Rijn in beeld

36
Bart Peters Gijs Kurstjens Rijn in beeld Natuurontwikkeling langs de grote rivieren Deel 1 DE WAAL Weurtse Plaat Beuningse Uiterwaarden Leeuwense Waard Stiftse Uiterwaarden Gamerensche Waarden Breemwaard Brakelse benedenwaarden Loevestein

Transcript of Rijn in beeld

Page 1: Rijn in beeld

            

Bart Peters Gijs Kurstjens        

Rijn in beeld Natuurontwikkeling langs de  grote rivieren  

Deel 1 DE WAAL Weurtse Plaat Beuningse Uiterwaarden  Leeuwense Waard Stiftse Uiterwaarden Gamerensche Waarden Breemwaard Brakelse benedenwaarden Loevestein 

    

Page 2: Rijn in beeld

      

Bart Peters Gijs Kurstjens      

Rijn in beeld Natuurontwikkeling langs de grote rivieren  

Deel 1 DE WAAL Weurtse Plaat Beuningse Uiterwaarden  Leeuwense Waard Stiftse Uiterwaarden  Gamerensche Waarden Breemwaard Brakelse benedenwaarden Loevestein            © Peters, B. & G. Kurstjens, 2011. Rijn in Beeld, Natuurontwikkeling langs de grote rivieren; Deel 1 De Waal.  Bureau Drift / Kurstjens Ecol. Adviesbureau, Berg en Dal / Beek‐Ubbergen. 

Page 3: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  3 

 

       

 G. Kurstjens, B. Peters & B. Beekers 

2. BEUNINGSE UITERWAARDEN                    Riviertraject:      Waal  Provincie:     Gelderland     

Gemeente:       Beuningen   Dorp:         Tussen Ewijk en Beuningen   Start natuurontwikkeling:   Sinds 1989  Eigendom:   Staatsbosbeheer, Electrabel, particuliere enclaves   Oppervlakte:       ca. 154 ha  Toegankelijkheid:    Vrij toegankelijk     Voor natuurontwikkeling  Na natuurontwikkeling  Soortgroep 

Aantal  (bijzondere) soorten   

waarvan  op  Rode Lijst  

Aantal  (bijzondere) soorten 

Waarvan  op Rode Lijst   

Beoordeling ontwikkeling   

 

Flora  7‐9  1  85  29   Broedvogels           expert  judgement 

Dagvlinders *  17  1  20  2   Libellen  *   16  0  28  6   Sprinkhanen  *   8  0  15  2   Bijzondere  soorten:  Kamsalamander, Knoflookpad 

* = alle soorten  

 

Page 4: Rijn in beeld

 

pagina  4                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden   

 

Figuur 1. Overzichtskaart van Beuningse Uiterwaarden met toponiemen.    1.1 GEBIEDSBESCHRIJVING 

 De Beuningse Uiterwaarden vormen een lange, betrekkelijk smalle strook natuurgebied tussen Ewijk en Beuningen. Ruim 20 jaar geleden, in 1989, is hier gestart met één van de eerste natuurontwikkelingsprojecten langs de Rijntakken: de Ewijkse Plaat (8 ha). Tussen 1995 en 2000 is in fasen vrijwel de gehele uiterwaard getransformeerd tot een samenhangend natuurgebied van ca. 154 ha (figuur 1).   Deze uiterwaard bestaat momenteel uit een bekaad, relatief laagdynamisch deel, de Staartjeswaard, en een vrij dynamisch, onbekaad deel tussen de Moespotse Waard en de Ewijkbrug.  Van oorsprong was dit riviertraject zeer dynamisch, maar met een relatief rechte loop voor zandplaten en zijgeulen. Rond 1800 lag de Waal al ingeklemd tussen de bandijken, maar had ze nog een sterk dynamisch zomerbed met bewegende zandplaten (figuur 2). Ter hoogte van Ewijk lag een groot eiland in de rivier, dat echter aan de Loenense kant van de rivier lag. Rond 1865 lag deze plaat midden in de Waal (figuur 3) en op de rivierkaart van 1870 zien we de normalisatiewerken waarbij de zuidelijke tak bij Ewijk wordt afgesloten (figuur 4). Rond 1923 is dit zover gevorderd dat de strang niet meer meestroomt en de Ewijkse Plaat in feite uiterwaard is geworden. Begin jaren 30 is er op een deel van de zandplaat zand gewonnen maar rond 1964 is deze zandput weer dichtgemaakt (Overmars e.a. 1994).  Bij hoogwater stroomt de rivier nog wel met veel kracht over het restant van de zandplaat (Ewijkse Plaat): zowel in 1993 als in 1995 zijn er enorme pakketten zand op afgezet (Sorber, 1997). Om voldoende doorstroomcapaciteit te handhaven is de zandplaat in de 20e eeuw driemaal afgegraven: in 1925, in 1965 en in de winter van 1988/89 (Overmars e.a. 1994).         

Page 5: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  5 

 

 Figuur 2. Kaart van de situatie rond 1800 met zandplaat tegenover Doddendaal bij Ewijk. 

 Figuur 3. Ewijkse Plaat rond 1865.  

 Figuur 4. Rivierkaart rond 1870 met normalisatiewerken in uitvoering waaronder plasbermen door de nevengeul, dammen om het eiland met de dijk te verbinden en afgraving van een deel van het eiland (Loenensche Wel). Bij laagwater is een deel van deze dammen nog goed zichtbaar in de strang van Ewijk.   

Page 6: Rijn in beeld

 

pagina  6                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden   

 

De huidige smalle uiterwaarden tussen de Ewijkse Plaat en de Weerdse Dam (voor het eerst vermeld in 1799), zijn grotendeels gevormd in de 18e eeuw (Overmars e.a., 1994). Ze zijn later vrijwel volledig ontkleid en daarvan resteren nog twee ondiepe plassen (Gasthuiswaard, Schenkenwaard).   Bovenstrooms van de Weerdse Dam liggen de Sluiswaard, de Moespotse Waard en Staartjeswaard. Deze uiterwaarden zijn grotendeels na de 17e eeuw ontstaan. Rond 1600 stroomde de Waal hier nog dicht tegen de huidige dijk aan en van uiterwaarden op deze plaats was nog nauwelijks sprake. In het terrein zijn daarvan nog enkele restanten zichtbaar (o.a. de strang in de Staartjeswaard en de sterk verlande strang in de Sluiswaard). In 1846 is de steenfabriek Staartjeswaard gesticht en deze heeft tot 1984 gefunctioneerd (Janssen, 1993). Tussen 1984 en 1993 heeft het terrein braak gelegen, later is daar een buizenfabriek gevestigd en zijn oude gebouwen gesaneerd.  De gronden rond de fabriek zijn allemaal afgegraven en de beboste kleiputten van de Staartjeswaard (figuur 5) en de Sluiswaard zijn daarvan het restant. Het boscomplex in de Staartjeswaard vormt een van de oudste zachthoutooibossen van de Waal; sommige delen stammen al uit de jaren 30 tot 50. De Moespotse Waard bestaat uit een voormalige zandplas uit de jaren 30 en 40 (figuur 5), die vanaf 1983 is opgevuld met vliegas van de nabijgelegen elektriciteitscentrale. Hierbij is er een laaggelegen ruig terrein ontstaan dat spontaan is volgelopen met wilgen en struweel.        1.2 INRICHTING  

 Tussen 1989 en 1999 zijn vrijwel alle gronden in de Beuningse uiterwaarden omgevormd van landbouwgebied naar een aaneengesloten, begraasd natuurterrein, zonder tussenrasters en met buitenraster, poorten en entrees. Afgezien van het afgraven van het westelijk deel van de Ewijkse Plaat in de winter van 1988/89 heeft er nauwelijks inrichting plaatsgevonden. In de Gasthuiswaard ten westen van de Weerdse Dam is in 1994 door het Polderdistrict Groot Maas en Waal (tegenwoordig Waterschap Rivierenland) nog op kleine schaal klei gewonnen t.b.v. dijkverbetering. Er zijn zo dicht tegen de dijk aan, geen plassen ontstaan maar de percelen zijn slechts beperkt verlaagd.   1.3 BEHEER  

 • Op de Plaat is heeft tussen 1990 en 1998 seizoensbeweiding plaatsgevonden 

met runderen (Galloways) en paarden (Koniks) in een dichtheid van 1 dier per 0,34 tot 0,67 ha. Later is de Plaat onderdeel geworden van de Beuningse uiterwaarden en is overgegaan naar jaarrondbegrazing. De Galloways zijn toen vervangen door Brandrode runderen.   

• Vanaf 1994/1995 is gestart met jaarrondbegrazing in de Moespotse Waard. Tot en met 1999 zijn daar in fasen andere percelen aan toegevoegd, zodat het gebied een aaneengesloten geheel is geworden.  

• Voorjaar 2008 is het project Stroomlijn (fase 1) uitgevoerd waarbij op de oever van de Waal jonge bosopslag is gerooid, onder meer in de Sluiswaard, Gasthuiswaard en deel van Ewijkse Plaat (Lieskamp, 2009). Bij de Ewijkse Plaat is dit gedaan vooruitlopend op het opengraven van dwarsgeulen in 2010 in combinatie met het verbreden van de A50 aldaar.  

   

Page 7: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  7 

 

 Figuur 5. Staartjes‐ en Moespotse waard in 1944 (luchtfoto RAF). Goed zichtbaar is de grote zandplas waar nu het struweellandschap van de Moespotse waard ligt en de kleiputten tussen de steenfabrieken Staartjeswaard en Bunswaard. Het kleine grindgat bestond nog niet.  

    

 Plaat voor afgraving rond 1984 (foto Willem Overmars). 

Page 8: Rijn in beeld

 

pagina  8                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden   

 

 

 Plaat na afgraving in voorjaar 1989 (foto Willem Overmars).  

 Dynamische Waaloever met kleibank in Schenkenwaard (foto Gijs Kurstjens).  

Page 9: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  9 

 

    Sluiswaard met halfopen ooiboslandschap (foto Gijs Kurstjens).  

 

 Met Watergentiaan begroeide strang uit 17e eeuw in de Staartjeswaard (foto Gijs Kurstjens).  

 

Page 10: Rijn in beeld

 

pagina  10                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden  

 

 Hoger gelegen, open deel van de Ewijkse Plaat met structuurrijke ruigte met daartussen veel bijzondere stroomdalflora zoals Absintalsem, Borstelkrans, Brede ereprijs, Graskers, Grijskruid, Stijve steenraket, Zandweegbree en Weidekervel (foto Gijs Kurstjens).    

 

 Ewijkse Strang in de nazomer van 2009 met groot oppervlak aan drooggevallen zand en slik met veel pioniers zoals Bruin cypergras en Slijkgroen (foto Gijs Kurstjens).  

Page 11: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  11 

 

1.4 RESULTATEN 

 1.4.1 Flora   Situatie voor natuurontwikkeling (tot 1995) Historische data van flora van de Beuningse uiterwaarden zijn schaars. Van de soortenrijke dijken zijn wel veel opnamen bekend, maar van de uiterwaarden nauwelijks. De dijkflora valt overigens buiten deze analyse.  Uit 1973 en 1985 zijn opnamen bekend met Watergentiaan en Engelse alant in en rond de strang van Ewijk. Van de Sluiswaard wordt in 1984 melding gemaakt van Smalle aster. In de ondergroei van jonge zachthoutooibossen op de Plaat en in de Sluiswaard zijn door Alterra in 1991 waarnemingen van Groot glaskruid gedaan.       Het natuurontwikkelingsproject van Stichting Ark op het westelijk deel van de Ewijkse Plaat is in de periode 1989 t/m 1994 goed gevolgd (Helmer e.a., 1989, 1990, Bosman, 1991, 1994, 1995). Bij de kartering van het object Doddendaal in 1992 zijn er geen gegevens verzameld van de Beuningse uiterwaarden, omdat deze toen nog niet in eigendom waren van Staatsbosbeheer (Nooren & Giesen, 1994).     Uitgangssituatie In de jaren 1990‐1991 is voor het eerst een goed beeld verkregen van de vegetatie en soortensamenstelling van het hele gebied (Kurstjens, 1991; Kurstjens & Peters, 1992). In de agrarische percelen rondom het ooibos van de Staartjeswaard groeiden Mierik (nabij de dijk bij het rioolgemaal) en Watergentiaan (in kleiputten). Een deel was intensief in gebruik als maïsakker. Vooral het braakliggende steenfabrieksterrein was rijk aan pionier en ruigtesoorten waaronder Akkerleeuwenbek (in 1991), Zacht vetkruid, Gewone ossentong, Goudhaver, Echt duizendguldenkruid, Rode ogentroost, Vijfdelig kaasjeskruid, IJzerhard, Wilde marjolein en Maarts viooltje.  In de Moespotse Waard en Sluiswaard (toen nog vochtig ruderaal grasland resp. droog intensief beweid grasland rondom oude kleiputten) groeiden weinig bijzonderheden. Langs de rivieroevers (op en bij kribben) zijn Engelse alant, Klein glaskruid (1 ex. in 1991), Slijkgroen (rivieroever) en Smalle aster aangetroffen. Bij de ingang van de Sluiswaard groeide enkele ex. Gewone agrimonie.     In de kleiputten van de Gasthuiswaard groeide in 1991 lokaal Slijkgroen. Rond de kop van de strang (oostelijk deel van de Ewijkse Plaat) groeiden onder meer Distelbremraap (1 ex. in 1991), Engelse alant, Geoorde zuring, Gewone agrimonie, Grasklokje en Grijskruid. In en langs de (droogvallende) strang zijn Bruin cypergras (beperkt), Slijkgroen en Watergentiaan aangetroffen.  Geconcludeerd kan worden dat voor de start van de natuurontwikkeling in de periode 1970‐1988 ca. 7 á 9 bijzondere soorten aanwezig waren (tabel 2) waaronder één soort van de Rode Lijst (Gewone agrimonie). Dit is bijzonder weinig is voor een dergelijk groot gebied.   Natuurontwikkelingsproject Ewijkse Plaat (1989 t/m 1994)  Op dit 8 ha grote gebiedje is de flora gedurende deze periode jaarlijks grondig onderzocht (tabel 1). In totaal zijn maar liefst 41 indicatieve soorten gezien waarvan 10 Rode Lijstsoorten waaronder Absintalsem, Bilzekruid, Graskers, Kattendoorn, Kleine ruit, Kleine steentijm, Rode ogentroost en Weidekervel. De 

Page 12: Rijn in beeld

 

pagina  12                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden  

 

Plaat bevond zich toen duidelijk in een pionierfase waarbij het een komen en gaan van soorten was. Min of meer vaste soorten betroffen Engelse alant, Grijskruid, Hertsmunt, IJzerhard, Knolribzaad, Kweekdravik, Sikkelklaver, Wit en Zacht vetkruid en Zomerfijnstraal.   Samen met de rest van de Beuningse uiterwaarden groeiden er in deze periode ca. 52 bijzondere soorten, waaronder 14 Rode lijst soorten (zie tabel 2).        

Tabel 1. Voorkomen van bijzondere plantensoorten in het natuurontwikkelingsproject Ewijkse Plaat (8 ha) in de periode 1989 t/m 1994. Cumulatief aantal soorten bedraagt 41 waarvan 10 Rode Lijst soorten.

Soort 1989 1990 1991 1992 1993 1994 Absintalsem (RL) * Bieslook * Bilzekruid (RL) * * * Blaassilene * Bruin cypergras * * * Cipreswolfsmelk * Driebloemige nachtschade * * Druifkruid * Engelse alant * * * * * * Gele maskerbloem * * Geoorde zuring * * Gevlekte scheerling * * Graskers (RL) * * Grijskruid * * * Groot springzaad * Hertsmunt * * * * * IJzerhard * * * * * Kattendoorn (RL) * Kleine ruit (RL) * Kleine steentijm (RL) * Klein glaskruid * Knolribzaad * * * * * Kweekdravik * * * Langstekelige distel * * * Postelein * * Riviertandzaad (RL) * Rode ogentroost (RL) * Sikkelklaver * * * Slijkgroen * * * * * * Smalle aster * * * Stinkende ballote * * Viltganzerik * Watergentiaan * * * * * * Wede * Weidekervel (RL) * * Wilde hokjespeul * Wilgsla (RL) * Wit vetkruid * * * * Zacht vetkruid * * * Zandweegbree * Zomerfijnstraal * * * Totaal 15

(3 RL) 14

(3 RL) 15

(2 RL) 16

(0 RL) 22

(4 RL) 15

(2RL)

 

Page 13: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  13 

 

Sinds natuurontwikkeling (vanaf 1995)  Periode 1995 t/m 2004 Gedurende de volgende 10 jaar van het natuurontwikkelingsproject Beuningse Uiterwaarden heeft weinig systematisch onderzoek naar flora plaatsgevonden. Er zijn alleen losse waarnemingen van deelgebieden bekend uit verschillende jaren (waarnemingen Jan van der Veen/archief ARK en eigen archief auteurs). Het meest complete beeld uit deze periode is af te leiden uit inventarisaties in het kader van de Flora van Nijmegen (Dirkse e.a, 2007). In totaal zijn in deze periode ca. 36  bijzondere soorten gezien (tabel 2).  Mede door het extreme hoogwater van januari 1995 zijn met het sediment en het rivierwater veel plantenzaden aangevoerd in het gebied. We zien een komen en gaan van (pionier)soorten, vooral op de Ewijkse Plaat. Nieuw gevestigd in deze periode zijn o.a. Gele kamille, Grote tijm, Kleine steentijm, Lancetbladig wilgenroosje, Mantelanjer, Rapunzelklokje en Ruige anjer maar deze bijzonderheden zijn later niet meer teruggevonden. Ook pioniers als Bilzekruid, Blaassilene, Distelbremraap en Wilde hokjespeul uit de beginperiode van de Ewijkse Plaat zijn verdwenen. Elders zien we ook de vestiging en uitbreiding van veel bijzondere soorten waaronder Bieslook, Brede ereprijs (2 ex. in 1998), Graskers, Grijskruid, Knolribzaad, Peperkers, Rijstgras, Weidekervel, Wilde marjolein en Zandweegbree. Geconcludeerd kan worden dat in de periode 1995‐2004 sprake is van een zich steeds rijker ontwikkelend natuurterrein. Door het achterwege blijven van rivierdynamiek en natuurlijke successie verdwijnen bepaalde pioniersoorten weer.  Stijve steenraket groeit sinds enkele jaren op de Plaat (linksonder). Rechtsonder: Riviertandzaad is momenteel talrijk langs de Ewijkse Strang. Deze zeldzame inburgerende soort is daar in 1989 voor het eerst aangetroffen. Links in beeld ook een bloeistengel van Rijstgras (foto’s Gijs Kurstjens). 

Page 14: Rijn in beeld

 

pagina  14                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden  

 

 Kruisbladwalstro in zoomvegetatie op de overgang naar meidoornstruweel in de Moespotse Waard (rechts). Pijpbloem op de oeverwal van de Sluiswaard (links) (foto’s Gijs Kurstjens).  

  Periode 2005 t/m 2010 De afgelopen vijf jaar is er meer systematisch onderzoek verricht: in 2007 heeft een vegetatiekartering van de Staatsbosbeheer eigendommen plaatsgevonden (Inberg e.a., 2008). Daarnaast heeft de provincie Gelderland vegetatieopnamen gemaakt in 2006 en 2008 (uitsluitend op de Ewijkse Plaat). Daarnaast zijn er vanaf 2007 veel waarnemingen bekend van de Flora‐ en Faunawerkgroep Gelderse Poort (www.waarneming.nl). Al deze onderzoeken tonen echter geen compleet beeld van het gebied. Gedurende de periode 2005‐2008 zijn 47‐53 soorten gezien, waaronder nieuwe als Fraai duizendguldenkruid (1 ex. Staartjeswaard), Grote centaurie, Harige ratelaar, Karwijvarkenskervel, Kleine ratelaar, Pijpbloem, Ruige scheefkelk, Schijnraket, Stijve steenraket, Welriekende ganzenvoet en Wollige munt (tabel 2).    In 2009 is het hele gebied systematisch onderzocht in het kader van Rijn in Beeld. Daarnaast zijn er nog enkele aanvullingen uit 2010 verwerkt (waarneming.nl). 2009 en 2010 zijn samen aangegeven in de tabel. Nieuw aangetroffen soorten waren o.a. Aardbeiklaver, Boskortsteel, Donzige klit, Eekhoorngras, Kamgras, Kleine kaardenbol, Kruisbladwalstro en Oeverwarkruid. In 2009 zijn 62 bijzondere soorten gezien en daarmee vormt het gebied een van de meest soortenrijke uiterwaarden van de Rijntakken (tabel 2, figuur 6).    Pioniers van droogvallende vochtige slik‐ en zandoevers komen vooral voor langs de Ewijkse Strang (figuur 7a). Vrijwel alle soorten komen er in (zeer) groot aantal voor (Bruin cypergras, Riviertandzaad, Rijstgras en Slijkgroen) en daarmee vormt de strang nog steeds een goede locatie voor rivierpioniers. Ook Engelse alant is talrijk. Op het drogere Waalstrand treffen we heel andere pioniersoorten aan waaronder opvallend veel Druifkruid en Welriekende ganzenvoet. Overigens zijn soorten van meer lemige graslanden zoals 

Page 15: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  15 

 

Aardbeiklaver en Rode ogentroost nog vrijwel afwezig in de Beuningse uiterwaarden.     Goed ontwikkelde vegetaties met waterplanten zijn mede door de hoge hydrodynamiek vrijwel afwezig in de Beuningse uiterwaarden. Van de ooit zo weelderig met Watergentiaan begroeide strang van Ewijk resteren nog enkele polletjes in de droogvallende oeverzone. De achteruitgang hangt zeker samen met de toenemende opslibbing en droogval van de strang maar mogelijk speelt de forse herbivorie door watervogels (met name ganzen) ook een belangrijke rol. Alleen de beboste en daarmee beschutte oude strang in de Staartjeswaard staat er nog helemaal vol mee.   Stroomdalflora komt verspreid over grote delen van het gebied voor met concentraties van soorten in de hogere delen van de Ewijkse Plaat en de Schenkenwaard. Spectaculair is het actuele voorkomen van Brede ereprijs (meer dan 350 planten tegenover de eerste twee in 1998!). Ook van Bieslook, Geoorde zuring, Goudhaver, Graskers, Kattendoorn/Kruipend stalkruid, Sikkelklaver, Wilde marjolein, Wit en Zacht vetkruid en Zandweegbree komen lokaal flinke populaties voor (figuur 7b). Zoom‐ en ooibossoorten hebben zich lokaal in kleine aantallen gevestigd. Het gaat hierbij om soorten als Borstelkrans, Boskortsteel, Gewone agrimonie (flinke uitbreiding rondom historische groeiplaats rond het dammetje bij de kop van de strang), Hertsmunt, Knolribzaad, Kruisbladwalstro (in de Moespotse Waard vanuit de binnendijkse bronpopulatie op de dijk rondom de Moespotse Waai), Kweekdravik en Rivierkruiskruid (figuur 7c).    

Tabel 2. Voorkomen van bijzondere plantensoorten gedurende verschillende tijdsperioden in de Beuningse Uiterwaarden.

Soort 1970-1988 1989-1994 1995-2004 2005-2008 2009-2010 Aardbeiklaver * Absintalsem (RL) * * * Akkerleeuwenbek (RL) * Bermooievaarsbek * * Bieslook * * * Bilzekruid (RL) * * Blaassilene * Borstelkrans (RL) * * * Boskortsteel * Brede ereprijs (RL) * * * Bruin cypergras *? * * * Cipreswolfsmelk * * Distelbremraap (RL) * Donzige klit * Driebloemige nachtschade * * Druifkruid * * * * Eekhoorngras * Echt duizendguldenkruid * * Engelse alant * * * * * Fraai duizendguldenkruid * Gele kamille * Gele maskerbloem * * * Geoorde zuring *? * * * * Gevlekte scheerling * * Gewone agrimonie (RL) *? * * * * Gewone ossentong * * Goudhaver (RL) * ? * Graskers (RL) * * * * Grijskruid * * * * Groot glaskruid * Groot springzaad * Grote centaurie (RL) * *

Page 16: Rijn in beeld

 

pagina  16                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden  

 

Grote tijm (RL) * Harige ratelaar (RL) * * Hertsmunt * * * IJzerhard ? * ? * * Kamgras (RL) * Karwijvarkenskervel (RL) * * Kattendoorn (RL) * * * * Kleine kaardenbol * Kleine ratelaar (RL) * Kleine ruit (RL) * * Kleine steentijm RL) * * Klein glaskruid * * Knolribzaad * * * * Kruisbladwalstro (RL) * Kweekdravik * ? * Lancetbladig wilgenroosje (RL) * Langstekelige distel * * * * Maarts viooltje * Mantelanjer (RL) * Mierik ? * * * * Oeverwarkruid * Peperkers * * * Pijlkruidkers ? * * Pijpbloem * * Postelein * * * Rapunzelklokje (RL) * Rivierkruiskruid * * Riviertandzaad (RL) * * * * Rijstgras (RL) * ? * Rode ogentroost (RL) * ? * Ruige anjer (RL) * Ruige scheefkelk * Schijnraket * * Sikkelklaver * * * * Slijkgroen *? * * * * Smalle aster * * * * * Springzaadveldkers * * Stinkende ballote * * ? * Stijve steenraket (RL) * * Viltganzerik * * Vijfdelig kaasjeskruid * * Watergentiaan * * * * * Wede * ? * Weidekervel (RL) * * * Welriekende ganzenvoet * * Wilde hokjespeul * Wilde marjolein * * * * Wilgsla (RL) * Wit vetkruid * * * Wollige munt * Zacht vetkruid * * * * Zandweegbree * * * * Zomerfijnstraal * * * * Totaal 7-9

(1 RL) 52

(14 RL) > 36

(14 RL) 47-53

(13-15 RL) 62

(18 RL)

        

Page 17: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  17 

 

Figuur 6. Overzicht van de ontwikkeling van het aantal indicatieve plantensoorten in de Beuningse Uiterwaarden in de periode 1970‐1988, 1989‐1994, 1995‐2004, 2005‐2008 en 2009‐2010.  In totaal zijn in de periode 1989 t/m 2010 85 soorten gezien waarvan 29 van de Rode Lijst.    Figuur 7a. Overzicht van pioniers en natte graslandsoorten (2009).  

  

Bijzondere plantensoorten Beuningse Uiterwaarden

-30

-20

-10

0

10

20

30

40

50

60

1970-1988

1989-1994

1995-2004

2005-2008

2009-2010

periode

aant

al

verdw enen

nieuw

ook in voorgaandeperiode

Page 18: Rijn in beeld

 

pagina  18                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden  

 

  Figuur 7b. Overzicht van bijzondere planten van ruigte, zoom‐ en mantelvegetaties (1992 versus 2009).  

 

Page 19: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  19 

 

  Figuur 7c.. Overzicht van bijzondere planten van stroomdalgraslanden (1992 versus 2009).    

Page 20: Rijn in beeld

 

pagina  20                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden  

 

  Figuur 7d. Overzicht van bijzondere planten van zandige oeverwallen (1992 versus 2009).   

Page 21: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  21 

 

1.4.2 Vogels Bij de bespreking van de broedvogelontwikkelingen is onderscheid gemaakt in het deelgebied Ewijkse Plaat en strang (onbekaad en hoogdynamisch) en het deelgebied Moespotse waard/ Staartjeswaard (bekaad en laagdynamisch).   Ewijkse Plaat en Strang  Situatie 1970‐1988 (terugblik) Van deze periode is alleen een inventarisatie bekend uit 1974 (Van den Bergh e.a., 1979). De Plaat was toen volledig in gebruik als grasland (wei‐ en hooiland) en de strang was nog zonder ooibos, maar vol waterplanten. De broedvogelbevolking werd gedomineerd door weidevogels, watervogels en pioniers waaronder Fuut, Wintertaling, Kuifeend, Kleine plevier en Scholekster. Van toen algemeen voorkomende soorten zijn geen aantallen te achterhalen (o.a. Patrijs, Kievit, Grutto, Veldleeuwerik, Graspieper). Bijzonder was de aanwezigheid van enkele Grauwe gorzen in aansluiting op de vrij grote populatie van de Winsenssche Waarden (tabel 3).     

Tabel 3. Voorkomen van bijzondere broedvogels op de Ewijkse Plaat en Strang in diverse jaren. Ng = niet geteld.

Soort 1974 1989 1990 1991 1992 1993 1994 2000 2009 Fuut 1 1 1 2 3 1 2 1 2 Knobbelzwaan 0 0 1 1 1 1 0 0 0 Grauwe gans 0 0 0 0 0 0 3 10 2 Nijlgans 0 0 1 0 0 1 2 2 3 Bergeend 0 3 3 3 1 3 3 3 1 Krakeend 0 0 1 0 0 0 1 2 1 Wintertaling (RL) 1 0 0 0 0 0 0 0 0 Zomertaling (RL) ? 0 0 1 1 0 1 0 0 Slobeend (RL) 0 1 2 3 4 0 1 1 1 Kuifeend 2 0 3 7 2 2 2 2 0 Buizerd 0 0 0 0 0 0 0 0 1 Patrijs (RL) * 0 4 8 10 8 9 2 0 Scholekster 2 3 6 7 5 6 9 1 1 Kleine plevier 2 7 6 5 3 4 9 1 0 Kievit * ng 7 2 5 5 8 1 0 Grutto (RL) * 0 1 2 3 2 4 0 0 Tureluur (RL) 2-3 3 5 5 6 6 3 2 0 Oeverloper (RL) 0 1 ? ? 0-1 0 0-1 0 0 Visdief (RL) 0 1 0 0 0 0 0 0 0 Koekoek (RL) 1 0 0 1 1 0 1 1 0 Grote bonte specht 0 0 0 0 0 0 1 ng 2 Veldleeuwerik (RL) * 1 3 0 3 2 4 ng 0 Oeverzwaluw 0 0 0 0 0 0 0 3 14 Graspieper (RL) * 2 1 0 6 9 15 5 10 Gele kwikstaart (RL) * 3 7 15 23 23 17 1 0 Blauwborst 0 0 0 1 0 0 0 0 0 Tapuit 0 0 0 0 1 0 0 0 0 Roodborsttapuit 0 0 0 0 0 0 0 0 5 Sprinkhaanzanger 1 0 0 0 0 0 0 0 0 Kleine karekiet 0 0 0 1 0 1 0 1 0 Grasmus * 0 3 2 2 5 0 ng 21 Spotvogel (RL) ? 0 0 0 0 0 0 ng 0 Grauwe vliegenvanger (RL) ? 0 0 1 0 0 0 0 0 Matkop (RL) 0 0 0 0 0 0 0 ng 1 Putter 0 0 0 0 0 0 0 ng 2 Kneu (RL) * 0 2 0 2 3 3 ng 4 Rietgors * 0 4 5 8 9 8 ng 9 Grauwe gors (RL) 2-3 0 0 0 0 0 0 0 0 Totaal (aantal soorten) 18-21 12 19 19 20-21 18 21-22 >20 17

Page 22: Rijn in beeld

 

pagina  22                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden  

 

Situatie 1989‐1994 (eerste fase natuurontwikkeling) Tussen 1989 en 1994 is jaarlijks broedvogelonderzoek uitgevoerd in het gebied (Bosman, 1995). Daarmee is de beginfase van het natuurontwikkelingsproject op de Ewijkse Plaat goed vastgelegd. Opvallend is het hoge aantal pioniers waaronder Bergeend en Kleine plevier (figuur 8a). Ook is regelmatig een territorium van de zeldzame Oeverloper vastgesteld. Watervogels komen in klein aantal voor waaronder Kuifeend, Zomertaling en in 1994 de eerste Grauwe ganzen. Weidevogels komen gedurende deze periode nog vrij talrijk voor en profiteren van de extensieve beheer in en rond het begraasde natuurgebied (Patrijs, Grutto, Veldleeuwerik en Rietgors). Voorzichtig doen ook soorten van struweel en bos hun intrede (Grasmus, Grote bonte specht) maar het mag nog geen naam hebben.     Figuur 8a. Pioniervogels op de Ewijkse Plaat in 1990. In 2009 was er alleen van Bergeend en Scholekster nog één territorium.   

 

 Tweede fase natuurontwikkeling Uit deze periode zijn alleen data beschikbaar van 2000 en 2009 maar deze geven samen wel een goed beeld van de ontwikkelingen. Watervogels handhaven zich goed, terwijl weidevogels geheel zijn verdwenen. Alleen Graspieper blijft present. Pioniers zijn zo goed als verdwenen door de voortschrijdende vegetatiesuccessie. Alleen Bergeend, Scholekster en Oeverzwaluw komen nog in klein aantal voor. Winst is er geboekt bij struweel‐ en bosvogels. In 2009 waren er 5 territoria van de Roodborsttapuit. Grasmus en Putter vertonen eveneens een positieve trend (figuur 8b). Buizerd, Grote bonte specht en Matkop hebben zich in het ooibos gevestigd.       

Page 23: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  23 

 

Figuur 8b. Verspreiding van ruigtevogels in 2009. In 1990 ontbraken deze soorten nog volledig.    

  Deelgebied Staartjeswaard/Moespotse waard  Situatie 1970‐1994 (voor natuurontwikkeling) Uit deze periode zijn gegevens bekend uit de jaren 1972‐1976 (Van den Bergh e.a., 1979) en van 1990 (Kurstjens, 1991). De Staartjeswaard was in de jaren 70 een mix van beboste kleiputten en vochtige graslanden. De Moespotse waard was in 1970 nog een zandplas die in de jaren 80 is opgevuld met vliegas en in 1990 bestond uit ruig grasland.  In de jaren 70 werd de broedvogelbevolking gedomineerd door bosvogels (Ransuil, spechten, Nachtegaal en Wielewaal) en weidevogels (Zomertaling, Slobeend, Kievit, Grutto, Tureluur). In natte jaren doken soorten als Dodaars, Waterral, Blauwborst en Sprinkhaanzanger op in klein aantal. In 1990 kon dit beeld opnieuw worden bevestigd. Vooral herbivore watervogels bleken te zijn toegenomen t.o.v. de jaren 70 (Grauwe gans, Krak‐ en Kuifeend). In het oudere ooibos nestelden intussen diverse roofvogels (Buizerd, Sperwer en Boomvalk). Zie ook tabel 4.      Situatie 1995‐2009 (sinds natuurontwikkeling)    Broedvogelinventarisaties zijn bekend uit 1999 (eigen data), 2000 (Bureau Waardenburg), 2004 en 2009 (provincie Gelderland). Bij de telling van 2000 zijn veel relatief algemene zangvogelsoorten niet geteld.   Sinds de start van natuurontwikkeling op de Moespotse Waard in 1995 heeft zich op dit ruige terrein een uitgebreid struweellandschap ontwikkeld. 

Page 24: Rijn in beeld

 

pagina  24                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden  

 

Graspiepers, Gele kwikstaarten, Patrijzen en Rietgorzen (figuur 9a) hebben hier plaats gemaakt voor vogels van struweel: Grasmus, Kneu, Roodborsttapuit en Sprinkhaanzanger (figuur 9b). Het steeds ouder wordende ooibos biedt intussen onderdak aan echte bosvogels als Appelvink, Boomklever en Groene specht (figuur 9c). Ook bleek zich in 1999 een kleine kolonie Blauwe reigers te hebben gevestigd.  Rondom de oude kleiputten van Staartjeswaard heeft ondanks de begrazing vanaf 1999 sterke verbossing plaatsgevonden op voormalige akkers en rondom strangen en kleiputjes die in 1990 nog open waren. Weidevogels zijn vanaf 2004 vrijwel volledig verdwenen. Het droge voorjaar van 2009 leverde een minimum aan watervogels op in vergelijking met de drie voorgaande tellingen. In 2004 hadden zich drie Blauwborsten gevestigd in het jonge wilgenbos, maar door voortschrijdende successie waren deze in 2009 weer verdwenen. Opvallend is verder de afname van de Kleine karekiet (5 territoria in 2004 versus 16 in 1999); mede door het gevoerde begrazingsbeheer is het areaal (land)riet teruggedrongen.   De broedvogelsamenstelling van de Moespotse en Staartjeswaard is tussen 1990 en 2009 voor sommige soortgroepen flink gewijzigd. Weidevogels hebben plaats gemaakt voor struweelvogels. Het belang van het oude ooibos voor echte bosvogels neemt gedurende de tijd nog steeds toe (o.a. roofvogels, spechten, Blauwe reiger).      Figuur 9a. Verspreiding van enkele vogelsoorten van vochtige graslanden in 1990. In 2009 was er alleen nog één territorium van Rietgors aanwezig.   

   

Page 25: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  25 

 

Figuur 9b. Verspreiding van struweelvogels in 2004. In 1990 was er alleen langs de rand van de Moespotse waard een klein cluster Kneuen (3 terr.) aanwezig.      Figuur 9c. Verspreiding van vogels van oud ooibos in 2004. Deze soorten waren in 1990 nog afwezig.     

        

                 

Incidenteel zijn Beekrombouten waargenomen in de Beuningse Uiterwaarden; de larven van deze rhoefiele libellensoort leven doorgaans drie jaar in zandige rivierbodems (foto Gijs Kurstjens).  

Page 26: Rijn in beeld

 

pagina  26                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden  

 

 Tabel 4. Voorkomen van bijzondere broedvogels in het deelgebied Moespotse Waard/ Staartjeswaard in diverse jaren. Ng = niet geteld.

Soort 1990 1999 2000 2004 2009 Dodaars 1 2 1 2 0 Fuut 0 1 0 0 1 Blauwe reiger 0 10 10 9 2 Knobbelzwaan 1 1 0 0 0 Grauwe gans 4 36 26 25 2 Nijlgans 2 3 4 3 1 Bergeend 2 3 1 1 0 Krakeend 3 4 8 3 0 Zomertaling (RL) 3 0 0 0 0 Slobeend (RL) 7 2 3 2 1 Kuifeend 3 6 5 0 0 Mandarijneend 0 1 0 0 0 Buizerd 1 2 2 0 2 Sperwer 1 1 1 1 0 Torenvalk 1 0 0 0 0 Boomvalk (RL) 1 0 0 1 0 Patrijs (RL) 7 1 0 2 0 Waterral 1 0 0 1 0 Scholekster 2 2 1 2 0 Kleine plevier 1 0 0 1 0 Kievit 27 3 3 0 0 Grutto (RL) 4 3 1 0 0 Tureluur (RL) 2 1 1 1 0 Zomertortel (RL) 1 1 0 3 0 Koekoek (RL) 3 2 2 1 1 Kerkuil (RL) 1 0 0 0 0 Bosuil 1 0 0 0 0 Ransuil (RL) 2 0 0 0 0 Grote bonte specht 6 5 ng 4 7 Kleine bonte specht 1 1 0 1 1 Groene specht (RL) 0 1 0 1 3 Oeverzwaluw 0 0 1 1 0 Graspieper (RL) 8 2 0 3 0 Gele kwikstaart (RL) 16 0 0 2 0 Zwarte roodstaart 3 1 ng 0 1 Blauwborst 0 0 0 3 0 Roodborsttapuit 0 0 0 3 0 Sprinkhaanzanger 0 0 0 3 0 Kleine karekiet 20 16 ng 5 ng Grasmus 28 22 20 15 16 Spotvogel (RL) 3 0 ng 0 0 Braamsluiper 0 1 ng 1 1 Grauwe vliegenvanger (RL) 5 2 2 3 4 Matkop (RL) 10 4 ng 4 4 Boomklever 0 0 0 1 1 Wielewaal (RL) 1 0 0 0 0 Appelvink 0 0 1 2 0 Putter 0 0 ng 2 1 Kneu (RL) 3 0 ng 10 5 Rietgors 11 2 ng 7 1 Totaal (aantal soorten) 38 31 ? 35 20

   

Page 27: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  27 

 

1.4.3 Libellen  

Voor natuurontwikkeling (voor 1990)       Uit het archief van EIS is geen enkele waarneming bekend van voor 1990.  

  Sinds natuurontwikkeling   De periode 1990‐1997 kan worden gezien als de eerste fase van natuurontwikkeling in de Beuningse Uiterwaarden. Op de Ewijkse Plaat is tussen 1991 en 1995 intensief onderzoek gedaan naar het voorkomen van libellen (Bosman & Sorber, 1997). Daar zijn toen 12 soorten vastgesteld, waaronder regelmatig de rheofiele soorten Blauwe breedscheenjuffer en Weidebeekjuffer. Voor het Waaltraject is dat behoorlijk bijzonder; mogelijk houdt dit verband met de inlaat van water uit de Maas in de Waal bij Weurt via het Maas‐Waal kanaal.  Het bekade deel met de Staartjeswaard is onderzocht in 1990 en 1996. Hier zijn enkele andere soorten gezien zoals Gewone pantserjuffer, Kleine roodoogjuffer en Variabele waterjuffer. Een aantal bijzondere soorten is alleen binnendijks bij kolken waargenomen (Bruine winterjuffer en Zwervende heidelibel in 1996).   

Tabel 5. Libellen in de Beuningse Uiterwaarden gedurende vier tijdsperioden. Aantalsindex: * = 1-2, ** = 3-9, *** = 10-49, **** = 50-100 en ***** =>100.

Nederlandse naam Wetenschappelijke naam 1990-1997 1998-2008

2009

Azuurwaterjuffer Coenagrion puella * ***

Beekrombout (RL) Gomphus vulgattisimus *

Blauwe breedscheenjuffer Platycnemis pennipes ** *

Blauwe glazenmaker Aeshna cyanea *

Bloedrode heidelibel Sympetrum sanguineum *** *** **

Bruine glazenmaker Aeshna grandis * * **

Bruine winterjuffer (RL) Sympecma fusca *

Bruinrode heidelibel Sympetrum striolatum * *

Geelvlekheidelibel Sympetrum flaveolum ** **

Gewone oeverlibel Orthetrum cancellatum ** ** **

Gewone pantserjuffer Lestes sponsa ** ** **

Glassnijder (RL) Brachytron pratense * *

Grote keizerlibel Anax imperator ? * **

Grote roodoogjuffer Eryhtromma najas ? ***

Houtpantserjuffer Lestes viridis * *** *

Kleine roodoogjuffer Erythromma viridulum ** ** ***

Lantaarntje Ischnura elegans *** ** **

Paardenbijter Aeshna mixta ** ** **

Platbuik Libellula depressa * **

Rivierrombout (RL) Gomphus flavipes * *

Steenrode heidelibel Sympetrum vulgatum ** ** *

Tengere pantserjuffer (RL) Lestes virens *** *

Variabele waterjuffer Coenagrion pulchellum * **

Vroege glazenmaker (RL) Aeshna isoceles *

Watersnuffel Enallagma cyathigerum * *

Weidebeekjuffer Calopteryx splendens ** ** **

Zuidelijke keizerlibel Anax parthenope *

Zwervende heidelibel Sympetrum fonscolombii **

Zwervende pantserjuffer Lestes barbarus **

Totaal aantal soorten 16 22 22

Page 28: Rijn in beeld

 

pagina  28                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden  

 

Uit de periode 1998 t/m 2008 komen de waarnemingen vooral van de Staartjeswaard en minder van de Ewijkse Plaat (tabel 5). Het aantal soorten is duidelijk toegenomen ten opzichte van de voorgaande periode (figuur 10). Deze groei staat op het conto van een aantal bedreigde en klimaatsoorten. Zo zijn recent voor het eerst Beekrombout (2005), Glassnijder (2007), Rivierrombout (2008) en Tengere pantserjuffer (2005) waargenomen. Van deze laatste soort worden er sinds 2005 jaarlijks meerdere exemplaren op de Ewijkse Plaat gezien, tot wel 20 ex. in 2008! Naar alle waarschijnlijkheid zijn dit zwervers van een populatie uit een nabijgelegen binnendijkse kolk. In het moeras van de Staartjeswaard zijn in 1999, maar opnieuw in 2007 enkele exemplaren  van de Zwervende heidelibel en Zwervende pantserjuffer gezien. Ook is er in 2006 een Zuidelijke keizerlibel in de Moespotse Waard gezien.    Tijdens het Rijn in Beeld onderzoek in 2009 zijn opnieuw 22 soorten gezien. Daartoe behoren enkele nieuwe zoals Bruine winterjuffer en Vroege glazenmaker, die beide afkomstig zijn van binnendijkse populaties nabij Ewijk. Over de periode 1998‐2009 als geheel zijn 28 soorten waargenomen en daarmee is scoren de Beuningse Uiterwaarden hoog qua soortenrijkdom.  

Figuur 10. Overzicht van het aantal soorten libellen op het traject van de Waal en in de Beuningse Uiterwaarden gedurende verschillende tijdsperioden. 

1.4.4 Dagvlinders   Voor natuurontwikkeling (voor 1990) Eventuele historische data van dagvlinders waren niet beschikbaar.    Sinds natuurontwikkeling (1990‐2010)  Van de periode 1990‐1995 zijn inventarisatiegegevens bekend van de Ewijkse Plaat (1990‐1995), van de Staartjeswaard in 1990 (Kurstjens, 1991) en van de rest van de Beuningse uiterwaarden in 1991 (Kurstjens & Peters, 1992). In totaal zijn toen 17 soorten vastgesteld (tabel 4). Opvallend is het voorkomen van graslandvlinders als Argusvlinder en Hooibeestje. Hooibeestje had tot 1992 lokaal goede populaties op de bloemrijke winterdijken van waaruit ze ook in de uiterwaarden opdoken. In 1995 is voor het eerst een Bruin blauwtje gezien op de Ewijkse Plaat (Bosman & Sorber, 1997). De vestiging van dagvlinders op de Plaat is goed onderzocht. Na het afgraven in 1989 duurde het tot 1991 voor de eerste graslandvlinders opdoken. Zoomsoorten verschenen voor het eerst in 1992 (Bont zandoogje en Landkaartje). Na de beide extreme hoogwaters (dec. 1993 en jan. 1995) nam het 

Libellen Waal en Beuningse Uiterwaarden

0

10

20

30

40

50

voor1970

1990-1997

1998-2008

1998-2009

periode/jaar

aant

al

Klimaatsoorten

Rodelijstsoorten

Overige soorten

Page 29: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  29 

 

aantal soorten weer af en waren het vooral zwervers van elders die het gebied aandeden.        Van de periode 1996‐2008 zijn relatief weinig gegevens bekend. Op grond van losse gegevens van waarneming.nl zijn 13 soorten bekend uit de jaren 2005‐2008 met o.a. Argusvlinder, Citroenvlinder, Koninginnenpage, Landkaartje en Oranje luzernevlinder (tabel 6).  Het Rijn in Beeld onderzoek in 2009 liet zien dat er 18 soorten dagvlinders voorkomen, waaronder twee bedreigde soorten: Bruin blauwtje (max. 3 ex.) en Groot dikkopje (1 ex.). Van de graslandvlinders zijn er grote populaties van Icarusblauwtje en Kleine vuurvlinder (vooral op de Ewijkse Plaat), maar Bruin zandoogje is vrijwel afwezig en Zwartsprietdikkopje komt niet voor. Argusvlinder is niet in de uiterwaarden gezien, maar wel op een schraal stuk winterdijk. 

Zoomsoorten komen slechts in klein aantal voor, o.a. Oranjetip bij de  Staartjeswaard.  Geconcludeerd kan worden dat de Beuningse Uiterwaarden met 20 soorten in de periode 1996‐2009 qua soortenrijkdom gemiddeld scoort. Opvallend is het vrijwel ontbreken van elders algemene graslandvlinders als Bruin zandoogje en  Zwartsprietdikkopje.                    Figuur 11. Overzicht van het aantal soorten dagvlinders langs de Waal en in de Beuningse Uiterwaarden gedurende de tijd. 

  

Dagvlinders Waal

05

1015202530

voor1981

1981-1994

1995-2003

1990-1995

1996-2008

2009 1996-2009

periode/jaar

aant

al

Rodelijstsoorten

Overige soorten

 

Tabel 6. Dagvlinders van de Beuningse Uiterwaarden gedurende drie tijdsperioden. Legenda voor talrijkheid in 2010: * = 1-2, ** = 3-9, *** = 10-49 en ****> 50. Nederlandse naam Wetenschappelijke naam 1990-

1995 1996-2008

2009

Argusvlinder Lasiommata megera * X * Atalanta Vanessa atalanta ** X * Bont zandoogje Pararge aegeria ** ** Boomblauwtje Celastrina argiolus ** Bruin blauwtje Plebeius agestis * ** Bruin zandoogje Maniola jurtina * * Citroenvlinder Conepteryx rhamni X Dagpauwoog Inachis io ** X ** Distelvlinder Vanessa cardui ** X **** Gehakkelde aurelia Polygonia c-album * Groot dikkopje Ochlodes faunus * Groot koolwitje Pieris brassicae ** X *** Hooibeestje Coenonympha pamphilus ** Icarusblauwtje Polyommatus icarus ** X **** Klein geaderd witje Pieris napi *** X *** Klein koolwitje Pieris rapae *** X *** Kleine vos Aglais urticae ** Kleine vuurvlinder Lycaena phlaeas ** X *** Koninginnenpage Papilio machaon X * Landkaartje Araschnia levana * X Oranje luzernevlinder Colias croceus X * Oranjetip Anthocharis cardamines * * Zwartsprietdikkopje Thymelicus lineola * Totaal 17 >13 18

Page 30: Rijn in beeld

 

pagina  30                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden  

 

  De Staartjeswaard is een van de eerste gebieden van de Rijntakken waar de Sikkelsprinkhaan, een klimaatprofiteur, is opgedoken. De soort is vooral aangetroffen op de minder dynamische, hoger gelegen delen van het rivierengebied (foto Pepijn Calle).   

 

1.4.5 Sprinkhanen  Voor natuurontwikkeling (tot 1990) In het EIS‐archief zit een waarneming van een Bramensprinkhaan uit 1986.    Sinds natuurontwikkeling (vanaf 1990)  Gedurende de eerste fase van natuurontwikkeling is de Ewijkse Plaat in 1991‐1995 goed onderzocht op het voorkomen van sprinkhanen (Bosman & Sorber, 1997). Er zijn toen 8 soorten gezien. Opvallend is dat de klimaatsoorten Greppelsprinkhaan en Zuidelijk spitskopje hier al in 1991 resp. 1992 opdoken. Net als bij de dagvlinders, was er ook bij de sprinkhanen sprake van een (tijdelijke) achteruitgang in soortenrijkdom na de beide grote overstromingen.    Tussen 1996 en 2009 zijn in totaal 15 soorten waargenomen (met twee bedreigde soorten) en daarmee vormen de Beuningse uiterwaarden een soortenrijk terrein. Nieuw aangetroffen soorten zijn: Boomkrekel (vanaf 2009 in de Moespotse waard), Gouden sprinkhaan (vanaf 2009 talrijk op de Ewijkse Plaat), Huiskrekel (2 ex. in 2003), Kustsprinkhaan (10 ex.  in de Moespotse waard in 2009), Sikkelsprinkhaan (sinds 2008 in de Staartjeswaard), Snortikker (1 ex. in 2009 op de Plaat) en Zeggendoorntje.  Sprinkhanen hebben sterk geprofiteerd van de natuurontwikkeling in de Beuningse Uiterwaarden.   1.4.6 Amfibieën Vooral de vele binnendijkse kolken op het traject Beuningen‐Ewijk staan bekend om hun grote waarde voor veel soorten amfibieën (8) met bijzonderheden als Kamsalamander en Knoflookpad (Creemers, 1991; Dorenbosch e.a. 1999). In de uiterwaarden zijn er waarnemingen verricht van alle soorten, maar door de aanwezigheid van vissen in de Ewijkse strang en de kleiputten plant zich maar één soort ook buitendijks voort (Groene kikker). In de bekade Staartjeswaard zijn in 1990 daarnaast ook Kleine watersalamanders aangetroffen en mogelijk zetten ook Bruine kikker en Gewone pad daar in sommige jaren eieren af, maar dat kon in 1990 niet worden aangetoond (Kurstjens, 1991).   

Page 31: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  31 

 

snoekbaarsbaarsKesslers grondelposwindebrasemroofbleibittervoornoverig

De Rugstreeppad is in 1990 gehoord in de Sluiswaard (Kurstjens, 1991), maar is daarna niet meer aangetroffen op het traject Weurt‐Deest (Dorenbosch e.a., 1999). Deze pionier moet intussen als verdwenen worden beschouwd.    1.4.7 Vissen In 2009 is in de Ewijkse strang een visonderzoek uitgevoerd (Dorenbosch, e.a., 2011). Er zijn in totaal 13 vissoorten aangetroffen (figuur 12). Het betreft voornamelijk eurytope vissoorten. De meest dominante soorten betroffen Snoekbaars en Baars. Omdat de strang voor een groot deel van het jaar niet met de rivier verbonden is, is het aandeel rheofiele vissoorten laag. Buiten enkele exotische rheofiele soorten, zoals Roofblei, Kesslers grondel en Marmergrondel is alleen de inheemse rheofiele vissoort Winde aangetroffen. Bittervoorn is als enige limnofiele soort in de strang aangetroffen. Wanneer de strang gedurende een groter deel van het jaar, tenminste eenzijdig, is aangetakt, kan dit een positief gevolg hebben voor het aandeel rheofiele vissoorten dat van de strang als paai‐ en opgroeihabitat gebruik maakt.                  Figuur 12. Soortensamenstelling van de visfauna van de Ewijkse Strang in de Beuningse Uiterwaarden in 2009.  

 1.4.8 Zoogdieren Van de Bever zijn incidenteel waarnemingen verricht (vraatsporen), maar tot op heden is er geen sprake van een vestiging van een vast territorium (Niewold, 2010).    1.5 WERKING VAN NATUURLIJKE PROCESSEN 

 1.5.1 Spontane ontwikkeling Sinds de invoering van het integrale begrazingsbeheer van de Beuningse Uiterwaarden is er veel ruimte voor natuurlijke vegetatieontwikkeling. In het kader van het project Stroomlijn is jong ooibos (uit de periode vanaf 1996) in 2008 deels weer verwijderd. Vooral in de Moespotse Waard vindt er veel spontane bosontwikkeling plaats, zowel van struweel (Eenstijlige meidoorn) als jonge hardhoutbomen (vooral Zomereik) (Kuiters & Vreugdenhil, 2005).    

Page 32: Rijn in beeld

 

pagina  32                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden  

 

1.5.2 Hydromorfologische processen Op de Plaat is er relatief veel ruimte voor morfodynamiek; vooral de beide grote hoogwaters in de jaren 90 hebben geleid tot forse zandsedimentatie. Elders is op meer beperkte schaal zand afgezet op de oeverwallen (Schenkenwaard). Lokaal liggen de oevers van de Waal nog vast met breuksteen of puin (Gasthuiswaard, Sluiswaard).  Hydrodynamiek was vroeger in de Staartjeswaard enigszins gedempt doordat het gebied met een zomerkade omgeven was. Sinds het vertrek van de klei‐industrie en vooral de landbouw staat de sluis in de zomerkade altijd open waardoor het terrein bij hoogwater volloopt, maar daarna ook weer snel leeg stroomt. In 1999 is het ingestroomde hoogwater vastgehouden door de sluis dicht te zetten na inundatie. Dit heeft dat jaar geleid tot het ontstaan van een natte overstromingsvlakte met langzaam zakkend ondiep water (moeras) met een rijke vogelstand (steltlopers, eenden en Ooievaars).   1.5.3 Begrazing Het terrein wordt integraal begraasd via jaarrondbegrazing met Brandrode runderen en Koniks. Bij hoogwater wordt een deel van de kudde naar binnendijks verplaatst (runderen) of naar een deel van het voormalige steenfabrieksterrein Staartjeswaard (paarden). De gehanteerde dichtheden liggen doorgaans wat hoger dan in andere jaarrond begraasde gebieden.      1.5.4 Kwel  Het proces van rivierkwel speelt nauwelijks een rol in het gebied omdat er in deze smalle uiterwaarden nauwelijks sprake is van een permanent peilverschil tussen de rivier en de plassen in de uiterwaarden.      Procesbarometer proces ruimte voor processen

Spontane ontwikkeling Hydromorfodynamiek Begrazing Kwel   1.6 CONCLUSIES 

 1.6.1 Natuurwaarden  De Beuningse uiterwaarden hebben zich in relatief korte tijd ontwikkeld van een door landbouw gedomineerd terrein tot een vooral floristisch zeer soortenrijk gebied. Daarnaast is het aantal soorten libellen en sprinkhanen mede door de natuurontwikkeling duidelijk toegenomen. Het gebied behoort inmiddels ecologisch tot de topgebieden van het Nederlandse rivierenland.  In 2009/2010 konden maar liefst 62 bijzondere plantensoorten worden aangetroffen, waaronder 18 Rode Lijst soorten. Daar komen nog soorten bij wanneer ook de bloemrijke dijktrajecten en binnendijkse kolken zouden worden meegerekend (met o.a. Genadekruid, Kleine pimpernel, Beemdkroon, 

Page 33: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  33 

 

Moeraswolfsmelk en Veldsalie). Vergeleken met de uitgangssituatie 20 jaar geleden valt de enorme groei van het aantal bijzondere soorten op en er zijn maar weinig uiterwaarden waar een vergelijkbare toename is opgetreden (vergelijkbaar met Kerkeweerd langs de Grensmaas). Vooral de Ewijkse Plaat en de Ewijkse Strang vormen een hotspot voor bijzondere pioniers, stroomdalflora en zoomsoorten met onder meer grote populaties van Bruin cypergras, Engelse alant, Brede ereprijs, Riviertandzaad, Welriekende ganzenvoet, Wilde marjolein en Zandweegbree. De meer oostelijke delen van het gebied (Sluiswaard, Moespotse waard en Staartjeswaard) zijn floristisch veel minder soortenrijk met uitzondering van delen van de oeverwal (Harige ratelaar, Pijpbloem) en de strang in de Staartjeswaard (Watergentiaan en andere waterplanten).          De afgelopen jaren zijn 28 soorten libellen en 15 soorten sprinkhanen vastgesteld en daarmee vormen de Beuningse Uiterwaarden voor deze beide groepen een soortenrijk terrein. Vergeleken met de eerste helft van de jaren 90 is de diversiteit flink toegenomen, ook onder bedreigde soorten. Qua dagvlinders blijft het terrein wat achter bij andere uiterwaarden. De soortenrijkdom ligt hier, net als bij veel andere Waaluiterwaarden, lager doordat aangrenzende stuwwallen met gunstige bronpopulaties, ook voor herkolonisatie na hoogwater, ontbreken.      De broedvogelsamenstelling is tussen 1990 en 2009 flink veranderd. Op de Ewijkse Plaat hebben pioniervogels plaatsgemaakt voor soorten van ruigte. Op de Moespotse waard hebben struweelvogels nu de plaats ingenomen van vogels van vochtig grasland. Het ooibos van de Staartjeswaard is in de loop van de jaren steeds ouder en soortenrijker geworden met tal van roofvogels, spechten en een kleine kolonie Blauwe reigers. Net als in veel andere uiterwaarden langs de Waal zijn weidevogels intussen vrijwel geheel verdwenen.     De uiterwaarden hebben geen grote waarde voor amfibieën, maar binnendijks komen bijzondere soorten als Kamsalamander en Knoflookpad voor. Rugstreeppad is na 1990 niet meer aangetroffen. De strang van Ewijk heeft momenteel geen bijzondere waarde voor vissen.     1.6.2 Ideeën en aanbevelingen • Uitvoering van cyclische verjonging op de Ewijkse Plaat conform het 

ontwerp waarbij drie dwarsgeulen worden gegraven in aansluiting op de route die water momenteel tijdens piekafvoeren volgt (figuur 13 uit Peters e.a. 2005). Het aantakken van de Ewijkse Strang vormt ook onderdeel van dit plan: dit biedt vooral betere kansen voor rheofiele vissoorten.    

• Verwerving van twee agrarische enclaves bij de strang van Ewijk.  • Verplaatsing van de buizenfabriek op het voormalige steenfabrieksterrein 

van de Staartjeswaard naar een geschikte binnendijkse locatie. Het vrijkomende hoogwatervrije terrein benutten voor natuurontwikkeling en niet voor woningbouw omdat er binnen het dynamische, laaggelegen gebied dringend behoefte is aan een robuuste hoogwatervrije locatie voor fauna (grote grazers, amfibieën etc.) en de ontwikkeling van hardhoutooibos.  

• Bij de Staartjeswaard zou kunnen worden ingezet op de ontwikkeling van laagdynamische natuur (met behoud van een kade) of juist van meer dynamische natuur. Momenteel komt geen van beide strategieën goed uit de verf omdat de sluis in de kade permanent open staat.   

• In het geval van een laagdynamische ontwikkeling wordt aanbevolen om het jonge ooibos dat zich heeft ontwikkeld op voormalige landbouwgronden terug te zetten (Stroomlijn fase 2) en vervolgens hoogwater vast te houden achter zomerkade om moerasontwikkeling te stimuleren (sluis dichtzetten 

Page 34: Rijn in beeld

 

pagina  34                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden  

 

na overstroming). Ook het onderhoud van de watergang kan dan achterwege blijven.   

• Gezien de behoefte aan meer doorstroming (hoogwaterveiligheid) ligt de ontwikkeling van meer hoogdynamische natuur hier meer voor de hand. In het kader van het project Waalweelde is een plan voor een meestromende geul in de Staartjeswaard, Moespotse waard en Sluiswaard voorzien (Litjens & Willems, 2008), waarbij de opstuwende dwarskades naar beide voormalige steenfabrieken worden verwijderd (figuur 14). Gezien de bijzondere waarde van het ooibos in de Staartjeswaard (hoge ouderdom en structuur) dient de geul zo veel mogelijk buitenom het bos te worden aangelegd. Het exacte tracé van de geul dient nog nader in detail te worden uitgewerkt (wel of niet door oude strang in de Staartjeswaard). Belangrijke aspecten bij de aanleg van deze geul zijn een zandige bodem, geen overdimensionering en zo veel mogelijk doorstroming zodat er ook werkelijk sprake is van een stromende geul.       

• In het kader van dit deelplan van Waalweelde kan het natuurgebied Beuningse Uiterwaarden definitief worden verbonden met dat van de Weurtse Plaat en omgeving, bijvoorbeeld via de oevers van het kleine grindgat in de Bunswaard.    

  

 Figuur 13. Inrichtingsplan cyclische verjonging Plaat van Ewijk (Peters e.a., 2005)  

Page 35: Rijn in beeld

  

Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden                                                                 pagina  35 

 

Figuur 14. Ontwerp voor meestromende geul door de Staartjeswaard (Litjens & Willems, 2008).  

 Literatuur   Bosman, W. 1992, 1994, 1995. De Ewijkse Plaat. Jaarverslag 1991, 1992‐1993 en 1994. Stichting Ark, Laag‐Keppel.  Bosman, W.W. & A.M. Sorber. 1997. De Ewijkse Plaat. Natuurontwikkeling in relatie tot overstroming en begrazing. Landschap 14 (3): 131‐146.  Creemers, R.C.M. 1991. Amfibieën in uiterwaarden. Een voorbereidende literatuurstudie. Rapport Werkgroep Dieroecologie, K.U. Nijmegen/ RIZA, Lelystad en Stichting Ark, Laag‐Keppel.    Dirkse, G.M., S.M.H. Hochstenbach & A.I. Reijerse. 2007. Flora van Nijmegen en Kleef 1800‐2006. Catalogus van soorten met historische vindplaatsen en recente verspreiding. Het Zevendal, Mook.   Dorenbosch, M., F. Spikmans & J. Memelink, 1999. The Mid‐Waal as a corridor for amphibians. Verslagen Milieukunde nr. 171. Verslagen UCM nr. 1. Afdeling Milieukunde KUN, Nijmegen. Dorenbosch, M., N. van Kessel, J. Kranenbarg, F. Spikmans, W. Verberk & R. Leuven. 2011. Nevengeulen in uiterwaarden als kraamkamer voor riviervissen. Nederlands Centrum voor Natuuronderzoek: Stichting RAVON, Stichting Bargerveen, Radboud Universiteit Nijmegen en Natuurbalans – Limes Divergens, Nijmegen. Helmer, W., G. Litjens & W. Overmars. 1989/ 1990. De Ewijkse Plaat. Jaarverslag 1989 en 1990. Stichting Ark, Laag‐Keppel.  Inberg, J.A., E.H.P. Leusink, A.Y. van den Berg, S. Vleeming, P.H.N. Boddeke & M. Japink. 2008. Vegetatiekartering Doddendaal 2007. Bureau Waardenburg bv, Culemborg. In opdracht van Staatsbosbeheer.  Janssen, G.B. 1993. Steenbakkers te Beuningen. Baksteenfabricage langs de Waal. Bureau Stroming, Laag Keppel.  Kuiters, L. & S. Vreugdenhil. 2005. Vestiging van hardhoutooibossoorten in de Beuningse uiterwaarden. De Levende Natuur 106(2): 40‐45. Kurstjens, G. 1991. Natuurwaarden van de Moespotse Waard in 1990. NJN Nijmegen.  

Page 36: Rijn in beeld

 

pagina  36                                                                 Rijn in Beeld: Beuningse Uiterwaarden  

 

Kurstjens, G. & B. Peters. 1992. Natuurwaarden van de Ewijkse en Winssensche Uiterwaarden en aanbevelingen voor toekomstig beheer.   Lieskamp, R. 2009. Projectverslag. Project Innovatief Groenbeheer Waal. Rijkswaterstaat.  Litjens, G. & D. Willems. 2008. Weelde in de Beuningse uiterwaarden. Visie herinrichting ten behoeve van ruimtelijke kwaliteit en hoogwaterveiligheid. Stroming bv/ Waalweelde in opdracht van de gemeente Beuningen.  Niewold, F. 2010. De bevers in 2009. Rapport bevers 2010. Niewold Wildlife Infocentre, Doesburg. 43p. Nooren, M. & T. G. Giesen. 1994. Vegetatiekartering 1992. Bandijk Winssen en Bandijk Beuningen. Giesen & Geurts Biologische Projekten, Ulft. In opdracht van Staatsbosbeheer.   Overmars, W., W. Helmer, G. Litjens, W. Bosman & G. Kurstjens. 1994. Beuningse Uiterwaarden. Natuurontwikkeling langs de Waal. Stroming bv, Laag Keppel.  Peters, B., H. Vreugdenhil, E. Kater & W. Helmer, 2005. Inrichtingsplan Ewijkse Plaat Cyclische Verjonging. In opdracht van Radboud Universiteit Nijmegen, Staatsbosbeheer, Rijkswaterstaat en Stichting Ark. Bureau Drift, Berg en Dal. Sorber, A.M. 1997. Oeversedimentatie tijdens hoogwaters van 1993/1994 en 1995. RIZA rapport 97.015.   Bronnen Het biologische monitoringsprogramma van Rijkswaterstaat Waterdienst, welk een onderdeel is van het “Monitoring Waterstaatkundige Toestand des Lands (MWTL)” programma (Mervyn Roos). Provincie Gelderland (Marti Rijken, Jan van Diermen)  Vegetatiedatabank Alterra Archief van Staatsbosbeheer (Jaap Rouwenhorst).   Dankwoord Jan van der Veen (Ark Natuurontwikkeling), Jos Cornelissen en Esther Linnartz‐Nieuwdorp (FREE), Harry Woesthuis (Staatsbosbeheer), Daphne Willems (Stroming BV), Twan Teunissen, Gerard Dirkse en Willem Overmars.