Schuiteman agronieuwsbrief april 2014
-
Upload
schuiteman-accountants-adviseurs -
Category
Documents
-
view
215 -
download
2
description
Transcript of Schuiteman agronieuwsbrief april 2014
AGRONIEUWS VAN SCHUITEMAN ACCOUNTANTS & ADVISEURS
AGRONIEUWS
SCHUITEMANA C C O U N TA N T S & A D V I S E U R S
NIEUWS
Gecombineerde opgave 2014
Jaarlijks moeten agrarisch ondernemers tussen 1 april en 15 mei de Gecombineerde opgave invullen.
Dit is een geïntegreerde opgave voor Landbouwtelling, mestwetgeving en GLB Verzamelaanvraag
(aanvraag bedrijfstoeslag en subsidies).
De belangrijkste wijzigingen in de Gecombineerde opgave 2014 zijn:
• Er is geen subsidie meer mogelijk voor diervriendelijk produceren en voor compensatie I&R
schapen en geiten.
• Via de opgave kan dit jaar ook subsidie voor de instandhouding van vezelgewassen (vlas- en
hennepvezel) worden aangevraagd. Het steunbedrag bedraagt € 270 per hectare.
• De vragen over de huisvesting van dieren zijn uitgebreid.
• Er zijn vragen toegevoegd over de opslag van mest.
APRIL 2014
Dit is de eerste uitgave van AgroNieuws. In deze nieuwsbrief staat actuele informatie voor de agrarisch ondernemer. De agrarische afdeling staat klaar om uw vragen naar aanleiding van deze brief te beantwoorden. U vindt onze contactgegevens achterin deze brief.
Attentiepunten Gecombineerde opgave
Let bij het invullen van de Gecombineerde opgave ook op de volgende punten:
• Ga zorgvuldig na of de doorgevoerde perceelscorrecties juist zijn.
• Denk aan de bemestingsvrije zones.
• Percelen met een hoofdzakelijk recreatieve, verkeerskundige, infrastructurele of industriële
functie (bijv. parken, sportvelden, onverharde landingsbanen en hobbyweides) komen niet in
aanmerking voor uitbetaling van toeslagen.
• Voorkom herhaalde fouten, bijvoorbeeld het herhaaldelijk te groot opgeven van een perceel.
Deze kunnen leiden tot forse kortingen of uitsluitingen.
• Denk aan het tijdelijk uit gebruik nemen van grond als landbouwgrond (bijvoorbeeld opslag
zand bij bouw stal).
• Ingediende correcties tijdens de controle door de RVO kunnen leiden tot kortingen.
• Denk aan de voorwaarden voor de benutting van toeslagrechten met speciale voorwaarden.
• Het niet naleven van randvoorwaarden op het gebied van milieu, gezondheid, dierenwelzijn en
eisen aan de goede landbouw- en milieuconditie kan leiden tot kortingen op de bedrijfstoeslag.
• Als een subsidie is aangevraagd voor agrarisch natuurbeheer (SNL-a), moet via de
Gecombineerde opgave een betaalverzoek ingediend worden.
• Draagt u een perceel met een beheerssubsidie over of krijgt u een perceel met een dergelijke
subsidie overgedragen? Dien dan voor 15 mei een meldingsformulier tot het overdragen van de
beheerssubsidie in bij de RVO.
• Bij percelen met een lage of neutrale fosfaattoestand kunt u alleen gebruik maken van een
hogere fosfaatgebruiksnorm als u de PAL- of Pw-waarde van dit perceel opgeeft.
• Bedrijfstoeslagen lager dan € 500 worden niet uitbetaald. Voor de probleemgebieden-
vergoeding en de SNL geldt een ondergrens van € 200.
• Stem de gegevens met betrekking tot bemesting en beweiding goed af op uw mestboek-
houding. Deze worden gebruikt bij de controle op de naleving van de mestgebruiksnormen.
• Controleer of het inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel bekend is bij de RVO,
aangezien deze inschrijving één van de voorwaarden is voor het verkrijgen van nieuwe rechten
in 2015. Indien de landbouwactiviteiten nevenactiviteiten betreffen, ga dan ook na of de land-
bouwactiviteiten bekend zijn bij de Kamer van Koophandel.
Geef fosfaattoestand op bij Gecombineerde opgave
Op een perceel met een lage fosfaattoestand mag meer fosfaat gebruikt worden dan op een perceel
met een hoge fosfaattoestand (fosfaatdifferentiatie). Indien u op een bepaald perceel gebruik wilt
maken van een hogere fosfaatgebruiksnorm, bent u verplicht de PAL-waarde (grasland) of de
Pw-waarde (bouwland) van het perceel in te vullen op de Gecombineerde opgave. Daarvoor moet u
over een grondmonster beschikken dat op 15 mei 2014 niet ouder is dan vier jaar.
Het belang van fosfaatdifferentiatie is groot. Het verschil in norm tussen percelen met een hoge en
percelen met een lage fosfaattoestand bedraagt 15 kg. op grasland en 25 kg. op bouwland.
Bij een PAL-waarde lager dan 16 of een Pw-waarde lager dan 25, is er sprake van fosfaatarme of
fosfaatfixerende grond. Hiervoor geldt een fosfaatgebruiksnorm van 120 kg. per hectare per jaar. De
extra hoeveelheid fosfaat mag in de vorm van dierlijke mest, andere organische mest (bijvoorbeeld
compost) en anorganische mest (kunstmest) gegeven worden.
Blijvend of tijdelijk grasland
In de Gecombineerde opgave wordt verschil gemaakt tussen tijdelijk en blijvend grasland. Onder
tijdelijk grasland wordt gras verstaan dat in de vruchtwisseling is opgenomen. Het gras wordt niet
langer dan vijf jaar aaneengesloten geteeld. Als het gras vijf jaar of langer niet in de vruchtwisseling
is meegenomen, is er sprake van blijvend grasland.
Of het om blijvend of tijdelijk grasland gaat, is van belang voor de stikstofgebruiksnorm. Voor
blijvend grasland geldt in veel gevallen een hogere stikstofgebruiksnorm dan voor tijdelijk
grasland. Hier is in ieder geval sprake van bij volledig maaien.
Ook in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) wordt er verschil gemaakt tussen blijvend
en tijdelijk grasland. De oppervlakte blijvend grasland in Nederland mag niet meer dan 5% dalen
ten opzichte van de referentieoppervlakte, gebaseerd op 2012. Dit wordt landelijk in de gaten
gehouden. Als de oppervlakte meer daalt dan deze 5%, moet Nederland op bedrijfsniveau maatregelen
nemen om de oppervlakte blijvend grasland weer op niveau te krijgen.
De feitelijke situatie is uiteindelijk bepalend voor de vraag of er sprake is van blijvend of tijdelijk
grasland, niet welke gewascode er wordt gebruikt in de Gecombineerde opgave.
Waarde toeslagrechten met 11% gekort
De waarde van alle toeslagrechten wordt per 15 mei 2014 gekort met 11%. Deze korting is nodig
omdat het budget van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) al in 2014 wordt verlaagd.
De korting heeft ook gevolgen voor de waarde van de betalingsrechten in de overgangsperiode
(2015-2019) van het nieuwe toeslagenstelsel, dat op 1 januari 2015 ingaat. De overgangsperiode
wordt namelijk gebaseerd op de waarde van de toeslagrechten per 15 mei 2014.
Tegenover de waardeverlaging van de toeslagrechten staat dat er in 2014 geen modulatiekorting
meer wordt toegepast. Deze bedroeg in 2013 10% voor het bedrag boven de € 5.000.
Bedrijven met een bedrijfstoeslag lager dan € 5.000 zullen dus relatief het hardst worden getroffen
door de korting op de toeslagrechten.
Geen toeslagrechten meer voor bedrijven zonder grond
Er zijn bedrijven die geen grond in gebruik hebben, maar wel over toeslagrechten met speciale
voorwaarden beschikken. Zij benutten deze rechten doordat zij dieren houden. Deze situatie komt
vooral voor in de vleeskalverensector.
Als deze bedrijven in 2015 nog steeds geen grond in gebruik hebben, zullen zij geen betalingsrechten
toegewezen krijgen. Ook komen zij dan niet in aanmerking voor de overgangsregeling, zodat zij in
het geheel geen bedrijfstoeslag meer ontvangen.
Voor deze bedrijven is het daarom raadzaam uiterlijk begin 2015 minimaal één hectare grond in
gebruik te hebben. Daarbij maakt het niet uit of deze grond in eigendom, pacht of losse huur is.
Het moet daarbij wel gaan om ‘echte landbouwgrond’.
Hebben percelen de hoofdfunctie landbouw?
Alleen percelen waar landbouw de hoofdfunctie is, komen in aanmerking voor uitbetaling van
toeslagrechten. Dit is niet het geval voor percelen met een hoofdzakelijk recreatieve, verkeerskundige,
infrastructurele of industriële functie (bijv. parken, sportvelden, onverharde landingsbanen en
hobbyweides).
Het afgelopen jaar deed het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), de hoogste rechter
in deze, diverse uitspraken over de vraag wat de hoofdfunctie was van een bepaald perceel. Het
ging daarbij met name om percelen in de directe nabijheid van landingsbanen van vliegvelden.
Het CBb nam in haar beoordeling steeds mee in hoeverre de landbouwer bij de landbouwactiviteiten
hinder ondervond van de intensiteit, aard, duur en planning van de niet-landbouwactiviteiten.
In een geval was contractueel bepaald dat het gras twee maal per jaar moest worden gemaaid tot
een omschreven maximale lengte, telkens op twee in het contract bepaalde opeenvolgende weekenden.
Het maaien moest in die weekenden worden uitgevoerd, ongeacht de weersomstandigheden. Het gras
mocht niet te drogen blijven liggen, maar moest vrijwel direct worden afgevoerd. In dit geval oordeelde
het CBb dat de landbouwactiviteiten teveel werden gehinderd door de andere activiteiten. Het
perceel kon daarom niet gebruikt worden voor het uitbetalen van toeslagrechten.
In andere gevallen oordeelde het CBb dat de landbouwer zich weliswaar moest houden aan voorschriften
van de verkeersleiding, maar verder zelfstandig beslissingen over het beheer kon nemen. Het
was in die gevallen daarom niet terecht dat de gehele oppervlakte van de percelen afgekeurd was.
Bouwwerkzaamheden leiden tot afwijzing bedrijfstoeslag
Een landbouwer verzocht in 2011 om uitbetaling van zijn toeslagrechten en gaf daarvoor 3 percelen
blijvend grasland op met een totale oppervlakte van 1,47 hectare. Dienst Regelingen constateerde
echter dat de landbouwer één perceel van 0,53 hectare groot gebruikte als bouwplaats en wees
daarom dit perceel geheel af. Aangezien de afgekeurde oppervlakte groter was dan 20% van de
goedgekeurde oppervlakte, wees zij de bedrijfstoeslag geheel af. Omdat de landbouwer opzettelijk
een verkeerde opgave had gedaan, werd hij daarnaast ook nog voor een bedrag van € 2.650 aan
steun uitgesloten.
Volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) wees de duidelijke luchtfoto van het
perceel uit dat het werd gebruikt voor de opslag van bouwmaterialen en grond en niet in gebruik
was als blijvend grasland. Omdat de luchtfoto duidelijk was, zag het CBb niet in waarom Dienst
Regelingen een controle ter plaatse had moeten uitvoeren om tot een juiste oppervlaktevaststelling
te kunnen komen. Het betreffende perceel was terecht in zijn geheel niet aangemerkt als subsidiabele
landbouwgrond. Het beroep van de landbouwer werd ongegrond verklaard.
Deze uitspraak vermeldt niet hoelang het perceel in gebruik is geweest als bouwplaats. Landbouwgrond
mag namelijk maximaal 90 dagen per jaar voor niet-landbouwactiviteiten worden gebruikt en
blijft dan wel subsidiabel. In een soortgelijke zaak oordeelde het CBb dat Dienst Regelingen enkel
op basis van een luchtfoto, een momentopname, niet mocht concluderen dat de niet-landbouwactiviteiten
gedurende meer dan 90 dagen hadden bestaan. De afwijzing was daarmee onvoldoende onderbouwd.
Als een perceel wel is opgegeven voor uitbetaling van de bedrijfstoeslag en de niet-landbouwactiviteiten
duren langer dan 90 dagen, kan het perceel teruggetrokken worden uit de aanvraag. Dit verzoek
moet tijdig per brief naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland worden gestuurd.
Tip Twijfelt u of een perceel voldoet aan de voorwaarden voor de bedrijfstoeslag? Vraag dan geen uitbetaling
van toeslagrechten op dit perceel aan. Daarmee beperkt u het risico dat de gehele aanvraag wordt afgewezen.
Vaststelling toeslagrechten kan gewijzigd worden
Na opmerkingen van de Europese Commissie over de wijze van vaststelling van de perceelsoppervlaktes
voerde Nederland in 2010 een nieuw registratiesysteem in. Bij veel landbouwers leidde dit ertoe
dat de perceelsoppervlaktes kleiner werden vastgesteld.
Gevolg was dat men in een aantal gevallen niet meer alle toeslagrechten kon benutten. Dit kwam
niet doordat de landbouwer bepaalde gronden niet meer gebruikte, maar louter door het nieuwe
registratiesysteem.
Volgens Dienst Regelingen bepaalt de EG-wetgeving dat toeslagrechten die voor 1 januari 2009
aan landbouwers zijn toegewezen, op 1 januari 2010 definitief zijn geworden. Aanpassing van het
aantal rechten bij een gelijke totale waarde is daarom niet mogelijk.
Naar aanleiding van een hoger beroepszaak stelde het College van Beroep voor het bedrijfsleven
(CBb) vragen aan het Europese Hof van Justitie hoe de betreffende regelgeving uitgelegd moet
worden. De advocaat-generaal van het Europese Hof bracht onlangs een advies uit, dat doorgaans
leidend is in de uitspraak van het hof. Volgens dit advies moet een herberekening van de toeslagrechten
uitgevoerd worden als het referentiebedrag over een te groot aantal hectaren is verdeeld.
Het wachten is nu op de uitspraak van het Europese Hof, waarna het CBb nog een uitspraak zal
moeten doen.
Geen melkveerechten, wel fosfaatreferentie
Op het moment dat de Europese melkquota in 2015 komen te vervallen, wil het kabinet de economische
perspectieven van de melkveehouderij niet belemmeren met de introductie van een stelsel van
dierrechten. Dit zou een enorme achterstand betekenen in de concurrentiepositie op Europees
niveau, omdat die rechten alleen zouden gelden voor de Nederlandse ondernemers. Er komen
wel voorwaarden voor de groei van individuele bedrijven.
Vastlegging fosfaatreferentie
De groei van individuele bedrijven mag niet leiden tot extra druk op de mestmarkt. Daarom worden
voor elk veehouderijbedrijf met melkvee de fosfaatproductie en het fosfaatoverschot in 2013 vastgelegd
als referentie.
Groei blijft mogelijk
Indien een bedrijf groeit, moet dit bedrijf over voldoende grond beschikken om de extra hoeveelheid
fosfaat te kunnen plaatsen of moet de extra hoeveelheid fosfaat volledig verwerkt worden.
Daarnaast kunnen ondernemers de fosfaatproductie beperken door het nemen van voermaatregelen.
Controle
Vanaf 2015 zal aan het einde van elk jaar de feitelijke fosfaatproductie worden vastgelegd en vergeleken
worden met het bedrijfsspecifieke referentieniveau van 2013. Ondernemers waarvan de fosfaatproductie
is toegenomen ten opzichte van de referentie, moeten aantonen dat zij aan de aanvullende voorwaarden
(grond of verwerking) voldoen.
Fosfaatreferentie niet overdraagbaar
De referentiewaarde is bedrijfsgebonden en niet verhandelbaar. Er zal wel een voorziening worden
getroffen voor bedrijfsoverdrachten.
Handhaving varkens- en pluimveerechten
Het kabinet kiest er voor het stelsel van dierrechten in de varkens- en pluimveehouderij voorlopig
te handhaven. Voor deze sectoren verwacht zij geen groei in de periode tot 2020. Deze sectoren
zouden om die reden dan ook niet door een stelsel van dierrechten worden gehinderd.
Er is wel groeiperspectief voor individuele bedrijven. Deze kunnen uitbreiden, maar de omvang
van de totale varkens- en pluimveestapel zal gelijk blijven. Er worden kanttekeningen geplaatst
bij de ontwikkeling van de mestverwerkingscapaciteit voor beide sectoren. Voor de toekomst is er
namelijk onvoldoende zekerheid over de omvang van rendabele verwerkingscapaciteit voor
pluimveemest na het aflopen van de huidige MEP-subsidie (Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie)
voor de Biomassacentrale in Moerdijk.
In 2016 vindt de volgende evaluatie van de Meststoffenwet plaats. Dan kan opnieuw bezien worden
of er aanleiding is de voortzetting van de dierrechten te heroverwegen. Als dat het geval is, kunnen
dierrechten voor één of beide sectoren vervallen met ingang van het zesde actieprogramma
Nitraatrichtlijn (vanaf 2018).
Europese Commissie adviseert positief op derogatieverzoek
De Europese Commissie wil Nederland ook voor de periode 2014-2017 derogatie verlenen. Zij
stelt daartoe het Nitraatcomité, waarin alle Europese lidstaten zitting hebben, voor in te stemmen
met een derogatie van 250 kg. stikstof uit graasdierenmest per hectare per jaar.
Lagere norm voor zand- en lössgebied
Deze derogatie geldt voor heel Nederland met uitzondering van het centrale en zuidelijke zandgebied
en het lössgebied. Voor deze uitzonderingsgebieden wordt derogatie voor het gebruik van 230 kg.
voorgesteld. De reden hiervoor is dat in het zuidelijke zand- en lössgebied de kwaliteit van het
grondwater nog niet voldoet aan de Nitraatrichtlijn. Daarnaast worden er in het centrale zandgebied
nog teveel overschrijdingen van die norm op individuele meetpunten geconstateerd. Het centrale
zandgebied bestaat uit zandgronden in Overijssel, Gelderland en Utrecht en het zuidelijke zandgebied
uit zandgronden in Noord Brabant en Limburg.
Minimaal 80% grasland
Bedrijven die gebruik willen maken van derogatie moeten minimaal 80% grasland in het bouwplan
hebben. Dit was voorheen 70%. Uit wetenschappelijke berekeningen zou namelijk blijken dat voor
klei- en zandgrond geen deugdelijke onderbouwing bestaat voor 250 kg. stikstof uit dierlijke mest
als maar 70% van de bedrijfsoppervlakte uit grasland bestaat.
Beslissing door Nitraatcomité
Het voorstel van de Europese Commissie zal op 23 april besproken worden in het Nitraatcomité.
Na aanvaarding van het voorstel kan een formele derogatiebeschikking gegeven worden. Voorafgaand
aan de behandeling van het voorstel wil de commissie nog wel een positieve uitspraak van de
Tweede Kamer over het mestbeleid, met name waar het gaat om het voortzetten van dierrechten
voor varkens en pluimvee en het invoeren van een stelsel voor verantwoorde groei van de melkveehouderij.
Hiermee moet worden voorkomen dat het nationale plafond voor fosfaatproductie (namelijk 172
miljoen kg. per jaar) wordt overschreden.
Vijfde Actieprogramma
Het afgelopen najaar presenteerde het kabinet een maatregelenpakket in het kader van het vijfde
actieprogramma. Dit programma kan rekenen op de volledige instemming van de Europese Commissie.
Daarbij gaat het onder andere om: de aanpak via equivalente maatregelen (bijvoorbeeld de kring-
loopwijzer), een opbrengstafhankelijke stikstofnorm voor graan, herstelbemesting bij extreme
neerslag, vrijstelling bovengrondse aanwending (gericht op ‘kringloopboeren’), aanwending van
drijfmest ter bestrijding van winderosie (veenkoloniaal gebied en Texel) en een vrijstelling voor
het vernietigen van de graszode in verband met infrastructurele werken.
Verduidelijking vrijstelling regionale mestafzet
In het stelsel van verplichte mestverwerking is een uitzondering op de mestverwerkingplicht
opgenomen voor bedrijven die het gehele mestoverschot afzetten in de regio. In februari is in de
wetgeving, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014, de uitdrukkelijke voorwaarde opgenomen
dat de mest direct en zonder tussenopslag moet worden aangewend op de landbouwgrond van de
afnemer. Hiermee wordt voorkomen dat de mest in een opslag terecht komt en vervolgens in de
handel kan worden gebracht.
De volgende voorwaarden gelden voor de vrijstelling:
• Het bedrijf dat de mest afneemt ligt hemelsbreed maximaal 20 kilometer vanaf de productielocatie.
• De afnemer wendt de overgedragen dierlijke meststoffen direct en zonder tussenopslag aan
op zijn landbouwgrond. Het gehele bedrijfsoverschot wordt via deze vrijstelling afgevoerd. Er
mogen meerdere afnemers zijn, mits deze elk aan de voorwaarden voldoen.
• Percelen met een hoofdzakelijk recreatieve, verkeerskundige, infrastructurele of industriële
functie (bijv. parken, sportvelden, onverharde landingsbanen en hobbyweides) komen niet in
aanmerking voor uitbetaling van toeslagen.
• Het bedrijfsoverschot is in het betreffende kalenderjaar maximaal 25% van de totale mestproductie.
• Er wordt vooraf een schriftelijke overeenkomst afgesloten met de afnemer. Deze overeenkomst
moet bewaard worden in de administratie en hoeft niet naar de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland te worden gezonden.
• Op het vervoersbewijs dierlijke meststoffen moet de opmerkingscode 71 ingevuld worden.
Deze vrijstelling kan gecombineerd worden met de zogenaamde boer-boer-regeling, waarbij de
mest zonder wegen en bemonsteren kan worden afgevoerd. Ook bij deze regeling moet de mestproducent
minimaal 75% van de fosfaatproductie op het eigen bedrijf kunnen plaatsen. De afstand tussen
de productielocatie en de losplaats mag dan echter hemelsbreed niet meer dan 10 kilometer zijn.
Nieuwe regels gebruik antibiotica
Vanaf 1 maart 2014 geldt een nieuwe regeling voor het gebruik van antibiotica in de veehouderij.
In beginsel mogen alleen dierenartsen nog antibiotica toedienen. Deze middelen mogen daarom
niet meer op bedrijven aanwezig zijn. Alleen onder strikte voorwaarden mogen houders van dieren
zelf antibiotica toepassen en een beperkte voorraad hiervan op het bedrijf houden. Hoofdregel is
dat alleen antibiotica op het bedrijf aanwezig mag zijn om een behandeling af te maken.
Voorwaarden zelf toedienen van antibiotica
Veehouders mogen antibiotica, geleverd door de dierenarts, zelf toedienen onder de volgende voorwaarden:
• De houder van de dieren sluit een schriftelijke overeenkomst met een dierenarts.
• De houder van de dieren moet alle diergeneeskundige zorg afnemen van de dierenarts waarmee
hij een overeenkomst heeft afgesloten. Hij moet de dierenarts toegang verlenen tot alle ruimten
met dieren en inzage geven in de diergeneesmiddelenadministratie.
• De dierenarts moet het bedrijf met een minimale frequentie bezoeken, daarbij de algehele
gezondheidstoestand van de dieren beoordelen en het antibioticagebruik evalueren. Varkensbedrijven
moeten minimaal eenmaal per maand bezocht worden, bedrijven met vleeskalveren of melk-
veerunderen minimaal eenmaal per drie maanden en vleeskuikenbedrijven eenmaal per ronde
dat een koppel wordt opgezet.
• Er moet een bedrijfsdossier worden bijgehouden met onder meer de verslagen van de bedrijfs-
bezoeken, een bedrijfsbehandelplan en een bedrijfsgezondheidsplan.
Uitzondering
Er is een uitzondering gemaakt voor houders van minder dan 5 varkens, vleeskalveren of melkveerunderen,
minder dan 250 vleeskuikens en houders van andere dieren. Deze houders mogen zelf antibiotica
toedienen, mits zij handelen conform het behandeladvies van de dierenarts.
Strengere eisen brandveiligheid voor te (ver)bouwen stallen
Vanaf 1 april 2014 moeten nieuw te bouwen stallen voldoen aan strengere eisen voor brandveiligheid.
Deze maatregel is begin 2013 aangekondigd en onlangs vastgelegd in het Bouwbesluit. Hiermee
is invulling gegeven aan politieke toezeggingen om het aantal stalbranden en het aantal dieren
dat daarbij omkomt, fors te verminderen.
De volgende eisen zijn in het Bouwbesluit opgenomen:
• Bij nieuwbouw moet iedere technische ruimte minimaal 60 minuten brandwerend zijn.
• Bij nieuw- en verbouw moeten constructieonderdelen van en aankleding in stallen tenminste
voldoen aan brandklasse B (was brandklasse D). Dit betekent dat de materialen beter bestand
moeten zijn tegen brand en daarom meestal duurder zijn.
De aanpassing van het Bouwbesluit geldt voor nieuwbouw of verbouw van stallen, maar heeft geen
gevolgen voor bestaande stallen.
Cultuurgrondvrijstelling bij WOZ-beschikking
Gemeenten sturen jaarlijks een WOZ-beschikking waarop de waarde van de onroerende zaken
vermeld staat. Wettelijk is geregeld dat de waarde van bepaalde onroerende zaken buiten aanmerking
wordt gelaten. Een belangrijke vrijstelling geldt voor bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond,
ten behoeve van de land- of bosbouw.
Gemeenten stellen nogal eens dat deze vrijstelling niet van toepassing is. Zij geven bijvoorbeeld
aan, dat er geen sprake is van een bedrijfsmatige exploitatie of dat de betreffende grond geen
agrarische bestemming heeft.
Van bedrijfsmatige exploitatie is sprake, indien door een duurzame organisatie van kapitaal en
arbeid aan het maatschappelijk productieproces wordt deelgenomen, met het oogmerk daarmee
winst te maken. Deze exploitatie hoeft niet door de eigenaar zelf plaats te vinden. De vrijstelling
kan ook van toepassing zijn als de grond in gebruik is door derden.
Het hof oordeelde onlangs dat het ontbreken van een agrarische bestemming niet in de weg hoeft
te staan voor toepassing van de vrijstelling. Zo behoorde een perceel tot een recreatiepark. De
eigenaar van het park kon echter aantonen dat het perceel door een naburige schapenhouder
beweid was met schapen. Volgens het hof was daarom de vrijstelling wel van toepassing.
Investeren in minder uitstoot van fijn stof? U kunt subsidie ontvangen
De subsidieregeling voor investeringen in technieken die de uitstoot van fijn stof verminderen
(bijvoorbeeld luchtwassers) wordt dit jaar opengesteld tussen 7 april en 2 mei.
U kunt deze subsidie aanvragen als u vee houdt, een kleine of middelgrote landbouwonderneming
heeft en als door de investering de uitstoot van fijn stof op uw bedrijf met tenminste 30% vermindert.
U komt niet in aanmerking als u eerder op grond van deze regeling subsidie hebt ontvangen. De
subsidie bedraagt 55% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 100.000.
Het budget voor deze subsidie is € 5 miljoen en wordt toegekend op basis van een rangschikking
van de aanvragen. U maakt onder andere meer kans als de locatie waarvoor u subsidie aanvraagt
in een aangewezen gebied ligt (gemeenten Asten, Deurne, Nederweert en delen van de gemeenten
Barneveld, Ede, Renswoude en Scherpenzeel) en/of als op die locatie pluimvee wordt gehouden.
Subsidie SDE+ op 1 april open
De subsidieregeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) stimuleert de productie van
duurzame energie en is bedoeld voor bedrijven en (non-profit-) instellingen. Duurzame energie
wordt opgewekt uit schone, onuitputtelijke bronnen en heet daarom ook wel ‘hernieuwbare energie’.
De SDE+ 2014 is dit jaar opengesteld van 1 april 9.00 uur tot 18 december 17.00 uur. Het Ministerie
van Economische Zaken stelt een budget van 3,5 miljard euro beschikbaar.
De subsidieregeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) stimuleert de productie van
duurzame energie en is bedoeld voor bedrijven en (non-profit-) instellingen. Duurzame energie
wordt opgewekt uit schone, onuitputtelijke bronnen en heet daarom ook wel ‘hernieuwbare energie’.
De SDE+ 2014 is dit jaar opengesteld van 1 april 9.00 uur tot 18 december 17.00 uur. Het Ministerie
van Economische Zaken stelt een budget van 3,5 miljard euro beschikbaar.
Exploitatiesubsidie
De SDE+ is een exploitatiesubsidie. Dat wil zeggen: producenten ontvangen subsidie voor de opgewekte
duurzame energie en niet voor de aanschaf van de productie-installatie. De regeling vergoedt het
verschil tussen de kostprijs van grijze energie en die van duurzame energie over een periode van
5, 12 of 15 jaar. Dit is afhankelijk van de technologie.
Gefaseerde openstelling
Er is één budget voor alle categorieën en de regeling wordt gefaseerd opengesteld. In de eerste
fase kunnen de ‘goedkopere’ technieken subsidie aanvragen. De subsidie loopt per fase op. Doordat
op volgorde van binnenkomst wordt beschikt, hebben aanvragers met een relatief kosteneffectief
project meer kans dat er nog voldoende budget beschikbaar is voor hun project.
Subsidiabele vormen van hernieuwbare energie
Subsidie is mogelijk voor de productie van de volgende vormen van hernieuwbare energie:
• duurzame elektriciteit;
• duurzame warmte of de gecombineerde opwekking van duurzame warmte en elektriciteit;
• groen gas.
Haalbaarheidsstudie
Bij een aangevraagd vermogen vanaf 0,5 MW, 500 kWp of 50 Nm3/uur dient de subsidieaanvraag
vergezeld te gaan van een haalbaarheidsstudie. Deze moet de volgende onderdelen bevatten:
• exploitatieberekening;
• berekening van het projectrendement;
• onderbouwing van het eigen vermogen en de financiering.
Geen Energie-investeringsaftrek mogelijk
Vanaf 2014 kunnen projecten die SDE+ subsidie aanvragen niet meer in aanmerking komen voor
de fiscale regeling Energie-investeringsaftrek.
Aanvragen
Subsidie aanvragen kan in het eLoket van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Inloggen
is mogelijk door gebruik te maken van eHerkenning. Bij aanvragen voor geothermieprojecten is
een geologisch onderzoek een verplichte bijlage.
1 april t/m 15 mei 2014
Periode indienen Gecombineerde opgave 2014
1 april t/m 18 december 2014
Aanvraagperiode subsidieregeling SDE+
7 april t/m 2 mei 2014
Aanvraagperiode subsidieregeling fijn stofmaatregelen
BELANGRIJKE DATA
SCHUITEMANA C C O U N TA N T S & A D V I S E U R S
Indien u uw emailadres wilt wijzigen of u wilt deze uitgave niet meer ontvangen, verzoeken wij u vriendelijk een bericht te sturen naar [email protected].
CONTACT Wanneer u over de hiervoor genoemde punten nog vragen of opmerkingen heeft kunt u contact opnemen met uw contactpersoon binnen Schuiteman of een van de onderstaande adviseurs.
Klaas BouwmanE: [email protected]: + 31 (0)342 411200 mr. Hennij HoltusE: [email protected]: + 31 (0)342 411200
Schuiteman Accountants & AdviseursAgrarische afdelingThorbeckelaan 953771 ED BarneveldE: [email protected]: +31 (0)342 411200
CONCEPT, VORMGEVING EN PRODUCTIEReclamebureau DplusM
©2014 Schuiteman Accountants & Adviseurs
WWW.SCHUITEMAN.COMWWW.WERKENBIJSCHUITEMAN.COMWWW.DGATOOLBOX.NL
Aan deze uitgave is de grootste zorg besteed. Voor informatie die onvolledig of onjuist is opgenomen alsmede voor de gevolgen daarvan, aanvaarden wij geen aansprakelijkheid.