SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch &...

40
SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE (academiejaar 2011-2012) HOOFDSTUK 1: Introductie tot HRM 1.1. Activiteiten (Wat valt er onder HRM?) Instroom o Functiestudie o Rekrutering o Selectie Doorstroom o Training & ontwikkeling o Prestatiebeoordeling o Functiewaardering o Verloning Uitstroom o Exit o Retentie Loopbaanmanagement (overkoepelend) HR-planning o Intern: in- en uitstraat gelijkmatig houden o Extern: wie/wat voor resources moet je aantrekken? Ruimere context o Organisatie-ontwerp en –ontwikkeling o Aandeelhouders, overheid & vakbonden 1.2. Doelstellingen (Wat zijn de kernstellingen van HRM?) Stelling 1 Mensen zijn het belangrijkste kapitaal v/d organisatie o “human resources” moeten op dezelfde manier beheerd worden als andere resources Stimuleren, begeleiden, ontwikkelen (zachte kant) Vanuit zakelijk-economische instelling (harde kant) High commitment high performance o WN = bron van opbrengsten waarin moet worden geïnvesteerd en waarmee zorgvuldig moet worden omgegaan Mensen zijn de hefboom naar competitief voordeel o kost- of lastpost o Kritische succesfactor = mate waarin organisatie WN’s kan motiveren en hun talenten en competenties weet aan te spreken o Eigen WN’s kunnen een niet te imiteren competitief voordeel geven a/d organisatie Meer winst + minder verloop Stelling 2 (1) Alle HR-domeinen zijn afgestemd op elkaar o = interne fit of horizontale integratie o Vb: Michigan Matching Model [fig. 1.6, HB p.34] WN’s moeten worden beheerd zoals andere resources

Transcript of SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch &...

Page 1: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE (academiejaar 2011-2012)

HOOFDSTUK 1: Introductie tot HRM

1.1. Activiteiten (Wat valt er onder HRM?)

Instroom

o Functiestudie

o Rekrutering

o Selectie

Doorstroom

o Training & ontwikkeling

o Prestatiebeoordeling

o Functiewaardering

o Verloning

Uitstroom

o Exit

o Retentie

Loopbaanmanagement (overkoepelend)

HR-planning

o Intern: in- en uitstraat gelijkmatig houden

o Extern: wie/wat voor resources moet je aantrekken?

Ruimere context

o Organisatie-ontwerp en –ontwikkeling

o Aandeelhouders, overheid & vakbonden

1.2. Doelstellingen (Wat zijn de kernstellingen van HRM?)

Stelling 1

Mensen zijn het belangrijkste kapitaal v/d organisatie

o “human resources” moeten op dezelfde manier beheerd worden als andere resources

Stimuleren, begeleiden, ontwikkelen (zachte kant)

Vanuit zakelijk-economische instelling (harde kant)

High commitment high performance

o WN = bron van opbrengsten waarin moet worden geïnvesteerd en waarmee zorgvuldig moet

worden omgegaan

Mensen zijn de hefboom naar competitief voordeel

o kost- of lastpost

o Kritische succesfactor = mate waarin organisatie WN’s kan motiveren en hun talenten en

competenties weet aan te spreken

o Eigen WN’s kunnen een niet te imiteren competitief voordeel geven a/d organisatie

Meer winst + minder verloop

Stelling 2

(1) Alle HR-domeinen zijn afgestemd op elkaar

o = interne fit of horizontale integratie

o Vb: Michigan Matching Model [fig. 1.6, HB p.34]

WN’s moeten worden beheerd zoals andere resources

Page 2: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

WN’s zo voordelig mogelijk werven, spaarzaam gebruiken en zoveel mogelijk ontwikkelen

Maximale fit zoeken tussen ‘human resource strategies’ (HRM) en ‘business strategies’

(organisatie)

HRM-activiteiten moeten gericht zijn op ondersteunen van strategische

doelstellingen v/d organisatie

Vooral van belang hierbij: selectie, beoordeling, beloning en ontwikkeling

Moeten elkaar versterken (contingentiebenadering)

(2) HR is afgestemd op de organisatiestrategie

o = externe fit of verticale integratie

o Ifv kerncompetentie

= geheel van bekwaamheden en technologieën dat een bedrijf in staat stelt de consument

een bepaald voordeel te verschaffen

o louter administratie & beheersfunctie

o reactief

o Vb: MMM, organigram

(1) + (2) = strategische fit

o Strategische fit strategisch HRM

HRM is verankerd

Vertegenwoordigd in directieraad

Staat op zelfde niveau als andere functies

HRM wordt ‘afgerekend’

Moet resultaten kunnen voorleggen aan directie (in cijfers)

Vb: HRIS (Human Resource Information Systems)

Vb: balanced score card

o = strategische methode om bedrijfsprestaties te meten, die rekening houdt

met immateriële activa

o 4 secties:

Financiële resultaten

Klantrelaties

Interne processen

Opleiding & ontwikkeling

o Nadeel: niet geschikt om pesoneelsgebonden factoren te meten

Daarom: HR score card (fig. 1.4, HB p.26)

o Kernvraag: Hoe kan HR ervoor zorgen dat het bedrijf over het personeel en

de personeelssystemen beschikt om de bedrijfsstrategie te verwezenlijken?

o HR deliverables

Geheel van HR-resultaten dat direct verband houdt met de

bedrijfsstrategie en dat ertoe bijdraagt om die bedrijfsstrategie te

realiseren

2 soorten: HR performance drivers + HR enablers

o HR performance drivers

Cruciale personeelsrelateerde vaardigheden en bekwaamheden

o HR enablers

Modereren het effect van HR performance drivers

Page 3: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

o HR doables

= efficiëntiematen

HR-aspecten die eenvoudig te meten zijn, maar die niet bijdragen

tot het bereiken van de strategie

o Klemtoon moet op HR performance drivers liggen, niet op HR doables

Stelling 3

HRM = people & process management

HRM = strategisch & operationeel

4 rollen voor de HR-manager

Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31)

o In huidige snel veranderende omgeving moet een organisatie vanuit haar eigen unieke

kerncompetenties vertrekken om een competitief voordeel op de concurrentie te behalen

o 4 HR-deliverables + bijhorende rollen voor HR-manager (tabel 1.2, HB p.33)

1. Management van strategisch HRM

Ondernemingsstrategie vertalen in concrete ondersteunende HR-activiteiten

o Fit HR- en bedrijfsstrategie (cfr. Michigan Matching Model)

Rol = strategische partner

2. Management van bedrijfsinfrastructuur

Uitbouwen van efficiënte administratie en infrastructuur

o Herontwerp van HR-processen

o Werven, trainen, belonen van managers die productiviteit en efficiëntie

binnen organsatie verbeteren

Rol = administratief expert/cost controller

3. Management van medewerkers

Medewerkers betrekken & ontwikkelen

Luisteren naar medewerkers & hen de nodige middelen geven

Rol = verdediger van medewerkers

4. Management van transformatie & verandering

‘Nieuwe’ organisatie uitbouwen

Managen van transformatie & capaciteit voor verandering

o Ontwikkelen van de nodige veranderingsbekwaamheid i/d organisatie

o Identificeren en kaderen van problemen, vertrouwensbanden opbouwen

met alle betrokkenen, problemen oplossen en actieplannen opstellen en

begeleiden tot het einde

Rol = change agent

o Om volwaardige business partner te worden in moderne onderneming, moet HRM deze 4

gelijkwaardige rollen vervullen

o Enkele inherente paradoxen:

Strategisch partner verdediger van medewerkers

Verrader van werknemersbelangen geen oog voor praktische businessrealiteit

Change agent administratief expert

Promoten van verandering stabiele processen creëeren

Lange termijn korte termijn

Page 4: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Externalisering

o Operationeel

Kostenreductie (cf. offshoring)

Inkopen van niet-beschikbare middelen

Moeilijk te managen activiteit

o Strategisch

Focus op kerncompetentie

Versterking innovatievermogen

Risicospreiding

Financiële flexibiliteit

Inkopen van niet aanwezige kennis

Internalisering

o Operationeel

HR liposuctie omwille van kostenreductie

MAAR: geen relatie tussen internalisering en HR-bestaffing

o Strategisch

Lijnmanager verantwoordelijk voor belangrijkste resources (‘bouwheer’)

HR-manager voor minder routinematige aspecten (‘architect’) + coaching lijnmanager

MAAR:

Mensmanagement opwaarderen bij lijnmanager (motivatie)

Voldoende ondersteuning van lijnmanager (inzicht, tijd, competentie)

o Nadeel: gevaar dat HR-manager concrete problemen te abstract en theoretisch benadert en

onvoldoende aandacht besteedt aan concrete behoeften van de mensen

Besluit:

o Verschillende rollen voor HR-manager

o HRM = generalistisch ( specialistisch)

o HRM = nauwe samenwerking met lijnmanagers

1.3. Andere benaderingen (Wat is HRM niet?) (Tabel 1.1, HB p.19)

1. Welzijnsdepartementen

Cafetaria, huisvesting, taallessen, … afhankelijkheid van WG

Invloed vakbond daalt

Overblijfsel: paternalisme (bevoogdende houding van WG over WN’s)

2. Scientific Management (Taylor)

Doel:

o Organisatie zo onafhankelijk mogelijk maken van arbeiders

o Productiviteit en efficiëntie van arbeiders verhogen

o Kennis uit handen van arbeiders nemen en opnemen in handboeken van bedrijfsleiding

o Veronderstelling: arbeiders willen efficiënt gebruikt worden en worden gemotiveerd door geld

(bleek fout ~ Hawthorne studies)

4 principes:

o Verticale arbeidsdeling

Strakke scheiding tussen uitvoerend werk controlerend/regelend werk

Veronderstelling: productieprocessen en arbeid kunnen zo beter gepland en beheerst

worden

Page 5: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

o Horizontale arbeidsdeling

Complexe uitvoerende taken systematisch opgesplitst in zo klein mogelijke, kortdurende

deeltaken

Elke deeltaak = andere WN

Ook regelende taken van stafafdelingen opsplitsen

o Tijd- en bewegingsstudies

Handelingspatronen van arbeiders vastleggen in gedetaileerde normen en procedures

Veronderstelling: er is voor elke functie ‘one best way’

o Prestatieloon

Beloning koppelen aan hoogte van individuele arbeidsprestatie

WN aansporen om binnen bepaalde tijdseenheid zo veel mogelijk producten te bewerken

3. Human relations

Hawthorne studies

o Productiviteitsstijging door positieve houding van WN tov hun werk

Wernemer als ‘lid van een groep’

Sociale functie van werk

4. Industrial psychology

Aandacht voor WN zelf

Individuele verschillen gebruik van testen

5. Personeelsbeleid

Tekort aan krachten & productiestijging tijdens WO I en WO II

o Veel WN’s in legerdienst

o Overgebleven WN’s hadden veel keuze tussen jobs groot verloop

Nood aan afzonderlijke persooneelsadministratie

o Verloop tegengaan

o Efficiëntie van overige WN’s verhogen

Taken

o Administratie

o Aandacht voor arbeidsverhoudingen

Over met vakbonden

Bewaren van sociale vrede

o Quality of work life

Verhogen van welzijn van werknemers

6. Revisionisme

Programma’s voor job design en job enrichment

Loopbaanplanning en -ontwikkeling

Vergroten betrokkenheid en participatie WN’s

Veronderstelling: mens is van nature gericht op ontwikkeling en verantwoordelijkheid

1.4. Definitie van HRM

(1) Een specifieke benadering van personeelsbeleid

(2) Die ernaar streeft competitief voordeel te halen en te behouden door het op een strategische wijze inzetten

van medewerkers

(3) En hierbij gebruik maakt van een scala aan personeelstechnieken

Page 6: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

HOOFDSTUK 2: Functiestudie & competentiemanagment

2.2. Terminologische afbakening (fig 2.1, HB p.60)

Functiebeschrijving (inhoud, context)

o = nauwkeurige vaststelling en systematische, gedetailleerde beschrijving van de inhoud en

omstandigheden van alle activiteiten in een functie

o Descriptief (wat moet je doen?)

o Zwaartepunt op observeerbare en gedragsmatige activiteiten

Functieanalyse (vereisten)

o = nauwkeurig en systematisch bepalen van alle eisen die een functie aan zijn beoefenaar stelt,

samen met het vaststellen van de mate waarin de eisen gesteld worden

o Gericht op menselijke kwaliteiten (wat moet je kunnen?)

o Kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de nodige eigenschappen om de functie goed uit te

oefenen

o Veel meer deductief en psychologisch

Functieclassificatie (indelen van functies)

o = ordenen en/of groeperen van de functies van een land, een streek, een sector, een bedrijf of een

afdeling naar onderlinge verwantschap volgens één of meer gegeven criteria

o Basis voor verschillende loopbaanpaden

2.3. Bouwstenen van functiestudie

2.3.1. Descriptoren

Inhoudelijke rubrieken v/d functiebeschrijving en –analyse

3 grote groepen:

o Taken en verantwoordelijkheden

o Psychosociale vereisten

o Contextuele aspecten

2.3.2. Informatiebronnen

Subject matter experts (SME’s)

o = personen die reeds lange tijd concrete ervaring met de functie hebben, zodat ze vertrouwd zijn

met wat deze inhoudt

Functiehouder

o Moet al min. 6 maand de functie uitoefenen

o Problemen:

Vaak moeilijk om hun functieactiviteiten te verbaliseren

Niet altijd gemotiveerd om mee te werken

Verdraaien informatie

Page 7: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

o Oplossingen:

Steun van (top)management

Doelstelling functiestudie duidelijk maken

Korte training in functiestudie geven

Alleen bereidwillige functiehouders inschakelen

Geen functiehouders gebruiken bij functiestudie waarvan de resultaten later gebruikt

worden op beloningen vast te stellen

Leidinggevenden

o Meestal direct leidinggevende van functiehouders

o Bepaalt vaak wat functiehouders moeten doen in hun functie en beoordeelt hen daar ook op

o Kan vrij goed vergelijkende oordelen over functie vellen

o Probleem:

Motivatie vaak weinig tijd om mee te werken

Beschrijven de functie vaak ‘zoals ze zou moeten gebeuren’ ipv ‘hoe de functie

daadwerkelijk wordt uitgevoerd’

Functieanalysespecialist

o Staffunctie binnen organisatie ingehuurd als externe consultant

o Voordeel: in staat om alle functies op dezelfde betrouwbare manier in kaart te brengen en te

beoordelen + geen betrokken partij

o Nadeel: duur

Technische experts

o Kan helpen als het gaat over complexe technische functies

Klanten

o Interne klanten (WN’s van andere units binnen organisatie)

o Externe klanten (klantgerichtheid belangrijk criterium in veel functies)

Wetenschappelijk onderzoek

o Hoge correlaties inzake convergentie tussen beoordelingen van verschillende getrainde

functieanalysespecialisten

o Vrij lage correlaties tussen beschrijvingen van leidinggevenden en functiehouders op niveau van

taken

o WN’s met hogere cognitieve vaardigheden, betere prestatieniveaus en meer werkervaring zijn

betere beoordelaars bij functiestudies

Kwaliteit van functiestudie bepalen

o Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid

Maar: betrouwbaarheid = noodzakelijke, maar onvoldoende maatstaf voor validiteit

o Validiteit:

Beschrijvingen vergelijken met harde maatstaven

Nogal wat verschillen tussen ‘subjectieve’ oordelen van functiehouders en ‘objectieve’

tijdsregistratie

2.3.3. Methoden van informatieverzameling (tabel 2.2, HB p.69)

Observatie

o Zonder te storen

o Vragen wat functiehouder doet

o Participerende observatie

Interview

o Individueel groepsinterviews met functiehouders, leidinggevenden of technische experts

Page 8: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Vragenlijst

o Mogelijk om snel kwantitatieve gegevens over functie te verzamelen bij grote groep functiehouders

o Groot aantal taken beoordelen op bestede tijd, belang, frequentie, …

Logboek

o Functiehouder houdt log- of dagboek bij van activiteiten

o Vooral interessant voor functies die moeilijk te observeren zijn

Computers

o Elektronische logs van werkactiviteiten en -processen

Bestaand materiaal

o Materiaal dat reeds aanwezig is in het bedrijf

o Dictionary of Occupational Titles (DOT)

Woordenboek van beroepen

Digitale versie: Occupational Information Network (O*NET)

Voordeel:

o Beschrijving van groot aantal beroepen

o Opsomming van kennis, vaardigheden, bekwaamheden en werkcontext (fig.

2.2, HB p.67)

Nadeel: slechts algemene beschrijving van functies

2.3.4. Analyse-eenheden

Functie

o Alle opdrachten en taken die door een persoon worden uitgevoerd en die deel uitmaken van zijn

functie

Opdrachten

o Delen van de functie die tot de hoofdverantwoordelijkheden van de functiehouder gerekend

moeten worden

Taken

o Elke opdracht bestaat uit een verzameling taken die óf gelijkwaardig zijn óf sterk met elkaar

samenhangen

Elementen

o Hoe een bepaalde werkmethode wordt aangewend om het gewenste resultaat te bereiken

Bewegingen

o Welke bewegingen de functievervuller moet verrichten bij de uitvoering van de taken

2.3.5. Conclusie

Combinatie van 2 of meer opties binnen een bouwsteen is het beste

Kiezen tussen verschillende descriptoren obv doel v/d functiestudie

Elk bedrijf moet eigen functiestudiesysteem uitbouwen, omdat deze techniek altijd bedrijfseigen moet zijn

Page 9: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

2.4. Voorbeelden van bestaande functiestudietechnieken

Taxonomie van technieken van functiestudie (fig. 2.3, HB p.71)

o 2 dimensies:

Workoriented (taak) worker-oriented (persoon)

Type descriptoren dat gebruikt wordt

Beschrijving van taken en activiteiten die moeten worden uitgevoerd algemene

functieaspecten die de persoon beschrijven

Functiegebonden technieken kan over meerdere functies worden toegepast

Kwantitatief (metrisch) kwalitatief (narratief)

2.4.1. Functional Job Analysis (FJA) (fig. 2.4, HB p.73)

Steunt op de premisse dat alle functies in meer of mindere mate betrekking hebben op

o Mentale resources (data)

Symbolen of abstracte entiteiten

o Interpersoonlijke resources (people)

o Fysieke resources (things)

Tastbare voorwerpen

Doel: beschrijven wat een functiehouder doet om de functie uit te voeren ipv wat hij bereikt

o Taken oplijsten die moeten worden uitgevoerd om deze resultaten te bereiken

o Work-oriented techniek

Taakbeschrijving:

o Wie voert de taak uit?

o Welke activiteit wordt uitgevoerd?

o Wat is het directe resultaat/doel?

o Welke hulpmiddelen (materiaal/gereedschap) worden gebruikt?

o Welke instructies zijn er voorgeschreven?

Taken beoordelen door functieanalysespecialist of SME’s op beoordelingsschalen

o In welke mate heeft elke taakbeschrijving betrekking op data, people of things?

o Elk domein ~ verschillende niveaus

o Relatieve betrokkenheid beoordelen (percentage)

Beoordelingen als uitgangspunt gebruiken om persoonskenmerken te bepalen die kunnen gebruikt worden

in andere HR-toepassingen

Voordelen:

o Kan op ruim scala van functies toegepast worden

o Uitgebreide, gestandaardiseerde en kwantitatieve karakter v/d techniek

Nadelen:

o Vergt grondige training + tijdsintesief

2.4.2. Taakvragenlijst (task inventory)

Nadruk op ‘wat’ de functiehouder doet (work-oriented techniek)

Verschil met FJA:

o Minder aandacht voor ‘hoe en waarom’ functiehouder dit doet

o Verschillende vragenlijst per functie ( FJA: taken staan vast)

Lijst van taken wordt verzameld en gegroepeerd in logische clusters van bij elkaar horende taken

Page 10: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Aan groep functiehouders (en hun leidinggevenden) vragen om elke taak te beoordelen op aantal schalen

o Belang van taak? Tijd nodig? Frequentie van uitvoeren? Moeilijkheidsgraad? Hoeveel tijd nodig om

te leren? Gevolgen als slecht uitgevoerd?

Voordeel: kan gemakkelijk kwantitatief worden verwerkt

Nadelen:

o Tijdsintensief voorbereidingswerk

o Per functie een andere taakvragenlijst

2.4.3. Position Analysis Questionnaire (PAQ)

Items over:

o Informatie input

o Mentale processen

o Werkoutput

o Relaties met anderen

o Werkcontext

o Andere functiekenmerken

Beoordeeld op belang, tijd, frequentie, … door functiehouder

Rapport gegenereerd

Niet aan specifieke functies gebonden

2.4.4. Job Element Method (JEM)

Focus op identificeren van kenmerken (‘elementen’) van zeer goede personeelsleden (worker-oriented)

Elementen = kennis, vaardigheden, bekwaamheden, interesses, persoonlijkheidstrekken

SME’s maken lijst van kenmerken die zeer goede personeelsleden bezitten

Elke SME beoordeelt afzonderlijke deze kenmerken op 4 schalen:

1. Mate waarin nog net aanvaardbaar presterende personeelsleden het kenmerk bezitten

2. Mate waarin met het kenmerk zeer goede personeelsleden geïdentificeerd kunnen worden

3. Mate waarin er problemen zouden optreden als het personeelslid het kenmerk niet zou bezitten

4. Mate waarin een organisatie, indien nodig, iemand met die kenmerk kan vinden

Kwantitatieve verwerking bepalen welke kenmerken cruciaal zijn

Voordeel:

o Mogelijkheid om persoonskenmerken af te leiden zonder taken en activiteiten te specificeren (~

competentiemanagement!)

Nadeel:

o Methode te weinig gestructureerd en gestandaardiseerd lage betrouwbaarheid

2.4.5. Narratieve taakbeschrijving

Korte omschrijving van taken van functiehouder in kwestie op papier zetten

Meestal de neerslag v/e interview met de functiehouder (en/of zijn leidinggevende)

Gestructureerd of ongestructureerd

Commentaar v/d medewerker wordt herschreven en ingedeeld in verschillende taken

o Doel = functie voor iedereen begrijpelijk maken

Page 11: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

2.4.6. Kritische incidententechniek

Aan SME’s wordt gevraagd om na te denken over specifieke voorbeelden waarin WN’s zich zeer

aanvaardbaar of zeer onaanvaardbaar gedroegen

Accent op gedragsmatig materiaal (itt karaktergerelateerde beschrijvingen)

Kritische incidenten = actuele, significante en specifieke voorbeelden van efficiënt en inefficiënt gedrag bij

vroegere of huidige WN’s

3 voorwaarden:

o Context moet uitvoerig beschreven worden

o Gedrag (ondernomen acties) v/d medewerker moet duidelijk in kaart gebracht worden

o Kritisch incident moet de gevolgen v/h gedrag bevatten

Problemen:

o ‘kritisch incident’ roept vaak associatie met uitzonderlijke rampen op, terwijl ook triviale incidenten

kunnen worden gerapporteerd

o SME’s geven vaak te weinig gedragsmatige beschrijvingen en focussen liever op eigenschappen

Strategieën om het bedenken van kritische incidenten aan te moedigen:

o Gebruik van prompts

o Laptops

o Belangrijk dat SME’s zich op hun gemak voelen

o Max. 2 sessies plannen (max. 3u)

Kritische incidenten vertalen naar meer algemene taken/gedragingen

o Kunnen dan als uitgangspunt dienen voor vaststellen van vereiste persoonskenmerken

Nadeel: niet zeker of verzamelde incidenten wel representatief zijn voor de functie (vaak bijzonder

situatiegebonden)

2.4.7. Narratieve functiebeschrijving

Korte schriftelijke omschrijving van de functie

Komt vaak voort uit interview met functiehouder (en/of leidinggevende)

Taken v/d functie beschreven in aantal zitten

Andere inhoudelijke rubrieken

o Opsomming v/d gebruikte middelen, vereiste eigenschappen, …

o Kan worden gebruikt als input bij diverse HR-technieken ( narratieve taakbeschrijving)

2.4.8. Persoonlijkheidsgebaseerde functieanalyse

Opkomst van customer service jobs en teamwork

o Toegenomen belang persoonlijkheidskenmerken

o Grotere vereisten aan WN’s qua emotionele beheersing

Focus op de functie in het algemeen (itt focus op taken)

Functiehouders geven in survey aan in welke mate effectieve prestaties in een functie bepaalde

persoonlijkheidsfactoren vereisen

3 technieken gebaseerd op Big Five:

o Personality-Related Position Requirements Form (PPRF)

o NEO Job Profiler

o Performance Improvement Characteristic Checklist (PIC)

Page 12: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Voordelen:

o Helpt op voorhand hypothesen formuleren over welke persoonlijkheidskenmerken wel en niet

relevant zijn in een functie

o Eenvoudig om vergelijkingen te maken over functies heen

o Methoden zijn betrouwbaar

Nadelen:

o Mensen vinden vaak persoonlijkheidskenmerken belangrijk waarop ze zelf hoog scoren

2.5. Relevantie van functiestudie voor HRM (HB p.83-87)

Rekrutering & selectie

Training & ontwikkeling

Functiewaardering & beloning

Loopbaanmanagement

Prestatiebeoordeling

Job design

Ergonomie en veiligheid

2.6. Kritiek op functiestudie

Functiestudie staat haaks op moderne tendensen in organisaties (tabel 2.5, HB p.87)

Functies in moderne organisaties veranderen constant (de-jobbing)

o Dynamisch ( statisch)

o Nu meer sprake van functieoverstijgende ‘rollen’

o ~ anachronisme

Modern management vraagt van personeel dat personeelsleden hun functie dikwijls zelf invullen en

vormgeven (job crafting en job sculpting)

o Mensen proberen spontaan hun functie uit te breiden (mentaal/fysiek/relationeel)

o Sterk accent op zelfontwikkeling, aanpassingsvermogen, extra-rol gedrag

o Organisaties verwachten dat mensen ‘out of the box’ denken en handelen

Cruciaal dat medewerkers hun gestelde resultaten halen. Hoe dit exact gebeurd, is minder van belang.

o functiebeschrijvingen die gedetailleerd taken en activiteiten opsommen

Mensen werken steeds meer in teams, projectmatige structuren en netwerken. Organisaties worden ook

steeds platter (minder hiërarchisch)

o functiestudie houdt te weinig rekening met teams en interdependente structuren

Functiestudie houdt geen rekening met strategie v/d organisatie

Functiestudie is tijdsintensief en duur

2.7. Competentiemanagement

2.7.1. Definitie van competenties

Kerncompetenties (organisatiecompetenties)

o = pakket bekwaamheden en technologieën dat een bedrijf in staat stelt de consument een bepaald

voordeel te verschaffen

Page 13: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Individuele competentie

o = onderliggende eigenschap van een persoon, die resulteert in effectieve en/of superieure prestaties

in een functie

o Motivatie, karaktertrek, vaardigheid, aspect van zelfbeeld, aspect van sociale rol of van kennis

Ijsbergmodel van Spencer & Spencer (fig. 2.9, HB p.90)

o Boven water: vaardigheden en kennis

Duidelijk observeerbaar

Gemakkelijker beïnvloedbaar via training en ontwikkeling

o Onder water: sociale rol, zelfbeeld, karaktertrekken, drijfveren

Moeilijker observeerbaar en beïnvloedbaar

2.7.2. Proces van competentiemanagement (fig. 2.11, HB p.94)

Top-down ( functiestudie: bottom-up)

Bepalen van kerncompetenties en noodzakelijke individuele competenties

o Iteratief proces: 2 zaken moeten gelijktijdig gebeuren

Indelen van kern- en individuele competenties in clusters

competentiemodel of competentieraamwerk

Gedragsindicatoren per competentie specificeren

o Via focusgroepen, individuele interviews, vragenlijsten

o Nadruk op verzamelen van kritische incidenten

Onderzoeken in welke mate bestaand personeel deze competenties bezit

o Gap-analyse = bestaande toestand met ideale toestand vergelijken

Vastgestelde lacunes = uitgangspunt bij selectie, prestatiebeoordeling en training

Triarchisch model van Wood & Payne (fig. 2.10, HB p.91)

o Drie metaclusters: sociale kracht, denkkracht en daadkracht

o Elke metacluster = verschillende individuele competenties die relevant zijn voor een organisatie

Great Eight = 8 metacompetenties die onderliggend zijn aan alle competentieraamwerken

1. Leiden en beslissen

2. Ondersteunen en samenwerken

3. Interageren en presenteren

4. Analyseren en interpreteren

5. Ontwerpen en conceptualiseren

6. Organiseren

7. Aanpassen

8. Ondernemen

2.7.3. Verschillen met functiestudie

Alle HR-technieken lopen nu ook parallel met organisatiestrategie

Veel sterkere link met organisatiestrategie (kerncompetenties) bij bepalen van competenties

Descriptoren: minder tot geen aandacht voor traditionele taken (hoger niveau van abstractie)

Competentiemodellen zijn veel minder rigoureus en diepgaand opgesteld

Minder informatieverzamelingsmethoden en minder SME’s gebruikt

Onderzoek naar betrouwbaarheid v/h proces wordt niet als essentieel gezien

Competenties = functioneel voor ontwikkelingsgerichten HR-activiteiten ( functiestudie = instrumenteel

voor beoordelingsgerichte HR-activiteiten)

Page 14: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

2.7.4. Relevantie van competentiemanagement

Verhogen competitiviteit en prestaties v/d organisatie

Competenties als basis voor afstemmen van werving, selectie, beoordeling, ontwikkeling en

loopbaanbegeleiding (horizontale integratie)

Individuele competenties v/d medewerkers vormen de hefboom om de organisationele kerncompetenties

waar te maken (verticale integratie)

alle bedrijfsprocessen op één lijn gebracht, ter ondersteuning van ondernemingsstrategie

2.7.5. Kritiek op competentiemanagement

Terminologische verwarring: veel definities in omloop + vaag en breed

Beschikbare competenties zijn te abstract en multidimensioneel

Empirisch bewijsmateriaal tvv competentiemanagement is schaars

Organisaties gebruiken bijna allemaal dezelfde individuele competenties, terwijl deze bedrijfsspecifiek

moeten zijn om voordeel op concurrentie te halen

Moeilijk om individuele competenties af te leiden voor selectie (fig. 2.12, HB p.97)

Verwijzing naar Taylorisme: obv excellente WN’s gedragingen identificeren die optimal zijn om een functie

goed uit te voeren

o Ontwikkelen van competenties = aanleren van ‘ideale’ gedragingen aan alle WN’s

Page 15: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

HOOFDSTUK 3: Rekrutering & employer branding

3.1. Inleiding

Rekrutering of werving = alle activiteiten die door de organisatie worden uitgevoerd met als primair doel het

identificeren en aantrekken van potentiële medewerkers.

o Domein van HRM waarbinnen aantrekkelijkheid v/e organisatie als WG centraal staat

3 fasen:

o FASE 1

Organisatie richt zich op sollicitantenpopulatie (doelgroep van potentiële sollicitanten met

gewenste eigenschappen) die ze willen overtuigen om te solliciteren

Individuen gaan op zoek naar organisaties met aantrekkelijke kenmerken die hen

aanspreken als potentiële WG

Zoeken beiden naar beperkte informatie over talrijke mogelijkheden

Weinig interpersoonlijk contact

Initiële screening om aantal potentiële sollicitanten/WG’s te reduceren

Eindigt met keuze van potentiële sollicitanten om al dan niet bij bepaalde organisatie te

solliciteren

o FASE 2

Organisatie richt zich op sollicitantenpool (aangetrokken individuen die daadwerkelijk bij de

organisatie gesolliciteerd hebben)

Organisaties en sollicitanten zoeken naar uitgebreide informatie over resterende

mogelijkheden

Meer interpersoonlijk contact

Resulteert in definitieve keuze van organisatie, waarbij de geselecteerde sollicitant de job

krijgt aangeboden

o FASE 3

Geselecteerden beslissen of ze de aanbieding al dan niet aanvaarden en een nieuwe

medewerker van de organisatie worden

Elke fase ~ andere functie van rekrutering

o FASE 1: identificeren en proberen overtuigen van potentiële sollicitanten om te solliciteren

o FASE 2: zorgen dat sollicitanten geïnteresseerd blijven tijdens de selectieprocedure en niet afhaken

alvorens de organisatie haar definitieve keuze gemaakt heeft

o FASE 3: geselecteerden overtuigen om in te gaan op aanbieding v/d organisatie

Belang van rekrutering

o Bepaalt wie de organisatie binnenkomt

Eigenschappen van aangetrokken en aangeworven sollicitanten bepalen in belangrijke mate

hun latere prestaties en behoefte aan training

o War for talent

Krappe arbeidsmarkt minder sollicitanten beschikbaar meer concurrentie om

getalenteerd personeel aan te trekken

o Demografische trends geven aan dat da arbeidsmarkt nog krapper zal worden in de toekomst

Page 16: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Knelpuntberoepen

o Mogelijke oorzaken (tabel 3.1, HB p.105)

Oorzaken aan de vraagzijde

Oorzaken aan de aanbodzijde

Omgevingsfactoren

Oorzaken bij de intermediairen (gebrekkige arbeidsbemiddeling)

Nadelige gevolgen openstaande vacatures:

Extra werk en druk voor huidige WN’s

Continuïteit v/d organisatie komt in gedrang

Groei v/d organisatie wordt belemmerd

3.2. Rekruteringsmodellen

Signaaltheorie (signaling theory)

o Besluitvormers die geconfronteerd worden met onvolledige informatie en onzekerheid gebruiken

info die ze wel hebben als signaal of basis om afleidingen te maken over ontbrekende informatie

o Rekruteringsactiviteiten waarmee ze wel te maken krijgen dienen als signaal voor belangrijke

kenmerken van de organisatie en de job

Objectieve factorentheorie (objective factors theory)

o Sollicitantiebeslissingen en jobkeuzes zijn voornamelijk gebaseerd op objectieve kenmerken v/d

organisatie en de job

o Universalistisch model: er zijn bepaalde factoren die een job oforganisatie aantrekkelijk maken, los

van de kenmerken van een bepaalde persoon

Verwachtingstheorie (expectancy theory)

o Attractiviteit v/e job is gebaseerd op de kenmerken (valentie) en de kans dat deze kenmerken

aanwezig zijn in de job (instrumentaliteit)

o Werkzoekenden kiezen jobs die hoog scoren op attractiviteit en waarvan ze verwachten dat hun

inspanningen tot het verkrijgen van de gewenste job zullen leiden (expectancy)

o Vrij goed in het voorspellen van jobkeuze, maar minder goed in voorspellen van

sollicitatiebeslissingen

Potentiële sollicitanten gebruiken sommige kenmerken als niet-compensatorische

screeningsfactoren (jobs die niet aan bepaalde minimumeisen voldoen worden afgewezen,

ongeacht de andere kenmerken van de job)

Generalizable decision processing theorie

o Initiële screening van jobs gebeurt op basis van enkele niet-compensatorische kenmerken

o In latere fasen wordt meer informatie gezocht over de ‘impliciete favorieten’ om deze initiële keuzes

te rationaliseren

Subjectieve factorentheorie (subjective factors theory)

o Individuen wegen kenmerken v/d organisatie en job af aan hun eigen waarden, behoeften en

persoonlijkheid

o Meest aantrekkelijke optie = diegene die best past bij die persoonlijke kenmerken

Page 17: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

o Sluit aan bij 2 ruimere theorieën:

ASA-model

Attractie, Selectie, Attritie (natuurlijk verloop)

Veronderstelt dat verschillende soorten organisaties verschillende soorten mensen

aantrekken, selecteren en behouden

Mensen die niet bij de organisatie passen, gaan op termijn weg

Steeds minder verschillen binnen organisaties + steeds meer verschillen tussen

organisaties (homogeneity hypothesis)

o Heeft op lange termijn mogelijk negatieve effecten op succes en

voortbestaan van de organisatie

Person-environment fit benadering (fig. 3.1, HB p.108)

Potentiële sollicitanten voelen zich meer aangetrokken tot organisaties en jobs die

compatibel zijn met hun eigen persoonlijke kenmerken

Impliceert dat effect van rekruteringsactiviteiten en job- en organisatiekenmerken

niet voor iedereen hetzelfde is, maar afhangt van de eigenschappen van het individu

3.3. Uitkomsten van rekrutering

Basisdoelstelling: invullen van vacatures

Subdoelstellingen:

o Kwantiteit van sollicitanten

Hoe aantrekkelijker de organisatie, hoe meer sollicitanten, hoe meer kans dat de ideale

kandidaat zich daaronder bevindt

Maar: meer werk voor organisatie bij verwerken sollicitaties

o Kwaliteit van sollicitanten

Opleidingsniveau? Vaardigheden? Talen? Intelligentie? …

Rekrutering moet gericht gebeuren (targeted recruitment)

Pre hire uitkomsten:

o Effectiviteit

Worden de vacatures vervuld door geschikte kandidaten?

o Efficiëntie

Hoe snel worden de vacatures vervuld? Hoeveel geld wordt er besteed aan vinden van

goede kandidaten?

o Spillover

Effecten van rekrutering kunnen zich eveneens manifesteren op andere domeinen

Post hire uitkomsten:

o Kwantiteit: bvb. percentage geworven kandidaten dat na 3 jaar nog steeds in organisatie werkt

o Kwaliteit: prestaties van nieuwe medewerkers

Belangrijk om vooraf doelstellingen op te stellen mbt de uitkomsten

o Gelden achteraf vaak als basis voor evaluatie

3.4. Klassieke rekrutering

3.4.1. Boodschap

Organisatie heeft aanzienlijke speelruimte in wijze waarop inhoud, positieve aspecten en details van

vacature beschreven worden

Job- en organisatiekenmerken opnemen die belangrijk zijn voor de doelgroep

Page 18: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Aantrekkelijker:

o Meer informatie

o Specifiekere informatie

o Ongewone, unieke informatie

Realistic Job Preview (RJP)

o Op lange termijn heeft overdreven optimistische boodschap negatieve effecten

Schept bepaalde verwachtingen die niet vervuld worden

Leidt tot verminderde jobsatisfactie, betrokkenheid, prestatie en verhoogde intentie om

organisatie te verlaten

o Ethische bezwaren ivm voorliegen van kandidaten

o Nadeel: kan organisatieattractiviteit op korte termijn verminderen

o Voordelen:

Geeft sollicitanten mogelijkheid om betere inschatting te maken van hun fit met organisatie

en job

Biedt minder geschikte sollicitanten kans om zich terug te trekken

Kwantiteit sollicitantenpool daalt, maar kwaliteit stijgt

Expectation Lowering Procedure (ELP)

o Alternatief voor RJP

o Helpt sollicitanten in te zien dat hun verwachtingen vaak te hoog zijn (goede uitbouw psychologisch

contract

o Voordelen tov RJP:

Kan toegepast worden op brede waaier aan jobs

Er moet niet negatief gesproken worden over organisatie of job

Werkt onmiddellijk in op verwachtingen van sollicitanten

3.4.2. Kanaal

Keuze rekruteringskanaal moet afgestemd zijn op media- en werkzoekgedragingen van doelgroep

Interne rekrutering:

o Huidige medewerkers worden aangemoedigd om te solliciteren

o Voordelen:

Makkelijker om competenties van interne kandidaten te beoordelen

Kost minder dan externe rekrutering

Vacatures kunnen sneller worden ingevuld

Zijn al vertrouwd met organisatie (minder inwerkingstijd)

Kan een middel zijn om medewerkers te motiveren

Externe rekrutering:

o Sollicitanten van buitenaf aantrekken

o Voordelen:

Verfrissende, vernieuwende wind in organisatie

Vereiste competenties elders verworven (minder opleidingskosten)

Interne rekrutering kan interne evenwicht en hiërarchie in org. in gevaar brengen externe

rekrutering omzeilt dit

Kan nodig zijn om te voldoen aan evt. opgelegde normen voor aanwerving van leden van

minderheidsgroepen

Kan signaal vormen voor huidige WN’s dat organisatie aan het veranderen (vernieuwen) is

Niet voor elke vacature geschikte interne kandidaten

Page 19: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

o 2 categorieën:

Formele kanalen

Advertenties, eigen website, jobsites, jobbeurzen, publieke bemiddelingsdiensten

(VDAB), uitzendbureaus, wervings- en selectiebureaus, campus recruitment

Informelen kanalen

Eigen personeel (employee referral)

Externe relaties (eigen familie, vrienden, kennissen, zakenrelaties)

Spontane sollicitaties (walk-in)

Vroeger personeel (rehire)

o Alternatieve indeling: 2 dimensies

Mate waarin informatiebron door organisatie kan worden gecontroleerd

Mate waarin sollicitant informatie verwerft over organisatie door persoonlijk zelf een aspect

v/d org. te ervaren (experiënteel) indirecte informatie via diverse media (informationeel)

Organisaties gebruiken vaak meerdere kanalen

Spontane sollicitaties is meest gebruikte kanaal

Informele kanalen effectiever dan formele kanalen + positieve invloed op organisatieattractiviteit

o 5 verklaringen:

Realistische informatie-hypothese

Mensen die via bepaalde kanalen gerekruteerd worden beschikken over meer

informatie over de inhoud v/d job

Laat vorm van zelfselectie toe: evaluatie persoon-job fit

Individuele verschillen-hypothese

Verschillende rekruteringskanalen bereiken verschillende types mensen

Mensen van organisatie zijn bezorgd om eigen reputatie en positie, en zullen dus

zelf soort van prescreening doorvoeren voor ze iemand aanbevelen

Mediarijkheid (media richness)

Rijke media zijn beter geschikt om complexe informatie te communiceren

o Mogelijkheid tot tweewegscommunicatie

o Zowel verbale als nonverbale signalen

o Persoonlijke focus

o Variatie in taal

Informele kanalen: vaak face-to-facecommunicatie (rijkste medium)

Credibiliteit

Hoe geloofwaardiger de informatiebron wordt gepercipieerd, hoe groter het effect

hiervan

2 componenten:

o Expertise (mate waarin kanaal informatie geeft die nuttig is voor

sollicitanten)

o Betrouwbaarheid (mate waarin kanaal informatie geeft die eerlijk en

accuraat is)

Info via informele kanalen: vaak gezien als betrouwbaarder

‘Met expectations’-hypothese

Vanaf 1e contact met rekruteerder bouw je een psychologisch contract op

Nadeel informele kanalen:

o Mensen die men (via via) kent sollicitanten die vergelijkbare kenmerken hebben als huidige

medewerkers

Kan op lange termijn diversiteit en verniewing tegengaan

Page 20: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Personeelsadvertentie

o AIDA-model (Attention Interest Desire Action)

Mond-tot-mondcommunicatie

o Employee referrals

o Refer a friend

E-recruitment

o Online vacatures

o Online solliciteren

o Relationship marketing

3.4.3. Timing

Tijdstip van rekrutering

Snelle opvolging verschillende fasen

Sneller dan concurrentie job aanbieden

Anticyclish recruteren

Belang van goede personeelsplanning

3.4.4. Rekruteerders

Bepaalde rekruteerders hebben grotere informatiewaarde dan anderen

Credibiliteit rekruteerder heeft invloed op organisatieattractiviteit

Signaaltheorie: kenmerken/gedrag rekruteerder = signaal voor organisatiekenmerken

Invloed rekruteerder groter naarmate sollicitant minder info heeft

3.5. Employer branding

Competitieve strijd om beperkt aanbod sollicitanten aan te trekken en de employer of choice te worden

= techniek om als organisatie een aantrekkelijk werkgeversimago op te bouwen en band te creëren tussen

WG en talent dat WG wilt rekruteren en behouden

Promoten van duidelijk beeld van datgene wat onderneming verschillend en aantrekkelijk maakt als WG

3 stappen:

o Value proposition

o External branding

o Internal branding

Raakpuntenmodel: employer brand moet tot uiting komen in elk mogelijk raakpunt met WN

Instrumenteel-symbolisch raamwerk (tabel 3.4, HB p.128)

o WG-imago = instrumentele dimensie (objectieve job- en org.kenmerken) + symbolische dimensie

(prestige, oprechtheid, competentie, … van org.)

Page 21: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

3.6. Alternatieve sollicitantenpopulatie

3.6.1. Diverse sollicitantenpopulatie

Assertieve impressiemanagementtactieken

o Diversiteitsbeleid

Gelijkekansenbeleid

Kansenbevorderend beleid

Tiebreak beleid

Quotabeleid

o Rekruteren via kanalen specifiek gericht op beoogde doelgroep

o Reeds behaalde successen mbt diversiteit beklemtonen in rekruteringsboodschap

o Maatschappelijk verantwoord ondernemen

o Rekruteerder die zelf uitmaakt van doelgroep

Defensieve impressiemanagementtechnieken

o Reactief (ipv proactief)

o Reactie op vroegere discriminatie of gebrek aan diversiteit

o Actie ondernemen om discriminatie weg te werken

Buitenlandse werkkrachten aantrekken (vaak lageloonlanden)

3.6.2. Minder gekwalificeerde sollicitantenpopulatie

Afwegen welke vaardigheden en kennis echt vereist zijn

Bepalen welke competenties op relatief makkelijke wijze door training kunnen worden verworven en welke

reeds bij aanwerving aanwezig moeten zijn

3.7. Arbeidsvoorwaarden

Aantrekkelijkheid job/org. beïnvloeden door wijzigen van arbeidsvoorwaarden

Erg ingrijpend en duur + kan voor spanningen zorgen bij huidige WN’s

Overwegingen:

o Zaken wijzigen waarvan is aangetoond dat ze invloed hebben op attractiviteit

o Bepaalde factoren makkelijker te wijzigen dan andere

o Voorkeur geven aan moeilijk te kopiëren kenmerken (door concurrentie)

o Verschil realiteit – perceptie

Sollicitanten moeten op hoogte zijn van wijziging

Soms nodig perceptie te wijzigen ipv arbeidsvoorwaarden zelf

3.8. Strategiekeuze

4 soorten strategieën (fig. 3.4, HB p.135)

o Verbeteren klassieke rekruteringsactiviteiten

o Employer branding

o Richten op alternatieve sollicitantenpopulatie

o Veranderen van arbeidsvoorwaarden

Verbeteren klassieke rekrutering = lage kosten en risico’s + weinig impact

Andere strategieën = hogere kosten en risico’s + meer impact

o Hebben ook belangrijke implicaties voor componenten van klassieke rekrutering

Combinatie strategieën ook mogelijk

Page 22: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Rekening houden met beïnvloedende factoren (arbeidsmarkt, functie- en org.kenmerken, fase

rekruteringsproces, wettelijke overwegingen, …)

3.9. Trends

Gebruik van sociale netwerksites voor rekrutering en selectie

Personalisatie (customization)

o Op grond van fitinformatie

o Configurele personalisatie

Aantrekken van oudere sollicitanten

Page 23: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

HOOFDSTUK 4: Selectie & assessment

4.1. Inleiding

3 fase van klassieke selectiemodel

o FASE 1

Functiebeschrijving en competentieanalyse

o FASE 2

Selectietechnieken inzetten om kenmerken v/d kandidaten te meten

o FASE 3

Verzamelde informatie vergelijken met kritische functievereisten

Uitspraak en rapport over geschiktheid kandidaat

Model van Binning en Barrett (fig. 4.1,HB p.144)

o Criteriumdomein = werkprestatie die we willen voorspellen

Alle gedragingen en uitkomsten die samen de waarde v/d persoon voor de organisatie

uitmaken

o Meten via criteriummaten

Specificeren van constructen die criteria voorspellen (slechts te meten via

selectietechnieken)

4.2. Criteriumdomein: wat is functieprestatie?

Taakgedrag (~ in-rolgedrag)

o Functiespecifieke bekwaamheid

Activiteiten formeel erkend als elementen van de functie

Activiteiten dragen bij tot technische kern v/d onderneming

Contextueel gedrag (~ extra-rolgedrag of OCB)

o Bevordert sociaal klimaat en psychologische sfeer v/e organisatie

o Gedrag dat verder gaat dan formele functievereisten, maar niet expliciet wordt beloond

o 5 clusters:

Altruïsme (anderen helpen)

Consciëntieus gedrag (netheid, stiptheid)

Sportmanship (behouden v. positieve attitude)

Hoffelijkheid (informeren v. leidinggevenden en medewerkers)

Burgerzin (verantwoordelijk participatie in politieke leven v/d org.)

Antiproductief gedrag (contraproductive performance) (tabel 4.1, HB p.147)

o Elk intentioneel gedrag dat door org. beschouwd wordt als tegengesteld aan doelstellingen v/d org.

o Negatief gecorreleerd met taakgedrag en contextueel gedrag

o Varieert naargelang ernst v/h gesteld gedrag en entiteit op wie het gericht is

4.3. Criteriummaten: hoe meten we functieprestatie?

Uitdrukken van prestatiedomein in meetbare criteria

Selectieprocedure kan nooit meer valide zijn dan geldigheid v. gekozen criterium

Ondubbelzinnige maatstaf vastleggen voor slagen in de functie

2 groepen:

o Objectieve criteriummaten

Productiegegevens en personeelsgegevens

HR-informatiesystemen (HRIS)

Page 24: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Nadelen:

Zegt niets over eigenschappen die vaak aan managers gevraagd worden

Contaminatie: criteriummaat bevat factoren ie buiten de controle v/d beoordeelde

persoon vallen

Deficiëntie: criteriummaat bevat bepaalde essentiële aspecten v/d functie niet

o Subjectieve criteriummaten

Beoordelingen van presteren van personeelsleden

o Objectieve en subjectieve criteriummaten zijn complementair

4.4. Selectieconstructen: welke kenmerken zijn voorspellers?

4.4.1. Algemene mentale vaardigheid

Algemene intelligentie (g-factor)

o Gemeenschappelijk aan diverse intelligentietests

Specifieke intelligentie (s-factor)

o Eigen aan bepaalde test

Emotionele intelligentie

o Emoties herkennen

o Emoties uitdrukken

o Emoties in denkprocessen gebruiken

o Emoties reguleren in zichzelf en anderen

4.4.2. Kennis en ervaring

Declaratieve kennis

o Specifieke feiten, principes of relaties tussen deze feiten en principes

Procedurale kennis

o Weten hoe men zaken moet doen

Algemene kennis

o Ingedeeld naargelang genoten onderwijs

Specifieke kennis

o Specifieke ervaringsgebieden of voor beroepen kenmerkende opgaven

Kennis en vaardigheden die resulteren uit de uitoefening van bepaalde beroepen of uit bijzondere

levensomstandigheden

Taxonomie over werkervaring

o Kwantiteit (duur en hoeveelheid), kwaliteit (aard), interactie (densiteit, intensiteit, timing)

o Verschillende analyseniveaus (taak, job, team, organisatie, beroep)

4.4.3. Persoonlijkheid en motivatie

Big Five (extraversie, vriendelijkheid, consciëntieusheid, emotionele stabiliteit, openheid)

4.4.4. Person-organization fit (p-o fit)

Supplementary fit

o Relatie tussen fundamentele kenmerken v/d organisatie en kenmerken v/h individu

o Stijl individu moet overeen komen met stijl organisatie

Page 25: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Complementary fit

o Mate waarin organisatie en individu behoeften hebben die door andere partij worden vervuld

Positieve effecten op attractiviteit, tevredenheid en functieprestatie

4.4.5. Psychomotorische vaardigheden

Psychomotoriek

Lichamelijke conditie

4.5. Voorspellende instrumenten: welke selectieinstrumenten zijn er?

Sign-model of eigenschapsmodel

o Gedrag = expressie van relatief stabiele (in tijd en situatie) eigenschappen en karaktertrekken van de

kandidaat

o Wetmatig verband tussen karaktertrekken en hun gedrag

o Deductief-nomologisch principe

o Vb: cognitieve vaardigheidstests, persoonlijkheidsvragenlijsten, belangstellingsvragenlijsten

Sample-model

o Gedrag tijdens selectie is goede voorspeller voor toekomstig gedrag

o Selectieinstrumenten worden ontwikkeld om belangrijke en representatieve taken uit de functie na

te bootsen en bij kandidaten een zo getrouw mogelijke steekproef (sample) van gedrag uit het

domein op te roepen

o Principe van statistische generalisatie

o Vb: work samples, assessment centers, gedragsgerichte en situationele interviews

4.5.1. Sollicitatieformulier

Redelijk goede voorspeller

Eerste papieren selectie obv sollicitatieformulier en CV zonder persoon ontmoet te hebben (blinddiagnose)

Er niet van uit gaan dat alle gegevens juist zijn

Niet als enige selectie-instrument gebruiken

Geen vragen stellen die privacy schenden of motivatievragen die te doorzichtig zijn

Trends:

o Biodata-formulier

Ook peilen naar vroegere ervaringen

Biodata worden gelinkt aan constructen

o Accomplishment records

Sollicitanten moeten voornaamste realisaties en prestaties in voorgaande functies per

competentie beschrijven

o Video-CV’s

Pogen informatiewaarde van CV op te krikken

Cfr. personal branding: sollicitant verhoogt zijn marktwaarde en employability door sterkten

en realisaties in de kijker te plaatsen

Page 26: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

4.5.2. Referenties

Verifiëren van informatie over sollicitanten bij anderen

o Spontane aanbevelingen door derden

o Door kandidaat opgegeven personen

o Getuigschriften van vroegere WG’s

o Getuigschriften van school en diploma’s

Weinig betrouwbaar (mildheidstendens) en valide

Privacy: geen info inwinnen bij derden zonder toestemming sollicitant

Trends:

o Multisourcing (vroegere collega, leidinggevende en medewerker)

o Gedragsmatige referenties

4.5.3. Kennistests

Goede voorspeller

Peilen naar functiegerelateerde kennis

Trend:

o Walk-through testing: aan sollicitant vragen om bepaalde procedure om taak uit te voeren te

beschrijven

4.5.4. Cognitieve vaardigheidstests

“intelligentietests”

Goede voorspeller

Hoge betrouwbaarheid, validiteit en standaardisatie

Voorspellende validiteit stijgt naarmate functie complexer wordt

Nadelen:

o Negatieve perceptie door sollicitanten

o Bias tov minderheidsgroepen (scoren lager)

Trend:

o Cognitieve vaardigheidstests met businessinhoud (aansprekende realistische context)

4.5.5. Emotionele intelligentietests

Emotionele intelligentie is positief gecorreleerd aan intelligentie en zwak gerelateerd aan

persoonlijkheidstrekken

Beperkt gebruik

Goede voorspeller

4.5.6. Persoonlijkheidsvragenlijsten

Redelijke voorspeller

Geen bias tussen blanken en zwarten

Incrementele validiteit

o Weinig overlap met andere selectietechnieken

Page 27: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Nadelen:

o Privacy sollicitant?

o Sociale wenselijkheid

Maar verlaagt voorspellende validiteit niet fors

Zich sociaal wenselijk kunnen gedragen is ook goede voorspeller van succes in latere functie

o Negatieve reacties van sollicitanten

Trends:

o Gecontextualiseerde persoonlijkheidsvragenlijsten

Verhoogde betrouwbaarheid en voorspellende validiteit

4.5.7. Onderzoek naar fysieke geschiktheid

Wordt vooral gebruikt om na te gaan of de job de fysieke integriteit van de kandidaat zou kunnen schaden

o ‘negatieve’ selectie (vooral wie ‘niet’ selecteren)

4.5.8. Interviews

Doelstelling:

o Informatie-uitwisseling

o Geschiktheid toetsen

o Persoonlijk contact

o Presenteren van functie en organisatie (realistic job preview)

Ongestructureerd

o Onderwerpen die geïnterviewde kiest staan centraal

o Nadeel: bias

Halo-effect, mildheid, strengheid, contrasteffecten

Irrelevante kenmerken beïnvloeden oordeel interviewer

Foute causale attributies door interviewer

o Lagere interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en voorspellende validiteit dan gestructureerd interview

Gestructureerd

o Gepland, gestandaardiseerd, wordt geleid door interviewer

o Minder bias tov minderheidsgroepen

o 7 manieren om vragen te structureren:

Gebaseerd op grondige functieanalyse

Door gesprekken heen dezelfde vragen stellen

Al dan niet toestaan van meer verdiepende vragen

Al dan niet stellen van betere vragen

Duur van interview of aantal vragen

Mate van controle op bijkomende informatie

Al dan niet toestaan dat kandidaat zelf vragen stellen

o 8 manieren om evaluatieproces te structureren:

Al dan niet scoren van elk afzonderlijk antwoord v/d kandidaat of gebruiken van

meervoudige schalen

Al dan niet gebruikmaken van gedragsverankerde beoordelingsschalen

Mate van gedetailleerd aantekeningen maken

Al dan niet gebruiken van diverse interviewers

Mate waarin dezelfde interviewer(s) gebruikt worden voor alle kandidaten voor één functie

Al dan niet evalueren van kandidaten tussen interviews

Al dan niet voorzien in training voor de interviewers

Page 28: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Al dan niet gebruikmaken van statistische procedures bij de combinatie van beoordelingen

o Structuurdimensies bij interview (tabel 4.8, HB p.173)

o 2 typen competentiegerichte interviews

Situationele interview

Gary Latham

Klemtoon op hypothetisch gedrag gericht op de toekomst

Vragen wat kandidaten zouden doen in hypothetische situatie

Cfr. goal-settingtheorie: veronderstelt dat antwoorden van kandidaten eigenlijk

gedrag in functie voorspellen

Voordeel: mogelijk om vragen te stellen aan sollicitanten zonder werkervaring

Nadelen:

o Saai en onpersoonlijk

o Niet predictief valide bij hogere functies

o Sociaal wenselijke antwoorden

Vragen dienen altijd dilemma te bevatten!

Gedragsgericht interview (behavior description interview)

Tom Janz

Kritische situaties worden door kandidaten zelf naar voor gebracht, uit eigen

ervaringen (dus niet hypothetisch)

Gebruik maken van STAR-model (tabel 4.9, HB p.175)

Veronderstelt dat gedrag uit verleden toekomstig gedrag voorspelt

Voordeel: minder sociale wenselijkheid door mogelijkheid tot doorvragen

Nadelen:

o Saaie karakter van gestructureerde interviews

o Kan niet met kandidaten zonder werkervaring

Lagere interbeoordelaarsbetrouwbaarheid dan situationeel interview

Multimodaal interview

o Combinatie van beiden

o Ongestructureerd: aanvoelen van andere persoon

o Gestructureerd: informatie verzamelen over verifieerbare feiten en competenties

4.5.9. Work samples

Representatieve steekproef van taken die persoon in zijn latere functie zal uitoefenen

Gezien als voorspellingen van geschiktheid voor functie

Objectief:

o Psychomotorische proeven (arbeidsproeven)

Fysieke handelingen

Subjectief:

o Proeven gericht op individuele besluitvorming of groepsbesluitvorming

o Psychologische facetten v/d functie

o Vaak samen gebruikt in assessment center (HB p.178-179)

Postbakoefening met filleritems (in-basket of in-tray)

Fact-finding met resource persons

Rollenspel (tweegesprek)

Case analyse

Mondelinge presentatie (vrij/opgelegd)

Groepsdiscussie (met/zonder toegewezen rollen)

Page 29: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Voordelen:

o Valide, minder bias, positieve reacties van kandidaten, goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid

Nadelen:

o Hoge ontwikkelingskosten

o Functiespecifiek

o Sollicitant moet meestal werkervaring hebben om proeven te kunnen uitvoeren

o Multidimensionaal: niet duidelijk welke constructen gemeten worden

o Meting van maximal performance typical performance in functie zelf

4.5.10. Assessment centers

Gestandaardiseerde beoordeling van gedrag en competenties

Verschillende observatoren (betrekken van mensen uit organisatie zelf, lijnmanagers)

verschillende technieken relevant voor de functie (situationele tests)

accent op gedrag zelf (niet wat betrokkene zegt te doen of hoe beoordelaar dit gedrag interpreteert)

assessment center in enge zin = subjectieve work samples

assessment center in ruime zin = aangevuld met cognitieve vaardigheidstests en

persoonlijkheidsvragenlijsten

Kan voor 3 doelstellingen gebruikt worden:

o Bepalen van geschiktheid v/d kandidaat (selectiecenters)

o Vaststellen v/d sterkten en zwakten v/d kandidaat (development centers)

Zicht op bestaande managementkwaliteiten en aanwezige potentieel

Planning van ontwikkeling

o Na elke oefening feedback geven, sterk accent op training (training centers)

Voordelen:

o Eén van beste voorspellers van later managementsucces

o Leveren extra informatie over capaciteiten van kandidaten

o Goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid

o Goede acceptatie bij kandidaten

o Geen bias

o Minder sociale wenselijkheid (kandidaten doorzien moeilijker wat gemeten wordt)

o Weinig effect van coaching vooraf

Nadelen:

o Hoge kostprijs (maar is eerder investering dan kost)

o Stresserende en competitieve karakter van groepsoefeningen

o Kleine trainingseffecten bij in-baskets

Problemen:

o Assessoren beoordelen kandidaten meer vanuit globale indruk van hun prestatie in een oefening

o Gebrek aan consistentie van gedragskenmerken doorheen verschillende oefeningen

4.5.11. Situational Judgment Tests (SJT)

High-fidelity simulaties

o Selectieprocedures die hoog scoren op realisme en functierelevantie

o Nadeel: relatief duur en kan vooral bij kleine groepen afgenomen worden

Page 30: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

SJT:

o = low-fidelity simulatie

o Werkgerelateerde situaties gepresenteerd, waarna sollicitant de meest passende handelswijze moet

kiezen uit aangeboden responsalternatieven

o Kan bij grotere groepen worden ingezet

o In praktijk vooral nuttig bij bepalen van interpersoonlijke, team- en leiderschapscompetenties

o Behoorlijke voorspellende validiteit

SJT’s meten procedurale kennis over effectiviteit van diverse manieren om een situatie aan

te pakken

o Incrementele validiteit bovenop cogn. vaardigheidstests en persoonlijkheidstests

o Minder bias dan cogn. vaardigheidstests

o Hoge face validiteit

o SJT’s met video- en multimediatechnologie

= medium-fidelity simulatie

Hogere voorspellende validiteit

4.5.12. Overige selectietechnieken

Honesty (integrity) tests

o Openlijk/overt

Sollicitant wordt openlijk bevraagd over zijn attitudes aangaande diefstal, oneerlijkheid en

overig contraproductief gedrag

o Persoonlijkheidsgebaseerd

Gaan verscheidene persoonskenmerken na die gerelateerd zijn aan het al dan niet stellen

van contraproductief gedrag

Pseudowetenschappelijke methoden

o Projectieve tests, grafologie, astrologie, frenologie, …

o Geen wetenschappelijke waarde

4.6. Keuze uit selectie-instrumenten

4.6.1. Predictieve validiteit

Hoe gestructureerder en systematischer de techniek, hoe beter de predictieve validiteit

Goede validiteitscoëfficiënten voor technieken die gebaseerd zijn op de sample-benadering

o Hoe meer functierelevant en competentierelevant de techniek, hoe beter het resultaat

Door combineren van verschillende technieken, kan verklaarde variantie opgevoerd worden tot ongeveer

.50

o “slechts .50” “toch al de helft verklaard”

o Selectie niet zozeer beschouwen als vinden van juiste man op juiste plaats (select in), maar meer als

het zo veel mogelijk buiten houden van ongeschikte kandidaten (select out)

o Validiteit van selectietechnieken niet minder dan validiteit van algemeen aanvaarde medische

procedures

o Meta-analyse geeft gemiddelde waarde van validiteit over vele instrumenten, functies en

organisaties heen

Resultaten meta-analyse is probalistisch, niet deterministisch

Mogelijk dat specifiek instrument niet werkt in specifieke situatie bij specifieke doelgroep

Page 31: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

4.6.2. Reacties van kandidaten (face validity)

Subjectieve percepties van kandidaten hebben directe invloed op motivatie van kandidaten om zich in te

zetten bij het maken van tests en vragenlijsten bij selectie

Percepties van gebruikte selectietechnieken stralen ook af naar imago v/d organisatie

Cogn. vaardigheidstest scoort niet zo goed bij veel kandidaten

Kandidaten vinden ongestructureerde interviews wel zeer waardevol

o Appreciëren persoonlijke en informele karakter van interview

4.6.3. Billijke behandeling (tabel 4.13, HB p.13)

= of techniek al dan niet bias vertoont tov bepaalde subgroepen i/d maatschappij

Geen onnodige eisen stellen op gebied van talenkennis indien deze niet relevant is

Selectie niet baseren op specifieke cultuur- of geslachtsgebonden kennis

o Meest valide technieken scoren hier slecht op

4.6.4. Incrementele validiteit

Validiteitsstijging bovenop cognitieve vaardigheidstest bij:

o Gestructureerde interviews

o Persoonlijkheidsvragenlijst voor consciëntieusheid

o Work samples

o Goedkoopste formule die toch hoge validiteit oplevert = cogn. vaardigheidstest + vragenlijst voor

consciëntieusheid

4.7. Trends

Unproctored Internet Testing (UIT)

o Selectie obv internettests waarbij respondent de test invult zonder dat er sprake is van traditionele

menselijk ‘proctor’ of testleider

o Voordelen:

Efficiëntie: kost en tijd

Invullen waar en wanneer je wilt

Geen verplaatsings-, personeels- en locatiekosten

Consistente afname van test

Item- en gegevensbeheer gecentraliseerd, snel en efficiënt

Positieve invloed op organisatieattractiviteit

‘high-tech imago’ van UIT

o Nadelen:

Ongestandaardiseerde testomgeving betrouwbaarheid?

Validiteit?

Kandidaten kunnen items memoriseren, noteren en delen met anderen

Kandidaat kan hulp inroepen van anderen of gebruik maken van illegale

antwoordsleutels

Geen zekerheid dat kandidaat test zelf invulde

Page 32: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

o Oplossingen

Mechanisch

Hinderen en dwarsbomen van piraten of respondenten met oneerlijke bedoelingen

Web patrols: internet scannen naar sites die testinformatie of items en antwoorden

aanbieden

Testdesign zo aanpassen dat bepaalde functies van pc niet te gebruiken zijn tijdens

invullen van test

Principieel

Verificatietests: testscores verifiëren door andere test in gesuperviseerde

testomgeving

Data forensics: antwoordpatronen analyseren op afwijkingen

o Te snel afleggen: beschikt over antwoorden

o Te traag afleggen: kopieert testinhoud

Serious games

o Gebruik van virtual reality omgeving bij selectie

o 3 kenmerken:

Navigatiemogelijkheden

Hoge mate van interactie

Mogelijkheid tot onderdompeling

o Mogelijk meer valide door hoog realiteitsgehalte

Maar: nog geen onderzoek naar predictieve validiteit!

Page 33: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

HOOFDSTUK 5: Training & ontwikkeling

5.2. Terminologische afbakening

Training & ontwikkeling = systematisch verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes, die resulteren in

betere prestaties in een andere omgeving

Training: aanleren van kennis, vaardigheden en attitudes voor onmiddellijke toepassing in specifieke functie

Ontwikkeling: langere termijn, verbreding of verdieping van basiskennis

5.3. Conceptuele benaderingen

Didactisch-normatief model

o Na te volgen ideaalmodel om eigen trainingsactiviteiten te ontwikkelen en te evalueren

o Fig. 5.1, HB p.207

Analyse trainingsbehoefte

Specificatie trainingsdoelstellingen

Ontwerp van trainingsinhoud/methode

Optimaliseer transfer

evaluatie

o Directe of indirecte feedbacklussen

o Mechanistisch: weinig oog voor permanente contingentie tussen trainingsgebeuren en organisatie

o Organisatiebeeld: doel-middelrelatie

Training & ontwikkeling = aanleren en stimuleren van gebruik van juist, gesystematiseerd en

gestandaardiseerd gedrag (middel) om gegevens, systemen, installaties, dingen en/of

mensen voor de onderneming functioneel te krijgen of te houden (doel)

Realistisch model

o Training & ontwikkeling zijn elementen binnen een organisatie

o Dynamisch gebeuren dat de gehele organisatie beïnvloedt

o Ook betrokken bij spel om en met macht

5.4. Trainingsproces

5.4.1. Analyse van trainingsbehoeften

Training ontworpen om doelstellingen te bereiken die gelinkt zijn aan specifieke behoeften

Nood aan specificatie van trainingsbehoeften en –doelstellingen

o Dient ook voor evaluatie achteraf

Communicatie trainingsmanager – hoger management

o Reden om analyse van trainingsbehoefte uit te voeren?

o Wie gaat er meewerken aan behoefteanalyse?

o Verwachtingen van topmanagement over analyse?

Communicatie met rest bedrijf

o Informatie geven over project van behoefteanalyse

o Openstaan voor opmerkingen

o Taskforce samenstellen van invloedrijke mensen in organisatie

Medewerkers, kader, vakbondsvertegenwoordigers

Middel om participatie en betrokkenheid bij analyse te vergroten

Page 34: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Diagnose v/d trainingsbehoeften

o Organisationele analyse

Waar de training kan passen in de organisatie en welke organisationele hinderpalen er

kunnen opduiken

Doelstellingen organisatie op korte en lange termijn?

Waarden organisatie?

Heersende klimaat op de werkvloer?

o Analyse op niveau v/d functie (taak)

~ functieanalyse en competentieanalyse

Specificatie v/d taken die nodig zijn om functie uit te oefenen

Welke kennis, vaardigheden, attitudes zijn vereist voor de taak?

Welke zijn het meest belangrijk en hoe moeilijk aan te leren?

o Persoonsanalyse

Hoe goed WN functie uitvoert

Welke competenties persoon reeds verworven heeft en wat zijn huidige kennis-, prestatie-

en vaardigheidsniveau is

Bronnen: beschikbare prestatiebeoordelingen, functioneringsgesprek, zelfevaluatie

5.4.2. Specificatie van trainingsdoelstellingen

Basis om de training concreet te ontwikkelen en nadien te evalueren of de training effectief was

3 voorwaarden:

o Beschrijft de bekwaamheid om bepaald gedrag te kunnen realiseren

o Specifieke voorwaarden waaraan gedrag dient te voldoen worden gegeven

o Criterium wordt aangegeven (hoe goed moet de trainee een bepaalde handeling of gedrag uitvoeren

om te slagen?)

5.4.3. Ontwerp van trainingsinhoud en –methode

Trainer-centered methoden

o = gestructureerd door trainer die trainees leidt in richting van de verwezenlijking van een set

doelstellingen

o Presentatiemethoden

Gericht op kennisoverdracht, minder geschikt om vaardigheden te leren

Voordelen: goedkoop, trainer complete controle, groot publiek te bereiken

Nadelen: eenrichtingsverkeer, toehoorders passief, geen onderscheid gemaakt tussen

verschillende groepen toehoorders

o Audiovisuele methoden

o Discussie

Interactief

Kans om eigen mening te geven en naar die van anderen te luisteren

Er kan uit ervaring en kennis van de trainees geput worden

Kost veel tijd indien niet goed gestuurd door trainer

Werkt niet als trainees niet voorbereid zijn of gebrek aan kennis/vaardigheden hebben

Page 35: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Trainee-centered methoden

o = trainee ontwikkelt zelf de kennis ipv voorgekauwde kennis v/e trainer te internaliseren (trainer =

hulpbron)

o Casestudie

Gebruikt om analytische en probleemoplossende vaardigheden v/d trainees uit te bouwen

Samen bespreken hoe ze case zouden oplossen

Via discussie: feedback over effectiviteit eigen probleemoplossingsvaardigheid en van elkaar

leren

Voordeel: zelf ontdekken levert betere resultaten op

Nadelen:

niet geschikt om algemene denkbeelden en principes aan te leren wegens gebrek

aan gestuurde instructie

trainees kijken van buitenaf tegen case aan en zijn er niet echt bij betrokken

o Rollenspel

Gebruikt voor verkrijgen van inzicht in problemen van interpersoonlijke relaties, aanleren

van interpersoonlijke vaardigheden en veranderen van attitudes

Diverse soorten: reverse roles, multiple role playing, zelfconfrontatie, theaterleren

Voordelen: deelnemers leren door te doen

Nadelen:

deelnemers te veel bezig met rol en te weinig met problem-solving

situatie niet realistisch ervaren geen leereffecten

o Zelfgestuurd leren

Initiatief ligt bij trainee

Eigen timing en tempo

Kostenbesparend voor organisatie

Nadeel: belangrijkste factor voor effectiviteit = motivatie

Alternatieve vorm: geprogrammeerde instructie via boek/software

Na elke stap feedback met positieve bekrachtiging

o On-the-jobtraining (werkplekleren)

Trainees job toewijzen en hen aanmoedigen om het werk van ervaren functie-uitoefenaars

te observeren en daaruit te leren

Een-op-een-interactie met de trainer

Voordelen:

Heel complementair met formele trainingen

Goedkoop en eenvoudig

Constant mogelijkheid om het geleerde te oefenen en om feedback te ontvangen

minder transferproblemen

Nadelen:

Leren verloopt soms heel ongestructureerd

Kwaliteit afhankelijk van persoon aan wie trainee is toegewezen

o Trainingssimulaties

Bootst essentiële kenmerken van echte situatie na

Voordelen:

Veilige en realistische omgeving waarin deelnemers vaardigheden kunnen oefenen

zonder schade toe te brengen aan zichzelf, anderen en materiaal

Onmiddellijke feedback

Duidelijke link met werksituatie (minder transferproblemen)

Page 36: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Nadeel: duur

Physical VS psychological fidelity

Synthetische leeromgevingen

Gebruik van online simulaties, games en virtuele werelden

Hoge graad van realisme

Nadruk op ervaringsgericht leren

Als zeer aangenaam en plezierig ervaren door trainees motivatie

Interactief

Nadeel: duur

o Business games

Trainees ervaren gebeurtenissen die zeer nauw overeenkomen met echte ervaringen

Voordelen:

Trainees leren al doende en oefenen diverse vaardigheden zonder risico’s

Dynamisch: beslissingen hebben gevolgen voor rest van simulatie

Nadelen:

Trainees gaan soms zo in het spel op dat ze de leerervaringen uit het oog verliezen

Trainees leren soms specifieke oplossingen voor specifieke problemen (itt algemene

en brede generaliseerbare principes)

o Behavior modeling

Dikwijls gebruikt om managers en leiders te trainen

Begint met duidelijk te maken wat de effectieve (leiderschaps)gedragingen (key behaviors)

in bepaalde situaties zijn

Voorbeelden tonen van leiders die deze kerngedragingen vertonen

Cfr. sociale leertheorie

Effectiever wanneer zowel goede als slechte modellen getoond worden

Mogelijkheid om de kerngedragingen te oefenen (behavioral rehearsal of skill practice)

Opstellen actieplan (cfr. goal setting theorie)

Sterke effecten op aanleren van kennis/vaardigheden, matige effecten op functieprestaties

Teambuildingsmethoden

o Teamtraining

Cross training

Teamlid leert van ander teamlid technische taken die normaal door dat ander

teamlid gedaan worden

Coördinatietraining

Team leert om info met elkaar te delen en om betere beslissingen te nemen

o Outward bound training (outdoor training, wilderniss training, adventure training)

Moeilijke en onbekende uitdagingen in buitenomgeving

Problemen/uitdagingen staan voor problemen/uitdagingen in de werksituatie

Veronderstelt transfer van competenties naar werkplek

Oefeningen tonen aan welke gedragingen (dis)functioneel zijn voor groepsprocessen

o Action learning

Aan werkteams of groepen een daadwerkelijk probleem geven

Oplossing uitwerken en actieplan opstellen

Deelnemers moeten plan later echt uitvoeren (lerend werken)

Maximaliseert leren en transfer

Nadeel: extra werkdruk

Page 37: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

E-learning (online leren, webbased leren

o Voordelen:

Gedoseerd en geïndividualiseerd

Grote mate van zelfsturing door trainee

Leren is tijd- en plaatsonafhankelijk

Geen lokalen en trainers nodig goedkoper

Eenvoudiger om cursisten te volgen en hun voortgang te controleren

Personeel is niet voor langere tijd afwezig op werkplek

o Nadelen:

Hoge start-upinvestering in soft- en hardware

Eenzame ervaring opvangen door communicatie tussen cursisten in te bouwen

o Gaat uit van grote mate van zelfverantwoordelijkheid en volwassenheid van cursisten (empowered

learning)

Blended learning

o Mix van traditionele methoden en webbased methoden

o Geeft trainee meer het gevoel van zelfsturing en verantwoordelijkheid

o Meer face to face interactie tov E-learning

Populariteit van trainingsmethoden

o Fig. 5.2, HB p.222

o Fig 5.3., HB p.223

Logistiek

o Training binnenshuis of buitenshuis organiseren?

o Voor- en nadelen: tabel 5.2, HB p.224

o Make-or-buybeslissing

Training zelf organiseren of uitbesteden aan extern trainingsbureau?

5.4.4. Transfer

= mate waarin deelnemers aan een training de kennis, vaardigheden en attitudes die ze geleerd hebben,

toepassen in geschikte settings

Vragen bij transfer:

o Welke gedragingen dienen te veranderen?

o In welke situaties verwachten we dat de trainee dit toepast?

o Hoe lang moet dit verworven blijven?

Positieve, negatieve en zerotransfer

o Zerotransfer treedt dikwijls op

Horizontale (analoge) transfer = transfer naar gelijkwaardige taken op werkplek

Verticale (adaptieve) transfer = transfer naar structureel verschillende taken op werkplek

Model van Baldwin & Ford (fig. 5.4, HB p.225)

o 2 factoren die leren tijdens training beïnvloeden

Kenmerken trainingsontwerp + kenmerken trainee

o Of geleerde leidt tot transfer wordt gemodereerd door kenmerken v/d werksituatie

Page 38: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Kenmerken van trainingsontwerp

o Mensen leren als leeromgeving congruent is met te realiseren leerdoelstellingen

Didactische aanpak afhankelijk van beoogde leerdoel (tabel 5.3, HB p.226)

o Design moet rekening houden met leertheorieën en leerprincipes

Geven van feedback, oefeningen, bekrachtiging, ervaring

Kenmerken van de trainee

o Bekwaam om training te volgen? (trainee readiness)

Trainability tests (kwalificatietests)

Minicursus met inhoud die representatief is voor latere training

Vergelijkbaar met arbeidsproeven (work samples)

o Leeroriëntatie VS prestatieoriëntatie

Leer: willen gevoel van competentie verwerven door nieuwe vaardigheden en inzichten aan

te leren

Prestatie: willen vooral hun competentie demonstreren door goedkeuring te zoeken en

afkeuring te vermijden, veel minder geneigd bij te leren en feedback te zoeken

o Leerstijl

Model van Honey & Mumford

Activisten (activists)

o Hier en nu, directe ervaringen, streven naar nieuwe ervaringen

o Snel verveeld met implementatie en afrondingen op lange termijn

Denkers (reflectors)

o Staan graag o/d achtergrond, observeren verschillende ervaringen vanuit

verschillende perspectieven, verzamelen data en analyseren, voorzichtig

Theoretici (theorists)

o Houden van assumpties, principes, theorieën en modellen

o Hechten belang aan logica en rationaliteit

Pragmatici (pragmatics)

o Zoeken naar nieuwe ideeën, experimenteren graag met toepassingen en

zien problemen als een uitdaging

Leeromgeving moet compatibel zijn met leerstijl (tabel 5.4, HB p.228)

Cfr. person-organisation fit

Kritiek op model:

Leerstijlen zijn conceptuele vermenging van interesses en persoonlijkheidsfactoren

Niet elke training werkt even goed voor alle trainees

o Impliceert dat trainingsaanpak best aansluit bij specifieke kenmerken van

trainees

o Empirische evidentie hiervoor is schaars!

o Motivatie

Welk soort mensen zijn gemotiveerd om te leren tijdens training?

Hoge self-efficacy

o Meer gemotiveerd, leren beter en meer

Interne locus of control

o Meer gemotiveerd, meer geneigd om feedback te aanvaarden en zichzelf bij

te sturen

Angst

o Minder gemotiveerd

Werkgerelateerde factoren

o Carrièreoriëntatie, betrokkenheid bij organisatie/functie

Page 39: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

Hoe training aankondigen om trainees te motiveren?

Welke informatie vooraf aanbieden?

Hoe nomineren?

o Organisaties moeten zelfmanagement van trainees voor de training bevorderen

Resulteert in meer transfer

Kenmerken van de werksituatie

o Transferondersteunend werkklimaat

Creëren van mogelijkheden om het geleerde toe te passen

Grote verantwoordelijkheid voor leidinggevende

Situationele cues

o Componenten v/h werk die trainees ertoe aanzetten om het geleerde toe te

passen in hun functie

Gevolgen

o Componenten v/h werk die trainees belonen als ze het geleerde toepassen

Buddy systems: 2 collega’s die saenwerken en elkaar wederzijds ondersteunen om het

geleerde effectief toe te passen

Booster sessies: herhaling en opfrissing van oorspronkelijke training waarbij trainees de

training face to face met elkaar bespreken en opfrissen

5.5. Trainingsevaluatie

= systematische verzameling van descriptieve en evaluatieve informatie die noodzakelijk is om beslissingen

te nemen over de keuze, de waarde en de verbetering van trainingsactiviteiten

5.5.1. Hinderpalen bij de trainingsevaluatie

Topmanagement benadrukt te weinig dat evaluatie belangrijk is

Trainers of HR-managers beschikken niet over vereisten kennis of vaardigheden om evaluatie uit te voeren

Zeer moeilijk om te bepalen wat precies geëvalueerd moet worden, op welk niveau en wat de precieze

criteria zijn

Evaluatie kan negatief resultaat opleveren voor de trainer, zodat zijn eigen functie ter discussie kan komen

te staan

5.5.2. Keuze van evaluatiecriteria

Gebaseerd op grondige functieanalyse/competentieanalyse en op trainingsdoelstellingen

Criteriumrelevantie = mate waarin criteria elementen bevatten die geïdentificeerd werden in de analyse van

de trainingsbehoeften en die daardoor bijdragen tot succes in de functie

o Gevaar voor criteriumcontaminatie en criteriumdeficiëntie (fig. 5.5, HB p.234)

5.5.3. De vele gezichten van criteria (taxonomie van Kirkpatrick)

Reacties van deelnemers

o = percepties over trainingsprogramma

o Kijken naar reacties die te maken hebben met de doelstellingen v/d training

o Criteriumdomein: appreciatie, bruikbaarheid

Page 40: SAMENVATTING PERSONEELSPSYCHOLOGIE ......HRM = people & process management HRM = strategisch & operationeel 4 rollen voor de HR-manager Model van Ulrich (fig. 1.5, HB p.31) o In huidige

o Nadelen:

Happiness sheets (smile sheets)

Blij dat training voorbij is en geven positieve beoordelingen

Mogelijk dat ze training bijzonder aangenaam vonden, maar er niets uit leerden

Leren

o Leren van principes, feiten, technieken en attitudes die gerelateerd zijn aan doelstelling v/d training

o Criteriumdomein: testen van opgedane kennis, vaardigheden, attitudes

o Criteriummaat: arbeidsproef

Gedragingen op het werk

o Gewenste verandering in gedrag en succesvol realiseren van leersituatie in werksituatie

o Criteriumdomein: transfer naar praktijk

o Criteriummaat: arbeidsproef, rollenspel, prestatiemeting, kwaliteitsanalyse

Resultaten

o Impact van trainingsprogramma op doelstellingen v/d organisatie

o Indicatoren voor succes die organisatie relevant acht

o Criteriumdomein: rendement

o Criteriummaat: winst, managementsurvey

o Nadeel: talrijke variabelen die niet onder controle kunnen worden gehouden

Return On Investment (ROI)

o Resultaten v/d training vergelijken met kosten (kosten-batenanalyse)

Directe en indirecte kosten

o Onderzoek toont aan dat training rendeert!

Best om criteria op alle niveaus te specificeren bij evaluatie

o Weinig organisaties doen dit!

5.5.4. Evaluatiedesigns

Bepalen of er echt een verandering is opgetreden en of deze verandering te danken is aan de training

Eén-groep-, enkel-posttestdesign

o Enkel evaluatie na training

o Ontbreken van pretest maakt iedere conclusie over impact van training onmogelijk

o Enkel zinvol als men alleen wilt weten of trainees bepaald niveau hebben bereikt

o Geen interesse in oorzaken van behaalde niveau

Eén-groep-, pretest/posttestdesign

o Kan bewijzen dat er iets veranderd is, maar niet dat verandering door de training veroorzaakt is

o Mogelijk effect van 3e, niet-gecontroleerde en niet-gemanipuleerde variabele

Pretest/posttest met-controlegroepdesign

o Experimentele en controleconditie

o Formatieve evaluatie

Waardoor de training effectief is (procesgegevens verzamelen)

o Summatieve evaluatie

Of de training effectief is

o Nadelen:

In praktijk moeilijk om controlegroep te hebben (iedereen wil training krijgen)

Willekeurig toewijzen aan controlegroep vaak onmogelijk

Soms oefeneffect omdat trainees 2 keer getest worden