Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

download Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

of 42

Transcript of Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    1/42

    Inhoud samenvatting

    Maatwerk in arbeidsrelaties

    Boek: Tango op de werkvloer, Aukje Nauta

    Hf: 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 2, 3, 4, 5

    Boek: Strategic HRM a balanced approach

    Hf: 2, 6

    Boek: Bedrijfskundige aspecten van HRM Hf 1, 2.4,5, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 8

    Boek: Arbeidsrecht Begrepen. Grinsven, Geugjes en Soemers

    Hf 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 1.8, 1.9, 2.6, 2.8

    Sharepoint:

    - Flexibele arbeid, de rol van werkgevers. Dekker F., Beer de P. paragraaf

    1.2 & hf 4

    -

    Manifest Dutch Design. Ton Wilthagen. pp. 1-15 & 18-25

    - Handout Raad van Europa. Christiansson

    - Sociaal Recht. Loonstra, Hf 9 pp. 261-268 & hf 10, pp. 273-281

    - Dossier ZZP. Christiansson

    -

    Dossier Nieuwe Wet Werk en Zekerheid. Samengesteld door Christiansson.- Vier scenarios. Arbeidsrelaties en onderneming. Huiskamp

    - Cao en draagvlak pp.18-21 & cao in internationaal perspectief. SER

    -

    Dossier parttime work in Europe. Christiansson

    -

    Arbeidsrelaties in China. Christiansson

    - Uitleg Tit for Tat

    - Uitleg Benvloeding/persuation

    -

    I-deals in Nederland, welke werkgevers sluiten ze en wat kan het hun opleveren? Onderzoek

    TNO, redactioneel commentaar tijdschrift voor HRM, jaargang 2012, nr.2, M.E.J. Maes

    - Kanttekeningen bij I-deals, Redactioneel commentaar, Tijdschrift voor HRM, jaargang 2012,

    nr.2, Th.J. van der Heijden

    -

    Strategy as practice (twee paginasuit het proefschrift over het HRMinnovatieproces in zorgorganisaties. J. v.d. Broek

    - Reinventing Organizations door frederic Laboux (webcollege van ruim 1 uur)

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    2/42

    Boek: Tango op de werkvloer

    Hoofdstuk 1: Arbeidsrelaties van de jaren tien

    1.3 Arbeidsrelaties van de jaren tien zijn veelkleurig

    Beukemam, Kuipers en van der Pol: de wijze waarop mensen vormgeven aan hun werkzame leven verandert snel.

    Bijv.: vast contract is niet langer meer de norm. Gem. veranderen mensen na 5 jaar hun baan. 1 op de 3 heeft

    flexibel werk. Aantal flexwerkers, oproep, uitzend en invalkrachten is opgelopen naar 18 procent van alle

    werknemers, en dit zal alleen maar groeien.De machtsverschillen veranderen: werkgevers hebben niet meer macht dan werknemers, werkgevers zijn

    zelfs soms afhankelijk van werknemers.

    Toch veranderen niet alle arbeidsrelaties in positieve zin: in veel sectoren en organisaties zijn

    arbeidsverhoudingen nog altijd scheef, ten nadelen van de werknemers. Ook kent de arbeidsmarkt veel

    buitenstaanders: werklozen, arbeidsongeschikten en laagopgeleiden.

    Zzpers:

    - Meeste middelbaar en hoger opgeleid.

    - Werken meestal in zakelijke en culturele dienstverlening, bouw en landbouw

    -

    Financieel niet ruim

    Drie voorname redenen waarom mensen kiezen voor het zelfstandige ondernemerschap (Pleijers envan der Valk)

    -

    Vrijheid

    -

    Zelfverwerkelijking

    - Laatste redmiddel (als mensen zijn ontslagen of teveel salaris moeten inleveren).

    Outsiders: hebben geen of hooguit knipperlichtrelatie met werkgevers in de vorm van tijdelijke contracten en

    uitzendwerk.

    Uitkeringen worden nu lager en korter dan voorheen en er zijn allerlei activerende maatregelen zoals

    gesubsidieerde banen en re-integratie van uitkeringsgerechtigden.

    Laagopgeleide (mbo of lager) werknemers: 40% van de beroepsbevolking. De groep is kwetsbaar omdat erbaanonzekerheid is (lagere functiestechnologie), lange diensttijden, gehechtheid aan eigen woonomgeving enklein sociaal netwerk.

    Werknemer 2.0: groeit op in wereld van wikis, facebook, skype en youtube. Ze verwachten van hun werkgever

    uitdagende klussen waarin ze veel (virtueel) kunnen communiceren en netwerken, krijgen ze die niet, gaan ze

    weg. Drijfveer: zelfbepaling. Bijv.: het nieuwe werken (thuiswerken)

    Kenmerken arbeidsrelatie jaren 10:

    - Variatie

    - Diversiteit

    - Verandering

    Er zijn verschillende groepen: vaste werknemers, zwakke zelfstandigen, flexwerkers,uitkeringsgerechtigden, los-vasten, vast-lossen etc.

    Tot welke groep men ook behoort de beste manier om te overleven op deze dynamische arbeidsmarkt is

    om zelf dynamisch te handelen: door te leren, switchen van baan die nog beter bij je past.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    3/42

    1.4 wat is een arbeidsrelatie en waarom knelt zij momenteel?

    Arbeidsrelaties in een netwerkeconomie vanuit drie verschillende disciplines met daarbij de gedachtes over het

    mechanisme van een arbeidsrelatie (marsden):

    - Psychologischovertuigingen en verwachtingen die partijen in een

    arbeidsrelatie over en van elkaar hebben

    - Economischbeloningsstructuur

    - Rechtwettelijke regels die maken dat partijen hun afspraken nakomen.

    Hieronder nog uitgebreider:

    Psychologische definitie van de arbeidsrelatie: ruilrelatie, waarin werkgever en werknemer over een langere

    periode heel veel uitwisselen. Bijvoorbeeld ontwikkelingsmogelijkheden in ruil voor flexibele inzetbaarheid.

    Economen: onderscheid tussen arbeids- en marktrelatie.

    Marktrelatie: uitwisseling van een product/dienst tegen een bepaalde prijs eenmalig.

    Arbeidsrelatie: werknemer en werkgever kiezen ervoor deze transacties te herhalen en in te bedden in een

    langetermijnrelatie.

    Van marktrelatie naar arbeidsrelatie voor werkgever:

    - Mate waarin werknemers specifieke, unieke vaardigheden hebben, anders zijn ze inwisselbaar

    - Meetbaarheid van prestaties van belang

    - Frequentie van de gevraagde arbeid is van belang.

    Voordelen van marktrelatie naar arbeidsrelatie werknemer:

    - Stabiel inkomen

    - Beloningsstructuren

    - Trainingen/opleidingen

    Juridische definitie van een arbeidsrelatie verwijst naar wettelijke regels over de arbeidsovereenkomst. Vijf

    elementen van de arbeidsovereenkomst (jacobs, massuger en plessen)

    - Arbeid

    - Tegen loon

    - Gedurende zekere tijd

    - In ondergeschiktheid die

    - Persoonlijk wordt verricht

    Alle drie de benaderingen schieten op zichzelf te kort maar samen maakt het

    de arbeidsrelatie sterk.

    1.5 een nieuw model voor soorten arbeidsrelaties

    Een arbeidsrelatie in psychologische zin gaat over beloften van WN aan de organisatie en wat zij daarvoor

    van die organisatie terug verwachten (Conway&Briner).

    Simpelste belofte in psychologische contracten: mensen leveren werk en krijgen in ruil daarvoor beloning.

    - In-rolgedrag: WN doen precies wat is afgesproken

    - Extra-rolgedrag: WN doen meer dan van wat hun gevraagd wordt. Ze beloven hun collegas tehelpen en gewetensvol bij te dragen aan de organisatie, dit heet organizational citizenship behavior

    (OCB).

    Naast salaris verwachten WN meer van hun WG, zoals: opleidingen, doorgroeimogelijkheden en

    respect.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    4/42

    Herriot, Manning en Kidd onderzochten wat WN en WG van elkaar verwachten en zien als verplichtingen naar en

    van elkaar. Voorbeelden:

    - Werknemers voelen zich verplicht om uren te maken, hard te werken en eerlijk te zijn.

    - Werknemers verwachten in ruil hiervoor: een veilige werkomgeving, baanzekerheid, eerlijke

    beloning en procedurele rechtvaardigheid.

    - Werkgevers voelen zich verplicht om menselijkheid, erkenning, goede arbeidsvoorwaarden eneerlijkheid te bieden.

    - Ze verwachten in ruil hiervoor: dat de afgesproken uren worden gewerkt, goed en voldoende werk

    leveren en eerlijk zijn.

    WN benadrukken de basale aspecten van werk zoals salaris terwijl WG

    relationele aspecten benadrukken.

    Twee soorten psychologische contracten (Rousseau):

    - Transactionele: partijen hebben specifieke verwachtingen van elkaar binnen een afgebakende

    periode. Bijv.: loon in ruil voor arbeid.

    - Relationele: bevat meer elementen, kent een open einde en een langetermijnperspectief.

    Het relationele psychologische contract lijkt op dat wat Gaspersz en Ott de verwachting van life-time employmentnoemen. Maar tegenwoordig kunnen veel organisaties dit niet meer bieden.

    - WN ervaren een derde psychologische contract. Dit is een mengeling van transactioneel en relationeel.

    Rousseau noemt dit het gebalanceerde psychologische contract. Hier veronderstellen WN zowel een LT-

    relatie op basis van vertrouwen als stevige prestatie-eisen en continue heronderhandelingen. WG die

    gebalanceerde contracten ervaren investeren veel in ontwikkeling en training maar accepteren dat WN

    flexibel zijn en gemakkelijk kunnen vertrekken.

    Risico:

    - Transactioneel: meeste risico ligt bij de WN, het contract kan zomaar beindigd worden.

    - Relationeel: hier loopt de WG het meeste risico: de relatie is levenslang.

    - Gebalanceerd: veronderstellen partijen dat men bij elkaar blijft zolang men waardevol voor elkaar isgelijkmatige verdeling van het risico.

    Een breuk in een psychologisch contract komt vaak voor, hierdoor heb je weinig hoog oplopende conflicten.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    5/42

    Een nieuw model voor psychologisch contract

    De carrieregerichten: bijv.: bankiers, sales, advocatuur. Deze mensen willen hogerop komen en daar een hoge

    beloning voor krijgen. Investeren veel in zichzelf en verwachten dit ook van hun WG.

    Werken om te leven: bijv.: verkoper. Dit zijn mensen die zijn uitgekeken op het werk en het alleen doet voor het

    geld, ze verwachten ook geen ontwikkelingsmogelijkheden meer.

    Zelfontplooiers: veel meer gericht op ontwikkeling bijv.: kenniswerkers; docent. Deze mensen willen leren en

    groeien en verwachten daartoe volop mogelijkheden van de WG.

    Loyalen: bijv.: in de zorg. Dit zijn mensen die doen wat ze moeten doen en dan zo goed mogelijk. Hun focus op

    werkprestaties en de relatie maakt dat zij verwachten jarenlang bij dezelfde WG blijven.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    6/42

    1.6 arbeidsrelaties zijn ingebed in collectieve arbeidsverhoudingen

    Beslissingen van sociale partners of overheid op macroniveau heeft gevolg voor het beleid op het mesoniveau

    van sectoren en organisaties.

    Begrippen:

    SER: Sociaal economische raad; bestaat uit WN, WG en

    kroonleden.Polderen: samen overleggen om er samen uit te

    komen. Oppositievoering is het tegenovergestelde.

    Polderen gebeurt vooral op de 2e en 4e verdieping.

    Bipartiet: overleg tussen alleen WN en WG Tripartiet

    overleg: 3 partijen: WG, WN en overheid.

    Wettelijk kader: 2e kamer maakt onze nationale wettencao kan hierop inspelen_ OR kan afspraken maken. Het NL wettelijke kader wordtbeinvloed door de EU

    + internationale wetgeving. Bijv.: mensenrechten.

    IAO: International Labor Organisation: recht op

    staken is hierop gebaseerd en onderdeel van de VN

    4e verdieping: de EU wetgeving komt tot stand, EU commissie neemt meestal initatief tot nieuwe voorstellen,

    hierin zitten mensen uit verschillende landen die niet perse de belangen van een land behartigen. Het hele

    proces bevat 3 fasen: voorbereidingsfase, onderhandelings/besluitsfase en implementatiefase. Richtlijn: een

    Europees wettelijk besluit, een doel staat vast en een land mag hieraan zelf invulling geven.

    Verordening: het is een Europese wet, geldt direct en wordt niet omgezet naar bijv. een NL wetgeving.

    3e verdieping: Stichting van de Arbeid & SER zijn adviesorganen van WG en WN

    op nationaal niveau. Ook inspectie SZW (Sociale Zaak en Werkgelegenheid):naleving arbeidstijdenwet. Kan ook

    boetes uitdelen aan organisaties en leidinggevende.

    2e verdieping: WCAO: wet collectieve arbeidsovereenkomst: wettelijk kader op nationaal niveau, het gaat op

    groepen WN.

    - Ondernemings cao

    - Bedrijfstak cao

    Betrokkenen: WN organisaties, WG organisaties. Zoals FNV (vakbonden). De cao werkt automatisch door

    op de individuele arbeidsovereenkomst (de normatieve bepalingen).

    Maatwerk in cao:

    - Minimum cao: het mag altijd meer

    - Standaard cao: geen afwijking, niet meer of minder

    - Het staat niet in de cao: mag individueel afgesproken worden, tenzij bij dwingend recht.

    Verlopen cao:

    - Standaard cao: alles blijft gelden maar WG en WN kunnen individueel afspraken maken.

    - AVV cao: verkregen rechten blijven geldig, in principe vallen WN en WG

    terug op nationaal recht.

    Welke ruimte laat de wet voor maatwerk in arbeidsrelaties:

    - Dwingend recht: niet afwijken

    - dwingend recht: cao mag afwijken (minder/meer)

    - Semi dwingend recht: individueel niveau mag afwijken

    Wat als WG/WN niet lid is van een cao:

    - WG en WN zijn beiden geen lid of alleen WN is lid: cao niet van toepassing.

    Tenzij: incorporatiebeding, AVV.

    - Alleen WG is lid: cao toepassen maar WN kan deze niet afdwingen

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    7/42

    1e verdieping: hier vinden HR voorstellen plaats met bijv. de OR. Begane grond: zie tabel.

    Hf 2 Een geschiedenis van wederkerigheid

    Wederkerigheid: bron van alle relaties tussen mensen waaronder arbeidsrelaties. Hoe een samenleving er ookuitziet, overal stuurt de norm van wederkerigheid het gedrag tussen mensen. Deze norm houdt in dat we hulp

    behoren te geven, dus geen schade mogen toebrengen, aan hen die ons helpen universele norm. De norm om een

    dienst met een wederdienst af te betalen hangt af van bijv.:

    - De moeite die de hulpgever heeft moeten doen;

    - De mate waarin iemand de dienst nodig had;

    - Motieven die de hulpgever had

    Enkele spreekwoorden:

    - Voor wat hoort wat;

    - Wie goed doet, goed ontmoet;

    - Boontje komt om zijn loontje.

    Gouldner: tat for tat/tit for tat is als iemand je een tand uit de mond sloeg mocht jij het ook doen (oog om oog,

    tand om tand). De norm om kwaad met precies hetzelfde kwaad te vergelden. Bij een tit for tat strategie kijk je

    alleen naar het gezamenlijke belang, niet naar eigen belang.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    8/42

    Psychologisch contract = gestolde wederkerigheid

    In de volgend paragrafen komen theorien over de wederkerigheid aan bod. Hiervan hoef je

    voor het tt alleen de kern te weten.

    2.2 interactiepatronen in relaties

    2.2.1 de transactionele analyse van Eric Berne

    Berne introduceerde de methodiek van de transactionele analyse, waarmee hij de rituele transacties

    en gedragspatronen tussen mensen in kaart bracht. Tussen mensen die langdurig met elkaar omgaan

    ontstaan gedragspatronen die soms ongezonde neveneffecten hebben.

    In elk persoon zitten verschillende rollen waaruit mensen reactie geven en ontvangen:

    - Een Kind

    - Een Volwassene

    - Een Ouder

    Voorbeelden: weet je waar mijn handschoenen zijn? dit is een boodschap van Volwassene tot

    Volwassene. je geeft mij ook overal de schuld van! dit is een reactie van Kind op Ouder.Veel interactiepatronen tussen mensen hebben volgens Berne het karakter van een spel.

    2.2.2 De Roos van Timothy Leary

    Volgens Leary is alle interpersoonlijke gedrag te beschrijven met twee dimensies:

    - dominante-onderdanigheid: volgens Leary reageren we complementair. Als iemand zich

    dominant opstelt dan roept hij bij de andere onderdanigheid

    op en andersom.

    - vriendelijkheid-vijandigheid: volgens Leary reageren we symmetrisch op elkaar (oog om

    oog, wie goed doet, goed ontmoet.

    Met andere woorden: status en liefde zijn twee assen waarop mensen interacteren.

    De Roos zit m niet in de wetenschappelijke validiteit van het model, maar in de waarde die hetmodel heeft voor gedragstrainingen. Gedrag is volgens Leary niet persoonsgebonden maar

    situationeel bepaald. Dat geeft mensen de kans om situaties te beinvloeden.

    Bevindingen van promotie onderzoek Nauta:

    Er was symmetrie in vriendelijkheid-vijandigheid. Maar er was geen enkel patroon in

    dominantie-onderdanigheid te ontdekken. De mate van dominantie bleek een gevolg van een

    specifieke rol die iemand in het conflict vertolkte.

    2.2.3 de sociale uitwisselingstheorie van Peter Blau

    Mensen zijn sociale wezens en wisselen voortdurend van alles en nog wat uit; hulp, speelgoed,

    ondersteuning, ideen etc. Sociale uitwisselingen zijn vrijwillige acties van individuen tegenover

    anderen met als doel om er uiteindelijk wat voor terug te krijgen. Sociale uitwisseling vereistvertrouwen, je moet maar afwachten wanneer de ander je terugbetaalt. Het heeft een mixed-motive

    karakter: zowel eigenbelang als gericht op andermans belang speelt mee.

    Organ, Podsakoff en Mckenzie verwijzen naar OCB: Organizational Citizenship Behavior: WN zetten

    een stapje extra, ze doen niet alleen wat er in hun functieomschrijving staat. Een organisatie kan

    hiervoor zorgen door meer aandacht en verantwoordelijkheid te geven. HR kan door i.p.v.

    competentie toe te voegen, meer sociaal gericht te werken.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    9/42

    2.3 een geschiedenis van het psychologische contract

    Chris Argyris (1960) noemt de ongeschreven regel wat voormannen en werknemers

    elkaar gunnen een psychologisch werkcontract.

    Edgar Schein (1965) omschreef het psychologische contract als verwachtingen die het individu en

    de organisatie van elkaar hebben. Het contract omvat economische en sociale verwachtingen.

    Rousseau (1989) omschreef psychologische contract als individuele

    overtuigingen over wederzijdse verplichtingen van het individu en de organisatie. Het is subjectief en

    strikt individueel. Organisaties kunnen volgens Rousseau

    geen psychologisch contract hebben. Individuele leidinggevende kunnen wel degelijk een

    psychologisch contract hebben met hun werknemers.

    Schalk en Rousseau (2001) introduceren het concept: zone of negotiobility: de ruimte die een

    samenleving toestaat aan werknemers en werkgevers om samen te onderhandelen over

    arbeidsrelaties. Drie soorten arbeidsstelsels:

    - arbeidsrelaties zijn hoofdzakelijk directe uitwisselingsrelaties tussen WG en

    WN. Kenmerkend voor: Israel, Nieuw-Zeeland, Singapore en VS.

    - Arbeidsrelaties worden sterk bepaald door centrale arbeidsovereenkomsten tussen

    WG en vakorganisaties. Kenmerkend: Australie, Belgie, India, Mexico, NL en Zweden.

    - Arbeidsrelaties zijn verankerd in de overheid en zijn instituties, waar reguleringen en

    statuten de structurele verhoudingen tussen WG en WN bepalen. Kenmerkend: Frankrijk

    en Japan.

    Voor- en nadelen:

    Veel onderhandelingsruimte:

    - voordeel: leidt tot meer keuzevrijheid voor WN. Daardoor kunnen zij werk en

    arbeidsvoorwaarden precies afstemmen op eigen mogelijkheden en behoeften.

    - Nadeel: leidt tot meer ongelijkheid tussen sterke en zwakke WN. (gebeurd in VS)

    Weinig wettelijke regelingen en cao-afspraken:- Nadeel: tweedeling tussen WN, insiders en outsiders.

    Volgens schalk en Rousseau is er een wereldwijde trend naar zogenoemde: idiosyncratische

    arbeidsrelaties: WG en WN kunnen op individuele basis onderhandelen over inhoud en voorwaarden

    van hun werk. Dit komt omdat de aard van het werk verandert. Geen fabriekwerkers meer maar

    kenniswerkers. Deze typen arbeidsrelaties werken het beste met high-involvement systems: WN

    worden gelijkwaardig aan WG, dit leidt tot een evenwichtig risico van WN en WG. Variabele beloning

    zal het gevolg zijn.

    Uitzonderingen op deze arbeidsrelaties: gehandicapten, laaggeschoold werk etc.

    2.4 Hoe Nederlandse arbeidsrelaties vanaf de tweede wereldoorlog volwassen worden1945-1965: De kindertijd van arbeidsrelaties

    Na de WOII was er een hoop verwoest. Er werd de Stichting van de Arbeid opgericht en mensen

    werden opgeroepen om samen alles weer op te bouwen. De overheid deed er alles aan om de

    schaarste zorgvuldig te beheersen ook was er sprake van loonpolitiek. Elk jaar stelde ze vast met

    hoeveel procent de lonen mochten stijgen. De werknemers werden als het ware onder de duim

    gehouden door de regering en de werknemers- en werkgeversorganisaties.

    Te vermoeden valt dat veel WN vooral relationele prestatieverwachtingen hadden over hun

    arbeidsrelatie, de loyalen.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    10/42

    1965-1985: Arbeidsrelaties in de puberteit

    WN raakten opstandig, ze waren het oneens met de loonpolitiek, er kwamen stakingen en mensen

    sloten zich aan bij de vakbond. WN stelden niet alleen materiele eisen (meer loon) maar ook

    immaterile zoals erkenning, beter sociaal beleid en meer zeggenschap.

    Te veronderstellen valt dat in deze periode psychologische contracten van WN verschoven vanrelationeel-prestatiegericht naar transactioneel-prestatiegericht: werken om te leven.

    1985-2005: Arbeidsrelaties in hun jongvolwassenheid

    Begin jaren 80 waren de lonen te hoog om internationaal nog concurrerend te

    zijn, arbeidsmarkt was niet flexibel genoeg en de werkloosheid was hoog. Er werd een akkoord

    gesloten: akkoord van Wassenaar in 1982: WG waren bereid arbeidsduur te verminderen waardoor

    meer mensen werk zouden krijgen en WN beloofden om niet al te hoge looneisen te stellen. En dit

    had de gewenste positieve effecten.

    Kluytmans: typeert deze periode van arbeidsrelaties met termen van flexibiliteit en differentiatie.

    Zelfontplooiing stond meer centraal. En meer gelijkwaardige arbeidsrelaties.

    2002-2025: Volwassen arbeidsrelaties

    De laatste jaren zijn arbeidsrelaties in rap tempo volwassen geworden. Dat kan ook niet anders,

    want in de huidige tijd is de enige zekerheid dat niets meer

    zeker is. Economische klimaat slingert heen en weer tussen crisis en herstel. Toch zit er een positieve

    kant aan de dynamiek van vandaag. Als er geen elite meer is die langdurig regels van het spel

    bepalen, dan bepalen individuen heel veel zelf. Andere reden waarom arbeidsrelaties volwassen zijn

    geworden: het pensioen en de AOW gaan op de schop, en het hoogte van het pensioen is niet meer

    zeker. Daardoor gaan mensen in volwassen dialoog met WG.

    Medezeggenschap ontwikkelt zich ook, Meer en Smit categoriseren vier mogelijke scenariosvan

    medezeggenschapsvormen:

    - Strategische partner

    - Partner in organisatieontwikkeling

    - Partner van de vakbond

    - OR is een bedrijfsbond.

    Het poldermodel draagt bij aan een volwassen arbeidsrelatie (dialoog en samenwerken). Ook

    ontstaan hierdoor creatieve caos: met ontwikkelings- en opleidingsmogelijkheden.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    11/42

    Hf 3 Arbeidsrelaties staan bol van conflicten

    3.1 conflicten in arbeidsrelaties

    (Huiskamp) Arbeidsrelaties bestaan uit verwachtingen die WG en WN van elkaar hebben over

    arbeid die WN leveren en beloningen die WG daartegen stellen.

    WN die langdurig ruzie op het werk hebben, verzuimen vaker en langer dan gemiddeld. Ook zijn ze

    minder tevreden over hun werk dan WN die geen conflict hebben.

    Twee soorten arbeidsconflicten (Jehn, 1995):

    - Taakconflicten: gaat over inhoud van het werk, bijv.: over doelen die bereikt moetenworden, middelen die verdeeld moeten worden etc. Als taakconflict ontbreekt ontstaat

    groepsdenken: hechte groepen willen zo graag unaniem zijn dat kritisch-relationele

    instelling ontbreekt.

    - Relatieconflicten: ofwel sociaal-emotionele botsingen. Bijv.: ruzies over normen en

    waarden, omgangsvormen en botsende persoonlijkheden. Ze roepen veel negatieve

    emoties op, kosten veel tijd en geld en staan productiviteit, prestaties en

    werktevredenheid ernstig in de weg.

    Breuk in het psychologische contracten komt veel voor, denk hierbij aan dat WN een salarisverhoging

    is beloofd maar dit erg lang op zich laat wachten. Een breuk wordt pas ernstig als zij een grens

    overschrijdt, dan wordt het een relationeel conflict, bijv.: een docent wordt beloofd dat hij conrectormag worden en als op het allerlaatste moment een buitenstaander die plek inneemt komt dat al een

    klap in zijn gezicht aan.

    Individueel conflict: speelt tussen een beperkt aantal individuen, bijv.: een WN

    die boos is om een slechte beoordeling.

    Collectief conflict: speelt tussen groepen, bijv.: cao-onderhandelaars die ruzin over

    loonsverhoging. Veel voorkomende collectieve conflicten: stakingen en stiptheidsacties.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    12/42

    3.2 Ruzin op de werkvloer

    Conflictgedragingen (Blake en Mouton):

    - Forceergedrag

    - Toegeven

    - Vermijden- Probleem-oplossen

    - Compromis-sluiten (niet altijd)

    Vastekoekvertekening: men denkt dat de omvang van de

    koek vast staat en het er dus om gaat wie het meest van

    de koek krijgt. Mensen moeten bereid en in staat zijn om

    samen een koek van welk formaat ook te bakken.

    Welke aspecten maken dat mensen zich prosocialer zowel denkend in andermans belang als in eigen

    belang opstellen bij een conflict?

    Persoonlijkheid van iemand en de band die partijen onderling hebben, geloof dat oplossing mogelijk is(veel common ground= veel alternatieve oplossingen denkbaar die + voor beide partijen).

    Wat vraagt de creatieve dialoog van emotionele betrokkenheid en cognitieve inzet? Veel, dus geen

    dyhidraded talk (= verplicht functioneringsgesprek o.b.v. format, zonder enthousiasme). Inspiratie

    wederzijds en groei relatie partijen. Het vraagt spiegelen, omdenken.

    Conflicten zijn er altijd maar vooral in organisaties met: conflicterende doelen en scheve

    afhankelijkheid, (n heeft ander veel meer nodig voor voortgang bestaan dan andersom, groot

    machtsverschil)

    dit is laagopgeleid personeel (dat niet door technologie vervangen kan worden, schoonmaak,

    postbezorging etc.) in sectoren waarop op loonkosten wordt geconcurreerd.

    Conflictcultuur: is mede gevolg van hoe bedrijven zich hebben georganiseerd: de structuur van

    afhankelijkheden tussen medewerkers onderling en tussen medewerkers en leidinggevende (Nauta)

    Vruchtbare conflicthantering:

    - Afhankelijkheidsstructuur

    - Conflictcultuur (omgangsvormen)

    Vormen samen bodem voor wel of niet vruchtbare conflicthantering

    Afhankelijkheidsstructuur: als mensen binnen de structuur van een organisatieverband met

    elkaar samenwerken, dan zijn ze op drie manieren afhankelijk van elkaar:

    - Mate van afhankelijkheid: Als deze hoog is; veel samenwerken, en grotere kans op conflicten.

    Bij laag; laaggeschoolde, schoonmakers.

    - Verdeling van afhankelijkheid: als deze scheef is; 1 iemand beslist, dit zorgt voor meer

    conflicten. Bij gelijke: samen conflicten afhandelen.

    - Soort van onderlinge afhankelijkheid: als deze positief is; als het met partij X goed gaat, dan

    gaat het met partij Y ook goed. Bij negatief; de 1 zijn brood is de ander zn dood. Als je negatief

    wilt omzetten naar positief: verschillende disciplines naast elkaar zetten.

    Conflictcultuur: de wijze waarop mensen in organisaties met elkaar omgaan en conflicten hanteren.

    Hoe duidelijker de patronen herkenbaar zijn in hoe mensen in organisaties met conflicten omgaan,

    hoe sterker de conflictcultuur.

    Conflictmanagement (HR)- Mediation: randvoorwaarden: partijen moet onderhandelingsbereid zijn, er moet

    onderhandelingsruimte zijn en het conflict moet te sterk gescaleerd zijn.

    - Juridische interventiemethoden: rechterlijke procedures, arbitrage etc.

    - Sociaal psychologische methoden: teambuilding, coaching etc.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    13/42

    Hf 4 Inzetbaarheid, kern van arbeidsrelaties

    4.2 Inzetbaarheid is de kern van de arbeidsrelaties

    Inzet betreft de inspanningen die iemand in het hier en nu levert. Inzetbaarheid is breder: het is een

    vermogen; de capaciteiten en kansen die mensen hebben om hun werk te houden of, zo nodig, ander

    werk te krijgen.

    Inzetbaarheid is van levensbelang omdat: we langer moeten doorwerken en het werk zelf ookingewikkelder wordt.

    Spanningsveld in arbeidsrelaties is volgens Aukje Nauta het best op te lossen door dialoog over

    inzetbaarheid aan te gaan.

    4.3 Inzetbaarheid is een weerbarstig thema

    Vier redenen waarom inzetbaarheid weerbarstig is:

    - Velen vinden inzetbaarheid niet belangrijk en urgent: veel, vooral lager opgeleide WN

    voelen zich onvoldoende verantwoordelijk voor hun eigen inzetbaarheid. Zij verwachten

    dat WG hun loopbaan managen door hen functie specifieke opleidingen te geven.

    - Inzetbaarheid onderhouden kost tijd, geld en moeite: Zelfs als WN inzetbaarheid

    belangrijk vinden en daarvoor steun krijgen van de organisatie, blijft het lastig om er volop

    aan te werken. Idealiter werken mensen dan ten eerste aan loopbaanidentiteit, menselijk

    en sociaal kapitaal en ten derde aan projecten als opstap naar nog beter passend werk.

    - Veel arbeidsrelaties zijn armoedig: noch WN, noch leidinggevende werken aan hun

    inzetbaarheid. Dit zorgt voor een armoedige arbeidsrelatie en als er een reorganisatie

    aankomt dan ligt de WN er als eerste uit en wordt werkloos omdat hij bijv. weinig tot geen

    cursussen heeft gevolgd om bij te blijven in het vak, en de baas te zachtmoedig was om er

    iets van te zeggen.

    - Met de leeftijd gaat inzetbaarheid achteruit: vanaf een bepaalde leeftijd gaat ouder worden

    gepaard met een achteruitgang in inzetbaarheid. Ook als andere mensen hun inzetbaarheid

    beoordelen, letten zij meer op rimpels dan op competenties en flexibiliteit.

    4.4 onderzoek verheldert inzetbaarheid

    Inzetbaarheid is afhankelijk van de omgeving. Iemand kan niet in zn eentje inzetbaar zijn,

    hiervoor heb je een klant, opdrachtgever of werkgever nodig.

    Bij 4.2 was al besproken wat de definitie van inzetbaarheid was: inzetbaarheid is het vermogen van

    mensen om werk te houden of ander werk te krijgen.

    Vijf elementen die inzetbaarheid vormen (van der heijde en van der heijden):

    -

    Beroepsexpertise: verwijst naar professionele kennis en vaardigheden.

    Diplomasen certificaten signaleren die expertise.

    - Anticipatie en optimalisatie: dit betekent dat mensen op eigen initiatief zich steeds

    voorbereiden op toekomstige veranderingen van het werk.

    -

    Persoonlijke flexibiliteit: kan men zich aanpassen aan veranderingen in het werk, de omgeving

    en de arbeidsmarkt?

    - Organisatiesensitiviteit: het vermogen om in organisatieverband te participeren en

    presteren.

    -

    Balans: Mensen moeten in staat zijn om diverse belangen tegen elkaar af te wegen (werk,

    priv, nu, toekomst, werkgever etc.).

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    14/42

    Inzetbaarheid is tot op zekere hoogte een persoonlijkheidskenmerk (Fugata en Kinicki): sommige

    mensen zijn van nature meer inzetbaar dan anderen. Inzetbaarheid als karaktertrek bestaat uit vijf

    elementen:

    - Openstaan voor veranderingen op het werk: mensen willen levenslang leren en

    loopkansen snel herkennen.

    - Werk- en loopbaanveerkracht: mensen die dit hebben zijn optimistisch over hun

    loopbaan.- Werk- en loopbaanproductiviteit: betekent dat mensen uit eigen initiatief op zoek gaan

    naar informatie.

    - Loopbaanmotivatie: houdt in dat mensen zichzelf loopbaandoelen stellen en alles doen om

    die doelen te halen.

    - Werkidentiteit: gaat over hoe mensen zichzelf in hun loopbaan definiren. Kritiekpunt volgens

    Nauta: inzetbaarheid heeft teveel inhoud gekregen en zoals hiervoor al genoemd doe je

    inzetbaarheid niet in je eentje, er zijn meerdere personen bij betrokken.

    Inzetbaarheid heeft positieve gevolgen: het verschaft mensen zekerheid in een tijd dat men die

    steeds minder kan ontlenen aan een vaste baan (Berntson, Naswall, Sverke).

    Self-efficacy: is de term voor het vertrouwen dat iemand heeft in eigen specifieke vermogens. Bijv.:het vermogen om goed werk te leveren of een baan te vinden. Berntson en collegas ontdekten dat

    inzetbaarheid self-efficacy voorspelde. Maar self-efficacy leidt niet tot meer inzetbaarheid.

    Inzetbaarheid heeft ook negatieve gevolgen: baanonzekerheid maakt van mensen die gemakkelijk

    ergens anders kunnen werken onaardige pestkoppen. Om dit te voorkomen: flexibel werk bieden en

    groep vormen zodat niemand zich buitengesloten voelt.

    De determinanten van inzetbaarheid, wat bepaalt nu of mensen inzetbaar zijn:

    - Leeftijd: belangrijkste voorspeller.

    - Cognitieve flexibiliteit: vaardigheden om lenig te denken en kennis te structureren,

    waardoor men flexibel kan inspelen op veranderingen.

    -

    Zelfsturing in leren en loopbaan.

    -

    Leren: informeel en formeel.

    4.5 I-deals en inzetbaarheid

    Rousseau reserveerde een speciale term voor unieke afspraken die WN en WG

    maken in de context van de arbeidsrelatie: idiosyncratic deals -> i-deals:

    - Dit zijn vrijwillige, op de persoon toegesneden afspraken die niet-standaard zijn, dus andere

    collegashebben deze niet

    - Win-win-win: voordelig voor WN, organisatie en collegas

    Shady deal: als de collegasvinden dat de i-dealmaker wordt voorgetrokken. Bij het maken van

    de deal is het belangrijk dat:

    - Er rechtvaardige uitkomsten zijn;

    - Er een rechtvaardige procedure is: hebben WN, WG en collegas openlijk kunnen praten,

    onderhandelen en beslissen over de i-deals.

    Soorten i-deals:

    - Tijd

    - Geld

    - Werkinhoud

    - Ontwikkeling

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    15/42

    Voordelen i-deals:

    - Win-win-oplossing: ze creren waarde voor zowel mensen als organisatie vooral omdat ze

    WN sterk motiveren.

    -

    Biedt antwoord op de steeds snellere wereld van werk. Collectieve onderhandeling

    zijn vaak traag.

    - I-deals zijn een bron aan flexibiliteit en innovatie voor het HR-beleid.

    -

    I-deals zijn een remedie tegen een afbrokkelend systeem van collectievearbeidsverhoudingen.

    Personeelsbeleid waarin organisaties ruimte maken voor i-deals is op te vatten als high-

    commitment HRM: meer van WN krijgen door meer aan hen te geven.

    Nadelen i-deals:

    -

    I-deals impliceren per definitie ongelijke behandeling. Equity i.p.v. equality.

    - Veel organisaties zijn er nog niet aan toe, omdat er onvoldoende vertrouwen is

    tussen WN en WG.

    - Leidinggevende zien er tegenop om onderscheid te maken. Ze vrezen administratieve

    rompslomp.

    -

    Instituties spreken elkaar tegen en daarom is het lastig om een i-deal te maken als de cao

    er tegen is.

    -

    Er wordt een sterk beroep gedaan op de onderhandelingsvaardigheden.

    4.6 de kracht van dialoog

    Dankzij interventies kunnen mensen een gesprek sturen. Vier soorten interventies:

    - Inhoudelijke interventie: open vragen stellen, luisteren, doorvragen en samenvatten

    (LSD).

    - Procedurele interventie: hiermee brengt men structuur aan in het gesprek, bijv.: agenda,

    punten op te sommen.

    - De interactie zelf: men beschrijft de manier van omgaan met elkaar en welk effect die op

    elkaar heeft.

    - Gevoelens: men benoemt expliciet wat men zelf voelt of wat de ander zichtbaar voelt.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    16/42

    Hf 5 arbeidsrelaties klaarstomen voor de jaren twintig

    5.1 het maaslandmodel

    Maaslandmodel: iedereen die kan en wil werken heeft recht op betaald werk. WG en WN zijn daar

    samen verantwoordelijk voor. Niet de levenslange baan staat voorop in het maaslandmodel maar de

    zekerheid werk te houden, nu en straks. WN, WG en overheid vechten dus niet langer meer om de

    hoogte en lengte van uitkeringen maar investeren samen in dat wat mensen en organisaties flexibiliteit

    en zekerheid geeft: levenslang leren en ontwikkelen.

    5.2 Arbeidsrelaties anno 2010 zijn voor verandering vatbaar

    Mensen lopen meer dan ooit drie risicos(Beukema):

    - Competentierisicos: als mensen voortijdig uitvallen op school, te weinig leren op het werk

    of werkloos zijn.

    - Relatierisicos: als mensen een zwak sociaal netwerk hebben. Een netwerk is belangrijk voor

    inzetbaarheid.

    - Autonomierisicos: verwijzen naar de traditionele risicosvan werkloosheid en

    arbeidsongeschiktheid. Mensen kunnen dan niet fysiek of zelfstandig opereren.

    5.3het droomhuis van de toekomst- Derde verdieping van het gebouw van de arbeidsverhoudingen: overheid en sociale partners

    kunnen zorgen voor randvoorwaarden, waardoor mensen zeker genoeg voelen om flexibel te

    zijn. in het droomhuis van de toekomst zijn mensen zeker van een financieel vangnet als zij

    tijdelijk geen werk hebben, zonder dat dit vangnet een hangmat wordt of een dumpplaats voor

    mensen met een vlekje. Ten tweede investeren overheid en sociale partners volop in leer- en

    ontwikkelingsmogelijkheden voor mensen van alle leeftijden.

    - Tweede verdieping: cao is onderverdeeld in een economische overeenkomst over geld en een

    sociale overeenkomst over ontwikkeling van mens en organisatie. De economische

    overeenkomst: garandeert een evenwichtige inkomensverdeling tussen top en vloer, tussen

    concurrerende bedrijven en over de levensloop van individuen. De sociale overeenkomst:

    betreft een intentieverklaring of plan om mens en organisatie volop te doen ontwikkelen.- Eerste verdieping en de begane grond: gericht op leren en ondernemen.

    Leren: WN en WG halen het beste in elkaar naar boven. HR helpt hierbij. Ondernemen:

    arbeidsrelaties zijn hybride. WN zijn ook een beetje ondernemer.

    5.5experimenteren, leren en publiceren

    het proces van experimenteren, leren en publiceren lijkt op organization development (OD). OD

    heet ook wel sociale innovatie. Belangrijk onderdeel hiervan is actieonderzoek/action

    research/regulatieve cyclus: proces van gegevens verzamelen over een systeem met een specifiek

    doel voor ogen. De gegevens die men verzamelt koppelt men daarna terug in het systeem. Daarop

    onderneemt men actie. (French en Bell).

    5.6 piramides ondersteboven

    Advies A. Nauta:

    1. Gebouw van Arbeidsverhoudingen licht en luchtig

    2. Bij renovatie vinger aan de pols via onderzoek

    3. Experimenteer: weg met heilige huisjes

    Oplossing: balans zoeken op alle verdiepingen (droomscenario wat hierboven is beschreven)

    - Slingerbeweging tussen flexibiliteit en zekerheid: uitslaan beperken

    - Slingerbeweging tussen competitie en coperatie: creatief onderhandelen

    - Slingerbeweging tussen individu en collectief: voor- tijdens en na

    renovatie effect beoordelen en op andere verdiepingen aanpassen.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    17/42

    Boek: Strategic HRM a balanced approach

    Hoofdstuk 2 The SHRM context model

    Balanced approach in HRM:

    - Doelen van WN

    - Organisatie doelen

    - Financile doelen

    - Maatschappelijke doelen

    Discussie tussen wetenschappers

    - Best practice benadering

    - Best fit benadering

    Pfeffersseven best practices:

    - Selective recruitment & selection

    - Extensive training

    - Performance related pay (PRP)

    - Team working

    - Information sharing & communication

    - Reduction of status differences

    - Employment security

    Als je deze zeven best practices inzet heb je een goed HRM beleid.

    Kritiek: er wordt geen rekening gehouden met de context (bedrijfstakken, verschillen

    tussen landen/WN, grootte van het bedrijf etc.)

    Best fit approach: goede fit tussen HRM en context

    - Intern: historie, IT, cultuur, mensen, organisatie inrichting.

    - Extern: - omgevingsafstemming: marktmechanismen: wat er gebeurd op

    het gebied van klanten, leveranciers, financiers, aandeel houders

    transactionele omgeving.

    institutionele mechanismen: wetgeving, caos, dwingende trends, en hypes.

    Coercive: wetgeving

    Normative: management control hoe

    leidinggeven, wat zijn de normen en

    waarden.

    Mimetic: imiteren.

    Strategische,verticalefit

    -4 niveaus, oplopend in mate vanfit (in hoeverre sluiten het strategisch HR beleid en de

    organisatiestrategie op elkaar aan)

    - Administrative linkage: HRM voert wetgeving uit

    - One way linkage: vanuit strategie opdrachten naar HRM

    - Two-way linkage: HRM benvloedt ook de strategische keuzes

    - Integrative linkage: strategische keuzes komen vanuit beide invalshoeken

    tot stand. Invloed HR is gelijkwaardig

    Horizontalefit:

    -Organizational fit:

    - Samenhang tussen HR-beleid en -practices en de

    organisatiestructuur, - beleid, communicatie, IT, etc.- De fit is goed als HR-practices in samenhang leiden tot bijdrage aan de UBGs

    - Als ze logisch op elkaar aansluiten

    - Als ze elkaar versterken

    - Dus geen deadly combinations of misfits

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    18/42

    Het six componenten model (op basis van Paauwe)

    Doel:

    - Context analyse van de organisatie

    - Evalueren van bestaand HR beleid en HR-practices

    - Bepalen van de mate van Fits

    - Bepalen van de belangrijke factoren voor het strategisch HR

    beleid

    Hf 6 High-performance work systems

    Hierbij heb zijn niet de benaderingen zoals scientific management opgenomen omdat dit niet

    relevant was.

    HPWS is een systeem van werkpraktijken dat leidt tot superieure

    organisatieprestaties.

    -

    Veel OCB

    - Veel hoog opleiden

    Bundling: HRpraktijken en werksystemen moeten op elkaar aansluiten, ook wel allignment in lijnmet elkaar.

    Je maakt we-deals: bonussen voor teams.

    HPWS is niet echt te definiren, het ligt aan de achterliggende factoren: Abilities,

    Motivation and Oppurtunities: AMO-factoren

    High involvement: betrokkenheid op het werk zelf, inhoudelijk. Highcommitment: of je je verbind aan de organisatie

    1. Bij hoge benodigde kennis en inzet om proces goed te laten lopen is High involvement

    logische keuze

    2. High Involvement vraagt hoge investeringen dus is het economisch handig als er sprake is van

    High commitment

    3. High Commitment op zich kan ook op andere manier dan via High Involvement bereikt

    worden: o.a collegas,goudenkooi,aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden.

    Pas op nadelen High Involvement: werkdruk,hogestress,hogeloonkosten

    (opleidingenetc.)

    I-deals en High involvement en High commitment: werktijden, ontwikkeling en beloning passen

    hier het beste bij.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    19/42

    Boek: Bedrijfskundige aspecten HRM

    Hf 1 Arbeidsrelaties en organisaties: het fundament

    Klassieke arbeidsrelatie: relatie tussen werkgever en werknemer, waarbij de werknemer zijn tijd,

    capaciteiten en prestatievermogen ter beschikking stelt in ruil voor beloning. Deze wordt juridisch

    gedekt door een arbeidsovereenkomst

    Twee andere typen overeenkomsten:

    - Overeenkomst tot aanneming van werk

    - Overeenkomst tot het verlenen van diensten

    Transactiekostentheorie (Williamson): wat is de goedkoopste en beste manier om je van arbeid door

    derden te voorzien. Om te bepalen wat de beste manier is zijn er drie kenmerken van transacties van

    belang:

    - Frequentie: hoe vaak wil je van het werk/diensten gebruik maken

    -

    Mate van onzekerheid: kun je precies van tevoren aangeven wat je van de ander aan

    resultaat verwacht?

    - Benodigde vaardigheden en kennis: hoe specifiek zijn de benodigde vaardigheden

    en kennis om de gevraagde arbeid te kunnen leveren?

    Soorten arbeidsrelaties (Williamson):

    - Spotrelatie: het werk wordt on the spot, direct geleverd. Er is geen

    inwerktijd nodig want het gaat om een vaardigheid die algemeen op de

    arbeidsmarkt voorkomt.

    - Bureaucratische relatie: de uitkomsten wenst specifieke (bedrijfseigen)

    vaardigheden en kennis en daarom is inwerk en scholingstijd noodzakelijk.

    - Professionele relatie: het gaat om een vaardigheid die wel op de arbeidsmarkt

    aanwezig is maar wat een werkgever van een kandidaat verwacht is lastiger te

    omschrijven. Diegene moet bijv. goed zijn in het vak maar moet ook in het team

    passen, met bepaalde kinderen om kunnen gaan. (lesgeven op school voor

    gehandicapte kinderen).

    - Clanrelatie: dit zijn de mensen die tot de kern van de organisatie behoren. Wat

    zij moeten kunnen is alleen na veel interne scholing en ervaring te verwerven en

    wat van hen verwacht is lastig te omschrijven.

    Nut transactiekostentheorie:

    - Binnen arbeidsrelaties zijn verschillen m.b.t verschillende soorten arbeid. Dit

    hangt ook samen met de (inwerk) kosten die gemaakt worden om arbeid

    productief te laten zijn.

    - Het organiseren van arbeid via arbeidsrelaties slecht 1 mogelijkheid

    is.

    - Of de arbeid wordt uitbesteedt hangt af van de kenmerken van de arbeid.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    20/42

    1.2 verschillen in arbeidsrelaties en HRM

    Human Capitaltheorie: een organisatie zal vooral investeren in die hulpbronnen waarvan ze in de

    toekomst de grootste productiviteit verwacht.

    Differentiatie in beleid (Lepak en Snell), twee uitgangspunten:

    - Schaarste

    - Verwachte productiviteit

    Zij spreken niet van een HR beleid maar HR configuratie: een samenstel van doelen en middelen

    dat specifiek is voor bepaalde categorien van resources.

    Horizontale as: algemene vaardigheden of specifieke vaardigheden (voor bedrijf) Verticale as; levert

    het hoge of lage opbrengsten op (voor WN)

    1.

    Hier gaat het om schaars en/of specifiek menselijk kapitaal dat een grote waarde heeft voorde ondernemingkernwerknemers. Arbeidsrelatie is organisatie specifiek: moeilijkvergelijkbaar met andere arbeidsrelaties op de arbeidsmarkt. (Clanrelaties in termen vanWilliamson)

    2. Werknemers hebben ook een hoge toegevoegde waarde maar beschikken over algemene

    vaardigheden die ruim voorhanden zijn op de arbeidsmarkt. (professionele relatie in termen

    van williamson). Arbeidsrelatie is symbiotisch: de relatie blijft bestaan zolang de belangen

    van het individu en de organisatie elkaar overlappen.

    Beide categorien worden ook wel getypeerd met de termen binden en

    boeien (Bruel en Colsen). Verbonden medewerkers: zoekt vooral naar gemeenschap,

    zingeving en identiteit. Geboeide medewerkers: op zoek naar ontwikkeling en groei

    3.

    Medewerkers hebben lage strategische waarde, hierbij gaat het om (veelal ondersteunend)

    menselijk kapitaal. Beschikken over algemene vaardigheden. Denk aan: administratieve taken.

    Arbeidsrelatie is transactioneel: voor wat, hoort wat (in termen van Williamson: spotrelatie).

    4. Medewerkers hebben lage strategische waarden, beschikken wel over unieke

    vaardigheden. bijv.: medewerkers die ondersteuning bieden bij onderzoek. Maar ook

    een advocaat die op bepaalde situaties wordt ingehuurd (partnerships).

    Nut van de indeling: net als de transactiekostentheorie:

    - Verschillen in soorten arbeidsrelaties

    - Voorspelt ook welke verschillen in aansturing van deze personeelscategorien, in type

    HR-beleid dus, zullen voorkomen.

    Onderschikkingsbeleid: functie nauw omschreven, geven minimumprestaties aan, de sturing is

    transactioneel en arbeidsrelatie is gebaseerd op wantrouwen: men gaat uit van verschillen in belang.

    Betrokkenheidsbeleid: van de functievervuller wordt verwacht zelf initiatief te tonen, voortdurend

    leert en steeds betere prestaties neer kan zetten, de ruil draait niet alleen om het financile maar

    ook om de ontwikkeling. Arbeidsrelatie is gebaseerd op samengaan/symbiose van belangen.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    21/42

    1.3 arbeidsrelaties, contracten en mengvormen

    Voordelen van een vaste arbeidsovereenkomst (Marsden):

    -

    De WG en WN hebben de reeks opeenvolgende transacties vervangen door 1

    transactie

    - Het biedt de WG de mogelijkheid om wisselende opdrachten en werkinstructies te

    geven aan de WN en deze ook aan te passen aan veranderende omstandigheden- Het biedt de WN inkomens- en baanzekerheid

    Typeringen voor de interne arbeidsmarkt:

    - Langetermijnverbindingen tussen WG en WN

    -

    Vacatures worden zoveel mogelijk intern vervuld

    - Er ligt een groot accent op ancinniteit; door ervaringsgroei klimt men in de hirarchie

    - Er bestaan formele regels rond de arbeidsrelatie

    -

    Er bestaan klachtenprocedures om de rechtvaardige behandeling van WN te

    garanderen.

    Waarom hebben de interne arbeidsmarkt en vaste arbeidsrelatie belang verloren:- Veranderende marktomstandigheden

    - Verzadiging afzetmarkten

    - Nieuwe concurrenten

    - Verschuiving van productie naar dienstverlening

    Schillenmodel van Atkinson: de ideale personeelssamenstelling voor de flexibele onderneming.

    - Kern: werknemers die een hoge mate van functieflexibiliteit hebben

    - Tweede schil: andere contractvormen; deeltijders, kortlopende contracten

    etc.

    - Derde schil: diegenen die wel bijdragen aan de onderneming maar niet in

    dienst zijn: uitzendkrachten, zelfstandigen en toeleveranciers.

    Vormen van flexibilisering:

    - Intern numeriek: door de arbeidstijden van vaste WN aan te passen door

    bijv.: overwerk, ploegendienst en deeltijdwerk;

    - Extern numeriek: door externe krachten van buitenaf tijdelijk in te zetten

    - Intern functioneel: door de inzetbaarheid van het vaste personeel te vergroten

    door taak- en functieroulatie, samen met scholing

    en training;

    - Extern functioneel: door voor gespecialiseerd werk dat uit te besteden of

    anderen daarvoor tijdelijk in te huren.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    22/42

    1.4 organiseren van werk: uitbesteden en inkopen

    Kerncompetenties: veel organisaties besluiten om zich te richten op alleen de kerncompetenties,

    de andere taken laten ze over aan andere organisatiesoutsourcing.

    Resource Based of View of the Firm(RBV): is een reactie op de marktgeorinteerde

    strategiemodellen zoals dat van Porter. De RBV ziet de onderneming als een uniek cluster vanmenselijke en technische aspecten die doordat ze zich onderscheidt van anderen competitief

    voordeel bereikt.

    Twee nieuwe economische organisatievormen in de jaren tachtig ontwikkelt om flexibeler in te

    kunnen spelen op de afzetmarkt (Kuhn):

    - Winstcentra binnen ondernemingen

    - Marktnetwerken tussen ondernemingen

    Outsourcing, wanneer is dit aantrekkelijk:

    Ten eerste moet duidelijk zijn dat niet gaat om kerndelen van organisatie en een tweede criterium is

    dat het moet gaan om een onderdeel dat ook goed te ontvlechten is.

    Op basis van deze criteria hebben Baron en Kreps een diagnostisch raamwerk ontworpen voor

    outsourcing.

    - Eigen Kern: bevat activiteiten die tot de kernactiviteiten van een organisatie

    behoren, en zijn dus ook sterk verweven met andere activiteiten, outsourcing is

    geen optie.

    - Pure Outsourcing: activiteiten die niet strategisch relevant zijn en niet verweven

    met andere activiteiten. Outsourcing is hierbij relatief eenvoudig.- Preferred Supplier: strategisch relevant maar eenvoudig los te maken van de

    organisatie. Bijv.: vermogensbeheer of personeelsvoorzieningsactiviteiten. Om

    de kwaliteit te bewaken wordt een langdurige relatie opgebouwd en spreekt

    men van preferred suppliers.

    - Co-makership: hierbij gaat het om niet strategische relevantie maar zijn de

    activiteiten wel nauw verweven met andere. Denk aan: onderhoud

    machinepark, ontwikkeling nieuwe producten

    etc. bij co-makership gaat het vaak om tijdelijke projecten waarin partijen

    intensief met elkaar samenwerken.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    23/42

    Hf 2 HRM en strategie

    2.4 een samenvattend model

    The contextually based human resource theory (CBHRT)(Pauwe): het model beschrijft hetbelang van zowel interne als externe organisatiecontext.

    Twee krachtenvelden/dimensies die invloed uitoefenen op de organisatie:

    - Product-markt-technologie dimensie (PMT):representeert de harde economische

    rationaliteit van de aan concurrentie onderhevige organisatie. Ze leggen als het ware eisen

    op aan de organisatie in termen

    van: efficiency, effectiviteit, flexibiliteit, kwaliteit, innovativiteit en snelheid van handelen.

    Heeft invloed op arbeidsrelaties bijv.: digitale technologie: HNW, flexwerken. De strategic fit

    is de noodzakelijke afstemming van de marktmechanismen van een organisatie en de HR

    strategie.

    - Sociale-culturele-juridische dimensie (SCL; social cultural legal): staat voor institutionele

    kader waarbinnen een organisatie opereert. Politiek- maatschappelijke en culturele krachten

    benvloeden de wijze waarop HRM gestalte krijgt in een organisatie. D.m.v. regels en wetten

    maar ook heersende normen en waarden. Heeft invloed op arbeidsrelaties: bijv.: HNW en

    cao.

    Relationele rationaliteit: op duurzame en vertrouwenwekkende wijze vestigen en

    onderhouden van een relatie met voornaamste interne en externe stakeholders.

    Environmental fit(wood): noodzakelijke afstemming van de HR-strategie op deze

    institutionele mechanismen van een organisatie.

    Derde dimensie: bestuurlijk organisatorische erfenis/dimensie: de rol en visie van de oprichter,

    belangrijke gebeurtenissen en daarmee samenhangende keuzes uit het verleden hebben een

    organisatie gemaakt tot wat de organisatie nu is. De configuratie bestaat uit de unieke historische

    gebeurtenissen waarbij deze gebeurtenissen in loop der tijd zijn verankerd in de structuur, cultuur en

    systemen van de betreffende organisatie.

    Organizational fit (Wood): de noodzakelijke afstemming van de HR-strategie op deze configuratie

    van een organisatie.

    De bovengenoemde drie dimensies (PMT, SCL en bestuurlijk-organisatorische dimensie) oefenen

    invloed uit op de dominante coalitie.

    Dominante coalitie: bestaat uit actoren, die behoren tot de relevante stakeholders. Bijv.: HR-

    manager, ondernemingsraad. Deze dominante coalitie moet onderzoeken welke HR strategien

    afgestemd kunnen worden op de drie dimensies. Deze uiteindelijke keuzes moeten leiden tot

    consistente en coherentie systemen of bundels van hrm activiteiten. (Internal fit/horizontal fit

    (Wood)) Deze systemen leiden tot HRM uitkomsten bijv.: laag verzuim, hoge motivatie en grote

    betrokkenheid van medewerkers die op hun beurt leiden tot gewenste organisatieprestaties

    zoals hoge klanttevredenheid, omzetgroei etc. CBHRT: vooral gericht op de vraag welke

    krachtenvelden invloed uitoefenen op de vormgeving van HRM in een organisatie.

    Kracht van het model: universeel toepasbaar.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    24/42

    Hf 5 HR als sluiswachter: managen van personeelsstromen op en tussen de interne en externe

    arbeidsmarkt

    5.1 de eerste arbeidsmarkt en het neoklassieke denken

    In de neoklassieke benadering is de vraag naar arbeid direct gerelateerd aan de arbeidsproductiviteit

    en de omvang en de waarde van geleverde productie. De vraag naar arbeid hangt volgens de

    neoklassieken negatief af van het loon. Bij deklassieke arbeidsmarkt maakt het niet uit wie het werk verricht. (in de 19e eeuw verzamelden

    arbeiders zich voor de fabriek om te werken)

    de rol van HR was hierin niet belangrijk; vraag en aanbod vinden elkaar ook

    zonder extra inspanningen.

    Zoektheorie: gaat ervan uit dat een WN niet de gehele arbeidsmarkt kan overzien maar op een

    beperkt aantal vacatures tegelijk kan reageren. De WN zal onder

    zijn marktwaarde instappen omdat te lang zoeken geld kost (omdat je niet werkt). De WN zal

    gaan voor het hoogste loonaanbod.

    Matchingstheorie: veronderstelt niet alleen zoekgedrag bij WN maar ook bij WG. Er is beperkte

    informatie over elkaar, maar naarmate het dienstverband langer duurt wordt de informatie van

    beide partijen perfecter. Als er geen match is dan zal dat snel duidelijk worden en zal een

    dienstverband kort zijn.

    Rol van HR: juiste man op de juiste plek wordt steeds belangrijker, ook de

    kwaliteit hiervan.

    Human capitaltheorie: de vooronderstelling dat arbeid een homogeen product is moet worden

    losgelaten, en de kwalificaties van mensen maakt het verschil: mensen investeren in kennis en

    vaardigheden, de een doet dit meer dan de ander, waardoor de arbeid die de ene WN aanbiedt zal

    gaan verschillen van de arbeid die de ander aanbiedt.

    Rol van HR: WG zullen HRM-strategisch investeren in WN. WN zullen vooral

    willen investeren in generieke trainingen omdat ze die ook bij andere WGte gelde kunnen maken; WG zijn daarom terughoudend.

    Bovenstaande theorien geven slecht gedeeltelijk inzicht in de werking van de arbeidsmarkt. WN

    gaan niet alleen weg als ze ergens anders een hoger salaris krijgen, maar ze zoeken ook sfeer,

    inhoud en afwisseling. Dit is aanleiding geweest voor een nieuwe theorie: de duale of

    gesegmenteerde arbeidsmarkt.

    5.2 een nieuwe kijk op de arbeidsmarkt: deelmarkten

    Segmentatietheorie: gaat ervan uit dat de arbeidsmarkt moet worden gezien als een samenstel van

    meerdere deelmarkten.

    Vakdeelmarkt: hebben betrekking tot functies waarvoor een specifieke beroeps- of vakscholing isvereist.

    Interne arbeidsmarkt: arbeidsmarkt binnen een bedrijf.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    25/42

    5.3 het einde van de bedrijfsinterne arbeidsmarkt

    De externaliseringstrend is ingezet toen arbeidsorganisaties de nadelige gevolgen van de

    stroperigheid van de interne arbeidsmarkt bemerkten. Andere trends:

    - Individualisering: HR moet hier meer rekening houden met individuele

    maatwerkafspraken.- Goed werkgeverschap: voor de reputatie.

    - Afbrokkelen van baanzekerheid: mensen willen nieuwe vorm van zekerheid;

    investeren in menselijk kapitaal.

    - Globalisering: WN met verschillende waarden en normen gaan met elkaar samenwerken,

    hier moet rekening mee worden gehouden.

    - Technologisering: er wordt meer nadruk gelegd op hoger opgeleide

    arbeidskrachten.

    - Verdienstelijking van de economie: meer vraag naar dienstverlenende krachten maar

    ook de houding van de WN.

    - Demografische ontwikkelingen: vergrijzing, ontgroening, toestroom vrouwen op de

    arbeidsmarkt.

    5.4 de transitionele arbeidsmarkt

    De transitionele arbeidsmarkttheorie/combinatie-arbeidsmarkt: gaat uit van een individu dat

    gedurende zijn leven meerdere keuzen en transities maakt in zijn arbeidsbestaan. Deze

    benadering gaat ervan uit dat transities (van werk naar werk, werk naar onderwijs, ft naar pt etc.)

    zo veel mogelijk worden gefaciliteerd door WG of overheid. Dus ook meer maatwerk!

    Op de transitionele arbeidsmarkt wordt meer gedacht in termen van competenties dan van

    banen en functies. Dus niet langer zoeken naar de juiste persoon voor een bepaalde functie maar

    naar de juiste competenties voor een bepaalde rol.

    Roldenken: loslaten van de functieomschrijving. Funtiedenken:

    vasthouden aan de functieomschrijving.

    5.5 Flexibiliteit strategien voor de transitionele arbeidsmarkt

    Op de transitionele arbeidsmarkt staat de ambitie centraal om positieve consequenties

    van transities te stimuleren (flexibiliteit) en negatieve consequenties (onzekerheid) te

    beperken (flexicurity).

    Flexicurity: het streven van zowel de WG als de WN om door onderhandeling een zo groot mogelijke

    wederzijdse flexibiliteit te bereiken, onder de voorwaarde dat beide partijen daarnaast ook

    voldoende zekerheid ontstaat.

    Rol HR: balans bewaken tussen flexibiliteit en zekerheid. Dit doe je door:

    - Flexibiliteit: stimuleren door bijvoorbeeld taken laten overnemen, zodat de

    WN voor zichzelf kan beginnen

    - Onzekerheid: beperken, dit doe je door inkomenszekerheid te creren.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    26/42

    Hf 6 type organisatie en HRM

    6.2 van blue collar tot gold collar work

    Vier soorten werk:

    - blue collar work: het tayloristische werken: in dit type werken worden massaproducten voor

    een grootschalige markt gemaakt. Voorbeeld: ouderwets lopende banden en de administratieve

    bureaucratie van de overheid.- silver collar work: het moderne productiewerk: in dit type werken worden

    maatwerkproducten gemaakt voor vaak individuele klanten. Voorbeeld: vliegtuigbouw,

    automobielindustrie etc.

    - white collar work: massa/McDonaldsdienstverlening: in dit type organisatie worden

    massadiensten aan een grootschalige markt geleverd. Voorbeelden: callcenters, reisbureaus,

    uitzendorganisaties.

    - gold collar work: maatwerk/kennisintensieve dienstverlening: in dit type werk worden

    maatwerkdiensten geleverd voor vaak individuele klanten. In de McDonaldsorganisatie krijgt

    de klant een voorspelbare dienst, bij dit type organisatie is het onvoorspelbaar. Voorbeelden:

    onderzoeksinstituten en adviesbureaus.

    6.3 aansturing van werk

    Verschillende besturingen van organisaties:

    - Hirarchische organisatie: de totale besturing is erop gericht om het primaire proces te

    besturen, controleren en te beheersen. Beslissingen zowel strategisch als operationeel

    worden hoog in de organisatie genomen, centraal gestuurd. Medewerkers vervullen

    afgebakende, vaak nauwkeurig omschreven functies. Werken is in hoge mate

    gestandaardiseerd en gereguleerd. Veel uniformiteit, geen maatwerk(Blue collar work).

    - Unitorganisatie: variant van de hirarchische organisatie. De totale organisatie is

    opgedeeld in min of meer zelfstandige eenheden. Decentralisatie van

    verantwoordelijkheden en bevoegdheden. (Blue, silver collar work)

    - Matrixorganisatie: centrale sturing maar kan decentraal worden ingevuld, er wordt eendualiteit ingebouwd tussen diverse structuur principes. Veelal worden lijnstructuren

    gecombineerd met discipline-invalshoeken. Toenemende complexiteit en dynamiek maken

    het noodzakelijk af te

    wijken van traditionele lijnstructuren (voorbeeld: de zorg; een behandelteam met

    verschillende disciplines werken samen maar medewerkers hebben ook een

    thuisbasis in een eigen afdeling). (blue, silver, white collar work)

    - Projectorganisatie: alle medewerkers gaan op basis van hun discipline van project naar

    project. Er is sprake van een flude organisatie, waar medewerkers hun thuisbasis hebben

    in hun eigen discipline terwijl het werk waar zij op worden ingezet fluctueert. Bijv.:

    bouwprojectorganisaties, adviesbureaus en onderzoeksinstituten. (silver, white, gold collar

    work)

    - Netwerkorganisatie: hierin wordt sterk projectmatig, in multidisciplinaire teams, over

    grenzen van bestaande organisaties heen gewerkt. De zelfsturing is groot omdat voor

    het bereiken van doelen en resultaten teams zelf hun middelen moeten organiseren. Er

    is geen persoon (manager) of instituut die deze middelen voor het team organiseert.

    (white, gold collar work)

    - Virtuele organisatie: de meest vergaande vorm van een

    netwerkorganisatie. Er is sprake van pure virtuele dienstverlening: er wordt geen product

    gemaakt of een dienst die tastbaar is. (gold collar work)

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    27/42

    6.4 naar een gedifferentieerd HRM

    Differentiatie van verschillende soorten werken heeft ook gevolgen voor HRM.

    Diverse vormen van institutionele regulering: kader van arbeidsverhoudingen waarbinnen een

    organisatie werk en afspraken over het gebruik en de inzet van personeelsinstrumenten.

    Voorbeelden:- Hirarchische organisatie: arbeidsverhoudingen zijn centraal geregeld,

    arbeidsvoorwaarden worden collectief geregeld

    - Matrixorganisatie: arbeidsverhoudingen zijn complexer, er is sprake van verschillende

    soorten WN. De uniformiteit van de arbeidsvoorwaarden nemen af.

    - Netwerkorganisatie: hier individualiseert de arbeidsverhoudingen nog sterker, er is

    geen sprake van arbeidsverhouding maar van tijdelijke werkverhoudingen. Ook de

    arbeidsvoorwaarden zijn sterk gendividualiseerd.

    Diverse vormen van arbeidsrelaties: tactische regulering: hiermee wordt gedoeld op het scala aan

    personeelsinstrumenten dat wordt gebruikt om medewerkers te laten in- door en uitstromen in de

    organisatie en om medewerkers te belonen en te beoordelen.Voorbeelden:

    - Hirarchische organisatie: inzetbaarheid is bijna niet van belang. Lange

    dienstverbanden zijn normaal. Belonen is functiegericht

    - Matrixorganisatie: mobiliteit van WN is normaal gericht op flexibiliteit.

    Inzetbaarheid is een belangrijk thema. Belonen is net als in de hirarchische organisatie

    maar ook de TW wordt gemeten en beloont. Het bijhouden en ontwikkelen van kennis is

    belangrijk.

    - Netwerkorganisatie: inzetbaarheid is sterk individueel bepaald. Functies bestaan niet

    meer het gaat puur om het leveren van prestaties in teams. Belonen is sterk

    gendividualiseerd en geschiedt op basis van prestaties. Lifetime employment is hier:

    lifetime employability. Ontwikkelen is sterk gendividualiseerd.

    6.5 de relatie type organisatie en HRM heroverwogen

    Drie conclusies ten aanzien van de relatie tussen type organisatie en HRM:

    - Elk soort werk en besturing ervan kent zijn eigen HRM: elk soort werk vraagt om HRM op

    maat. Daarmee is een veel grotere diversiteit in HRM nodig dan tot nu toe in gangbare

    HRM-literatuur wordt voorgesteld. HRM is een veel te unitaire theorie (uitgaan van 1 type

    HR-beleid) waarin uniforme oplossingen en instrumenten worden aangedragen. Terwijl juist

    door de diversiteit maatwerkoplossingen moeten komen.

    - De opkomt van postmoderne organisaties: het individu is de belangrijkste bouwsteen van

    de organisatie geworden. Er moet een dynamische balans worden gevonden tussen de

    dualiteiten: netwerksturing of projectsturing.

    - Meer aandacht nodig voor tactische regulering: grensorganisaties die met

    1 been in de moderne en 1 been in de postmoderne tijd staan hebben nog veel soorten

    werk dat op een traditionele wijze wordt gedaan maar aan de andere kant ontstaan hier in

    hoog tempo postmoderne vormen van

    werken. HRM moet de arbeidsverhoudingen en inzet van personeelsinstrumenten

    segmenteren naar de verschillende doelgroepen.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    28/42

    Hf 8 merkdenken en HRM

    8.1 merken en merkdenken

    Merk: geen duidelijke definitie voor. Merk kent veel verschillende facetten, zowel fysiek als

    mentaal, letterlijk als figuurlijk.

    Merkaspect dat makkelijk te veranderen is: uiterlijke vormgeving zoals lettertype of kleurgebruik.

    Merkaspect dat moeilijk te veranderen is: de beleving van de klanten van een merk.Een sterk merk:

    - Geeft uiting aan de organisatie identiteit

    - Draagt bij aan het gewenste imago

    - Maakt verwachtingen waar

    - Vertoont consistent gedrag

    Sterk werkgeversmerk: zorgt dat bovenstaande aspecten/waarden ook daadwerkelijk

    kloppen en op elkaar aansluiten.

    8.2 employer branding

    Employer branding: het omvat het total van wat (huidige/toekomstige/ex-)medewerkers over een organisatie denken.

    Een werkgeversmerk dat sterk wil zijn heeft drie basisvoorwaarden (Herremans)

    - Het moet WN kunnen inspireren en ruimte bieden voor ontplooiing;

    - Het merk moet vertrouwenwekkend, betrouwbaar en geloofwaardig zijn;

    - Het moet gekoppeld zijn aan een verassend en proactief HR-beleid. Hiernaast moet

    voortdurend en consistent aan het werkgeversmerk gewerkt worden:

    - Het opbouwen van een sterk werkgeversmerk vergt tijd, en je bent te laat als je er pas

    mee begint als er al schaarste op de arbeidsmarkt heerst;

    - Als een werkgeversmerk niet gevoed en gesteund wordt door die aspecten die het zo

    speciaal maken, raken WN hun besef kwijt waarom ze ook

    alweer voor de desbetreffende organisatie gekozen hebben. Of als hun verwachtingenniet worden waargemaakt.

    consistentie is het sleutelwoord.

    8.3 internal branding

    Internal branding wordt ook wel living the brand genoemd en gaat over de vertaalslag van

    (externe) merkwaarden naar (intern) organisatiegedrag. Dat wat een organisatie beloofd moet

    een WN waarmaken. Het gedrag van de WN dient te passen bij de uitstraling van de organisatie.

    Verschil employer branding en internal branding:

    - Employer branding beschouwt medewerkers als klanten door te werken aan het

    gewenste beeld dat medewerkers van de organisatie hebben.

    - Internal branding beschouwt medewerkers als leveranciers door te werken aan het

    gewenste beeld dat medewerkers naar anderen buiten de organisatie uitstralen.

    Drie benaderingen van internal branding:

    - Interne communicatie over merkwaarde naar WN;

    - Van binnen naar buiten: organisaties zien gedrag van WN als fundament onder de

    waarden van een organisatie;

    - Combinatie van beide voorgaande invalshoeken.

    Rol HR: vertaling en verankering van merkwaarden en organisatiewaarden in

    gedrag van medewerkers.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    29/42

    8.4 HR-branding

    HR-branding: hoe profileert HR zich, wat is HR binnen de organisatie, hoe staat de afdeling bekend,

    hoe ziet HR zichzelf etc.

    HR-rollen volgens Ulrich

    Als HR-systemen impact willen hebben:

    - Onderscheidend vermogen (zichtbaarheid, begrijpelijkheid, legitimiteit en relevantie)

    - Consistentie

    - Consensus tussen beleidmakers en uitvoerders

    8.5 Toepassen van merkinzichten in de praktijk

    Brand touch points: momenten en manieren waarop jouw doelgroep met jouw merk in contact

    komt. Je werkt uit welke contactmomenten er allemaal zijn, en aan de hand van het overzicht is

    een volgorde belangrijk en kun je vervolgens bepalen welke punten een bepaalde actie

    noodzakelijk is gewenst.

    Bij employer branding: je schrijft bijvoorbeeld uit hoe een selectieprocedure eruit ziet (binnen drie

    werkdagen reactie op sollicitatie etc.)

    Bij internal branding: je schrijft bijvoorbeeld uit hoe de receptioniste aan de receptie gasten

    begroet.

    Bij HR-branding: je schrijft uit hoe een functioneringsgesprek tot stand komt.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    30/42

    Boek: Arbeidsrecht begrepen

    Hf 1

    1.1Inleiding

    individuele arbeidsrecht: ziet op de arbeidsrelatie tussen de individuele

    werkgever en werknemer. Dit is grotendeels terug te vinden in het wetboek: Boek

    7 titel 10 BWCollectieve arbeidsrecht: WCAO, wet AVV, Sociaal plan en WOR.

    1.2 collectieve arbeidsovereenkomst

    In de cao staan zaken die niet specifiek geregeld zijn in boek 7 BW, zoals functie indelingen,

    functielonen, algemene en periodieke loonsverhogingen, werktijden etc.

    Minimum cao: je mag niet naar beneden afwijken maar wel naar boven. Standaard cao: WN

    of WG mogen geen gunstigere of ongunstigere afspraken maken.

    Cao is geen echte arbeidsovereenkomst maar een arbeidsvoorwaardenregeling. Je hebt caos

    voor:

    - Hele bedrijfstak

    - 1 specifieke onderneming (bijv. Philips/Shell)

    - Traditionele cao partijen voor werkgeversorganisatie (VNO-NCW, MKB Nederland en

    LTO Nederland) en werknemerszijde (FNV, CNV en MHP)

    Als de CAO van toepassing is dan prevaleert de CAO! IAO (individuele arbeidsovereenkomst)bepalingen i.s.m. CAO zijn dan nietig! Dus als in de IAO staat dat je 23 vakantiedagen hebt en inde cao 25,cao navolgen.

    Incorporatiebeding:

    Voorbeeld: Op deze arbeidsovereenkomst is de CAO voor de Horeca van toepassing

    CAO is van toepassing!Geen incorporatiebeding:

    - Is de cao algemeen verbindend verklaard (AVV)? Ja cao van toepassing-

    Geen AVV Werkgever n werknemer zijn/of worden lid van organisatiedie cao-partij is zie art 9 lid1 WCAO. Zoja CAO is van toepassing! Zie art.

    12 en 13 WCAO

    -

    Alleen werkgever is lid van organisatie die cao-partij is, de werknemer is geen lid van de

    vakbond Art 14 WCAO: werkgever verplicht CAO toe te passen werknemer kan deze niet

    (bij de rechter) afdwingen. Oplossing: lid worden van de vakbond!

    -

    Werknemer is lid van organisatie die cao-partij is, de werkgever is geen lid.

    CAO is niet van toepassing!

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    31/42

    1.3 keuzemogelijkheden de decentralisatie arbeidsvoorwaarden

    Het merendeel van de caoskent keuzemogelijkheden voor de WN. In de cao worden geldbronnen

    (vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, 13e maand) genoemd die besteed kunnen worden aan

    gelddoelen (opbouw van extra pensioen, levensloopregeling, aanschaf fiets voor een

    fietsenplanregeling).

    Ook zijn er tijdbronnen voor tijddoelen, denk aan extra vakantiedagen voor een sabbatical leave

    (langdurig betaald verlof)

    Bij meerkeuzesystemen kom je verschillende varianten tegen:

    -cash-cao: volledige loonsverhoging

    -zorg-cao: minder loon en stop je de verhoging in een potje waarmee de zorgdagen

    worden gefinancierd

    -employability-cao: deel van de loonsverhoging in een scholingspotje.

    Ander soort cao is een raam-cao: cao partijen spreken centraal het geraamte af en de nadere

    invulling vindt decentraal plaats, op ondernemingsniveau tussen ondernemer en

    ondernemingsraad.

    1.4 Afwijkingen van bepalingen in het Burgerlijk Wetboek

    - Dwingend recht: niet afwijken

    - dwingend recht: cao mag afwijken (minder/meer)

    - Semi dwingend recht: individueel niveau mag afwijken

    - Aanvullend/regelend recht: als beide partijen niets vast hebben staan.

    1.7 de OR

    De OR en collectieve wijzigingen:

    Instemming OR weegt zwaar bij beoordeling redelijkheid

    Gn instemming OR: contra-indicatie dat de wijziging redelijk is

    Oordeel OR weegt niet altijd even zwaar. Want het is niet gebonden.

    Art. 27 WOR instemmingsrecht

    1.8 Sociaal-Economische Raad en de Stichting van de Arbeid

    SER en stichting van de Arbeid zijn adviesorganen voor WG en WN. De waarde van deze

    adviezen is duidelijk in de NL arbeidsverhoudingen. Op basis van verschillende adviezen kwam

    uiteindelijk de Wet Flexibiliteit en Zekerheid tot stand. Deze adviesorganen hebben een

    belangrijke rol in het tot stand komen van regelingen op de terreinen van het collectieve en

    individuele arbeidsrecht.

    1.9 Europees en internationaal rechtEuropese richtlijnen: de lidstaten van de EU mogen hun wetgeving binnen een gestelde termijn

    aanpassen conform deze richtlijnen.

    Europese Verordeningen: worden direct ingevoerd, zijn voor alle lidstaten gelijk. Doel EU: vrij

    verkeer van personen, werknemers en diensten te regelen. Prejudicile beslissingen: een

    Nederlandse rechter kan om zon beslissing vragen bij het Europese Hof van Justitie. Dit kan een

    Nederlandse rechter doen als hij twijfelt of een Nederlandse regeling in overeenstemming is met

    het Europese recht.

    SER: Sociaaleconomische raad: adviserende, bestuurlijke taken en zelfregulering. Adviseert kabinet

    en parlement over belangrijke onderwerpen. Uitvoering van wetten die voor het bedrijfsleven

    belangrijk zijn, valt onder de bewindstaken van de SER.

    Stichting van de Arbeid: de Stichting een overlegorgaan voor representatieve centraleorganisaties van werkgevers en van werknemers. De Stichting wil als overlegorgaan voor deze

    organisaties goede arbeidsverhoudingen bevorderen

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    32/42

    2.6 verschil arbeidsovereenkomst en opdracht

    Naast de arbeidsovereenkomst heb je ook de overeenkomst van opdracht. Een voorbeeld hiervan

    is: iemand heeft een eigen opleidingsbureau en verzorgt voor werkgeversorganisaties (de

    opdrachtgevers) cursussen op het terrein van arbeidsrecht.

    Het verschil tussen een arbeidsovereenkomst en een overeenkomst van opdracht zou

    gezagsverhouding kunnen zijn. of je kijkt naar of er een VAR (Verklaring Arbeidsrelatie) is afgegeven

    bij de Belastingdienst.

    VAR: Verklaring Arbeidsrelatie. Hiermee maakt de ZZPer duidelijk dat het geenarbeidsovereenkomst is, maar dat deze meerdere opdrachten aanneemt.

    Als de arbeidskracht in het grijze gebied verkeert, dan kun je dit ezelsbruggetje hanteren:

    - Wordt er vanuit en voor een werkorganisatie gewerkt? Zo nee, dan is het een opdracht.

    Zo ja dan moet je de volgende vraag stellen:

    - Worden er vanuit de werkorganisatie instructies gegeven? Zo nee, dan is het een

    opdracht. Zo ja dan is het een arbeidsovereenkomst.

    Bij instructies gaat het niet om of die daadwerkelijk worden gegeven, maar of de bevoegdheid

    daarvoor aanwezig is.

    2.8 waaier van andere arbeidsrelaties

    Aanneming van werk: het werk hoeft niet persoonlijk worden uitgevoerd (bij arbeidsovereenkomstwel!), het gaat hier om het resultaat(bij overeenkomst van opdracht hoeft dit niet). het gaat om

    het stoffelijk tot stand brengen van werk.

    Het is van belang of je een arbeidsovereenkomst hebt want hier zijn bepaalde rechten en plichten

    aan gebonden, denk bijv. aan de loondoorbetaling bij ziekte en ontslag.

    ZZPer: zelfstandige zonder personeel. Het gaat hier om een vorm van opdracht of aanneming van

    werk.

    Voordeel ZZPer: autonomie, vrijheid, fiscale voordelen, veel aftrekmogelijkheden. Nadeel ZZPer:

    geen sociaal vangnet, en om een arbeidsongeschiktheidsverzekering te nemen is te duur, te hoge

    premies. Voordeel om WN te zijn: sociaalrechtelijke bescherming bij bijv. arbeidsongeschiktheid.

    Uitzendovereenkomsten: uitzendkrachten zijn niet in dienst bij de inlener, maar hebben een

    arbeidsovereenkomst met het uitzendbureau.

    Aanstelling als ambtenaar: een ambtenaar wordt eenzijdig aangesteld en heeft geen

    arbeidsovereenkomst met een werkgever of opdrachtgever.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    33/42

    Sharepoint

    Flexibele arbeid, de rol van werkgevers. Dekker F., Beer de P. paragraaf

    1.2 & hf 4

    1.2 het belang van het ondernemingsperspectief als missing link.

    Effecten van flexibele arbeid hangt samen met de overwegingen die een bedrijf maakt om

    flexibele arbeid in te zetten. Bedrijven hebben hierbij eenorganisational choicezij kunnen zelf flexibiliteit implementeren hoe ze dat

    willen.

    Bijvoorbeeld: een personeelsstrategie kan erop gericht zijn te investeren in (flexibel) personeel,

    zodat dit later ook weer wordt terugverdiend (lange termijn). Maar een bedrijf kan ook flexibel

    personeel inzetten voor kostenbesparing op korte termijn. Bij deze benadering is er dus minder

    aandacht voor werknemersbelang.

    Note: dit onderzoek gaat over hoe een bedrijfsstrategie en personeelsbeleid

    invloed kan hebben flexibele arbeid en daarbij de bedrijfseconomische en sociale effecten ervan.

    Hierbij werd uitgegaan van twee ideaalperspectieven zoals hierboven beschreven is (korte en lange

    termijn). Hierbij noemen ze vier verschillende verwachtingen die zij denken uit het onderzoek te

    halen:

    - Bedrijven die opereren op korte termijn kosten-batenafwegingen; zijn winstgevender

    op korte termijn, maar doordat ze niet investeren in werknemers zullen zij niet

    winstgevender zijn dan andere bedrijven op lange termijn.

    - Er is een positieve associatie tussen de ontwikkelingsmogelijkheden voor het flexibele

    personeel en de ervaren baan- en werkzekerheid van flexibele werkenden.

    - Flexibele werkenden zijn meer tevreden met hun arbeidssituatie als er binnen het

    bedrijf aandacht wordt besteedt aan ontwikkelingsmogelijkheden.

    - Private ondernemingen sturen sterker op het beperken van personeelskosten op korte

    termijn dan publieke organisaties vanwege de scherpe concurrentie.

    Hf 4 conclusie en evaluatie: flexibiliteit en de rol van de werkgevers.

    Motieven om flexibel personeel in te zetten:

    - Onvoorspelbaarheid van de markt

    - Ervaren volatiliteit

    Ontwikkelingsmogelijkheden voor flexibele werkenden, waarom wel/niet:

    - Een bedrijf kan dit zien als geen verantwoordelijkheid voor de werkgever

    - Andere kan het zich niet permitteren;

    - Een bedrijf ziet flexibele arbeid als korte termijn kostenbesparing

    - Een bedrijf wil investeren in flexibel personeel zodat deze werknemers vaker terugkomen(loyaliteit)hierbij ervaren de flexibele werkenden een zekere mate van baan- enwerkzekerheid.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    34/42

    Manifest Dutch Design. Ton Wilthagen pp 1-15 & 18-25

    Flexibiliteit is nodig, maar zekerheid ook

    Door technologische vooruitgang, globalisering, demografische veranderingen zijn kosten en

    baten in een ander daglicht komen te staan. Investeren in technologie en in menselijk kapitaal

    maakt een veel groter deel uit van de bedrijfsvoering dan in voorgaande decennia.

    Mensen en bedrijven hebben flexibiliteit nodig; als middel om op respectievelijke werk eninkomenszekerheid en een sterke markt en concurrentiepositie te behouden.

    De ingevoerde Wet Flexibiliteit en Zekerheid in NL heeft veel internationale aandacht gekregen

    flexibele krachten meer ruimte bieden maar dit wel goed te regelen in de cao en wet. En

    tegelijkertijd de onbepaalde tijd arbeidsovereenkomsten aantrekkelijker te maken: minder duur en

    flexibeler. Ook zouden flexibele contracten uiteindelijke vaste contracten kunnen worden.

    De balans opnieuw opgemaakt: uitgangspunten

    Dutch Design voor Flexibel werk en Zeker werk: honderden mensen zijn bij elkaar gekomen en in

    gesprek gegaan. De uitkomsten:

    -

    Geef afruil tussen enerzijds flexibiliteit en anderzijds productiviteit, kwaliteit en

    innovatie.- Geen tweedeling op de arbeidsmarkt maar verdere emancipatie en empowerment

    van werkende mensen.

    - Geen onnodige complexiteit, onduidelijkheid en belemmeringen.

    Ontwikkelingen sinds de jaren negentig

    - Werkgelegenheid is gestaag gegroeid

    - Lage werkloosheidscijfers (voor de crisis)

    - Arbeidsparticipatie is hoog meer vrouwen werken en stoppen niet nadat

    ze een kind krijgen. Wel worden er minder uren gemaakt dan bijv. de VS

    - Productiviteit is nog steeds hoog, groei neemt af

    - 70% van de NL werknemer heeft een contract voor onbepaalde tijd

    - Zzp groeit harder dan beroepsbevolking

    Terug naar de uitgangspunten: waar is redesign nodig?

    Balans tussen vaste werknemers en flexibele werknemers is ver te zoeken. Bij onbepaalde tijd:

    loondoorbetaling bij ziekte (2 jaar) en bescherming ontslag. Oplossingen:

    - Loondoorbetalingsplicht verkorten

    - Payrolling

    - Nul uren en oproepcontracten

    Zzp groepen:

    - De deeltijd-zelfstandigen; als hobby/bijverdienste.

    - De onzelfstandige; afhankelijk van 1 opdrachtgever, inkomen op of onderbestaansminimumgeen ondernemer

    - De bewuste zelfstandige: kiest er zelf voor, weet de voor- en nadelen etc.

    - De topzelfstandige: heeft alles goed voor elkaar en kan zich verzekeren voor

    arbeidsongeschiktheid en pensioen opbouwen.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrelaties.pdf

    35/42

    Scholing en ontwikkeling

    Geschoolde beroepsbevolking geeft vorm aan permanente vernieuwing in de productiestructuur

    en daarmee verbetering van de concurrentieverhoudingen en de kwaliteit van de samenleving.

    Scholing en ontwikkeling van het menselijke kapitaal behoren tot de belangrijkste vereisten en

    zekerheden op de moderne arbeidsmarkt. Dit geldt op:

    - Macroniveau: ten behoeve van het concurrentievermogen en productiviteit- Individueel niveau: behoud van werk- en inkomenszekerheid

    NL heeft een hoge productiviteit, maar de productiviteitsgroei neemt af. Oorzaak: een geringe

    bevolkingsgroei en afnemend menselijk kapitaal per hoofd van de bevolking. Ook wordt de

    veroudering van de beroepsbevolking niet gecompenseerd met investeringen in het onderwijs.

    Meer onderwijs leidt tot: hogere inkomens, betere gezondheid en doorgaans meer

    levensgeluk.

    Door internationale financile crisis en versobering van overheidsfinancin is ook het onderwijs

    onder druk komen te staan:

    -

    Basisonderwijs niet voldoende op orde, niet alle kinderen komen mee;- In het voortgezet en beroepsonderwijs is er uitval;

    (leer) rendement in het hoger en wetenschappelijk onderwijs zou omhoog kunnen.

    - Veel laaggeletterden, hoge jeugdwerkloosheid.

    Relatie scholing en flexibilisering:

    - Onderkant van de arbeidsmarkt: grote groep jongeren heeft tijdelijke baantjes of zit in de

    Wajong. Er wordt een beroep gedaan op de gemeente om hier wat aan te doen

    (participatiewet). Daarnaast is het een idee om de leerplicht te verlengen naar 23 jaar.

    - Middensegment: de werkgelegenheidsperspectieven voor mbo-3 en mbo-4 is tamelijk

    gunstig. Veel jongeren blijven bij hun stagebedrijf in dienst.

    - Hogere segment: hier is ook baanonzekerheid een probleem. Ook is in het bedrijfsleven

    geen transparante erkenning en normering van het vakmanschap en professionaliteit.

    Oplossingen:

    - De overheid kan niet alles financieren voor iedereen van wieg tot graf.

    Maar ze kunnen wel subsidies geven aan bedrijven om het aantrekkelijker te maken om

    jongeren die net van school af zijn aan te nemen.

    - Scholen moeten jongeren vanaf het begin af aan doorgeven dat een leven lang leren de

    norm is, ook moeten de jongeren eerder kennis maken met het bedrijfsleven

    (arbeidsmarktkunde).

    - In het middelbaar onderwijs werken met een ePortfolio. Hier kunnen leerlingen hun

    competenties in verwerken hun gehele opleiding door, daarna kunnen ze dit ePortfolio

    meenemen op de arbeidsmarkt. Als werkgevers een functie/opdracht ook vertalen naar

    competenties ontstaat er 1 taal op de arbeidsmarkt (Arbeidsmarkt-Esperanto).

    Voor flexwerkers is er bijna geen kans op scholing, omdat dit niet is opgenomen in de cao en geen

    geld en tijd voor is. Dus moeten deze werknemers het vaak zelf doen/regelen.

    Ook ZZPerssteken vrij weinig tijd en geld in scholing.

    Opdrachtgevers en zelfstandigen hebben samen een verantwoordelijkheid om hier stappen in

    te maken. Opdrachtgevers moeten invulling geven aan goed opdrachtgeverschap. En de

    zelfstandige moet investeren in zijn ondernemerschap.

    De overheid en sociale partners hebben de taak om scholing te stimuleren.

  • 7/24/2019 Samenvatting maatwerk in arbeidsrel