Europees landbouwbeleid Onze grond, ons voedsel en onze toekomst
Refl ecties over een effi ciënte anti-fraudepolitiek en een ...wetgeving, onze ethiek en met name...
Transcript of Refl ecties over een effi ciënte anti-fraudepolitiek en een ...wetgeving, onze ethiek en met name...
Paciol i Nr. 386 BIBF-IPCF / 26 mei – 8 juni 20141
P 3
0934
0 –
Afg
ifte
kant
oor
9000
Gen
t X
– T
wee
wek
elijk
s –
Vers
chijn
t ni
et in
de
wek
en 2
8-36
BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten
INHOUD
p. 1/ Reflecties over een efficiënte anti-fraudepolitiek en een evenwichtige economie
p. 3/ Het permanent dossier : een verplichte maar praktische tool
p. 8/ Zijn de kosten van een privé gebruikt onroerend goed in een vennootschap aftrekbaar ?
p. 12/ In memoriam Carlos Six
Refl ecties over een effi ciënte anti-fraudepolitiek en een evenwichtige economie
De laatste maanden krijgen we, onder meer via
onze cliënten, te maken met politieke acties ter
bestrijding van zowel fi scale als sociale fraude en
misbruiken. De bestrijding van fraude is zonder
twijfel van fundamenteel belang als we willen ver-
mijden dat ons economisch en sociaal systeem in-
stort.
Deze maatregelen vinden we overal terug, via con-
troles op het terrein en via preventieve beleids-
maatregelen die voorrang geven aan uitwisseling
van informatie, transparantie en gedragsverande-
ring binnen de maatschappij. Ze laten zich voelen
op alle niveaus en op alle gebieden, zonder discri-
minatie tussen types van fraudes of fraudeurs.
We weten dat, als iedereen de correcte belasting
betaalt, de economie zowel op fi nancieel vlak als
op het vlak van billijkheid een nieuw evenwicht
kan vinden. Want wie door gebruik te maken van
kunstgrepen en/of fi ctieve constructies niet betaalt
wat hij op fi scaal en/of sociaal vlak verschuldigd is,
doet de last van de bijkomende fi scale maatregelen
die de Staat zal nemen door anderen dragen, met
een nog toenemende maatschappelijke malaise als
gevolg.
Het beleid dat optreedt tegen de aantasting van
onze economie door fraude aanvaarden is een
must. Zoniet moeten we de instorting van ons eco-
nomisch en sociaal systeem aanvaarden.
Met deze ingesteldheid willen de beoefenaars van
de boekhoudkundige beroepen zich ten opzichte
van onze politieke mandatarissen profi leren. Als
boekhouders(-fi scalisten) die wettelijk zijn erkend,
moeten we een deontologie respecteren. Bijgevolg
moeten we onze klanten in alle onafhankelijkheid
informeren en daarbij rekening houden met de
wetgeving, onze ethiek en met name onze vrije be-
oordeling.
De boekhouder is de cliënt niet. Hij is zijn ‘begelei-
der’, degene die feilloos en in alle onafhankelijk-
heid de wensen – of ontsporingen – van de klant en
de wet met elkaar moet zien te rijmen. Zo kan zijn
onderneming groeien en dit met inachtneming van
zijn fi scale en sociale verplichtingen. Op deze ma-
Paciol i Nr. 386 BIBF-IPCF / 26 mei – 8 juni 20142
nier draagt hij bij tot het evenwicht en de groei van
onze economie.
Deze economie is dus niet alleen de drijvende kracht
van het land, maar ze vormt ook het belangrijkste
actieterrein waarbinnen de boekhouders(-fi scalis-
ten) een constructieve visie willen uitdragen naar
de samenleving en dit via de steun die ze aan de
ondernemingen verlenen. Het is immers overdui-
delijk dat, zonder rendabele en concurrentiële on-
dernemingen, de belastingen die noodzakelijk zijn
om een solide economie op te bouwen niet kunnen
worden geïnd.
Vanuit deze invalshoek wordt de rol van de erken-
de boekhouders(-fi scalisten) gedeeltelijk miskend.
We zijn niet alleen in fi scaliteit bedreven profes-
sionals die ervoor zorgen dat de ondernemingen
die winst maken de belasting betalen die ze ver-
schuldigd zijn. We zijn ook van bij aanvang op alle
fronten aanwezig om deze ondernemingen in hun
verdere groei te begeleiden.
Het steeds wijder verspreide gebruik van de IT-
tools, zowel voor het opstellen van de belasting-
aangiftes als voor de elektronische betalingen die
de cashbetalingen vervangen, is iets waar we re-
kening mee houden. In dat verband willen we de
politici wijzen op de noodzakelijke investeringen
in materiaal en beveiliging, want ook op dat vlak
maken bepaalde anomalieën in de systemen (in-
formaticastoringen) en zelfs de risico’s op cyber-
criminaliteit heel wat slachtoffers, zowel bij belas-
tingplichtigen, als bij hun adviseurs, en zelfs bij de
administratie zelf.
Daarnaast dienen we erover te waken dat onze
wetgeving meer aansluit bij de realiteit in de
bedrijven. Zware procedures zorgen voor bijko-
mende kosten bij ondernemingen in moeilijkhe-
den en houden meer verantwoordelijkheden in
voor de beoefenaars van de boekhoudkundige
beroepen.
De recente aanpassing aan de wet betreffende de
continuïteit van de ondernemingen, is hier een
voorbeeld van. Deze wet blijft jammer genoeg gro-
tendeels een voorportaal voor het faillissement.
Het toegekende uitstel bereikt nog te weinig het
beoogde doel en de slotsom is nog al te vaak het
faillissement.
We zouden de politici dankbaar zijn als ze het im-
muunsysteem van de ondernemingen zouden ver-
sterken door ze van bij de opstart en tijdens hun
groei te ondersteunen met concrete sociale steun-
maatregelen. Dit is toch een pak beter dan een
triestig einde met het schrappen van banen tot ge-
volg alleen maar uit te stellen.
Deze premies of verminderingen van hun soci-
ale verplichtingen zouden ondernemingen in een
fragiele opstartfase steunen. Ze zouden ook elke
neiging tot fraude van in het nauw gedreven on-
dernemers onderdrukken. Ze zouden het zelfs on-
rechtstreeks mogelijk maken dat de ontvangen fi -
nanciële steun wordt terugbetaald door het behoud
en de groei van de onderneming en daardoor ook
van de banen. Hierdoor wordt vermeden dat er nog
meer werklozen komen.
Een faillissement vermijden, dat is vermijden dat
er banen verloren gaan, voorrang geven aan de
mensen, de boekhouders in staat stellen om op con-
structieve wijze bijstand te verlenen aan een bedrijf
dat belasting zal kunnen betalen die een weerspie-
geling is van zijn groei en van zijn deelname aan
een evenwichtige economie. Dit in plaats van een
stijging van het aantal steuntrekkers te beheren,
wat één van de neveneffecten van het falen van een
bedrijf is.
De beoefenaars van de cijferberoepen moeten de
wet naleven en doen naleven met als doel d e econo-
mie positief te stimuleren.
We zeggen het vrijuit : het moet gedaan zijn met
het stigmatiseren van de beoefenaars van de cij-
ferberoepen en met de beschuldigingen van mede-
plichtigheid aan fraude. Overigens is de invoering
van de tax-cifi cation door de minister van Finan-
ciën een positief signaal dat de administratie en de
Instituten willen samenwerken. Ik wil de minister
heel in het bijzonder bedanken voor dit initiatief.
Jean-Marie CONTER
Voorzitter BIBF
Paciol i Nr. 386 BIBF-IPCF / 26 mei – 8 juni 20143
Het permanent dossier : een verplichte maar praktische tool
Het permanent dossier bevat alle informatie
die nodig is tijdens de opdracht van de beoe-
fenaar van een cijferberoep, of hij nu erkend
boekhouder(-fi scalist), accountant, belasting-
consulent of bedrijfsrevisor is. Pro memorie,
conform artikel 11 van de plichtenleer van het
BIBF is zowel het opmaken van een opdracht-
brief als het bijhouden van een permanent
dossier per cliënt een deontologische verplich-
ting. Het dossier wordt bij aanvang van de op-
dracht opgestart met het verzamelen van fun-
damentele documenten en informatie, en moet
gedurende de hele duur van het mandaat wor-
den bijgewerkt zodat het altijd gebruiksklaar
is. Wegens de technologische evolutie zal het
permanent dossier in de toekomst ongetwij-
feld virtueel worden bijgehouden.
Het permanent dossier is zowel een informa-
tie-, synthese- als controletool.
Een informatietool
In het permanent dossier wordt alle informa-
tie over de onderneming verzameld die nodig
is om zo doeltreffend mogelijk aan de slag te
gaan. Door het bijeenbrengen van relevante
informatie krijgt de professional van bij de
start van de opdracht een overzicht van de on-
derneming, van haar specifi eke kenmerken op
boekhoudkundig, juridisch, fi scaal en sociaal
vlak en kan hij haar sterktes en zwaktes in
kaart brengen.
Op basis van die kenmerken kan de economi-
sche beroepsbeoefenaar zijn opdracht doeltref-
fend voorbereiden.
Een synthesetool
Het permanent dossier mag alleen die gege-
vens bevatten die nuttig en essentieel zijn voor
de uitoefening van de opdracht. Het heeft geen
zin om het dossier te overladen met omvang-
rijke en minder belangrijke papieren en docu-
menten. De syntheses in het dossier moeten zo
relevant mogelijk zijn en dus zorgvuldig zijn
opgesteld.
Een controletool
Het permanent dossier vormt een betrouwbare
gegevensbank die te allen tijde door de mede-
werkers kan worden geraadpleegd. Bij elke
ontmoeting met de klant verdient het aanbe-
veling om het permanent dossier bij de hand
te hebben om het eventueel bij te werken.
Wanneer een kopie van een document wordt
gevraagd, moet na lezing systematisch een
synthese ervan worden opgenomen in de be-
treffende fi che van het permanent dossier. Op
die ingescande kopie moet de referentie wor-
den aangebracht van de pagina van het per-
manent dossier dat er betrekking op heeft en
vanuit de hierboven beschreven opgenomen
synthese dient een hyperlink te worden aan-
gemaakt naar dat blad.
Alle ontvangen stukken en documenten moe-
ten nauwgezet worden geklasseerd.
Zodra een document betrekking heeft op het
permanent dossier moet het worden inge-
scand en geïndexeerd. Om het mogelijk te ma-
ken dat iedereen de stukken en documenten
op de goede plaats klasseert en dat iedereen de
documenten allemaal op dezelfde manier in-
dexeert, lijkt het wenselijk om een alfabetisch
repertorium van de klasseringsrubrieken op
te stellen.
Alle identifi catie-elementen van de klant vor-
men een soort van curriculum vitae, op basis
waarvan medewerkers die de onderneming
niet kennen een samenvattend beeld kunnen
krijgen van zijn belangrijkste fi scale, boek-
houdkundige, juridische of sociale kenmer-
ken.
In tweede instantie moet aan de hand van een
rubriek te allen tijde een inlichting kunnen
worden teruggevonden die tijdens de uitvoe-
Paciol i Nr. 386 BIBF-IPCF / 26 mei – 8 juni 20144
ring van de opdracht werd gebruikt, of het nu
gaat om het ondernemingsnummer of een an-
der vaak gebruikt nummer of adres. Hiertoe is
het dus onontbeerlijk om de gevraagde inlich-
tingen nauwgezet in de verschillende rubrie-
ken onder te brengen.
Als een beoefenaar van een cijferberoep een
dossier van een confrater overneemt, leggen
de geldende deontologische regels op dat hij
zijn voorganger bij aangetekende brief laat
weten dat hij de opdracht overneemt, zelfs als
de opvolging niet onmiddellijk plaatsvindt.
Als de voorganger bovendien niet voor zijn
dienstverlening werd betaald, moet de opvol-
ger er bij de klant op aandringen dat hij de
onbetwiste erelonen van zijn voorganger be-
taalt.
De voorganger moet alle documenten die eigen-
dom zijn van de klant alsook deze die passen
binnen het kader van de confraternele hulp en
hoffelijkheid zo snel mogelijk ter beschikking
stellen van de klant of van de confrater die hem
opvolgt. Hij moet er een uitvoerige inventaris
in twee exemplaren van opstellen die door elke
partij wordt gedateerd en ondertekend.
Het gaat dus wel degelijk om de overdracht
van een volledig boekhoudkundig en fi scaal
dossier, aangezien het retentierecht formeel is
verboden.
Het permanent dossier bestaat uit vier duide-
lijk onderscheiden delen :
– de identifi catie van de cliënten;
– de opdrachtbrief;
– het intern beheer;
– het technisch dossier.
1. De identifi catie van de cliënten
De beroepsbeoefenaar moet weten voor wie hij
zal werken. Dat is vooral belangrijk in het ka-
der van de veiligheidsmaatregelen die door de
antiwitwaswetgeving worden opgelegd.
De professionele cliënt is ofwel een zelfstan-
dige (handelaar of beoefenaar van een vrij be-
roep) ofwel een vennootschap.
Als hij zelfstandige is, dient u als beroepsbe-
oefenaar :
– de antiwitwasfi ches in te vullen;
– zijn telefoonnummer, gsm-nummer, fax-
nummer, e-mailadres en internetadres te no-
teren;
– te vragen naar zijn huwelijksstelsel (wette-
lijk of ander stelsel);
– zijn btw-nummer en ondernemingsnummer
te noteren.
Gaat het om een vennootschap, dan dient u als
beroepsbeoefenaar :
– de antiwitwasfi ches in te vullen;
– de benaming en de rechtsvorm van de ven-
nootschap te noteren;
– te vragen naar de identiteit van de
zaakvoerder(s), bestuurders, de afgevaar-
digde bestuurder (naargelang van de rechts-
vorm van de vennootschap), de vennoten, …;
– het adres van de maatschappelijke zetel en
van de bedrijfszetel te noteren;
– te vragen naar het huwelijksstelsel (wette-
lijk of ander stelsel) van de zaakvoerder(s);
– de telefoonnummers, gsm-nummers, fax-
nummers, het e-mailadres en internetadres
te noteren;
– het btw-nummer en het ondernemingsnum-
mer te noteren;
– het Belgisch Staatsblad en de KBO te raad-
plegen om de gegevens te controleren en er
een kopie van de maken.
2. De opdrachtbrief
De opdrachtbrief werd reeds belicht in Pacioli nr. 384. Voor informatie hierover verwijzen we
dus naar dit nummer van Pacioli.
3. Het intern beheer
Het intern beheer van het permanent dossier
van een cliënt veronderstelt dat heel nauwge-
zet wordt te werk gegaan bij het verzamelen
van de documenten en informatie die de be-
roepsbeoefenaar kunnen helpen om zijn op-
dracht uit te oefenen. In dat geval gaat het om
het intern beheer van het permanent dossier
door de beroepsbeoefenaars en zijn eventuele
medewerkers.
Paciol i Nr. 386 BIBF-IPCF / 26 mei – 8 juni 20145
Wat vinden we in het permanent dossier ?
– gegevens over de opdracht : de identifi catie
van de cliënt (natuurlijk persoon of onder-
neming) en de kenmerken van de opdracht;
– gegevens over de onderneming en haar
organisatie : de bedrijfssector, het organi-
gram, een korte voorgeschiedenis van de
onderneming, de personen die gemachtigd
zijn om de vennootschap te verbinden, no-
tities over de organisatie, de productie, het
wettelijk en regelgevend kader waarin de
onderneming haar activiteiten uitoefent, …;
– boekhoudkundige gegevens : gebruikte
boekhoudmethodes, historiek van de reke-
ningen, kopieën van de door de klant goed-
gekeurde rekeningen en balansen, de af-
schrijvingstabellen, het boekhoudplan, de
lijst van de aftrek van de verworpen uitga-
ven (VU) voor de natuurlijke personen, de
lijst van de voordelen van alle aard (VAA)
voor de bedrijfsleiders die hun privé- en be-
roepsruimten delen, …;
– juridische gegevens : de statuten, de no-
tulen van de raden van bestuur en van de
algemene vergaderingen, kopieën van de
belangrijkste contracten (huurcontracten
(om het kadastraal inkomen vast te stel-
len), leasingcontracten, kredietcontracten,
contracten met leveranciers, vervoerders,
verzekeringsmaatschappijen, …), eventuele
geschillen, de originele bekendmakingen in
het Belgisch Staatsblad, …;
– sociale gegevens : de arbeidsregelingen die
van toepassing zijn op de verschillende per-
soneelscategorieën, de collectieve arbeids-
overeenkomsten, …;
– fi scale gegevens : kopieën van fi scale brief-
wisseling zoals aanslagbiljetten, bezwaar-
procedures, ter kennis gebrachte belasting-
herzieningen;
– varia : het klassement van de briefwisseling
tussen de beroepsbeoefenaar en zijn cliënt,
de berekening en de verantwoording van
de erelonen, de brieven met betrekking tot
eventuele geschillen, de machtigingen om
op te treden bij verschillende administra-
ties, kopieën van interne controlenota’s, re-
portings en boordtabellen, …
Alle documenten die hierboven werden opge-
somd moeten nauwgezet worden geïnventa-
riseerd en geklasseerd in het permanent dos-
sier zodat de economische beroepsbeoefenaar
zijn opdracht zo goed mogelijk kan uitvoeren
en onmiddellijk kan reageren als zich een ex-
terne gebeurtenis voordoet die de situatie van
zijn klant positief of negatief kan beïnvloeden.
4. Het technisch dossier
Het technisch dossier is een werkinstrument
voor de beroepsbeoefenaar. In dat dossier moe-
ten de volgende gegevens worden vermeld :
– de oprichtingsakten van de vennootschap-
pen;
– de originele bekendmakingen in het Bel-gisch Staatsblad;
– de inschrijving in de Kruispuntbank van
Ondernemingen (KBO);
– de contracten (huur-, leasing-, kredietcon-
tracten, …);
– de afschrijvingstabellen;
– de kopieën van de investeringsfacturen (bv.
het VAA wagen);
– de reportings en boordtabellen;
– de interne jaarrekeningen;
– de notulen van de jaarlijkse algemene ver-
gaderingen;
– de fi scale en sociale attesten;
– de kopieën van de aanslagbiljetten, … ;
– de lijst van de verworpen uitgaven voor na-
tuurlijke personen;
– de kopie van de huurovereenkomst (kadas-
traal inkomen).
Het technisch dossier bevat ook de controleno-
ta, d.i. een overzicht van de uit te voeren taken
(zie p.6-7).
Jean-Marie CONTER
Voorzitter BIBF
Paciol i Nr. 386 BIBF-IPCF / 26 mei – 8 juni 20146
Balans Uit te voeren controle Datum Verif. Ref.
Investeringen-Afschrijvingen Bijwerking van de tabellen B1
Formulier 276U
Nr. Leveranciersfact. Voorwerp Bedrag
(nieuwe staat) B1
Deelnemingen Lijst en controle van de % B2
Inventaris Verifi catie B3
Saldo handelsdebiteuren Bevestiging van de saldi B4
Termijnrekening Saldi verifi ëren B5
Geldbeleggingen Saldi verifi ëren B5
Banken Saldi verifi ëren B5
RC bestuurder en kas Instemming van de klant B6
Op te stellen facturen De lijst opstellen B7
Leningen en leasings Kopie van de contracten B8
Verifi catie van de saldi B8
Saldo leveranciers Bevestiging van de saldi B9
Te ontvangen facturen De lijst opstellen B10
RC btw Verifi catie saldo 4e kwartaal B11
RC Ven.B. Verifi catie B12
Regularisatie B12
Kopie van de inkohieringen B12
VA Verifi catie B12
99999 Salderen B13
Goedkeuring balans door de cli-
ent B14
Varia B15
Opmerkingen
Paciol i Nr. 386 BIBF-IPCF / 26 mei – 8 juni 20147
Resultatenrekening Uit te voeren controle Datum Verif. Ref.
Omzet/btw In overeenstemming brengen C1
Andere opbrengsten C2
Lonen Overeenstemming 325.10 C3
Bezoldig. bestuurders en zaak-
voerders
Goedkeuring door bestuurders en zaakvoer-
ders C4
Fiche 281.20 opstellen C4
Bijkomende persoonlijke vrij-
stelling C5
Herkwalifi catie van huurgelden C6
VAA Berekening en instemming van de cliënt C6
VU Tabel opstellen C7
Verifi catie 17 % VAA wagen
Erelonen, commissielonen… Lijst + fi ches 281.50 opstellen C8
Ratio Omzet/Aankopen- analyse C9
Notionele interesten C10
Investeringsreserve Lijst + formulier opstellen C11
Berekening Ven.B. Berekening van provisie opstellen C12
Belastingkrediet C13
Gespreide taxatie van de meer-
waarde C14
Aangelegde voorzieningen Lijst en wijzigingen C15
Wettelijke reserve Toewijzing indien noodzakelijk C16
Algemene vergadering
Lijst aandeelhouders verifi ëren Opstellen C17
Verifi catie raad van bestuur Opstellen C17
Ontwerp GAV Een ontwerp opstellen C17
Datum van de GAV Vaststellen C17
Jaarverslag Indien nodig een ontwerp opstellen C17
Goedkeuring door klant C17
Varia
Datum neerlegging NBB
Aangifte Ven.B. Doss.
Antiwitwasformulier Verifi ëren of in orde Perm
Identiteitskaart Geldigheid verifi ëren Perm
Klantenfi che Verifi ëren indien veranderingen Perm
Opdrachtbrief Ondertekend en bijgewerkt Perm
Opmerkingen
Controlenota opgesteld door Renval Fiduciaire.
Paciol i Nr. 386 BIBF-IPCF / 26 mei – 8 juni 20148
Zijn de kosten van een privé gebruikt onroerend goed in een vennootschap aftrekbaar ?
Zijn de kosten van een privé gebruikt onroerend goed waarvan een vennootschap eigenaar is of waarop zij een ander zakelijk recht heeft, aftrekbaar in de ven-nootschapsbelasting ? Wegens de omvang van die kosten, en dus de financiële impact van een fiscale verwerping ervan, is deze vraag voor vennootschap-pen van groot belang. Wanneer staat deze kwestie in de praktijk ter discussie ? Wat zijn de argumenten van de fiscus om de aftrek van de kosten te weigeren, welke argumenten kunt u daartegen inbrengen en hoe oordeelt de rechtspraak daarover ?
Over welke kosten gaat het ?
Kosten van onroerende goederen
Met ‘onroerende goederen’ bedoelen we zakelijke
rechten op onroerende goederen1. Het zakelijk
recht kan onbeperkt zijn in de tijd, in het geval van
volle eigendom, of het kan gaan om een tijdelijk
zakelijk recht (vruchtgebruik, opstal en erfpacht2).
De belangrijkste kosten van deze onroerende zake-
lijke rechten zijn normaal de afschrijvingen.
Hoewel de argumentatie waarmee de fi scus de kosten
verwerpt in wezen dezelfde is voor onroerende goede-
ren in volle eigendom als voor onroerende goederen
waarop de vennootschap slechts een tijdelijk zakelijk
recht heeft (zie verder), worden in de praktijk tijdelij-
ke zakelijke rechten, in het bijzonder vruchtgebruik
toch vaker onder vuur genomen door de fi scus dan
volle eigendom. Daar zijn twee redenen voor.
De eerste is dat wanneer een onroerend goed in
volle eigendom uit de vennootschap verdwijnt en
de werkelijke waarde ervan hoger is dan de boek-
waarde, de vennootschap belast wordt op een meer-
1 Tegenover ‘zakelijke rechten’ staan ‘persoonlijke rechten’. Wanneer
een vennootschap een onroerend goed huurt, heeft zij een persoon-
lijk recht (op de verhuurder), geen zakelijk recht (op het onroerend
goed). Wegens de herkwalifi catie van ‘overdreven huur’ is er in de
praktijk nog zelden discussie over de aftrekbaarheid van huur die
een vennootschap aan haar bedrijfsleider(s) betaalt.
2 Blote eigendom is ook een tijdelijk zakelijk recht, maar het is
tamelijk zeldzaam dat een vennootschap de blote eigendom van een
onroerend goed bezit. Bovendien is blote eigendom niet afschrijfbaar,
dus de kwestie van de kostenaftrek is niet van (groot) belang.
waarde, hetzij een gerealiseerde, bij verkoop of een
andere vervreemding (ruil, belaste inbreng, …),
hetzij een vastgestelde, bij de vereffening van de
vennootschap3. In tegenstelling daarmee verdwijnt
een onroerend goed waarop de vennootschap enkel
een tijdelijk zakelijk recht bezit, uit de vennoot-
schap bij het einde van de duur van het recht, bv.
15 of 20 jaar, in principe zonder dat de vennoot-
schap daar een meerwaarde op realiseert. De ven-
nootschap ontvangt aan het einde van het tijdelijk
zakelijk recht immers normaal geen vergoeding
van de blote eigenaar (vruchtgebruik, erfpacht) of
grondeigenaar (opstalrecht). Het vruchtgebruik of
het recht van opstal of erfpacht eindigt, en de blote
eigenaar of grondeigenaar, normaal de bedrijfslei-
der van de vennootschap, wordt gratis volle eige-
naar van het onroerend goed, dat gedurende al die
tijd op kosten van de vennootschap werd onder-
houden en eventueel ook verbeterd.
Een tweede reden voor de strengere houding van
de fi scus t.o.v. tijdelijke zakelijke rechten, is dat
gebouwen in vruchtgebruik, opstal of erfpacht, af-
schrijfbaar zijn over de termijn van het tijdelijke
zakelijke recht. Waar bv. een kantoorgebouw in
volle eigendom over 33 jaar moet worden afge-
schreven, is een vruchtgebruik van 15 jaar op dat
gebouw ook afschrijfbaar over 15 jaar4.
Onroerende goederen die (gedeeltelijk) privé worden gebruikt
De fi scus stelt normaal de aftrek van de kosten niet
in vraag als die kosten betrekking hebben op on-
roerende goederen die volledig voor de (hoofd)ac-
tiviteit van een vennootschap worden gebruikt, bv.
de winkelruimte van een handelaar, het kantoorge-
bouw van een softwarebedrijf, de fabriekshal van
een industriële onderneming.
3 Art. 208, tweede lid WIB 1992.
4 Merk op dat de fi scus zich vroeger tegen de afschrijving van
onroerende goederen over de duur van het tijdelijk zakelijk recht
heeft verzet, maar nu niet meer, zie Voorafgaande beslissingen
nr. 2011.531 van 13 december 2011, nr. 2012.198 van 19 juni 2012
en nr. 2013.387 van 15 oktober 2013.
Paciol i Nr. 386 BIBF-IPCF / 26 mei – 8 juni 20149
Worden de onroerende goederen echter geheel of
gedeeltelijk privé gebruikt, normaal door de be-
drijfsleiders van de vennootschap, dan is de kans
al veel groter dat de controleur de aftrek van de
kosten weigert, in de mate van het privégebruik.
Wat zijn de argumenten van de fi scus om de aftrek te verwerpen ?
Niet gebruikt om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden
De fi scus baseert zich in de overgrote meerderheid
van de gevallen eenvoudigweg op het basisartikel
over de aftrek van beroepskosten, artikel 49 WIB
1992. De argumentatie is dat kosten van onroeren-
de goederen die ook privé worden gebruikt, niet af-
trekbaar zijn omdat ze niet gemaakt zijn om belast-
bare inkomsten te verkrijgen of te behouden. Voor
een vennootschap houdt deze voorwaarde immers
in dat de kosten een noodzakelijk verband moeten
hebben met de uitoefening van maatschappelijke
activiteiten, en voor kosten van een privé gebruik-
te woning is dat volgens de administratie normaal
niet het geval.
Kosten van een lusthuis
Eerder uitzonderlijk is het argument van de fi scus
niet dat de kosten van een gebouw geen beroeps-
kosten zouden zijn, maar wel dat het gebouw een
zgn. ‘lusthuis’ is in de zin van artikel 53, 9° WIB
1992, zodat de kosten ervan in principe ook niet
aftrekbaar zijn.
Interne instructie ?
Volgens een hardnekkig gerucht zou de fi scus een
tijdje geleden een interne (geheime) instructie heb-
ben uitgebracht waarin aan de controleurs de op-
dracht gegeven zou zijn om kosten van privé ge-
bruikte onroerende goederen in vennootschappen
systematisch te verwerpen. Het bestaan van deze
instructie kon ons echter niet worden bevestigd.
Wel hebben wij vernomen dat tijdens interne op-
leidingen van de administratie aan de ambtenaren
meegegeven wordt dat ze kosten van privé gebruik-
te onroerende goederen ook moeten verwerpen als
er een voordeel van alle aard belast wordt, m.a.w.
in deze interne opleidingen wordt de zgn. verlo-
ningstheorie (zie onmiddellijk hierna) afgewezen.
Welke argumenten kunt u tegen de fi scus inbrengen ?
Kosten voor voordeel van alle aard zijn aftrekbaar loon
De belangrijkste argumentatie tegen een verwer-
ping van de kosten is de zgn. verlonings- of be-
zoldigingstheorie. Deze argumentatie vertrekt van
de vaststelling dat wanneer de bedrijfsleider gratis
woont in een pand van de vennootschap, er in zijn
hoofde een voordeel van alle aard belastbaar is, dat
belastbaar is als bezoldiging, als loon. De kosten
van een bedrijfsleidersbezoldiging zijn in principe
aftrekbare kosten voor een vennootschap5. Het
maakt daarbij niet uit hoe dit loon wordt betaald,
in geld of in natura. Een verloning in natura in
de vorm van een gratis terbeschikkingstelling van
een gebouw aan de bedrijfsleider is niet abnormaal.
De wetgever heeft uitdrukkelijk rekening gehou-
den met deze mogelijkheid door regels vast te leg-
gen om de grootte van het eraan verbonden voor-
deel te bepalen.6. De fi scus mag zich niet mengen in
de keuze van de vennootschap voor een verloning
in geld en/of een verloning in natura, dat is een
verboden opportuniteitsoordeel.
Huur als belastbaar inkomen
Betaalt de bedrijfsleider huur aan de vennootschap
die ten minste gelijk is aan het voordeel van alle
aard, dan is er geen voordeel meer belastbaar. Dus
dan is de tenlasteneming van de kosten van het
onroerend goed geen loon voor de bedrijfsleider,
m.a.w. dan kan er geen beroep worden gedaan op
de verloningstheorie.
De vennootschap kan dan echter wel argumen-
teren dat er t.o.v. kosten een belastbaar inkomen
staat, nl. de huur, zodat de kosten van het onroe-
rend goed wel degelijk gemaakt werden om belast-
bare inkomsten te verkrijgen of te behouden.
Meerwaarde als belastbaar inkomen
Zoals eerder gezegd, is er bij onroerende goederen
die de vennootschap in volle eigendom bezit, bijna
altijd sprake van een fi scale meerwaarde wanneer
die onroerende goederen de vennootschap verlaten.
Deze meerwaarde is voor de vennootschap een ge-
5 Art. 195 WIB 1992.
6 Art. 18 KB/WIB 1992.
Paciol i Nr. 386 BIBF-IPCF / 26 mei – 8 juni 201410
woon belastbaar inkomen. Wanneer de fi scus dus
de afschrijvingen van een gebouw in volle eigen-
dom wil verwerpen met als argument dat deze kos-
ten niet gemaakt zijn om belastbare inkomsten te
behouden of te verkrijgen, dan kan men daar tegen
inbrengen dat de aankoop gebeurd is om op ter-
mijn het gebouw met een meerwaarde te vervreem-
den, dus om belastbare inkomsten te verkrijgen.
Wat is het oordeel van de rechtspraak ?
Waarover is de rechtspraak het eens ?
De rechtspraak over deze kwestie is unaniem van
mening dat de voorwaarden voor de aftrek van be-
roepskosten, vermeld in artikel 49 WIB 1992, ook
van toepassing zijn voor een vennootschap. Her-
haalde malen al heeft het Hof van Cassatie gesteld
dat uit het beginsel dat alle inkomsten van een ven-
nootschap beroepsinkomsten zijn, niet volgt dat
al haar uitgaven aftrekbare beroepskosten zijn.
Ook vennootschappen zijn voor de aftrek van hun
kosten onderworpen aan de voorwaarden van ar-
tikel 49 WIB 1992, wat betekent dat haar uitga-
ven slechts als aftrekbare beroepskosten worden
beschouwd wanneer die uitgaven inherent zijn aan
de uitoefening van het beroep, dit wil zeggen dat
ze noodzakelijkerwijze betrekking hebben op haar
maatschappelijke activiteit7.
Kortom, het heeft geen zin om tegen een verwer-
ping van de kosten te argumenteren dat alle uit-
gaven van een vennootschap automatisch beroeps-
kosten zijn en dat daarom de kosten van een privé
gebruikt onroerend goed niet in vraag kunnen
worden gesteld. Niet enkel de fi scus, ook de rech-
ter zal dit argument afwijzen.
Hoe oordeelt de rechtspraak over de verloningstheorie ?
De rechtspraak is hierover verdeeld. Hoewel meer
en meer rechtbanken en hoven akkoord gaan met
de redenering dat de kosten van privé gebruikte
onroerende goederen aftrekbaar zijn omdat het
voordeel van alle aard een alternatieve verloning
is voor de bedrijfsleider8, is er ook een minder-
7 Cass. 12 juni 2009, Cass. 15 januari 2009, Cass. 4 januari 2008,
Cass. 9 november 2007, Cass. 12 december 2003, Cass. 19 juni 2003,
Cass. 18 januari 2001.
8 Rb. Bergen, 22 april 2014, Antwerpen 5 november 2013, rb. Luik 3 ok-
tober 2013, Brussel 1 maart 2012, Luik 1 februari 2012, rb. Bergen
heidsstrekking in de rechtspraak die oordeelt dat
de belasting van een voordeel van alle aard de ver-
werping van de kost niet in de weg staat9. Er is in
dat geval weliswaar sprake van een dubbele econo-
mische belasting (belasting van een voordeel van
alle aard bij de bedrijfsleider en belasting van een
verworpen uitgave bij de vennootschap), maar deze
dubbele belasting is door de fi scale wetgeving toe-
gelaten. Enkel zgn. juridische dubbele belasting,
waarbij eenzelfde inkomen bij dezelfde belasting-
plichtige twee keer aan dezelfde belasting onder-
worpen wordt, is immers verboden. Artikel 49 WIB
1992 noch enige andere bepaling stellen immers
dat de aftrek van een kost van de ene belasting-
plichtige niet kan geweigerd worden als tegenover
die kost een belastbaar inkomen van een andere be-
lastingplichtige staat.10
Dat economische dubbele belasting niet is verbo-
den, is de kern van de hele problematiek die we
hier bespreken, en verklaart de verdeeldheid in
de rechtspraak over de verloningstheorie. Helaas
heeft de wetgever in 2007 de mogelijkheid van een
economische dubbele belasting nog eens uitdruk-
kelijk bevestigd11.
Merk op dat er wel een verbod is van economische
dubbele belasting wanneer de fi scus zich voor de
verwerping van de kosten baseert op artikel 53, 9°
WIB 1992 (onroerend goed als lusthuis). De wet
stelt immers dat de verwerping van de kost uitge-
sloten is, indien de kosten in de belastbare bezol-
digingen van de begunstigde personeelsleden zijn
begrepen. Bedrijfsleiders worden voor deze bepa-
ling als personeelsleden beschouwd.12,13
Bij de rechtspraak die in nadeel van de belasting-
plichtige werd uitgesproken, passen verder nog de
volgende nuances :
– Soms weigert de rechter de aftrek van de kos-
ten van een privé gebruikt onroerend goed niet
omdat hij het in principe oneens is met de verlo-
15 november 2010, rb. Namen 21 januari 2009, rb. Brugge 17 juni
2008, Antwerpen 31 oktober 2006.
9 Rb. Antwerpen 16 februari 2011, Bergen 29 juni 2011, rb. Brugge
18 juni 2008.
10 Cass. 12 juni 2009 en 30 oktober 2008.
11 Wijziging van art. 26, eerste lid WIB 1992 door art. 81 van de wet
van 27 april 2007 (BS 8 mei 2007). Zie voor een bespreking COP-
PENS, Pierre-Francois, ‘Wijziging van artikel 26 van het WIB92 door
de programmawet van 27 april 2007 : enkele woorden die veel pijn
veroorzaken’ in Pacioli, 2007, nr. 240, p. 7.
12 Com.IB 53/100; Antwerpen 5 november 2013.
13 Let op : een boeking van het voordeel op het debet van de rekening-
courant is niet voldoende, het voordeel is dan immers niet in de
belastbare bezoldigingen inbegrepen, zie Antwerpen 25 juni 2013.
Paciol i Nr. 386 BIBF-IPCF / 26 mei – 8 juni 201411
ningstheorie, maar wel omdat er geen voordeel
van alle aard blijkt te zijn aangegeven. De nood-
zakelijke voorwaarde voor de verloningstheorie,
nl. de belasting van een voordeel van alle aard, is
dan niet vervuld14.
– De aftrek van de kosten wordt soms geweigerd
omdat niet de verloningstheorie als zodanig
wordt afgewezen, maar omdat de vennootschap
niet kan bewijzen dat in ruil voor het voordeel
van alle aard werkelijke prestaties werden gele-
verd door de bedrijfsleider15.
Hoe oordeelt de rechtspraak over huur als belastbaar inkomen ?
Het feit dat er (sporadisch) huur wordt betaald
voor het gebruik van het onroerend goed van de
vennootschap, volstaat voor de rechtspraak op zich
niet om de aftrek van de kosten mogelijk te ma-
ken16. Vereist is immers dat deze verhuur kadert in
de (hoofd)activiteiten van de vennootschap17. De be-
lastingplichtige vennootschap moet kunnen aanto-
nen dat de verrichtingen die de kosten teweegbren-
gen, verband houden met haar maatschappelijke
activiteiten, zoals die in het maatschappelijk doel
zijn omschreven en ook werkelijk worden uitgeoe-
fend.
Merk op dat het feit dat de huurprijs voldoende
hoog is om de belasting van een voordeel van alle
aard uit te sluiten nog niet betekent dat ze ook
hoog genoeg is om de aftrek van de kosten door de
vennootschap te verantwoorden. Indien het voor-
deel van alle aard (aanzienlijk) lager is dan een
marktconforme huurprijs, kan het feit dat de aan-
gerekende huur gelijk is aan het voordeel van alle
aard zelf een extra argument zijn voor de fi scus
om te stellen dat de verhuring niet kadert in de
maatschappelijke activiteit van de vennootschap.
Of de fi scus dan (altijd) gelijk zal krijgen van de
rechtbank, is moeilijk te zeggen. De rechtbank van
eerste aanleg van Bergen meent alvast dat de ad-
ministratie, door de (integrale) aftrek van de uitga-
ven voor het onroerend goed afhankelijk te maken
van de vereiste dat een huurprijs wordt aangere-
kend die hoger zou zijn dan het voordeel van alle
14 Antwerpen 15 oktober 2013, Antwerpen 18 september 2012, rb.
Brugge 10 oktober 2011, rb. Antwerpen 16 februari 2011.
15 Rb. Antwerpen 16 februari 2011, rb. Antwerpen 2 september 2005.
16 Antwerpen 15 oktober 2013.
17 Rb. Antwerpen 18 september 2012, Gent 22 september 2009.
aard, een voorwaarde oplegt die niet in artikel 49
WIB 1992 staat18.
Hoe oordeelt de rechtspraak over de meerwaarde als belastbaar inkomen ?
Helaas ook niet eensgezind. De rechtbank van eer-
ste aanleg te Bergen heeft dit argument van de be-
lastingplichtige aanvaard19, maar het Antwerpse
hof van beroep niet20.
Besluit
Aandachtspunten
Het is helaas niet mogelijk om cliënten die over-
wegen om met hun (werk)vennootschap een pand
aan te schaffen dat ze privé zullen gebruiken, te
garanderen dat de kosten van dat pand volledig af-
trekbaar zullen zijn. Niet enkel is de houding van
de controleur niet te voorspellen, ook over de be-
slissing van de rechtbank is er geen zekerheid.
Wel kunt u uw cliënt erop wijzen dat hij met som-
mige verrichtingen meer risico loopt op een ver-
werping van de kosten dan met andere. Gaat het bv.
over een pand dat de vennootschap in volle eigen-
dom heeft aangekocht en dat ze voor 80 % gebruikt
voor haar hoofdactiviteiten, dan is de kans groot
dat de aftrek van de kosten van het pand bij een
controle niet ter sprake zal komen. Gaat het echter
bv. over het vruchtgebruik van een tweede verblijf
in een vennootschap die niet actief is in vastgoed,
dan is het redelijk waarschijnlijk dat de controleur
wel de aftrek van de kosten zal weigeren.
Preventief verdienen tot slot de volgende punten
aandacht :
– Check, vóór de aanschaf van het onroerend
goed, of het maatschappelijk doel van de ven-
nootschap vastgoedverrichtingen toelaat. Het
beste wordt het aankopen, verkopen, verhuren,
enz. van onroerende goederen als een aparte
activiteit vermeld, dus niet enkel als ondersteu-
ning van het hoofddoel. Wanneer vastgoedver-
richtingen enkel toegelaten zijn als ondersteu-
nende activiteit voor het hoofddoel, moet u bij
discussie met de controleur immers het verband
18 Rb. Bergen 6 oktober 2009.
19 Rb. Bergen 6 oktober 2009.
20 Antwerpen 15 oktober 2013 en 20 december 2011.
Paciol i Nr. 386 BIBF-IPCF / 26 mei – 8 juni 201412
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : [email protected], URL : http: //www.bibf.be. Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be
aantonen tussen de aanschaf van het onroerend
goed en het hoofddoel.
– Vergeet, bij een gratis terbeschikkingstelling
van een onroerend goed, nooit om een voordeel
van alle aard aan te geven, aangezien anders de
verloningstheorie niet kan worden gebruikt.
– Vermeld in het verslag van de algemene vergade-
ring uitdrukkelijk dat de algemene vergadering
de bezoldiging van de bedrijfsleiders goedkeurt,
en dat deze bezoldiging enerzijds bestaat uit een
vergoeding in geld en anderzijds uit voordelen
van alle aard. Zo onderbouwt u nog meer dat
de aanschaf van het privé gebruikte onroerend
goed, een keuze is van de vennootschap om de
bedrijfsleider(s) alternatief te vergoeden voor
werkelijke prestaties en dat dus de kosten van
het onroerend goed aftrekbaar zijn.
Hopen op fi scale hervorming…
In de aanloop naar de verkiezingen werd het idee
gelanceerd van een grote fi scale hervorming in de
volgende legislatuur. Laten we hopen dat, als zo’n
hervorming er komt, er bij die gelegenheid ook na-
gedacht wordt over een verbod van dubbele econo-
mische belasting in het geval van privégebruik van
goederen van een vennootschap door haar bedrijfs-
leiders en werknemers. Een mogelijke piste is een
uitbreiding van de huidige regeling voor de kos-
ten van een ‘lusthuis’ naar de aftrek van beroeps-
kosten in het algemeen. Een dergelijk verbod van
economische dubbele belasting zou in elk geval de
rechtszekerheid en gelijke behandeling van belas-
tingplichtigen ten goede komen.
Felix VANDEN HEEDE
Fiscaal jurist
In memoriam Carlos Six
Het is met grote verbazing dat het BIBF het plot-
se overlijden heeft vernomen van de Heer Carlos
Six, Administrateur generaal van de fi scaliteit. Hij
overleed tijdens een offi ciële opdracht in Brazilië
waar hij de Belgische fi scale administratie verte-
genwoordigde op de algemene vergadering van het
«Inter-American Center of Tax Administrations».
Tijdens de persconferentie van 29 april jl., waarop
het BIBF tevens aanwezig was, heeft de Heer Six
nog samen met de minister van Financiën, de Heer
Koen Geens, de nieuwigheden betreffende de aan-
gifte in de personenbelasting 2014 toegelicht.
De Heer Six kende ons vorig jaar nog een interview
toe in ons jaarverslag 2012 en was tevens aanwe-
zig op de viering van het 20-jarig bestaan van het
BIBF in 2013. Tijdens de veelvuldige contacten die
wij met hem hadden, was hij steeds een luisterend
oor en getuigde hij van een groot inlevingsvermo-
gen in de bezorgdheden van ons beroep. Hij was
dan ook de grote voortrekker van de uitstekende
contacten tussen het Instituut en de fi scale admi-
nistratie.
Het BIBF betuigt haar diepste medeleven aan zijn
familie, zijn vrienden en zijn medewerkers.