Sociale Psychologie - VRG Gent · o Kosten & baten van sociale relaties analyseren . Emine Özen...
Transcript of Sociale Psychologie - VRG Gent · o Kosten & baten van sociale relaties analyseren . Emine Özen...
Sociale Psychologie Alain Van Hiel
[2013 – 2014]
Emine Özen
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 2
Hoofdstuk 1 Inleiding
INLEIDING: DE MENS IS EEN SOCIAAL DIER
De wereld zoekt naar antwoorden over vragen rond haat en geweld, conflict en wantrouwen
o Er is een grote noodzaak om een beter inzicht te verwerven in dergelijke
sociaalpsychologische vraagstukken
Sociale psychologie bijdragen tot het begrijpen & oplossen van
maatschappelijke problemen
“Mensen liegen makkelijker onder tijdsdruk”
Onder tijdsdruk gaat men creatiever om met de waarheid
“Conservatieven & racisten hebben een lager IQ”
De relatie tussen politiek – ideologische attitudes &
intelligentie
“Kwaad ? Tel dan zeker niet tot tien”
Gaat in tegen de volkswijsheid
Sociale context oefent een sterke invloed uit op het gedrag
SOCIALE PSYCHOLOGIE: DEFINITIE EN VERWANTE DISCIPLINE
Sociale psychologie:
o Hanteert de methode van de psychologie
Psychologie:
Gericht op het individu
Sociale psychologie:
Gericht op het individu in de context van sociale relaties &
situaties
o Wetenschappelijke methode
Experimenten hanteren om theorieën te toetsen
Definitie van sociale psychologie
Sociale psychologie (ALLPORT):
o De wetenschappelijke studie naar de wijze waarop gedachten, gevoelens,
motivaties en gedragingen van mensen
Beïnvloed worden door de werkelijke / gefantaseerde aanwezigheid van
anderen
En hoe wij zelf een invloed uitoefenen op hoe andere personen
denken, voelen en zich gedragen
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 3
Wetenschappelijke studie:
o Experimenten als basis
o Toetsen van theorieën obv systematische observatie, beschrijving en meting
o Sociale psychologie
Eerder wetenschappelijk
Eerder systematisch
Gedachten, gevoelens, motivaties en gedragingen
o Sociale wetenschappen bestuderen welbepaalde aspecten van sociaal gedrag
Wetenschappelijke technieken
o Sociale psychologie:
Hoe het individu de sociale wereld waarneemt, begrijpt en interpreteert
Subjectieve interpretatie van objectieve eigenschappen bestuderen
Niet enkel het cognitieve aspect
Ook affectieve en motivatiecomponenten zijn belangrijk
Gedrag:
Wordt bepaald door cognitieve (denkprocessen), affectieve (emoties)
en motivationele (drijfveren) processen
Gericht op algemene principes & theorieën
Bv Onderzoek naar vooroordelen
Negatieve gevoelens tegenover andere personen gebaseerd
op hun lidmaatschap van bepaalde sociale groepen
De werkelijke of gefantaseerde aanwezigheid van anderen
o De sociale aard van het individu
De sociale invloed van anderen op het individuele functioneren
Bv Vooroordelen & stereotypen
Kunnen een directe aanleiding vormen tot hoe men met
anderen omgaat
Ook niet – sociale factoren die een impact hebben
Bv Hitte maakt mensen agressiever (ANDERSON & HUESMANN)
o Bestuderen van gedachten / gevoelens van personen over niet – sociale objecten
Zoals attitudes mbt bv voetbalschoenen, …
Worden beïnvloed door sociale factoren
o ‘Andere personen’ hoeven niet echt aanwezig te zijn (ALLPORT)
Bv Het hebben van prettig contact met allochtonen heeft een effect op hun
vooroordelen (CRISP & TURNER)
De kracht van de situatie: een voorbeeld van een sociaalpsychologische studie
Slechte omgeving zet mensen aan tot het stellen van slecht gedrag (PHILIP ZIMBARDO)
o Ook bij mensen die onder normale omstandigheden het goede zouden doen
Stanford Prison – experiment
Namaakgevangenis (een relatief getrouwe kopie van de realiteit)
Bewakers mochten geweld gebruiken om voor de goede orde te
zorgen
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 4
Sommige bewakers gedroegen zich steeds wreder (hadden er plezier
om de gevangenen te treiteren)
Werd zowel om methodologische als om ethische redenen fel
bekritiseerd
Groep mannen zonder bijzonder gewelddadige neigingen
in zo’n kort tijdsbestek ontwikkelde een dergelijk
gedragspatroon
Sociale contexten hebben een grote invloed op ons gedrag
Sociale psychologie en verwante disciplines
Sociologie:
o Klasseert personen volgens nationaliteit, ras, socio – economische klasse
Bv Impact van sociaaleconomische status
Bv De participatie van vrouwen aan de arbeidsmarkt
o Sociale psychologie:
Individu
Veel meer experimenten om gedrag te onderzoeken
o Sociaal gedrag wordt beïnvloed door systematische variabelen die zich op het
niveau van de groep bevinden, maar ook door individuele / persoonlijke opvattingen
(FISHER & EAGLY)
o Multi – levelanalyse:
Effecten op groepsniveau & op individueel niveau
Persoonlijkheidspsychologie:
o Gericht op individuele verschillen die in diverse situaties relatief stabiel blijven
o Belangstelling voor cross – situationele consistentie
o Sociaalpsychologie:
Begrijpen hoe situaties een impact hebben op personen
Ondanks hun verschillende persoonlijkheden
Crossindividuele consistentie (het ligt aan de situatie)
Interactionisme:
o Nadruk leggen op:
Er is een dynamische wisselwerking tussen dispositie & situatie
Waarbij uitingen van dispositie afhankelijk zijn van de situatie
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 5
Andere psychologische domeinen
Klinische psychologie:
o Personen met psychische problemen / stoornissen begrijpen & behandelen
Cognitieve psychologie:
o Mentale processen die betrekking hebben op informatieverwerking (leren,
onthouden,…)
Arbeids –en organisatiepsychologen:
o Mens in relatie tot zijn werk en organisatie
Sociale psychologie en mensenkennis
Volkswijsheden (vaak beperkt geldig)
Mensenkennis
DE GESCHIEDENIS VAN DE SOCIALE PSYCHOLOGIE
De beginjaren van de sociale psychologie (1880 – 1935)
Grondlegger van de sociale psychologie
o ALLPORT
“Psychologie des Foules” van GUSTAVE LE BON
o Studie van massageweld in de late 19de eeuw
NORMAN TRIPLETT
o Fietsers hebben de neiging om sneller te fietsen in het bijzijn van anderen
Competitiemachine
RINGELMANN
o Slechter presteren
Opdrachten (touwtrekken) samen met anderen uitvoeren
De jaren van bevestiging en groei (1936 – 1960)
“Society for the Psychological Study of Social Issues”
o Gericht op maatschappelijke thema’s
THEODOR ADORNO,FRITZ HEIDER en KURT LEWIN
KURT LEWIN:
o De grondlegger van de sociale psychologie
o 3 beginselen:
Gedrag hoe men de wereld om zich heen waarneemt & interpreteert
Verschillende personen zien eenzelfde situatie op een verschillende
wijze
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 6
Gedrag afhankelijk van de personen & de omgeving
Interne & externe determinanten
Sociaalpsychologische theorieën voor de oplossing van maatschappelijke
problemen
‘Geen onderzoek zonder actie, geen actie zonder onderzoek’
o Fundamenteel onderzoek:
Het toetsen van hypothesen die uit een theorie zijn afgeleid
Een specifiek hypothese, afgeleid uit een specifieke theorie
o Toegepast onderzoek:
Het verbeteren van onze kennis over natuurlijke gebeurtenissen & het
oplossen van praktische problemen
Dagelijkse gebeurtenissen beter begrijpen & een bijdrage leveren tot
het oplossen van maatschappelijke problemen
Lopen en vallen (1960 – midden 1970)
Tegenstanders experimentele methode
o Bepaalde onderzoekspraktijken onethisch (KELMAN)
o Verwachtingen van de experimentatoren beïnvloeden het gedrag van de deelnemers
(ROSENTHAL)
o Historisch en cultureel beperkt (GERGEN)
THEODOR ADORNO:
o ‘The Autoritarian Personality’
Vooroordelen & ideologische attitudes
GORDON ALLPORT:
o ‘The Nature of Prejudice’
Onderzoek naar stereotypering, vooroordelen en intergroepcontact
SOLOMON ASCH:
o Zich conformeren aan een meerderheid
o Hoe men zich over anderen een beeld vormt
LEON FESTINGER:
o Sociale vergelijkingstheorie
FRITZ HEIDER:
o Attributietheorie
o Oorzaken toeschrijven aan eigen gedrag / aan andermans gedrag (balanstheorie)
CARLS HOVLAND et collega’s:
o Attitudes & overtuigende communicatie
HAROLD KELLEY:
o Attributietheorie
o Kosten & baten van sociale relaties analyseren
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 7
Methodologisch en inhoudelijk pluralisme (midden 1970 – 2000)
Nadruk op cognitieve aspecten
Sociale cognitie:
o Hoe we informatie over onszelf & anderen waarnemen, onthouden en interpreteren
o ‘Koel’
Cognities oefenen een invloed uit op hoe we ons voelen, wat we verlangen en
hoe we ons gedragen
o ‘Heet’
Zich richten op emotie & motivatie als determinanten van cognities & gedrag
SOCIALE PSYCHOLOGIE IN DE 21STE EEUW
Hersenonderzoek
Beeldvormingstechnieken
o Brein in werking bestuderen
Positron Emisson Tomography (PET)
Functional Magnetic Resonance Imaging (fMRI)
Sociale neurowetenschappen:
o Relatie tussen neurologische & sociale processen
Hoe de sociale wereld hersenactiviteit & biologische processen beïnvloedt
Het internet
In een virtuele omgeving kan men gemakkelijk agressie bestuderen
Digitale voetafdruk:
o Steeds meer data beschikbaar
Sociaal – culturele perspectieven
Crosscultureel onderzoek:
o Studie van gelijkenissen & verschillen tussen mensen uit verschillende culturen
Of de bevindingen voor verschillende culturen gelden
Legde belangrijke verschillen bloot tussen individualistische
culturen (Europa) collectivistische culturen (Afrika)
Individualistische culturen: zelfstandigheid, autonomie en
onafhankelijkheid
Persoonlijke doelstellingen krijgen voorrang
Collectivistische culturen: onderlinge afhankelijkheid,
samenwerking en sociale harmonie
Multicultureel onderzoek:
o Studie van gelijkenissen & verschillen tussen mensen uit raciale & etnische groepen
binnen eenzelfde cultuur
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 8
Wat maakt een cultuur individualistisch / collectivistisch ? (TRIANDIS)
o Complexiteit van de maatschappij:
Complexe maatschappij zich met meerdere groepen identificeren
Minder trouw aan één bepaalde groep
Meer belang aan persoonlijke doelstellingen
o Welvaartspeil van de maatschappij:
Welvarende maatschappijen financieel van elkaar onafhankelijk, aandacht
op persoonlijke doelstellingen ten koste van collectieve doelstellingen
o Heterogeniteit:
Homogene / ‘hechte’ maatschappijen
Mensen geneigd om onbuigzaam & onverdraagzaam te reageren op
diegenen die van de norm afwijken
‘Losse’ maatschappijen
Tolerantie afwijkend gedrag & individuele expressie
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 9
Hoofdstuk 2 Onderzoeksmethoden
WOORD VOORAF
Wetenschappelijke manier om kennis te verwerven
o Cyclisch
Hypothesen:
Een expliciete, toetsbare voorspelling over het al dan niet optreden
van een gebeurtenis
Theorie:
Een georganiseerde set van abstracte principes die het mogelijk
maken om geobserveerde fenomenen te verklaren
3 criteria:
Eenvoud
Volledigheid
Generativiteit
DE ONTWIKKELING VAN HYPOTHESEN
Een goed idee
Kan gebaseerd zijn op dagelijkse observaties & persoonlijke ervaringen
o RINGELMANN (touwtrekken)
o MILGRAM (gehoorzaamheidsexperimenten)
o SOLOMON ASCH (lijnenstudie)
Neiging om zich bij de opinie van de groepsmeerderheid aan te sluiten
Ook wanneer de groep duidelijk verkeerd oordeelt
o MUZAFER SHERIF (normvorming)
Opzoeken van psychologische literatuur
Secundaire bronnen:
o Samenvattende bespreking van onderzoeksbevindingen uit primaire bronnen, vaak in
de vorm van theoretische hoofdstukken / introductieboeken
Primaire bronnen:
o Oorspronkelijk gepubliceerd werk over bevindingen die vaak in artikelvorm in
tijdschriften verschijnen
HET OPERATIONALISEREN VAN SOCIAALPSYCHOLOGISCHE VARIABELEN
Hypothese:
o Een specifieke voorspelling
‘Mediageweld leidt tot agressie’
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 10
Operationele variabele:
o De specifieke manier waarop de conceptuele variabele wordt gemanipuleerd &
gemeten
(Onderzoeks) deelnemer:
o Een individu die deelneemt aan een psychologische studie
Handlanger:
o Een medewerker van de onderzoeker die zich voordoet als een gewone
onderzoeksdeelnemer
Begripsvaliditeit:
o De mate waarin de operationele variabelen de corresponderende conceptuele
variabelen manipuleren / meten
De mate waarin (1) de experimentele manipulaties echt die conceptuele
variabelen manipuleren die ze bedoelen te manipuleren
En (2) de meetinstrumenten in een onderzoek effectief de conceptuele
variabelen meten die ze bedoelen te meten
Zelfbeschrijving
Zelfbeschrijving:
o Een methode waarbij de onderzoeksdeelnemer zelf gedachten, gevoelens,
verlangens en gedrag beschrijft
Interne consistentie:
o De mate waarin items van een vragenlijst met elkaar samenhangen / correleren
Vraagstelling:
o Beïnvloedt (SCHWARZ) in sterke mate zelfbeschrijvingen
De effecten van woordkeuze en de context
o Sociale wenselijkheidsvertekening:
De tendens van deelnemers om onnauwkeurige zelfbeschrijvingen te
rapporteren omdat ze een goed figuur willen slaan voor anderen
Pseudo – informatiebron:
Men maakt deelnemers wijs dat hun antwoorden met een
leugendetector geverifieerd worden nauwkeuriger over
zichzelf rapporteren (ALEXANDER & FISCHER) niet als
leugenaar ontmaskerd willen worden
o Inwilligingstendens:
De neiging van deelnemers om akkoord te gaan met bestaande
veronderstellingen, waardoor ze vaak affirmatief antwoorden op items uit een
vragenlijst
Ja – zeggen – tendens
o De schaal
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 11
Zelfbeschrijvingen
o Peilen naar gedachten / gedrag uit het verleden / worden algemene oordelen
gevraagd
Een extra bron van onnauwkeurigheid vage & twijfelachtige herinneringen
Tijd:
Interval – contingente zelfbeschrijvingen
Deelnemers rapporteren op regelmatige tijdstippen over hun
ervaringen
Signaal – contingente zelfbeschrijvingen
De registratie van de ervaringen volgt onmiddellijk op een
signaal dat de respondent krijgt via bv een mobiele telefoon
Gebeurtenis – contingent zelfbeschrijvingen
Verslaggeving over welomschreven gebeurtenissen,
onmiddellijk nadat ze zich voordeden
Gedragsobservatie
Een goed alternatief voor zelfbeschrijvingen
Gedragsobservatie:
o Observatie van gedrag (een variabele operationaliseren)
Bv Welk van 2 objecten wordt door de deelnemer gekozen
Bv Hoe lang doet de deelnemer over de taak
Codeerschema’s: gedrag in kwestie beoordelen
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid:
o De mate van overeenstemming van twee / meer waarnemers die hetzelfde gedrag
beoordelen
Betrouwbaar indien:
Verschillende waarnemers rapporteren in belangrijke mate hetzelfde
Bedreigingen van de validiteit
o Deelnemers beseffen dat ze worden geobserveerd
Een overdreven gunstig beeld van zichzelf presenteren
o Volgorde – effect:
Bij de prestatiebeoordelingen van de finalisten muziekwedstrijd
De volgrode van de optredens werd door lottrekking bepaald
De finalisten met een even volgnummer die als laatste optraden,
haalden gemiddeld een beter resultaat dan kandidaten met een
oneven volgnummer en dus eerst optraden
Alleen de 12de
– en laatste – kandidaat bleek geen voordeel te
hebben gehaald
Kandidaten die later in het concours optreden werden beter
beoordeeld
Gedragsregistratie
o Door computers
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 12
Innerlijke toestanden meten
o Bv Lichamelijke reactie= verandering in hartritme, seksuele opwinding, …
Neurowetenschappen
o Reacties in de hersenen registreren
Besluit:
o Observatiemethoden:
Een goede aanvulling op zelfomschrijvingen
Gedrag zegt meer dan woorden
o Gedragsobservatie & zelfomschrijvingen
Beperkingen maar beide vullen elkaar aan
IDEEËN TESTEN: ONDERZOEKSPLANNEN
Beschrijvend onderzoek:
o Geen hypothesetoetsing mogelijk
Terwijl hypothesetoetsing heel belangrijk is in de sociale psychologie
Correlationeel onderzoek:
o Typisch gebaseerd op vragenlijst onderzoek
o Verbanden (correlaties) tussen variabelen nagaan
Experimenteel onderzoek:
o Obv de resultaten kan men uitspraken doen over oorzaak – gevolgrelaties
Beschrijvend onderzoek
Beschrijvend onderzoek:
o Het beschrijven van de gedachten, gevoelens en gedrag van personen
Bv ‘Hoeveel % van voorbijgangers helpt een blinde persoon die sukkelt om de
straat over te steken ?’
Bv ‘Is muziek in tijden van crisis en conflict melodieuzer ?’
Bv ‘Hoe groot is % Vlamingen die zich willen afscheiden van Wallonië ?’
3 vragen beantwoorden door:
Observatie, studie van documentatie en opiniepeilingen
Observationeel onderzoek:
o Personen worden systematisch geobserveerd
Vaak in natuurlijke situaties
Archiefonderzoek:
o Bestaande verslagen & documenten bestuderen (Bv krantenartikelen, dagboeken)
o Onderzoek SIMONTON:
In tijden van revoltes & rebellie melodieuzere stukken die ‘easy going’ zijn
Eerder laag in kwaliteit
Opiniepeilingen:
o Vragen stellen over attitudes, opvattingen en gedragingen
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 13
Correlationeel onderzoek
Beschrijvend onderzoek geen hypothesetoetsing
Correlationeel onderzoek:
o Verband tussen variabelen nagaan
Correlatiecoëfficiënten variëren tussen -1 en +1
Absolute waarde:
Getal zonder teken
Hoe sterk de twee variabelen samenhangen
- / + teken:
De richting van de relatie
+:
Hoge score voor A gaat gepaard met hoge score voor B
Bv Positieve correlatie temperatuur & verkoop ijsjes
Hoge temperaturen verhoogde consumptie ijsjes
Lage temperaturen verminderde consumptie ijsjes
-:
Omgekeerd evenredig verband
Hoge score voor A gaat gepaard met lage score voor B
Bv Negatieve correlatie temperatuur & verkoop sjaals
Dicht bij 0:
Helemaal geen verband
Nulcorrelatie
Bv Relatie temperatuur en verkoop van brood
o Nadeel:
Geen oorzaak – gevolgrelatie kunnen aantonen
Niet mogelijk om causaliteit af te leiden
Bv “Studenten Latijn scoren beter dan andere studenten”
Een derde variabele, de intelligentie bepaalt alles
Correlationele studies kunnen ook kwalitatieve variabelen bevatten
o Bv Etnische afkomst, geslacht
Interactie – effect:
o Bv Effect van mishandeling tijdens de kinderleeftijd op later antisociaal gedrag
Relatie afhankelijk van de aanwezigheid van een bepaald gen (MAOA – gen)
Effect zelf mishandeld worden op antisociaal gedrag sterker voor
individuen met een lage MAOA – activiteit
Afhankelijk van de genetische bagage van het individu
Longitudinaal correlationeel onderzoek:
o Correlationeel onderzoek waarbij de bestudeerde variabelen op twee / meerdere
tijdsmomenten gemeten worden
Bv Consumptie van gewelddadige media op 8 – jarige leeftijd &
daadwerkelijke agressie op volwassen leeftijd
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 14
Experimenten: manipuleren van de situatie
Longitudinaal correlationeel onderzoek:
o Geeft een goed beeld van oorzaak – gevolgrelaties
Geen 100 % zekerheid over causaliteit
Onafhankelijke variabelen:
o Variabelen die door de onderzoeker in een experiment worden gemanipuleerd om te
zien welk effect ze hebben op de afhankelijke variabelen
Afhankelijke variabelen:
o Variabelen in een experiment die door de onderzoekers worden gemeten om te zien
of ze door de onafhankelijke variabelen worden beïnvloed
Bv Het effect van temperatuur op agressie ?
Agressie is hier de afhankelijke variabele
Subjectvariabelen:
o Variabelen die individuele, vooraf bestaande verschillen tussen
onderzoeksdeelnemers typeren
Kwalitatieve kenmerken van deelnemers (Bv Geslacht, socio – economische
status)
o Worden eerder als een onafhankelijke variabele behandeld
Wanneer experimentele studie ?:
o Enkel indien een onafhankelijke variabele gemanipuleerd wordt
o 2 voorwaarden (experiment):
Onderzoekers moeten controle hebben over de experimentele procedures
Deelnemers worden volkomen toevallig toegewezen (= random toekenning)
Volkomen toevallige toewijzing:
Het random toewijzen van deelnemers aan de experimentele
condities, zodat elke deelnemer evenveel kans heeft om aan
elk van de condities te worden toegewezen
Controle proefleider & volkomen toevallig toegewezen
o Elimineren de invloed van andere factoren
Experiment:
o Onderzoek naar oorzaak & gevolg mogelijk
Hoofdeffect en interacties
Twee typen van effecten
o Hoofdeffect:
Het globale effect van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke
variabelen, zonder rekening te houden met de andere onafhankelijke
variabelen
o Interactie – effect:
De mate waarin het effect van een onafhankelijke variabele bepaald wordt
door de waarde van een andere onafhankelijke variabele (conditionele
effect)
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 15
Statistische significantie
Statische significantie:
o De waarschijnlijkheid van de verkregen resultaten
Berekend obv statistische analyse
Bv Wanneer je 10 x een muntstuk opgooit, is de kans groot dat je 6x
kruis en 4 x munt krijgt. Bij een 0 /10 – uitkomst toevallig ? / Iets
mis met die munt
Replicatieonderzoek:
o Herhaalt het opzet van het oorspronkelijke experiment om te controleren of opnieuw
dezelfde resultaten worden verkregen
o 2 voorwaarden:
Een exacte kopie van het oorspronkelijke experiment
Bestuderen van dezelfde conceptuele variabelen
Interne en externe validiteit
(Hoge) interne validiteit (COOK & CAMPBELL):
o Relatief zeker dat de verschillen op de afhankelijke variabele door de onafhankelijke
variabelen zijn veroorzaakt
Basisvoorwaarden experiment:
o Controle van de proefleider
o Volkomen toevallige toewijzing
Controlegroep:
o Deelnemers maken alle procedures door muv de experimentele manipulatie
Een grondlijn / vergelijkingspunt
Proefleidereffect (negatief) (ROSENTHAL):
o De verwachtingen van de proefleider over de resultaten van een experiment bepalen
zijn / haar gedrag tav de deelnemers
Deelnemers passen hun gedrag aan
Oplossing:
Aan de proefleider niet meedelen tot welke condities de deelnemers
behoren
Onwetend ? Verwachtingen zullen geen rol spelen
Communicatie proefleider & deelnemers minimaliseren
(Hoge) externe validiteit:
o De bevindingen van een studie veralgemenen naar andere operationele definities,
deelnemers, situaties en tijdstippen
o Voorwaarden:
De omstandigheden waarin het experiment plaatsvindt
Enige betrokkenheid & ‘echt’ aanvoelen
De deelnemers
Wereldsrealisme:
o De mate waarin de onderzoekssituatie met de werkelijke wereld overeenkomt
Bv Stanford Prison Experiment
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 16
Experimenteel realisme:
o De mate waarin de experimentele situatie & procedures de deelnemers aangrijpen
en hen tot spontaan & natuurlijk gedrag aanzetten
Deceptie:
o Het verstrekken van valse informatie aan deelnemers over de doelstellingen van het
onderzoek
ETHIEK EN WAARDEN IN DE SOCIALE PSYCHOLOGIE
IBC’s:
o Institutionele beoordelingscommissies
‘Waakhonden’ van het onderzoek
De bescherming van het welzijn van de deelnemers
Ethische commissies
Geïnformeerde toestemming
Deelnemers expliciet toestemmen
Geïnformeerde toestemming:
o Weloverwogen & vrijwillig beslissen om aan een onderzoek deel te nemen
Debriefing
Achteraf duidelijkheid verschaffen over de aard van het onderzoek
o Bedoeling van het onderzoek
o Opgewekte negatieve gevoelens neutraliseren
o Belang voor de wetenschap van de bijdrage beklemtonen
Waarden en wetenschap
Het vertrouwen in de wetenschap neemt af
Appreciatie van wetenschap is ideologisch gekleurd
o Ideologie is aanwezig in het wetenschapsbedrijf
HAIDT:
o Het domein van sociale psychologie is een speeltuin van links georiënteerde
onderzoekers
Stapelgate:
o Zelfverzonnen data gebruikt
o Een grootschalige, langdurige fraude met data
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 17
Hoofdstuk 3 Het sociale zelf
MENSENKENNIS KRITISCH BEKEKEN
Katten & honden herkennen zichzelf spontaan in de spiegel (fout)
Zuur kijken maakt je ongelukkig (juist)
Door gedrag dat men graag doet te belonen, zal men dit gedrag nog meer stellen (fout)
Men heeft een voorkeur voor de letters van de eigen naam (juist)
Mensen die een rolletje spelen, vallen dikwijls door de mand (fout)
HET SOCIALE ZELF – EEN INLEIDING
WILLIAM JAMES:
o Wie ben jij ?
‘Zelfconcept’
‘Zelfregulatie’
De oorsprong van het zelf
Het vermogen om jezelf als een distinctieve entiteit te zien
Spiegelproef:
o Wanneer je voor een spiegel staat, zie je jezelf
De hoogst ontwikkelde apen (de mensapen) – chimpansees, …
beschikken over het vermogen tot zelfherkenning
GORDON GALLUP:
o Het plaatsen van verschillende diersoorten voor een spiegel
Mensapen gebruikten een spiegel om hun tanden te reinigen herkenden
zichzelf in de spiegel
Andere studies:
o (1) Dieren werden verdoofd rode vlek aangebracht (alleen via het spiegelbeeld
zichtbaar) nadien voor een spiegel gezet
Enkel de apen betastten de locatie waarop de rode vlek was aangebracht
Herkenden zichzelf in de spiegel & merkten de veranderingen aan
hun uiterlijk op
o (2) Jonge kinderen die voor de test slagen
Maken meer gebruik van de termen ‘ik’ en ‘mij’ dan diegenen die niet slagen
Zelfherkenning bij mensapen en kinderen
o De eerste uitdrukking van het bestaan van een zelf
o Invulling van het zelf ?
Sociale relaties zijn nodig (‘Geen zelf zonder de ander’)
GALLUP:
Apen die nog nooit in contact waren gekomen met soortgenoten
Slaagden niet voor de spiegelproef
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 18
COOLEY:
o Looking glass self
Spiegelzelf
Zichzelf door de ogen van de anderen zien
Die fungeren als spiegels waarin men zichzelf leert kennen
De reflecties van anderen waaruit het zelf opgebouwd wordt
MEAD:
o Via sociale relaties tot een algemeen beeld komen van de waarden & normen
Die in de maatschappij gelden
The generalized other
De morele ontwikkeling kind volwassene
o Via het overnemen van rollen maakt men de maatschappelijke waarden tot de zijne
Men leert wat de algemene verwachtingen van anderen zijn (over geschikte
gedachten en gedragingen)
ANDERSEN & CHEN:
o Het zelfbeeld wordt vooral ontleend aan vroegere & huidige relaties met
betekenisvolle personen in het leven
Functies van het zelf
Zelfconcept:
o Alle kennis over onszelf
o ‘Mij’
o Een interne representatie van wie je denkt te zijn & bevat aspecten die refereren aan
seksrollen, etnische identiteit, persoonlijkheden enz.
Verwijst naar het zelf in relatie tot een aantal kenmerken
MARKUS:
Zelfconcept bestaat uit een groot aantal zelfschema’s
Mentale structuren die men hanteert om zelfrelevante kennis
te organiseren & de informatieverwerking ervan te sturen
Mensen die sterk schematisch zijn passen dit zelfschema snel toe
& zien als het ware overal uitingen
Zelfregulatie:
o Het zelf heeft een sturende rol
o ‘Ik’
o De intentionele poging om gedachten, gevoelens en gedrag te controleren en
eventueel te veranderen aan de hand van interne standaarden
Geslachtsverschillen
Vrouwen:
o Een grotere oriëntatie op personen
Een grotere relationele afhankelijkheid
Mannen:
o Meer aandacht op sociale groepen
Een grotere collectieve afhankelijkheid
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 19
Man – vrouwverschillen:
o Al op jonge leeftijd aanwezig
Meisjes investeren meer in relaties met enkele vriendinnetjes
Jongens hebben meer aandacht om bij ‘de groep’ te horen
o Verschillen mogen niet overdreven worden
Want de psychische verschillen tussen de geslachten zijn kleiner dan de
gelijkenissen (gelijkenissen > verschillen !)
Sekseroloriëntatie:
o De mate waarin iemand typisch mannelijke en vrouwelijke rollen vervult (gerelateerd
aan geslacht)
Meisjes vervullen meer de vrouwelijke rollen
Jongens vervullen meer de mannelijke rollen
Uitzonderingen !
Een meisje dat mannelijke sekserollen vervult
Of zowel de mannelijke sekserollen als de vrouwelijke
sekserollen vervullen (psychische androgynie)
o DEAUX & MAJOR:
Hoe meer iemand zich met zijn / haar geslachtscategorie identificeert
Hoe groter de kans dat hij / zij gedrag stelt dat consistent is met het
geslachtsstereotype
Leeftijds – en cohorteverschillen
Leeftiijds – en generatieverschillen
o Grote verschillen tussen jongere en oudere generaties mbt wat ze belangrijk vinden
Te wijten aan de individuele ontwikkeling
Leeftijdsverschillen
Te wijten aan het tijdvak waarin men geboren werd
Historisch – cultureel context
INGLEHART:
o Leden van oudere generaties
Meer materialistisch ingesteld
Materieel gewin (maar ook traditie en volgzaamheid)
o Jongere generaties
Meer gericht op postmateriële waarden
Individuele zelfstandigheid, zelfontplooiing en emancipatie
MASLOW:
o De behoeftetheorie
Zodra de elementaire behoeften aan veiligheid en een goede
levensstandaard bevredigd worden
Zal men behoeften nastreven die zich op een hoger niveau bevinden
(incl. de postmaterialistische waarden)
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 20
TWENGE, CAMPBELL & FREEMAN:
o Drie generaties werden vergeleken op de leeftijd van 18 j
De babyboomers (1946 – 1962)
Generatie X (1962 – 1982)
Generatie Y (vanaf 1982)
o Resultaten:
Generaties X & Y hechten meer belang (in vergelijking met de babyboomers)
aan geld, het ‘correcte’ imago en populariteit
Babyboomers vonden zelfaanvaarding, sociale relaties en de gemeenschap
belangrijker (dan generaties X & Y)
ROBERTS et al.:
o Elke jongere generatie is een ‘generation me’ (dit is steeds zo geweest)
Ze ontwikkelen zich later tot een ‘generation we’
Culturele perspectieven
Zelfconcept:
o Onderhevig aan culturele factoren
Individualisme:
o Beklemtoont zelfstandigheid, autonomie en onafhankelijkheid
o Individu > groep
Collectivisme:
o Beklemtoont onderlinge afhankelijkheid, samenwerking en sociale harmonie
o Individu < groep
SINGELIS:
o Schaal voor het meten van de zelfstandigheid & onderlinge afhankelijkheid
De mate waarin men de klemtoon legt op het individuele dat boven de
groep gezet wordt vs. onderlinge afhankelijkheid, samenwerking en sociale
harmonie
o Amerikanen & Europeanen
Geneigd te denken dat ze uniek zijn
Algemene voorkeur voor uniciteit
Voorkeur voor de deeltjes die uniek / in de minderheid zijn
o Collectivistische culturen
Geloven dat ze sterk op de anderen lijken
Algemene voorkeur voor gelijkheid
Voorkeur voor de deeltjes die in de meerderheid zijn
o KIM & MARKUS:
Als beloning een balpen 4 balpennen (3 een gelijke kleur en vorm; 1
afwijkend)
74 % Amerikanen unieke balpen
76 % Oosterlingen een niet – uniek exemplaar
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 21
HET ZELFCONCEPT
Zelfkennis:
o Introspectie:
Het proces van ‘in jezelf kijken’
Kan tot verkeerde conclusies leiden
Voor bepaalde vragen over zichzelf geen antwoord kunnen vinden
o Observatie van de eigen emoties, motivaties en gedragingen:
Wanneer men een bepaald gedrag stelt zegt dit iets over het zelf
o Andere personen
Introspectie
Jij kent jezelf het best
o Zelfkennis vloeit voort uit introspectie, het in zichzelf kijken
FIGURSKI:
o Meer dan honderd volwassen deelnemers kregen een signaal
Opschrijven waaraan men op dat moment dacht
Slechts 8 % van de 4800 opgetekende gedachten had betrekking op het zelf
Meestal dachten de deelnemers aan het werk (16 %) of hadden ze
geen gedachten (14 %)
NISBETT & WILSON:
o Zich in innerlijke waarnemingen vergissen (mogelijk !)
o Men heeft wel een duidelijk zicht op inhoudelijke aspecten
Tot besluiten komen
o Zonder dat men de echte reden ervan kan aanduiden
o Of een verklaring verzinnen
CARLSTON:
o Primeren
Bepaalde ideeën voor een korte tijd in ons geheugen toegankelijk maken
Op een computerscherm werden woorden getoond
‘Behulpzaam’ & ‘oneerlijk’
De aanbiedingstijd van het woord was zo kort dat de deelnemers
onmogelijk konden zien wat er op het computerscherm verscheen
Daarna lazen deelnemers over iemand die tijdens een
examen aan een medestudent stiekem goede antwoorden
doorgaf
De dag erna beoordeelden deelnemers de student in de
conditie ‘behulpzaam’ als ‘eerlijk’, terwijl in de conditie
‘oneerlijk’ de participanten aangaven dat ze de doelpersoon
‘onbehulpzaam’ vonden
Te veel introspecie
o Sommige oordelen ongunstig beïnvloeden
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 22
o WILSON & SCHOOLER:
Deelnemers beoordeelden 5 soorten jam
Ofwel dienden ze de voorkeuren te analyseren, ofwel beslisten ze
intuïtief
De mate waarin ze nadachten, had een groot effect op de beoordelingen
De samenhang tussen de oordelen van de deelnemers & experts was
sterker indien de deelnemers intuïtief oordeelden dan wanneer ze bewust
nadachten
Blijkbaar kan te veel nadenken tot verwarring leiden
Zeker voor oordelen die onder normale omstandigheden voor een
groot deel op de intuïtie steunen
MILLAR & TESSER:
o De accuraatheid van analyseren gedrag als gevolg van cognitieve / affectieve
factoren
Cognitief:
Bv Beslissen over de route die je op vakantie zult nemen
Opsommen van redenen kan tot betere kennis leiden
Affectief:
Bv Romantische / esthetische voorkeuren
Opsommen van redenen zal niet altijd tot betere kennis leiden
o Beslissing complex ? Moeilijk om alle informatie te verwerken
Zelfperceptie
Zelfperceptietheorie:
o Gedachten & gevoelens afleiden uit observatie van het eigen gedrag & de situatie
waarin het gedrag plaatsvindt
o Observatie eigen gedrag:
Efficiënt wanneer onze zelfkennis zwak / ambigue is
Zelfpercepties van emotie
Gelaatsfeedbackhypothese:
o Veranderingen in de gelaatsuitdrukking kunnen de aanleiding zijn tot
corresponderende veranderingen in emoties
MARTIN & STEPPER:
o Manipuleerden de gelaatsuitdrukking op een originele manier
De onderzoekers waren geïnteresseerd in activiteiten die men uitvoert met
lichaamsdelen die hiervoor normaal niet worden gebruikt
Meer bepaald moesten de deelnemers ofwel een potlood tussen de
tanden klemmen (mondstand glimlach), ofwel tussen de lippen (zuur
kijken)
Ondertussen medeklinkers in een tekst onderstrepen &
tijdschriften lezen, naar tekenfilms kijken
De filmpjes in de glimlachconditie werden grappiger
gevonden dan in de conditie waarin ze zuur keken
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 23
KLEINKE, PATERSON & RUTLEDGE:
o Effecten van nabootsen van blije gelaatsuitdrukkingen (vs. neutrale uitdrukkingen)
Sterker wanneer deelnemers zichzelf in een spiegel zagen
Indien men zichzelf blij ziet kijken meer de emotie ervaren
ZAJONC:
o Door te glimlachen activeert men de gelaatsspieren
Meer luchtgekoeld bloed gaat naar de hersenen
Creëert een aangenaam gevoel
o Onderzoek over klinkers
A, e (glimlach nagebootst !)
Verlaging temperatuur voorhoofd
Deelnemers werden vrolijker
U en ü (voorhoofd wordt gefronst !)
Verhoging temperatuur voorhoofd
Deelnemers werden verdrietiger
Lichaamshoudingen:
o Leiden tot corresponderende gewaarwordingen
Bv Trots ? kaarsrecht staan met opgerichte schouders, hoge borst en
opgeheven hoofd (expansie)
Bv Neerslachtig ? zakt in elkaar, hangende schouders en hangende hoofd
(inkrimping)
o De gemoedstoestand weerspiegelt zich in onze lichaamshouding
Maar het omgekeerde geldt ook
Zelfpercepties van motivatie
Belonen:
o Ondermijnt het plezier dat men aan activiteiten beleeft
Intrinsieke motivatie:
o Motivatie om een activiteit uit te voeren
Eigen interesse, vanwege de uitdaging, of gewoonweg omdat men de
activiteit leuk vindt
Extrinsieke motivatie:
o Motivatie om een activiteit uit te voeren
Factoren die losstaan van de activiteit zelf
Wel allerlei voordelen (Bv Geld, erkenning of het vermijden van straf)
Overrechtvaardigingseffect:
o De vermindering van de intrinsieke motivatie voor activiteiten die worden
geassocieerd met beloning / andere extrinsieke factoren
LEPPER, GREENE en NISBETT:
o Wanneer een intrinsiek gemotiveerde activiteit wordt beloond later minder vaak
spontaan uitvoeren
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 24
Conditie 1: Kleuters werden gevraagd om met de viltstiften enkel tekeningen
te maken
Conditie 2: Prijs beloofd (een getuigschrift met een gouden ster en een rood
lint)
Conditie 3: Geen beloning beloofd, maar de kleuters kregen onaangekondigd
dezelfde beloning (een controleconditie)
Kleuters die geen beloning / een onverwachte beloning
ontvingen, bleken nog steeds intrinsiek gemotiveerd te zijn
o Verliezen van intrinsieke motivatie kan de kwaliteit van de prestaties negatief
beïnvloeden
AMABILE:
o Deelnemers waren creatiever wanneer ze voor de taak spontaan belangstelling
hadden / omdat ze in de taak een uitdaging zagen
Indien ze de taken volbrachten om geld te verdienen / om anderen te
imponeren
Prestatie van mindere kwaliteit
De invloed van anderen
Sociale vergelijkingstheorie
Indien de sociale omgeving verandert
o Spontaan een andere zelfbeschrijving genereren
Men typeert zichzelf door anderen als maatstaf te nemen
FESTINGER:
o Mensen die onzeker voelen over hun capaciteiten / opinies
Evalueren zichzelf door zich met anderen te vergelijken
De nood van mensen om hun meningen te valideren
Sociale vergelijkingstheorie
Sociale vergelijkingstheorie:
o 2 thema’s stonden centraal
1. Wanneer richt men zich tot anderen om vergelijkende informatie te
verkrijgen ?
2. Wie kiest men uit om zich mee te vergelijken ?
o Enkel sociaal vergelijken indien er geen objectieve informatie beschikbaar is
o Snel attitudes, opinies en meningen vormen
De verwerking van een heleboel informatie besparen
MUSSWEILER, RUTER, EPSTUDE:
Men vroeg aan studenten om kunstwerken te beoordelen
Er werd hen verteld dat 60 / 40 % van hun antwoorden
correct was, maar ook dat hun score 20 % hoger / lager was
dan het gemiddelde
Deelnemers moesten daarna hun vaardigheden mbt de taak
evalueren absolute score’s speelden niet zo’n grote rol
Studenten richtten zich vooral op het gemiddelde
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 25
De tweefactoren emotietheorie
SCHACHTER
o Tweefactorentheorie:
De ervaring van emoties is op twee factoren gebaseerd:
Fysiologische opwinding
Bv Een bonkend hart, transpiratie enz.
Cognitieve interpretatie van die opwinding
SINGER:
o Onderzoek:
Mannelijke deelnemers werd epinephrine toegediend (vergelijkbaar met
cafeïne) fysiologische opwinding
Aan de deelnemers werd verteld dat het om een vitaminesupplement ging
Conditie 1: Vooraf geïnformeerd over de stimulerende effecten
Conditie 2: Geen uitleg
Conditie 3: Placebo
Daarna werden de deelnemers alleen gelaten met een
mannelijke handlanger (een andere deelnemer die hetzelfde
middel had gekregen)
Ondertussen een vragenlijst invullen (persoonlijke &
vervelende vragen)
Deelnemers conditie 1 voelden hart bonken, handen trillen en
gezicht blozen (op voorhand over deze effecten geïnformeerd
hoefden geen verklaring meer te zoeken; werden door
gedrag handlanger niet beïnvloed
Deelnemers conditie 3 voelden geen opwinding (geen
symptomen)
Deelnemers conditie 2 voelden wel de fysiologische
opwinding, maar hadden geen verklaring voor
Directe impact van anderen
COOLEY:
o Anderen houden ons een spiegel voor waarin we onszelf leren kennen
Zelfconcept zou moeten overeenstemmen met de perceptie van wat anderen
van ons denken
Significante anderen:
o Personen die een sterke impact hebben
o Personen die invloedrijk & belangrijk zijn voor het ontwikkelen van de eigen waarden,
normen en het zelfbeeld
Op vroege leeftijd impact van significante anderen is groot
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 26
ZELFWAARDERING
Zelfwaardering:
o Een algemene evaluatie van het zelf & een algemene inschatting van iemands
waarde
o Bevat:
Overtuigingen over het zelf
Emoties
o Niveau zelfwaardering:
Wordt ook door situationele factoren bepaald
Dus ook afhankelijk van externe factoren
Bv Succes en mislukking, veranderingen in iemands
financiële situatie
o Mens:
‘Sociaal dier’
De mens heeft nood aan positieve relaties & waardering van anderen
o Zelfwaardering als:
Buffer tegen bedreigingen (de dreiging van de eigen dood)
‘Terror Management Theory’ men is bang voor de onontkoombare
dood
Buffer tegen angst
o Bevrediging ervan is essentieel om gelukkig, gezond, productief en succesvol te zijn
o Expliciet bevragen ?
Door een zelfwaarderingsschaal te laten invullen (ROSENBERG)
Zelfdiscrepantietheorie
HIGGINS:
o Zelfdiscrepantietheorie:
Wie men werkelijk is vs. wie men zou willen / moeten zijn
Ought self:
De eigenschappen waarvan men vindt dat men ze zou
moeten hebben (plichtsbesef & verantwoordelijkheid)
Ideale zelf:
De eigenschappen waarvan men wil dat men ze zou hebben
Afwijkingen tussen actuele & ideale kan leiden tot ontgoocheling, verdriet &
onvrede
Zelfbewustzijnstheorie
Zichzelf in een spiegel zien leidt vaak tot een negatieve instemming
o Aandacht voor het zelf heeft negatieve gevolgen voor de gemoedstoestand
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 27
Onderzoek rond 9 dichters die zelfmoord pleegden
o Niet – suïcidale dichters gebruiken vaker ‘we’ en ‘wij’
o Dichters die later zelfmoord pleegden gebruikten veel meer ‘ik’ en ‘mij’
Zelfrichtende situaties en individuele factoren
Privaat zelfbewustzijn:
o Zich op interne gedachten & gevoelens richten
Publiek zelfbewustzijn:
o Vooral aandacht besteden aan het beeld dat anderen (publiek, camera) van ons
vormen
Zelfgerichte mensen de neiging zich volgens persoonlijke waarden te gedragen
HULL en YOUNG:
o IQ – test
o De deelnemers kregen valse feedback (geslaagd / mislukt) prestatie
o Later deelnemen aan een ‘ander’ onderzoek verschillende soorten wijn proeven
Personen met hoge niveaus van zelfbewustzijn + een mislukte IQ – test
Dronken meer
Personen met lage niveaus van zelfbewustzijn ?
Werden niet door de valse feedback beïnvloed
Beperkingen van zelfregulatie
Zelfuitputting:
o Nadat men zelfcontrole heeft uitgeoefend, is er een tijdelijke verminderde capaciteit
om zelfregulatieprocessen uit te voeren
Bv Effecten zelfcontrole in een consumentencontext
Tijdens het winkelen moet men keuzes maken (zelfcontrole !)
Na het maken van een hele reeks keuzes tijdelijk minder
zelfcontrole hebben te veel geld uitgeven
Mechanismen van zelfverheerlijking
Impliciet egotisme:
o Een automatische vorm van verheerlijking van alles wat met het zelf te maken heeft
Bv Een grote voorkeur voor de letters uit de eigen naam (naamlettereffect)
Bv Men is positiever naar anderen die op dezelfde dag geboren zijn
o Opzoek naar reflecties van zichzelf in de omgeving
Zelfdienende informatieverwerking
Studenten met goede examencijfers achten zichzelf heel bekwaam
o Studenten met slechte prestaties klagen over de docent, examenvragen,…
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 28
Illusie van objectiviteit:
o Argumenten worden omgebogen, zodat ze ‘passen’ en wat niet wenselijk is, wordt
weg gefilterd
Men speelt als het ware de advocaat die alle gunstige informatie bijeenzoekt
Onderzoek over het hebben van een vaste relatie & later een stabiel huwelijk:
o De studenten beweerden dat het hebben van een vaste relatie hen later zal helpen
bij een stabiel huwelijk
o De studenten die geen relatie hadden gebrek aan vroegere ervaring zal tot een
gelukkig huwelijk leiden
Zelfhandicappering
Zelfhandicappering:
o Eigen prestaties ondermijnen zodat men een excuus heeft voor de te verwachten
mislukking
Terwijl bij onverwacht succes de bekwaamheid wordt extra in de verf gezet
o Door een fysieke / mentale zwakte in te roepen, voorkomt men de meest schokkende
conclusie (onbekwaamheid)
o Verschillende vormen:
Bv Mannen zelfhandicapperen zich door drugs te gebruiken
Bv Vrouwen beroepen zich eerder op stress & fysieke symptomen
o Mensen met een lage zelfwaardering zichzelf handicapperen om een defensief
excuus te creëren het gezicht redden bij mislukking
o Mensen met een hoge zelfwaardering zichzelf handicapperen om extra geprezen
te worden
Zich koesteren aan het succes van anderen
BIRGing:
o Basking in Reflected Glory
Verkiezingsaffiches werden pas na een lange periode verwijderd indien
de propaganda betrekking had op een politieke partij die een gunstig
electoraal resultaat behaalde
CORF:
o Cut off reflected glory
Teamprestatie
68 % en 50 % van de groepsleden nam de groepsbadge mee naar huis
Groep die succes behaalde
Slechts 9 % van de groepsleden nam de groepsbadge mee naar huis
De falende groep
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 29
Neerwaartse sociale vergelijkingen
FESTINGER:
o Men vergelijkt zichzelf met gelijkende anderen
Neerwaartse sociale vergelijking:
o De defensieve neiging om zichzelf te vergelijken met anderen die minder succesvol,
gelukkig, of welgesteld zijn
Er is wel altijd iemand met wie men zichzelf in gunstige zin kan vergelijken en
waardoor men zich beter voelt
Zijn positieve illusies adaptief ?
Mensen met een laag zelfbeeld:
o Maken een accurate inschatting van zichzelf
Mensen met een hoog zelfbeeld:
o Maken geen accurate inschatting van zichzelf
Depressieve personen bekijken zichzelf realistischer dan anderen (zonder stoornis)
o Hanteren minder zelfverheerlijkende strategieën
Hun zelfevaluaties komen meestal overeen met het beeld dat neutrale
observatoren over hen hebben
Positieve illusies
o Krikken tijdelijk het humeur & de zelfwaardering op
! Langetermijneffecten onduidelijk
Personen met een (te) hoge zelfwaardering
o Worden niet door iedereen geapprecieerd
Zij aanvaarden vaak moeilijk kritiek
BUSHMAN en BAUMEISTER:
o Personen met een hoge zelfwaardering worden vlugger boos na negatieve
feedback, afwijzing en andere egobedreigingen
o Bescheidenheid verhoogt de aantrekkelijkheid en draagt bij tot verhoogde
populariteit
ZELFPRESENTATIE
Zelfpresentatie:
o Het proces waarbij men vorm tracht te geven aan de impressies die anderen van ons
vormen
Bv Keuzes van kledij, wat we op Facebook zetten, hoe we ons naar anderen
toe gedragen
o Reden:
Allerlei voordelen van anderen willen verkrijgen
Zelfconcept wordt versterkt
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 30
GOFFMAN:
o Het leven is een theaterstuk waarin iedereen bepaalde rollen vertolkt
GILOVICH, MEDVEC:
o Onderzoekers vroegen aan deelnemers om een absoluut uncool (gênant T – shirt)
aan te trekken
De deelnemers dachten dat ongeveer 50 % van de medestudenten had
gezien dat ze dit sullige T – shirt aanhadden
Terwijl dit in werkelijkheid slechts 25 % was
Effect wordt overdreven
De negatieve impact op het publiek wordt fors overgeschat
Strategische zelfpresentatie
Strategische zelfpresentatie:
o De inspanningen om de indrukken van anderen in een bepaald richting te sturen
Het verwerven van invloed, macht, sympathie of goedkeuring
Men wil aantrekkelijk lijken
‘Goed met anderen opschieten’
Get along
Zelfpromotie, jezelf verkopen
‘Vooruit komen’
Get ahead
Afdwingen van respect
De uitstraling van macht
o Hoe ?
Complimentjes uitdelen / vleien
Oogcontact zoeken en een lachend gezicht
Gelijkenissen creëren
Men gaat liever om met anderen die dezelfde stijl, interesses en
meningen hebben
Uiterlijke aantrekkelijkheid
Aantrekkelijke baby’s krijgen meer aandacht van hun moeders
o Competentie & bekwaamheid:
Als competent beschouwd worden (het competent zijn)
Mislukking moet uit het oog van anderen blijven
AKIMOTO, SANBONMATSU:
De deelnemers die dachten op een taak goed te presteren
verkozen een plaats vooraan en in het zicht
De deelnemers met lage taakverwachtingen hadden liever
een plaats uit het zicht
o Beeld van macht en status:
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 31
Zelfverificatie
Zelfverificatie:
o Het verlangen door anderen gezien te worden zoals men zichzelf ziet
Het eigen beeld vergelijken met de indruk die anderen ervan hebben
o Onderzoek:
Deelnemers dienden uit 2 andere deelnemers (een persoon die hen positief
en een andere die hen negatief had geëvalueerd) een partner te kiezen
Deelnemers met een positief zelfconcept vaak een partner die
hen positief beoordeeld had
Deelnemers met een negatief zelfconcept vaak een partner die
hen negatief beoordeeld had (bevestiging van hun negatief
zelfbeeld)
o Onderzoek:
64 % van de personen met een lage zelfwaardering
Zochten eerder feedback over hun zwakheden dan over hun sterke
punten
Individuele verschillen in zelfsturing
SNYDER:
o Zelfsturing:
De neiging om het gedrag af te stemmen op de eisen van sociale situaties en
andere personen
Self – monitoring
Mensen met een hoge zelfsturing verzamelen informatie over
personen met wie ze in contact zullen komen
In staat om verschillende rollen aan te nemen
Mensen met een lage zelfsturing maken zich weinig zorgen over
hoe de anderen hen bekijken
Spelen altijd dezelfde rol
Gedrag blijft relatief stabiel
Zijn principieel en rechtuit
SUBJECTIEF WELBEVINDEN: OP WEG NAAR HET GELUK
Subjectief welbevinden:
o Geluk / tevredenheid met het leven zoals gemeten met een vragenlijst
Geluksniveau verschilt van cultuur tot cultuur
Subjectief welbevinden het hoogst in IJsland, Zweden
Subjectief welbevinden het laagst in Kameroen, China
Gelukkige mensen:
o MYERS & DIENER
Een opgewekte stemming, een hoge zelfwaardering, een gevoel van
persoonlijke controle, meer positieve dan negatieve herinneringen, een goede
fysieke gezondheid en een optimistisch toekomstbeeld
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 32
o Onderzoek:
De studenten voelen zich het best tussen 12 en 18 uur
Het minst gelukkig in de vroege en late uurtjes
Subjectief welbevinden houdt geen verband met demografische factoren
o Bv Leeftijd, gender, ras, etnische achtergrond, …
3 factoren die dragen tot subjectief welbevinden:
o 1. Sociale relaties:
Mensen met een actief sociaal leven meer tevreden
o 2. Tewerkstelling:
Ongeacht het loon werkenden zijn gelukkiger dan werklozen
o 3. Fysieke gezondheid:
Wie lichamelijk gezond is gelukkiger dan wie het niet is
o (4 ?) Inkomen:
Een algemene, positieve relatie tussen de rijkdom van een natie & het geluk
Toch is deze relatie vrij beperkt (INGLEHART)
Zodra het gemiddelde inkomen een bepaalde grens
overschrijdt nauwelijks verband nog
Bv Amerikanen zijn nu gemiddeld 2 x zo rijk als vijftig jaar
geleden, maar toch waren er vroeger evenveel mensen
gelukkig als nu
Zodra de basisbehoeften vervuld zijn een toename van weelde
draagt nauwelijks bij tot geluk
Een arbeider met een gemiddeld inkomen is tevreden hij
vergelijkt zich met de buren die de rekeningen niet kunnen
betalen vs. een arbeider die in een welvarende buurt woont,
voelt zich ongelukkiger, omdat hij zich vergelijkt met zijn
meer welvarende en rijke buren
Aanpassingspeiltheorie:
o Niveau van tevredenheid hangt vooral af van wat men gewend is
o BRICKMAN en collega’s:
Interviewden personen die met de lotto tussen de 50.000 en een 1 miljoen
dollar gewonnen hadden beoordelen zichzelf niet gelukkiger dan voordien
Hoe meer geld men heeft, hoe meer men verlangt en nodig heeft om
het geluk te verhogen
Besluit:
Iemands inkomen draagt nauwelijks bij tot geluk
(althans vanaf een bepaald peil)
! Het nastreven van bezit ondermijnt het geluk
SLOTWOORD: HET DYNAMISCHE ZELF
Mensen die steeds zichzelf zijn spelen slechts een enkele rol in het leven
o Personen die een rijk scala van zelven hebben minder gelukkig
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 33
Hoofdstuk 4 Sociale perceptie
MENSENKENNIS KRITISCH BEKEKEN
Men kan aan het gelaat het best aflezen of iemand liegt of de waarheid spreekt (fout)
Impressies zeggen meer over de waarnemer dan over de beoordeelde (fout)
Negatieve kenmerken hebben een grotere impact op impressievorming dan positieve (juist)
Men verandert snel van opvatting wanneer nieuwe feiten deze opvatting tegenspreken (juist)
Eerste indrukken zijn bijna altijd verkeerd (fout)
HET RUWE MAETRIAAL VAN DE EERSTE INDRUK
90 % eerste indruk gebaseerd op kledij & lichaamstaal
Te veel kanalen om op alles te letten
o Bv Gebaren, lichaamsbewegingen, lichaamshouding & vocale kenmerken
Meestal 3 belangrijke informatiebronnen:
o Uiterlijkheden
o Situaties
o Gedrag
De waarnemer
Schema:
o Een georganiseerde verzameling van kennis over een stimulus
o Geen statische kennis verzameling
Het uiterlijk
Primaire kenmerken:
o Worden gebruikt om mensen aan sociale categorieën toe te wijzen
Bv Huidskleur, geslacht, leeftijd
o Sturen de eerste indrukken zonder dat de waarnemer zich hiervan bewust is
‘Wat mooi is, is goed’ – stereotype
Mooie mensen worden beschouwd als intelligent, succesvol, gelukkig maar
ook als ijdel
Het gelaat:
o Volwassenen met een ‘babyface’
Grote, ronde ogen, hoge wenkbrauwen, bolle kaken, een hoog voorhoofd,
een gladde huid en een ronde kin
Worden als vriendelijk, hartelijk & eerlijk beschouwd maar ook als
naïef, zwak en onderdanig
Hersenonderzoek:
Foto’s volwassenen met babyface dezelfde breinregio’s activeren
als foto’s van baby’s
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 34
o Gelaat met typisch volwassen trekken
Kleine ogen, lage wenkbrauwen, een laag voorhoofd, een gerimpelde huid en
een hoekige kin
Roept dominantie, competentie en sterkte op
Rechters oordelen minder streng wanneer een beklaagde met een
babyface schuldig is aan misdaden
Maar oordelen strenger indien er nalatigheid in het spel is
o Sollicitanten met babyface eerder gerekruteerd voor een ‘zachte’ functie
o Ook van belang bij verkiezingen
Onderzoek In 64 % van de gevallen werd tussen 2 foto’s de juiste keuze
gemaakt indien werd gevraagd de winnaar aan te duiden
Situaties
Sociale situatie:
o Een belangrijke factor voor de interpretatie van gedrag
Scripts:
o De ongeschreven verwachtingen
o Schema’s over gebeurtenissen die aangeven hoe men zich in een bepaalde situatie
dient te gedragen
Een dwingende volgorde
Bv ‘Les volgen’
Bv In een restaurant eet men eerst voordat men de rekening vraagt
Impact op de sociale perceptie
Men ziet wat men verwacht te zien
Verklaringen geven aan het menselijk gedrag
Gedrag
Non – verbaal gedrag:
o Lichaamstaal; gedrag gebaseerd op niet – talige signalen / tekens
Bv Gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal
o MEHREBIAN:
De eerste impressie wordt slechts voor 7 % bepaald door wat iemand zegt
(de inhoud), voor 38 % bepaald door de toon en het ritme
55 % bepaald door de lichaamstaal
M.a.w. 93 % van een eerste impressie wordt bepaald door para – en
non – verbale communicatie
Gelaatsuitdrukkingen
DARWIN:
o De wijze waarop het gelaat emoties uitdrukt aangeboren
Gebeurt overal op eenzelfde wijze & wordt wereldwijd begrepen
o Emoties kan men afleiden uit gelaatsuitdrukkingen, in het belang voor de overleving
van de soort
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 35
EKMAN & FRIESEN:
o Facial Action Coding System
Een systeem waarmee elke menselijke gelaatsexpressie in kaart wordt
gebracht
6 ‘primaire’ emoties !:
Geluk, angst, verdriet, woede, verbazing en afkeer
Het herkennen van emoties geen cultureel product, maar een facet
van de menselijke ervaring
Zelfs bij stammen die nagenoeg geen contact gehad hebben
met de buitenwereld, herkent men deze emoties
De basisemoties worden over de hele wereld redelijk accuraat
herkend
De accuraatheid stijgt met 9 % indien men gelaatsfoto’s
beoordeelt van personen die tot dezelfde regio, dezelfde
etnische groep / hetzelfde land behoren
Hoewel emoties in alle culturen op dezelfde manier vertolkt worden
o Betekent niet dat ze overal even vaak getoond worden
Manifastatieregels:
o Displayrules
Onder welke omstandigheden welke emoties mogen worden getoond
DARWIN:
o Het vermogen om emoties te herkennen bevordert de overlevingskansen van een
soort bevordert
Belangrijker om emoties zoals woede & afkeer te herkennen dan emoties
zoals blijdschap
HANSEN en HANSEN:
o Deelnemers werden gevraagd om in foto’s van mensenmassa’s naar tegenstrijdige
gelaatsuitdrukkingen te zoeken
Gelukkige, neutrale of boze gezichten
De deelnemers merkten vlugger afwijkende boze gezichten op dan
afwijkende gelukkige / neutrale gezichten
Boze gelaatsuitdrukkingen wekken fysiologische
opwindingen op + activeren de gelaatspieren
Afkeer:
o Eveneens een basisemotie die een adaptieve functie vervult
Ander non – verbaal gedrag
Gelaat geldt niet als de enige bron van informatie
o Heel wat andere kanalen
Non – verbale gedragingen een impact op de sociale perceptie
o Bv De algemene houding, de manier van lopen en de wijze waarop men gebaren
hanteert
Personen met een ‘jeugdige’ stap worden gelukkiger & sterker beoordeeld
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 36
Ogen:
o Als de ‘vensters van de ziel’ / reflectoren van onze emoties
Oogcontact
Iemand die oogcontact mijdt ontwijkend, koud, angstig, verlegen /
onverschillig
Iemand die veel in de ogen kijkt intimiteit, oprechtheid,
zelfvertrouwen en respect
Frequent oogcontact in een vriendschappelijke relatie
Een positieve impressie
Frequent oogcontact in een vijandige relatie
Een negatieve impressie
Blikrichting
o Wanneer iemand in de ogen kijkt, merkt men dit snel op
Houdt de aandacht
De fysiologische opwinding stijgt
De ‘sociale gebieden’ van de hersenen worden geactiveerd
Lichamelijke aanraking
o Handdruk stevig / slapjes heeft een effect
o Algemeen:
Lichamelijke aanraking vormt de uitdrukking van een positieve relatie, zorg en
seksuele belangstelling
HENLEY:
o Aanraking drukt niet alleen intimiteit uit, maar ook dominantie & controle
Mensen met een hoge sociaaleconomische status
Meer geneigd om personen met een lagere sociaaleconomische
status aan te raken dan andersom
Waarheid van leugen onderscheiden
Politiedetectives, onderzoeksrechters, psychiaters
o Zijn niet beter in staat om leugen van waarheid te onderscheiden dan onervaren
studenten
De nauwkeurigheidsscores zijn opmerkelijk laag
EKMAN & FRIESEN:
o Bepaalde communicatiekanalen zijn moeilijker te manipuleren dan andere
o 3 non – verbale communicatiekanalen verschaffen relevante informatie over bedrog:
Het gelaat
Kan bedrog signaleren maar het minst diagnostische non –
verbale kanaal; relatief gemakkelijk te manipuleren
Het lichaam
Bedrog kunnen aflezen aan zenuwachtige bewegingen van handen
en voeten en het ongedurig wisselen van de lichaamshouding
De stem
Het meest ‘lekkende’ kanaal stemtoon verhogen / aarzelend
spreken
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 37
ATTRIBUTIE: VAN ELEMENTEN TOT DISPOSITIES
Fundamentele attributiefout
o Korte weg hanteren om tot een beslissing te komen
Cognitieve heuristieken & motivatievertekeningen:
o Niet alle informatie wordt verwerkt
o De beschikbare informatie wordt niet objectief geanalyseerd
Attributietheorieën
Attributietheorie:
o Theorie over het proces van het toeschrijven van oorzaken aan gedrag
De neiging om de ‘waarom – vraag’ te stellen, vooral bij gedragingen die
persoonlijk relevant zijn
FRITZ HEIDER:
o Mensen proberen, net als wetenschappers, de oorzaken van gebeurtenissen te
verklaren
Op een examen een slecht punt behalen ? onvoldoende gestudeerd, geen
aanleg, niet gemotiveerd om te studeren, ziekte
Oorzaak de persoon zelf / de actor
De persoon die een bepaalde gedraging vertoont, wordt als
reden van het gedrag aangeduid
De student zelf is de oorzaak
Oorzaak een andere persoon
De docent, examenvragen
Oorzaak het toeval
Ziekte, een onaangekondigde staking
Persoonsattributie:
o Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan de actor zelf & zijn / haar
interne eigenschappen
Situationele attributie:
o Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan factoren buiten de actor
Hetzij een andere persoon
Hetzij de situatie
Stabiele attributies:
o Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan factoren die niet enkel nu
aanwezig zijn, maar eveneens in de toekomst gelden
Bv Je hebt geen aanleg voor een vak, je bent niet gemotiveerd om te
studeren
Instabiele attributies:
o Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan factoren die in dit ene
geval opgaan, maar op andere momenten wellicht niet geldig zijn
Bv Verklaringen zoals een verkoudheid, vermoeidheid of een trein missen
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 38
JONES en DAVIS:
o Corresponderende gevolgtrekkingentheorie:
De voorwaarden waaronder gedrag aan de eigenschappen van een persoon
toegeschreven wordt
Onder welke omstandigheden interne attributies ontstaan
KELLEY:
o De wijze waarop waarnemers verscheidene bronnen van informatie logisch
combineren om er zoals een wetenschapper oorzaken voor te bepalen
De theorie van corresponderende gevolgtrekkingen
JONES en DAVIS:
o Corresponderende gevolgtrekking
Het verband tussen iemands gedrag en een onderliggende dispositie
De waarnemer tracht te bepalen of het gedrag met een stabiele
karaktertrek van de actor correspondeert
Afhankelijk van 3 factoren:
Sociale wenselijkheid:
Hoe groter de sociale wenselijkheid, hoe
waarschijnlijker dat iedereen dit gedrag in dezelfde
situatie zou vertonen en des te kleiner de kans op
een corresponderende gevolgtrekking
Keuzevrijheid:
Vrij gekozen gedrag is informatiever dan gedwongen
gedrag
De specificiteit van de gunstige effecten:
De bedoelde effecten / consequenties van het gedrag
Gedrag dat verschillende aantrekkelijke uitkomsten
oplevert, is minder informatief dan gedrag
Kelly’s covariatietheorie
De voorwaarden waaraan moet worden voldaan
HEIDER:
o Waarnemers maken vaak externe attributies
Vooral indien gedrag veroorzaakt wordt door een andere persoon, de
omstandigheden, of het toeval
KELLEY:
o Attributies worden gebaseerd op de simultane aan – en afwezigheid van oorzak en
effect
Wanneer een bepaalde factor steeds samen met een bepaald effect
voorkomt, dan is die factor de oorzaak van het effect
Covariatieprincipe:
Een gedrag toeschrijven aan de oorzaak die aanwezig is
wanneer het gedrag aanwezig is en afwezig is wanneer het
gedrag niet optreedt
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 39
o 3 belangrijke soorten covariatie – informatie:
Consensusinformatie:
Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere
actoren
Distinctiviteitsinformatie:
Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere
stimuli
Consistentie – informatie:
Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere
omstandigheden
o Persoonsattributie:
Wanneer de consensus laag is, de distinctiviteit eveneens laag is en de
consistentie hoog
o Stimulusattributie:
De distinctiviteit, de consensus en de consistentie zijn hoog
o Omstandigheidsattributie:
Het gedrag treedt op in een particuliere omstandigheid
De niveaus van consensus & distinctiviteit zijn niet belangrijk
Attributionele vertekeningen
Waarnemers hebben een hoge mate van motivatie en bekwaamheid
Attributionele vertekeningen:
o Omdat men in een korte tijdspanne attributies maakt, treden er systematische
vertekeningen op in het verzamelen / verwerken van informatie over de oorzaken
van het gedrag dat men probeert te verklaren
De fundamentele attributiefout
Fundamentele attributiefout:
o Gedrag van anderen verklaren ? de impact van persoonlijke factoren overschatten
De rol van situaties onderschatten
JONES en HARRIS:
o Studenten politieke wetenschappen moesten een essay schrIJven over Castro
Sommige studenten hadden de expliciete instructie gekregen om een essay
pro of contra Castro te schrijven
De deelnemers leidden in een grotere mate de attitudes van de
studenten af in de conditie waarin de studenten de vrije keuze
hadden
Maar ook in de conditie waarin de studenten geen
keuzevrijheid hadden, leidden ze nog steeds de attitudes af
uit het gedrag
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 40
ROSS:
o Studenten werden uitgenodigd om deel te nemen aan een quiz
Op toevallige wijze werden de deelnemers toegewezen aan de rol van
quizmaster of kandidaat
Quizmasters 10 moeilijke vragen opschrijven (voordeel)
Kandidaten ‘slechts’ 40 % van de vragen werden juist beantwoord
Na de quiz beoordeelden alle betrokken partijen de algemene kennis van de
quizmasters & van de kandidaten
Toeschouwers schatten de algemene kennis van de quizmasters
hoger dan die van de kandidaten
Kandidaten schatten de eigen kennis geringer
Quizmasters een bevoorrechte positie (hadden de vragen zelf
opgesteld, en wisten het antwoord sowieso)
Hielden rekening met de voordelige positie
De eigen kennis werd niet hoger geschat dan die van
de kandidaten
Attributiemodellen:
o 2 sequentiële stappen
Men identificeert het gedrag & men maakt direct een persoonsattributie
Eenvoudig !
Gebeurt automatisch, zonder enige inspanning
Corrigeren van de eerste attributie door de situatie mee in rekening te
brengen (eventueel een situationele attributie)
Vergt cognitieve hulpbronnen
Bewuste reflectie is noodzakelijk
De fundamentele attributiefout als een perceptueel fenomeen
HEIDER:
o Filmfragment
3 personen in wit T – shirt en 3 personen in zwart T – shirt gooien een bal
naar elkaar
Aan de waarnemers werd gevraagd om te tellen hoeveel x de
personen met een wit T – shirt de bal naar elkaar gooien
Op een bepaald moment loopt een gorilla dwars door het
beeld
De meeste waarnemers zagen de gorilla gewoonweg niet
TAYLOR en FISKE:
o Figuur – en achtergrondprincipe
Hoe waarnemers een gesprek interpreteren
Variatie in de positie van de zitplaatsen van waarnemers die een
geënsceneerd gesprek tussen 2 personen volgden
De waarnemers zaten ofwel recht tegenover een van beide
actoren, A of B, ofwel tegenover beide actoren
De waarnemers oordeelden dat de actor die tegenover hen zat, de
meer dominante persoon was die de toon aangaf en het gesprek
leidde
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 41
Actor – observatoreffect:
o Persoonlijke attributie maken voor het gedrag van anderen
Situationele attributies maken voor het eigen gedrag
o Waarnemers richten de aandacht vooral op de actor persoonsattributies
Observatoren legden dus een oorzakelijk verband tussen het geobserveerde
gedrag & de persoon die ze waarnemen
Actoren zien zichzelf niet
Maar richten de aandacht op de situationele factoren die
hun gedrag sturen (situationele attributies maken)
o STORMS:
Actoren een kennismakingsgesprek dat door observatoren bekeken wordt
Achteraf krijgen de deelnemers videobeelden te zien waarin ze
zichzelf bekijken vanuit het perspectief van de observator, of vanuit
het perspectief van de actor, of ze krijgen geen filmmateriaal
(controleconditie)
Actoren die zichzelf achteraf bezig zien vanuit het
perspectief van een observator, maakten meer
persoonsattributies, terwijl observatoren die achter het
perspectief van de actor aangeboden kregen, meer
situationele attributies maakten
Attributies als culturele constructies
NORENZAYAN en NISBETT:
o Aan Amerikaanse & Japanse studenten presenteerde men fragmentjes met daarin
kleine visjes en 1 grote, snel bewegende vis
Japanse studenten meer details over de achtergrond en de kleine vissen
Cognitieve heuristieken
Cognitieve heuristieken:
o Vuistregels voor informatieverwerking die weinig cognitieve hulpbronnen vergen
Leiden tot snelle conclusies
Kunnen echter vertekend & inaccuraat zijn
Beschikbaarheidsheuristiek:
o De waarschijnlijkheid van gebeurtenissen beoordelen
Obv gegevens die in het geheugen beschikbaar zijn & vlug en gemakkelijk
oproepbaar zijn
o TVERSKY en KAHNEMAN:
Men vroeg aan de deelnemers een schatting te geven van het aantal
woorden die beginnen met de letter R en het aantal woorden die de R als
derde letter hebben
Meerderheid dacht dat er meer woorden met R beginnen, terwijl de
Engelse taal veel meer woorden bevat met de R als derde letter
Gemakkelijker woorden met de eerste letter R uit het geheugen
oproepen
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 42
Valseconsensuseffect:
o Eigen opinies, kenmerken en gedragingen als standaard gebruiken
Waardoor men denkt dat ze gedeeld worden met en typerend zijn voor
anderen
o GREENE en HOUSE:
Studenten moesten rondlopen met een groot bord met een
reclameboodschap
Later % studenten inschatten die met dit verzoek instemde
Diegenen die zelf ingestemd hadden, dachten dat 62 % van
de studenten dit ook zou doen
Terwijl diegenen die zelf niet instemden, een schatting
maakten van slechts 33 %
Het % mensen dat dezelfde opinies deelt / hetzelfde gedrag vertoont
wordt overschat
Basisfrequentievalstrik:
o Mensen hechten relatief weinig belang aan numerieke basisfrequenties /
waarschijnlijkheidsberekeningen
Worden eerder beïnvloed door opvallende, spectaculaire gebeurtenissen
Bv Het beeld van een vliegtuig dat neerstort is gemakkelijk
oproepbaar, maar eigenlijk is een vliegtuig veiliger dan een auto
Motivatievertekeningen
Sociale waarnemingen
o Dikwijls gekleurd door persoonlijke behoeften, wensen en voorkeuren
Soms ziet men wat men wil zien
Sociale zelf de neiging zichzelf hoger schatten dan anderen op bekwaamheden, positieve
eigenschappen, …
Globale overtuigingen zoals ideologie en overtuiging dat de wereld rechtvaardig is
o Conservatieven de oorzaak van armoede, misdaad en andere sociale problemen
bij het individu zelf te zoeken
o Progressieven schrijven dergelijke problemen toe aan maatschappelijke
omstandigheden
LERNER:
o Overtuiging in een rechtvaardige wereld:
Iedereen krijgt in deze wereld waar hij / zij recht op heeft
Iedereen zal uiteindelijk naar verdienste beloond worden
Bv Men meent vaak dat de slachtoffers van verkrachting die misdaad
uitlokten omdat ze onvoorzichtig waren
Bv Bedelaars zijn mensen die te lui zijn om te werken
o Crossculturele vergelijkingen
Mensen uit arme regio’s geloven minder in een rechtvaardige wereld (in
vergelijking met welvarende landen)
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 43
INTEGRATIE: VAN DISPOSITIES TOT IMPRESSIES
Integratie van kenmerken in een globale impressie
Additief model:
o Veronderstelt dat sociale waarnemers, een globale impressie van een persoon
vormen
Door alle positieve & negatieve kenmerken op te tellen
Gemiddelde model:
o Veronderstelt dat sociale waarnemers, een globale impressie van een persoon
vormen
Door het gemiddelde te nemen van alle positieve & negatieve kenmerken
Informatie – integratietheorie:
o Impressies zijn gebaseerd op
Eigenschappen van de sociale waarnemer
Een gewogen gemiddelde (dus niet zomaar een gemiddelde, van de
kenmerken van de doelpersoon)
Enkele basisbevindingen
ASCH:
o Een doelpersoon werd beschreven aan de hand van de trekken zoals intelligent,
vlijtig, impulsief, kritisch, koppig en afgunstig
In de ene conditie hanteerde ASCH deze volgorde, terwijl hij in een andere
conditie de volgorde omdraaide
Indien men de informatie objectief verwerkt, dan mogen er tussen
deze condities geen verschillen optreden
De resultaten wezen echter uit dat deelnemers positiever
oordeelden in de eerste conditie, waarin de positieve
informatie vooraan stond
Primauteitseffect:
o Eerder genoemde informatie heeft meer impact op het oordelen dan later
gepresenteerde informatie
Verzwakt indien
Waarnemers zijn gemotiveerd
Niet onder druk gezet worden om vlug tot een besluit te komen
Behoefte aan afsluiting:
o Behoefte om tot snelle & definitieve beslissingen en oordelen te komen
Betekenisveranderingshypothese:
o Zodra een impressie gevormd is, nieuwe, inconsistente informatie obv de initiële
impressie zal geherinterpreteerd worden
ASCH:
Indien de trekken ‘vriendelijk’ & ‘kalm’ worden aangeboden, denkt
men dat ‘kalmte’ verwijst naar eigenschappen zoals ‘zachtaardig’,
‘rustig’ en ‘sereen’
Indien men de termen ‘wreed’ en ‘kalm’ aanbiedt, wordt ‘kalmte’
geïnterpreteerd als ‘koel’, ‘sluw’ en ‘berekend’
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 44
Centrale trekken:
o Trekken die de aanwezigheid van andere trekken impliceren & daardoor een sterke
impact hebben op de resulterende indruk
Impliciete persoonlijkheidstheorie:
o Netwerk van veronderstellingen over verbanden tussen persoonlijkheidstrekken &
hun relaties met gedragingen
Wanneer men denkt dat iemand een specifieke persoonstrek heeft
Dan verwacht men ook de aanwezigheid ban andere verwante
trekken
Iemand die eerlijk is eveneens vriendelijk !
Afwijkingen van het gemiddelde model
Disposities van de waarnemer
Verschillende waarnemers over dezelfde doelpersoon oordelen
o De kans is groot dat ze niet allemaal tot hetzelfde oordeel komen
Beschrijvingen van 2 verschillende doelpersonen door dezelfde waarnemer
gelijken meer op elkaar dan beschrijvingen van eenzelfde doelpersoon door
verschillende waarnemers
Waarnemer:
o De belangrijkste factor in de beoordeling
o De doelpersoon is weinig belangrijk
Effecten van primeren
Recent gebruikt materiaal
o De neiging om weer gemakkelijk voor de geest te komen
Beïnvloedt de interpretatie van nieuwe informatie
Recent verwekte informatie wordt gedurende een korte tijd meer
toegankelijk = primeren
Niet alleen effecten van cognitie & informatieverwerking
o Maar ook affectieve processen spelen een rol
De gemoedstoestand van de waarnemer heeft een impact op de impressies
over anderen
FORGAS en BOWER:
Gelukkige deelnemers hadden meer aandacht voor positieve
gedragsinformatie + vormden een eerder gunstige impressie
over een doelpersoon dan deelnemers die negatieve
feedback kregen
o Follow – uponderzoek:
Wanneer waarnemers in een goede stemming worden gebracht
Worden optimistischer, milder en minder kritisch
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 45
Eigenschappen van de doelpersoon
Grote verschillen tussen doelpersonen
o Persoonlijkheidsverschillen:
Variatie in persoonlijkheidsverschillen tussen mensen kan worden
begrepen in termen van 5 basisdimensies
Emotionele stabiliteit
Extraversie
Altruïsme
Consciëntieusheid
Openheid
o Negatieve kenmerken:
Het al dan niet voorkomen van negatieve eigenschappen
Treknegativiteitsvertekening:
Negatieve informatie een groter gewicht dan positieve informatie
Zelfs één slechte eigenschap kan volstaan om iemands
reputatie te schaden
Ook al overwegend goede eigenschappen
CONFIRMATIEVERTEKENINGEN: VAN IMPRESSIES NAAR DE REALITEIT
Confirmatievertekening:
o Informatie interpreteren, zoeken en vervormen
In overeenstemming met de bestaande opvattingen
Zodra men een bepaalde opvatting heeft, ook al is die gebaseerd op
onvolledige / gebrekkige informatie
Is men weinig geneigd die te herzien
De neiging om meningen te behouden
DARLEY en GROSS:
o De effecten van ambiguïteit van extra informatie
De deelnemers bepaalden de schoolbekwaamheid van een 9 jarig meisje
(Hannah)
Aan de helft van de deelnemers werd verteld dat haar ouders een
hoge socio – economische status hadden & een hoger diploma
behaalden
Leidde tot hoge verwachtingen
De andere deelnemers werd verteld dat de ouders een lage socio –
economische status hadden
Leidde tot lage verwachtingen
In de volgende fase
Ofwel geen additionele informatie gegeven
Ofwel een videofragment getoond waarin het meisje op een
bekwaamheidstest soms correct antwoordde op enkele moeilijke
vragen, maar soms foutief op andere, relatief gemakkelijke vragen
De bekwaamheid werd lager geschat van lage afkomst
Hoge afkomst Hannah slaagde erin enkele moeilijke
problemen op te lossen men werd in overtuiging gesterkt
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 46
Ook te veel informatie kan tot persistentie van opvattingen leiden
o Leidt tot immobilisme
o Gevoel van verdrinken in een poel van informatie die niet meer te vatten is
Inconsistente informatie
o Dient aan heel wat randcondities te voldoen om een bestaande mening te
veranderen
Indien informatie te ver van je mening verwijderd is, verdwijnt de
aantrekkelijkheid van die informatie
Matig afwijkende informatie werkt dus beter
Confirmatorische hypothesetoetsing
Confirmatievertekening:
o Verwijst naar het zoeken van informatie die in overstemming is met de bestaande
opvattingen
SNYDER en SWANN:
Een waarnemer koestert verwachtingen tegenover een actor
De waarnemer gedraagt zich in overeenstemming met die
verwachtingen
De actor past zijn / haar gedrag aan, zodat het gedrag van de
waarnemer beantwoord wordt
De zelfvervullende voorspelling
Confirmatorische hypothesetoetsing leidt tot een vicieuze cirkel waarin men eenzijdig om
informatie vraag
o Die dan ook eenzijdig aangeleverd wordt
Zelfvervullende voorspelling:
Andere personen stellen gedrag conform onze verwachtingen
Vooral bekend door het werk van ROSENTHAL en JACOBSON
Het effect van verwachtingen van leerkrachten op hun
leerlingen
Betere studenten creëren bij hun leerkrachten hoge
verwachtingen
1. De leerkrachten gaven meer persoonlijke
aandacht, aanmoediging en ondersteuning
2. De veelbelovende studenten meer uitdagende
leerstof aanbieden
3. De veelbelovende studenten meer en betere
feedback geven
4. Tijdens de lessen kregen deze studenten meer
kansen
Indien de signalen positief zijn voelen de leerlingen zich
aangemoedigd harder werken & betere resultaten boeken
Indien de signalen negatief zijn interesse vermindert &
verminderde zelfvertrouwen
Negatieve verwachtingen van de leerkrachten een daling
van de prestatie
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 47
SLOTWOORD
Eerste indruk:
o In enkele seconden
Een grote hoeveelheid informatie ter beschikking
Gedragingen verklaren ?
Reflectie
Door de attributietheorieën
Gebruik van heuristieken
o Verwachtingen
Spelen een rol bij het sturen van andermans gedrag
o Conflict tussen de snelheid waarmee een oordeel wordt gevormd
Eerste indrukken dikwijls niet accuraat
Snelle oordelen obv heuristieken kunnen fout zijn
Vertekeningen:
o Vooral betrekking op onbekenden
Men is veel accurater in het beoordelen van vrienden & kennissen
Attributies:
o Houden soms te weinig rekening met de situatie
Maar soms liggen persoonlijke factoren aan de basis van gedrag
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 48
Hoofdstuk 5 Sociale beïnvloeding
MENSENKENNIS KRITISCH BEKEKEN
Indien een sympathieke interactiepartner bepaalde tics vertoont, nemen we die tics over (juist)
Indien duidelijk is dat de meeste groepsleden verkeerd antwoorden, dan zal hen op hun
verkeerde keuze worden gewezen (fout)
Eerst zelf een klein geschenk aanbieden, is effectief om iemand later met een verzoek te laten
instemmen (juist)
De meeste van ons zijn bereid om anderen pijn te doen indien een autoriteit dit vraagt (juist)
Steeds minder mensen gehoorzamen aan autoriteiten (fout)
WOORD VOORAF
MILGRAM:
o De meest gewone mensen kunnen afschuwelijke misdaden begaan
Indien ze in bepaalde situaties geplaatst worden en bepaalde prikkels
ontvangen
De sociale context heeft een enorme impact op het gedrag
Door een situatie kan iemand gedrag vertonen waarvan hij
zich zelfs niet kan indenken die ooit echt te zullen doen
Sociale beïnvloeding:
o De uitoefening van sociale macht door een persoon / een groep om de attitudes en /
of het gedrag van anderen te veranderen
Sociale invloed kan verschillen in vorm & omvang
Automatische sociale invloed:
Geen enkel expliciet verzoek / geen enkele expliciete vraag
wordt geformuleerd nauwelijks bewust
Groepsdruk
AUTOMATISCHE SOCIALE BEÏNVLOEDING
Neiging om elkaar automatisch te imiteren
o De mens is een sociaal dier
Vatbaar voor tal van subtiele vormen van beïnvloeding
MILGRAM, BICKMAN en BERKOWITZ:
o Te midden van een drukke straat bleven medewerkers van de proefleider plotseling
staan keken omhoog
Hoe meer medewerkers naar boven keken, hoe meer toevallige passanten
eveneens opkeken
Indien een enkele medewerker naar boven keek, bleef 4 % naar
boven kijken, een percentage dat bij vijf medewerkers steeg tot 16 %
Indien er zestien medewerkers waren 40 % keek omhoog
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 49
Imitatiegedrag
o Kameleoneffect:
Het automatisch nabootsen van allerlei gelaatsuitdrukkingen, mimiek &
maniërismen van interactiepartners
CHARTRAND en BARGH:
Studie naar het ‘kameleoneffect’
Het aantal keren per minuut dat deelnemers over hun
gezicht strijken, of hun voet schudden in condities waarbij
een handlanger respectievelijk over het gezicht strijkt of de
voet schudt
Imitatie een sociaal ondersteunende functie
Door imitatie maakt men duidelijk dat men de ander
begrijpt interactie verloopt vlotter
De deelnemers van wie het gedrag door de handlanger
geïmiteerd werd, stonden positiever tegenover de
handlanger dan de deelnemers die niet geïmiteerd werden
o De neiging om anderen te imiteren een fundamenteel aspect van menselijke
interactie
Pasgeborenen imiteren de gebaren van hun ouders al binnen 72 u na de
geboorte
CONFORMITEIT
Conformiteit:
o Overtuigingen die het gedrag richting geven
Gebaseerd op wat de groep als typische / wenselijke gedragingen
beschouwt
Percepties, opinies & gedrag veranderen in overeenstemming met
de geldende normen
o Nodig om vreedzaam samen te leven
o Een besmettelijk virus
SILVERSTEIN, PERDUE, PETERSON en KELLY:
Constateerden variatie in de borst / heupratio van vrouwen
Basis: foto’s uit 2 populaire vrouwenbladen
o Niet makkelijk om sociale normen te doorbreken
MILGRAM en SABINI:
In de metro aan passagiers vragen hun plaats af te staan
Gedrag = niet bepaald fatsoenlijk
Men loog dat men ziek was om toch maar een uitleg te hebben
voor wel erg onbeleefd verzoek
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 50
De klassieke studies
MUZAFER SHERIF:
o Het ontstaan & de ontwikkeling van normen
o Het autokinetische effect
In feite een visuele illusie
In een volmaakt donkere ruimte een onbeweeglijk lichtpunt zien
Men heeft de indruk dat het licht op en neer beweegt
De meeste deelnemers schatten de uitwijkafstand tussen de 2.5 en 25
centimeter
Nadat de individuele norm was vastgelegd, moesten de deelnemers
in de daaropvolgende 3 dagen per 3 dezelfde taak uitvoeren
De individuele oordelen (na de eerste groepssessie) lagen
dichter bij elkaar (maar toch nog enige variatie)
Na de derde sessie de groepen neigden naar een
gemeenschappelijk oordeel
Elke groep ontwikkelde een eigen, unieke norm,
waaraan alle groepsleden conformeerden
SOLOMON ASCH:
o De impact van de groep op het individu (in een situatie waarin de groep duidelijk
foute keuzes maakt)
Een eenvoudige taak:
Er werden 3 lijnen met een verschillende lengte getoond, waarvan er
een net even lang was als de zogenaamde referentielijn
Aanduiden welke van de 3 lijnen even lang was als de
referentielijn
De eerste 4 personen gaven het verkeerde
antwoord
In 1 / 3 van de gevallen werd de foute meerderheid
gevolgd
De deelnemers sloten zich in 37 % van de gevallen
aan bij de foutieve antwoorden van de meerderheid
ASCH & SHERIF:
o Beide experimenten zijn niet echt vergelijkbaar
o SHERIF:
Men is onzeker over de waarneming van de realiteit
Omdat die ambigu is
o ASCH:
De realiteit was wel duidelijk
Het correcte antwoord was heel duidelijk te zien
Toch volgden de deelnemers vaak de foutieve
beoordelingen van de meerderheid (in plaats van de eigen
overtuiging)
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 51
Waarom conformeert men ?
Meerderheidsinvloed:
o Sociale beïnvloeding door blootstelling aan de opinie van de meerderheid / de
meerderheid binnen een groep
Informationale invloed:
Men heeft de behoefte om correcte oordelen & opinies te vormen
Normatieve invloed:
Men heeft de behoefte om aanvaard te worden & sympathiek over te
komen, waardoor men afwijkend gedrag vermijdt
Private conformiteit:
o Verandering verwijst naar de aanpassing van het gedrag onder invloed van
anderen
Maar ook van de eigen opvattingen
Dit wordt ‘echte’ aanvaarding / conversie
Publieke conformiteit:
o Oppervlakkige gedragsverandering reële / vermeende groepsdruk zonder dat er
een overeenkomstige meningsverandering optreedt
ASCH:
Een sterke daling van conformiteit wanneer deelnemers hun
oordeel individueel & schriftelijk moesten rapporteren
Meerderheidsinvloed
Experimentele taak Type van invloed van de groep
Type van conformiteit
Het autokinetische effect van SHERIF
Informationale invloed Private aanvaarding
De lijnbeoordelingstaak van ASCH
Normatieve invloed Publieke conformiteit
Groepsgrootte: de macht van de getallen
ASCH:
o De conformiteit nam toe tot op zeker hoogte
Maar het toevoegen van additionele bronnen resulteerde niet in extra invloed
De wet van de afnemende meeropbrengsten
Een medestander in onenigheid
Moeilijk om alleen te staan in de groep
o De aanwezigheid van een medestander kan helpen om de sociale impact van de
meerderheid te reduceren
ASCH:
De aanwezigheid van een afwijkende mening conformiteit daalde
met 80 %
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 52
ALLEN en LEVINE:
o 4 handlangers, van wie er 3 telkens akkoord gingen met het verkeerde oordeel
De vierde handlanger volgde ofwel de meerderheid, ofwel de deelnemer of
had een derde mening die eveneens verkeerd was
Wanneer de vierde handlanger een derde mening gaf en dus het
oordeel van de deelnemer niet bekrachtigde eveneens minder
conformiteit aan de meerderheid
Opvallendheid van de normen
Grootte van de meerderheid bepalend voor de sociale druk
CIALDINI:
o Het gedrag van anderen kan de aandacht op de norm vestigen
In een propere / vervuilde omgeving gooide een handlanger een papiertje al
dan niet op de grond
Het meest geneigd zelf een papiertje op de grond te gooien
Indien de handlanger het papier op de grond had gegooid &
de garage rommelig was
Effecten van geslacht en cultuur
Vroeger:
o Men dacht dat vrouwen meer conformeerden dan mannen
o SISTRUNK en McDAVID:
Vroegen aan mannelijke & vrouwelijke deelnemers om een aantal vragen te
beantwoorden over stereotiep mannelijke, stereotiep vrouwelijke & neutrale
onderwerpen
Vrouwen: conformeerden meer aan de zogenaamde meerderheid
van deelnemers bij stereotiep mannelijke onderwerpen
Terwijl voor mannen een dergelijke tendens optrad voor
stereotiep vrouwelijke onderwerpen
Neutrale vragen dergelijke verschillen niet vastgelegd
Men conformeert meer aan onderwerpen waarvan men denkt weinig
relevante kennis te hebben
Sociale druk:
o Voor een publiek vrouwen conformeren meer (omdat ze zich gedwongen voelen)
Gedrag vertonen dat volgens de traditionele geslachtsrollen aanvaardbaar is
Vrouwen vooral geleerd dat ze zich vriendelijk & eerder
onderdanig dienen te gedragen
Mannen:
Zich onafhankelijk & autonoom gedragen
Culturele verschillen:
o Collectivistische culturen:
Nadruk op onderlinge afhankelijkheid, samenwerking & sociale harmonie
Hogere conformiteitscores in collectivistische culturen
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 53
MINDERHEIDSINVLOED
Minderheden in bepaalde omstandigheden een grote impact
o Individuen die afwijkende opvattingen verdedigen
Worden meestal als ‘competent’, ‘sterk’, ‘overtuigd’ en ‘eerlijk’ beoordeeld
Maar tegelijkertijd ‘onsympathiek’
MOSCOVICI:
o Dia’s in verschillende tinten blauw op kleur beoordelen
De handlangers verklaarden telkens dat de dia’s groen waren (verkeerd !)
32 % van de deelnemers rapporteerden dat ten minste 1 dia groen
was
Minderheid niet alleen invloed op de antwoorden die in
groep werden gegeven (maar ook op een latere, individueel
uitgevoerde taak)
De macht van de stijl
MOSCOVICI:
o De gedragsstijl van minderheden is bepalend
Of ze sociale invloed uitoefenen of niet
Niet alleen wat ze verklaren, maar vooral hoe ze een standpunt naar
voren brengen
HOLLANDER:
o Het is beter om eerst te conformeren aan de meerderheid
Pas daarna een afwijkend standpunt in te nemen
Eigenzinnigheidskrediet:
‘Krediet’ dat men verdient door de groepsnormen te volgen
Wat later kan worden ingezet om van de groep af te wijken
Differentiële of unimodale procesmodellen
Zowel minderheden als meerderheden oefenen sociale invloed
o De relatieve impact van meerder – en minderheden
Afhankelijk van het feit of er sprake is van private / publieke vormen van
conformiteit
Afwijkende minderheid:
o Stimuleert de groep in het zoeken van nieuwe & creatieve ideeën
De loutere aanwezigheid van minderheden een betere kwaliteit van de
besluitvorming
Een integratief differentieel procesmodel van minderheids – en meerderheidsinvloed
Integratief differentiële verwerkingsmodel:
o Indien men gemotiveerd is om informatie te verwerken
Zal men de boodschap systematisch verwerken
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 54
Een uniproces model: de sociale impacttheorie
LATANE:
o Sociale impacttheorie:
De sociale invloed van anderen op een doelpersoon afhankelijk van 3
factoren
Sterkte van een bron:
Afhankelijk van de status, competentie / relatie ervan tot de
doelpersoon
Hoe sterker de bron, hoe groter de invloed
Nabijheid:
De afstand tussen de bron & de doelpersoon (tijd & ruimte)
Aantal:
Invloed wordt groter naarmate de bronnen in aantal
toenemen
Dit principe is geldig voor zowel meerder – als minderheden
INSTEMMEN
Instemmen afhankelijk van de verwoording
Redenen geven
LANGER, BLANK en CHANOWITZ:
o Men stemt in met verzoeken zonder erbij na te denken
Verzoek geformuleerd op 3 verschillende wijzen
1. ‘Excuseer, ik moet 5 pagina’s kopiëren. Kan ik de
fotokopieermachine gebruiken ?’
60 % van de studenten (die in de rij stonden) stemde in met
dit verzoek
2. ‘Ik ben gehaast.’
Hij gebruikte een reden voor het verzoek
94 % van de studenten stemde in met het verzoek
3. ‘Excuseer, ik heb 5 pagina’s. Mag ik de fotokopieermachine
gebruiken, want ik moet enkele fotokopieën maken ?’
Zonder een echte reden te geven
93 % van de proefpersonen stemden in met het verzoek
Het woord ‘want’ volstond blijkbaar om de instemming met
het verzoek te verhogen
SANTOS, LEVE en PRATKANIS:
o Handlanger stelde op straat aan passanten ofwel een eerder typisch verzoek (‘Kunt
u een kwartje missen ?’), ofwel een atypisch verzoek (‘Kunt u 37 cent missen ?’)
Atypische verzoeken lokten meer commentaar uit & effectiever
Het aantal personen dat instemde, lag wel 60 % hoger in de atypische
verzoekconditie
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 55
‘Stel je eens voor’
Verkopers hanteren vaak de ‘stel – je – eens – voor’ – techniek
o Om producten / diensten te verkopen
Een positievere attitude & een toegenomen intentie
De wederkerigheidsnorm
Wederkerigheidsnorm:
o Je doet voor iemand iets terug wanneer hij / zij iets voor jou gedaan heeft
Of iemand behandelen zoals hij / zij je behandeld heeft
o Verhoogt de voorspelbaarheid & eerlijkheid in sociale interacties
Misbruik om zelf voordeel te behalen
REGAN:
o 1 deelnemer & 1 handlanger van de onderzoeker (frisdranktraktatie)
Tijdens een korte pauze verliet de handlanger de onderzoekskamer, waarna
hij even later terugkeerde met 2 flesjes cola, één voor hemzelf & één voor de
deelnemer
Handlanger vroeg aan de deelnemer of die hem een plezier wilde
doen (tombolabiljetten = 25 dollarcent / stuk)
Indien de handlanger de deelnemers eerder een flesje cola
had gegeven, kochten de deelnemers bijna dubbel zoveel
(flesje cola = 0.15 dollarcent / stuk)
Meer instemming bij een onmiddellijk verzoek, maar niet na 1
week
o Strategisch inzetten om mensen te manipuleren
Met verzoeken instemmen
Crediteurs:
o Individuen die vaak wederkerigheid hanteren om instemming te verkrijgen
Tweestappen instemmingstechnieken
De voet tussen de deur
Voet – tussen – de – deur:
o Eerst een klein verzoek (moeilijk te weigeren)
Instemmen met het eerste verzoek vergroot de kans dat men met een
volgend, groter verzoek instemt
FREEDMAN en FRASER:
Proefleider deed zich voor als een vertegenwoordiger van
een consumentenorganisatie die huisvrouwen telefonisch
enquêteerde over huishoudproducten
Eerst een klein verzoek
53 % stemde in met het tweede verzoek
22 % stemde in met het tweede verzoek, zonder in te
stemmen met die eerste
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 56
o Zelfperceptietheorie:
Door de observatie van het eigen gedrag in de eerste situatie, percipieert de
doelpersoon zichzelf als iemand die vriendelijk is
Zodra de bal aan het rollen is
Zodra – de bal – aan – het – rollen – is:
o Tweestappenstrategie:
Eerst engagement verkrijgen door een interessante deal voorstellen
Indien de doelpersoon akkoord gaat, blijkt naderhand echter dat de
kosten verhoogd worden
‘Het spijt me, we moeten de prijs met 500 euro verhogen’
o JOULE:
Aan de rokers vroeg men of men bereid was om een korte vragenlijst in te
vullen
Maar ! Gedurende 18 uur vóór de studie geen enkele sigaret
aanraken
Het aantal vrijwilligers in deze conditie bedroeg 85 %
Controleconditie:
Rokers werd meteen verteld dat ze 18 uur rookvrij dienden te
zijn slechts 12 % van de deelnemers bereid om mee te
werken
o Naarmate men meer positieve eigenschappen ontdekt, is men minder geneigd om
van mening te veranderen
Een gevoel van verplichting tegenover de persoon met wie men
onderhandeld heeft
De deur tegen de neus
Deur – tegen – de – neus:
o Iemand doet een eerste veeleisend verzoek (waarop natuurlijk niet wordt ingegaan)
en daarna een tweede aanvaardbaar verzoek
o CIALDINI, VINCENT, LEWIS, …:
Aan studenten werd gevraagd of ze bereid waren om gedurende 2 jaar 2 uur
per week vrijwilligerswerk te doen
Bijna iedereen wees het verzoek af
Toen de proefleider een nieuw, minder veeleisend verzoek
deed, kreeg hij meer bijval (2 uur durend bezoek aan de
dierentuin)
Van de studenten die het eerste verzoek afwezen,
stemde 50 % toe
o Indien het tweede verzoek van een andere persoon komt werkt niet
o Een emotionele component speelt ook mee
Schuldgevoelens
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 57
Het is nog niet klaar, hoor !
Het – is – nog – niet – klaar:
o Ook hier een groot verzoek
Een product wordt eerst tegen een bepaalde prijs aangeboden
Maar nog voordat de koper de kans krijgt om in te stemmen / te
weigeren, voegt de verkoper aan toe ‘Het is nog niet klaar, hoor !’
Aanbieding aantrekkelijker maken de prijs wordt
verlaagd of een bonus aangeboden
o BURGER:
Gebakjes kostten eerst 1 dollar
Maar voordat de kopers konden antwoorden prijs verlaagd tot 75
dollarcent
Een zogenaamde prijsvermindering verkoop steeg van 44
tot 73 %
Richting Afstand Techniek Omschrijving
Van klein naar groot Van groot naar klein
Groot Voet-tussen-de-deur Begin met een heel klein verzoek waar men gemakkelijk mee kan instemmen. Daarna volgt een tweede, veel groter verzoek
Klein Zodra-de-bal-aan-het-rollen-is
Sluit een overeenkomst over een verzoek, maar vergroot naderhand de omvang van het verzoek door verborgen kosten te onthullen
Groot Deur-tussen-de-neus Begin met een heel groot verzoek dat zeker afgewezen wordt. Doe vervolgens het bescheiden verzoek
Klein Het-is-nog-niet-klaar Begin met een ietwat overdreven verzoek. Doe dan direct voordat de koper kan reageren, een aantal concessies
Assertiviteit
Assertiviteit:
o Zich niet inschikkelijk tonen door weigeren in te gaan op direct gerichte verzoeken
Vleierij, geschenken & andere listen
o Bevorderen instemmen, maar niet wanneer ze als oneerlijk ervaren worden
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 58
GEHOORZAAMHEID
Gehoorzaamheid:
o Uitvoeren van een bevel van een autoriteit
o BUSHMAN:
Een mannelijke handlanger gaf aan voorbijgangers allerlei bevelen
Handlanger in burgerkleren
Slechts 1 / 3 van de voorbijgangers volgde zijn bevelen op
Handlanger in uniform
9 / 10 personen gehoorzaamden
Uniformen bevorderen het opvolgen van bevelen van een autoriteit
MILGRAMs onderzoek: krachtlijnen van vernietigende gehoorzaamheid
MILGRAM:
o Onderzoek leraar vs leerling (in feite een medewerker van de onderzoeker)
Het geheugen van de leerling moest worden getest
Indien hij fouten maakt met toenemende intensiteit elektrische
schokken toedienen
Indien het antwoord correct is, dan gaar men door naar de volgende
vraag
Bij een verkeerd antwoord het juiste antwoord geven & een schok
dienen
Naarmate het experiment vordert, maakt de leerling steeds
meer fouten (steeds zwaardere schokken)
Boven 330 volt men hoort de leerling niet meer (geen
echte schokken uiteraard !)
72 % beweerde dat men hoogstens tot 150 volt zou
doorgaan
28 % nooit hoger dan 300 volt
o Alarmerend hoge mate van gehoorzaamheid
Gemiddeld 65 % ging door tot het hoogste schokniveau van 450 volt
De basisresultaten van MILGRAM werden in verschillende landen
bevestigd
Men is geneigd om de bevelen van legitiem beschouwde
autoriteiten op te volgen
Gehoorzaamheid universeel
Het gehoorzame individu
Deelnemers waren geen ‘slechte’ mensen
o De situatie (de autoriteit) was bepalend voor gedrag
Mensen met hoge autoritarisme-score eerder bereid om intensieve
schokken toe te dienen
Impact van enkele variabelen:
o De autoritaire figuur; de nabijheid van het slachtoffer & de experimentele procedure
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 59
De autoriteit
Autoriteit MILGRAM onderzoek:
o Opvallend zwak
De proefleider was geen uitzonderlijk machtige figuur / autoriteit
Fysieke aanwezigheid en zijn ogenschijnlijk legitimiteit
Speelden een belangrijke rol bij het aanzetten tot
gehoorzaamheid
Status proefleider verminderen:
o MILGRAM verplaatste zijn experiment naar een vervallen kantoorgebouw in de stad
Gehoorzaamheidsscore kalfde af tot 45 %
Proefleider vervangen door een gewone deelnemer
o Gehoorzaamheidsscore daalde tot 20 %
Proefleider wel leiding, maar bevelen op afstand (via de telefoon):
o Slechts 21 % vertoonde totale gehoorzaamheid
Het slachtoffer
Basisexperiment MILGRAM:
o Slachtoffer zit in een andere kamer de communicatie verloopt via intercom
Beiden in dezelfde kamer ?
‘Slechts’ 40 % van de deelnemers werkte het experiment volledig af
Indien de deelnemers gevraagd werd om de hand van het
slachtoffer vast te nemen volledige gehoorzaamheid
daalde tot 30 %
De procedure
MILGRAM:
o Proefleider nam alle verantwoordelijk op zich
Wanneer onderzoeksdeelnemers persoonlijk verantwoordelijk gesteld worden
Daalt de mate van gehoorzaamheid aanzienlijk
KILHAM en MANN:
o Onderscheid tussen personen die bevelen doorgeven & diegenen die ze
daadwerkelijk dienen uit te voeren
Zoals de soldaten in de concentratiekampen
Een overbrenger ? de overbrengers gehoorzaamden meer (54 %)
dan de uitvoerders
Graduele toename van de schokintensiteit
o Toenames van 15 volt zijn vrij klein
Interview met folteraars:
o Eerst begonnen met relatief onschadelijke praktijken steeds driestere opdrachten
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 60
MILGRAM in de 21ste eeuw
MILGRAM:
o Onderzoek voldoet niet aan de ethische normen
Een procedure die psychologische schade kan berokkenen
o Onderzoek voldoet wel degelijk aan de ethische normen
BURGER:
o Procedure vergelijkbaar met het oorspronkelijke experiment van MILGRAM
Bij MILGRAM 83 % van de deelnemers was bereid om schokken te geven
boven het niveau van 150 volt
Bij BURGER 70 % van de deelnemers was bereid om schokken te geven
boven het niveau van 150 volt
MEEUS en RAAIJMAKER:
o Ipv het toedienen van fysieke pijn deelnemers moesten psychische leed
berokkenen aan een slachtoffer
Verzet
Sociale beïnvloedingsprocessen
o Veroorzaken niet alleen onderdanigheid tegenover een gezagsdrager
Maar kunnen evengoed tot opstand & verzet leiden
Trotseren:
o Weigeren om een bevel van een autoriteit uit te voeren
GAMSON, FIREMAN en RYTINA:
o Het is moeilijker om groepen te laten gehoorzamen dan individuen
In een groep er is wel steeds iemand die weigert ongehoorzaamheid
o Groepen:
Bieden geen sluitende garantie tegen destructieve gehoorzaamheid
Hebben duidelijk macht over groepsleden
Macht kan destructief / constructief aangewend worden
SLOTWOORD
Situatie speelt een heel belangrijke rol
Tegenwoordig:
o Een voorkeur voor onafhankelijkheid, assertiviteit en trotseren
Amerikaanse moeders (1924) hun kinderen ‘gehoorzaamheid’ & ‘loyauteit’
toewensen
Amerikaanse moeders (1978) de voorkeur aan ‘onafhankelijkheid’ en
‘verdraagzaamheid’
Sociale beïnvloeding:
o Is cultuur – en tijdsgebonden
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 61
Hoofdstuk 10 Agressie
MENSENKENNIS KRITISCH BEKEKEN
Het feit dat er belangrijke culturele & historische verschillen zijn in uitingen van geweld,
weerlegt de stelling dat agressie genetisch bepaald wordt (fout)
Kinderen die lijfstraffen krijgen omdat ze zich agressief gedragen hebben, worden minder
agressief (fout)
Een zware straf is het beste om verstokte criminelen hun hinderlijke gedrag af te leren (fout)
Hitte maakt mensen loom en daardoor minder agressief (fout)
Lekkeer stoom afblazen door naar een gewelddadige film te kijken, vermindert de kans op het
stellen van agressief gedrag (fout)
Kinderen blootstellen aan mediageweld leidt tot meer agressief gedrag op volwassen leeftijd
(juist)
WOORD VOORAF
Agressie in Haren (Facebook – uitnodiging)
o Agressie is bijzonder storend & destructief
WAT IS AGRESSIE ?
Agressie:
o Gedrag bedoeld om iemand te kwetsen die niet wenst gekwetst te worden
Gedrag bedoeld om een andere persoon ongewenste schade te berokkenen
Schade:
Elke vorm van ongewenste gevolgen voor het slachtoffer
Bv Een lichamelijke letsel, het wegnemen / vernietigen van
bezittingen, het kwetsen van gevoelens
o Individuen kunnen ook agressief optreden tegen zichzelf
Valt niet binnen het perspectief van de sociale psychologie
BARON en RICHARDSON:
o Definitie agressie 3 belangrijke kenmerken
Motivatie om te schaden (doel)
Intentie om dit gedrag uit te voeren (expres, opzettelijk)
Ongewenst door het slachtoffer (doelpersoon wenst dit gedrag niet te
ondergaan)
Meten van agressie:
o Geen objectieve maatstaf
Precieze intenties van de andere persoon nooit met 100 % zekerheid kennen
Typering van gedrag als agressief
o Subjectief
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 62
Verschillende vormen van agressie:
o Fysieke agressie:
Gedrag bedoeld om iemand lichamelijk te kwetsen
o Verbale agressie:
Communicatie bedoeld om iemand mentaal te kwetsen
Bv Schelden, vloeken en beledigen
o Spontane agressie:
Niet uitgelokt
o Reactieve agressie:
Wel uitgelokt, na provocatie
o Individuele agressie
o Collectieve agressie
o Instrumenteel agressie:
Iemand schade berokkenen om iets waardevols te verkrijgen
Zonder enig gevoel van boosheid
Schade berokkenen om een bepaald doel te bereiken
Bv Gijzeling voor losgeld / terroristische aanslagen met het
oog op politieke doelstellingen
o Emotionele agressie:
Iemand schade berokkenen omwille van de schade
Pestgedrag
Pestgedrag:
o Agressief gedrag gericht op slachtoffers die zichzelf niet gemakkelijk kunnen
verdedigen
Komt meestal voor op school & het werk
o Komt steeds meer voor op het internet
SHARP:
o 1 / 3 van de leerlingen uit de middelbare scholen in Engeland rapporteerden
incidenten waarbij ze werden gepest
Weerslag op hun verdere schoolloopbaan
Reacties zoals paniek / nervositeit op school
Finse studie:
o Meisjes die aangaven vaak gepest te worden maakten 6.3 x meer kans op
zelfmoord dan het gemiddelde
Bij jongens constateerde men 4 x grotere kans
Schadelijke psychologische impact van pestgedrag
o Sterk aangevoeld door kinderen met een lage zelfwaardering
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 63
De meting van agressie
Gedragsobservatie & rapportering
o Rapportering:
Zelfrapportering
Of door bekenden van de doelpersoon
o Beste strategie:
Veelheid van methodes hanteren
Met elk hun sterke & zwakke kanten
Observatie
Observatie van agressief gedrag:
o Meestal in de context van laboratoriumstudies
Door de onderzoekers worden experimentele omstandigheden gecreëerd
Agressie wordt meestal op een ‘zachte wijze’ bestudeerd
Rapportering
Zelfrapportering:
o Individuen beschrijven hun eigen agressieve neigingen
Agression questionnaire:
o Het meest gebruikte instrument dat individuele verschillen in agressie meet
o BUSS en PERRY:
Onderscheid tussen twee soorten van agressief gedrag
Fysieke agressie & verbale agressie
Aanvaarding van interpersoonlijk geweld:
o De overtuiging dat gedrag dat fysieke, psychische / seksuele schade berokkent aan
een partner in een hechte relatie aanvaardbaar is
Aanvaarding van verkrachtingsmythes:
o Foute overtuigingen over verkrachting, verkrachters en hun slachtoffers waardoor
dader van verkrachting vrijgepleit worden voor hun daden en slachtoffers als de
schuldigen wordt aangewezen
Probleem zelfrapportering:
o Neiging om sociaal onwenselijke gedragingen
Bv Agressie ontkennen / minimaliseren
Andere databronnen
Misdaadstatistieken
o Echter niet samengesteld voor onderzoeksdoeleinden
Krantenberichten
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 64
CROSSNATIONALE EN INTRACULTURELE VERSCHILLEN
Crossnationale verschillen
Moordcijfers het hoogst in Latijns – en Midden – Amerika
o Ook Oost – Europese landen hebben vaak hoge moordcijfers
Geweldniveaus in de VS op een opmerkelijk hoog peil
o Gebruik van vuurwapens !
Japan:
o 64 % van de vrouwen werd ooit in de metro bestast
Een tik onder echtgenoten
o India 80 % van de respondenten vond dit gedrag aanvaardbaar
Wel moet de man de actor zijn
o VS slechts 24 % van de respondenten
Geweldloze samenlevingen:
o Beklemtonen coöperatie & samenwerken
Intraculturele verschillen
Agressie:
o Afhankelijk van geslacht, leeftijd en etnische achtergrond
Geslachtsverschillen
Mannen gewelddadiger
o Personen van het mannelijk geslacht vertonen meer fysieke agressie
Zelfs bij kinderen tussen 3 & 6 jaar:
Jongens fysiek agressiever dan meisjes
Mannen:
o 4 x meer kans om vermoord te worden in de VS
RICHARDSON en HAMMOCK:
o Geslachtseffect afhankelijk van het type van agressie
Jongens meer geneigd om openlijk agressief te zijn
Meisjes meer geneigd om relationeel agressief te zijn
Relationele agressie:
Sociale manipulatie met het oog op het kwetsen van iemand
Bv Voorliegen, roddel en achterklap verspreiden
CARD et al.:
o Meisjes meer geneigd om relationele agressie te hanteren
Hechten meer waarde aan relaties & intimiteit
Vinden relationele agressie doeltreffend
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 65
Leeftijd
Toegenomen interpersoonlijke agressie
o Meer collectieve uitingen van geweld
Veroudering:
o Daling van het geweld
Etnische achtergrond
Merendeel van de daders (VS)
o Afro – Amerikanen
Merendeel van de slachtoffers (VS)
o Afro – Amerikanen
Moordstatistieken:
o Een sterke intra – etnische component
Meer dan 90 % van de zwarte slachtoffers wordt vermoord door zwarten
85 % van de blanke slachtoffers wordt gedood door blanken
DE OORSPRONG VAN AGRESSIE
Het erfelijkheidsperspectief
Aangeboren eigenschappen:
o Inherent aan het individu
Drifttheorieën
Evolutionaire psychologie
Gedragsgenetica & biologische processen (houden verband met hormonen &
neurotransmitters)
Drifttheorieën
Drifttheorieën:
o Alle gedachten, intenties & gedragingen ontstaan vanuit aangeboren driften
o FREUD:
Psychoanalytische theorie
Levensdrift (Eros) in leven blijven & zich voortplanten
Doodsinstinct (Thatanos)
Agressie tegenover anderen overwinning van de
levensdrift
Doodsinstinct wordt naar anderen gericht in plaats van naar
het zelf
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 66
De evolutionaire benadering
Evolutionaire benadering:
o Niet de overleving van het individu, maar de overleving van de genen
Het genetische materiaal van het dominante mannetje wordt overgedragen
via de nakomelingen
DALY en WILSON:
o Natuurlijke ouders minder geneigd (dan stiefouders) om hun kinderen te
mishandelen / vermoorden
Kans op kindermishandeling :
De kans is groter door een stief – of pleegouder (dan door
biologische ouders)
Zuiver evolutionair perspectief:
o Vrouwen hebben de voorkeur voor mannen die een hoge status hebben
Agressie (voor mannen) een middel om die status te verwerven & te
behouden
Geweld van mannen tegenover vrouwen door seksuele
jaloersheid
Gedragsgenetica
Gedragsgenetica:
o Studie van de erfelijkheid van het gedrag
De rol van hormonen en neurotransmitters
Testosteron:
o Het mannelijke geslachtshormoon mannen fysiek agressiever dan vrouwen
Correlatie tussen het testosterongehalte & fysieke agressie / geweld
Vrouwen lager niveau van testosteron
Toch ook een verband tussen testosteron & agressie
o Maar geen afdoende bewijs dat testosteron ‘de’ oorzaak is van agressie
o Om ethische redenen het testosterongehalte niet manipuleren
o Toedienen van mannelijke hormonen
Verhoogde de vatbaarheid voor agressie
Het verlies van hormonen bij de mannelijke transseksuelen
Ging gepaard met een afname in de agressieve geneigdheid
Neurotransmitter serotonine
o Lage serotoninegehalte bij mens & dier gaat gepaard met een verhoogde agressie
Medicatie die serotonineactiviteit stimuleert
Kan de agressiviteit temperen
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 67
Het leersperspectief
BANDURA:
o Agressief gedrag wordt sterk bepaald door het leerproces
Gedrag wordt beloond zal later meer optreden
Gedrag wordt bestraft zal later minder optreden
Leren uit eigen ervaring
Positieve bekrachtiging:
o Wanneer de agressie de gewenste resultaten oplevert
Bv Een kind krijgt speelgoed door een ander kind te slaan in de toekomst
het nog slaan om speelgoed te verwerven
Negatieve bekrachtiging:
o Agressie verhindert ongewenste resultaten / maakt onmogelijk
Agressie:
o Meer positieve dan negatieve gevolgen kinderen worden agressiever
Straf:
o Om agressief gedrag tegen te gaan
Echter een minder effectief leermiddel dan belonen
Bestraffing:
o Kan agressie beperken wanneer
1) De straf onmiddellijk op het agressieve gedrag volgt
2) De straf groot genoeg is om de agressor af te schrikken
3) De straf consequent wordt toegepast & wordt al eerlijk en rechtvaardig
ervaren
Gevaren van bestraffing
Bestraffing:
o Matig effectief
o Levert ook enkele problemen
Onbillijk / willekeurig kan wraakgevoelens oproepen
Wanneer het strafregime wegvalt het gedrag treedt vaak opnieuw
Enkel het gedrag wordt aangepast, maar niet de attitudes & normen
Terugkaatsingseffect
Door de onderdrukking van het gedrag
Het toedienen van lijfstraffen vergroot de kans op agressief
gedrag
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 68
Bestraffing als wapen tegen delinquentie
Effectief indien er geen recidivisme optreedt
VAN DER WERFF:
o Recidivecijfers van beklaagden van een misdrijf in gerechtelijke strafzaken
Binnen de 6 jaar recidiveerde 51 % van de veroordeelden
Terwijl slechts 38 % van de geseponeerden recidive pleegden
Vervolgonderzoek:
o Van diegenen die veroordeeld waren bijna 60 % kwam binnen de 6 jaar weer in
aanmerking met justitie
Besluit:
De recidivecijfers liggen tamelijk hoog (de beperkte effecten van straf)
De veroordeelden recidiveerden meer dan de geseponeerden
(helemaal geen straf ontvangen)
Two – Pathway – model (MOFFITT)
o Verklaart waarom een deel van de gestraften recidiveert en een ander deel niet
Onderscheid tussen 2 groepen delinquenten:
Zij die al op zeer jonge leeftijd beginnen (en van criminaliteit een
lange carrière maken)
Life – course – persistent criminelen
Delinquenten die tijdens de adolescentie beginnen & spontaan
ophouden (wanneer ze ongeveer 20 jaar zijn)
Adolescent – limited criminelen
Sociaal leren
Sociale leertheorie:
o Gedrag wordt aangeleerd door observatie van anderen die beloningen / straffen
ontvangen
o BANDURA, ROSS en ROSS:
Kinderen hadden een volwassene gezien die een opblaasbare pop – Bobo
Doll genaamd – rondslingerde, er met een hamer op sloeg en schopte
Kinderen later agressiever tegenover de pop
Wanneer de volwassenen voor dit gedrag beloond werden
Volwassenen werden bestraft ?
Kinderen stelden dit agressieve gedrag niet
o Follow – uponderzoek:
De modellen hoven niet lijfelijk aanwezig te zijn
Bv Televisiepersonages kunnen invloedrijke modellen zijn voor
agressie
o Geslachtsverschillen leerervaringen die in de opvoeding vervat zitten
Jongens & meisjes worden verschillend beloond & gestraft + hebben
verschillende modellen
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 69
RODKIN, FARMER, PEARL en VAN ACKER:
o Agressieve jongens zijn vaak heel populair
+ Vertonen in de lagere school meestal een hoge mate van sociale integratie
Geweldcijfers:
o HARRIS:
Liggen hoger in Latijns – Amerikaanse dan in Noord – Europese & Noord –
Amerikaanse staten
Het erfelijkheids –of omgevingsdebat
Rechtsgezinde politici:
o Agressie is in belangrijke mate toe te schrijven aan genetisch overgeërfde, stabiele
eigenschappen
Die al vanaf de geboorte aanwezig zijn
Linksgezinde politici:
o De context & het milieu waarin de delinquent opgroeide
SOCIAALPSYCHOLOGISCHE THEORIEËN VAN AGRESSIE
Frustratie
Frustratie – agressie – hypothese:
o De stelling dat
(1) frustratie altijd tot agressie leidt en
(2) dat agressief gedrag altijd het gevolg is van frustratie
o Bovendien:
Alle vormen van agressie ontstaan uit frustratie
Verplaatsing:
o Agressie tegenover een andere doelpersoon dan de bron van de frustratie
Hetzij uit vrees voor de bron
Hetzij door afwezigheid van de oorspronkelijke frustratiebron
Catharsis:
o Afzwakking van agressiviteit als gevolg van het inbeelden, waarnemen / feitelijk
stellen van agressief gedrag
Werd door onderwijs – en andere deskundigen aangevoerd ter
rechtvaardiging van het beoefenen van gewelddadige sporten
HOVLAND en SEARS:
o Relatie tussen economische frustratie & agressief gedrag van blanken tegenover
zwarten
Sterke negatieve correlatie tussen economische welvaart & het aantal
lynchpartijen van Afro – Amerikaanse mannen
Aantal moorden nam beduidend toe naarmate de economische
welvaart afnam
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 70
Negatief affect
BERKOWITZ:
o Frustratie slechts één van de vele wegen die tot agressie leiden
Via het creëren van negatieve, onaangename gevoelens
Bv Lawaai, slechte geuren, sigarettenrook, fysieke pijn, …
o Provocatie:
Verhoogt eveneens de agressie
Roept het negatief affect op
o Hitte:
De factor die het meest bestudeerd werd als oorzaak van agressie
Bij grote hitte het verliezen van zelfbeheersing & zich agressiever
gedragen
Zomerperiode meer gewelddaden dan in de winter
Meer geweld in warme dan in koudere jaren
Collectieve uitingen van geweld het hoogst tijdens de
zomermaanden
Klimaatopwarming een stijging van de agressie
Onaangename koude temperaturen verhogen ook de
agressie
BARON en BALL:
o Deelnemers werden door een handlanger geprovoceerd
Werden boos gemaakt
Maar wanneer ze grappige cartoons te zien kregen waren ze
minder wraaklustig
Fysiologische opwinding
Intensiteit van de opwinding:
o Speelt eveneens een rol bij het ontstaan van agressie
Opwindingstransfer:
o Opwinding wordt opgewekt door 2 / meer stimuli
Maar schrijft de totale opwinding toe aan één van de stimuli
o ZILLMANN, KATCHER en MILAVSKY:
Mannelijke deelnemers werden door een handlanger al dan niet boos
gemaakt
Daarna moest de helft van de deelnemers een oefening uitvoeren die
een grote fysieke inspanning vergde
Terwijl de andere helft een niet – inspannende taak volbracht
Vervolgens werden alle deelnemers in de gelegenheid gesteld om de
handlanger elektrische shocks te geven (‘leerexperiment’)
De deelnemers die boos waren gemaakt + die bovendien een fysieke
inspanning leverden gaven grotere shocks dan de deelnemers
die niet boos waren / geen fysieke inspanning hadden geleverd
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 71
o Beperkt zich niet tot fysieke inspanning
Lawaai, snel bewegende beelden & opwindende muziek verhogen
eveneens de agressie
Ook hitte verhoogt de opwinding
Hitte werkt op twee wijzen agressieverhogend (negatief affect én
door opwinding)
Opwinding – affectmodel:
o Agressie wordt beïnvloed door
De intensiteit van de opwinding
De aard van de emotie die wordt opgewekt
Cognitieve processen
Cognitieve neoassociatietheorie:
o Onaangename ervaringen roepen automatische associaties op
Met agressiegerelateerd materiaal en woede en angst
Sterke verbanden tussen gedachten, herinneringen
o Geheugen:
Als een verzameling van schema’s
Waarbij concepten aan elkaar verbonden worden door associatieve
paden
Vormen een associatief netwerk
Automatische activatie
Wapens:
o Het zien van een geweer / een mes:
Alle aan agressie gerelateerde concepten worden geactiveerd
o Wapenbezit:
Een situationele wenk die automatisch agressieve gedachten opwekt
BERKOWITZ en LEPAGE:
o De loutere aanwezigheid van wapens zorgt ervoor dat mannelijke deelnemers
(die vooraf werden uitgedaagd)
Meer & zwaardere elektroshocks toedienen aan de handlanger
Wapeneffect:
o Het feit dat loutere aanwezigheid van wapens agressief gedrag stimuleert
ANDERSON, ANDERSON en DEUSER:
o Deelnemers die foto’s van wapens te zien kregen (ipv neutrale foto’s) activeerden
automatisch agressieve gedachten
Vijandige woorden (Bv aanval, slachtpartij, oorlog, …) bleken in het geheugen
meer toegankelijk te zijn dan voor deelnemers die neutrale foto’s hadden
bekeken
o Kortom:
Wapens op zich zorgen voor verhoogde agressie
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 72
Hogere – orde cognitie
Cognitieve hogere – orde verwerking:
o Doelbewuste, weloverwogen informatieverwerking
Matigende informatie:
o Informatie over de situatie van een persoon
Waaruit men kan opmaken dat hij / zij niet de volle verantwoordelijkheid
draagt voor handelingen die schade toebrachten
Waardoor de waargenomen intentie om schade te berokkenen
genuanceerd wordt
o Indien iemand niet de intentie had om te schaden
Minder geneigd om zelf agressief te reageren
o Iemand die zich voor toegebrachte schade verontschuldigt vermindert de kansen
op vergelding
Strafrecht:
o Ontoerekeningsvatbaarheid, dwang, onwetendheid / zelfverdediging
Vrijgesteld van straf voor agressie
Alcohol:
o Zet vaak aan tot agressief gedrag
Zelfs individuen die gewoonlijk niet agressief zijn, worden agressiever als
ze meer drinken
Vijandigheidsattributievertekening:
o Gedrag van anderen als vijandig interpreteren
Dergelijke vijandige percepties verhogen hun agressie
Een integratief model van agressie
Leiden tot agressief gedrag:
o Negatief affect
o Opwinding
o Agressie gerelateerde gedachten
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 73
DE INVLOED VAN GEWELDMEDIA
Consumptie van mediageweld zelf agressief gedrag stellen
Geweld in de media
Geweld op tv:
o Beperkt zich niet tot een volwassen publiek
Geweld in reclame & tekenfilms
Blootstelling aan massale hoeveelheden geweld in de media impact op de agressiviteit in
het werkelijke leven
o Maar mediageweld is geen voldoende & noodzakelijke voorwaarde voor agressie &
geweld
Toch is er een positief verband tussen blootstelling aan geweldmedia &
agressief gedrag
Gewelddadige videospelletjes:
o Blootstelling aan gewelddadige games is significant gerelateerd aan een toename van
agressief gedrag
Maar ook aan agressieve gedachten, agressieve gevoelens en een afname
van het hulpgedrag
JOHNSON, KELLY en LEBLANE:
o Jonge Afro – Amerikaanse mannen toleranter tegenover geweld in het algemeen &
tegenover vrouwen
Maar: meer geneigd om geweld te gebruiken wanneer ze kort tevoren aan
gewelddadige rapmuziekvideo’s werden blootgesteld
o Het spelen van een videogame waarin seksistisch gedrag aan bod komt
Leidt tot meer seksistische attitudes bij mannelijke studenten (met een hoger
dan gemiddeld niveau van vijandigheid)
Langetermijneffecten
ANDERSON en BUSHMAN:
o Ook voor longitudinale correlationale studies werd een verband gevonden
Het zien van mediageweld & agressie
Een significant verband tussen blootstelling aan tv – geweld op 8
jarige leeftijd & de mate van agressie op veel latere leeftijd
Verschillen tussen mannen & vrouwen
o Met betrekking tot het verband tussen de consumptie van geweld op kinderleeftijd &
later agressief gedrag
Deze slechte langetermijneffecten van geweldmedia niet beperkt tot de
westerse wereld
Maar niet bij Australische kinderen / bij de kinderen die in een
Israëlische kibboets woonden
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 74
Waarom hebben de media deze effecten ?
Geweldscènes in de kindertijd
o Kan de waarden & attitudes veranderen
Of de houding tegenover agressie beïnvloeden
Voortdurend blootstelling aan agressie:
o Agressieve gedachten & gevoelens vormen een steeds uitgebreider netwerk
Worden bovendien gemakkelijker uit het geheugen opgeroepen
o Frequente blootstelling invloed op de ontwikkeling van agressiescripts bij kinderen
& adolescenten
Media:
o Ook algemene effecten (die niet alleen voor agressie gelden)
Habituatie:
o Adaptatie aan iets waarmee men vertrouwd is
Waardoor zowel de fysiologische als de psychologische reacties afnemen
Dus: interessant & nieuw stimulus ? krijgt veel aandacht & wekt
fysieke opwinding op
Cultivering:
o De massamedia construeert voor hun publiek een eigen versie van de sociale
realiteit
Wordt als werkelijk bestaand gepercipieerd (fictief)
Bv De media stellen de wereld gewelddadiger voor dan die in
werkelijkheid is
Mensen in het echte leven banger & wantrouwiger maken
Mensen aanzetten tot het stellen van agressief
gedrag
o Beïnvloedt de tolerantie tegenover agressief gedrag
Pornografie
Pornografie:
o Kan tot negatieve effecten leiden
Expliciet seksueel materiaal, ongeacht de morele / onethische kwaliteiten
ervan
Onderscheid geweldloze vs. gewelddadige pornografie
Het bekijken van aantrekkelijk naakt:
o Leidt tot een aangename emotionele respons & een zeker seksuele opwinding
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 75
Geweldloze pornografie
De meeste schadelijke gevolgen bij diegenen die chronisch seksueel agressief zijn
o KINGSTON, MALAMUTH:
Relatief agressieve mannen reageren op dezelfde beelden op een heel
andere manier dan minder agressieve mannen
Herhaalde aanbieding van geweldloze pornografie ?
o Heeft toch effecten op agressie
ZILLMANN en BRYANT:
o Toonden gedurende een periode van 6 weken 18 / 36 geweldloze pornofilms aan
mannelijke & vrouwelijke universiteitsstudenten
Controlegroepen zagen neutrale films
Er was een duidelijke habituatie – effect
Herhaalde blootstelling aan pornografie verminderde de
fysiologische opwinding bij nieuw pornografisch materiaal
o Onderzoek ivm een rechtszaak
Slachtoffer werd verkracht:
De deelnemers die vooraf veel pornofilms hadden gezien
adviseren voor de verkrachter een kleinere straf
+ De mannen die veel pornografie hadden bekeken meer
negatieve attitudes tegenover brouwen dan de andere
deelnemers
Conclusie:
o Pornografie:
Leidt niet direct tot meer agressie, maar de attitudes veranderen wel
Waardoor eventueel de tolerantie tegenover toekomstige agressie
verhoogt
Gewelddadige pornografie
Het toevoegen van geweld aan pornografie ?
o Verhoogt de kans op schadelijke effecten aanzienlijk
o PAIK en COMSTOCK:
Verband tussen tv – geweld & agressie het grootst voor gewelddadige
pornografie
Dit effect is geslachtsgebonden
WANT enkel de agressie van mannen tegenover vrouwen
stijgt aanzienlijk
Net zoals wapens & alcohol
o Kan gewelddadige pornografie (zonder voorafgaande provocatie) de agressie
verhogen
DONNERSTEIN en BERKOWITZ:
Vrouwen afschilderen als gewillige deelneemster die ervan ‘genieten’
om het slachtoffer van misbruik & mishandeling te zijn
Een seksueel opgewonden vrouwelijke slachtoffer van
geweld ? leiden vanzelf tot agressie
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 76
Het lijden van het slachtoffer werd beklemtoont ?
Agressieverhogend effect bij mannen die werden
geprovoceerd
o CHECK en GULOIEN:
Mannelijke deelnemers die dehumaniserende pornografie hadden gezien
Zouden een vrouw ertoe dwingen tegen haar wil een seksuele daad
te stellen
Zouden ook eerder een vrouw verkrachten (wanneer de
pakkans nihil is)
o MALAMUTH en CHECK:
Onderzoek naar de attitudes over geweld tegenover vrouwen & opvattingen
over verkrachting
Mannelijke studenten die een seksueel agressieve film hadden
gezien
Vertoonden een grotere tolerantie tegenover
interpersoonlijk geweld op vrouwen
& Een iets grotere aanvaarding van verkrachtingsmythes
Profiel van de verkrachter:
o Mannen:
Raken seksueel opgewonden bij het zien van gewelddadige pornografie
& Hebben vrouwonvriendelijke attitudes
Keuren geweld tegenover vrouwen goed
Het mogelijke gevaar inschatten
Er zijn verschillende types van misdadigers
o En er zijn culturele verschillen
Japan extreem gewelddadige pornografie is overal verkrijgbaar
Maar de statistieken voor verkrachting zijn bijzonder laag
India expliciete seksuele gedragingen zijn strafbaar
Maar de statistieken voor verkrachting zijn ontzettend hoog
VERBORGEN GEWELD
3 soorten verdoken geweld:
o Seksuele agressie
o Fysieke agressie tussen partners
o Kindermishandeling
Seksuele agressie
Seksuele agressie:
o Een andere persoon dwingen tot seks
Door het hanteren van strategieën zoals het uitoefenen van fysieke kracht,
verbale druk;
Of het misbruik maken van het feit dat iemand weerloos is
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 77
Criminaliteitscijfers:
o Mannen zijn meestal de dader & vrouwen meestal het slachtoffer
Middelen zoals alcohol / drugs:
o Wekken lust op, verminderen angsten & remmingen + leiden tot geheugenverlies
Gevolgen van verkrachting:
o Kunnen ernstig zijn
Posttraumatische stressstoornis (steeds weer herbeleven) & beelden en
herinneringen komen steeds terug
o Zich emotioneel afsluiten
o Soms worden de slachtoffers door anderen verantwoordelijk gesteld voor de
verkrachting
Partnergeweld
Partnermishandeling:
o Fysiek geweld, of de dreiging daartoe
Gericht van de ene partner naar de andere in een hechte relatie
Is een wereldwijd fenomeen
o Bronnen:
Nationale cijfers van criminaliteit
Zelfrapportering
o Amerikaanse criminaliteitscijfers:
Er worden 4 x meer vrouwelijke partners (door hun mannelijke partner)
vermoord dan mannelijke partners (door hun vrouwelijke partner)
Ook zijn de vrouwen eerder het slachtoffer van fysieke agressie
o Gevolgen:
Zijn voor vrouwen gewoonlijk erger dan voor vrouwen
STRAUSS & RAMIREZ:
o ‘Vrouwen zijn vaker het slachtoffer van zware mishandeling door hun partner en dit
niet omdat mannen meer slaan, maar omdat ze harder slaan’
Vrouwen hanteren eerder geweld uit zelfverdediging als middel tot
intimidatie
Verschillende types intieme relaties:
o Fysiek geweld het laagst bij koppels die pas met elkaar uitgaan
o Fysiek geweld is middelmatig bij gehuwde koppels
o Fysiek geweld is het hoogst bij koppels die samenwonen
Verschillende factoren:
o Persoonsgebonden kenmerken (Bv Leeftijd)
o Drugs –en alcoholmisbruik
o Een lage socio – economische status (armoede vormt de grootste risicofactor !)
o Stress
o Interpersoonlijke conflicten & sociale isolatie
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 78
Kindermishandeling
Meldingen over kindermishandeling:
o In 15 % van de gevallen lichamelijke mishandeling & verwaarlozing
o 20 % over affectieve verwaarlozing / psychisch geweld
o 2.2 % seksueel misbruik
Kinderen:
o Worden zowel door familieleden als door anderen mishandeld
Zware vormen van kindermishandeling (vooral van jonge kinderen)
Worden vaker door de ouders & de verzorgers veroorzaakt
Jongens vooral slachtoffer van fysiek geweld
Moeders zijn vaker daders
Meisjes vooral slachtoffer van seksueel misbruik
Vaders zijn vaker daders
Een opvallend feit:
o De mishandelende ouder werd zelf mishandeld
Familiale geweldcyclus:
Verband tussen als kind slachtoffer zijn van mishandeling en dit als
volwassene zelf bij de kinderen doen
De transmissie van huiselijk geweld van de ene generatie op
de andere
Een tendens, maar geen absolute zekerheid
o Kinderen die getuige zijn van ouderlijk geweld / werden zelf mishandeld
Zullen als volwassene niet alleen vlugger geneigd zijn om intieme partners te
mishandelen
Lopen ook een grotere kans om zelf slachtoffer te zijn van dergelijk
geweld
SLOTWOORD: DE REDUCTIE VAN GEWELD
Vele factoren & condities oefenen een invloed uit op het ontstaan van agressie
Reductie van agressie:
o Door het wegnemen van antecedente factoren
o Het aanleren van niet – gewelddadige reacties op frustratie & sociale problemen
o Censuur ? (media !) zelfcensuur
o Onderwijs (+ seksueel opvoedingsprogramma’s zouden de aanvaarding van
verkrachtingsmythes reduceren)
o Het aanleren van prosociaal gedrag
o Niet de straffen moeten centraal staan, wel criminogene behoeften:
De behoeften & noden die door criminele daden worden bevredigd
Waarbij sommige direct samenhangen met het delinquente gedrag,
maar andere samengaan met de sociale omgeving & de leefsituatie
Behandeling ? moet gericht zijn op het reduceren van de
criminogene behoeften
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 79
Hoofdstuk 12 Groepsprestaties
MENSENKENNIS KRITISCH BEKEKEN
Groepen volgen vaak de mening die de meerderheid al voor de discussie had (juist)
In groep zijn voorzichtige mensen geneigd om minder risicovolle acties te ondernemen dan
wanneer ze alleen beslissen (juist)
Brainstormen in groep is een effectieve manier om creatieve ideeën te genereren (fout)
Groepen komen vaak tot betere beslissingen omdat ze zich baseren op de informatie die alle
groepsleden ter beschikking hebben (fout)
Groepen maken nog meer gebruik van heuristieken dan individuen, waardoor groepsoordelen
vaak op weinig informatie zijn gebaseerd (juist)
COLLECTIEVE PROCESSEN
De aanwezigheid van anderen effect op hoe men zich gedraagt
o Collectief:
Een verzameling van personen die aan een gemeenschappelijke activiteit
deelnemen
Maar weinig direct met elkaar in interactie gaan
Sociale facilitatie
Sociale facilitatie:
o Een individu voert eenvoudige taken beter uit door de aanwezigheid van anderen
Maar wordt gehinderd voor de prestatie op moeilijke taken
Niet alleen typerend voor menselijke activiteiten
Ook voor dieren
NORMAN TRIPLETT:
o Wielrenners rijden per 2 sneller dan in een individuele tijdsrit
+ Kinderen werken sneller wanneer ze de taak in aanwezigheid van anderen
uitvoeren
De aanwezigheid van anderen wekt het competitieve instinct op
Prestaties verbeteren hierdoor
Coactie:
o Samenwerking waarbij de kwaliteit & de kwaliteit van de individuele prestatie in de
aanwezigheid van anderen duidelijk identificeerbaar & meetbaar zijn
ZAJONC:
o De loutere aanwezigheid van anderen leidt tot een verhoging van de fysiologische
opwinding
Verhoogde opwinding verhoogde prestatie op makkelijke, bekende &
geoefende taken
Verhoogde opwinding verminderde prestatie op moeilijke, onbekende &
nieuwe taken
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 80
o 3 stappenmodel:
1) Loutere aanwezigheid verhoogt fysiologische opwinding
2) Het individuele reageert op de taak met de dominante respons
Dominante respons = de snelste reactie
3) Gemakkelijke taken meestal correct, prestatie stijgt
Moeilijke taken vaak niet correct, prestatie daalt
ZAJONC en HERMAN:
o Sociale facilitatie is ook typerend voor dieren
Onderzoek:
Kakkerlakken moesten vluchten van een felverlichte doos naar een
veilige, donkere doos
Sneller per paar dan alleen
Verwachte evaluatietheorie:
o De aanwezigheid van potentiële beoordelaars veroorzaakt sociale facilitatie
Sociale facilitatie:
o Treedt alleen op wanneer de individuele prestaties kunnen worden beoordeeld
Treedt alleen op wanneer deze anderen in staat zijn om de prestatie te
beoordelen
Distractie – conflicttheorie:
o Sociale en non – sociale stimuli leidt de aandacht van de taak af
Creëert een aandachtsconflict, waardoor sociale facilitatie ontstaat
Sociaal lijntrekken
Collectieve prestaties:
o Enkel de collectieve output van de gemeenschappelijke individuele bijdragen is
duidelijk
Maar de individuele prestaties kunnen niet gemeten worden
Bv Touwtrekken teamprestatie is duidelijk identificeerbaar &
meetbaar
o RINGELMANN:
Bestudeerde de prestaties op collectieve taken
Hoewel de teamprestatie bij grotere groepen stijgt, verminderen de
gemiddelde individuele prestaties
Marginaal toegevoegde waarde van een extra groepslid
Wordt kleiner naargelang de groep groter wordt
Sociaal lijntrekken:
o Een afname van de individuele prestatie voor gemakkelijke taken door de
aanwezigheid van anderen
Als gevolg van het samenvoegen van individuele bijdragen tot een
groepsprestatie
Komt vaak voor bij het uitvoeren van eenvoudige motorische taken
Kortom: de aanwezigheid van anderen reduceert de
individueel geleverde bijdrage tot de groepsprestatie
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 81
Coördinatieverliezen:
o Afname van de groepsprestatie
Door een gebrekkige combinatie van de individuele inspanningen
‘Een gebrek aan gelijktijdigheid van de inspanningen’
Motivatieverliezen:
o Afname van de groepsprestatie door de gebrekkige motivatie van de groepsleden
Waardoor de individuele input daalt
Hoe sociaal lijntrekken vermijden ?:
o De taaknorm
Er zijn geen standaarden / richtlijnen waarop men het gedrag kan baseren
o De identificeerbaarheid van de individuele inspanningen
Taken waarbij de individuele inspanningen oncontroleerbaar zijn & de
teamleden anoniem meewerken
Zijn het meest vatbaar voor sociaal lijntrekken
o Free – riders:
‘Parasieten’
Teren op het zweet van anderen
Krijgen zonder inspanningen evenveel als iemand die wel de
nodige inspanningen leverde
Daling van de inspanning van groepsleden die
normaal wel hun best zouden doen
‘Sukkelaareffect’
o Engagement:
Een andere belangrijke factor
Men presteert beter:
Wanneer men denkt dat anderen onbekwaam / onvoldoende
gemotiveerd zijn
= Sociale compensatie:
Verhoging van de motivatie door de aanwezigheid
van andere groepsleden van wie men een zwakke
prestatie verwacht
o Cohesie:
Indien de groep waardevol & belangrijk is én de groepsleden schieten goed
op met elkaar
Daling sociaal lijntrekken
Belangrijke gender – en cultuurverschillen:
o Sociaal lijntrekken komt minder vaak voor bij vrouwen dan bij mannen
+ Komt minder voor in collectivistische culturen dan in individualistische
culturen
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 82
Collectieve processen: een integratie
Sociale facilitatie & sociaal lijntrekken
o 2 fenomenen waarbij de aanwezigheid van anderen een cruciale rol speelt
Samenvattend:
o Bij coactie treedt sociale facilitatie op bij gemakkelijke taken
Terwijl: zwakke prestatie bij moeilijke taken
o Aanwezigheid van anderen:
Verhoogt fysiologische opwinding
Verhoogt de mogelijkheid om te worden geëvalueerd
o Collectieve taken:
Aanwezigheid van anderen ?
Verlaagt de prestatie bij eenvoudige taken
Weinig opwinding & uitdaging, maar ook een lage
evaluatieangst
Want men kan zich gemakkelijk verbergen in de groep
o JACKSON en WILLIAMS:
Teams presteren minder tegen een mindere tegenstander
Omdat de spelers niet gemotiveerd zijn om de nodige inspanningen
te leveren
Een moeilijke wedstrijd ?
De groepsgeest & de algemene groepsinzet
ONENIGHEID EN VERSCHILLENDE OPINIES
Collectieven:
o Men voert op dezelfde plaats & op hetzelfde moment
Samen met anderen een gemeenschappelijke taak uit
Geen echte interactie
Opiniedevianten
SCHACHTER:
o Hoe groepen leden met een afwijkende mening behandelen
Twee mogelijke voorstellen
Ofwel straffen, ofwel behandelen
o Onderzoek:
5 studenten blijken het eens te zijn met de zachte aanpak (terwijl 2 studenten
voor een harde aanpak kiezen)
Deze 2 personen met een afwijkende mening = medewerkers van de
experimentator
1 van deze personen zwakt zijn standpunt af + laat zich door
de meerderheid overhalen
De andere medewerker blijft bij zijn standpunt
De onwrikbare deviant werd het minst populair &
bekwaam ingeschat
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 83
KRUGLANSKI en WEBSTER:
o De afwijzing van opiniedevianten
Stijgt indien de groep in een stresserende situatie dient te beslissen
Stressoren veroorzaken bij groepen een collectieve behoefte aan
afsluiting
Het niet bereiken van een consensus frustratie
o SCHACHTER hanteerde in zijn onderzoek ad – hocgroepen
Werden toevallig samengesteld (zonder een gemeenschappelijke
achtergrond / geschiedenis)
Klokkenluiders:
o Een vrij zeldzaam fenomeen
Een voorbeeld van hoe een groep dissidentie hard bestraft
Het ‘zwarte schaap effect’
Ingroepleden werden extremer beoordeeld dan uitgroepleden
Ofwel positiever bij een goede prestatie
Ofwel negatiever bij een slechte prestatie
Sociale beslissingsschema’s: naar de essentie van groepsbeïnvloeding
Onenigheid:
o Groeit niet alleen uit persoonlijke deviantie
Maar is een inherent kenmerk van de meeste groepen
De kans is groot dar er spontaan allerlei opinies naar voren komen &
er aldus een minderheid en een meerderheid ontstaan
Sociale beslissingsschema’s:
o Formele regels die obv individuele prediscussiekeuzes het groepsbesluit beschrijven
Gebruiken:
De individuele keuzes om het groepsbesluit te voorspellen
Meerderheid in de groep kiest een bepaald alternatief dit
alternatief zal uiteindelijk door de groep worden gekozen
Probleemoplossingstaken:
o Taken die een objectief, aanwijsbaar correct antwoord hebben
‘Waarheid wint, mits ondersteund’
Groepen zullen slechts het correcte alternatief kiezen indien minstens
1 groepslid de juiste oplossing kent & nog een ander groepslid de
juistheid van die oplossing kan bevestigen
Oordeelstaken:
o Taken die betrekking hebben op esthetische / attitudinale beoordelingen
‘Meerderheid wint’
Groep kiest het alternatief dat op voorhand door de meerderheid van
haar leden werd geprefereerd
Meerderheden:
o Hebben meer aantrekkingskracht dan minderheden
Grote fracties oefenen meer normatieve druk uit
Minderheden die de groep domineren heel uitzonderlijk
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 84
Groepspolarisatie: de weg naar extreme posities
Groepsbeïnvloeding:
o Leidt tot de aanname van het meerderheidsstandpunt
+ Groepen suggereren meestal voor conservatieve oplossingen & vermijden
hierdoor de risico’s
STONER:
o Deelnemers moesten kiezen tussen een minder / een meer risicovol alternatief
Resultaat:
De groepsbeslissingen zijn net risicovoller dan de gemiddelde
individuele beslissingen
o Follow – upstudies:
Bevestigen STONERs bevindingen
Risky shift:
In groep risicovoller gedrag stellen dan gemiddeld door de
afzonderlijke individuen
o Later bleek dat
Groepen niet altijd riskante beslissingen nemen
Cautious shift:
Groepen die samengesteld zijn uit voorzichtige mensen
Zullen als groep nog voorzichtiger worden
Groepspolarisatie:
o De overdrijving van de initiële individuele tendensen door groepsdiscussie
LIU en LATANE:
Groepspolarisatie zorgt voor steeds extremere attitudes
Tot op het punt dat het wereldbeeld van leden van dergelijke
groepen afwijkt van hoe anderen naar de wereld kijken
Argumentatietheorie:
o De attitudes van groepsleden worden extremer
Naarmate de door de groepsdiscussie meer overtuigende argumenten
beschikbaar zijn
Wanneer de initiële meerderheid bv voor risico pleit
Zullen er meer argumenten pro risico aan bod komen,
waardoor de groepsleden steeds meer redenen krijgen om
inderdaad het riskante standpunt in te nemen
Validering:
o Herhaling van de eigen argumenten door andere groepsleden
Validering van de eigen redenering versterkt het vertrouwen in de eigen
opvatting
Kortom: de productie van nieuwe argumenten & het valideren van het eigen standpunt
o De belangrijkste redenen waarom groepsdiscussie tot groepspolarisatie leidt
Sociale vergelijking ?
o De uitwisseling van standpunten
1. Individuen ontdekken dat hun opvattingen door andere groepsleden
ondersteund worden
2. Een verhoogde motivatie norm bevestigen & overdrijven
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 85
PRESTATIES IN KLEINE, TAAKGERICHTE GROEPEN
Groepsprestatie: het combineren van individuele bijdragen
Groepsprestaties:
o Hangen af van de groepsleden
Groep combinatie van talent & sociale vaardigheden
Dan kan men grootse prestaties verwachten
STEINER:
o De mate waarin het potentieel van de individuele groepsleden tot een groepsprestatie
leidt
Is taakafhankelijk
o Groepsproductiviteit is gelijk aan de potentiële productiviteit
Met vermindering van de procesverliezen
Procesverliezen:
o Door een gebrekkige coördinatie / door lage motivatie
Taakvereisten:
o De mate waarin een taak opdeelbaar is (sommige taken kunnen in kleine delen
worden gesplitst),
Het type van groepsuitkomst dient bereikt te worden
Motivatieverliezen:
o Belangrijker bij maximaliserende taken (additieve taken zijn gevoelig voor
motivatieverliezen)
o coördinatieverliezen belangrijker bij optimaliserende taken
Conjunctieve taak:
o Enkel succesvol als alle groepsleden bijdragen
Groepsprestatie wordt bepaald door het individu met de geringste
capaciteiten
Ieder groepslid moet bijdragen / zijn gedeelte van de taak uitvoeren
Köhlereffect:
Zwakste groepsleden worden aangezet harder hun
best te doen (waardoor hun individuele prestatie
een beetje stijgt)
Disjunctieve taken:
o Van de groep wordt een enkele oplossing / beslissing verwacht
Keuze maken uit de verzameling van individuele prestaties, bijdragen
Hoe meer personen die aan de taak werken hoe groter de kans
dat iemand de oplossing vindt
Compenserende taken:
o De uitkomst vormt het gemiddelde van alle individuele bijdragen
Groepen kunnen tot belangrijke prestatieverliezen leiden
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 86
Brainstormen
Brainstormen:
o Groepsleden worden aangezet om ongeremd & zonder censuur een maximaal
aantal ideeën te genereren
Zonder elkaars bijdragen te bekritiseren
Verhoogde expressiviteit van de teamleden
Nadruk op kwantiteit en minder op kwaliteit
o Werd in de brainstormenmethode ontwikkeld
OSBORN:
Betoogde dat groepen via deze procedures meer & betere ideeën
kunnen genereren dan individuen
o Basisprincipes:
Formuleer alle ideeën die opkomen
Hoe meer ideeën, hoe beter
Maak je geen zorgen over de kwaliteit van de ideeën
Bekritiseer & evalueer andermans ideeën niet
Praktische overwegingen zijn niet relevant (eventueel later)
Een ontspannen, coöperatieve sfeer
Op het werk van de andere groepsleden kunnen voortbouwen
Nominale groepen:
o Waarin individuen alleen brainstormen
Aantal individuen die alleen & onafhankelijk aan een taak werken
Individuele prestatie optellen vergelijkingsstandaard voor de
prestatie van interactieve groepen met een gelijk aantal individuen
o Produceren vaak meer & betere ideeën dan in interactieve groepen
o MULLEN, JOHNSON en SALAS:
Brainstormgroepen behalen slechts de helft van de productie van nominale
groepen van evenveel personen
1. Productieblokkering:
o Reden waarom groepen minder presteren
Men wordt afgeleid & men vergeet gedeeltelijk de eigen ideeën
Men heeft bovendien geen tijd om nieuwe ideeën te genereren
(wanneer men naar anderen moet luisteren)
2. Profitariaat / parasiteren:
o Groepsleden laten anderen het merendeel van het werk doen
Omdat men denkt dat de eigen inspanningen toch niet belangrijk zijn
3. Evaluatieverwachting:
o Men vreest door de andere groepsleden negatief geëvalueerd te worden
Terughoudend om gekke, ongewone ideeën naar voren te brengen
4. Prestatiematching:
o Initiële zwakke groepsprestaties worden gecontinueerd omdat elk individu zich aan de
overheersende lage norm spiegelt
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 87
Illusie van groepsproductiviteit:
o Groepsleden evalueren de eigen prestaties positiever dan individuen in nominale
groepen ze vinden het ook leuker
Indirecte voordelen van groepsbrainstormen:
o Leuke ervaring welbehagen & cohesie
Vertekende steekproeftrekking en communicatie: ideeën op tafel krijgen
Waarom hanteren we groepen ?
o Groepen zijn nodig om zoveel mogelijk informatie beschikbaar te hebben
Individuele beslissingen gebaseerd op wat slechts dat ene individu weet
Groepen informatie die bij meerdere groepsleden beschikbaar is
Gedeelde informatie:
o Informatie die beschikbaar is voor alle groepsleden voordat de groepsdiscussie start
Vóór de discussie bij iedereen al bekend
Unieke informatie:
o Informatie die slechts beschikbaar is bij 1 groepslid
STASSER:
o Vertekende steekproeftrekking:
De kans is groter dat de gedeelde informatie besproken wordt
Terwijl de unieke informatie weinig kans maakt om aan bod te komen
Hoe meer mensen een informatie – item kennen, hoe groter
de kans dat het in de inhoud van het groepsgesprek
voorkomt
De kans op een foutieve beslissing ? wordt groter
Hidden profile:
Verdeling van informatie waarbij de individuele groepsleden
de beste oplossing niet kunnen herkennen, tenzij ze alle
informatie uitwisselen
Gedeelde & unieke informatie bevoordeelt
verschillende beslissingsalternatieven
Groepen met een grotere taakervaring & een langere geschiedenis van samenwerken
o Meer gedeelde informatie & minder unieke informatie gebruiken
De mogelijkheid om unieke informatie in de groepsdiscussie te brengen
Afhankelijk van de status van de groepsleden
Teamleden met een hoge status ? meer unieke informatie
Deze informatie wordt ook beter herinnerd dan
wanneer groepsleden met een lage status dit doen
Groepsleiders ? neiging om unieke informatie (van andere
groepsleden) te herhalen
Lage status ? vertellen wat iedereen al weet (dus
bevestigende knikjes & positieve feedback over hun kennis)
Groepen bediscussiëren wat iedereen eigenlijk al op
voorhand wist
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 88
Groepsgeheugen: samen onthouden
Groepen bieden toch een voordeel
o De beschikbare informatie onder de groepsleden verdelen
De leden onthouden hierdoor elk apart een portie van die informatie
Transactief geheugen:
Gedeeld systeem om informatie te memoriseren waarbij de
groepsleden verschillende informatie onthouden.
Hierdoor presteren groepen heel goed wanneer ze
geconfronteerd worden met complexe taken
Gerelateerd aan een betere teamprestatie & een
verhoogde creativiteit
Heuristieken
Verwachtingen ?
o Vooral informatie zoeken die overtuigingen bevestigt
Terwijl disconfirmerende informatie over het hoofd wordt gezien
DAWES:
Aan de deelnemers werd gevraagd zich een oordeel te
vormen over een scenario waarin een bedrijf zijn productie
naar lageloonlanden wou overbrengen
Deelnemers werden in groepen ingedeeld:
Leden met dezelfde opinie
1 Minderheidslid
2 leden met een minderheidsopinie
Controleconditie: individuen werkten alleen
Deelnemers mochten extra informatie lezen (die hun
oordeel bevestigde / ontkrachtte)
Resultaat:
Unanieme groepen vertoonden de grootste
vertekening (het meest opzoek naar confirmerende
informatie)
Groepen met devianten vertoonden minder
vertekening
Groepen met twee minderheidsleden vertoonden
zelfs minder vertekening dan individuen
Groepen doen niet per definitie beter dan
individuen
o Vertekenen de beoordelingen van groepen nog sterker dan die van individuen
Verstrikking:
o Escalatie van het engagement voor een falende onderneming om de al gedane
investeringen te rechtvaardigen
Treedt op wanneer het engagement voor een falende actie wordt verhoogd
om de al gedane investeringen te rechtvaardigen
Groepen engageren zich nog sterker & extremer voor een falend
project dan individuen
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 89
Strategieën die groepsefficiëntie verhogen
Normen
Normen die aanzetten tot de kritische & grondige verwerking van informatie
o Kunnen de groepsprestatie bevorderen
Verhoogde motivatie om informatie te verwerken
o Leidt tot een betere verspreiding & integratie van informatie in de groep
Waardoor de kwaliteit van de oordelen & beslissingen stijgt
Duidelijke doelstellingen en beloningen
Duidelijke doelstellingen leiden tot een betere groepsprestatie
o Moeten wel specifiek, uitdagend & haalbaar geformuleerd worden
Groepsleden:
Hebben de neiging om gemakkelijke doelstellingen te selecteren
waaraan de meeste groepsleden kunnen voldoen
Waardoor de groep minder goed presteert
Beloningen:
o Kunnen de groepsprestatie bevorderen
Wat bij hybride beloningen ?
Het team wordt beloond, maar de best presterende teamleden
ontvangen nog meer
Planning
Expliciet nadenken over hoe men te werk zou gaan
o Leidt tot een betere prestatie
GURTNER, TSCHAN:
o Groepsprestaties verbeterden significant
Wanneer de groepen de instructie kregen om expliciet na te denken over de
taakprestatie & hoe ze die in de toekomst zouden kunnen verbeteren
Groepstaken plannen ?
o Optimaal gebruikmaken van de beschikbare informatie
En van elkaars vaardigheden profiteren, waardoor de groep beter presteert
GROEPSDENKEN: HET PERSPECTIEF VERLIEZEN
Het groepsdenken model
Groepsdenken:
o Een wijze van denken
Waarin mensen vast raken wanneer ze lid zijn van heel hechte groepen &
wanneer het verlangen om overeenstemming en consensus te bereiken
Emine Özen – Sociale Psychologie – (2013 – 2014) Pagina 90
Symptoom 1: overschatting van de groep
o Er heerst een gevoel van ‘oneindig vertrouwen’
Komt voor bij hechte groepen met een sterk ‘wij – gevoel’
Een grote bewondering voor de groepsleider
Symptoom 2: gesloten groepsgeest
Symptoom 3: verhoogde druk tot uniformiteit
o Groepsleden hebben bij besluiten soms twijfels
Maar ze zijn bang om als ‘zwak’ en ‘zacht’ afgeschilderd te worden
Dit vertrouwen in de groepsconsensus vervangt het individuele,
kritische denken & de onafhankelijke inschatting van de realiteit
o Subtiele beperkingen:
Groepsleden denken niet meer ten volle kritisch na & drukken niet meer
openlijk hun persoonlijke twijfels uit
Empirische onderzoeken
1. Groot aantal antecedente variabelen die groepsdenken veroorzaken
o Vereist een flink aantal onafhankelijke factoren
Terwijl groot aantal symptomen van groepsdenken dan weer een groot aantal
metingen vereist
2. Grote theoretische onduidelijkheden
o Groepsdenken model strikt interpreteren & ervan uitgaan dat groepsdenken slechts
voorkomt indien alle antecedente factoren aanwezig zijn
o Additief model:
De aanwezigheid van een of meer antecedente variabelen zorgt voor een
evenredig stijging van variabelen
3. Groepsdenkenstudies
o Zich baseren op gevalstudies narratieve studies die in verhaalvorm de
aanwezigheid van groepsdenken trachtten aan te geven
o Laboratoriumexperimenten
Groepsdenken voorkomen
Groepen aanzetten om actieve inspanningen te leveren
o Om de relevante informatie zorgvuldig & nauwkeurig te verwerken
Computergestuurde discussiegroepen:
o Bevorderen anonimiteit & reduceren statusverschillen zich minder geremd voelen
Kunnen groepen helpen om beslissingen te optimaliseren
SLOTWOORD
De aanwezigheid van anderen kan productie beïnvloeden
o Impact op de prestatie op taken waarvoor weinig interactie & coördinatie (sociale
facilitatie & sociaal lijntrekken) nodig is