Samen leven, opgroeien en werken - Stichting Puree · tegelijkertijd willen we daarbinnen...
Transcript of Samen leven, opgroeien en werken - Stichting Puree · tegelijkertijd willen we daarbinnen...
1
Samen leven,
opgroeien en
werken Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 2018
2 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Voorwoord
Een verandering start je niet alleen. Die moet ontstaan in onze dorpen, bij en
met de partners en de professionals. En bij en met de inwoners om wie het
uiteindelijk gaat. We hebben door de decentralisaties een omvangrijke
stelselwijziging voor de boeg. Maar we kunnen stellen dat ons huis staat; er is
de afgelopen periode hard gewerkt om kaders te stellen zoals het ontwikkelen
van de visie en het beleidskader sociaal domein. Dit alles is nodig voor een
fundering. In de afgelopen periode hebben alle betrokkenen in en rond
Bodegraven-Reeuwijk meegewerkt aan het vervolg, het lokale beleidsplan 2015
-2018 ‘Samen leven, opgroeien en werken’. Dit document is nodig voor de
volgende fase; de inrichting van het huis. De stelselwijziging is niet enkel een
overheveling van verantwoordelijkheden en geld, maar vraagt eveneens om een
andere manier van werken met elkaar. De participatiesamenleving is een
samenleving waarin iedereen die dat kan verantwoordelijkheid neemt voor zijn
of haar eigen leven en omgeving, waarbij wij als overheid geen of slechts een
faciliterende rol spelen. Deze verandering organiseren wij als gemeente niet
alleen, integendeel. Dat doen wij samen met de inwoners van Bodegraven-
Reeuwijk en met de professionals die werken op het vlak van ondersteuning.
Deze kracht in onze dorpen en wijken vormt een goede basis waarbij we alert
moeten zijn om de balans te houden. Als gemeente sluiten we daarom zo dicht
mogelijk aan bij de leefwereld en de vragen van onze inwoners. Laten we de
tastbare positieve resultaten van inspanningen in dorpen en wijken delen met
elkaar en daar ook van genieten. Systemen veranderen niet van de ene op de
andere dag. Het is een proces van zoeken en leren. Van verkennen en
beslissen. Zonder het exacte eindresultaat te kennen, moeten we nu een aantal
besluiten nemen over beleid dat aan de basis ligt van dit nieuwe stelsel. Het
beleid moet worden vastgelegd om verder te kunnen bouwen, maar
tegelijkertijd willen we daarbinnen flexibiliteit behouden om aanpassingen (een
‘verbouwing of aanbouw in ons huis’) door te voeren op basis van de actualiteit.
Dat is een uitdaging en daar staan we met elkaar voor. Daarom is ook met
nadruk gekozen voor het hanteren van de term ‘dynamisch beleidsplan’. Vanaf
2015 is er nog voldoende tijd om ‘ons thuis te gaan voelen’ in het nieuwe
sociaal domein.
Wendy Verkleij en Martien Kromwijk
Wethouders Sociaal Domein
Gemeente Bodegraven-Reeuwijk
Samen leven,
opgroeien en
werken
Leeswijzer en
samenvatting
Deze nota is opgedeeld in
twee delen.
Deel 1
In deel 1 beschrijven we de
visie op het sociaal domein,
de daadwerkelijke transitie die
we tot stand willen brengen
en hoe we hier sturing aan
willen geven
(het opdrachtgeverschap).
Deel 2
In deel 2 gaan we dieper in op
het ‘hoe’. Dit deel laat zien
hoe we concreet uitwerking
geven aan de visie en het
opdrachtgeverschap, zoals
beschreven in deel 1. We
beschrijven daar de stand van
zaken in onze gemeente en de
wijze waarop we invulling
geven aan de (toegang tot)
lokale ondersteuning.
3
Deel 2
In hoofdstuk 3 geven we aan welke groep
inwoners een beroep doet op welke
ondersteuning. Ongeveer 85% van onze
inwoners kan zichzelf prima redden. Gemiddeld
15 % geeft aan zich, al of niet tijdelijk, niet of
onvoldoende zelf te redden. Daarvan geeft
ongeveer 5 % aan zich extra kwetsbaar te
voelen, waarvan een nog kleiner percentage
langdurige en/of gespecialiseerde hulp nodig
heeft. De mate waarin iemand kwetsbaar is
hangt niet alleen af van de beperking die
iemand ervaart, maar vooral van de ‘balans
tussen draagkracht en draaglast’.
Vervolg leeswijzer en samenvatting
Deel 1
In hoofdstuk 4 geven we vorm aan het organiseren van de toegang tot ondersteuning. We willen de
toegang laagdrempelig en dichtbij inwoners organiseren. Signalering en preventie, samenwerking
tussen organisaties, inzet van eigen kracht, de dagelijkse leefomgeving en het sociale netwerk en
1Gezin1 Plan zijn hierbij sleutelwoorden. De uitdaging waar wij voor staan is om met lokale
(welzijns)partners en zorgaanbieders in te zetten op (nieuwe vormen van) algemene voorzieningen. Het
sleutelwoord hierbij is verbinden. Verbinden tussen SAM, Ferm Werk, het CJG en maatschappelijke
partners.
Bij deze samenvatting vindt u een schematisch overzicht van Toegang tot het lokale sociale domein.
Vanaf 1 januari 2015 krijgen gemeenten
de verantwoordelijkheid voor bijna alle
ondersteuning aan inwoners die het alleen
niet redden op het gebied van werk &
inkomen, zorg, welzijn, opvoeding en
jeugdhulp.
Deze veranderingen benaderen
we vanuit de volgende visie
(hoofdstuk 1):
1. Inwoners staan centraal
2. Iedereen kan meedoen
3. 1 cliënt/gezin – 1 aanpak
– 1 regisseur
4. Iedereen geeft het goede
voorbeeld
5. Sturen op resultaat
6. Eigen kracht is de basis
7. Investeren in preventie
Door de transities in het sociale domein moet het roer óm, in
beperkte tijd en onder grote financiële druk. Deze omslag vraagt
om het uitproberen van nieuwe werkwijzen, nieuwe vormen van
samenwerking en andere financieringsvormen, gericht op meer
(zelf)redzaamheid en maatschappelijke participatie. Als
regisseur van het sociale domein is het onze
verantwoordelijkheid om deze omslag in goede banen te
begeleiden. Hierbij is het van belang oog te hebben voor de
waarde (kwalitatieve prestaties/ opbrengst). Dit vraagt om een
geleidelijke ontwikkeling: naarmate er meer bekend is over de
effecten van nieuwe werkwijzen (‘uitkomsten’) en de
functionaliteit van nieuwe organisatievormen (‘prestaties’)
kunnen we meer vrijheid bieden aan aanbieders. Het
zwaartepunt leggen wij op de lokale toegang.
Opdrachtgeverschap komt aan de orde in hoofdstuk 2.
Zoals in het Coalitieprogramma
beschreven willen wij een open stijl van
besturen voeren: verbindend besturen.
Inwoners moeten in een vroeg stadium
mee kunnen praten. Door actief te
informeren worden inwoners betrokken
en uitgenodigd om mee te denken. We
hebben in lijn met dit beleidplan een
communicatieplan opgesteld dat jaarlijks
aangepast kan worden.
4
5
Inhoudsopgave
LEESWIJZER EN SAMENVATTING ........................................................ 2
VOORWOORD ...................................................................................... 2
INLEIDING .......................................................................................... 7
1. VISIE OP HET SOCIAAL DOMEIN ................................................ 11
1.1 Wat gaat er veranderen? .................................................................................. 11
1.2 Visie op het sociaal domein ............................................................................... 17
1.3 Aanpalend beleid ............................................................................................. 18
2. OPDRACHTGEVERSCHAP EN FINANCIEEL KADER ........................ 23 2.1 Opdrachtgeverschap ........................................................................................ 23 2.2 Risico’s, de lokale taakstelling en financiële situatie ............................................. 29
3. STAND VAN ZAKEN BODEGRAVEN-REEUWIJK ............................. 33
3.1 Onze inwoners ................................................................................................ 33
3.2 Gebruik ondersteuning en zorg.......................................................................... 34
4. LOKALE (TOEGANG TOT) ONDERSTEUNING ................................ 37
4.1 Toegang tot ondersteuning binnen het sociaal domein ......................................... 37
4.2 Het toegangsproces ......................................................................................... 37
4.3 Ondersteuning in de vorm van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen 45
4.4 Veiligheid en gedwongen kader ......................................................................... 58
4.5 Het overgangsrecht ......................................................................................... 61
5. COMMUNICATIE .......................................................................... 62
BIJLAGEN ......................................................................................... 65
Bijlage 1 Overzicht (boven)regionale en landelijke taken en functies jeugdhulp ... 65
Bijlage 2 Nadere toelichting op de zeven speerpunten van de visie op het sociaal
domein ................................................................................................................ 69
Bijlage 3 Overzicht risico’s en beheersmaatregelen ............................................... 70
Bijlage 4 Financieel kader ...................................................................................... 72
Bijlage 5 Schematische weergave proces Toegang ................................................ 73
Bijlage 6 Overzicht bestaande algemene voorzieningen ......................................... 74
Bijlage 7 Opties voor invulling maatwerkvoorziening inkomensondersteuning ...... 77
Bijlage 8 Arbeidsmatige dagbesteding en dagbesteding gericht op participatie ..... 78
Bijlage 9 Basisinstrumentarium ............................................................................. 80
Bijlage 10 Regionaal beleidsplan jeugd Midden-Holland ......................................... 90
6 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Afkortingenlijst
1G1P 1 gezin-1 plan
3D Drie decentralisaties
(AWBZ/Wmo, Jeugdzorg
en Participatiewet)
AMHK Advies- en Meldpunt
Huiselijk geweld en
Kindermishandeling
AWBZ Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten
BJZ Bureau Jeugdzorg
CAK Centraal Administratie
Kantoor
CJG Centrum voor Jeugd en
Gezin
COB (plus) Casus Overleg
Bescherming (plus)
CVV Collectief
Vraagafhankelijk
Vervoer
DJI Dienst Justitiële
Inrichtingen
DVO Dienstverlenings
overeenkomst
GGZ Geestelijke
Gezondheidszorg
GI Gecertificeerde
instellingen
Hbh Hulp bij het huishouden
JB Jeugdbescherming
JPT Jeugd Preventie Team
JR Jeugdreclassering
(L)VB (Licht) Verstandelijke
Beperking
LWI Landelijk Werkende
Instellingen
MEE Organisatie voor
ondersteuning van
mensen met een
beperking
Ministerie van VWS Ministerie van
Volksgezondheid,
Welzijn en Sport
NSDMH Netwerk Sociaal Domein
Midden Holland
OTS Onder Toezichtstelling
OGGz Openbare Geestelijke
Gezondheidszorg
PGB Persoonsgebonden budget
PRO Praktijkonderwijs
RAWB Regionale Adviesraad
Werk en Bijstand
ROHMH Regionaal Overleg
Huisartsen Midden
Holland
RTA Regionaal Transitie
Arrangement
RvdK Raad voor de
Kinderbescherming
SAM SAM Bodegraven-
Reeuwijk (= UZW)
SBO Speciaal basisonderwijs
UWV Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekering
en
UZW Uitvoeringsorganisatie
Zorg en Welzijn
(V)OTS (Voorlopige) onder
toezichtstelling
VSO Voortgezet speciaal
onderwijs
VTO Verzoek Tot Onderzoek
Wajong Wet werk en
arbeidsondersteuning
jonggehandicapten
WLZ Wet Langdurige Zorg
WML Wet minimumloon en
inimumvakantiebij-
slag
Wmo Wet maatschappelijke
ondersteuning
WSNP Wet Schuldsanering
Natuurlijke Personen
Wsw Wet sociale
werkvoorziening
WTCG Wet tegemoetkoming
chronisch zieken en
gehandicapten
WWB Wet werk en bijstand
ZIN Zorg In Natura
Zvw Zorgverzekeringswet
ZZP Zorgzwaartepakket
7 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Inleiding Vanaf 1 januari 2015 krijgen wij, met de
decentralisaties Jeugdzorg, Participatie, AWBZ/
Wmo, de verantwoordelijkheid voor bijna alle
ondersteuning aan inwoners die het alleen niet
redden op het gebied van werk, inkomen, zorg,
welzijn, opvoeding en jeugdhulp.
In Bodegraven-Reeuwijk is de voorbereiding op
de decentralisaties medio 2011 van start
gegaan. In april 2013 hebben we met de
Midden-Holland gemeenten, met aanbieders en
met cliëntorganisaties een gezamenlijke visie
sociaal domein opgesteld. In februari 2014 is de
regionale kadernota ‘Gebundelde Krachten’
vastgesteld met daarin de kaders van de
nieuwe sociale infrastructuur.
De decentralisaties gaan gepaard met flinke
bezuinigingen vanuit het Rijk. Dit vraagt om
een ‘kanteling’ op verschillende plekken om de
kwaliteit en toegankelijkheid voor onze
inwoners te waarborgen. Tegelijk bieden deze
veranderingen ook kansen om een
ondersteuningsstelsel verder uit te bouwen dat:
Minder versnipperd en minder
bureaucratisch is,
Uit gaat van wat mensen (en hun
omgeving) zelf nog kunnen. Eigen kracht,
participatie en ‘samenredzaamheid’ zijn
daarbij de sleutelwoorden.
Integraal en beginnend vanuit de vraag van
een persoon of een gezin ondersteuning
biedt.
Professionals meer laat doen waar zij goed
in zijn: het bieden van kwalitatief
hoogwaardige ondersteuning.
8 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Als gemeente zetten we de afgelopen jaren reeds stappen om de eigen kracht van onze inwoners te
vergroten, hierbij uitgaand van de kennis en kunde van onze professionals. De nieuwe taken in het
sociaal domein bieden kansen om op deze lijn verder te gaan. De invulling van de ‘regiegemeente’ krijgt
in het licht van de nieuwe taken verder vorm. We bundelen krachten en gaan op onderdelen de
samenwerking aan met omliggende gemeenten waarbij de uitvoering van taken onderbrengen bij onze
partners in het veld. Maatschappelijke partners geven we zo veel mogelijk de ruimte om initiatieven te
ontplooien in het sociaal domein. Door inwoners te betrekken, partijen te verbinden, kennis en
informatie beschikbaar te krijgen, creëren we randvoorwaarden waarbinnen initiatieven tot hun recht
kunnen komen.
Het coalitieakkoord (2014-2018) geeft aan wat
we de komende periode in het sociaal domein
willen bereiken: “Voor onze inwoners staan wij
achter de visie op de decentralisaties
(Gebundelde Krachten). We vinden dat deze
verantwoord en met behoud van de
ondersteuning voor kwetsbare inwoners die dat
echt nodig hebben, moet worden doorgevoerd.
Dit met de beperking van financiële middelen.
De centrale doelen zijn het centraal staan van
inwoners, geloven in eigen kracht, investeren
in preventie en vernieuwing en de aanpak 1
cliënt/gezin, 1 aanpak, 1 contactpersoon. We
spannen ons tot het uiterste in om te bewaken
dat de invoering niet ten koste gaat van
betrokken inwoners.”
Onze ambitie is om de komende jaren de drie ‘stromingen’ (Participatiewet, jeugdhulp en Wmo)
(meer) aan elkaar te verbinden zodat we vraagstukken van inwoners op integrale wijze en vanuit hun
eigen leefwereld (in eigen dorp, buurt of wijk) benaderen en kunnen oplossen.
We maken kennis met nieuwe doelgroepen. Voor
deze doelgroepen willen we de integrale
benaderingswijze ook tot stand brengen.
Daarnaast is onze ambitie om de kwaliteit van de
ondersteuning en de tevredenheid van de inwoners
die hier gebruik van maken, minimaal op het niveau
van voor de decentralisaties te houden.
Kwaliteit heeft hier zowel betrekking op de
individuele beleving van inwoners (klanttevredenheid) als op de maatschappelijke effecten. Gezien de
verruiming van taken met minder middelen en de financiële uitdaging in onze gemeente is dit een hoge
ambitie.
Gekozen is voor een beleidsperiode van drie jaar (2015 tot en met 2017) gezien de collegeperiode
die tot begin 2018 loopt. Het Regionaal Transitiearrangement (RTA) heeft dezelfde looptijd. Het
RTA beschrijft hoe gemeenten in Midden-Holland lopende zorgtrajecten aan jeugdigen in 2015
voortzetten. Door deze twee factoren is het wenselijk om het beleid na twee jaar te evalueren. Zo
kunnen we de uitkomsten hiervan betrekken bij het opstellen van het nieuwe beleidskader.
9 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Tot slot
Deze ambities kunnen we niet in één keer
verwezenlijken. Omdat er nog veel onduidelijk
is, is het lastig de gevolgen van de wijzigingen
te overzien. Inkooptrajecten en contractbeheer
zijn complex. Ook doen we op veel terreinen
nieuwe kennis op. De ondersteunende
systemen hierbij moeten we (door)ontwikkelen.
Deze beleidsnota is dan ook niet het begin van
de beleidsvorming. Om tijdig de noodzakelijke
stappen te zetten en gewenste ontwikkelingen
in gang te zetten zijn al eerder beleidskaders en
uitwerkingsnotities vastgesteld die nu van
kracht zijn. We trachten herhaling van
beslispunten te voorkomen en laten slechts
waar nodig al beschreven inzichten
terugkomen.
Verder stellen we in vervolg op deze
beleidsnota nog nadere uitvoeringsnota’s en
verordeningen op.
Per 1 januari 2015 staat het huis. In het
beleidsplan staat hoe we het huis inrichten.
Vervolgens moeten we vanaf 2015 hierin
gaan wonen en ons thuis gaan voelen.
Binnen een proces van transitie betekent
het dat we niet alles dicht moeten regelen.
Flexibiliteit inbouwen in alles wat we doen,
zodat we tijdig aanpassingen (‘een
verbouwing’) kunnen doorvoeren op basis
van ‘lessons learned’. Dit past bij een
transitieproces. Alles in het belang van
onze inwoners.
10 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Visie en opdrachtgeverschap
Deel 1 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 2018
11 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
1. Visie op het sociaal domein
1.1 Wat gaat er veranderen? Per 2015 krijgen we er als gemeente verschillende nieuwe
taken bij. Het gaat om het onderbrengen van de AWBZ
(Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) bij de Wmo
(Wet maatschappelijke ondersteuning), de decentralisatie
Jeugdzorg en de invoering van de Participatiewet.
1.1.1 Wmo 2015 Gemeenten zijn sinds 2007 verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning van haar
inwoners op het terrein van wonen, zorg en welzijn. Dit was een eerste stap richting het bundelen van
zorg en ondersteuning op lokaal niveau, dicht bij de mensen. Gaandeweg deze invoering is de
ontwikkeling van de ‘Kanteling’ in gang gezet. Doel hiervan was een omslag van claim- en
aanbodgericht naar vraag- en resultaatgericht werken.
De Wmo 2015 borduurt voort op de Kanteling. In de nieuwe wet staat de eigen kracht en
verantwoordelijkheid van de inwoners en hun sociale netwerk nog nadrukkelijker voorop. Participatie en
zelfredzaamheid zijn essentiële pijlers van de Wmo 2015.
Als gemeente krijgen we een bredere verantwoordelijkheid voor de deelname van inwoners met een
beperking of psychische problematiek aan de samenleving (participatie). Daarnaast hebben we de
verantwoordelijkheid om passende ondersteuning te bieden. Ondersteuning die onze inwoner in staat
stelt tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van
een gestructureerd huishouden (vertaald in het begrip ‘zelfredzaamheid’).
In de Wmo tot en met 2014 staat de ‘compensatieplicht’ centraal. De verplichting om inwoners met een
beperking of psychische problematiek te compenseren voor beperkingen die zij ervaren bij hun
zelfredzaamheid en participatie. In de Wmo 2015 lezen we de term ‘maatwerkvoorziening’, die qua
verplichting ruimer geformuleerd is. De resultaatverplichting blijft, maar er is meer ruimte om op basis
van individuele en lokale kenmerken te komen tot oplossingen. De ondersteuning stellen we met de
inwoner samen, op basis van wat iemand zelf kan bijdragen (de eigen kracht), iemands’ sociale netwerk
(familie, vrienden, buren, kennissen), algemene voorzieningen (zonder indicatie en vrij toegankelijk) en
eventueel mantelzorg. Een maatwerkvoorziening kan aanvullend hierop ingezet worden.
De negen prestatievelden in de Wmo tot en met 2014 worden vervangen door drie doelen:
Doel 1
Het bevorderen van sociale
samenhang, de mantelzorg,
het vrijwilligerswerk en de
veiligheid en leefbaarheid in
de gemeente, evenals
voorkomen en bestrijden van
huiselijk geweld.
Doel 3
Het bieden van opvang
(maatschappelijke opvang,
vrouwenopvang, beschermd
wonen en verslavingszorg
vallen hieronder).
Doel 2
Het ondersteunen van de
zelfredzaamheid en de
participatie van personen met
een beperking of met
chronische, psychische of
psychosociale problemen,
zoveel mogelijk in de eigen
leefomgeving.
12
Stelselwijzigingen in de langdurige zorg
Nederland heeft een systeem van
langdurige ondersteuning en zorg voor
ouderen en mensen met een lichamelijke,
verstandelijke, zintuiglijke of
psychische beperking. Deze zorg is, ook
gezien van de groei van het aantal
inwoners die er gebruik van maakt, niet
meer betaalbaar.
Figuur 1 geeft een schematisch overzicht
van de stelselwijziging van de hervorming
in de langdurige zorg.
Om de zorg toch betaalbaar te houden voert
het Rijk een stelselwijziging door:
- Extramurale begeleiding (AWBZ) wordt
overgeheveld naar gemeenten. Dit bestaat
zowel uit individuele begeleiding (woon- of
thuisbegeleiding) als begeleiding voor
groepen (dagbesteding). Een klein deel
(5%) van de persoonlijke verzorging dat in
het verlengde van de begeleiding wordt
geleverd gaat over naar gemeenten; ook
kortdurend verblijf (logeren) en het vervoer
van en naar de begeleiding groep komt
over. De overige 95% komt onder
verantwoordelijkheid van de
Zorgverzekeringswet te liggen.
- Extramurale verpleging wordt in 2017 van
de AWBZ overgeheveld naar de
Zorgverzekeringswet (Zvw). Doel hiervan is
om de verpleegkundige zorg buiten
instellingen te verbeteren, wijkverpleging te
bevorderen en een sterke eerste lijn te
stimuleren.
- Het Beschermd Wonen met verblijf
(langdurige GGZ) in de AWBZ wordt
beëindigd. Beschermd Wonen met
begeleiding (niet gericht op genezing
gerichte zorg) wordt de
verantwoordelijkheid van gemeenten.
Centrumgemeenten gaan deze functie
uitvoeren.
- De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
(AWBZ) wordt omgevormd tot de Wet
langdurige zorg (Wlz). De Wlz organiseert
de intramurale ouderen- en
gehandicaptenzorg (vanaf
Zorgzwaartepakket 5). Hierdoor wordt het
scheiden van wonen en zorg1 verder
doorgevoerd. De ZZP’s 1 tot en met 4
verdwijnen. Dit betekent dat mensen pas
veel later een indicatie krijgen voor een
intramurale voorziening en dus langer thuis
blijven wonen.
1 Ook wel de extramuralisering van de AWBZ-zorg genoemd
13
Figuur 1: schematisch overzicht van stelselwijziging langdurige zorg
(bron: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)
14 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
1.1.2 De Jeugdwet In de jeugdzorg is zowel de
verantwoordelijkheid als de financiering sterk
versnipperd. Dat resulteert in lange
doorlooptijden, grote druk op gespecialiseerde
zorg en onduidelijkheid over wie de regie heeft
en de verantwoordelijkheid draagt. De
Jeugdwet biedt kansen om de jeugdzorg
eenvoudiger en effectiever te organiseren.
Vanaf 1 januari 2015 zijn wij door deze
Jeugdwet als gemeente verantwoordelijk voor
zowel begeleiden als behandelen en
beschermen van de jeugd tot 18 jaar. Naast de
huidige taak van het preventieve jeugdbeleid en
de jeugdgezondheidszorg komt hier (bijna) alle
zorg en ondersteuning voor jeugdigen tot 18
jaar bij. Jeugdhulp kan doorlopen tot maximaal
het 23ste levensjaar, voor zover deze hulp niet
onder een ander wettelijk kader valt en mits
voldaan wordt aan de voorwaarden.
Er is niet alleen sprake van een verschuiving
van middelen en verantwoordelijkheden, maar
ook van een inhoudelijke transformatie.
Uitgangspunt daarbij is de eigen kracht van
mensen benutten en het ontzorgen en
normaliseren van de situatie. De ‘transitie
jeugdzorg’ beoogt in het kort de volgende
doelen:
Het inschakelen, herstellen en versterken van
het probleemoplossend vermogen van
jeugdigen en jongeren, hun ouders en hun
sociale omgeving;
Het bevorderen van de opvoedcapaciteiten van
ouders en de sociale omgeving;
Preventie en vroegsignalering;
Het tijdig bieden van de juiste hulp op maat;
Effectieve en efficiënte samenwerking rond
gezinnen dicht in de omgeving van de jeugdige
en het gezin zelf.
Figuur 2: schematische weergave taakverdeling per 2015 voor Jeugdhulp
In
bijlage 1 kunt u verdiepend lezen over de nieuwe taken die op dit vlak richting gemeenten komen.
15 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
De doelstelling van de Participatiewet is om
zo veel mogelijk mensen met een
arbeidsbeperking aan het werk te helpen.
Daarnaast is de Participatiewet bedoeld om de
kansen op arbeidsparticipatie van mensen
met een afstand tot de arbeidsmarkt of een
arbeidsbeperking op de lange termijn te
verbeteren. De Participatiewet draagt zo bij
aan de ambitie van het kabinet om zoveel
mogelijk mensen mee te laten doen aan de
maatschappij. In het huidige stelsel (vaak
complex, met onbedoelde bijeffecten niet
passend bij de huidige arbeidsmarkt) wordt
de eigen kracht en mogelijkheden van
mensen onvoldoende benut, waardoor een te
grote groep mensen onnodig niet (in een
reguliere baan) werkt. Er bestaan in de
huidige situatie voor mensen met
arbeidsvermogen verschillende regelingen: de
Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten (Wajong), de Wet sociale
werkvoorziening (Wsw) en de Wet werk en
bijstand (WWB). Deze regelingen kennen
verschillende rechten en plichten en zijn te
weinig activerend.
1.1.3 De participatiewet
Wat wijzigt er met de komst van de Participatiewet:
- De Wajong is per 1 januari 2015 alleen nog
toegankelijk voor mensen die vanwege hun
beperking duurzaam niet kunnen werken. Het
zittend bestand van de Wajong zal herbeoordeeld
worden op arbeidsvermogen. Wajongers die
duurzaam geen arbeidsvermogen hebben,
behouden hun uitkering van 75% wettelijk
minimumloon. De groep Wajongers met
arbeidsvermogen en Wajongers die tijdelijk geen
arbeidsvermogen hebben, krijgen na
herbeoordeling te maken met een
uitkeringsverlaging van hun Wajong-uitkering
naar 70% wettelijk minimumloon per 1 januari
2018 (zie TK 2013-2014, 33 161, nr.115, p. 6-7).
- Vanaf 1 januari 2015 is het niet meer mogelijk in
de Wsw in te stromen. Wie nu al in de Wsw werkt
houdt zijn wettelijke rechten en plichten. Ook
blijft het voor gemeenten mogelijk om beschut
werken voor deze mensen te organiseren.
- Er wordt beschut werk georganiseerd voor
mensen die door lichamelijke, verstandelijke
en/of psychische beperking ondersteuning nodig
hebben. Van reguliere werkgevers kan niet
worden verwacht dat zij deze mensen zonder
ondersteuning in dienst nemen.
- Voor mensen die zelf niet het wettelijk
minimumloon (WML) kunnen verdienen, komt het
instrument loonkostensubsidie beschikbaar.
Werkgevers ontvangen loonkostensubsidie om zo
het verschil tussen de loonwaarde van een
werknemer en het WML te compenseren.
Op deze manier wordt het voor werkgevers
aantrekkelijker om mensen met een
arbeidsbeperking in dienst te nemen en
ontvangen de mensen minstens het WML. Dit
geldt zowel voor mensen die in een beschutte
werkomgeving aan de slag gaan, als voor mensen
die bij een reguliere werkgever gaan werken.
16 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Naast de participatiewet treedt op 1 januari 2015 Wet maatregelen WWB in werking. De wet geeft
invulling aan het regeerakkoord van het Kabinet Rutte II. De wet voorziet in maatregelen die ervoor
zorgen dat socialezekerheidsregelingen houdbaar en toegankelijk blijven én in maatregelen voor
mensen die het zonder een extra steuntje in de rug niet kunnen redden. Doelstelling van de Wet
maatregelen WWB is het meer activerend maken van de bijstand. De regering wil dit bewerkstelligen
door bijstandsgerechtigden aan te spreken op de inzet van de eigen mogelijkheden, tegelijkertijd oog
houdend voor de menselijke maat. De regering komt met een meetlat in de vorm van een uniformering
van diverse arbeidsverplichtingen om de naleving te verbeteren, tegelijkertijd ruimte latend aan de
gemeenten voor maatwerk. Een ander doel van de wet is te zorgen voor de toekomstbestendigheid van
de bijstand: de bijstand houdbaar en toegankelijk houden nu de vergrijzing toeneemt en de
beroepsbevolking daalt. Om dat doel te bereiken, versterkt de regering met dit wetsvoorstel het
vangnetkarakter van de bijstand.
17 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
1.2 Visie op het sociaal domein We hebben een visie op het sociaal domein vastgesteld samen met gemeenten in Midden-Holland.
De visie bestaat uit op zeven speerpunten die een kader en fundament vormen hoe we de
veranderingen het sociaal domein willen benaderen.
1. Inwoners staan centraal
2. Iedereen kan meedoen
3. 1 cliënt/gezin – 1 aanpak – 1 regisseur
4. Iedereen geeft het goede voorbeeld
5. Sturen op resultaat
6. Eigen kracht is de basis
7. Investeren in preventie
Voor een nadere toelichting op de speerpunten verwijzen we naar bijlage 2.
Figuur 3: schematisch overzicht van de visie op het sociaal domein
Vanuit deze speerpunten komen we op onderstaand piramide. Hoe zwaarder de problematiek, hoe
hoger in de piramide. Het doel is om de onderste lagen van de piramide (dagelijkse leefomgeving)
zodanig te versterken en te verbeteren dat de bovenkant minder belast wordt met de inzet van niet vrij
toegankelijke maatwerkvoorzieningen.
Om deze beweging te versterken, willen wij gaan werken met een ‘dream team’ in aansluiting op onze
sociale teams. We vragen van onze professionals om meer te kijken naar de kansen en mogelijkheden
die de lokale samenleving biedt. Omdat deze verandering ook vraagt om anders denken vanuit onze
inwoners, willen wij onze inwoners uitdagen hun ideeën te blijven inbrengen. Wij gaan ook met
regelmaat in gesprek met de Wmo-raad en PUREE, en verwachten dat de dorpsoverleggen (dorps- en
wijkteams) in toenemende mate een rol zullen kunnen vervullen.
18 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Figuur 4: de piramide ‘versterken dagelijkse leefomgeving’
Voor een nadere toelichting hierop verwijzen we naar hoofdstuk 4.
1.3 Aanpalend beleid In deze paragraaf geven we een overzicht van het aanpalende beleid dat betrekking heeft op het sociaal
domein. Het gaat hier onder andere om:
- Maatschappelijke zorg (verslavingszorg, openbare geestelijke gezondheidszorg en maatschappelijke
opvang, waaronder vrouwenopvang2).
- Ouderenbeleid
- Dorps- en wijkgericht werken
- Jeugd- en jongerenbeleid
- Wonen
Maatschappelijke zorg In 2013 is het regionaal kader Maatschappelijke Zorg Midden-Holland vastgesteld, met hierin de
volgende visie op Maatschappelijke Zorg:
Gouda is als centrumgemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van een samenhangend aanbod van
maatschappelijke opvang. Als regiogemeente zijn wij verantwoordelijk voor de meer preventieve kant
2 Onderdelen uit de Wmo, waarvoor een specifiek beleidskader beschikbaar is omdat de mensen die
hiermee in aanraking komen, een groter risico lopen om af te glijden. Ook is de ondersteuning en zorg
veelal regionaal georganiseerd of de doelgroep in iedere gemeente te klein om hier specifieke ondersteuning
voor in te richten.
19 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
In november 2011 is de kadernota
„Succesvol ouder worden Bodegraven-
Reeuwijk 2011‟ vastgesteld.
De kadernota is een heroriëntatie op
het ouderenbeleid en een harmonisatie
van bestaand beleid.
van de maatschappelijke zorg, voor belangenbehartiging, cliëntvertegenwoordiging en nazorg. In onze
lokale paragraaf Maatschappelijke zorg zijn deze taken nader uitgewerkt.
De gemeenten in Midden-Holland hebben op 26 juni 2013 het ‘Convenant Samenwerken
Maatschappelijke Zorg’ ondertekend. Samen met onder andere de GGD Hollands Midden,
woningcorporaties, zorginstellingen, zorgkantoor VGZ en politie zijn de volgende doelen geformuleerd:
Dakloosheid ten gevolge van huisuitzetting komt (vrijwel) niet meer voor;
Voor alle dak- en thuislozen is een trajectplan opgesteld. Hierbij is aandacht voor inkomen,
huisvesting, ondersteuning, zorg en zinvolle dagbesteding en/of werk;
We bevorderen dat mensen die in zorg en opvang zitten uitstromen en participeren in de
samenleving;
Ex- gedetineerden zijn zoveel mogelijk voorzien van de basisvoorzieningen op de leefgebieden:
wonen, identiteitsbewijs, dagbesteding/werk, inkomen en zorg;
Overlastgevend gedrag is bij een groot deel van de doelgroep verminderd;
Het aantal zwerfjongeren wordt ten minste tot staan gebracht. Alle zwerfjongeren worden
gesignaleerd, geregistreerd en gescreend.
Ouderenbeleid In het kort zijn de uitgangspunten:
Prioriteit is het organiseren van preventieve
maatregelen, om te voorkomen dat ouderen
in een kwetsbare situatie geraken. Doel is
bevorderen dat ouderen zo lang mogelijk
zelfstandig en actief blijven wonen en
participeren in de samenleving.
Vanuit de gemeente sturen wij sterk aan op
één uitvoeringspraktijk voor de gemeente
Bodegraven-Reeuwijk, ter voorkoming van
een versnipperd welzijnsaanbod.
Van activiteiten die overwegend gericht zijn
op ontspanning en ontmoeting geldt dat wij
als gemeente van ouderen verwachten dat
zij dit zelf organiseren.
We richten ons op het ondersteunen van
ouderen die kwetsbaar zijn.
De gemeente stimuleert dat vitale ouderen
activiteiten ondernemen of organiseren die
ten goede komen aan kwetsbare ouderen.
Wij investeren in het verbeteren van de
(sturings)relatie tussen de gemeente en
welzijnsorganisaties en sturen erop aan dat
de kwaliteit en professionaliteit van het
welzijnswerk op orde zijn. Een vorm van
ketensamenwerking tussen de domeinen
wonen, zorg en welzijn is het Wonen, Zorg
en Welzijn-platform (WZW-platform).
Voldoende geschikte woonruimte voor
ouderen: vanuit de gemeente zetten we in
op een betere aansluiting tussen vraag en
aanbod.
20 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Dorps- en wijkgericht werken (dorpsoverleggen) Het coalitieprogramma 2014-2018 verwoordt
een verdere uitwerking van de rol van het
dorps- en wijkgericht werken vanuit
burgerparticipatie. De convenantperiode met de
dorps- en wijkteams loopt eind 2014 af. De
uitwerking van het dorps- en wijkgericht
werken krijgt verder vorm in nieuwe
convenanten.
In het kader van ontwikkelingen binnen het
sociaal domein spreken we met de dorps- en
wijkteams over hun rol in deze ontwikkelingen.
Gesteld is dat de dorps- en wijkteams:
Weten waar zij signalen van zorg neer
kunnen leggen of hoe zij kunnen
verwijzen;
Gesprekspartner zijn voor het sociale
team (zie hoofdstuk 3) voor wat betreft
de mogelijkheid om sociale netwerken
te versterken. Het sociale team heeft de
taak aan te sluiten op de diversiteit van
de dorps- en wijkteams.
In de loop van 2014 en 2015 ook zelf
hun rol in het sociaal domein verder
gaan uitbreiden.
Jeugd en jongeren beleid In de Kadernota Jeugdbeleid 2013-2016 ‘Talent
ontwikkelen en kansen pakken’ hebben wij het
wensbeeld uitgesproken
dat onze jeugd tot 23 jaar in Bodegraven-
Reeuwijk gezond en veilig kan opgroeien tot
zelfstandige volwassenen en naar vermogen
actief kan deelnemen aan het sociale,
economische en culturele leven. Daartoe zijn
drie speerpunten benoemd:
Gezond en veilig opgroeien: De
inspanningen zijn er op gericht dat elke
jongere zich in een veilige en
stabiele omgeving kan ontwikkelen en
opgroeien. Dit geldt voor scholen,
sportverenigingen, de openbare ruimte
maar met name ook in het gezin.
Een geslaagde schoolloopbaan: De
inspanningen zijn er op gericht dat elke
jongere in Bodegraven-Reeuwijk een
startkwalificatie behaalt. Dit wil zeggen
een diploma op minimaal MBO niveau 2.
Een stimulerende leefomgeving: Vanuit
een positieve benadering van de jeugd
is de inzet gericht op
talentontwikkeling. Daarbij hoort een
leefomgeving die de jeugd stimuleert
tot ontwikkeling en deelname aan de
samenleving: participatie. Dit betekent
de beschikbaarheid van goede
voorzieningen zoals sportverenigingen,
plekken waar de jeugd elkaar kan
ontmoeten maar ook het uitvoeren van
vrijwilligerswerk door de jeugd.
Langer thuis wonen (het scheiden
wonen en zorg) Met de hervorming van de langdurige zorg en
de bevolkingsontwikkeling groeit het aantal
mensen dat zelfstandig in een woning woont en
een aanzienlijke zorgvraag heeft, snel. Partijen
zijn, vanuit ideeën hoe zorg en ondersteuning in
de wijk georganiseerd kunnen worden, op zoek
naar vernieuwende woon-, zorg- en
welzijnsconcepten.
21
Zorgpartijen treffen al maatregelen, zoals het sluiten van verzorgingshuizen en het beëindigen van
huurovereenkomsten met woningcorporaties of derde partijen. Dit om de omvang van het aanbod te
beheersen. Zorg- en welzijnsproducten, het leveren van diensten aan huis, worden in de markt gezet.
22 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
De veranderingen in de woningbehoefte gaan te snel om oplossingen uitsluitend te zoeken in het
veranderen van het woningaanbod. Daarvoor is het bouwproces te traag en zijn woningcorporaties
momenteel te weinig (financieel) slagvaardig. Het inzetten van de bestaande woningvoorraad is daarom
nodig, onder meer door flexibilisering van de woonruimteverdeling ten behoeve van de zorgvragers. De
veelzijdigheid van de veranderingen vraagt om een integrale samenwerking tussen de betrokken
partijen. Zorg- en welzijnsorganisaties, woningcorporaties, zorgverzekeraar, marktpartijen en
cliëntenorganisaties nemen hier ieder vanuit eigen verantwoordelijkheid een rol in.
De regierol van de gemeente moet vooral gericht zijn op het faciliteren van de samenwerking tussen
genoemde partijen. Samen met de partijen willen we, vanuit een gezamenlijk gedragen visie op zorg en
wonen, tot een gemeenschappelijke agenda, en optimale afstemming van maatregelen en producten
rond zorg en wonen komen. We doen dit op het niveau van de regio Midden-Holland.
In het volgende hoofdstuk beschrijven we de wijze waarop wij hier als gemeente op willen besturen,
hoe wij invulling geven aan ons opdrachtgeverschap. De uitdagingen en risico’s, waaronder het
financiële kader, komen eveneens aan bod.
Samenvattend We beschreven de veranderingen op het sociaal domein en vanuit welke visie wij een antwoord
geven op deze veranderingen. In hoofdlijnen komen bij elke transitie de zeven speerpunten
terug die we benoemen in de regionale visie:
- Inwoners staan centraal
- Iedereen kan meedoen
- 1 cliënt/gezin – 1 aanpak – 1 regisseur
- Iedereen geeft het goede voorbeeld
- Sturen op resultaat
- Eigen kracht is de basis
- Investeren in preventie
Vanuit deze basis werken wij aan ons lokale sociale domein.
Het sleutelwoord hierbij is verbinden.
23 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
2. Opdrachtgeverschap en financieel kader
2.1 Opdrachtgeverschap In het coalitieprogramma omschrijven we op welke wijze wij als gemeente willen besturen:
We voeren “…een open stijl van besturen: verbindend besturen, inwoners moeten in een vroeg stadium
mee kunnen praten. Door actief te informeren worden inwoners betrokken en uitgenodigd om mee te
denken. Een goede regie vanuit de gemeente en een goede samenwerking met partijen zijn hierbij van
groot belang. Door nauw samen te werken met omliggende gemeenten en uitvoeringspartners zoals het
CJG en de UZW (SAM: Stichting SAM Bodegraven-Reeuwijk) kunnen wij de decentralisaties van de
Jeugdzorg en Wmo-taken opvangen. Om de afgesproken doelstellingen ook echt te halen, maken we
sluitende prestatieafspraken.”
De uitdaging
De transities in het sociale domein stelt ons, maar ook aanbieders en cliënten voor nieuwe
opgaven. Het roer moet óm in beperkte tijd en onder grote financiële druk. Dat vraagt om nieuwe
werkwijzen en andere financieringsvormen, gericht op meer samenredzaamheid en
maatschappelijke participatie voor mensen met een beperking.
De omslag van ‘beperkingen en zorg’ naar ‘functioneren en ondersteuning’ vergt een
verandertraject waarin we nieuwe werkwijzen moeten uitproberen en waarin nieuwe vormen van
samenwerking nodig zijn. Dit vraagt om een geleidelijke ontwikkeling: naarmate er meer bekend is
over de effecten van nieuwe werkwijzen (‘uitkomsten’) en de functionaliteit van nieuwe
organisatievormen (‘prestaties’) kunnen we meer vrijheid b ieden aan aanbieders. Als regisseur van
het sociale domein is het onze verantwoordelijkheid om deze omslag in goede banen te begeleiden.
Hierbij is het van belang oog te hebben voor de waarde (kwalitatieve prestaties/ opbrengst).
Als opdrachtgever krijgen wij een sterke invloed op de marktordening in het sociale domein. Het gaat
om de inkoop van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Hierbij geldt: Lokaal wat kan en
regionaal waar het moet of waar het handig is. Bij de gezamenlijke inkoop staan niet de producten,
aanbod of organisaties centraal, maar de zinvolle bijdrage van de voorziening aan de zelfredzaamheid
en participatie van de inwoner. Het accent ligt daarom bijvoorbeeld ook op oplossingen door en/ of in
het sociaal team. Die moeten aansluiting vinden op de leefwereld van onze inwoner en niet worden
beperkt door de inkoop of subsidiering van professionele/ specialistische ondersteuning. Daarom ook de
inzet op een ‘dreamteam’ naast het (sociale) team van professionals (blz. 15).
2.1.1. Subsidiering van algemene voorzieningen Algemene voorzieningen subsidiëren we op lokaal niveau. Veel van deze organisaties zijn ook direct in
de buurt aanwezig en met deze organisaties doorlopen we continu een proces van kantelen, aanpassen
en aanscherpen van de gemaakte afspraken. We vragen onze algemene voorzieningen te zoeken naar
nieuwe mogelijkheden, om in te spelen op de veranderingen, het oude met het nieuwe te verbinden en
keuzes te maken. Doel is te zorgen dat de zelfredzaamheid van onze inwoners vergroot wordt en dat zij
ondersteund worden vanuit hun eigen kracht en eigen netwerk. (Zie ook het uitgangspunt ‘Investeren
in preventie’, hoofdstuk 1.2.).
Het is van groot belang om ruimte voor innovaties te maken. Deze (financiële) ruimte willen we in onze
begroting creëren en we maken afspraken met onze partners om dit ook te doen.
De eerste stappen hiertoe zijn reeds gezet door het (in overleg met partners) vaststellen van nadere
beleidsregels op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. Ook is met een aantal partners de
afspraak gemaakt ruimte voor innovatie in hun aanvraag op te nemen.
Dit bouwen we verder uit.
2.1.2. Inkoop van maatwerkvoorzieningen op gebied van zorg en wijze
van contractering Via de kadernota ´Gebundelde Krachten´ en het Regionaal Transitiearrangement (RTA) is besloten om
op onderdelen (nieuwe maatwerkvoorzieningen) regionaal in te kopen. Het proces van inkoop/
contracteren is tijdig gestart om in 2015 adequate zorg te kunnen leveren. Hierbij staat de inwoner
centraal.
We hebben in de regio te maken met een veelvoud aan aanbieders en diensten die ingekocht moeten
worden. Gezamenlijke inkoop regelt alleen de beschikbaarheid van het aanbod. Gemeenten blijven zelf
verantwoordelijk voor de keuze en rekenen dit lokaal af.
24 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
We streven gezamenlijk bij de voorbereiding van contracten en raamovereenkomsten met zoveel
mogelijk aanbieders naar optimale keuzevrijheid voor onze inwoners binnen wettelijke en
budgettaire kaders. Zo ontstaat een ruime keuze bij Zorg in Natura (ZIN). Als geen passend aanbod
voorhanden is, bestaat de mogelijkheid tot PGB (persoons gebonden budget).
We hanteren hierbij het dynamisch selectiemodel. Uitgangspunten zijn:
- We werken met meer aanbieders, waarin we ook kleinere partijen de ruimte willen geven
- Periodieke toetreding van nieuwe aanbieders moet mogelijk zijn (bijv. van nieuwe innovatieve
aanbieders, die meestal kleinschalig lokaal nieuw aanbod bieden);
- We bieden keuzemogelijkheden voor cliënten, maar geen keuzevrijheid tegen elke prijs;
- De (snelheid van) levering moet beloond worden en afdwingbaar zijn;
- Kwaliteitsbeleving van cliënten moet een grote rol spelen;
- Met behoud van prijsconcurrentie.
Het beoogd resultaat van dit model is een goede hulp voor de cliënt tegen een maatschappelijk
aanvaardbare prijs. Voor meer informatie: www.nsdmh.nl.
In 2014 vragen we aanbieders de eerste stappen te zetten tot kostenreductie of goedkopere
arrangementen te ontwikkelen om zware frictiekosten in 2015 te voorkomen. Nieuwe klanten
krijgen vanaf 2015 te maken met goedkopere arrangementen. Voor bestaande klanten geldt een
overgangsrecht. Het uitgangspunt is dat de gemeente geen rijksbeleid kan en gaat compenseren.
(bron: Gebundelde krachten)
In de Wmo 2015 en de Jeugdwet blijft de keuze
voor zorg in natura of persoonsgebonden
budget (pgb) als leveringsvorm voor de niet vrij
toegankelijke voorzieningen bestaan. De
gemeente moet de betrokkene over deze keuze
informeren.
Aan het pgb worden in de Wmo 2015 en de
Jeugdwet minimaal de volgende voorwaarden
verbonden:
- De inwoner moet in staat zijn de aan het
pgb verbonden taken op een verantwoorde
wijze uit te voeren;
- De inwoner moet motiveren waarom hij een
pgb verkiest boven ondersteuning via zorg
in natura;
- Er moet gewaarborgd zijn dat de geleverde
ondersteuning en voorzieningen van goede
kwaliteit zijn.
Het pgb krijgt de vorm van een trekkingsrecht.
Wettelijk is vastgelegd dat de Sociale
Verzekeringsbank het budget van de inwoner
beheert en zorgt voor de betalingen aan
zorgverleners op basis van het vooraf
opgestelde ondersteuningsplan. Het risico van
misbruik of oneigenlijk gebruik wordt hierdoor
verkleind. De verwachting is dat deze vorm van
pgb direct leidt tot minder pgb aanvragen. Het
beleid rond pgb is voor de Wmo en de Jeugdwet
gelijkluidend en vertalen we als volgt in nadere
regels in de respectievelijke verordeningen:
In het kader van het keukentafelgesprek wordt
met de inwoner een gesprek gevoerd over de
wijze waarop hij/zij zelf denkt het
geformuleerde probleem op te lossen. Indien
hieruit blijkt dat de inwoner middels een pgb
informele zorg wil financieren (bijvoorbeeld
door de partner of ouders of kinderen in te
zetten) wordt de inwoner geacht het probleem
binnen de eigen kring te kunnen oplossen en
wordt geen maatwerkvoorziening geboden.
Een uitzondering wordt gemaakt wanneer er
sprake is van zogenaamde zorgintensieve
situaties. In deze situatie moet sprake zijn van
aantoonbaar betere, effectievere, efficiëntere
en doelmatiger ondersteuning.
Op de hoogte van de tarieven voor een pgb
wordt een bedrag in mindering gebracht
vanwege lagere overheadkosten ten opzichte
van Zorg in Natura.
Een persoonsgebonden budget wordt bruto
verstrekt. Dat wil zeggen dat het CAK hierop
een eigen bijdrage int. In bepaalde situaties kan
een pgb uiteindelijk werken als een
inkomensvoorziening waar de verzorgende van
afhankelijk is. Om uitwassen in deze
inkomenssituatie te voorkomen wordt dit
budget gemaximeerd. De keuze tussen Zorg in
Natura en de mogelijkheid van een budget en
de gevolgen daarvan zijn onderwerp van het
keukentafelgesprek.
25 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
2.1.3 Kwaliteit, monitoring, toezicht Hoe bevorderen en bewaken we de kwaliteit van de zorg en de dienstverlening aan inwoners?
En welke verantwoording over de uitgaven van publieke middelen verwachten we? In dit
hoofdstuk laten we zien hoe we aan de voorkant van processen goed aangeven waar ze aan
moeten voldoen: kwaliteitseisen. Daarnaast laten we zien hoe we aan de achterkant nagaan of die
gevraagde kwaliteit geleverd wordt tegen de gemaakte afspraken over resultaten en middelen:
verantwoording. Een belangrijk principe in de nieuwe sociale infrastructuur is ruimte voor
vertrouwen in inwoners en professionals. De gemeente kiest niet voor het dichtregelen en voor
minutieuze verantwoordingssystemen. Tegelijk is het van belang om zorgvuldig om te gaan met
publieke middelen.
Kwaliteit
Inwoners zélf zijn de aangewezen bron van informatie over hun (zelf)redzaamheid en
maatschappelijke participatie. Zij weten zelf het best hoe zij zich redden in huis en in de
maatschappij. Uitkomstmeting moet daarom bij cliënten gebeuren. Het vormgeven van deze
uitkomstmeting is een ontwikkelpunt voor de komende jaren. Zo is het mogelijk om Patient-
Reported Outcome Measures (PROMs) als uitkomstmaat te hanteren. Een PROM is een
gestructureerde vragenlijst waarin de cliënt wordt gevraagd naar zijn gezondheid en functioneren
vanuit zijn eigen gezichtspunt. Het gebruik van PROMs wordt gezien als een belangrijk middel om
het cliëntperspectief in de aansturing en besluitvorming van gezondheidszorg centraal te
stellen. Een bestaande en beproefde PROM die aansluit bij de doelen van de Wmo is de IPA (Impact
op Participatie en Autonomie). Dit instrument meet de ervaren (zelf)redzaamheid op individueel
niveau en berekent op groepsniveau de (zelf)redzaamheid op vijf leefdomeinen: binnenshuis,
buitenshuis, familierol, sociale relaties, werk en inkomen.
Aan zorgaanbieders worden kwaliteitseisen gesteld. Een groot deel daarvan zijn ‘vaste’ eisen die
door de Rijksoverheid worden opgelegd. Daarnaast kan de gemeente zelf ook eisen stellen aan de
kwaliteit van de aanbieders die zij tot hun ‘markt’ toelaten. Eisen die passen bij de lokale
behoeften.
Wettelijke eisen
In de drie wetten staan verschillende kwaliteits- en verantwoordingseisen. Deze eisen gaan
bijvoorbeeld over:
- inzet van gekwalificeerd personeel;
- van toepassing zijnde kwaliteitskeurmerken;
- criteria voor certificering van instellingen die jeugdhulp bieden;
- effectiviteit van de geboden zorg/voorzieningen;
- de wijze van verantwoording afleggen over inzet van middelen aan het Rijk.
We hanteren de kwaliteits- en verantwoordingseisen die uit de wetten voortvloeien en
vertalen deze naar normen waaraan de gemeentelijke organisatie en onze
(contract)partners/aanbieders moeten voldoen. Zodoende wordt ‘aan de voorkant’ (bij
inkoop/aanbesteding en subsidieverstrekking) een passende set aan vereisten opgesteld.
Aanvullende kwaliteitseisen van de gemeente
Klanttevredenheid en klantbeleving zijn belangrijke graadmeters voor kwaliteit. In het systeem
van kwaliteit en verantwoording krijgt klanttevredenheid (of breder: klantervaring)
bijzondere aandacht. Partijen krijgen de opdracht de individuele klanttevredenheid doorlopend
of periodiek via externen te meten en hierover te rapporteren aan de gemeente.
Als gemeente hebben wij de taak toe te zien op de kwaliteit van het aanbod. We zorgen ervoor dat
(onder andere) de aanbieder maatwerk biedt, er sprake is van kostenefficiënte inkoop van
voorzieningen en minder langdurige maatwerkvoorzieningen worden ingezet. Op basis van dergelijke
principes maken we afspraken met onze aanbieders.
Zoals in de alinea hiervoor beschreven is, vragen we onze aanbieders in 2014 de eerste stappen te
zetten tot kostenreductie of het ontwikkelen van goedkopere arrangementen om zware frictiekosten in
2015 te voorkomen.
26 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Bij de regionale inkoop van nieuwe maatwerkvoorzieningen, hanteert de regio vijf uitgangspunten die
bepalend zijn bij de aansturing:
- De burger staat centraal;
- Er is ruimte voor innovatie in het aanbod;
- De nieuwe taken worden binnen het budget zoals verstrekt door het Rijk, ingevoerd en uitgevoerd;
- Taken die regionaal worden ingekocht, worden lokaal afgerekend volgens het woonplaatsbeginsel;
- Gemeenten zien toe op de kwaliteit van het aanbod.
We overleggen met aanbieders over de wijze waarop resultaatsturing in de financiering een plek krijgt.
Uitgangspunten/principes hierbij zijn:
- Optimale inzet van de eigen kracht van de individuele inwoner, zijn netwerk en de samenleving als
geheel;
- Vrijwillig waar het kan, professioneel waar het moet;
- De aanbieder levert maatwerk;
- Minder specialistische, intensieve of langdurige maatwerkvoorzieningen;
- Kostenefficiënte inkoop van voorzieningen;
- Passend binnen de nieuwe sociale infrastructuur en de visie op het sociaal domein.
We ontwikkelen een basisset prestatie-indicatoren, in ieder geval in aansluiting op de te verwachten
landelijke benchmarks en de door het Rijk gevraagde beleidsinformatie. Deze basisset vullen we lokaal
aan. Resultaatsturing betekent ook bekostigen op resultaat. We maken de bekostiging in de toekomst
deels afhankelijk van prestaties en deels van resultaten.
Naast afspraken over richtprijzen voor bouwstenen is het wenselijk een zekere uniformiteit na te
streven rond de meting van de outcome, effectiviteit en efficiency. In het verleden is voor de provinciale
jeugdzorg een set met tien prestatie-indicatoren (gedefinieerd rondom vier kerndoelen van
hulpverlening. Deze set in onderstaande tabel samengevat (IPO, 2006) hanteren wij als basis voor de
inrichting van de kernprestatie-indicatoren.
Kerndoel Prestatie-indicator
Hulpvragen van cliënten zijn beantwoord
Mate van doelrealisatie
Mate van cliënttevredenheid
Mate van reguliere beëindiging hulp
Autonomie van cliënt versterkt
Mate vermindering ernst problematiek
Mate van herhaald beroep op hulp
Mate doorstroming naar lichtere en zwaardere hulp
Veiligheid jeugdige hersteld
Mate waarin gedwongen kader (ondertoezichtstelling of voogdij) niet langer nodig is
Mate waarin ondertoezichtstelling en voogdij succesvol zijn beëindigd
Jeugdige vormt geen bedreiging voor veiligheid van samenleving
Mate waarin jeugdreclassering niet langer nodig is
Mate waarin recidive van jeugdige delinquenten uitblijft
Figuur 5: overzicht kernprestatie-indicatoren
Lokaal is met Stipter, die de ICT en administratieve afhandeling en controle verzorgt voor de Wmo-
voorzieningen, afgesproken dat zij de klanttevredenheid meet van gebruikers van deze voorzieningen.
Daarnaast registreert zij de financiële gegevens waardoor we op ieder moment zien hoeveel we
uitgeven aan de diverse soorten van voorzieningen en gegevens in het kader van contractmanagement
(wordt er geleverd zoals afgesproken, factuurcontrole). Hiertoe heeft Stipter een dashboard ontwikkeld
waarop de gemeente vrijwel direct inzicht heeft in de prestaties van de uitvoering en van de realisatie.
In 2015 willen we verder onderzoeken hoe we kunnen zien dat de verschuiving van individuele naar
algemene voorzieningen daadwerkelijk plaatsvindt.
We kunnen dan denken aan het meten van andere gegevens, bijvoorbeeld het percentage aanvragen
dat resulteert in een indicatie, of er over all sprake is van een daling in het percentage toegewezen
individuele voorzieningen en het in kaart brengen van (het gebruik van) voorliggende voorzieningen.
27 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Ook kunnen we onze algemene voorzieningen hierin een rol geven. Deze en andere gegevens willen we
waar dat kan op wijk- dan wel dorpskernniveau kunnen afleiden om hierop het gemeentelijk beleid
verder te specificeren.
Kwaliteitsafspraken met Ferm Werk
De afspraken tussen de gemeente Bodegraven-Reeuwijk en Ferm Werk zijn vastgelegd in een
gemeenschappelijke regeling. In de dienstverleningsovereenkomst zijn vervolgens aanvullende
afspraken gemaakt. Voor het maken van prestatieafspraken in de dienstverleningsovereenkomst (DVO)
2014 zijn de resultaten van 2013 van de afzonderlijke deelnemers als uitgangspunt genomen. 2014 is
voor Ferm Werk en voor gemeenten een overgangsjaar. Gedurende dit jaar wordt ervaring opgedaan
met de huidige DVO en worden wellicht nieuwe inzichten ontwikkeld. Deze worden gebruikt om tijdig
een nieuwe DVO voor 2015 op te stellen.
In september 2014 maken we met elkaar afspraken voor de DVO 2014. We willen in ieder geval
prestatieafspraken maken in de DVO op de volgende punten:
Armoedebestrijding
Het verstrekken van incidentele of periodieke bijzondere bijstand ter ondersteuning van de participatie
in de maatschappij zoals beschreven binnen de WWB. Hieronder vallen ook de gemeente specifieke
minima regelingen:
- Het percentage gebruik van inkomensondersteunende regelingen door huishoudens met een
laag inkomen t.o.v. potentiële doelgroep (tot 110% van het sociaal minimum), stijgt in 2015
met 10% ten opzichte van 2014;
- 80% van de aanvragen wordt binnen 4 weken afgehandeld.
Inzetten op schuldhulpverlening
Het innemen van een verzoek tot schuldhulpverlening en het tot stand brengen van een minnelijke
regeling of overdracht naar de WSNP (Wet Sanering Natuurlijke Personen).
Voorkomen en tegengaan van misbruik van inkomstenregelingen Het preventieve beleid is erop gericht misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen (communicatie rond regelingen, rechten en plichten), dan wel in een zo vroeg mogelijk stadium te detecteren (poortwachterfunctie, bepaling van de administratieve werkelijkheid door gegevensuitwisseling, gebruik
van klantprofielen en dergelijke).
Bevorderen uitstroom naar werk
We willen de uitstroom naar werk bevorderen (voor mensen die zonder re-integratieondersteuning niet
aan het werk komen).
2.1.4 Verantwoording Het is van belang te sturen op kosten, effecten en kwaliteit. Daarvoor is een passende
verantwoordingssystematiek nodig, op basis van en gericht op:
- wettelijke regels (doel/ en rechtmatigheid);
- de gemeentelijke sturingsfilosofie;
- administratieve lastenverlichting;
- effectmeting en bijsturing;
- publiek verantwoorden.
De verantwoordingssystematiek wordt toegespitst op de te onderscheiden betrokken partijen
zoals contractpartners, subsidiënten en sociale teams.
Een instrument waar de afgelopen periode meer ervaring mee is opgedaan, is dat van
resultaatgerichte subsidieverlening. De gemeente wil deze werkwijze voortzetten en uitbreiden.
Bij deze manier van subsidieverlening ligt de nadruk meer op maatschappelijke effecten en
resultaten en minder op gekwantificeerde activiteiten.
Op alle relevante plekken binnen de administratieve organisatie komt aandacht voor
fraudepreventie en controle.
28 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Sociaal deelfonds
Het Rijk heeft een sociaal deelfonds ontwikkeld.
De middelen in dit fonds zijn bestemd voor
specifiek doelen in het deelfonds. Iedere
gemeente, dus ook Bodegraven-Reeuwijk, richt
lokaal een deelfonds sociaal domein in en
voldoet aan de bestedingsvoorwaarden van het
rijk. Eventuele overschotten in dit deelfonds
mogen niet worden gebruikt om tekorten van
de gemeente op te vangen. Het Rijk kan een
onderzoek instellen bij onderbesteding van
budget. In dat geval worden de prestaties van
de gemeente beoordeeld. Via de systemen van
monitoring bereidt de gemeente zich hierop
voor.
Eén van de instrumenten om hier invulling aan
te geven is de programmabegroting. De
ontschotting van het budget van de drie
decentralisaties geeft Bodegraven-Reeuwijk
invulling met het programma “Leven, leren en
werken@bodegraven-reeuwijk”. Het volledige
budget van de decentralisaties is hier
ondergebracht. Dit maakt het mogelijk voor het
College om hier adequaat op te acteren.
De meicirculaire 2014 geeft de bedragen die wij
in 2015 gaan ontvangen. In het kort komt het
erop neer dat we 13,3 miljoen ontvangen in het
deelfonds sociaal domein, zie ook de tabel:
2014 2015
WMO
HbH 2.571.746 1.880.090
Awbz - *
Jeugd - *
WWB
Participatie 279.874 *
WSW 2.046.737 *
Deelfonds Sociaal Domein
Deelfonds soc.
domein
11.395.989
totaal 4.898.357 13.276.079
* de bedragen in de jaarschijf 2015 zijn
opgenomen onder de noemer van het deelfonds
sociaal domein, in totaal bijna € 11,4mln. In
bijlage 4 wordt ingegaan op de opbouw van dit
budget.
Meer informatie hierover kunt u lezen in bijlage
4. Wat betreft de participatiewet zijn deze
bedragen nog niet allemaal bekend. Alleen het
Participatiebudget 2015 is bekend. In het
participatiebudget zijn budgetten Wsw (zittend
bestand Wsw), het budget voor de nieuwe
doelgroep van de Participatiewet en de
bestaande re-integratiemiddelen voor de
huidige doelgroep samengevoegd.
De voorlopige budgetten voor wat betreft de
bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies
worden voor 1 oktober bekendgemaakt.
Verantwoording aan de gemeenteraad
De gebruikelijke lokale horizontale
verantwoording aan de gemeenteraad is ook
van toepassing op de decentralisatietaken.
Bovendien dient jaarlijks de zogenaamde
Informatie voor derden (IV/3) te worden
verstrekt. Daarnaast is er de controleverklaring
van de accountant op de jaarrekening van de
gemeente. De verantwoording van het college
aan de gemeenteraad gaat via de huidige cyclus
van begroting, voorjaarsnota en de
jaarrekening. We zorgen voor een
overzichtelijke wijze van verslag uitbrengen van
de ontwikkelingen van en de uitgaven binnen
het sociaal domein.
Verantwoording bij
maatwerkvoorzieningen
Maatwerkvoorzieningen worden direct in natura
ingezet. Inwoners leggen over het gebruik
ervan geen aparte verantwoording af. Wel
wordt periodiek een klanttevreden-
heidsonderzoek uitgevoerd en ook inzichtelijk
voor inwoners gepubliceerd. De aanbieders van
maatwerkvoorzieningen leveren verantwoording
over de geboden ondersteuning zoals het staat
in het programma van eisen bij de
contractering.
Verantwoording pgb-houders
Voor de verantwoording van een
persoonsgebonden budget staan specifieke
eisen in de
verordeningen, gebaseerd op de wettelijke
vereisten. Een aantal mensen gebruikt op basis
van de AWBZ een persoonsgebonden budget
(pgb) waarmee zij ondersteuning inkoopt. Het
kan hierbij gaan om stabiele situaties, waarin al
langdurig ondersteuning wordt geboden. Als
deze ondersteuning naar tevredenheid is en
goedkoper uitpakt dan ondersteuning in natura,
dan continueert het individuele pgb vanaf het
moment dat de gemeente verantwoordelijk
wordt voor het aanbieden van de benodigde
ondersteuning. Om te vermijden dat er onnodig
veel tijd (en geld) wordt gestoken in de
administratieve verantwoording van het pgb,
wordt een lichte vorm van periodieke
verantwoording ingevoerd.
29 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
2.2 Risico’s, de lokale taakstelling en
financiële situatie
Omdat er nog veel onduidelijk is, is het lastig
de gevolgen van de wijzigingen te overzien en
is het inkooptraject en contractbeheer complex.
Ook zal op veel terreinen nieuwe kennis moeten
worden opgedaan. Daarnaast hebben we lokaal
te maken met een financiële situatie die vraagt
om het maken van keuzes. In het
coalitieprogramma omschrijven we dit als volgt:
‘Er ontstaat een grote druk om de
(meer)jarenbegroting sluitend krijgen. (…..)
Voorwaarden daarvoor zijn keuzen maken,
ambitieniveaus beperken, efficiënter werken en
scherp op de kosten letten. En: waar geen geld
voor is, wordt niet gerealiseerd.’
De afgelopen jaren hebben we fors bezuinigd op
de subsidies van onze maatschappelijke
partners. Er is nog een deel van de
gemeentelijke taakstelling niet ingevuld. Deze
financiële kaders maken het nog belangrijker
om als opdrachtgever te monitoren en toezicht
te houden op de uitgaven.
Hoe zorgen we ervoor dat we uitkomen met de
financiële middelen voor het sociale domein?
Om dat te bereiken, werken we slimmer en
anders:
We benutten burgerkracht, we integreren de
nieuwe taken zoveel mogelijk en we zoeken de
synergie met de bestaande taken binnen het
sociale domein.
Dat doen we in een zoveel mogelijk ontschotte
begroting, zodat de flexibiliteit
om te schuiven met budgetten zo groot
mogelijk wordt.
Wel is van belang te benadrukken dat de
financiering (met name voor de individuele
vormen van ondersteuning) een
open/einde/karakter blijft houden.
Als het geld op is, maar inwoners vragen
terecht om ondersteuning, dan moet de
gemeente die bieden. De financiële
haalbaarheid van de sociale infrastructuur en
van voorzieningen die vanwege de transities
worden opgebouwd of omgevormd blijft een
bijzonder punt van aandacht.
We willen sturen aan de hand van monitoring
van de prestaties in de uitvoering.
Monitoring en informatievoorziening zijn
cruciaal in dit opzicht.
Met de activiteiten die in dit beleidsplan zijn
opgenomen wordt al sturing gegeven aan de
maatschappelijke opgave die in financiële zin
(middels bezuinigingen) vertaald is en gaat
worden:
- burgerkracht faciliteren;
- de kanteling: van claim/ en
aanbodgericht naar vraag/ en
resultaatgericht werken;
- investeren in een preventieve aanpak;
- bouwen aan informele
ondersteuningsnetwerken;
- laagdrempelige, lichte ondersteuning in
de wijk;
- ondersteuning laten aansluiten op de
eigen mogelijkheden en het netwerk
van mensen;
- ‘first time right’: op het juiste moment
de juiste ondersteuning inzetten;
- synergiewinst: samenhangende vormen
van ondersteuning;
- dubbelingen van professionele inzet
eruit halen (één huishouden, één plan,
één aanpak);
- contracten afsluiten tegen gunstige
tarieven.
30 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Inzet van risicomanagement
De ontwikkelingen binnen het sociale domein zijn veelomvattend en kennen veel risico’s. Ze
vragen veel van de gemeentelijke organisatie, omdat er nieuwe taken bijkomen waar grote
bedragen mee gemoeid zijn. Om de complexiteit te hanteren, is de inzet van risicomanagement
noodzakelijk.
Risicomanagement is een sturingsinstrument en voor het goed identificeren en volgen van de risico’s
houden we een risicoregister bij. Vanuit het register analyseren we periodiek de belangrijkste risico’s
die zich op een zeker moment voordoen. Op het moment dat we een risico identificeren, bekijken we
ook welke beheersmaatregel we kunnen inzetten om de risico/impact teniet te doen of te verminderen.
Daar waar we als gemeente inspraakmogelijkheden hebben in processen en trajecten denken we
aan de voorkant mee om de juiste informatie te voorzien voor beleid en handreikingen. Daarnaast
benutten we onze lobbykanalen.
Risico’s vanuit gemeentelijk oogpunt
Risico’s veranderen in de tijd. Dat zien we ook terug in de risico’s die in het risicoregister staan.
Op dit moment identificeren we de volgende risico’s:
Onduidelijkheid wet/ en regelgeving en
financiële kaders
De politiek/bestuurlijke afhankelijkheid is groot
vanwege de landelijke besluitvorming en de
vertraging die in die processen is opgetreden.
Het gaat daarbij vooral om wetgeving en
financiële kaders, maar ook om de
beschikbaarheid van informatie (inzicht in
cliëntpopulaties) en landelijke kwaliteitskaders.
Tegelijkertijd kunnen we het ons als gemeente
niet veroorloven om te
wachten op meer informatie. We geven
zorgvuldig het proces vorm om tijdig klaar te
zijn voor de nieuwe klantgroepen die onder de
gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen en
om goede afspraken te maken over de
ondersteuning door aanbieders.
Bezuinigingen
De aangekondigde forse bezuinigingen op de
verschillende decentralisatietaken vormen een
risico op zich. Extra risico ontstaat doordat de
bezuinigingen grotendeels gerealiseerd dienen
te worden op de invoeringsdatum van de
nieuwe wetgeving, terwijl implementatie/ en
invoeringsbudgetten zeer beperkt beschikbaar
zijn.
Tijd
De tijdsspanne tussen nu en de
implementatiedatum van 1 januari 2015
wordt steeds kleiner. De door te voeren
veranderingen in de praktijk zijn groot. Het
risico is dat een en ander niet tijdig gerealiseerd
wordt of dat niet alles in één keer goed en
volgens het eindconcept verloopt. Op cruciale
onderdelen in de nieuwe wetgeving zijn
beschikbare bedragen, hoogten van kortingen,
verdeling van taken en afspraken over privacy
nog onduidelijk. Weinig is echt zeker.
De nieuwe taken hebben evenwel allemaal een
open einde karakter, waardoor het lastig is om
op voorhand te stellen dat het budgettair kader
voldoende zal zijn. Er is nu redelijk zicht op het
aantal (potentiële) cliënten, maar er is nog
steeds een kans dat het beschikbare budget
onder druk kan komen te staan. Deze risico’s
worden in eerste aanleg opgenomen in de
risicoparagraaf van de begroting.
In deze paragraaf worden de resterende
gemeentelijke risico’s opgenomen die niet te
kwantificeren zijn. Gemeenten hebben de
nodige ervaring met open-einde regelingen
(Bijvoorbeeld de WWB, vergunningverlening,
huidige Wmo) en ook hier zal de komende jaren
in het begrotingsproces rekening mee gehouden
moeten worden om niet voor verrassingen te
komen staan.
31 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
In bijlage 3 vindt u een risico-inventarisatie met daarbij mogelijke beheersmaatregelen. Een voorbeeld
bij jeugdhulp is dat we als Bodegraven-Reeuwijk voorbereid willen zijn op incidenten die zich voor
kunnen doen in hoog-risico situaties. Onderdeel hiervan is het actief in gesprek gaan van college en
gemeenteraad over wederzijdse verwachtingen rond risico’s en incidenten. Uiteindelijk willen we samen
met ketenpartners komen tot een ketenincidentplan, waarin beschreven staat hoe de betrokken partijen
gezamenlijk omgaan met incidenten, wie welke rol speelt, hoe informatie-uitwisseling verloopt, etc.
Samenvattend Door de transities in het sociale domein moet het roer óm, in beperkte tijd en onder grote financiële druk. Deze
omslag vraagt om het uitproberen van nieuwe werkwijzen en nieuwe vormen van samenwerking en andere
financieringsvormen, gericht op meer zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Als regisseur van het sociale
domein is het onze verantwoordelijkheid om deze omslag in goede banen te begeleiden. Hierbij is het van belang niet
eenzijdig naar beheersing van de kosten te kijken, maar oog te hebben voor de waarde die daar tegenover staat.
Ook vraagt dit vraagt om een geleidelijke ontwikkeling: naarmate er meer bekend is over de effecten van nieuwe
werkwijzen (‘uitkomsten’) en de functionaliteit van nieuwe organisatievormen (‘prestaties’) kunnen we meer vrijheid
bieden aan aanbieders.
32 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Stand van zaken en de lokale (toegang tot)
ondersteuning
Deel 2 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 2018
33 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
3. Stand van zaken Bodegraven-Reeuwijk
3.1 Onze inwoners
Bodegraven-Reeuwijk heeft (medio juli 20143)
33.098 inwoners. Met 47% zijn de meeste
personen gehuwd. Daarnaast is 5% procent van
de inwoners gescheiden en 5% verweduwd.
0-4 jarigen 1.228
4-12 jarigen 3.332
12-18 jarigen 2.740
18-35 jarigen 6.171
35-65 jarigen 13.389
65-85 jarigen 5.583
85 + 655
Totaal 33.098
Figuur 6: leeftijdsopbouw Bodegraven-Reeuwijk
(medio juli 2014) en aantal jongeren per dorp
In het dorp Bodegraven wonen 17.781 inwoners
(54%), 9.882 inwoners (30%) wonen in
Reeuwijk(-Brug en Dorp) en 5.247 inwoners
(16%) in Driebruggen, Waarder en
Nieuwerbrug. Qua leeftijdsopbouw lijken de drie
verschillende gebieden redelijk op elkaar.
Onze inwoners bevragen we met regelmaat op
hun ervaringen en beleving van gezondheid,
veiligheid, sociale contacten, leefomgeving,
ondersteuning.
In het kort gaven onze inwoners in het
tevredenheidsonderzoek 2012 het volgende
aan:
De meeste inwoners in onze gemeente
hebben voldoende contact met andere
mensen. Het aantal inwoners dat behoefte
heeft aan meer contact is in de afgelopen
3 Het aantal inwoners is geen statisch gegeven. De
informatie over dergelijke aantallen wordt op de website geactualiseerd.
drie jaar toegenomen van 12 naar 20
procent.
De meeste inwoners beoordelen hun
fysieke en geestelijke gezondheid als
(zeer) goed. Veertien procent van de
inwoners ervaart in enige mate
belemmeringen bij het dagelijks
functioneren vanwege
gezondheidsklachten.
Zeven procent van de inwoners maakt
gebruik van ondersteuning waarbij
opvoedondersteuning het meest is of
wordt gebruikt (3 procent). Daarnaast
heeft 9 procent van de bevolking een
onvervulde hulpbehoefte.
Niet iedereen (36%) weet goed waar
men terecht kan met vragen over hulp
of ondersteuning. Men heeft daarnaast
de verwachting dat hier hoge kosten
aan verbonden zijn.
Een relatief kleine groep van 16 procent
is bekend met de sociale kaart welke
onlangs op de gemeentelijke website is
gepubliceerd.
De helft van de inwoners houdt zich
met enige regelmaat bezig met
vrijwilligerswerk, waarvan 29 procent
wekelijks. Bij sportverenigingen wordt
het vaakst vrijwilligerswerk gedaan.
Er ligt ook een potentieel aan
vrijwilligers: de helft van de niet-
vrijwilligers in Bodegraven-Reeuwijk
zou wellicht wel vrijwilligerswerk willen
doen. De belangrijkste redenen om dit
niet te willen doen is tijdgebrek
vanwege betaald werk of een studie.
Nog steeds verlenen ongeveer twee op
de tien inwoners mantelzorg. Acht van
de tien mantelzorgers besteden minder
dan 8 uur per week aan mantelzorg.
In vergelijking met 2009 ondervinden
mantelzorgers iets vaker problemen.
Drieënveertig procent zegt wel eens
problemen te ervaren (in 2009: 37
procent). Het meest genoemde
probleem is het combineren van
mantelzorg met dagelijkse bezigheden.
34
Een goede indicator voor het aantal inwoners met meervoudige en/of complexe problematiek is de
groep inwoners met een verminderd gevoel van welzijn en een verminderde zelfredzaamheid. Deze
mensen lopen het risico af te glijden naar een situatie waarin zij zorg en opvang nodig hebben als er
geen sociaal vangnet aanwezig is. Dit proces wordt ook wel sociale uitsluiting genoemd.
De kwetsbare groep inwoners, die inwoners die in een slechte financiële situatie verkeren4 en te maken
hebben met een opeenstapeling van twee andere risicofactoren, bestaat in onze gemeente naar
schatting uit 100 inwoners (0,3 % van onze inwoners). De meest kwetsbare groep (een slechte
financiële situatie en drie overige risicofactoren), bestaat in Bodegraven-Reeuwijk uit ongeveer 20
personen.
Een andere indicator is de beleving van kwetsbaarheid van onze inwoners. 22% van onze inwoners
voelt zich kwetsbaar. Gemiddeld 5 % voelt zich extra kwetsbaar, ruim 1600 personen. 1,2 % voelt zich
matig tot sterk sociaal uitgesloten. Dit gaat om bijna 400 personen. (Gezondheidsmonitor GGD 2012).
3.2 Gebruik ondersteuning en zorg Om grip te krijgen op de inwoners waarbij sprake is van een verstoring van de draagkracht en draaglast
en voor wiens ondersteuning wij verantwoordelijk zijn, is inzicht in het huidige gebruik van
ondersteuning onmisbaar. In deze paragraaf geven we de aantallen inwoners weer die (in de huidige
structuur) gebruik maken van bepaalde zorg of ondersteuning.
Preventieve jeugdhulp
Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)
Het CJG biedt informatie en ondersteuning aan ouders
en jongeren waar het gaat om opvoeden en opgroeien.
De bekendheid van het CJG is in de afgelopen periode
gegroeid. In 2013 werden er in totaal 137 loketvragen
uit Bodegraven-Reeuwijk geregistreerd in Gezin In
Beeld. Over heel 2012 waren dat er 86. In totaal
hebben in 2013 5.356 bezoekers de website bezocht.
Dat is een toename met 61,62% ten opzichte van 2012
toen 3314 mensen de website bezochten. Binnen het CJG is al op beperkte schaal gestart met het
werken volgens 1gezin 1 plan. In 2013 zijn er 12 1Gezin1Plannen geregistreerd in Gezin In Beeld. Dat
is 7 meer dan in 2012. Bij 5 gezinnen was sprake van algemene zorgcoördinatie en bij 7 gezinnen ging
het om specialistische zorgcoördinatie.
Het opvoedbureau
Onderdeel van het CJG is het opvoedbureau. Het opvoedbureau biedt opvoedingsondersteuning aan
ouders met kinderen in de leeftijd van 0-19 jaar. Het uitgangspunt is dat de hulp laagdrempelig is. Dat
betekent dat er vraaggericht gewerkt wordt, kortdurend en zonder lange wachtlijsten. Een verwijzing is
niet nodig. De meeste vragen worden gesteld door ouders met kinderen in de leeftijd van 4 tot en met
11 jaar (67,2% in 2013). Binnen deze groep hebben de meeste vragen betrekking gehad op de 7-
jarigen (13,3%) en de 9- en 10-jarigen (21,1%). Veel vragen van ouders hebben betrekking gehad op
de categorie ‘emotionele ontwikkeling’ van kinderen (33,5%). Ook zijn er veel vragen geweest over
aanpak opvoeding/ouderschap (22,2%). Tevens hebben ouders vragen gesteld over het opvallend
gedrag van hun kind (15,4%). Bij afronding geeft meer dan de helft van de ouders aan dat het
probleem ‘beter hanteerbaar’ is (52% in 2013), gevolgd door het ‘uitproberen van een andere aanpak’
(19,6%) en op de derde plaats staat ‘probleem opgelost’ (16,3%). 6,5 procent wordt doorverwezen
naar meer specialistische vormen van zorg.
4 Slechte financiële situatie: risicovolle of problematische schulden en/of grote moeite met rondkomen.
Andere risicofactoren: een slechte lichamelijke gezondheid (zoals een sterk beperkende chronische aandoening), een gering psychisch welbevinden (een hoog risico op angst en/of depressie).
35
Jeugdhulp
De meest recente cijfers dateren uit 2011 of
2012 en geven een eerste indruk over welke
aantallen wij het hebben als wij het hebben
over de verschillende vormen van jeugdhulp die
per 1 januari 2015 naar de gemeenten
overkomen.
Provinciaal
De provinciale zorg richtte zich met name op
gedrags- en opvoedingsproblematiek. In 2011
waren 217 jongeren uit Bodegraven-Reeuwijk
onder begeleiding bij BJZ. 152 jongeren kregen
een ondersteuningsaanbod bestaande uit
ambulante begeleiding, dagbehandeling,
residentieel verblijf of pleegzorg.
Bij 49 jongeren was sprake van een crisiszorg.
2 jongeren zijn geplaatst in een gesloten
instelling.
Daarnaast waren er 57 jongeren met een
jeugdbeschermingsmaatregel en 13 jongeren
met een jeugdreclasseringsmaatregel. Tenslotte
was er in 2011 in totaal sprake van 223 AMK
meldingen . In totaal was hier in 2011een
bedrag van 3.480.000,- mee gemoeid.
Jeugd-GGZ (Zorgverzekeringswet)
De jeugd-ggz (geestelijke gezondheidszorg)
biedt hulp aan kinderen en jeugdigen met een
psychische aandoening die zo ernstig kan zijn,
dat zij hierdoor in hun ontwikkeling worden
bedreigd. 169 cliënten onder de 18 maakten in
2011 gebruik van eerstelijns psychologische
zorg (vanaf 2014 basis-ggz). De kosten hiervan
liggen rond de € 60.000,00 (Impactanalyse
jeugdzorg gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
HHM, 25 maart 2014).
Het aantal jongeren in de tweedelijnszorg
(vanaf 2014 gespecialiseerde GGZ) was in 2011
in totaal 359. De kosten hiervan liggen rond de
€ 1.288.000,00.
Jeugd- AWBZ
Bij jeugd-AWBZ gaat het om kinderen en
jongeren met een beperking die ondersteuning
en zorg ontvangen. 128 jeugdigen uit onze
gemeente onder de 18 kregen in 2011
extramurale begeleiding (individueel en/of
groep), kortdurend verblijf en/of persoonlijke
verzorging. De kosten hiervan bedroegen €
2.058.651,00.
In 2011 ontving circa 58% van de cliënten
onder de 18 jaar de functie begeleiding groep
(ofwel dagbesteding) en 77% individuele
begeleiding. Zo’n 41% van de cliënten ontving
kortdurend verblijf, terwijl 30% persoonlijke
verzorging kreeg. Een cliënt onder de 18 jaar
nam in 2011 gemiddeld 2,07 functies af.
81 procent van de cliënten neemt extramurale
zorg af met een pgb. Het merendeel van de
cliënten dat extramurale zorg ontvangt met een
pgb (persoonsgebonden budget) heeft een
psychiatrische stoornis (52%) of verstandelijke
beperking (42%) .
Als we kijken naar de belangrijkste combinaties
van zorgfuncties dan zien we dat circa 20% een
combinatie van begeleiding groep, individuele
begeleiding en persoonlijke verzorging
ontvangt. Ongeveer 9% ontvangt begeleiding
groep en begeleiding individueel. Dit zijn de
twee belangrijkste combinatievormen.
(Impactanalyse jeugdzorg Bodegraven-
Reeuwijk, HHM, 25 maart 2014).
Gebruik Wmo-voorzieningen
Soort voorziening Aantal
gebruikers
Kosten
per jaar
Vervoersvoorzieningen 222 288.600
Rolstoelen 304 159.120
Wonen 300
(gebaseerd
op cijfers
2012)
277.606
CVV 1038 686.924
Vervoer, forfaitair 59 44.000
Figuur 7: Gebruik Wmo-voorzieningen in onze
gemeente (2013) exclusief hulp bij het huishouden
Aanvullingen op basis van gegevens 2012
619 cliënten maakten in 2012 gebruik van
meerdere Wmo voorzieningen.
De mensen die gebruik maken van Wmo-
voorzieningen zijn over het algemeen tevreden
over de voorziening (peildatum 2012). De
tevredenheid varieert van 70% tot meer dan
95%.
36 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Gebruik AWBZ-ondersteuning
In 2013 hebben binnen Midden-Holland 2.400
(in 2012: 3.200) mensen gebruik gemaakt van
AWBZ*-ondersteuning en meer dan 5.000
mensen hebben een indicatie voor Hulp bij het
huishouden (Hbh).
Verreweg het grootste deel van de mensen met
AWBZ-ondersteuning maakt gebruik van deze
ondersteuning vanwege ouderdomsbeperkingen
(29%) of een psychische/psychiatrische
beperking (53%), 10% heeft een verstandelijke
beperking en 8% valt binnen de deelpopulatie
overig. Zie onderstaand figuur hoeveel inwoners
gebruik maken van AWBZ-ondersteuning.
Beperking Aantal Kosten in €
Ouderdomsbeperking 107 1.292.000
Psychische beperking 123 562.000
Verstandelijke
beperking
22 458.000
Overige beperkingen 23 495.000
Totaal AWBZ*
(realisatie)
275 2.807.000
Hulp bij het
huishouden (indicatie)
738 1.723.000
Figuur 8: gebruik en kosten AWBZ-ondersteuning
naar beperking
Slechts een klein deel van de inwoners maakt
daarmee gebruik van ondersteuning. Het exacte
aandeel is lastig in te schatten vanwege de
overlap tussen AWBZ en Hbh, maar ligt
waarschijnlijk tussen 1% en maximaal 5% voor
alle gebieden in Midden Holland. Voor
Bodegraven-Reeuwijk geldt dat 2,9 % van onze
inwoners gebruik maakt van HBH en 1,5 % van
AWBZ ondersteuning. (Maatwerkvoorzieningen
nieuwe Wmo, Andersson Elffers Felix, 17 juni
2014)
Wet Werk en Bijstand (WWB),Wet
sociale werkvoorziening (Wsw) en
Wet arbeidsongeschiktheids-
voorziening jonggehandicapten
(Wajong)
In onze gemeenten ontvingen in het eerste half
jaar van 2014 gemiddeld 215 huishoudens een
WWB uitkering. In het 1ste half jaar van 2014
hadden gemiddeld 81,6 SE een dienstverband.
Hiervan was 46,2 SE in dienst bij Ferm Werk,
9,8 SE in dienst bij SWA, en 25,6 bij Promen.
De afkorting SE staat voor Sociale Eenheid en
kan gezien worden als een full time sw-
arbeidsplaats.
In onze gemeente is sprake van 57 Wsw
verstrekkingen/dienstverbanden.
Op 31 december 2013 ontvingen 302 inwoners
een uitkering op grond van de Wajong. Hiervan
waren 272 inwoners volledig arbeidsongeschikt
en 30 deels arbeidsongeschikt.
(Bron: presentatie Ferm Werk, 9 december
2013).
In het volgende hoofdstuk lichten we toe hoe
we voor de inwoners die dat nodig hebben, de
toegang tot ondersteuning zo laagdrempelig en
helder mogelijk vorm geven. Ook geven we
weer om welke ondersteuning het kan gaan en
welke ondersteuningsvormen we willen
(door)ontwikkelen.
Samenvattend In dit hoofdstuk hebben we een beeld gegeven van onze inwoners en van de inwoners die een
beroep op voorzieningen (kunnen) doen. Uit dit beeld blijkt overkoepelend dat wij weinig
afwijken van de percentages op landelijk en regionaal niveau: Ongeveer 85% van onze
inwoners kan zichzelf prima redden. Gemiddeld 15 % geeft aan zich, al of niet tijdelijk, niet of
onvoldoende zelf te redden. Daarvan geeft ongeveer 5 % aan zich extra kwetsbaar te voelen.
Een nog kleiner percentage heeft langdurige en/of gespecialiseerde hulp nodig.
De mate waarin iemand kwetsbaar is hangt niet alleen af van de beperking die iemand ervaart,
maar vooral van de ‘balans tussen draagkracht en draaglast’.
37 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
4. Lokale (toegang tot) ondersteuning
In dit hoofdstuk definiëren we de toegang tot ondersteuning en wat we hiermee willen bereiken. We
schetsen de route die een inwoner met een vraag kan doorlopen en welke ondersteuning hij of zij kan
krijgen. Ook bespreken we verschillende (nieuwe) vormen van ondersteuning, vanuit de integrale
aanpak en speerpunten uit de visie op het sociaal domein.
4.1 Toegang tot ondersteuning binnen het sociaal domein Onder ‘toegang’ verstaan we het proces vanaf het moment waarop een inwoner zich meldt (of wordt
gemeld) met een ondersteuningsvraag tot het bieden van passende ondersteuning. Wij benaderen
ondersteuning in brede zin: zowel vanuit de dagelijkse leefomgeving, via informatie en advies, door
zowel algemene voorzieningen als maatwerkvoorzieningen. Deze reikwijdte van toegang tot
ondersteuning is breder dan in het (regionale) beleidskader jeugd wordt gehanteerd.
Toegang gaat verder dan het organiseren van een ingang of voordeur, het verhelderen van de vraag of
maken van een plan. Van belang is dat onze visie op het sociaal domein vertaald wordt in een manier
waarop de toegang wordt georganiseerd. Om te verwezenlijken dat bij het vinden van oplossingen meer
gebruik wordt gemaakt van de onderste laag van de piramide (algemene voorzieningen en dagelijkse
leefomgeving), vraagt dit een kanteling, die we realiseren op verschillende manieren.
- We zorgen lokaal voor een verschuiving van maatwerk naar algemene voorzieningen. Partijen
worden gestimuleerd om algemene voorzieningen te ontwikkelen en aan inwoners te bieden. Dit
doen we door ruimte te geven aan innovatie in het nemen van initiatieven en bundelen van
krachten.
- Professionals worden ingezet en – indien nodig - getraind om de eigen kracht en het sociale
netwerk van inwoners als basis te gebruiken in hun aanpak. Investeren in preventie door het
vinden van oplossingen op het vlak van welzijn (inzicht in de sociale kaart) en in algemene
voorzieningen maakt eveneens hiervan onderdeel uit. De vraag van inwoners vanuit een brede
invalshoek bekijken geldt zowel bij het eerste contact als bij het maken van een plan/
arrangement. We verwachten daarbij dat professionals over de grenzen van hun eigen terrein heen
kijken en met een brede blik vraagstukken benaderen.
- We willen de inzet van vrijwilligers, mantelzorgers, vrienden en buren om vraagstukken van
inwoners op te lossen stimuleren. Hier zal verantwoord een beroep op gedaan moeten worden.
Inwoners worden waar nodig gefaciliteerd door professionals bij hun vrijwillige inzet zoals
opvoedingstaken, mantelzorg en zorg- en ondersteuningstaken.
4.2 Het toegangsproces In het toegangsproces zitten verschillende stappen die
bepalend zijn voor de wijze waarop de ondersteuning voor
inwoners vorm krijgt. In bijlage 5 vindt u een schematische
weergave van het toegangsproces. Ook bij de samenvatting
vindt u dit schema weergegeven. Dit proces bestaat uit drie
stappen:
A. Het moment dat een inwoner zich meldt of wordt
gemeld met een vraag
B. De vraagverheldering
C. Het maken van een arrangement/ één-gezin-één plan
(1G1P) middels het onderzoek: ondersteuning
vormgeven
Deze stappen werken we in de tekst verder uit.
Een belangrijk onderdeel van de Toegang is signalering en preventie. Investeren hierin maakt het
mogelijk dat huishoudens oplossingen ‘dichtbij’ zoeken in de dagelijkse leefomgeving vanuit hun eigen
kracht. We willen door preventief beleid zoveel mogelijk voorkomen dat mensen gebruik hoeven te
maken van (maatwerk-) voorzieningen. Daarom in het volgende kader een toelichting op dit onderdeel
van de toegang, voordat we naar de uitwerking van de drie stappen gaan.
38 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Signalering en preventie
Op het gebied van signalering en preventie
ondernemen we verschillende acties om te
voorkomen dat mensen gebruik hoeven te maken van
(maatwerk-)voorzieningen.
Gezien de relevantie van signalering en preventie
zetten we deze acties voort en/of breiden ze uit:
We investeren in voorlichting en informatie
over in de samenleving aanwezige
oplossingen voor de beperkingen die mensen
ondervinden.
We bevorderen de gevoeligheid van onze
inwoners voor ‘niet-pluis’-signalen en gaan
handelingsverlegenheid hierin tegen.
Inwoners, vrijwilligers en professionals;
iedereen kan signalen van verkommering en
verloedering als „intermediair‟ oppikken en
doorgeven.
We maken afspraken met onze lokaal
werkzame professionals over
vindplaatsgericht werken. Zo kan
(vroeg)signalering plaatsvinden.
Professionals moeten actief zijn op de
plaatsen waar inwoners die tot risicogroepen
behoren toch al komen, zoals de school, de
huisarts of het consultatiebureau.
Met deze professionals maken we eveneens
afspraken over het benutten van vrijwillige
inzet.
We ondersteunen vrijwilligersorganisaties bij
de ontwikkeling en uitvoering van hun eigen
sociaal beleid, inclusief de mogelijkheid om
te signaleren en door te geleiden.
We informeren de basisvoorzieningen over
signalering en stimuleren hen om signalen
door te geven. Onder basisvoorzieningen
verstaan we bijvoorbeeld kerken, culturele
instellingen of verenigingen,
sportverenigingen. Daarnaast stimuleren wij
deze voorzieningen om een zinvolle
vrijetijdsbesteding te organiseren, waardoor
de zelfstandigheid, zelfredzaamheid en het
sociale netwerk van onze inwoners vergroot
wordt.
We ondersteunen initiatieven van inwoners
(waaronder van dorps- en wijkteams) op het
gebied van opvoeden, opgroeien, welzijn,
vrijwilligers, mantelzorg, ouderen, cultuur en
sport.
Voorkomen van armoede en
schuldenproblematiek is altijd beter dan
genezen. We zetten met partners in op
ondersteuning van inwoners die problemen
hebben bij het orde houden van hun
financiële administratie (zoals het initiatief
Vrijwillige Ondersteuning Thuis
Administratie, VOTA).
We onderzoeken de mogelijkheid tot
meerjarige subsidieverlening, vanuit de
wetenschap dat de jaarlijkse
subsidiecyclus een belangrijke
belemmering is voor een sterk preventief
veld.
We benoemen binnen signalering en preventie
specifiek de bestaande CJG-structuur en SAM.
De CJG-structuur willen we bestendigen. In
de afgelopen jaren is vanuit de
samenwerking rondom het Centrum voor
Jeugd en Gezin (CJG) een groot aantal
preventieve activiteiten en een hecht
netwerk ontwikkeld. Het CJG geeft haar
informatie- en adviesfunctie reeds vorm op
verschillende manieren, zoals een
inloopmogelijkheid, het creëren van een
ontmoetingsplek, een advieslijn (via email
of telefoon), informatie ontsluiten via
websites.
Op termijn kan dit wellicht ook vorm
krijgen in dan wel ondersteund worden met
een (regionaal) preventiearrangement.
Daarbij is de vindplaats de werkplaats; er
wordt gewerkt daar waar de signalen
vandaan komen (bijvoorbeeld thuis of op
school).
Hierdoor kan de ondersteuningsstructuur in
het kader van passend onderwijs
intensiever gaan samenwerken met het
onderwijs. Dit, ter ondersteuning van
leerlingen, ouders en professionals op
scholen. Het streven is om de
zorgstructuur op scholen te versterken met
een basisaanbod van lichte preventieve
jeugdhulp.
We werken met onze partners aan de
ontwikkeling van SAM, de brede
welzijnsorganisatie. Het
opdrachtgeverschap voor coördinatie,
kwaliteitsbewaking, innovatie is niet of
onvoldoende is belegd. We willen dit
veranderen. Met meerdere gemeenten
onderzoeken we hoe de inkoop en het
opdrachtgeverschap van het preventieve
aanbod effectiever en efficiënter kan
worden geregeld. Met als doel
vereenvoudiging van het preventieve
aanbod en versterking van de aansturing.
39 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
A. Het moment dat een inwoner
zich meldt of wordt gemeld
met een vraag (1e contact)
Inwoners kunnen op verschillende plekken
(afhankelijk van de aard van hun vraag)
terecht voor ondersteuning. Wij zien Ferm
Werk, SAM (Uitvoeringsorganisatie Zorg en
Welzijn), CJG (Centrum voor Jeugd en
Gezin) of een overige partij
(huis/jeugdarts, school, geestelijke
gezondheidszorg) als ‘ingangen’. Als
gemeente kunnen wij sturen op de
ingangen CJG, SAM en Ferm Werk5.
We willen zoveel mogelijk een regiegemeente
zijn. We nemen zelf geen nieuwe mensen in
5 Ferm Werk is sinds 1 januari 2014 de uitvoeringsorganisatie
van de gemeenten Woerden, Bodegraven-Reeuwijk,
Montfoort en Oudewater op het gebied van Participatie, Werk
& Inkomen. Ferm Werk is ontstaan uit de samenvoeging van
de Sluis Groep (Wsw bedrijf van de eerder genoemde
gemeenten), de IASZ
(Intergemeentelijke Afdeling Sociale Zaken van Woerden,
Montfoort en Oudewater) en de afdeling Werk en inkomen
van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. Ferm Werk voert
namens deze gemeenten Wet sociale werkvoorziening (Wsw)
en de Wet werk en bijstand (WWB) en aanverwante
regelingen uit.
SAM - In 2013 hebben negen subsidiepartners van de
gemeente5 het initiatief genomen tot het oprichten van een
UZW (Uitvoeringsorganisatie Zorg en Welzijn). Deze UZW
heeft als naam: Stichting SAM Bodegraven-Reeuwijk
(kortweg: SAM). SAM dient voor inwoners de integrale
toegang te vormen voor maatschappelijke ondersteuning en
op termijn voor zorg. De gemeente ziet de Wmo uitvoering
op termijn eveneens opgaan in SAM. Zij ziet SAM als
belangrijke partner voor het ontwikkelen van (innovatieve)
algemene voorzieningen die gericht zijn op preventie.
Het CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin) in Bodegraven-
Reeuwijk bestaat in totaal uit zeven kernpartners. Door
laagdrempelige opvoedingsondersteuning, informatie en
advies, vroegtijdige signalering en preventie, het versterken
van interne en externe samenwerking en lokale preventieve
activiteiten levert het CJG een belangrijke bijdrage aan het
gezond en veilig opgroeien van kinderen (0 tot 23 jaar) en
jongeren. Het CJG wil met haar preventieve aanbod zoveel
mogelijk gezinnen bereiken en tijdig de juiste hulp en
ondersteuning bieden met behulp van de algemene
voorzieningen die de kernpartners van het CJG bieden.
Hiervoor moet ze haar positie verder verstevigen. Dit doet zij
door preventieve activiteiten te organiseren die aansluiten bij
de behoefte van de inwoners. Het outreachend en
vraaggericht werken op vindplaatsen bouwt ze verder uit. De
focus ligt op de eigen kracht en het sociaal netwerk van
ouders/jongeren.
dienst. Vanuit dit kader hebben we de intentie
om SAM en het CJG te mandateren voor
maatwerkvoorzieningen op het gebied van
welzijn en jeugdhulp. Ferm Werk voert voor
onder andere onze gemeente de gemeentelijke
taken op het gebied van Participatie, Werk en
Inkomen uit en heeft deze mandatering
zodoende niet meer nodig.
Uitgangspunten
- Voor inwoners moet het helder zijn bij welke
‘ingang’ ze terecht kunnen met een bepaalde
vraag. De positie en taakverdeling tussen de
verschillende ingangen onderling moet
daarnaast helder zijn.
- We stimuleren CJG, Ferm Werk en SAM om
hierover afspraken te maken zodat inwoners
niet van de ene naar de andere ingang worden
gestuurd. Ook moeten zij afspraken maken over
inwoners die zich bij hen melden maar waar
een andere ingang beter past.
We informeren onze inwoners (via internet,
ontmoetingsplekken, folders etc.) over de
ingangen. Daarnaast dienen SAM, Ferm Werk
en CJG onder andere afspraken met elkaar te
maken dat indien een inwoner beter bij een
andere ingang geholpen kan worden.
Inwoners vinden daar waar mogelijk de
oplossing of het antwoord op hun vraag vóórdat
zij zich melden of worden gemeld bij één van
de ingangen. Bijvoorbeeld door middel van
inzet van de dagelijkse leefomgeving rondom
huishoudens: het eigen netwerk van familie,
vrienden, buren, collega’s et cetera. Daarnaast
kan informatie en advies (papier, telefonisch,
digitaal) een uitkomst bieden.
Als gemeente zetten we de komende jaren in
op (digitale) mogelijkheden om uitwisseling
tussen inwoners te stimuleren en daarmee de
zelfredzaamheid te vergroten.
Daarnaast kunnen inwoners gebruikmaken van
basisvoorzieningen en algemene voorzieningen
die voor hen vrij toegankelijk zijn dan wel
toegankelijk zijn na een lichte toets of
aanvraagprocedure (zonder indicatie).
Algemene voorzieningen hebben de focus op
het versterken van de dagelijkse leefomgeving.
Signalering en preventie maakt hiervan
eveneens onderdeel van uit (zie kader).
40
B. De vraagverheldering
Wij hebben voor ogen dat de ingangen
middels een eenvoudige ‘check’ nagaan of
er sprake is van enkelvoudige problematiek
of dat er sprake is van meervoudige en
complexe problematiek.
Bij enkelvoudige problematiek gaat de
organisatie waar de vraag op van
toepassing is met de inwoner/het
huishouden aan de slag.
Bij meervoudige en complexe problematiek
krijgt de inwoner/het huishouden toegang
tot het sociaal team. Op het moment dat
de draagkracht en draaglast van een
huishouden uit balans raakt en zij geen
adequate regie ten aanzien van de
beheersing of oplossing van problemen, is
het zaak om het sociaal team in te zetten.
Het sociaal team kenmerkt zich door:
1. een integrale vraagbenadering (
meerdere levensgebieden en alle
leeftijden);
2. het bieden van kortdurende hulp en
begeleiding;
3. zodanig versterken van de dagelijkse
leefomgeving en de algemene
voorzieningen dat een neerwaartse
druk op de duurdere intensieve
gespecialiseerde zorg en ondersteuning
(verticale pijl in de piramide) ontstaat.
4. de medewerker van het sociaal team
draagt zorg voor regie op het plan, als
de inwoner dit niet zelf kan en werkt
volgens het principe: één huishouden;
één plan; één contactpersoon.
In het sociaal team zitten professionals
vanuit verschillende disciplines6.
Medewerkers van de Toegang gaan samen
met een ‘netwerk’ van betrokkenen om het
huishouden heen (familie, buren, vrienden,
vrijwilligers, kerkelijke ondersteuning et
cetera), aangevuld met eventuele inzet van
experts uit een regionale expertpool,
zoeken naar een integrale oplossing. De
kern van de methodiek is gericht op
versterken van de eigen kracht en het
sociale netwerk van een huishouden en het
vinden van oplossingen in het de dagelijkse
leefomgeving. De toegang tot een
maatwerkvoorziening wordt in nauwe
6 De volgende disciplines zijn vertegenwoordigd in sociale
teams: participatie & schuldhulpverlening, maatschappelijke ondersteuning (Wmo ondersteuning, maatschappelijk werk,
vrijwilligerswerk, ouderenadvies, jeugd- en
gezinswelzijnswerk), jeugd/gezinsproblematiek, psychische
problematiek en jeugdpsychiatrie, (jeugd) LVB.
samenhang met of binnen het sociaal team
georganiseerd. Voorzien wordt dat (op den
duur) het sociaal team met enige regelmaat
contact heeft met de (sociale kamer van de)
dorps- en wijkoverleggen, om zo meer
gebruik te maken van de lokale krachten en
aan te sluiten bij de leefwereld van
inwoners.
Het sociaal team wordt de pilotfase
georganiseerd in een jeugd- en een
volwassen deel. In de periode 2015 tot
2018 werken we aan een sociaal team 0
tot 100 (plus).
Uitgangspunten
- Inzet van bekwame medewerkers aan
de voorkant/ bij de ingangen zorgt
ervoor dat inwoners spoedig op de
juiste plek terecht komen.
- Een goede samenwerking en kennis van
elkaars’ werk en kunnen bevordert het
adequaat op elkaar inspelen.
- Opschaling richting sociale teams kan
beter (te)vroeg worden verricht dan
(te) laat. Als de problematiek minder
zwaar is dan gedacht kan afschaling
plaats vinden.
Deze uitgangspunten nemen we mee in
het proces om te komen tot het sociale
team.
Naast inzet van professionals in de sociale
teams willen wij inwoners vragen hun ideeën te
bundelen in een ‘dreamteam’. De verandering
van denken, houding en handelen en
aansluiting op de lokale maatschappelijke
kracht vraagt om innovatieve en inspirerende
ideeën, om anders denken, van iedereen. Wij
vragen daarom aan onze inwoners om met de
sociale teams oplossingsmogelijkheden te
bekijken, die liggen in de verbinding met de
lokale sociale omgeving.
41
C. Het maken van een arrangement/ één-gezin-één plan (1G1P) middels het
onderzoek: ondersteuning vormgeven
Indien van toepassing betekent dit (ook) toegang geven tot individuele of maatwerkvoorzieningen7.
Uitgangspunten
- De ondersteuning wordt dichtbij inwoners georganiseerd en partijen overleggen zo veel
mogelijk in hun werkgebied om op te vangen wat er leeft en speelt.
- De ondersteuning is gericht op het boeken van resultaten: deze zijn gericht op het stimuleren
van goede uitkomsten van ondersteuning. Leidend is de kwaliteit in plaats van prijs en volume.
Van groot belang is om de kwaliteit inzichtelijk te maken door de uitkomsten te meten.
Indicatoren om de kwaliteit te meten hebben zowel betrekking op de individuele beleving van
inwoners (klanttevredenheid) als op de maatschappelijke effecten. Hierover heeft u meer
kunnen lezen in hoofdstuk 2, Opdrachtgeverschap en financieel kader.
4.2.1 Samenwerking Samenwerking met andere partijen is essentieel, zowel op het gebied van signalering, op preventief
vlak als bij het maken van een arrangement/ één-gezin-één plan (1G1P). Onderstaande partijen zijn
belangrijke partijen, wat niet wil zeggen dat dit een volledig overzicht is. De komende periode zal de
samenwerking met partners verder vorm gegeven worden.
Huisartsen
De huisarts is vaak het eerste aanspreekpunt voor mensen met vragen of problemen over ziekte en
gezondheid. Huisartsen hebben in hun spreekuur te maken met veel vragen en problemen waar zij
zelf het antwoord niet op kunnen geven, maar waar de gemeente en de betreffende inwoners wel mee
aan de slag kunnen. Huisartsen krijgen bovendien in de Jeugdwet de bevoegdheid om naar alle
vormen van jeugdhulp te verwijzen. Het is daarom vanzelfsprekend dat gemeenten met huisartsen
(maar ook met artsen en medisch specialisten) afspraken maken. Ter ondersteuning van de
samenwerking tussen huisartsen, sociale teams en andere partners in het werkveld zijn met de
Regionale Organisatie voor Huisartsen in Midden Holland (ROMH) zijn daarvoor de volgende
werkafspraken overeengekomen:
1. Huisartsen in Midden Holland maken geen onderdeel uit van de lokale sociale teams. Wel is er een
verbinding tussen de huisartsen en de sociale teams.
2. Per coöperatie van huisartsen worden afspraken gemaakt over de verbinding. Vanuit het sociaal
team is er één vaste contactpersoon per coöperatie. De contactpersoon wordt gezamenlijk door
gemeente en coöperatie aangewezen.
3. De samenwerking met de huisartsen bevat in ieder geval de volgende onderdelen:
Wederzijdse consultatie;
Kennisdeling ten aanzien van het eigen werkveld;
Kennis van elkaars werkwijze van toeleiding tot zorg, ook voor gemeenten;
Bekendheid met het lokale sociale team;
Het verwijsrecht van huisartsen wordt door de gemeenten niet ingeperkt ten opzichte van de
huidige situatie;
De privacy van inwoners en patiënten wordt gewaarborgd. Informatie-uitwisseling vindt alleen
plaats in het kader van 1G1P met toestemming van de betrokken burger/patiënt. Dit alles
binnen de hiervoor geldende wet- en regelgeving.
Voor de uitwisseling van persoonsgegevens wordt een gezamenlijk privacyreglement worden
opgesteld.
Deze regionale afspraken zijn uitgangspunt voor de vervolgafspraken op lokaal niveau tussen de
sociale teams en de huisartsen.
7 De Jeugdwet definieert voorzieningen waarvoor een beschikking vereist is als ‘individuele voorzieningen’; de Wmo2015 spreekt in
deze context over ‘maatwerkvoorzieningen’. In deze notitie wordt de term ‘maatwerkvoorziening’ gehanteerd waarbij eveneens
gedoeld wordt op ‘individuele voorzieningen’.
42 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Scholen
Zowel in het preventieve jeugdbeleid als in het onderwijs gaat het om kinderen, jongeren en hun
ouders, en we zijn erop gericht dat onze kinderen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen
en naar vermogen meedoen.
Met de decentralisatie van de jeugdzorg en de invoering van Passend onderwijs worden gemeenten en
schoolbesturen gezamenlijk verantwoordelijk voor de afstemming tussen zorg voor kinderen en
jongeren en onderwijsondersteuning. Naast duidelijk onderscheiden eigen verantwoordelijkheden
hebben de partners een gezamenlijk belang en een gezamenlijke verantwoordelijkheid: het zorgen voor
samenhang tussen onderwijsondersteuning in de school en jeugd- en welzijnsvoorzieningen,
opvoedings- en opgroeiondersteuning en jeugdhulp buiten de school. En in bredere zin ook voor
samenhang ten aanzien van voor- en vroegschoolse educatie, voortijdig schoolverlaten en de overgang
onderwijs-arbeidsmarkt. De verschillende verantwoordelijkheden als het gaat om de decentralisatie van
de jeugdzorg en passend onderwijs zijn in het volgende schema (van de VNG) helder weer gegeven.
Figuur 9: schematische rolverdeling decentralisatie van de jeugdzorg en passend onderwijs
Het schema laat zien welke thema’s op het snijvlak van de onderscheiden verantwoordelijkheden liggen.
Het laat zien dat ook wanneer de wetgeving de primaire uitvoeringstaak bij één partij legt, een thema op
het snijvlak kan liggen. Het schema is een hulpmiddel om met behoud van de onderscheiden
verantwoordelijkheden afstemming en samenhang te realiseren in de gemeentelijke zorg voor jeugd en
passend onderwijs.
Schoolbesturen krijgen met de start van passend onderwijs een zorgplicht en werken hierbij samen in
een door de minister vastgesteld en regionaal afgebakend samenwerkingsverband8. Door de
8 Uitgezonderd het reformatorisch onderwijs dat een landelijk samenwerkingsverband voor PO en VO heeft gevormd.
43
44
verantwoordelijkheden dicht bij de scholen te
beleggen kan beter worden aangesloten bij de
ondersteuningsvraag van kinderen/jongeren en
de specifieke kenmerken van het
samenwerkingsverband. Goede ondersteuning in
de reguliere scholen kan voorkomen dat kinderen
en jongeren verwezen moeten worden naar het
(voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so). Voor
kinderen die dat echt nodig hebben, blijft het
SBO en (V)SO bestaan.
De samenwerkingsverbanden passend
onderwijs formuleren hun beleid in een
ondersteuningsplan. Dat plan wordt op grond
van “op overeenstemming gericht overleg”
met de betrokken gemeenten besproken. Als
gemeente maken we lokale afspraken met
scholen om aan te sluiten bij de zorgstructuur
in het onderwijs. Om kinderen, ouders en
leerkrachten, die dit nodig hebben, te
ondersteunen richten alle scholen een
ondersteuningsteam in. Onderdeel van dit
team is een professional (in de praktijk vaak
de schoolmaatschappelijk werker) die ook
daadwerkelijk (kortdurende) hulp en/of
ondersteuning kan verlenen. Deze persoon is
fysiek op de school aanwezig en eerste
aanspreekpunt voor ondersteuningsvragen.
1. Naast deze professional heeft iedere school
een schakelfunctionaris. Deze functionaris
heeft een band met de school en is
voldoende aanwezig om een bekend
gezicht te zijn. Wij zien de jeugdarts van
een school deze rol op zich nemen.
2. De schakelfunctionaris komt in beeld als de
problemen de school te boven gaan. Hij of
zij is dan de verbinding voor de betreffende
school en leerling met het sociaal team van
de woonplaats van de leerling.
3. Vanuit het ondersteuningsteam in het
onderwijs kan – net als bij de sociale
teams – gebruik worden gemaakt van
experts. De experts kunnen om advies
worden gevraagd op het gebied van
opgroeien en opvoeden, bij 1G1P, of als er
een maatwerkvoorziening nodig is. Daar
waar een expert al betrokken is vanuit
onderwijs of voor gezinsproblemen, wordt
deze zo veel mogelijk benut voor vragen
uit beide gebieden. In bepaalde gevallen
kan deze expert mogelijk ook de 2de
deskundige zijn die nodig is voor het
afgeven van een
toelaatbaarheidsverklaring voor het
(voortgezet) speciaal onderwijs.
Wijkverpleegkundigen
Per 2015 wordt verpleging en verzorging
overgeheveld van de AWBZ naar de
Zorgverzekeringswet. De huisarts en
wijkverpleegkundige vormen daarmee samen
de toegang tot langdurige zorg.
Zorg en ondersteuning moeten inwoners in
staat stellen zo lang mogelijk in eigen omgeving
te blijven. Het gaat bij wijkverpleging om een
andere manier van zorg verlenen, waarbij de
focus ligt op zelfredzaamheid, ontzorgen,
kwaliteit van leven en gepast zorggebruik. De
samenwerking met zorgverzekeraars over deze
functie wordt in 2e helft 2014 nader uitgewerkt.
Schuldhulpverlening
Een belangrijk uitgangspunt van de gemeente
Bodegraven-Reeuwijk is het voorkomen en
wegnemen van drempels die de participatie van
burgers belemmeren. Het is economisch niet
verantwoord en uit sociaal oogpunt niet
wenselijk dat mensen buiten de samenleving
komen te staan. De gemeente investeert
daarom in maatregelen die de mogelijkheden
tot participatie vergroten, waarbij participatie
op de arbeidsmarkt voorop staat. Een
belemmering bij arbeidsparticipatie zijn
(problematische) schulden. Het is daarbij van
groot belang om (problematische) schulden te
voorkomen of op te lossen. Hiervoor zijn
schuldenaren en schuldeisers in de eerste
plaats zelf verantwoordelijk. Als mensen toch
hulp nodig hebben, kunnen zij bij Ferm Werk
terecht.
Woningbouw
Huurwoningen in onze gemeente worden
verhuurd door Mozaïek Wonen en
woningbouwvereniging Reeuwijk.
Samenwerking is van belang bij het voorkomen
van huurachterstanden en indien deze er wel
zijn het oplossen daarvan en het voorkomen
van ontruimingen. Ook wordt de samenwerking
gezocht om buurten leefbaar te houden.
Samenwerken met werkgevers
Werkgevers zijn onmisbare partners om
werkzoekenden met en zonder beperking aan
een baan te kunnen helpen. Ferm Werk voert
voor onze gemeente de taak uit om mensen
aan werk te kunnen helpen. We treden als
actieve netwerkpartner op om de aansluiting
tussen bedrijfsleven en onderwijs te
45 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
verbeteren en werkmogelijkheden te creëren
voor werkzoekenden met en zonder
arbeidsbeperking. We besteden nadrukkelijk
aandacht aan het faciliteren van
ondernemersinitiatieven in combinatie met
werkgelegenheidsontwikkeling, ook voor
arbeidsgehandicapten.
Bij het aan het werk helpen of houden van
mensen werken we nauw samen met
uitzendbureaus. Ook die samenwerking zullen
we de komende jaren continueren zodat onze
werkzoekenden meer kans maken op een baan
of groei daar naartoe.
Zo maken wij onderdeel uit van een stevig
netwerk dat zich inzet voor goed technisch
opgeleid personeel dat bestaat uit bedrijven,
onderwijsinstellingen uit Woerden en omgeving
en uit de gemeenten Woerden, Montfoort,
Bodegraven-Reeuwijk en Oudewater. Het
Woerdens Techniek Talent’ (WTT) zet zich in om
opleidingen en bedrijfsleven zo goed mogelijk
op elkaar te laten aansluiten door onder andere
een kwaliteitsbewaking van het
beroepsonderwijs door het bedrijfsleven zowel
op het gebied van (bij) scholing van
vakdocenten als op het gebied van het onder de
loep nemen van de praktijklessen. Jaarlijks in
november vinden de techniek driedaagse plaats
voor leerlingen uit groep 7 en 8 van het
basisonderwijs plaats. We willen het netwerk
verder uitbouwen en breder inzetten.
4.3 Ondersteuning in de vorm van algemene voorzieningen en
maatwerkvoorzieningen
De Wmo 2015 maakt onderscheid tussen
algemene voorzieningen en
maatwerkvoorzieningen.
Algemene voorziening: aanbod van diensten of
activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek
naar de behoeften, persoonskenmerken en
mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk
is en dat is gericht op maatschappelijke
ondersteuning;
Maatwerkvoorziening: op de behoeften,
persoonskenmerken en mogelijkheden van een
persoon afgestemd geheel van diensten,
hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere
maatregelen:
1. ten behoeve van zelfredzaamheid,
daaronder begrepen kortdurend verblijf in
een instelling ter ontlasting van de
mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke
vervoer, alsmede hulpmiddelen,
woningaanpassingen en andere
maatregelen,
2. ten behoeve van participatie, daaronder
begrepen het daarvoor, noodzakelijke
vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere
maatregelen,
3. ten behoeve van beschermd wonen en
opvang.
Volgens de wet worden algemene voorzieningen
geboden aan ingezetenen die maatschappelijke
ondersteuning behoeven.
Maatwerkvoorzieningen worden geboden ter
ondersteuning van de zelfredzaamheid en
participatie aan ingezetenen van de gemeente
die daartoe op eigen kracht, met gebruikelijke
hulp, met mantelzorg of met hulp van andere
personen uit hun sociale netwerk niet of
onvoldoende in staat zijn.
Alle maatwerkvoorzieningen worden regionaal
ingekocht. Wat betreft de hulpmiddelen en het
collectief vraagafhankelijk vervoer is reeds
sprake van regionale inkoop. Dit betreffen
lopende contracten respectievelijk tot 1 januari
2016 en 1 juli 2016 lopen.
46 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
4.3.1 De ontwikkeling van algemene voorzieningen
De lokale uitdaging met lokale
(welzijns)partners en zorgaanbieders ligt op het
vlak van de ontwikkeling van algemene
voorzieningen. In onze gemeente is sprake van
een breed aanbod aan algemene voorzieningen.
Voor een overzicht van deze voorzieningen
verwijzen wij u naar bijlage 6.
Slimme verbindingen tussen SAM(inzet van
vrijwilligers), Ferm Werk (inzet van inwoners
met een afstand tot de arbeidsmarkt) en
zorgaanbieders (inzet van inwoners met een
beperking met behoefte aan invulling van de
dag) zijn bij de (her)ontwikkeling van algemene
voorzieningen van belang.
Voor de hulp bij het huishouden en begeleiding
(individueel of groep) is de volgende structuur
opgezet.
Voor de kortdurende begeleiding speelt de inzet
en ontwikkeling van het sociaal team een
leidende rol. Voor wat betreft de participatie
aan de samenleving en het kortdurend verblijf
zijn SAM en Ferm Werk belangrijke partners.
Samen met hen en de zorgaanbieders werken
we aan herontwikkeling van het bestaande
aanbod en ontwikkeling van nieuw aanbod aan
algemene voorzieningen.
In de navolgende onderdelen benoemen we
specifiek een aantal (te ontwikkelen) algemene
voorzieningen.
Figuur 10: toekomstige voorzieningen
Algemene voorziening voor huishoudelijke diensten
We willen de mogelijkheden onderzoeken waarbij, met het geleidelijk verdwijnen (onderdelen) van de
hulp bij het huishouden, een algemene voorziening wordt gecreëerd voor huishoudelijke diensten voor
mensen die dit zelf niet meer kunnen (heel concreet kan daarbij gedacht worden aan het aanbieden van
een was-/strijkservice of voor het ramen zemen enz.).
Financiële ondersteuning
De laatste jaren is de aandacht voor financiële
ondersteuning van inwoners gegroeid. Eén op
de zes huishoudens heeft te kampen met
schulden. Financiële problemen kunnen allerlei
oorzaken hebben, zoals werkloosheid, scheiding
of het verlies van een gezinslid. Vaak is het
voor inwoners moeilijk om financiële problemen
alleen op te lossen.
In onze gemeente wordt een aantal diensten
geboden die inwoners ondersteunen bij
financiële problemen. Deze diensten gaan van
preventief naar curatief, en van algemene
voorziening naar maatwerkvoorziening.
Als algemene voorziening biedt de Vrijwillige
ondersteuning thuis administratie (Vota) met
inzet van deskundige vrijwilligers op individuele
basis ondersteuning. De ondersteuning is
gericht op het op orde brengen van
administratie en financiën zodat de inwoner het
overzicht weer terug krijgt. Hiermee wordt
preventief gehandeld. De dienstverlening kan
ervoor zorgen dat de schulden niet verder
oplopen en daarmee schuldsanering wordt
voorkomen.
Aan de andere kant van het spectrum bevindt
zich de inzet vanuit Ferm Werk. Ferm Werk
biedt met de inzet van
schuldhulpverleningstrajecten wanneer
schulden en onbetaalde rekening uit de hand
dreigen te lopen. Wanneer dit aan de orde is
kan een beroep worden gedaan op de
schuldhulpverlening om de financiële situatie
weer op orde te brengen. Indien nodig kan
daarbij een schuldenregeling worden getroffen
47 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
of kan ondersteuning worden geboden bij een
beroep op de Wet Schuldsanering Natuurlijke
Personen (WSNP).
Nadrukkelijke aandacht is er voor de aansluiting
tussen beide producten. Hiermee wordt
voorkomen dat de vrijwilligers van Vota te
zwaar en te lang worden belast met de
financiële problematiek van inwoners en de
hulpverlening te maken krijgt met onregelbare
situaties.
Budgetbeheer
Met de wijzigingen in het sociaal domein komen
er op het vlak van de financiële ondersteuning
nieuwe vraagstukken bij. Vanuit de
decentralisatie van begeleiding naar de Wet
maatschappelijke ondersteuning is gebleken dat
professionele begeleiding vaak wordt ingezet
voor het financieel op orde brengen en houden
van het huishouden van mensen met een
beperking.
Dit roept de vraag op of hierin een beweging
kan worden gemaakt van maatwerk door de
begeleider van een zorgaanbieder naar
algemeen door Vota. In 2015 wordt op
individueel niveau deze beoordeling gemaakt
om de beweging van maatwerk naar algemeen
verder vorm te geven.
Een andere constatering is dat mensen met een
beperking als gevolg van hun beperking soms
niet leerbaar zijn hun eigen financiën te regelen
en beheren. Hiervoor kan een zogenaamd
beschermingsbewind worden uitgesproken door
de rechtbank. Maar er is ook een mogelijkheid
om op vrijwillige basis mee te werken aan
preventief budgetbeheer. Dit product wordt op
dit moment geleverd aan 10 inwoners met een
psychische beperking door de firma Kwintes.
Deze dienstverlening valt met ingang van 1
januari 2015 niet langer onder de
maatwerkvoorziening begeleiding zoals deze
regionaal wordt ingekocht. Bij budgetbeheer
beheren professionals het geld van inwoners.
Zij zorgen ervoor dat de inwoner niet meer
uitgeeft dan er binnen komt. Van het inkomen
worden eerst de vaste lasten betaald en wordt
gereserveerd voor onvoorziene omstandigheden
en/of aflossing aan de schuldeisers. Een deel
van het geld krijgt de inwoner om van te leven.
We streven naar het zo simpel mogelijk
inrichten van de financiële ondersteuning en dit
over zo min mogelijk partijen te verdelen.
Daarom is in eerste instantie het streven de
dienstverlening van Ferm Werk op dit vlak uit te
breiden.
Dagbesteding gericht op participatie
Binnen onze gemeente is reeds sprake van
algemene voorzieningen gericht op participatie
en spelen ontwikkelingen voor nieuw aanbod.
Voor een overzicht van deze voorzieningen
wordt u verwezen naar bijlage 6.
Algemene voorzieningen in dagbesteding
gericht op participatie moet beschikbaar komen
voor alle deelpopulaties, jong of oud, beperkt of
niet beperkt.
We stimuleren en faciliteren initiatieven van
welzijnspartners en zorgaanbieders die
aansluiten en bijdragen aan de doelstelling om
te komen tot een algemene voorziening met als
doel participatie aan de samenleving.
Ondersteuning mantelzorgers
De wet geeft aan dat er sprake is van
mantelzorg wanneer hulp wordt geboden ten
behoeve van zelfredzaamheid, participatie,
beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het
opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg
en overige diensten als bedoeld in de
Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks
voortvloeit uit een tussen personen bestaande
sociale relatie en die niet wordt verleend in het
kader van een hulpverlenend beroep.
In Bodegraven-Reeuwijk is de ondersteuning
van mantelzorgers goed geregeld. De Stichting
Welzijn Ouderen Bodegraven (onderdeel van
SAM) en Palet welzijn hebben hier een
belangrijke taak in. Met de komst van de Wmo
2015 moet ondersteuning van mantelzorgers
(nog) beter worden. Door de nadruk op de
eigen kracht en het sociaal netwerk van
inwoners neemt de druk op mantelzorgers naar
verwachting toe. De mantelzorgondersteuning
is gericht op mantelzorgers van jeugdigen en
mensen die zorg ontvangen in het kader van de
zorgverzekeringswet.
48 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Door landelijke afschaffing van het
mantelzorgcompliment9 komen middelen van
het Rijk beschikbaar om mantelzorgers extra te
ondersteunen en te waarderen. We willen deze
ondersteuning bieden door het huidige
mantelzorgbeleid, gebaseerd op de
basisfuncties van het ministerie van VWS, voort
te zetten en te versterken. Wij geven daarbij de
ruimte voor nieuwe mogelijkheden van
respijtzorg.
In Bodegraven-Reeuwijk zijn naar schatting (op
basis van inwonerstevredenheidsonderzoek
2012) 2 op de 10 inwoners mantelzorgers.
Ongeveer 20% van deze groep verleent
mantelzorg voor 8 uur per week of meer dan 8
uur per week.
De belangrijkste reden om mantelzorg als
belastend te ervaren is dat de mantelzorger een
grote verantwoordelijkheid ervaart wat het
emotioneel zwaar maakt. Daarnaast is het vaak
ook fysiek zwaar en is er minder of geen tijd
voor eigen, ontspannende activiteiten.
Onlangs is nog gebleken uit onderzoek van
Mezzo, de landelijke vereniging voor
mantelzorgers en vrijwiligerszorg, dat
mantelzorgers steeds vaker verwachten
respijtzorg nodig te hebben: een professional of
vrijwilliger die hun zorgtaak tijdelijk overneemt.
Ook in onze gemeente is er naar verwachting
meer respijtzorg nodig en sluit de behoefte niet
altijd aan op het aanbod. Hier willen we op
inzetten.
Wat gaan we extra doen voor
mantelzorgers?
Behalve het lotgenotencontact en de
mogelijkheid om de last of verantwoordelijkheid
te delen met anderen, is voor mantelzorgers
praktische en financiële hulp heel belangrijk.
Mezzo heeft ons voorgerekend dat een
mantelzorger gemiddeld € 1.100 aan (aan de
mantelzorg gerelateerde) kosten heeft (bron:
Mezzo/SCP, 2011). Het bieden van een lokaal
mantelzorgcompliment blijkt in de praktijk
ingewikkeld terwijl we als gemeente juist
bureaucratische rompslomp willen voorkomen.
De uitvoeringskosten voor een lokaal
mantelzorgcompliment zijn in verhouding hoog.
Er zijn ook geen goede criteria
9 De huidige grondslag voor het mantelzorgcompliment houdt per 1 januari 2015 op te bestaan. Het criterium voor het
mantelzorgcompliment is nu dat de aanvrager een
extramurale indicatie op grond van de AWBZ heeft. De
inwoner vraagt voor zijn/haar mantelzorger als blijk van
waardering het mantelzorgcompliment aan van € 200,00 per
jaar. Er kan slechts voor één mantelzorger worden
aangevraagd, dus niet voor meerdere mantelzorgers.
bekend/beschikbaar om te bepalen wie een
mantelzorgcompliment ontvangt. Hierdoor
vallen er altijd mantelzorgers tussen wal en
schip.
We kiezen daarom niet voor een generiek
jaarlijks bedrag.
Respijtzorg
Het is belangrijk om de last voor mantelzorgers
op andere manieren te verlichten als daar
behoefte aan is. Op dit moment wordt er weinig
gebruik gemaakt van kortdurend verblijf. Juist
deze voorziening kan een belangrijke vorm van
respijtzorg zijn voor mantelzorgers. Daarnaast
is er bij mantelzorgers meer behoefte aan
respijtzorg/ mogelijkheden om er tussenuit te
gaan samen met degene waar de mantelzorger
voor zorgt. Denk aan respijtweekenden of
mogelijkheden om samen op vakantie te gaan.
Daarom willen wij inzetten op:
- Het bekend maken van het huidige
aanbod op het gebied van respijtzorg.
Denk hierbij aan het kortdurend verblijf
en de dagbesteding nieuwe stijl.
- Het uitbreiden van respijtvoorzieningen
en het zoeken naar innovatieve vormen
van respijtzorg (met inzet van
vrijwilligers). Uit landelijk onderzoek
blijft dat hier in de toekomst alleen
maar meer behoefte aan is.
Niet praten over – maar praten met
mantelzorgers
Wat vinden mantelzorgers eigenlijk zelf? Door
middel van het netwerk Mantelzorg en de
informatie uit het
inwonerstevredenheidsonderzoek (eenmaal in
de 2 jaar) willen we mantelzorgers rechtstreeks
benaderen om te toetsen of het beleid nog
steeds op het goede spoor zit en op welke
manier we kunnen bijsturen. We onderzoeken,
in samenwerking met de Wmo raad en het
netwerk Mantelzorg, of we een flexibel platform
van mantelzorgers kunnen opzetten.
49 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Ondersteuning vrijwilligers Binnen het sociaal domein gaan we uit van de eigen kracht en inzet van het netwerk om inwoners heen. Met de inzet van het
vrijwilligersbeleid willen we dit zoveel mogelijk versterken. De decentralisaties vragen een nieuwe manier van betrokkenheid van burgers. En betrokkenheid van organisaties bij hun omgeving. Het is niet meer vanzelfsprekend dat de overheid de zorg of voorzieningen biedt die
de samenleving belangrijk vindt. Verantwoordelijkheden en taken komen bij inwoners te liggen. Er wordt daarom een steeds
groter beroep gedaan op vrijwilligers. Maar: vrijwilligers vinden en binden is geen sinecure. Vrijwilligers zijn niet gratis. Vrijwillige inzet
vraagt coördinatie, begeleiding en deskundigheidsbevordering.
De Vrijwilligerscentrale Erkend Talent is onze
uitvoeringspartner als het gaat om het
vrijwilligersbeleid. De inzet van Erkend Talent is
nadrukkelijk gericht op persoonlijke aandacht
bij de matching van vrijwilliger en organisatie,
de waardering van vrijwilligers vanuit de
organisaties zelf en het versterken van het
vrijwilligerswerk door middel van vraaggerichte
deskundigheidsbevordering.
Een directe koppeling van het vrijwilligerswerk
met de ontwikkelingen binnen het sociaal
domein is in 2013 op initiatief van een aantal
zorgaanbieders (Kwintes, Gemiva en stichting
Philadelphia) gemaakt. Zoekend naar
mogelijkheden en verbreding richting 2015
hebben deze zorgaanbieders contact gezocht
met Erkend Talent en andere zorgaanbieders in
onze gemeente om elkaar te inspireren.
Expliciet is daarin uitgesproken dat we werken
aan:
- inzet van vrijwilligers bij de invulling van
behoeften van inwoners met een beperking;
- inzet van inwoners met een beperking als
vrijwilliger.
50 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Cliëntondersteuning
Cliëntondersteuning richt zich op het versterken van de eigen kracht en het netwerk van kwetsbare
inwoners. Per 1 januari 2015 worden gemeenten op grond van de Wmo 2015 verplicht om
cliëntondersteuning als kostenloze algemene voorziening te organiseren.
De vorm waarin gemeente de cliëntondersteuning aanbiedt, mag een gemeente zelf bepalen.
Het gaat om twee soorten cliëntondersteuning:
1. Voorafgaand aan of tijdens het onderzoek dat de gemeente doet bij een inwoner of huishouden om
de ondersteuningsbehoefte in kaart te brengen, kan die persoon verzoeken om onafhankelijke
ondersteuning die naast hem/haar staat en diens belang kan dienen. Hierbij kan hij of zij ook altijd
iemand uit zijn/haar eigen netwerk meenemen. Deze helpt in het gesprek en ondersteunt bij het
verkrijgen van maatschappelijke ondersteuning;
2. Het kortdurend ondersteunen van mensen die verminderd zelfredzaam zijn, bijvoorbeeld bij het
oplossen van een situatie die te complex is om door de cliënt en zijn/haar sociale netwerk op te
laten lossen. Deze vorm is altijd gericht op het versterken van de zelfredzaamheid en participatie.
We streven ernaar inwoners zoveel mogelijk te ondersteunen. Dit doen we in eerste instantie door een
toegankelijk informatie en adviesfunctie, die mensen in staat stelt op eigen kracht hun weg te vinden.
Ook bij een concrete ondersteuningsvraag verwachten we dat een cliënt allereerst wordt bijgestaan
door iemand uit zijn directe omgeving of sociaal netwerk.
Binnen Ferm Werk wordt gewerkt aan de cliëntenraad Ferm Werk. Aan Puree (cliëntenparticipatie op
grond van de WWB), de Wsw-raad, de Regionale Adviesraad Werk en Bijstand (RAWB) en de
participatieraad Montfoort is gevraagd om te komen tot een cliëntenraad voor Ferm Werk. De
verwachting is dat deze raad na de zomer van 2014 wordt opgericht.
We willen de mogelijkheden verkennen om te komen tot een meer integrale beleidsadvisering over het
brede sociaal domein. Ook zal er met de nieuwe taken voor de gemeente een nieuwe cliëntgroep bij
komen, wat betekent dat de cliëntparticipatie breder moet worden vormgegeven.
We onderzoeken daarom een model voor inspraak- en medezeggenschap voor het gehele sociaal
domein.
Invloed op het eigen hulpverleningsproces
In onze gemeente vinden wij het belangrijk dat cliënten de ruimte krijgen om vorm en inhoud te geven
aan hun eigen hulp- of ondersteuningsplan. Om optimaal te kunnen participeren in de eigen hulp zijn
een aantal randvoorwaarden belangrijk:
Er wordt zoveel mogelijk gewerkt met een vaste hulpverlener, bij voorkeur twee zodat zij elkaar
kunnen vervangen. Belangrijk is aandacht voor een goede match met de hulpverlener.
Er is aandacht voor de mogelijkheid tot wisselen van hulpverlener mocht blijken dat er onvoldoende
match is tussen de hulpverlener en de inwoner/het gezin.
Er is niet alleen aandacht voor de problemen, maar er is ook aandacht voor zingeving,
talentontwikkeling en het voorkomen van nieuwe problemen.
Er is aandacht voor het verhaal van de inwoner.
Participatie in de zorginstelling
Het is het van belang dat instellingen cliëntparticipatie mogelijk maken. De gemeente maakt daarvoor
bij de inkoop randvoorwaardelijke afspraken.
Klachtbehandeling
Voor klachten over medewerkers van de gemeente, geldt de gemeentelijke klachtenregeling. Wanneer
de klacht niet naar tevredenheid is behandeld, is er een mogelijkheid om de klacht extern te laten
beoordelen door de Nationale Ombudsman. Zorgaanbieders treffen regelingen voor de behandeling van
klachten over gedragingen van werknemers van hun eigen organisatie. De gemeente maakt afspraken
met aanbieders over het instellen van een klachtenregeling.
Vertrouwenspersoon
Conform de jeugdwet moet het college ervoor zorgen dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep
kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Het college dient jeugdigen en ouders er ook
51 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
op te wijzen dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke
vertrouwenspersoon. Voor het organiseren en financieren van de vertrouwenspersoon sluiten we aan bij
landelijke afspraken (via VNG). De uitvoering zal dichtbij de cliënt (waar mogelijk lokaal) geregeld
worden.
4.3.2 De ontwikkeling van maatwerkvoorzieningen
Hulp bij het huishouden
In het regeerakkoord van Rutte II werd een bezuiniging van 75% opgenomen op de hulp bij het
huishouden. In het daaropvolgende zorgakkoord werd deze bezuiniging teruggebracht tot 40%. Effectief
blijft er per 1 januari 2015 60% van het huidige budget voor hulp bij het huishouden over in de Wmo
2015.
Gedurende de looptijd van dit beleidsplan (2015-2018) blijft het product hulp bij het huishouden
gehandhaafd. De benodigde bezuiniging wordt binnen het bestaande product gerealiseerd. Bij alle
huidige inwoners met hulp bij het huishouden bekijken we persoonlijke situatie zorgvuldig en in
samenspraak opnieuw. Hierbij kijken we scherp naar wat men zelf nog kan, of waar familie of relaties
bij kunnen helpen.
Hulp bij het huishouden kopen we regionaal in. Het persoonsgebonden budget gaat via een
trekkingsrecht lopen bij de Sociale Verzekerings Bank (SVB).
Achtergrond: van een schoon huis naar een gestructureerd huishouden
De huishouding is in de Wmo 2015 geen doel op zich. We steken vandaag de dag minder tijd in het
huishouden dan vroeger. Waar vroeger maandag de wasdag was, werken nu in veel gezinnen beide
partners en worden de huishoudelijke taken beperkt tot het hoogst noodzakelijke. De huishouding moet
‘lopen’. De huishouding is meer een middel geworden, dat bijdraagt aan het kunnen functioneren van
het gezin. Ook is te zien dat steeds vaker schoonmaakhulp wordt ingezet.
De omschrijving in de nieuwe Wmo 2015 sluit aan bij de huishouding als middel. Zelfredzaamheid en
participatie zijn doelen en daarbij moet men geen belemmering bevinden van het huishouden. Het moet
op orde zijn, vormt de basis maar is vooral onderdeel van het goed laten functioneren van het geheel.
De toekomstige groep cliënten bestaat onder andere uit inwoners, waarbij hulp bij het huishouden
onderdeel is van een breder zorgarrangement. Bij deze doelgroep speelt er meer dan een huis dat
schoon moet zijn.
Toekomst van de hulp bij het huishouden
De verdere toekomst van de hulp bij het huishouden verkennen we langs twee lijnen tijdens de looptijd
van dit beleidsplan:
1) hulp bij het huishouden binnen de Wmo gericht op het voorkomen van ernstige verwaarlozing;
2) hulp bij het huishouden via een regeling buiten de Wmo voor mensen die het niet kunnen
betalen. Scenario’s hierin zijn het voorzetten van de huidige systematiek als
maatwerkvoorziening (al dan niet met aanpassingen) en het scenario van hulp bij het
huishouden als algemene voorziening.
Maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
In het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ is opgenomen dat de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en
gehandicapten (Wtcg) en de regeling compensatie eigen risico (CER) worden afgeschaft. De regelingen
hebben naar de mening van de regering niet het beoogde effect; namelijk het compenseren van
meerkosten ten gevolge van chronische ziekte of handicap voor mensen die dat echt nodig hebben. De
inkomensondersteuning wordt overgeheveld naar gemeenten, omdat de landelijke regelingen te
ongericht waren.
Naar schatting bedragen de middelen beschikbaar voor onze gemeente in 2015: € 322.000. Het aantal
inwoners dat in 2013 gebruik maakte van de Wtcg en CER was 3.464 personen.
52 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Als gemeente krijgen we beleidsvrijheid om ondersteuning op maat te regelen: passend bij de
individuele behoeften en mogelijkheden van de inwoner, gericht op zelfredzaamheid en participatie, via
Wmo-voorzieningen of inkomenssteun (individuele bijzondere bijstand).
In de wet is het volgende opgenomen: Bij verordening kan worden bepaald dat door het college aan
personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee
verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter
ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
Voor de invulling van de maatwerkvoorziening inkomensondersteuning zijn diverse opties mogelijk.
Voor een overzicht verwijzen we naar bijlage 7.
Op basis hiervan hanteren we de volgende uitgangspunten in de verdere uitwerking:
- De beschikbare middelen komen zo veel mogelijk terecht bij de mensen die dit (financieel)
nodig hebben;
- De uitvoeringskosten moeten zo laag mogelijk zijn;
- Het bereik van de doelgroep moet zo groot mogelijk zijn.
Vanuit deze uitgangspunten zetten we in op het verbinden van de middelen aan regelingen binnen Ferm
Werk. (Voor 2014 wordt wat betreft de afschaffing van de CER aangesloten bij de regeling chronisch
zieken en gehandicapten, categoriale bijzondere bijstand). Voor 2015 wordt wat betreft de afschaffing
van de Wtcg in eerste instantie aangesloten bij het aanbieden van een meer uitgebreid pakket in het
kader van de collectieve ziektekostenverzekering.
Arbeidsmatige dagbesteding
Vanwege de decentralisaties worden gemeenten
vanaf 2015 de uitvoerder van de arbeidsmatige
dagbesteding. Arbeidsmatige dagbesteding is
een maatwerkvoorziening Een nieuwe
verantwoordelijkheid die onderdeel wordt van
de hele participatieketen van mensen die veel
ondersteuning nodig hebben om te
participeren: van beschut werk, arbeidsmatige
dagbesteding tot mensen die bijna werkfit zijn.
Er zijn diverse dwarsverbanden, zoals met
economie (werkgeversdienstverlening/-
benadering), onderwijs (jongerenaanpak) en
zorg & welzijn (arbeidsmatige dagbesteding
valt, juridisch gezien, onder de nieuwe Wmo)
en de Wlz (een deel van die doelgroep kan ook
baat hebben bij arbeidsmatige dagbesteding).
Voor mensen die een grotere afstand tot de
arbeidsmarkt hebben wordt meer de nadruk
gelegd op het weer meedoen in de
maatschappij. Dit participeren kan ultiem ook in
een vorm van werk zijn.
Dit betekent een belangrijke plaats voor de
begeleiding die daarvoor geboden kan worden
binnen de driehoek: werk, zorg en welzijn.
De positionering van arbeidsmatige
dagbesteding zit duidelijk tussen de Wmo en de
Participatiewet. Wij willen naar een situatie toe
waarin relatief vergelijkbare groepen mensen
niet anders behandeld worden als gevolg van
de regeling waaronder zij vallen. Rekening
houdend met de transitie binnen het Sociaal
Domein, bijbehorende bezuinigingen, het
stimuleren van samenwerkingsmogelijkheden
en de mogelijkheden voor wederzijdse
uitwisseling van deskundigheid, geloven wij in
de kansen door het leggen van verbindingen.
53 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Vanuit de AWBZ is in 2013 zwaar gekort op de hoogte van de vergoeding voor vervoer. Wij hebben dit
deels teruggezien in de gestegen kosten voor het CVV maar hebben ook vernomen dat inwoners hun
dagbesteding dichter bij de woonplaats zochten en dat minder gebruik werd gemaakt van dagbesteding.
Het vervoer naar arbeidsmatige dagbesteding wordt voor 2015 ingekocht middels het regionale
inkoopproces. Bij de inkoop van de trajecten wordt de aanbieder daarin direct verantwoordelijk voor het
vervoer. Voor de periode na 2015 wordt gekeken naar andere mogelijkheden.
Binnen onze gemeente wordt op een aantal plekken arbeidsmatige dagbesteding geboden. Ook spelen
op initiatief van zorgaanbieders en maatschappelijke partners een aantal ontwikkelingen. Voor een
overzicht van de vormen van dagbesteding en de lopende ontwikkelingen wordt u verwezen naar bijlage
8. Binnen ons lokale beeld wordt met partners gezocht naar mogelijkheden om het lokale aanbod uit te
breiden, daarin de beweging van maatwerk naar algemeen te maken om te komen tot verbetering van
de positie op de participatieladder met als ultiem uitgangspunt de uitstroom naar betaalde arbeid.
Vervoer
De decentralisaties hebben gevolgen voor de vervoerstaken van gemeenten. Naast leerlingenvervoer,
Wsw- en Wmo-vervoer komt de vervoerscomponent van de huidige AWBZ-functie Begeleiding en
vervoer in het kader van de jeugdzorg erbij.
Regionaal werken we aan de integrale aanpak van vervoer binnen het sociaal domein. We houden
hierbij rekening met de volgende kaders:
1. Versterking van het gebruik van het openbaar vervoer
2. Meer transparante en uniforme inrichting/ organisatie van het vervoer binnen het gehele sociale
domein (in plaats van veel vormen van vervoer, verschillende vervoerders, tarieven etc)
Ondersteuning bij arbeidsinschakeling van mensen met arbeidsvermogen
Met de invoering van de Participatiewet is de gemeente straks meer verantwoordelijk voor de
ondersteuning bij arbeidsinschakeling van mensen met arbeidsvermogen. Dit omvat een brede
doelgroep van mensen met en zonder een Participatiewet-uitkering en met en zonder beperking.
Een grotere doelgroep met krappe budgetten, maakt het maken van keuzes noodzakelijk. Voor de inzet
van capaciteit en budget kiest de gemeente als eerste voor mensen met een Participatiewet-uitkering
die kunnen werken. Focus is om hen te stimuleren om zo snel mogelijk weer zelf aan het werk te gaan
en zo nodig daarbij te helpen. Hierdoor worden de uitkeringslasten voor de gemeente beperkt. Waar het
niet-uitkeringsgerechtigden betreft legt de gemeente prioriteit bij jongeren tot 27 jaar en mensen die
ondersteuning richting werk nodig hebben om een uitweg te creëren uit sociale multiproblematiek.
Voor het Participatiebeleid hanteren we voor de periode 2015-2018 de volgende 4 speerpunten:
Wie kan, werkt aan werk!
Plek op de arbeidsmarkt voor arbeidsbeperkten
Jongeren zijn de toekomst
Samenwerken aan participatie
54 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Ad. 1
We richten de financiële prikkels zo in dat werken loont
Werken moet aantrekkelijk zijn en voor de cliënt meer opleveren dan een uitkering. Tegelijk willen we
als gemeente zorgen voor de financieel kwetsbaren in onze samenleving. Bij de inrichting van de
regelingen binnen het armoedebeleid minimaliseren we de terugval in inkomen door het wegvallen van
aanvullende regelingen bij het verdienen van het minimuminkomen (armoedeval).
Aan Ferm Werk is reeds verzocht om re-integratietrajecten op te stellen die ervoor zorgen dat alle
cliënten die kunnen werken en geen arbeidsbeperking hebben, voorbereid zijn op de arbeidsmarkt en
ondertussen actief zijn in de samenleving. Dus: wie kan, werkt aan werk!. De kracht zal liggen in het
actief inspelen op de kansen die op de arbeidsmarkt ontstaan en cliënten te ondersteunen bij het
verhogen van de zelfredzaamheid.
Voorkomen moet worden dat door de inzet van re-integratietrajecten reguliere banen worden
verdrongen. Bij de vormgeving van re-integratietrajecten zal het voorkomen van verdringing een
expliciet aandachtspunt zijn.
Scherpere verplichtingen, zwaardere straffen en striktere handhaving
Tegelijk met de invoering van de Participatiewet worden ook landelijk de verplichtingen voor mensen
met een bijstandsuitkering aangescherpt (Wet Maatregelen WWB). Er zijn minder mogelijkheden voor
een ontheffing van de arbeids- en re-integratieverplichtingen en voor de wettelijk geüniformeerde
verplichtingen moet de gemeente een straf opleggen van 100% korting, waarmee de uitkering feitelijk
op 0 euro per maand terecht komt. Ferm Werk handhaaft strikt om misbruik van uitkeringen te
voorkomen.
Ad. 2
Wie een arbeidsbeperking heeft, heeft vaak nog wel mogelijkheden om zelf (een deel van) zijn inkomen
te verdienen op de arbeidsmarkt, mits hij/zij op de juiste wijze wordt gefaciliteerd en ondersteund. Tot
op dit moment is het merendeel van deze doelgroep die werkt, actief in een Wsw-dienstverband, maar
de Wsw wordt vanaf 1 januari 2015 afgesloten voor nieuwe instroom. Hoofddoel van de Participatiewet
is om meer mensen met een beperking aan de slag te helpen op de reguliere arbeidsmarkt.
Om deze verandering tot stand te brengen heeft het Kabinet met de sociale partners afgesproken dat
werkgevers landelijk 100.000 garantiebanen ter beschikking stellen tot 2026 voor deze doelgroep. De
overheidssector doet daar nog 25.000 banen bij. Indien in de eerste jaren niet voldoende voortgang
wordt gemaakt met het realiseren van deze banen, zal een quotum per bedrijf van kracht worden
(Quotumwet nog in voorbereiding). In 2015 en 2016 zijn de mensen op de huidige Wsw-wachtlijst en
de Wajong’ers als prioritaire doelgroep aangewezen.
De VNG en sociale partners hebben in de landelijke Werkkamer afspraken gemaakt over hoe zij gaan
samenwerken om deze banen ook daadwerkelijk te realiseren en een indicatieve verdeling gemaakt van
de garantiebanen over de arbeidsmarktregio’s. Voor de arbeidsmarktregio Midden-Holland betekent dit
dat er tussen nu en 2016 onderstaande garantiebanen moeten worden gerealiseerd:
Aantal garantiebanen
Marktsector 175
Overheidssector (incl.
onderwijs)
75
Wel moeten we realistisch blijven: blijkende uit de hoge werkloosheidcijfers zijn vraag en aanbod op de
arbeidsmarkt ook in onze regio niet goed op elkaar afgestemd. Ingezet moet daarom worden om goede
matches tot stand te brengen, waardoor zowel de bedrijven als de werknemers zich optimaal kunnen
ontwikkelen. Waar nodig kunnen we ondersteunen vanuit een eenduidig basisinstrumentarium dat op
het niveau van de arbeidsmarktregio wordt ingericht. Ferm Werk overlegt met (grote) bedrijven om hen
te interesseren ook een bijdrage te leveren aan de invulling van de ambities voor het realiseren van de
garantiebanen. Uiteindelijk zijn het de bedrijven die de stap moeten zetten om vanuit hun
maatschappelijke betrokkenheid een bijdrage te leveren aan de ambities die de sociale partners op
landelijk niveau hebben gesteld.
55 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
We geven zelf het goede voorbeeld
We willen zelf het goede voorbeeld geven, waar het gaat om het realiseren van garantiebanen. Hoewel
er binnen de gemeente al diverse medewerkers via Ferm Werk actief zijn, gaan we onderzoeken of er
nog meer mogelijkheden zijn om bij vervulling van vacatures allereerst af te wegen of zij via Ferm Werk
kan worden ingevuld. Daarnaast gaan we in gesprek met onderwijsinstellingen en subsidiepartners over
hun mogelijkheden om garantiebanen te realiseren.
We werken samen met de arbeidsmarktregio aan het Werkbedrijf
Bodegraven-Reeuwijk zal met de centrumgemeente voor de arbeidsmarktregio Midden-Holland Gouda
zich inzetten om samen met bedrijven en UWV deze Garantiebanen ook daadwerkelijk te realiseren.
Hiervoor wordt, net als in alle andere arbeidsmarktregio’s, de goede dialoog tussen werkgevers,
werknemersorganisaties, onderwijs en gemeenten uitgebouwd leidend tot het samen opzetten van het
Werkbedrijf.
Het Werkbedrijf gaat fungeren als netwerkorganisatie, waarbij nadrukkelijk ook gebruik zal worden
gemaakt van de inzet en expertise van de al bestaande Werkgeversservicepunten. Het UWV en Ferm
Werk nemen een bijzondere positie in, vanwege hun ervaring met de bemiddeling van de doelgroep.
Een van de eerste stappen om de aanpak en samenwerking vorm te gaan geven, is het werken aan een
gezamenlijk marktbewerkingsplan voor de doelgroep arbeidsbeperkten. Het intensief betrekken van het
bedrijfsleven hierbij leidt tot een vruchtbare samenwerking tussen hen met Ferm Werk dat vervolgens
moet leiden tot besparingen op het gebied van de uitvoering van de Participatiewet. We werken toe naar één loket voor werkgevers in de regio die aan de slag willen met garantiebanen en
een regionaal beschikbaar eenduidig vormgegeven basisinstrumentarium om werkgevers te
ondersteunen bij het in dienst nemen en houden van arbeidsbeperkten. Dit basispakket bestaat in ieder
geval uit de instrumenten die genoemd zijn door de landelijke Werkkamer (o.a. loonkostensubsidie,
beschut werken, jobcoaching). In bijlage 9 is deze lijst opgenomen.
We werken aan een gezonde toekomsts van ons SW-bedrijf Ferm Werk
Ferm Werk voert voor de gemeenten Woerden, Bodegraven-Reeuwijk, Montfoort en Oudewater de Wet
Sociale Werkvoorziening uit via een Gemeenschappelijke Regeling. Met ingang van 2015 is er geen
instroom van nieuwe Wsw’ers meer mogelijk en tegelijk wordt de rijkssubsidie voor de Wsw de
komende jaren afgebouwd.
Ad. 3
Met de decentralisaties krijgt de gemeente (en dus Ferm Werk) de verantwoordelijkheid over een
bredere doelgroep jongeren. Voor wat betreft de Participatiewet is de taak om ondersteuning bij
arbeidsinschakeling te realiseren voor jongeren (zonder en met een arbeidsbeperking)met
arbeidsvermogen. Het Rijk heeft gekozen om dit vorm te geven via een ingroeimodel: de gemeente
krijgt de verantwoordelijkheid voor de nieuwe instroom van jongeren met een beperkt arbeidsvermogen
die voorheen in de Wajong zouden stromen. De huidige Wajong’ers met arbeidsvermogen worden niet
overgedragen van het UWV naar de gemeente.
Werk en Inkomen werkt nauw samen met de sociale teams jeugd
Jongeren met én zonder beperking kunnen in een kwetsbare positie zitten. Daar waar nodig zal Ferm
Werk samen optrekken met het sociaal team om ook integraal te zorgen voor de goede voorwaarden
om hen een plek op de arbeidsmarkt te laten vinden. De combinatie met de decentralisatie Jeugdzorg
betekent dat de gemeente het credo ‘Jongeren zijn de toekomst’ steeds meer integraal kan
benaderen. De komende jaren gebruiken we om deze transformatie geleidelijk in te richten.
We ondersteunen alle jongeren (18-27 jaar) bij zoeken naar werk
Jongeren hebben het vermogen zich te ontwikkelen en zich aan te passen aan veranderende tijden.
Tegelijk zijn zij kwetsbaar, zeker daar waar het gaat om jongeren die arbeidsbeperkt zijn. Op de
arbeidsmarkt geldt dat zeker ook: ook in Bodegraven-Reeuwijk is de jeugdwerkloosheid de afgelopen
jaren opgelopen.
Zij die nu geen goede start maken lopen het risico structureel een achterstand op de arbeidsmarkt op te
bouwen en mogelijk langdurig afhankelijk te worden van inkomensondersteuning van de overheid. Het
behalen van een startkwalificatie is een belangrijke schakel richting de toekomst. Daarom kiest deze
56 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
gemeente er voor om zich bij de bestrijding van jeugdwerkloosheid en de stimulering van werken naar
vermogen zich niet te beperken tot de doelgroep met een participatiewet-uitkering, maar ook de niet-
uitkeringsgerechtigde jongeren te ondersteunen bij hun arbeidsinschakeling.
Jongeren zonder arbeidsbeperking ondersteunen we gericht met Europese subsidie (Actieplan
Jeugdwerkloosheid)
Om jongeren zonder arbeidsbeperking naar werk toe te leiden of hun mogelijkheden op betaald werk te
vergroten, wordt binnen het actieplan jeugdwerkloosheid ondersteuning geboden in de vorm van
tijdelijke loonkostensubsidies en leerwerkbanen en taal-werktrajecten voor jongeren die een
inburgeringstraject hebben gevolgd, maar de taal nog onvoldoende beheersen. Daarnaast wordt
ondersteuning geboden aan alleenstaande ouders en jongeren met (multi) problematiek, met als doel
hun kwalificaties te verbeteren zodat op termijn betaald werk beter realiseerbaar is. Ook worden
jongeren (samen met het RMC) gestimuleerd om langer door te leren en een opleiding te kiezen met
een arbeidsmarktperspectief.
We gaan intensiever samenwerken met de VSO/PRO scholen
Jongeren met een arbeidsbeperking zitten veelal op VSO (Voortgezet Speciaal onderwijs) of PRO
(Praktijkonderwijs) scholen of volgen Leerwegondersteunend onderwijs. Dat betekent dat deze
doelgroep daar al goed in beeld is. Waar uitval dreigt, is dit bij de scholen of het RMC bekend.
Samenwerking met deze scholen is dan ook cruciaal om een goede start te maken op de arbeidsmarkt.
Ferm Werk komt feitelijk pas in beeld als deze jongeren 18 jaar zijn geworden en de kwalificatieplicht is
afgelopen. Echter, veel 16 en 17 jarigen zitten al op een stage via school. Het UWV voert met de
individuele scholen op leerlingniveau overleg om te bezien of deze stages omgezet kunnen worden in
een werkplek, of hoe de bemiddeling in de periode daarna goed kan worden vormgegeven. Zo nodig
biedt het UWV daarbij ondersteuning in de vorm van voorzieningen. Met de decentralisatie van de
Wajong wordt de gemeente verantwoordelijk voor deze taak. Ferm Werk zal dan ook actief gaan
deelnemen aan dit overleg en de bemiddeling van deze jongeren meenemen in de aanpak binnen het
regionale werkbedrijf. Daarbij helpt het dat de jongeren die in 2015 en 2016 een beroep doen op de
Participatiewet in plaats van de Wajong behoren tot de prioritaire doelgroep van de garantiebanen.
In het kader van de invoering passend onderwijs komt er nog meer aandacht voor de zorgstructuren op
de scholen met als doel: eerder signaleren, eerder handelen en op tijd de nodige expertise inschakelen.
In de gemeenschappelijke paragraaf Midden Holland gemeenten – samenwerkingsverbanden passend
onderwijs is dit nader uitgewerkt. Aansluiting van het V(S)O op de toeleiding naar werk of
arbeidsmatige dagbesteding is als concreet thema voor de ontwikkelingsagenda benoemd. Deze
gemeenschappelijke paragraaf is door alle partijen ondertekend.
We stellen individuele studietoeslag beschikbaar aan jongeren met een arbeidsbeperking
Een deel van de jongeren met een arbeidsbeperking kan en wil studeren. Ontwikkeling van talenten is
voor iedereen van belang, maar zeker voor deze doelgroep. Bovendien verbetert dit hun kansen op de
arbeidsmarkt. Echter een gedeelte van deze studenten kan door hun beperking niet of moeilijk een
bijbaan hebben naast hun studie en zullen ook na hun studie meer moeite hebben met het vinden van
een (voltijds) baan of een baan op niveau waardoor zij een studielening moeilijker zouden kunnen
afbetalen. Om te voorkomen dat deze jongeren drempels ervaren om te studeren, zal de gemeente –
gelijkend op de regeling die het UWV hanteerde - een individuele studietoeslag beschikbaar stellen aan
jongeren met een arbeidsbeperking. Het Dagelijks Bestuur van Ferm Werk zal hiertoe een verordening
ontwikkelen die beoogd wordt om per 1 januari 2015 in werking te treden.
57 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Ad. 4
De sociale teams en Ferm Werk werken samen bij multiproblematiek
Er is sprake van multiproblematiek bij gezinnen en personen die langdurig te maken hebben met twee
of meer samenhangende en elkaar mogelijk versterkende problemen én niet in staat is/zijn tot het
ontwikkelen en voeren van regie ten aanzien van de beheersing of oplossing van het complex aan
problemen, waardoor deelname aan de samenleving en de arbeidsmarkt problematisch is. Deze mensen
zullen veelal bij één van de sociale teams terechtkomen, waar een 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur
wordt ingezet.
Bij een deel van deze mensen zal ook participatie en re-integratie naar werk een belangrijk onderdeel
van het plan zijn om te komen tot een oplossing voor de problemen. Voor deze doelgroep zal het
sociaal team en Ferm Werk nauw gaan samenwerken aan 1 huishouden,1 plan, 1 regisseur, waarbij de
re-integratie integraal onderdeel uitmaakt van het plan. Hierbij wordt de ervaring van de
kennisgebieden gebundeld tot een effectieve aanpak. Binnen het sociaal deelfonds maken we een
budget vrij om re-integratie vorm te kunnen geven voor personen of gezinnen die bij een sociaal team
in begeleiding zijn en geen uitkering van de gemeente ontvangen. Juist hier kan winst worden behaald
in de ontschotting van de diverse regelingen, doordat niet financiën, maar ervaring en kennis leidend
zijn bij het vormgeven van de aanpak. De hoogte van dit budget zal door het college jaarlijks worden
bepaald en zo nodig bijgesteld.
De gemeente biedt inkomensondersteuning en leidt door naar zorg en ondersteuning waar nodig
Mensen met een Participatiewet-uitkering die door beperkingen (tijdelijk) niet in staat zijn om te
werken, kan de gemeente (tijdelijk) van (een deel van) de arbeids-, re-integratie en
tegenprestatieplicht ontheffen. Daarmee biedt de gemeente de mogelijkheid om te werken aan herstel
en opbouw van de activiteiten terwijl de inkomensvoorziening via de uitkering op orde is. Vanuit Ferm
Werk zullen de contacten met deze groep cliënten gericht zijn op de minimaregelingen, de rechtmatige
verstrekking van de uitkering en waar nodig schuldhulpverlening. Bij signalering van een zorg of
ondersteuningsbehoefte zal er contact worden gelegd met het Sociaal team of meldpunt Zorg en
Overlast.
We stimuleren het doen van vrijwilligerswerk
Cliënten die tijdelijk of duurzaam arbeidsongeschikt zijn hebben vaak fysieke, sociale en/of psychische
beperkingen. Meedoen aan de Bodegraafse-Reeuwijkse samenleving in de vorm van vrijwilligerswerk is
voor hen een mogelijkheid om aan te sluiten bij de samenleving en zich gewaardeerd te voelen, wat
ook belangrijk is voor gezondheid en welbevinden.
We zorgen voor activering via dagbesteding wanneer (vrijwilligers-)werk niet mogelijk is
Voor wie een beperking heeft en (nog) niet in staat is om vrijwilligerswerk te doen bieden we in de
vorm van arbeidsmatige dagbestedingmogelijkheden voor ontplooiing en een zinvolle invulling van de
dag. Voor deze dagbesteding zoeken we naar innovatieve vormen waar mensen zoveel mogelijk in
reguliere organisaties kunnen functioneren. Binnen de regio Midden Holland stimuleren we pilots voor
vernieuwing van het aanbod voor deze doelgroep.
58 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
4.4 Veiligheid en gedwongen kader Gemeenten worden in het nieuwe stelsel verantwoordelijk voor zowel de toeleiding naar als de
uitvoering van het gedwongen kader.
De gemeente grijpt in als de veiligheid van een jeugdige wordt bedreigd, onder andere door inzet
van het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK), Het AMHK is
daarnaast niet alleen voor jeugdigen maar voor alle meldingen van geweld in
afhankelijkheidssituaties. Bij jeugdbescherming en jeugdreclassering wordt door de overheid
ingegrepen in de persoonlijke levenssfeer van kwetsbare kinderen en hun ouders. Dit vereist
zorgvuldige afwegingen en procedures.
AMHK
Per 1 januari 2015 is het AMHK gepositioneerd bij de GGD Hollands-Midden. Alle vragen, signalen
en meldingen over kindermishandeling en huiselijk geweld komen binnen bij het AMHK. De
werkwijze van het AMHK is gestoeld op twee belangrijke pijlers, zoals ook reeds vastgesteld in de
regiovisie ‘Geweld in huiselijke Kring HM 2014-2018’:
1. Het taboe op huiselijk geweld en kindermishandeling doorbreken, waardoor geweld eerder her-
kend en erkend wordt. Door voorlichting en publiekscampagnes herkennen inwoners het
probleem en weten waar ze met hun signalen terecht kunnen.
2. Een efficiënte en effectieve uitvoering zorgt er voor dat het geweld snel en langdurig stopt.
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (Gecertificeerde instellingen)
Per 1 januari 2015 kunnen kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering alleen worden
uitgevoerd door instellingen die daarvoor gecertificeerd zijn.
Vanwege de continuïteit van zorg worden lopende kinderbeschermingsmaatregelen en
jeugdreclassering in 2015 nog uitgevoerd door de organisatie die dat in 2014 al deed (Bureaus
Jeugdhulp of de Landelijk werkende instellingen). Nieuwe maatregelen en verlengingen van
maatregelen dienen te worden uitgevoerd door de GI waar de gemeenten in Midden Holland
afspraken mee maken.
De toeleiding naar het gedwongen kader wordt geregeld via een Verzoek tot Onderzoek (VTO) aan de
RvdK. In de huidige situatie wordt dit verzorgd door BJZ. Het toekomstbeeld is dat het VTO kan
worden verzorgd door het AMHK, een GI, het sociaal team en mogelijk door leerplicht. De
samenwerking met het Veiligheidshuis is hierbij van belang.
Vanaf 2015 gaan we werken met het COBplus. In het COBplus wordt mèt gezinnen gesproken en ook
de melder en de casusregisseur vanuit het sociaal team schuift aan. Zo nodig zit al een voogd van de
gecertificeerde instelling aan tafel. Partners binnen de jeugdhulpketen besluiten dus in het bijzijn van
ouders en het kind of het gezin (nog) in aanmerking komt voor hulpverlening binnen het vrijwillig
kader of dat onderzoek bij de RvdK nodig is.
Mocht alsnog een maatregel benodigd blijken dan bepaalt de RvdK vanuit haar deskundigheid welke,
door de gemeente gecontracteerde, GI een Jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel mag
uitvoeren. Wanneer jeugdige, na een uitspraak van de rechter, bij de GI komen met een advies tot
plaatsing in een LWI (Landelijk Werkende Instelling), verwijst de GI op basis van het advies van de
RvdK deze jeugdigen door naar de LWI’s.
JeugdzorgPlus
Voor de uitvoering van gesloten jeugdhulp is het land in vijf zogenaamde zorggebieden verdeeld. De
hele provincie Zuid-Holland (inclusief de stadsregio’s) vormt de regio Zuidwest. Op bovenregionaal
niveau (regio Zuidwest) worden afspraken gemaakt die borgen dat voldoende capaciteit voor de
regio beschikbaar is en gelijktijdig wordt samengewerkt aan de vermindering van het aantal
jeugdigen dat in een gesloten jeugdhulpvoorziening terecht komt.
Een bijzondere eigenschap van de JeugdzorgPlus is de ‘leveringsplicht’ voor een gemeente: als de
rechter een machtiging afgeeft, dient de gemeente ervoor te zorgen dat de jeugdige geplaatst kan
worden. De regio Midden Holland maakt afspraken met de sector over een vastgestelde capaciteit
op basis van de verwachte omvang van de vraag en de extra capaciteit die nodig is om de
opnamegarantie te kunnen realiseren.
59 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
De plaatsing van jeugdigen in JeugdzorgPlus is per zorggebied georganiseerd. Per zorggebied
functioneert een plaatsingscoördinatie die verantwoordelijk is voor de plaatsing van jeugdigen bij een
zorgaanbieder. De plaatsingscoördinatie doet dit op basis van beschikbaarheid en eventuele
inhoudelijke zorg- of veiligheidseisen voortkomend uit de inhoud van de machtiging. De
plaatsingcoördinator heeft ook een rol in het monitoren van de zorgvraag en het adviseren over de
benodigde capaciteit.
4.1.1 Samenwerking met (netwerk)organisaties
Meldpunt Zorg en Overlast
Het AMHK is niet los te zien van het Meldpunt
Zorg en Overlast. De meldingen bij het
Meldpunt betreffen ook vaak zaken waar
huiselijk geweld een van de problemen is. Het
Meldpunt Zorg en Overlast werkt vanuit die
gedachte intensief samen met het AMHK. Er is
sprake van wederzijdse afhankelijkheid.
Politie
De politie is een belangrijke signaleerder van
(on)veiligheid van/ bij kinderen. De politie
komt op veel plaatsen in het publieke domein
en in veel thuissituaties in gezinnen waar de
hulpverlening anders niet zou zijn
(binnen)gekomen. De door de (wijk)agenten
gesignaleerde overlast, crimineel gedrag,
huiselijk geweld en verwaarlozing, worden
middels een zogenaamd zorgformulier
kenbaar gemaakt bij de hulpverlening.
Daarmee is de politie een belangrijke partner.
Er is een punt ( de gecertificeerde instelling)
waar de politie met zorgmeldingen terecht
kan.
Jongeren Preventie Team (JPT) Het JPT is een samenwerkingsverband tussen
politie en de GI BJZ (voor heen Bureau Jeugdhulp). De medewerkers werken vindplaatsgericht op het politiebureau, daar hebben zij hun werkplek. Zij werken echter
ook ambulant, op school, thuis bij de jongeren en op andere plekken.
Het JPT screent, samen met politie, de
zorgformulieren en bepaalt waar de signalen
in de zorgformulieren naartoe moeten en
verzorgt preventieve motiveringsstrajecten bij
jongeren en zijn medegezinsleden, die in
aanraking zijn gekomen met de politie en
waar zorgen over een veiligheidsrisico in het
publieke domein over bestaan.
Raad voor de Kinderbescherming
In het nieuwe stelsel zullen gemeenten en de
RvdK intensief met elkaar gaan samenwerken.
Deze afspraken zijn vastgelegd in een
samenwerkingsprotocol. Dit dient in de
verordening gemeld te worden.
In de jeugdwet is het volgende opgenomen
over deze samenwerking (artikel 3.1., lid 5 en
6):
De Raad en het college leggen de wijze
van samenwerken vast in een protocol.
In het protocol wordt in ieder geval
vastgelegd de wijze waarop de Raad en
het college overleggen over welke
gecertificeerde instelling in het
verzoekschrift aan de rechter wordt
opgenomen.
Het protocol geldt ook voor de instanties die
onder regie van de gemeenten werken, zoals
instanties die bevoegd zijn tot het doen van
een kinderbeschermingsonderzoek en GI’s die
jeugdbescherming en jeugdreclassering in de
regio mogen uitvoeren.
Veiligheidshuis
Het Veiligheidshuis Hollands Midden is een
samenwerkingsverband van gemeentelijke,
zorg- en justitiepartners. Zij zorgen er voor
dat de veiligheids- en zorgketen met elkaar
worden verbonden. Zij zitten samen aan tafel
om de problemen van jeugdigen en
volwassenen te bespreken en plannen van
aanpak op te stellen. Zij kunnen direct zaken
samen afstemmen op hun gezamenlijke
werkplek in het Veiligheidshuis.
Sleutelpartners van het Veiligheidshuis
Hollands Midden zijn gemeenten, Openbaar
Ministerie, Politie, GGD, Raad voor de
Kinderbescherming, GI, Reclassering
Nederland, Palier, Leger des Heils, DJI, Halt en
Regionaal Bureau Leerplicht.
60 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Escalatieprocedure
In 2011 lag ter behandeling in de 2e Kamer
een voorstel tot wijziging van de Wet op de
Jeugdzorg (de huidige nu nog geldende wet),
waarbij ook een regeling van escalatie en
aanwijzingsbevoegdheid van de gemeente
(burgemeester) bij complexe casuïstiek bij het
ontbreken van of onvolkomenheid van de
regie. In de nieuwe Jeugdwet ontbreekt deze
regeling. Vanwege het belang van heldere
bevoegdheidstoedeling bij escalatie zal bij de
contractvorming met de relevante
Jeugdhulpaanbieders deelname verplicht
gesteld worden.
Integrale crisisdienst
Er komt een intersectorale crisisdienst jeugd
met als toekomstbeeld een integrale en
intersectorale crisisdienst voor de leeftijd 0-
100+. De eerste focus van de crisisdienst is
overdracht aan het sociaal team binnen een
periode van maximaal 48 uur na aanvang
van de crisisinterventie. Indien tijdens de
crisisinterventie blijkt dat de situatie nog niet
zodanig gestabiliseerd is of kan worden, dat
overdracht aan het sociaal team kan
plaatsvinden, wordt crisishulp ingezet. De
crisishulp kenmerkt zich door directie
beschikbaarheid, borging van de veiligheid,
intensieve gezinsondersteuning en werkend
volgens een erkend programma als Families
First of Ambulante spoedhulp.
Om tijdig passende hulp te kunnen leveren,
kan de crisisdienst bij acute nood of crisis
direct benodigde zorg inzetten. Het afgeven
van de beschikking en verantwoording van
de ingezette zorg vindt dan achteraf plaats.
De crisisdienst jeugd blijft vooralsnog bij de
gecertificeerde instelling (rechtsopvolger van
BJZ) ondergebracht. Op het moment dat de
crisisdienst wordt uitgebreid naar 0-100+
wordt opnieuw gekeken naar de
positionering. Bijlage 10 (Regionaal
beleidsplan jeugd voor Midden-Holland) gaat
nader in op de kaders en waar mogelijk de
uitvoering van regionale jeugdbeleid.
61 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
4.5 Het overgangsrecht
Overgangsrecht in de Wmo
Speciale aandacht verdient het overgangsrecht zoals deze in de Wmo 2015 is opgenomen. In zijn
algemeenheid geldt dat voor Wmo-voorzieningen geen overgangsrecht is opgenomen. Inwoners die een
voorziening hebben op grond van de huidige Wmo behouden hun recht. Hier hoeft formeel juridisch
geen nader besluit op te worden genomen.
Echter, door de wetswijziging treedt met ingang van 1 januari 2015 een nieuwe verordening in werking.
Dit kan betekenen dat inwoners volgens het nieuwe beleid geen recht meer hebben op een voorziening.
Omdat de gemeente te maken heeft met teruglopende budgetten lopen verstrekkingen niet altijd door.
Dit geldt in ieder geval voor de hulp bij het huishouden. Bij deze voorziening is sprake van een forse
bezuiniging. Bovendien verandert het wettelijke doel van de hulp bij het huishouden. Het
toekenningsbeleid wordt daarom aangepast en inwoners worden geherindiceerd. Voor inwoners die hulp
bij het huishouden ontvangen wordt in het kader van de zorgvuldigheid een zogenaamde
gewenningstermijn geboden om te wennen aan de nieuwe situatie na 1 januari 2015.
Mensen met een AWBZ indicatie behouden uiterlijk tot 1 januari 2016 hun recht op zorg. De bestaande
klanten waarvan de indicatie wordt voortgezet tot 1 januari 2016 worden in 2015 geleidelijk
geherindiceerd en opnieuw toegewezen. De herindicatie gaat in per 1 januari 2016.
Indien klanten zowel een indicatie begeleiding als hulp bij het huishouden hebben wordt op basis van de
eerst aflopende indicatie voor beide indicaties geherindiceerd. De herindicatie begeleiding gaat pas in
als de indicatie begeleiding ook daadwerkelijk afloopt.
Overgangsrecht in de jeugdwet
Voor de jeugdwet geldt dat cliënten die op 31-12-2014 in zorg zijn (“zittende” cliënten), deze zorg in
2015 kunnen voortzetten bij de jeugdhulpaanbieder die deze zorg op 31-12-2014 biedt. Het betreft hier
alle cliënten die zorg ontvangen waarvoor de gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk worden. Met
jeugdhulpaanbieders worden bedoeld zorgaanbieders, aanbieders van jeugdbescherming en
jeugdreclassering en de activiteiten die het AMK uitvoert. Continuïteit van zorg geldt voor maximaal één
jaar na de transitie (i.c. in 2015), met uitzondering van pleegzorg. Voor de pleegzorg geldt geen
maximale duur voor de continuïteit van zorg. Het overgangsrecht is ook van toepassing op Cliënten die
op 31-12-2014 een aanspraak hebben op zorg maar die deze zorg op dat moment nog niet krijgen
(“wachtlijstcliënten”).
62 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
5. Communicatie
Zoals in het Coalitieprogramma beschreven willen wij een open stijl van besturen voeren: verbindend
besturen.
Inwoners moeten in een vroeg stadium mee kunnen praten. Door actief te informeren worden inwoners
betrokken en uitgenodigd om mee te denken.
In de Kadernota Communicatie omschrijven we de dat we als gemeente beleid hebben dat in verbinding
staat met onze inwoners. De volgende doelstellingen zijn hieraan verbonden; we
- Communiceren open, transparant en integer;
- Communiceren eigentijds en toekomstgericht;
- Kiezen bij voorkeur de dialoog;
- Steken communicatie crossmediaal (gebruiken verschillende vormen van communicatiemiddelen)
in en leggen de nadruk op digitaal;
- Versterken met onze communicatie het karakter en de eigenheid van de dorpen en wijken.
De communicatie op het gebied van de transities als doel:
- De inwoner te informeren over de transities;
- De inwoner te informeren over diens situatie;
- Interne communicatie (medewerkers, bestuur, gemeenteraad);
- Richting maatschappelijke organisaties communiceren over de transities.
Communicatiestrategie
De communicatie rondom transities heeft de volgende uitgangspunten:
- Met één mond spreken: gemeente, zorg-/ welzijnsinstellingen en Ferm Werk brengen dezelfde
boodschap ook al is elke gemeente en zorgorganisatie de officiële afzender.
- Mondeling gaat voor schriftelijk: bij direct betrokken doelgroepen (medewerkers, vrijwilligers,
cliënten) gaat mondelinge communicatie vóór schriftelijke informatie.
- Communicatie zo veel mogelijk via bestaande communicatiekanalen: gemeente, zorg-/
welzijnsinstellingen en Ferm Werk hebben vaste communicatiekanalen waar inwoners en cliënten
hun informatie ophalen. Die ‘vertrouwde’ kanalen gebruiken we zo veel als mogelijk en sluiten daar
met de communicatiemiddelen bij aan. Uiteraard aangevuld met gebruik van social media.
- Gemeente, zorg-/ welzijnsinstellingen en Ferm Werk gebruiken de eigen huisstijl voor communicatie
over veranderingen binnen de transities. Ter ondersteuning van de kernboodschap is er een
slogan/logo gemaakt door gemeente dat de communicatie kan versterken: Samen leven, opgroeien
en werken.
- Communiceren volgens de uitgangspunten van deze communicatiestrategie is niet vrijblijvend.
gemeente, zorg-/ welzijnsinstellingen en Ferm Werk zetten de eigen communicatiekanalen in en
houden elkaar op de hoogte van de communicatieacties.
Communicatiedoel/doelgroep per fase
Communicatie over transities kent drie fasen. Per fase zijn tijdpad, doel, doelgroep en centrale
boodschap beschreven.
Fase 1 - Betrekken bij beleidsvorming / informeren (tot begin 2014)
We hebben al stappen al gezet in de communicatie met ketenpartners en inwoners. In deze fase was
communicatie niet uitgewerkt in een actieplan omdat over de gevolgen van de
transitie nog weinig concreet te zeggen was. Communicatie verliep via de gebruikelijke kanalen van
elke organisatie en gemeente: een proces dat al bij ons en organisaties in het voorjaar van 2013 in
gang is gezet. De centrale boodschap is steeds leidend en vooral gericht op de kanteling in denken over
aanbieden en ontvangen van zorg door overheid, professionals en bewoners.
De boodschap luidt:
‘Op 1 januari 2015 krijgen we te maken met grote veranderingen op het gebied van zorg,
ondersteuning, werk en inkomen. De AWBZ verandert, de wet die zorg regelt voor mensen met een
beperking en gaat grotendeels op in de nieuwe Wmo. De Jeugdzorg komt in zijn geheel naar gemeente
en de Participatiewet doet zijn intrede.
63 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Alle wetten sluiten aan bij de veranderende samenleving. Een samenleving die zich kenmerkt door
zelfbewustzijn van inwoners die steeds beter in staat zijn oplossingen te vinden voor de vraagstukken in
hun leven. Gemeente en organisaties gaan uit van eigen initiatief en eigen verantwoordelijkheid van
burgers. Inwoners weten dat zij een actieve rol krijgen bij het ondersteunen van burgers met een
hulpvraag.‘
Doelgroepen Fase 1
- (Potentiële) vrijwilligers (in georganiseerd verband)
- Inwoners/burgers
- Maatschappelijke partners
- (Zorg) aanbieders, welzijninstellingen en Ferm Werk
- Medewerkers zorgaanbieders
- Familie / vrijwilligers / mantelzorgers
- Inwoners met hulpvraag
- College
- Gemeenteraad
- Beleidsadviseurs / consulenten
- Wmo-raad en Puree
Doelstellingen Fase 1
- Doelgroepen zijn op de hoogte van de komende veranderingen binnen het sociaal domein
- Doelgroepen voelen zich erkend in hun zorgen en emoties over de veranderingen.
- Medewerkers gemeenten / zorgaanbieders en ervaringsdeskundigen - professionals en cliënten
en hun verzorgers - denken waar mogelijk mee over de vorming van een nieuwe
ondersteuningsstructuur.
- Inwoners en bedrijven weten welke bijdrage van hen wordt verwacht in de nieuwe situatie en
zijn bereid die bijdrage naar vermogen te leveren.
Fase 2 - Van voorbereiding naar implementatie (januari 2014-juli 2014)
Voor gemeente, zorg-/ welzijnsinstellingen en Ferm Werk is helder wat de transities betekenen voor
werkwijze, medewerkers, cliënten, mantelzorgers en vrijwilligersorganisaties. Communicatie is
uitgewerkt in een actieplan met basisteksten, een communicatiekalender met belangrijke momenten en
een overzicht van zinvolle inzet van middelen. De kernboodschap is als volgt:
‘Overheid en zorgaanbieders nemen eigen initiatief en eigen verantwoordelijkheid van inwoners als
uitgangpunt bij een hulpvraag. Het sociaal netwerk van elke hulpvrager krijgt een actieve rol bij de
ondersteuning van cliënten. Voor deze mantelzorgers en vrijwilligers is er steun om hun zorgtaak voor
langere tijd vol te houden.’
Doelgroepen Fase 2
- Betrokken medewerkers gemeente
- Gezonde inwoners
- Inwoners met een hulpvraag / cliënt
- Professionals van uitvoerende organisaties
- Medewerkers van organisaties die met vrijwilligers werken
- Vrijwilligers
Doelstellingen Fase 2
- Alle doelgroepen zijn op de hoogte van het begrip ‘eigen kracht’ als uitgangspunt voor
ondersteuning van inwoners met een hulpvraag.
- Inwoners weten welke vormen van vrijwilligerswerk er zijn
- Inwoners weten welke ondersteuning er voor vrijwilligers en mantelzorgers is;
- Meer inwoners zetten zich in als vrijwilliger of mantelzorger;
- Inwoners begrijpen het belang om een actieve rol op zich nemen bij het ondersteunen van
inwoners met een hulpvraag, bijvoorbeeld in de vorm van burenhulp, mantelzorg of
vrijwilligerswerk.
- Gezonde inwoners beseffen dat zij in de toekomst met een eigen hulpvraag baat hebben bij
ondersteuning door een sterk sociaal netwerk
64 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Fase 3 – Van Implementatie naar uitvoering - juli 2014 – januari 2015
In deze fase van de communicatie ligt er voor gemeente en organisaties een actieplan communicatie
met tijdlijn en uitgewerkte communicatiemiddelen. Uitvoering van dit actieplan is te zien als een
campagne, in het eigen werkgebied. De kernboodschap in deze fase:
‘Vanaf 1 januari 2015 verandert er veel binnen zorg, welzijn, ondersteuning, werk & inkomen. Het
betekent voor cliënten van gemeenten en organisaties dat bij elke ondersteuningsvraag allereerst wordt
gekeken wat de inwoner nog wel kan en wat het eigen sociaal netwerk van mantelzorg, vrijwilligers en
burenhulp kan betekenen. Professionele hulp blijft bestaan. ‘
Doelgroepen Fase 3
- College B&W en gemeenteraad
- Medewerkers gemeente, o.a. consulenten
- Cliënten
- Inwoners met een zorgvraag
- Bestaande cliënten maatschappelijke zaken
- Kwetsbare inwoners
- Medewerkers en professionals zorgaanbieders
- Alle inwoners gemeente
Doelstellingen Fase 3
- Inwoners met een hulpvraag bekijken allereerst of het eigen sociaal netwerk kan ondersteunen.
- Inwoners met een hulpvraag die aankloppen bij gemeente, zorg-/ welzijnsinstellingen en Ferm
Werk kijken samen met hen naar de inzet van het sociaal netwerk voor ondersteuning.
- Gezonde inwoners nemen een actieve rol bij het ondersteunen van inwoners met een hulpvraag
- Vrijwilligers en mantelzorgers vinden en accepteren steun in hun werk voor een hulpvrager
- Colleges en gemeenteraden dragen nieuw beleid uit en staan achter het principe van ‘eigen
initiatief en eigen verantwoordelijkheid’
Belangrijk aandachtspunt verder is dat er goede afstemming in de regio is tussen de
communicatiemedewerkers om tijd en middelen efficiënt in te zetten en goede voorbeelden uit te
wisselen.
Vanaf 2015 maken we jaarlijks maken we een communicatie(uitvoerings)plan.
Naar elkaar luisteren, oog en oor hebben voor elkaars perspectief en uitgaan van de kwaliteiten van de
cliënt en de expertise van de professional staat daarbij centraal. In gesprek blijven met alle
doelgroepen, van elkaar leren. We vertellen waar we staan, welke uitdagingen er nog liggen én waar we
naar toe willen. We doen dit door te communiceren met hoofd en hart en positieve verhalen te delen.
Zo nemen wij u en iedereen mee.
65 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Bijlagen
Bijlage 1 Overzicht (boven)regionale en landelijke taken en functies
jeugdhulp
Regionaal aanbod
Met de invoering van de nieuwe Jeugdwet wordt de gemeente verantwoordelijk voor:
De (voorheen) provinciaal gefinancierde jeugdhulp, hieronder valt Toegang
(nu nog bij Bureau Jeugdhulp), Advies- en Meldpunt Kindermishandeling,
de kindertelefoon, ambulante en residentiele zorg en pleegzorg.
De jeugd-GGZ
De jeugd-VB (verstandelijke beperking)
De extramurale AWBZ-functies voor jeugdigen met een somatische,
lichamelijke of zintuiglijke beperking
Gesloten jeugdhulp
Jeugdbescherming
Jeugdreclassering
De (voorheen) provinciaal gefinancierde jeugdhulp
Deze zorg is bedoeld voor jeugdigen die met (ernstige) opvoed- en opgroeiproblemen te maken hebben
en voor jeugdigen van wie de veiligheid in gevaar is en voor jeugdigen die een strafbaar feit hebben
gepleegd (jeugdreclassering). Er bestaat vrijwillige jeugdhulp en gedwongen jeugdhulp. Hieronder
geven wij een nadere uitwerking van de verschillende deelproducten.
De kindertelefoon behoort tot de landelijk in te kopen functies.
AMHK (Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling)
Het AMHK richt zich integraal op het voorkomen en terugdringen van huiselijk geweld en
kindermishandeling in de diverse vormen. Denk naast kindermishandeling en verwaarlozing
bijvoorbeeld aan partnergeweld, ouderenmishandeling, ontspoorde zorg, eergerelateerd geweld,
meisjesbesnijdenis, uithuwelijking, gedwongen prostitutie en andere vormen van seksueel geweld. Niet
zelden is sprake van OGGz (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg) gerelateerde multi-problematiek,
zoals een combinatie met schulden, alcoholmisbruik of andere vormen van verslaving of problematiek
als psychische ontsporing en verwaarlozing of verloedering.
Jeugdbescherming
Jeugdbescherming is een maatregel die de kinderrechter dwingend oplegt wanneer een gezonde en
veilige ontwikkeling van een kind of jeugdige (ernstig) wordt bedreigd en vrijwillige hulp niet
(voldoende) helpt. Kinderen of jongeren die een jeugdbeschermingsmaatregel krijgen, zijn 0 tot 18
jaar. Jeugdbeschermers ook wel gezinsvoogden genoemd, voeren deze maatregels uit.
Jeugdreclassering
Jongeren vanaf 12 jaar, die voor hun 18e één of meer delicten hebben gepleegd en vervolgens met
justitie in aanraking zijn gekomen, worden door de jeugdreclassering begeleid. De begeleiding kan ook
na hun 18e jaar uitgevoerd worden. Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve hulp aan en
controle op een jongere. Het doel van jeugdreclassering is om recidive (herhaling/terugval) te
voorkomen en de jongere weer op het rechte pad te brengen en te houden. Aan het begin van de
maatregel stelt de jeugdreclasseerder hiervoor een plan op.
Jeugdreclassering kan gedwongen worden op gelegd door de kinderrechter of het Openbaar Ministerie.
Jeugdreclassering kan ook vrijwillig zijn. De Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar
Ministerie kan de jeugdreclassering een opdracht geven om een jongere begeleiding te bieden, nog
voordat de zitting heeft plaatsgevonden. Jeugdreclassering kan ook worden ingezet als nazorg na het
verblijf in een justitiële inrichting. Ook dan is de begeleiding vrijwillig.
66 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
JeugdzorgPlus
JeugdzorgPlus is een zorgvorm die bedoeld is voor de jeugdige die ernstige opgroei- of
opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar de volwassenheid ernstig belemmeren. Deze
ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om
te voorkomen dat zij zich aan hulp en zorg zullen onttrekken dan wel onttrokken zullen worden.
In een dergelijke situatie kan tot een gesloten behandeling worden besloten. De behandeling gaat met
beperking van vrijheden gepaard. Jongeren kunnen alleen geplaatst worden met een civielrechtelijke
machtiging van de kinderrechter.
Pleegzorg
Ieder kind heeft recht om op te groeien in een gezin. Soms kan dit niet, door allerlei problemen thuis,
op school of met andere mensen. Pleegzorg is dan een oplossing die voor veel kinderen uitkomst biedt.
Pleegzorg is een vorm van jeugdhulpverlening waarbij een kind voor bepaalde of onbepaalde tijd niet
meer thuis woont en in een pleeggezin gaat wonen. De redenen om pleegzorg in te zetten zijn zeer
divers. Meestal hebben de ouders problemen die ervoor zorgen dat het niet verantwoord is om een kind
thuis te laten opgroeien. Het is voor een kind dan vaak het beste om tijdelijk of permanent niet meer bij
de ouders te wonen. De ouders worden zoveel mogelijk betrokken bij de pleegzorg van hun kind.
Als er problemen met kinderen zijn in een gezin, wordt altijd eerst gekeken of deze thuis opgelost
kunnen worden. Kan dat niet, dan is pleegzorg de eerste keus. Het is de opvangvorm die het dichtst bij
de natuurlijke gezinssituatie blijft. Het recht van kinderen om in een gezin op te groeien staat bij
pleegzorg centraal. In eerste instantie wordt in de eigen familie of bij bekenden gezocht naar opvang.
Lukt dat niet, dan zoekt een instelling voor pleegzorg een geschikt pleeggezin. Het pleegkind heeft het
recht snel te weten bij wie hij kan opgroeien.
Het doel van pleegzorg is dat de ouders zelf de opvoeding weer op zich nemen. Als blijkt dat dit
onmogelijk is, nemen pleegouders de opvoeding van het kind voor langere tijd op zich. De relatie met
de eigen ouders blijft voor kinderen altijd van belang. Bij kinderen die naar verwachting in de toekomst
weer terug kunnen naar de eigen ouders onderscheiden wij verschillende varianten. Soms zijn de
ouders en/of het kind gebaat bij een regelmatige 'rustperiode’. Plaatsing in een weekend- of
vakantiepleeggezin biedt dan uitkomst. Deze vorm van pleegzorg wordt ook ingezet voor kinderen uit
kindertehuizen, zodat zij af en toe een normale gezinssituatie meemaken. Een kind dat plotseling uit
huis geplaatst moet worden, kan in een crisispleeggezin worden opgevangen. In deze periode wordt
gekeken wat de beste vervolgoplossing is. Als er meer tijd nodig is voor een kind, kan gekozen worden
voor pleegzorg voor kortere tijd. De duur kan variëren van een paar maanden tot enkele jaren. Deze
tijdelijke vorm van pleegzorg noemen wij de 'hulpverleningsvariant’. Het pleeggezin biedt dan een
plaats waar het kind verder kan opgroeien. Wij noemen dit ook wel de 'opvoedingsvariant’.
Pleegzorg is dus ook een alternatieve vorm van residentiële opvang. Deze kan ook ingezet worden als
onderdeel van een traject voor gesloten plaatsing. Dit sluit aan bij de nieuwe Jeugdwet waarin staat dat
plaatsing in een gezinsverband in principe de voorkeur heeft als kinderen voor kortere of langere tijd
niet thuis kunnen opgroeien. Dit past bij de hedendaagse inzichten over effectieve jeugdhulp: kinderen
een zo normaal mogelijke opvoeding geven in een gewoon gezin bij gewone liefdevolle ouders.
Pleegzorg past niet alleen goed bij de huidige pedagogische opvattingen en jeugdbeleid, deze vorm van
zorg is ook voordeliger dan residentiële zorg. Vanuit deze twee uitgangspunten vinden wij het belangrijk
dat de mogelijkheid van pleegzorg als onderdeel van het traject gesloten jeugdhulp en als
uitstroomperspectief wordt meegenomen in de vormgeving van de trajecten.
67 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
De jeugd-GGZ
De jeugd-GGZ biedt zorg en ondersteuning aan kinderen en jongeren (waarbij ook aandacht kan
uitgaan naar de opvoerders) met een psychische of psychiatrische beperking. De jeugd-GGZ richt zich
op behandeling en genezing (ambulant of maximaal één jaar verblijf om de behandeling te laten
slagen). De toegang tot de jeugd-GGZ gaat nu nog via de Toegang of de huisarts.
De jeugd-GGZ die zich richt op het bieden van begeleiding of het leveren van langdurige zorg (langer
dan één jaar) wordt gefinancierd vanuit de AWBZ. Uitzondering hierop vormt het verblijf in een RIBW.
Dit verblijf wordt vanaf dag één bekostigd uit de AWBZ. De jeugd GGZ wordt in onze regio o.a.
geleverd door Rivierduinen, Curium, de Jutters en eerstelijns-psychologen en vrijgevestigde
psychotherapeuten/psychiaters.
De jeugd-VB
De jeugd-VB richt zich op kinderen met een (licht) verstandelijke beperking. De extramurale functie
begeleiding (individueel en groep) voor kinderen en jongeren onder de 18 jaar gaat naar de nieuwe
Jeugdwet. De decentralisatie van deze (voormalige) AWBZ-functie omvat ook het vervoer van en naar
vormen van dagbesteding. Clienten komen alleen in aanmerking voor vervoer vanwege een medische
noodzaak. Daarnaast wordt ook de functie kortdurend verblijf voor kinderen en jongeren tot 18 jaar
gedecentraliseerd.
De functie verblijf in de AWBZ (uitgedrukt in zorgzwaartepakketten) wordt de komende jaren
afgebouwd. In de gehandicaptenzorg zijn er verschillende zorgzwaartepakketten voor mensen met een
lichtverstandelijke-, een verstandelijke-, een lichamelijke- en/of zintuigelijke beperking. Ook voor
jeugdigen die sterk gedragsgestoord zijn en een verstandelijke beperking hebben, is er een
zorgzwaartepakket. Per zorgzwaartepakket en per beperking gelden verschillende maatregelen wat
betreft afbouw of overgang naar de wet langdurige zorg.
Landelijk aanbod
Op landelijk niveau is afgesproken om een aantal functies mbt de jeugdhulp landelijk in te kopen.
Hiertoe zijn de volgende criteria opgesteld:
1. Aantal cliënten: het aantal cliënten is zodanig klein dat het per regio van gemeenten moeilijk is om
daarvoor een goed aanbod te contracteren, waardoor er risico’s ontstaan om cliënten goed te
bedienen;
2. Ordening van het aanbod: het aanbod is zodanig gespreid over het land en klein in omvang dat de
decentralisatie toe kan leiden tot extra hoge transactiekosten en/of administratieve lasten;
3. (Zorg)inhoud van het aanbod: de inhoud van het aanbod is zodanig specialistisch dat de kans op
het organiseren van een substituut op lokaal niveau moeilijk zal zijn en de drempel voor een
aanbieder, om dit als nieuwe dienst aan te gaan bieden, hoog is.
Toepassing van deze criteria hebben ertoe geleid dat de VNG de volgende functies en aanbieders heeft
gekwalificeerd als ‘landelijk’:
Voor een overzicht van het huidige gebruik van de voorzieningen verwijzen wij u naar de HHM
rapportage die als bijlage (afzonderlijk op te vragen) is toegevoegd.
68 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Landelijke functies
Functie Aanbieders
1. Huidige landelijke specialismen Jeugdhulp Plus
a. JeugdzorgPlus voor jongeren onder 12 jaar; Horizon Jeugdhulp en Onderwijs
b. Zeer intensieve Kortdurende Observatie en
Stabilisatie;
Horizon Jeugdhulp en Onderwijs
c. Gesloten opname van tienermoeders tijdens
zwangerschap of met pasgeboren kind.
Intermetzo
2. GGZ met een landelijke functie:
a. Eetstoornissen; Altrecht GGZ-Rintveld
Rivierduinen – Ursula
b. Autisme Dr. Leo Kannerhuis
c. Persoonlijkheidsstoornissen De Viersprong
d. GGZ voor doven en slechthorenden GGMD
e. Psychotrauma; Centrum ‘45
f. Eergerelateerd geweld/loverboys en
prostitutie
Fier Fryslan
3. Expertise en behandelcentrum op het
terrein van geweld in
afhankelijkheidsrelaties onder 18 jaar.
Kompaan en De Bocht
4. Jeugd sterk gedragsgestoord licht verstandelijk
gehandicapt (j-sglvg)
Ambiq-’s Heeren Loo – Groot Emaus
Koraal Groep – de la Salle
Pluryn – De Beele
5. Gespecialiseerde diagnostiek, observatie en
exploratieve behandeling aan (L)VB jeugd GGZ
met bijkomende complexe problematiek.
6. Forensische jeugdhulp: inzet van erkende
gedragsinterventies gericht op het
verminderen van recidive bij schorsing
voorlopige hechtenis, voorwaardelijke
veroordeling of gedragsmaatregel:
De Hondsberg
a. Functional Family Therapy Diverse organisaties
Multifunctional Treatment Foster Care Leger des Heils ,Jeugdhulp & Reclassering
b. Multidimensionele Familietherapie Diverse organisaties
c. Multisystem Therapie Diverse organisaties
d. Ouderschap met Liefde en Grenzen De Waag
Verder is op landelijk niveau de afspraak gemaakt dat de VNG namens alle gemeenten met de volgende
organisaties de afspraken maakt en financiert:
de Stichting Opvoeden; Landelijke publieke informatiefunctie voor opvoeden, opgroeen en
gezondheid voor ouders, opvoeders en jeugdigen (voor vier jaar);
de kindertelefoon (voor vier jaar);
nazorg in het kader van adoptie (onderdeel van de Stichting Adoptievoorzieningen) (voor twee
jaar).
69 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Bijlage 2 Nadere toelichting op de zeven speerpunten van de visie op het sociaal domein
Inwoners staan centraal
Het sociaal domein is één geheel: inwoners kunnen niet in gescheiden hokjes worden gestopt.
Oplossingen zijn maatwerk vanuit een integrale benadering van de hulpvraag. Indien nodig wordt er
verbinding gelegd tussen verschillende leefgebieden. Daarnaast wordt zoveel mogelijk rekening
gehouden met persoonlijke voorkeuren van inwoners. Op cliëntniveau betekent dit dat niet over maar
met de cliënt wordt gesproken.
Ongeveer 80% tot 85% van onze inwoners kan zichzelf prima redden. Ongeveer 15 tot 20% van de
bevolking kan zich, al of niet tijdelijk, niet of onvoldoende zelf redden. Daarvan heeft 2 tot 5 %
langdurige en/of gespecialiseerde hulp nodig. De mate waarin iemand kwetsbaar is hangt niet alleen af
van de beperking die iemand ervaart, maar vooral van de ‘balans tussen draagkracht en draaglast’. De
behoefte aan (professionele) ondersteuning hangt dus af van de mogelijkheden van het individu en de
sociale omgeving.
Iedereen kan meedoen
Gestreefd wordt naar een samenleving die zo is ingericht dat – binnen de budgettaire kaders - iedereen
met of zonder beperking naar vermogen overal aan mee kan doen in plaats van dat er allerlei aparte
voorzieningen worden getroffen. Dit wordt ook wel een ‘inclusieve samenleving’ genoemd. Gekeken
wordt naar wat inwoners wel kunnen, in plaats van wat ze niet kunnen.
1 cliënt/gezin – 1 aanpak – 1 regisseur
Dit is de kerngedachte van deze visie op het sociaal domein. Verschillende domeinen van professionals,
sociale netwerken en informele aanbieders werken samen indien sprake is van meervoudige en
complexe problematiek10. Bij het ondersteuningsplan voor het huishouden betekent dit dat waar nodig
een arrangement wordt gemaakt dat eigen kracht, inzet van het sociaal netwerk, informele en formele
hulp combineert.
Iedereen geeft het goede voorbeeld
Eigen kracht ontstaat als mensen hierop worden aangesproken. Ook onszelf spreken we hierop aan.
Door onze benaderingswijze aan te passen, integraal te werken en met inwoners het gesprek aan te
gaan.
Sturen op resultaat
We willen niet zozeer de producten, aanbod of organisaties centraal stellen, maar de participatie van
onze inwoners.
Eigen kracht is de basis
Eigen kracht is het vermogen van mensen en hun netwerk om zelf oplossingen en plannen te
bedenken voor hun eigen vraagstukken en deze deels ook zelf of samen uit te voeren. Inwoners
dragen vanuit hun eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid in eerste instantie bij aan het oplossen
hun hulpvragen, die van hun naasten en/of die van hun omgeving. Het doel is dat iedereen zo mee
doet aan de samenleving.
Investeren in preventie
Uitgangspunt is om te investeren en gebruik te maken door inwoners van de 0e lijn en 1e lijn, waarbij
oplossingen ‘dichtbij’ worden gezocht in de dagelijkse leefomgeving, het aanboren van sociaal netwerk
en eigen kracht, algemene voorzieningen gericht op preventie.
10 Er is sprake van meervoudige en complexe problematiek bij huishoudens wanneer er een verstoring is van draagkracht en draaglast in een huishouden. Dit kan samengaan met twee of meer samenhangende en elkaar mogelijk versterkende complexe
problemen op meerdere leefgebieden of waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn. De betrokkene(n) is/zijn niet in staat tot het
ontwikkelen en voeren van een adequate regie ten aanzien van de beheersing of oplossing van het complex aan problemen, waardoor
deelname aan de samenleving problematisch is.
70 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Bijlage 3 Overzicht risico’s en beheersmaatregelen Nr Categorie Risico omschrijving Beheersmaatregel
1 Politiek Wijzigingen landelijke wetgeving Complexe besluitvorming regionaal en lokaal Incidenten vragen onevenredig veel aandacht
Bijstellen (concept) beleidsplan en/of verordening Tijdige voorbereiding en informatievoorziening en zonodig procedures aanpassen Bewustwording en protocollen hoe om te gaan met dergelijke situaties inclusief communicatieplan
2 Zorginhoudelijk
Stapeling effecten bij kwetsbare groepen Leveringszekerheid en continuïteit (zorg)aanbieders
Monitoring, integrale aanpak, zonodig tijdige ad-hoc oplossingen bieden. Bij inkoop sluitende afspraken maken
3 Financieel
Open einde regelingen en de monitoring daarvan in een omgeving waarin het deelfonds sociaal domein bij diverse partijen is ondergebracht.
Aanvullende bezuinigingen vanuit het Rijk en/of afschaffing aanvullende rijksbudgetten Ongunstige uitwerking nieuwe verdeelmodel WWB en WMO Onduidelijkheid op welke punten de accountant bij jaarrekeningcontrole 2015 gaat letten (rechtmatigheid) Open einde regeling voor nieuwe (deels verplichte) instrumenten arbeidsbeperkten, terwijl omvang doelgroep, hoogte en doorloop van kosten vooraf onduidelijk
Monitoring Geen, effecten lokaal doorvertalen Deelname aan landelijke klankbordgroepen, beïnvloeding via o.a. centrumgemeente(n)
Gesprek met accountant zodat o.a. interne controle adequaat ingericht kan worden. In verordening collegebevoegdheid vastleggen om plafonds vast te stellen per instrument.
4 Juridisch
Onjuist of onterecht gebruik van persoonsgegevens Onjuiste uitvoering inkoop (aanbestedingsplichtigheid,contractbeheer Uitvoeringsproblemen door tegenstrijdige, onvolledige of incorrecte wet- en regelgeving Onbevoegd genomen besluiten en/of onbevoegde ondertekende overeenkomsten door ontbrekende mandaten of volmachten Toename aantal bezwaarschriften
Privacy protocollen tijdig gereed. Klachtenregelingen samenwerkende uitvoeringsorganisaties toetsen en gemeentelijke klachtenregeling waar nodig actualiseren Juridische ondersteuning inkopers en waar nodig second opinion gespecialiseerd advocaat inwinnen Ontwikkeling landelijke regelgeving volgen, voor regionale en lokale beleidskeuzes tijdig regelgeving gereed hebben Juridische toetsing interne werkprocessen; benodigde besluiten tot delegatie, mandaten en volmachten laten nemen Tijdige aanpassing juridische capaciteit
5 Personeel
Onvoldoende tijdig zicht op organisatorische consequenties op decentralisatie op gemeentelijke organisatie
In september verder uitwerken in actieplan
71 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Onvoldoende capaciteit voor opvangen extra werkzaamheden gemeentebreed Competenties medewerkers niet op niveau en instructies niet op tijd gereed Uitbreiding personeel niet of moeilijk kunnen huisvesten
Uitwerken in genoemd actieplan Idem Idem
6 Informatisering en automatisering
Digitale gegevensoverdracht tussen samenwerkingspartijen (intern en extern) verloopt niet goed Incorporeren van data is niet op tijd gereed (koppeling) ICT infrastructuur om de dienstverlening te ondersteunen is niet op tijd gereed en levert niet de gewenste kwaliteit
Adequaat applicatiebeleid Initiële levering op tijd laten aanleveren en alvast schonen voor het importeren. De leveranciers moeten importscripts leveren. In pakket van eisen opnemen dat de stuf- of AZR-standaard moet worden gehanteerd, ontwikkeld door KING
7 Organisatie
Risico’s Gouda gastheergemeente voor regionale inkoop (o.a. fiscaal, financiële bijdragen overige gemeenten)
Adequaat inrichtingsplan bestuurlijk vastgesteld door deelnemende gemeenten als opdrachtgever.
72 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Bijlage 4 Financieel kader
WMO 2015 € 2.541.810,00
Jeugd 2015 € 6.557.822,00
Dit laatste bedrag is lager dan in de decembercirculaire 2013 bekend gemaakt. Het verschil is
het maximum van 5%. De verdeling 2015 is voor beiden gebaseerd op historische gegevens.
Vanaf 2016 zal een objectief verdeelmodel gehanteerd worden. Dit zal tot herverdeeleffecten
leiden. Voor de WMO 2015 zal dit uiterlijk in de septembercirculaire 2014 bekend worden. Voor
jeugd zal dat in december 2014 zijn. Wellicht komt er voor de herverdeeleffecten nog een
overgangsregeling.
Voor 2015 is er voor Wmo huishoudelijke hulp € 1.880.090,00 beschikbaar. Voor 2014 is dit €
2.571.746,00. Dit betekent € 691.656 minder. De bezuinigingstaakstelling van 40% is hiervan
verreweg de grootste oorzaak. Uitgangspunt tot nu toe was dat ook het uitgavenbudget mee
omlaag zal gaan.
Er is slechts in geringe mate sprake van nieuw beleid; € 6 miljoen voor wijkteams (sociale
teams). Helaas kan dat op dit moment niet herleid worden tot een bedrag voor onze gemeente.
Er is een decentralisatie-uitkering (DU) opgenomen voor Mantelzorg, nieuw en alleen voor
2014. De DU bestaat uit € 9.003. We hebben de UZW (SAM) gevraagd om op basis van deze
DU een plan te maken voor een pilot voor kortdurend verblijf (respijtzorg) in onze gemeente,
met het oog op de toekomstige gemeentelijke taak om het kortdurend verblijf vorm te geven.
Dit werken we verder uit in de komende jaren.
Het bedrag voor 2014 voor Centra voor jeugd en gezin was € 725.678,00 en wordt nu
€ 723.042,00.
In het participatiebudget zijn budgetten Wsw (zittend bestand Wsw), het budget voor de nieuwe
doelgroep van de Participatiewet en de bestaande re-integratiemiddelen voor de huidige
doelgroep samengevoegd. Het Wsw-budget voor 2014 bedraagt € 2.095.080 (per SE 26.618)
en voorlopige budget voor 2015 bedraagt € 2.046.737 (per SE 26.004). Het bedrag voor de
Participatiewet bedraagt in 2014 € 215.222. Ondanks dat de doelgroep wordt vergroot, is het
voorlopige budget voor 2015 verlaagd naar € 201.277.
De voorlopige budgetten voor wat betreft de bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies worden voor 1 oktober bekendgemaakt.
Zie verder 2.1.4. en 2.2.
73
Bijlage 5 Schematische weergave proces Toegang
74
Bijlage 6 Overzicht bestaande algemene voorzieningen
Ondersteuning
Activiteit Organisatie Aantal (bijeenkomsten /
personen) op jaarbasis
Opvoedondersteuning, spreekuur Opvoedbureau, JSO 97 cliënten
Opvoedondersteuning Centrum voor Jeugd en
Gezin
137 loketvragen, 12 x 1G1P,
125 meldingen Jeugdmatch
Kortdurende hulp voor jongeren die in
aanraking zijn gekomen met politie
Jeugd Preventie Team 28 trajecten (BG) 13 trajecten
(RW)
Informatie en advies Kwadraad 500
begeleidingstrajecten online Kwadraad 20-40
Begeleidingstrajecten Kwadraad 200-250
groepsbegeleiding
Kwadraad 10-20
Begeleidingstrajecten in de wijk Kwadraad 20-40
hulpverleningstrajecten intensief Kwadraad 30-60
zorgcoördinatie Kwadraad 10
hulpverleningstrajecten huisverbod Kwadraad 2
Bereikbaarheid Buiten Kantooruren Kwadraad Vast bedrag per inwoner
Vrijwillige Ondersteuning Thuis
Administratie
VOTA (SWOB en Puree) 20 trajecten tot op heden (sinds
oktober 2013)
Klussendienst
Graag gedaan
(vrijwilligers SWOB) en
Klussendienst in
Reeuwijk
(vrijwilligersinitatief)
70 vragen per jaar (Graag
Gedaan)
Informatieloket SWOB 25 vragen per jaar
Ouderenadviseur SWOB 107 personen (Bodegraven) en
24 (Driebruggen en Waarder)
Cliëntadviseur (telefonisch spreekuur
en desgewenst huisbezoeken)
Zorgpartners
Maaltijdvoorziening SWOB
cliëntenkeuken Zorgpartners
Logopedie GGD 5-15 % van de peuters
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) Peuterspeelzalen en
sommige
kinderopvangorganisati
es
Boekstart voor pasgeborenen
(leesbevordering, voorkomen
laaggeletterdheid)
Bibliotheek De Groene
Venen i.s.m. gemeente
en CJG-GGD
(consultatiebureau)
Iedere pasgeborene
Puk en Ko (leesbevordering,
voorkomen laaggeletterdheid)
Bibliotheek De Groene
Venen i.s.m.
Peuterspeelzalen
Voor peuters op peuterspeelzalen
met VVE
Skoolzone (ondersteuning Bibliotheek De Groene Voor alle jeugdigen toegankelijk
75 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
werkstukken) Venen
Activiteit Organisatie Aantal (bijeenkomsten /
personen) op jaarbasis
HALT trajecten voor jeugdigen die met
de politie in aanraking zijn gekomen
Bureau HALT 19 trajecten
Voorlichtingsactiviteiten op scholen Bureau HALT 43
Weerbaarheidstrainingen Opvoedbureau (JSO)
Workshops Opvoedbureau
Vuurwerkvoorlichting STJJMH
Ambulant jongerenwerk:
Informatieverstrekking aan jeugdigen
en signalering van problemen
STJJMH
Voorlichtingsactiviteiten (seks, alcohol,
drugs, vuurwerk)
Loose End
Educatie en voorlichting Kwadraad 5 bijeenkomsten
Waakvlamcontacten Kwadraad 20-30 personen
Facebookcursussen en
tabletworkshops
Bibliotheek De Groene
Venen
Gesprekken met mantelzorgers SWOB/Palet
Informatieverstrekking op gebied van
mantelzorg
SWOB/Palet
Contactmiddagen mantelzorgers SWOB/Palet
Themabijeenkomsten mantelzorgers SWOB/Palet
Alzheimer café Individuele initiatieven
Parkinson Café Individuele initiatieven
Computercursus SWOB (bij Kerverland) 15-30 deelnemers per keer
Leeskring voor ouderen SWOB (bij Kerverland) 15-30 deelnemers per keer
Computercursussen Zorgpartners
Themabijeenkomsten Zorgpartners
Beweging, cultuur en ontmoeting
Activiteit* Organisatie Aantal (bijeenkomsten of
personen) op jaarbasis
Buurtsport en voetbaltoernooien STJJMH
Kinderactiviteiten STJJMH
Meidenwerk STJJMH
Knutselmiddagen St. Reeuwijkse Jeugd
Jeugddisco St. Reeuwijkse Jeugd
Inloop St. Reeuwijkse Jeugd
Meidenmiddag St. Reeuwijkse Jeugd
workshops St. Reeuwijkse Jeugd
Kinder-, tiener- en jongerenwerk St. Sociaal Cultureel
Werk Bodegraven
(SSCB)
Sportactiviteiten St. Sociaal Cultureel
Werk Bodegraven
(SSCB)
Buitenactiviteiten St. Sociaal Cultureel
76 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
Werk Bodegraven
(SSCB)
Vrijwilligersbijeenkomsten St. Sociaal Cultureel
Werk Bodegraven
(SSCB)
Vakantiespelen St. Sociaal Cultureel
Werk Bodegraven
(SSCB)
Kidsdisco St. Sociaal Cultureel
Werk Bodegraven
(SSCB)
Creatieve, culturele en
ontmoetingsactiviteiten
SWOB 20-40 deelnemers per activiteit
Ontmoetingsactiviteiten (koffieochtend,
biljart, klaverjassen)
Zorgpartners
Beweegactiviteiten SWOB 15-20 deelnemers per keer, 40 x
per jaar
Beweegactiviteiten Zorgpartners
Bibliotheek(bus) Bibliotheek De Groene
Venen
130.000 uitleningen
(Bodegraven), 85.000 uitleningen
(Reeuwijk-Brug), 13.000
uitleningen (bibliobus)
*Hiernaast is er vanuit verenigingen, particuliere organisaties, de volksuniversiteit, het Evertshuis, vrijwillig initiatief zoals de dorps-
en wijkteams en individuele inwoners een aanbod op het gebied van sport, bewegen, recreatie, cultuur, ontmoeting en educatie.
77 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
Bijlage 7 Opties voor invulling maatwerkvoorziening inkomensondersteuning
Mogelijkheid Kenmerken Voordelen Nadelen
Wmo Forfaitair bedrag op basis van
indicatie en aanwezigheid van
aannemelijke kosten.
Forfaitair bedrag
Breed bereik
Geen mogelijkheden om af te
stemmen op inkomens- en/of
vermogenssituatie
Open einde regeling
Hoge uitvoeringskosten
Individuele
bijzondere
bijstand
Regels bijzondere bijstand zijn van
toepassing en wordt alleen verstrekt
als bijzonder noodzakelijke kosten
zich daadwerkelijk voordoen
Komt terecht bij
diegene die ook echt
kosten maakt
Beperkte doelgroep
Open einde regeling
Hoge uitvoeringskosten
Individuele
bijzondere
bijstand op
basis van
groepskenm
erken
Regels bijzondere bijstand zijn van
toepassing wordt alleen verstrekt als
bijzondere kosten zich daadwerkelijk
voordoen. Voor bepaalde groepen
wordt de bijzondere noodzakelijkheid
aangenomen
Komt terecht bij
diegene die ook echt
kosten maakt
Beperkte doelgroep
Open einde regeling
Hoge uitvoeringskosten
Collectieve
ziektekosten
-verzekering
Uitbreiden van vergoedingenpakket
vanuit de ziektekostenverzekering
Minder extra
uitvoeringskosten
door categoriale
aanpak en doordat de
beoordeling van de
kosten bij de
zorgverzekeraar ligt.
Ruimte om doelgroep
te vergroten.
Doelgroep moet gebruik
maken van de
gecontracteerde
zorgverzekeraar.
Onduidelijk of binnen de
collectieve
ziektekostenverzekering een
onderscheid naar doelgroep
kan worden gemaakt. Dit
wordt verder uitgezocht.
78 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
Bijlage 8 Arbeidsmatige dagbesteding en dagbesteding gericht op participatie
Dagbesteding gericht op participatie in onze gemeente
- Het aanbod Dagbesteding vanuit Stichting Welzijn Ouderen Bodegraven (SWOB).
De SWOB biedt welzijn en ondersteunende diensten aan alle zelfstandig wonende ouderen in
Bodegraven. Dit biedt de SWOB aan met een aantal medewerkers, maar vooral met de inzet van
vele vrijwilligers. De dienstverlening is divers en heeft betrekking op: sociale contacten, meer
bewegen, creatief bezig zijn, een goed gesprek met de ouderenadviseur, vragen over de
woonsituatie, tijdelijke hulp bij klusjes, warme maaltijden en/of personenalarmering.
- Het aanbod Dagbesteding vanuit Zorgpartners in het dienstencentrum van De Reehorst in
Reeuwijk. Het dienstencentrum biedt onder andere de volgende mogelijkheden: Koffie/thee
drinken, ontmoeting, meedoen aan verschillende cursussen en activiteiten, nuttigen maaltijd,
vieren van verjaardag, restaurant en menukaart. Verder wordt informatie verstrekt als het gaat
over ontspanningsactiviteiten vanuit de seniorenvereniging en biljartvereniging,
personenalarmering en alarmopvolging, maaltijdvoorziening, thuiszorg en verpleeghuiszorg.
- Het potentiële aanbod Dagbesteding van Kwintes (in ontwikkeling)
Op een locatie in de kern Bodegraven werkt Kwintes (een zorgaanbieder voor mensen met een
psychische beperking) een de oprichting van een inloophuis. Vanuit dit inloophuis worden
inwonergestuurde activiteiten georganiseerd gericht op participatie. Het inloophuis wordt daarbij
open gesteld voor een brede doelgroep als het gaat om mensen met een beperking maar ook voor
buurtbewoners en met inzet en hulp van vrijwilligers. Er is daarbij aandacht voor participatie en
herstel vanuit de inloop voor wie dat wenst en haalbaar is. Er is een mogelijkheid om deel te
nemen aan dagactiviteiten (minimaal sportactiviteiten). Bezoekers vervullen een actieve rol in de
inloop. Inwonergestuurde initiatieven (in vorm van dagactiviteiten) worden gestimuleerd en
gefaciliteerd, evenals de inzet van vrijwilligers. Ten slotte is op vaste tijden ondersteuning voor de
bezoekers beschikbaar (denk aan informatie en advies)
Arbeidsmatige dagbesteding in onze gemeente
Arbeidsmatige dagbesteding zijn projecten/voorzieningen met een zelfstandig karakter voor mensen
met een beperking die (loonvormende) arbeid verrichten, in een niet vrijblijvende sfeer, waarbij zowel
kwaliteits- en kwantiteitseisen aan de productie of diensten worden gesteld. Het ultieme doel van
arbeidsmatige dagbesteding is uitstroom naar arbeid. Deze vorm van dagbesteding wordt ingezet bij
mensen in de leeftijd van 18 tot 67 jaar.
De aanwezige voorzieningen die het karakter hebben van een arbeidsmatige dagbesteding met een
extramuraal karakter betreffen:
- De Brouwerij van Stichting Philadelphia.
Philadelphia werkt sinds 2004 samen met brouwerij de molen te Bodegraven. Deze
samenwerking heeft tot doel mensen met een beperking in een positie te brengen waarin zij er
toe doen, vaardigheden opdoen, verplichtingen aangaan, mensen ontmoeten, zich ontwikkelen
tot waardige en vrije medeburgers die plezier hebben in hun werk en leven. De Brouwerij biedt
dagbesteding aan 17 mensen. Deze mensen komen voornamelijk uit regiogemeenten. 3
deelnemers komen uit de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.
- De Sjop van Ipse de Bruggen.
In het centrum van Bodegraven heeft Ipse de Bruggen cadeauwinkel De Sjop. In de werkplaats
achter de winkel zijn cliënten met een verstandelijke beperking aan het werk. Ze maken
producten, vooral van badstof, zoals handdoeken, baddoeken en slabbetjes of ze maken
katoenen keukenschorten. Een aantal cliënten zet speelgoed in elkaar, zoals poppenhuizen en
fietsjes. Een aantal mensen verricht eenvoudig inpakwerk. De Sjop bied dagbesteding aan 20
mensen. Deze mensen komen uit Zwammerdam en Bodegraven. 14 deelnemers komen uit
Bodegraven-Reeuwijk. De dagbesteding wordt in natura verstrekt aan de deelnemers.
- In ontwikkeling: Servicegroep voor verpleeghuis De Vijverhof - Gemiva (zorgaanbieder voor
mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking).
- In ontwikkeling: de stichting Duurzaam Bodegraven-Reeuwijk heeft aangegeven mogelijkheden
te hebben om het lokaal tuinieren/lokale voedselnetwerken te combineren met arbeidsmatige
dagbesteding.
79 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
Gespecialiseerde dagbesteding in onze gemeente
- Dagverzorging Zorgpartners in Rijngaarde en de Reehorst.
In Rijngaarde wordt jaarlijks voor 8160 dagdelen dagbesteding verzorgd aan mensen met
psychogeriatrische beperkingen. 31 inwoners van onze gemeente maken hiervan gebruik. In de
Reehorst wordt ook dagbesteding geboden aan mensen met psychogeriatrische beperkingen. In
de Reehorst wordt 4680 dagdelen geboden.
- Zorgboerderijen Javarust en Nieuw Oostvliet.
Beide zorgboerderijen bieden dagbesteding aan ouderen waaronder dementerende ouderen.
Zorgboerderij Nieuw Oostvliet biedt ook dagbesteding aan mensen met andere vormen van
beperkingen. Op Javarust kunnen 5 cliënten tegelijk terecht. Op Nieuw Oostvliet ongeveer 4
cliënten per dag.
- Stichting Revisie
Stichting Revisie biedt individuele begeleiding en dagbesteding aan mensen met een beperking.
Ten slotte:
Binnen onze gemeentegrenzen is ook de Stichting Siloah gevestigd. Middels de Dorsvloer bieden zij in
een intramurale setting dagbesteding aan mensen met een verstandelijke beperking. Op de Dorsvloer
worden aan ongeveer 80 mensen met een verstandelijke beperking dagactiviteiten aangeboden en werk
gedaan. Sommige deelnemers wonen thuis en worden vervoerd en andere deelnemers wonen in de
aangrenzende intramurale instelling ‘De Akker’. Ook zorgboerderij de Joostenshof in Waarder is een
onderdeel van ‘De Akker’. De Akker betreft een intramurale instelling. En valt daarom buiten de scope
van deze inventarisatie.
80 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
Bijlage 9 Basisinstrumentarium ter ondersteuning van werkgevers bij het in dienst nemen en houden van
arbeidsbeperkten
Re-integratie instrumenten voor arbeidsgehandicapten (basispakket): Voorstel (doelgroep, voorwaarden) per instrument
1. Beschut werken Opmerking Onderstaande voorstel is onder voorbehoud van de nog te verschijnen AMVB over de wijze waarop het
UWV de doelgroepbepaling beschut werken gaat doen11.
Verordeningsplicht voor beschut werken Gemeenten zijn verplicht een verordening beschut werken op te stellen, maar zijn niet verplicht daadwerkelijk beschut werken te realiseren. De gemeenteraad moet in een verordening nadere regels over de voorziening beschut werk opstellen (artikel 8a lid 1 onderdeel e Participatiewet).
De gemeenteraad moet (cf artikel 10b, lid 4 Participatiewet) in ieder geval regels vaststellen over: - De wijze waarop bepaald wordt wie tot de doelgroep beschut werk behoort (voorselectie); - Welke voorzieningen worden geboden om beschut werk mogelijk te maken (bv.
werkplekaanpassingen, begeleiding, aanpassing werktempo of arbeidsduur); - Omvang en aanbod van de voorziening (bv. aantal beschikbare plekken, organisatie van de
dienstbetrekking).
Re-integratie instrument: beschut werken
Doelgroep per 1-1-2015
Beschut werken is voor mensen met een indicatie (van het UWV) voor beschut werken, dus afhankelijk van de indicatiestelling van het UWV. Gemeenten kunnen een voorselectie doen voor: “Mensen die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassing van de werkplek nodig hebben, dat ze (nog) niet in een reguliere baan kunnen werken, en voor wie van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze in dienst neemt. Met (structurele) ondersteuning zijn deze mensen wel in staat om arbeid te verrichten (het gaat om mensen die niet voor de garantiebanen in aanmerking komen / (nog) niet bij een reguliere werkgever kunnen werken). Het gaat uitsluitend om personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (d.w.z. redelijkerwijs niet binnen één jaar geschikt voor deelname aan de arbeidsmarkt). (beschrijving uit: Handleiding van de Programmaraad / VNG)”, nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die in de Wajong terecht zouden zijn
gekomen) met recht op gemeentelijke uitkering uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst Wsw voor zover zij een
bijstandsuitkering ontvangen Wwb ers met loonwaarde 15%-35WML Aanvullende voorwaarden: Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ingeschreven als werkzoekende bij UWV De loonkostensubsidie is maximaal 70% van het wettelijk minimumloon, dat
houdt in dat het instrument beschut werken niet wordt ingezet voor NUG-ers, en ook niet voor uitkeringsgerechtigden met een aanvullende uitkering.
Voorstel
In 2015 pilot om ervaring op te doen met dit nieuwe instrument, met name ook ten aanzien van te verwachten doorgoeimogelijkheden (werkt het om een prikkel in te bouwen tot verhogen van arbeidsprestatie zodat loonkostensubsidie verlaagd kan worden, en iemand van beschut werken kan doorstromen naar werken bij een reguliere werkgever met loonkostensubsidie?)
Het aantal beschikbare beschut werkplekken wordt gemaximeerd op xx plekken voor de arbeidsmarktregio Midden-Holland12.
11 De Kamer kan het conceptbesluit inzake de AMvB beschut werken na het zomerreces tegemoet zien. De regering streeft naar
publicatie van de AMvB beschut werken in november 2014.
81 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening. Beschut werken wordt in 2015 ingezet op basis van tijdelijke
arbeidsovereenkomsten -voor de duur van 1 jaar – voor maximaal 20 uur per week.
Voor mensen op een Beschut Werkenplek is het beloningsniveau 100%
WML. Beloning boven het WML in beschut werken wordt niet toegestaan. De werkgever betaalt aan de werknemer het wettelijk minimumloon.
Het verschil tussen 100% WML en de loonwaarde is voor rekening van de overheid. (loonkostensubsidie).
Beschut werken blijft een vrijwillige voorziening, die dus geweigerd kan worden (vgl. huidige WSW) (gezien het beperkte aantal beschikbare plekken). (motivatie: dure voorziening!)
De volgende voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling worden aangeboden om beschut werken mogelijk te maken: detachering; werkplekaanpassingen; jobcoaching; uitsplitsing van taken
(jobcarving/jobcreatie), begeleiding, aanpassing van werktempo en arbeidsduur. Met een maximum van xxxx euro per persoon.
De dienstbetrekking wordt privaatrechtelijk (en niet publiekrechtelijk)
georganiseerd. In beginsel wordt beschut werken georganiseerd bij het SW-bedrijf.
2. Loonkostensubsidie
Opmerking Onderstaande voorstel is onder voorbehoud van
1. doorrekening van de financiële prognose voor de langere termijn van de kosten van
loonkostensubsidie in samenhang met de prognose van de kosten van beschut werken en het nieuwe verdeelmodel BUIG-budget.
2. de criteria voor loonwaardebepaling en welke organisatie deze bepaling mag/gaat doen; hierover wordt meer bekend gemaakt medio 2014.
Verordeningsplicht voor loonkostensubsidie
De gemeenteraad moet op grond van artikel 6 lid 2 Participatiewet een verordening vaststellen, waarin wordt geregeld: (1) de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep behoort13; en (2) welke systematiek voor het bepalen van de loonwaarde wordt gehanteerd. Daarnaast blijft het facultatief mogelijk om loonkostensubsidie te verstrekken aan kwetsbare werknemers (die niet onder de doelgroep loonkostensubsidie vallen). Deze vorm van loonkostensubsidie
kan als re-integratie-instrument worden opgenomen in de Reintegratieverordening (artikel 8a lid 1a).
Re-integratie instrument: loonkostensubsidie (lks)
Doelgroep per 1-1-2015
De doelgroep voor loonkostensubsidie is als volgt in de wet vastgelegd: “Personen als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a Participatiewet, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het WML (verminderd productief zijn) en wel mogelijkheden hebben tot arbeidsparticipatie (artikel 6 lid 1 onder e Participatiewet)”. Nieuwe instroom arbeidsgehandicapten die te goed zijn voor beschut werken
(jongeren!) Uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst Wsw. Toelichting: Mensen die algemene bijstand ontvangen of de mensen die wel tot de gemeentelijke doelgroep behoren, maar niet-uitkeringsgerechtigde zijn, ook mensen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet, mensen die nu al aan de slag zijn met andere ondersteuning van de gemeente en mensen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of op grond van de
12 Een mogelijkheid zou kunnen zijn het maximum aantal beschut werken plekken te relateren aan de uitstroom uit
de VSO- en PRO-scholen, die geen baan heeft. 13 Artikel 10c en 10d geven uitvoeringsregels voor het college omtrent het vaststellen of men behoort tot de
doelgroep loonkostensubsidie en het vaststellen van de loonwaarde. Dit wordt verder uitgewerkt in samenhang met het Werkbedrijf.
82 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) komen in aanmerking voor loonkostensubsidie. Bij verhuizing blijft toekennende gemeente verantwoordelijk voor loonkostensubsidie(!!) Het instrument kan zonodig onbeperkt (tot de pensioengerechtigde leeftijd van de werknemer) worden ingezet. Uitgangspunt is dat loonkostensubsidie bij plaatsing in een garantiebaan structureel is en niet eenmalig (uitgangspunt Werkkamer) Stapeling van subsidies is niet mogelijk. Kabinet en sociale partners zijn overeengekomen dat de compensatie aan de werkgever via één instrument verloopt, namelijk via loonkostensubsidie, en dat de werkgever niet ook deels via de mobiliteitsbonus wordt gecompenseerd. De Mobiliteitsbonus (of premiekorting) heeft dus geen functie voor doelgroep van de Participatiewet. Aanvragen van de indicatiestelling of men tot de doelgroep behoort loonkostensubsidie kan eenmaal per 12 maanden /1 jaar. Herbeoordeling loonwaarde na 1 jaar
De hoogte van de subsidie wordt aangepast aan de jaarlijkse loonwaardebepaling De subsidie is maximaal 70% van het wettelijk minimumloon14. De werkgever betaalt aan de werknemer CAO-loon of als er geen cao-loon is, minimaal het wettelijk minimumloon. Het verschil tussen 100% WML en de loonwaarde is voor rekening van de overheid. Het verschil tussen CAO-loon en 100% WML is voor rekening van de werkgever.
Werknemer loon op CAO-niveau Werkgever betaalt volledige loon
Werknemer loon op WML-niveau Werkgever betaalt volledige loon
Werknemer Loonwaarde vastgesteld op bijv. 70 % WML-niveau
Werkgever ontvangt loonkostensubsidie voor het verschil tussen Loonwaarde en loon op WML-niveau
Werknemer Loonwaarde
vastgesteld op < 30% WML
Beschut werken
Werkgever betaalt de extra kosten.
Facultatief: Uitkeringsgerechtigden met een grote afstand die niet onder de wettelijk geregelde doelgroep loonkostensubsidie vallen dit is een andere vorm
van loonkostensubsidie! Aanvullende voorwaarden: Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ingeschreven als werkzoekende bij UWV Ouder dan 18 jaar NIET inzetten voor NUG-ers (loont budgettair gezien niet!) NIET inzetten voor uitkeringsgerechtigden met een kleine uitkering (loon
budgettair gezien niet!) Loonwaarde minimaal 50% WML (tenzij beschut werk, zie beschut werken) NIET inzetten voor WSW-dienstverband NIET inzetten bij een proefplaatsing of een situatie waarbij een
belanghebbende maximaal 3 maanden onbeloonde werkzaamheden heeft verricht bij een werkgever met het oogmerk om te komen tot een reeële vaststelling van de loonwaarde
Voorstel De colleges in de arbeidsmarkregio Miden-Holland bepalen voor 2015 en 2016 een plafondbedrag dat zij maximaal voor loonkostensubsidies willen reserveren.
Mensen die tot de doelgroep behoren hebben aanspraak op begeleiding op de werkplek (art 10a) (stapeling van instrumenten).
o Proefplaatsing kan een voortraject zijn voor loonkostensubsidie o Mensen voor wie loonkostensubsidie wordt verstrekt komen in
principe ook in aanmerking voor begeleiding, jobcoaching, werkplekaanpassing, e.d.tot een door het college nader te bepalen maximumbedrag (afhankelijk van situatie: persoon en evenredigheid kosten).
3. No-risk polis
Verordeningsplicht voor de no-risk polis
14 Dit is afgesproken in het sociaal akkoord tussen kabinet en sociale partners. Ondergrens is 30% loonwaarde.
83 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
De gemeenteraad moet de hoogte (c.q. welke vergoedingen) en duur van de no-risk polis in de (re-
integratie)verordening vastleggen.
Re-integratie instrument:no-risk polis
Doelgroep
per 1-1-2015
Nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die vh in de Wajong terecht zouden zijn gekomen) al dan niet met recht op gemeentelijke uitkering
Uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst WSW Overige uitkeringsgerechtigden met een (groter risico op) ziekte of handicap
Aanvullende voorwaarden:
Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ouder dan 18 jaar Ingeschreven als werkzoekende bij UWV
Voorstel De no-risk polis wordt ingezet om werkgevers te stimuleren (aarzelingen rondom uitvalrisico weg te nemen) om werknemers met een ziekte of handicap in dienst te nemen. De voorziening kan worden ingezet als ondersteuning bij de arbeidsinschakeling (art 8a lid 2b).
De no-risk polis wordt niet ingezet indien Artikel 29b Ziektewet van toepassing is.
De no-risk polis dekt ziekteverzuim van (minimaal) 615, 12 of 24 maanden afhankelijk van de duur van het arbeidscontract, met een maximum van 2 jaar (per arbeidscontract van een werknemer bij dezelfde werkgever). Dus: minimaal een arbeidscontract van 6 maanden
De werkgever geeft een verklaring af dat met betrekking tot de aangeboden functie niemand recent is ontslagen.
De polis is gebonden aan de werknemer en aan het bedrijf en is dus niet overdraagbaar.
De verzekering geldt vanaf de datum van indiensttreding van de werknemer bij de werkgever (dus niet met terugwerkende kracht) of na einde van de
proeftijd (keuze werkgever). Per ziekmelding geldt een eigen risicoperiode van 1 week.
Indien de werknemer binnen 4 weken na betermelding opnieuw ziek wordt (met dezelfde verzuimoorzaak), dan geldt dit als één ziekmelding.
Meldt een werknemer zich ziek, dan krijgt de werkgever vanaf een week ziekteverzuim het (door te betalen) salaris (= de loonschade) van de betreffende werknemer vergoed.
Als uitkeringsgrondslag wordt het salaris, zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst, in aanmerking genomen. Er geldt een maximale uitkeringsgrondslag van 2 maal het minimumloon.
Bovenop het salaris krijgt de werkgever nog eens 15% extra uitgekeerd als dekking voor de extra werkgeverslasten.
Ook krijgt de werkgever begeleiding bij werkzaamheden op grond van de wet Poortwachter.
De verzekering keert uit totdat de werknemer volledig is hersteld of tot aan het einde van de looptijd van de verzekering
Bij ziekteverzuim is de werkgever verplicht een gecertificeerde ARBO-dienst in te schakelen (dit valt niet onder de dekking van de no-riskpolis) en het ziekteverzuim te melden bij de verzekeraar.
De no-risk polis kan – indien noodzakelijk - worden gecombineerd met met andere instrumenten zoals jobcoaching, werkplekaanpassingen, detachering.
De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening
4. Jobcoaching
Re-integratie instrument: jobcoaching
Doelgroep Arbeidsgehandicapten en structureel functioneel beperkten, m.n. met psychische
15 Dus: de no-risk polis wordt niet ingezet voor arbeidscontracten korter dan 6 maanden of met een inzet van lager dan 16 uur per
week.
84 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
per 1-1-2015 of in de persoon gelegen belemmeringen (zoals grote moeite met productiepieken, stress, eisen, omgeving/collega’s (sociaal, gedrag)), voor wie het noodzakelijk is om een vast aanspreekpunt (en oplosser) te hebben bij problemen in/op het werk, en die zonder deze persoonlijke begeleiding niet in staat zijn de aan hen opgedragen taken te verrichten. Het gaat altijd om personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, d.w.z. redelijkerwijs NIET binnen één jaar geschikt voor deelname aan de arbeidsmarkt. Nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die voorheen in de Wajong terecht
zouden zijn gekomen) al dan niet met recht op gemeentelijke uitkering Uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst Wsw Uitkeringsgerechtigden met een Structurele Functionele Beperking Adviespercentage WML: 35% WML Aanvullende voorwaarden: Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ouder dan 18 jaar
Ingeschreven als werkzoekende bij UWV
Voorstel Voorwaarden om in aanmerking te komen voor jobcoaching: Het instrument wordt ingezet op basis van individuele beoordeling van de
werkcoach of casemanager, bij onderhandeling met de werkgever over aangaan van een arbeidsovereenkomst
Concreet moet de aanvragereen arbeidscontract (al dan niet met proefplaatsing) / een leerwerkplek hebben dat nog minimaal 6 maanden duurt voor minimaal 12 uur per week.
Jobcoaching duurt maximaal 3 jaar (per persoon); elk jaar wordt de noodzaak van jobcoaching geëevalueerd. (maatwerk).
In uitzonderingssituaties kan een nazorg traject voor nog maximaal 2 jaar worden afgesproken, waarbij de jobcoach ad hoc wordt opgeroepen. (Bij sommige beperkingen, met name verstandelijke beperkingen en psychische- en psychiatrische problematiek, kan er door een enkele gebeurtenis in huiselijke- of werksfeer weer onzekerheid bij de werknemer ontstaan, waarna het nodig is om weer even te coachen. Ook bij werkgerelateerde arbeidsongeschiktheid kan het nodig zijn al tijdens het re-integratieproces de PO weer te starten of door te gaan met coachen.)
De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening
5. Jobcreatie / jobcarving
Re-integratie instrument: jobcarving/jobcreatie
Doelgroep Per 1-1-2015
Personen uit de doelgroep van de Participatiewet met een grote afstand tot de arbeidsmarkt d.w.z. redelijkerwijs NIET binnen één jaar geschikt voor deelname aan de arbeidsmarkt. Nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die voorheen in de Wajong terecht
zouden zijn gekomen) al dan niet met recht op gemeentelijke uitkering Personen op de wachtlijst WSW
Aanvullende voorwaarden: Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ingeschreven als werkzoekende bij UWV Ouder dan 18 jaar
Voorstel Het instrument wordt alleen ingezet als de kosten vanwege de tijdsinvestering om een goede analyse te maken (organisatie doorlichting) opwegen tegen de baten (werkplekken die hieruit voortvloeien)
Er zijn geen specifieke voorwaarden om functiecreatie in te zetten anders dan committment en medewerking van een bedrijf/organisatie om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te willen plaatsen via deze methode.
De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening
6. Een vaste contactpersoon voor werkgevers
Re-integratie instrument: vaste contactpersoon voor werkgevers
85 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
Doelgroep Alle doelgroepen van de Participatiewet
Voorstel De bestaande structuren van het WSP benutten en het WSP Midden-Holland de opdracht te geven om te komen met aanbevelingen ten aanzien van een vaste contactpersoon voor werkgevers (lokaal en regionaal) vóór 1-1-2015. Ferm Werk wil dit ook lokaal invullen.
7. Detachering
Re-integratie instrument: detachering
Doelgroep
per 1-1-2015
Personen uit de doelgroep van de Participatiewet,
met een korte afstand tot de arbeidsmarkt (d.w.z. redelijkerwijs binnen één jaar
geschikt voor deelname aan de arbeidsmarkt), en ook voor:
Nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die voorheen in de Wajong terecht zouden zijn gekomen) al dan niet met recht op gemeentelijke uitkering
Uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst WSW Detachering via uitzendbureaus in het bijzonder voor niet-
arbeidsgehandicapte uitkeringsgerechtigden
Aanvullende voorwaarden:
Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Minimale verdiencapaciteit 50-60% WML16 Ingeschreven als werkzoekende bij UWV Ouder dan 18 jaar
Voorstel De gemeente zorgt ervoor dat een persoon een dienstverband krijgt aangeboden door een derde, de uitvoeringsorganisatie detachering.
Minimale duur van de detacheringsovereenkomst is 6 maanden, met een minimale inzet van 8 uur per week (ivm referte-eis/ schadelastbeperking).
Al dan niet i.s.m. loonkostensubsidie en/of no-risk polis De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening De uitzendbureaus vervullen een belangrijke rol i.h.b. voor niet-
arbeidsgehandicapte uitkeringsgerechtigden (doel: schadelastbeperking)
De stimuleringsregeling wordt indien mogelijk gecontinueerd.
8. Proefplaatsingen
Re-integratie instrument: proefplaatsingen
16 Hier wordt detachering opgevat als zijnde NIET beschut werken. Beschut werken kan worden georganiseerd m.b.v. detachering
maar dat vereist andere begeleiding. Zie beschut werken.
86 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
Doelgroep
per 1-1-2015
Personen uit de doelgroep van de Participatiewet, met een korte afstand tot de
arbeidsmarkt (d.w.z. redelijkerwijs binnen één jaar geschikt voor deelname aan
de arbeidsmarkt):
nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die voorheen in de Wajong terecht zouden zijn gekomen) al dan niet met recht op gemeentelijke uitkering
uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst WSW mensen met minstens 6 maanden gemeentelijke uitkering + gemeente
verwacht dat men zonder proefplaatsing moeilijk werk kan vinden jonger dan 27 jaar met Participatiewetuitkering + geen startkwalificatie overige uitkeringsgerechtigden
Aanvullende voorwaarden:
Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ingeschreven als werkzoekende bij UWV Ouder dan 18 jaar
Voorstel Een proefplaatsing wordt op individuele basis ingezet, in overleg met de werkgever, indien nodig.
Een proefplaatsing duurt maximaal 2 maanden. De werkgever verklaart vooraf schriftelijk dat hij na afloop van de
proefplaatsing een arbeidscontract voor tenminste 6 maanden zal aanbieden, tenzij [uitsluitende voorwaarden], voor minimaal hetzelfde aantal uren als tijdens de proefplaatsing.
Uitsluitende voorwaarden zijn: ongeoorloofde afwezigheid, wangedrag/ontoelaatbaar gedrag, ziekte langer dan 1 week tijdens de proefperiode.
Een proefplaatsing kan alleen worden toegekend als iemand niet eerder bij deze werkgever heeft gewerkt in dezelfde functie, als niet direct voorafgaand een andere persoon uit de gemeentelijke doelgroep bij deze werkgever voor dezelfde functie heeft gewerkt, en als niet met betrekking tot de aangeboden functie recent iemand is ontslagen. (clausules ivm verdringing).
Als de aanvrager verhuist tijdens de periode van proefplaatsing blijven de aanspraken bestaan (maximaal 2 maanden).
Dit instrument kan worden gecombineerd met jobcoaching en/of no-risk polis.
9. Leerwerkplekken
Re-integratie instrument: leerwerkplekken
Doelgroep
per 1-1-2015
De doelgroep voor leerwerkplekken is als volgt in de wet vastgelegd:
“Personen uit de doelgroep Participatiewet van 16 of 17 jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, en die dreigen uit te vallen uit school, maar middels een leer-werktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen; of
Personen uit de doelgroep Participatiewet van 18 tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald ter voorkoming van schooluitval”
Aanvullende voorwaarden:
Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ingeschreven als werkzoekende bij UWV
Voorstel De voorziening kan uitsluitend worden ingezet als het college meent dat een
leer-werktraject nodig is en de ondersteuning nodig is voor het volgen van
een leer-werktraject (artikel 10f Participatiewet).
Duur minimaal 6 maanden voor minimaal 12 uur per week De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening
10. Begeleiding naar en tijdens werk
87 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
NB. Jobcoaching en andere werkvoorzieningen komen elders in dit document aan de orde.
Re-integratie instrument: begeleiding naar en tijdens werk / re-integratietrajecten
Doelgroep
per 1-1-2015
Personen uit de doelgroep van de Participatiewet:
nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die voorheen in de Wajong terecht zouden zijn gekomen) al dan niet met recht op gemeentelijke uitkering
uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst WSW personen uit de doelgroep met korte afstand tot de arbeidsmarkt
Aanvullende voorwaarden:
Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ingeschreven als werkzoekende bij UWV Ouder dan 18 jaar
Voorstel Het college kan aan een iemand uit de doelgroep ondersteuning bieden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie.
Een individueel re-integratietraject kan bestaan uit inschakeling van een re-integratiebedrijf en/of uit scholing.
Bij de inzet van re-integratie-voorzieningen wordt gekozen voor de voorziening die beschikbaar is en dat adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.
o Korte doelgerichte werk-reintegratietrajecten voor cliënten met een korte afstand tot de arbeidsmarkt, die met het juiste instrument snel aan het werk kunnen, bijv. arbeidsfittraining, sollicitatietraining;
o Langere voorbereidende trajecten of opeenvolgende trajecten voor cliënten met (in de persoon gelegen) beperkingen of functionele beperkingen, bijv. arbeidsfit maken d.m.v. werkstages, vaardigheidstrainingen, personal coaching enz.
Re-integratie-voorzieningen die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.
Het college kan een voorziening beëindigen: a. indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting van de wet niet nakomt;
b. indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van
de wet;
c. indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij
geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;
d. indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende
bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.
(er is ruimte voor maatwerk dus!)
De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening
11. Werkplekaanpassingen
88 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
Opmerking
Onderstaand voorstel is een eerste aanzet. Voorgesteld wordt dit nader uit te werken in overleg met het
UWV (regionaal) en de Wmo (lokaal) en in het Management Overleg na de zomer met een (financieel en
organisatorisch onderbouwd) voorstel te komen.
Re-integratie instrument: werkplekaanpassingen
Doelgroep per 1-1-2015
Personen uit de doelgroep van de Participatiewet, die een werkplekaanpassing nodig hebben om aan het werk te komen of het werk goed te kunnen blijven doen ondanks de ziekte of handicap:. nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die voorheen in de Wajong terecht
zouden zijn gekomen) al dan niet met recht op gemeentelijke uitkering uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst WSW andere uitkeringsgrechtigden met een ziekte of handicap Aanvullende voorwaarden: Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ingeschreven als werkzoekende bij UWV Ouder dan 18 jaar De (locatie van de) werkgever moet zijn gevestigd in de arbeidsmarktregio De werkgever moet ingeschreven staan bij de KvK.
Voorstel
Algemeen: De voorziening die wordt aangevraagd is bedoeld om ondanks de ziekte of
handicap het werk goed te kunnen doen. De noodzaak voor aanpassing van of rondom de werkplek wordt in opgevraagd medisch advies vermeld.
De gemeente toetst voor het besluit tot al dan niet toekenning of de kosten voor de aangevraagde voorzieningen wel in verhouding staan tot loonvorming. In ieder geval moet er een arbeidscontract zijn dat bij de aanvraag nog minimaal 6 maanden duurt voor minimaal 8 (12?) uur per week.
De goedkoopste adequate voorziening wordt vergoed De maximale vergoeding per persoon is € 10.000,= (ongeveer een jaar
bijstandsuitkering) per subsidieaanvraag Indien de voorziening na afloop van de garantieperiode onbruikbaar is
geworden en aan vernieuwing toe is, kan een nieuwe aanvraag worden ingediend.
De gemeenten maken (regionaal) afspraken met leveranciers van voorzieningen, daarom mogen voorzieningen niet zelf worden aangeschaft, maar moet dit altijd via de gemeente verlopen.
Er wordt slechts eenmaal een vergoeding verstrekt (muv vervoersvoorzieningen), tenzij de subsidieaanvraag geen verband houdt met feiten en omstandigheden die aanleiding zijn geweest voor het verstrekken van de eerdere vergoeding, of tenzij het gaat om kosten ter vervanging van de bij de arbeid te werkplekaanpassing hulpmiddelen.
De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening. Vaste werkplekaanpassingen: Voor vergoeding in aanmerking komen bv. invalidentoilet aanleggen, lift,
e.d.. Algemeen gebruikelijke voorzieningen worden niet vergoed. Om voor vergoeding in aanmerking te kunnen komen moet de noodzaak zijn
vastgesteld voor de gemeente. Er geldt een eigen bijdrage voor de werkgever t.h.v. 10%. (zijn pand wordt meer waard).
Vervoersvoorzieningen: Voor vergoeding in aanmerking komt vervoer van en naar het werk
De vergoeding wordt toegekend niet vaker dan aantal dagen in de week dat men werkt
De vergoeding wordt alleen toegekend als men minimaal 4 uur op een dag werkt.
Maximale afstand woon-werk mag 50 km (enkele reis) bedragen De gemeente werkt met vaste vervoerders, waar men gebruik van moet
maken. Aanpassingen aan eigen auto of fiets kunnen evt. via de Wmo voor
vergoeding in aanmerking komen. De hoogte vergoeding is afhankelijk van het gezinsinkomen (zoals UWV nu
doet)?? (nog verder uitwerken) of eigen bijdrage. Als de aanvrager verhuist, wordt de aanvraag opnieuw beschouwd. Meeneembare voorzieningen:
89 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
Voor vergoeding in aanmerking komen een brailleleesregel, orthopedische werkschoenen, een werkstoel, een andere voorziening, de meerkosten voor rolstoelen, scootmobielen (alleen voor zover voor werken een duurdere voorziening nodig is dan voor privé).
Als de aanvrager verhuist, kan de voorziening worden meegenomen. Als de werknemer bij een andere organisatie vergelijkbaar werk gaat doen,
kan de voorziening worden meegenomen. De eigen bijdrage bedraagt 10% van de kosten, met een maximum van
€ 50,= per jaar. Tevens geldt dat de aanvrager hierdoor niet onder de beslagvrije voet mag uitkomen.
Vz voor doven, blinden en motorisch gehandicapten (intermediaire vz): Voor vergoeding in aanmerking kunnen komen: een voorleeshulp, een
doventolk, voor zover dat nodig is voor het werk of voor solliciteren. (anders vergoeding uit Wmo).
De eigen bijdrage bedraagt 10% van de kosten, met een maximum van € 50,= per jaar. Tevens geldt dat de aanvrager hierdoor niet onder de beslagvrije voet mag uitkomen.
Als de aanvrager verhuist, kan de gemeente dit niet meer vergoeden Als de werknemer bij een andere organisatie vergelijkbaar werk gaat doen,
kan de voorziening worden meegenomen.
90 Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
Bijlage 10 Regionaal beleidsplan jeugd Midden-Holland
Zie de bijlage.