Scandinavische taalkunde

20
Hier wordt Scandinavië taalkundig gedefinieerd (‘Wat is Scandinavië’?) 1. Het talenlandschap van Scandinavië, het ‘Noorden’ Scandinavische talen = Noord-Germaanse talen Scandinavië: Noorwegen, Zweden, Denemarken, IJsland, Faeröer en andere Noord- Germaanse gebieden (bvb. het Zweedstalige deel van Finland). ‘Scandinavisch’ in de breedste zin van het woord = ‘Het Noorden’: incl. Finland? a) Denemarken Van alle Scandinavische landen is dit land het dichtst bevolkt (Denemarken is even groot als Zwitserland). Er zijn zo’n 5,5 miljoen inwoners. Hoofdtaal: Deens (ca. 5 miljoen - vergelijkbaar met het Slowaaks) vs. Minoriteitstalen: Duits (ca. 10/ 30 000 sprekers aan de zuidelijke grens met Duitsland - historisch bepaald - de grens tussen Denemarken en Duitsland was een lange tijd niet duidelijk). Immigrantentalen (sinds de tweede helft van de 20 e eeuw): o Kolonies : Faeröers, Groenlands en IJslands een Deense kolonie tot na W.O. II (veel studenten) o “Binnenlandse migratie ” / Interne migratie (binnen Scandinavië): Zweeds-Noors; Nauwelijks Fins. o “Buitenlandse migratie ”; Migratie vanuit Zuid-, Zuidoost- en Oost-Europa: Turks, Kroatisch, Servisch, … Deens buiten Denemarken: o Schleswig-Holstein / Duitsland (ca. 10/ 30 000): De minderheden in SH stellen geen eisen - zo willen ze bvb. geen speciale politieke rechten. o Buurlanden : Noorwegen, Zweden o Faeröer (ca. 10% van de bevolking), Groenland (ca. 15% van de bevolking) o USA (ca. 40 000: zo’n 100 jaar geleden emigreerden vele Scandinaviërs naar de Verenigde Staten van Amerika, maar ondertussen is er al een sterke anglisering gebeurd, waardoor de meeste mensen geen Deens meer spreken - de oorspronkelijke Deenstaligen spreken de taal slecht of helemaal niet meer). b) Zweden De staatstaal is Zweeds (8,5 miljoen sprekers; 9 miljoen inwoners) Er zijn volgende autochtone minderheidstalen: o Samische talen : In het Noorden zijn er ca. 10 000 sprekers (20 000 mensen belijden zich als Samen - Het verlies van de kennis van het Samisch probeert men door het Samisch in scholen aan te bieden, maar dit is moeilijk vol te houden). Het Samisch is gelijkend aan het Fins.

description

Scandinavian linguistics

Transcript of Scandinavische taalkunde

Page 1: Scandinavische taalkunde

Hier wordt Scandinavië taalkundig gedefinieerd (‘Wat is Scandinavië’?)

1. Het talenlandschap van Scandinavië, het ‘Noorden’ Scandinavische talen = Noord-Germaanse talen Scandinavië: Noorwegen, Zweden, Denemarken, IJsland, Faeröer en andere Noord-Germaanse

gebieden (bvb. het Zweedstalige deel van Finland). ‘Scandinavisch’ in de breedste zin van het woord = ‘Het Noorden’: incl. Finland?

a) Denemarken Van alle Scandinavische landen is dit land het dichtst bevolkt (Denemarken is even groot als

Zwitserland). Er zijn zo’n 5,5 miljoen inwoners. Hoofdtaal: Deens (ca. 5 miljoen - vergelijkbaar met het Slowaaks)

vs. Minoriteitstalen: Duits (ca. 10/30 000 sprekers aan de zuidelijke grens met Duitsland - historisch bepaald - de grens tussen Denemarken en Duitsland was een lange tijd niet duidelijk).

Immigrantentalen (sinds de tweede helft van de 20e eeuw): o Kolonies : Faeröers, Groenlands en IJslands een Deense kolonie tot na W.O. II (veel studenten)o “Binnenlandse migratie” / Interne migratie (binnen Scandinavië): Zweeds-Noors; Nauwelijks

Fins.o “Buitenlandse migratie”; Migratie vanuit Zuid-, Zuidoost- en Oost-Europa: Turks, Kroatisch,

Servisch, … Deens buiten Denemarken:

o Schleswig-Holstein / Duitsland (ca. 10/30 000): De minderheden in SH stellen geen eisen - zo willen ze bvb. geen speciale politieke rechten.

o Buurlanden : Noorwegen, Zwedeno Faeröer (ca. 10% van de bevolking), Groenland (ca. 15% van de bevolking)o USA (ca. 40 000: zo’n 100 jaar geleden emigreerden vele Scandinaviërs naar de Verenigde

Staten van Amerika, maar ondertussen is er al een sterke anglisering gebeurd, waardoor de meeste mensen geen Deens meer spreken - de oorspronkelijke Deenstaligen spreken de taal slecht of helemaal niet meer).

b) Zweden De staatstaal is Zweeds (8,5 miljoen sprekers; 9 miljoen inwoners) Er zijn volgende autochtone minderheidstalen:

o Samische talen : In het Noorden zijn er ca. 10 000 sprekers (20 000 mensen belijden zich als Samen - Het verlies van de kennis van het Samisch probeert men door het Samisch in scholen aan te bieden, maar dit is moeilijk vol te houden). Het Samisch is gelijkend aan het Fins.

o Tornedaalfins : Er zijn zo’n 30 000 sprekers in het hele Noorden. Het werd pas onlangs als een eigen taal gezien.

o Fins : Er zijn zo’n 200 000 sprekers, die voor het grootste deel in Stockholm en in andere grote steden gevestigd zijn. In een normaal geval zou het Fins niet tot een minderheidstaal gerekend worden, omdat er zoveel sprekers zijn en omdat ze een grote invloed op de arbeidsmarkt hebben.

o Romani, Romanes, Rom :o Jiddisch o Gebarentaal (niet onvoorwaardelijk een minderheid)

Er zijn volgende immigrantentalen (Zweden heeft meer immigranten dan bvb. Denemarken)

Page 2: Scandinavische taalkunde

o “Binnenlandse migratie”: Fins (ongeveer 100 000 sprekers), Deens, Noorso “Buitenlandse migratie”: Turks, Kroatisch, Servisch, …o Engels (ca. 10 000); o Duits

De immigratie vanuit Zuid-, Zuidoost- en Oost-Europa is ook, net zoals in de rest van Europa, aanwezig.

Zweeds in het buitenland: o Finland : Zweeds is de tweede staatstaal in Finland en geldt ook als een ambtstaal als er

meer Zweedstalige inwoners in een gemeente gevestigd zijn. Er zijn zo’n 300 000 Zweedstalige sprekers in Finland (ze zijn een autochtone groep). Terwijl Helsinki tweetalig is, net als de meeste grote steden, is het eiland Åland enkel Zweedstalig.

o Buurlanden : Denemarken en Noorwegen.

o USA : In 1990 waren er ongeveer 80 000 sprekers, die Zweeds als thuistaal gebruikten.

Zweden heeft een eigen taalwet (2009), door de stijgende dominantie van de Engelse taal. Het verhouden tussen het Zweeds en het Engels zou daarmee moeten gecompenseerd worden. Hierbij wordt meer aandacht op het Zweeds gezet. Noorwegen en IJslands tegenwoordig nog aan het overwegen - een taalwet in de Scandinavische talen is er, naast Zweden, enkel in Finland (door de twee statstalen).

c) Noorwegen In het totaal zijn er vier miljoen Noors sprekenden. De Noorse taal bestaat taalkundig gezien uit twee (officiële ambts)talen:

o Bokmål (~ Deens dat vernoorst werd; 3,5 miljoen): Is historisch gezien uit het Deens gegroeid. Deze ontwikkeling stamt af van de koloniale tijd. Man schreef tot de 19e eeuw Deens, maar vanaf dan begint men het Deens te ‘vernoorsen’. Zo ontstaat een Deens met een sterk Noors accent (dit heeft de taal genaturaliseerd). Dit verschilt van de mengtaal Deens-Noors. In het begin was dit de taal van de bovenlaag. Vandaag spreekt 85% Bokmål.

o Nynorsk (~ Noors uit oude Noorse dialecten samengesteld; 0,5 miljoen, vooral West-Noorwegen) begint zich in de 19e eeuw te ontwikkelen. Vandaag spreekt 10-15% Nynorsk, maar die sprekers voelen zich niet als een etnische groep. Het was op weg om de hoofdtaal te worden (in 1944 sprak 34,1% van de bevolking Nynorsk), maar na de Tweede Wereldoorlog nam het gebruik ervan door veel verschillende redenen sterk af. De industrialisatie en de urbanisatie maakten een einde aan het Nynorsk (het Bokmål werd toen reeds in steden gesproken). Het Nynorsk is bij nog zo’n 13 à 14% de schooltaal.

Vooral in landelijke gebieden zoals Sogn og Fjordane, Møre og Romsdal, Hordaland. Schooltaal basisscholen (2010): BM (86,5%), NN (13,0%), SAM (0,15%).

o Samnorsk is de poging om een gemeenzaam Noors te maken.

o De beide talen zijn schooltalen en moeten geleerd worden. Welke taal als hoofdvorm onderwezen wordt en welke als vreemde taal wordt telkens door het district, waarin het onderwijs zich bevindt, bepaald. Beide talen zijn evenwaardig aan elkaar.

o Door de eigene grammatica (etc.) moet men de twee talen linguïstisch gezien als apart beschouwen.

o Regionaal : Het Bokmål wordt vooral in steden gesproken (prestigetaal), terwijl het Nynorsk wordt eerder in de boerenbuiten (maar ook hier slechts in het westen van Noorwegen) gesproken wordt (een landelijke taal met minder prestige).

Autochtone minderheidstalen:

Page 3: Scandinavische taalkunde

o Nynorsk (vergelijkbaar aan het Welsh qua grootte).o Samisch (ongeveer 25 000, Finnmark als kerngebied): In Noorwegen is de situatie van de

Samen het beste (er zijn hoge scholen, radio’s en tv-programma’s). Noorwegen is het kerngebied van de Samen (vooral Finnmark); de Samen zijn de oudste bevolkingsgroep van Scandinavië. In Finnmark geldt het Samisch ook als onderwijstaal.

o Fins (Kwänisch-Kwenisch, slechts enkele duizenden: Finnen die 100 jaar vooral in de 18e/19e eeuw geleden naar Zweden en Noorwegen geëmigreerd zijn; ze worden als een autochtone minderheid gezien). Het Kwänisch-Kwenisch is aan het uitsterven.

Immigrantentalen: o Door kolonies: Deens (door de overmacht van Denemarken wouden sommige groeperingen

het Deens doorzetten i.p.v. het Noors). Er zijn veel oude documenten in het Deens.o “Binnenlandse migratie”: Zweedso “Buitenlandse migratie”: Net zoals de rest van Europa en de buurlanden (Turks, Servisch,

Kroatisch, …). Noors in het buitenlands:

o USA : Ca. 80 000 Noorssprekenden (thuistaal - procentueel meer als andere Scandinavische landen).

o Buurlanden : Denemarken en Zweden

d) Finland Er zijn zoals vermeld twee staatstalen, die dezelfde rechten genieten. Er zijn zo’n 5 miljoen

Finssprekenden, tegen zo’n 300 000 Zweedstaligen 5,5% van de bevolking (in de 20e eeuw waren dit er meer) in het Vaasa Vasa, Helsinki Helsingfors, Turku Åbo en Åland gebied.

Minderheidstalen: o Het Zweeds zou sociologisch gezien een minderheidstaal moeten zijn. In het Vaasagebied

kan men zich met Zweeds verstaanbaar maken, maar in de rest van Finland is het noodzakelijk om ook Fins te spreken (ex-koloniale taal).

o Het Samisch (ca. 1 500 - 2 000; in het noorden van Finland, maar ook hier zijn er tweetalige plaatsen).

Immigrantentalen: Finland heeft zich lang afgesloten van de immigratie. Daardoor zijn de typische immigrantentalen (Turks, Servisch, …) niet aanwezig.

o Russisch (Zuid Finland, 1%)o Ests (Zuid Finland, 1%)o Deens, Noors (zelden)

Fins in het buitenland: o Buurlanden : Zweden, Noorwegen.o Rusland : Rond de grens (vanaf Finland tot Sint-Petersburg; Karelien)o Estland : Ca. 1 000o USA : Ca. 10/50 000

e) IJslands De staatstaal is het IJslands, met zo’n 300 000 sprekers. Er zijn geen autochtone minderheden. Als (ex-)koloniale taal geldt het Deens. De meeste IJslanders beheersen het Deens nog steeds. Immigrantentalen:

o “Binnenlandse migratie” / Interne migratie (binnen Scandinavië): Deenso “Buitenlandse migratie”: Pools (was een tijdelijke immigrantentaal in IJsland), Litouws. Er

zijn nauwelijks immigranten in IJsland.o Engels

Page 4: Scandinavische taalkunde

IJslands in het buitenland:o Denemarken (/ Zweden, Noorwegen): Denemarken was lange tijd de enige mogelijkheid voor

een hogeschool-opleiding.o ‘Vesturfarar’:

USA : Minder als in Canada. Canada : Zo’n 1 000. Tegenwoordig is er opnieuw een nieuwe golf naar Canada aan

het emigreren door de economische crisis. IJslandse werkkrachten waren altijd al in Canada zeer geliefd.

f) Faeröer 50 000 inwoners

Bezit een eigen taal, maar behoort politiek gezien tot Denemarken - Bezit een sterke autonomie en is economisch afhankelijk van Denemarken.

Er zijn twee ambtstalen: o Faeröers (hoofdambtstaal met 40 000 sprekers). Het Faeröers werd slechts sinds 1945 als

officiële ambtstaal aanvaard en heeft zich sindsdien doorgezet.o Deens (tweede ambtstaal met ongeveer 5 000 sprekers). Officieel behoren de Faeröer-

eilanden nog steeds tot Denemarken. (ex-)koloniale talen: Deens Faeröers in het buitenland: Denemarken (vooral studenten)

g) Groenland Behoort tot Denemarken, maar is uitgebreid autonoom. In 2009 was er een nieuw autonomiestatuut

door de bodemschatten. Als Groenland zich economisch onafhankelijk kan maken, bestaat de kans dat Groenland zelfstandig wordt.

Twee ambtstalen:o Groenlands (ongeveer 45 000 sprekers) - Er zijn sterke dialectale verschillen in het

Groenlands.o Deens (tweede ambtstaal met 5 000 sprekers - Deens is ondanks het lage aantal sprekers

zeer belangrijk, belangrijker als in de Faeröer-eilanden; koloniale taal). Er zijn geen autochtone minderheidstalen of immigrantentalen. Er is een grote taalbarrière, ook tussen de dialecten (vooral in de richting Westen > Oosten). Verwante talen zijn de eskimoaleutische talen. Groenlands verwante variëteiten ervan in het buitenland (het gebruik van de taal is zeer achteruitgaand; de

taal is enkel in Groenland niet bedreigd):o USAo Canadao Rusland

h) Scandinavische talen in de Verenigde Staten van Amerika 1990: Ongeveer 200 000 sprekers die het actief gebruiken. 2000: Ongeveer 170 000 sprekers, maar het nummer neemt steeds af. Het aantal sprekers is regionaal - Vooral in het Noorden vindt men veel sprekers:

o Minnesota - North-Dakota - Washingtono Montana - South-Dakota - Utah

Net zoals in het oorspronkelijke thuisland, zijn deze gebieden dun bevolkt. Ze eisen de Scandinavische cultuur en vieren Scandinavische feesten, maar de taal is achteruitgaand.

i) Samisch / Sámegiella 20/25 000 sprekers

Page 5: Scandinavische taalkunde

Het Samisch is geen eenheidstaal en kan in negen verschillende talen verdeeld worden (samische dialecten alsook eigen schrijfvormen etc.). Er waren er vroeger nog meer, maar deze zijn reeds uitgestorven. De Samen verstaan elkaar niet, maar voelen zich etnisch gezien wel als een eenheid. Finnmark telt als het centrum van de Samen met ongeveer 20% Samisch-talige inwoners. Daarvan hebben 9% het ook als schooltaal. De hoofdplaats is Kautokeino, waar ook leerkrachten opgeleid worden.Het Samisch wordt gesproken in Noorwegen, Zweden, Finland en Rusland en gaat dus over de grenzen door. Het Samisch is het sterkst in Noorwegen. Taalkundig gezien staat het Samisch het dichtste met het Fins. talen met een schrift

5 Noord-Samisch 16 500 sprekers wordt in Noorwegen, Zweden en Finland gesproken en maken zo’n 75% van het Samisch uit (bvb. Finnmark). De uitbreiding vindt plaats langs rivierloop van het Noorden en het Zuiden en wordt na de rivierloop doorgezet.

4 Lule-Samisch1 1 000 à 2 000 sprekers wordt in Noorwegen en Zweden slechts nog van enkele duizenden gesproken.

3 Pite-Samisch 42 is enkel nog in Zweden en Noorwegen te vinden, maar neemt sterk af - nog maar zo’n 100 sprekers.

2 Ume-Samisch 10-20 sprekers is enkel nog in Zweden te vinden en is zo goed als uitgestorven. Ze bezitten geen schrifttaal.

1 Zuid-Samisch 6000 sprekers in de zuiderse richting in Zweden en Noorwegen. Telt als middelmatige Samische taal, ongeveer 10%. Heeft ook een schrifttaal.

In de richting van het Oosten zijn er volgende talen:o 7 Inari-Samisch 300 sprekers in Finland, Inarisee.o 6 Skolt-Samisch 300 sprekers in Finland en een beetje in Rusland.o 8 Kildin-Samisch 300 à 700 sprekers in Rusland, zo goed als uitgestorven.o 9 Ter-Samisch 6 is bijna uitgestorven; enkel nog in Rusland sporadisch te vinden.

Lule-, Pite- en Ume-Samisch zijn naar rivieren benoemd. De regionale verdeling is als volgt:

o Noorwegen : Ongeveer 20 000 Samische moedertaalsprekers (ca. 0,5% van de bevolking) met Finnmark (over 20% Samische moedertaalsprekers met 9% als schooltaal in de basisschool) als hoofdpunt met volgende steden: Kautokeino 96%, Karasjok 94% en Nesseby 75%.

o Zweden : Ongeveer 4 000 Samische moedertaalsprekers.

Zie http://www.endangeredlanguages.com/ (september 2012) voor de sprekersaantallen.

j) Engels in Scandinavië:

Page 6: Scandinavische taalkunde

Het Engels is in Scandinavië belangrijker dan in het Duitstalige taalgebied. Er zijn cursussen in het Engels in de universiteiten, films, tv, literatuur en muziek en de bedrijfstaal is Engels voor de

internationalisering van bedrijven (er wordt zelfs Engels gesproken in Scandinavische filmproducties). Het toerisme ondersteunt het Engels, gezien de toeristen verwachten dat de Scandinaviërs Engels spreken. Ook de wetenschapstaal wordt meer en meer Engels. Daarnaast wordt de Scandinavische semi-communicatie steeds vaker door het Engels vervangen.De Scandinavische landen willen hun eigen talen verzekeren, gezien dat het Engels reeds bijna een soort koloniale taal geworden is. In 2009 heeft Zweden een project gecreëerd, waarin ze beschrijven dat de bedrijfstaal en dergelijke opnieuw naar het Zweeds gestuurd moet worden (Mål i mun - Förslag till handlingsprogram för svenska språket).

k) Overige talen in het Noorden: Fins + Ests + Samisch + Tornedalfins = Finno-Ugrische talen Groenlands = Eskimo-Aleutische taal Litouws + Lets = Baltische talen (ze zijn nauw verwant) Pools + Russisch = Slavische talen

2. De talen in de Baltische staten Noordeuropese Oostzeeruim

De Baltische staten werden na de Eerste Wereldoorlog onafhankelijk van het toenmalige Russische Rijk, maar werd in 1940 door de Sovjet-Unie opnieuw geannexeerd. Dan verlangden ze eerst in 1991 opnieuw hun onafhankelijkheid. Zij golden als de eerder onafhankelijke staten en konden hierdoor hun eigen taal behouden.

a) Litouwen Staatstaal: Litouws staatstaal; Baltische taal (ca. 3,5 miljoen) Taalkundig gezien relatief homogeen (ca. 83,5%-85% Litouws als moedertaal). Minderheidstalen:

o Russisch (tussen 5-10%; ca. 6,3-6,31% van de inwoners): Er was een geringe Russische immigratie en tijdens de Sovjet-Unie was Litouwen het minst afhankelijk van de Sovjet-Unie.

o Pools (tussen 5-10%, ca. 6,5-6,74% van de inwoners - ambtstaal in Oost-Litouwen; Vilnius was tot 1940 van Polen)

o Karaímer (Turkse taal, Joods; weinige duizenden sprekers) in het gebied van Trakai.

Er zijn kleine Litouwse minderheden in Letland, Polen, de Verenigde Staten van Amerika (ca. 1-2%). Sinds ca. 1989 is slechts het Litouws (voordien ook het Russisch) staatstaal. Er zijn ook geen

problemen met enkel één staatstaal, gezien de Rustalige bevolking zo gering is. Er is slechts één gebied (in het noorden) dat door de Rustalige bevolking zo compact bevolkt is. Daar wordt de ambtstaal met een eenvoudige meerderheid bepaald (Litouws of Russisch). Er is dus een mogelijkheid tot regionale ambtstalen.

b) Letland Vroeger was er een sterke verrussing, maar desondanks is Russisch geen ambtstaal. Er was een

gecoördineerde vermenging tijdens de Sovjet-Unie. De Russische minderheid wil autonomie verkrijgen.

Ca. 57,7%-58-60% Lets staatstaal; Baltische taal, ca. 29,6%-30-35% Russisch is geen regionale ambtstaal; 12% immigranten menging uit ex-Sovjetstaten.

Het Letse staatsburgerschap is aan een taaltest verbonden. De Russische scholen zijn telkens tweetalige scholen (etnisch homogeen).

Livisch (autochtone taal, eerder met het Ests verwant; zo goed als uitgestorven - ca. 150 sprekers)

Page 7: Scandinavische taalkunde

c) Estland Vroeger was er een sterke verrussing, maar desondanks is Russisch geen ambtstaal. Ca. 67,9%-68-70% Ests staatstaal; Finno-Ugrische taal, ca. 25,6%-25-30% Russisch geen minderheidstaal; geen regionale ambtstaal;

rest zijn immigranten uit de ex-Sovjet Unie. Het Est-Zweeds is sinds de Tweede Wereldoorlog uitgestorven. Daarvoor was het een omgangs- en

ambtstaal. Russische talen zijn tweetalig. De volkeren van de Sovjet-Unie spiegelen zich aan de inwoners van Estland. Men heeft vandaag nog steeds angst om door Rusland veroverd te worden, waardoor ze sinds

maart 2004 lid geworden zijn van NATO. Scholen zijn tweetalig en voeren tot conflicten: Russische minderheden willen zich doorzetten. Rusland zet zich voor de minderheden in het buitenland zeer in, maar daardoor worden er steeds meer problemen veroorzaakt.

d) Polen Ambtstaal: Pools; in Noord-Polen (in de buurt van Danzig) ook Kaschubisch.

e) Duitsland Nederduits beïnvloedde de Scandinavisch talen sterk op het vlak van leenwoorden.

3. Indeling van de talen van het ‘Noorden’a) Scandinavische talen1. Deens, Zweeds, Noors vormen het Vastelandscandinavisch (nauwe eenheid taalkundig gezien -

men begrijpt elkaar).2. IJslands, Faeröers vormen het Eilandscandinavisch (vormen ook een eenheid, maar men begrijpt

elkaar niet zo snel).

Page 8: Scandinavische taalkunde

b) Overige talen van het Noorden3. Fins, Ests, Samisch, Tornedaalfins, Karelisch, Livisch: Finno-Ugrische talen (het Fins telt als een

eigen taal, maar lijkt op het Ests en het Samisch).4. Eskimo-aleutische taal; Groenlands.5. Lets, Litouws: Baltische talen (er bestaat een verre verwantschap met de Scandinavische talen;

het Lets en Litouws zijn nauw verwant met elkaar).Men zou nog een zesde groep, namelijk Slavische talen (Pools en Russisch) kunnen toevoegen, maar deze horen niet echt tot de Noordse talen.

9. Fonologiea) Zweeds Er is geen uniforme rijkstaal (zoals in Noorwegen, in

tegenstelling tot Finland en Denemarken), maar als basis wordt vaak het Centraalzweeds (Svealand ‘rikssvenska’) genomen.

Vocaalfonemen met verschillende kwaliteit (en in mindere mate kwantiteit) zorgen voor 17 vocaal fonemen in de meeste dialecten (9 ‘standaard’ vocaalfonemen: i, y, ʉ, u / e, ø, o / ɛ, ɑ).

o Er is een belangrijk kwaliteitsverschil tussen lange en korte vocalen. Men gaat steeds van een langvocaal uit.

o De korte vocalen zijn opener, dieper, lager en centraler dan hun lange tegenhangers, met uitzondering van de reductievocalen in leenwoorden (bvb. [i]: politik).

[ə] enkel in onbeklemtoonde lettergrepen Er zijn geen fonologische diftongen. De lange vocalen worden gediftongeerd met een j-naklank [iː j],

[eːɤ]. De voorvocalen komen in geronde-ongeronde paren. De allofonen zijn van de omgeving afhankelijk.

o Als er na een vocaal één consonant volgt, dan is de vocaal lang. o Als er een dubbele consonant volgt is ze kort.o Alle beklemtoonde lettergrepen zijn lang (läsa, kasta, drömma, …).o Korte lettergrepen zijn niet toegestaan: Er zijn ofwel lange vocalen ofwel lange consonanten

(dubbele consonanten). Let op de laatmiddeleeuwse vocaalheffing: <å> -> [o], <o> -> [u] en <u> -> [ʉ]: De uitspraak

verandert zich, maar de spelling niet. Voor /r/ worden [ɛ] en [ø] opener [æ] en [œ].Grafeem

Foneem

Allofonen kort Allofonen lang Voorbeeld

<i> /i/ [ɪ] sill [sɪl] [iː] ([iːj]) sil [siːl] vi, vissa<e> /e/ [e] / [ɛ] /

[ə]hetta [hɛta]

[eː] ([e:ə])

hel [heːl] se, sett

<ä> /ɛ/ [ɛ] / [æ] häll [hɛl] [ɛː] / [æː]

häl [hɛːl] häst, läsa

<y> /y/ [ʏ] syll [sʏl] [yː] syl [syːl] nytt, ny<ö> /ø/ [œ] nött

[nœt][øː] nöt

[nøːt]trött, sjö

<u> /ʉ/ [ɵ] full [fɵl] [ʉː] ful [fʉːl] buss/mun, hus, nu

Page 9: Scandinavische taalkunde

<o> /u/ [ʊ] bott [bʊt] [uː] bot [buːt]

sol, bo

<å> / <o>

/o/ [ɔ] moll [mɔl] [oː] mål [moːl]

hoppa, son, så

<a> /a/ [a] matt [mat]

[ɑː] mat [mɑːt]

all, ha

Er zijn 18 consonantfonemen, zonder de retroflexen. De /ɧ/ en /r/ tonen een grote sociale en dialectale variatie.

BilabiaalLabio-dentaal

Dentaal Dentaal-Retroflex / Alveolaar

Post-alveolar

Palataal

Velaar Glottal

stl. geaspireerde sth. ongeaspireerde plosieven

/p/ pol [puːl]

/b/bok [buːk]

/t/ tok [tuːk]

/d/dop [duːp]

[ʈ] /k/ kon [kuːn]

/ɡ/god [ɡuːd]

stl. fricatieven /f/fot [fuːt]

/s/sot [suːt]

[ʂ] /ʃ/ /ɕ/kjol [ɕuːl]

/ɧ/sjok [ɧuːk]

/h/hot [huːt]

sth. fricatieven /v/våt [voːt]

/j/jord [juːrd]

nasalen /m/mod [muːd]

/n/nod [nuːd]

[ɳ] /ŋ/lång [lɔŋ]

lateralen /l/ lov [luːv]

[ɭ]

vibranten [r]rov [ruːv]

Volgende klanken zijn door ‘palatalisatie1’ ontstaan:o /ʃ/: Deze klank wordt niet op dezelfde wijze als in het Duits (Anlaut; gedeeltelijk in de inlaut)

geschreven. Daarnaast wordt deze klank soms in het Zweeds uitgesproken, zelfs als ze niet geschreven wordt. Dit is niet dezelfde klank als de retroflexe s [ʂ].

<stj> voor een j of voor een voorvocaal (i, e, ɛ, ø, y): Bvb. stjärna <sj> voor een j of voor een voorvocaal (i, e, ɛ, ø, y): Bvb. sjö [ʃø] <sk> voor een j of voor een voorvocaal (i, e, ɛ, ø, y): Bvb. skina [ʃiːna], skära.

o /ç/: iets meer vooraan als de Duitse ich-klank; <tj>, bvb. tjock, tjäna. <k> voor j of voorvocalen, bvb. köra [çøra], köpa.

o /j/: Gedeeltelijke door palatalisatie ontstaan <g> voor j of voorvocalen, bvb. göra [jøra]

/r/: Er is vrije allofonie tussen /[r] en [R]/o Zuiden dentale Ro Noorden uvulare R.

/ŋ/: n voor g of k zoals in het Duits (engelska); Versmelting n+g <ng> [ŋ]≠ <nk> [ŋk] Retroflexen (versmelting van r + bepaalde consonanten): <rt, rd, rs, rn, rl> zijn aan een dentale r

gebonden [ʈ ɖ ʂ ɭ ɳ], bvb. bort [bɔʈ], bord [buːɖ], barn. Retroflexen zijn versmeltingen van twee klanken (fonemen). Een retroflex treedt altijd op in combinatie met een dentale r. De dentale r versmelt met de dentale consonant. De klanken worden met een teruggebogen tong uitgesproken. Vergelijken we bord [buːɖ] met bod [buːd], dan zien we een minimaal paar. Zijn [ɖ] en [d] aparte fonemen? Er zijn te weinig minimale paren (en niet in de anlaut en niet overal in Zweden en relatief nieuwe ontwikkeling: retroflexen bestonden niet in het historische systeem) dus is dit niet officieel. De retroflexie gaat over woordgrenzen heen: Han kommer snart. Als de klank een dentale r is, kan er retroflexie voorkomen.

1 Deze palatalisatie is een Gemeenscandinavisch fenomeen, dat in het Deens ongedaan gemaakt werd. Deze palatalisatie is een versmelting van [s] met een erop volgende [i] of [j].

Page 10: Scandinavische taalkunde

Tendens dat [ʃ] en [ʂ] allofonisch worden.b) Noors 9 vocaalfonemen a, e, i, o, u, y, æ, ø, å, die lang of kort kunnen zijn. De

vocaaldriehoek is dezelfde als het Zweeds. Het Noors staat heel dicht bij het Zweeds. Het verschil met het Zweeds is enkel allofonisch:

o /ʉ/ [ʉ] ~ [ʉː] <u> munno /u/ [u] ~ [u:] <o, u> ung, lukke: de combinatie <unC>

(Consonant) is meestal [u] De belangrijkste verschillen tussen het Zweeds en het Noors

zijn van grafische aard (æ en ø in plaats van ä en ö). De sjwa-klank in onbeklemtoonde lettergrepen is veel frequenter in het

Noors (Bokmål, dan pas Nynorsk en uiteindelijk Zweeds). 5 diftongen: Vaker in het Nynorsk als in het Bokmål.

o Oudnoordse diftongen: /øi - øy Austlandsk bymål Trøndersk / <øy oude diftongen, øg nieuwe

diftongen/enkel Bokmål < Deens>, bvb. løgn, øy /ɛi - æi Austlandsk bymål - ei Trøndersk/ <ei, eg enkel Bokmål>,

bvb. regn, stein /aʉ - æʉ Austlandsk bymål - øʉ Trøndersk / <au>, bvb.

o Nieuwe diftongen: /oi - oy Austlandsk bymål / <oi>, bvb. joik (enkel in leenwoorden) /ai - ɑi Austlandsk bymål /əi <ai> (leenwoorden) /ʉi Austlandsk bymål / <ui> ([å] huie & [i] hui [og hast])

Lange vokaler blir oftest skrevet med en konsonant, kort vokallyd med dobbel konsonant: hat [ha:t] hatt [hat]. Vokallengde er betydningsskillende. Hat-hatt, mat-matt, bok-bukk, nyte-nytte

Uttalen av kort e og æ faller ofte sammen: hjem [jɛm] ætt [ɛt] I pronomenet de blir e uttalt som i: de [di] Uttalen av y ligger mellom uttalen av i og u. Merk forskjellen: u /ʉ/ y /y/ og i /i/. Forskjellen er

betydningsskillende. Ski - sky, si – sy, lin- lyn- lun, mur-myr, ni – ny, ri-ry-ru. To ulike uttaler av u: dum[dum], du[dʉ] (Som oftest er uttalen /u/ foran ng, nk, m, kk, og

k+konsonant, bukk [buk]) To ulike uttaler av o: ost[ust], post, [post] kom[kom], om[um]. Foran v og g uttales o som /o/

tog [to:g] Uttalen kan variere når ordet bøyes: god [gu:] – godt [got]. Oslo [uslu], Norge [norge] Som enkeltstående bokstaver oppfattes u som [ʉ] og o som [u]. Nordmenn vil ofte si Obama

[ubama] og Putin [pʉtin]. Diftonger: au, (sau) øy, (øy) ei (nei), og mindre forekommende ai (mai) og oi (oi, oi, oi!)

Også -eg kan uttales som diftong : regn [rɛin]eller [ræin], jeg [jɛi] eller [jæi]Grafeem Fonee

mAllofonen kort Allofonen

langVoorbeeld

<i> /i/ [ɪ] [iː]<e> /e/ [e] / [ɛ] / [ə] [eː]<æ> /ɛ/ [ɛ] / [æ] [ɛː] / [æː]<y> /y/ [ʏ] [yː]<ø> /ø/ [œ] [øː]<u> /ʉ/ [ʉ] [ʉː]<o> /u/ [u] [uː]<å> / <o> /o/ [ɔ] [oː]<a> /a/ [ɑ] [aː]

Page 11: Scandinavische taalkunde

18 consonanten, zonder retroflexen. Bijna net zoals het Zweeds (met dezelfde verschillen). Volgende verschillen tussen het Bokmål en Nynorsk zijn nog op te merken:

o BM dentaal [r] is standaard, maar niet algemeen geldig NN [R] uvulaar!o BM heeft kleine afwijkingen bij retroflexen, bvb. /rd/ wordt niet 100% doorgevoerd. NN

heeft geen retroflexen, omdat ze een uvulare [R] heeft. g en k voor y, i, ei: gylden [jyldən], geit, gi, kysse [çysə], keiser, kirke g en k met een j erna zorgt voor een ‘zachte’ uitspraak: å gjøre [jørə], å gjemme, å kjenne [çenə],

å kjøre kj en ki, ky, kei [ç] (bvb. kylling, kino, kjøleskap). skj, sj en ski, sky, skei [ʃ] (bvb. skje, skjorte, sky) ng [ŋ]: sang, mange, penger. Uitspraak van r:

o rulle-r in Østnorsk brød [bɾøː]o skarre-r in Sørnorsk brød [bʁøː]

Retroflexen in Østlandsk rd, rl, rn, rs, rt: barn [baɳ], svart [svaʈ], norsk [noʂk] Onuitgesproken consonanten:

o landet [landə] (bepaalde vorm enkelvoud bij onzijdige substantieven -et [-ə])o det [de]o endelig [endəli]o hard [haːr] (-rd na een lange vocaal = [r]), ord [uːr] (Auslaut na een lange vocaal -rd = [r])o gjerne [jernə]o hva [va], hjem [jem]o kald [kal], land [lan] ( als het woord op -ig eindigt heldig, en in enkele dialecten)

Prosodi Trykket faller ofte på første stavelse i tradisjonelle norske ord. Unntak: ord med forstavelser og

fremmedord.‘kjøleskap, be’tale, inte’resse, biblio’tek.

Norsk har to tonemer, lavtone og høytone. Tonemer kan være betydningsskillende. Tonemforskjeller finnes bare i ord hvor man først har en trykksterk stavelse og deretter en eller flere trykksvake. Tonem 1 er det vanligste i europeiske språk uten tonemforskjeller.Tonem 1: ´England, ´tanken (en tank), ´landet (et land), ´badet (et bad)Tonem 2: `Norge – `tanken (en tanke), `lande (å lande), `bade (å bade)

Kuriositet: Svarord (ja, nei, jo) kan uttales på innpust. Dette forekommer ofte i samtaler. c) Deens Minstens 10 vocalen (eventueel 12). Er zijn slechts drie

hoogtongvocalen, maar er zijn twee o-fonemen en twee ø-fonemen.

Het Deens heeft een continentaal vocaalsysteem. In het Deens is er sprake van de laatmiddeleeuwse

vocaalverlaging (e -> i, …). Opmerkelijk: de [u] werd tot twee maal toe verlaagd [o] en uiteindelijk [ɔ].

Er zijn korte, gesloten vocalen. Deze zijn even hoog als de lange vocalen. De kwaliteit van de korte en lange vocalen is dezelfde. De vocaalkwaliteit is niet altijd uit het schrift duidelijk.

De hoogtongvocalen kunnen verlaagd worden in de uitspraak (de grafemen worden één vlak dieper uitgesproken).

De verlaging van korte vocalen is mogelijk (de schrijfwijze is moeilijk). De uitspraak is moeilijk (bvb. ø). De regels voor de lengte zijn anders. Beklemtoonde lettergrepen zijn meestal lang (uitzonderingen

zijn er ook: bvb. bus).

Page 12: Scandinavische taalkunde

o Als er een dubbele consonant volgt, is het meestal een korte vocaal.o Als er een enkelvoudige consonant volgt, is het meestal een lange vocaal.

Er zijn nieuwe vocalen, die in de loop der tijd als fonemen bevonden werden. De sjwa is heel frequent en staat in alle onbeklemtoonde lettergrepen. De /r/ heeft principieel een verlagend en openmakend effect. Bij /a/ zien we een duidelijke allofonie die van de omgeving afhangt. In de omgeving van /r/ wordt

/a/ lang uitgesproken (bvb. varm, ra, …). Er zijn heel veel diftongen: vocaliseringen van consonanten (‘secundaire diftongen’). /ʁ/ valt meestal weg, maar kleurt een vocaal vaak. Hierdoor zijn er eventueel twee extra fonemen

in het Deens:o /ɒ/ dieper dan [ɔ] , bvb. år: Is het /ɔʁ/ of /ɒ/?o /ɑ/, bvb. arne [ɑːnə]o De /r/ vocaliseert en verdwijnt; de klank wordt heel diep. Deze klanken zijn enkel lang.

Secundaire diftongen: er zijn twee groepen:o i-diftongen: /ui/ <uj>, /ɔi/ <øj, øg>, /ai/ <aj, ej, eg, ig, ek/o u-diftongen: /au/ <ag, av>, /ɔu/ <og, ov>, /œu/ <øv, eu> /øu/ <øv>, /yu/ <yv>, /ɛu/ <ev,

æv>, /iu/ <iv>Grafeem Fonee

mAllofonen kort Allofonen

langVoorbeeld

<i> /i/ [i] [iː] I, ind<e>, <i> enkel

kort

/e/ [e] / [ə ɤ] [eː] visse

<æ>, <e> enkel kort

/ɛ/ [ɛ] ~ [æ] voor een -r open [ɛː] ~ [æː] voor een -r

open

pen, hvæsse

<a> /a/ [a] / [α] voor een labiale of velare consonant [ɑ] in r-

omgeving

[aː] / [ɑː] in r-omgeving snakke [α], varm [ɑ], hvasse [a]

<y> /y/ [y] [yː] hyle<ø>, <y> enkel kort

/ø/ [ø] [øː] føle, synder

<ø> /œ/ [œ] [œː] høne<u> /u/ [u] [uː] hule<o>, <u> enkel kort

/o/ [ɔ] / [o] in leenwoorden [oː] hole, sukker [ɔ]

<å>, <o> /ɔ/ [ɔ/ɒ] [ɔː] åle, holde<å> /ɒ/ [ɒː] år<a> /ɑ/ [ɑː] arne

17 consonanten.Labiaal

Dentaal

Palataal-Velaar

Pharyngaal

stl. geaspireerde plosieven

/p/ /t/ /k/

sth. ongeaspireerde plosieven

/b/ /d/ /ɡ/

stl. fricatieven /f/ /s/ (/ʃ/) /h/sth. fricatieven /v/ /ð̯/ /j/ /ʁ/nasalen /m/ /n/ /ŋ/lateralen /l/

Geen retroflexen, doordat er geen dentale r is. Geen palatalisatie. [ʁ] wordt vaak gevocaliseerd aan het einde van een lettergreep: bvb. bror [b̥ʁoɐ̯] (vgl. Duits)

Page 13: Scandinavische taalkunde

[ð̯] komt niet voor in de Anlaut; de uitspraak van [ð] is de klank tussen [w] en [l]. Het is een halfvocaal/halfconsonant (vroeger een stemhebbende fricatief, bvb. gade).

[ɣ] geraffineerde g, nu uitgestorven; postvocale g wordt in de regel niet gesproken (bvb. dag, bager).

[ʃ] is omstreden, ontstond uit <sj> (Sjælland): s+j of [ʃ]? [s] is gepalataliseerd in de richting van de [ʃ]-klank

/ŋ/ is een eigen foneem, net als het Zweeds en het Noors. In de Inlaut worden consonanten zwakker uitgesproken als in de auslaut: bvb. snakke [snæɡə],

dage [-ɣ-], gade [-ð-]. Er is een snelle ontwikkeling van de taal. /R/: uvulare R zorgt ervoor dat de vocaal verlaagt; de r wordt vaak gevocaliseerd (in de Anlaut

postvocalisch) en de r heeft de tendens tot verdwijnen. De uitspraak van [d] komt in de inlaut niet voor. Een [d] moet als <tt> geschreven worden. Zo ook

[g] die als <kk> geschreven moet worden. De <d> en <g> behouden enkel anlautend hun klank [d], [k].

d) IJslands Vocalen: i, u / ɪ, ʏ / e, ø, o / a Voor een dubbele consonant of twee consonanten is de vocaal kort. Voor één consonant is de

vocaal lang. Er zijn acht vocaalfonemen, waarvan twee verschillende i-fonemen (die beide lang en kort kunnen

zijn). De lange en korte fonemen zijn kwalitatief gelijkwaardig. Er is geen sjwa-klank! Er is geen afzwakking in de onbeklemtoonde lettergrepen. De regels voor de lengte van de vocalen is hetzelfde als Zweeds en Noors. De beklemtoonde

lettergrepen zijn uitsluitend lang. Een vocaal voor één consonant is lang; een vocaal voor twee consonanten is kort.

Accenten zijn zeer belangrijk en tonen de kwaliteit van de vocalen. Er zijn diftongen, die meestal als geaccentueerde vocalen geschreven worden. Er zijn korte en lange

diftongen.Grafeem Fonee

mAllofonen kort Allofonen

langVoorbeeld

<í> /i/ [i] [iː] Ísland, lýsa<i, y> /ɪ/ [ɪ] [ɪː] við, mynd<e> /e/ [e] [eː] enska<u> /ʏ/ [ʏ] [ʏː] um<ú> /u/ [u] [uː] núna<o> /o/ [o] [oː] nota<ö> /ø/ [ø] [øː] börn (pl.)<a> /a/ [a] [aː] fara

24 consonantfonemenLabiaal

Dentaal

Palataal-Velaar

Pharyngaal

stl. geaspireerde plosieven

/p/ /t/ /kj/ /k/

stl. ongeaspireerde plosieven

/b̥/ /d̥/ /ɡ̊j/ /ɡ̊/

stl. fricatieven /f/ /s/ /θ/ /ʃ/ /ç//x/ /h/sth. fricatieven /v/ /ð/ /j/ /ɣ/nasalen stl. /m̥/ /n̥/ /ŋ̊j/ /ŋ̊/nasalen sth. /m/ /n/ /ŋj/ /ŋ/

Page 14: Scandinavische taalkunde

lateralen stl. /l/̥lateralen sth. /l/vibranten stl. /r/̥vibranten sth. /r/

/p, t, k/ zijn sterk geaspireerd (stemloos; bvb. pabbi [ˈpʰapːɪ]); /b̥, d̥, ɡ̊/ zijn stemloos en ongeaspireerd: het IJslands heeft geen stemhebbende consonanten (bvb. bær [paiːr]).

/kj/, /gj/ zijn gedeeltelijk gepalataliseerd -> er is geen [ʃ]; bvb. gefa [ˈcɛːva], gefur [ɡ̊jeːvʏr]. /([θ]), [ð]/ anlautend <þ>, inlautend <ð>: allofonen; complementair gedistribueerd, door de positie

is klank duidelijk, toch is er een verschil in de schrijfwijze (bvb. þjónn, eða [(ˈ)ɛːða]). /[x], [ɣ]/ <g> allofonen; complementair gedistribueerd; bvb. dagur [ˈtaːɣʏr]; sagt [x] vs. sagði [ɣ] g

wordt intervocaal als [h] gesproken /ç/ <hj> hjá [çjau̯ː] Nasalen: /m, n, l, r/: Hangt van de naburige consonant af - in de inlaut zijn ze stemloos; bvb. stóll

[sd̥oud̥l]̥ / /stoutl/, kalla /ˈkʰatla/ [khad̥la]; ze komen stemloos en stemhebbend voor. De l in de auslaut is stemloos.

/h/ ook voor consonanten; komt ook in de inlaut voor door pre-aspiratie, bvb. drekka [d̥rehɡ̊a] /ˈtrɛhka/, átta [auhd̥a]

/ŋ/ is geen foneem! Bij <ng> wordt de g uitgesproken (bvb. langur [ˈlaŋkʏr] archaïsch, dialectaal / [ˈlauŋkʏr]); <nj> is afhankelijk van de plaats, dus een allofoon.

<nt> inlautend; <nd> anlautend: in de Anlaut enkel voor een vocaal. <-nt-> en <-nd-> [-n̥d̥-] Het IJslands is een zeer harde taal. De consonanten zijn sterk geaspireerd. Stemloze consonanten

krijgen een ̥. /gt/: scherpe h; een stemloze consonant volgt in de eerste plaats voor t of k, als er woorden

daarmee zijn.e) Faeröers Er zijn 5 lange vocalen, 7 korte en minstens 8 diftongen.

o Korte vocalen: ɪ, ʏ, u / ɛ, œ, ɔ / ao Lange vocalen: iː, uː / eː, øː, oː

19 consonantfonemen (nasalen en stemlozen bestaan niet) Bijzonderheden:

o Veel consonanten worden niet uitgesproken. Het schrift verschilt sterk van de uitspraak.o Er zijn palataliseringen /ʃ/ net als het Zweeds en het Noorso Fricatieven ontstaan bij s (sj, sk, …)o Affricaten: Datgene wat in het Zweeds een fricatief is, is in het Faeröers een affricaat:

g voor een voorvocaal levert /dʒ/ ‘dsch’ op; bvb. kongi [khɔndʒɪ], k voor een voorvocaal levert /tʃ/ op; bvb. ketil [tʃeːtɪl]

o Er is slechts één retroflex, [ʂ] Declinatie van ‘dag’ (tendens tot suppletieve vormen!)

o dagur [ˈtɛaːvʊɹ] [dɛavur] [voor enkele consonant = lange vocaal) dagar [dɛːar]o dags [dag̊s] [korte a, stemloze g] daga [dɛːa]o degi [deːjɪ] dögum [døːvʊn]o dag [dɛa] [als de a lang is, moet het een diftong worden!] dagar [dɛːar]

f) Scandinavisch In alle Scandinavische talen zijn er onuitgesproken consonanten

o hj-, dj-, lj-, … [j], vooral Vastelandscandinavischo g Deens, -ig …, vooral Deens en Faeröers

Prosodische elementen: Betreft het gehele woord, niet enkele klanken.o Accent: De druk ligt steeds op de eerste lettergreep. [ˇ] toont een muzikaal accent aan.

Page 15: Scandinavische taalkunde

o Accent 1 [‘], Accent 2 [ˇ]o Accent 2: Noors / Zweeds ‘muzikaal accent’ (toont het toonhoogteverloop en dat kan de

betekenis van een woord veranderen) Deens ‘stød’ [ˀ]Bvb. Onbepaal

dBepaald

perceel tomt [‘] tomt-en [‘]

kerstman

tomte [ˇ] tomte-n [ˇ]

o Vgl. bønne ‘boon’ [bœnə] vs. bønder ‘boeren’ [ˈbœnˀʌ] Samenvatting :

Vokalen Consonanten

Diftongen

Zweeds

9 18 zonder

retroflexen

-

Noors 9 18 zonder

retroflexen

5

Deens 10-12 17 zonder

stoottoon

10

IJslands

8 24 extreem veel 6

Faeröers

5 lange / 7 korte

19 minstens 8

Duits 8 19 zonder

glottisslag

3

Fins: Dezelfde vocaaldriehoek als het Duits: i, y, u / e, ø, o / ɛ, a (8 vocalen). 16 diftongen (extreem veel) 13 consonanten (extreem weinig): p, t/d, k, s, h, v, j, m/n/ŋ, l/r (geen b, g, f) (de d komt niet voor in

de dialecten en werd pas later toegevoegd) Vocaalharmonie: De vocaal van de uitgang verandert en/of past zich aan naargelang de stam van

het woord (bvb. talo- wordt talossa Helsingi wordt Helsingissä). Stufenwechsel stamauslautwissel: Ook consonanten veranderen (bvb. Helsinki wordt Helsingissä Locatief;

Turku wordt Turussa Locatief).Ests: Vergelijkbaar met het Fins.Litouws: Heeft slechts zes vocalen (i, u / e , o / ɛ, a); Er is een schriftelijk verschil tussen [ɛ] <e> en [e] <ė>. Er zijn 22 diftongen (zes normale twee vocalen met elkaar verbonden en de rest zijn vocalen + consonanten, bvb.

šilt̃as ‘warm, m.’ [ˈʃʲɪltɐs], dárbas). Er zijn accenten (~, ´ en `). Er zijn drie accenten (een drukaccent, een muzikaal accent [enkel bij een beklemtoonde

lettergreep]). Vgl. šilt̃as šáltas; báltas [ˈbaːltɐs] bals̃as [ˈbɐlsɐs]; kláusti [ˈklaʊstɪ] Kaunas; óras [ˈoɾɐs] blõgas [ˈbloːɡɐs]; sūnus [suːˈnʊs]

Er zijn affricaten (/c/, č /tʃ/, /dz/, dž /dʒ/). Er zijn palataliseringen: alle consonanten voor een heldere vocaal worden week. 19 consonanten: p, t, k / b, d, ɡ / f ~ v / s ~ z / ʃ, x, ʒ, ɣ, j / m, n / l, r /f/ <f> enkel in leenwoorden /x/ <ch> enkel in leenwoorden

Page 16: Scandinavische taalkunde

/ɣ/ <h> enkel in leenwoordenLets: Is vergelijkbaar met het Litouws.

o Heeft slechts zes vocalen (i, u / e , o / ɛ, a); Er is een schriftelijk verschil tussen [ɛ] <e> en [e] <ė>.

o Consonanten: Vergelijkbaar met het Litouws. Palatalisering wordt geschreven: ģ [ɟ], ķ [c], ļ [ʎ], ņ [ɲ]. c [ts], s [s], z [z] vs. č [tʃ] š [ʃ] ž [ʒ] Veel i’s worden niet uitgesproken. Er zijn geen drie accenten - ieder woord op de eerste lettergreep beklemtoond.

10. OrthografieNoors

a-z en æ, ø, å c, w, x en z enkel in leenwoorden en personennamen

11. DialectologieFaeröersDe belangrijkste isoglosse is de Skopunarfjørður als waterstraat tussen Sandoy en Streymoy (de rode isoglosse op de map). Deze isoglosse verdeelt het Faeröers in twee groepen: Nordenfjordsdialekt vs. Søndenfjordsdialekt. Het verdelen van de beide hoofddialecten gebeurde in de 15e eeuw. Verschillen zijn:

ó ei æNoorden-

[ɛu] [ɔi] [ɛː] -> [ɛa]

Zuid- [ɔu] [ai] [eː]

Noorden-

Eysturoy-dialect (+

Sundalag-dialect)Noordeilanden dialect

Tórshavn-dialect (Zuidstreymoy met Hestur en

Koltur)

Vágar-dialect (incl.

Mykines)

Zuiden- Sandoy, Skúvoy, Stóra Dímun, Nólsoy

Suðuroy (zuidelijk van de Suðuroyarfjørður)

Je kan ook van drie groepen spreken (zie de kleuren), waarvan de groene groep zowat de “standaard” taal uitmaakt.

Page 17: Scandinavische taalkunde