bij het buurthuis op Moysey Walk de hoek omkwam, zagze Viletta en Doris, die gezellig stonden te kletsen terwijl ze zonder

19

veel enthousiasme hun rek- en strekoefeningen deden voordat zegingen lopen. Vandaag stond er ruim zeven kilometer op het pro-gramma.

Het was een prachtige weg om te lopen. De dames hadden al bijnatwintig jaar lang over het strand, door de plaatselijke parken en, zoalsnu, langs de Moysey Walk gelopen, lang voordat Jan en allemanbegon te zeuren dat het zo goed was om te wandelen. Vandaag vie-len de eerste herfstblaadjes van de bomen en links onder hen lag deglinsterende zee. ‘Hallo, meiden,’ zei Lillie, blij dat haar ogen schuil-gingen achter de zonnebril.

Toen ze hoorde dat Lillies stem een tikje onvast was, keek Dorishaar even scherp aan. ‘Je hebt net een ploeg jonge rugbyspelers ge-mist die hier aan het joggen waren,’ meldde ze met een opzettelijkvrolijke stem. ‘Viletta zei tegen hen dat ze zo prachtig gespierd wa -ren en ze kregen allemaal een rood hoofd.’

Viletta lachte. ‘Ik zou best zo’n ventje aan kunnen,’ zei ze, terwijlze gemaakt snoof. ‘In Hollywood is dat helemaal in… jonge jongensdie op oudere vrouwen geilen.’

‘Oudere ríjke vrouwen, schattebout,’ zei Doris en dit keer lachteLillie hartelijk mee.

Ze liepen twee of drie keer in de week, afhankelijk van wat zeverder nog te doen hadden. Viletta, met haar negenenzestig jaar deoudste van het trio, was gek op yoga en als je haar in haar jogging-broek en een simpel T-shirtje zag lopen, zou je niet op het ideekomen dat ze al vijf kleinkinderen had. Bij wijze van grap zei ze al-tijd dat ze werd verraden door haar haar – dat was helemaal wit enviel kaarsrecht over haar rug naar beneden. Maar als ze ging lopendeed ze het altijd in een knotje. Doris, lang, een tikje mollig en metpeper-en-zoutkleurig haar, klaagde regelmatig dat ze niet zo fit wasals Viletta, die altijd het tempo aangaf.

‘Jij krijgt bij je yogacursus altijd gespierde kerels voorgeschoteld,terwijl ik in het ziekenhuis injecties in mijn knieën moet gaan ha-len,’ zei Doris altijd quasiverontwaardigd. En dan glimlachte Vilettaalleen maar. Ze had sinds de dood van haar man, meer dan vijftienjaar geleden, geen vent meer aangekeken, ook al had ze nog zo’n grotemond over jonge ventjes.

20

Lillie vond het leuk om te bedenken hoe zij met z’n drietjes tij-dens hun omzwervingen over zouden komen op vreemden: diezouden vast denken dat Viletta de trainer was, een slanke, gebruindevrouw die haar beide, wat molliger vriendinnen aanmoedigde snel-ler te lopen.

Hoewel ze niet zo gespierd was als Viletta zag ze er echt niet uitals een vrouw die al halverwege de zestig was. Dat zou waarschijn-lijk wel aan haar haar liggen, vermoedde ze. Want zelfs een paar grijzehaartjes in haar dikke, rossig blonde krullen deden geen afbreuk aande warme tint. Daaraan kon je haar Ierse afkomst zien. In de spiegelzag ze dat haar gezicht smaller was geworden sinds Sams dood enonder haar irisblauwe ogen waren flauwe lila kringen te zien. Ze hadniet geprobeerd om die met make-up te verbergen: ijdelheid leek zonutteloos na haar verlies.

Ze waren al halverwege de wandeling en hadden hun normaletempo te pakken toen Doris naast Lillie kwam lopen, een paar pas-sen achter Viletta, die zoals gewoonlijk weer voorop holde.

‘Je ziet er een beetje terneergeslagen uit, Lillie,’ zei ze achteloos. ‘Isalles in orde?’

Doris kende Lillie lang genoeg om te weten hoeveel moeite zemoest doen om te blijven lachen, een lach die als sneeuw voor dezon zou verdwijnen zodra iemand haar op zo’n arm mens, ze heeftnet haar man verloren-toontje aansprak of medelijdend deed. Daarompraatte Doris ook op diezelfde hartelijke en levendige toon tegenhaar vriendin zoals ze altijd had gedaan.

‘Ik heb eens nagedacht over die broer van me in Ierland…’ begonLillie.

Ze kon gewoon voelen hoe Doris zich ontspande.‘Ik ga naar Ierland om hem op te zoeken en meer te weten te

komen over mijn biologische moeder,’ zei ze. En daarmee stond hetvast, ze had haar besluit genomen.

Toen Doris haar vastpakte en stevig knuffelde, was Lilllie zo ver-rast dat ze bijna haar evenwicht verloor.

‘Wat ben ik daar blij om!’ riep Doris uit die anders nooit zo uit-bundig deed. ‘Dat is precies wat je nodig hebt. O, lieverd, wat fijn!’

Lillie leunde ontspannen tegen haar vriendin aan. Het was heer-

21

lijk om een paar armen om zich heen te voelen. Er waren tegen-woordig nog maar weinig mensen die dat deden. Haar zoons warengeen knuffelkonten, niet zoals Sam was geweest. Tegenwoordig werdze alleen nog maar geknuffeld door haar kleinkinderen. Door Martinsdochter, Dyanne, en door Shane, het zevenjarige zoontje van Evandat haar stijf vastklemde en altijd zei dat ze de liefste oma ter wereldwas.

‘Als ik had geweten dat je zo graag van me af wilde, was ik al tij-den geleden vertrokken,’ zei ze plagend tegen Doris toen ze elkaarlos lieten.

‘Kreng!’ zei Doris terwijl ze in haar ogen poetste. ‘Ik ben zo blijvoor je, Lillie. Er bestaat geen geheim recept om te verwerken watjij hebt moeten doorstaan, maar door iets heel anders te gaan doenvoeg je misschien nog een ingrediënt aan de pan toe, om het zo maareens te zeggen.’

Lillie knikte. ‘Ik heb er constant over lopen nadenken. Sam en ikhebben het er wel over gehad om naar Ierland te gaan, maar ik ge-loof niet dat ik dat op mijn leeftijd in mijn eentje zou hebben ge-daan. Maar nu is Martin echt opgewonden omdat hij Seth heeftgevonden en Dyanne hoopt van harte dat die Ierse familieleden heelrijk zijn zodat ze bij hen zal kunnen logeren als ze aan haar wereld-reis begint.’

De beide vrouwen lachten. Dyanne was even oud als Lloyd, dekleinzoon van Doris. Ze moesten vaak lachen om hun kleinkinderendie zich allebei in die ‘ik wil beroemd worden’-fase bevonden, als zetenminste niet helemaal in beslag genomen werden door ‘kan ik geenvoorschot op mijn zakgeld krijgen?’

‘Willen jullie soms even rusten?’ riep Viletta over haar schouder.‘Nee,’ riep Doris en ze liepen verder. ‘Het zal niet meevallen, Lillie,

dat besef je toch wel? Je zult helemaal in je eentje een emotionelereis moeten maken.’

Lillie knikte. Ze kon er altijd op rekenen dat ze van Doris dewaarheid te horen kreeg.

‘Het komt best in orde,’ zei ze glimlachend tegen haar vriendin.Voor het eerst sinds de dood van Sam zag Doris een glimpje vrede

in de irisblauwe ogen van haar vriendin.

22

‘Ik zal Sam bij me hebben,’ ging Lillie verder en ze legde haarhand op haar borst, vlak boven haar hart. Daarna krulden haar lip-pen zich in een glimlach die aan de oude Lillie deed denken. ‘Ik ge-bied hem gewoon om mee te gaan!’

23