SMAAK special ministerie van Financien

44
blad voor de rijkshuisvesting maart 2009 jaargang 9 smaak 05 – pps-pilot was spannende onderneming 10 – architect kon meer dan bij een traditioneel project 18 – op bezoek bij de ‘vader van het geld’ 24 – hoe een hard gebouw zacht werd 38 – biedingen waren goed voor een glimlach stedenbouw monumenten architectuur architectuurbeleid kunst special ministerie van financiën

description

SMAAK special ministerie van Financien Juni 2009

Transcript of SMAAK special ministerie van Financien

Page 1: SMAAK special ministerie van Financien

Dit is een publicatie van: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Los nummer €5,-Rijksgebouwendienst > Rijnstraat 8 > 2515 XP Den Haag >www.vrom.nl9016

“Ik heb internationale betrekkingen in Groningen gestudeerd, maar ben na mijn studie als snel in het facilitaire werkveld terechtgekomen en daarin opgeklommen. Internationale betrekkingen staat nu ver van mij af, maar die studie is niet weg. Ik zie een studie als een middel om vaardigheden te ontwikkelen en problemen aan te pakken.Bij Financiën heb ik zeseneenhalf jaar gewerkt en nu zit het erop. Het gebouw is klaar. Ik was betrokken bij de aanbesteding, de formulering van het programma van eisen en beoordeelde met het technische team de biedingen. Naderhand moest ik namens de gebruiker tijdens de bouw de kwaliteit bewaken. Het laatste deel was het regelen van de ICT en het meubilair.

Een vervelend moment was, tijdens de uitvoering nog, dat het indelings-plan vanwege een reorganisatie bij het ministerie moest worden gewij-zigd. Er werd afgeslankt en andere onderdelen zoals het Agentschap zouden hun intrek in het gebouw nemen. Dat heeft een enorme impact op het proces en cosequenties voor de tekeningen. Ja, dan moeten er inderdaad tussenwanden worden verplaatst.

Het meest trots ben ik op de ontwikkeling van een digitaal model voor de outputspecificatie, samen met mensen van de Rijksgebouwendienst. Zo’n model is er nog niet eerder in Nederland geweest. Gewoonlijk wordt er met een papieren programma van eisen gewerkt. Het bijzon-dere aan het digitaal model is dat je alle elementen uit een programma kunt meten en met andere aspecten kunt vergelijken. Als je een andere bureaustoel uitkiest, kun je te weten komen wat voor effect dat heeft op de ruimtelijke indeling. Alle onderdelen worden uit elkaar getrokken. Wat gebeurt er als je per se de ramen wil kunnen openen, hoe beïnvloedt dat de ventilatie? Dat soort dingen, ramen, meubilair, licht, klimaat, bouwfysica is allemaal in het model opgenomen. Het programma heeft zo’n grote consistentie dat het nu door de Rijksgebouwendienst bij andere pps-projecten is overgenomen.

Het mooiste deel van het gebouw vind ik het atrium, waar ik tijdens de bouw op kon uitkijken. Dat is echt een cadeautje aan de ambtenaren van Financiën. Het is een groot verschil met het oude gebouw, dat was somber en versleten. Er is een transparant, licht ministerie voor terug-gekomen.’

sietske bergsmaplaatsvervangend projectleider:

blad voor de rijkshuisvesting maart 2009 jaargang 9

smaak 05 – pps-pilot was spannende onderneming10 – architect kon meer dan bij een

traditioneel project18 – op bezoek bij de ‘vader van het geld’24 – hoe een hard gebouw zacht werd38 – biedingen waren goed voor een glimlach

stedenbouw monumenten architectuur architectuurbeleid kunst

specialministerie van financiën

smaak

specialm

inisterie van

finan

ciën

Page 2: SMAAK special ministerie van Financien

De bewegwijzering

De bewegwijzering in het interieur is ontworpen door Meyer en Van Schooten Archi tecten. Voor de basis van het ontwerp is het gebouw opgevat als een stratenstructuur: de gangen hebben dezelfde naam als de naam van de straat waarlangs de gang loopt. Zo ontstaat er een oriëntatie vanuit het gebouw op de stad en daardoor ook in het gebouw zelf. Binnen de straatnamen is er een onderverdeling in nummering, zowel wat betreft de verdieping als kamernummer. Een voorbeeld: Korte Voorhoutzijde 3-25, afgekort KV3-25. Als er sprake is van dub-bele gangen wordt dat verdeeld in een binnen- en buitenzijde: Korte Voorhout zijde binnen 3-25. Deze rubricering is in alle systemen door-gevoerd waardoor medewerkers elkaar gemakkelijk kunnen vinden. Doordat de kamerindeling flexibel is – in de toekomst kunnen kamers gemakkelijk groter of juist kleiner worden gemaakt – kan het zijn dat kamernummers niet altijd doorlopen in nummering. Ook de kleur-stellingen van de panelen in de binnenste gevelwand dragen bij aan de oriëntatie. Zo zijn blauw en grijs gebruikt voor de gevel aan hetw Korte Voorhout en geven oranje en paarse panelen de Casuarie straatzijde aan.

43

smaak–special ministerie van financiën

05 – Safire won op kwaliteit bij competitie

09 – Een record hoeveelheid glas

10 – Interview met Jeroen van Schooten: ‘Logistiek klopte niet’

16 – Korte Voorhout gaat op de schop

18 – Onder Zalm begon het geschater op de gang

24 – Tamarindebomen in de binnentuin

29 – Oude gebouw van Vegter was op de draad versleten

31 – Sloop en nieuwbouw gingen gelijk op

32 – Kunstenaar Johan Tahon liet zich inspireren door Bis-palen

35 – Rijksbouwmeester zag zorgen omslaan in optimisme

38 – Projectleider Nouwt: ‘Het was een kwestie van uitvinden’

41 – Toen Rijksgebouwendienst in het gebouw trok, begon het te lopen

smaak, blad voor de rijkshuisvesting, is een uitgave van de Rijksgebouwen-

dienst. smaak verschijnt vijf maal per jaar. Het aanvragen van nummers kan

schriftelijk via de Rgd-Infofoon (IPC 465), Postbus 20952, 2500 EZ Den Haag of

per email [email protected]. Via deze adressen zijn ook vorige num-

mers van smaak te bestellen. Meer info bij de Rgd-Infofoon 0800-899 11 03 of op

www.rijksgebouwendienst.nl.

abonnementen smaak: Het is mogelijk een abonnement te nemen op smaak.

De prijs voor vijf nummers (een jaargang) bedraagt € 25, een los nummer

kost € 5,00. U krijgt hiervoor een acceptgirokaart toegestuurd. Abonnementen

kunnen op ieder gewenst moment ingaan.

hoofdredacteur/eindredactie: Jaap Huisman

medewerkers aan dit nummer: Rolf de Boer, Michiel Hulshof,

Xandra de Jongh, Agnes Koerts, Egbert Koster, Anne Luijten

fotografen: Taco Anema, Martijn Beekman, Imre Csany, Bert Nienhuis,

Janine Schrijver, Jeroen Musch, Richard van Elferen

vormgeving: Barlock, Den Haag / druk: DeltaHage, Den Haag

verspreiding: Pondres, Tilburg

Page 3: SMAAK special ministerie van Financien

3 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid 3 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

Als de Koningin op 12 maart het vernieuwde ministerie van Financiën aan het Korte Voorhout in Den Haag opent, bezegelt ze een paar nieuwigheden in de Neder-landse bouwcultuur. Maar dat niet alleen: er wordt ook een stuk stad aan Den Haag ‘teruggegeven’ dat voordien niet openbaar was. Een voorbijganger die een korte route kiest over het houten boardwalk tussen het Korte Voorhout en de Casuariestraat: dat beeld was pakweg vijf jaar geleden ondenkbaar. Want Financiën was een gesloten ministeriegebouw rondom twee bin-nenhoven, een kleine en een grote aan weerszijden van de entree. Die entree is verplaatst naar het grote bin-nenhof dat nu is veranderd in een openbaar terrein, dat om elf uur ’s avonds via een enorm scharnierend hek wordt afgesloten.

De wedergeboorte van Financiën betekent tegelijk de geboorte van een nieuwe bouwpraktijk waar een

paar afkortingen aan te pas komen: DBFMO en pps. Ze staan respectievelijk voor Design, Build, Finance, Maintain en Operate en publiek-private samenwerking. In 2003 besloot de Staat tot een nieuwe constructie bij de verbouwing van het ministeriegebouw op initiatief van de toenmalige minister Zalm. Het was een revolu-tionaire zet. Een consortium van een bouwer, financier, ontwerper, installateur en exploitant zou uit een selec-tieprocedure worden gekozen. Eerst om het gebouw te herontwerpen en te renoveren om het daarna voor een periode van 25 jaar te beheren en te onderhouden. Dat is de impact van de afkorting DBFMO. Pps is de vorm van samenwerking tussen de overheid en een private partij. Zo bemant het winnende consortium Safire de receptie, verzorgt de catering en neemt de beveiliging voor zijn rekening. De overheid is opdrachtgever en gebruiker.

De bedoeling van DBFMO is natuurlijk in eerste instantie kostenbesparing, maar ze past ook in een tijd waarin de overheid zich meer concentreert op zijn core business. DBFMO is bij uitstek geschikt, zeggen de mensen die nu ervaring hebben opgedaan, bij omvang-rijke projecten.

slopen en bouwenOp 22 oktober 1975 nam het ministerie zijn intrek in het gebouw dat was ontworpen door de voormalige Rijks-bouwmeester, J. Vegter. Pieter Buys ontwierp in 1982 de tuin in de kleine binnenhof waarop je uitkeek als je het gebouw binnenkwam. Mevrouw Polak-Daniëls had al eerder getekend voor de grote binnentuin. Het gebouw was toen reusachtig modern vanwege zijn centrale gasverwarming, automatische zonwering, plaatstalen wanden, airconditioning en een telefooncentrale met 1500 aansluitingen waardoor iemand van buiten recht-streeks een ambtenaar kon bellen. Maar na dertig jaar was het gebouw ook op. De inrichting bleek te weinig flexibel. De klimaatbeheersing was verouderd en de enkelglasramen waren koudebruggen waardoor het gebouw in de winter slecht te verwarmen viel. Het is het

Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Studio Csany

Een herboren ministerie en een nieuwe bouwpraktijk

Page 4: SMAAK special ministerie van Financien

4 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 5 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

lot van menig complex uit de jaren zestig en zeventig: ooit symbolen van het modernisme maar nu uit de tijd. Het is dan ook niet vreemd dat veel van die gebouwen de laatste jaren zijn gesloopt.

Voor Financiën zijn alle opties doorgerekend, van sloop en nieuwbouw, nieuwbouw op een andere plek in Den Haag tot renovatie. Het werd renovatie en het financiëngebouw werd aangewezen als pilotproject voor pps in de rijkshuisvesting. De winnaar van de Europese pps-aanbesteding werd een aanlokkelijk plan van Safire. Vegters ontwerp kon voortleven maar dan wel ingepakt in glas. Een ongeëvenaarde hoeveel-heid glas, niet alleen rondom de gevels maar ook in de vorm van een koepel over de kleine binnenhof. Een herboren gebouw dat beantwoordt aan de verscherpte eisen van duurzaamheid, een speerpunt in het kabinet Balkenende IV.

Het resultaat is een bijna onherkenbaar ministerie, eigenlijk gloednieuw maar met sporen van de jaren zeventig, zoals het schoon beton met de zichtbare groeven van de houtbekisting. Het interieur laat zich lezen als een vorm van eigentijdse archeologie, waar de oude kolommen en trappenhuizen een cohabitation aangaan met het eigentijdse meubilair en de inrichting.

Eind goed al goed, is dan ook de conclusie van de pps-pilot. Het consortium was op tijd klaar, het

budget is niet overschreden, en de architectonische kwaliteit is gehandhaafd. Bestond over het laatste aan-vankelijk scepsis, nu zegt projectarchitect Meyer en Van Schooten Architecten zelf dat er meer uitgehaald is dan bij een traditioneel ontwerpproces. Het eerste pps-project in de rijkshuisvesting is daarmee richting-gevend voor de toekomst.

financiën

pps

Een pps-contract dat prikkels geeft

Mensen bepalen of ’t werktHet consortium had zich ‘Samen Financiën Renoveren’ genoemd, afgekort: Safire. De groep bedrijven won de tender uiteindelijk op kwaliteit. ‘Wij moeten een duurzaam gebouw opleveren, want we gaan het 25 jaar lang beheren en onderhouden’.

Tekst: Agnes Koerts Fotografie: Taco Anema (portret), Studio Csany

Een pilotproject, dat is de publiek-private samenwerking voor de vernieuwing van het ministerie van Financiën. Nieuwsgierig kijken financiers, bouwers, dienstverleners en overheden naar alle ontwikkelingen, zichtbaar en onzichtbaar. Alles draait om het complex dat ligt op een van de mooiste plekken van Den Haag aan de rand van het Malie-veld en het Koekamp-hertenkamp.

Vijf private partijen in een con-sortium gaven samen handen en voeten aan de aanbieding aan de Rijksgebouwen dienst en het ministerie van Financiën: Strukton, Burgers Ergon, GTI, ISS Facility Ser-vices en een investeringsfonds van ABN Amro en Dutch Infrastructure Fund (DIF). Een DBFMO-contract (design, build, finance, maintain, operate. Ofwel ontwerpen, bouwen, financieren, beheren en onderhou-den) met een netto contante waarde van 173 miljoen euro, exclusief btw.

Strukton vervult in het contract twee rollen. Bouwonderneming Strukton Bouw & Vastgoed is verantwoorde-lijk voor de bouwkundige renovatie en verzorgt voor de komende 25 jaar ook het beheer en onderhoud. Strukton Integrale Projecten vervult de rol van mede-investeerder en is tevens de manager van het consor-tium. Belangrijke beslissingen in het consortium zijn dan ook genomen bij Strukton, pal aan het Amsterdam-Rijnkanaal, met Rijnaken binnen handbereik.

Page 5: SMAAK special ministerie van Financien

4 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 5 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

lot van menig complex uit de jaren zestig en zeventig: ooit symbolen van het modernisme maar nu uit de tijd. Het is dan ook niet vreemd dat veel van die gebouwen de laatste jaren zijn gesloopt.

Voor Financiën zijn alle opties doorgerekend, van sloop en nieuwbouw, nieuwbouw op een andere plek in Den Haag tot renovatie. Het werd renovatie en het financiëngebouw werd aangewezen als pilotproject voor pps in de rijkshuisvesting. De winnaar van de Europese pps-aanbesteding werd een aanlokkelijk plan van Safire. Vegters ontwerp kon voortleven maar dan wel ingepakt in glas. Een ongeëvenaarde hoeveel-heid glas, niet alleen rondom de gevels maar ook in de vorm van een koepel over de kleine binnenhof. Een herboren gebouw dat beantwoordt aan de verscherpte eisen van duurzaamheid, een speerpunt in het kabinet Balkenende IV.

Het resultaat is een bijna onherkenbaar ministerie, eigenlijk gloednieuw maar met sporen van de jaren zeventig, zoals het schoon beton met de zichtbare groeven van de houtbekisting. Het interieur laat zich lezen als een vorm van eigentijdse archeologie, waar de oude kolommen en trappenhuizen een cohabitation aangaan met het eigentijdse meubilair en de inrichting.

Eind goed al goed, is dan ook de conclusie van de pps-pilot. Het consortium was op tijd klaar, het

budget is niet overschreden, en de architectonische kwaliteit is gehandhaafd. Bestond over het laatste aan-vankelijk scepsis, nu zegt projectarchitect Meyer en Van Schooten Architecten zelf dat er meer uitgehaald is dan bij een traditioneel ontwerpproces. Het eerste pps-project in de rijkshuisvesting is daarmee richting-gevend voor de toekomst.

financiën

pps

Een pps-contract dat prikkels geeft

Mensen bepalen of ’t werktHet consortium had zich ‘Samen Financiën Renoveren’ genoemd, afgekort: Safire. De groep bedrijven won de tender uiteindelijk op kwaliteit. ‘Wij moeten een duurzaam gebouw opleveren, want we gaan het 25 jaar lang beheren en onderhouden’.

Tekst: Agnes Koerts Fotografie: Taco Anema (portret), Studio Csany

Een pilotproject, dat is de publiek-private samenwerking voor de vernieuwing van het ministerie van Financiën. Nieuwsgierig kijken financiers, bouwers, dienstverleners en overheden naar alle ontwikkelingen, zichtbaar en onzichtbaar. Alles draait om het complex dat ligt op een van de mooiste plekken van Den Haag aan de rand van het Malie-veld en het Koekamp-hertenkamp.

Vijf private partijen in een con-sortium gaven samen handen en voeten aan de aanbieding aan de Rijksgebouwen dienst en het ministerie van Financiën: Strukton, Burgers Ergon, GTI, ISS Facility Ser-vices en een investeringsfonds van ABN Amro en Dutch Infrastructure Fund (DIF). Een DBFMO-contract (design, build, finance, maintain, operate. Ofwel ontwerpen, bouwen, financieren, beheren en onderhou-den) met een netto contante waarde van 173 miljoen euro, exclusief btw.

Strukton vervult in het contract twee rollen. Bouwonderneming Strukton Bouw & Vastgoed is verantwoorde-lijk voor de bouwkundige renovatie en verzorgt voor de komende 25 jaar ook het beheer en onderhoud. Strukton Integrale Projecten vervult de rol van mede-investeerder en is tevens de manager van het consor-tium. Belangrijke beslissingen in het consortium zijn dan ook genomen bij Strukton, pal aan het Amsterdam-Rijnkanaal, met Rijnaken binnen handbereik.

Page 6: SMAAK special ministerie van Financien

6 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid stedenbouw

hun lange levensduur een versleten exemplaar eruit kunt lichten en vervangen zonder dat het erg opvalt.’Het zijn simpele, concrete voorbeel-den. Daaruit blijkt hoe diep Safire is doorgedrongen in het denken over de best mogelijke zorg voor het gebouw en zijn gebruikers. Dankzij het contract, dat de aan-neemsom van de renovatie logisch verbindt aan de levensduur van het project. De pps-aanbesteding levert een kostenbesparing op van vijftien procent ten opzichte van een traditionele aanbesteding. Het consortium Safire ontvangt van de Staat vanaf eind 2008 maandelijks een beschikbaarheidsvergoeding. Een speciale organisatie, Safire Ser-

beeldkwaliteitDit consortium had zich Safire bv (‘Samen Financiën Renoveren’) genoemd. Het won de tender, uit-geschreven door het ministerie van Financiën en de Rijksgebouwen-dienst in 2004. Er waren aan het eind van het aanbestedingsproces biedin-gen binnengekomen van twee con-sortia. Zij ontliepen elkaar niet veel in prijs. Het plan van Safire scoorde hoog op beeldkwaliteit van het ont-werp, functionaliteit (o.a. logistiek) en flexibiliteit. Het won op kwaliteit.

Erik Hermsen, als directeur van Strukton Integrale Projecten eind-verantwoordelijk voor het manage-ment van Safire, was erbij vanaf het

eerste uur. Hij zegt op zijn kantoor in Maarssen: ‘Bij een DBFMO-samen-werking koppelt de opdrachtgever de vergoeding aan de geleverde pres-tatie. Dat is kenmerkend. Het levert ons een sterke prikkel om continu te voldoen aan het gewenste niveau van dienstverlening’.

Collega-bestuurder van Safire bv, financier Engel Koolhaas (Dutch Infrastructure Fund): ‘Wij, als groot-ste aandeelhouder en financieel investeerder, vinden dat een enorme prestatie is geleverd. Bijvoorbeeld toen er enige vertraging in de bouw zat. Knap is er vaart ingebracht, wer-kelijk dankzij de prikkel uit het con-tract. En het gebouw is opgeleverd,

uiteindelijk een maand eerder dan was gecontracteerd. Het werkt dus!’ concludeert Koolhaas.

prikkelsEr waren meer prikkels uit het contract die leidden tot een voor-spoedige afwikkeling. Hermsen: ‘Wij moeten een duurzaam gebouw opleveren, want we gaan het 25 jaar lang beheren en onderhouden. Daarom zochten we een architect die daar alles van begreep en sterk geïnteresseerd was in de rol die hij kon spelen in het integraal ontwerp tijdens het tenderproces. Meyer en Van Schooten Architecten bleek voor ons de perfecte partij in het den-ken over duurzaamheid, over een

gebouw met kwaliteit en toekomst. We kozen voor warmtekoudeopslag, voor een dubbele huidgevel, voor tal van andere oplossingen’. Een ander gevolg van het contract dat Hermsen schetst: ‘Efficiënte logistiek in het gebouw. Van een gesloten gebouw met een complexe logistiek is door een doorbraak in de gevel een gebouw ontstaan met kortere looplijnen en een efficiëntere positionering van functies.’

Koolhaas: ‘Kijk ook naar de keuzes voor vloeren van natuursteen en kwalitatief goed hout. Er is tot in detail nagedacht, zelfs de tapijt-tegels in de gangen kregen verschil-lende kleurschakeringen, zodat je in

Safire gaat het gebouw voor 25 jaar beheren en onderhouden

Beton: van buiten opgepoetst, van binnen onbehandeld

De karakteristieke oorspronke­lijke betonelementen van de gevels zijn gereinigd en hebben een beschermlaagje gekregen. De betonelementen in het interieur hebben voor het overgrote deel geen enkele behandeling gekregen. Zelfs oude boorgaten en vlekken zijn niet verwijderd. Het enige wat is verwijderd is de verf van sommige kolommen die in de loop der tijd geschilderd zijn.

Erik Hermsen, directeur van Strukton Integrale Projecten

Brede gangen dienen tevens als ontspanningruimte

7

Page 7: SMAAK special ministerie van Financien

6 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid stedenbouw

hun lange levensduur een versleten exemplaar eruit kunt lichten en vervangen zonder dat het erg opvalt.’Het zijn simpele, concrete voorbeel-den. Daaruit blijkt hoe diep Safire is doorgedrongen in het denken over de best mogelijke zorg voor het gebouw en zijn gebruikers. Dankzij het contract, dat de aan-neemsom van de renovatie logisch verbindt aan de levensduur van het project. De pps-aanbesteding levert een kostenbesparing op van vijftien procent ten opzichte van een traditionele aanbesteding. Het consortium Safire ontvangt van de Staat vanaf eind 2008 maandelijks een beschikbaarheidsvergoeding. Een speciale organisatie, Safire Ser-

beeldkwaliteitDit consortium had zich Safire bv (‘Samen Financiën Renoveren’) genoemd. Het won de tender, uit-geschreven door het ministerie van Financiën en de Rijksgebouwen-dienst in 2004. Er waren aan het eind van het aanbestedingsproces biedin-gen binnengekomen van twee con-sortia. Zij ontliepen elkaar niet veel in prijs. Het plan van Safire scoorde hoog op beeldkwaliteit van het ont-werp, functionaliteit (o.a. logistiek) en flexibiliteit. Het won op kwaliteit.

Erik Hermsen, als directeur van Strukton Integrale Projecten eind-verantwoordelijk voor het manage-ment van Safire, was erbij vanaf het

eerste uur. Hij zegt op zijn kantoor in Maarssen: ‘Bij een DBFMO-samen-werking koppelt de opdrachtgever de vergoeding aan de geleverde pres-tatie. Dat is kenmerkend. Het levert ons een sterke prikkel om continu te voldoen aan het gewenste niveau van dienstverlening’.

Collega-bestuurder van Safire bv, financier Engel Koolhaas (Dutch Infrastructure Fund): ‘Wij, als groot-ste aandeelhouder en financieel investeerder, vinden dat een enorme prestatie is geleverd. Bijvoorbeeld toen er enige vertraging in de bouw zat. Knap is er vaart ingebracht, wer-kelijk dankzij de prikkel uit het con-tract. En het gebouw is opgeleverd,

uiteindelijk een maand eerder dan was gecontracteerd. Het werkt dus!’ concludeert Koolhaas.

prikkelsEr waren meer prikkels uit het contract die leidden tot een voor-spoedige afwikkeling. Hermsen: ‘Wij moeten een duurzaam gebouw opleveren, want we gaan het 25 jaar lang beheren en onderhouden. Daarom zochten we een architect die daar alles van begreep en sterk geïnteresseerd was in de rol die hij kon spelen in het integraal ontwerp tijdens het tenderproces. Meyer en Van Schooten Architecten bleek voor ons de perfecte partij in het den-ken over duurzaamheid, over een

gebouw met kwaliteit en toekomst. We kozen voor warmtekoudeopslag, voor een dubbele huidgevel, voor tal van andere oplossingen’. Een ander gevolg van het contract dat Hermsen schetst: ‘Efficiënte logistiek in het gebouw. Van een gesloten gebouw met een complexe logistiek is door een doorbraak in de gevel een gebouw ontstaan met kortere looplijnen en een efficiëntere positionering van functies.’

Koolhaas: ‘Kijk ook naar de keuzes voor vloeren van natuursteen en kwalitatief goed hout. Er is tot in detail nagedacht, zelfs de tapijt-tegels in de gangen kregen verschil-lende kleurschakeringen, zodat je in

Safire gaat het gebouw voor 25 jaar beheren en onderhouden

Beton: van buiten opgepoetst, van binnen onbehandeld

De karakteristieke oorspronke­lijke betonelementen van de gevels zijn gereinigd en hebben een beschermlaagje gekregen. De betonelementen in het interieur hebben voor het overgrote deel geen enkele behandeling gekregen. Zelfs oude boorgaten en vlekken zijn niet verwijderd. Het enige wat is verwijderd is de verf van sommige kolommen die in de loop der tijd geschilderd zijn.

Erik Hermsen, directeur van Strukton Integrale Projecten

Brede gangen dienen tevens als ontspanningruimte

7

Page 8: SMAAK special ministerie van Financien

8 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 9 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

Huisadviseur van Safire was jurist Bart Meesters van het internationaal opererende kantoor Allen & Overy. Koolhaas: ‘Zo’n ervaren kantoor kan commerciële en juridische punten in het contract goed onderscheiden. Dat is nodig, want het gaat om veel partijen in langlopende processen, met één einddoel: er moet resultaat komen. Voor ons als financieel inves-teerder moet het contract optimaal renderen, we moeten boetes zien te voorkomen, er moet een stabiele stroom inkomsten komen.’

robuustHet contract is getekend in 2006, we zijn nu ruim twee jaar verder, met grote veranderingen in de economi-sche situatie. Vraag aan de mensen van Safire: is er rekening gehouden met gebeurtenissen die de krediet-crisis teweegbrengt in 2009 en vol-gende jaren?

Koolhaas: ‘Alle risico’s binnen het project zijn uitonderhandeld, er is geen herfinancieringsrisico. De lening is zodanig dat hij standhoudt gedurende de hele looptijd van het project. En er komen robuuste en stabiele kasstromen uit. Een project als dit hoeft niet te worden afgewaar-deerd’. Hermsen: ‘Er zit voldoende flexibiliteit in het contract, maar in alles schuilt een leermoment. Of er zich gewijzigde omstandigheden zouden kunnen voordoen bij de opdrachtgever? De praktijk moet dat leren’.

Koolhaas: ‘Wij doen in Engeland en Denemarken vergelijkbare pro-jecten, de concepten zijn identiek. Cruciaal is, wie de partijen zijn met wie je in zee gaat. Doorslaggevend in projecten als dit, dus gebouwen en accommodaties, is de keus van de architect en de bereidheid van alle partners om te werken aan een inte-graal ontwerp. In de tenderfase moet je met elkaar optrekken. Dan is het beter, geen wisselingen te maken. Daarna kan dat eventueel wel. Tóch, het zijn de mensen die het bepalen. En in dit project heeft ’t duidelijk geklikt’.

tweesprongHermsen: ‘Mensen bepalen de samenwerking, mensen bepalen of het klikt in zo’n proces’. Koolhaas: ‘Natuurlijk zijn er momenten waarbij je voor een tweesprong staat: ga je advocaten inschakelen, naar de let-ter elkaar de waarheid zeggen, dus juridiseren. Of schaar je je opnieuw om de tafel met het gevoel: wij heb-ben hier een gemeenschappelijk pro-bleem, van ons en van de overheid. In dit project gebeurde dat laatste. En dat komt echt door de inzet van de mensen uit de diverse partijen.’ Juristen speelden dus niet de hoofd-rol. Bij de start, in de tenderfase, was juridische ondersteuning natuurlijk wel nodig. De kennis over pps en DBFMO-contracten is in Nederland nog pril, vergeleken met bijvoorbeeld Engeland, waar al ruim 15 jaar wordt gewerkt met dergelijke constructies.

Hermsen: ‘In de tenderfase discus-sieerden we veel over verdeling van de risico’s tussen partijen. Iedereen was natuurlijk redelijk onervaren hierin, ook Financiën en de Rijksge-bouwendienst’.

integraal samenwerken, ook met de opdrachtgever, ook in de tenderfase, waarin je aan het ontwerpen slaat. Overleg, dichtbij de architect zijn, partners stimuleren buiten hun traditionele kaders te denken. Of het succes schuilt in de juiste mensen, hun karakters, capaciteiten? Jazeker, je hebt in dat begin mensen nodig met een hoog conceptueel vermogen, mensen die samenwerking in de genen hebben.’

Dat waren mannen én vrouwen; sommigen zijn van begin tot nu aan het project verbonden. De mensen van Safire en de door hen gekozen architect Meyer en Van Schooten hadden al vele excercities in hun consortium achter de rug toen ze in de tenderfase aan tafel kwamen met ambtenaren, vertegenwoordigers van de publieke contractspartner. Met waardering vallen de namen van Sigrid Pikker, projectdirecteur van de Rijksgebouwendienst en Jos Nouwt, projectdirecteur van Finan ciën en diens plaatsvervanger Sietske Bergsma.

vices bv gaat op dagbasis het beheer en onderhoud aansturen in overleg met de Rijksgebouwendienst en het management van het gebouw.

engelandOver de samenwerking in het con-sortium zegt Hermsen: ‘In dit project telt zeker mee onze eerdere pps-ervaring in een scholengebouw. Dat was het Montaigne Lyceum in Den Haag-Ypenburg, opgeleverd in 2006. Daaruit kenden we ISS, die in Safire participeert. Met gebouw gebonden exploitatie van installaties hadden GTI en Burgers Ergon ervaring, van-daar de keuze om die erbij te halen. Van ABN Amro kenden we succes-volle vergelijkbare pps-projecten en projectfinancieringen in Australië en Engeland’. Het Dutch Infrastructure Fund investeert met geldverschaffers als pensioenfondsen en de Europese Investeringsbank langlopend in vooral projecten met een profiel van duurzaamheid, zowel in gebouwen als in infra structuur.

Hermsen en Koolhaas noemen als belangrijkste les: ‘Het belang van

sloop- en bouwafval: De renovatie heeft maar liefst 80.000 kubieke meter aan sloopafval opge-leverd. Het afval is in grote bakken van 10 m3 afgevoerd: er zijn dus acht-duizend containers met sloopafval van het werk afgevoerd. Daarnaast heeft de bouw geleid tot nog eens 12.000 m3 aan bouwafval, voorname-lijk verpakkingen en restmateriaal. Het sloopafval werd in kleinere containers van 5 m3 afgevoerd, wat een stroom van 600 containers op leverde. In totaal is ook weer zo’n 80 tot 100.000 m3 aan materialen het gebouw ‘in’ gegaan.

glas: De hoeveelheid verwerkt glas in het ministerie van Financiën is in Nederland ongeëvenaard. Er is niet minder dan 75.000 vierkante meter aan glas in het gebouw verwerkt. Dat levert 150.000 m2 te wassen glas-oppervlak op. Per werkplek is gemiddeld 42 m2 glas gebruikt.

vloeren: Op een totale oppervlakte van 66.000 m2 (dus inclusief de kel- ders) is 33.000 m2 nieuw tapijt gelegd. Daarnaast is 8.500 m2 natuurstenen vloer gelegd, onder meer in het atrium, en nog eens 3.000 m2 aan parket.

planten: Voor de binnentuinen zijn 25 stuks palmen van ieder rond de 750 kilo het gebouw in gesjouwd. Daarnaast nog eens acht tamarindes van ieder 1500 kilo. En dan nog heel wat ‘klein werk’ waaronder 55 bam-boes, 17 olijfbomen, 225 lepelplanten, 450 varens, 110 philodendrons en 150 orchideeën. Zeshonderd kubieke meter piepschuim vermindert de belasting op de ondervloeren. Op het Platanenhof zijn 14 platanen van ieder 6000 kilo schoon aan de haak met een kraan over het gebouw heen getakeld.

overige cijfers: In het gebouw is 25.000 vierkante meter aan systeemwanden geplaatst en maar liefst 26.000 armaturen voor ver-lichting. Er is 350 kilometer aan kabel aangelegd, alleen voor de stroomvoorziening. Er zijn 12.750 stuk data-aansluitingen aangelegd en 750 kilometer kabel om ze aan elkaar te knopen. Verder zijn er 150 beveili-gingscamera’s geplaatst en beslaat de op afstand bedienbare licht- en zonwering 22.000 vierkante meter.

De feiten: verbazingwekkende cijfers

Deze en volgende kaderteksten zijn geschreven door Anne Luyten met de medewerking van Marc Mommers, projectdirecteur bouw Safire.

Vergaderzaal in het souterrain rondom het atrium

Page 9: SMAAK special ministerie van Financien

8 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 9 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

Huisadviseur van Safire was jurist Bart Meesters van het internationaal opererende kantoor Allen & Overy. Koolhaas: ‘Zo’n ervaren kantoor kan commerciële en juridische punten in het contract goed onderscheiden. Dat is nodig, want het gaat om veel partijen in langlopende processen, met één einddoel: er moet resultaat komen. Voor ons als financieel inves-teerder moet het contract optimaal renderen, we moeten boetes zien te voorkomen, er moet een stabiele stroom inkomsten komen.’

robuustHet contract is getekend in 2006, we zijn nu ruim twee jaar verder, met grote veranderingen in de economi-sche situatie. Vraag aan de mensen van Safire: is er rekening gehouden met gebeurtenissen die de krediet-crisis teweegbrengt in 2009 en vol-gende jaren?

Koolhaas: ‘Alle risico’s binnen het project zijn uitonderhandeld, er is geen herfinancieringsrisico. De lening is zodanig dat hij standhoudt gedurende de hele looptijd van het project. En er komen robuuste en stabiele kasstromen uit. Een project als dit hoeft niet te worden afgewaar-deerd’. Hermsen: ‘Er zit voldoende flexibiliteit in het contract, maar in alles schuilt een leermoment. Of er zich gewijzigde omstandigheden zouden kunnen voordoen bij de opdrachtgever? De praktijk moet dat leren’.

Koolhaas: ‘Wij doen in Engeland en Denemarken vergelijkbare pro-jecten, de concepten zijn identiek. Cruciaal is, wie de partijen zijn met wie je in zee gaat. Doorslaggevend in projecten als dit, dus gebouwen en accommodaties, is de keus van de architect en de bereidheid van alle partners om te werken aan een inte-graal ontwerp. In de tenderfase moet je met elkaar optrekken. Dan is het beter, geen wisselingen te maken. Daarna kan dat eventueel wel. Tóch, het zijn de mensen die het bepalen. En in dit project heeft ’t duidelijk geklikt’.

tweesprongHermsen: ‘Mensen bepalen de samenwerking, mensen bepalen of het klikt in zo’n proces’. Koolhaas: ‘Natuurlijk zijn er momenten waarbij je voor een tweesprong staat: ga je advocaten inschakelen, naar de let-ter elkaar de waarheid zeggen, dus juridiseren. Of schaar je je opnieuw om de tafel met het gevoel: wij heb-ben hier een gemeenschappelijk pro-bleem, van ons en van de overheid. In dit project gebeurde dat laatste. En dat komt echt door de inzet van de mensen uit de diverse partijen.’ Juristen speelden dus niet de hoofd-rol. Bij de start, in de tenderfase, was juridische ondersteuning natuurlijk wel nodig. De kennis over pps en DBFMO-contracten is in Nederland nog pril, vergeleken met bijvoorbeeld Engeland, waar al ruim 15 jaar wordt gewerkt met dergelijke constructies.

Hermsen: ‘In de tenderfase discus-sieerden we veel over verdeling van de risico’s tussen partijen. Iedereen was natuurlijk redelijk onervaren hierin, ook Financiën en de Rijksge-bouwendienst’.

integraal samenwerken, ook met de opdrachtgever, ook in de tenderfase, waarin je aan het ontwerpen slaat. Overleg, dichtbij de architect zijn, partners stimuleren buiten hun traditionele kaders te denken. Of het succes schuilt in de juiste mensen, hun karakters, capaciteiten? Jazeker, je hebt in dat begin mensen nodig met een hoog conceptueel vermogen, mensen die samenwerking in de genen hebben.’

Dat waren mannen én vrouwen; sommigen zijn van begin tot nu aan het project verbonden. De mensen van Safire en de door hen gekozen architect Meyer en Van Schooten hadden al vele excercities in hun consortium achter de rug toen ze in de tenderfase aan tafel kwamen met ambtenaren, vertegenwoordigers van de publieke contractspartner. Met waardering vallen de namen van Sigrid Pikker, projectdirecteur van de Rijksgebouwendienst en Jos Nouwt, projectdirecteur van Finan ciën en diens plaatsvervanger Sietske Bergsma.

vices bv gaat op dagbasis het beheer en onderhoud aansturen in overleg met de Rijksgebouwendienst en het management van het gebouw.

engelandOver de samenwerking in het con-sortium zegt Hermsen: ‘In dit project telt zeker mee onze eerdere pps-ervaring in een scholengebouw. Dat was het Montaigne Lyceum in Den Haag-Ypenburg, opgeleverd in 2006. Daaruit kenden we ISS, die in Safire participeert. Met gebouw gebonden exploitatie van installaties hadden GTI en Burgers Ergon ervaring, van-daar de keuze om die erbij te halen. Van ABN Amro kenden we succes-volle vergelijkbare pps-projecten en projectfinancieringen in Australië en Engeland’. Het Dutch Infrastructure Fund investeert met geldverschaffers als pensioenfondsen en de Europese Investeringsbank langlopend in vooral projecten met een profiel van duurzaamheid, zowel in gebouwen als in infra structuur.

Hermsen en Koolhaas noemen als belangrijkste les: ‘Het belang van

sloop- en bouwafval: De renovatie heeft maar liefst 80.000 kubieke meter aan sloopafval opge-leverd. Het afval is in grote bakken van 10 m3 afgevoerd: er zijn dus acht-duizend containers met sloopafval van het werk afgevoerd. Daarnaast heeft de bouw geleid tot nog eens 12.000 m3 aan bouwafval, voorname-lijk verpakkingen en restmateriaal. Het sloopafval werd in kleinere containers van 5 m3 afgevoerd, wat een stroom van 600 containers op leverde. In totaal is ook weer zo’n 80 tot 100.000 m3 aan materialen het gebouw ‘in’ gegaan.

glas: De hoeveelheid verwerkt glas in het ministerie van Financiën is in Nederland ongeëvenaard. Er is niet minder dan 75.000 vierkante meter aan glas in het gebouw verwerkt. Dat levert 150.000 m2 te wassen glas-oppervlak op. Per werkplek is gemiddeld 42 m2 glas gebruikt.

vloeren: Op een totale oppervlakte van 66.000 m2 (dus inclusief de kel- ders) is 33.000 m2 nieuw tapijt gelegd. Daarnaast is 8.500 m2 natuurstenen vloer gelegd, onder meer in het atrium, en nog eens 3.000 m2 aan parket.

planten: Voor de binnentuinen zijn 25 stuks palmen van ieder rond de 750 kilo het gebouw in gesjouwd. Daarnaast nog eens acht tamarindes van ieder 1500 kilo. En dan nog heel wat ‘klein werk’ waaronder 55 bam-boes, 17 olijfbomen, 225 lepelplanten, 450 varens, 110 philodendrons en 150 orchideeën. Zeshonderd kubieke meter piepschuim vermindert de belasting op de ondervloeren. Op het Platanenhof zijn 14 platanen van ieder 6000 kilo schoon aan de haak met een kraan over het gebouw heen getakeld.

overige cijfers: In het gebouw is 25.000 vierkante meter aan systeemwanden geplaatst en maar liefst 26.000 armaturen voor ver-lichting. Er is 350 kilometer aan kabel aangelegd, alleen voor de stroomvoorziening. Er zijn 12.750 stuk data-aansluitingen aangelegd en 750 kilometer kabel om ze aan elkaar te knopen. Verder zijn er 150 beveili-gingscamera’s geplaatst en beslaat de op afstand bedienbare licht- en zonwering 22.000 vierkante meter.

De feiten: verbazingwekkende cijfers

Deze en volgende kaderteksten zijn geschreven door Anne Luyten met de medewerking van Marc Mommers, projectdirecteur bouw Safire.

Vergaderzaal in het souterrain rondom het atrium

Page 10: SMAAK special ministerie van Financien

niet meer als ‘afstandhouders’ ruim voor de ramen staan. Ter hoogte van het maaiveld zijn de borstweringen zelfs grotendeels verdwenen, zodat je tussen de middag als passant bijvoorbeeld een steelse blik kan werpen op fitnessende ambtenaren in het souterrain.

Het interieur van het ministerie heeft zo mogelijk een nog drastischer metamorfose ondergaan. De klein-ste van de twee binnentuinen, die vroeger hoofdzakelijk als fraai ‘kijk-groen’ fungeerde, is omgebouwd tot het atrium van het ministerie dat plaats biedt aan een groot vergader-centrum en wordt geflankeerd door voorzieningen als bibliotheek, bedrijfsrestaurant en informatie-balie. De omringende kantoor-vleugels hebben een compleet nieuwe half-open indeling gekregen en zijn plaatselijk van vides en binnentuinen voorzien.

De belangrijkste aanleiding voor de renovatie van het uit 1975 daterende ministeriegebouw was de combi-natie van een slecht binnenklimaat en verouderde installaties. Daar-naast wilde Financiën graag een centrale ontmoetingsruimte voor de medewerkers en een meer open en transparante uitstraling naar de buitenwereld. MVSA begon het ver-bouwingsontwerp met een analyse van de problemen, mogelijkheden en beperkingen van de bestaande situatie. Jeroen van Schooten: ‘Uit die analyse bleek dat de logistiek

stedenbouw monumenten kunst architectuurbeleid

bij architectuurliefhebbers, maar in de ogen van het grote publiek vooral een ‘betonnen bunker’ was. Ondoor-dringbaar voor blikken van buitenaf en volstrekt ontoegankelijk voor wie binnen niets te zoeken had. Hoe anders is de situatie nu. Een enorme poort aan het Korte Voor-hout geeft eenieder vrij toegang

tot de grote binnenplaats van het ministerie die, doordat hij aan de andere kant, via een kleine poort aan de Casuariestraat, weer kan worden verlaten zelfs iets weg heeft gekregen van een semi-openbaar plein. Daarbij zijn de gevels een stuk minder ongenaakbaar geworden doordat de betonnen borstweringen

Hoewel Financiën feitelijk alleen om een grondige renovatie van het ruim dertig jaar oude ministerie-gebouw had gevraagd, onderging het pand een complete metamorfose. Doordat bij DBFMO- contracten ogenschijnlijk dure ingrepen zichzelf in de gebruiksfase ruimschoots kunnen terug-verdienen, had Meyer en Van Schooten Architecten (MVSA) gesteund door de kwaliteitsinsteek van het consortium Safire veel meer speelruimte dan gebruikelijk. MVSA benutte deze speelruimte onder andere om het ministeriegebouw ‘ongevraagd’ te voorzien van een overdekt atrium, comfortabele dubbele gevels en een extra wintertuin.

ArchitectenJeroen van Schooten en Do Janne Vermeulen roemen grote vrijheid:

Tekst: Egbert Koster Fotografie: Taco Anema (portret), Studio Csany

‘Bij een conventionele aanbesteding hadden we dit nooit voor elkaar gekregen’financiën

interview

Bij de renovatie is het ministerie-gebouw, zowel van buiten als van binnen, onherkenbaar veranderd. Wie twee jaar geleden over het Korte Voorhout liep zag een ongenaak-bare, introverte kantoorkolos. Een gedistingeerd gebouw dat als expo-nent van het zogeheten ‘Brutalisme’ in de architectuur sympathie opriep

10 architectuur 11

Do Janne Vermeulen en Jeroen van Schooten

Page 11: SMAAK special ministerie van Financien

niet meer als ‘afstandhouders’ ruim voor de ramen staan. Ter hoogte van het maaiveld zijn de borstweringen zelfs grotendeels verdwenen, zodat je tussen de middag als passant bijvoorbeeld een steelse blik kan werpen op fitnessende ambtenaren in het souterrain.

Het interieur van het ministerie heeft zo mogelijk een nog drastischer metamorfose ondergaan. De klein-ste van de twee binnentuinen, die vroeger hoofdzakelijk als fraai ‘kijk-groen’ fungeerde, is omgebouwd tot het atrium van het ministerie dat plaats biedt aan een groot vergader-centrum en wordt geflankeerd door voorzieningen als bibliotheek, bedrijfsrestaurant en informatie-balie. De omringende kantoor-vleugels hebben een compleet nieuwe half-open indeling gekregen en zijn plaatselijk van vides en binnentuinen voorzien.

De belangrijkste aanleiding voor de renovatie van het uit 1975 daterende ministeriegebouw was de combi-natie van een slecht binnenklimaat en verouderde installaties. Daar-naast wilde Financiën graag een centrale ontmoetingsruimte voor de medewerkers en een meer open en transparante uitstraling naar de buitenwereld. MVSA begon het ver-bouwingsontwerp met een analyse van de problemen, mogelijkheden en beperkingen van de bestaande situatie. Jeroen van Schooten: ‘Uit die analyse bleek dat de logistiek

stedenbouw monumenten kunst architectuurbeleid

bij architectuurliefhebbers, maar in de ogen van het grote publiek vooral een ‘betonnen bunker’ was. Ondoor-dringbaar voor blikken van buitenaf en volstrekt ontoegankelijk voor wie binnen niets te zoeken had. Hoe anders is de situatie nu. Een enorme poort aan het Korte Voor-hout geeft eenieder vrij toegang

tot de grote binnenplaats van het ministerie die, doordat hij aan de andere kant, via een kleine poort aan de Casuariestraat, weer kan worden verlaten zelfs iets weg heeft gekregen van een semi-openbaar plein. Daarbij zijn de gevels een stuk minder ongenaakbaar geworden doordat de betonnen borstweringen

Hoewel Financiën feitelijk alleen om een grondige renovatie van het ruim dertig jaar oude ministerie-gebouw had gevraagd, onderging het pand een complete metamorfose. Doordat bij DBFMO- contracten ogenschijnlijk dure ingrepen zichzelf in de gebruiksfase ruimschoots kunnen terug-verdienen, had Meyer en Van Schooten Architecten (MVSA) gesteund door de kwaliteitsinsteek van het consortium Safire veel meer speelruimte dan gebruikelijk. MVSA benutte deze speelruimte onder andere om het ministeriegebouw ‘ongevraagd’ te voorzien van een overdekt atrium, comfortabele dubbele gevels en een extra wintertuin.

ArchitectenJeroen van Schooten en Do Janne Vermeulen roemen grote vrijheid:

Tekst: Egbert Koster Fotografie: Taco Anema (portret), Studio Csany

‘Bij een conventionele aanbesteding hadden we dit nooit voor elkaar gekregen’financiën

interview

Bij de renovatie is het ministerie-gebouw, zowel van buiten als van binnen, onherkenbaar veranderd. Wie twee jaar geleden over het Korte Voorhout liep zag een ongenaak-bare, introverte kantoorkolos. Een gedistingeerd gebouw dat als expo-nent van het zogeheten ‘Brutalisme’ in de architectuur sympathie opriep

10 architectuur 11

Do Janne Vermeulen en Jeroen van Schooten

Page 12: SMAAK special ministerie van Financien

binnen het gebouw in de loop der jaren heel erg vertroebeld was. VIP’s die de weg kenden in het ministerie gebruikten soms de dienstingang aan de Casuariestraat omdat de kamer van de minister er vlakbij zat. Ook veel medewerkers van het ministerie kwamen daar binnen vanuit de fietsenstalling en vanaf het station. De achterdeur was dus eigenlijk de voordeur geworden. Merkwaardig was ook dat al het eten voor het bedrijfsrestaurant daar het gebouw binnenkwam en vervolgens helemaal diagonaal aan de andere kant werd opgediend waarna het afval weer helemaal retour ging naar de Casuariestraat. Dus het gebouw zat logistiek volledig onlogisch in elkaar.’

nieuwe entree

De laad- en losingang werd bij de verbouwing gehandhaafd maar voor medewerkers en bezoekers creëer-den projectarchitecten Jeroen van Schooten en Do Janne Vermeulen een nieuwe centrale entree in het hart van het ministeriegebouw. ‘In de uitvraag stond dat het ministerie de mogelijkheden tot onderlinge ont-

moeting van de medewerkers wilde verbeteren. Daarom vonden wij dat we één centrale entree moesten maken waar iedereen binnenkomt en weggaat. Dat was in het bestaande gebouw eigenlijk niet te organise-ren’, verklaart Do Janne Vermeulen. ‘Daarom hebben we in de lange gevel aan het Korte Voorhout een grote poort in het gebouw gemaakt en de nieuwe ingang aan de voor-malige grote binnentuin gelegd. Iedereen komt het gebouw nu binnen in het middelpunt van de 8-vormige plattegrond. Ook VIP’s, die met hun dienstauto op het bin-nenplein kunnen voorrijden. Vanuit de entree gaan de ambtenaren naar hun werkplek op de verdiepingen of steken ze door naar de nieuwe cen-trale hal in de overkapte voormalige tweede binnentuin. Daar zitten alle gemeenschappelijke en publieks-gerichte functies allemaal centraal, op één vloer, onder één dak, in het atrium. En dat werkt heel erg goed. Medewerkers zeggen dat ze daar nu regelmatig collega’s tegenkomen die ze vroeger nooit zagen.’

Hoe zijn jullie omgegaan met de erfe-nis van architect Jo Vegter? In zijn tijd

als Rijksbouwmeester heeft Jo Coenen het ministerie nog als een potentieel monument van het naoorlogse moder-nisme aangemerkt. Van Schooten: ‘Daar zijn we redelijk onbevangen mee omgegaan. Het gebouw had veel bijzondere kwalitei-ten maar in het gebruik moest je die wel heel erg zoeken. Het is natuurlijk geen monument, omdat het nog

geen vijftig jaar staat, maar wel een gebouw dat heel manifest is voor het Brutalisme dat op de late, plastische architectuur van Le Corbusier is geïnspireerd. Een van de weinige voorbeelden waarvan je kan zeggen dat het geslaagd is. Vegter gaf het gebouw hele mooie betondetails. Bijna de hele constructie is prefab. Ook de oorspronkelijke binnentui-

nen waren prachtig. Maar een aantal grote ingrepen was onvermijdelijk. Het binnenklimaat was een heel groot probleem. Koudebruggen bestonden niet want in feite was het hele gebouw een grote, ongeïsoleerde koudebrug. De gevels hadden nog enkelglas in ongeïsoleerde stalen profielen en de betonconstructie liep gewoon van binnen naar buiten door. Slechter kan je het uit oogpunt van energiegebruik niet bedenken. De betonnen borstweringen eraf halen was geen optie, want dan zou het gebouw zijn karakter verliezen en had je beter een nieuw gebouw kun-nen neerzetten. Het beton inpakken in isolatie was ook geen alternatief omdat je dan evengoed het oor-spronkelijke ‘beton brut’- oppervlak zou kwijtraken.’

‘De dubbelehuid-façade die we nu hebben toegepast is bij nieuwbouw normaal onbetaalbaar. Maar hier niet, want de hele constructie zat er in principe al. We hebben op de plek waar eerst de ramen zaten gewoon een nieuwe, geïsoleerde gevel neer-

gezet en enkelglas aangebracht tus-sen de borstweringen. Als het buiten tien graden onder nul is, is het in die open spouw altijd nog een graad of acht. Daardoor heb je die grote kou-desprong tussen binnen en buiten niet meer en is het gebouw – zeker voor een bestaand gebouw – opeens extreem energiezuinig geworden. Bijkomend voordeel is dat de zon-wering in die open spouw schoon blijft en niet klappert in de wind. Ook kunnen de gebruikers door die spouw een veel groter deel van het jaar hun raam open zetten zonder last te hebben van kou, straatgeluid of windhinder.’

dakbedekking

Vermeulen: ‘De binnentuinen in hun oorspronkelijke staat behouden was onmogelijk. Het feit dat het consor-tium Safire het gebouw minstens 25 jaar moet onderhouden maakte het onvermijdelijk dat de dakbedekking onder de tuinen, die de parkeerkel-der waterdicht houdt, moest worden vernieuwd. Dus die tuinen moesten

er na 30 jaar een keer helemaal uit. In principe hadden we ze daarna weer kunnen reconstrueren maar dat paste niet in ons plan. De grote tuin hadden we nodig voor de nieuwe ontsluiting en in de overkapte kleine tuin hebben we de gevraagde grote kolomvrije vergaderzalen gesitueerd. Die zalen pasten nergens anders in het bestaande gebouw. Door het dak van de parkeerkelder ter plaatse van het atrium te slopen konden we het vergadercentrum als het ware in de parkeergarage laten zakken, zodat de ruimte in het atrium open bleef. Deze verdiepte ligging heeft boven-dien het voordeel dat bezoekers van het vergadercentrum, door het hoog-teverschil, geen toegang hebben tot de rest van het ministerie.’

Van Schooten: ‘Het interieur van Vegter was erg somber en afgeleefd. De kantoorgangen waren heel erg laag, breed en donker. Helemaal zonder daglicht, dat voelde heel erg bedompt. Door de dichte gang-wanden leken al die lange gangen op elkaar en kon je je helemaal niet

oriënteren in het gebouw. Onze ana-lyse van de bestaande situatie bracht bovendien aan het licht dat op het ministerie veel interne verhuizingen plaatsvonden waarbij binnenwan-den verplaatst werden. Er was dus duidelijk behoefte aan een erg flexi-bele indeling. Daarom hebben we verhoogde vloeren en klimaatplafonds toegepast, zodat je heel snel en schoon binnenwanden kunt verplaatsen omdat je niet onder de vloer of boven het plafond hoeft te zijn.’

beton

Hebben jullie bij de verbouwing gezocht naar harmonie of contrast met het bestaande gebouw ? Van Schooten: ‘Vanouds hebben wij als bureau meer affiniteit met alumi-nium, staal en glas. Maar het zware betonnen casco van Vegter is natuur-lijk wel heel uitdagend. Wij hebben geprobeerd om een spannende combinatie van een zwaar casco en lichte toevoegingen te maken. Het nieuwe glas in de gevels en het nieuwe inbouwpakket contrasteren

Ministerie is nu beter berekend op interne verhuizingen

Page 13: SMAAK special ministerie van Financien

binnen het gebouw in de loop der jaren heel erg vertroebeld was. VIP’s die de weg kenden in het ministerie gebruikten soms de dienstingang aan de Casuariestraat omdat de kamer van de minister er vlakbij zat. Ook veel medewerkers van het ministerie kwamen daar binnen vanuit de fietsenstalling en vanaf het station. De achterdeur was dus eigenlijk de voordeur geworden. Merkwaardig was ook dat al het eten voor het bedrijfsrestaurant daar het gebouw binnenkwam en vervolgens helemaal diagonaal aan de andere kant werd opgediend waarna het afval weer helemaal retour ging naar de Casuariestraat. Dus het gebouw zat logistiek volledig onlogisch in elkaar.’

nieuwe entree

De laad- en losingang werd bij de verbouwing gehandhaafd maar voor medewerkers en bezoekers creëer-den projectarchitecten Jeroen van Schooten en Do Janne Vermeulen een nieuwe centrale entree in het hart van het ministeriegebouw. ‘In de uitvraag stond dat het ministerie de mogelijkheden tot onderlinge ont-

moeting van de medewerkers wilde verbeteren. Daarom vonden wij dat we één centrale entree moesten maken waar iedereen binnenkomt en weggaat. Dat was in het bestaande gebouw eigenlijk niet te organise-ren’, verklaart Do Janne Vermeulen. ‘Daarom hebben we in de lange gevel aan het Korte Voorhout een grote poort in het gebouw gemaakt en de nieuwe ingang aan de voor-malige grote binnentuin gelegd. Iedereen komt het gebouw nu binnen in het middelpunt van de 8-vormige plattegrond. Ook VIP’s, die met hun dienstauto op het bin-nenplein kunnen voorrijden. Vanuit de entree gaan de ambtenaren naar hun werkplek op de verdiepingen of steken ze door naar de nieuwe cen-trale hal in de overkapte voormalige tweede binnentuin. Daar zitten alle gemeenschappelijke en publieks-gerichte functies allemaal centraal, op één vloer, onder één dak, in het atrium. En dat werkt heel erg goed. Medewerkers zeggen dat ze daar nu regelmatig collega’s tegenkomen die ze vroeger nooit zagen.’

Hoe zijn jullie omgegaan met de erfe-nis van architect Jo Vegter? In zijn tijd

als Rijksbouwmeester heeft Jo Coenen het ministerie nog als een potentieel monument van het naoorlogse moder-nisme aangemerkt. Van Schooten: ‘Daar zijn we redelijk onbevangen mee omgegaan. Het gebouw had veel bijzondere kwalitei-ten maar in het gebruik moest je die wel heel erg zoeken. Het is natuurlijk geen monument, omdat het nog

geen vijftig jaar staat, maar wel een gebouw dat heel manifest is voor het Brutalisme dat op de late, plastische architectuur van Le Corbusier is geïnspireerd. Een van de weinige voorbeelden waarvan je kan zeggen dat het geslaagd is. Vegter gaf het gebouw hele mooie betondetails. Bijna de hele constructie is prefab. Ook de oorspronkelijke binnentui-

nen waren prachtig. Maar een aantal grote ingrepen was onvermijdelijk. Het binnenklimaat was een heel groot probleem. Koudebruggen bestonden niet want in feite was het hele gebouw een grote, ongeïsoleerde koudebrug. De gevels hadden nog enkelglas in ongeïsoleerde stalen profielen en de betonconstructie liep gewoon van binnen naar buiten door. Slechter kan je het uit oogpunt van energiegebruik niet bedenken. De betonnen borstweringen eraf halen was geen optie, want dan zou het gebouw zijn karakter verliezen en had je beter een nieuw gebouw kun-nen neerzetten. Het beton inpakken in isolatie was ook geen alternatief omdat je dan evengoed het oor-spronkelijke ‘beton brut’- oppervlak zou kwijtraken.’

‘De dubbelehuid-façade die we nu hebben toegepast is bij nieuwbouw normaal onbetaalbaar. Maar hier niet, want de hele constructie zat er in principe al. We hebben op de plek waar eerst de ramen zaten gewoon een nieuwe, geïsoleerde gevel neer-

gezet en enkelglas aangebracht tus-sen de borstweringen. Als het buiten tien graden onder nul is, is het in die open spouw altijd nog een graad of acht. Daardoor heb je die grote kou-desprong tussen binnen en buiten niet meer en is het gebouw – zeker voor een bestaand gebouw – opeens extreem energiezuinig geworden. Bijkomend voordeel is dat de zon-wering in die open spouw schoon blijft en niet klappert in de wind. Ook kunnen de gebruikers door die spouw een veel groter deel van het jaar hun raam open zetten zonder last te hebben van kou, straatgeluid of windhinder.’

dakbedekking

Vermeulen: ‘De binnentuinen in hun oorspronkelijke staat behouden was onmogelijk. Het feit dat het consor-tium Safire het gebouw minstens 25 jaar moet onderhouden maakte het onvermijdelijk dat de dakbedekking onder de tuinen, die de parkeerkel-der waterdicht houdt, moest worden vernieuwd. Dus die tuinen moesten

er na 30 jaar een keer helemaal uit. In principe hadden we ze daarna weer kunnen reconstrueren maar dat paste niet in ons plan. De grote tuin hadden we nodig voor de nieuwe ontsluiting en in de overkapte kleine tuin hebben we de gevraagde grote kolomvrije vergaderzalen gesitueerd. Die zalen pasten nergens anders in het bestaande gebouw. Door het dak van de parkeerkelder ter plaatse van het atrium te slopen konden we het vergadercentrum als het ware in de parkeergarage laten zakken, zodat de ruimte in het atrium open bleef. Deze verdiepte ligging heeft boven-dien het voordeel dat bezoekers van het vergadercentrum, door het hoog-teverschil, geen toegang hebben tot de rest van het ministerie.’

Van Schooten: ‘Het interieur van Vegter was erg somber en afgeleefd. De kantoorgangen waren heel erg laag, breed en donker. Helemaal zonder daglicht, dat voelde heel erg bedompt. Door de dichte gang-wanden leken al die lange gangen op elkaar en kon je je helemaal niet

oriënteren in het gebouw. Onze ana-lyse van de bestaande situatie bracht bovendien aan het licht dat op het ministerie veel interne verhuizingen plaatsvonden waarbij binnenwan-den verplaatst werden. Er was dus duidelijk behoefte aan een erg flexi-bele indeling. Daarom hebben we verhoogde vloeren en klimaatplafonds toegepast, zodat je heel snel en schoon binnenwanden kunt verplaatsen omdat je niet onder de vloer of boven het plafond hoeft te zijn.’

beton

Hebben jullie bij de verbouwing gezocht naar harmonie of contrast met het bestaande gebouw ? Van Schooten: ‘Vanouds hebben wij als bureau meer affiniteit met alumi-nium, staal en glas. Maar het zware betonnen casco van Vegter is natuur-lijk wel heel uitdagend. Wij hebben geprobeerd om een spannende combinatie van een zwaar casco en lichte toevoegingen te maken. Het nieuwe glas in de gevels en het nieuwe inbouwpakket contrasteren

Ministerie is nu beter berekend op interne verhuizingen

Page 14: SMAAK special ministerie van Financien

14 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 15 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

direct aan tafel zit levert veel discus-sie op maar heeft ook voordelen. Die heeft op kantoor een calculator zit-ten die binnen een week de financiële consequenties van twee verschillen-de ontwerp-opties kan doorrekenen, inclusief een prognose van de onder-houdskosten en het energieverbruik over een periode van 25 jaar.’

Van Schooten: ‘Daardoor staan de bouwende partijen ook achter de oplossingen die je als architect bedenkt, want zij zijn mede-verant-woordelijk voor de keuzes die zijn gemaakt. Bij dit project heeft op de bouw niemand kunnen zeggen ‘welke oen heeft dit bedacht?’. Dat maakt ontzettend veel uit. Want alle oplossingen zijn daarmee breed gedragen oplossingen.’

Welke partij binnen Safire controleert de kwaliteit van de uitvoering ? Van Schooten: ‘Als architect doen wij de esthetische begeleiding. Dat is zo’n vaag begrip dat niemand weet waar het begint en waar het eindigt. Het probleem is dat de partij die jou controleert ook de partij is waaraan jij factureert. Wij worden immers betaald door de aannemer. Dat is een raar mechanisme. Als je iets afkeurt, wat is dan de status van die afkeuring?’

Vermeulen: ‘De Staat legt alle verant-woordelijkheid bij Safire. Vervolgens legt Safire alle verantwoordelijkheid bij de vier bouwende partijen. In feite controleert Safire zelf de kwaliteit en door de prestatieafhankelijke ver-goeding zijn er ook prikkels om de afgesproken kwaliteit te leveren. Wij, als architect, fietsen daar een beetje tussendoor.’

alleen scoren als die kwaliteit al zichtbaar is in de presentatie van je voorlopig ontwerp. Dat wil zeggen op een moment dat je nog niet eens weet of het consortium waar je deel van uitmaakt, überhaupt gekozen wordt. Als glazen balustrades er op dat moment nog niet inzitten krijg je ze er later nooit meer in. Maar als ze er wel in zitten kom je er als consor-tium later nooit meer onderuit. Het plan dat je indient voor beoordeling is, indien gekozen, ook tot in detail het plan dat je maakt. In de stuur-groep van het consortium, waarin niet alleen Strukton, Burgers Ergon, GTI en ISS waren vertegenwoordigd maar ook ABN AMRO hebben we geredeneerd dat die glazen balustra-des sfeer en transparantie creëren en bij de beoordeling door iedereen worden gezien, zodat je daar zeer waarschijnlijk wel punten voor krijgt. Het afwerkingsniveau van het sanitair is daarentegen standaard. In de uitvraag werd gevraagd om standaard kwaliteit sanitair. Nou, dat is het ook geworden. Wij hebben bin-nen het consortium gezegd dat we dat eigenlijk niet ministeriewaardig vonden. Maar de andere partijen redeneren heel consequent - en terecht - dat een extra investering van een paar ton in de toiletgroepen alleen punten voor kwaliteit oplevert als in de beoordelingsleidraad staat dat je daar punten voor kan scoren en je in je presentatie een spetteren-de rendering van een mooie toiletgroep opneemt.’

Van Schooten: ‘Een groot pluspunt van het werken in consortiumver-band was dat wij als architecten samen met de andere partners zelf de constructeur, landschapsarchi-tect en grafisch ontwerper konden uitkiezen en aansturen. Safire had door dat je moet zorgen voor een goed geolied ontwerpteam dat slimme dingen voor je bedenkt. Want daarmee kan je geld verdienen. Bij gewone opdrachten mag je als architect een voorlopig ontwerp maken en als dat klaar is komt er nog eens een constructeur meekijken. Nu zaten we vanaf de eerste schets met het hele team aan tafel en dat is echt ongelooflijk prettig werken. Een team met mensen die je zelf uitzoekt en waarmee je ervaring hebt.’ Vermeulen: ‘Dat ook de aannemer

krijgt omdat de initiële kosten te hoog zijn, nu wel financieel hard kan onderbouwen. Bijvoorbeeld dat natuursteen op de vloer over een periode van 25 jaar niet duurder is dan linoleum. Dat is iets wat we allemaal al lang weten. In het raad-huis van Dudok loop je over een marmeren vloer van 70 jaar oud die iedereen nog steeds prachtig vindt terwijl je linoleum in zo’n periode al vele malen had moeten vervangen, met alle sores vandien. We hebben bijvoorbeeld in het ministerie een groot aantal leren design stoelen neergezet. Dat lijkt duur maar is het niet. Die blijven 25 jaar staan en wor-den er alleen maar mooier op. Als Financiën zelf onze opdrachtgever was geweest waren ze er waarschijn-lijk niet gekomen. Maar de partners in Safire hebben daar minder pro-blemen mee. Zij bekijken het louter zakelijk.’

stuurgroep

Hoe bereik je dat dit soort besparingen op de bouw- en exploitatiekosten ten goede komen aan de architectonische kwaliteit en niet als makkelijke winst worden beschouwd door de andere partners in het consortium? Vermeulen: ‘Geld is bij DBFMO niet het enige criterium. Als consortium kun je bij de beoordeling van je plan ook punten scoren op kwaliteit, die tellen net zo zwaar. Met de glazen balustrades hebben we bijvoorbeeld ingezet op punten voor kwaliteit. Punten voor kwaliteit kun je echter

energie. Doordat de energielast in de bieding van Safire zit verdisconteerd kun je, als je in het ontwerp energie bespaart weer andere dingen doen. Zo simpel is dat. Omdat het DBFMO-contract een looptijd van 25 jaar heeft tikt elke besparing op de onderhouds- en exploitiekosten heel zwaar door. Ook het glazen atriumdak lijkt op het eerste gezicht erg duur. Maar als je uitrekent hoeveel bruikbare ruimte, thermische isolatie en logistiek voordeel dat dak oplevert, betaalt dat dak zichzelf in de loop van 25 jaar ruimschoots terug. Doordat het facilitair beheer ook in het DBFMO-contract zit, levert het feit dat wij het vergadercentrum pal naast de nieuwe hoofdingang en de keuken hebben gesitueerd, het consortium in de loop van de contractsperiode een aanzien-lijke besparing op personeelskosten op. Dat bezoekers van buiten die in het vergadercentrum moeten zijn, geen pasje nodig hebben, dankzij het gescheiden verkeerscircuit, is niet alleen handig voor die bezoekers. Het scheelt ook enorm in bemensing van de receptiebalie, doordat die geen piekbelastingen heeft. Per medewer-ker bedraagt de contante waarde van 25 jaar loonkosten al gauw zo’n zes ton. Dus als het facilitair bedrijf in de catering en de beveiliging met een paar mensen minder toe kan, spreek je over miljoenen.’

‘Het mooie van DBFMO-contracten is dat je oplossingen waarvan je weet dat ze zichzelf terugbetalen, maar die je normaal nooit voor elkaar

waard zou zijn. Daarbij was men uit-gegaan van een standaard renovatie om het gebouw technisch up to date te maken, zonder grote aanpassin-gen in de bestaande opzet en inde-ling. Uit die haalbaarheidsstudies had de Rijksgebouwendienst gecon-cludeerd dat het overkappen van de binnentuin en het aanbrengen van een dubbelehuid-façade financieel onhaalbaar zou zijn.’

Van Schooten: ‘Maar omdat wij in samenwerking met alle partners binnen Safire het ontwerp helemaal integraal konden doorakkeren ver-dienden we opeens heel veel dingen terug. De dubbelehuid-façade bespaart bijvoorbeeld heel veel

straling behoudt. Bij calamiteiten moet het snel kunnen sluiten.’

personeelskosten

De aanbesteding van de renovatie als DBFMO-contract heeft dus een heel ander resultaat opgeleverd dan bij con-ventionele aanbesteding het geval zijn zou geweest?Vermeulen: ‘In geval van een con-ventionele opdracht hadden we nooit een overkapt atrium en een dubbelehuid-façade kunnen realise-ren en dat zijn juist de twee dragers van ons ontwerp. Voor wij aan de slag gingen waren al haalbaarheids-studies gedaan om te kijken of een DBFMO-aanbesteding de moeite

beter in het atrium. En een onder-houdspost over een periode van 25 jaar waar geen gebruik tegenover staat, is niet reëel. Daarom heeft Safire het in zijn aanbieding opge-nomen om te slopen. De lange gevel aan het Korte Voorhout wordt nu gebroken door de grote nieuwe poort naar de binnenplaats.’

Van Schooten: ‘Die poort wordt van 11 uur ’s avonds tot 7 uur ’s morgens afgesloten door een hekwerk dat overdag helemaal wegklapt in het plafond van de poort. Een heel plastisch hekwerk, enigszins geïn-spireerd op het werk van Calatrava, omdat wij het belangrijk vinden dat het gebouw ook ’s avonds zijn uit-

heel sterk met het bestaande beton. Al hebben we het vergadercentrum wel zwaar uitgevoerd in beton om te voorkomen dat de parkeergarage na het slopen van de dakplaat omhoog zou komen. De nieuw toegevoegde wintertuin op de hoek van het gebouw aan de kant van het Malieveld stond overigens niet in de opgave maar was wel aantrekkelijk omdat het geheel van de inschrijving nadrukkelijk ook op architectonische kwaliteit werd beoordeeld en niet alleen op prijs. Voor de verbouwing was het gebouw op die plek plastisch in evenwicht doordat de gevel daar terug lag. Maar toen wij de nieuwe gevels naar voren haalden, met veel glas, dreigde het een doodse hoek te worden. De wintertuin is niet verwarmd. Het is feitelijk een plaatselijke verbreding van de spouw van de dubbelehuid-façade. Hij mar-keert een belangrijk punt waar je het centrum inrijdt. Dat werkt vooral ’s avonds heel goed, als hij van binnen wordt aangelicht. Voor de gebrui-kers is het een fijne plek met mooi uitzicht.’

Vermeulen: ‘Ook de nieuwe vides met binnentuinen in de kantoor-vleugels zaten helemaal niet in de omschrijving van de opgave. Die zouden er dus nooit zijn gekomen in geval van een traditionele aanbe-steding. Bij een traditionele aanbe-steding krijg je als architect alles wat niet expliciet in de opdracht staat heel lastig voor elkaar. In dit geval stonden alleen de programmatische randvoorwaarden op papier en werd gevraagd om een zo goed mogelijk gebouw. Dat gaf ons enorm veel vrij-heid.’

restaurant

Daar staat tegenover dat het markante vrijstaande bedrijfsrestaurant aan het Korte Voorhout bij de traditionele aan-besteding waarschijnlijk niet zou zijn gesloopt. Vermeulen: ‘We hebben heel veel studie gedaan naar mogelijkheden om dat volume te behouden maar er was binnen het door Financiën gevraagde programma eenvoudig geen bestemming voor. In de nieuwe opzet passen alle functies die we eventueel in dat satellietgebouw hadden kunnen onderbrengen veel

Entree naar de openbare binnenhof die na elven ’s avonds wordt afgesloten

Page 15: SMAAK special ministerie van Financien

14 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 15 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

direct aan tafel zit levert veel discus-sie op maar heeft ook voordelen. Die heeft op kantoor een calculator zit-ten die binnen een week de financiële consequenties van twee verschillen-de ontwerp-opties kan doorrekenen, inclusief een prognose van de onder-houdskosten en het energieverbruik over een periode van 25 jaar.’

Van Schooten: ‘Daardoor staan de bouwende partijen ook achter de oplossingen die je als architect bedenkt, want zij zijn mede-verant-woordelijk voor de keuzes die zijn gemaakt. Bij dit project heeft op de bouw niemand kunnen zeggen ‘welke oen heeft dit bedacht?’. Dat maakt ontzettend veel uit. Want alle oplossingen zijn daarmee breed gedragen oplossingen.’

Welke partij binnen Safire controleert de kwaliteit van de uitvoering ? Van Schooten: ‘Als architect doen wij de esthetische begeleiding. Dat is zo’n vaag begrip dat niemand weet waar het begint en waar het eindigt. Het probleem is dat de partij die jou controleert ook de partij is waaraan jij factureert. Wij worden immers betaald door de aannemer. Dat is een raar mechanisme. Als je iets afkeurt, wat is dan de status van die afkeuring?’

Vermeulen: ‘De Staat legt alle verant-woordelijkheid bij Safire. Vervolgens legt Safire alle verantwoordelijkheid bij de vier bouwende partijen. In feite controleert Safire zelf de kwaliteit en door de prestatieafhankelijke ver-goeding zijn er ook prikkels om de afgesproken kwaliteit te leveren. Wij, als architect, fietsen daar een beetje tussendoor.’

alleen scoren als die kwaliteit al zichtbaar is in de presentatie van je voorlopig ontwerp. Dat wil zeggen op een moment dat je nog niet eens weet of het consortium waar je deel van uitmaakt, überhaupt gekozen wordt. Als glazen balustrades er op dat moment nog niet inzitten krijg je ze er later nooit meer in. Maar als ze er wel in zitten kom je er als consor-tium later nooit meer onderuit. Het plan dat je indient voor beoordeling is, indien gekozen, ook tot in detail het plan dat je maakt. In de stuur-groep van het consortium, waarin niet alleen Strukton, Burgers Ergon, GTI en ISS waren vertegenwoordigd maar ook ABN AMRO hebben we geredeneerd dat die glazen balustra-des sfeer en transparantie creëren en bij de beoordeling door iedereen worden gezien, zodat je daar zeer waarschijnlijk wel punten voor krijgt. Het afwerkingsniveau van het sanitair is daarentegen standaard. In de uitvraag werd gevraagd om standaard kwaliteit sanitair. Nou, dat is het ook geworden. Wij hebben bin-nen het consortium gezegd dat we dat eigenlijk niet ministeriewaardig vonden. Maar de andere partijen redeneren heel consequent - en terecht - dat een extra investering van een paar ton in de toiletgroepen alleen punten voor kwaliteit oplevert als in de beoordelingsleidraad staat dat je daar punten voor kan scoren en je in je presentatie een spetteren-de rendering van een mooie toiletgroep opneemt.’

Van Schooten: ‘Een groot pluspunt van het werken in consortiumver-band was dat wij als architecten samen met de andere partners zelf de constructeur, landschapsarchi-tect en grafisch ontwerper konden uitkiezen en aansturen. Safire had door dat je moet zorgen voor een goed geolied ontwerpteam dat slimme dingen voor je bedenkt. Want daarmee kan je geld verdienen. Bij gewone opdrachten mag je als architect een voorlopig ontwerp maken en als dat klaar is komt er nog eens een constructeur meekijken. Nu zaten we vanaf de eerste schets met het hele team aan tafel en dat is echt ongelooflijk prettig werken. Een team met mensen die je zelf uitzoekt en waarmee je ervaring hebt.’ Vermeulen: ‘Dat ook de aannemer

krijgt omdat de initiële kosten te hoog zijn, nu wel financieel hard kan onderbouwen. Bijvoorbeeld dat natuursteen op de vloer over een periode van 25 jaar niet duurder is dan linoleum. Dat is iets wat we allemaal al lang weten. In het raad-huis van Dudok loop je over een marmeren vloer van 70 jaar oud die iedereen nog steeds prachtig vindt terwijl je linoleum in zo’n periode al vele malen had moeten vervangen, met alle sores vandien. We hebben bijvoorbeeld in het ministerie een groot aantal leren design stoelen neergezet. Dat lijkt duur maar is het niet. Die blijven 25 jaar staan en wor-den er alleen maar mooier op. Als Financiën zelf onze opdrachtgever was geweest waren ze er waarschijn-lijk niet gekomen. Maar de partners in Safire hebben daar minder pro-blemen mee. Zij bekijken het louter zakelijk.’

stuurgroep

Hoe bereik je dat dit soort besparingen op de bouw- en exploitatiekosten ten goede komen aan de architectonische kwaliteit en niet als makkelijke winst worden beschouwd door de andere partners in het consortium? Vermeulen: ‘Geld is bij DBFMO niet het enige criterium. Als consortium kun je bij de beoordeling van je plan ook punten scoren op kwaliteit, die tellen net zo zwaar. Met de glazen balustrades hebben we bijvoorbeeld ingezet op punten voor kwaliteit. Punten voor kwaliteit kun je echter

energie. Doordat de energielast in de bieding van Safire zit verdisconteerd kun je, als je in het ontwerp energie bespaart weer andere dingen doen. Zo simpel is dat. Omdat het DBFMO-contract een looptijd van 25 jaar heeft tikt elke besparing op de onderhouds- en exploitiekosten heel zwaar door. Ook het glazen atriumdak lijkt op het eerste gezicht erg duur. Maar als je uitrekent hoeveel bruikbare ruimte, thermische isolatie en logistiek voordeel dat dak oplevert, betaalt dat dak zichzelf in de loop van 25 jaar ruimschoots terug. Doordat het facilitair beheer ook in het DBFMO-contract zit, levert het feit dat wij het vergadercentrum pal naast de nieuwe hoofdingang en de keuken hebben gesitueerd, het consortium in de loop van de contractsperiode een aanzien-lijke besparing op personeelskosten op. Dat bezoekers van buiten die in het vergadercentrum moeten zijn, geen pasje nodig hebben, dankzij het gescheiden verkeerscircuit, is niet alleen handig voor die bezoekers. Het scheelt ook enorm in bemensing van de receptiebalie, doordat die geen piekbelastingen heeft. Per medewer-ker bedraagt de contante waarde van 25 jaar loonkosten al gauw zo’n zes ton. Dus als het facilitair bedrijf in de catering en de beveiliging met een paar mensen minder toe kan, spreek je over miljoenen.’

‘Het mooie van DBFMO-contracten is dat je oplossingen waarvan je weet dat ze zichzelf terugbetalen, maar die je normaal nooit voor elkaar

waard zou zijn. Daarbij was men uit-gegaan van een standaard renovatie om het gebouw technisch up to date te maken, zonder grote aanpassin-gen in de bestaande opzet en inde-ling. Uit die haalbaarheidsstudies had de Rijksgebouwendienst gecon-cludeerd dat het overkappen van de binnentuin en het aanbrengen van een dubbelehuid-façade financieel onhaalbaar zou zijn.’

Van Schooten: ‘Maar omdat wij in samenwerking met alle partners binnen Safire het ontwerp helemaal integraal konden doorakkeren ver-dienden we opeens heel veel dingen terug. De dubbelehuid-façade bespaart bijvoorbeeld heel veel

straling behoudt. Bij calamiteiten moet het snel kunnen sluiten.’

personeelskosten

De aanbesteding van de renovatie als DBFMO-contract heeft dus een heel ander resultaat opgeleverd dan bij con-ventionele aanbesteding het geval zijn zou geweest?Vermeulen: ‘In geval van een con-ventionele opdracht hadden we nooit een overkapt atrium en een dubbelehuid-façade kunnen realise-ren en dat zijn juist de twee dragers van ons ontwerp. Voor wij aan de slag gingen waren al haalbaarheids-studies gedaan om te kijken of een DBFMO-aanbesteding de moeite

beter in het atrium. En een onder-houdspost over een periode van 25 jaar waar geen gebruik tegenover staat, is niet reëel. Daarom heeft Safire het in zijn aanbieding opge-nomen om te slopen. De lange gevel aan het Korte Voorhout wordt nu gebroken door de grote nieuwe poort naar de binnenplaats.’

Van Schooten: ‘Die poort wordt van 11 uur ’s avonds tot 7 uur ’s morgens afgesloten door een hekwerk dat overdag helemaal wegklapt in het plafond van de poort. Een heel plastisch hekwerk, enigszins geïn-spireerd op het werk van Calatrava, omdat wij het belangrijk vinden dat het gebouw ook ’s avonds zijn uit-

heel sterk met het bestaande beton. Al hebben we het vergadercentrum wel zwaar uitgevoerd in beton om te voorkomen dat de parkeergarage na het slopen van de dakplaat omhoog zou komen. De nieuw toegevoegde wintertuin op de hoek van het gebouw aan de kant van het Malieveld stond overigens niet in de opgave maar was wel aantrekkelijk omdat het geheel van de inschrijving nadrukkelijk ook op architectonische kwaliteit werd beoordeeld en niet alleen op prijs. Voor de verbouwing was het gebouw op die plek plastisch in evenwicht doordat de gevel daar terug lag. Maar toen wij de nieuwe gevels naar voren haalden, met veel glas, dreigde het een doodse hoek te worden. De wintertuin is niet verwarmd. Het is feitelijk een plaatselijke verbreding van de spouw van de dubbelehuid-façade. Hij mar-keert een belangrijk punt waar je het centrum inrijdt. Dat werkt vooral ’s avonds heel goed, als hij van binnen wordt aangelicht. Voor de gebrui-kers is het een fijne plek met mooi uitzicht.’

Vermeulen: ‘Ook de nieuwe vides met binnentuinen in de kantoor-vleugels zaten helemaal niet in de omschrijving van de opgave. Die zouden er dus nooit zijn gekomen in geval van een traditionele aanbe-steding. Bij een traditionele aanbe-steding krijg je als architect alles wat niet expliciet in de opdracht staat heel lastig voor elkaar. In dit geval stonden alleen de programmatische randvoorwaarden op papier en werd gevraagd om een zo goed mogelijk gebouw. Dat gaf ons enorm veel vrij-heid.’

restaurant

Daar staat tegenover dat het markante vrijstaande bedrijfsrestaurant aan het Korte Voorhout bij de traditionele aan-besteding waarschijnlijk niet zou zijn gesloopt. Vermeulen: ‘We hebben heel veel studie gedaan naar mogelijkheden om dat volume te behouden maar er was binnen het door Financiën gevraagde programma eenvoudig geen bestemming voor. In de nieuwe opzet passen alle functies die we eventueel in dat satellietgebouw hadden kunnen onderbrengen veel

Entree naar de openbare binnenhof die na elven ’s avonds wordt afgesloten

Page 16: SMAAK special ministerie van Financien

17 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

financiën

stedenbouwkundige setting

De heropening van het ministerie van Financiën is het begin van een metamorfose die het Korte Voorhout de komende jaren zal ondergaan. In die zin is de brede sleuf waarmee het ministeriegebouw is geopend en waardoor de grote binnenhof toe-gankelijk is gemaakt, een voorbode van allerlei veranderingen. Voorbij café Schlemmer aan de Houtstraat hield de stad op, was de indruk van de gemeente Den Haag. Het gevolg was dat er geen doorstroom van het winkelend publiek ontstond tussen het Plein en de Dennenweg, een belangrijk uitgaansgebied in Den Haag. De Koninklijke Schouwburg, buurman van het ministerie, leek zich in een soort niemandsland te bevinden. Maar dat heeft zijn langste tijd gehad.

Een belangrijk obstakel is de Ame-rikaanse ambassade tegenover de schouwburg. Na de aanslagen van 11 september 2001 is daar een cordon van betonnen buffers gelegd die potentiële aanvallers moest afschrik-ken. Het was de gemeente Den Haag een doorn in het oog, ook al besefte

de gemeente dat er geen alternatief was. Beveiliging van buitenlandse vertegenwoordigingen is immers een hoofdzaak. De situatie leidde in ieder geval tot onderhandelingen met de VS over verplaatsing van de ambassade. Zodat dit deel van het Korte Voorhout weer teruggegeven kan worden aan de stad. De nieuwe ambassade zal de komende jaren gebouwd worden in de buurt van het landgoed Clingendael, aan de noord-westrand van Den Haag waar de beveiliging veel beter gewaarborgd zal zijn en minder belastend voor de omgeving.

Wat er dan met het gebouw van Mar-cel Breuer zal gebeuren is onbekend, maar dat het gespaard zal blijven lijkt steeds zekerder te worden. Want de ambassade is met de Bijenkorf in Rotterdam het enige gebouw van de architect Breuer in Nederland en in die zin een jong monument. Het gebouw is ook representant van de culturele ambities van de Verenigde Staten in de wereld, na het aflopen van de tweede wereldoorlog. Niet alleen de democratie moest worden

verspreid, maar ook de Amerikaanse vooruitstrevende cultuur.

Voor twee andere gebouwen zal het doek daarentegen wel vallen: het “AXA-pand” en de Franse ambas-sade, de twee overburen van het ministerie van Financiën. Hier komt de nieuwe zetel van de Hoge Raad, die nu in een labyrintisch complex aan het Lange Voorhout is gevestigd. De Rijksgebouwendienst is al enkele jaren in gesprek met de Hoge Raad over de wensen en verlangens ten aanzien van de nieuwbouw, maar het is duidelijk dat dit toonaangevende instituut een passende huisvesting moet krijgen. Inmiddels heeft de Rijksgebouwdienst met de Hoge Raad het benodigde volume van de nieuwbouw afgesproken.

inrichtingDe gemeente en de Rijksgebou-wendienst zijn in aansluiting op de nieuwe ontwikkelingen in overleg over de herinrichting van het Korte Voorhout. Voor het ministerie en de Hoge Raad is het van belang dat de omgeving aansluit op de hogere

kwaliteit van de huisvesting. Ook in deze gesprekken speelt een rol dat de huidige situatie nog weinig leven brengt. De ruimtelijke aansluiting van de binnenstad via het Voorhout op het Haagse Bos en de oversteek naar de Dennenweg laten nog te wensen over. Het Korte Voorhout wordt een opener gebied met een sterk verbeterde verblijfskwaliteit. Deze plek zal over een aantal jaren een levendige en voorname entree zijn van de Haagse binnenstad en een waardig adres voor beide nieuwe gebouwen.

Nu het ministerie er weer glorieus bijstaat, wordt duidelijk dat de omgeving moet volgen. De Amerikaanse ambassade zal vertrekken van de hoek Korte/Lange Voorhout en de Hoge Raad betrekt een nieuw complex tegenover het ministerie. Toekomstmuziek voor een nieuwe entree van Den Haag.

Korte Voorhout gaat op de schop

Verbouwing ministerie aanleiding voor metamorfose

Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Studio Csany

Page 17: SMAAK special ministerie van Financien

17 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

financiën

stedenbouwkundige setting

De heropening van het ministerie van Financiën is het begin van een metamorfose die het Korte Voorhout de komende jaren zal ondergaan. In die zin is de brede sleuf waarmee het ministeriegebouw is geopend en waardoor de grote binnenhof toe-gankelijk is gemaakt, een voorbode van allerlei veranderingen. Voorbij café Schlemmer aan de Houtstraat hield de stad op, was de indruk van de gemeente Den Haag. Het gevolg was dat er geen doorstroom van het winkelend publiek ontstond tussen het Plein en de Dennenweg, een belangrijk uitgaansgebied in Den Haag. De Koninklijke Schouwburg, buurman van het ministerie, leek zich in een soort niemandsland te bevinden. Maar dat heeft zijn langste tijd gehad.

Een belangrijk obstakel is de Ame-rikaanse ambassade tegenover de schouwburg. Na de aanslagen van 11 september 2001 is daar een cordon van betonnen buffers gelegd die potentiële aanvallers moest afschrik-ken. Het was de gemeente Den Haag een doorn in het oog, ook al besefte

de gemeente dat er geen alternatief was. Beveiliging van buitenlandse vertegenwoordigingen is immers een hoofdzaak. De situatie leidde in ieder geval tot onderhandelingen met de VS over verplaatsing van de ambassade. Zodat dit deel van het Korte Voorhout weer teruggegeven kan worden aan de stad. De nieuwe ambassade zal de komende jaren gebouwd worden in de buurt van het landgoed Clingendael, aan de noord-westrand van Den Haag waar de beveiliging veel beter gewaarborgd zal zijn en minder belastend voor de omgeving.

Wat er dan met het gebouw van Mar-cel Breuer zal gebeuren is onbekend, maar dat het gespaard zal blijven lijkt steeds zekerder te worden. Want de ambassade is met de Bijenkorf in Rotterdam het enige gebouw van de architect Breuer in Nederland en in die zin een jong monument. Het gebouw is ook representant van de culturele ambities van de Verenigde Staten in de wereld, na het aflopen van de tweede wereldoorlog. Niet alleen de democratie moest worden

verspreid, maar ook de Amerikaanse vooruitstrevende cultuur.

Voor twee andere gebouwen zal het doek daarentegen wel vallen: het “AXA-pand” en de Franse ambas-sade, de twee overburen van het ministerie van Financiën. Hier komt de nieuwe zetel van de Hoge Raad, die nu in een labyrintisch complex aan het Lange Voorhout is gevestigd. De Rijksgebouwendienst is al enkele jaren in gesprek met de Hoge Raad over de wensen en verlangens ten aanzien van de nieuwbouw, maar het is duidelijk dat dit toonaangevende instituut een passende huisvesting moet krijgen. Inmiddels heeft de Rijksgebouwdienst met de Hoge Raad het benodigde volume van de nieuwbouw afgesproken.

inrichtingDe gemeente en de Rijksgebou-wendienst zijn in aansluiting op de nieuwe ontwikkelingen in overleg over de herinrichting van het Korte Voorhout. Voor het ministerie en de Hoge Raad is het van belang dat de omgeving aansluit op de hogere

kwaliteit van de huisvesting. Ook in deze gesprekken speelt een rol dat de huidige situatie nog weinig leven brengt. De ruimtelijke aansluiting van de binnenstad via het Voorhout op het Haagse Bos en de oversteek naar de Dennenweg laten nog te wensen over. Het Korte Voorhout wordt een opener gebied met een sterk verbeterde verblijfskwaliteit. Deze plek zal over een aantal jaren een levendige en voorname entree zijn van de Haagse binnenstad en een waardig adres voor beide nieuwe gebouwen.

Nu het ministerie er weer glorieus bijstaat, wordt duidelijk dat de omgeving moet volgen. De Amerikaanse ambassade zal vertrekken van de hoek Korte/Lange Voorhout en de Hoge Raad betrekt een nieuw complex tegenover het ministerie. Toekomstmuziek voor een nieuwe entree van Den Haag.

Korte Voorhout gaat op de schop

Verbouwing ministerie aanleiding voor metamorfose

Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Studio Csany

Page 18: SMAAK special ministerie van Financien

18 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 19 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

de werkruimtes op de vierde etage veranderden in een soortement sauna als gevolg van een gebrekkige ventilatie. ‘Het was een gebouw waar dertig jaar lang weinig onderhoud aan was gepleegd’, zegt Sorber. ‘En dat zag je er aan af.’ Maar het pand had ook zijn goede kanten. Vooral de

waar ook een ouderwetse schatkist staat die de herinnering aan ver-vlogen tijden bewaart.

voetbalMichiel Sorber en Jannes Nieuwen-huijzen herinneren zich vooral de zomers in het oude ministerie, als

en de vergaderzalen, op de begane grond huizen onder meer het ‘serviceplein’, de coffeecorner en het personeelsrestaurant. Daarboven werken de beleidsambtenaren van Financiën. Minister Wouter Bos en zijn staatssecretaris Jan Kees de Jager houden kantoor op etage twee,

‘I love overheid’, staat in rode let-ters op de witte koffiemok op het bureau van Nancy Neidig. Er is geen woord van gelogen. Sinds 1982 werkt ze met plezier voor verschillende ondersteunende afdelingen bin-nen het ministerie van Financiën. Momenteel is ze als medewerker van de afdeling personeelszaken betrok-ken bij het aannemen van nieuwe ambtenaren.

Neidig begon op het ministerie in een tijd dat ‘knippen en plakken’ nog gepaard gingen met schaar en lijmfles in plaats van met een tekstver-werkingsprogramma. Ze maakte de komst mee van de eerste AES-compu-ters, enorme kasten van machines die met vijf ambtenaren gedeeld werden. En ze ondervond de achtereenvol-gende ambtelijke reorganisaties die steevast de tijdgeest volgden: de ‘centralisatieslag’ van de jaren tach-tig, de ‘decentralisatieslag’ van de jaren negentig en de hernieuwde cen-tralisatie na de milleniumwisseling.

Neidig kent het pand op de hoek van het Korte Voorhout en de Prinsesse-gracht, waar ze meer dan twintig jaar werkte, dan ook op haar duimpje. Of liever gezegd: kende. Want de ingrijpende renovatie heeft niet alleen het uiterlijk, maar ook de indeling grondig veranderd. Neidig: ‘Soms loop ik rond en denk ik ineens: waar in het oude gebouw bevind ik me nu precies? Het is bijna niet meer voor te stellen hoe het er voor de ver-bouwing uitzag.’

Terwijl vaklui de allerlaatste hand leggen aan het interieur, zijn de ambtenaren van Financiën na een paar jaar afwezigheid terugverhuisd naar hun grondig vernieuwde minis-terie. Het vernieuwde gebouw heeft weinig weg van het oude. Alleen het betonnen karkas met de dito pilaren komt her en der te voorschijn tussen de glasplaten van de nieuwbouw. En in éen trappenhuis stuit je op de karakteristieke rode badkamertegel-tjes van weleer. Het ministerie is flink opgeknapt, menen vrijwel alle gebruikers. Al zijn sommige eigen-schappen van het nieuwe pand nog even wennen.

De indeling volgt een strak patroon. In de kelder bevinden zich de keuken

stedenbouw monumenten kunst architectuurbeleid architectuur stedenbouw monumenten

financiën

de mensen

18 Oud-minister Gerrit Zalm heeft twee dingen ingebracht in het ministerie, zijn schaterlach en twee flipperkasten. De huidige minister Wouter Bos is weer verantwoordelijk voor een andere subtiele verandering: de dasloze ambtenaar. Er hangt een ontspannen sfeer bij het ministerie waar de ambtenaren niet erg treuren om het vroegere gebouw nu ze de verdiensten van de vernieuwing ontdekken. Het relaas van de medewerkers over hun ervaringen.

19

Er staat nog een oude schatkist tussen al het designmeubilair

Op bezoek bij de ‘vader van het geld’, het ministerie van Financiën

Tekst: Michiel Hulshof Fotografie: Taco Anema

<<Nancy Neidig, medewerker personeelszaken

Page 19: SMAAK special ministerie van Financien

18 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 19 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

de werkruimtes op de vierde etage veranderden in een soortement sauna als gevolg van een gebrekkige ventilatie. ‘Het was een gebouw waar dertig jaar lang weinig onderhoud aan was gepleegd’, zegt Sorber. ‘En dat zag je er aan af.’ Maar het pand had ook zijn goede kanten. Vooral de

waar ook een ouderwetse schatkist staat die de herinnering aan ver-vlogen tijden bewaart.

voetbalMichiel Sorber en Jannes Nieuwen-huijzen herinneren zich vooral de zomers in het oude ministerie, als

en de vergaderzalen, op de begane grond huizen onder meer het ‘serviceplein’, de coffeecorner en het personeelsrestaurant. Daarboven werken de beleidsambtenaren van Financiën. Minister Wouter Bos en zijn staatssecretaris Jan Kees de Jager houden kantoor op etage twee,

‘I love overheid’, staat in rode let-ters op de witte koffiemok op het bureau van Nancy Neidig. Er is geen woord van gelogen. Sinds 1982 werkt ze met plezier voor verschillende ondersteunende afdelingen bin-nen het ministerie van Financiën. Momenteel is ze als medewerker van de afdeling personeelszaken betrok-ken bij het aannemen van nieuwe ambtenaren.

Neidig begon op het ministerie in een tijd dat ‘knippen en plakken’ nog gepaard gingen met schaar en lijmfles in plaats van met een tekstver-werkingsprogramma. Ze maakte de komst mee van de eerste AES-compu-ters, enorme kasten van machines die met vijf ambtenaren gedeeld werden. En ze ondervond de achtereenvol-gende ambtelijke reorganisaties die steevast de tijdgeest volgden: de ‘centralisatieslag’ van de jaren tach-tig, de ‘decentralisatieslag’ van de jaren negentig en de hernieuwde cen-tralisatie na de milleniumwisseling.

Neidig kent het pand op de hoek van het Korte Voorhout en de Prinsesse-gracht, waar ze meer dan twintig jaar werkte, dan ook op haar duimpje. Of liever gezegd: kende. Want de ingrijpende renovatie heeft niet alleen het uiterlijk, maar ook de indeling grondig veranderd. Neidig: ‘Soms loop ik rond en denk ik ineens: waar in het oude gebouw bevind ik me nu precies? Het is bijna niet meer voor te stellen hoe het er voor de ver-bouwing uitzag.’

Terwijl vaklui de allerlaatste hand leggen aan het interieur, zijn de ambtenaren van Financiën na een paar jaar afwezigheid terugverhuisd naar hun grondig vernieuwde minis-terie. Het vernieuwde gebouw heeft weinig weg van het oude. Alleen het betonnen karkas met de dito pilaren komt her en der te voorschijn tussen de glasplaten van de nieuwbouw. En in éen trappenhuis stuit je op de karakteristieke rode badkamertegel-tjes van weleer. Het ministerie is flink opgeknapt, menen vrijwel alle gebruikers. Al zijn sommige eigen-schappen van het nieuwe pand nog even wennen.

De indeling volgt een strak patroon. In de kelder bevinden zich de keuken

stedenbouw monumenten kunst architectuurbeleid architectuur stedenbouw monumenten

financiën

de mensen

18 Oud-minister Gerrit Zalm heeft twee dingen ingebracht in het ministerie, zijn schaterlach en twee flipperkasten. De huidige minister Wouter Bos is weer verantwoordelijk voor een andere subtiele verandering: de dasloze ambtenaar. Er hangt een ontspannen sfeer bij het ministerie waar de ambtenaren niet erg treuren om het vroegere gebouw nu ze de verdiensten van de vernieuwing ontdekken. Het relaas van de medewerkers over hun ervaringen.

19

Er staat nog een oude schatkist tussen al het designmeubilair

Op bezoek bij de ‘vader van het geld’, het ministerie van Financiën

Tekst: Michiel Hulshof Fotografie: Taco Anema

<<Nancy Neidig, medewerker personeelszaken

Page 20: SMAAK special ministerie van Financien

20 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 21 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

Jacobs kijkt eens rond in de nieuwe werkplek. Het is wel even wennen dat de nieuwe kantooromgeving voor de Rijksauditdienst overwegend flex-werkplekken kent. ‘Ik zal straks veel op pad zijn naar andere ministeries of overheidsorganisaties’, zegt hij. Het is dus begrijpelijk dat hij geen vast bureau krijgt, dat heeft hij ook niet nodig. Op zijn werkvertrek bij het ministerie van VROM staan nog twee ‘behoorlijk volle’ dossierkasten, zegt hij. ‘Die moeten in de komende maand nog worden leeggeruimd’.

kastruimteEen van de meest opmerkelijke eigenschappen van het gebouw is het ontbreken van kasten op de werk-kamers. Dat past helemaal in het ‘project eigentijds werken’, zoals het officieel was gedoopt. Het idee klinkt logisch: wie alle informatie digitali-seert, heeft geen papier meer nodig en dus geen kasten.

Op de gangen van het ministerie heeft elke ambtenaar een paar plan-ken toegewezen gekregen in een opbergkast. Het ‘eigentijds werken’

uitvoering van beleid en bedrijfs-voering.

De Rijksauditdienst is daarnaast betrokken bij ‘bovendepartementale projecten’, vertelt Jacobs. Dat komt neer op het doen van onderzoeken naar grote overheidsprojecten zoals P-Direkt, het nieuwe centrale salaris-administratiesysteem voor de gehele overheid. Of de Rijkspas, de nieuwe toegangspas voor alle overheidsge-bouwen.

Jacobs is zelf gespecialiseerd in IT-auditing en operational auditing. Na een paar jaar te hebben gewerkt in een soortgelijke functie voor accoun-tantsorganisatie KPMG, maakte hij de overstap naar de overheid, om precies te zijn naar het ministerie van VROM. ‘Wat mij aantrok bij de overheid zijn de veranderingen die daar plaatsvinden en de mogelijk-heid om dieper op de materie in te gaan. De overheid is in beweging, de vorming van de Rijksauditdienst is daar een voorbeeld van’, zegt hij. ‘Het is interessant om in zo´n omge-ving als auditor werkzaam te zijn.’

onderneming. Of andersom. Dat is anders dan bij andere ministeries, waar mensen vaak veel langer bij de overheid blijven werken.’

Op de begane grond van de westelijke vleugel van het nieuwe ministerie zijn de medewerkers van de Rijks-auditdienst komen te werken op flexplekken. De dienst is een product van de recente samenvoegings-operaties bij de overheid. In de nieuwe dienst werken ambtenaren van verschillende auditdiensten van de overheid samen. Vanaf 1 oktober 2008 gebruiken ze het ministerie van Financiën als uitvalsbasis, maar tot 1 april 2009 geldt een overgangs-regime.

Een van de medewerkers van de Rijksauditdienst is Rocco Jacobs. In een splinternieuwe vergaderruimte temidden van de nieuwe werkplek-ken vertelt hij over zijn werk. Over het algemeen verricht een depart-mentale auditdienst de controle op jaarrekeningen en jaarverslagen van verschillende ministeries en doet onderzoek naar de ontwikkeling en

nend geworden, zeggen ze. Dat merken ze ook in een groeiende belangstelling van vrienden en fami-lie. Nieuwenhuijzen: ‘Vroeger was ik op feestjes bij wijze van spreken de laatste aan wie werd gevraagd waarmee ik op mijn werk bezig was. De laatste maanden hangt iedereen aan je lippen. De economische crisis houdt iedereen bezig.’ Sorber: ‘Dat is natuurlijk reuze interessant werk, want je zit dicht op de actuele poli-tieke discussie.’

De ambtenaren op het ministerie van Financieën vormen een apart slag binnen de Rijksoverheid. In de eerste plaats valt de grote hoeveel-heid maatpakken op. Al heeft het aantreden van PvdA-leider Wouter Bos als minister geleid tot een significante afname van het aantal dassen op de werkvloer, constateert Jannes Nieuwenhuijzen droogjes.Naast de formelere kledingstijl, staan de financiële beleidsamtenaren dicht bij het bedrijfsleven. Sorber: ‘Het is niet ongebruikelijk om eerst een paar jaar bij Financiën te werken en dan een baan te vinden bij een

brede gangen schiepen onbedoelde mogelijkheden. Nieuwenhuijzen kijkt met veel plezier terug op de vrijdagmiddagen. ‘Dan speelden we na het werk altijd een potje voetbal op de gang. We hadden zelfs twee echte voetbalgoals die we daarvoor gebruikten.’

Sorber en Nieuwenhuijzen, vlotte dertigers strak in het pak gestoken, waren als ambtenaar betrokken bij het aanbestedingstraject van de verbouwing van het ministerie. Wat dat betreft is het nieuwe pand ‘een tastbaar aandenken aan een mooie tijd’, zegt Sorber. ‘Het was bijzonder om het gebouw te zien toen het af was. Ik was vooral benieuwd naar de overdekte binnentuin. Die is prach-tig geworden.’ Nieuwenhuijzen: ‘We hadden ons wel afgevraagd of die niet te veel geluidsoverlast in de kantoren zou geven, maar dat blijkt helemaal niet het geval.’

Tegenwoordig werken de twee voor de directie begrotingszaken, afdeling begrotingsbeleid, cluster overige publiekrechtelijke lichamen. Een hele mond vol, maar Sorber legt uit waar het op neerkomt. ‘Onze kern-taak is uitrekenen op hoeveel geld van het rijk de gemeenten en pro-vincies in Nederland recht hebben.’ Volgens het principe ‘gelijk trap op, gelijk trap af’ stijgt of daalt het totale bedrag voor het gemeente- en pro-vinciefonds jaarlijks met dezelfde snelheid als de rijksuitgaven.

Een belangrijk deel van hun werk bestaat uit overleg met ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken, die het totale bedrag, rond 18 miljard euro uiteindelijk over de gemeenten en provincies verdelen volgens vaststaande criteria zoals inwonertal en oppervlakte. Terwijl Binnenlandse Zaken de belangen van gemeente en provincies behar-tigt, moeten de ambtenaren van Financiën letten op de centen. Dat levert een gezonde spanning op. Sorber: ‘Binnenlandse Zaken is de moeder van de lokale overheden’. Nieuwenhuijzen: ‘Maar Financiën is de vader van het geld’.

bedrijfslevenIn deze tijden van economische crisis is hun werk ook politiek span- Michiel Sorber, indertijd betrokken bij de aanbesteding

Jannes Nieuwenhuijzen: ‘De geluidsoverlast valt heel erg mee.’

Page 21: SMAAK special ministerie van Financien

20 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 21 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

Jacobs kijkt eens rond in de nieuwe werkplek. Het is wel even wennen dat de nieuwe kantooromgeving voor de Rijksauditdienst overwegend flex-werkplekken kent. ‘Ik zal straks veel op pad zijn naar andere ministeries of overheidsorganisaties’, zegt hij. Het is dus begrijpelijk dat hij geen vast bureau krijgt, dat heeft hij ook niet nodig. Op zijn werkvertrek bij het ministerie van VROM staan nog twee ‘behoorlijk volle’ dossierkasten, zegt hij. ‘Die moeten in de komende maand nog worden leeggeruimd’.

kastruimteEen van de meest opmerkelijke eigenschappen van het gebouw is het ontbreken van kasten op de werk-kamers. Dat past helemaal in het ‘project eigentijds werken’, zoals het officieel was gedoopt. Het idee klinkt logisch: wie alle informatie digitali-seert, heeft geen papier meer nodig en dus geen kasten.

Op de gangen van het ministerie heeft elke ambtenaar een paar plan-ken toegewezen gekregen in een opbergkast. Het ‘eigentijds werken’

uitvoering van beleid en bedrijfs-voering.

De Rijksauditdienst is daarnaast betrokken bij ‘bovendepartementale projecten’, vertelt Jacobs. Dat komt neer op het doen van onderzoeken naar grote overheidsprojecten zoals P-Direkt, het nieuwe centrale salaris-administratiesysteem voor de gehele overheid. Of de Rijkspas, de nieuwe toegangspas voor alle overheidsge-bouwen.

Jacobs is zelf gespecialiseerd in IT-auditing en operational auditing. Na een paar jaar te hebben gewerkt in een soortgelijke functie voor accoun-tantsorganisatie KPMG, maakte hij de overstap naar de overheid, om precies te zijn naar het ministerie van VROM. ‘Wat mij aantrok bij de overheid zijn de veranderingen die daar plaatsvinden en de mogelijk-heid om dieper op de materie in te gaan. De overheid is in beweging, de vorming van de Rijksauditdienst is daar een voorbeeld van’, zegt hij. ‘Het is interessant om in zo´n omge-ving als auditor werkzaam te zijn.’

onderneming. Of andersom. Dat is anders dan bij andere ministeries, waar mensen vaak veel langer bij de overheid blijven werken.’

Op de begane grond van de westelijke vleugel van het nieuwe ministerie zijn de medewerkers van de Rijks-auditdienst komen te werken op flexplekken. De dienst is een product van de recente samenvoegings-operaties bij de overheid. In de nieuwe dienst werken ambtenaren van verschillende auditdiensten van de overheid samen. Vanaf 1 oktober 2008 gebruiken ze het ministerie van Financiën als uitvalsbasis, maar tot 1 april 2009 geldt een overgangs-regime.

Een van de medewerkers van de Rijksauditdienst is Rocco Jacobs. In een splinternieuwe vergaderruimte temidden van de nieuwe werkplek-ken vertelt hij over zijn werk. Over het algemeen verricht een depart-mentale auditdienst de controle op jaarrekeningen en jaarverslagen van verschillende ministeries en doet onderzoek naar de ontwikkeling en

nend geworden, zeggen ze. Dat merken ze ook in een groeiende belangstelling van vrienden en fami-lie. Nieuwenhuijzen: ‘Vroeger was ik op feestjes bij wijze van spreken de laatste aan wie werd gevraagd waarmee ik op mijn werk bezig was. De laatste maanden hangt iedereen aan je lippen. De economische crisis houdt iedereen bezig.’ Sorber: ‘Dat is natuurlijk reuze interessant werk, want je zit dicht op de actuele poli-tieke discussie.’

De ambtenaren op het ministerie van Financieën vormen een apart slag binnen de Rijksoverheid. In de eerste plaats valt de grote hoeveel-heid maatpakken op. Al heeft het aantreden van PvdA-leider Wouter Bos als minister geleid tot een significante afname van het aantal dassen op de werkvloer, constateert Jannes Nieuwenhuijzen droogjes.Naast de formelere kledingstijl, staan de financiële beleidsamtenaren dicht bij het bedrijfsleven. Sorber: ‘Het is niet ongebruikelijk om eerst een paar jaar bij Financiën te werken en dan een baan te vinden bij een

brede gangen schiepen onbedoelde mogelijkheden. Nieuwenhuijzen kijkt met veel plezier terug op de vrijdagmiddagen. ‘Dan speelden we na het werk altijd een potje voetbal op de gang. We hadden zelfs twee echte voetbalgoals die we daarvoor gebruikten.’

Sorber en Nieuwenhuijzen, vlotte dertigers strak in het pak gestoken, waren als ambtenaar betrokken bij het aanbestedingstraject van de verbouwing van het ministerie. Wat dat betreft is het nieuwe pand ‘een tastbaar aandenken aan een mooie tijd’, zegt Sorber. ‘Het was bijzonder om het gebouw te zien toen het af was. Ik was vooral benieuwd naar de overdekte binnentuin. Die is prach-tig geworden.’ Nieuwenhuijzen: ‘We hadden ons wel afgevraagd of die niet te veel geluidsoverlast in de kantoren zou geven, maar dat blijkt helemaal niet het geval.’

Tegenwoordig werken de twee voor de directie begrotingszaken, afdeling begrotingsbeleid, cluster overige publiekrechtelijke lichamen. Een hele mond vol, maar Sorber legt uit waar het op neerkomt. ‘Onze kern-taak is uitrekenen op hoeveel geld van het rijk de gemeenten en pro-vincies in Nederland recht hebben.’ Volgens het principe ‘gelijk trap op, gelijk trap af’ stijgt of daalt het totale bedrag voor het gemeente- en pro-vinciefonds jaarlijks met dezelfde snelheid als de rijksuitgaven.

Een belangrijk deel van hun werk bestaat uit overleg met ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken, die het totale bedrag, rond 18 miljard euro uiteindelijk over de gemeenten en provincies verdelen volgens vaststaande criteria zoals inwonertal en oppervlakte. Terwijl Binnenlandse Zaken de belangen van gemeente en provincies behar-tigt, moeten de ambtenaren van Financiën letten op de centen. Dat levert een gezonde spanning op. Sorber: ‘Binnenlandse Zaken is de moeder van de lokale overheden’. Nieuwenhuijzen: ‘Maar Financiën is de vader van het geld’.

bedrijfslevenIn deze tijden van economische crisis is hun werk ook politiek span- Michiel Sorber, indertijd betrokken bij de aanbesteding

Jannes Nieuwenhuijzen: ‘De geluidsoverlast valt heel erg mee.’

Page 22: SMAAK special ministerie van Financien

22 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 23 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

ministerschap de langstzittende minister van Financiën ooit. Bij de medewerkers op het departement die onder hem hebben gewerkt, roept zijn naam nog altijd warme gevoelens op.

In haar zesentwintig jaar trouwe dienst zag Nancy Neidig meerdere ministers komen gaan: Onno Ruding, Wim Kok, Hans Hoogervorst en Gerrit Zalm. ‘Alle ministers hebben zo hun eigen werkwijze’, zegt ze. ‘Maar niemand was zo nadrukkelijk in dit pand aanwezig als Gerrit Zalm. Je hoorde hem regelmatig schater-lachend voorbijkomen op de gang.’

In de hoek van de ontspannings-ruimte op de vierde etage staan twee machines die de herinnering aan de oud-minister levend houden: zijn geliefde flipperkasten Indiana Jones en Medeval Madness.

en dan wordt afgewisseld met een lachsalvo.

Wellicht een overblijfsel van de man die als ambtenaar op het ministerie van Financiën begon en later als minister leiding gaf aan het depar-tement: Gerrit Zalm, met twaalf jaar

grapjeHoe uiteenlopend het werk van de 1750 ambtenaren van Financiën ook is, een ding hebben ze gemeen. Ze staan positief in het leven en houden van een grapje. Wie tijdens de lunch in het bedrijfsrestaurant komt, hoort opgewekt geroezemoes dat zo nu

gepland? Het moet ervoor zorgen dat de ene overheidsinstelling op de hoogte is van wat de andere doet.‘Het is leuk werk’, zegt Van de Panne. ‘Ik heb veel contact met overheids-organisaties door het land en kom op plekken waar veel doeners wer-ken. Heel afwisselend.’

‘Vroeger gebeurde het wel eens dat de ene overheidsdienst zonder het te weten concurreerde met de andere, bijvoorbeeld als ze allebei hetzelfde stuk land wilden opkopen’, zegt Van de Panne. ‘Dat drijft natuurlijk de prijs op. De enige die daarvan profi-teert is de verkoper.’

Het zogenoemde Ruimtelijk Infor-matie Vastgoed Systeem maakt daaraan een einde. Daarop staat een plattegrond van heel Nederland, waarop overheidsdiensten precies kunnen zien wie welke ontwikke-lingsplannen heeft. Welke lappen grond wil de Dienst Landelijk Gebied opkopen? En waar heeft Rijkswater-staat in de toekomst een weg

verricht, maar een andere overkoe-pelende taak voor de overheid ver-vult. Ze werkt voor de Projectdirectie Vastgoed van de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid, een samenwerkings-verband van de negen vastgoed-diensten van het Rijk. De Raad stelt zich als taak van de overheid ‘een slimmere speler’ op de vastgoed-markt te maken. Dat gebeurt onder meer door het verzorgen van het opleiden voor ambtenaren in bij-voorbeeld vastgoed economie en het uitbrengen van kennisgidsen. Ook heeft de dienst een online systeem ontwikkeld, waarmee verschillende overheidsdiensten informatie uit-wisselen over hun projecten in het land.

‘Eigenlijk vond ik alleen de binnen-tuinen mooi’, zegt ze.

‘Het gebouw is nu veel vrolijker en opener’, vindt ze. Dat komt groten deels door het vele glas dat is gebruikt. Wennen is dat soms wel. Iedereen die langsloopt kan de kantoren binnenkijken. ‘In het begin leidde dat af. De grote vergaderzalen in de kelder hebben een enorme glaswand. Tijdens de vergadering zitten mensen soms te zwaaien als er iemand door de gang loopt.’

vastgoedVan de Panne is een van de vele ambte-naren op het ministerie die geen strikt financiële werkzaamheden

is in de praktijk voor sommigen nog wel even wennen, zo blijkt uit de sta-peltjes dossiers die hier en daar lig-gen. Het zijn aanlooproblemen want aan het tekort aan kastruimten werd na de ingebruikname gewerkt.

Als ambtenaar met een eenpersoons-werkkamer heeft Elvera van de Panne, geheel volgens de regels, wél een kast gekregen. ‘Die heb ik ook hard nodig.’ Het nieuwe ministerie, vindt ze, is een enorme verbetering ten opzichte van het oude pand. ‘Dat hadden ze wat mij betreft mogen slopen.’ Bijna twintig jaar werkte ze in het oude ministerie. Ze herinnert zich vooral ‘de sombere vertekken met vieze ver-geelde muren en donkerbruin tapijt’.

Het nieuwe kantoorconcept is voor sommigen nog even wennen

Rocco Jacobs van de Rijksauditdienst

Elvera van der Panne heeft een eenpersoonskamer

Page 23: SMAAK special ministerie van Financien

22 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 23 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

ministerschap de langstzittende minister van Financiën ooit. Bij de medewerkers op het departement die onder hem hebben gewerkt, roept zijn naam nog altijd warme gevoelens op.

In haar zesentwintig jaar trouwe dienst zag Nancy Neidig meerdere ministers komen gaan: Onno Ruding, Wim Kok, Hans Hoogervorst en Gerrit Zalm. ‘Alle ministers hebben zo hun eigen werkwijze’, zegt ze. ‘Maar niemand was zo nadrukkelijk in dit pand aanwezig als Gerrit Zalm. Je hoorde hem regelmatig schater-lachend voorbijkomen op de gang.’

In de hoek van de ontspannings-ruimte op de vierde etage staan twee machines die de herinnering aan de oud-minister levend houden: zijn geliefde flipperkasten Indiana Jones en Medeval Madness.

en dan wordt afgewisseld met een lachsalvo.

Wellicht een overblijfsel van de man die als ambtenaar op het ministerie van Financiën begon en later als minister leiding gaf aan het depar-tement: Gerrit Zalm, met twaalf jaar

grapjeHoe uiteenlopend het werk van de 1750 ambtenaren van Financiën ook is, een ding hebben ze gemeen. Ze staan positief in het leven en houden van een grapje. Wie tijdens de lunch in het bedrijfsrestaurant komt, hoort opgewekt geroezemoes dat zo nu

gepland? Het moet ervoor zorgen dat de ene overheidsinstelling op de hoogte is van wat de andere doet.‘Het is leuk werk’, zegt Van de Panne. ‘Ik heb veel contact met overheids-organisaties door het land en kom op plekken waar veel doeners wer-ken. Heel afwisselend.’

‘Vroeger gebeurde het wel eens dat de ene overheidsdienst zonder het te weten concurreerde met de andere, bijvoorbeeld als ze allebei hetzelfde stuk land wilden opkopen’, zegt Van de Panne. ‘Dat drijft natuurlijk de prijs op. De enige die daarvan profi-teert is de verkoper.’

Het zogenoemde Ruimtelijk Infor-matie Vastgoed Systeem maakt daaraan een einde. Daarop staat een plattegrond van heel Nederland, waarop overheidsdiensten precies kunnen zien wie welke ontwikke-lingsplannen heeft. Welke lappen grond wil de Dienst Landelijk Gebied opkopen? En waar heeft Rijkswater-staat in de toekomst een weg

verricht, maar een andere overkoe-pelende taak voor de overheid ver-vult. Ze werkt voor de Projectdirectie Vastgoed van de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid, een samenwerkings-verband van de negen vastgoed-diensten van het Rijk. De Raad stelt zich als taak van de overheid ‘een slimmere speler’ op de vastgoed-markt te maken. Dat gebeurt onder meer door het verzorgen van het opleiden voor ambtenaren in bij-voorbeeld vastgoed economie en het uitbrengen van kennisgidsen. Ook heeft de dienst een online systeem ontwikkeld, waarmee verschillende overheidsdiensten informatie uit-wisselen over hun projecten in het land.

‘Eigenlijk vond ik alleen de binnen-tuinen mooi’, zegt ze.

‘Het gebouw is nu veel vrolijker en opener’, vindt ze. Dat komt groten deels door het vele glas dat is gebruikt. Wennen is dat soms wel. Iedereen die langsloopt kan de kantoren binnenkijken. ‘In het begin leidde dat af. De grote vergaderzalen in de kelder hebben een enorme glaswand. Tijdens de vergadering zitten mensen soms te zwaaien als er iemand door de gang loopt.’

vastgoedVan de Panne is een van de vele ambte-naren op het ministerie die geen strikt financiële werkzaamheden

is in de praktijk voor sommigen nog wel even wennen, zo blijkt uit de sta-peltjes dossiers die hier en daar lig-gen. Het zijn aanlooproblemen want aan het tekort aan kastruimten werd na de ingebruikname gewerkt.

Als ambtenaar met een eenpersoons-werkkamer heeft Elvera van de Panne, geheel volgens de regels, wél een kast gekregen. ‘Die heb ik ook hard nodig.’ Het nieuwe ministerie, vindt ze, is een enorme verbetering ten opzichte van het oude pand. ‘Dat hadden ze wat mij betreft mogen slopen.’ Bijna twintig jaar werkte ze in het oude ministerie. Ze herinnert zich vooral ‘de sombere vertekken met vieze ver-geelde muren en donkerbruin tapijt’.

Het nieuwe kantoorconcept is voor sommigen nog even wennen

Rocco Jacobs van de Rijksauditdienst

Elvera van der Panne heeft een eenpersoonskamer

Page 24: SMAAK special ministerie van Financien

Safire waartoe de architecten van het gebouw behoorden, moest hij toen in één keer zijn ontwerp indienen. De tekening ligt uitgerold op een lange tafel in zijn atelier aan een Amster-damse gracht.

‘Het groen moet verweven zijn met het gebouw. Dat is ook heel erg Roberto en Jeroen.’ Dat zijn Roberto Meyer en Jeroen van Schooten, de architecten die in projecten vaker samen optrekken met Michael. ‘Die vinden het heel leuk om glasachtige architectuur te maken en die te laten contrasteren met het aardse van groene natuur. Dat is hier ook gebeurd. Het groenige glas maakt het brutale beton ineens zacht. En

dan die oude grijze olijfbomen ach-ter dat glas. Ik vind het poëzie.’

schep‘Wat ik doe is een hard, kaal gebouw zacht maken’, zegt Michael. ‘Ik ben daarin heel terughoudend. Ik sta altijd ten dienste van de vraag en de plek. Soms is landschapsarchitectuur zo groen en gedecoreerd maar voor mij is groen architectuur, het is ruimte.’ In de binnentuin in het atrium staan tamarindes. Tropische bomen met een gevederd blad die wel 200 jaar oud kunnen worden. De onderbe-groeiing bestaat uit varens, krokodil-lenbrood en orchideeën. Michaels jungle. ‘Ik ga naar een oerwoud of naar een varenbos, pak een schep en

steek zo’n vierkant eruit en leg dat stuk natuur in een gebouw neer. Ik hou erg van weinig doen, maar wat je doet moet je stevig doen. De verga-derruimte heeft een weelderig petje gekregen. Ik zoek altijd grillige bomen die naar één kant toe groeien. Er zijn nogal wat bomen en de onderbeplan-ting gaat ook nog groeien. Die gaat straks over de rand heen hangen. Ik vind dat een mooi contrast met het cleane van het gebouw. Een heel strak, heel esthetisch ontwerp en dan die bomen en planten.’

in het gelidIn de buitentuin, die open is aan de Korte Voorhoutzijde, staan platanen. “Als je er de eerste keer komt, lijkt

het alsof de bomen los in het veld gezet zijn. Maar als je goed kijkt, zie je dat ze heel strak in het gelid staan. Dat kan ook niet anders omdat de bomen op de kolommen van de onderliggende garage staan. Ik heb gezorgd voor bomen die echt wat doen. Die die ruimte straks vullen.” Op de tekeningen staan de ovale bakken zo gerangschikt dat het lijkt alsof ze in een los verband staan. De bakken waar de bomen in staan, zijn zitbanken met een kussen van gras. ‘Het gras loopt bol op naar de boom toe. In de zomer kun je er gewoon op gaan liggen.’ Vrouwelijk, dat is de associatie die Van Gessel bij het beeld had, als tegenhanger van de zakelijke architectuur.

25

Hollandse platanen in de open hof, Thaise tamarindes in de bin-nentuin en Italiaanse olijfbomen van meer dan een halve eeuw oud in een wintertuin in de buitengevel. Landschapsarchitect Michael van Gessel houdt van grote, stevige bomen. ‘Groen is een oergevoel’, zegt hij. ‘Niet zozeer het groen. Het is de ouderdom. Soms hoef je maar één boom neer te zetten, maar wel een heel oude boom. Een fors for-maat en stevig neergezet. Dat geeft een gevoel van stabiliteit, van rust, van over je eigen leven heen kijken.’ Zijn ontwerp voor het gerenoveerde gebouw van het ministerie van Financiën dateert van oktober 2005. Ingehuurd door het consortium

financiën

de tuinen

Michael van Gessel plantte oude bomen in een nieuw complex

‘Wat ik doe is een hard, kaal gebouw zacht maken

De knoestige olijfbomen en gevlekte tamarindes in het groenontwerp van het gerenoveerde ministerie van Financiën tonen een verleden. ‘Oude bomen geven een gevoel van stabiliteit, van rust, van over je eigen leven heen kijken’, zegt landschapsarchitect Michael van Gessel.

Tekst: Rolf de BoerFotografie: Jeroen Musch, Studio Csany

Glazen serre op de hoek van het gebouw met uitzicht op het Malieveld

Page 25: SMAAK special ministerie van Financien

Safire waartoe de architecten van het gebouw behoorden, moest hij toen in één keer zijn ontwerp indienen. De tekening ligt uitgerold op een lange tafel in zijn atelier aan een Amster-damse gracht.

‘Het groen moet verweven zijn met het gebouw. Dat is ook heel erg Roberto en Jeroen.’ Dat zijn Roberto Meyer en Jeroen van Schooten, de architecten die in projecten vaker samen optrekken met Michael. ‘Die vinden het heel leuk om glasachtige architectuur te maken en die te laten contrasteren met het aardse van groene natuur. Dat is hier ook gebeurd. Het groenige glas maakt het brutale beton ineens zacht. En

dan die oude grijze olijfbomen ach-ter dat glas. Ik vind het poëzie.’

schep‘Wat ik doe is een hard, kaal gebouw zacht maken’, zegt Michael. ‘Ik ben daarin heel terughoudend. Ik sta altijd ten dienste van de vraag en de plek. Soms is landschapsarchitectuur zo groen en gedecoreerd maar voor mij is groen architectuur, het is ruimte.’ In de binnentuin in het atrium staan tamarindes. Tropische bomen met een gevederd blad die wel 200 jaar oud kunnen worden. De onderbe-groeiing bestaat uit varens, krokodil-lenbrood en orchideeën. Michaels jungle. ‘Ik ga naar een oerwoud of naar een varenbos, pak een schep en

steek zo’n vierkant eruit en leg dat stuk natuur in een gebouw neer. Ik hou erg van weinig doen, maar wat je doet moet je stevig doen. De verga-derruimte heeft een weelderig petje gekregen. Ik zoek altijd grillige bomen die naar één kant toe groeien. Er zijn nogal wat bomen en de onderbeplan-ting gaat ook nog groeien. Die gaat straks over de rand heen hangen. Ik vind dat een mooi contrast met het cleane van het gebouw. Een heel strak, heel esthetisch ontwerp en dan die bomen en planten.’

in het gelidIn de buitentuin, die open is aan de Korte Voorhoutzijde, staan platanen. “Als je er de eerste keer komt, lijkt

het alsof de bomen los in het veld gezet zijn. Maar als je goed kijkt, zie je dat ze heel strak in het gelid staan. Dat kan ook niet anders omdat de bomen op de kolommen van de onderliggende garage staan. Ik heb gezorgd voor bomen die echt wat doen. Die die ruimte straks vullen.” Op de tekeningen staan de ovale bakken zo gerangschikt dat het lijkt alsof ze in een los verband staan. De bakken waar de bomen in staan, zijn zitbanken met een kussen van gras. ‘Het gras loopt bol op naar de boom toe. In de zomer kun je er gewoon op gaan liggen.’ Vrouwelijk, dat is de associatie die Van Gessel bij het beeld had, als tegenhanger van de zakelijke architectuur.

25

Hollandse platanen in de open hof, Thaise tamarindes in de bin-nentuin en Italiaanse olijfbomen van meer dan een halve eeuw oud in een wintertuin in de buitengevel. Landschapsarchitect Michael van Gessel houdt van grote, stevige bomen. ‘Groen is een oergevoel’, zegt hij. ‘Niet zozeer het groen. Het is de ouderdom. Soms hoef je maar één boom neer te zetten, maar wel een heel oude boom. Een fors for-maat en stevig neergezet. Dat geeft een gevoel van stabiliteit, van rust, van over je eigen leven heen kijken.’ Zijn ontwerp voor het gerenoveerde gebouw van het ministerie van Financiën dateert van oktober 2005. Ingehuurd door het consortium

financiën

de tuinen

Michael van Gessel plantte oude bomen in een nieuw complex

‘Wat ik doe is een hard, kaal gebouw zacht maken

De knoestige olijfbomen en gevlekte tamarindes in het groenontwerp van het gerenoveerde ministerie van Financiën tonen een verleden. ‘Oude bomen geven een gevoel van stabiliteit, van rust, van over je eigen leven heen kijken’, zegt landschapsarchitect Michael van Gessel.

Tekst: Rolf de BoerFotografie: Jeroen Musch, Studio Csany

Glazen serre op de hoek van het gebouw met uitzicht op het Malieveld

Page 26: SMAAK special ministerie van Financien

26 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 27 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

wintertuinIn de gevel op de hoek van de Prin-sessegracht en het Korte Voorhout bevindt zich de wintertuin met olijfbomen op twee verdiepingen. De ruimte is onverwarmd. Na het interview met Michael van Gessel ben ik uit nieuwsgierigheid met-een maar naar het Korte Voorhout gefietst. Ik vond het indrukwekkend. De knoestige, grijze bomen geven het overheidsgebouw een klasse die zeldzaam is. In het ontwerp is er geen link met de binnentuin en de buitentuin. ‘Ik kijk gewoon naar de plek en denk aan een boom die expressie heeft, die iets met de archi-tectuur en de omgeving doet.’ Het gebouw telt verder een klein overdekt dakterras, ook met olijf-bomen, en er zijn zeven hangende tuinen verspreid door het gebouw, vijf in de binnengevel van het atrium en twee in de buitengevel. Daar groeien palmachtigen en bamboes. Er is veel groen. ‘Zo hoort het ook’, zegt Michael. ‘Groen is ontzettend belangrijk voor beleving van kwaliteit.’

daktuinen‘Ik heb ’s nachts soms wakker gele-gen’, bekent Ton Hagmolen of ten Have. Hij is accountmanager bij ISS Landscaping Services en ISS Plantscaping in Harderwijk en heeft de aanleg van het groen begeleid. ISS Landscaping Services is een groenbedrijf en gespecialiseerd in daktuinen. Want dat zijn het. De bin-nentuin met tamarindes is gebouwd op het dak van het vergadercentrum in het atrium, de buitentuin met platanen is gebouwd op het dak van de parkeergarage. Wakker lag hij niet van de buitentuin. ‘Platanen zijn buitenbomen.’ Ze staan in ongeveer een meter aarde en dat hebben ze ook nodig om te groeien. De bomen staan in ovale bakken. De ruimte tussen de bakken is tot maaiveld-hoogte opgevuld met cassettes

>>Platanen in betonnen bakken

in de open binnentuin

Page 27: SMAAK special ministerie van Financien

26 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 27 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

wintertuinIn de gevel op de hoek van de Prin-sessegracht en het Korte Voorhout bevindt zich de wintertuin met olijfbomen op twee verdiepingen. De ruimte is onverwarmd. Na het interview met Michael van Gessel ben ik uit nieuwsgierigheid met-een maar naar het Korte Voorhout gefietst. Ik vond het indrukwekkend. De knoestige, grijze bomen geven het overheidsgebouw een klasse die zeldzaam is. In het ontwerp is er geen link met de binnentuin en de buitentuin. ‘Ik kijk gewoon naar de plek en denk aan een boom die expressie heeft, die iets met de archi-tectuur en de omgeving doet.’ Het gebouw telt verder een klein overdekt dakterras, ook met olijf-bomen, en er zijn zeven hangende tuinen verspreid door het gebouw, vijf in de binnengevel van het atrium en twee in de buitengevel. Daar groeien palmachtigen en bamboes. Er is veel groen. ‘Zo hoort het ook’, zegt Michael. ‘Groen is ontzettend belangrijk voor beleving van kwaliteit.’

daktuinen‘Ik heb ’s nachts soms wakker gele-gen’, bekent Ton Hagmolen of ten Have. Hij is accountmanager bij ISS Landscaping Services en ISS Plantscaping in Harderwijk en heeft de aanleg van het groen begeleid. ISS Landscaping Services is een groenbedrijf en gespecialiseerd in daktuinen. Want dat zijn het. De bin-nentuin met tamarindes is gebouwd op het dak van het vergadercentrum in het atrium, de buitentuin met platanen is gebouwd op het dak van de parkeergarage. Wakker lag hij niet van de buitentuin. ‘Platanen zijn buitenbomen.’ Ze staan in ongeveer een meter aarde en dat hebben ze ook nodig om te groeien. De bomen staan in ovale bakken. De ruimte tussen de bakken is tot maaiveld-hoogte opgevuld met cassettes

>>Platanen in betonnen bakken

in de open binnentuin

Page 28: SMAAK special ministerie van Financien

29 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

van kunststof. In die bakken is een kunstmatige grondwaterstand aan-gebracht die via een vlottersysteem op peil wordt gehouden. ‘Een boom in een gebouw planten is veel las-tiger omdat er binnen geen seizoe-nen zijn. Wel verschil in daglengte maar niet in temperatuur. Sommige bomen, zoals de olijfbomen, hebben lage temperaturen nodig om in rust te komen. Als ze het te warm heb-ben, groeien ze te snel en zetten ze minder bloemknoppen.’In het eerste ontwerp waren in het atrium pinus-sen getekend, een soort den, maar die zou hier niet te handhaven zijn. De tropische tamarinde is hogere temperaturen gewend.

stofHet probleem was dat de grote bomen binnen geplaatst moesten worden toen de bouw nog in volle gang was. Niet door de voordeur maar via hijskranen door het dak van het atrium. Het stof van de bouwac-tiviteiten vormde een groot risico. ‘Als het blad van de bomen vol met stof komt te zitten, het stof gaat dan in de huidmondjes zitten, kunnen ze gauw het loodje leggen. Ja, echt, ik

heb er slapeloze nachten van gehad. Je haalt bomen uit de tropen en zet ze in een heel andere omgeving neer. Een boom die verplant is, laat al het blad vallen en dan moet je maar afwachten of dat er weer aan komt. Het ergste is dat je een dode boom moeilijk kunt vervangen. Je kunt er niet meer bij. Het dak is dicht. Je kunt ze later wel vervangen maar dat is een heel dure aangelegenheid. Ze lijken het nu allemaal goed te doen, maar dat heeft voor ons nogal wat voeten in de aarde gehad.’

Ton is een tevreden man. ‘We moch-ten een bijzondere tuin maken. In het begin dacht ik ook: die grote bomen, in die omstandigheden, dat kan helemaal niet. Maar het is ons gelukt. We mogen ze 25 jaar onderhouden, we gaan de hele groei meemaken.’

financiëntoen

In 1975 werd het ministerie van Financiën geopend, het was het laatste gebouw dat een Rijksbouwmeester zelf ontwierp. J. Vegter bouwde veel representatieve overheidsgebouwen in een stijl die het midden hield tussen modernisme en traditionalisme.

Ministeriegebouw kwam na lange voorbereiding tot stand

Aaibaar beton

Wintertuin De glazen gevel van de Wintertuin hangt in zijn geheel aan de dakconstructie en staat dus op geen enkele andere constructie of vloer.

Het ministerie van Financiën mag dan in 1975 open zijn gegaan, je moet het gebouw, van Rijksbouw-meester J. Vegter, lezen als een pro-duct van vijftien jaar daarvoor: Zo lang is er gesleuteld en getekend aan het ontwerp, zo zeer is het gebouw ook een mengvorm van modernisme en traditionalisme – het past in zijn

uiterlijke verschijningsvorm dan ook bij bijvoorbeeld de (verwoeste) Bijenkorf van Dudok in Rotterdam en menig gebouw van Maaskant uit de naoorlogse periode.En dat alles dankzij een bombarde-ment dat in het voorjaar van 1945 het Haagse Bezuidenhout trof, waarvan de effecten lang zouden naijlen.

Dat vergissingsbombardement van de geallieerden zou dat deel van Den Haag decennia lang markeren – het Beatrixkwartier was lang een braakliggende vlakte; veel illustere panden en hele straten waren in puin geschoten. Het bombardement van Rotterdam mag dan de geschiedenis zijn ingegaan als de grootste ver-

woesting van een Nederlandse stad, het Haagse Bezuidenhout komt daarna als treurige tweede. Maar meer nog dan het bombardement was de cityvorming van de jaren zestig en zeventig bepalend voor het gebied dat zich uitstrekte van de Utrechtse Baan tot de kop van het Korte Voorhout. Het oude Centraal

Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Martijn Beekman

Met dank aan Corjan van der Peet, architectuurhistoricus bij ARBM.

28

Page 29: SMAAK special ministerie van Financien

29 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

van kunststof. In die bakken is een kunstmatige grondwaterstand aan-gebracht die via een vlottersysteem op peil wordt gehouden. ‘Een boom in een gebouw planten is veel las-tiger omdat er binnen geen seizoe-nen zijn. Wel verschil in daglengte maar niet in temperatuur. Sommige bomen, zoals de olijfbomen, hebben lage temperaturen nodig om in rust te komen. Als ze het te warm heb-ben, groeien ze te snel en zetten ze minder bloemknoppen.’In het eerste ontwerp waren in het atrium pinus-sen getekend, een soort den, maar die zou hier niet te handhaven zijn. De tropische tamarinde is hogere temperaturen gewend.

stofHet probleem was dat de grote bomen binnen geplaatst moesten worden toen de bouw nog in volle gang was. Niet door de voordeur maar via hijskranen door het dak van het atrium. Het stof van de bouwac-tiviteiten vormde een groot risico. ‘Als het blad van de bomen vol met stof komt te zitten, het stof gaat dan in de huidmondjes zitten, kunnen ze gauw het loodje leggen. Ja, echt, ik

heb er slapeloze nachten van gehad. Je haalt bomen uit de tropen en zet ze in een heel andere omgeving neer. Een boom die verplant is, laat al het blad vallen en dan moet je maar afwachten of dat er weer aan komt. Het ergste is dat je een dode boom moeilijk kunt vervangen. Je kunt er niet meer bij. Het dak is dicht. Je kunt ze later wel vervangen maar dat is een heel dure aangelegenheid. Ze lijken het nu allemaal goed te doen, maar dat heeft voor ons nogal wat voeten in de aarde gehad.’

Ton is een tevreden man. ‘We moch-ten een bijzondere tuin maken. In het begin dacht ik ook: die grote bomen, in die omstandigheden, dat kan helemaal niet. Maar het is ons gelukt. We mogen ze 25 jaar onderhouden, we gaan de hele groei meemaken.’

financiëntoen

In 1975 werd het ministerie van Financiën geopend, het was het laatste gebouw dat een Rijksbouwmeester zelf ontwierp. J. Vegter bouwde veel representatieve overheidsgebouwen in een stijl die het midden hield tussen modernisme en traditionalisme.

Ministeriegebouw kwam na lange voorbereiding tot stand

Aaibaar beton

Wintertuin De glazen gevel van de Wintertuin hangt in zijn geheel aan de dakconstructie en staat dus op geen enkele andere constructie of vloer.

Het ministerie van Financiën mag dan in 1975 open zijn gegaan, je moet het gebouw, van Rijksbouw-meester J. Vegter, lezen als een pro-duct van vijftien jaar daarvoor: Zo lang is er gesleuteld en getekend aan het ontwerp, zo zeer is het gebouw ook een mengvorm van modernisme en traditionalisme – het past in zijn

uiterlijke verschijningsvorm dan ook bij bijvoorbeeld de (verwoeste) Bijenkorf van Dudok in Rotterdam en menig gebouw van Maaskant uit de naoorlogse periode.En dat alles dankzij een bombarde-ment dat in het voorjaar van 1945 het Haagse Bezuidenhout trof, waarvan de effecten lang zouden naijlen.

Dat vergissingsbombardement van de geallieerden zou dat deel van Den Haag decennia lang markeren – het Beatrixkwartier was lang een braakliggende vlakte; veel illustere panden en hele straten waren in puin geschoten. Het bombardement van Rotterdam mag dan de geschiedenis zijn ingegaan als de grootste ver-

woesting van een Nederlandse stad, het Haagse Bezuidenhout komt daarna als treurige tweede. Maar meer nog dan het bombardement was de cityvorming van de jaren zestig en zeventig bepalend voor het gebied dat zich uitstrekte van de Utrechtse Baan tot de kop van het Korte Voorhout. Het oude Centraal

Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Martijn Beekman

Met dank aan Corjan van der Peet, architectuurhistoricus bij ARBM.

28

Page 30: SMAAK special ministerie van Financien

30 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 31 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleidStation (vroeger Station Rhijnspoor, later Staatsspoor geheten) met zijn klassieke stationskap werd gesloopt ten behoeve van een kantoorschijf met perrons eronder; ernaast ver-rezen net zulke anonieme gebouwen als het Bellevuegebouw en het Tran-sitorium (dat inmiddels is veranderd in het ministerie van VWS). In dat tijdsgewricht kwam ook het minis-terie van Financiën uit de steigers. Financiën was tot dan toe gevestigd in de bocht van de Kneuterdijk in het paleisje en de panden daarnaast waar nu de Raad van State is gehuis-vest. Het departement was dringend toe aan uitbreiding.

Bij de luchtaanval van 1945 werd het paleis van Prins Frederik getrof-fen op het Korte Voorhout. Dat was begin 19e eeuw gebouwd en na ver-loop van tijd in gebruik veranderd: een kerk, een ziekenhuis, het Paleis van Justitie, het huis van bewaring (waaraan de naam Casuariestraat nog herinnert), het provinciehuis en enkele herenhuizen waren er in dat stukje van Den Haag gevestigd. Oude foto’s laten deftige, classicis-tische gebouwen zien die pasten bij

de voorname sfeer van het Voorhout. Maar na 1945 was dat veranderd: de torenspits van de kerk aan de Prinsessegracht was verdwenen net zoals de reusachtige mansardekap van het Paleis van Justitie op de hoek van de gracht en het Korte Voorhout.

van twee torens naar een uitbouwNa de oorlog studeerden verschil-lende Rijksbouwmeesters op de mogelijkheid het Paleis van Justitie te herbouwen, eerst Bremer, daarna Friedhoff totdat in de loop van de jaren vijftig de opvattingen wijzig-den. Zou het niet beter zijn twee torens op het Korte Voorhout te bou-wen, een voor Justitie en de ander voor Financiën, was de gedachte die opkwam? Vegter met aan zijn zijde de Rgd-architect Bolten (die het hele proces zou volgen), teken-den en kwamen onder druk van de gemeente Den Haag tot de conclusie dat een lager gebouw beter op zijn plaats zou zijn daar, met slechts één gebruiker: Financiën. Wat overbleef van alle plannen was een kubusvor-mig doosje (op poten) op de hoek van de Schouwburgstraat en het

Korte Voorhout dat Friedhoff begin jaren vijftig al had getekend. In die uitbouw werd het bedrijfsrestaurant ondergebracht.

Na zijn vertrek als Rijksbouwmeester in 1971, voltooide Vegter zijn minis-terie dat pas in 1975 openging. De reacties waren gereserveerd: dat had te maken met de stijl – het gebouw als een late abstracte oprisping van het modernisme – maar ook met het wat afstandelijke gebouw zelf. In de volksmond heette het een kluis of een soort bunker.

Vegters ministerie wordt vaak een vorm van brutalisme genoemd, een uit Engeland afkomstige stroming van het modernisme. Kenmerkend daarvoor is het gebruik van schoon-beton (niet geschilderd of bewerkt) en een strakke horizontale belijning. Vegter liet de sporen van de houten bekisting waarin de stroken beton waren gehard, in het zicht, waarmee hij pretendeerde dat een industrieel vervaardigd product iets ambachte-lijks had. De houtnerf is in het beton zichtbaar. Het is ongenaakbaar en aaibaar tegelijk, het is modern en

traditioneel, kortom een staaltje van hybride architectuur. Hybride is ook de vorm: het gebouw mocht dan transparant overkomen, in feite was het een gesloten complex rondom twee grote binnenhoven. Daarom-heen lag een stelsel van lage donkere gangen met kamers aan weerszijden.

gesamtkunstwerkVegter was een productief architect in de jaren zestig: hij gaf Groningen een nieuw stadskantoor dat tien jaar geleden al weer is gesloopt, en Arnhem een monumentaal provincie-huis dat gerekend wordt tot een van de belangrijke naoorlogse jonge monumenten. Zoals meer van zijn tijdgenoten beschouwde hij een gebouw als een Gesamtkunstwerk waarin kunst, tuinarchitectuur, stof-fering, meubilair gelijk optrokken. De grote binnentuin werd ontworpen door mevrouw Polak-Daniëls (en niet door Mien Ruys zoals sommigen denken), en de kleine door Pieter Buys in 1982, nadat er tussentijdse lekkages waren opgetreden die tot een herziening van het ontwerp noopten. Vegter en zijn generatie

mochten zich nog uitleven op over-heidsgebouwen voordat de crisis in de jaren zeventig toesloeg. Gemeente-huizen, provinciehuizen en ministe-ries mochten representatief zijn en allure hebben, uitgerust met mooie materialen. Zo ook het ministerie-gebouw waar bijvoorbeeld de vloer in de centrale hal werd bekleed met natuursteen.

Terwijl het gebouw bijna toe was aan herwaardering, is Vegter daar-mee in zekere zin uit het ministerie weggeslopen. De typerende terug-liggende veranda’s aan de gevel, holtes in feite, zijn nu naar voren geschoven glaspanelen, die ook wel nodig waren om het probleem van de koudebruggen te bestrijden. Een binnenterrein is open- en doorge-broken; het gesloten karakter van de hoven is opgeheven. En het ruwe beton is grijs waarbij je als je goed kijkt, nog resten van houtnerven kunt waarnemen.

Slopen en bouwen tegelijkertijdBijna gedurende de gehele bouwtijd werd er nog gesloopt in het gebouw. De sloop begon op 1 maart 2007, waarbij het gebouw tot op de draag­constructie is ontmanteld. De sloop begon van boven naar beneden, en toen op de bovenste verdiepingen al met de bouw was begonnen, waren de sloopwerkzaamheden op de eerste verdieping en de begane grond nog in volle gang. Deze logistieke constructie was noodzakelijk om de gestelde oplevertermijn te halen, maar zorgde wel voor complicerende factoren. Pas nadat de begane grond was gesloopt, kon de maatvoering van het gebouw goed bepaald worden. De architect moest zijn ontwerp op punten aanpas­sen na deze ‘verrassing’. Het ontwerp­ en bouwproces waren zo in zekere zin dynamische, interactieve processen. Het sloopwerk is pas in september 2008 echt helemaal beëindigd, een paar maanden voor oplevering.

De sloop van de twee verdiepingen aan de zijde van de Korte Voorhout leverde nóg een speciale inspanning op. Twee gehele bouwlagen moesten met constructie en al tussen het gebouw uit gehaald worden om het Platanenhof naar de stad toe te kunnen openen. Voor de bovenste verdie­pingen is een tijdelijke opvangconstructie gemaakt waarop alle kracht kwam te rusten, terwijl het gebouw tegelijkertijd enigzins is opgetild. Na verwijdering van de oude constructie en bouwlagen is het gebouw op een nieuwe constructie geplaatst. En dat alles over een lengte van 52 meter.

Voormalige hal met zitjes en uitzicht op de binnentuin.

Page 31: SMAAK special ministerie van Financien

30 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 31 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleidStation (vroeger Station Rhijnspoor, later Staatsspoor geheten) met zijn klassieke stationskap werd gesloopt ten behoeve van een kantoorschijf met perrons eronder; ernaast ver-rezen net zulke anonieme gebouwen als het Bellevuegebouw en het Tran-sitorium (dat inmiddels is veranderd in het ministerie van VWS). In dat tijdsgewricht kwam ook het minis-terie van Financiën uit de steigers. Financiën was tot dan toe gevestigd in de bocht van de Kneuterdijk in het paleisje en de panden daarnaast waar nu de Raad van State is gehuis-vest. Het departement was dringend toe aan uitbreiding.

Bij de luchtaanval van 1945 werd het paleis van Prins Frederik getrof-fen op het Korte Voorhout. Dat was begin 19e eeuw gebouwd en na ver-loop van tijd in gebruik veranderd: een kerk, een ziekenhuis, het Paleis van Justitie, het huis van bewaring (waaraan de naam Casuariestraat nog herinnert), het provinciehuis en enkele herenhuizen waren er in dat stukje van Den Haag gevestigd. Oude foto’s laten deftige, classicis-tische gebouwen zien die pasten bij

de voorname sfeer van het Voorhout. Maar na 1945 was dat veranderd: de torenspits van de kerk aan de Prinsessegracht was verdwenen net zoals de reusachtige mansardekap van het Paleis van Justitie op de hoek van de gracht en het Korte Voorhout.

van twee torens naar een uitbouwNa de oorlog studeerden verschil-lende Rijksbouwmeesters op de mogelijkheid het Paleis van Justitie te herbouwen, eerst Bremer, daarna Friedhoff totdat in de loop van de jaren vijftig de opvattingen wijzig-den. Zou het niet beter zijn twee torens op het Korte Voorhout te bou-wen, een voor Justitie en de ander voor Financiën, was de gedachte die opkwam? Vegter met aan zijn zijde de Rgd-architect Bolten (die het hele proces zou volgen), teken-den en kwamen onder druk van de gemeente Den Haag tot de conclusie dat een lager gebouw beter op zijn plaats zou zijn daar, met slechts één gebruiker: Financiën. Wat overbleef van alle plannen was een kubusvor-mig doosje (op poten) op de hoek van de Schouwburgstraat en het

Korte Voorhout dat Friedhoff begin jaren vijftig al had getekend. In die uitbouw werd het bedrijfsrestaurant ondergebracht.

Na zijn vertrek als Rijksbouwmeester in 1971, voltooide Vegter zijn minis-terie dat pas in 1975 openging. De reacties waren gereserveerd: dat had te maken met de stijl – het gebouw als een late abstracte oprisping van het modernisme – maar ook met het wat afstandelijke gebouw zelf. In de volksmond heette het een kluis of een soort bunker.

Vegters ministerie wordt vaak een vorm van brutalisme genoemd, een uit Engeland afkomstige stroming van het modernisme. Kenmerkend daarvoor is het gebruik van schoon-beton (niet geschilderd of bewerkt) en een strakke horizontale belijning. Vegter liet de sporen van de houten bekisting waarin de stroken beton waren gehard, in het zicht, waarmee hij pretendeerde dat een industrieel vervaardigd product iets ambachte-lijks had. De houtnerf is in het beton zichtbaar. Het is ongenaakbaar en aaibaar tegelijk, het is modern en

traditioneel, kortom een staaltje van hybride architectuur. Hybride is ook de vorm: het gebouw mocht dan transparant overkomen, in feite was het een gesloten complex rondom twee grote binnenhoven. Daarom-heen lag een stelsel van lage donkere gangen met kamers aan weerszijden.

gesamtkunstwerkVegter was een productief architect in de jaren zestig: hij gaf Groningen een nieuw stadskantoor dat tien jaar geleden al weer is gesloopt, en Arnhem een monumentaal provincie-huis dat gerekend wordt tot een van de belangrijke naoorlogse jonge monumenten. Zoals meer van zijn tijdgenoten beschouwde hij een gebouw als een Gesamtkunstwerk waarin kunst, tuinarchitectuur, stof-fering, meubilair gelijk optrokken. De grote binnentuin werd ontworpen door mevrouw Polak-Daniëls (en niet door Mien Ruys zoals sommigen denken), en de kleine door Pieter Buys in 1982, nadat er tussentijdse lekkages waren opgetreden die tot een herziening van het ontwerp noopten. Vegter en zijn generatie

mochten zich nog uitleven op over-heidsgebouwen voordat de crisis in de jaren zeventig toesloeg. Gemeente-huizen, provinciehuizen en ministe-ries mochten representatief zijn en allure hebben, uitgerust met mooie materialen. Zo ook het ministerie-gebouw waar bijvoorbeeld de vloer in de centrale hal werd bekleed met natuursteen.

Terwijl het gebouw bijna toe was aan herwaardering, is Vegter daar-mee in zekere zin uit het ministerie weggeslopen. De typerende terug-liggende veranda’s aan de gevel, holtes in feite, zijn nu naar voren geschoven glaspanelen, die ook wel nodig waren om het probleem van de koudebruggen te bestrijden. Een binnenterrein is open- en doorge-broken; het gesloten karakter van de hoven is opgeheven. En het ruwe beton is grijs waarbij je als je goed kijkt, nog resten van houtnerven kunt waarnemen.

Slopen en bouwen tegelijkertijdBijna gedurende de gehele bouwtijd werd er nog gesloopt in het gebouw. De sloop begon op 1 maart 2007, waarbij het gebouw tot op de draag­constructie is ontmanteld. De sloop begon van boven naar beneden, en toen op de bovenste verdiepingen al met de bouw was begonnen, waren de sloopwerkzaamheden op de eerste verdieping en de begane grond nog in volle gang. Deze logistieke constructie was noodzakelijk om de gestelde oplevertermijn te halen, maar zorgde wel voor complicerende factoren. Pas nadat de begane grond was gesloopt, kon de maatvoering van het gebouw goed bepaald worden. De architect moest zijn ontwerp op punten aanpas­sen na deze ‘verrassing’. Het ontwerp­ en bouwproces waren zo in zekere zin dynamische, interactieve processen. Het sloopwerk is pas in september 2008 echt helemaal beëindigd, een paar maanden voor oplevering.

De sloop van de twee verdiepingen aan de zijde van de Korte Voorhout leverde nóg een speciale inspanning op. Twee gehele bouwlagen moesten met constructie en al tussen het gebouw uit gehaald worden om het Platanenhof naar de stad toe te kunnen openen. Voor de bovenste verdie­pingen is een tijdelijke opvangconstructie gemaakt waarop alle kracht kwam te rusten, terwijl het gebouw tegelijkertijd enigzins is opgetild. Na verwijdering van de oude constructie en bouwlagen is het gebouw op een nieuwe constructie geplaatst. En dat alles over een lengte van 52 meter.

Voormalige hal met zitjes en uitzicht op de binnentuin.

Page 32: SMAAK special ministerie van Financien

Het beeld van de Belgische kunste-naar Johan Tahon is 14 meter hoog. In ‘The new Seismo’ gebruikt Tahon het idee van een seismograaf, die de trillingen van de aarde registreert, als een metafoor om een onzicht-baar gegeven een gezicht te geven. Kijk in de ogen van het beeld en je ziet welk gegeven dat is: dat van een existentiële kwetsbaarheid. Het is een gemoedstoestand die wordt ver-sterkt door de gekwelde anatomie van het figuur, vormgegeven in roffelig en onopgesmukt gips. Het huizen-hoge onderstel van vier langgerekte poten torst een bovenlichaam zon-der armen. Het rudimentair vormge-geven hoofd ligt er met ingetrokken nek bovenop. Met het hoofd licht

voorover gebogen, blikt het in een letterlijk peilloze diepte. Hier staat iemand zonder enkele pretentie, een figuur los gepeld van geld, macht en prestige. Volledig naakt door zijn kwetsbaarheid, eenzaam door zijn onmacht. Het is een archetype mens die wij allemaal in ons dragen, maar waar we in de westerse wereld steeds minder raad mee weten.

expressie ‘The New Seismo’ draagt onmisken-baar de stempel van Johan Tahon (1965). In grote beelden van gips combineert de Belgische kunstenaar figuratie met abstracte elementen, waardoor hij naar eigen zeggen een

Om daartoe te komen schermt Tahon zich van de buitenwereld af in zijn atelier in een oude textielfa-briek in het Belgische Oudenaarde. Hier zwoegt hij fysiek op zijn gipsen beelden. Hij heeft een voorkeur voor monumentale beelden, omdat ze een grotere inspanning van hem vra-gen. Het enorme atelier – ‘mijn fan-tastische grote en mysterieuze witte woud’ – is Spartaans. Een bak met opgevangen regenwater en een extra trui vangen het gemis aan stromend water en verwarming op. Het is geen pose, ook Tahon gruwt van de kou als hij aan het werk is. Maar alleen in die schaarste lukt het hem om tot een geconcentreerde manier van werken te komen, die los staat van alles - van

diepere expressie van gevoelens en emoties kan bereiken. Tahon wordt gedreven door een enorme honger om zijn beelden te creëren. Het is een onstilbaar verlangen om tot een concentraat, een bundeling van de realiteit, te komen. Het wil-len ondervragen van de innerlijke verscheurdheid die hem, zeker na de dood van zijn vader, regelmatig bij de lurven grijpt. Zijn figuren vormen het concentraat van een gepassio-neerde, haast bezeten, zoektocht om de existentiële eenzaamheid van het menselijk bestaan de baas te blijven. In zekere zin vormen Tahons beelden een rituele bezwering van de dromen en demonen die hem in zijn onder-bewustzijn achtervolgen.

kunst architectuur architectuurbe-

de wereld buiten dat stille woud van witte reuzen. Dan kan het eeuwige denken tijdelijk worden uitgescha-keld en kunnen zijn handen het werk overnemen. Vorm geven aan de materie is het enige dat telt.

vooroudercultusTwee jaar geleden vroeg het Atelier Rijksbouwmeester aan Tahon infor-matie op te sturen over zijn werk. Zonder eigenlijk te weten waarvoor hij dat deed. Het resulteerde uitein-delijk in de opdracht om een sculp-tuur te maken voor het atrium van het ministerie van Financiën. Advi-seur Hans van der Ban associeerde de figuren van Tahon met de voor-oudercultus van primitieve volken.

Zoals de zogeheten Bis-palen, rituele objecten uit Nieuw-Guinea. Lange, verticale objecten, die bestaan uit hoofden die op elkaar staan; totems. De Bis-palen werden centraal in het dorp voor iedereen zichtbaar door de beeldhouwer gemaakt. Tahon werd het voorstel gedaan om gelijk aan dit gebruik centraal in de op zichzelf staande gemeenschap van een ministerie aan de slag te gaan met het maken van een beeld. Temidden van de werkende ambtena-ren te werken aan een hedendaagse totem.

De voorbereidingen voor het reus-achtige beeld vonden plaats in de werkplaats bij zijn huis in België. Op

een tafeltje staat het ontwerp van ‘The new Seismo’, het beeld is nog geen meter hoog. Het staat in schril contrast met de afmetingen van de verschillende onderdelen van het werkelijke beeld, die verspreid in de ruimte liggen. Zoals een gigantisch staketsel van hout, dat de basis vormt van het hoofd, en de stalen constructiebalken die het binnen-werk vormen van de ‘benen’ van het beeld. De verschillende onderdelen worden los naar Den Haag getrans-porteerd. Het echte werk begint dan pas. Tijdens een paar weken durende werksessie modelleerde Tahon ter plekke in een hoogwerker de losse onderdelen tot een beeld. Onder de neus van de werkende ambtenaren

Tekst: Xandra de JonghFotografie: ministerie van Financiën (Richard van Elferen)Artist Impression: WARRP

Eigentijdse Bis-paal moet passanten aan het denken zetten

Bezinningstotem in barre tijdenIn het atrium van het ministerie van Financiën tast een reusachtig beeld van wit gips als een seismograaf een nieuwe tijd af. ‘The new Seismo’ van Johan Tahon wil inspireren tot een andere houding.

32

Metershoog beeld werd stuk voor stuk opgebouwd in het atrium

financiën

kunst

kunst 33

Page 33: SMAAK special ministerie van Financien

Het beeld van de Belgische kunste-naar Johan Tahon is 14 meter hoog. In ‘The new Seismo’ gebruikt Tahon het idee van een seismograaf, die de trillingen van de aarde registreert, als een metafoor om een onzicht-baar gegeven een gezicht te geven. Kijk in de ogen van het beeld en je ziet welk gegeven dat is: dat van een existentiële kwetsbaarheid. Het is een gemoedstoestand die wordt ver-sterkt door de gekwelde anatomie van het figuur, vormgegeven in roffelig en onopgesmukt gips. Het huizen-hoge onderstel van vier langgerekte poten torst een bovenlichaam zon-der armen. Het rudimentair vormge-geven hoofd ligt er met ingetrokken nek bovenop. Met het hoofd licht

voorover gebogen, blikt het in een letterlijk peilloze diepte. Hier staat iemand zonder enkele pretentie, een figuur los gepeld van geld, macht en prestige. Volledig naakt door zijn kwetsbaarheid, eenzaam door zijn onmacht. Het is een archetype mens die wij allemaal in ons dragen, maar waar we in de westerse wereld steeds minder raad mee weten.

expressie ‘The New Seismo’ draagt onmisken-baar de stempel van Johan Tahon (1965). In grote beelden van gips combineert de Belgische kunstenaar figuratie met abstracte elementen, waardoor hij naar eigen zeggen een

Om daartoe te komen schermt Tahon zich van de buitenwereld af in zijn atelier in een oude textielfa-briek in het Belgische Oudenaarde. Hier zwoegt hij fysiek op zijn gipsen beelden. Hij heeft een voorkeur voor monumentale beelden, omdat ze een grotere inspanning van hem vra-gen. Het enorme atelier – ‘mijn fan-tastische grote en mysterieuze witte woud’ – is Spartaans. Een bak met opgevangen regenwater en een extra trui vangen het gemis aan stromend water en verwarming op. Het is geen pose, ook Tahon gruwt van de kou als hij aan het werk is. Maar alleen in die schaarste lukt het hem om tot een geconcentreerde manier van werken te komen, die los staat van alles - van

diepere expressie van gevoelens en emoties kan bereiken. Tahon wordt gedreven door een enorme honger om zijn beelden te creëren. Het is een onstilbaar verlangen om tot een concentraat, een bundeling van de realiteit, te komen. Het wil-len ondervragen van de innerlijke verscheurdheid die hem, zeker na de dood van zijn vader, regelmatig bij de lurven grijpt. Zijn figuren vormen het concentraat van een gepassio-neerde, haast bezeten, zoektocht om de existentiële eenzaamheid van het menselijk bestaan de baas te blijven. In zekere zin vormen Tahons beelden een rituele bezwering van de dromen en demonen die hem in zijn onder-bewustzijn achtervolgen.

kunst architectuur architectuurbe-

de wereld buiten dat stille woud van witte reuzen. Dan kan het eeuwige denken tijdelijk worden uitgescha-keld en kunnen zijn handen het werk overnemen. Vorm geven aan de materie is het enige dat telt.

vooroudercultusTwee jaar geleden vroeg het Atelier Rijksbouwmeester aan Tahon infor-matie op te sturen over zijn werk. Zonder eigenlijk te weten waarvoor hij dat deed. Het resulteerde uitein-delijk in de opdracht om een sculp-tuur te maken voor het atrium van het ministerie van Financiën. Advi-seur Hans van der Ban associeerde de figuren van Tahon met de voor-oudercultus van primitieve volken.

Zoals de zogeheten Bis-palen, rituele objecten uit Nieuw-Guinea. Lange, verticale objecten, die bestaan uit hoofden die op elkaar staan; totems. De Bis-palen werden centraal in het dorp voor iedereen zichtbaar door de beeldhouwer gemaakt. Tahon werd het voorstel gedaan om gelijk aan dit gebruik centraal in de op zichzelf staande gemeenschap van een ministerie aan de slag te gaan met het maken van een beeld. Temidden van de werkende ambtena-ren te werken aan een hedendaagse totem.

De voorbereidingen voor het reus-achtige beeld vonden plaats in de werkplaats bij zijn huis in België. Op

een tafeltje staat het ontwerp van ‘The new Seismo’, het beeld is nog geen meter hoog. Het staat in schril contrast met de afmetingen van de verschillende onderdelen van het werkelijke beeld, die verspreid in de ruimte liggen. Zoals een gigantisch staketsel van hout, dat de basis vormt van het hoofd, en de stalen constructiebalken die het binnen-werk vormen van de ‘benen’ van het beeld. De verschillende onderdelen worden los naar Den Haag getrans-porteerd. Het echte werk begint dan pas. Tijdens een paar weken durende werksessie modelleerde Tahon ter plekke in een hoogwerker de losse onderdelen tot een beeld. Onder de neus van de werkende ambtenaren

Tekst: Xandra de JonghFotografie: ministerie van Financiën (Richard van Elferen)Artist Impression: WARRP

Eigentijdse Bis-paal moet passanten aan het denken zetten

Bezinningstotem in barre tijdenIn het atrium van het ministerie van Financiën tast een reusachtig beeld van wit gips als een seismograaf een nieuwe tijd af. ‘The new Seismo’ van Johan Tahon wil inspireren tot een andere houding.

32

Metershoog beeld werd stuk voor stuk opgebouwd in het atrium

financiën

kunst

kunst 33

Page 34: SMAAK special ministerie van Financien

verwordt het maakproces tot perfor-mance tegelijk.

onrustEen dergelijke werksessie spreekt de kunstenaar enorm aan. Het appel-leert ten eerste aan zijn onrust om tot het laatst toe aan zijn beelden

te willen werken. Het liefst zou hij eenvoudigweg eeuwig aan ze willen werken, zoals hij dat doet met de in zijn atelier opgeslagen werken, die aan voortdurende verandering onderhevig zijn. Tahon verwacht dat door het orga-nische proces de mensen op het

ministerie een andere binding met het werk zullen hebben dan dat er plots een kant en klaar kunstwerk wordt neergezet. Ze hebben het werk nu letterlijk zien groeien, hebben met de kunstenaar kunnen praten. Ze hebben het werk letterlijk geboren zien worden. Beducht voor kritiek, onbegrip of onverschilligheid tijdens zijn werksessie tussen het werkvolk is Tahon niet. Zolang er confrontatie kan zijn is het goed. In die primitieve stammen werd zo’n Bis-paal ook vast wel eens kritisch besproken, meent hij.

Daarbij geldt dat ‘The New Seis-mo’ niet maatschappijkritisch is bedoeld. Met de vinger wijzen, daar houdt Tahon zich in zijn werk niet mee bezig. De kunstenaar ziet het beeld, zoals hij al zijn beelden graag ziet, meer als een vruchtbaar zaadje dat hij in het ministerie plant. Als een mogelijkheid om diegene die in het gebouw even los wil staan van de dagelijkse gang van zaken, een tijdloos moment van bezinning te geven. En als mensen daar klaar voor zijn, kan het inspireren. De locatie van het werk in het ministerie hangt nauw samen met dit idee. Aan de voet van het beeld in het atrium ligt de grote vergaderruimte, die voor-ziet in belangrijke vergaderingen.

Tegelijkertijd is er dat publiek van honderden ambtenaren dat dagelijks langs het beeld loopt. Daar valt wat voor te zeggen.

stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

Het was een pilot met leerervaringen

Twee Rijksbouwmeesters keken met scepsis toe hoe de pps-constructie werd toegepast op het ministerie van Financiën. Coenen dreigde uit het overleg te stappen, Crouwel ging op verzoek van de Rijksge-bouwendienst en Financiën door. Hij beziet nu het eindresultaat: fraai, maar het biedt geen garantie voor toekomstige projecten. Desalniettemin: zo’n ruimtelijk en duur-zaam complex kom je nauwelijs tegen.

35

Tour de force: het drijvende gebouwHet gebouw is gefundeerd op een betonnen funderingsplaat die drijft op het grondwater. Dat gaf specifieke problemen bij de sloop, waarbij grote delen van het gebouw moesten worden weggehaald, zoals de dikke beton­nen vloer van het oorspronkelijke binnenhof dat met de renovatie overkapt is. Er was dus kans dat het gebouw omhoog zou komen door de afnemende tegendruk op de opwaartse druk van het grondwater. Juist vanwege het benodigde tegenwicht was de vloer zo zwaar gemaakt. Om bovendrijven te voorkomen was bij de sloop ander tegenwicht nodig zodra de vloer ver­wijderd was. De oplossing is gevonden in het plaatsen van zandzakken op de onderste keldervloer. Negenhonderd kubieke meter aan zand heeft het gebouw uiteindelijk op z’n plaats weten te houden, oftewel twee maal drie weken werk om de zandzakken in en vervolgens weer uit het gebouw te sjouwen. Wat met recht een ‘tour de force’ genoemd mag worden.

Rijksbouwmeester was bezorgd over architectonische kwaliteit

financiënrol van derijksbouw-meester

Toen Mels Crouwel als Rijksbouw-meester het ministerie van Finan-ciën ‘erfde’ van zijn voorganger Jo Coenen, was er een probleem. Coenen was zo bezorgd over de waarborg van de architectonische kwaliteit dat hij zich van het proces dreigde te distantiëren. Met name het percentage architectuur in het

contract was naar zijn overtuiging te gering. Crouwel was het met hem eens en besloot zich ook aan het project te onttrekken. Maar de praktijk liep anders. ‘Financiën en de Rijksgebouwendienst drongen er op aan dat ik erbij betrokken bleef. Het kon niet zijn dat de Rijksbouw-meester zich er niet mee bemoeide,

34 kunst

Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Bert Nienhuis (portret), Studio Csany

Page 35: SMAAK special ministerie van Financien

verwordt het maakproces tot perfor-mance tegelijk.

onrustEen dergelijke werksessie spreekt de kunstenaar enorm aan. Het appel-leert ten eerste aan zijn onrust om tot het laatst toe aan zijn beelden

te willen werken. Het liefst zou hij eenvoudigweg eeuwig aan ze willen werken, zoals hij dat doet met de in zijn atelier opgeslagen werken, die aan voortdurende verandering onderhevig zijn. Tahon verwacht dat door het orga-nische proces de mensen op het

ministerie een andere binding met het werk zullen hebben dan dat er plots een kant en klaar kunstwerk wordt neergezet. Ze hebben het werk nu letterlijk zien groeien, hebben met de kunstenaar kunnen praten. Ze hebben het werk letterlijk geboren zien worden. Beducht voor kritiek, onbegrip of onverschilligheid tijdens zijn werksessie tussen het werkvolk is Tahon niet. Zolang er confrontatie kan zijn is het goed. In die primitieve stammen werd zo’n Bis-paal ook vast wel eens kritisch besproken, meent hij.

Daarbij geldt dat ‘The New Seis-mo’ niet maatschappijkritisch is bedoeld. Met de vinger wijzen, daar houdt Tahon zich in zijn werk niet mee bezig. De kunstenaar ziet het beeld, zoals hij al zijn beelden graag ziet, meer als een vruchtbaar zaadje dat hij in het ministerie plant. Als een mogelijkheid om diegene die in het gebouw even los wil staan van de dagelijkse gang van zaken, een tijdloos moment van bezinning te geven. En als mensen daar klaar voor zijn, kan het inspireren. De locatie van het werk in het ministerie hangt nauw samen met dit idee. Aan de voet van het beeld in het atrium ligt de grote vergaderruimte, die voor-ziet in belangrijke vergaderingen.

Tegelijkertijd is er dat publiek van honderden ambtenaren dat dagelijks langs het beeld loopt. Daar valt wat voor te zeggen.

stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

Het was een pilot met leerervaringen

Twee Rijksbouwmeesters keken met scepsis toe hoe de pps-constructie werd toegepast op het ministerie van Financiën. Coenen dreigde uit het overleg te stappen, Crouwel ging op verzoek van de Rijksge-bouwendienst en Financiën door. Hij beziet nu het eindresultaat: fraai, maar het biedt geen garantie voor toekomstige projecten. Desalniettemin: zo’n ruimtelijk en duur-zaam complex kom je nauwelijs tegen.

35

Tour de force: het drijvende gebouwHet gebouw is gefundeerd op een betonnen funderingsplaat die drijft op het grondwater. Dat gaf specifieke problemen bij de sloop, waarbij grote delen van het gebouw moesten worden weggehaald, zoals de dikke beton­nen vloer van het oorspronkelijke binnenhof dat met de renovatie overkapt is. Er was dus kans dat het gebouw omhoog zou komen door de afnemende tegendruk op de opwaartse druk van het grondwater. Juist vanwege het benodigde tegenwicht was de vloer zo zwaar gemaakt. Om bovendrijven te voorkomen was bij de sloop ander tegenwicht nodig zodra de vloer ver­wijderd was. De oplossing is gevonden in het plaatsen van zandzakken op de onderste keldervloer. Negenhonderd kubieke meter aan zand heeft het gebouw uiteindelijk op z’n plaats weten te houden, oftewel twee maal drie weken werk om de zandzakken in en vervolgens weer uit het gebouw te sjouwen. Wat met recht een ‘tour de force’ genoemd mag worden.

Rijksbouwmeester was bezorgd over architectonische kwaliteit

financiënrol van derijksbouw-meester

Toen Mels Crouwel als Rijksbouw-meester het ministerie van Finan-ciën ‘erfde’ van zijn voorganger Jo Coenen, was er een probleem. Coenen was zo bezorgd over de waarborg van de architectonische kwaliteit dat hij zich van het proces dreigde te distantiëren. Met name het percentage architectuur in het

contract was naar zijn overtuiging te gering. Crouwel was het met hem eens en besloot zich ook aan het project te onttrekken. Maar de praktijk liep anders. ‘Financiën en de Rijksgebouwendienst drongen er op aan dat ik erbij betrokken bleef. Het kon niet zijn dat de Rijksbouw-meester zich er niet mee bemoeide,

34 kunst

Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Bert Nienhuis (portret), Studio Csany

Page 36: SMAAK special ministerie van Financien

36 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 37 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

vonden ze’, zegt hij terugkijkend op de restauratie en renovatie van het ministerie. Het dilemma was groot: als de Rijksbouwmeester zich nu zou terugtrekken, zou hij er later niet meer inkomen. Het was, met andere woorden, een kwestie van take it or leave it. En Crouwel bleef onder voorwaarde dat de procedure werd aangepast, die ook bij andere pps-projecten zouden worden door-gevoerd.

Er stonden immers maar liefst vijf pps-projecten op stapel die richting-gevend zouden zijn voor het nieuwe rijksbeleid. Je moest je hierover wel een mening vormen en je uitspreken, vond Crouwel. Er bestonden niet-temin enkele onzekerheden. Bij de gunningscriteria was het aandeel architectonische kwaliteit weliswaar vastgesteld op 20 procent in de gun-ningen, maar het liep over in andere onderdelen. Verder was de organisa-tie van de pilot volgens Crouwel niet goed doordacht. Hoe bijvoorbeeld verhield het winnende bod zich met het gemeentelijke bestemmings-plan? Stel dat het plan ingrijpend zou moeten worden aangepast en de gemeente daar niet toe bereid was, kon het uitgekozen consortium dan wel doorgaan? Er waren, herinnert Crouwel zich, heftige discussies met de gemeente, die zich toespitsten op de entree: de gemeente wilde over-schakelen van een verticale op een horizontale opening van het rondom een binnenhof gelegen gebouw. Daarmee zou het ministerie zich meer openen naar de stad. De conse-quenties van die aanpassing waren dat er een semi-openbaar terrein zou ontstaan dat om veiligheidsredenen wel ’s avonds en ’s nachts moest worden afgesloten. Het compromis werd gevonden in een enorm schar-nierend hekwerk, overdag open, na elven gesloten.

jongOp een ander punt verschilde de gemeente ook van mening met de Rijksbouwmeester. De stadsbouw-meester Maarten Schmitt stond op het standpunt dat de typerende architectuur die Vegter had toege-past bij Financiën zo in de kern werd aangetast, dat je het gebouw beter kon afbreken. Dat brutalisme werd volgens hem teniet gedaan door de

tweede glazen gevel. Maar voormalig Rijksbouwmeester Coenen had de schepping van Vegter uitgeroepen tot jong monument en het daarmee min of meer heilig verklaard. Juist dankzij een dubbele glazen gevel zou het een tweede leven kunnen gaan leiden. Crouwel was het niet met Schmitt eens: ‘Kenmerkend zijn de horizontale betonbanen. Die val-len in samenhang met het glas wat softer uit. Het gebouw heeft de lucht en ruimte behouden die het al had. Vergelijk het eens met nieuwe gebou-wen, die bestaan vaak uit kamertjes en gangetjes. En het is op het gebied van energie veel duurzamer. Dat is ook belangrijk.’ Het overkoepelen van een binnenhof stuitte bij hem op geen bezwaar. ‘Een logische beslis-sing omdat je zo een meer bruikbare ruimte krijgt. Het is gewoon een kantoorgebouw. Je wint hierdoor aan meer bruto vloeroppervlak. Ik heb er problemen mee als het puur een tech-nische ingreep zou zijn die geen toe-voeging aan het gebouw betekent.’

geen garantieMet Crouwel lopen we het proces na, de voor- en nadelen van pps, de manier waarop hij zijn invloed heeft kunnen laten gelden. Zijn algemene oordeel is dat het proces is geslaagd. Operatie gelukt en patiënt niet overleden. Binnen de tijd is een ver-nieuwd ministerie opgestaan, dat er architectonisch mag zijn. ‘Maar het biedt geen garantie voor toekomsti-ge projecten’, waarschuwt Crouwel, ‘en over de exploitatie weten we nog niets.’ ‘Als je de onzekerheden onder de loep neemt, dan is het verdomd mooi gelopen. En kun je tevreden zijn over de architectuur.’Hij plaatst een paar kanttekeningen bij pps. Verrassingen zijn goed beschouwd uitgesloten, omdat elk risico vermeden wordt. Combinaties zullen altijd voor de veilige weg kie-zen, is zijn verwachting. Er zit een afvlakkende werking in, vindt hij, niet alleen in de architectuur maar ook in de kunsttoepassing die in het budget is opgenomen. Een nadeel is verder dat men in de eerste ronde niet elk detail van een project kan overzien en dat er tijdens de uitvoering voor de opdrachtgever geen gelegenheid is om de kwaliteit te controleren. ‘Tussentijdse controle ontbreekt. Als je over anderhalf jaar de sleutel

krijgt, kun je dan pas het resultaat checken. Maar zo werkt de bouw niet. Stel dat je in een later stadium besluit dat alle plafonds eruit moe-ten, daar is geen sprake van. Want dat levert een veel grotere schade op voor iedereen. Hier botst het bestek van de aannemer met de ambitie van de architect. Je zou dit kunnen ondervangen met detailtekeningen, maar dat leidt weer tot kostbare voorinvesteringen.’ Crouwel ziet gelukkig een kentering in Engeland, waaruit het pps-model afkomstig is. Er wordt in de aanloopfase meer getekend, er worden nauwgezette afspraken gemaakt over het uitein-delijke resultaat en de marktpartijen krijgen in Engeland meer betaald voor de investeringen. Overigens heeft de Rijksgebouwendienst in februari ook besloten dat bedrag fors te verhogen.

netjesCrouwel werd er telkens bijgehaald als er weer een nieuwe ronde werd ingeluid. ‘Dat deden ze wel netjes. Ik heb gezegd dat ik kritisch was maar wel loyaal meewerkte omdat het immers rijksbeleid is. Je moet open staan voor nieuwe dingen, vind ik. Het is met de beste bedoelingen aangepakt. In het begin zaten er misschien te weinig mensen bij de pps-groep die verstand van bouwen hadden. Het bleef lang te theoretisch. Maar anderzijds was het een logische keus. Als je het over belastinggeld gaat, komt het er op aan zaken niet uit de hand te laten lopen. Dat is in het verleden bij traditionele opdrach-ten wel gebeurd. Het is het belang van de uitvoerende partij dat hij het werk op tijd klaar krijgt.’Omdat de deelnemers aan de ope-ratie-Financiën nog weinig ervaring hadden, was er doorlopend discus-sie. Bijvoorbeeld over het voorstel om het design-gedeelte los te knip-pen van de pps. Crouwel was daarop tegen. Je pakt zo’n proces integraal aan omdat je het voordeel geniet van innovatie en samenwerking. ‘Het is verkeerd om de architect eerst voor de opdrachtgever te laten werken en daarna voor de aannemer omdat ze verschillende belangen hebben. Het beperkt je vrijheid, merk ik in de praktijk. Je wordt in een positie gemanoeuvreerd dat je iets wilt ont-werpen, wat niet kan.’

Wat van de pilot geleerd is, bleek bij een volgende aanbesteding, gebiedsontwikkeling in Groningen. Er is besloten partijen te betalen voor hun investeringen, en de gemeente eerder in het overleg te betrekken. Risico’s die je niet kunt verkopen, zoals een eventuele afwijzing van de plannen door de gemeente, komen voor rekening van de opdrachtgever: een logische ontwikkeling, vindt Crouwel. ‘En ik neem aan dat naar aanleiding van Financiën ook beter over de kwaliteitsborging wordt nagedacht.’ Verder is de weging van de verschillende onderdelen bijgesteld. ‘Want je wilt toch niet dat het schoonmaken van het gebouw zwaarder weegt in de gunningen ten koste van andere functionaliteiten?’In die zin was de pps-procedure bij het ministerie echt een proeftuin: het oogsten kan nu elders beginnen.

Er staat een duurzaam en energiebesparend gebouwIn de Outputspecificaties is nadrukkelijk aandacht besteed aan duur­zaamheidseisen. Met de gekozen oplossingen is ruimschoots onder de voorgeschreven EPN­norm van 1,4 voor renovatie gebleven en de genomen milieumaatregelen leiden zelfs tot een energieprestatie die onder de voor­geschreven 1,0 voor nieuwbouw ligt. De belangrijkste maatregel is de dubbele klimaatgevel in combinatie met klimaatplafonds, waardoor het gebouw bijzonder efficiënt is in energiegebruik. De klimaatgevel draagt bij aan een goede isolatie van het gebouw in de winter én zomer. De warme of koude lucht van het gebouw wordt in de spouw uitgeblazen en vormt zo een extra deken. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van warmte/koude­bronnen in de grond en zijn de installaties efficiënt ontworpen en verwerkt in de klimaatgevel en plafonds. Zonnepanelen op het dak regelen de warm­watervoorziening.Het voordeel van het DBFMO­contract is dat in het ontwerp daadwerkelijk kon worden ingezet op duurzaamheid door uit te gaan van lifecyclekosten. Bij een reguliere aanbesteding wordt vooral naar de investeringskosten gekeken. In geïntegreerde contracten waarbij 25 jaar exploitatie van het gebouw is meegewogen, wordt niet alleen naar de investeringskosten geke­ken maar ook naar de exploitatiekosten op de lange termijn. Dat heeft geleid tot innovatieve oplossingen, zoals bijvoorbeeld in het ontwerp van de vloer­bedekking. De speciaal ontwikkelde tegels bestaan uit negen dessins, die willekeurig zijn gelegd. Deze zijn dus ook willekeurig te verleggen als bepaal­de ‘loopjes’ slijtageplekken beginnen te vertonen. Zo hoeft niet de kostbare vloerbedekking in zijn geheel te worden vervangen. Verder is consequent door het gehele gebouw heen gekozen voor een natuurstenenvloer. De investeringskosten zijn weliswaar hoog maar de vloer gaat wél 25 jaar mee.

Page 37: SMAAK special ministerie van Financien

36 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 37 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

vonden ze’, zegt hij terugkijkend op de restauratie en renovatie van het ministerie. Het dilemma was groot: als de Rijksbouwmeester zich nu zou terugtrekken, zou hij er later niet meer inkomen. Het was, met andere woorden, een kwestie van take it or leave it. En Crouwel bleef onder voorwaarde dat de procedure werd aangepast, die ook bij andere pps-projecten zouden worden door-gevoerd.

Er stonden immers maar liefst vijf pps-projecten op stapel die richting-gevend zouden zijn voor het nieuwe rijksbeleid. Je moest je hierover wel een mening vormen en je uitspreken, vond Crouwel. Er bestonden niet-temin enkele onzekerheden. Bij de gunningscriteria was het aandeel architectonische kwaliteit weliswaar vastgesteld op 20 procent in de gun-ningen, maar het liep over in andere onderdelen. Verder was de organisa-tie van de pilot volgens Crouwel niet goed doordacht. Hoe bijvoorbeeld verhield het winnende bod zich met het gemeentelijke bestemmings-plan? Stel dat het plan ingrijpend zou moeten worden aangepast en de gemeente daar niet toe bereid was, kon het uitgekozen consortium dan wel doorgaan? Er waren, herinnert Crouwel zich, heftige discussies met de gemeente, die zich toespitsten op de entree: de gemeente wilde over-schakelen van een verticale op een horizontale opening van het rondom een binnenhof gelegen gebouw. Daarmee zou het ministerie zich meer openen naar de stad. De conse-quenties van die aanpassing waren dat er een semi-openbaar terrein zou ontstaan dat om veiligheidsredenen wel ’s avonds en ’s nachts moest worden afgesloten. Het compromis werd gevonden in een enorm schar-nierend hekwerk, overdag open, na elven gesloten.

jongOp een ander punt verschilde de gemeente ook van mening met de Rijksbouwmeester. De stadsbouw-meester Maarten Schmitt stond op het standpunt dat de typerende architectuur die Vegter had toege-past bij Financiën zo in de kern werd aangetast, dat je het gebouw beter kon afbreken. Dat brutalisme werd volgens hem teniet gedaan door de

tweede glazen gevel. Maar voormalig Rijksbouwmeester Coenen had de schepping van Vegter uitgeroepen tot jong monument en het daarmee min of meer heilig verklaard. Juist dankzij een dubbele glazen gevel zou het een tweede leven kunnen gaan leiden. Crouwel was het niet met Schmitt eens: ‘Kenmerkend zijn de horizontale betonbanen. Die val-len in samenhang met het glas wat softer uit. Het gebouw heeft de lucht en ruimte behouden die het al had. Vergelijk het eens met nieuwe gebou-wen, die bestaan vaak uit kamertjes en gangetjes. En het is op het gebied van energie veel duurzamer. Dat is ook belangrijk.’ Het overkoepelen van een binnenhof stuitte bij hem op geen bezwaar. ‘Een logische beslis-sing omdat je zo een meer bruikbare ruimte krijgt. Het is gewoon een kantoorgebouw. Je wint hierdoor aan meer bruto vloeroppervlak. Ik heb er problemen mee als het puur een tech-nische ingreep zou zijn die geen toe-voeging aan het gebouw betekent.’

geen garantieMet Crouwel lopen we het proces na, de voor- en nadelen van pps, de manier waarop hij zijn invloed heeft kunnen laten gelden. Zijn algemene oordeel is dat het proces is geslaagd. Operatie gelukt en patiënt niet overleden. Binnen de tijd is een ver-nieuwd ministerie opgestaan, dat er architectonisch mag zijn. ‘Maar het biedt geen garantie voor toekomsti-ge projecten’, waarschuwt Crouwel, ‘en over de exploitatie weten we nog niets.’ ‘Als je de onzekerheden onder de loep neemt, dan is het verdomd mooi gelopen. En kun je tevreden zijn over de architectuur.’Hij plaatst een paar kanttekeningen bij pps. Verrassingen zijn goed beschouwd uitgesloten, omdat elk risico vermeden wordt. Combinaties zullen altijd voor de veilige weg kie-zen, is zijn verwachting. Er zit een afvlakkende werking in, vindt hij, niet alleen in de architectuur maar ook in de kunsttoepassing die in het budget is opgenomen. Een nadeel is verder dat men in de eerste ronde niet elk detail van een project kan overzien en dat er tijdens de uitvoering voor de opdrachtgever geen gelegenheid is om de kwaliteit te controleren. ‘Tussentijdse controle ontbreekt. Als je over anderhalf jaar de sleutel

krijgt, kun je dan pas het resultaat checken. Maar zo werkt de bouw niet. Stel dat je in een later stadium besluit dat alle plafonds eruit moe-ten, daar is geen sprake van. Want dat levert een veel grotere schade op voor iedereen. Hier botst het bestek van de aannemer met de ambitie van de architect. Je zou dit kunnen ondervangen met detailtekeningen, maar dat leidt weer tot kostbare voorinvesteringen.’ Crouwel ziet gelukkig een kentering in Engeland, waaruit het pps-model afkomstig is. Er wordt in de aanloopfase meer getekend, er worden nauwgezette afspraken gemaakt over het uitein-delijke resultaat en de marktpartijen krijgen in Engeland meer betaald voor de investeringen. Overigens heeft de Rijksgebouwendienst in februari ook besloten dat bedrag fors te verhogen.

netjesCrouwel werd er telkens bijgehaald als er weer een nieuwe ronde werd ingeluid. ‘Dat deden ze wel netjes. Ik heb gezegd dat ik kritisch was maar wel loyaal meewerkte omdat het immers rijksbeleid is. Je moet open staan voor nieuwe dingen, vind ik. Het is met de beste bedoelingen aangepakt. In het begin zaten er misschien te weinig mensen bij de pps-groep die verstand van bouwen hadden. Het bleef lang te theoretisch. Maar anderzijds was het een logische keus. Als je het over belastinggeld gaat, komt het er op aan zaken niet uit de hand te laten lopen. Dat is in het verleden bij traditionele opdrach-ten wel gebeurd. Het is het belang van de uitvoerende partij dat hij het werk op tijd klaar krijgt.’Omdat de deelnemers aan de ope-ratie-Financiën nog weinig ervaring hadden, was er doorlopend discus-sie. Bijvoorbeeld over het voorstel om het design-gedeelte los te knip-pen van de pps. Crouwel was daarop tegen. Je pakt zo’n proces integraal aan omdat je het voordeel geniet van innovatie en samenwerking. ‘Het is verkeerd om de architect eerst voor de opdrachtgever te laten werken en daarna voor de aannemer omdat ze verschillende belangen hebben. Het beperkt je vrijheid, merk ik in de praktijk. Je wordt in een positie gemanoeuvreerd dat je iets wilt ont-werpen, wat niet kan.’

Wat van de pilot geleerd is, bleek bij een volgende aanbesteding, gebiedsontwikkeling in Groningen. Er is besloten partijen te betalen voor hun investeringen, en de gemeente eerder in het overleg te betrekken. Risico’s die je niet kunt verkopen, zoals een eventuele afwijzing van de plannen door de gemeente, komen voor rekening van de opdrachtgever: een logische ontwikkeling, vindt Crouwel. ‘En ik neem aan dat naar aanleiding van Financiën ook beter over de kwaliteitsborging wordt nagedacht.’ Verder is de weging van de verschillende onderdelen bijgesteld. ‘Want je wilt toch niet dat het schoonmaken van het gebouw zwaarder weegt in de gunningen ten koste van andere functionaliteiten?’In die zin was de pps-procedure bij het ministerie echt een proeftuin: het oogsten kan nu elders beginnen.

Er staat een duurzaam en energiebesparend gebouwIn de Outputspecificaties is nadrukkelijk aandacht besteed aan duur­zaamheidseisen. Met de gekozen oplossingen is ruimschoots onder de voorgeschreven EPN­norm van 1,4 voor renovatie gebleven en de genomen milieumaatregelen leiden zelfs tot een energieprestatie die onder de voor­geschreven 1,0 voor nieuwbouw ligt. De belangrijkste maatregel is de dubbele klimaatgevel in combinatie met klimaatplafonds, waardoor het gebouw bijzonder efficiënt is in energiegebruik. De klimaatgevel draagt bij aan een goede isolatie van het gebouw in de winter én zomer. De warme of koude lucht van het gebouw wordt in de spouw uitgeblazen en vormt zo een extra deken. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van warmte/koude­bronnen in de grond en zijn de installaties efficiënt ontworpen en verwerkt in de klimaatgevel en plafonds. Zonnepanelen op het dak regelen de warm­watervoorziening.Het voordeel van het DBFMO­contract is dat in het ontwerp daadwerkelijk kon worden ingezet op duurzaamheid door uit te gaan van lifecyclekosten. Bij een reguliere aanbesteding wordt vooral naar de investeringskosten gekeken. In geïntegreerde contracten waarbij 25 jaar exploitatie van het gebouw is meegewogen, wordt niet alleen naar de investeringskosten geke­ken maar ook naar de exploitatiekosten op de lange termijn. Dat heeft geleid tot innovatieve oplossingen, zoals bijvoorbeeld in het ontwerp van de vloer­bedekking. De speciaal ontwikkelde tegels bestaan uit negen dessins, die willekeurig zijn gelegd. Deze zijn dus ook willekeurig te verleggen als bepaal­de ‘loopjes’ slijtageplekken beginnen te vertonen. Zo hoeft niet de kostbare vloerbedekking in zijn geheel te worden vervangen. Verder is consequent door het gehele gebouw heen gekozen voor een natuurstenenvloer. De investeringskosten zijn weliswaar hoog maar de vloer gaat wél 25 jaar mee.

Page 38: SMAAK special ministerie van Financien

stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 39 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

Financiën onwennig tegenover elkaar. Het ontbrak aan voldoende synergie, teams waren niet goed op elkaar ingespeeld; desondanks waren beide partijen zich ervan bewust dat ze moesten volharden. De trein reed, om niet meer te stoppen. Toen de medewerkers van de Rijksgebou-wendienst bij Financiën kwamen inwonen, was het ijs gesmolten. Het maakte niet meer uit wie welke orga-nisatie vertegenwoordigde. Hoe gaan dat soort dingen? Een gesprek bij de koffieautomaat kan wonderen doen, herinnert Sigrid Pikker, projectdirec-teur namens de Rijksgebouwendienst zich. ‘Je loopt even bij elkaar binnen en je stemt zaken op elkaar af.’

te warm ’s zomers. Totdat in 2003 de minister besliste en de kogel door de kerk ging: verbouwing werd de koers. Destijds speelde nog dat het gebouw als jong monument zou worden aan-gewezen en behouden moest blijven. Nouwt zelf adviseerde de markt in te schakelen voor de renovatie. KV7 zou het eerste voorbeeld van DBFMO worden, Design, Build, Finance, Maintain en Operate.

Het proces ging moeizaam van start. De bestuursraad was aanvankelijk niet overtuigd van het nut van pps omdat hij te weinig invloed op het ontwerp vreesde. Toen de minister eenmaal het sein op groen had gezet, zaten de Rijksgebouwendienst en

Als Nouwt ergens tevreden over is, is het wel dat de verbouwing van KV7, zoals de pps-operatie is gaan heten als een term voor een geheime mis-sie, binnen de tijd is afgerond. Sterker zelfs, het consortium leverde op ver-zoek van het ministerie een maand eerder op dan was gepland.

Helemaal voor de hand lag het niet dat Financiën zou terugkeren in zijn oude ministeriegebouw. In 2002 dubde het departement nog over een totale nieuwbouw en had Nouwt de ingewikkelde taak om alle varianten te onderzoeken, een tijdelijke huis-vesting en een definitieve locatie. Het bestaande gebouw kende een onbere-kenbaar klimaat, te koud in de winter,

Jos Nouwt, projectdirecteur bij Financiën:

‘Toen ik de inschrijvingen zag, heb ik een week geglimlacht’

Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Taco Anema (portret), Studio Csany

financiënhet proces

Het was een kwestie van het wiel uitvinden, de pps-operatie bij het ministerie van Financiën. Alles moest zo voorbeeldig mogelijk, het contract met het consortium moest zo solide mogelijk: dat leverde weliswaar in de beginfase wat onwennig-heden op, maar uiteindelijk keerde alles na de gekozen bieding ten goede. Een reconstructie.

Jos Nouwt, projectdirecteur van het ministerie van Financiën, jongleert met jaartallen. Het jaar waarin men nog aarzelde tussen nieuwbouw en renovatie (2002), het jaar waarin de minister zijn toestemming gaf voor renovatie en voor pps werd gekozen (december 2003), het jaar van het aanbestedingsproces met allerlei sessies over de vorm en de inhoud van pps (2005), de onrust die de gemeente in dat jaar veroorzaakte met een plan voor appartementen op het gebouw, en het tijdstip waarop de voorkeur voor consortium Safire werd uitgesproken: februari 2006. Ten slotte, de periode van slopen en renoveren, in het ongelofelijk snelle tijdsbestek van nog geen twee jaar.

38

Jos Nouwt op de galerij rondom de open binnentuin

Page 39: SMAAK special ministerie van Financien

stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid 39 stedenbouw monumenten architectuur kunst architectuurbeleid

Financiën onwennig tegenover elkaar. Het ontbrak aan voldoende synergie, teams waren niet goed op elkaar ingespeeld; desondanks waren beide partijen zich ervan bewust dat ze moesten volharden. De trein reed, om niet meer te stoppen. Toen de medewerkers van de Rijksgebou-wendienst bij Financiën kwamen inwonen, was het ijs gesmolten. Het maakte niet meer uit wie welke orga-nisatie vertegenwoordigde. Hoe gaan dat soort dingen? Een gesprek bij de koffieautomaat kan wonderen doen, herinnert Sigrid Pikker, projectdirec-teur namens de Rijksgebouwendienst zich. ‘Je loopt even bij elkaar binnen en je stemt zaken op elkaar af.’

te warm ’s zomers. Totdat in 2003 de minister besliste en de kogel door de kerk ging: verbouwing werd de koers. Destijds speelde nog dat het gebouw als jong monument zou worden aan-gewezen en behouden moest blijven. Nouwt zelf adviseerde de markt in te schakelen voor de renovatie. KV7 zou het eerste voorbeeld van DBFMO worden, Design, Build, Finance, Maintain en Operate.

Het proces ging moeizaam van start. De bestuursraad was aanvankelijk niet overtuigd van het nut van pps omdat hij te weinig invloed op het ontwerp vreesde. Toen de minister eenmaal het sein op groen had gezet, zaten de Rijksgebouwendienst en

Als Nouwt ergens tevreden over is, is het wel dat de verbouwing van KV7, zoals de pps-operatie is gaan heten als een term voor een geheime mis-sie, binnen de tijd is afgerond. Sterker zelfs, het consortium leverde op ver-zoek van het ministerie een maand eerder op dan was gepland.

Helemaal voor de hand lag het niet dat Financiën zou terugkeren in zijn oude ministeriegebouw. In 2002 dubde het departement nog over een totale nieuwbouw en had Nouwt de ingewikkelde taak om alle varianten te onderzoeken, een tijdelijke huis-vesting en een definitieve locatie. Het bestaande gebouw kende een onbere-kenbaar klimaat, te koud in de winter,

Jos Nouwt, projectdirecteur bij Financiën:

‘Toen ik de inschrijvingen zag, heb ik een week geglimlacht’

Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Taco Anema (portret), Studio Csany

financiënhet proces

Het was een kwestie van het wiel uitvinden, de pps-operatie bij het ministerie van Financiën. Alles moest zo voorbeeldig mogelijk, het contract met het consortium moest zo solide mogelijk: dat leverde weliswaar in de beginfase wat onwennig-heden op, maar uiteindelijk keerde alles na de gekozen bieding ten goede. Een reconstructie.

Jos Nouwt, projectdirecteur van het ministerie van Financiën, jongleert met jaartallen. Het jaar waarin men nog aarzelde tussen nieuwbouw en renovatie (2002), het jaar waarin de minister zijn toestemming gaf voor renovatie en voor pps werd gekozen (december 2003), het jaar van het aanbestedingsproces met allerlei sessies over de vorm en de inhoud van pps (2005), de onrust die de gemeente in dat jaar veroorzaakte met een plan voor appartementen op het gebouw, en het tijdstip waarop de voorkeur voor consortium Safire werd uitgesproken: februari 2006. Ten slotte, de periode van slopen en renoveren, in het ongelofelijk snelle tijdsbestek van nog geen twee jaar.

38

Jos Nouwt op de galerij rondom de open binnentuin

Page 40: SMAAK special ministerie van Financien

40 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid stedenbouw architectuur kunst architectuurbeleid

Daarmee werd het bestemmings-planrisico tijdens de onderhan-delingsfase met de consortia een issue. Wie neemt het risico van een aanvaring met het bestemmingsplan dat als het ware als plastic om het gebouw was gegoten, het uitver-koren consortium of de Staat als opdrachtgever?

Er waren meer van die discussiepun-ten tijdens de aanbesteding. Wie zou het risico dragen van eventuele schade aan bijvoorbeeld de markan-te betonnen ribbels? Was het reëel die in handen van de private partij te leggen of van de opdrachtgever? Je moet bij een private partij geen risico neerleggen dat men niet kan dragen of waarvoor je teveel moet betalen, omdat anders pps wel veel van zijn aantrekkingskracht zou verliezen. Geen private partij stapt immers in een avontuur met verschillende open eindes. Nouwt: ‘Die had tij-dens het aanbestedingsproces dan wel een formele way out gevonden om er onderuit te komen. Je moet de risico’s evenwichtig verdelen.’

sessieIn februari 2006 brak de hemel open. Het ministerie van Financiën werd aan Safire gegund. ‘In juli 2005 werd overigens al duidelijk dat het aanbestedingsproces succesvol zou worden’, merkte Nouwt op. Toen de enveloppen met de hoogte van de inschrijvingen beoordeeld waren, brak zijn finest hour aan. ‘Het bedrag

in de consultatiefase met een rem op de mond praatte, omdat alles wat je zegt consequenties kan hebben. Dat was vooral het geval als gesprek-ken sterk juridisch van toonzetting waren.’ Maar de sfeer klaarde op. ‘Wat ons in het aanbestedingsproces goodwill gaf’, zegt Nouwt, ‘was dat wij zeiden in de vakanties te werken. Dan hoeven jullie marktpartijen even niets te doen. Het maakt nogal wat uit of je je bieding moet indienen op 23 december of 15 januari. Voor ons was de planning heilig.’

appartementenTerwijl de onderhandelingen steeds soepeler verliepen, doemde er elders een onverwacht obstakel op. De gemeente Den Haag ontvouwde andere plannen voor de plek en het gebouw. Dacht men aanvankelijk aan sloop en nieuwbouw, later veran-derde dat idee in een plan om op het gebouw appartementen te zetten. Een andere optie was het gebouw te bestemmen voor winkels, woningen en een discotheek naast de functie van ministerie, zodat het complex een verlenging zou zijn van de bin-nenstad en bovendien een gezel-lige buurman voor de schouwburg. Nouwt: ‘Maar dan tast je het karakter van het gebouw aan, antwoordden wij.’ Wisselgeld met de gemeente werd gevonden in het verbreden van de entree tot het Platanenhof en het geplande talud van gras werd veran-derd in steen.

Nouwt begon aan een wekelijks over-leg met de secretaris-generaal over de vorderingen. Ook Pikker schoof regelmatig bij aan tafel. Onderhande-lingen waren er onder meer met het Atelier Rijksbouwmeester, bijvoor-beeld over de vorm van pps. Zo kwam er vanuit het atelier een voorstel op tafel waarbij consortia drie architec-ten konden voordragen, waaruit het atelier een keus zou maken. Onmo-gelijk, oordeelde Nouwt, ‘het proces was al moeilijk genoeg met alle parti-cipanten. Een consortium is volgens Brits model een samenwerkingsver-band van verschillende partijen die met elkaar trouwen en daar hoort een architect bij. Dat is hard tegen hard gegaan. Anders dan de toenmalige Rijksbouwmeester Jo Coenen wilde, vonden wij dat de consortia hun eigen architect moesten kiezen.’ Op dat moment zei Jo Coenen: ik doe niet meer mee. Het was juli 2004. Gelukkig was dat een tijdelijke onderbreking.

Negen consortia meldden zich aan, waarvan er al snel vier werden geselecteerd. Drie schreven zich definitief in. De projectorganisatie ging met twee van hen onderhan-delen. 2005 was het jaar waarin technische en juridische aspecten tegen het licht werden gehouden, ‘een jaar van hard werken’. Nouwt bewaart mooie herinneringen aan de besprekingen met de consortia tijdens de consultatie- en onderhan-delingsfase. ‘Soms merkte ik dat ik

lag ruim binnen het budget. Ik weet nog dat ik een week lang met een glimlach heb rondgelopen. De bere-kening was juist geweest.’ Voordat hij in april definitief het stokje overdraagt aan de Facilitaire Dienst van het ministerie en aan Safire dat nu de exploitatie en het onderhoud moet gaan verzorgen, kan Nouwt terugkijken op een geslaagd proces. ‘Ik zou het zo weer doen. Bijvoorbeeld het vooroefenen van alle fasen in het proces, vooruit-denken en achteraf terugkijken. Je bent iets nieuws aan het uitvinden.’ Soms was het een therapeutische sessie. ‘Zat je met zes man aan tafel en speelde je het lastige consortium, het vriendelijke en het berekenende consortium.’ Terugkijkend conclu-deert hij dat een enkele discipline nog beter in de outputspecificatie opgenomen had moeten worden: de ICT. ‘De hardware, de bekabeling en het dataverkeer zijn deel van de architectuur, besef ik nu. Het ICT-denken moet je eerder bij de proce-dure betrekken.’ Behalve de ICT zou ook de beveiliging eerder gewaar-borgd moeten worden.

Bouwtijd was ongekend snel

De renovatie heeft in totaal 22 maanden in beslag genomen. Op een bouwinvestering van 90 miljoen euro levert dat een omzetsnelheid per maand op die voor Nederland wat renovatie betreft uniek is. Van tevoren was ingeschat dat op topdagen 450 arbeiders aan het werk zou zijn. Dit zijn er uiteindelijkeerder 600 tot 650 geweest.

Een goede opgave voor pps moet robuust zijn

Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Studio Csany

financiënhet proces

Tegenwoordig is ze directeur projecten bij NS Poort maar in 2005 kwam ze bij Financiën binnen om namens de Rijksgebouwendienst het pps-project verder schwung te geven. Hoe zorgde ze ervoor dat de aanbesteding goed verliep? Een terugblik op het proces.

Sigrid Pikker leidde voor de Rijksgebouwendienst Korte Voorhout 7:

<<Sigrid Pikker leidde namens de Rijksgebouwendienst het project enkele jaren

41

Page 41: SMAAK special ministerie van Financien

40 stedenbouw monumenten kunst architectuur architectuurbeleid stedenbouw architectuur kunst architectuurbeleid

Daarmee werd het bestemmings-planrisico tijdens de onderhan-delingsfase met de consortia een issue. Wie neemt het risico van een aanvaring met het bestemmingsplan dat als het ware als plastic om het gebouw was gegoten, het uitver-koren consortium of de Staat als opdrachtgever?

Er waren meer van die discussiepun-ten tijdens de aanbesteding. Wie zou het risico dragen van eventuele schade aan bijvoorbeeld de markan-te betonnen ribbels? Was het reëel die in handen van de private partij te leggen of van de opdrachtgever? Je moet bij een private partij geen risico neerleggen dat men niet kan dragen of waarvoor je teveel moet betalen, omdat anders pps wel veel van zijn aantrekkingskracht zou verliezen. Geen private partij stapt immers in een avontuur met verschillende open eindes. Nouwt: ‘Die had tij-dens het aanbestedingsproces dan wel een formele way out gevonden om er onderuit te komen. Je moet de risico’s evenwichtig verdelen.’

sessieIn februari 2006 brak de hemel open. Het ministerie van Financiën werd aan Safire gegund. ‘In juli 2005 werd overigens al duidelijk dat het aanbestedingsproces succesvol zou worden’, merkte Nouwt op. Toen de enveloppen met de hoogte van de inschrijvingen beoordeeld waren, brak zijn finest hour aan. ‘Het bedrag

in de consultatiefase met een rem op de mond praatte, omdat alles wat je zegt consequenties kan hebben. Dat was vooral het geval als gesprek-ken sterk juridisch van toonzetting waren.’ Maar de sfeer klaarde op. ‘Wat ons in het aanbestedingsproces goodwill gaf’, zegt Nouwt, ‘was dat wij zeiden in de vakanties te werken. Dan hoeven jullie marktpartijen even niets te doen. Het maakt nogal wat uit of je je bieding moet indienen op 23 december of 15 januari. Voor ons was de planning heilig.’

appartementenTerwijl de onderhandelingen steeds soepeler verliepen, doemde er elders een onverwacht obstakel op. De gemeente Den Haag ontvouwde andere plannen voor de plek en het gebouw. Dacht men aanvankelijk aan sloop en nieuwbouw, later veran-derde dat idee in een plan om op het gebouw appartementen te zetten. Een andere optie was het gebouw te bestemmen voor winkels, woningen en een discotheek naast de functie van ministerie, zodat het complex een verlenging zou zijn van de bin-nenstad en bovendien een gezel-lige buurman voor de schouwburg. Nouwt: ‘Maar dan tast je het karakter van het gebouw aan, antwoordden wij.’ Wisselgeld met de gemeente werd gevonden in het verbreden van de entree tot het Platanenhof en het geplande talud van gras werd veran-derd in steen.

Nouwt begon aan een wekelijks over-leg met de secretaris-generaal over de vorderingen. Ook Pikker schoof regelmatig bij aan tafel. Onderhande-lingen waren er onder meer met het Atelier Rijksbouwmeester, bijvoor-beeld over de vorm van pps. Zo kwam er vanuit het atelier een voorstel op tafel waarbij consortia drie architec-ten konden voordragen, waaruit het atelier een keus zou maken. Onmo-gelijk, oordeelde Nouwt, ‘het proces was al moeilijk genoeg met alle parti-cipanten. Een consortium is volgens Brits model een samenwerkingsver-band van verschillende partijen die met elkaar trouwen en daar hoort een architect bij. Dat is hard tegen hard gegaan. Anders dan de toenmalige Rijksbouwmeester Jo Coenen wilde, vonden wij dat de consortia hun eigen architect moesten kiezen.’ Op dat moment zei Jo Coenen: ik doe niet meer mee. Het was juli 2004. Gelukkig was dat een tijdelijke onderbreking.

Negen consortia meldden zich aan, waarvan er al snel vier werden geselecteerd. Drie schreven zich definitief in. De projectorganisatie ging met twee van hen onderhan-delen. 2005 was het jaar waarin technische en juridische aspecten tegen het licht werden gehouden, ‘een jaar van hard werken’. Nouwt bewaart mooie herinneringen aan de besprekingen met de consortia tijdens de consultatie- en onderhan-delingsfase. ‘Soms merkte ik dat ik

lag ruim binnen het budget. Ik weet nog dat ik een week lang met een glimlach heb rondgelopen. De bere-kening was juist geweest.’ Voordat hij in april definitief het stokje overdraagt aan de Facilitaire Dienst van het ministerie en aan Safire dat nu de exploitatie en het onderhoud moet gaan verzorgen, kan Nouwt terugkijken op een geslaagd proces. ‘Ik zou het zo weer doen. Bijvoorbeeld het vooroefenen van alle fasen in het proces, vooruit-denken en achteraf terugkijken. Je bent iets nieuws aan het uitvinden.’ Soms was het een therapeutische sessie. ‘Zat je met zes man aan tafel en speelde je het lastige consortium, het vriendelijke en het berekenende consortium.’ Terugkijkend conclu-deert hij dat een enkele discipline nog beter in de outputspecificatie opgenomen had moeten worden: de ICT. ‘De hardware, de bekabeling en het dataverkeer zijn deel van de architectuur, besef ik nu. Het ICT-denken moet je eerder bij de proce-dure betrekken.’ Behalve de ICT zou ook de beveiliging eerder gewaar-borgd moeten worden.

Bouwtijd was ongekend snel

De renovatie heeft in totaal 22 maanden in beslag genomen. Op een bouwinvestering van 90 miljoen euro levert dat een omzetsnelheid per maand op die voor Nederland wat renovatie betreft uniek is. Van tevoren was ingeschat dat op topdagen 450 arbeiders aan het werk zou zijn. Dit zijn er uiteindelijkeerder 600 tot 650 geweest.

Een goede opgave voor pps moet robuust zijn

Tekst: Jaap Huisman Fotografie: Studio Csany

financiënhet proces

Tegenwoordig is ze directeur projecten bij NS Poort maar in 2005 kwam ze bij Financiën binnen om namens de Rijksgebouwendienst het pps-project verder schwung te geven. Hoe zorgde ze ervoor dat de aanbesteding goed verliep? Een terugblik op het proces.

Sigrid Pikker leidde voor de Rijksgebouwendienst Korte Voorhout 7:

<<Sigrid Pikker leidde namens de Rijksgebouwendienst het project enkele jaren

41

Page 42: SMAAK special ministerie van Financien

Ze was zich bewust dat er een stevige verantwoordelijkheid op haar schou-ders rustte, Sigrid Pikker, toen ze in 2005 namens de Rijksgebouwen-dienst de projectorganisatie van KV7 binnenstapte. Het proces was al in gang gezet, zoals de stukken over DBFMO, de outputspecificaties (de voorwaarden waaraan een gebouw moet voldoen) en de financierings-mechanismen, maar nu kwam het erop aan hoe de aanbesteding succesvol zou worden afgerond. ‘Het moest aanbestedingsrechtelijk klop-pen en het team moest goed gaan lopen, bijvoorbeeld door veel en frequent overleg.’ Dat lukte door een eenvoudige maar zeer strategische beslissing: de vertegenwoordigers van de Rijksgebouwendienst namen hun intrek in het ‘oude’ ministerie-gebouw. Zo kon er volgens Pikker informeel gecommuniceerd worden, bij de koffieautomaat of het kopieer-apparaat. Het was een buitengewoon belangrijke zet, omdat je dan direct antwoord kreeg op vragen die naar boven kwamen tijdens vergaderingen.

Niet dat ze het gevoel had dat ieder-een over haar schouder meekeek, maar toch. ‘Politiek wilden we abso-luut dat het project zou slagen. Dat het niet alleen binnen het rijk een goed project zou zijn maar ook binnen de markt. Want dit was de eerste pps-casus en het mocht niet de eerste blijven.’ Dat betekende voor Pikker en haar collega bij Financiën Jos Nouwt vooral vertrouwen wekken, zowel intern als extern.Safire was nog niet gekozen, dat

gebeurde pas in 2006, maar er waren al vier partijen geselecteerd die met inschrijvingen zouden komen. ‘Waar je dan op let, behalve het geld? We hadden een concept DBFMO-contract en een outputspecificatie opgesteld die extern waren gericht, en intern protocollen gemaakt hoe je de verschillende onderdelen van de inschrijvingen moest beoordelen. Daarnaast heb je gunningscrite-ria waaraan kwaliteitspunten zijn gekoppeld. Dan moet je denken aan de waarde die je toekent aan archi-tectonische - of beeldkwaliteiten, hoe beveiliging is geregeld, hoe het onderhoud. Die criteria geef je mee aan de vraag naar de consortia toe, zodat zij weten waar wij op letten en zij kunnen zorgen dat ze daar maximaal mee scoren. Daar let je als Rijksgebouwendienst ook bij de beoordeling op.’ Een belangrijk onderdeel was bijvoorbeeld de duur-zaamheid. Hoe regelt een marktpartij het gescheiden afvoeren van materia-len, hoe speelt dat in de toekomst op facilitair gebied?

value for moneyIn september 2005 waren er van de vier consortia nog twee overge-bleven, waarvoor de Rijksgebou-wendienst en Financiën de criteria verfijnden. Rijksgebouwendienst en Financiën stelden vervolgens een overeenkomst op voor beide partijen met dezelfde outputspecificaties. Waar moest het ministeriegebouw aan voldoen, hoe kan de procedure zo eerlijk mogelijk verlopen, en hoe krijg je value for money? ‘We hadden

een paar scenario’s bedacht over wat er zou gebeuren als je een bepaald risico bij de markt zou neerleg-gen. Zou de staat dan goedkoper af zijn omdat die dat risico beter kan beheersen? En is het wel verstandig om heel hoge risico-opslagen aan de markt over te laten? Dat zijn van die dilemma’s waar je voor staat. Waar ligt de grens, wat kan de markt aan en wat misschien niet?’ Want als je te veel risico bij de markt legt, krijg je geen waar voor je geld, waar het je als opdrachtgever uiteindelijk om begonnen was.’De operatie-Financiën, zoveel was duidelijk, was een kwestie van zoe-ken, aftasten, overleggen, wegen en beoordelen. Uiteindelijk is het systeem heel eenvoudig, vindt Pikker. ‘We hadden beschreven hoe we de bieding technisch en financieel zou-den toetsen. Daar geef je dan punten aan. Wie de meeste punten heeft, eindigt als eerste. Zo simpel is het.’ Maar die eenvoud, geeft ze toe, is het sluitstuk van een lang proces waarin veel partijen meedoen. Daaronder was het Atelier Rijksbouwmeester dat de architectonische kwaliteit van de bieding beoordeelde. Dat je al in een zo vroeg stadium overlegt met de gebruiker, beschouwt Pikker als een van de grootste ver-diensten van pps. Je gaat na wat een goed gebouw is voor Financiën, je verwerkt kwaliteitsstandaarden in een contract omdat je graag wil dat zo’n gebouw daar over 25 jaar nog aan voldoet. Je weegt de prioriteiten en je hoort de wensen en verlangens, zie daar de samenwerking tussen de twee partijen. Daarbij horen volgens Pikker twee trefwoorden: een goed, om niet te zeggen geolied team, en vertrouwen in elkaar. ‘Je hoeft het niet altijd met elkaar eens te zijn, maar je moet wel elkanders stand-punten respecteren.’

toezichtToen Safire eenmaal gekozen was, veranderden de rollen. Pikker en Nouwt dienden toezicht te houden op de realisatie, en dat verloopt anders dan bij een traditioneel pro-ject. ‘Je moet geen verantwoordelijk-heden naar je toehalen. Het was een kwestie van uitvinden, merkten we. Safire moest het nu gaan doen. We zagen de onzekerheid bij de architect die tegen de projectdirecteur zei dat hij een bepaalde oplossing niet mooi

of juist vond. Dan antwoordden wij: je moet eerst met Safire gaan praten. Als jullie vinden dat er iets veranderd moet worden in de overeenkomst, omdat dat leidt tot een hogere en andere kwaliteit, gaan we weer aan tafel zitten.’ Pikker werd in die fase opgevolgd door Jacco van der Vegte namens de Rijksgebouwendienst, omdat ze zich onder meer ging bemoeien met de opzet van het pps-project in Gro-ningen. Inmiddels is ze weg bij de Rijksgebouwendienst en als directeur projecten en ontwikkeling bij NS Poort aangetreden. Concluderend kan ze met trots zeggen dat het rijk deze innovatieve vorm van contrac-teren heeft aangedurfd. Er zat een goed team op het project, dat heeft ook geholpen. Verder beschouwt ze het intensief overleggen met een klant over de huisvestingsbehoefte in een vroeg stadium een pre, omdat je dan elementen helder krijgt. En, niet onbelangrijk: ‘Er is een heel mooi ontwerp uitgekomen tegen een heel mooie prijs en ook nog op tijd.’ Die planning, zegt ze, speelt een rol bij de F uit het DBFMO-pakket. Het gaat erom dat een consortium de einddatum van de oplevering haalt, omdat er anders een boetemecha-nisme in werking treedt. Het is een consortium er dus alles aangelegen dat de dynamiek in het proces blijft: dat het overleg niet te lang duurt omdat het ontwerpen moet begin-nen en daarmee het maken van bestekken.Wat je van Korte Voorhout 7 leert is dat grote projecten, waar grote bedragen mee gemoeid zijn, zich goed lenen voor pps, vindt Pikker. In dat project moeten ook facilitaire aspecten zijn opgenomen omdat je de synergie van DBFMO hebt. ‘Dan leg je de prikkels bij de markt neer. Het moet een robuust pakket zijn. Bij eenvoudige projecten zonder die facilitaire kanten zie ik minder mogelijkheden voor pps. Je hebt die optimale mix nodig.’ Wil zo’n samenwerking slagen dan is een goed team nodig, breed samenge-steld, vakinhoudelijk, financieel of technisch georiënteerd maar ook bemand met mensen die over hun eigen grens heenkijken. ‘Het team geeft een surplus. Dat maakt het verschil of een project goed of super-goed wordt.’

Page 43: SMAAK special ministerie van Financien

De bewegwijzering

De bewegwijzering in het interieur is ontworpen door Meyer en Van Schooten Archi tecten. Voor de basis van het ontwerp is het gebouw opgevat als een stratenstructuur: de gangen hebben dezelfde naam als de naam van de straat waarlangs de gang loopt. Zo ontstaat er een oriëntatie vanuit het gebouw op de stad en daardoor ook in het gebouw zelf. Binnen de straatnamen is er een onderverdeling in nummering, zowel wat betreft de verdieping als kamernummer. Een voorbeeld: Korte Voorhoutzijde 3-25, afgekort KV3-25. Als er sprake is van dub-bele gangen wordt dat verdeeld in een binnen- en buitenzijde: Korte Voorhout zijde binnen 3-25. Deze rubricering is in alle systemen door-gevoerd waardoor medewerkers elkaar gemakkelijk kunnen vinden. Doordat de kamerindeling flexibel is – in de toekomst kunnen kamers gemakkelijk groter of juist kleiner worden gemaakt – kan het zijn dat kamernummers niet altijd doorlopen in nummering. Ook de kleur-stellingen van de panelen in de binnenste gevelwand dragen bij aan de oriëntatie. Zo zijn blauw en grijs gebruikt voor de gevel aan hetw Korte Voorhout en geven oranje en paarse panelen de Casuarie straatzijde aan.

43

smaak–special ministerie van financiën

05 – Safire won op kwaliteit bij competitie

09 – Een record hoeveelheid glas

10 – Interview met Jeroen van Schooten: ‘Logistiek klopte niet’

16 – Korte Voorhout gaat op de schop

18 – Onder Zalm begon het geschater op de gang

24 – Tamarindebomen in de binnentuin

29 – Oude gebouw van Vegter was op de draad versleten

31 – Sloop en nieuwbouw gingen gelijk op

32 – Kunstenaar Johan Tahon liet zich inspireren door Bis-palen

35 – Rijksbouwmeester zag zorgen omslaan in optimisme

38 – Projectleider Nouwt: ‘Het was een kwestie van uitvinden’

41 – Toen Rijksgebouwendienst in het gebouw trok, begon het te lopen

smaak, blad voor de rijkshuisvesting, is een uitgave van de Rijksgebouwen-

dienst. smaak verschijnt vijf maal per jaar. Het aanvragen van nummers kan

schriftelijk via de Rgd-Infofoon (IPC 465), Postbus 20952, 2500 EZ Den Haag of

per email [email protected]. Via deze adressen zijn ook vorige num-

mers van smaak te bestellen. Meer info bij de Rgd-Infofoon 0800-899 11 03 of op

www.rijksgebouwendienst.nl.

abonnementen smaak: Het is mogelijk een abonnement te nemen op smaak.

De prijs voor vijf nummers (een jaargang) bedraagt € 25, een los nummer

kost € 5,00. U krijgt hiervoor een acceptgirokaart toegestuurd. Abonnementen

kunnen op ieder gewenst moment ingaan.

hoofdredacteur/eindredactie: Jaap Huisman

medewerkers aan dit nummer: Rolf de Boer, Michiel Hulshof,

Xandra de Jongh, Agnes Koerts, Egbert Koster, Anne Luijten

fotografen: Taco Anema, Martijn Beekman, Imre Csany, Bert Nienhuis,

Janine Schrijver, Jeroen Musch, Richard van Elferen

vormgeving: Barlock, Den Haag / druk: DeltaHage, Den Haag

verspreiding: Pondres, Tilburg

Page 44: SMAAK special ministerie van Financien

Dit is een publicatie van: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Los nummer €5,-Rijksgebouwendienst > Rijnstraat 8 > 2515 XP Den Haag >www.vrom.nl9016

“Ik heb internationale betrekkingen in Groningen gestudeerd, maar ben na mijn studie als snel in het facilitaire werkveld terechtgekomen en daarin opgeklommen. Internationale betrekkingen staat nu ver van mij af, maar die studie is niet weg. Ik zie een studie als een middel om vaardigheden te ontwikkelen en problemen aan te pakken.Bij Financiën heb ik zeseneenhalf jaar gewerkt en nu zit het erop. Het gebouw is klaar. Ik was betrokken bij de aanbesteding, de formulering van het programma van eisen en beoordeelde met het technische team de biedingen. Naderhand moest ik namens de gebruiker tijdens de bouw de kwaliteit bewaken. Het laatste deel was het regelen van de ICT en het meubilair.

Een vervelend moment was, tijdens de uitvoering nog, dat het indelings-plan vanwege een reorganisatie bij het ministerie moest worden gewij-zigd. Er werd afgeslankt en andere onderdelen zoals het Agentschap zouden hun intrek in het gebouw nemen. Dat heeft een enorme impact op het proces en cosequenties voor de tekeningen. Ja, dan moeten er inderdaad tussenwanden worden verplaatst.

Het meest trots ben ik op de ontwikkeling van een digitaal model voor de outputspecificatie, samen met mensen van de Rijksgebouwendienst. Zo’n model is er nog niet eerder in Nederland geweest. Gewoonlijk wordt er met een papieren programma van eisen gewerkt. Het bijzon-dere aan het digitaal model is dat je alle elementen uit een programma kunt meten en met andere aspecten kunt vergelijken. Als je een andere bureaustoel uitkiest, kun je te weten komen wat voor effect dat heeft op de ruimtelijke indeling. Alle onderdelen worden uit elkaar getrokken. Wat gebeurt er als je per se de ramen wil kunnen openen, hoe beïnvloedt dat de ventilatie? Dat soort dingen, ramen, meubilair, licht, klimaat, bouwfysica is allemaal in het model opgenomen. Het programma heeft zo’n grote consistentie dat het nu door de Rijksgebouwendienst bij andere pps-projecten is overgenomen.

Het mooiste deel van het gebouw vind ik het atrium, waar ik tijdens de bouw op kon uitkijken. Dat is echt een cadeautje aan de ambtenaren van Financiën. Het is een groot verschil met het oude gebouw, dat was somber en versleten. Er is een transparant, licht ministerie voor terug-gekomen.’

sietske bergsmaplaatsvervangend projectleider:

blad voor de rijkshuisvesting maart 2009 jaargang 9

smaak 05 – pps-pilot was spannende onderneming10 – architect kon meer dan bij een

traditioneel project18 – op bezoek bij de ‘vader van het geld’24 – hoe een hard gebouw zacht werd38 – biedingen waren goed voor een glimlach

stedenbouw monumenten architectuur architectuurbeleid kunst

specialministerie van financiën

smaak

specialm

inisterie van

finan

ciën