Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling · 2015-03-11 · 105.a. van hoofdstuk V-1 en...
Transcript of Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling · 2015-03-11 · 105.a. van hoofdstuk V-1 en...
Algemene Directie Human Resources
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
GEBRUIKTE KLEUREN GEEL = Aanpassingen tengevolge de inwerkingtreding van A16-G1 en A16-X20 (statuut BDL).
AMARANT =
Toevoegen nieuwe deelstand “in militaire bijstand” en aanpassen aan de wijzigingen aan A16-Q2.
Wijziging aan steekkaart nachtwakers en ploegendienst– syndicaal verlof (deel I Par 211 en 212).
Wijziging aan steekkaart Chauf van autoriteiten (deel I Par 216).
Schrappen van het opleidingsverlof - burgerpersoneel.
Wijziging aan deel V hoofdstuk 1 en 2 (4/5 + ½).
Diverse verbeteringen en verduidelijkingen.
GRIJS = Toevoegen werken op afstand (deel I Par 209 en 218, Bijl N + O).
GROEN = commentaren
ROOD = aandachtspunten
REGLEMENT
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
Redactionele overheid HRA-R/Reg
Goedkeurende overheid MOD
Uitgevende overheid HRA-R/Reg
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 2 / 283
Staat Edities / Revisies
Editie Revisie Datum Reden / Opmerking
001 000 23 Okt 12
Vervangt en heft op het Reg A12/1 tot en met erratum 10
dd 22 Jun 12, met aanpassing van de benaming van
diensten tengevolge HR New, met een update van oude
benamingen en het bijvoegen van extra ondertitels.
Werd geschrapt: Par 2203.b. van hoofdstuk II-22 van
Reg A12/1.
Werden aangepast: Par 2204 van hoofdstuk II-22, Par
105.a. van hoofdstuk V-1 en Par 205.a. van hoofdstuk V-2.
001 03 Mei 13
Werden aangepast: Deel I - Hfdst 1 Par 101, 104, 106,
108, Hfdst 2 Par 201, 204, 205, 206 en de steekkaarten;
Deel II - Hfdst 1 Par 101, 102, 103, 105, Hfdst 3 Par 303,
Hfdst 6, Hfdst 8 Par 803, Hfdst 9 Par 901, 902, Hfdst
10 Par 1005, Hfdst 11; Hfdst 13, Hfdst 17, Hfdst 21,
Hfdst 22; Deel III - Hfdst 1 Par 102, Hfdst 3 Par 303,
Hfdst 5; Deel IV - Hfdst 2, Hfdst 5; Deel V - Hfdst 2;
Deel VI - Hfdst 1 Par 104; Deel VII - Hfdst 1; Bijl K-4/5
en de Refertes.
Tenslotte werd, waar mogelijk, in de titel van de Hfdst
aangegeven welke enkel voor het burger- of militair
personeel van toepassing zijn.
002 06 Sep 13 Werd aangepast : Deel I Hfdst 1 Par 101.c.
Fouten op Blz 198 en 246 werden verbeterd.
003 16 Sep 13
Deel II – Hfdst 2, verjaardag van de Koning en Hfdst 11,
vierde maand verlof voor ouderschapsbescherming.
Verbetering van een fout op p. 244.
004 18 Dec 13
Deel I Hfdst 2 Par 209 en 210 naar aanleiding van de
herziening van de ACOT-SPS-DEFINST-DFSQ-001
betreffende de bewaking en de beveiliging van de Kw op
nationaal grondgebied.
002 000 Xx Xxx 14
Aanpassingen tengevolge de inwerkingtreding van A16-G1
en A16-X20 (statuut BDL).
Toevoegen nieuwe deelstand “in militaire bijstand” en
aanpassen aan de wijzigingen aan A16-Q2.
Wijziging aan steekkaart nachtwakers en ploegendienst –
syndicaal verlof (deel I Par 211 en 212).
Wijziging aan steekkaart Chauf van autoriteiten (deel I
Par 216).
Toevoegen werken op afstand (deel I Par 209 en 218).
Schrappen van het opleidingsverlof - burgerpersoneel.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 3 / 283
Wijziging aan deel V hoofdstuk 1 en 2 (4/5 + ½)
Diverse verbeteringen en verduidelijkingen.
Periodieke herziening: 24 m
Totaal aantal bladzijden: 320 Totaal aantal bijlagen: 16
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 4 / 283
Doelgroep van het reglement
Niv BHK Kwalificatie AND/OR Org Functie Kennis
All NEED
Toepassingsgebied: wanneer en waar van toepassing?
Lijst trefwoorden: verlof; dienstontheffing; tijdelijke ambtsontheffing; compensatie; recup;
dienstregeling; dienstprestatie; arbeidstijd; arbeidsduur; cumul; vierdagenweek; halftijds
vervroegde uitstap; bloedgift; bloedgever; loopbaanonderbreking; TAPA; TALO; TAGEZINSR
Dit reglement is van toepassing in periode van vrede.
Datum effectieve toepassing: datum van publicatie.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 5 / 283
INHOUDSTAFEL
001. Algemeen ............................................................................................................................................ 15
DEEL I ALGEMEEN .................................................................................. 19
Hoofdstuk 1 - Algemeenheden ............................................................................................................................. 20
101. Toepassingsgebied ........................................................................................................................... 20
102. De arbeidstijdregeling .................................................................................................................... 22
103. Definitie van een periode van afwezigheid ................................................................................ 22
104. Periodes van afwezigheid ............................................................................................................... 23
105. Aanvraag van een periode van afwezigheid ................................................................................ 27
106. Intrekking van een periode van afwezigheid ............................................................................. 29
107. Schorsing van een periode van afwezigheid ............................................................................... 30
108. Ziekte, verwonding en hospitalisatie van een personeelslid tijdens een periode van afwezigheid
.............................................................................................................................................................. 30
109. Periodes van afwezigheid voor het personeel in dienst in intergeallieerde organismen of in het
buitenland .......................................................................................................................................... 31
Hoofdstuk 2 - De arbeidstijdregeling ............................................................................................................... 33
201. Inleiding ............................................................................................................................................. 33
202. Toepassingsgebied ........................................................................................................................... 36
203. Dienstprestatie Definities van de begrippen met betrekking tot de arbeidstijdregeling37
204. De arbeidsduur ................................................................................................................................. 38
205. Normalisatie van de dienstprestaties ......................................................................................... 41
206. Aanrekening van de prestaties ..................................................................................................... 48
207. Organisatie van de dienstactiviteiten ......................................................................................... 53
208. Controle .............................................................................................................................................. 53
209. Werken op afstand .......................................................................................................................... 53
210. Steekkaart Beveiligingsopdracht (wachtprestaties) ............................................................... 55
211. Steekkaart Nachtwakers ............................................................................................................... 58
212. Steekkaart Ploegendienst .............................................................................................................. 67
213. Steekkaart Arbeidsritmes ............................................................................................................ 74
214. Steekkaart Permanentie ................................................................................................................ 79
215. Steekkaart Terugroepbaarheid .................................................................................................... 81
216. Steekkaart Chauffeur van autoriteiten...................................................................................... 83
217. Steekkaart Luchtdienst 15 W LuTpt .......................................................................................... 87
218. Steekkaart Werken op afstand .................................................................................................... 91
DEEL II VERLOVEN.................................................................................. 96
Hoofdstuk 1 - Vakantieverlof .............................................................................................................................. 97
101. Toepassingsgebied ........................................................................................................................... 97
102. Algemeen ............................................................................................................................................ 97
103. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 102
104. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 103
105. Administratieve bepalingen ......................................................................................................... 104
106. Geldelijke bepalingen ................................................................................................................... 105
107. Sociale bepalingen .......................................................................................................................... 105
108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 105
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 6 / 283
Hoofdstuk 2 - Feestdagen en compensatieverlof ......................................................................................... 106
201. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 106
202. Algemeen .......................................................................................................................................... 106
203. Dienstprestaties op een compensatieverlofdag ...................................................................... 106
204. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 108
205. Sociale bepalingen .......................................................................................................................... 108
206. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 109
Hoofdstuk 3 - Omstandigheidsverloven .......................................................................................................... 110
301. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 110
302. Algemeen .......................................................................................................................................... 110
303. Redenen en duur .............................................................................................................................. 111
304. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 113
305. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 114
306. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 114
307. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 114
Hoofdstuk 4 - Het opleidingsverlof en de dienstvrijstelling – Burgerpersoneel ................................... 115
Hoofdstuk 5 - Schoolverloven – Militair personeel ...................................................................................... 116
501. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 116
502. Algemeen .......................................................................................................................................... 116
503. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 117
504. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 117
505. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 117
Hoofdstuk 6 - Verlof voor prenatale medische onderzoeken .................................................................... 118
601. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 118
602. Algemeen .......................................................................................................................................... 118
603. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 118
604. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 118
605. Geldelijke bepaling 2 ...................................................................................................................... 119
606. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 119
607. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 119
Hoofdstuk 7 - Moederschapsverlof ................................................................................................................. 120
701. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 120
702. Algemeen .......................................................................................................................................... 121
703. Begin en beëindiging ...................................................................................................................... 121
704. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 125
705. Administratieve bepalingen ......................................................................................................... 125
706. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 126
707. Sociale bepalingen .......................................................................................................................... 126
708. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 126
709. Synthesetabellen De volgende tabellen vatten de regels betreffende de duur van het
moederschapsverlof samen .......................................................................................................... 127
Hoofdstuk 8 - Borstvoedingspauzes ............................................................................................................... 129
801. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 129
802. Algemeen .......................................................................................................................................... 130
803. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................. 130
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 7 / 283
804. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 131
805. Administratieve bepalingen ......................................................................................................... 131
806. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 131
807. Sociale bepalingen .......................................................................................................................... 131
808. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 131
Hoofdstuk 9 - Vaderschapsverlof .................................................................................................................... 132
901. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 132
902. Algemeen .......................................................................................................................................... 133
903. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................. 133
904. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 134
905. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 134
906. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 134
907. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit .............................................................. 135
Hoofdstuk 10 - Ouderschapsverlof .................................................................................................................. 136
1001. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 136
1002. Algemeen .......................................................................................................................................... 136
1003. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................. 137
1004. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 137
1005. Geldelijke bepaling ........................................................................................................................ 138
1006. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 138
1007. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit .............................................................. 138
Hoofdstuk 11 - Verlof voor ouderschapsbescherming – Militair personeel ............................................ 139
1101. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 139
1102. Algemeen .......................................................................................................................................... 140
1103. Begin en beëindiging ...................................................................................................................... 140
1104. Aanvraagprocedure ....................................................................................................................... 140
1105. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 141
1106. Geldelijke bepalingen ................................................................................................................... 142
1107. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 142
1108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit .............................................................. 142
Hoofdstuk 12 - Opvangverlof ............................................................................................................................ 143
1201. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 143
1202. Algemeen .......................................................................................................................................... 144
1203. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................. 144
1204. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 145
1205. Geldelijke bepaling ........................................................................................................................ 145
1206. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 145
1207. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit .............................................................. 146
Hoofdstuk 13 - Adoptieverlof ........................................................................................................................... 147
1301. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 147
1302. Algemeen .......................................................................................................................................... 148
1303. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................. 148
1304. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 149
1305. Geldelijke bepaling ........................................................................................................................ 149
1306. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 150
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 8 / 283
1307. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit .............................................................. 150
Hoofdstuk 14 - Verlof voor de verzorging van een zwaar zieke verwant – Militair personeel ........... 151
1401. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 151
1402. Algemeen .......................................................................................................................................... 152
1403. Aanvang en beëindiging van een verlof voor de verzorging van een zwaar zieke verwant152
1404. Aanvraagprocedures ...................................................................................................................... 153
1405. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 153
1406. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 154
1407. Adminstratieve en sociale bepalingen ....................................................................................... 154
1408. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 154
Hoofdstuk 15 - Palliatief verlof – Militair personeel ................................................................................... 155
1501. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 155
1502. Algemeen .......................................................................................................................................... 156
1503. Aanvang en beëindiging van een palliatief verlof .................................................................... 156
1504. Aanvraagprocedures ...................................................................................................................... 157
1505. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 157
1506. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 157
1507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 157
Hoofdstuk 16 - Verlof om dwingende redenen - Burgerpersoneel ............................................................ 158
1601. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 158
1602. Algemeen .......................................................................................................................................... 158
1603. Aanvraagprocedures ...................................................................................................................... 160
1604. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 161
1605. Administratieve en sociale bepalingen1 ..................................................................................... 161
1606. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 161
Hoofdstuk 17 - Politiek verlof – Militair personeel ...................................................................................... 162
1701. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 162
1702. Algemeen .......................................................................................................................................... 162
1703. Mandaten ......................................................................................................................................... 162
1704. Procedures ....................................................................................................................................... 163
1705. Begin en beëindiging ...................................................................................................................... 165
1706. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 165
1707. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 165
1708. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 165
Hoofdstuk 18 - Politiek verlof – Burgerpersoneel ........................................................................................ 166
1801. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 166
1802. Algemeen .......................................................................................................................................... 166
1803. Soorten ............................................................................................................................................. 166
1804. Begin en beëindiging ...................................................................................................................... 168
1805. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 169
1806. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 169
1807. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 169
1808. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 170
Hoofdstuk 19 - Verlof wegens opdracht - Burgerpersoneel ....................................................................... 171
1901. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 171
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 9 / 283
1902. Algemeen .......................................................................................................................................... 171
1903. Aanvraagprocedures ...................................................................................................................... 172
1904. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 172
1905. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 173
1906. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 173
Hoofdstuk 20 - Vakbondsverlof en dienstontheffing/-vrijstelling van dienst ter uitoefening van de
vakbondsprerogatieven ....................................................................................................................................... 174
2001. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 174
2002. Militair personeel ........................................................................................................................... 174
2003. Burgerpersoneel ............................................................................................................................. 175
2004. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 176
2005. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 176
2006. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 176
Hoofdstuk 21 - Uitzonderlijke verloven .......................................................................................................... 177
2101. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 177
2102. Algemeen .......................................................................................................................................... 178
2103. Redenen en duur ............................................................................................................................. 178
2104. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 180
2105. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 181
2106. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 181
2107. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit .............................................................. 182
Hoofdstuk 22 - Eindeloopbaan verlof – Militair personeel ........................................................................ 183
2201. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 183
2202. Algemeen .......................................................................................................................................... 183
2203. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 185
2204. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 186
2205. Wijze van opname indien het eindeloopbaan verlof niet wordt opgenomen in een keer de
laatste drie maanden voorafgaand aan de pensioneringdatum. ........................................... 186
2206. Administratieve bepalingen ......................................................................................................... 187
2207. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 187
2208. Sociale bepaling .............................................................................................................................. 187
2209. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 188
Hoofdstuk 23 - Vormingsverlof bachelor - Militair personeel................................................................... 189
2301. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 189
2302. Algemeen .......................................................................................................................................... 189
2303. Krediet.............................................................................................................................................. 189
2304. Periode van opname van het verlof ............................................................................................. 189
2305. Controle en opvolging..................................................................................................................... 190
2306. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 190
2307. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 190
2308. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 190
2309. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 191
Hoofdstuk 24 - Vormingsverlof voor de militair BDL .................................................................................. 192
2401. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 192
2402. Algemeen .......................................................................................................................................... 192
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 10 / 283
2403. Duur ................................................................................................................................................... 192
2404. Periode van opname ........................................................................................................................ 192
2405. Controle en opvolging..................................................................................................................... 192
2406. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 193
2407. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 193
2408. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 193
2409. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 193
Hoofdstuk 25 - Oriëntatieverlof – Militair personeel ................................................................................. 194
2501. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 194
2502. Algemeen .......................................................................................................................................... 194
2503. Duur ................................................................................................................................................... 194
2504. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 194
2505. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 195
2506. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 195
2507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 195
Hoofdstuk 26 - Reclasseringsverlof – Militair personeel ........................................................................... 196
2601. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 196
2602. Algemeen .......................................................................................................................................... 196
2603. Duur ................................................................................................................................................... 196
2604. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 196
2605. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 196
2606. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 196
2607. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 196
DEEL III DIENSTONTHEFFINGEN EN DIENSTVRIJSTELLINGEN ........................... 197
Hoofdstuk 1 - De gewone dienstontheffing/-vrijstelling ............................................................................ 198
101. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 198
102. Algemeen .......................................................................................................................................... 198
103. Bevoegdheid ................................................................................................................................... 200
104. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................ 200
105. Geldelijke bepaling ........................................................................................................................ 200
106. Administratieve en sociale bepalingen ..................................................................................... 200
107. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 200
Hoofdstuk 2 - De dienstontheffing/-vrijstelling van het Departement ................................................. 201
201. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 201
202. Algemeen .......................................................................................................................................... 201
203. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................ 202
204. Aanvraagprocedure ....................................................................................................................... 202
205. Geldelijke bepalingen ................................................................................................................... 202
206. Administratieve en sociale bepalingen ..................................................................................... 203
207. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 203
Hoofdstuk 3 - Bijzondere dienstontheffingen/-vrijstelling ..................................................................... 204
301. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 204
302. Algemeen ......................................................................................................................................... 204
303. Reden en duur ................................................................................................................................ 205
304. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................. 212
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 11 / 283
305. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 212
306. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 212
307. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 212
308. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 212
Hoofdstuk 4 - Vrijstelling van dienst voor de militairen korte termijn .................................................. 213
Hoofdstuk 5 - Dienstvrijstelling eindeloopbaan - Burgerpersoneel ......................................................... 214
501. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 214
502. Algemeen .......................................................................................................................................... 214
503. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 215
504. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 216
505. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 216
506. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 216
507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 216
DEEL IV TIJDELIJKE AMBTSONTHEFFING EN LOOPBAANONDERBREKING ................ 217
Hoofdstuk 1 - Tijdelijke ambtsontheffing wegens persoonlijke aangelegenheden (TAPA) – Militair
personeel ................................................................................................................................................................ 218
101. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 218
102. Algemeen ......................................................................................................................................... 218
103. Aanvang en beëindiging van een TAPA ...................................................................................... 219
104. Aanvraagprocedures ..................................................................................................................... 220
105. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 221
106. Administratieve bepalingen ......................................................................................................... 221
107. Geldelijke bepaling ........................................................................................................................ 222
108. Sociale bepalingen ......................................................................................................................... 222
109. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 222
110. Specifieke voorschriften voor de korpscommandanten ....................................................... 222
Hoofdstuk 2 - Tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking (TALO) – Militair personeel224
201. Toepassingsgebied ....................................................................................................................... 224
202. Algemeen ........................................................................................................................................ 224
203. Aanvang en beëindiging van een TALO .................................................................................... 225
204. Aanvraagprocedures ..................................................................................................................... 226
205. Betekening van de beslissing ...................................................................................................... 227
206. Administratieve bepalingen ........................................................................................................ 227
207. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................. 228
208. Sociale bepalingen ......................................................................................................................... 228
209. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................. 229
210. Specifieke voorschriften voor de korpscommandanten ....................................................... 230
Hoofdstuk 3 - Tijdelijke ambtsontheffing wegens gezinsredenen (TAGEZINSR) – Militair personeel231
301. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 231
302. Algemeen ......................................................................................................................................... 231
303. Aanvang en beëindiging van een TAGEZINSR ........................................................................ 232
304. Aanvraagprocedures ..................................................................................................................... 232
305. Betekening van de beslissing ...................................................................................................... 233
306. Administratieve bepalingen ........................................................................................................ 234
307. Geldelijke bepaling ....................................................................................................................... 234
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 12 / 283
308. Sociale bepalingen ......................................................................................................................... 234
309. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................. 235
310. Specifieke voorschriften voor de korpscommandanten ....................................................... 235
Hoofdstuk 4 - Afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden - Burgerpersoneel236
401. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 236
402. Algemeen ......................................................................................................................................... 236
403. Aanvraagprocedures ..................................................................................................................... 236
404. Administrative bepalingen ........................................................................................................... 236
405. Geldelijke bepaling ....................................................................................................................... 237
406. Administratieve en sociale bepalingen ..................................................................................... 237
407. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................. 237
Hoofdstuk 5 - Verlof voor loopbaanonderbreking - Burgerpersoneel ..................................................... 238
501. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 238
502. Algemeen – gewoon stelsel .......................................................................................................... 238
503. Thematische loopbaanonderbrekingen ..................................................................................... 239
504. Aanvraagprocedures ...................................................................................................................... 241
505. Geldelijke bepalingen ................................................................................................................... 243
506. Administratieve en sociale bepalingen ..................................................................................... 243
507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 244
DEEL V BIJZONDERE ARBEIDSTIJDREGELING ................................................. 245
Hoofdstuk 1 - Vrijwillige (arbeidsregeling van de) vierdagenweek .......................................................... 246
101. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 246
102. Algemeen ......................................................................................................................................... 247
103. Aanvang, schorsing en beëindiging van een vrijwillige vierdagenweek .............................. 249
104. Aanvraagprocedure van de vrijwillige vierdagenweek .......................................................... 253
105. Betekening van de beslissing (Enkel van toepassing op het militair personeel) .............. 255
106. Geldelijke bepalingen ................................................................................................................... 257
107. Sociale bepalingen ......................................................................................................................... 257
108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 258
Hoofdstuk 2 - Halftijdse vervroegde uitstap/halftijds werken .............................................................. 259
201. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 259
202. Algemeen .......................................................................................................................................... 261
203. Aanvang, schorsing en beëindiging van een vrijwillige halftijdse vervroegde uitstap/ halftijds
werken ............................................................................................................................................. 262
204. Aanvraagprocedure ....................................................................................................................... 264
205. Betekening van de beslissing ...................................................................................................... 266
206. Geldelijke bepalingen ................................................................................................................... 267
207. Sociale bepalingen ......................................................................................................................... 268
208. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 269
Hoofdstuk 3 - Verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid - Burgerpersoneel ......... 270
301. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 270
302. Algemeen ......................................................................................................................................... 270
303. Aanvraagprocedures ...................................................................................................................... 271
304. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 271
305. Administratieve en sociale bepalingen ..................................................................................... 272
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 13 / 283
306. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 272
DEEL VI VERLOVEN EN DIENSTONTHEFFINGEN TIJDENS DE
DEELSTAND “IN OPERATIONELE INZET”, “IN MILITAIRE BIJSTAND”,
“IN HULPVERLENING” EN GELIJKGESTELDE OPDRACHTEN .................................. 273
Hoofdstuk 1 - Verloven en dienstontheffingen tijdens de deelstand “in operationele inzet”, “in militaire
bijstand”, “in hulpverlening” en gelijkgestelde opdrachten – Militair personeel ................................... 274
101. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 274
102. Algemeen ......................................................................................................................................... 274
103. Soorten opdrachten ..................................................................................................................... 275
104. Verloven........................................................................................................................................... 275
105. Dienstontheffingen ...................................................................................................................... 277
106. Geldelijke bepalingen ................................................................................................................... 278
107. Sociale bepaling ............................................................................................................................. 279
108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 279
DEEL VII KANDIDATEN ........................................................................... 280
Hoofdstuk 1 - Verloven en dienstontheffingen van toepassing op de kandidaat- militairen – Militair
personeel ................................................................................................................................................................ 281
101. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 281
102. Algemeen .......................................................................................................................................... 281
103. Geldelijke bepaling ....................................................................................................................... 284
104. Sociale bepaling ............................................................................................................................ 284
105. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 284
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 14 / 283
Bijlage A : De graden van verwantschap
Bijlage B : Lidstaten van de NAVO en/of de Europese Unie
Bijlage C : Verlofaanvraag – Demande de congé
Bijlage D : Compensatiefiche - Overuren
Bijlage E : Intentionally left blank Aanvraag van een opleidingsverlof
Bijlage F : Aanvraag om een opvangverlof te bekomen met het oog op een adoptie of de uitoefening van de
pleegvoogdij
Bijlage G : Aanvraag om een verlof wegens dwingende redenen van familiaal belang te bekomen
Bijlage H : Aanvraag om een verlof wegens opdracht
Bijlage I : Aanvraag uitzonderlijk verlof wegens overmacht
Bijlage J : Aanvraag tot opening - tot hernieuwing – tot wijziging van het recht om prestaties te
verrichten in de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek
Bijlage K : Aanvraag tot opening - tot wijziging (na minstens een jaar) van het recht prestaties te
verrichten in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap
Bijlage L : Aanvraag om een machtiging tot het verrichten van verminderde prestaties wegens persoonlijke
aangelegenheid
Bijlage M : Aanvraag voor het bekomen van een dienstvrijstelling eindeloopbaan
Bijlage N : Beoordelingsschema voor het werken op afstand
Bijlage O : Overeenkomst voor het werken op afstand
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 15 / 283
001. Algemeen
a. Doel
Vastleggen van alle reglementaire bepalingen inzake arbeidstijdregeling voor de militairen en
het burgerpersoneel van Defensie.
b. Boomstructuur
(1) Onmiddellijk hoger gelegen wettelijke bepalingen, reglementen en/of richtlijnen
Nihil
(2) Onmiddellijk lager gelegen reglementen en/of richtlijnen
Nihil
c. Refertes
Gerechtelijk Wetboek, Art 223-224
Wet van 23 Dec 55 betreffende de hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en
navigatoren (A16-B60)
Wet van 01 Mar 58 betreffende het statuut van de beroepsofficieren van de
Krijgsmacht (A16-B1)
Wet van 27 Dec 61 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief
kader van de Krijgsmacht (A16-D1)
Arbeidswet van 16 Mar 71
Wet van 12 Jul 73 betreffende het statuut van de vrijwilligers van het actief kader van
de Krijgsmacht (A16-E1)
Wet van 19 Dec 74 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en vakbonden
van haar personeel
Wet van 14 Jan 75 houdende het tuchtreglement van de Krijgsmacht (A16-Z1)
Wet van 13 Jul 76 (bepalingen betreffende het vrouwelijke militaire personeel van de
Krijgsmacht, de ouderschapsbescherming en het palliatief verlof) (A16-V1)
Wet van 13 Jul 76 (bepalingen houdende statuut van de officieren van het
aanvullingskader van de Krijgsmacht)(A16-B50)
Wet van 11 Jul 78 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden
van het militair personeel (A16-Z40)
Wet van 18 Sep 86 tot instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de
overheidsdiensten
Wet van 21 Dec 90 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader
(A16-K1)
Wet van 20 Mei 94 houdende statuut van de militairen korte termijn (A16-X1)
Wet van 20 Mei 94 betreffende de geldelijke rechten van de militairen (BIP-A-083)
Wet van 20 Mei 94 betreffende de perioden en de standen van de militairen van het
reservekader alsook betreffende de aanwending en de paraatstelling van de
krijgsmacht (A16-Q1) betreffende de aanwending van de krijgsmacht, de paraatstelling,
alsook betreffende de periodes en de standen waarin de militair zich kan bevinden
(A16-Q1)
Wet van 10 Apr 95 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector
Wet van 23 Nov 98 tot invoering van de wettelijke samenwoning
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 16 / 283
Wet van 25 Mei 00 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de
vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige
militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling
van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking (A16-Y10)
Wet van 25 Mei 00 betreffende de personeelsenveloppe van militairen (A16-O30)
Wet van 28 Feb 07 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-
militairen van het actief kader van de Krijgsmacht (A16-G1)
Wet van 10 Jan 10 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van
verschillende wetten van toepassing op het militair personeel (A16-X10)
Wet van 23 Apr 10 tot tot tijdelijke uitvoering van de regeling van de betrekkingen
tussen de overheid en de vakorganisaties van het militair personeel (A16-Z41)
Wet van 30 Aug 13 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur (A16-X20)
KB van 22 Mar 21 houdende goedkeuring van het reglement betreffende de verloven van
de officieren en gelijkgestelden (A16-B18)
KB van 17 Aug 27 ter regeling van den staat en den stand der militaire aalmoezeniers
(A16-C1)
KB van 02 Okt 37 houdende het statuut van het Rijkspersoneel
KB van 25 Okt 63 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader
van de Krijgsmacht (A16-D3)
KB van 01 Jun 64 houdende tijdelijke bepalingen voor de toepassing van de regelen
betreffende de anciënniteit en de rangschikking van de rijksambtenaren
KB van 21 Aug 70 betreffende de toekenning van verlof en van een vergoeding voor
sociale promotie aan sommige categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel
KB van 18 Apr 74 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van
04 Jan 74 betreffende de feestdagen
KB van 11 Jun 74 betreffende het statuut van de vrijwilligers van het actief kader van
de Krijgsmacht land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst (A16-E3)
KB van 28 Sep 84 tot uitvoering van de wet van 19 Dec 74 tot regeling van de
betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel
KB van 28 Nov 84 tot vaststelling van het statuut van het burgerlijk onderwijzend
personeel van de hogere secundaire technische school bij de Technische School van de
Luchtmacht
KB van 02 Jan 91 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen
KB van 11 Okt 91 tot vaststelling van de nadere regelen voor de uitoefening van het
recht op een verlof om dwingende reden
KB van 30 Okt 91 betreffende het verblijf van sommige categorieën van militairen
(A16-Z5)
KB van 06 Jul 94 houdende bepaling van de vormen van operationele inzet, hulpverlening
en militaire bijstand en van de voorbereidingsactiviteiten met het oog op de aanwending
van de Krijgsmacht (A16-Q2)
KB van 11 Aug 94 betreffende het statuut van de militairen korte termijn (A16-X2)
KB van 26 Sep 94 houdende het statuut van de morele consulenten bij de Krijgsmacht
die tot de niet-confessionele gemeenschap van België behoren (A16-C11)
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 17 / 283
KB van 10 Apr 95 tot uitvoering van de wet van 10 Apr 95 betreffende de herverdeling
van de arbeid in de openbare sector
KB van 29 Jul 97 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek
en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot
wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke
ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking (A16-Y11)
KB van 31 Aug 98 tot vaststelling van het statuut van de repetitoren, taalleraren en
eerstaanwezend taalleraren bij de Koninklijke Militaire School (A16-B31)
KB van 19 Nov 98 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de
personeelsleden van de rijksbesturen
KB van 06 Dec 01 betreffende het verlenen van geldelijke voordelen aan sommige
militairen die een paramedische functie uitoefenen (BIP-N-063)
KB van 18 Mar 03 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en
betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader
beneden de rang van officier (BIP-A-015)
KB van 23 Mar 89 10 Aug 05 betreffende de afwezigheid om gezondheidsredenen van
de militairen van de Krijgsmacht (A16-J1)
KB van 26 Aug 10 houdende bepaalde uitzonderlijke begeleidingsmaatregelen
toepasselijk op de personeelsleden van Defensie die reeds betrokken zijn bij het
transformatieplan van de krijgsmacht (BIP-U-333)
KB van 07 Nov 13 betreffende het administratief statuut van de militair die een
dienstneming van beperkte duur aangaat (A16-X21)
KB van 11 Aug 94 07 Nov 13 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het
actief kader (A16-K4)
Besluit van de Regent van 30 Mar 50 de toekenning regelend van de toelagen wegens
buitengewone prestaties
Omzendbrief nr 80 van 27 Apr 78 - Prestaties van het personeel - Invoering van het
systeem "variabele arbeidstijd"
Omzendbrief nr 120 van 31 Okt 79 - Invoering van de 38 u werkweektijd
Omzendbrief nr 528 van 24 Jul 02 - Het vaderschapsverlof (omstandigheidsverlof) en
de invoering van het recht op borstvoedingspauzes voor federale statutaire en
contractuele personeelsleden
ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 – De inwendige dienst
ACWB-REG-LOSP-styz-001 - Sport van hoog niveau binnen Defensie
DGHR-REG-DISPSYS-001 – De militaire tenues
DGHR-REG-SYNVAK-001 - Betrekkingen tussen de militaire autoriteiten en de
vakorganisaties van het militair personeel
DGHR-REG-SYNVAK-002 – De kwartieren die behoren tot het gebied van een
basisoverlegcomité van het burgerpersoneel van Defensie
DGHR-SPS-FMNAAN-001 – Erkenning van vormingen verstrekt door Defensie door
bepaalde burgerinstanties
DGHR-SPS-INDVER-001 – Terugbetaling van bepaalde buitengewone kosten
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 18 / 283
DGHR-SPS-CARDI-002 – De schorsing bij ordemaatregel
DGHR-SPS-ORGJOB-003 – Chauffeur van autoriteiten
De militaire dienst voor bloedtransfusie (MDBT)(AO-J/37 D)
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 19 / 283
DEEL I
ALGEMEEN
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 20 / 283
Hoofdstuk 1 - Algemeenheden
101. Toepassingsgebied
a. Algemeen
Algemeen gesteld is het reglement van toepassing op de militairen van het actief kader in
periode van vrede en het burgerpersoneel van Defensie. Voor het reservepersoneel wordt
verwezen naar het Reg DGHR-REG-RESK-001.
(1) Tot het militair actief kader behoren1:
(a) de beroepsmilitairen en kandidaat-beroepsmilitairen;
(b) de aanvullingsmilitairen;
(c) de hulpofficieren en kandidaat-hulpofficieren;
(d) de militairen korte termijn;
(e) de kandidaat-officieren en de kandidaat-onderofficieren, respectievelijk
aangesteld in de graad van onderluitenant en van sergeant, die zich reeds in de
eenheid van definitieve eerste aanwijzing bevinden;
(f) de kandidaat-vrijwilligers van het actief kader;
(g) de militaire en kandidaat-militaire muzikanten;
(h) de kandidaat-officieren kapelmeesters en de kandidaat-onderofficieren
muzikanten, aangesteld in de graad van onderluitenant, respectievelijk sergeant en
die zich reeds in de eenheid van definitieve eerste aanwijzing bevinden;
(i) de militairen in vrijwillige militaire inzet (EVMI)2 en de kandidaat-militairen EVMI
die geen soldij meer ontvangen;
(j) de militairen en kandidaat-militairen beperkte duur (BDL).
(2) Tot het burgerpersoneel behoren:
(a) de statutairen;
(b) de stagiairs;
(c) de contractuelen.
(3) Tot de kandidaat-militairen behoren:
COMMENTAAR: door de toevoeging van het begrip “kandidaat-militair” hieronder kan
deze tekst op meerdere plaatsen in het Reg (o.a. vakantieverlof, schoolverlof,
moederschapsverlof, verlof voor de verzorging van zwaar zieke verwant, palliatief
verlof, uitzonderlijke verloven, dienstontheffing departement, bijzondere
dienstontheffingen, kandidaten) geschrapt worden en er kan naar deze Par verwezen
worden.
(a) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief
kader, om na hun vorming als beroepspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers3;
1 A16-O30, Art 1, § 2, 4° A16-G1, Art 2 2 A16-X10, Art 25: Voor zover deze bepalingen niet onverenigbaar zijn, zijn alle wettelijke en reglementaire bepalingen
betreffende het statuut van de (kandidaat)-militairen van het actief kader van toepassing op de (kandidaat-) militairen EVMI,
naargelang de personeelscategorie waartoe ze behoren. 3 A16-G1, Art 3, 13°
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 21 / 283
(b) de militairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om te worden
opgenomen in de onmiddellijk hogere personeelscategorie (sociale promotie)1;
(c) de beroepsvrijwilligers of beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een
vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma)2
en de militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma3;
(d) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A4 en
de officieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te
volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang)5;
(e) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of
wegens beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van
het gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te
volgen, om te worden opgenomen als beroepsmilitair of BDL;
(f) de kandidaat-militairen BDL6;
(g) de kandidaten-hulpofficier;
(h) de kandidaat-militairen EVMI7.
(4) De leden van het onderwijzend burgerpersoneel van Defensie genieten van het stelsel
voor verlof en afwezigheid zoals hieronder wordt vermeld. De bepalingen van dit
reglement zijn op hen van toepassing, behalve wanneer dit anders wordt vermeld.
(a) Koninklijke School voor Onderofficieren 8
Het burgerlijk onderwijzend personeel van Koninklijke School voor Onderofficieren
is onderworpen aan de verlofregeling en de afwezigheden van het onderwijzend
personeel van het rijksonderwijs.
(b) Koninklijke Cadettenschool
De algemene regel inzake het jaarlijks verlof voor de leden van het burgerlijk
onderwijzend personeel die ingevolge de reorganisatie van de Koninklijke
Cadettenschool in een andere dienst tewerkgesteld werden, is dat zij van
hetzelfde verlofstelsel genieten als het ter plaatse tewerkgesteld
burgerpersoneel.
(c) Koninklijke Militaire School9
De burgerlijke repetitoren zijn onderworpen aan de verlofregeling en afwezigheden
voor het statutair burgerpersoneel van Defensie.
(d) Opmerking: buiten de repetitoren van de Koninklijke Militaire School kan het
onderwijzend personeel van Defensie niet genieten van het verlof voor
loopbaanonderbreking.
1 A16-G1, Art 3, 13° 2 A16-G1, Art 3, 13° 3 A16-X20, Art 23 4 A16-G1, Art 3, 13° 5 A16-X20, Art 20 6 A16-X21, Art 1 7 A16-X10, Art 23, 5° 8 KB van 28 Nov 84, Art 15, 4° 9 KB van 31 Aug 98, Art 13, 5°
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 22 / 283
(5) Dit reglement is van toepassing op de militaire aalmoezeniers van het actief kader. Zij
zijn onderworpen aan de verlofregeling en afwezigheden voor de officieren van het
actief kader, behalve indien anders vermeld1.
(6) Dit reglement is van toepassing op de morele consulenten van Defensie. Zij zijn
onderworpen aan de verlofregeling en afwezigheden voor de officieren van het actief
kader, behalve indien anders vermeld2.
(7) Gezien de verscheidenheid aan wettelijke en reglementaire bepalingen wordt het
toepassingsgebied meer in detail uitgewerkt in aparte hoofdstukken.
b. Specifieke maatregelen
De MOD kan:
(1) voor het militair personeel, wanneer de omstandigheden het vereisen, specifieke
maatregelen met betrekking tot de verloven en de dienstontheffingen uitvaardigen;
(2) voor het burgerpersoneel, indien de omstandigheden het vereisen, specifieke
maatregelen met betrekking tot de verloven en dienstontheffingen uitvaardigen. Deze
specifieke maatregelen moeten in overeenstemming zijn met het koninklijk besluit3 en
met de richtlijnen uitgevaardigd door de Minister van Ambtenarenzaken.
c. Samenwonenden - huwelijk
In het kader van de toepassing van dit reglement wordt:
(1) het samenwonende personeelslid hieronder, met de echtgeno(o)t(e) gelijkgesteld
(a) de wettelijk samenwonende:
Dit is de persoon met wie het personeelslid een verklaring van wettelijke
samenwoning heeft afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de
gemeenschappelijke woonplaats. Het bewijs van wettelijke samenwoning wordt
geleverd aan de hand van een uittreksel uit de bevolkingsregisters of een
getuigschrift opgesteld aan de hand van de registers.
(b) de feitelijk samenwonende:
Dit is iedere persoon die geen bloed- of aanverwant is tot in de derde graad,
waarmee het personeelslid onder hetzelfde dak woont en een gemeenschappelijk
huishouden vormt. Samenwonen betekent dat de partners op hetzelfde adres
ingeschreven zijn of officiële documenten kunnen voorleggen die bewijzen dat zij
samenwonen.
(2) het huwelijk gelijkgesteld met het afleggen van een verklaring van wettelijke
samenwoning (opgemaakt door de gemeente) door twee personen van verschillend of
gelijk geslacht die samenleven als koppel.
102. De arbeidstijdregeling
De richtlijnen worden uitvoerig beschreven in Deel I – Hoofdstuk 2.
103. Definitie van een periode van afwezigheid
Een periode van afwezigheid is een periode tijdens dewelke het personeelslid gewettigd afwezig
is uit zijn eenheid.
1 A16-C1, Art 17 2 A16-C11, Art 5 3 KB van 19 Nov 98
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 23 / 283
104. Periodes van afwezigheid
a. Het verlof
(1) Het verlof is een regelmatige afwezigheid uit het korps voor een vastgestelde tijd van
tenminste een halve dag, tenzij anders wordt vermeld (zoals de verminderde prestaties
voor burgerpersoneel bij wijze van voorbeeld). De verloven worden bij wet of door de
Koning1 vastgesteld.
(2) De verloven die kunnen worden toegekend aan de militaire personeelsleden aanspraak
kunnen maken zijn de volgende:
(a) de vakantieverloven (zie Deel II – Hoofdstuk 1);
(b) de compensatieverloven (zie Deel II – Hoofdstuk 2);
(c) de omstandigheidverloven (zie Deel II – Hoofdstuk 3);
(d) de schoolverloven (zie Deel II – Hoofdstuk 5);
(e) het verlof voor prenatale onderzoeken (zie Deel II - Hoofdstuk 6);
(f) het moederschapsverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 7);
(g) de borstvoedingspauzes (zie Deel II – Hoofdstuk 8);
(h) het vaderschapsverlof (zie Deel II- Hoofdstuk 9);
(i) het ouderschapsverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 10);
(j) het verlof voor ouderschapsbescherming (zie Deel II – Hoofdstuk 11);
(k) het opvangverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 12);
(l) het adoptieverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 13);
(m) het verlof voor de verzorging van een zwaar ziek verwant (zie Deel II –
Hoofdstuk 14);
(n) het palliatief verlof (zie Deel II – Hoofdstuk 15);
(o) het politiek verlof – Militair personeel (zie Deel II – Hoofdstuk 17);
(p) het vakbondsverlof en dienstontheffing/-vrijstelling van dienst ter uitoefening van
de vakbondsprerogatieven (zie Deel II – Hoofdstuk 20);
(q) het uitzonderlijk verlof (zie Deel II – Hoofdstuk 21);
(r) het eindeloopbaanverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 22).
(s) het vormingsverlof bachelor (zie Deel II – Hoofdstuk 23);
(t) het vormingsverlof voor de militair BDL (zie Deel II – Hoofdstuk 24);
(u) het oriëntatieverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 25);
(v) het reclasseringsverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 26).
(3) De verloven die kunnen worden toegekend aan waarop de burgerpersoneelsleden
aanspraak kunnen maken zijn de volgende:
(a) de vakantieverloven (zie Deel II – Hoofdstuk 1);
(b) de compensatieverloven (zie Deel II – Hoofdstuk 2);
(c) de omstandigheidverloven (zie Deel II – Hoofdstuk 3);
(d) het opleidingsverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 4);
(e) het verlof voor prenatale onderzoeken (zie Deel II – Hoofdstuk 6);
1 A16-B18 - A16-D1, Art 72 - A16-E1, Art 22bis G1, Art 177 eerste lid
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 24 / 283
(f) het moederschapsverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 7);
(g) de borstvoedingspauzes (zie Deel II – Hoofdstuk 8);
(h) het vaderschapsverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 9);
(i) het ouderschapsverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 10);
(j) het opvangverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 12);
(k) het adoptieverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 13);
(l) het palliatief verlof (zie Deel II – Hoofdstuk 15);
(m) het verlof om dwingende redenen (zie Deel II – Hoofdstuk 16);
(n) het politiek verlof - Burgerpersoneel(zie Deel II – Hoofdstuk 18);
(o) het verlof wegens opdracht (zie Deel II – Hoofdstuk 19);
(p) het vakbondsverlof en dienstontheffing/-vrijstelling van dienst ter uitoefening van
de vakbondsprerogatieven (zie Deel II – Hoofdstuk 20);
(q) de uitzonderlijke verloven (zie Deel II – Hoofdstuk 21).
(4) In geen geval kan verlof in compensatie in tijd worden omgezet.
b. De dienstontheffing
(1) Een dienstontheffing is de toestemming die aan het militair of het burgerpersoneelslid
wordt gegeven om afwezig te zijn voor een bepaalde duur gedurende de periode van
arbeidsduur vastgelegd in het op hem van toepassing zijnde dienstrooster, tijdens
dewelke hij dienstprestaties levert of voorzien is om deze te leveren.
(2) Een dienstontheffing geeft geen aanleiding tot enige vorm van compensatie, indien de
dienstontheffing wordt toegekend terwijl het betrokken personeelslid afwezig is door
verlof, afwezigheid om gezondheidsredenen, in het kader van de vierdaagse
arbeidsweek of de halftijdse vervroegde uitstap.
(3) De dienstontheffingen die kunnen worden toegekend aan de militaire personeelsleden
zijn de volgende:
(a) de gewone dienstontheffing (zie Deel III – Hoofdstuk 1);
(b) de dienstontheffing van het Departement (zie Deel III – Hoofdstuk 2);
(c) de bijzondere dienstontheffing (zie Deel III – Hoofdstuk 3);
(i) de dienstontheffing voor de bloedgever;
(ii) de dienstontheffing ten gevolge van het transformatieplan van de
krijgsmacht;
(iii) de dienstontheffing voor de militairen die zich op uitzonderlijke wijze
verdienstelijk hebben gemaakt en hiervoor worden vermeld op de dagorde
van het korps;
(iv) de dienstontheffing ter voorbereiding van proeven en examens;
(v) de dienstontheffing in het kader van de erkenning door bepaalde
burgerinstanties van vormingen verstrekt door Defensie;
(vi) de dienstontheffing voor de verdienstelijke leerling;
(vii) de dienstontheffing in het kader van “Sport van hoog niveau binnen
Defensie”;
(viii) de dienstontheffing bij mutatie;
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 25 / 283
(ix) de dienstontheffing voor verplaatsingen van militairen “met vaste dienst” in
het buitenland;
(x) de dienstontheffing voor deelname aan de selectieproeven met het oog op
een terbeschikkingstelling bij een openbare werkgever voor de militair BDL;
(d) de dienstontheffing ter uitoefening van de vakbondsprerogatieven
(zie Deel II – Hoofdstuk 20);
(4) De dienstontheffingen die kunnen worden toegekend aan de burgerpersoneelsleden zijn
de volgende:
(a) de gewone dienstontheffing (zie Deel III – Hoofdstuk 1);
(b) de dienstontheffing van het Departement (zie Deel III – Hoofdstuk 2);
(c) de bijzondere dienstontheffing (zie Deel III – Hoofdstuk 3);
(i) de dienstontheffing voor de bloedgever;
(ii) de dienstontheffing ten gevolge van het transformatieplan van de
krijgsmacht;
(iii) de dienstontheffing bij ziekte;
(iv) de dienstontheffing voor opleidingsactiviteiten;
(v) de dienstontheffing voor de deelname aan testen;
(vi) de dienstontheffing om aan een bevorderingsexamen of aan een vergelijkend
examen voor overgang naar het hogere niveau deel te nemen;
(vii) de dienstontheffing om een personeelslid of hun eigen zaak voor de
Departementale Raad van Beroep te verdedigen;
(viii) de dienstontheffing om een geneeskundig onderzoek te ondergaan, hetzij in
een centrum van de administratieve gezondheidsdienst van het Ministerie van
Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, hetzij in een militaire
verplegingsinrichting, hetzij in de Dienst Onthaal en Oriëntatie;
(ix) de dienstontheffing om een geneesheer-specialist of een tandarts te
raadplegen of door deze te worden verzorgd, wanneer zulks buiten de
diensturen onmogelijk is;
(x) de dienstontheffing om door de Directieraad of door de Raad van State te
worden gehoord;
(xi) de dienstontheffing om een opleiding te volgen (georganiseerd in of buiten
het departement) voorgesteld door HRB of het Opleidingsinstituut van de
Federale Overheid (OFO);
(d) de dienstontheffing ter uitoefening van de vakbondsprerogatieven
(zie Deel II – Hoofdstuk 20);
(e) de dienstvrijstelling eindeloopbaan (zie Deel III – Hoofdstuk 5).
(5) De dienstontheffingen waarop de militaire en de burgerpersoneelsleden aanspraak
kunnen maken, zijn de volgende:
(a) Militaire en burgerpersoneelsleden
(i) de gewone dienstontheffing (zie Deel III – Hoofdstuk 1);
(ii) de dienstontheffing van het Departement (zie Deel III – Hoofdstuk 2);
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 26 / 283
(iii) de bijzondere dienstontheffing (zie Deel III – Hoofdstuk 3);
(iv) de dienstontheffing ter uitoefening van de vakbondsprerogatieven
(zie Deel II – Hoofdstuk 20);
(b) Militaire personeelsleden
De vrijstelling van dienst voor de militairen korte termijn (zie Deel III –
Hoofdstuk 4).
(c) Burgerpersoneelsleden
De dienstvrijstelling eindeloopbaan voor burgerpersoneelsleden (zie Deel III –
Hoofdstuk 5).
c. De tijdelijke ambtsontheffing
De tijdelijke ambtsontheffingen op aanvraag met betrekking tot het Reg DGHR-REG-
TRAVARB-001 waarop de personeelsleden krachtens hun statuut aanspraak kunnen maken,
zijn de volgende:
(1) de tijdelijke ambtsontheffing wegens persoonlijke aangelegenheden voor de militaire
personeelsleden (TAPA) (zie Deel IV – Hoofdstuk 1);
(2) de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking voor de militaire
personeelsleden (TALO) (zie Deel IV – Hoofdstuk 2);
(3) de tijdelijke ambtsontheffing om gezinsredenen voor de militaire personeelsleden
(TAGEZINSR) (zie Deel IV – Hoofdstuk 3).
(4) de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden voor de
burgerpersoneelsleden (zie Deel IV – Hoofdstuk 4);
(5) verlof voor loopbaanonderbreking voor de burgerpersoneelsleden (zie Deel IV –
Hoofdstuk 5).
(a) halftijdse loopbaanonderbreking;
(b) loopbaanonderbreking teneinde palliatieve zorgen te verstrekken
(c) loopbaanonderbreking voor het verstrekken van verzorging aan een lid van het
gezin of een familielid tot de tweede graad;
(d) loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof.
d. De bijzondere arbeidstijdregeling
De bijzondere arbeidstijdregelingen, waarop de militaire en burgerpersoneelsleden
krachtens hun statuut aanspraak kunnen maken, zijn de volgende:
(1) Militaire en burgerpersoneelsleden
(a) de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek (zie Deel V – Hoofdstuk 1);
(b) de halftijdse vervroegde uitstap/halftijds werken (zie Deel V – Hoofdstuk 2).
(2) Burgerpersoneelsleden
De verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid (zie Deel V – Hoofdstuk 3).
e. Compensatie in tijd
(1) Compensatie in tijd wordt toegekend aan de onderofficieren, de vrijwilligers en het
burgerpersoneel voor dienstprestaties boven de 38 hr per week, behalve aan de militair
met onbepaald verlof die een wederoproeping of trainingsprestatie van korte duur
volbrengt.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 27 / 283
(2) In geen geval kan compensatie in tijd in verlof worden omgezet.
(3) Het beheer en de aanrekening van de overuren wordt uitvoerig besproken in Deel I -
Hoofdstuk 2.
105. Aanvraag van een periode van afwezigheid
a. De aanvraag
Het personeelslid dat een periode van afwezigheid wegens verlof, dienstontheffing of
compensatie in tijd wenst aan te vragen, maakt gebruik van het formulier in bijlage C - 1 van
dit reglement.
Hij zal de aanvraag voor een periode van afwezigheid, van meer dan één dag, indienen ten
laatste 4 werkdagen voor de aanvang, behalve indien de autoriteit met de bevoegdheid van
eenheids-/korpscommandant een kortere termijn toestaat. Uitzonderingen worden
beschreven in de respectieve hoofdstukken.
Op deze aanvraag worden vermeld:
(1) de datum van aanvraag;
(2) de begin- en einddatum (datum en uur) van de gewenste periode;
(3) de wijze waarop de verschillende dagen afwezigheid worden gerechtvaardigd:
de rechtvaardiging kan gebeuren door een combinatie van verlof, dienstontheffing of
compensatie in tijd. De periode van afwezigheid mag slechts bestaan uit ten hoogste
één blok verlof, uit dienstontheffing(en) en ten hoogste één blok compensatie in tijd
(niet noodzakelijk in deze volgorde). Blokken van hetzelfde type die enkel van elkaar
worden gescheiden door weekends, feestdagen, dienstontheffingen of door
compensatieverlofdagen worden beschouwd als één blok;
(4) de bestemming indien het personeelslid zich wenst te begeven naar een land dat niet
behoort tot de Europese Unie, de NAVO of Zwitserland (Bijl B).
b. Bevoegdheid tot goedkeuring
(1) Militair personeel
Voor de goedkeuring van de verloven, dienstontheffingen en compensatie in tijd is:
(a) de autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant de autoriteit voor de
goedkeuring van de verloven, de dienstontheffingen en compensatie in tijd
aangevraagd door de onderofficieren en vrijwilligers, behalve voor de
korpsadjudant (met inachtneming van de beperkingen opgelegd door Deel I –
Hoofdstuk 1, Par 107 en Deel II – Hoofdstuk 1, Par 103).
(b) de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant de autoriteit voor de
goedkeuring van:
(i) de verloven en dienstontheffingen aangevraagd door de officieren;
(ii) de verloven, dienstontheffingen en compensatie in tijd aangevraagd door de
korpsadjudant.
(c) vanaf de rang van korpscommandant, de bevoegde autoriteit,om de aanvragen te
beoordelen, de commandant onmiddellijk hogere hiërarchische autoriteit van het
onmiddellijk hoger echelon.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 28 / 283
(2) Burgerpersoneel
Voor de goedkeuring van de verloven, dienstontheffingen en compensatie in tijd is:
(a) de autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant/korpscommandant de
autoriteit voor de aanvragen van het jaarlijks verlof en van het
omstandigheidverlof.
(b) HRB-Civ de bevoegde autoriteit voor alle andere verloven met uitzondering van
deze hieronder vermeld.
(c) de MOD bevoegd voor het toekennen van:
(i) het facultatief en het politiek verlof van ambtswege;
(ii) het verlof voor opdracht van algemeen belang;
(iii) het verlof om een ambt uit te oefenen bij een secretariaat, de cel algemene
beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid, bij het kabinet van een
federaal, gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek
mandataris of bij het kabinet van een politiek mandataris van de wetgevende
macht.
(3) Beroep
Bij weigering kan het betrokken personeelslid beroep aantekenen bij het onmiddellijk
hoger echelon van de autoriteit die het verlof, de dienstontheffing of de compensatie
in tijd heeft geweigerd.
c. Bevoegdheid bij periode van afwezigheid in het buitenland
(1) Verplaatsingen om private redenen van om het even welke duur naar landen die niet
behoren tot de Europese Unie, de NAVO of tot Zwitserland zijn steeds onderworpen
aan de toelating van de korpscommandant. De lijst van de landen die behoren tot de
Europese Unie en de NAVO is te vinden in bijlage B.
(2) De verplaatsingen naar landen met veiligheidsrisico’s of landen die in een gewapend
conflict gewikkeld zijn of waar onlusten een staat van fysieke onveiligheid scheppen,
kunnen evenwel slechts worden toegestaan mits de bijzondere aanvraagprocedure,
vermeld in de onderrichting over de militaire veiligheid (Reg IF 5), wordt gevolgd.
Diezelfde aanvraagprocedure is eveneens van toepassing indien de reis gebeurt aan
boord van een vliegtuig of van een schip dat eigendom is of gecharterd wordt door een
van deze landen 1.
(3) De MOD kan verplaatsingen naar bepaalde landen verbieden.
d. Na behandeling
Na de behandeling van de aanvraag door de bevoegde autoriteiten wordt het
aanvraagformulier vervolledigd met de vermelding van de genomen beslissing en met het Nr
van het overeenkomstige verslag van de eenheidscommandant en terug aan de
belanghebbende overgemaakt.
1 Indien het betrokken personeelslid slechts tijdens de reis tot de vaststelling komt dat hij zich in een vliegtuig of schip bevindt
dat eigendom is of gecharterd wordt door een van deze landen dan zal hij dit melden bij wijze van regularisatie na de reis
volgens de procedure beschreven in Par 105.c.(2).
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 29 / 283
(1) De beslissing over het al dan niet toestaan van verlof, dienstontheffing of compensatie
in tijd moet ten laatste vóór het einde van de derde werkdag volgend op het indienen
van de aanvraag bekendgemaakt worden aan het betrokken personeelslid en moet
worden genoteerd op het verslag van de eenheidscommandant. (Uitzondering: planning
grote verloven -Deel II – Hoofdstuk 1, Par 104, b.).
(2) Een weigering moet steeds gemotiveerd worden op de aanvraag van betrokkene en op
het verslag van de eenheidscommandant.
e. De verloffiche (Bijl C2)
(1) Het vakantieverlof en de dienstvrijstellingen van het Departement worden opgetekend
op de verloffiche van het jaar waarop het krediet werd geïnitialiseerd.
- 01 Jan van het Jaar X tot 30 Apr van het jaar X+1.
(2) Voor alle andere verloven wordt de volledige verlofperiode ingeschreven op de
verloffiche van het jaar waarop de aangevraagde verlofperiode start.
Voorbeeld
Verlofperiode 01 Dec van het jaar X tot 15 Jan van het jaar X+1 = volledige
verlofperiode wordt ingeschreven op verloffiche van het jaar X.
f. Afwijkingen
Afwijkingen van deze basisregel worden afzonderlijk vermeld in het desbetreffende
hoofdstuk.
106. Intrekking van een periode van afwezigheid
a. Militair personeel
(1) Door het goedkeuren van een periode van afwezigheid erkent de militaire overheid de
onbeschikbaarheid van de militair gedurende de totaliteit van de gevraagde periode,
inbegrepen de resterende dagfracties 1 na het beëindigen en vóór het heraanvatten van
de dienst en de eventuele weekends die de aanvraag omsluiten.
Voorbeeld
Wanneer betrokkene verlof vraagt op maandag dan is hij reeds onbeschikbaar
vanaf de vrijdagnamiddag wanneer zijn dienst eindigt tot op dinsdag het ogenblik
waar zijn dienst opnieuw aanvangt.
(2) Onder voorbehoud van Par 106.a.(3) & Par 107.a. zal de betrokken militair niet
oproepbaar zijn voor de normale dienst tijdens de volledige duur van de hierboven
beschouwde periode van afwezigheid.
(3) Het terugroepbaar personeel kan met syndicaal verlof, met gewone dienstontheffing, of
in compensatie in tijd zijn. De militair blijft echter oproepbaar in het kader van zijn
beurtrol om de dienst te hervatten met het oog op uitvoeren van dienstprestaties.
(4) De periode van afwezigheid wegens verlof of dienstontheffing, al dan niet in combinatie
met compensatie in tijd, van een militair, al dan niet reeds aangevangen kan enkel
worden ingetrokken om operationele redenen. De gemotiveerde beslissing moet genomen
worden door de onmiddellijk hogere hiërarchische autoriteit van de autoriteit die het
verlof of dienstontheffing heeft toegestaan. Het is duidelijk dat er niet lichtzinnig mag
worden omgesprongen met dergelijke intrekking.
1 Dagfractie: de duur van de dag voor het begin van de dienst en de duur van de dag na het einde van de dienst.
Bv. de dienst begint om 08 hr 00 tot 16 hr 06', dan is de dagfractie van 00 hr 00 tot 07 hr 59' en van 16 hr 07' tot 24 hr 00.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 30 / 283
(5) De militair die meent door een dergelijke intrekking financieel benadeeld te zijn, kan
een aanvraag tot schadevergoeding indienen bij DGJM-LITIG. Deze aanvraag zal het
voorwerp van een onderzoek uitmaken om de ontvankelijkheid en gegrondheid van
aanvraag tot vergoeding te beoordelen. Elke aanvraag zal afzonderlijk beoordeeld
worden rekeninghoudend met de omstandigheden waarin de intrekking van de periode
van afwezigheid heeft plaatsgevonden evenals alle andere relevante factoren. Deze
aanvraag dient de volgende documenten te bevatten:
(a) Noodzakelijk
(i) een kopie van het verslag van de eenheidscommandant met de beslissing tot
toekenning van de betrokken periode;
(ii) een kopie van het verslag van de eenheidscommandant met de beslissing tot
intrekking van de betrokken periode;
(iii) de gemotiveerde beslissing van de in Par 106.a.(3 4) vermelde betrokken
autoriteit;
(iv) een gedetailleerd verslag van de gemaakte kosten.
(b) In voorkomend geval:
(i) een kopie van het reservatiedocument;
(ii) eventueel een kopie van de annulatieverzekering;
(iii) een bewijs van betaling;
(iv) de ondernomen stappen naar de verzekering toe en het antwoord van de
verzekeringsmaatschappij;
(v) ieder ander document dat noodzakelijk wordt geacht.
b. Burgerpersoneel
Niet van toepassing.
107. Schorsing van een periode van afwezigheid
a. Militair personeel 1
(1) De MOD kan, wanneer de omstandigheden zulks vereisen, de toekenning van de verloven
van het militair personeel schorsen.
(2) Hij bepaalt, in dit geval, de periode van het volgend jaar tijdens dewelke de overdracht
van de niet bekomen verlofdagen wordt toegestaan.
b. Burgerpersoneel
Niet van toepassing.
108. Ziekte, verwonding en hospitalisatie van een personeelslid tijdens een
periode van afwezigheid
a. Militair personeel
(1) Een periode van afwezigheid wegens verlof, dienstontheffing of compensatie in tijd
wordt niet onderbroken door een periode van afwezigheid wegens gezondheidsredenen,
behalve2 :
(a) bij opname in een ziekenhuis, of een rust- en verzorgingstehuis;
1 A16-D3, Art 78 - A16-E3, Art 42 2 A16-J1, Art 4
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 31 / 283
(b) tijdens een periode van afwezigheid wegens vakantieverlof.
(2) Een periode van afwezigheid wegens verlof, dienstontheffing of compensatie in tijd van
het militaire personeelslid dat is gehospitaliseerd in een ziekenhuis of een rust- en
verzorgingstehuis, eindigt op de einddatum van de gevraagde periode van afwezigheid,
indien de opnameduur in het ziekenhuis of het rust- en verzorgingstehuis korter is dan
de gevraagde periode van afwezigheid.
(3) Het militaire personeelslid dient zijn eenheids-/korpscommandant in te lichten over de
duur van zijn periode van afwezigheid om gezondheidsredenen zoals bepaald in de het
DGHR-SPS-MEDAGR-001 DGHR-REG-MEDIS-001. Bij ontvangst van een geneeskundig
getuigschrift wordt het militaire personeelslid administratief terug in de getalsterkte
opgenomen en als “afwezig om gezondheidsredenen” beschouwd.
(4) Na het volgen van de verwittigingsprocedure de aanvraag zoals beschreven in de
DGHR-SPS-MEDAGR-001 worden:
(a) de dagen tijdens dewelke het militair personeelslid daadwerkelijk was opgenomen
samen met de eventuele dagen revalidatie na ontslag uit het ziekenhuis en die
samenvallen met de dagen afwezigheid wegens verlof, dienstontheffing of
compensatie in tijd, automatisch toegevoegd aan het jaarlijks verlofkrediet of de
compensatiefiche van het betrokkene;
(b) de dagen afwezigheid om gezondheidsredenen die samenvallen met de dagen
afwezigheid wegens vakantieverlof automatisch toegevoegd aan het jaarlijks
verlofkrediet van het militaire personeelslid.
b. Burgerpersoneel
Als een burgerpersoneelslid ziek wordt tijdens zijn verlof, afwezigheden en
dienstontheffingen zal het behoorlijk gerechtvaardigd ziekteverlof automatisch het verlof
onderbreken. Het burgerpersoneelslid bekomt opnieuw de verlofdagen die wegens ziekte
werden omgezet in ziekteverlof. Wanneer het personeelslid deze verlofdagen wenst op te
nemen, dient zijn functionele chef, rekeninghoudend met de dienstvereisten, opnieuw zijn
toestemming te verlenen.
109. Periodes van afwezigheid voor het personeel in dienst in intergeallieerde
organismen of in het buitenland
a. Algemeenheden
De personeelsleden van alle rang in dienst in intergeallieerde organismen, zelfs in België
gevestigd, met vaste dienst in het buitenland of aan een diplomatieke post verbonden,
genieten van de verloven en dienstontheffingen die voorzien zijn in dit reglement onder
controle en verantwoordelijkheid van de hoogste Belgische autoriteit, die er aanwezig is.
b. Vaste verlofdagen
Indien de dienstregeling die van toepassing is in het desbetreffende organisme het
betrokken personeelslid een aantal vaste verlofdagen oplegt, dat groter is dan het
toegelaten maximum aantal verloven en dienstontheffingen voorzien in dit reglement, dan
wordt het betrokken personeelslid dienstontheffingen om bijzondere redenen toegekend.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 32 / 283
c. Dienstontheffing om bijzondere redenen
Het aantal toe te kennen dienstontheffingen om bijzondere redenen is gelijk aan het
verschil tussen dit aantal opgelegde verlofdagen en het maximum toegelaten aantal verloven
en dienstontheffingen voorzien in dit reglement.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 33 / 283
Hoofdstuk 2 - De arbeidstijdregeling
201. Inleiding
a. Militair personeel1
(1) De mate waarin het de militair militair personeelslid zijn rechten kan uitoefenen en zijn
plichten moet nakomen is afhankelijk van de periode en de stand of de deelstand waarin
hij zich tijdens deze periode bevindt en van het feit of hij effectief deel uitmaakt van
een detachement dat zich voorbereidt met het oog op een operationele inzet. De
toestand waarin de militair zich Het militair personeelslid bevindt is ofwel in periode
van oorlog, in periode van crisis ofwel in periode van vrede.
(2) In de periode van oorlog, van crisis of vrede bevindt elk militaire personeelslid zich
ofwel in de stand:
(a) in werkelijke dienst;
(b) ofwel in non-activiteit:
(i) wanneer hij tijdelijk van zijn ambt ontheven is, tenzij het gaat om een
schorsing bij ordemaatregel;
(ii) wanneer hij onregelmatig afwezig werd bevonden;
(iii) wanneer hij een vrijheidsstraf ondergaat, waartoe hij door een Belgisch
gerecht veroordeeld is;
(iv) wanneer hij na een periode van schorsing bij ordemaatregel:
- of ambtshalve uit zijn ambt is ontslagen;
- of zonder uitstel is afgezet overeenkomstig artikel 6 van het Militair
Strafwetboek of artikel 19 van het Strafwetboek ;
- of een militaire degradatie heeft ondergaan;
- of zonder uitstel is ontzet uit één van de rechten opgesomd in artikel 31 van het
Strafwetboek ;
(v) wanneer hij in voorlopige hechtenis zit en deze wordt gevolgd door een
veroordeling tot een vrijheidsstraf zonder uitstel, die de periode van deze
hechtenis dekt;
(i) wanneer hij tijdelijk van zijn ambt ontheven is;
(ii) wanneer hij onwettig afwezig bevonden werd;
(iii) wanneer hij een vrijheidsberovende straf ondergaat, waartoe hij door een
Belgisch gerecht veroordeeld is of door een buitenlands gerecht als de
beslissing wordt erkend in België, behalve als hij zijn straf ondergaat in de
vorm van de strafuitvoeringswijze van de beperkte detentie, het
elektronisch toezicht of de voorwaardelijke invrijheidstelling;
(iv) wanneer hij met politiek verlof is.
Opmerking
De periode van schorsing bij ordemaatregel, de periode van voorlopige
hechtenis, de internering en de periode van afwezigheid van een militair die
1 A16-Q1, Art 1, 4, 5, 6 en 9- G1, Art 185 tot Art 192 en A16-Q2, Art 1 tot Art 6
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 34 / 283
gescheiden van het leger is, worden omgezet in periodes van non-activiteit
onder bepaalde voorwaarden1.
De preventieve verwijdering voorafgaand aan een schorsing bij
ordemaatregel heeft geen enkel gevolg voor de militair op het gebied van het
administratieve of geldelijke statuut2.
(3) De hiernavolgende richtlijnen hebben betrekking op de militair het militair
personeelslid die zich in periode van vrede in de stand “werkelijke dienst” bevindt.
(4) Binnen de stand “werkelijke dienst” bepaalt de deelstand of de vorm van de deelstand
de rechten en plichten van de militair het militair personeelslid.
Volgende deelstanden of vormen van deelstanden worden onderscheiden:
(a) in vorming;
(b) in normale dienst;
De militair in normale dienst kan onderworpen zijn aan volgende regimes:
De vormen van normale dienst waaraan de militair het militair personeelslid in
werkelijke dienst in periode van vrede kan deelnemen, zijn de volgende:
(i) in normale dienstregeling;
(ii) in bijzondere dienstregeling:
nachtwakers;
ploegendienst;
arbeidsritmes;
chauffeurs van autoriteiten.
(iii) specifieke opdrachten:
de beveiligingsopdracht;
de permanenties;
de terugroepbaarheid.
(c) in intensieve dienst;
(d) in hulpverlening;
De vormen van hulpverlening waaraan de militair in werkelijke dienst in periode van
vrede kan deelnemen, zijn de volgende3:
(i) de nationale hulpverlening;
(ii) de internationale hulpverlening;
(iii) de deelname aan hulpverlening buiten de inzetzone;
(iv) de transit van of naar één van de voornoemde vormen van hulpverlening.
(e) in operationele inzet;
De vormen van operationele inzet waaraan de militair het militair personeelslid in
werkelijke dienst in periode van vrede kan deelnemen, zijn de volgende4:
(i) ordehandhavingsinzet;
1 A16- G1, Art 189 2 A16-G1, Art 51, § 2 3 A16-Q2, Art 6/1 4 A16-Q2, Art 1
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 35 / 283
(ii) waarnemingsinzet;
(iii) beschermingsinzet;
(iv) passieve gewapende inzet;
(v) actieve gewapende inzet;
(vi) de deelname aan een operatie buiten de inzetzone;
(vii) de transit van of naar één van de voornoemde vormen van operationele inzet.
(f) in militaire bijstand;
De vormen van militaire bijstand waaraan de militair in werkelijke dienst in periode
van vrede kan deelnemen, zijn de volgende1:
(i) de actieve militaire bijstand;
(ii) de deelname aan militaire bijstand buiten de inzetzone;
(iii) de transit van of naar één van de voornoemde vormen van militaire bijstand.
b. Burgerpersoneel2
(1) De mate waarin het burgerpersoneelslid zijn rechten kan uitoefenen en zijn plichten
moet nakomen, is afhankelijk van de stand waarin hij zich tijdens deze periode bevindt.
(2) Het statutaire burgerpersoneelslid kan zich in volgende standen bevinden:
(a) in dienstactiviteit;
(b) in non-activiteit;
(i) de onwettige afwezigheid;
(ii) wanneer hij in vredestijd sommige militaire prestaties verricht of voor de
civiele bescherming of voor taken van openbaar nut aangewezen wordt bij
toepassing van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de
gewetensbezwaarden, inzonderheid gewijzigd bij die van 3 juli 1975;
(iii) wanneer hij de uitvoering van een opdracht die niet van algemeen belang is
erkend, voortzet;
(iv) indien hij de toelating bekomt om voltijds afwezig te zijn voor een periode
van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden;
(v) wanneer hij afwezig is ingevolge een missie die aanleiding heeft gegeven tot
vrijstelling van militaire dienst overeenkomstig artikel 16 van de
dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962;
(vi) wanneer hij afwezig is op grond van een machtiging om zijn ambt met
verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid uit te oefenen
voor de duur van zijn afwezigheid;
(vii) wanneer een periode van zijn verlof voor loopbaanonderbreking wordt
omgezet in non-activiteit niet als dusdanig erkend wordt door de directeur
van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
(viii) tuchtschorsing plaatst de ambtenaar ambtshalve in de administratieve stand
nonactiviteit;
1 A16-Q2, Art 6/4 2 KB van 02 Okt 37, Art 98 tot Art 111
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 36 / 283
(ix) wanneer hij het onderzoek door het Bestuur van de medische expertise
(MEDEX) in het kader van de vroegtijdige oppensioenstelling wegens
gezondheidsredenen belemmert of weigert.
(c) in disponibiliteit wegens ziekte of gebrekkigheid waaruit geen definitieve
dienstongeschiktheid ontstaat, maar die aanleiding geeft tot langere afwezigheid
dan voor verlof wegens ziekte of gebrekkigheid.
202. Toepassingsgebied
a. Algemeen
De arbeidstijdregeling is van toepassing op het militair personeel van het actief kader in
periode van vrede en het burgerpersoneel van Defensie 1.
(1) Tot het actief kader2 behoren:
(a) de beroepsmilitairen en kandidaat-beroepsmilitairen;
(b) de aanvullingsmilitairen;
(c) de hulpofficieren en kandidaat-hulpofficieren;
(d) de militairen korte termijn;
(e) de kandidaat-officieren en de kandidaat-onderofficieren, respectievelijk
aangesteld in de graad van onderluitenant en van sergeant, die zich reeds in de
eenheid van definitieve eerste aanwijzing bevinden;
(f) de kandidaat-vrijwilligers van het actief kader;
(g) de militaire en kandidaat-militaire muzikanten;
(h) de kandidaat-officieren kapelmeesters en de kandidaat-onderofficieren
muzikanten, aangesteld in de graad van onderluitenant, respectievelijk sergeant en
die zich reeds in de eenheid van definitieve eerste aanwijzing bevinden;
(i) de militairen in vrijwillige militaire inzet (EVMI) en de kandidaat-militairen EVMI
die geen soldij meer ontvangen;
(j) de militairen en kandidaat-militairen aangeworven voor een loopbaan van beperkte
duur (BDL).
(2) Tot het burgerpersoneel behoren:
(a) de statutairen;
(b) de stagiairs;
(c) de contractuelen.
b. Uitzonderingen
De arbeidstijdregeling is niet van toepassing op3:
(1) het militair en burgerpersoneel met vaste dienst bij de internationale hoofdkwartieren,
generale staven en instellingen die in België zijn gevestigd, uitgezonderd de militaire en
burgerpersoneelsleden van de BPO;
(2) de militairen met vaste dienst in het buitenland;
(3) de militairen verbonden aan diplomatieke posten in het buitenland die het
vergoedingsstelsel “Buitenlandse Zaken” genieten;
1 Deel I, Par 101.a.(1) en (2) 2 A16-O30, Art 1, § 2, 4° A16-G1, Art 2, eerste lid 3 KB van 18 Mar 03 (BIP A-015), Art 1
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 37 / 283
(4) de militairen gebezigd in de ministeries of in de instellingen van openbaar nut met
toepassing van Art 150 van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het
statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de
Krijgsmacht (A16-G1) Wet van 20 mei 1994 betreffende de beziging van militairen
buiten de krijgsmacht;
(5) de militairen die ter beschikking worden gesteld van een ander federaal, gewestelijk of
gemeenschapsministerie, of die wegens officiële opdracht bij een instelling van
internationaal publiek recht worden gedetacheerd;
(6) de militairen in de deelstand ‘in vorming’.
203. Dienstprestatie Definities van de begrippen met betrekking tot de
arbeidstijdregeling
a. Dienstprestatie
Dienstprestaties zijn prestaties verricht op bevel van een daartoe bevoegde overheid of
ingevolge een wettelijke of reglementaire bepaling. De werkelijke duur van de geleverde
prestaties van het personeelslid wordt bepaald door slechts de tijd in aanmerking te nemen dat
het personeelslid werkelijk aanwezig is in zijn eenheid, in de voorgeschreven kledij1, op de
aangewezen plaats van tewerkstelling en dit volgens het uurrooster dat op hem van toepassing is.
b. Beveiligingsopdracht (zie Par 210)
Een beveiligingsopdracht is een ononderbroken dienstprestatie van minstens tien uren die
tot doel heeft militaire of burgerlijke doelwitten te beveiligen en die gekenmerkt wordt
door het feit dat het personeelslid die deze uitvoert, gewapend blijft en de onmiddellijke
omgeving van de te beveiligen doelwitten niet verlaat.
c. Nachtwakers (zie Par 211)
Een nachtwaker is een personeelslid dat de ambtscode “waker” of “waker-hondenmeester”
heeft en die een als dusdanig op de organieke tabellen hernomen betrekking uitoefent. Deze
betrekking houdt in dat het wezenlijke van de dienstprestaties, namelijk
beveiligingsopdrachten, buiten de normale diensturen valt.
d. Ploegendienst (zie Par 212)
Een ploegendienst is een dienstregeling waarbij een welbepaalde doorlopende opdracht of
een reeks van opdrachten uitgevoerd wordt door daartoe speciaal samengestelde groepen
militairen en/of burgerpersoneelsleden die uitsluitend die opdracht of opdrachten uitvoeren
en die elkaar op voorziene tijdstippen afwisselen.
e. Arbeidritmes (zie Par 213)
Arbeidritmes zijn een bijzondere dienstregeling binnen het kader van de 38 hr-week,
waarbij door dienstnoodwendigheden, de dagelijkse arbeidsduur van 7 hr 36’ wordt
overschreden, zonder dat evenwel wordt overgegaan naar een ploegendienst.
f. Permanentie (zie Par 214)
Permanentie is een ononderbroken dienstprestatie van minstens 24 hr, andere dan een
beveiligingsopdracht, tijdens dewelke het betrokken personeelslid op de plaats van de
opdracht beschikbaar is gedurende de volledige duur van de dienstprestatie, al dan niet met
het oog op een interventie.
g. Terugroepbaar personeel (zie Par 215)
1 ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 DGHR-REG-DISPSYS-001
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 38 / 283
Terugroepbaar personeel is personeel aan wie een preadvies werd gegeven om, binnen een
termijn van maximaal vier uur, de dienst te hervatten met het oog op het uitvoeren van
dienstprestaties. Deze oproepbaarheid vindt plaats binnen het kader van een beurtrol.
h. Chauffeur van autoriteiten (zie Par 216)
Chauf van autoriteiten is het personeelslid dat op de organieke tabellen van de eenheid de
functie van Chauf van een bepaalde autoriteit uitoefent. De Mil autoriteiten hebben de
graad van generaal, luitenant-generaal, generaal-majoor of brigadegeneraal; de
burgerautoriteiten van Defensie behoren tot de klasse A5 of zijn mandaathouder
N-1 of N-2.
Chauffeur van autoriteiten is het personeelslid dat op de organieke tabellen van de eenheid
de functie van chauffeur van een bepaalde autoriteit uitoefent. De militaire autoriteiten
hebben de graad van generaal, luitenant-generaal of generaal-majoor; de burgerautoriteiten
van Defensie hebben de graad van secretaris-generaal, directeur-generaal of
administrateur-generaal. Worden eveneens beschouwd als een autoriteit met recht op een
chauffeur: personen die een op de organieke tabel voorziene functie van dit niveau
uitoefenenen, maar die niet bekleed zijn met een van bovenvermelde graden.
i. Luchtdienst 15 W LuTpt (zie Par 217)
De luchtdienst vormt een bijzondere dienstregeling binnen het kader van de 38 hr-week,
waarbij door dienstnoodwendigheden, en door de aard van de opdrachten van het
luchttransport, de normale duur van een werkdag alsook het aantal werkdagen per week
sterk kunnen variëren zonder dat een planning op korte termijn kan opgesteld worden.
204. De arbeidsduur
a. Basisprincipe
Het basisprincipe is dat de variabele arbeidstijd van toepassing is op al het personeel van
Defensie. Enkel de afwijkingen beschreven in Par 204.c. worden toegelaten.
b. De variabele arbeidstijd voor de militaire en burgerpersoneelsleden
(1) Het dienstrooster:
(a) Van toepassing voor de militaire personeelsleden
De wekelijkse arbeidsduur van 38 hr1 wordt gespreid over vijf werkdagen van
gemiddeld 7 hr 36’. waarbij in het kader van de variabele arbeidstijd de dagelijkse
grens van 9 hr niet mag worden overschreden.
(b) Van toepassing voor de burgerpersoneelsleden
De wekelijkse arbeidsduur van 38 hr2 wordt gespreid over vijf werkdagen van
gemiddeld 7 hr 36’, waarbij de dagelijkse grens van 9 hr niet mag worden
overschreden.
(2) In het kader van de variabele arbeidstijd uren zal de arbeidsdag onderverdeeld worden
in “glijtijden” en “stamtijden”.
(a) Drie glijtijden: de periode in de voormiddag, de namiddag en de avond gedurende
dewelke het personeelslid vrij is het tijdstip van zijn aankomst en vertrek, alsook
van zijn middagpauze te kiezen;
1 KB van 18 Mar 03 (BIP-A-015), Art 41 2 Omzendbrief nr 120 van 31 Okt 79
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 39 / 283
(b) Twee stamtijden: de periode in de voormiddag en de namiddag gedurende dewelke
het personeelslid verplicht aanwezig moet zijn.
(3) De vork waarbinnen de uren van de glijtijd van de voormiddag moeten liggen, kan worden
beperkt door de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant in functie van de
lokale omstandigheden.
(a) De glijtijd in de voormiddag moet liggen (aankomst): tussen 07 hr 00 en 09 hr 00.
(b) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant dient gelijktijdig met het
aanpassen van de vork, de minimumbezetting van het personeel te bepalen,
waardoor hij tijdens de glijtijd de functionering van zijn eenheid verzekert.
(c) Alvorens de vork en de minimumbezetting wordt bepaald of gewijzigd, door de
autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant, moet deze worden overlegd
met de vakorganisaties in het kader van de basisoverlegcomités (BOC).
(4) De pauze voor het middagmaal heeft een minimum duur van 30’ en een maximum van
02 hr. De vork waarbinnen de uren van de middagpauze moeten liggen, kan worden
aangepast door de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant en deze moet
worden overlegd met de vakorganisaties in het kader van de basisoverlegcomités (BOC).
(5) Een voltijds dienstrooster ziet er als volgt uit:
(a) Glijtijd in de voormiddag (aankomst) van 07 hr 00 tot 09 hr 00’;
(b) Stamtijd in de voormiddag (verplichte aanwezigheid) van 09 hr 00’ tot 11 hr 45’;
(c) Glijtijd ’s middags van 11 hr 45 tot 14 hr 00 met een minimum duur van 30’ en een
maximum van 02 hr;
(d) Stamtijd in de namiddag (verplichte aanwezigheid) van 14 hr 00 tot 15 hr 06’;
(e) Glijtijd in de namiddag van 15 hr 06’ tot 18 hr 00.
(6) Het personeelslid heeft recht op een pauze van 15’, zowel in de voor- als in de namiddag.
Deze pauze telt als arbeidsduur en het niet opnemen ervan geeft geen recht op
compensatie in tijd.
(7) Een verlofdag wordt voor 7 hr 36’ aangerekend. Een halve verlofdag wordt voor 04 hr
aangerekend. Indien het personeelslid een halve dag verlof heeft aangevraagd, dient hij
bijgevolg in de voor- of namiddag nog slechts 3 hr 36’ te presteren.
Het dienstrooster1 bij een halve dag verlof ziet er als volgt uit:
(a) Voormiddag
Glijtijd in de voormiddag van 07 hr 00 tot 09 hr 00’
(b) Namiddag
Glijtijd ’s middags vanaf 12 hr 15’ tot 14 hr 00’
Opmerking
Bij het dienstrooster bij een halve dag verlof bepaalt de glijtijd en de te
presteren arbeidsduur het uur van vertrek, de stamtijd (verplichte
aanwezigheid) is hier niet van toepassing.
1 Halve dag verlof, halftijdse arbeid om gezondheidsredenen, …
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 40 / 283
Deze berekening is niet van toepassing op het burgerpersoneel dat
geniet van de verminderde prestaties verricht per gedeelten van een
werkdag.
(8) Compensatie in tijd
(a) Bepaling toepasselijk op het militair personeel
De variabele arbeidstijd kan aanleiding geven tot het presteren van overuren en dit
voor het uitvoeren van dienstprestaties1, gepresteerd buiten de stamtijd, boven de
38 (achtendertig) hr per week maar met een maximum van 12 hr per maand.
Dit biedt aan het personeelslid de mogelijkheid zijn dienstchef voor te stellen
overuren in het kader van de variabele arbeidstijd te presteren teneinde,
bijvoorbeeld, een opgelegde termijn te kunnen behalen voor de uitvoering van een
taak.
(b) Bepaling toepasselijk op het burgerpersoneel
De variabele arbeidstijd kan aanleiding geven tot het presteren van overuren en dit
voor dienstprestaties ,gepresteerd buiten de stamtijd, boven de 38 (achtendertig)
hr per week maar met een maximum van 12 hr per maand2.
(9) Een halve dag in het kader van halftijds arbeid om gezondheidsredenen (HAGR) telt
voor 3 hr 48’ (de helft van 7 hr 36’). Indien het personeelslid een HAGR heeft, dient hij
in de voor- of namiddag slechts 3 hr 48’ te presteren.
c. Afwijkingen
Omwille van operationele redenen, trainingsactiviteiten vermeld op de trainingskalender van
de eenheid en uitzonderlijk omstandigheden kan de autoriteit met de bevoegdheid van
eenheids-/korpscommandant tijdelijk of permanent afwijken van het principe van de
variabele arbeidstijden en dit voor bepaalde eenheden/ondereenheden en functies.
(1) Tijdelijk
De tijdelijke afwijking is van toepassing op de eenheden in hun geheel, of een
ondereenheid of een detachement ad hoc. Voor deze eenheden kan de autoriteit met de
bevoegdheid van eenheids-/korpscommandant het beginuur van de dienst binnen de vork
van de glijtijd, de periode van de middagpauze en de minimumbezetting van de dienst
bepalen teneinde binnen de vork van de glijtijd de functionering van zijn eenheid te
verzekeren.
(2) Permanent
(a) De permanente afwijking is van toepassing op functies waarin de personeelsleden
tewerkgesteld zijn in het stelsel van:
(i) de beveiligingsopdrachten:
het occasioneel wachtpersoneel;
de nachtwakers;
de RP’s;
(ii) de ploegendienst;
(iii) de arbeidritmes;
(iv) de permanenties.
1 Deel I - Hoofdstuk 2, § 203.a. 2 Omzendbrieven Nr 80 van 27 Apr 78, Nr 120 van 31 Okt 79, Nr 133 van 22 Feb 80 van het Openbaar Ambt
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 41 / 283
(b) Een functiegebonden afwijking kan ook van toepassing zijn op:
(i) de chauffeurs van de autoriteiten;
(ii) de functies waarvoor een minimumbezetting en een vast dienstrooster
onontbeerlijk zijn en waarbij de variabele arbeidstijd de continuïteit van de
dienst, van de dienstverlening of de veiligheid in het gedrang brengt.
d. De dienstregeling voor officieren
De bepaling van de dienstregeling voor officieren is een discretionaire bevoegdheid van de
hiërarchische autoriteit.
205. Normalisatie van de dienstprestaties
a. Algemeen principe
(1) Officiële aanrekening van een werkdag
Een werkdag wordt in de regel aangerekend voor 7 hr 36'.
(2) Compensatie in tijd wordt toegekend aan de onderofficieren, de vrijwilligers en het
burgerpersoneel voor dienstprestaties boven de 38 hr per week, behalve aan het
militair personeelslid met onbepaald verlof die een wederoproeping of
trainingsprestatie van korte duur volbrengt.
(a) Militair personeel
(i) De aangerekende dienstprestaties boven de 38 hr per week moeten worden
gecompenseerd in tijd vóór het einde van het burgerlijk semester1 (=
referentieperiode) dat volgt op het semester waarin de dienstprestatie werd
geleverd (= referentieperiode).
(ii) De termijn van één burgerlijk semester wordt tot twee burgerlijke
semesters verlengd wanneer het militaire personeelslid in de onmogelijkheid
is geweest om, vóór het einde van het burgerlijk semester dat volgt op de
referentieperiode, de uitgevoerde bijkomende prestatieuren, in tijd te
recupereren, omdat hij, in de loop van dit burgerlijk semester, zich meer dan
twee maanden in één of meerdere van de volgende situaties bevond:
deelneming aan een dienstprestatie in de deelstanden "in intensieve dienst",
“in militaire bijstand”, "in hulpverlening" of "in operationele inzet";
deelneming aan een cursus of stage;
afwezigheid om gezondheidsredenen;
geplaatst in de stand "in non-activiteit";
geschorst bij ordemaatregel.
(iii) In principe zal bij mutatie alle compensatie in tijd worden opgenomen vóór de
mutatie, desnoods zal er een opschorting van de mutatiedatum zijn. Een
overdracht van maximum 38 hr naar de eerstvolgende referentieperiode
wordt toegelaten.
(iv) Compensatie in tijd in het kader van de variabele arbeidstijd beschreven in
Par 204.b.(8)(a)
1 Burgerlijk semester: 01 Jan tot 30 Jun & 01 Jul tot 31 Dec
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 42 / 283
De aangerekende dienstprestaties, gepresteerd buiten de stamtijd, boven de
38 (achtendertig) hr per week moet worden gecompenseerd voor het eind van
de maand die volgt op de maand waarin het krediet werd verworven.
(b) Burgerpersoneel
(i) Variabele arbeidstijd
De aangerekende dienstprestaties, gepresteerd buiten de stamtijd, boven de
38 (achtendertig) hr per week moeten worden gecompenseerd in de loop van
de maand die volgt op de maand waarin het krediet werd verworven.
(ii) Overuren wegens dienstvereisten
Overuren uitzonderlijk gepresteerd op vraag van de dienstoverste, wegens
dienstvereisten1, met een maximum van 12 overuren per week, moeten worden
gecompenseerd binnen de vier maanden die volgen op de maand waarin het
krediet werd verworven.
(iii) Buitengewone prestaties 2
Enkel met de goedkeuring van de Inspectie van Financien en enkel in zeer
uitzonderlijke gevallen;
Wordt bij Defensie actueel alleen toegestaan aan de radio-operatoren van
de RMD Oostende.
(3) De dienstactiviteiten zullen zo worden georganiseerd dat de voorgeschreven termijn
wordt gerespecteerd.
(4) De dienstprestaties worden, in principe, voor hun werkelijke duur geteld.
(5) De occasionele dienstprestaties tussen 22 hr 00 en 06 hr 00 worden dubbel geteld.
(6) De dienstprestaties die recht geven op een toelage voor permanentie worden voor een
bepaalde forfaitaire duur geteld.
(7) De gerechtvaardigde afwezigheden worden voor een bepaalde forfaitaire duur geteld.
(8) Beheer van de compensatie in tijd.
Enkel van toepassing op het militair personeel:
(a) Principieel is het personeelslid verantwoordelijk voor de opvolging van zijn
compensatie in tijd en gebeurt de afbouw volgens zijn behoefte.
(b) Een overdracht van maximum 38 hr naar het volgend burgerlijk semester is
toegelaten.
(i) De overuren die vóór het einde van het burgerlijk semester, dat volgt op het
semester waarin de prestatie werd geleverd, niet kunnen worden
gecompenseerd in tijd, moeten, na een overdracht van maximum 38 hr,
worden betaald per uur à rato van 1/1850 van de brutojaarwedde en dit
vanaf 01 Jul 04.
De brutojaarwedde die in aanmerking zal worden genomen, is deze die als
basis heeft gediend voor de berekening van de bezoldiging, verschuldigd in de
loop van de eerste maand van het tweede semester volgend op de
referentieperiode.
1 Wet van 14 Dec 00, Art 8 2 Besluit van de Regent van 30 Mar 50
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 43 / 283
(ii) Bijgevolg is het streven naar een nulstand in compensatie in tijd geen doel op
zich.
(iii) De militaire overheid zal erover waken dat de prestaties in tijd worden
gecompenseerd, zodat er niet moet worden overgegaan tot uitbetaling. Alle
echelons zullen in deze hun verantwoordelijkheid opnemen.
(c) Toelichting over het beheer van de overuren
Voor het bepalen of het al dan niet om overuren tengevolge de variabele
arbeidstijd handelt, kan volgende vuistregel gebruikt worden:
(i) overuren in het kader van een oefening, zending, schietbeurt, training (niet
limitatieve lijst), zijn overuren in het kader van gewone compensatie: in te
schrijven op de compensatiefiche (Bijl D-1/3 en 2/3) en:
te compenseren binnen zes maand;
of, in bepaalde gevallen, te compenseren in twee maal zes maand;
of, in het geval van onmogelijkheid die overuren te compenseren, de
uitbetaling ervan.
(ii) overuren uitsluitend bedoeld om de werktijd per dag te laten variëren zijn
overuren in het kader van de variabele arbeidstijd: deze overuren worden
ingeschreven op het aantekenblad der verloven (Bijl C-2/3) en niet op de
compensatiefiche C (Bijl D-3/3). Deze overuren moeten gecompenseerd
worden vor het einde van de maand die volgt op de maand waarin het krediet
werd opgebouwd.
(9) Beheer van compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling van het
Departement1.
Enkel van toepassing op onderofficieren en vrijwilligers van het actief kader en op het
burgerpersoneel van het Departement.
De dagen dienstontheffing/-vrijstelling van het Departement kunnen enkel op vraag van
betrokkene worden omgezet in compensatie in tijd (Bijl C-3/3). De volgende
basisprincipes zijn van toepassing:
(a) De omzetting van dagen dienstontheffing/-vrijstelling in compensatie in tijd zal per
volle dag gebeuren en zal voor 7 hr 36’ worden aangerekend.
(b) De omzetting van de compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling zal
worden opgenomen op de verloffiche (Bijl C-2/3).
(c) De compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling mag nooit leiden tot de
toekenning van een toelage. Daarom zal een omzetting enkel toegestaan worden op
voorwaarde dat het resterende saldo overuren op de compensatiefiche minder is
dan 15 hr.
(d) De compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling kan slechts worden
opgenomen tot 30 april van het volgend jaar.
(10) Beheer van compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling in het kader van de
uitvoering van het Koninklijk besluit van 26 augustus 2010 houdende bepaalde
1 Deel III Hoofdstuk 2 Par 202. i.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 44 / 283
uitzonderlijke begeleidingsmaatregelen toepasselijk op de personeelsleden van Defensie
die rechtstreeks betrokken zijn bij het transformatieplan van de krijgsmacht1.
Enkel van toepassing op onderofficieren en vrijwilligers van het actief kader en op het
burgerpersoneel van het Departement.
De dagen dienstontheffing/-vrijstelling bij mutatie in het kader van de uitvoering van
het KB kunnen op vraag van betrokkene worden omgezet in compensatie in tijd
(Bijl C-3/3). De volgende basisprincipes zijn van toepassing:
(a) De omzetting van dagen dienstontheffing/-vrijstelling in compensatie in tijd zal per
volle dag gebeuren en zal voor 7 hr 36’ worden aangerekend.
(b) De omzetting van de compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling zal
worden opgenomen op de verloffiche (Bijl C-2/3).
(c) De compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling mag nooit leiden tot de
toekenning van een uurtoelage.
(d) De compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling moet worden
opgenomen binnen de drie maanden voor tot zes maanden na datum van mutatie.
(11) Beheer van compensatie in tijd in het kader van de variabele arbeidstijd beschreven in
Par 204.b.(8)(a).
Enkel van toepassing op onderofficieren en vrijwilligers van het actief kader van het
Departement.
(a) De compensatie in tijd in het kader van de variabele arbeidstijd zal worden
opgenomen op de verloffiche (Bijl C-2/3).
(b) De compensatie in tijd voortvloeiend uit de variabele arbeidstijd mag nooit leiden
tot de toekenning van een uurtoelage.
(12) In geen geval kan compensatie in tijd worden geschrapt of in verlof worden omgezet.
b. Toepassingsmodaliteiten
(1) Compensatie in tijd
(a) Compensatie in tijd wordt toegekend aan de onderofficieren, de vrijwilligers en het
burgerpersoneel voor dienstprestaties boven de 38 hr per week, behalve aan de
militair met onbepaald verlof die een wederoproeping of trainingsprestatie van
korte duur volbrengt.
(b) Het ogenblik waarop compensatie in tijd wordt gevraagd of opgelegd, blijft steeds
volledig ondergeschikt aan de dienstnoodwendigheden. In de mate van het
mogelijke moet het toestaan of het opleggen van compensatie in tijd na het
uitvoeren van de prestatie gebeuren.
(i) Compensatie in tijd per dag
Gevraagd op initiatief van betrokkene
Het personeel zal zijn compensatie in tijd aanvragen zoals beschreven in
Deel I - Hoofdstuk 1, Par 105.
Opgelegd op initiatief van de overheid
De opgelegde compensatie in tijd zal uiterlijk één werkdag op voorhand
worden gemeld aan het personeel.
1 Deel III Hoofdstuk 3 Par 303. b.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 45 / 283
(ii) Compensatie in tijd per halve dag, per uur of uurfractie (Min. 15’)
Gevraagd op initiatief van betrokkene op de dag zelf dat hij wenst de
compensatie op te nemen:
Het personeel kan zijn compensatie in tijd per halve dag, per uur of
uurfractie aanvragen bij de aanvang van zijn dienst.
Op initiatief van de overheid en mits akkoord van betrokkene op de dag zelf
dat hij met compensatie in tijd wordt gestuurd:
Het personeel kan uitzonderlijk en mits akkoord met compensatie in tijd
worden gestuurd de dag zelf en dit per halve dag, per uur of uurfractie.
Deze dient dan aansluitend te worden genomen tot het einde van de dienst
en kan maximum 4 hr bedragen.
(iii) Bepaling enkel toepasselijk op het militair personeel
Eventueel kan, in het vooruitzicht van toekomstige opdrachten, een
compensatie in tijd (Par 205.a.(2)(a)(i) een recuperatie van overuren, met een
maximum van 38 hr gevraagd of opgelegd worden.
De compensatie in tijd opgebouwd in de variabele arbeidstijd
(Par 205. a.(2)(a)(iv)), uit de omzetting van de dienstontheffing van het
Departement (Par 205.a.(9)) of uit de omzetting van de dienstontheffing in
het kader van de uitvoering van het transformatieplan (Par 205.a.(10)), kan
niet worden opgelegd.
(iv) Bepaling enkel toepasselijk op het burgerpersoneel
Compensatie in tijd moet worden opgenomen in de vorm van
compensatieverlof hetzij per dag, hetzij per halve dag, hetzij geheel of
gedeeltelijk op de stamtijd of de glijtijd.
De compensatie in tijd opgebouwd in de variabele arbeidstijd (Par 205. a.(2)
(b) (i)), uit de omzetting van de dienstontheffing van het Departement (Par
205.a.(9)) of uit de omzetting van de dienstontheffing in het kader van de
uitvoering van het transformatieplan (Par 205.a.(10)) kan niet worden
opgelegd. Enkel de compensatie van overuren wegens dienstvereisten (Par
205. a. (2)(b) (ii)) kan worden opgelegd.
(c) Beheer van de compensatie in tijd
(i) Militair personeel
Per militair zullen er op jaarbasis twee compensatiefiches bestaan: een fiche
A en een fiche B (zie Bijl D 1-2/3);
Tijdens het eerste semester van het jaar (01 Jan – 30 Jun) worden de
nieuwe overuren EN de opgenomen compensatie in tijd (nl. het afbouwen van
de overuren) geregistreerd op de fiche A.
Op 30 Jun wordt de fiche A afgesloten wat de registratie van nieuwe
overuren betreft.
Tijdens het tweede semester (01 Jul - 31 Dec) zal eerst het resterende
saldo van de fiche A worden afgebouwd.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 46 / 283
De registratie van de nieuwe overuren tijdens het tweede semester zal
gebeuren op de fiche B. In het geval dat de fiche A geen overuren meer
bevat, wordt de compensatie in tijd eveneens afgebouwd op fiche B, die op
haar beurt afgesloten wordt op 31 Dec.
Indien blijkt dat, zes maanden na het afsluiten van een compensatiefiche,
niet alle overuren werden gecompenseerd in tijd, zal het resterend saldo,
verminderd met ten hoogste 38 hr die overgedragen worden naar de
volgende semester, worden uitbetaald (overdracht van fiche A naar B en
omgekeerd).
(ii) Compensatie in tijd in het kader de variabele arbeidstijd beschreven in Par
204.b.(8)(a)
De registratie van de compensatie in tijd in het kader van de variabele
arbeidstijd, met een maximum van 12 hr per maand, zal gebeuren op de
verloffiche (Bijl C 2/3). De compensatie in tijd moet worden opgenomen voor
het eind van de maand die volgt op de maand waarin het krediet werd
opgebouwd.
(iii) Burgerpersoneel
Variabele arbeidstijd
De registratie van de compensatie in tijd, met een maximum van 12 hr per
maand in overschot (credit) of in tekort (debet), zal gebeuren op de
fiche C (zie Bijl D 3/3). De compensatie in tijd moet worden opgenomen of
ingehaald in de loop van de maand die volgt op de maand waarin het credit
of het debet werd opgebouwd.
Overuren wegens dienstvereisten
Het personeelslid dat gebruik maakt van de glijdende uren en dat wegens
dienstvereisten overuren maakt zodra er 7 hr 36’ worden gepresteerd,
mag in totaal méér dan 12 hr overdragen. De registratie van de overuren
zal gebeuren op een tweede fiche C (zie Bijl D-3), om een onderscheid te
maken tussen de registratie van de compensatie in tijd en de overuren.
Deze overuren moeten worden gecompenseerd binnen de vier maanden die
volgen op de maand waarin het krediet werd verworven.
(2) Betaling van de uurtoelage
(a) Militair personeel
Bepaling van het resterende saldo overuren:
(i) Basis: het resterende saldo overuren zes maanden na het afsluiten van de
compensatiefiche.
(ii) Indien de totale duur van deze overuren een uurgedeelte bevat, zijn volgende
regels van toepassing:
indien het uurgedeelte gelijk of groter is dan dertig minuten, wordt het
voor een volledig uur geteld;
indien het uurgedeelte kleiner dan dertig is, wordt het niet in aanmerking
genomen;
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 47 / 283
van het op deze manier bepaalde aantal uren, wordt maximaal achtendertig
uren overgedragen naar de volgende referentieperiode (zie Par 205.a(8)
b);
het eventueel resterende saldo komt in aanmerking voor de toekenning van
de uurtoelage.
(b) Burgerpersoneel
Niet van toepassing.
(3) Beheer van de compensatie in tijd – voorbeeld
(a) Militair personeel
(i) Fiche A:
Feb 12 X: Oef in deelstand “in intensieve dienst” gedurende 3 weken (incl. 2
weekends) 2 x 16 hr = + 32 hr
Mar 12 X: Permanentie 24 hr van Za op Zo 2 x 8 hr = + 16 hr
Apr 12 X: Compensatie in tijd van 38 hr - 38 hr
Mei 12 X: Terugroepbaar, rappel effectief,
prestatie 5 uur + 05 hr
Jun 12 X: Oef van één week, vertrek op Vrij
(weekend !) 2 x 08 hr = + 16 hr
30 Jun 12 X: de fiche wordt afgesloten = + 31 hr
Periode 01 jul 12 X – 31 Dec 12 X: enkel compensatie in tijd!
01 Okt 12 X: compensatie in tijd van 20 hr - 20 hr
10 Dec 12 X: compensatie in tijd van 10 hr - 10 hr
31 Dec 12 X: Resterend saldo = + 01 hr
Overdracht van max. 38 hr naar fiche B 01 hr
(het gedeelte dat de 38 hr overschrijdt, zou betaald worden)
(ii) Fiche B
Aug 12 X: permanentie 24 hr van Zo op Ma = + 08 hr
Okt 12 X: Kamp BERGEN 3 weken (3 weekends) 3 x 16 hr = + 48 hr
(GEEN compensatie in tijd gezien de fiche A!)
31 Dec 12
X:
fiche B wordt afgesloten + 56 hr
Overdracht van fiche A: + 01 hr
Periode 01 Jan 13 X + 1 – 30 Jun 13 X + 1: enkel compensatie in
tijd
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 48 / 283
(b) Burgerpersoneel
Niet van toepassing
206. Aanrekening van de prestaties
a. Officiële aanrekening van een werkdag
(1) Een werkdag wordt in het algemeen aangerekend voor 7 hr 36'.
(2) Gerechtvaardigde afwezigheden worden aangerekend voor de normale arbeidsduur van
de beschouwde dag zoals deze voor de eenheid of volgens het toegelaten individuele
dienstrooster van het militair personeelslid werd vastgelegd.
Worden als gerechtvaardigde afwezigheden beschouwd:
(a) de dagen afwezigheid om gezondheidsredenen;
(b) de verlofdagen, de toegekende reisdagen, de bijzondere dienstontheffingen en de
compensatie in tijd zoals bepaald in dit reglement;
(c) de dagen gedurende dewelke het militair personeelslid geniet van een
dienstfaciliteit of ontheffing van dienst, toegestaan overeenkomstig het
tuchtreglement1 van Defensie, het reglement de instructie betreffende de
inwendige dienst2 (ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001) of in uitvoering van de
voorschriften in verband met de afwezigheid om gezondheidsredenen voor
militairen van het actief kader 3 (DGHR-REG-MEDIS-001);
(d) de afwezigheden om syndicale redenen overeenkomstig het syndicaal statuut;
(e) de feestdagen die op een werkdag vallen.
b. Deelstand “in vorming”4
Zoals vermeld in de Par. 202.b.(6) is de arbeidstijdregeling niet van toepassing op het
militair personeelslid in de deelstand “in vorming”.
Onder de deelstand “in vorming” wordt De deelstand “in vorming” is de deelstand van de
kandidaat-militairen tijdens de periode van opleiding en desgevallend de periode van
schoolvorming van hun kandidaatsperiode, met uitzondering van de militair die aanvaard
wordt om een vorming te volgen om opgenomen te worden in een andere
personeelscategorie5.
(1) de kandidaat-militair van het actief kader die nog niet in zijn eenheid van definitieve
aanwijzing is aangekomen, met uitzondering van:
(a) de beroepsmilitair die aanvaard wordt om een vorming te volgen om als
aanvullingsmilitair opgenomen te worden in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie;
(b) de aanvullingsmilitair die aanvaard wordt om een vorming te volgen om in zijn
personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitair;
1 DGHR-REG-CARDI-001 2 ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 3 DGHR-REG-MEDIS-001 4 A16-G1, Art 191, eerste lid 5 A16-Q1, Art 10 G1, Art 191, eerste lid
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 49 / 283
(c) de hulpofficier die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens
beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst geschrapt wordt als lid van het
gebrevetteerd varend personeel en die aanvaard wordt om een vorming te volgen
om te worden opgenomen als aanvullingsofficier;
(2) elke andere kandidaat die dient krachtens een dienstneming en die nog niet in zijn
eenheid van definitieve aanwijzing is aangekomen.
c. Deelstand “ in normale dienst”1
(1) Algemeen
(a) de dienstprestaties worden, in principe, voor hun werkelijke duur geteld;
(b) de occasionele dienstprestaties tussen 22 hr 00 en 06 hr 00 worden dubbel geteld;
(c) de dienstprestaties die recht geven op een toelage voor permanentie worden voor
een bepaalde forfaitaire duur geteld;
(d) de gerechtvaardigde afwezigheden worden voor een bepaalde forfaitaire duur
geteld.
(2) Aanrekening voor de werkelijke duur
De werkelijke duur van de geleverde dienstprestaties van de onderofficieren,
vrijwilligers en burgerpersoneelsleden wordt bepaald door slechts de tijd in aanmerking
te nemen dat het personeelslid werkelijk aanwezig is in zijn eenheid, in de
voorgeschreven kledij, op de aangewezen plaats van tewerkstelling en dit volgens het
uurrooster dat op hem van toepassing is.
(a) Beveiligingsopdracht (zie Par 209);
(b) Ploegendienst (zie Par 211);
(c) Permanentie (zie Par 213);
(d) Terugroepbaar personeel (zie Par 214);
(e) Chauffeur van autoriteiten (zie Par 215);
(f) Diverse voorschriften:
(i) Verplaatsingen
Verplaatsingen tussen de woonplaats en de Gewone Plaats van het Werk
(GPW) (en omgekeerd), worden nooit aangerekend als dienstprestatie. Een
verplaatsing naar een andere werkplaats dan de GPW gebeurt aan de hand
van een marsbevel en wordt aangerekend als dienstprestatie. De eenheids-
/korpscommandant die de verplaatsing voorschrijft, kan toelaten dat de
dienstreis begint en/of eindigt in de woonplaats van de militair. In dit geval
mag de duur van de verplaatsing in geen geval die tussen de GPW en de
plaats van de opdracht overtreffen2
Verplaatsingen die voortvloeien uit het toekennen van een dienstontheffing
ter gelegenheid van een onderbreking van een kampperiode worden niet
aangerekend.
Tijdens een dienstverplaatsing die niet beantwoordt aan de voorwaarden
voor het toekennen van een toelage, wordt alleen de werkelijke duur van de
door het commando ter plaatse opgelegde activiteiten aangerekend.
1 A16-G1, Art 191 zesde lid, en KB van 18 Mar 03 (BIP A-015),, Art 42 tot Art 44 2 BIP U-021-4, § 4.c.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 50 / 283
De verplaatsing van de GPW naar de plaats van de opdracht (en
omgekeerd) de eerste en de laatste dag van de opdracht wordt beschouwd
als een dienstreis en geeft eventueel recht op compensatie in tijd.
De verplaatsing tussen de plaats van de opdracht en de woon- of
verblijfplaats (en omgekeerd) in vervanging van logement ter plaatse
gedurende de opdracht wordt NIET beschouwd als een dienstprestatie en
geeft dus ook geen recht op compensatie in tijd.
(ii) Doktersbezoek en geneeskundige zorgen
Bij de geneesheer van de eenheid, bij een organisme van de medische
component of bij het Bestuur voor medische expertise (MEDEX)1
o Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat
valt tijdens de normale diensturen van de eenheid of dienst waartoe
betrokkene behoort en dat besteed wordt aan doktersbezoek of
geneeskundige zorgen (inclusief verplaatsingen).
o Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur van
een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De
doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren van
overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.
o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen, behalve in het kader
van het gezondheidstoezicht, op uren en dagen waarop de betrokkene
niet van dienst is, wordt niets aangerekend.
o Voor een controlebezoek tijdens een afwezigheid om
gezondheidsredenen wordt eveneens niets aangerekend.
Bij een burgergeneesheer of een burgerorganisme
o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen op uren en dagen waarop
de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend.
o Gewone consultaties
Deze bezoeken dienen plaats te grijpen buiten de normale diensturen,
behalve in dringende gevallen of indien de door de geneesheer
vastgelegde consultatieuren dit niet toelaten. In dit geval dient een
dienstontheffing ten belope van de nodige tijd (verplaatsing
inbegrepen) te worden toegekend. Deze ontheffing dient tot de
minimum duur te worden beperkt, zonder nochtans de vrije keuze van
een arts te belemmeren en moet met een medisch getuigschrift van
de geconsulteerde geneesheer worden gerechtvaardigd. Indien aan
deze voorwaarden voldaan is, dient die dag dus enkel het resterende
uurkrediet volgens het dienstrooster van betrokkene gepresteerd te
worden.
Dat getuigschrift zal, in het kader van de bescherming van de
privacy, door het betrokken personeelslid overhandigd worden aan de
geneesheer van de eenheid, die op zijn beurt de eenheidscommandant
zal inlichten;
1 Voor het burgerpersoneel
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 51 / 283
Om een dergelijk bezoek af te leggen zal nooit verlof of compensatie
in tijd worden afgetrokken.
o Verwijzing door een militaire of aangenomen geneesheer 1
Bezoeken die worden voorgeschreven door een militaire of
aangenomen geneesheer, kunnen tijdens de normale diensturen
plaatsgrijpen.
Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur
van een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De
doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren
van overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.
o Gezondheidstoezicht 2
De activiteiten in het kader van het gezondheidstoezicht, aan het
personeelslid opgelegd door de bevoegde overheid of door de
preventieadviseur /arbeidsgeneesheer (militair of burger) van de
eenheid, vinden in principe plaats tijdens de normale diensturen. De
eenheids-/korpscommandant zal er over waken dat het personeelslid
zich aanbiedt op het opgelegde tijdstip. Indien deze activiteiten
worden opgelegd buiten de diensturen, worden zij in aanmerking
genomen (verplaatsing inbegrepen) in het kader van de compensatie in
tijd.
(iii) Maaltijden, vrije tijd, rustperiodes
Onderbrekingen voor maaltijden, vrije tijd en rust worden niet aangerekend
als dienstprestaties, behalve indien de onderbreking de 15’ niet overschrijdt
(onderbreking tussen twee lessen, break,...). Voor oefeningen van minder dan
24 hr wordt de duur van de maaltijden evenwel niet als dienstprestatie
aangerekend, indien het commando voor het nemen van de maaltijden de
oefening onderbreekt en de deelnemers de vrije keuze laat van de plaats
waar deze maaltijden zullen worden genomen.
(3) Forfaitaire Aanrekening
(a) De permanenties
(i) De permanenties op werkdagen worden forfaitair aangerekend voor de
normale arbeidsduur van de beschouwde dag, zoals deze in het dienstrooster
is vastgelegd (in principe 7 hr 36’).
(ii) De permanenties op zaterdag, zondag, feestdag of hiermee gelijkgestelde
dagen worden, forfaitair voor 08 hr per beschouwde dag aangerekend.
(iii) De operationele, territoriale en protocollaire permanenties geven recht op
een toelage van 5/1850 per 24 hr 3.
1 AO-J/719 B 2 Het vroegere arbeidsgeneeskundige onderzoek 3 KB van 18 Mar 03 (BIP A-015), Art 27
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 52 / 283
(b) Gerechtvaardigde afwezigheden worden aangerekend als een forfaitaire
dagprestatie gelijk aan de normale arbeidsduur van de beschouwde werkdag zoals
deze voor de eenheid of volgens het toegelaten individuele dienstrooster van het
militair personeelslid werd vastgelegd:
(i) de dagen afwezigheid om gezondheidsredenen;
(ii) de verlofdagen, de toegekende reisdagen, de bijzondere dienstontheffingen
en de compensatie in tijd zoals bepaald in dit reglement;
(iii) de dagen gedurende dewelke het militair personeelslid geniet van een
dienstfaciliteit of ontheffing van dienst, toegestaan overeenkomstig het
tuchtreglement1 van Defensie, het reglement de instructie betreffende de
inwendige dienst2 (ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001) of in uitvoering van de
voorschriften in verband met de afwezigheid om gezondheidsredenen voor
militairen van het actief kader 3 (DGHR-REG-MEDIS-001);
(iv) de afwezigheden om syndicale redenen overeenkomstig het syndicaal statuut;
(v) de feestdagen die op een werkdag vallen.
(4) Het militair personeelslid dat een paramedische functie bekleedt en dat een
weddencomplement geniet voor het uitvoeren van buitengewone prestaties4, is
uitgesloten5 van:
(a) de forfaitaire dagtoelage voor dienstprestaties volbracht op zaterdag, zon- of
feestdag, ongeacht het aantal volbrachte dienstprestaties per dag of de duur
ervan;
(b) de toepassing van de dubbele aanrekening van de occasionele nachtprestaties
(tussen 22 hr 00 en 06 hr 00);
(c) de toepassing van de forfaitaire aanrekening van de prestaties uitgevoerd op
zaterdag, zon- en feestdagen.
d. Deelstand "in intensieve dienst" (= oefening of manoevers van minimum 24 hr)6
(1) Werkdagen
De dienstprestaties verricht op werkdagen worden forfaitair voor de normale
arbeidsduur van de beschouwde dag , zoals deze in het dienstrooster is vastgelegd,
aangerekend (in principe 7 hr 36’).
(2) Zaterdagen, zon- en feestdagen worden forfaitair voor 8 hr aangerekend.
e. Deelstanden “in militaire bijstand”, "in hulpverlening" en "in operationele inzet" 7
In deze deelstanden worden alle gepresteerde dagen, forfaitair voor de normale
arbeidsduur van de beschouwde dag, zoals deze in het dienstrooster is vastgelegd,
aangerekend.
(1) Werkdagen: In principe 7 hr 36’;
(2) Zaterdagen, zon- en feestdagen: 0 hr.
1 DGHR-REG-CARDI-001 2 ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 3 DGHR-REG-MEDIS-001 4 KB van 06 Dec 01 (BIP N-063-1) 5 KB van 18 Mar 03 (BIP A-015), Art 1, § 6 6 KB van 18 Mar 03 (BIP A-015), Art 45 7 KB van 18 Mar 03 (BIP A-015), Art 46
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 53 / 283
207. Organisatie van de dienstactiviteiten
Het is de plicht van elk commando-echelon het activiteitenprogramma zodanig op te stellen dat:
a. voor de wekelijkse arbeidsduur:
Het overschrijden van de normale wekelijkse arbeidsduur door dienstnoodwendigheden tot
een strikt minimum wordt beperkt, uiteraard rekening houdend met zowel de werkelijke als
de forfaitaire aanrekening van de prestaties.
b. voor de werklast:
Deze op een gelijkmatige en billijke manier wordt verdeeld tussen alle militairen van
eenzelfde personeelscategorie.
208. Controle
a. Algemeen principe
De controle op de naleving van de dienstregeling is de bevoegdheid van de autoriteit die
deze toestaat.
b. Soorten van registratie
Voor de controle van de variabele arbeidstijden zijn drie soorten van registratie mogelijk:
(1) De individuele controle 1
De controle zal geschieden aan de hand van genummerde blanco-lijsten die door de
betrokken personeelsleden in de voor- en namiddag, bij aankomst en vertrek,
persoonlijk worden ingevuld met vermelding van naam, uur en korttekening. De invulling
van de lijsten zal geschieden in chronologische volgorde van aankomst en onder het
toezicht van een aan te wijzen officier of ambtenaar van niveau 1, bijgestaan door een
personeelslid van een lager niveau.
(2) De prikklokkaart 2
De prikklok drukt de datum en uur van binnenkomen en vertrek, alsook de aanvang en
het einde van de middagpauze op de prikklokkaart.
(3) Net van badge-leesknoppen verbonden met een computer 3
Een of meer badge-leesknoppen zenden naar een informatieverwerkende eenheid de
gegevens die op een individuele badge zijn aangebracht en waardoor de houder kan
worden geïdentificeerd. Het geheel is gekoppeld aan een klok. Een drukeenheid
verschaft geregeld de staat van de prestaties van elk personeelslid.
209. Werken op afstand
Zie Par 218 - steekkaart werken op afstand.
Defensie wil zich in het kader van werken op afstand opstellen als een moderne werkgever. De
ambitie van Defensie voor deze vorm van werkorganisatie is neutraal. Defensie wil binnen de
middelen van Defensie het werken op afstand noch stimuleren, noch afremmen, maar mogelijk
maken telkens wanneer aan de basisprincipes voor het werken op afstand is voldaan. Hoewel
niemand uitgesloten wordt om gebruik te maken van het systeem, is het een feit dat het niet
mogelijk is om elke taak op afstand uit te voeren. Onder geen beding kan dit systeem gebruikt
worden om medewerkers op een alternatieve manier overtijd te laten compenseren of
gunstregimes in het leven te roepen. In het systeem zijn zowel het begrip “werken” als het
1 Omzendbrief nr 120 van 31 Okt 79 2 Omzendbrief nr 80 van 27 Apr 78 3 Omzendbrief nr 80 van 27 Apr 78
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 54 / 283
begrip “op afstand” cruciaal. Wanneer het systeem goed toegepast wordt, ontstaat er een win-
winsituatie voor de organisatie en het individu, omdat er voor elke prestatie in deze vorm van
arbeidsorganisatie een op voorhand te behalen objectief vastgelegd wordt.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 55 / 283
210. Steekkaart Beveiligingsopdracht (wachtprestaties)
a. Definitie
Ononderbroken dienstprestatie van minstens tien uren die tot doel heeft militaire of
burgerlijke doelwitten te beveiligen en die gekenmerkt wordt door het feit dat het
personeelslid dat deze uitvoert, gewapend blijft en de onmiddellijke omgeving van de te
beveiligen doelwitten niet verlaat.
b. Wachtsystemen en types wachtpersoneel1
(1) Er bestaan 3 wachtsystemen:
(a) De professionele wacht;
(b) De organieke wacht;
(c) De gemengde wacht.
(2) Er zijn 2 types wachtpersoneel:
(a) Het professioneel wachtpersoneel (nachtwakers);
(b) Het occasioneel wachtpersoneel.
De wachtprestatie wordt verricht als bijkomende dienstprestatie en houdt geen
verband met de normale functie van dit personeel.
c. Aanrekening van de prestaties voor het professioneel wachtpersoneel
Zie Steekkaart “Nachtwakers” (Deel I Hfdst 2 Par 211 210)
d. Aanrekening van de prestaties voor het occasioneel wachtpersoneel
(1) Deelstand “in normale dienst”
(a) Algemeen
(i) de dienstprestaties worden voor hun werkelijke duur geteld;
(ii) de occasionele dienstprestaties tussen 22 hr 00 en 06 hr 00 worden dubbel
geteld (vanaf 01 Okt 03).
(b) Diverse voorschriften
(i) Verplaatsingen
Verplaatsingen tussen de woonplaats en de Gewone Plaats van het Werk
(GPW) (en omgekeerd), worden nooit aangerekend als dienstprestatie. Een
verplaatsing naar een andere werkplaats dan de GPW gebeurt aan de hand
van een marsbevel en wordt aangerekend als dienstprestatie. De eenheids-
/korpscommandant die de verplaatsing voorschrijft, kan toelaten dat de
dienstreis begint en/of eindigt in de woonplaats van de militair. In dit geval
mag de duur van de verplaatsing in geen geval die tussen de GPW en de
plaats van de opdracht overtreffen2
Verplaatsingen die voortvloeien uit het toekennen van een dienstontheffing
ter gelegenheid van een onderbreking van een kampperiode worden niet
aangerekend;
Tijdens een dienstverplaatsing die niet beantwoordt aan de voorwaarden
voor het toekennen van een toelage, wordt alleen de werkelijke duur van de
door het commando ter plaatse opgelegde activiteiten aangerekend.
1 ACOT-SPS-DEFINST-DFSQ-001 2 BIP U-021-4, § 4.c.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 56 / 283
De verplaatsing van de GPW naar de plaats van de opdracht (en
omgekeerd) de eerste en de laatste dag van de opdracht wordt beschouwd
als een dienstreis en geeft eventueel recht op compensatie in tijd.
De verplaatsing tussen de plaats van de opdracht en de woon- of
verblijfplaats (en omgekeerd) in vervanging van logement ter plaatse
gedurende de opdracht wordt NIET beschouwd als een dienstprestatie en
geeft dus ook geen recht op compensatie in tijd.
(ii) Doktersbezoek en geneeskundige zorgen
Bij de eenheidsgeneesheer, bij een organisme van de medische component
of bij het Bestuur voor medische expertise (MEDEX)1
o Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat
valt tijdens de normale diensturen van de eenheid of dienst waartoe
betrokkene behoort en dat besteed wordt aan doktersbezoek of
geneeskundige zorgen (inclusief verplaatsingen).
o Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur van
een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De
doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren van
overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.
o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen, behalve in het kader
van het gezondheidstoezicht, op uren en dagen waarop de betrokkene
niet van dienst is, wordt niets aangerekend.
o Voor een controlebezoek tijdens een afwezigheid om
gezondheidsredenen wordt eveneens niets aangerekend.
Bij een burgergeneesheer of een burgerorganisme
o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen op uren en dagen waarop
de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend.
o Gewone consultaties
Deze bezoeken dienen plaats te grijpen buiten de normale diensturen,
behalve in dringende gevallen of indien de door de geneesheer
vastgelegde consultatieuren dit niet toelaten. In dit geval dient een
dienstontheffing ten belope van de nodige tijd (verplaatsing
inbegrepen) te worden toegekend. Deze ontheffing dient tot de
minimum duur te worden beperkt, zonder nochtans de vrije keuze van
een arts te belemmeren en moet met een medisch getuigschrift van
de geconsulteerde geneesheer worden gerechtvaardigd. Indien aan
deze voorwaarden voldaan is, dient die dag dus enkel het resterende
uurkrediet volgens het dienstrooster van betrokkene gepresteerd te
worden. Dat getuigschrift zal, in het kader van de bescherming van
de privacy, door de betrokken militair overhandigd worden aan de
eenheidsgeneesheer, die op zijn beurt de eenheidscommandant zal
inlichten;
1 Voor het burgerpersoneel
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 57 / 283
Om een dergelijk bezoek af te leggen zal nooit verlof of compensatie
in tijd worden afgetrokken.
o Verwijzing door een militaire of aangenomen geneesheer1
Bezoeken die worden voorgeschreven door een militaire of
aangenomen geneesheer, kunnen tijdens de normale diensturen
plaatsgrijpen.
Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur
van een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De
doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren
van overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.
Gezondheidstoezicht
De activiteiten in het kader van het gezondheidstoezicht, aan het
personeelslid opgelegd door de bevoegde overheid of door de
preventieadviseur/arbeidsgeneesheer (militair of burger) van de eenheid,
vinden in principe plaats tijdens de normale diensturen. De eenheids-
/korpscommandant zal er over waken dat het personeelslid zich aanbiedt
op het opgelegde tijdstip. Indien deze activiteiten worden opgelegd buiten
de diensturen, worden zij in aanmerking genomen (verplaatsing
inbegrepen) in het kader van de compensatie in tijd.
(iii) Maaltijden, vrije tijd, rustperiodes
Onderbrekingen voor maaltijden, met een maximum van 30’, worden
aangerekend als dienstprestaties.
(2) Deelstand “in vorming”
Niet van toepassing.
1 AO-J/719 B
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 58 / 283
211. Steekkaart Nachtwakers
a. Definitie
Een nachtwaker is een personeelslid dat een Beroep Hoofdkwalificatie (BHK) “waker” of
“waker-hondenmeester” heeft en die een als dusdanig op de organieke tabellen hernomen
betrekking uitoefent. Deze betrekking houdt in dat het wezenlijke van de dienstprestaties
buiten de normale diensturen valt.
Dit personeel wordt in de professionele of in een gemengde wacht ingezet.
Komen in aanmerking als:
(1) “waker-hondenmeester”, het personeelslid met als BHK:
(a) Onderofficier: SU26X
(b) Vrijwilliger: SU56X
(2) “waker”, het personeelslid met als BHK:
(a) Onderofficier: GM34W
(b) Vrijwilliger: GM64W
(3) Algemene voorwaarde: de functie “waker-hondenmeester” of “waker” moet effectief
uitgevoerd worden.
(4) Het professioneel wachtpersoneel bekleedt een exclusieve functie.
Opmerkingen
(a) Het wachtpersoneel kan wel ingezet worden voor bewakings- en
beveiligingsopdrachten van gevoelige militaire punten buiten het kwartier op bevel
van de kwartiercommandant vermits dit behoort tot hun hoofdfunctie. Een inzet
voor een dergelijke opdracht mag echter de uitvoering van de bewakings- en
beveiligingsopdracht van het kwartier niet in het gedrang brengen en mag
bovendien géén overschrijding van de jaarnorm van de te presteren uren (1.618 hr)
teweeg brengen.
(b) Enkel in uitzonderlijke omstandigheden en mits vervanging kan het personeel
ingezet worden voor operationele noodwendigheden. In dit geval valt betrokkene
terug onder de normale dienstregeling van 38 hr per week.
(5) De functies van “waker-hondenmeester en waker” zijn in principe doorstroomfuncties.
Er kan dus a priori niet uitgesloten worden dat het Pers, na zijn periode als “waker”,
opnieuw geaffecteerd wordt in een operationele functie, waarvoor het nog steeds de
kwalificaties en brevetten nodig zal hebben, vereist voor deze functie.
Het Pers dat een functie als “waker-hondenmeester en waker” uitoefent, moet binnen
de te presteren jaarnorm in staat gesteld worden om behaalde brevetten en
kwalificaties te onderhouden. De militaire autoriteit zal erover waken dat de militair de
kans krijgt zijn fysieke conditie, zijn kennis en geschiktheden op niveau te houden
teneinde opgenomen te kunnen worden in de operationele reserve.1
De behoefte om de operationele brevetten en kwalificaties te onderhouden vervalt
echter voor het Pers dat als laatste functie voor pensionering een functie als “waker-
hondenmeester en waker” bekleedt.
1 ACOT-SPS-DEFINST-DFSQ-001
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 59 / 283
b. Dienstregeling
(1) De normale duur van de prestaties is vastgesteld op een gemiddelde van 38 hr per week,
zijnde zeven dagen.
(2) De planning van de te leveren prestaties wordt bij voorkeur op jaarbasis opgemaakt,
rekeninghoudend met een gemiddelde prestatie van 38 hr per week over een periode
van 6 maanden. Deze planning bevat de dagen waarop betrokkene al dan niet prestaties
dient te leveren. De overheid moet erover waken dat de jaarnorm van het aantal te
leveren prestaties ten laatste via de planning van het vierde trimester bereikt wordt.
Ingeval de jaarnorm wordt overschreden, dient het teveel in mindering te worden
gebracht in het volgende jaar. Een tekort van maximum 38 uur wordt eveneens
overgedragen naar het volgende jaar.
Uitzondering:
Indien het personeelslid voor operationele noodwendigheden wordt ingezet, treedt hij
tijdelijk (voorbereidingsperiode – operatie - dienstontheffing na Ops) uit het systeem
“nachtwaker” (met jaarnorm 1618 hr) om in de normale dienstregeling (38 hr per week)
en in de deelstand “in operationele inzet” (eventueel ook tijdens de voorbereiding van de
Ops in de deelstand “in intensieve dienst”) te stappen.
(3) De berekening van de jaarnorm gebeurt als volgt:
(a) Militaire personeelsleden
52 weken x 38 hr = 1.976 hr. Daarvan worden de 30 verlofdagen, de 14 feestdagen
en de 3 dagen dienstontheffingen van het Departement in mindering gebracht, nl.
1.976 hr – (47 dagen x 7 hr 36’) = 1.618 hr.
(b) Burgerpersoneelsleden
52 weken x 38 hr = 1.976 hr. Daarvan worden de 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32 of 33
(verlofdagen in functie van de leeftijd van het personeelslid), de 14 feestdagen en
de 3 dagen dienstvrijstelling van het Departement in mindering gebracht.
(c) Opmerking
(i) Eventuele collectieve dienstontheffingen/-vrijstellingen toegekend door de
directeur-generaal HR moeten eveneens in mindering worden gebracht van de
jaarnorm overeenkomstig de bepalingen van Deel III – Hoofdstuk I - Par
102.e. inzake de gewone dienstontheffingen.
(ii) Ondanks het feit dat het vakantieverlof, de feestdagen en de
dienstontheffing van het Departement reeds in mindering werden gebracht
van de te presteren jaarnorm wordt aan het personeelslid gevraagd een
verlofaanvraag 1 in te dienen via het verslag van de eenheidscommandant voor
de periode waarin hij zijn vakantieverlof, een feestdag of een
dienstontheffing van het Departement wenst te nemen. Deze aanvraag laat
toe een onderscheid te maken tussen de dagen dat het personeelslid geen
dienstprestaties levert en de dagen dat hij met vakantieverlof of
dienstontheffing van het Departement is.
1 Aanvraagformulier in bijlage C
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 60 / 283
Het personeelslid zal in totaal over 47 “beschermde” dagen kunnen
beschikken: 30 verlofdagen, 14 dagen feestdagen en de 3 dagen
Dienstontheffing van het Departement.
Onder voorbehoud van Par 106.a. (3) & Par 107 .a. van het Deel I-
Hoofdstuk 1 zal de betrokken militair niet oproepbaar zijn voor de normale
dienst tijdens de “beschermde” dagen.
Een groot jaarlijks verlof van een minimumduur van drieëntwintig
opeenvolgende kalenderdagen gedurende de periode van 01 juni tot 30
september dient gewaarborgd aan het personeelslid dat het aanvraagt. Een
verlenging van deze periode kan slechts worden toegestaan voor zover de
vereisten van de dienst dit mogelijk maken.
(4) Dienstrooster:
(a) Onderofficier “Hoofd van Bewaking” in een rol van 24 hr (vb. 08 hr 00 - 08 hr 00);
(b) Vrijwilliger “Wakerhondenmeester” in een rol van 16 hr (16 hr 00 - 08 hr 00) of 24
hr (Weekend);
(c) Vrijwilliger “Waker” in een rol van 16 hr (16 hr 00 – 08 hr 00) of 24 hr (Weekend),
in vervanging van Wakerhondenmeester;
(d) Vrijwilliger "Waker" in een rol van 24 hr (08 hr 00 - 08 hr 00).
c. Aanrekening van de prestaties
(1) Deelstand “in normale dienst”
(a) Aanrekening van de werkelijke duur
(i) De dienstprestaties in het kader van de nachtwakers worden voor hun
werkelijke duur in aanmerking genomen.
(ii) De duur van de dienstprestaties uitgevoerd tussen 22 hr 00 en 06 hr 00
worden niet dubbel aangerekend.
(iii) Verloven en gewone collectieve dienstontheffingen
De verloven, met uitzondering van de vakantie- en compensatieverloven,
worden in mindering gebracht van de te presteren jaarnorm a rato van 7 hr
36’. De gewone collectieve dienstontheffingen worden in functie van de
toegekende duur verrekend overeenkomstig de bepalingen van Deel III –
Hoofdstuk I - Par 102.e. inzake de gewone dienstontheffingen.
(iv) Elke andere gerechtvaardigde afwezigheid van één of meer dagen, die valt
tijdens de voorziene planning van de dienst, wordt aangerekend voor de
werkelijke duur van de voorziene prestatie. Indien deze andere
afwezigheden vallen buiten de voorziene planning, worden deze voor 7 hr 36’
aangerekend. Dit houdt in dat indien betrokkene gepland was om die dag geen
prestaties te leveren, de werkelijke duur van de voorziene prestatie 0 Min
bedraagt.
Onder gerechtvaardigde afwezigheid wordt begrepen:
de gewone - en bijzondere dienstontheffingen zoals bepaald in dit
reglement;
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 61 / 283
de dagen gedurende dewelke het militair personeelslid geniet van een
dienstfaciliteit of ontheffing van dienst, toegestaan overeenkomstig het
tuchtreglement1 van Defensie, het reglement de instructie betreffende de
inwendige dienst2 (ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001) of in uitvoering van de
voorschriften in verband met de afwezigheid om gezondheidsredenen voor
militairen van het actief kader 3 (DGHR-REG-MEDIS-001);
de afwezigheden om syndicale redenen overeenkomstig het syndicaal
statuut;
Opmerking
Indien een vakbondsverlof gevraagd wordt om deel te nemen aan een
effectieve of voorbereidende vergadering van het:
Onderhandelingscomité (CONEGO)
Hoog Overlegcomité (HOC)
Basisoverlegcomité (BOC) waaronder de nachtwaker ressorteert
elke syndicale activiteit
georganiseerd door de overheid en die plaats vindt tijdens de
voorziene planning, op een werkdag waarop de lokale afgevaardigde
volgens zijn dienstrooster geen prestatie moet leveren, wordt de
duur van de vergadering of het behandelde punt4 aangerekend als
dienstprestatie en in mindering gebracht van zijn jaarnorm, mits
voorlegging van een persoonlijke oproeping van een verantwoordelijke
leider van zijn vakorganisatie.
Het aanrekenen als dienstprestatie kan 7 hr 36’ per werkdag niet
overschrijden.
Indien deze mindering van de jaarnorm niet verenigbaar is met het
uitoefenen van zijn functie, zal betrokkene of de korpscommandant
aan DG HR een andere functie vragen.
COMMENTAAR: Deze opmerking is ook opgenomen in de steekkaart
PLOEGENDIENST.
Omstandigheidsverloven
o De omstandigheidsverloven die worden toegestaan omdat de
aanwezigheid van de betrokken militair op een welbepaalde dag
noodzakelijk is (bvb oproep tot verschijning voor een gerechtscollege),
worden aangerekend voor de werkelijke duur van de voorziene prestatie,
zoals voorzien voor de afwezigheden in Par 211 210, c, (1)(a)(iv).
o De omstandigheidsverloven die kunnen worden opgenomen naargelang de
persoonlijke situatie en behoefte van de betrokken militair, omdat een
bepaalde gebeurtenis, die recht geeft op omstandigheidsverlof, zich
voordoet (bvb huwelijk), worden in mindering gebracht van de te
1 DGHR-REG-CARDI-001 2 ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 3 DGHR-REG-MEDIS-001 4 De Voorzitter bepaalt de duur van de vergadering of het behandelde punt.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 62 / 283
presteren jaarnorm a rato van 7 hr 36’, zoals voorzien voor de
afwezigheden in Par Par 211 210, c, (1)(a)(iii).
(v) Afwezigheden om gezondheidsredenen (AGR)
In geval van een AGR van “korte duur”, dit is een afwezigheid van maximum
14 opeenvolgende dagen:
o Een AGR van één of meer dagen, die valt tijdens de voorziene planning
van de dienst, wordt aangerekend voor de werkelijke duur van de
voorziene prestatie.
o Indien de afwezigheden vallen buiten de voorziene planning, worden deze
voor 0 hr aangerekend. Dit houdt in dat indien betrokkene gepland was
om die dag geen prestaties te leveren, de werkelijke duur van de
voorziene prestatie 0 Min bedraagt.
In geval van een AGR van “lange duur”, dit is een AGR vanaf 15
opeenvolgende dagen:
o Tijdens de periode van AGR wordt de betrokken militair tijdelijk van de
voorziene planning van de dienst gehaald;
o Met terugwerkende kracht, vanaf de eerste dag AGR, wordt forfaitair 7
hr 36’ per werkdag, zoals deze voor de eenheid van de militair werd
vastgelegd, als dienstprestatie aangerekend.
(vi) Uittreden uit het systeem in de loop van het jaar: vaststelling van het recht
op verlof
In principe gebeurt het intreden in de functie van waker-hondenmeester of
waker op 01 jan van het kalenderjaar. Het uittreden in principe op
31 dec van het kalenderjaar.
Indien dit principe niet aangehouden kan worden, wordt de vaststelling van
het recht op verlof berekend volgens de onderstaande methode.
Een nachtwaker moet volgens de jaarnorm 1.618 hr presteren. Dit betekent
dat de nachtwaker op datum van 01 Jan voor het komende kalenderjaar
1.618 “Nog Te Presteren uren” (NTP) heeft. Per prestatie als nachtwaker,
incl. AGR, omstandigheidsverlof en dergelijke, vermindert het overblijvende
pakket “Nog Te Presteren uren” (NTP).
Op de datum dat betrokkene de dienst als nachtwaker verlaat, berekent
men het “Kan Nog Presteren” (KNP) voor de rest van het kalenderjaar. Dit
is het resterend potentieel aan werkdagen verminderd met de resterende
zater-, zon-, feestdagen en compensatieverlofdagen. Elke dag telt
07 h 36 werkuren; men vermenigvuldigt dus met 7,6; dit geeft het KNP in
uren.
Men neemt de 1.618 hr waarvan men de reeds gepresteerde uren in
mindering brengt; dit geeft als resultaat NTP uren voor de rest van het
kalenderjaar.
Men maakt het verschil tussen de nog beschikbare uren (KNP) en de nog te
presteren uren (NTP); dit verschil geeft het aantal uren (verlof of
dienstontheffingen) waarover belanghebbende nog beschikt.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 63 / 283
Dit aantal uren wordt omgezet in aantal dagen berekend a rata van
07 hr36/dag, concreet het aantal uren delen door 7,6. Dit geeft het aantal
verlofdagen of dienstontheffingen waarover belanghebbende nog beschikt.
Indien KNP < NTP, beschikt betrokkene NIET meer over voldoende
werkdagen om de vereiste jaarlijkse prestaties te leveren. Hij zal in dat
geval ook niet meer over verlof beschikken (naast de voorziene feestdagen
en compensatieverlofdagen).
Bovendien zal hij verplicht zijn dit tekort, met een maximum van 38 hr, als
negatieve compensatie over te dragen naar het volgende jaar.
Voorbeeld
o Betrokkene heeft tijdens Jan-Mar reeds 405 hr gepresteerd als
nachtwaker;
o NTP = 1.618 hr – 405 hr = 1.213 hr;
o KNP = resterende effectieve werkdagen Apr-Dec (179 dagen) x 7,6 hr =
1.360,4 hr;
o KNP – NTP = 1.360,4 hr – 1.213 hr = 147,4 hr;
o 147,4 hr/7,6 hr = 19,4 dagen resterend verlof (wordt naar boven
afgerond in het voordeel van belanghebbende).
(vii) Tijdelijke uittreding voor operationele inzet
De basis blijft de jaarnorm 1.618 hr waarvan de al gepresteerde uren als
nachtwaker en de prestaties geleverd in de normale dienstregeling en de
deelstanden “in operationele inzet” en “in intensieve dienst” worden
afgetrokken. Het saldo is wat betrokkene na terugkeer als “nachtwaker” nog
moet presteren voor het einde van het jaar.
Voorbeeld
01 Jan-31 Mar (nachtwaker): 1.618 hr – 405 hr (werkelijke duur van de
prestaties) = 1213 hr
01-30 Apr (voorbereiding Ops): Vanaf dit moment (en tot terugkomst in
het nachtwakersysteem) worden de prestaties enkel op basis van de
normale dienstregeling, de eventuele deelstand in intensieve dienst en
operationele inzet berekend. In het geval van dit voorbeeld: 15 normale
werkdagen x 7 hr 36’ en 8 dagen oefening (inclusief WE) : 6 x 7 hr 36’ + 2
x 8 hr (WE) in intensieve dienst = 175 hr 36’ in totaal
01 Mei-31 Aug (in operationele inzet): 83 werkdagen x 7 hr 36’ = 630 hr
48’
01-13 Sep (UNO-dienstontheffing na Ops): 9 werkdagen x 7 hr 36’ = 68
hr 24’
14 Sep – 31 Dec: Vanaf hier worden de prestaties van betrokkene terug
gerekend voor de werkelijke duur: 1.213 hr - 175 hr 36’ - 630 hr 48’ – 68
hr 24’ = 338 hr 12’ (nog te presteren als nachtwaker tegen het einde van
het jaar).
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 64 / 283
(b) Diverse voorschriften
(i) Verplaatsingen
Verplaatsingen tussen de woonplaats en de Gewone Plaats van het Werk
(GPW) (en omgekeerd), worden nooit aangerekend als dienstprestatie. Een
verplaatsing naar een andere werkplaats dan de GPW gebeurt aan de hand
van een marsbevel en wordt aangerekend als dienstprestatie; De eenheids-
/korpscommandant die de verplaatsing voorschrijft, kan toelaten dat de
dienstreis begint en/of eindigt in de woonplaats van de militair.
In dit geval mag de duur van de verplaatsing in geen geval die tussen de
GPW en de plaats van de opdracht overtreffen1
Tijdens een dienstverplaatsing die niet beantwoordt aan de voorwaarden
voor het toekennen van een toelage, wordt alleen de werkelijke duur van de
door het commando ter plaatse opgelegde activiteiten aangerekend.
De verplaatsing van de GPW naar de plaats van de opdracht (en
omgekeerd) de eerste en de laatste dag van de opdracht wordt beschouwd
als een dienstreis en geeft eventueel recht op compensatie in tijd.
De verplaatsing tussen de plaats van de opdracht en de woon- of
verblijfplaats (en omgekeerd) in vervanging van logement ter plaatse
gedurende de opdracht wordt niet beschouwd als een dienstprestatie en
geeft géén recht op compensatie in tijd.
(ii) Doktersbezoek en geneeskundige zorgen
Bij de geneesheer van de eenheid, bij een organisme van de medische
component of het Bestuur voor medische expertise (MEDEX) 2
o Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat
valt tijdens de normale diensturen van de eenheid en dat besteed wordt
aan doktersbezoek of geneeskundige zorgen (inclusief verplaatsingen).
o Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur van
een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De
doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren van
overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.
o Voor een controlebezoek tijdens een afwezigheid om
gezondheidsredenen wordt niets aangerekend.
Bij een burgergeneesheer of een burgerorganisme
o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen op uren en dagen waarop
de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend.
o Gewone consultaties
Deze bezoeken dienen plaats te grijpen buiten de normale diensturen,
behalve in dringende gevallen of indien de door de geneesheer
vastgelegde consultatieuren dit niet toelaten. In dit geval dient een
dienstontheffing ten belope van de nodige tijd (verplaatsing
inbegrepen) te worden toegekend.
1 BIP U-021-4, § 4.c. 2 Voor het burgerpersoneel
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 65 / 283
Deze ontheffing dient tot de minimum duur te worden beperkt,
zonder nochtans de vrije keuze van een arts te belemmeren, en moet
met een medisch getuigschrift van de geconsulteerde geneesheer
worden gerechtvaardigd. Indien aan deze voorwaarden voldaan is,
dient die dag dus enkel het resterende uurkrediet volgens het
dienstrooster van betrokkene gepresteerd te worden. Dat
getuigschrift zal, in het kader van de bescherming van de privacy,
door het betrokken personeelslid overhandigd worden aan de
geneesheer van de eenheid, die op zijn beurt de eenheidscommandant
zal inlichten.
Om een dergelijk bezoek af te leggen zal nooit verlof of compensatie
in tijd worden afgetrokken.
o Verwijzing door een militaire of aangenomen geneesheer 1
Bezoeken die worden voorgeschreven door een militaire of
aangenomen geneesheer, kunnen tijdens de normale diensturen
plaatsgrijpen;
Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat
valt tijdens de normale diensturen van de eenheid en dat besteed
wordt aan doktersbezoek of geneeskundige zorgen (inclusief
verplaatsingen).
Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur
van een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De
doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren
van overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.
Gezondheidstoezicht
De activiteiten in het kader van het gezondheidstoezicht, aan het
personeelslid opgelegd door de bevoegde overheid of door de
preventieadviseur/arbeidsgeneesheer (militair of burger) van de eenheid,
vinden in principe plaats tijdens de normale diensturen. De eenheids-
/korpscommandant zal er over waken dat het personeelslid zich aanbiedt
op het opgelegde tijdstip. Indien deze activiteiten worden opgelegd buiten
de diensturen, worden zij in aanmerking genomen (verplaatsing
inbegrepen) als dienstprestatie.
(iii) Maaltijden, vrije tijd, rustperiodes
Onderbrekingen voor maaltijden, met een maximum van 30’, worden
aangerekend als dienstprestaties.
(2) Deelstand “in intensieve dienst” (= oefening of manoeuvre van minimum 24 hr)
Deze deelstand is niet van toepassing op de nachtwakers, tenzij voor
trainingsactiviteiten die tot doel hebben de vereiste competenties voor nachtwaker te
verwerven of te behouden.
(3) Deelstanden “in militaire bijstand”, “in hulpverlening” en ”in operationele inzet”
Deze deelstanden zijn niet van toepassing op de nachtwakers.
1 AO-J/719 B
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 66 / 283
(4) Deelstand “in vorming”
Deze deelstand is niet van toepassing op de nachtwakers.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 67 / 283
212. Steekkaart Ploegendienst
a. Definitie
Een ploegendienst is een dienstregeling waarbij een welbepaalde doorlopende opdracht of
een reeks van opdrachten uitgevoerd wordt door militairen en/of burgerpersoneelsleden die
uitsluitend die opdracht of opdrachten uitvoeren en die elkaar op voorziene tijdstippen
afwisselen, met een maximumduur van 24 hr per prestatie.
De dienst wordt verzekerd 24 hr op 24 hr.
b. Dienstregeling
(1) De normale duur van de prestaties is vastgesteld op een gemiddelde van 38 hr per week.
(2) De planning van de te leveren prestaties wordt bij voorkeur op jaarbasis opgemaakt,
rekeninghoudend met een gemiddelde prestatie van 38 hr per week over een periode
van 6 maanden. Deze planning bevat de dagen waarop betrokkene al dan niet prestaties
dient te leveren. De overheid moet erover waken dat de jaarnorm van het aantal te
leveren prestaties ten laatste via de planning van het vierde trimester bereikt wordt.
Ingeval de jaarnorm wordt overschreden, dient het teveel in mindering te worden
gebracht in het volgende jaar; een tekort van maximum 38 uur wordt eveneens
overgedragen naar het volgende jaar.
(3) De berekening van de jaarnorm gebeurt als volgt:
(a) Militaire personeelsleden
52 weken x 38 hr = 1.976 hr. Daarvan worden de 30 verlofdagen, de 14 feestdagen
en de 3 dagen dienstontheffing van het Departement in mindering gebracht, nl.
1.976 hr – (47 dagen x 7 hr 36’) = 1.618 hr.
(b) Burgerpersoneelsleden
52 weken x 38 hr = 1976 hr. Daarvan worden de 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32 of 33
(verlofdagen in functie van de leeftijd van het personeelslid), de 14 feestdagen en
de 3 dagen dienstvrijstelling van het Departement in mindering gebracht.
(c) Opmerking
(i) Eventuele collectieve dienstontheffingen/-vrijstellingen toegekend door de
directeur-generaal HR moeten eveneens in mindering worden gebracht van de
jaarnorm, overeenkomstig de bepalingen van Deel III- Hoofdstuk 1 – Par
102.e. inzake de gewone dienstontheffingen.
(ii) Ondanks het feit dat het vakantieverlof, de feestdagen en de
dienstontheffing van het Departement reeds in mindering werden gebracht
van de te presteren jaarnorm wordt aan het personeelslid gevraagd een
verlofaanvraag 1 in te dienen via het verslag van de eenheidscommandant voor
de periode waarin hij zijn vakantieverlof, een feestdag of een
dienstontheffing van het Departement wenst te nemen. Deze aanvraag laat
toe een onderscheid te maken tussen de dagen dat het personeelslid geen
dienstprestaties levert en de dagen dat hij met vakantieverlof of
dienstontheffing van het Departement is.
Het personeelslid zal in totaal over 47 “beschermde” dagen kunnen
beschikken: 30 verlofdagen, 14 dagen feestdagen en de 3 dagen
Dienstontheffing van het Departement.
1 Aanvraagformulier in Bijlage C
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 68 / 283
Onder voorbehoud van Par 106.a. (3) & Par 107 .a. van Deel I - Hoofdstuk 1
zal de betrokken militair niet oproepbaar zijn voor de normale dienst tijdens
de “beschermde” dagen.
Een groot jaarlijks verlof van een minimumduur van drieëntwintig
opeenvolgende kalenderdagen gedurende de periode van 01 juni tot 30
september dient gewaarborgd aan het personeelslid die het aanvraagt. Een
verlening van deze periode kan slechts worden toegestaan voor zover de
vereisten van de dienst dit mogelijk maken.
c. Aanrekening van de prestaties
(1) Deelstand “in normale dienst”
(a) Aanrekening voor de werkelijke duur
(i) De dienstprestaties in het kader van de ploegendienst worden voor hun
werkelijke duur in aanmerking genomen.
(ii) De duur van de dienstprestaties uitgevoerd tussen 22 hr 00 en 06 hr 00
worden niet dubbel aangerekend.
(iii) Verloven en gewone collectieve dienstontheffingen
De verloven, met uitzondering van de vakantie- en compensatieverloven,
worden in mindering gebracht van de te presteren jaarnorm a rato van 7 hr
36’. De gewone collectieve dienstontheffingen worden in functie van de
toegekende duur verrekend, overeenkomstig de bepalingen van Deel III-
Hoofdstuk 1 – Par 102.e. inzake de gewone dienstontheffingen.
(iv) Elke andere gerechtvaardigde afwezigheid van één of meer dagen, die vallen
tijdens de voorziene planning van de dienst, wordt aangerekend voor de
werkelijke duur van de voorziene prestatie. Indien deze andere
afwezigheden vallen buiten de voorziene planning, worden deze voor 7 hr 36’
aangerekend. Dit houdt in dat indien betrokkene gepland was om die dag geen
prestaties te leveren, de werkelijke duur van de voorziene prestatie 0 Min
bedraagt. Onder gerechtvaardigde afwezigheid wordt begrepen:
de gewone - en bijzondere dienstontheffingen zoals bepaald in dit
reglement;
de dagen gedurende dewelke het militair personeelslid geniet van een
dienstfaciliteit of ontheffing van dienst, toegestaan overeenkomstig het
tuchtreglement1 van Defensie, het reglement de instructie betreffende de
inwendige dienst2 (ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001) of in uitvoering van de
voorschriften in verband met de afwezigheid om gezondheidsredenen voor
militairen van het actief kader 3 (DGHR-REG-MEDIS-001);
1 DGHR-REG-CARDI-001 2 ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 3 DGHR-REG-MEDIS-001
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 69 / 283
de afwezigheden om syndicale redenen overeenkomstig het syndicaal
statuut.
Opmerking
Indien een vakbondsverlof gevraagd wordt om deel te nemen aan een
effectieve of voorbereidende vergadering van het:
Onderhandelingscomité (CONEGO)
Hoog Overlegcomité (HOC)
Basisoverlegcomité (BOC) waaronder het personeelslid
ressorteert
elke syndicale activiteit
georganiseerd door de overheid en die plaats vindt tijdens de
voorziene planning, op een werkdag waarop de lokale afgevaardigde
volgens zijn dienstrooster geen prestatie moet leveren, wordt de
duur van de vergadering of het behandelde punt1 aangerekend als
dienstprestatie en in mindering gebracht van zijn jaarnorm, mits
voorlegging van een persoonlijke oproeping van een verantwoordelijke
leider van zijn vakorganisatie.
Het aanrekenen als dienstprestatie kan 7 hr 36’ per werkdag niet
overschrijden.
Indien deze mindering van de jaarnorm niet verenigbaar is met het
uitoefenen van zijn functie, zal betrokkene of de korpscommandant
aan DG HR een andere functie vragen.
(v) Afwezigheden om gezondheidsredenen (AGR)
In geval van een AGR van “korte duur”, dit is een afwezigheid van maximum
14 opeenvolgende dagen:
o Een AGR van één of meer dagen, die valt tijdens de voorziene planning
van de dienst, wordt aangerekend voor de werkelijke duur van de
voorziene prestatie.
o Indien de afwezigheden vallen buiten de voorziene planning, worden deze
voor 0 hr aangerekend. Dit houdt in dat indien betrokkene gepland was
om die dag geen prestaties te leveren, de werkelijke duur van de
voorziene prestatie 0 Min bedraagt.
In geval van een AGR van “lange duur”, dit is. is een AGR vanaf 15
opeenvolgende dagen:
o Tijdens de periode van AGR wordt het personeelslid tijdelijk van de
voorziene planning van de dienst gehaald.
o Met terugwerkende kracht, vanaf de eerste dag AGR, wordt forfaitair 7
hr 36’ per werkdag zoals deze voor de eenheid van de militair werd
vastgelegd als dienstprestatie aangerekend.
(vi) Uittreden uit het systeem in de loop van het jaar: vaststelling van het recht
op verlof
1 De Voorzitter bepaalt de duur van de vergadering of het behandelde punt.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 70 / 283
In principe gebeurt het intreden in ploegendienst op 01 jan van het
kalenderjaar. Het uittreden in principe op 31 dec van het kalenderjaar.
Indien dit principe niet aangehouden kan worden, wordt de vaststelling van
het recht op verlof berekend volgens onderstaande methode.
Het personeelslid in het ploegendienst moet volgens de jaarnorm 1.618 hr
presteren.
Dit betekent dat het personeelslid op datum van 01 Jan voor het komende
kalenderjaar 1.618 “Nog Te Presteren uren” (NTP) heeft. Per prestatie als
personeelslid in ploegendienst, incl. AGR, omstandigheidsverlof en
dergelijke, vermindert het overblijvende pakket “Nog Te Presteren uren”
(NTP).
Op de datum dat betrokkene de dienst als personeelslid in ploegendienst
verlaat, berekent men het “Kan Nog Presteren” (KNP) voor de rest van het
kalenderjaar. Dit is het resterende potentieel aan werkdagen verminderd
met de resterende zater-, zon-, feestdagen en compensatieverlofdagen.
Elke dag telt 07 h 36’ werkuren; men vermenigvuldigt dus met 7,6; dit geeft
het KNP in uren.
Men neemt de 1.618 hr waarvan men de reeds gepresteerde uren in
mindering brengt; dit geeft als resultaat NTP uren voor de rest van het
kalenderjaar.
Men maakt het verschil tussen de nog beschikbare uren (KNP) en de nog te
presteren uren (NTP); dit verschil geeft het aantal uren (verlof of
dienstontheffingen) waarover belanghebbende nog beschikt.
Dit aantal uren wordt omgezet in aantal dagen berekend a rata van
07 hr36’/dag, concreet het aantal uren delen door 7,6. Dit geeft het aantal
verlofdagen of dienstontheffingen waarover belanghebbende nog beschikt.
Indien KNP < NTP, beschikt betrokkene NIET meer over voldoende
werkdagen om de vereiste jaarlijkse prestaties te leveren. Hij zal in dat
geval ook niet meer over verlof beschikken (naast de voorziene feestdagen
en compensatieverlofdagen).
Bovendien zal hij verplicht zijn dit tekort, met een maximum van 38 hr, als
negatieve compensatie over te dragen naar het volgende jaar.
Voorbeeld
o Betrokkene heeft tijdens Jan-Mar reeds 405 hr gepresteerd als
personeelsdienst in ploegendienst
o NTP = 1.618 hr – 405 hr = 1.213 hr
o KNP = resterende effectieve werkdagen Apr-Dec (179 dagen) x
7,6 hr = 1.360,4 hr
o KNP – NTP = 1.360,4 hr – 1.213 hr = 147,4 hr
o 147,4 hr/7,6 hr = 19,4 dagen resterend verlof (wordt naar boven
afgerond in het voordeel van belanghebbende)..
(b) Diverse voorschriften
(i) Verplaatsingen
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 71 / 283
Verplaatsingen tussen de woonplaats en de Gewone Plaats van het Werk
(GPW) (en omgekeerd), worden nooit aangerekend als dienstprestatie. Een
verplaatsing naar een andere werkplaats dan de GPW gebeurt aan de hand
van een marsbevel en wordt aangerekend als dienstprestatie; De eenheids-
/korpscommandant die de verplaatsing voorschrijft, kan toelaten dat de
dienstreis begint en/of eindigt in de woonplaats van de militair. In dit geval
mag de duur van de verplaatsing in geen geval die tussen de GPW en de
plaats van de opdracht overtreffen1
Tijdens een dienstverplaatsing die niet beantwoordt aan de voorwaarden
voor het toekennen van een toelage, wordt alleen de werkelijke duur van de
door het commando ter plaatse opgelegde activiteiten aangerekend.
De verplaatsing van de GPW naar de plaats van de opdracht (en
omgekeerd) de eerste en de laatste dag van de opdracht wordt beschouwd
als een dienstreis en geeft eventueel recht op compensatie in tijd.
De verplaatsing tussen de plaats van de opdracht en de woon- of
verblijfplaats (en omgekeerd) in vervanging van logement ter plaatse
gedurende de opdracht wordt niet beschouwd als een dienstprestatie en
geeft géén recht op compensatie in tijd.
(ii) Doktersbezoek en geneeskundige zorgen
Bij de geneesheer van de eenheid, bij een organisme van de medische
component of het Bestuur voor medische expertise (MEDEX) 2
o Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat
valt tijdens de normale diensturen van de eenheid en dat besteed wordt
aan doktersbezoek of geneeskundige zorgen (inclusief verplaatsingen).
o Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur van
een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De
doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren van
overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.
o Voor een controlebezoek tijdens een afwezigheid om
gezondheidsredenen wordt niets aangerekend.
Bij een burgergeneesheer of een burgerorganisme
o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen op uren en dagen waarop
de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend.
o Gewone consultaties
Deze bezoeken dienen plaats te grijpen buiten de normale diensturen,
behalve in dringende gevallen of indien de door de geneesheer
vastgelegde consultatieuren dit niet toelaten. In dit geval dient een
dienstontheffing ten belope van de nodige tijd (verplaatsing
inbegrepen) te worden toegekend.
Deze ontheffing dient tot de minimum duur te worden beperkt,
zonder nochtans de vrije keuze van een arts te belemmeren en moet
1 BIP U-021-4, § 4.c. 2 Voor het burgerpersoneel
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 72 / 283
met een medisch getuigschrift van de geconsulteerde geneesheer
worden gerechtvaardigd. Indien aan deze voorwaarden voldaan is,
dient die dag dus enkel het resterende uurkrediet volgens het
dienstrooster van betrokkene gepresteerd te worden. Dat
getuigschrift zal, in het kader van de bescherming van de privacy,
door het betrokken personeelslid overhandigd worden aan de
geneesheer van de eenheid, die op zijn beurt de eenheidscommandant
zal inlichten.
Om een dergelijk bezoek af te leggen zal nooit verlof of compensatie
in tijd worden afgetrokken.
o Verwijzing door een militaire of aangenomen geneesheer 1
Bezoeken die worden voorgeschreven door een militaire of
aangenomen geneesheer, kunnen tijdens de normale diensturen
plaatsgrijpen.
Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat
valt tijdens de normale diensturen van de eenheid en dat besteed
wordt aan doktersbezoek of geneeskundige zorgen (inclusief
verplaatsingen).
Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur
van een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De
doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren
van overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.
o Gezondheidstoezicht
De activiteiten in het kader van het gezondheidstoezicht, aan het
personeelslid opgelegd door de bevoegde overheid of door de
preventieadviseur/arbeidsgeneesheer (militair of burger) van de
eenheid, vinden in principe plaats tijdens de normale diensturen. De
eenheids-/korpscommandant zal er over waken dat het personeelslid
zich aanbiedt op het opgelegde tijdstip. Indien deze activiteiten
worden opgelegd buiten de diensturen, worden zij in aanmerking
genomen (verplaatsing inbegrepen) als dienstprestatie.
(iii) Maaltijden, vrije tijd, rustperiodes
Onderbrekingen voor maaltijden, met een maximum van 30’, worden
aangerekend als dienstprestaties.
(2) Deelstand “in intensieve dienst” (=oefening of manoeuver van minimum 24 hr)
Deze deelstand is in principe niet van toepassing op de ploegendienst.
(a) De dienstprestaties, verricht op werkdagen worden forfaitair voor de normale
arbeidsduur van de beschouwde dag aangerekend (7 hr 36’). De prestatie wordt in
mindering gebracht van de te presteren jaarnorm.
(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen worden forfaitair voor 8 uur aangerekend en in
mindering gebracht van de te presteren jaarnorm.
1 AO-J/719 B
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 73 / 283
(3) Deelstanden “in militaire bijstand”, “in hulpverlening” en ”in operationele inzet”
In deze deelstanden worden alle gepresteerde dagen voor de normale arbeidsduur van
de beschouwde dag aangerekend en in mindering gebracht van de te presteren
jaarnorm.
(a) Werkdagen: 7 hr 36’;
(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen: 0 hr.
(4) Deelstand “in vorming”
Deze deelstand is niet van toepassing op de ploegendienst.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 74 / 283
213. Steekkaart Arbeidsritmes
a. Definitie
Arbeidsritmes zijn een bijzondere dienstregeling binnen het kader van de 38 hr-week,
waarbij door dienstnoodwendigheden, de dagelijkse arbeidsduur van 7 hr 36’ wordt
overschreden, zonder dat evenwel wordt overgegaan naar een ploegendienst.
b. Dienstregeling
(1) De dagelijkse arbeidsduur mag maximaal 13 hr duren (middagpauze minimum 30’
inbegrepen). Indien de continuïteit van de dienst het vereist, mag de maximum
arbeidsduur van 13 hr worden overschreden.
Deze maatregel zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast.
(2) De eenheid kan, in functie van de geplande activiteiten, eventueel twee opeenvolgende
shiften1 tewerkstellen.
(3) Alle gerechtvaardigde afwezigheden van één of meer dagen die vallen tijdens de
voorziene planning van de dienst, worden voor de werkelijke duur van de prestatie van
het voorziene arbeidsritme aangerekend. Dit houdt in dat indien betrokkene gepland
was om die dag geen prestaties te leveren, de werkelijke duur van de voorziene
prestatie 0 Min bedraagt.
Onder gerechtvaardigde afwezigheid wordt begrepen:
(a) de dagen afwezigheid om gezondheidsredenen;
(b) de verloven en de dienstontheffingen bepaald in dit reglement;
(c) de dagen gedurende dewelke het militair personeelslid geniet van een
dienstfaciliteit of ontheffing van dienst, toegestaan overeenkomstig het
tuchtreglement2 van Defensie, het reglement de instructie betreffende de
inwendige dienst3 (ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001) of in uitvoering van de
voorschriften in verband met de afwezigheid om gezondheidsredenen voor
militairen van het actief kader 4 (DGHR-REG-MEDIS-001);
(d) de afwezigheden om syndicale redenen overeenkomstig het syndicaal statuut.
c. Aanrekening van de prestaties
(1) Deelstand “in normale dienst”
(a) Algemeen
(i) de dienstprestaties worden voor hun werkelijke duur in aanmerking genomen;
(ii) de occasionele dienstprestaties tussen 22 hr 00 en 06 hr 00 worden dubbel
aangerekend (vanaf 01 Okt 03);
(iii) de dienstprestaties die recht geven op een toelage voor permanentie worden
voor de forfaitaire duur aangerekend.
(b) Verloven
(i) Het personeelslid tewerkgesteld in een dienstregeling van arbeidsritmes
heeft recht op een totaal van 228 hr vakantieverlof op jaarbasis. De
1 Shift : dit is een dienstregeling waarbij twee groepen van personeelsleden opeenvolgend dezelfde activiteit uitvoeren,
teneinde deze te optimaliseren. 2 DGHR-REG-CARDI-001 3 ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 4 DGHR-REG-MEDIS-001
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 75 / 283
aanrekening van het vakantieverlof gebeurt op basis van een veelvoud, in
functie van één of meer aangevraagde dagen vakantieverlof, van het
voorziene arbeidsritme.
(ii) De compensatieverloven die vallen tijdens de voorziene planning van de
dienst, voor zover de dienst werkelijk uitgevoerd wordt, worden voor de
werkelijke duur van de prestatie ingeschreven op de compensatiefiche.
(iii) De andere verloven (vaderschapsverlof, enz…) worden omgezet in uren en
worden, rekening houdend met de beperkende voorschriften van het
specifieke verlof, aangerekend voor de werkelijke duur van het voorziene
arbeidsritme.
(c) Dienstontheffingen van het Departement
Het personeelslid tewerkgesteld in een dienstregeling van arbeidsritmes heeft
recht op een total van 22 hr 48’ dienstontheffing van het Departement op
jaarbasis. De aanrekening van de dienstontheffing gebeurt op basis van een
veelvoud, in functie van één of meer aangevraagde dagen dienstontheffing, van het
voorziene arbeidsritme.
(d) Permanenties
(i) Aanrekening in tijd
De permanenties op werkdagen worden forfaitair aangerekend voor de
normale arbeidsduur van de beschouwde dag (7 hr 36’).
De permanenties op zaterdag, zondag, feestdag of hiermee gelijkgestelde
dagen worden, forfaitair voor 08 hr per beschouwde dag aangerekend.
(ii) Geldelijke rechten 1
De operationele, territoriale en protocollaire permanenties geven recht op
een toelage van 5/1850 per 24 hr:
territoriale permanentie van de militaire politie;
de protocollaire permanentie uitgevoerd door het militair detachement van
het Paleis der Naties;
de protocollaire permanentie aan de Koninklijke Paleizen (dit voor zover aan
de specifieke toekenningsvoorwaarden voldaan is);
de permanentie voor de dienst ontmijning en vernietigen van
ontploffingstuigen;
de week- of dagdienst die een ononderbroken aanwezigheid van het
personeelslid in het kwartier vereist gedurende minstens 24 hr;
paramedische permanentie in de militaire hospitalen, de medische
detachementen en de medische centra;
de permanentie uitgevoerd door de depannagedienst;
de permanentie “Quick Reaction Alert” bij de luchtcomponent (F-16
eenheden en SAR);
dienst op zee bestaande in hulp of bijstand die door een openbare overheid
wordt ingeroepen.
1 KB van 18 Mar 03 (BIP A-015), Art 27 en 51
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 76 / 283
(iii) De militair die een paramedische functie bekleedt en die een
weddencomplement geniet voor het uitvoeren van buitengewone prestaties 1,
is uitgesloten 2 van:
de forfaitaire dagtoelage voor dienstprestaties volbracht op zaterdag, zon-
of feestdag, ongeacht het aantal volbrachte dienstprestaties per dag of de
duur ervan;
de toepassing van de dubbele aanrekening van de occasionele
nachtprestaties (tussen 22 hr 00 en 06 hr 00);
de toepassing van de forfaitaire aanrekening van de prestaties uitgevoerd
op zaterdag, zon- en feestdagen.
(e) Diverse voorschriften
(i) Verplaatsingen
Verplaatsingen tussen de woonplaats en de Gewone Plaats van het Werk
(GPW) (en omgekeerd), worden nooit aangerekend als dienstprestatie. Een
verplaatsing naar een andere werkplaats dan de GPW gebeurt aan de hand
van een marsbevel en wordt aangerekend als dienstprestatie; De eenheids-
/korpscommandant die de verplaatsing voorschrijft, kan toelaten dat de
dienstreis begint en/of eindigt in de woonplaats van de militair. In dit geval
mag de duur van de verplaatsing in geen geval die tussen de GPW en de
plaats van de opdracht overtreffen3
Verplaatsingen die voortvloeien uit het toekennen van een dienstontheffing
ter gelegenheid van een onderbreking van een kampperiode worden niet
aangerekend.
Tijdens een dienstverplaatsing die niet beantwoordt aan de voorwaarden
voor het toekennen van een toelage, wordt alleen de werkelijke duur van de
door het commando ter plaatse opgelegde activiteiten aangerekend.
De verplaatsing van de GPW naar de plaats van de opdracht (en
omgekeerd) de eerste en de laatste dag van de opdracht wordt beschouwd
als een dienstreis en geeft eventueel recht op compensatie in tijd.
De verplaatsing tussen de plaats van de opdracht en de woon- of
verblijfplaats (en omgekeerd) in vervanging van logement ter plaatse
gedurende de opdracht wordt niet beschouwd als een dienstprestatie en
geeft géén recht op compensatie in tijd.
(ii) Doktersbezoek en geneeskundige zorgen
Bij de eenheidsgeneesheer, bij een organisme van de medische component
of bij het Bestuur voor medische expertise (MEDEX) 4
1 KB van 06 Dec 01 (BIP N-063-1) 2 KB van 18 Mar 03 (BIP A-015), Art 1, § 6 3 BIP U-021-4, § 4.c. 4 Voor het burgerpersoneel
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 77 / 283
o Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat
valt tijdens de normale diensturen van de eenheid of dienst waartoe
betrokkene behoort en dat besteed wordt aan doktersbezoek of
geneeskundige zorgen (inclusief verplaatsingen).
o Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur van
een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De
doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren van
overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.
o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen, behalve in het kader
van het gezondheidstoezicht, op uren en dagen waarop de betrokkene
niet van dienst is, wordt niets aangerekend.
o Voor een controlebezoek tijdens een afwezigheid om
gezondheidsredenen wordt eveneens niets aangerekend.
Bij een burgergeneesheer of een burgerorganisme
o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen op uren en dagen waarop
de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend.
o Gewone consultaties
Deze bezoeken dienen plaats te grijpen buiten de normale diensturen,
behalve in dringende gevallen of indien de door de geneesheer
vastgelegde consultatieuren dit niet toelaten. In dit geval dient een
dienstontheffing ten belope van de nodige tijd (verplaatsing
inbegrepen) te worden toegekend.
Deze ontheffing dient tot de minimum duur te worden beperkt,
zonder nochtans de vrije keuze van een arts te belemmeren en moet
met een medisch getuigschrift van de geconsulteerde geneesheer
worden gerechtvaardigd. Indien aan deze voorwaarden voldaan is,
dient die dag dus enkel het resterende uurkrediet volgens het
dienstrooster van betrokkene gepresteerd te worden. Dat
getuigschrift zal, in het kader van de bescherming van de privacy,
door de betrokken militair overhandigd worden aan de
eenheidsgeneesheer, die op zijn beurt de eenheidscommandant zal
inlichten.
Om een dergelijk bezoek af te leggen zal nooit verlof of compensatie
in tijd worden afgetrokken.
o Verwijzing door een militaire of aangenomen geneesheer 1
Bezoeken die worden voorgeschreven door een militaire of
aangenomen geneesheer, kunnen tijdens de normale diensturen
plaatsgrijpen.
De duur van de doktersbezoeken of de geneeskundige zorgen,
inclusief de duur van de verplaatsingen, kan nooit voor méér dan een
normaal voorziene dagprestatie worden aangerekend.
Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur
1 AO-J/719 B
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 78 / 283
van een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De
doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren
van overuren.
Gezondheidstoezicht
De activiteiten in het kader van het gezondheidstoezicht, aan het
personeelslid opgelegd door de bevoegde overheid of door de
preventieadviseur/arbeidsgeneesheer (militair of burger) van de eenheid,
vinden in principe plaats tijdens de normale diensturen. De eenheids-
/korpscommandant zal er over waken dat het personeelslid zich aanbiedt
op het opgelegde tijdstip. Indien deze activiteiten worden opgelegd buiten
de diensturen, worden zij in aanmerking genomen (verplaatsing
inbegrepen) in het kader van de compensatie in tijd.
(iii) Maaltijden, vrije tijd, rustperiodes
Onderbrekingen voor maaltijden worden niet aangerekend als
dienstprestaties. Een middag- of avondpauze van minimum 30' moet worden
genomen. Indien omwille van dienstredenen het personeelslid onmogelijk
zijn werkplaats kan verlaten voor het middag- of avondmaal, wordt deze
periode (maximum 30’) aangerekend als effectieve dienst. Deze maatregel
zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast.
Een onderbreking die de 15’ niet overschrijdt wordt aangerekend als
dienstprestatie.
(2) Deelstand “in intensieve dienst” (= oefening of manoeuver van minimum 24 hr)
(a) De dienstprestaties, verricht op werkdagen, worden voor de normale arbeidsduur
van de beschouwde dag aangerekend (7 hr 36’).
(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen worden forfaitair voor 8 hr aangerekend.
(3) Deelstanden “in militaire bijstand”, “in hulpverlening” en ”in operationele inzet”
In deze deelstanden worden alle gepresteerde dagen voor de normale arbeidsduur van
de beschouwde dag aangerekend.
(a) Werkdagen: 7 hr 36’;
(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen: 0 hr.
(4) Deelstand “in vorming”
Deze deelstand is niet van toepassing op de arbeidsritmes.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 79 / 283
214. Steekkaart Permanentie
a. Definitie
Permanentie is een ononderbroken dienstprestatie van minstens 24 hr, andere dan een
beveiligingsopdracht, tijdens dewelke het betrokken personeelslid op de plaats van de
opdracht beschikbaar is gedurende de volledige duur van de dienstprestatie, al dan niet met
het oog op een interventie.
b. Dienstregeling
Een permanentie kan uitgevoerd worden:
(1) hetzij binnen de normale dienstregeling van het personeelslid. Dergelijke permanenties
zullen, in principe, steeds worden uitgevoerd in ploegendienst en komen bijgevolg niet in
aanmerking voor een toelage;
(2) hetzij buiten de normale dienstregeling van het personeelslid; deze dienstprestaties
worden beschouwd als occasionele permanenties en moeten minstens 24 hr duren. Deze
prestaties komen in aanmerking voor een toelage.
c. Aanrekening van de prestaties
(1) Deelstand “in normale dienst”
(a) Algemeen
(i) De dienstprestaties die recht geven op een toelage voor permanentie worden
voor een bepaalde forfaitaire duur geteld;
(ii) De duur van de dienstprestaties uitgevoerd tussen 22 hr 00 en 06 hr 00
worden niet dubbel aangerekend.
(b) Aanrekening
(i) Aanrekening in tijd
De permanenties op werkdagen worden forfaitair aangerekend voor de
normale arbeidsduur van de beschouwde dag, zoals deze in het
dienstrooster is vastgelegd (in principe 7 hr 36’).
De permanenties op zaterdag, zondag, feestdag of hiermee gelijkgestelde
dagen worden, forfaitair voor 08 hr per beschouwde dag aangerekend.
(ii) Geldelijke rechten 1
De operationele, territoriale en protocollaire permanenties geven recht op
een toelage van 5/1850 per 24 hr:
territoriale permanentie van de militaire politie;
de protocollaire permanentie uitgevoerd door het militair detachement van
het Paleis der Naties;
de protocollaire permanentie aan de Koninklijke Paleizen (dit voor zover
voldaan is aan de specifieke toekenningsvoorwaarden);
de permanentie voor de dienst ontmijning en vernietigen van
ontploffingstuigen;
de week- of dagdienst die een ononderbroken aanwezigheid van het
personeelslid in het kwartier vereist gedurende minstens 24 hr;
1 KB van 18 Mar 03 (BIP-A-015), Art 27 en 51
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 80 / 283
paramedische permanentie in de militaire hospitalen, de medische
detachementen en de medische centra;
de permanentie uitgevoerd door de depannagedienst;
de permanentie “Quick Reaction Alert” bij de luchtcomponent (F-16
eenheden en SAR);
dienst op zee bestaande in hulp of bijstand die door een openbare overheid
wordt ingeroepen.
(iii) Het personeelslid dat een paramedische functie bekleedt en die een
weddencomplement geniet voor het uitvoeren van buitengewone prestaties 1,
is uitgesloten 2 van:
de forfaitaire dagtoelage voor dienstprestaties volbracht op zaterdag, zon-
of feestdag, ongeacht het aantal volbrachte dienstprestaties per dag of de
duur ervan;
de toepassing van de dubbele aanrekening van de occasionele
nachtprestaties (tussen 22 hr 00 en 06 hr 00);
de toepassing van de forfaitaire aanrekening van de prestaties uitgevoerd
op zaterdag, zon- en feestdagen.
(2) Deelstand “in vorming”
Niet van toepassing.
1 KB van 06 Dec 01 (BIP-N-063-1) 2 KB van 18 Mar 03 (BIP-A-015), Art 1, § 6
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 81 / 283
215. Steekkaart Terugroepbaarheid
a. Definitie
Terugroepbaar personeel is personeel aan wie een waarschuwing werd gegeven om, binnen
een termijn van maximaal vier uur, de dienst te hervatten met het oog op het uitvoeren van
dienstprestaties. Deze oproepbaarheid vindt plaats binnen het kader van een beurtrol.
b. Graden van terugroepbaarheid – bevoegde autoriteit
(1) Terugroepbaar binnen de twee uur
De bevoegdheid om Pers op terugroepbaarheid binnen de twee uur te plaatsen, berust
bij: ACOS – DG – Inspecteur Generaal.
(2) Terugroepbaar binnen de vier uur
De bevoegdheid om Pers terug te roepen binnen de vier uur berust bij de
korpscommandant.
c. Aanrekening van de prestaties
(1) Deelstand “in normale dienst”
(a) Algemeen
(i) de dienstprestaties worden, in geval van een terugroeping, voor hun
werkelijke duur geteld;
(ii) de occasionele dienstprestaties, in geval van een terugroeping, tussen 22 hr
00 en 06 hr 00 worden dubbel geteld.
(b) Verplaatsingen
(i) Bij een terugroeping wordt er voor de verplaatsing tussen de woonplaats en
de Gewone Plaats van het Werk (GPW) (en omgekeerd), géén marsbevel
uitgevaardigd en wordt er nooit compensatie in tijd aangerekend. De
transportkosten worden betaald volgens de bepalingen van de BIP-U-021 en
U-041.
Bij een terugroeping wordt er voor de verplaatsing naar een andere
werkplaats dan de GPW een marsbevel uitgevaardigd en wordt deze
aangerekend als dienstprestatie. De transportkosten worden betaald volgens
de bepalingen van BIP-U-021.
(ii) Tijdens een dienstverplaatsing die niet beantwoordt aan de voorwaarden voor
het toekennen van een toelage, wordt alleen de werkelijke duur van de door
het commando ter plaatse opgelegde activiteiten aangerekend.
De verplaatsing van de GPW naar de plaats van de opdracht (en omgekeerd)
de eerste en de laatste dag van de opdracht wordt beschouwd als een
dienstreis en geeft eventueel recht op compensatie in tijd.
(iii) De verplaatsing tussen de plaats van de opdracht en de woon- of
verblijfplaats (en omgekeerd) in vervanging van logement ter plaatse
gedurende de opdracht wordt niet beschouwd als een dienstprestatie en
geeft géén recht op compensatie in tijd.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 82 / 283
(c) Geldelijke rechten 1
Om in aanmerking te komen voor een toelage, dient de prestatie MINSTENS 24 hr
te omvatten. Het samenvoegen van prestaties van kortere duur om zo tot de
minimumvereiste van 24 hr te komen is niet toegestaan.
(i) Het personeel dat terugroepbaar is binnen de twee uur heeft recht op een
toelage 1/1850 per 24 hr.
(ii) Het personeel dat terugroepbaar is binnen de vier uur heeft recht op een
toelage 0,5/1850 per 24 hr.
(iii) Fungeren als reserve op een beurtrol wacht- of permanentiedienst die in de
periode van overgave/overname van de dienst contacteerbaar is tijdens de
tijd van de normale overgaveovername van de dienst, is een prestatie die
NIET in aanmerking komt voor de toekenning van een toelage.
(iv) Het personeelslid kan NIET gelijktijdig in verlof of in afwezigheid om
gezondheidsredenen zijn én terugroepbaar. Het personeelslid dat zich op één
van de beurtrollen “terugroepbaar <2 hr of <4 hr” en zich in een de van
bovenvermelde situaties bevindt, zal moeten vervangen worden op de
beurtrol.
(v) Het personeelslid kan WEL gelijktijdig met compensatie in tijd, met gewone
dienstontheffing of met syndicaal verlof en terugroepbaar zijn.
(2) Deelstand “in vorming”
Niet van toepassing.
1 KB van 18 Mar 03(BIP-A-015), Art 28
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 83 / 283
216. Steekkaart Chauffeur van autoriteiten1
Deze steekkaart is ENKEL van toepassing op Chauf van autoriteiten aan wie TWEE Chauf
toegewezen worden2
a. Definitie
Zie DGHR-SPS-ORGJOB-003 Par 2.
Chauffeur van autoriteiten is het personeelslid dat op de organieke tabellen van de eenheid
de functie van chauffeur van een bepaalde autoriteit uitoefent. De militaire autoriteiten
hebben de graad van generaal, luitenant-generaal, generaal-majoor of brigadegeneraal; de
burgerautoriteiten van Defensie hebben de graad van secretaris-generaal, directeur-
generaal of administrateur-generaal in het oude statuut niveau 1, behorend tot de klasse A5
in het nieuwe statuut niveau A of bekleden een mandaatfunctie. Worden eveneens
beschouwd als een autoriteit met recht op een chauffeur: personen die een op de organieke
tabel voorziene functie van dit niveau uitoefenenen, maar die niet bekleed zijn met een van
bovenvermelde graden.
b. Dienstregeling
(1) De duur van de dienst van een chauffeur van een autoriteit mag niet meer dan
gemiddeld 38 uren per week belopen per burgerlijk semester.
(2) Elke autoriteit beschikt over twee chauffeurs die in een beurtrol worden
tewerkgesteld. De periode van tewerkstelling bedraagt telkens één week (7 dagen)
tijdens dewelke de chauffeur van dienst ter beschikking staat van de autoriteit,
gevolgd door één week (7 dagen) van dienstontheffing (regime weekon/week-off).
(3) De verlofregeling van de beide chauffeurs moet onderling worden geregeld, ongeacht de
geplande afwezigheid en gecoördineerd door de onmiddellijke dienstchef. In
voorkomend geval, is de tweede chauffeur van dienst tijdens de volledige verlofperiode
van de eerste chauffeur en vice versa.
(4) Slechts in het geval van verloven, andere dan de vakantie-, omstandigheidsverloven en in
geval van afwezigheden om gezondheidsredenen van meer dan twee weken, wordt
beroep gedaan op een vervangende chauffeur. De vervangende chauffeur wordt tijdens
deze periode volgens dezelfde dienstregeling tewerkgesteld als de effectieve
chauffeurs (zie Par c. hierna) en zal bijgevolg slechts na een week-off zijn eenheid van
herkomst vervoegen. Bijkomende inlichtingen zullen door HRB worden uitgevaardigd.
c. Aanrekening van de prestaties
(1) Deelstand “in normale dienst”
(a) Algemeen
De dienstprestaties worden over een periode van zes maanden (één semester),
forfaitair voor gemiddeld 38 hr per week in aanmerking genomen.
(b) Specifiek
(i) De dienst van de chauffeur vangt aan op het ogenblik dat de autoriteit in zijn
verblijfplaats (of een andere door deze autoriteit nader te bepalen tijd of
plaats) wordt afgehaald of op het ogenblik dat de chauffeur de
parkeerplaats van het voertuig verlaat, om zich naar de verblijfplaats van de
autoriteit te begeven.
1 Zie ook DGHR-SPS-ORGJOB-003 – Chauffeur van autoriteiten 2 DGHR-SPS-ORGJOB-003, Par 7.a.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 84 / 283
(ii) De dienst van de chauffeur stopt op het ogenblik dat de autoriteit terug
wordt afgezet in zijn verblijfplaats (of een andere, door deze autoriteit
nader te bepalen tijd of plaats) of op het ogenblik dat de chauffeur de
parkeerplaats van het voertuig verlaat.
(iii) Tijdens de week-on worden eventueel gepresteerde overuren niet in
aanrekening gebracht. Deze worden op forfaitaire wijze, integraal
gecompenseerd in tijd tijdens de week-off.
(c) Alle gerechtvaardigde afwezigheden van één of meer dagen die vallen tijdens de
voorziene periode van tewerkstelling, worden forfaitair voor 7 hr 36’ per dag
aangerekend. Onder gerechtvaardigde afwezigheid wordt begrepen:
(i) de dagen afwezigheid om gezondheidsredenen;
(ii) de verloven en de dienstontheffingen bepaald in dit reglement;
(iii) de dagen gedurende dewelke het militair personeelslid geniet van een
dienstfaciliteit of ontheffing van dienst, toegestaan overeenkomstig het
tuchtreglement1 van Defensie, het reglement de instructie betreffende de
inwendige dienst2 (ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001) of in uitvoering van de
voorschriften in verband met de afwezigheid om gezondheidsredenen voor
militairen van het actief kader 3 (DGHR-REG-MEDIS-001);
(iv) de afwezigheden om syndicale redenen overeenkomstig het syndicaal statuut.
(d) Diverse voorschriften
(i) Doktersbezoek en geneeskundige zorgen
Bij de geneesheer van de eenheid of bij een organisme van de medische
component
o Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat
valt tijdens de normale diensturen van de eenheid of de dienst waartoe
betrokkene behoort en dat besteed wordt aan doktersbezoek of
geneeskundige zorgen (inclusief verplaatsingen).
o De duur van de doktersbezoeken en/ of de geneeskundige zorgen,
inclusief de duur van de verplaatsingen, kan nooit voor méér dan de duur
van een dagprestatie volgens het uurrooster van de betrokkene worden
aangerekend. De dokterbezoeken en/ of de geneeskundige zorgen geven
in geen enkel geval aanleiding tot een prestatie met overuren die
resulteert in een compensatie in tijd.
o Voor de doktersbezoeken en/ of de geneeskundige zorgen op uren en
dagen waarop de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend,
behalve in het kader van het gezondheidstoezicht. Deze activiteit in het
kader van het gezondheidstoezicht wordt door de militaire overheid of
door de geneesheer (militair of burger) van de eenheid opgelegd.
o Voor een controlebezoek tijdens een afwezigheid om
gezondheidsredenen wordt eveneens niets aangerekend.
Bij een burgergeneesheer of een burgerorganisme
1 DGHR-REG-CARDI-001 2 ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 3 DGHR-REG-MEDIS-001
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 85 / 283
o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen op uren en dagen
waarop de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend.
o Gewone consultaties
Deze bezoeken dienen plaats te grijpen buiten de normale diensturen,
behalve in dringende gevallen of indien de door de geneesheer
vastgelegde consultatieuren dit niet toelaten. In dit geval dient een
dienstontheffing ten belope van de nodige tijd (verplaatsing
inbegrepen) te worden toegekend. Deze ontheffing dient tot de
minimum duur te worden beperkt, zonder nochtans de vrije keuze van
een arts te belemmeren en moet met een medisch getuigschrift van
de geconsulteerde geneesheer worden gerechtvaardigd. Indien aan
deze voorwaarden voldaan is, dient die dag dus enkel het resterende
uurkrediet volgens het dienstrooster van betrokkene gepresteerd te
worden. Dat getuigschrift zal, in het kader van de bescherming van
de privacy, door het betrokken personeelslid overhandigd worden aan
de geneesheer van de eenheid, die op zijn beurt de
eenheidscommandant zal inlichten.
Om een dergelijk bezoek af te leggen zal nooit verlof of compensatie
in tijd worden afgetrokken.
o Verwijzing door een militaire of aangenomen geneesheer 1
Bezoeken die worden voorgeschreven door een militaire of
aangenomen geneesheer, kunnen tijdens de normale diensturen
plaatsgrijpen.
De duur van de doktersbezoeken of de geneeskundige zorgen,
inclusief de duur van de verplaatsingen, kan nooit voor méér dan de
duur van een dagprestatie volgens het uurrooster van de betrokkene
worden aangerekend. De dokterbezoeken en/ of de geneeskundige
zorgen geven in geen enkel geval aanleiding tot een prestatie met
overuren die resulteert in een compensatie in tijd.
o Gezondheidstoezicht
De activiteiten in het kader van het gezondheidstoezicht, aan het
personeelslid opgelegd door de bevoegde autoriteit of door de
preventieadviseur/arbeidsgeneesheer (militair of burger) van de
eenheid, vinden in principe plaats tijdens de normale diensturen.
De eenheids-/korpscommandant zal er over waken dat het
personeelslid zich aanbiedt op het opgelegde tijdstip. Indien deze
activiteiten worden opgelegd buiten de diensturen, worden zij in
aanmerking genomen (verplaatsing inbegrepen) in het kader van de
compensatie in tijd.
(ii) Maaltijden, vrije tijd, rustperiodes
De chauffeur heeft voor elke maaltijd recht op een pauze van minimum 30‘; in
het kader van de normalisatie van de prestaties wordt de duur van deze
maaltijdpauze niet aangerekend.
1 AO-J/719 B
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 86 / 283
(2) Deelstand “in intensieve dienst” (= oefening of manoeuver van minimum 24 hr)
(a) De dienstprestaties, verricht op werkdagen, worden voor de normale arbeidsduur
van de beschouwde dag aangerekend (7 hr 36’).
(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen worden forfaitair voor 8 (acht) uur aangerekend.
(3) Deelstanden “in militaire bijstand”, “in hulpverlening” en ”in operationele inzet”
In deze deelstanden worden alle gepresteerde dagen voor de normale arbeidsduur van
de beschouwde dag aangerekend.
(a) Werkdagen: 7 hr 36’;
(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen: 0 (nul) hr.
(4) Deelstand “in vorming”
Deze deelstand is niet van toepassing op de chauffeur van autoriteiten.
d. Dienstverplaatsingen – Marsbevel
(1) De bepalingen van het DGHR-SPS-HRPROC-001 en van de Administratieve Beslissingen
BIP-U-023 zijn integraal van toepassing. De Gewone Plaats van het Werk (GPW) van de
chauffeur is, in principe, de GPW van de autoriteit.
(2) Het samenvattend marsbevel:
(a) moet worden opgesteld in het geval van meerdere korte (minder dan 24 uur)
dienstverplaatsingen per dag. Elke dienstverplaatsing moet afzonderlijk worden
vermeld op het marsbevel (het is aangewezen dat het samenvattend marsbevel een
quasi identieke kopie is van de reispas);
(b) geeft recht op de forfaitaire vergoeding voor maaltijdkosten in het geval van
verplaatsingen van meer dan 5 uur, waarbij de voorziene maaltijdperiode volledig is
ingesloten en de chauffeur werd verplicht een maaltijd te nemen op eigen kosten.
(i) Ontbijt: 06 hr 00 - 08 hr 00;
(ii) Middagmaal: 12 hr 00 - 14 hr 00;
(iii) Avondmaal: 18 hr 00 – 20 hr 00;
(iv) Nachtmaal: 00 hr 00 – 02 hr 00.
(3) Het marsbevel:
(a) moet verplicht worden opgesteld voor opdrachten waarvan de duur één dag
overschrijdt;
(b) de maaltijdkosten worden vergoed indien de dienstverplaatsing meer dan 5 uur
bedraagt waarbij de voorziene maaltijdperioden volledig zijn ingesloten en de
chauffeur werd verplicht een maaltijd te nemen op eigen kosten.
(i) Ontbijt: 06 hr 00 - 08 hr 00;
(ii) Middagmaal: 12 hr 00 - 14 hr 00;
(iii) Avondmaal: 18 hr 00 – 20 hr 00;
(iv) Nachtmaal: 00 hr 00 – 02 hr 00.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 87 / 283
217. Steekkaart Luchtdienst 15 W LuTpt
a. Definitie
De luchtdienst vormt een bijzondere dienstregeling binnen het kader van de 38 hr-week,
waarbij door dienstnoodwendigheden, en door de aard van de opdrachten van het
luchttransport, de normale duur van een werkdag alsook het aantal werkdagen per week
sterk kunnen variëren zonder dat een planning op korte termijn kan opgesteld worden.
b. Toepassingsgebied
Deze steekkaart heeft enkel betrekking op het varend personeel niet-piloot van de 15W dat
een exclusieve varende functie, voorzien op de OT van deze eenheid, effectief bekleedt.
c. Dienstregeling
(1) In normale dienst, mag de dagelijkse arbeidsduur maximaal 13 hr duren (middagpauze
minimum 30’ inbegrepen). Indien de continuïteit van de luchtdienst het vereist, mag de
maximum arbeidsduur van 13 hr worden overschreden rekening houdend met de
geldende luchtveiligheidsnormen.
(2) Voor de berekening van de arbeidsduur wordt uitgegaan van een gemiddelde wekelijkse
arbeidsduur van 38 hr, zonder hierbij noodzakelijkerwijze te streven naar een
gelijkmatige spreiding per dag.
(3) Compensatie in tijd wordt toegekend aan de onderofficieren en de vrijwilligers voor
dienstprestaties boven de 38 hr per week.
(a) De aangerekende dienstprestaties boven de 38 hr per week moeten in principe
worden gecompenseerd in tijd vóór het einde van het burgerlijke semester (=
referentieperiode) dat volgt op het semester waarin de dienstprestatie werd
geleverd.
(b) Indien blijkt dat, zes maanden na het afsluiten van een compensatiefiche, niet alle
overuren werden gecompenseerd in tijd, zal het resterende saldo, verminderd met
ten hoogste 38 hr die overgedragen worden naar het volgende semester, worden
uitbetaald1 (overdracht van fiche A naar B en omgekeerd).
(c) In principe zal bij mutatie alle compensatie in tijd worden opgenomen vóór de
mutatie. Desnoods zal er een opschorting van de mutatiedatum zijn. Een overdracht
van maximum 38 hr naar de eerstvolgende referentieperiode wordt toegelaten.
(d) De militaire overheid zal erover waken dat de prestaties in tijd worden
gecompenseerd, zodat er in de mate van het mogelijke niet moet overgegaan
worden tot uitbetaling. Alle echelons zullen in deze hun verantwoordelijkheid
opnemen.
d. Aanrekening van de prestaties
(1) Deelstand “in normale dienst”
(a) Algemeen
(i) De dienstprestaties worden voor hun werkelijke duur geteld.
(ii) De occasionele dienstprestaties tussen 22 hr 00 en 06 hr 00 worden dubbel
geteld. De referentie-uurgordel zal steeds deze zijn van de vertrekplaats
van de vlucht.
1 KB van 18 Mar 03 (BIP-A-015), Art 50
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 88 / 283
(iii) De periode gedurende dewelke het personeelslid in CRP (Crew Rest Period) is
na terugkeer van een opdracht wordt niet aangerekend als dienstprestatie.
(iv) De dienstprestaties die recht geven op een toelage voor permanentie worden
voor de forfaitaire duur geteld.
(b) Verloven en dienstontheffingen
(i) Elke gerechtvaardigde afwezigheid van één of meer dagen wordt
aangerekend voor een forfaitaire duur van 7 hr 36’ per dag. Onder
gerechtvaardigde afwezigheid wordt begrepen:
De dagen afwezigheid om gezondheidsredenen die vallen op een werkdag.
De verlofdagen, de omstandigheidsverloven, de toegekende reisdagen, de
dienstontheffingen van het Departement, de bijzondere dienstontheffingen
en de compensatie in tijd zoals bepaald in dit reglement.
De afwezigheden om syndicale redenen overeenkomstig het syndicaal
statuut.
De feestdagen die op een weekdag vallen.
(ii) De compensatieverloven die vallen tijdens de uitvoering van een
dienstprestatie, wanneer deze dienstprestatie werkelijk uitgevoerd wordt,
zullen worden ingeschreven op de compensatiefiche voor de werkelijke duur
van de prestatie.
(iii) De CO 15 W mag een “gewone” dienstontheffing toestaan aan het personeel
voor of na de luchtdienst.
(iv) Per kalendermaand moet elk personeelslid over minimum 4 niet-
aaneengesloten periodes van 48 hr en 2 niet-aangesloten periodes van 24 hr
kunnen beschikken waarin hij niet wederoproepbaar, noch beschikbaar voor
de dienst is. In deze periodes kan hij echter wel met CRP zijn. Deze periodes
worden niet beschouwd als dienstprestatie en worden toegekend met
inachtneming van de wensen van het desbetreffende personeel voor zover de
vereisten van de dienst dit mogelijk maken.
(v) Onder voorbehoud van Par 106.a (3) en Par 107.a. van Deel I - Hoofdstuk 1,
zal tijdens de periodes van afwezigheid, zoals bepaald in Deel I- Hoofdstuk 1
– Par 1041, maar met uitzondering van de “gewone” dienstontheffing, de
betrokken militair niet terugroepbaar zijn voor de normale dienst.
(c) Diverse voorschriften
(i) Verplaatsingen
Verplaatsingen tussen de woonplaats en de Gewone Plaats van het Werk
(GPW) (en omgekeerd), worden nooit aangerekend als dienstprestatie. Een
verplaatsing naar een andere werkplaats dan de GPW gebeurt aan de hand
van een marsbevel en wordt aangerekend als dienstprestatie; De eenheids-
/korpscommandant die de verplaatsing voorschrijft, kan toelaten dat de
dienstreis begint en/of eindigt in de woonplaats van de militair.
1 Periodes van afwezigheid: het verlof, de dienstontheffingen, de tijdelijke ambtsontheffingen, de bijzondere arbeidstijdregeling
en de compensatie in tijd.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 89 / 283
In dit geval mag de duur van de verplaatsing in geen geval die tussen de
GPW en de plaats van de opdracht overtreffen1
De verplaatsingen tussen een buitenlandse luchthaven en de slaapplaats
gelden als dienstprestatie;
Tijdens een dienstverplaatsing die niet beantwoordt aan de voorwaarden
voor het toekennen van een toelage (intensieve dienst, permanentie …),
worden de prestaties in het buitenland aangerekend als dienstprestatie,
hetzij voor een forfaitaire duur (7 hr 36’ per werkdag of 08 hr per
weekenddag), hetzij voor de werkelijke duur van de geleverde
dienstprestaties indien deze groter is.
(ii) Doktersbezoek en geneeskundige zorgen
Bij de eenheidsgeneesheer, bij een organisme van de medische component
o Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat
valt tijdens de normale diensturen van de eenheid of dienst waartoe
betrokkene behoort en dat besteed wordt aan doktersbezoek of
geneeskundige zorgen (inclusief verplaatsingen).
o Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de
verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de forfaitaire
duur van 7 hr 36’ per dag.
o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen, behalve in het kader
van het gezondheidstoezicht, op uren en dagen waarop de betrokkene
niet van dienst is, wordt niets aangerekend.
o Voor een controlebezoek tijdens een afwezigheid om
gezondheidsredenen wordt eveneens niets aangerekend.
Bij een burgergeneesheer of een burgerorganisme
o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen op uren en dagen waarop
de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend.
o Gewone consultaties
Deze bezoeken dienen plaats te grijpen buiten de normale diensturen,
behalve in dringende gevallen of indien de door de geneesheer
vastgelegde consultatieuren dit niet toelaten. In dit geval dient een
dienstontheffing ten belope van de nodige tijd (verplaatsing
inbegrepen) te worden toegekend. Deze ontheffing dient tot de
minimum duur te worden beperkt, zonder nochtans de vrije keuze van
een arts te belemmeren en moet met een medisch getuigschrift van
de geconsulteerde geneesheer worden gerechtvaardigd. Indien aan
deze voorwaarden voldaan is, dient die dag dus enkel het resterende
uurkrediet volgens het dienstrooster van betrokkene gepresteerd te
worden. Dat getuigschrift zal, in het kader van de bescherming van
de privacy, door het betrokken personeelslid overhandigd worden aan
de eenheidsgeneesheer, die op zijn beurt de eenheidscommandant zal
inlichten;
Om een dergelijk bezoek af te leggen zal nooit verlof of compensatie
in tijd worden afgetrokken.
1 BIP U-021-4, § 4.c.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 90 / 283
o Verwijzing door een militaire of aangenomen geneesheer 1
Bezoeken die worden voorgeschreven door een militaire of
aangenomen geneesheer, kunnen tijdens de normale diensturen
plaatsgrijpen.
De duur van de doktersbezoeken of de geneeskundige zorgen,
inclusief de duur van de verplaatsingen, kan nooit voor méér dan een
forfaitaire dagprestatie van 7 hr 36’ worden aangerekend.
Gezondheidstoezicht
De activiteiten in het kader van het gezondheidstoezicht, aan het
personeelslid opgelegd door de bevoegde overheid of door de
preventieadviseur/arbeidsgeneesheer (militair of burger) van de eenheid,
vinden in principe plaats tijdens de normale diensturen. De eenheids-
/korpscommandant zal er over waken dat het personeelslid zich aanbiedt
op het opgelegde tijdstip. Indien deze activiteiten worden opgelegd buiten
de diensturen, worden zij in aanmerking genomen (verplaatsing
inbegrepen) in het kader van de compensatie in tijd.
(iii) Maaltijden, vrije tijd, rustperiodes
Onderbrekingen voor maaltijden worden niet aangerekend als
dienstprestaties. Een middag- of avondpauze van minimum 30’ moet worden
genomen. Indien omwille van dienstredenen het personeelslid onmogelijk
zijn werkplaats kan verlaten voor het middag- of avondmaal, wordt deze
periode (maximum 30’) aangerekend als effectieve dienst.
Een onderbreking die de 15’ niet overschrijdt wordt aangerekend als
dienstprestatie.
(2) Deelstand “in intensieve dienst” (= oefening of manoeuvre van minimum 24 hr)
(a) De dienstprestaties, verricht op werkdagen, worden voor een forfaitaire
arbeidsduur van 7 hr 36’ aangerekend.
(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen worden forfaitair voor 8 hr aangerekend.
(3) Deelstanden “in militaire bijstand”, “in hulpverlening” en ”in operationele inzet”
(a) De dienstprestaties, verricht op werkdagen, worden voor een forfaitaire
arbeidsduur van 7 hr 36’ aangerekend.
(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen worden voor 0 hr aangerekend.
(4) Deelstand “in vorming”
Deze deelstand is niet van toepassing op de Luchtdienst 15W.
1 AO-J/719 B
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 91 / 283
218. Steekkaart Werken op afstand
Opmerking: tekst = satellietwerken en thuiswerken voor Mil en Civ + telewerken voor Civ.
Werken op afstand ZONDER telewerken voor Civ = blauwe tekst schrappen.
a. Definities
Het werken op afstand is mogelijk op regelmatige en incidentele basis en omvat volgende
types, die onderling combineerbaar zijn.
(1) Satellietwerken
Werken in een satellietkantoor in een militair milieu op een andere dan de gewone plaats
van het werk die vastgelegd werd in een overeenkomst voor het werken op afstand, met
behulp van informatica of ander materiaal van Defensie.
Het personeelslid dat werkt onder dit type van werken op afstand wordt
“satellietwerker” genoemd.
(2) Thuiswerken
Werken, buiten militair milieu, in de woning van het personeelslid of in elke andere door
hem gekozen plaats, die vastgelegd werd in een overeenkomst voor het werken op
afstand, waarbij een internetverbinding NIET noodzakelijk is om de opgelegde taken te
kunnen uitvoeren.
Het personeelslid dat werkt onder dit type van werken op afstand wordt “thuiswerker”
genoemd.
(3) Telewerken
Werken, buiten militair milieu, in de woning van het personeelslid of in elke andere door
hem gekozen plaats, die vastgelegd werd in een overeenkomst voor het telewerk, en
waarbij een internetverbinding WEL noodzakelijk is om de opgelegde taken te kunnen
uitvoeren.
Het personeelslid dat werkt onder dit type van werken op afstand wordt “telewerker”
genoemd.
Momenteel is dit enkel mogelijk voor het burgerpersoneel.
Opmerking
In afwachting van het creëren van de wettelijke basis voor de militairen, zal het
militair personeel dat werkt via een internetverbinding vallen onder de regels van
het thuiswerken.
b. Doelpubliek
(1) Het burgerpersoneel van Defensie en de militairen van het actief kader in normale
dienst, met uitsluiting van:
(a) militairen tewergesteld in een internationaal of intergeallieerd organisme;
(b) kandidaat-militairen, tenzij in het kader van onderwijs op afstand.
Opmerking
Onderwijs op afstand zal nooit aanleiding geven tot het opbouwen van
compensatie in tijd (zie Par 218.c.(3)).
(2) Er wordt a priori geen functie uitgesloten.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 92 / 283
(3) De korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden, het
personeelslid en zijn functionele chef bepalen in onderling overleg of werken op afstand
in het algemeen mogelijk is en welke taken in het bijzonder hiervoor in aanmerking
kunnen komen. Zij mogen ter ondersteuning het beoordelingsschema in Bijl N gebruiken.
Deel 1 van deze bijlage is bestemd voor de overheid en deel 2 voor het geïnteresseerde
personeelslid.
c. Basisprincipes van werken op afstand
(1) Werken op afstand is geen recht, het gebeurt op vrijwillige basis, kan niet opgelegd
worden en is gebaseerd op wederzijds vertrouwen.
(2) Het kan enkel worden toegestaan als de goede werking en de continuïteit van de dienst
niet in het gedrang komen.
(3) De duur van de te leveren dienstprestatie is gelijk aan de normale arbeidsduur van de
beschouwde dag, zoals deze in het dienstrooster van de eenheid is vastgelegd (in
principe 7 hr 36’) en zal nooit aanleiding geven tot het opbouwen van compensatie in tijd.
(4) Het wordt beperkt tot maximum 3/5de dagen van het werkregime per week.
(5) De regels inzake preventie en bescherming van de werknemer zijn van toepassing.
(6) De toelating voor werken op afstand wordt verleend door een overeenkomst voor het
werken op afstand (Bijl O). De overeenkomst geeft de toelating om op regelmatige of
incidentele basis te werken op afstand.
(a) Regelmatige basis
Indien de overeenkomst de toelating geeft om op regelmatige basis te werken op
afstand vermeldt deze overeenkomst ONMIDDELLIJK de (halve) dag(en) waarop
werken op afstand toegelaten is.
(b) Incidentele basis
Indien de overeenkomst de toelating geeft om op incidentele basis te werken op
afstand herneemt de prestatiegebonden toestemming (aanhangsel aan de Bijl O) de
(halve) dag(en) waarop werken op afstand toegelaten is.
Opmerking
Deze prestatiegebonden toestemming (aanhangsel aan de Bijl O) wordt
verleend per (halve) dag of, indien een project of een opdracht het vereist,
voor meerdere (halve) dagen.
d. Aanvraag
Het personeelslid vraagt aan de korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde
bevoegdheden, met gemotiveerd advies van zijn functionele chef, de toelating tot werken op
afstand aan de hand van de overeenkomst voor het werken op afstand.
(1) De overeenkomst voor het werken op afstand (Bijl O)
(a) Wordt verleend door de korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde
bevoegdheden.
(b) Geeft de toelating om op regelmatige en/of incidentele basis te werken op afstand.
(c) Herneemt onder meer de plaats van het werken op afstand, de periodes van
verplichte bereikbaarheid en voor de militairen het al dan niet toelaten van
sportactiviteiten die een duidelijk verband moeten houden met de voorbereiding op
de proeven van fysieke conditie en die zich afspelen buiten competitie.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 93 / 283
(2) De prestatiegebonden toestemming (aanhangsel aan de Bijl O)
(a) Is de verplichte aanvulling van de overeenkomst in het geval van werken op afstand
op incidentele basis.
(b) Wordt verleend en ingetrokken door de functionele chef aangeduid door de
korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden.
(c) De prestatiegebonden toestemming herneemt voor de militairen desgevallend
expliciet het type van sportactiviteit dat voor die (halve) dag toegelaten wordt.
e. Evaluatie
(1) De korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden, of de
functionele chef bepaalt in samenspraak met betrokkene de uit te voeren taken
(meetbaar) en evalueert deze na de prestatie (controle van daadwerkelijke uitvoering
van de taak).
(2) De functionele chef evalueert eveneens de impact van het werken op afstand op de
werking van de dienst.
f. Duur, aanvang, schorsing en beëindiging van werken op afstand
(1) Duur
Voor werken op afstand staat Defensie een maximum toe van 3/5 van de arbeidstijd per
kalenderweek. Dit betekent:
(a) voor een voltijds werkregime maximaal 3 dagen;
(b) voor de vierdagenweek 1: maximaal 2 dagen;
(c) voor de halftijds vervroegde uitstap/halftijds werken 2: maximaal 1,5 dag;
(d) voor verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid 3:
(i) ten belope van 4/5 of 3/4: maximaal 2 dagen
(ii) ten belope van 2/3: maximaal 2 dagen
(iii) ten belope van 1/2: maximaal 1,5 dag
Dit maximum geldt ook voor de eventuele combinatie tussen meerdere types werken op
afstand (telewerken, satellietwerken en thuiswerken).
Opmerking
Gerechtvaardigde afwezigheden zoals feestdagen, compensatieverlofdagen,
verloven, dienstontheffingen, compensatie in tijd, afwezigheden om
gezondheidsredenen, … hebben geen invloed op het maximum aantal dagen.
(2) Aanvang
Werken op afstand kan onmiddellijk beginnen na het verkrijgen van de algemene
toelating door de overeenkomst voor het werken op afstand en desgevallend de
prestatiegebonden toestemming.
(3) Schorsing
(a) Indien het personeelslid zich niet aan de richtlijnen houdt of de gestelde
objectieven niet haalt kan de toelating onverwijld en met onmiddellijke ingang
opgeschort worden door de functionele chef.
1 Zie Deel V: Bijzondere arbeidstijdregeling 2 Zie Deel V: Bijzondere arbeidstijdregeling 3 Zie Deel V: Bijzondere arbeidstijdregeling
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 94 / 283
(b) Bijkomende bepaling voor het militair personeel:
De toestemming voor het werken op afstand wordt automatisch geschorst voor de
vereiste duur:
(i) in geval van plaatsing in een van de deelstanden: “in operationele inzet”, “in
hulpverlening”, “in militaire bijstand” en “in intensieve dienst”;
(ii) bij het op preadvies stellen voor een situatie bedoeld in (i);
(iii) wanneer een periode van crisis wordt afgekondigd;
(iv) in geval van deelname aan een cursus, een vorming of een examen;
(v) wanneer het belang of de organisatie van de dienst het vereist.
(4) Beëindiging
(a) Werken op afstand eindigt door de gemotiveerde intrekking van de toelating door
de korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden, of op
aanvraag van het personeelslid. Dit gebeurt schriftelijk met een opzegtermijn van
TIEN werkdagen. Deze termijn kan nochtans worden verminderd in onderling
akkoord tussen de partijen.
(b) Werken op afstand eindigt automatisch en zonder vooropzeg:
(i) de dag van de verandering van de hoofdaffectatie of de dag van de
functieverandering van het personeelslid;
(ii) wanneer de werker op afstand een opzettelijke fout, een zware fout of een
lichte fout die bij hem gewoonlijk voorkomt, begaat.
g. Dienstregeling en uitvoering
(1) Werken op afstand kan op alle (halve) werkdagen van de week worden uitgevoerd.
(2) Verplaatsingen tussen:
(a) de woonplaats;
(b) de plaats die vastgelegd werd in de overeenkomst (thuiswerken en telewerken);
(c) de plaats van het satellietwerken;
(d) de gewone plaats van tewerkstelling
worden NIET beschouwd als een dienstprestatie.
(3) Om dienst- of technische redenen kan de functionele chef een geplande (halve) dag
werken op afstand intrekken of verplaatsen naar een andere dag. De mededeling
gebeurt ten laatste de werkdag voordien.
(4) In geval van (technische) problemen die de uitvoering van de opgelegde taken
onmogelijk maakt dient het personeelslid zijn functionele chef te contacteren. De
functionele chef beslist na overleg met het personeelslid dat:
(a) ofwel een andere taak toegekend wordt;
(b) ofwel het personeelslid teruggeroepen wordt naar de eenheid;
(c) ofwel het personeelslid een (halve) dag vakantieverlof en/of compensatie in tijd
aanvraagt;
(d) compensatie in tijd opgelegd wordt (militairen).
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL I - Algemeen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 95 / 283
(5) De satellietwerker dient zich te schikken naar de praktische richtlijnen en het
dienstrooster van de eenheid waar het satellietwerken doorgaat. Satellietwerken kan op
volgende plaatsen in functie van de beschikbare capaciteit:
(a) in kantoren beheerd door het CC V&C (zie CCVC-GID-COMDO-SSA-OO6
“Satellietwerken in een kantoor beheerd door CC V&C”);
(b) in kantoren ter beschikking gesteld na onderling akkoord tussen
korpscommandanten.
(6) In geval van ziekte of ongeval blijft de voorziene verwittigingsprocedure van
toepassing.
h. Aanrekening van de prestaties in normale dienst
De dienstprestaties worden voor hun werkelijke duur geteld met een maximum van 07 hr 36’.
i. Administratieve bepalingen
(1) De overeenkomst voor het werken op afstand (Bijl O) wordt opgesteld in TWEE of
DRIE exemplaren:
1 Ex wordt bewaard in het persoonlijk dossier (militairen) of het afgeleid
persoonlijk dossier (burgerpersoneel);
1 Ex voor betrokkene;
1 Ex voor HRB-Civ (enkel burgerpersoneel).
(2) De prestatiegebonden toestemming (aanhangsel aan de Bijl O) wordt opgesteld in TWEE
exemplaren:
1 Ex voor de eenheid;
1 Ex voor betrokkene.
(3) Opvolging in het elektronisch personeelsbeheersysteem van Defensie
(a) Werken op afstand op regelmatige basis
De (halve) dagen en het type werken op afstand vastgelegd in de overeenkomst
worden door de eenheid ingebracht.
(b) Werken op afstand op incidentele basis
De (halve) dagen en het type werken op afstand vastgelegd in de
prestatiegebonden toestemming worden door de eenheid ingebracht.
Opmerking
Wanneer (halve) dagen die al gevat werden als “werken op afstand” niet doorgaan
(door intrekking, schorsing, beëindiging van werken op afstand, door AGR, verlof,
…) dient de eenheid deze nieuwe situatie in te brengen.
j. Geldelijke bepalingen
Het satellietwerken en thuiswerken openen geen enkel bijkomend pecuniair recht.
Het telewerken wordt forfaitair vergoed1.
1 Ref ULT
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 96 / 283
DEEL II
VERLOVEN
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 97 / 283
Hoofdstuk 1 - Vakantieverlof
101. Toepassingsgebied
a. Algemeen principe
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle militairen van het actief kader1 in periode van vrede
en het burgerpersoneel van Defensie2.
b. Kandidaat-militairen
Voor de kandidaat militairen3 zijn de bepalingen van dit hoofdstuk enkel van toepassing
tijdens hun afwachtingsperiode, hun afwachtingsstage en stage- of evaluatieperiode en voor
de personeelscategorie waarvoor zij worden gevormd:
(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,
om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(3) de beroepsvrijwilligers of beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een
vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de
militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;
(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de
aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te
volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang);
(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens
beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het
gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om
te worden opgenomen als aanvullingsofficier beroepsmilitair of BDL;
(6) de kandidaat-militairen korte termijn BDL;
(7) de kandidaten-hulpofficier.
102. Algemeen
a. Bepalingen enkel toepasselijk op de officieren4
(1) Een officier beschikt in principe over:
(a) een totaal van dertig dagen korte vakantieverloven per jaar.
(b) een totaal van dertig dagen vakantieverlof van lange duur per jaar, dat op aanvraag
van belanghebbende, in twee of drie delen mag worden gesplitst.
(2) Het vakantieverlof van de officieren wordt in kalenderdagen berekend van 1 januari tot
31 december. Nochtans mag het kort vakantieverlof, op aanvraag van belanghebbende,
in halve dagen worden gesplitst.
1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-B18 - A16-D3, Art 72 - A16-E3, Art 37 - A16-G1-Art 94 en 177 K1, Art 2 & Art 8bis, A16-X2, Art 30 2 Deel I, Par 101.a.(2), KB van 19 Nov 98, Art 10 3 Deel I, Par 101.a.(3) 4 A16-B18, Art 8
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 98 / 283
Zaterdagen, zondagen, feestdagen en compensatieverlofdagen die omsloten worden
door vakantieverlofdagen, worden voor de officieren eveneens als vakantieverlofdagen
aangerekend1.
b. Bepalingen enkel toepasselijk op de onderofficieren en vrijwilligers 2
(1) De onderofficieren en de vrijwilligers hebben jaarlijks recht op dertig
vakantieverlofdagen.
(2) De vakantieverloven van de onderofficieren en de vrijwilligers worden in volledige
werkdagen berekend vanaf 1 januari tot 31 december.
Nochtans, op aanvraag van belanghebbende mogen de vakantieverloven in halve dagen
worden gesplitst.
c. Bepalingen toepasselijk op alle militairen
(1) Het vakantieverlof wordt toegekend met inachtneming van de wensen van het
desbetreffende personeel voor zover de vereisten van de dienst dit mogelijk maken.
Het toekennen van het vakantieverlof blijft nochtans onderworpen aan de door het
commando vastgestelde encadreringsnormen en de operationele noodwendigheden (bij
wijze van voorbeeld: manoeuvres, kampperiodes, enz…) maar het aantal dagen
vakantieverlof mag echter niet minder dan dertig werkdagen per jaar bedragen3.
(2) De planning voor de grote verloven wordt voor 10 februari van het nieuwe jaar
opgesteld. De beslissing aangaande de globale verlofplanning wordt genomen vóór eind
februari, geacteerd op het verslag van de eenheidscommandant en schriftelijk
bekendgemaakt aan het personeel. Dit teneinde aan het personeel toe te laten zijn
verlof te coördineren met zijn partner en/of gezinsleden en zijn schikkingen te treffen
voor eventuele reservaties van reizen.
(3) Een groot jaarlijks verlof van een minimumduur van drieëntwintig opeenvolgende
kalenderdagen gedurende de periode van 01 juni tot 30 september is gewaarborgd aan
de militair die het aanvraagt. Een verlening van deze periode kan slechts worden
toegestaan voor zover de vereisten van de dienst dit mogelijk maken.
(4) Het overschot van de niet opgenomen vakantieverlofdagen op het einde van het jaar kan
zonder voorwaarden tot 30 april van het volgend jaar genomen worden.
(5) De militairen die deel uitmaken van de organieke effectieven van een school zijn
onderworpen aan de voorschriften betreffende het groot jaarlijks verlof van de school,
ten einde de opleiding en het leven van het korps niet te onderbreken.
Voor de overige vakantieverlofdagen houdt de commandant van de school rekening met
de wensen van belanghebbenden.
(6) Het vakantieverlof wordt ingekort naar rato van één twaalfde van het jaarkrediet: 4
(a) per maand tijdens dewelke de militairen van het actief kader die niet behoren tot
de categorieën hernomen in Par 101.b., een vorming volgen aan een Belgische of
vreemde, militaire of burgerlijke onderwijsinrichting;
Het totaal aantal vakantieverlofdagen per jaar (schoolverlof & vakantieverlof) mag
in geen geval kleiner zijn dan het aantal dagen bepaald in Par 102.a. en b tenzij Par
102.c (6) (b) of (c) van toepassing is.
1 Ook voor de dienstontheffingen van het Dept (zie Deel III Hfdst 2 Par 202.h) 2 A16-D3, Art 72 – A16-E3, Art 37 3 A16-G1, Art 177 4 A16-D3, Art 73 - A16-E3, Art 38
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 99 / 283
De schoolverloven worden in detail besproken in Deel II - Hoofdstuk 5 & Deel VII
– Hoofdstuk 1.
(b) per maand niet als werkelijke dienst tellende afwezigheid;
(c) per maand non-activiteit bij tuchtmaatregel;
(d) Berekening van één twaalfde van het jaarkrediet:
(i) Officieren: 60 (30 + 30 dagen jaarkrediet) / 12 maanden = 5 2,5 + 2,5 dagen
maandkrediet;
(ii) Onderofficieren & Vrijwilligers: 30 dagen jaarkrediet / 12 maanden = 2,5
dagen maandkrediet, maar het totale jaarkrediet wordt naar boven afgerond
in het voordeel van belanghebbende.
(7) Het militaire personeelslid dat geniet van halftijdse arbeid om gezondheidsredenen
behoudt zijn volledig jaarlijks vakantieverlofkrediet. Indien een militair personeelslid
wenst vakantieverlof te nemen op de dagen dat hij geniet van halftijdse arbeid om
gezondheidsredenen dient hij slechts een halve dag vakantieverlof in rekening te
brengen.
(8) Een militair personeelslid dat geniet van de halftijds vervroegde uitstap behoudt
slechts de helft van zijn volledig jaarlijks vakantieverlofkrediet.
Berekening van het jaarkrediet vermindert met de helft:
(a) Officieren: 60 (30 + 30 dagen jaarkrediet) X 1/2 = 30 15 + 15 dagen die in halve
dagen kunnen genomen worden of 60 halve dagen;
(b) Onderofficieren & Vrijwilligers: 30 dagen jaarkrediet X 1/2 = 15 dagen of 30 halve
dagen.
(9) Een militair personeelslid dat geniet van de vrijwillige vierdagenweek behoudt slechts
4/5 van zijn volledig jaarlijks vakantieverlofkrediet.
Berekening van het 4/5 jaarkrediet:
(a) Officieren: 60 (30 + 30 dagen jaarkrediet) X 4/5 = 48 24 + 24 dagen;
(b) Onderofficieren & Vrijwilligers: 30 dagen jaarkrediet X 4/5 = 24 dagen.
(10) Aan de militaire personeelsleden die “stand by” zijn in het kader van een NRF of
gelijkaardige opdracht opgelegd door de overheid en die erom verzoeken, mogen grote
vakantieverloven toegestaan worden. Hieraan is echter de expliciete voorwaarde
gekoppeld dat betrokkenen er zich toe verbinden tijdens dit verlof bereikbaar te zijn
en bovendien het door het Comdo opgelegde preadvies te respecteren om zich bij de
eenheid te vervoegen.
Er wordt a priori geen beperking opgelegd om de verlofperiode in het buitenland door te
brengen, met dien verstande dat de voorwaarden van bereikbaarheid en
terugroepbaarheid te allen tijde vervuld blijven. Het is aan de korpscommandanten om
hierop toe te zien. Indien het personeel teruggeroepen wordt en daardoor kosten heeft
moeten dragen (annulatie, repatriëring) kan een aanvraag tot schadevergoeding
ingediend worden bij DGJM-LITIG. De procedure wordt beschreven in Deel I -
Hoofdstuk 1, § 106. a (5).
(11) De militaire personeelsleden van alle rang in dienst in intergeallieerde organismen, zelfs
in België gevestigd, met vaste dienst in het buitenland of aan een diplomatieke post
verbonden, genieten van de verloven die voorzien zijn in dit reglement onder controle en
verantwoordelijkheid van de hoogste Belgische autoriteit, die er aanwezig is.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 100 / 283
Indien de verloven voorzien in die organismen het normaal toegelaten wettelijk
maximum overschrijden, dan wordt het overige in dienstontheffingen om bijzondere
redenen omgezet.
(12) De militaire personeelsleden die dienst doen in vreemde, niet aan het nationale
grondgebied grenzende landen, kunnen gemachtigd worden, ten hoogste de helft van de
dagen vakantieverlof waarop zij aanspraak hadden kunnen maken, zijnde 15 dagen voor
de vrijwilligers en onderofficieren en 30 dagen voor de officieren, ineens te nemen na
hun terugkeer in België. Het Verenigd Koninkrijk, Noord-Ierland alsook de Republiek
Ierland worden beschouwd als aan het nationaal grondgebied grenzende landen.1
In geen geval, kan belanghebbende verlofdagen vragen die niet in de voorbije jaren
warden opgenomen, behalve het overschot van het voorbije jaar dat zonder
voorwaarden tot 30 april van het lopende jaar kan worden opgenomen.
d. Bepalingen enkel van toepassing op het burgerpersoneel (statutairen, stagiairs en
contractuelen)2
(1) Het burgerpersoneel heeft recht op een jaarlijks vakantieverlof waarvan de duur
naargelang de leeftijd als volgt is bepaald 3:
(a) minder dan 45 jaar: 26 werkdagen;
(b) van 45 tot 49 jaar: 27 werkdagen;
(c) van 50 tot 54 jaar: 28 werkdagen;
(d) van 55 tot 59 jaar: 29 werkdagen;
(e) van 60 tot 61 jaar: 30 werkdagen;
(f) op 62 jaar: 31 werkdagen;
(g) op 63 jaar: 32 werkdagen;
(h) van 64 tot 65 jaar: 33 werkdagen.
De duur van het jaarlijks vakantieverlof wordt bepaald door de leeftijd die het
betrokken personeelslid bereikt in de loop van het jaar.
(2) De regel van de evenredige vermindering van het jaarlijks vakantieverlof die wordt
uiteengezet in Par 102.d.(5), is niet van toepassing op het aantal dagen jaarlijks
vakantieverlof hoger dan 28 werkdagen.
(3) Het jaarlijks vakantieverlof is een recht en wordt genomen naar keuze van het
personeelslid en met inachtneming van de behoeften van de dienst. Indien het verlof
gesplitst wordt en indien het personeelslid het vraagt, omvat het een doorlopende
periode van ten minste twee weken. De aanvragen voor jaarlijks vakantieverlof moeten
voorafgaandelijk ingediend worden bij de functionele meerdere. De functionele
meerdere kan hem onder geen enkel voorwendsel verplichten zijn vakantieverlof op een
bepaalde datum te nemen.
(4) De overdracht van het jaarlijks vakantieverlof moet beschouwd worden als de
uitzondering en het opnemen ervan in het jaar zelf waarin het wordt verkregen, de
algemene regel. De overdracht wordt toegestaan tot 30 april van het jaar volgend op
dat waarop het jaarlijks verlof betrekking had. Deze datum dient strikt gerespecteerd
te worden en is niet voor interpretatie vatbaar.
1 A16-D3, Art 75 - A16-E3, Art 41 2 KB van 19 Nov 98, Art 10 tot Art 14 – KB van 31 Jan 09, Art 1 tot Art 3 3 De aanpassing van het jaarlijks verlof treedt in voege met terugwerkende kracht vanaf 01 Jan 08
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 101 / 283
(5) Het jaarlijks vakantieverlof van het personeelslid wordt in evenredige mate verminderd
(dat wil zeggen een evenredige vermindering in functie van de geleverde prestaties) in
de volgende gevallen:
(a) bij indiensttreding in de loop van het jaar;
(b) bij definitieve ambtsneerlegging in de loop van het jaar;
(c) bij in dienstneming om onvolledige prestaties te verrichten;
(d) tijdens het jaar één van de hiernavolgende verloven of afwezigheden te hebben
verkregen:
(i) verlof om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen van de federale
wetgevende kamers; van de gewest- en gemeenschapsraden of van de
provincieraden;
(ii) verlof voor een stage in een andere betrekking van een overheidsdienst of
van het gesubsidieerd onderwijs te volbrengen;
(iii) de halftijdse vervroegde uittreding;
(iv) de vrijwillige vierdagenweek;
(v) verlof voor opdracht;
(vi) verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan;
(vii) de afwezigheden waarbij de ambtenaar in de administratieve stand van non-
activiteit of disponibiliteit (ambtshalve of wegens ziekte) is geplaatst;
(viii) afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden;
(ix) de afwezigheden waarbij de wedde van het contractueel personeelslid
geschorst wordt, met uitzondering van de periodes van afwezigheid wegens
ouderschapsverlof, verloven met het oog op de bescherming van het
moederschap alsook voor het verlof om dwingende reden.
Een afwezigheid, zoals in bovenvermelde gevallen, van één werkdag geeft aanleiding
tot een vermindering van het jaarlijks verlof ten belope van 1/260e. Indien het
aldus berekende aantal vakantiedagen geen geheel getal vormt, wordt het afgerond
in het voordeel van het personeelslid, naar de onmiddellijk hogere eenheid.
Voorbeeld
Voor een personeelslid dat recht heeft op 26 werkdagen jaarlijks
vakantieverlof (minder dan 45 jaar) en die 13 werkdagen in dat jaar afwezig
was, is de berekening als volgt: 26 d. – 26 x 13/260 = 26 d. –1,3d. = 24,7 d.
Deze ambtenaar zal dus recht hebben op 25 dagen jaarlijks vakantieverlof.
Indien de vermindering van het verlof niet kan worden toegepast op het verlof van
het lopende jaar, dan zal deze worden aangerekend op het kapitaal van het
volgende jaar.
Er wordt geen berekeningswijze opgelegd voor de verdeling van de vakantiedagen
van de ambtenaren die verminderde prestaties verrichten. Belangrijk is dat de
ambtenaren die deeltijds werken een jaarlijks vakantieverlof krijgen in verhouding
tot hun verminderde prestaties.
Er dient dan ook een correctie te worden toegepast op het ogenblik dat het
jaarlijks vakantieverlof wordt toegestaan om te vermijden dat er een tweede
vermindering zou gebeuren. Zo zal er, voor een personeelslid dat zijn prestaties
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 102 / 283
per halve dag verricht, vijf volle dagen afwezigheid verrekend worden als twee en
een halve dag jaarlijks vakantieverlof.
(6) Indien het personeelslid door de behoeften van de dienst zijn volledig jaarlijks
vakantieverlof of een deel niet heeft genomen vooraleer hij zijn ambt definitief
neerlegt, dan heeft hij recht op een compensatietoelage. Het bedrag hiervan is gelijk
aan de laatste activiteitswedde die overeenstemt met het aantal niet genomen
verlofdagen.
(7) In geval van mobiliteit zal het jaarlijks vakantieverlof volgens de algemene regel
verminderd worden bij de dienst dat het personeelslid verlaat en bij de nieuwe dienst
heeft hij recht op jaarlijks vakantieverlof pro rata van de prestaties in de loop van het
jaar. Een overdracht van verlof kan evenwel gebeuren mits het akkoord van de
betrokken ambtenaar en HRB-Civ.
103. Aanvraagprocedure
a. De aanvraag
De aanvraag van vakantieverlof of van verlenging ervan wordt ingediend via het verslag van
de eenheidscommandant. Het personeelslid maakt gebruik van het aanvraagformulier in
bijlage C van dit reglement. Hij zal de aanvraag voor vakantieverlof van meer dan één dag,
indienen ten laatste 4 werkdagen voor de aanvang, behalve indien de autoriteit met de
bevoegdheid van eenheids- /korpscommandant een kortere termijn toestaat 1.
Op deze aanvraag worden vermeld:
(1) de datum van aanvraag;
(2) de begin- en einddatum (datum en uur) van de gewenste periode;
(3) de wijze waarop de verschillende dagen afwezigheid worden gerechtvaardigd;
de rechtvaardiging kan gebeuren door een combinatie van verlof, dienstontheffing of
compensatie in tijd. De periode van afwezigheid mag slechts bestaan uit ten hoogste
één blok verlof, uit dienstontheffing(en) en ten hoogste één blok compensatie in tijd
(niet noodzakelijk in deze volgorde). Blokken van hetzelfde type die enkel van elkaar
worden gescheiden door weekends, feestdagen, dienstontheffingen of door
compensatieverlofdagen worden beschouwd als één blok;
(4) de bestemming indien het personeelslid zich wenst te begeven naar een land dat niet
behoort tot de Europese Unie, de NAVO of Zwitserland (Bijl B).
b. Bevoegdheden
De bevoegde autoriteit vervolledigt het aanvraagformulier met de vermelding van de
genomen beslissing en met het Nr van het overeenkomstige verslag van de
eenheidscommandant.
(1) Bevoegdheid tot goedkeuring
(a) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant is de autoriteit voor de
goedkeuring van de verloven aangevraagd door de officieren, de korpsadjudant en
het burgerpersoneel Niv A.
(b) De autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant is de autoriteit voor de
goedkeuring van de verloven aangevraagd door de onderofficieren, de vrijwilligers
en het burgerpersoneel Niv B, C en D.
1 Deel I - Hoofdstuk 1, Par 105.a.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 103 / 283
(c) Vanaf de rang van korpscommandant behoort het tot de bevoegdheid van de
commandant van het onmiddellijk hoger echelon om de aanvragen te beoordelen.
(2) Bevoegdheid bij verlof in het buitenland
(a) Verplaatsingen om private redenen van om het even welke duur naar landen die niet
behoren tot de Europese Unie, de NAVO of Zwitserland zijn steeds onderworpen
aan de toelating van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant. Voor
een lijst van de NAVO- en EU-lidstaten wordt verwezen naar bijlage B.
(b) De verplaatsingen naar landen met veiligheidsrisico’s of die in een gewapend
conflict gewikkeld zijn of waar onlusten een staat van fysieke onveiligheid
scheppen, kunnen evenwel slechts worden toegestaan mits de bijzondere
aanvraagprocedure, vermeld in de onderrichting over de militaire veiligheid (Reg
IF 5), wordt gevolgd. Diezelfde aanvraagprocedure is eveneens van toepassing
indien de reis gebeurt aan boord van een vliegtuig of van een schip dat eigendom is
of gecharterd wordt door een van deze landen. 1
(c) De MOD kan verplaatsingen naar bepaalde landen verbieden.
104. Betekening van de beslissing
a. Termijn
De beslissing over het al dan niet toestaan van verlof moet ten laatste vóór het einde van de
derde werkdag volgend op het indienen van de aanvraag bekendgemaakt worden aan het
betrokken personeelslid, door middel van het aanvraagformulier, met de vermelding van de
genomen beslissing en met het Nr van het overeenkomstige verslag van de
eenheidscommandant.
b. Planning grote verloven
(1) Op voorwaarde dat het personeelslid zijn verlofaanvraag binnengebracht heeft vóór
10 februari, wordt hij tegen ten laatste eind februari definitief op de hoogte gebracht
van de beslissing van de bevoegde autoriteit over de periode waarin hij daadwerkelijk
zijn groot verlof mag opnemen (Par 102.c.(2)).
(2) Voor verlofaanvragen met verplaatsing naar landen met een veiligheidsrisico is het
evenwel niet mogelijk dat de gestelde termijn van eind februari niet haalbaar is, gezien
de geldende aanvraagprocedure (Par 103.b.(2)). Het personeelslid zal ten laatste 6
weken, na het binnenbrengen van zijn verlofaanvraag, op de hoogte worden gebracht van
de bevoegde autoriteit (ACOS IS).
c. MTLG
Het toekennen of weigeren van het vakantieverlof mag in geen enkel geval afhankelijk
gemaakt worden van het al of niet afleggen van de MTLG-testen (of gelijkaardige
geschiktheidproeven) vóór de aanvang van dit verlof, noch van het al dan niet slagen van de
testen, noch van het bekomen resultaat op deze testen.
1 Indien het betrokken personeelslid slechts tijdens de reis tot de vaststelling komt dat hij zich in een vliegtuig of schip bevindt
dat eigendom is of gecharterd wordt door een van deze landen dan zal hij dit melden bij wijze van regularisatie na de reis
volgens de procedure beschreven in Par 105.c.(2).
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 104 / 283
105. Administratieve bepalingen
a. Administratieve stand
De militair met vakantieverlof bevindt zich in de stand “in werkelijke dienst”. Zijn
verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van de dienst. 1
b. Onmogelijke combinaties
Er kan geen verlof worden toegekend aan een militair die zich in één van de volgende
toestanden bevindt:
(1) non-activiteit2;
(2) geschorst bij ordemaatregel3 4;
(3) afwezig om gezondheidsredenen.
(a) Indien het vakantieverlof dat op regelmatige wijze aan een personeelslid is
toegekend, wordt voorafgegaan door een periode van afwezigheid wegens ziekte,
dan zal wanneer tussen het einde van de behoorlijk gerechtvaardigde afwezigheid
wegens ziekte en het begin van het vakantieverlof, dat reeds werd toegestaan voor
de periode van afwezigheid wegens ziekte, geen enkele werkdag ligt, het
personeelslid niet verplicht zijn om zijn dienst te hervatten.
(b) Het is uitgesloten dat een personeelslid in een periode van afwezigheid om
gezondheidsredenen, een toestemming kan bekomen voor een nieuwe periode van
afwezigheid wegens het vakantieverlof zonder vooraf zijn dienst te hervatten
tenzij met akkoord van de eenheidscommandant.
(c) Militair personeel
(i) Een periode van afwezigheid wegens vakantieverlof wordt onderbroken door
een periode van afwezigheid wegens gezondheidsredenen.
(ii) Het militaire personeelslid dient zijn eenheids-/korpscommandant in te
lichten over de duur van zijn periode van afwezigheid zoals bepaald in
DGHR-SPS-MEDAGR-001 DGHR-REG-MEDIS-001, § 103. Bij ontvangst van
een geneeskundig getuigschrift wordt het militaire personeelslid
administratief terug in de getalsterkte opgenomen en als “afwezig om
gezondheidsredenen” beschouwd
(iii) Een periode van afwezigheid wegens vakantieverlof van het militaire
personeelslid dat onderbroken wordt door een periode van afwezigheid om
gezondheidsredenen eindigt op de einddatum van de gevraagde periode van
afwezigheid wegens vakantieverlof, indien de periode van afwezigheid om
gezondheidsredenen korter is dan de gevraagde periode van afwezigheid
wegens vakantieverlof.
(iv) Na het volgen van de verwittigingsprocedure de aanvraag zoals beschreven in
de DGHR-SPS-MEDAGR-001 zullen de dagen afwezigheid om
gezondheidsredenen die samenvallen met de dagen afwezigheid wegens
1 A16-Q1, Art 5 G1 Art 187 en 189 2 A16-D3, Art 79 - A16-E3, Art 43 3 A16 Q1, Art 5 4 A16-D3, Art 79 - A16-E3, Art 43
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 105 / 283
vakantieverlof, opnieuw worden ingeschreven bij het jaarlijks verlofkrediet
van het militair personeelslid.
Voorbeeld
vakantieverlof van 01 Jul tot en met 14 Jul maar ziek van 07 tot en met 10
Jul = terugkeer in de eenheid op 15 Jul met aansluitend recuperatie van 4
dagen vakantieverlof1
(d) Burgerpersoneel
Als een personeelslid ziek wordt tijdens zijn vakantieverlof zal het behoorlijk
gerechtvaardigd ziekteverlof automatisch het vakantieverlof onderbreken. Het
personeelslid bekomt opnieuw de verlofdagen die wegens ziekte werden omgezet in
ziekteverlof. Wanneer het personeelslid deze verlofdagen wenst op te nemen,
dient zijn functionele chef, rekeninghoudend met de dienstvereisten, opnieuw zijn
toestemming te verlenen.
c. Compensatie in tijd
Het opnemen van vakantieverlof kan nooit aanleiding geven tot het opbouwen van
compensatie in tijd.
106. Geldelijke bepalingen 2
Het vakantieverlof wordt bezoldigd.
107. Sociale bepalingen
a. Militair personeel 3
Het vakantieverlof telt als een periode van werkelijke dienst.
b. Burgerpersoneel 4
Het vakantieverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
Mits inachtneming van de desbetreffende richtlijnen ter zake is het uitoefenen van een
bijkomende beroepsactiviteit toegelaten.5
1 Mits respecteren van de richtlijnen opgenomen in het Reg DGHR-REG-MEDIS-001 2 Wet van 20 Mei 94 (BIP-A-083), Art 3, § 1, eerste lid 3 A16- Q1, Art 4 G1 Art 187 tot 189 4 KB van 19 Nov 98, Art 11 5 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 106 / 283
Hoofdstuk 2 - Feestdagen en compensatieverlof
201. Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle militairen van het actief1 kader in periode van vrede en al
het burgerpersoneel2 van Defensie. Voor militairen in de deelstanden “in militaire bijstand”,
“operationele inzet” en “hulpverlening” wordt verwezen naar Deel VI van het Reg.
202. Algemeen
a. De feestdagen:
(1) 1 januari (Nieuwjaar);
(2) Paasmaandag;
(3) 1 mei (Dag van de Arbeid);
(4) O.H. Hemelvaart;
(5) Pinkstermaandag
(6) 15 april (De vVerjaardag van de Koning);
(7) 21 juli (Nationale Feestdag);
(8) 15 augustus (O.L.V.-Terhemelopneming);
(9) 1 november (Allerheiligen);
(10) 2 november (Allerzielen);
(11) 11 november (Wapenstilstand 1918);
(12) 15 november (Koningsdag);
(13) 25 december (Kerstmis);
(14) 26 december.
Op zaterdagen en op feestdagen wordt bij Defensie de dienst geregeld zoals op zondag.
b. Het compensatieverlof
(1) Compensatieverloven zijn verloven ter compensatie van de feestdagen bij Defensie die
gedurende het jaar op een zaterdag of op een zondag vallen.
(2) Deze dagen worden gecompenseerd op de vrijdag die volgt op O.H. Hemelvaart en op de
werkdagen van 27 tot 31 december inbegrepen. Deze compensatie is dus vast en
onafhankelijk van het werkelijk aantal te compenseren dagen.
(3) Het personeel dat in de loop van het jaar in dienst is getreden, heeft hoe dan ook recht
op de compensatieverlofdagen.
203. Dienstprestaties op een compensatieverlofdag
a. Algemeenheden
Alle personeelsleden die geen dienstprestaties moeten verrichten op een opgelegde
compensatieverlofdag, zijn vrij die dag, ongeacht of zij al of niet reeds in werkelijke dienst
waren of het nog zullen zijn op de feestdag die aanleiding geeft tot de compensatie.
1 Deel I, Par 101.a.(1) 2 Deel I, Par 101.a.(2), KB van 19 Nov 98, Art 14
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 107 / 283
b. Dienstprestaties op een compensatieverlofdag
(1) Voor de onderofficieren en vrijwilligers: alle prestaties worden verrekend
overeenkomstig de bepalingen van Deel I- Hoofdstuk 2 betreffende de normalisatie van
de prestaties van het militair personeel1 .
(2) Voor de officieren: elke compensatieverlofdag waarop een dienstprestatie van een
volledige werkdag geleverd dient te worden, wordt gecompenseerd door een bijkomende
verlofdag toegekend naar keuze van de betrokkenen, maar met inachtneming van de
vereisten van de dienst, tot 30 april van het volgend jaar.
(3) Het burgerpersoneelslid dat, krachtens de arbeidsregeling die op hem/haar van
toepassing is of ten gevolge van de behoeften van de diensten verplicht is te werken op
een feestdag of in de periode tussen 26 december en 1 januari, bekomt een inhaalverlof
dat onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof kan worden genomen.
c. Zaterdag of zondag
De personeelsleden die in werkelijke dienst zijn op een feestdag die met een zaterdag of
een zondag samenvalt, maar die het nog niet waren of het niet meer zullen zijn op de
opgelegde compensatieverlofdag, krijgen een bijkomende verlofdag, toegekend naar keuze
van de betrokkenen met inachtneming van de vereisten van de dienst.
Voorbeeld
1 januari valt op een zondag. De voorziene compensatieverlofdag hiervoor is de vrijdag
die op O.H. Hemelvaart volgt.
Iemand wordt militair of burgerpersoneelslid op 1 maart (dus: in werkelijke dienst vanaf
1 maart).
Alhoewel hij op 1 januari nog niet in werkelijke dienst was, krijgt hij op de vrijdag die op
O. H. Hemelvaart volgt, de opgelegde compensatieverlofdag.
d. Einde werkelijke dienst
Wanneer een personeelslid de werkelijke dienst verlaat, krijgt hij aldus een aantal
bijkomende verlofdagen gelijk aan het werkelijk aantal feestdagen die met een zaterdag of
een zondag samenvallen waarvoor hij geen compensatieverlofdagen verkregen heeft. De
periode van het eindeloopbaanverlof voor het militair personeel wordt hier niet als
werkelijke dienst in rekening genomen.
Voorbeeld
1 januari valt op een zondag. De voorziene compensatieverlofdag hiervoor is de vrijdag
die op O.H. Hemelvaart volgt.
De militair of het burgerpersoneelslid verlaat Defensie (dus is niet in werkelijke dienst)
op 31 maart (vóór O. H. Hemelvaart).
Hij kan hiervoor, van een bijkomende verlofdag genieten vóór hij het leger verlaat (dus
vóór 31 maart); als hij vanaf 1 januari in eindeloopbaanverlof is, verkrijgt hij niets.
e. Intergeallieerd organisme
De Belgische autoriteit in elk intergeallieerd organisme kan een aantal bijkomende dagen
dienstontheffing toekennen gelijk aan het aantal feestdagen in de krijgsmacht die met een
zaterdag of een zondag samenvallen, in functie van de compensatieverlofdagen vastgesteld
door het intergeallieerd organisme.
1 Eveneens van toepassing op de militairen in vaste dienst in het buitenland
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 108 / 283
f. Bepalingen enkel toepasselijk op het militair personeel
Het personeelslid met deeltijdse arbeidsregeling heeft recht op een vervangende (halve)
dag (een halve dag) verlof, indien een feestdag of een compensatieverlofdag samenvalt met
de (halve) dag (de halve dag) waarop hij geen arbeid dient te verrichten. De vervangende
(halve) dag (een halve dag) wordt toegekend met inachtneming van de wensen van het
desbetreffende personeelslid voor zover de vereisten van de dienst dit mogelijk maken.
g. Bepalingen enkel toepasselijk voor het burgerpersoneel
(1) Indien een personeelslid tijdens deze periode afwezig is wegens ziekteverlof of in
disponibiliteit is wegens ziekte, dan worden voor de verlofperiode tussen Kerstmis en
Nieuwjaar geen ziektedagen aangerekend.
(2) Het contractueel personeelslid dat ontslagen werd, kan, indien hij voldoet aan de
wettelijke voorwaarden, genieten van de wedde voor de wettelijke feestdagen die
binnen een termijn van 30 kalenderdagen vallen na het ontslag. Om van deze bepalingen
te kunnen genieten, dient het personeelslid hiertoe een aanvraag in te dienen bij
HRB-Civ.
COMMENTAAR: Aflijning met de tekst van het KB van 19 Nov 98, Art 14
(3) Het personeelslid in disponibiliteit, non-activiteit met deeltijdse arbeidsregeling of dat
deeltijds werkt, heeft GEEN recht op een vervangende (halve) dag verlof, indien een
feestdag of een compensatieverlofdag samenvalt met de (halve) dag waarop hij geen
arbeid dient te verrichten1.
(4) Een personeelslid dat deeltijds werkt, heeft recht op evenveel compensatieverlofdagen
als een personeelslid dat voltijds werkt. Een personeelslid dat zich bijvoorbeeld in een
stelsel van halftijdse prestaties bevindt tijdens de periode tussen Kerstmis en
Nieuwjaar, zal in het geval er in die periode 4 werkdagen zijn 2 vervangende dagen
compensatieverlof bekomen die kunnen worden opgenomen onder dezelfde voorwaarden
als het jaarlijks vakantieverlof.
(5) De personeelsleden die hun ambt uitoefenen in het kader van deeltijds werken door het
verrichten van verminderde prestaties of die in de stand disponibiliteit of non-
activiteit staan, hebben geen recht op een dag compensatieverlof voor de feestdagen
die samenvallen met een dag die niet een zaterdag of een zondag is en waarop zij niet
verplicht zijn te werken of slechts deeltijds arbeid dienen te verrichten. Zij kunnen een
“verloren” feestdag niet compenseren door een bijkomende verlofdag.
204. Geldelijke bepaling2
Het compensatieverlof wordt bezoldigd.
205. Sociale bepalingen
a. Militair personeel 3
Het compensatieverlof telt als een periode van werkelijke dienst.
b. Burgerpersoneel 4
Het compensatieverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
1 KB van 19 Nov 98, Art 14, § 4 2 Wet van 20 Mei 94 (BIP-A-083),,Art 3, § 1 3 A16- Q1, Art 4 G1, Art 187 tot 189 4 KB van 19 Nov 98, Art 14, § 4
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 109 / 283
206. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
Mits inachtneming van de desbetreffende richtlijnen ter zake is het uitoefenen van een
bijkomende beroepsactiviteit toegelaten1.
1 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 110 / 283
Hoofdstuk 3 - Omstandigheidsverloven
301. Toepassingsgebied
a. Algemeenheden
(1) Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen officieren, onderofficieren en
vrijwilligers1 van het actief kader 2 in periode van vrede in de stand “in werkelijke
dienst”3 en al het burgerpersoneel4 van Defensie.
(2) Huwelijk en samenwoning: zie deel I, Par 101c.
b. Uitzonderingen
Er kan geen omstandigheidsverlof worden toegekend aan een militair die geschorst is bij
ordemaatregel of die op non-activiteit is gesteld.5
302. Algemeen
a. Redenen
Het in Par 301.a. vermelde personeel heeft recht op omstandigheidsverlof dat wordt
toegekend om redenen die de aanwezigheid van het personeelslid in zijn familie noodzakelijk
maken. De redenen en de duur van het omstandigheidsverlof worden hierna bepaald.
b. Opname omstandigheidsverlof
Het personeelslid kan de dagen omstandigheidsverlof opnemen, ononderbroken of gesplitst
per dag of halve dag, naargelang zijn persoonlijke situatie en behoefte. Niettemin dient er
een verband te bestaan tussen de gebeurtenis en het ogenblik waarop het verlof wordt
opgenomen. Zodoende kan bijvoorbeeld het verlof naar aanleiding van een overlijden worden
gesplitst, om het personeelslid in de gelegenheid te stellen de nodige formaliteiten te
vervullen op de dag van de begrafenis, de formaliteiten bij de notaris, vrederechter, enz…
c. Zaterdag, zondag, feest- of compensatieverlofdagen
De dagen omstandigheidsverlof kunnen eveneens worden genomen op een zaterdag, zondag,
feest- of compensatieverlofdag door het personeelslid die op één van deze dagen met dienst
werd bevolen.
d. Dringende omstandigheden
In dringende omstandigheden, die zich voordoen buiten de openingsuren van het korps of van
het kwartier, moet:
(1) het personeelslid dat dienstprestaties dient uit te voeren, het hoofd van de bewaking
verwittigen, die het begin van het omstandigheidsverlof noteert in zijn wachtverslag.
Het personeelslid moet eveneens, de autoriteit met de bevoegdheid van eenheids-
/korpscommandant verwittigen bij het begin van de volgende werkdag.
(2) het personeelslid dat geen dienstprestaties dient uit te voeren, de autoriteit met de
bevoegdheid van eenheids-/korpscommandant verwittigen bij het begin van de volgende
werkdag.
1 A16-D3, Art 76, 88 en 97 - A16-E3, Art 39- A16- G1, Art 94, Art 177 en Art 187 tot 189E1, Art 20nonies - A16-K1, Art. 8bis -
A16- Q1, Art 5 - A16-X1, Art 4 - A16-X2, Art 30 2 Deel I hoofdstuk 1 Par 101.a.(1) 3 Kandidaat-militairen inbegrepen A16-G1, Art 94 4 Deel I, Par 101.a.(2), KB van 19 Nov 98, Art 15 5 A16-D3, Art 79 - A16-E3, Art 43
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 111 / 283
e. Buiten het nationaal grondgebied
Buiten het nationaal grondgebied beoordeelt de korpscommandant of de autoriteit met
dezelfde bevoegdheid, de modaliteiten van de toekenning van het omstandigheidsverlof,
naargelang de verwijderingsomstandigheden.
f. Verlenging
Op aanvraag van het personeelslid kan een omstandigheidsverlof worden verlengd door het
toestaan van compensatie- of vakantieverlof.
g. Aanrekening
Het omstandigheidsverlof wordt niet in mindering gebracht van het vakantieverlof.
h. Bewijsstuk
De begunstigde legt, naargelang het geval, vóór of na het verlof, het bewijs voor dat hij aan
één van de hierna vermelde voorwaarden voldoet (bijvoorbeeld aan de hand van een
doktersattest of een afschrift van een overlijdensakte).
303. Redenen en duur
a. Bepalingen toepasselijk op het militair en het burgerpersoneel1
(1) Overlijden van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende: vier werkdagen;
(2) Overlijden van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van het personeelslid, van
zijn echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende: vier werkdagen;
(3) Overlijden van een onder eenzelfde dak wonende bloed- of aanverwant van om het even
welke graad van het personeelslid, van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende:
twee werkdagen;
(4) Overlijden van een niet onder eenzelfde dak wonende bloed- of aanverwant in de
tweede of in de derde graad van het personeelslid, van de echtgeno(o)t(e) of van de
samenwonende: een werkdag;
(5) Bevalling van de echtgenote, van de samenwonende of aan de persoon ter gelegenheid
van de geboorte van een eenling of meerling waarvan de afstamming langs zijn zijde
vaststaat:
(a) Militair personeel: tien werkdagen dat moet worden opgenomen binnen de 30 dagen
na de geboorte;
(b) Burgerpersoneel (statutairen en stagiairs): tien werkdagen;
(c) Contractuelen: tien werkdagen (drie werkdagen ten laste van de werkgever en
zeven werkdagen ten laste van het ziekenfonds aan 82% van het begrensd loon) die
moet worden opgenomen binnen de 4 maanden na de geboorte.
(6) Huwelijk of wettelijke samenwoning als koppel2 van het personeelslid: vier werkdagen
naar keuze van betrokkene;
(7) Huwelijk of wettelijke samenwoning als koppel2 van een kind van het personeelslid, van
de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende: twee dagen naar keuze van betrokkene;
(8) Huwelijk of wettelijke samenwoning als koppel2 van een bloedverwant in de eerste of
tweede graad van het personeelslid, van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende:
één dag naar keuze van betrokkene;
1 Stiefvader, -moeder, -broer, -zus, halfbroer en -zus worden beschouwd als vader, moeder, broer en zus 2 Zie deel I Par 101.c.(2): wettelijke samenwoning door twee personen van verschillend of gelijk geslacht die samenleven
als koppel.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 112 / 283
(9) Een effectieve woonstverandering tengevolge van een verandering van ambtswege van
de plaats van tewerkstelling: twee dagen naar keuze van betrokkene;
(10) Plechtige communie of de daarmee overeenstemmende plechtigheid van een andere
erkende religie van een kind(eren) van het personeelslid, van de echtgeno(o)t(e) of van
de samenwonende: één dag naar keuze van betrokkene per plechtigheid;
(11) Deelname aan het feest van de “vrijzinnige jeugd” van een kind(eren) van het
personeelslid, van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende: één dag naar keuze van
betrokkene per plechtigheid;
(12) Uitoefening van het ambt van voorzitter, van bijzitter of van secretaris van een
stembureau of een opnemingsbureau: de nodige tijd met een maximum van drie dagen,
volgens de volgende modaliteiten:
(a) de nodige duur om te kunnen deelnemen aan de voorbereidende vergadering en
enkel op uitnodiging van de bevoegde autoriteiten;
(b) een dag dienstontheffing op zondag, de dag van de verkiezingen, indien het
personeel dat de hiervoor genoemde prestaties dient te leveren volgens hun
werktijdregeling op diezelfde dag tot dienstprestaties gehouden zijn;
(c) een dag dienstontheffing op de maandag volgend op de verkiezingen, wanneer
prestaties werden geleverd tot na middernacht (van zondag op maandag).
(13) Oproeping als beklaagde, als getuige voor een rechtscollege of persoonlijke verschijning
op aanmaning van een rechtscollege: de nodige duur.
(a) Wordt een personeelslid gedagvaard of verzocht voor de rechter te verschijnen
als beklaagde of getuige of aangemaand persoonlijk te verschijnen, dan moet de
autoriteit met de bevoegdheid van eenheids-/korpscommandant hem in de
mogelijkheid stellen om in gelijk welke omstandigheden aan deze oproeping gevolg
te geven, aangezien de orders van het Gerecht voorrang hebben boven elke dienst.
(b) Opmerking
Een militair in werkelijke dienst mag niet zetelen als jurylid in een assisenzaak1.
b. Bepalingen uitsluitend toepasselijk voor militair personeel
(1) Priesterwijding of intrede in het klooster of de daarmee overeenstemmende
gebeurtenis van een andere erkende religie van een kind van het personeelslid, van de
echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende: twee dagen naar keuze van betrokkene;
(2) Hospitalisatie, ziekte of ongeval:
(a) van een onder éénzelfde dak wonende als de militair, bloed- of aanverwant van de
militair, van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende;
(b) of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad die niet met de militair onder
hezelfde dak woont
dient bevestigd te worden door een geneeskundig attest dat enkel de ernst en niet de
aard van de ziekte op medisch gebied vermeldt, maar waaruit blijkt dat de
gezondheidstoestand van het familielid dermate ernstig is (was) dat de aanwezigheid
van de aanvragende militair bijzonder noodzakelijk is (was): maximum van vier dagen.
Het toekennen van het aantal dagen, één tot maximum vier, wordt bepaald door de
1 Gerechtelijk Wetboek, Art 223 en Art 224
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 113 / 283
autoriteit met de bevoegdheid van eenheids-/korpscommandant rekening houdend met
het advies vermeld op het geneeskundig attest;
(3) Een uitzonderlijk omstandigheidsverlof kan worden toegestaan wegens dwingende
redenen die niet hernomen zijn in Par 303 a. en 303.b. hierboven. Het aantal mag de
vijftien werkdagen per jaar niet overschrijden en mag per dag of halve dag worden
opgenomen. Het verlof kan enkel worden toegestaan bij hoogdringendheid en de
toestemming dient bevestigd te worden door de korpscommandant.
c. Bepalingen uitsluitend toepasselijk voor het burgerpersoneel
Priesterwijding of intrede in het klooster of de daarmee overeenstemmende gebeurtenis van
een andere erkende religie van een kind van het personeelslid, van de echtgeno(o)t(e) of van
de samenwonende: één werkdag naar keuze van betrokkene.
d. Opmerkingen
(1) Voor de graden van verwantschap wordt verwezen naar bijlage A.
(2) De omschrijving van het begrip “samenwonenden”1:
(a) de wettelijk samenwonende:
Dit is de persoon met wie het personeelslid een verklaring van wettelijke
samenwoning heeft afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de
gemeenschappelijke woonplaats. Het bewijs van wettelijke samenwoning wordt
geleverd aan de hand van een uittreksel uit de bevolkingsregisters of een
getuigschrift opgesteld aan de hand van de registers.
(b) de feitelijk samenwonende:
Dit is iedere persoon die geen bloed- of aanverwant is tot in de derde graad,
waarmee het personeelslid onder hetzelfde dak woont en een gemeenschappelijk
huishouden vormt. Samenwonen betekent dat de partners op hetzelfde adres
ingeschreven zijn of officiële documenten kunnen voorleggen die bewijzen dat zij
samenwonen.
(3) De erkende religies in België zijn de katholieke, de Israëlitische, de anglicaanse, de
protestantse, de islamitische, de Grieks- en Russisch-orthodoxe erediensten.
304. Aanvraagprocedure
a. Algemeenheden
De aanvraag wordt gericht:
(1) tijdens de normale diensturen aan de autoriteit met de bevoegdheid van
eenheidscommandant. Deze aanvraag wordt genoteerd op het verslag van de
eenheidscommandant.
(2) buiten de normale diensturen aan het hoofd van de bewaking, voor het personeel dat
dienstprestaties dient uit te voeren buiten de normale diensturen, door gebruik te
maken van om het even welk communicatiemiddel. Deze aanvraag wordt genoteerd op
het wachtverslag. Het personeelslid moet eveneens, de autoriteit met de bevoegdheid
van eenheids-/korpscommandant verwittigen bij het begin van de volgende werkdag.
1 Burgerlijk Wetboek, Art 1475, § 1
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 114 / 283
b. Onbeschikbaarheid aanvrager
In bepaalde omstandigheden is het voor betrokkenen niet mogelijk om persoonlijk de
aanvraag voor het bekomen van omstandigheidsverlof in te dienen bij de eenheids-
/korpscommandant (bij wijze van voorbeeld: ernstig ongeval, opdracht in het buitenland, enz
…). Betrokkene blijft nochtans al zijn rechten behouden, mits de nodige bewijsstukken de
aanvraag voor regularisatie vergezellen.
c. Begin en einde
De omstandigheidsverloven beginnen en eindigen op de tijdstippen die werden aangevraagd
door het betrokken personeelslid.
d. Afwezigheden om gezondheidsredenen
Omstandigheidsverloven worden niet onderbroken door afwezigheden om
gezondheidsredenen, behalve in geval van hospitalisatie van de militair.1
e. Intrekking of schorsing
De militaire overheid kan de omstandigheidsverloven niet intrekken noch schorsen.
305. Geldelijke bepaling2
Het omstandigheidsverlof wordt bezoldigd.
306. Administratieve en sociale bepalingen
a. Algemeen
Omstandigheidsverloven worden opgetekend op de verloffiche.
b. Militair personeel3
Het omstandigheidsverlof telt als een periode van werkelijke dienst.
c. Burgerpersoneel4
Het omstandigheidsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
307. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit5
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een omstandigheidsverlof toegelaten.
1 A16-J1, Art 4 2 BIP A-083-1, Art 3, § 1, DGHR-SPS-INDVER-001 3 A16-Q1, Art 4 G1, Art 187 en 189 4 KB van 19 Nov 98, Art 15 5 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1, Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 115 / 283
Hoofdstuk 4 - Het opleidingsverlof en de dienstvrijstelling – Burgerpersoneel
COMMENTAAR: Dit hoofdstuk wordt geschrapt. De wijziging tengevolge het KB van 14 Nov 11 houdende wijziging van diverse reglementaire bepalingen betreffende de arbeidsherverdeling en de verloven en afwezigheden toegestaan aan personeel van de rijksbesturen, werd al opgenomen in Deel III hoofdstuk 3,
Par 303.d.(2) Dienstontheffing voor opleidingsactiviteiten.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 116 / 283
Hoofdstuk 5 - Schoolverloven – Militair personeel
501. Toepassingsgebied
a. Militairen van het actief kader
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1, in periode van vrede,
die een vorming volgen aan een Belgische of vreemde, militaire of burgerlijke
onderwijsinrichting en dit in het kader van hun voortgezette vorming of voor het verwerven
van bijkomende kwalificaties.
b. Kandidaat-militairen
Voor de kandidaat-militairen2, in periode van opleiding of in periode van schoolvorming, met
uitzondering van de afwachtingsstage, wordt verwezen naar het Deel VII - Hoofdstuk 1 -
Verloven en dienstontheffingen van toepassing op de kandidaten.3
502. Algemeen
a. Vakantieregeling van de school- of opleidingsorganismen
Tijdens de duur van de vormingen staan de militairen onder de vakantieregeling van het
school- of opleidingsorganisme. Buiten deze vakantieregeling geldt enkel het stelsel van
omstandigheidverloven (Zie Deel II - Hoofdstuk 3). Wegens uitzonderlijke omstandigheden,
niet beschreven in het Deel II- Hoofdstuk 3, kan door de commandant van de school- of
opleidingsorganisme uitzonderlijk een dag vakantieverlof worden toegestaan, op aanvraag
van de leerling.
b. Vormingsprogramma
In de Belgische militaire scholen worden de verloven voorzien op het vormingsprogramma. De
volgende schoolverloven worden in ieder geval tijdens de duur van de cursussen aan de
leerlingen verleend:
(1) Pasen: 4 werkdagen;
(2) Krokus/Carnaval: 2 werkdagen;
(3) Allerheiligen: 1 werkdag.
De commandant van het school- of opleidingsorganisme zal er maximaal naar streven de
schoolverloven te laten samenvallen met de schoolverloven van de Gemeenschappen en
kan eventueel enkele bijkomende dagen toekennen in functie van de jaarlijkse kalender
en van het opleidingsprogramma.
c. Verlofberekening
Voor de periode van het jaar welke de militairen niet aan de school verbonden zijn, wordt
een aantal dagen verlof toegekend voor de gepresteerde diensten op de gewone plaats van
het werk.
Berekening:
(1) Officieren: 60 (30 + 30 dagen jaarkrediet) / 12 maanden = 5 2,5 + 2,5 dagen
maandkrediet;
1 Deel I, Par 101.a.(1), 2 Deel I, Par 101.a.(3), 3 A16-K1, Art 2 en Art 8bis G1-Art94- A16-X2, Art 30
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 117 / 283
(2) Onderofficieren & Vrijwilligers: 30 dagen jaarkrediet /12 maanden = 2,5 dagen
maandkrediet, maar het totale jaarkrediet wordt afgerond in het voordeel van
belanghebbende.
d. Totaal aantal vakantieverlofdagen per jaar
Het totaal aantal vakantieverlofdagen per jaar (schoolverlof & vakantieverlof) mag in geen
geval kleiner zijn dan het aantal dagen bepaald in het Deel II – Hoofdstuk 1, Par 102.a. en b
tenzij Par 102.c (6) (b) of (c) van toepassing is.
e. Periode van meerdere schooljaren
Wanneer de duur van de cursussen verschillende schooljaren in beslag neemt, krijgt de
militair tussen twee schooljaren de volgende schoolvakanties:
(1) één kalendermaand groot verlof die eventueel ook zal dienen om zijn herexamens voor
te bereiden en eventueel af te leggen.
(2) het overblijvende gedeelte van de schoolvakanties zal worden besteed aan militaire
vormings- en onderrichtingsactiviteiten volgens de voorschriften uitgaande van de
directeur-generaal HR.
503. Geldelijke bepaling1
Het schoolverlof wordt bezoldigd.
504. Administratieve en sociale bepalingen
Het schoolverlof telt als een periode van werkelijke dienst2.
505. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit3
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen, is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens het schoolverlof toegelaten.
1 BIP A-083-1, Art 3, § 1 2 A16-G1, Art 187 tot 189 3 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1, Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 118 / 283
Hoofdstuk 6 - Verlof voor prenatale medische onderzoeken1
601. Toepassingsgebied
a. Algemeenheden
Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op:
(1) De zwangere2 vrouwelijke militair3 die zich in periode van vrede in werkelijke dienst
bevindt zonder evenwel "in intensieve dienst", "in militaire bijstand", "in hulpverlening"
of "in operationele inzet" te zijn;
(2) Het vrouwelijk zwangere burgerpersoneel van Defensie (statutairen, stagiairs,
contractueel en onderwijzend personeel)4.
b. Deelstanden
Het zwangere personeelslid dat zich in de deelstanden "in intensieve dienst", “in militaire
bijstand”, "in hulpverlening" of "in operationele inzet" bevindt, heeft eveneens recht op
prenatale medische onderzoeken.
602. Algemeen
a. Aanvraag
Het zwangere personeelslid, bedoeld in Par 601, verkrijgt op haar aanvraag, het nodige
verlof om haar in staat te stellen prenatale medische onderzoeken te ondergaan, voor zover
deze niet buiten de diensturen kunnen plaats vinden.
b. Bevoegdheden
Het verlof voor prenatale medische onderzoeken is een recht dat wordt toegestaan door de
autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant.
c. Militaire medische sector of lokale medische steun
In de deelstanden “in intensieve dienst”, “in militaire bijstand”, “in hulpverlening” of "in
operationele inzet" beschikt het zwangere personeelslid niet over verlof voor prenatale
onderzoeken5 en dient zij zich te wenden tot de militaire medische sector of tot de lokale
medische steun6.
d. Aanrekening
Het verlof voor prenatale medische onderzoeken wordt niet in mindering gebracht van het
vakantieverlof.
603. Aanvraagprocedure
De aanvragen van verlof voor prenatale medische onderzoeken worden ingediend via het verslag
van de eenheidscommandant. Een medisch attest dat de noodzakelijkheid tijdens de diensturen
aantoont, is hierbij vereist.
604. Betekening van de beslissing
Het verlof voor prenatale medische onderzoeken wordt ingeschreven op de verloffiche.
1 Onder prenatale medische onderzoeken wordt verstaan: alle prenatale zwangerschapsonderzoeken 2 Wordt als zwanger beschouwd van zodra de werkgever op de hoogte gesteld is door een medisch attest. 3 A16-V1, Art 49bis – A16-K1, Art 5 4 KB van 19 Nov 98, Art 30 5 IF 51, wordt tijdelijk ongeschikt 6 Uitzonderingen zie Reg IF 51
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 119 / 283
605. Geldelijke bepaling1 2
Het verlof voor prenatale medische onderzoeken wordt bezoldigd.
606. Administratieve en sociale bepalingen
a. Militair personeel2
Het verlof voor prenatale medische onderzoeken telt als een periode van werkelijke dienst.
b. Burgerpersoneel3
Het verlof voor prenatale onderzoeken wordt gelijkgesteld met een periode van
dienstactiviteit.
607. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
Niet van toepassing.
1 Arbeidswet van 16 Mar 71, Art 39bis 2 A16-V1, Art 49bis 3 Arbeidswet van 16 Mar 71, Art 39bis – KB van 19 Nov 98, Art 30
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 120 / 283
Hoofdstuk 7 - Moederschapsverlof
701. Toepassingsgebied
a. Algemeen
Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op de vrouwelijke militair1 in werkelijke dienst en het
vrouwelijk burgerpersoneel2 van Defensie (statutairen, stagiairs, contractueel en
onderwijzend personeel).
b. Kandidaat-militairen
Voor de kandidaat-militairen3 zijn de bepalingen betreffende het uitstel van afleggen van
proeven of examens of het volgen of volbrengen van bepaalde basisvormingsgedeelten van
toepassing op het aanvragen en het toekennen van een moederschapsverlof4:
(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,
om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een
vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de
militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;
(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de
aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te
volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang);
(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens
beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het
gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om
te worden opgenomen als aanvullingsofficier beroepsmilitair of BDL;
(6) de kandidaat-militairen BDL;
(7) de kandidaten-hulpofficier.
c. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren
De kandidaat-militairen korte termijn en de kandidaat-hulpofficieren kunnen een
moederschapsverlof bekomen. Het opnemen van het moederschapsverlof kan echter leiden
tot de definitieve mislukking van deze kandidaat indien dit niet toelaat haar vorming te
vervolmaken binnen de voorziene termijnen, vermits geen uitstel van de vorming kan worden
toegestaan5.
1 A16-V1, Art 50 2 KB van 19 Nov 98, Art 24 tot Art 32 3 Deel I, Par 101.a.(3), 4 A16-K1, Art 24, § 6, eerste lid G1, Art 102, eerste lid – A16-K4, Art 45 – A16-K20, Art 1, § 4 3, 3° 5 A16-X1, Art 10 - A16-X2, Art 30
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 121 / 283
702. Algemeen
a. Recht
Het personeel bedoeld in Par 701 heeft op haar verzoek recht op moederschapsverlof.
b. Aanrekening
Dit verlof wordt niet in mindering gebracht van de verloven waarop het vrouwelijk
personeelslid aanspraak kan maken volgens de personeelscategorie waartoe zij behoort.
c. Bevoegdheid
Het moederschapsverlof is een recht dat wordt toegestaan door de autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant.
d. Intrekking
De militaire autoriteit kan het moederschapsverlof niet intrekken noch schorsen.
703. Begin en beëindiging
a. Principe
Behoudens de bepalingen vermeld in dit hoofdstuk, beginnen en eindigen de
moederschapsverloven op de tijdstippen die werden aangevraagd door het betrokken
personeelslid.
b. Prenataal en een postnataal gedeelte
Het moederschapsverlof omvat een prenataal en een postnataal gedeelte.
(1) Bevalling van een éénling
(a) Het prenataal gedeelte
(i) Het prenatale gedeelte begint ten vroegste de zesde week vóór de
vermoedelijke datum van bevalling.
(ii) In alle gevallen wordt de zwangere vrouw automatisch met
moederschapsverlof geplaatst vanaf de zevende dag die de vermoedelijke
datum van bevalling voorafgaat.
(iii) Indien de bevalling later valt dan de vooropgestelde dag, dan loopt het
prenataal verlof gewoon door, zonder in mindering gebracht te worden van
het postnataal gedeelte.
(iv) Indien de bevalling vroeger valt dan de vooropgestelde dag, dan wordt het
prenataal verlof vroegtijdig stopgezet.
(b) Het postnataal gedeelte
(i) Het postnataal gedeelte van het moederschapsverlof vangt aan op de dag van
de bevalling. Het postnatale gedeelte van het moederschapsverlof vangt
echter aan de dag na de dag van de bevalling wanneer het vrouwelijk
personeelslid nog prestaties heeft verricht op de dag van de bevalling. Deze
periode omvat negen weken.
(ii) Het postnatale gedeelte wordt op verzoek van het vrouwelijke personeelslid
verlengd met de periode waarin zij verder prestaties heeft geleverd vanaf
de zesde week voor de werkelijke datum van bevalling.
Bij een vroeggeboorte wordt deze periode verminderd met de dagen dat
het zwangere personeelslid prestaties heeft geleverd tijdens de zeven
dagen die de bevalling voorafgaan.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 122 / 283
Wanneer het vrouwelijk personeelslid het postnatale gedeelte van het
moederschapsverlof na de negende week met ten minste twee weken kan
verlengen door het niet opnemen van het prenatale gedeelte of door het
verzoek beschreven in Par. 703.b.(1)(b)(iii) dan kunnen deze laatste twee
weken op haar verzoek worden omgezet in verlofdagen van postnatale
rust.
Het vrouwelijk personeelslid moet deze verlofdagen van postnatale rust
opnemen binnen de acht weken te rekenen vanaf het einde van het
ononderbroken postnatale gedeelte van het moederschapsverlof.
Als het arbeidsregime van het vrouwelijk personeelslid een vermindering
van de dagen vakantieverlof voorziet, worden de verlofdagen van
postnatale rust in dezelfde proportie verminderd.
De periodes waarin het zwangere personeelslid hetzij met vergunning of
verlof is, met uitzondering van het moederschapsverlof en het verlof
bedoeld in Par 703.e.(2) hieronder, worden gelijkgesteld met periodes
waarin prestaties worden verricht.
Periodes van afwezigheid om gezondheidsreden worden noch met periodes
waarin prestaties worden verricht noch met verloven of vergunningen
gelijkgesteld.
(iii) Verlenging van het postnatale gedeelte bij een moeilijke zwangerschap
Op vraag van het vrouwelijk personeelslid wordt het postnatale gedeelte van
het moederschapsverlof verlengd met één week na de negende week als het
vrouwelijk personeelslid afwezig geweest is om gezondheidsreden gedurende
de hele periode vanaf de zesde week voorafgaand aan de werkelijke datum
van de bevalling.
(2) Bevalling van een meerling
(a) Het prenataal gedeelte
(i) Het prenatale gedeelte begint ten vroegste de achtste week vóór de
vermoedelijke datum van bevalling.
(ii) In alle gevallen wordt de zwangere vrouw automatisch met
moederschapsverlof geplaatst vanaf de zevende dag die de vermoedelijke
datum van bevalling voorafgaat.
(iii) Indien de bevalling later valt dan de vooropgestelde dag, dan loopt het
prenataal verlof gewoon door, zonder in mindering gebracht te worden van
het postnataal gedeelte.
(iv) Indien de bevalling vroeger valt dan de vooropgestelde dag, dan wordt het
prenataal verlof vroegtijdig stopgezet.
(b) Het postnataal gedeelte
(i) Het postnataal gedeelte van het moederschapsverlof vangt aan op de dag van
de bevalling. Het postnatale gedeelte van het moederschapsverlof begint
echter te lopen de dag na de dag van de bevalling wanneer het vrouwelijk
personeelslid nog prestaties heeft verricht op de dag van de bevalling. Deze
periode omvat negen weken.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 123 / 283
(ii) Het postnatale gedeelte wordt op verzoek van het vrouwelijke personeelslid
verlengd met de periode waarin zij verder prestaties heeft geleverd vanaf
de achtste week voor de werkelijke datum van bevalling.
Bij een vroeggeboorte wordt deze periode verminderd met de dagen dat
het zwangere personeelslid prestaties heeft geleverd tijdens de zeven
dagen die de bevalling voorafgaan.
Wanneer het vrouwelijk personeelslid het postnatale gedeelte van het
moederschapsverlof na de negende week met ten minste twee weken kan
verlengen door het niet opnemen van het prenatale gedeelte of door het
verzoek beschreven in in Par. 703.b.(2)(b)(iii) dan kunnen deze laatste twee
weken op haar verzoek worden omgezet in verlofdagen van postnatale rust.
Het vrouwelijk personeelslid moet deze verlofdagen van postnatale rust
opnemen binnen de acht weken te rekenen vanaf het einde van het
ononderbroken postnatale gedeelte van het moederschapsverlof.
Als het arbeidsregime van het vrouwelijk personeelslid een vermindering
van de dagen vakantieverlof voorziet, worden de verlofdagen van
postnatale rust in dezelfde proportie verminderd.
De periodes waarin het zwangere personeelslid hetzij met vergunning of
verlof is, met uitzondering van het moederschapsverlof en het verlof
bedoeld in Par 703.e.(2) hieronder, worden gelijkgesteld met periodes
waarin prestaties worden verricht.
Periodes van afwezigheid om gezondheidsreden worden noch met periodes
waarin prestaties worden verricht noch met verloven of vergunningen
gelijkgesteld.
(iii) Verlenging van het postnatale gedeelte bij een moeilijke zwangerschap
Op vraag van het vrouwelijk personeelslid wordt het postnatale gedeelte van
het moederschapsverlof verlengd met maximaal twee weken na de negende
week als het vrouwelijk personeelslid afwezig geweest is om
gezondheidsredenen gedurende de hele periode vanaf de achtste week
voorafgaand aan de werkelijke datum van de bevalling.
c. Hospitalisatie van het pasgeboren kind
Wanneer het pasgeboren kind na de eerste zeven dagen te rekenen vanaf zijn geboorte in
de verplegingsinrichting moet opgenomen blijven, kan op verzoek van het vrouwelijke
personeelslid het postnatale gedeelte van het moederschapsverlof verlengd worden met een
duur gelijk aan de periode dat haar kind na die eerste zeven dagen in de
verplegingsinrichting opgenomen blijft. De duur van deze verlenging mag vierentwintig weken
niet overschrijden.
Met dat doel bezorgt het vrouwelijk personeelslid aan de autoriteit met de bevoegdheid van
korpscommandant:
(1) op het einde van het postnatale gedeelte van het moederschapsverlof, een getuigschrift
van de verplegingsinrichting waaruit blijkt dat het pasgeboren kind in de
verplegingsinrichting opgenomen blijft na de eerst zeven dagen vanaf zijn geboorte en
met vermelding van de duur van de opname;
(2) in voorkomend geval een nieuw getuigschrift van de verplegingsinrichting bij het einde
van de verlenging die voortvloeit uit het bepaalde in dit lid waaruit blijkt dat tijdens
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 124 / 283
deze verlenging het pasgeboren kind de verplegingsinrichting nog niet heeft mogen
verlaten en met vermelding van de duur van de opname.
d. Overlijden van het pasgeboren kind1
(1) De behandelende geneesheer is de autoriteit die op medische gronden verklaart,
wanneer een pasgeboren kind overlijdt, dat het om een geboorte of om een miskraam2
gaat.
(2) In geval van geboorte van een doodgeboren kind of van een kind dat na de geboorte
overlijdt, behoudt de moeder haar rechten op de volledige periode moederschapsverlof.
(3) In geval van een miskraam kan de moeder geen aanspraak maken op het
moederschapsverlof.
(4) De moeder behoudt haar recht op de uitgestelde verlening van het moederschapsverlof
binnen het jaar na de geboorte van haar kind wanneer het overlijdt.
e. Bijzondere arbeidsvoorwaarden voor de zwangere vrouw3 4
(1) Indien bij toepassing van de bijzondere arbeidsvoorwaarden die gelden voor de
zwangere vrouw, zij haar taak slechts gedeeltelijk of in het geheel niet meer kan
uitoefenen, dan heeft zij recht om een taak te verrichten die rekening houdt met haar
toestand.
(a) Het zwangere burgerpersoneelslid mag geen overuren verrichten. Als overuren
dienen te worden beschouwd alle werk bovenop 38 hr per week.
(b) De zwangere vrouwelijke militair mag geen arbeid verrichten waarvan de duur meer
is dan acht uren per dag of die meer dan achtendertig uren per week bedraagt.
(c) Het zwangere personeelslid mag geen nachtwerk verrichten gedurende een periode
van acht weken vóór de vermoedelijke datum van de bevalling. Op voorlegging van
een medisch getuigschrift mag ze niet verplicht worden werken of nachtwerk te
verrichten die gevaarlijk zijn voor haar gezondheid of die van haar kind en dit
gedurende:
(i) andere periodes tijdens de zwangerschap;
(ii) een periode van maximum vier weken die onmiddellijk volgt op het einde van
het moederschapsverlof.
(2) Profylactisch verlof
Indien het zwangere personeelslid bij toepassing van Par 703. e. (1) haar taak geheel of
gedeeltelijk niet kan uitoefenen, dan heeft zij recht op een andere in haar toestand
toelaatbare taak te verichten of wordt, bij ontstentenis, zij met verlof geplaatst.
Indien het een contractueel burgerpersoneelslid betreft, dan wordt haar contract
geschorst en komt zij ten laste van haar ziekenfonds (tot maximum 5 maanden na de
geboorte).
(3) Definitieve ambtsontheffing voor de vrouwelijke militair
Behalve om redenen die vreemd zijn aan de lichamelijke toestand als gevolg van de
zwangerschap of van de bevalling of op aanvraag van de vrouwelijke militair, kan er
tegenover haar geen definitieve ambtsontheffing worden uitgesproken vanaf het
1 Arbeidswet van 16 Mar 71, Art 39, vijfde lid 2 Wordt beschouwd als een miskraam: een doodgeboren kind voor de 181e dag van de zwangerschap. 3 A16-V1, Art 51 tot Art 53 4 Arbeidswet van 16 Mar 71, Art 42, § 1 en Art 43, § 1 – KB van 19 Nov 98, Art 29
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 125 / 283
ogenblik waarop zij haar korpscommandant heeft ingelicht over de zwangerschap tot
een maand na het einde van het moederschapsverlof, met inbegrip van de periode van
acht weken gedurende dewelke ze, in voorkomend geval, haar verlofdagen van
postnatale rust moet opnemen.
704. Aanvraagprocedure
a. Aanvraag
Het moederschapsverlof, evenals de verlenging ervan, wordt aangevraagd via het verslag van
de eenheidscommandant en verschijnt op het verslag van de ASE (VAC).
b. Termijn
De aanvragen voor het verlof van postnatale rust worden schriftelijk ingediend minstens één
maand voor de aanvang van het verlof, tenzij de autoriteit met de bevoegdheid van
korpscommandant, op vraag van de betrokkene, een kortere termijn toestaat.
705. Administratieve bepalingen
a. Medisch getuigschrift
Het vrouwelijke personeelslid bezorgt haar korpscommandant ten laatste zeven weken of
negen weken voor een meerling, vóór de vermoedelijke datum van de bevalling, een medisch
getuigschrift waaruit de vermoedelijke datum van bevalling blijkt.
b. Verloffiche
Het moederschapsverlof en het verlof voor postnatale rust wordt ingeschreven op de
verloffiche.
c. Vierdagenweek en halftijdse vervroegde uitstap
Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de
halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de
gehele duur van het moederschapsverlof.1
d. Militair personeel
Tijdens het moederschapsverlof bevindt de vrouwelijke militair zich in de stand “werkelijke
dienst”.2
Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de
halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de
gehele duur van het moederschapsverlof.3
e. Burgerpersoneel
Worden gelijkgesteld met werkdagen die tot na het postnataal verlof verschoven kunnen
worden, de volgende afwezigheden gedurende de zes weken (acht weken in geval van
geboorte van een meerling) die vallen vóór de zevende dag welke aan de werkelijke
bevallingsdatum voorafgaan:
(1) het jaarlijks vakantieverlof;
(2) de wettelijke en reglementaire feestdagen;
(3) de omstandigheidverloven;
(4) de verloven wegens overmacht;
1 A16-Y10, Art 6 & Art 14 2 A16- Q1, Art 5 G1, Art 187 tot 189 3 Deel V, Par 103.b. en 203.b.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 126 / 283
(5) de verloven om dwingende reden;
(6) de verloven om dwingende redenen van familiaal belang, de afwezigheden wegens ziekte,
behalve de afwezigheden wegens ziekte ten gevolge van de zwangerschap in de zes
weken voor de zevende dag die de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat (of acht
weken in het geval van een meervoudige bevalling).
De vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek wordt automatisch en zonder opzegging
geschorst voor de gehele duur van het moederschapsverlof.1
706. Geldelijke bepalingen
a. Militair personeel en statutair burgerpersoneel
Het moederschapsverlof en het verlof bedoeld in Par 703. e. (2) wordt bezoldigd voor het
vrouwelijk militair personeel2 en het statutair burgerpersoneel3.
b. Contractueel burgerpersoneel
Het contractueel burgerpersoneel wordt niet bezoldigd tijdens het moederschapsverlof. De
uitvoering van hun contract wordt geschorst en voor de duur van het bevallingsverlof vallen
zij ten laste van hun ziekenfonds.
707. Sociale bepalingen
De periode van moederschapsverlof en het verlof bedoeld in Par 703. e. (2):
wordt voor het militair personeel gelijkgesteld als een periode van werkelijke dienst4,
wordt voor het statutair burgerpersoneel5 gelijkgesteld met een periode van
dienstactiviteit,
wordt voor het contractueel burgerpersoneel beschouwd als een “gelijkgestelde periode”
voor het bepalen van het jaarlijks verlof, evenals voor hun geldelijke anciënniteit.
708. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit6
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen, is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een moederschapsverlof toegelaten, behalve tijdens de zeven dagen die
de vermoedelijke bevallingsdag voorafgaan en de negen weken die volgen op de dag van de
bevalling.
1 Deel V, Par 103.b. 2 A16 V1, Art 52 3 Wet van 16 Mar 71, Art 39 4 A16-G1, Art 187 tot 189 5 KB van 19 Nov 98, Art 24 6 A16 Z1, Art 18 tot Art 20 G1, Art 176 - Arbeidswet van 16 Mar 71, Art 39, tweede lid
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 127 / 283
709. Synthesetabellen De volgende tabellen vatten de regels betreffende de duur
van het moederschapsverlof samen
a. Enkelvoudige bevalling
b. Meervoudige bevalling
5 weken prenataal
verlof 7 dagen
9 weken postnataal
+ 1 extra week op aanvraag bij
een moeilijke zwangerschap
facultatief facultatief en beperkt
tot het niet-genoten
gedeelte van de 5
weken prenataal
verlof
verbod om arbeid te verrichten
datum bevalling
7 weken prenataal
verlof 7 dagen 9 weken postnataal
+ 2 extra weken op aanvraag bij
een moeilijke zwangerschap
facultatief facultatief en beperkt
tot het niet-genoten
gedeelte van de 7
weken prenataal verlof
verbod om arbeid te verrichten
datum bevalling
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 128 / 283
c. Moeilijke zwangerschap
5 of 7 weken
prenataal verlof 7 dagen 7 of 9 weken postnataal
+ 2 extra weken op
aanvraag
facultatief facultatief en
beperkt tot het
niet-genoten
facultatief gedeelte
van het prenataal
verlof + 1 extra
week
verbod om arbeid te verrichten
datum bevalling
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 129 / 283
Hoofdstuk 8 - Borstvoedingspauzes 1
801. Toepassingsgebied
a. Algemeenheden
Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op de vrouwelijke militair in werkelijke dienst en het
vrouwelijke burgerpersoneel2 van Defensie (statutairen en contractuelen).
b. Kandidaat-militairen
Voor de volgende kandidaat militairen zijn de bepalingen betreffende het uitstel van
vorming proeven of examens3 van toepassing op het aanvragen en het toekennen van
borstvoedingspauzes:
(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,
om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een
vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de
militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;
(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de
aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te
volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang);
(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens
beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het
gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om
te worden opgenomen als aanvullingsofficier beroepsmilitair of BDL;
(6) de kandidaat-militairen BDL;
(7) de kandidaten-hulpofficier.
c. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren
De kandidaat-militairen korte termijn en de kandidaat-hulpofficieren kunnen
bortsvoedingspauze bekomen. Het opnemen van het bortsvoedingspauze kan echter leiden
tot de definitieve mislukking van deze kandidaat indien dit niet toelaat haar vorming te
vervolmaken binnen de voorziene termijnen, vermits geen uitstel van de vorming kan worden
toegestaan4.
1 Onder borstvoedingspauze wordt verstaan: de mogelijkheid geven aan het vrouwelijk personeelslid om haar baby borstvoeding te
geven of om melk af te kolven en dit tijdens de diensturen. 2 KB van 19 Nov 98, Art 33ter 3 A16-G1, Art 102, tweede lid 4 A16-X1, Art 10 - A16-X2, Art 30
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 130 / 283
802. Algemeen
a. Recht
Het personeelslid bedoeld in Par 801 heeft op haar verzoek recht op borstvoedingspauzes.
b. Aanrekening
De borstvoedingspauze wordt niet in mindering gebracht van de verloven waarop het
vrouwelijk personeelslid aanspraak kan maken volgens de personeelscategorie waartoe zij
behoort.
c. Bevoegdheid
De borstvoedingspauze is een recht dat wordt toegestaan door de autoriteit met de
bevoegdheid van eenheidscommandant, mits het vrouwelijke personeelslid een geldig attest
of medisch getuigschrift kan voorleggen.
d. Intrekking
De militaire autoriteit kan de borstvoedingspauzes niet intrekken noch schorsen.
803. Begin, intrekking en beëindiging
a. Periode
Behoudens de bepalingen vermeld in dit hoofdstuk, beginnen de borstvoedingspauzes vanaf
de geboorte en eindigen 9 maanden na de datum van geboorte.
Opmerking
De mogelijkheid om het kind te voeden met moedermelk betekent niet dat het
vrouwelijk personeelslid ook kan instaan voor de zorg van het kind tijdens de rest van
de werkdag op de werkplaats.
b. Duur en periodiciteit
Het vrouwelijk personeelslid dat tijdens een werkdag 4 uur of langer werkt heeft die dag
recht op één borstvoedingspauze. Deze pauze (inclusief verplaatsing) mag 30’ duren. Het
vrouwelijk personeelslid dat ten minste 7 hr 30' werkt, heeft die dag recht op twee
borstvoedingspauzes van 30’ of één borstvoedingspauze van 1 uur (inclusief verplaatsing).
De arbeidsuren die in aanmerking worden genomen om te bepalen hoeveel pauzes het
personeelslid per werkdag mag nemen, zijn de uren die op de bedoelde dag effectief worden
gepresteerd. De duur van de pauzes wordt meegerekend voor het vaststellen van de
effectieve prestaties.
Voorbeelden
(1) Voor de dag waarop betrokkene 3 hr 48' werkt, heeft zij geen recht op een pauze
omdat haar arbeidsprestaties lager liggen dan 4 uur.
(2) Voor de dag waarop betrokkene 4 uur werkt, heeft zij recht op één pauze. Zij werkt
dus effectief 3 hr 30'.
(3) Voor de dag waarop betrokkene 6 uur werkt, heeft zij recht op één pauze. Zij werkt
dus effectief 5 hr 30' en neemt één pauze van 30'.
(4) Voor de dag waarop betrokkene 7 hr 36' werkt, heeft zij recht op twee pauzes. Zij
werkt dus effectief 6 hr 36'. Zij kan kiezen of ze één pauze van 1 uur of twee pauzes
van 30' neemt.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 131 / 283
c. Bevoegdheid
Het personeelslid dient in onderling overleg met de autoriteit met bevoegdheid van
eenheidscommandant het moment te bepalen wanneer zij haar borstvoedingspauze wenst te
nemen. Indien geen akkoord wordt bereikt, vallen de borstvoedingspauzes onmiddellijk voor
of na de rustpauzes voorzien in het dienstrooster (break, middagpauze, enz…).
804. Aanvraagprocedure
De borstvoedingspauze, evenals de verlengingen ervan, wordt aangevraagd via het verslag van de
eenheidscommandant.
805. Administratieve bepalingen
a. Stand
Tijdens de borstvoedingspauze bevindt de vrouwelijke militair zich in de stand "werkelijke
dienst"1.
b. Dienstvrijstelling
Het vrouwelijke burgerpersoneel heeft recht op een dienstvrijstelling 2.
c. Termijn
Het vrouwelijk personeelslid zal haar eenheidscommandant twee maanden op voorhand
moeten inlichten, tenzij de laatste akkoord gaat met een kortere termijn. Ook zal zij het
attest moeten leveren dat zij daadwerkelijk borstvoeding geeft. Zij kan daartoe een attest
van een consultatiebureau voor zuigelingen (Kind en Gezin, O.N.E. of Dienst für Kind und
Familie) of een medisch getuigschrift voorleggen. Dit attest dient iedere maand opnieuw
geleverd te worden. Zij zal ook een akkoord moeten bereiken met de eenheidscommandant
of de autoriteit met dezelfde bevoegdheid over de plaats en de ogenblikken waarop de
pauze kan genomen worden.
806. Geldelijke bepaling
De borstvoedingspauze wordt bezoldigd.
807. Sociale bepalingen
a. Militair personeel
De borstvoedingspauze telt als een periode van werkelijke dienst.
b. Burgerpersoneel3
De borstvoedingspauze wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
808. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
Niet van toepassing.
1 A16-Q1, Art 5 G1, Art 187 tot 189 2 KB van 19 Nov 98, Art 33ter, § 1 3 KB van 19 Nov 98, Art 33ter, § 1
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 132 / 283
Hoofdstuk 9 - Vaderschapsverlof
901. Toepassingsgebied
a. Algemeenheden
Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op de militair van het actief kader1 en het
burgerpersoneel2 van Defensie (statutairen, stagiairs, contractueel en onderwijzend
personeel).
b. Kandidaat-militairen
Voor de volgende kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het uitstel van wegens
ernstige of uitzonderlijke omstandigheden persoonlijke aangelegenheden3 van toepassing op
het aanvragen en het toekennen van een vaderschapsverlof:
(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,
om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een
vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de
militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;
(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de
aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te
volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang);
(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens
beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het
gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om
te worden opgenomen als aanvullingsofficier beroepsmilitair of BDL;
(6) de kandidaat-militairen korte termijn BDL;
(7) de kandidaten-hulpofficier.
c. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren
De kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen een
vaderschapsverlof bekomen. Het opnemen van het vaderschapsverlof kan echter leiden tot
de definitieve mislukking van deze kandidaat, indien dit niet toelaat de vorming te
vervolmaken binnen de voorziene termijnen, vermits geen uitstel van de vorming kan worden
toegestaan4.
1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-V1, Art 53quater 2 KB van 19 Nov 98, Art 33 3 A16-K1, Art 5bis G1, Art 95, tweede en derde lid, en Art 102 24, § 6, tweede lid 4 A16-X1, Art 10 - A16-X2, Art 30
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 133 / 283
902. Algemeen
a. Aanvraag
Het personeelslid bekomt op zijn aanvraag een vaderschapsverlof bij het overlijden of de
ziekenhuisopname van de moeder, gedurende de periode van het moederschapsverlof en dit
om de opvang van het kind te verzekeren.
b. De rechthebbende
Het recht op vaderschapsverlof komt toe aan het personeelslid dat of:
(1) de vader is van het kind;
(2) gehuwd is met de moeder;
(3) wettelijk samenwoont met de moeder bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft1
(en niet verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een
huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen);
(4) sinds een onafgebroken periode van drie jaar voorafgaande aan de geboorte op een
permanente en affectieve wijze samenwoont met de moeder bij wie het kind zijn
hoofdverblijfplaats heeft (en niet verbonden door een band van bloedverwantschap die
leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen).
c. Aanrekening
Dit verlof wordt niet in mindering gebracht van de verloven, waarop het personeelslid
aanspraak kan maken volgens de personeelscategorie waartoe hij behoort.
d. Periodes
Het vaderschapsverlof kan naargelang de noodzaak worden opgenomen in verschillende, al
dan niet opeenvolgende periodes. De maximale duur is evenwel beperkt tot het deel van het
moederschapsverlof dat de moeder nog niet heeft opgenomen.
e. Voorwaarden bij een ziekenhuisopname
Bij een ziekenhuisopname van de moeder moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn:
(1) de pasgeborene moet het ziekenhuis verlaten hebben;
(2) de voorziene duur van de ziekenhuisopname van de moeder moet meer dan zeven dagen
bedragen.
f. Bevoegdheid
Het vaderschapsverlof is een recht dat wordt toegestaan door de autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant.
g. Beperking
Slechts één militair heeft recht op het vaderschapsverlof ter gelegenheid van de geboorte
van eenzelfde kind (voorrang volgens de volgorde in Par 902.b. (1) tot (4)2).
903. Begin, intrekking en beëindiging
a. In geval van ziekenhuisopname van de moeder
(1) begint het vaderschapsverlof ten vroegste op de zevende dag na de geboorte van het
kind;
1 Het bewijs van samenwoning en hoofdverblijf wordt geleverd aan de hand van een uittreksel uit het bevolkingsregister. 2 A16-V1, Art 53quater, § 1
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 134 / 283
(2) neemt het vaderschapsverlof een einde op het ogenblik dat de ziekenhuisopname van de
moeder wordt beëindigd en uiterlijk bij het verstrijken van het deel van het
moederschapsverlof dat nog niet door de moeder is opgenomen, zonder dat evenwel de
maximale duur van het moederschapsverlof mag overschreden worden.
b. Intrekking of schorsing
De militaire autoriteit kan het vaderschapsverlof niet intrekken noch schorsen.
904. Aanvraagprocedure
a. Militair personeel
De aanvragen van vaderschapsverlof evenals van de verlengingen ervan worden ingediend via
het verslag van de eenheidscommandant.
b. Burgerpersoneel
De aanvragen van het vaderschapsverlof worden ingediend via de hiërarchische weg aan
HRB-Civ.
c. De volgende documenten worden, naargelang het geval, bij de aanvraag gevoegd:
(1) een overlijdensakte van de moeder;
(2) een medisch getuigschrift met vermelding van de voorziene duur van de
ziekenhuisopname en het feit dat de pasgeborene het ziekenhuis heeft verlaten;
(3) een attest van de werkgever (of andere instelling) van de moeder met vermelding van
het deel van het moederschapsverlof dat nog niet werd opgenomen, of een verklaring op
eer dat de moeder geen beroepsactiviteit uitoefent.
905. Geldelijke bepalingen
a. Militair1 & burgerpersoneel2 (behalve de contractuelen)
Het vaderschapsverlof wordt bezoldigd.
b. Burgerpersoneel (contractuelen)
Tijdens het vaderschapsverlof wordt de uitvoering van het contract geschorst en valt het
personeelslid ten laste van het ziekenfonds.
906. Administratieve en sociale bepalingen
a. Verloffiche
Het vaderschapsverlof wordt ingeschreven op de verloffiche.
b. Militair personeel 3
Het vaderschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van werkelijke dienst.
Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de
halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de
gehele duur van het vaderschapsverlof4.
1 A16-V1, Art 53quater, § 4 2 KB van 19 Nov 98, Art 33, § 4 3 A16-V1, Art 53quater, § 4 4 Deel V, Par 103.b. en 203.b.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 135 / 283
c. Burgerpersoneel 1
Het vaderschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
De vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek wordt automatisch en zonder opzegging
geschorst voor de gehele duur van het vaderschapsverlof.2
907. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 3
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een vaderschapsverlof toegelaten.
1 KB van 19 Nov 98, Art 33, § 4 2 Deel V, Par 103.b. 3 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1-Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 136 / 283
Hoofdstuk 10 - Ouderschapsverlof
1001. Toepassingsgebied
a. Algemeen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1 en het
burgerpersoneel van Defensie2 (statutairen, stagiairs en contractuelen).
b. Kandidaat-militairen
Voor de volgende kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het van vorming
uitstel wegens persoonlijke aangelegenheden ernstige of uitzonderlijke omstandigheden 3
van toepassing op het aanvragen en het toekennen van een ouderschapsverlof:
(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,
om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een
vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de
militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;
(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de
aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te
volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang);
(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens
beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het
gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om
te worden opgenomen als aanvullingsofficier beroepsmilitair of BDL;
(6) de kandidaat-militairen korte termijn BDL;
(7) de kandidaten-hulpofficier.
c. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren
De kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen een
ouderschapsverlof bekomen.
Het opnemen van het ouderschapsverlof kan echter leiden tot de definitieve mislukking van
deze kandidaat indien dit niet toelaat zijn vorming te vervolmaken binnen de voorziene
termijnen, vermits geen uitstel van de vorming kan worden toegestaan4.
1002. Algemeen
a. Aanvraag
Het personeelslid bedoeld in Par 1001 bekomt op zijn aanvraag, een ouderschapsverlof van
ten hoogste drie maanden na de geboorte of de adoptie van een kind.
1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-V1, Art 53 bis 2 Deel I, Par 101.a.(2), KB van 19 Nov 98, Art 34 en Art 35 3 A16-K1, Art 5bis G1, Art95, tweede en derde lid en Art 102 24, § 6, tweede lid 4 A16-X1, Art 10 - A16-X2, Art 30
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 137 / 283
b. Militair personeel
Zowel de moeder als de vader kunnen elk, drie maanden ouderschapsverlof bekomen.
Wanneer de vader en de moeder van het kind militairen van het actief kader zijn, kan het
ouderschapsverlof niet gelijktijdig aan de twee worden toegekend. De aanvrager zal daarom
bij zijn aanvraag een attest voegen, opgesteld door de eenheid van de echtgeno(o)t(e), met
vermelding van de periode van ouderschapsverlof die de echtgeno(o)t(e) eventueel heeft
bekomen.
c. Burgerpersoneel
Zowel de moeder als de vader kunnen elk, zelfs gelijktijdig, drie maanden ouderschapsverlof
bekomen.
Het ouderschapsverlof kan worden gecombineerd met een loopbaanonderbreking voor
ouderschapsverlof: zie deel IV - Hoofdstuk 5, Par 503.c. (1).
(1) Statutairen: Deel IV - Hoofdstuk 5, Par 503.c. (1);
(2) Contractuelen: Deel IV - Hoofdstuk 5, Par 503.c. (2).
d. Opname van het ouderschapsverlof
(1) Militair personeel
(a) Het ouderschapsverlof dient te worden opgenomen binnen de tien jaar die volgen
op de geboorte of de adoptie van het kind.
(b) Per geboorte of adoptie, van een éénmaling of een meerling, kan er één enkel verlof
voor ouderschapsverlof toegestaan worden met een maximum van drie maanden. De
duur wordt, op aanvraag van de militair verminderd tot één of twee maanden.
(2) Burgerpersoneel
(a) Het ouderschapsverlof dient te worden opgenomen voor het kind de leeftijd van
tien jaar bereikt heeft.
(b) Het ouderschapsverlof kan worden gesplitst in maanden en moet opgenomen worden
in volledige dagen.
e. Bevoegdheid
Het ouderschapsverlof is een recht dat wordt toegestaan door autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant.
1003. Begin, intrekking en beëindiging
a. Periode
Behoudens de bepalingen in Par 1002.d. begint en eindigt het ouderschapsverlof op de
tijdstippen die de betrokken personeelslid aanvraagt.
b. Intrekking of schorsing
De militaire autoriteit kan het ouderschapsverlof niet intrekken noch schorsen.
1004. Aanvraagprocedure
a. Militair personeel
De aanvragen van ouderschapsverlof, vergezeld van een ongezegeld uittreksel uit de
geboorteakte of uit een adoptieakte van het kind, worden ingediend via het verslag van de
eenheidscommandant. De korpscommandant kan de aangevraagde periode niet weigeren.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 138 / 283
b. Burgerpersoneel
De aanvragen van het ouderschapsverlof, vergezeld van een ongezegeld uittreksel uit de
geboorteakte of uit een adoptieakte van het kind, worden ingediend via de hiërarchische
weg aan HRB-Civ.
c. Opmerking
De aanvrager van het ouderschapsverlof zal worden ingelicht over het feit dat dit verlof
onbezoldigd is en dat er geen onderbrekingstoelage wordt toegestaan, dit in tegenstelling
tot het verlof voor ouderschapsbescherming (Zie Deel II – Hoofdstuk 11).
1005. Geldelijke bepaling1 2
Het ouderschapsverlof wordt niet bezoldigd en omvat tevens, in tegenstelling tot het verlof voor
ouderschapsbescherming (zie Deel II Hfdst 11) GEEN onderbrekingstoelage.
1006. Administratieve en sociale bepalingen
a. Verloffiche
Het ouderschapsverlof wordt ingeschreven op de verloffiche.
b. Militair personeel3
Het ouderschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van werkelijke dienst. voor de
berekening van:
(1) de anciënniteit in de graad;
(2) het rust- of overlevingspensioen.
Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de
halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de
gehele duur van het ouderschapsverlof.4
c. Burgerpersoneel5
Het ouderschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
De vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek wordt automatisch en zonder opzegging
geschorst voor de gehele duur van het ouderschapsverlof.6
1007. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 7
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een ouderschapsverlof toegelaten.
1 A16-V1, Art 53bis 2 KB van 19 Nov 98, Art 34 3 A16-V1, Art 53bis 4 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 5 KB van 19 Nov 98, Art 34 6 Deel V, Par 103.b. 7 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 139 / 283
Hoofdstuk 11 - Verlof voor ouderschapsbescherming – Militair personeel
1101. Toepassingsgebied
a. Militairen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader in periode van vrede1
maar niet op de kandidaat-militairen.2
b. Burgerpersoneel
Voor het burgerpersoneel van Defensie wordt verwezen naar het Deel IV – Hoofdstuk 5 -
Verlof voor loopbaanonderbreking – Par 503.c. Loopbaanonderbreking voor
ouderschapsverlof.
c. Kandidaat-militairen
Voor de volgende kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het uitstel wegens
wegens persoonlijke aangelegenheden3 van toepassing op het aanvragen en het toekennen van
een verlof voor ouderschapsbescherming:
(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,
om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(3) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de
aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te
volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang);
(4) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens
beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het
gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om
te worden opgenomen als aanvullingsofficier;
(5) de kandidaten-hulpofficier.
d. Kandidaat-militairen korte termijn en Kandidaat-hulpofficieren
De kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen een verlof voor
ouderschapsbescherming bekomen. Het opnemen van het verlof voor
ouderschapsbescherming kan echter leiden tot de definitieve mislukking indien dit niet
toelaat de vorming te vervolmaken binnen de voorziene termijnen, vermits er geen uitstel
van de vorming kan worden toegestaan.
1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-V1, Art 53 quinquies 2 Partie I, Par 101.a.(3), A16-X20, Art 14, A16-G1, Art 95, tweede lid 3 A16-K1, Art 5bis en Art24, § 6, tweede lid
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 140 / 283
1102. Algemeen
a. Beslissende bevoegdheid
Per geboorte of adoptie, van een eenling of een meerling, kan door de MOD en voor zover
het belang van de dienst dit niet in de weg staat er een verlof voor ouderschapsbescherming
toegestaan worden, van maximum vier maanden. Dit verlof kan, op aanvraag van de militair,
per maand opgenomen worden.
b. Opname van het verlof voor ouderschapsbescherming
(1) In geval van een geboorte kan het verlof opgenomen worden tot het kind zijn twaalfde
jaar heeft bereikt.
(2) In geval van een adoptie kan het verlof opgenomen worden vanaf de inschrijving van het
kind als deel uitmakend van het gezin van de militair in het bevolkingsregister of in het
vreemdelingenregister van de gemeente waar de militair zijn verblijfplaats heeft, en
ten laatste tot het kind zijn twaalfde jaar heeft bereikt.
(3) Wanneer het kind voor ten minste 66% getroffen is door een lichamelijke of
geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft, die tot gevolg heeft dat ten minste
4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de
regelgeving betreffende de kinderbijslag, kan het verlof opgenomen worden tot het
kind de leeftijd van eenentwintig jaar heeft bereikt.
1103. Begin en beëindiging
a. Periode
Het verlof voor ouderschapsbescherming begint en eindigt op de tijdstippen die het
betrokken personeelslid aanvraagt. Deze aanvraag moet minstens een maand voor de
aanvangsdatum worden ingediend.
b. Voorwaarden
Het verlof voor ouderschapsbescherming begint op de gevraagde aanvangsdatum, indien
tegelijk:
(1) het akkoord van de MOD uitblijft op de gevraagde aanvangsdatum;
(2) de aanvraag tijdig werd ingediend;
(3) geen ongunstig advies ter kennis werd gebracht van betrokkene vóór de gevraagde
aanvangsdatum.
c. Intrekking of schorsing
De militaire autoriteit kan het verlof voor ouderschapsbescherming niet intrekken noch
schorsen.
1104. Aanvraagprocedure 1
a. Aanvraag
De militair die een verlof voor ouderschapsbescherming wenst te bekomen, dient ten minste
één maand voor de gewenste aanvangsdatum hiertoe via het verslag van de
eenheidscommandant, per Mod B een aanvraag in bij de autoriteit met de bevoegdheid van
korpscommandant. Dit Mod B zal de gewenste aanvangsdatum en duur van het verlof
vermelden.
1 A16-V3, Art 1
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 141 / 283
b. De aanvraag vermeldt de wijze van opname:
(1) ofwel een keer vier kalendermaanden voor het kind zijn twaalfde of eenentwintigste
jaar heeft bereikt;
(2) ofwel maximum tot vier keer een kalendermaand voor het kind zijn twaalfde jaar of
eenentwintigste heeft bereikt.
c. Bij de aanvraag voegt hij:
(1) wanneer de aanvraag wordt ingediend voor de geboorte van het kind, een medisch
getuigschrift waaruit de vermoedelijke datum van de bevalling blijkt;
(2) wanneer de aanvraag wordt ingediend na de geboorte van het kind, een geboorteakte en
indien het verlof wordt aangevraagd nadat het kind de leeftijd van 12 jaar heeft
bereikt, een medisch getuigschrift waaruit de lichamelijke ongeschiktheid van het kind
blijkt;
(3) wanneer de aanvraag wordt ingediend bij de adoptie van een kind, een officieel attest
van adoptie, van plaatsing met het oog op adoptie door een rechter of van instelling van
een adoptieprocedure, alsook een attest dat bevestigt dat het kind als gezinslid
ingeschreven is in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de
gemeente waar het militaire personeelslid zijn verblijfplaats heeft.
d. Bevoegdheid
De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant maakt de aanvraag over aan
HRB, vergezeld van zijn advies. Enkel omwille van dienstredenen kan een ongunstig advies
worden uitgebracht.
e. Advies van de directeur-generaal HR
De directeur-generaal HR maakt de aanvraag vergezeld van zijn advies, over aan de MOD.
f. Ongunstig advies
Elk ongunstig advies moet worden gemotiveerd en ter kennis gebracht van betrokkene.
Binnen de vijf werkdagen volgend op de kennisgeving van het eerste ongunstig advies, kan hij
een verweerschrift bijvoegen.
g. Opmerking
Bij het uitblijven van het akkoord van de MOD op de gevraagde aanvangsdatum, vangt het
verlof aan op deze datum, indien de aanvraag tijdig werd ingediend en indien geen ongunstig
advies ter kennis werd gebracht van betrokkene voor de gevraagde aanvangsdatum.
1105. Betekening van de beslissing
a. Het verlof vangt aan op de gevraagde datum indien:
(1) het militaire personeelslid de aanvraag tijdig heeft ingediend;
(2) de korpscommandant geen ongunstig advies heeft uitgebracht;
(3) de MOD niet heeft geweigerd.
b. Aanvraag niet tijdig of ongunstig advies
Indien het militaire personeelslid de aanvraag niet tijdig heeft ingediend of er een ongunstig
advies werd uitgebracht, vangt het verlof pas aan na de goedkeuring door de MOD.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 142 / 283
1106. Geldelijke bepalingen 1
a. Algemeen pricipe
Het verlof voor ouderschapsbescherming is niet bezoldigd.
b. Onderbrekingstoelage
Het militaire personeelslid met verlof voor ouderschapsbescherming ontvangt niettemin een
geïndexeerde onderbrekingstoelage, waarvan het bedrag en de toekenningsvoorwaarden
identiek zijn aan deze voorzien voor het personeel van de federale overheidsdienst2.
De vierde maand verlof voor ouderschapsbescherming opent slechts een recht op een
onderbrekingstoelage in hoofde van de militair die deze vierde maand opneemt voor kinderen
geboren of geadopteerd vanaf 08 Mar 12.
1107. Administratieve en sociale bepalingen
a. Verloffiche
Het verlof voor ouderschapsbescherming wordt ingeschreven op het aantekenblad der
verloven.
b. Werkelijke dienst
Het verlof voor ouderschapsbescherming wordt gelijkgesteld met een periode van
werkelijke dienst3. voor de berekening van:
(1) de anciënniteit in de graad;
(2) het rust- of overlevingspensioen.
c. Vierdagenweek en halftijdse vervroegde uitstap
Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de
halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de
gehele duur van het verlof voor ouderschapsbescherming.4
1108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 5
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een verlof voor ouderschapsbescherming toegelaten.
1 A16-V1, Art 53quinquies, § 3 2 KB van 19 Nov 98, Art 35, § 2 3 A16-V1, Art 53quinquies 4 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 5 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 143 / 283
Hoofdstuk 12 - Opvangverlof
1201. Toepassingsgebied
a. Algemeen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1 en het
burgerpersoneel2 van Defensie (statutairen, stagiairs, contractueel en onderwijzend
personeel).
b. Kandidaat-militairen
Voor de volgende kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het uitstel van
vorming wegens persoonlijke aangelegenheden ernstige of uitzonderlijke omstandigheden3
van toepassing op het aanvragen en het toekennen van een opvangverlof:
(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,
om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een
vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de
militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;
(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de
aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te
volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang);
(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens
beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het
gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om
te worden opgenomen als als aanvullingsberoepsofficier of BDL.
(6) de kandidaat-militairen BDL;
(7) de kandidaten-hulpofficier.
c. Vrijwillige of automatische disponibiliteit
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de militairen in de regeling van vrijwillige of
automatische disponibiliteit.
d. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren
De kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen een opvangverlof
bekomen. Het opnemen van het opvangverlof kan echter leiden tot de definitieve mislukking
van deze kandidaat indien dit niet toelaat de vorming te vervolmaken binnen de voorziene
termijnen, vermits geen uitstel van de vorming kan worden toegestaan4.
1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-V1, Art 53ter, § 2. 2 Deel I, Par 101.a.(2), KB van 19 Nov 98, Art 36 en Art 37 3 A16-K1, Art 5bis 24, § 6, tweede lid G1, Art 95, tweede en derde lid en Art 102 4 A16-X1, Art 10 – A16-X2, Art 30
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 144 / 283
e. Mobilisatie en in periode van oorlog
Dit hoofdstuk is niet van toepassing voor de militairen van het actief kader in geval van
mobilisatie en in periode van oorlog1.
1202. Algemeen
a. De militair
De militair bedoeld in Par 1201 bekomt, op zijn aanvraag, een opvangverlof wanneer hij de
pleegvoogdij opneemt van een minderjarig kind of een minderjarige opneemt in zijn gezin als
gevolg van een rechterlijke beslissing tot plaatsing in een opvanggezin.
b. Het burgerpersoneelslid
Het burgerpersoneelslid bedoeld in Par 1201 bekomt, op zijn aanvraag, een opvangverlof
wanneer hij de pleegvoogdij opneemt van een kind beneden de tien jaar of een minderjarige
opneemt in zijn gezin als gevolg een rechterlijke beslissing tot plaatsing in een opvanggezin.
c. Het verlof
Het verlof bedraagt ten hoogste zes weken wanneer het opgenomen kind de leeftijd van drie
jaar nog niet heeft bereikt of ten hoogste vier weken wanneer het opgenomen kind de
leeftijd van drie jaar reeds heeft bereikt.
d. Verdubbeling van de duur van het verlof
Deze maximum duur wordt verdubbeld, wanneer het opgenomen kind getroffen is door een
lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een aandoening heeft die
tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medische-
sociale schaal, overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag.
e. Rijksambtenaren
Indien beide partners rijksambtenaren zijn, kunnen ze beiden van het opvangverlof genieten.
1203. Begin, intrekking en beëindiging
a. Begin
Het opvangverlof vangt aan op de dag dat het kind in het gezin wordt opgenomen.
b. Opsplitsing
Het opvangverlof kan niet worden gesplist.
c. Weigering
De periode aangevraagd door betrokkene kan door de korpscommandant niet worden
geweigerd.
d. Intrekking of schorsing
De militaire autoriteit kan het opvangverlof niet intrekken noch schorsen.
e. Mobilisatie of periode van oorlog
Voor de militairen eindigt het opvangverlof automatisch, zonder opzegging, in geval van
mobilisatie of in periode van oorlog.
1 A16-V1, Art 53ter, § 2
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 145 / 283
1204. Aanvraagprocedure
a. Militair personeel
(1) De aanvragen voor opvangverlof worden ingediend via het verslag van de
eenheidscommandant ten minste één maand voor de aanvang van het verlof, tenzij de
overheid op verzoek van betrokkene een kortere termijn aanvaardt.
(2) De aanvraag bevat de nodige bewijsstukken ter staving:
(a) in geval van een rechterlijke beslissing tot plaatsing, een officieel attest van
plaatsing door een rechter;
(b) een attest dat bevestigt dat het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister
ingeschreven is.
(3) Het opvangverlof is een recht dat wordt toegestaan door de autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant.
b. Burgerpersoneel
(1) De aanvragen (in Bijl F), in twee exemplaren, worden ingediend via de hiërarchische weg
aan HRB-Civ.
(2) Een exemplaar wordt aan de dienstchef van het betrokken personeelslid teruggestuurd
met de vermelding van de beslissing HRB-Civ. De dienstchef deelt deze beslissing mee
aan het betrokken personeelslid.
(3) Het opvangverlof is een recht dat wordt toegestaan door de secretaris-generaal, in de
praktijk is dit door HRB-Civ.
1205. Geldelijke bepaling 1
Het opvangverlof wordt bezoldigd.
1206. Administratieve en sociale bepalingen
a. Verloffiche
Het opvangverlof wordt ingeschreven op de verloffiche.
b. Militair personeel2
Het opvangverlof wordt gelijkgesteld met een periode van werkelijke dienst.
Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de
halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de
gehele duur van het opvangverlof.3
c. Burgerpersoneel4 2
Het opvangverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
De vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek wordt automatisch en zonder opzegging
geschorst voor de gehele duur van het opvangverlof.5
1 A16-V1, Art 53ter, § 1 3 2 KB van 19 Nov 98, Art 37 A16-V1, Art 53ter, § 3 3 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 4 KB van 19 Nov 98, Art 37 5 Deel V, Par 103.b.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 146 / 283
1207. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 1
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een opvangverlof toegelaten.
1 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 147 / 283
Hoofdstuk 13 - Adoptieverlof
1301. Toepassingsgebied
a. Algemeen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1 en het
burgerpersoneel2 van Defensie (statutairen, stagiairs, contractueel en onderwijzend
personeel.
b. Kandidaat-militairen
Voor de volgende kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het van vorming
uitstel wegens persoonlijke aangelegenheden ernstige of uitzonderlijke omstandigheden3 van
toepassing op het aanvragen en het toekennen van een adoptieverlof:
(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,
om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een
vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de
militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;
(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de
aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te
volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang);
(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens
beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het
gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om
te worden opgenomen als als aanvullingsberoepsofficier of BDL.
(6) de kandidaat-militairen BDL;
(7) de kandidaten-hulpofficier.
c. Vrijwillige of automatische disponibiliteit
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de militairen in de regeling van vrijwillige of
automatische disponibiliteit.
d. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren
De kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen een adoptieverlof
bekomen. Het opnemen van het adoptieverlof kan echter leiden tot de definitieve mislukking
van deze kandidaat indien dit niet toelaat de vorming te vervolmaken binnen de voorziene
termijnen, vermits geen uitstel van de vorming kan worden toegestaan4.
1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-V1, Art 53ter, § 1. 2 Deel I, Par 101.a.(2), KB van 19 Nov 98, Art 36 en 37 3 A16-K1, Art 5bis G1, Art95, tweede en derde lid, en Art 102 24, § 6, tweede lid 4 A16-X1, Art 10 - A16-X2, Art 30
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 148 / 283
e. Mobilisatie en periode van oorlog
Dit hoofdstuk is niet van toepassing voor de militairen van het actief kader in geval van
mobilisatie en in periode van oorlog1.
1302. Algemeen
a. Adoptie minderjarig kind
De militair bedoeld in Par 1301 bekomt, op zijn aanvraag, een adoptieverlof wanneer hij een
minderjarig kind adopteert.
b. Adoptie kind beneden de tien jaar
Het burgerpersoneelslid bedoeld in Par 1301 bekomt, op zijn aanvraag, een adoptieverlof
wanneer hij een kind beneden de tien jaar adopteert.
c. Duur
Het verlof bedraagt ten hoogste zes weken.
d. Lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid
Deze maximum duur van het adoptieverlof wordt verdubbeld wanneer het geadopteerde kind
getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een
aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1
van de medisch-sociale schaal, overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag.
e. Meerdere kinderen
In geval van adoptie van meerdere kinderen wordt het verlof toegekend voor elk kind.
f. Rijksambtenaren
Indien beide partners rijksambtenaren zijn, kunnen ze beiden van het adoptieverlof
genieten.
1303. Begin, intrekking en beëindiging
a. Begin
Het adoptieverlof kan op vraag van het personeelslid al worden opgenomen tot drie weken
voor het kind effectief geadopteerd wordt.
b. Opsplitsing
Het adoptieverlof kan gesplitst worden in weken.
c. Geldigheidsperiode voor de militairen
Bepaling enkel toepasselijk op het militair personeel. Dit verlof dient genomen te worden
binnen het jaar na de opname van het kind.
d. Geldigheidsperiode voor het burgerpersoneel
Bepaling enkel toepasselijk op het burgerpersoneel. Het verlof dient genomen te worden
binnen de 4 maanden na de opname van het kind.
e. Weigering
De periode aangevraagd door betrokkene kan door de korpscommandant niet worden
geweigerd.
1 A16-V1, Art 53ter, § 2
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 149 / 283
f. Intrekking of schorsing
De militaire autoriteit kan het adoptieverlof niet intrekken noch schorsen.
g. Mobilisatie of in periode van oorlog
Voor de militairen eindigt het adoptieverlof automatisch, zonder opzegging, in geval van
mobilisatie of in periode van oorlog.
1304. Aanvraagprocedure
a. Militair personeel
(1) De aanvragen voor adoptieverlof worden ingediend via het verslag van de
eenheidscommandant ten minste één maand voor de aanvang van het verlof, tenzij de
overheid op verzoek van betrokkene een kortere termijn aanvaardt.
(2) De aanvraag zal de volgende bewijsstukken bevatten:
(a) een attest uitgereikt door de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap
waarin de toewijzing van het kind aan de militair wordt bevestigd, indien de militair
het verlof van ten hoogste drie weken wenst te verkrijgen vooraleer het kind
geadopteerd wordt.
(b) een attest dat de inschrijving van het kind in het bevolkings- of
vreemdelingenregister bevestigt om het verlof of het resterende verlof te kunnen
opnemen.
(3) Het adoptieverlof is een recht dat wordt toegestaan door de autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant.
b. Burgerpersoneel
(1) De aanvragen (in Bijl F), in twee exemplaren, worden ingediend via de hiërarchische weg
aan HRB-Civ.
(2) Een exemplaar wordt aan de dienstchef van het betrokken personeelslid teruggestuurd
met de vermelding van de beslissing HRB-Civ. De dienstchef deelt deze beslissing mee
aan het betrokken personeelslid.
(3) De aanvraag zal de volgende bewijsstukken bevatten:
(a) een officieel attest, afgeleverd door de bevoegde centrale autoriteit van de
Gemeenschap, waarin de toewijzing van het kind aan het burgerpersoneelslid wordt
bevestigd, om een adoptieverlof te bekomen tot drie weken voor het kind effectief
geadopteerd wordt;
(b) een attest dat bevestigt dat het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister
van een gemeente ingeschreven is om het resterende adoptieverlof te kunnen
opnemen.
(4) Het adoptieverlof is een recht dat wordt toegestaan door de secretaris-generaal, in de
praktijk is dit door HRB-Civ.
1305. Geldelijke bepaling 1
Het adoptieverlof wordt bezoldigd.
1 A16-V1, Art 53ter, § 1 3
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 150 / 283
1306. Administratieve en sociale bepalingen
a. Verloffiche
Het adoptieverlof wordt ingeschreven op de verloffiche.
b. Militair personeel1
Het adoptieverlof wordt gelijkgesteld met een periode van werkelijke dienst.
Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de
halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de
gehele duur van het adoptieverlof.2
c. Burgerpersoneel3
Het adoptieverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
De vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek wordt automatisch en zonder opzegging
geschorst voor de gehele duur van het adoptieverlof.4
1307. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 5
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een adoptieverlof toegelaten.
1 A16-V1, Art 53ter, § 3 2 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 3 KB van 19 Nov 98, Art 37 4 Deel V, Par 103.b. 5 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 151 / 283
Hoofdstuk 14 - Verlof voor de verzorging van een zwaar zieke verwant – Militair
personeel
1401. Toepassingsgebied
a. Militairen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader in periode van vrede1.
b. Burgerpersoneel
Voor het burgerpersoneel van Defensie wordt verwezen naar het Deel IV - Hoofdstuk 5 -
Verlof voor loopbaanonderbreking - Par 503.b. Loopbaanonderbreking voor het verstrekken
van verzorging van een lid van het gezin of een familielid tot de tweede graad.
c. Kandidaat-militairen
Voor de kandidaat-militairen2 zijn de bepalingen betreffende het uitstel van afleggen van
proeven of examens of het volgen of volbrengen van bepaalde basisvormingsgedeelten van
toepassing op het aanvragen en het toekennen van een verlof voor de verzorging van een
zwaar zieke verwant3:
Voor de volgende kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het uitstel wegens
persoonlijke aangelegenheden4 van toepassing op het aanvragen en het toekennen van een
verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant:
(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,
om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een
vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de
militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;
(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de
aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te
volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang);
(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens
beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het
gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om
te worden opgenomen als als aanvullingsberoepsofficier of BDL.
(6) de kandidaat-militairen BDL;
(7) de kandidaten-hulpofficier.
1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-V1, Art 54bis 2 Deel I, Par 101.a.(3), 3 A16-K1, Art 24, § 6, eerste lid G1, Art 102 eerste lid – A16-K4, Art 45 – A16-K20, Art 1, § 4 3, 3° 4 A16-K1, Art 5bis G1, Art 95, eerste lid, en Art 102 24, § 6, tweede lid
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 152 / 283
d. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren
De kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen een verlof voor de
verzorging van een zwaar ziek verwant bekomen. Het opnemen van het verlof voor de
verzorging van een zwaar ziek verwant kan echter leiden tot de definitieve mislukking van de
kandidaat, indien dit niet toelaat de vorming te vervolmaken binnen de voorziene termijnen,
vermits geen uitstel kan worden toegestaan.
1402. Algemeen
a. Bevoegdheid
Het verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant kan door de MOD worden
toegestaan, voor zover het belang van de dienst dit niet in de weg staat, aan het militaire
personeelslid dat erom vraagt, om hem toe te laten verzorging te verlenen aan een verwant
die aan een zware ziekte lijdt.
b. Definities
(1) Verwant:
(a) een gezinslid van de militair, dat wil zeggen elke persoon die samenwoont met deze;
(b) een familielid van de militair of van zijn of haar echtgeno(o)t(e) of samenwonende,
evenals de ascendenten en de descendenten als de collateralen, tot de tweede
graad.
(2) Zware ziekte:
elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt
beschouwd, met uitzondering van een ongeneeslijke ziekte in terminale fase, en waarbij
de arts oordeelt dat elke vorm van verzorging of van sociale, familiale of morele
bijstand noodzakelijk is voor het herstel.
c. Periode
Het verlof kan opgenomen worden per periodes van minimum één maand en maximum drie
maanden, aaneensluitend of niet, en hernieuwbaar tot twaalf maanden per verwant lijdend
aan een zware ziekte en tot zesendertig maanden tijdens de loopbaan van de militair.
1403. Aanvang en beëindiging van een verlof voor de verzorging van een zwaar
zieke verwant1
a. Termijnen
Het verlof voor de verzorging van een zwaar zieke verwant begint en eindigt op de
tijdstippen die het betrokken personeelslid aanvraagt. Deze aanvraag moet minstens zeven
werkdagen voor de aanvangsdatum worden ingediend.
b. Uitzonderingen
In de volgende gevallen begint een verlof voor de verzorging van een zwaar zieke verwant
niet op het tijdstip zoals door het betrokken personeelslid aangevraagd:
(1) de korpscommandant geeft een ongunstig advies en de MOD heeft niet beslist voor de
aangevraagde datum;
(2) de aanvraag werd niet tijdig ingediend en de MOD heeft niet tijdig beslist.
1 A16-V3, Art 2, eerste lid
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 153 / 283
c. Intrekking
De militaire autoriteit kan het verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant niet
intrekken noch schorsen.
d. Vervroegde beëindiging
Het militaire personeelslid kan een reeds aangevangen verlof voor verzorging op elk ogenblik
beëindigen.
1404. Aanvraagprocedures
a. Mod B
Het militaire personeelslid dat een verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant
wenst te bekomen, dient ten minste zeven werkdagen voor de gewenste aanvangsdatum via
het verslag van de eenheidscommandant, per Mod B een aanvraag in bij de autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant. Dit Mod B zal de gewenste aanvangdatum en de duur van
het verlof vermelden.
b. Attest van de behandelende geneesheer
Bij de aanvraag voegt hij het attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de
verwant die aan een zware ziekte lijdt, waaruit blijkt dat de betrokken militair bereid is
bijstand of verzorging te verlenen aan deze verwant.
c. Bevoegdheden
De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant maakt de aanvraag, inclusief de
bijlage(n), vergezeld van zijn advies per fax rechtstreeks over aan HRB die de aanvraag
overmaakt aan de MOD. Deze fax dient de vermelding DRINGEND te dragen.
d. Ongunstig advies
Elk ongunstig advies moet worden gemotiveerd en ter kennis gebracht van betrokkene.
Binnen de drie werkdagen volgend op de kennisgeving van het eerste ongunstig advies, kan
hij een verweerschrift bijvoegen. Enkel omwille van dienstredenen kan een negatief advies
worden uitgebracht.
1405. Betekening van de beslissing
a. Tijdig ingediende aanvraag en geen ongunstig advies
Indien het militaire personeelslid de aanvraag tijdig heeft ingediend, er geen ongunstig
advies werd uitgebracht en de MOD niet weigert, vangt het verlof aan op de gevraagde
datum.
b. Niet tijdig ingediende aanvraag of ongunstig advies
Indien het militaire personeelslid de aanvraag niet tijdig heeft ingediend of er een ongunstig
advies werd uitgebracht, vangt het verlof pas aan na de goedkeuring door de MOD.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 154 / 283
1406. Geldelijke bepalingen1
a. Niet bezoldigd
Het verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant wordt niet bezoldigd.
b. Onderbrekingstoelage
Het militaire personeelslid met verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant ontvangt
niettemin een geïndexeerde onderbrekingstoelage, waarvan het bedrag en de
toekenningsvoorwaarden identiek zijn aan deze voorzien voor het personeel van de federale
overheidsdiensten2.
1407. Adminstratieve en sociale bepalingen
a. Aantekenblad der verloven
Het verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant wordt ingeschreven op het
aantekenblad der verloven.
b. Periode van werkelijke dienst3
Het verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant wordt gelijkgesteld met een periode
van werkelijke dienst. voor de berekening van:
(1) de anciënniteit in de graad;
(2) het rust- of overlevingspensioen.
c. Vierdagenweek en halftijdse vervroegde uitstap
Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de
halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de
gehele duur van het verlof voor de verzorging van een zwaar zieke verwant.4
1408. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit5
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant toegelaten.
1 A16-V1, Art 54bis 2 KB van 19 Nov 98, Art 35, § 2 3 A16- Q1, Art 5 G1, Art 187 tot 189 4 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 5 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 155 / 283
Hoofdstuk 15 - Palliatief verlof – Militair personeel
1501. Toepassingsgebied
a. Militairen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader in periode van vrede1.
b. Burgerpersoneel
Voor het burgerpersoneel van Defensie wordt verwezen naar het Deel IV - Hoofdstuk 5 -
Verlof voor loopbaanonderbreking - Par 503. a. Loopbaanonderbreking teneinde palliatieve
zorgen te verstrekken.
c. Kandidaat-militairen
Voor de kandidaat-militairen2 zijn de bepalingen betreffende het uitstel van afleggen van
proeven of examens of het volgen of volbrengen van bepaalde basisvormingsgedeelten van
toepassing op het aanvragen en het toekennen van een palliatief verlof3:
Voor de volgende kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het van vorming
uitstel4wegens persoonlijke aangelegenheden van toepassing op het aanvragen en het
toekennen van een palliatiefverlof:
(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,
om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een
vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de
militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;
(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de
aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te
volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang);
(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens
beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het
gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om
te worden opgenomen als als aanvullingsberoepsofficier of BDL.
(6) de kandidaat-militairen BDL;
(7) de kandidaten-hulpofficier.
1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-V1, Art 55 2 Deel I, Par 101.a.(3), 3 A16-K1, Art 24, § 6, eerste lid G1, Art 102 eerste lid – A16-K4, Art 45 – A16-K20, Art 1, § 4 3, 3° 4 A16-K1, Art 5bis G1, Art 95, eerste lid, en Art 102 24, § 6, tweede lid
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 156 / 283
d. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren
De kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen een palliatief
verlof bekomen. Het opnemen van het palliatief verlof kan echter leiden tot de definitieve
mislukking van deze kandidaat indien dit niet toelaat de vorming te vervolmaken binnen de
voorziene termijnen, vermits geen uitstel van de vorming kan worden toegestaan.1 .
e. Periode van oorlog
Dit hoofdstuk is niet van toepassing in periode van oorlog2.
1502. Algemeen
a. Definitie
Onder palliatieve zorg wordt verstaan elke vorm van bijstand en vooral medische, sociale,
administratieve, psychologische bijstand en verzorging van een persoon die lijdt aan een
ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevindt.
b. Bevoegdheid
Het palliatief verlof is een recht dat wordt toegestaan door de autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant.
c. Band met de zieke
De zieke hoeft geen bloedverwant te zijn van de militair en hoeft ook niet buiten het
ziekenhuis verpleegd te worden.
d. Periode
Een verlof wegens palliatieve zorg wordt toegestaan voor een periode van maximum één
maand, verlengbaar met maximum één maand.
e. Duur
Behoudens uitzonderlijke redenen waarover de MOD oordeelt, mag de duur van alle
palliatieve verloven tijdens de loopbaan van een militair een totaal van zes maanden niet
overschrijden.
1503. Aanvang en beëindiging van een palliatief verlof
a. Aangevraagde periode
De periode aangevraagd door betrokkene kan door de autoriteit met de bevoegdheid van
korpscommandant niet worden geweigerd.
b. Aanvang
De palliatieve verloven beginnen en eindigen op de tijdstippen die werden aangevraagd door
de betrokken militair.
c. Intrekking of schorsing
De militaire autoriteit kan het palliatief verlof niet intrekken noch schorsen.
d. Vervroegde beëindiging
De militair kan een reeds aangevangen palliatief verlof op elk ogenblik beëindigen.
1 A16-X1, Art 10 - A16-X2, Art 30 2 A16-V1, Art 53ter, § 2 Art 55
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 157 / 283
1504. Aanvraagprocedures
a. Normale procedure
De militair die een palliatief verlof of een verlenging ervan wenst te bekomen, dient hiertoe
via het verslag van de eenheidscommandant een aanvraag in bij de autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant. Hij voegt bij zijn aanvraag een getuigschrift, afgeleverd
door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve verzorging behoeft, waaruit
blijkt dat de militair zich bereid verklaard heeft deze palliatieve verzorging te verlenen. De
identiteit van de patiënt wordt hierbij niet vermeld.
b. Uitzonderlijke procedure
De militair die een palliatief verlof of een verlenging ervan wenst te bekomen, waardoor de
duur van alle palliatieve verloven tijdens zijn loopbaan een totaal van zes maanden zal
overschrijden, dient hiertoe per Mod B een aanvraag in bij HRB. Hij voegt bij zijn aanvraag
het getuigschrift vermeld in Par 1504.a.
1505. Geldelijke bepalingen1
a. Niet bezoldigd
Het palliatief verlof wordt niet bezoldigd.
b. Onderbrekingstoelage
Het militaire personeelslid met palliatief verlof ontvangt niettemin een geïndexeerde
onderbrekingstoelage, waarvan het bedrag en de toekenningsvoorwaarden identiek zijn aan
deze voorzien voor het personeel van de federale overheidsdiensten2.
1506. Administratieve en sociale bepalingen3
a. Verloffiche
Het palliatief verlof wordt ingeschreven op de verloffiche.
b. Periode van werkelijke dienst
Het palliatief verlof wordt gelijkgesteld met een periode van werkelijke dienst. voor de
berekening van:
(1) de anciënniteit in de graad;
(2) het rust- of overlevingspensioen.
c. Vierdagenweek en halftijdse vervroegde uitstap
Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de
halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de
gehele duur van het palliatief verlof.4
1507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit5
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een palliatief verlof toegelaten.
1 BIP A-083-3, Art 3, § 3ter bis, A16-V1, Art 55 2 KB van 19 Nov 98, Art 35, § 2 3 A16-V1, Art 55 4 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 5 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 158 / 283
Hoofdstuk 16 - Verlof om dwingende redenen - Burgerpersoneel
1601. Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op het burgerpersoneel van Defensie.
a. Verlof om dwingende redenen van familiaal belang1
Enkel van toepassing op de statutairen en stagiairs.
b. Verlof om dwingende reden 2
Enkel van toepassing op de contractuelen.
1602. Algemeen
a. Verlof om dwingende redenen van familiaal belang
(1) Jaarlijks aantal dagen verlof dat kan genoten worden:
(a) vijftien werkdagen, te nemen per volledige dag of per halve dag;
(b) dertig werkdagen die enkel worden toegekend in de volgende gevallen:
(i) bij hospitalisatie van een met de ambtenaar samenwonende persoon of van
een bloed of aanverwant in de eerste graad die niet met de ambtenaar onder
hetzelfde dak woont;
(ii) opvang tijdens de schoolvakanties van één of meerdere kinderen die de
leeftijd van 15 jaar niet bereikt hebben.
(2) De maximumduur van het verlof om dwingende redenen van familiaal belang wordt in
evenredig mate verminderd:
(a) in het geval dat het personeelslid deeltijdse prestaties verricht;
(b) volgens de datum van indiensttreding of van de definitieve ambtsneerlegging in de
loop van het jaar;
(c) als het personeelslid één van de volgende verloven geniet of genoten heeft in
hetzelfde kalenderjaar:
(i) verlof om zich kandidaat te stellen voor de verkiezingen van de federale
wetgevende kamers, van de Gewest- en Gemeenschapsraden, van de
provincieraden, van de gemeenteraden en de Europese vergaderingen;
(ii) verlof voor een stage of een proefperiode in een andere betrekking van een
overheidsdienst of van het gesubsidieerd onderwijs;
(iii) de halftijds vervroegde uittreding;
(iv) de vrijwillige vierdagenweek;
(v) verlof voor opdracht;
(vi) verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan;
(vii) de afwezigheden waarbij de ambtenaar in de administratieve stand van non-
activiteit of disponibiliteit is geplaatst;
Indien het aldus berekende aantal vakantiedagen geen geheel getal vormt, wordt
het afgerond naarde onmiddellijke hogere eenheid.
1 KB van 19 Nov 98, Art 38 tot Art 40 2 KB van 11 Okt 91
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 159 / 283
(3) De dagen verlof om dwingende redenen van familiaal belang, die samenvallen met een
ziekteverlof worden niet als ziekteverlofdagen beschouwd. Het verlof wegens ziekte
wordt tijdelijk onderbroken tijdens het verlof om dwingende redenen van familiaal
belang.
b. Verlof om dwingende reden
(1) De duur van de afwezigheden mag tien arbeidsdagen per kalenderjaar niet
overschrijden. Voor een deeltijds tewerkgestelde personeelslid, wordt de duur van het
verlof om dwingende redenen herleid in verhouding tot de duur van zijn
arbeidsprestaties.
(2) Onder dwingende reden moet worden verstaan elke niet te voorziene, los van het werk
staande gebeurtenis die de dringende en noodzakelijke tussenkomst van het
personeelslid vereist en dit voor zover de uitvoering van de arbeidsovereenkomst deze
tussenkomst onmogelijk maakt.
Zijn in het bijzonder gebeurtenissen voor dewelke het personeelslid het recht heeft om
van het werk afwezig te zijn:
(a) Ziekte, ongeval of hospitalisatie overkomen aan:
(i) een met het personeelslid onder hetzelfde dak wonende personen zoals:
de echtgeno(o)t(e) of de persoon, die met hem (haar) samenwoont;
een ascendent, een descendent evenals een adoptie- of pleegkind, een tante
of oom van het personeelslid, van zijn (haar) echtgeno(o)t(e) of van de
persoon die met hem (haar) samenwoont;
(ii) een aan- of bloedverwant in de eerste graad die niet met het personeelslid
onder hetzelfde dak woont, zoals een ouder, een schoonouder, een kind of
schoonkind van de werknemer.
(b) Ernstige materiële beschadiging aan de bezittingen van het personeelslid, zoals
schade aan de woning door een brand of een natuurramp.
(c) Het bevel tot verschijning in persoon in een rechtszitting wanneer het
personeelslid partij is in het geding.
(d) Andere gebeurtenissen vastgesteld in onderling akkoord tussen de werkgever en
het personeelslid die als dwingende reden moeten beschouwd worden.
(3) Het personeelslid heeft het recht van het werk afwezig te zijn gedurende de tijd die
nodig is om het hoofd te bieden aan de gevolgen die voortvloeien uit de gebeurtenissen
bedoeld in Par. 1602.b.(2).
(4) Het personeelslid die om dwingende reden afwezig is, is ertoe gehouden de werkgever
vooraf te verwittigen. Indien dit niet mogelijk is, moet hij de werkgever zo spoedig
mogelijk verwittigen.
(5) Het personeelslid moet het recht om afwezig te zijn wegens dwingende redenen
gebruiken voor het doel waarvoor het is toegestaan.
c. Opmerkingen
(1) Voor de graden van verwantschap wordt verwezen naar bijlage A.
(2) De omschrijving van het begrip “samenwonende” met echtgeno(o)t(e) gelijkgesteld1
1 Burgerlijk Wetboek, Art 1475, § 1
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 160 / 283
(a) De wettelijk samenwonende: zie deel I Par 101.c.(1)(a).
Dit is de persoon met wie het personeelslid een verklaring van wettelijke
samenwoning heeft afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de
gemeenschappelijke woonplaats. Het bewijs van wettelijke samenwoning wordt
geleverd aan de hand van een uittreksel uit de bevolkingsregisters of een
getuigschrift opgesteld aan de hand van de registers.
(b) De feitelijk samenwonende: zie deel I Par 101.c.(1)(b).
Dit is iedere persoon die geen bloed- of aanverwant is tot in de derde graad,
waarmee het personeelslid onder hetzelfde dak woont en een gemeenschappelijk
huishouden vormt. Samenwonen betekent dat de partners op hetzelfde adres
ingeschreven zijn of officiële documenten kunnen voorleggen die bewijzen dat zij
samenwonen.
1603. Aanvraagprocedures
a. Verlof om dwingende redenen van familiaal belang
(1) De aanvragen worden schriftelijk en via de hiërarchische weg overgemaakt aan HRB-Civ
met behulp van het aanvraagformulier in bijlage G – 1/2.
(2) De personeelsleden worden verzocht de aanvragen zo vroeg mogelijk in te dienen en in
het geval er verschillende perioden gevraagd worden, deze te verzamelen op één
aanvraag, teneinde de administratieve bescheiden te beperken.
b. Verlof om dwingende redenen
(1) De aanvragen worden schriftelijk en via de hiërarchische weg overgemaakt aan
HRB-Civ.
(2) De personeelsleden maken uitsluitend gebruik van een aanvraagformulier in
bijlage G-2/2.
Twee exemplaren van dit formulier moeten worden ingevuld:
(a) één ervan wordt ter beschikking gesteld van de dienstchef van het betrokken
personeelslid;
(b) de dienstchef krijg dit exemplaar toegestuurd nadat de beslissing van de HRB-Civ
erop werd vermeld;
(c) de dienstchef moet het personeelslid van deze beslissing op de hoogte brengen.
(3) Bij een aanvraag omwille van ziekte, ongeval of hospitalisatie moet een medisch
getuigschrift worden gevoegd waaruit blijkt dat de patiënt behoefte had aan de
aanwezigheid of begeleiding van het personeelslid en waarin de graad van verwantschap
van het personeelslid met de patiënt wordt vermeld.
(4) Bij een aanvraag omwille van ernstige materiële beschadiging aan de bezittingen, dient
het personeelslid een officieel document dat deze schade beschrijft of een verklaring
op eer bij te voegen.
(5) Bij een aanvraag omwille van het bevel tot verschijning in een rechtszitting, dient een
afschrift van deze oproep te worden bijgevoegd.
(6) Bij een aanvraag op grond van een gebeurtenis die als een dwingende reden moet
beschouwd worden, dient een verklaring van de dienstchef te worden gevoegd.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 161 / 283
1604. Geldelijke bepalingen1
a. Statutairen en stagiairs
Het verlof om dwingende redenen van familiaal belang wordt niet bezoldigd.
b. Contractuelen
Het verlof om dwingende reden wordt niet bezoldigd.
1605. Administratieve en sociale bepalingen1
a. Statutairen en stagiairs
Het verlof om dwingende redenen van familiaal belang wordt gelijkgesteld met een periode
van dienstactiviteit.
b. Contractuelen
Het verlof om dwingende reden wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
1606. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een verlof om dwingende reden(en) toegelaten.
1 KB van 19 Nov 98, Art 39
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 162 / 283
Hoofdstuk 17 - Politiek verlof – Militair personeel
1701. Toepassingsgebied
a. Algemeen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1 .
b. Uitzonderingen
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op:
(1) de kandidaat-militairen van het actief kader2;
(2) de militairen van het reservekader.
1702. Algemeen
a. Definitie
Onder politiek verlof dient te worden verstaan, een voltijds opgelegd verlof voor de
uitoefening van een politiek mandaat tot het mandaat een einde neemt.
b. Omstandigheden
Het militair personeel wordt met politiek verlof gezonden:
(1) voor de uitoefening van een uitvoerend mandaat;
(2) voor de uitoefening van een niet-uitvoerend mandaat, indien de betrokken militair in
zijn hoedanigheid van militair een functie uitoefent die onverenigbaar is met de
uitvoering van een politiek mandaat.
1703. Mandaten
a. Worden beschouwd als uitvoerende mandaten:
(1) voorzitter van de provincieraad;
(2) lid van de bestendige deputatie;
(3) burgemeester;
(4) schepen;
(5) voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn;
(6) oorzitter van een binnengemeentelijk territoriaal orgaan;
(7) elke andere uitvoerende functie in een aan de provincie of de gemeente gebonden
orgaan;
b. Worden beschouwd als niet-uitvoerende mandaten:
(1) provincieraadslid;
(2) lid van een gemeenteraad;
(3) lid van een raad voor maatschappelijk welzijn;
(4) lid van een binnengemeentelijk territoriaal orgaan.
c. Worden beschouwd als functies onverenigbaar met de uitoefening van een politiek
mandaat:
(1) een commandofunctie;
(2) een functie van korpsadjudant;
1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-Z1, Art 15 ter G1, Art 172, § 2 2 A16-Z1, Art 15 bis, 2°G1, Art 173, eerste lid, 2°
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 163 / 283
(3) een functie van diensthoofd binnen een staf van het niveau bataljon of hoger voor de
officieren van het stafdepartement operaties en training;
(4) een functie met een operationele inzettermijn van dertig dagen of minder;
(5) een functie van exclusief wachtpersoneel;
(6) een functie aan boord van een Belgische of buitenlandse vlooteenheid;
(7) een functie in een internationaal of intergeallieerd organisme;
(8) een functie als onderrichter.
d. Politiek verlof
(1) Het militair personeel wordt met politiek verlof gezonden voor de uitoefening van een
uitvoerend mandaat (Par 1703.a.)1.
(2) Het militair personeel wordt met politiek verlof gezonden voor de uitoefening van een
niet-uitvoerend mandaat, indien hij in de eenheid een functie uitoefent die
onverenigbaar is met de uitoefening van een politiek mandaat (Par 1703.b. & c)2.
(a) De korpscommandant stelt vast of de militair al dan niet zo’n functie uitoefent.
Tegen deze vaststelling is een beroep mogelijk bij de MOD (Par 1704.f);
(b) De militair kan eveneens een aanvraagprocedure beginnen om van functie te
veranderen (Par 1704.e).
(3) Het militair personeel wordt niet met politiek verlof gezonden voor de uitoefening van
een niet uitvoerend mandaat als hij géén functie uitoefent die onverenigbaar is met de
uitoefening van een politiek mandaat(Par 1703.b. & c.).
1704. Procedures
a. Intentieverklaring3
Het militaire personeel zal ten vroegste de twaalfde maand voorafgaand aan de verkiezingen
en ten laatste dertig dagen voor de einddatum van neerlegging van de voordrachten van
kandidaten, de MOD geïnformeerd hebben van de intentie om zich kandidaat te stellen.
De intentieverklaring om zich kandidaat te stellen, moet worden verzonden naar de MOD
met een bij een aanbieder van postdiensten aangetekende zending.
b. Termijn
Het militaire personeel dat verkozen is voor een mandaat bedoeld in Par 1703.a. of b., stelt
zijn korpscommandant met een bij een aanbieder van postdiensten aangetekende zending of
bij de militaire post ingeschreven brief in kennis van het mandaat dat hij wenst uit te
oefenen en van de datum van zijn eedaflegging, ten laatste tien werkdagen vóór zijn
eedaflegging4. De Korpscommandant maakt zonder verwijl aan HRA-E/D een kopie over van
de brief die de voor een mandaat verkozen militair aan hem heeft overgemaakt.
Opmerking
Het militaire personeel dat verkozen is voor een mandaat bedoeld in Par 1703.a. of b., in
de hoedanigheid van opvolger en die opgeroepen wordt om zijn mandaat uit te oefenen,
is niet gebonden door de termijn bedoeld in Par 1704.b5.
1 A16-Z1, Art 15ter, § 1 G1, Art 174, § 1 2 A16-Z1, Art 15ter, § 2, 1e lid G1, Art 174, § 2 3 A16-Z1, Art 15bis, 1e lid, 1e en 2e lid G1, Art 173 4 A16-Z7, Art 2, eerste en tweede lid 5 A16-Z7, Art 2, 2e tweede lid
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 164 / 283
c. Vastlegging
De korpscommandant akteert dat de betrokken militair met politiek verlof wordt gezonden
vanaf de dag van zijn eedaflegging, indien hij vaststelt dat de militair:
(1) een uitvoerend mandaat zal uitoefenen bedoeld in Par 1703.a.(1) tot (7);
(2) een niet-uitvoerend mandaat zal uitoefenen bedoeld in Par 1703.b.(1) tot (4) terwijl hij
in zijn hoedanigheid van militair een functie uitoefent bedoeld in Par 1703.c. (1) tot (8)1;
d. Kennisgeving
Binnen de vijf werkdagen na de kennisgeving door de betrokken militair, bedoeld in
Par 1704.b., wordt de militair in kennis gesteld van de inaktname van zijn korpscommandant,
bij kennisgeving tegen ontvangstbewijs of met een bij een aanbieder van postdiensten
aangetekende zending.2
e. Aanvraagprocedure om van functie te veranderen3
(1) Indien zijn korpscommandant heeft vastgesteld dat de betrokken militair in zijn
hoedanigheid van militair een functie uitoefent bedoeld in Par 1703.c.(1) tot (8), dan kan
de betrokken militair, binnen de vijf werkdagen na de kennisgeving van de inaktname van
zijn korpscommandant, met een bij een aanbieder van postdiensten aangetekende
zending of bij de militaire post ingeschreven brief een aanvraag indienen bij zijn
korpscommandant teneinde te veranderen van functie.
(2) Bij gebrek aan een andere beschikbare functie binnen het korps, maakt de
korpscommandant de aanvraag, vergezeld van zijn advies, onverwijld over aan de
directeur-generaal HR die beslist of de betrokken militair al dan niet mag veranderen
van functie.
(3) Binnen de tien werkdagen die volgen op de aanvraag, betekent de
directeur-generaal HR zijn beslissing aan de betrokken militair bij kennisgeving tegen
ontvangstbewijs of met een bij een aanbieder van postdiensten aangetekende zending
en brengt hij de korpscommandant van de betrokken militair op de hoogte van zijn
beslissing.
(4) Het politiek verlof wordt opgeschort door de aanvraagprocedure om van functie te
veranderen.
f. Beroepsprocedure4
(1) Indien de betrokken militair niet wenst van functie te veranderen of indien de
bevoegde overheid beslist dat deze laatste niet mag veranderen van functie, dan kan de
betrokken militair met een bij een aanbieder van postdiensten aangetekende zending of
bij de militaire post ingeschreven brief, beroep indienen bij de MOD tegen de
vaststelling van het feit dat hij in zijn hoedanigheid van militair een functie uitoefent
bedoeld in Par 1703.c.(1) tot (8), binnen de vijf werkdagen na de kennisgeving van de
beslissing van de bevoegde overheid. Hij brengt zijn korpscommandant en de directeur-
generaal HR op de hoogte van het beroep dat hij heeft ingediend.
1 A16-Z7, Art 3, § 1, 1e eerste lid 2 A16-Z7, Art 3, § 1, 2e tweede lid 3 A16-Z7, Art 3, § 2 1e eerste lid tot 4e vierde lid 4 A16-Z7, Art 4, 1e eerste tot derde lid tot 3e lid
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 165 / 283
(2) In geval van beroep, beslist de MOD of de betrokken militair een dergelijke functie
uitoefent en betekent zijn beslissing met een bij een aanbieder van postdiensten
aangetekende zending of bij de militaire post ingeschreven brief aan de militair, binnen
de twintig werkdagen na de ontvangst van het beroep.
(3) Het politiek verlof wordt opgeschort door de beroepstermijn en de beroepsprocedure.
1705. Begin en beëindiging
a. Begin
Het politiek verlof van het militair personeel begint op de dag van de eedaflegging.
b. Einde
Het politiek verlof eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op die tijdens
dewelke het mandaat een einde neemt1.
c. Onderling akkoord
Het politiek verlof kan in onderling akkoord tussen de betrokken militair en de
directeur-generaal HR beëindigd worden vanaf de dag die volgt op de datum van het einde
van het mandaat2.
1706. Geldelijke bepalingen3
De periodes gedekt door een politiek verlof worden niet bezoldigd.
1707. Administratieve en sociale bepalingen
a. Administratieve stand
De militair met politiek verlof is voltijds met politiek verlof en gedurende deze periode
bevindt hij zich in non-activiteit4.
b. Anciënniteit graad
Na de beëindiging van het politiek verlof, wordt de militair heropgenomen in werkelijke
dienst met de graad en de anciënniteit in deze graad waarmee hij bekleed was bij aanvang
van het politiek verlof5.
1708. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
De militair hoeft vooraf geen toestemming te vragen aan de MOD om zijn militaire functie te
mogen cumuleren met de uitoefening van één van de politieke mandaten bedoeld in Par 1703.a. en
b6.
1 A16-Z1, Art 15ter, § 3, 3e lid G1, Art 174, § 3 2 A16-Z7, Art 6 G1, Art 174, § 3 3 A16-Z1, Art 15ter, § 3, 2e lid G1, Art 174, § 3, tweede lid 4 A16-Z1, Art 15ter, § 3, 1e lid G1, Art 174, § 3, eerste lid 5 A16-Z1, Art 15ter, § 3, 2e lid G1, Art 174, § 3 6 A16-Z1, Art 20, 2e lid G1, Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 166 / 283
Hoofdstuk 18 - Politiek verlof – Burgerpersoneel
1801. Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op burgerpersoneel1 van Defensie (statutairen, stagiairs en
contractueel personeel).
1802. Algemeen
a. Definitie
Onder politiek verlof voor het uitoefenen van een politiek mandaat of een ambt dat ermee
gelijkgesteld kan worden dient te worden verstaan:
(1) ofwel een vrijstelling van dienst die geen weerslag heeft op de administratieve en
geldelijke toestand van het personeelslid;
(2) ofwel een facultatief politiek verlof dat op aanvraag van het personeelslid wordt
toegekend;
(3) ofwel een politiek verlof van ambtswege waaraan het personeelslid zich niet kan
onttrekken.
b. Politiek ambt minder dan een halftijds ambt
Het personeelslid dat voor de uitoefening van een mandaat van burgemeester, voorzitter van
een districtsraad, schepen of voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn recht
heeft op politiek verlof waarvan de duur niet de helft van een voltijds ambt overschrijdt,
kan, op zijn aanvraag, een halftijds of voltijds politiek verlof bekomen.
c. Aanvraag voltijds politiek verlof
Het personeelslid dat voor de uitoefening van een mandaat van burgemeester, voorzitter van
een districtsraad, schepen of voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn recht
heeft op een halftijds politiek verlof, kan, op zijn aanvraag, voltijds politiek verlof bekomen.
1803. Soorten
a. Vrijstelling van dienst
Op aanvraag van de personeelsleden, wordt binnen de hierna bepaalde perken vrijstelling van
dienst toegekend gedurende 2 dagen per maand voor de uitoefening van de volgende
politieke mandaten:
(1) gemeenteraadslid dat noch burgemeester noch schepen noch voorzitter van een raad
voor maatschappelijk welzijn is:
(a) lid van een raad voor maatschappelijk welzijn, de voorzitter uitgezonderd;
(b) lid van een districtsraad, de bureauleden en de voorzitter uitgezonderd;
(2) lid van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, de voorzitter uitgezonderd;
(3) provincieraadslid, niet-lid van de bestendige deputatie.
b. Het facultatief politiek verlof
Op aanvraag van de personeelsleden, wordt binnen de hierna bepaalde perken facultatief
politiek verlof toegekend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten2:
1 Wet van 18 Sep 86 2 Het aantal inwoners wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen van het artikel 5 van de nieuwe Gemeentewet - in de praktijk
attesteert de burgemeester het aantal inwoners
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 167 / 283
(1) gemeenteraadslid dat noch burgemeester noch schepen noch voorzitter van een raad
voor maatschappelijk welzijn is;
(2) lid van een raad voor maatschappelijk welzijn dat noch voorzitter noch lid van het vast
bureau is;
(3) lid van een districtsraad, dat noch voorzitter noch lid van het bureau is, van een
gemeente:
(a) tot 80.000 inwoners: 2 dagen per maand;
(b) meer dan 80.000 inwoners: 4 dagen per maand;
(4) schepen, voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of lid van het bureau van
een districtsraad van een gemeente:
(a) tot 30.000 inwoners : 4 dagen per maand;
(b) van 30.001 tot 50.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;
(c) van 50.001 tot 80.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;
(5) burgemeester van een gemeente of voorzitter van een districtsraad van een gemeente:
(a) tot 30.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;
(b) van 30.001 tot 50.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;
(6) lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente :
(a) tot 10.000 inwoners : 1 of 2 dagen per maand;
(b) van 10.001 tot 20.000 inwoners : 1, 2 of 3 dagen per maand;
(c) meer dan 20.000 inwoners : 1, 2, 3, 4 of 5 dagen per maand;
(7) provincieraadslid, niet-lid van de bestendige deputatie: 4 dagen per maand;
(8) lid van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, de voorzitter uitgezonderd: 2 dagen
per maand.
c. Het politiek verlof van ambstwege
Op aanvraag van de personeelsleden, worden binnen de hierna bepaalde perken, met politiek
verlof van ambtswege gezonden voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten:
(1) burgemeester van een gemeente:
(a) tot 20.000 inwoners : 3 dagen per maand;
(b) van 20.001 tot 30.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;
(c) van 30.001 tot 50.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;
(d) meer dan 50.000 inwoners : voltijds;
Opmerking
De voorzitter van een districtsraad van een gemeente wordt wat betreft het
politiek verlof van ambtswege gelijkgesteld met een burgemeester van een
gemeente waarvan het bevolkingsaantal overeenstemt met dat van het district,
waarbij de duur van het ambtshalve politiek verlof beperkt wordt tot het
percentage van de wedde van die burgemeester die hij ontvangt.
(2) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente:
(a) tot 20.000 inwoners : 2 dagen per maand;
(b) van 20.001 tot 30.000 inwoners : 4 dagen per maand;
(c) van 30.001 tot 50.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 168 / 283
(d) van 50.001 tot 80.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;
(e) meer dan 80.000 inwoners : voltijds;
Opmerking
Een lid van het bureau van een districtsraad van een gemeente wordt wat betreft
het politiek verlof van ambtswege gelijkgesteld met een schepen van een gemeente
waarvan het bevolkingsaantal overeenstemt met dat van het district, waarbij de
duur van het ambtshalve politiek verlof wordt beperkt tot het percentage van de
wedde van die schepen die hij ontvangt.
(3) lid van de bestendige deputatie van een provincieraad: voltijds;
(4) voorzitter van:
(a) de Raad van de Duitstalige Gemeenschap: voltijds;
(b) de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie, de Vlaamse gemeenschaps-
commissie of de Franse gemeenschapscommissie: voltijds;
(5) Gewestelijk staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,
Regeringscommissaris en lid van:
(a) de Kamer van volksvertegenwoordigers: voltijds;
(b) de Senaat: voltijds;
(c) een Gemeenschaps- of Gewestraad, met uitzondering van de Raad van de
Duitstalige Gemeenschap: voltijds;
(d) het Europees Parlement: voltijds;
(e) de Federale Regering: voltijds;
(f) een Gemeenschaps- of Gewestregering: voltijds;
(g) de Europese Commissie: voltijds.
1804. Begin en beëindiging
a. Periode
De vrijstelling van dienst wordt naar keuze van betrokkene genomen. Zij mag niet van een
maand naar een andere worden overgedragen tenzij zij is toegekend voor het uitoefenen van
een mandaat van provincieraadslid.
b. Verwittiging
De vrijstellingen van dienst en de facultatieve politieke verloven kunnen worden opgenomen,
na het diensthoofd daarvan in kennis te hebben gesteld, met een minimum van een uur,
evenwel zonder dat de som ervan het maandelijks totaal van de toegestane vrijstellingen van
dienst en facultatieve politieke verloven overschrijdt.
c. Politieke verloven
Het personeelslid dat in het raam van deze wet over politieke verloven beschikt, legt in het
begin van de maand zijn politieke verloven van ambtswege vast.
d. Aantal dagen politiek verlof
Het aantal dagen politiek verlof wordt bepaald in verhouding tot de door het personeelslid
effectief gepresteerde diensten.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 169 / 283
e. Einde van het politiek verlof
Het politiek verlof eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op die tijdens
welke het mandaat een einde neemt.
1805. Aanvraagprocedure
a. Algemeen
De aanvraag wordt schriftelijk en via de hiërarchische weg overgemaakt aan HRB-Civ.
b. Attest
In bijlage van de aanvraag wordt een attest van burgemeester, voorzitter van een raad voor
maatschappelijk welzijn, Kamervoorzitter, Gouverneur, … gevoegd, waarin deze het mandaat
van betrokkene bevestigt en indien nodig het aantal inwoners meedeelt.
c. Bevoegdheid tot goedkeuring
(1) De vrijstelling van dienst (die geen weerslag heeft op de administratieve of geldelijke
toestand van het personeelslid) wordt toegekend door de secretaris-generaal of door
de ambtenaar die daartoe volmacht gekregen heeft van de secretaris-generaal.
(2) Het facultatief en het politiek verlof van ambtswege.
(a) HRB-Civ stelt een ontwerp van ministerieel besluit op en stuurt dit via de
hiërarchische weg door naar het kabinet ter ondertekening door de MOD.
(b) De dagen/uren politiek verlof worden bijgehouden in de eenheid rekening houdend
met de in het ministerieel besluit aantal toegekende dagen per maand.
1806. Geldelijke bepalingen1
a. Facultatief politiek verlof
De periodes gedekt door een facultatief politiek verlof of een politiek verlof van ambtswege
worden niet bezoldigd.
b. Opmerking
Het personeelslid mag na zijn wederopneming zijn wedde niet cumuleren met voordelen die
verbonden zijn aan de uitoefening van een politiek mandaat en die een
wederaanpassingsvergoeding uitmaken.
1807. Administratieve en sociale bepalingen2
a. Aantekenblad voor verloven
Het politiek verlof wordt opgetekend op het aantekenblad voor verloven.
b. Dienstactiviteit
Tijdens de periodes dat het personeelslid in politiek verlof is, wordt het geacht in
dienstactiviteit te zijn.
c. Toestand
Voor het bij arbeidsovereenkomst aangeworven personeelslid gelden de termijnen van
facultatief politiek verlof of politiek verlof van ambtswege als periodes van dienstschorsing
die niettemin moeten worden beschouwd als voor verhoging binnen de weddenschaal in
aanmerking komende diensten.
1 Wet van 18 Sep 86, Art 10 en Art 12 2 Wet van 18 Sep 86, Art 2, Art 10 en Art 11
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 170 / 283
d. Rustpensioen
Op de berekening van de rustpensioenen ten laste van de Schatkist van bedoelde
personeelsleden is artikel 4 van de wet van 10 januari 1974 tot regeling van de
inaanmerkingneming van bepaalde diensten en van met dienstactiviteit gelijkgestelde
perioden voor het toekennen en berekenen van pensioenen ten laste van de Schatkist van
toepassing.
e. Statutaire of contractuele rechten
Vanaf het ogenblik dat het politiek verlof eindigt, herkrijgt de belanghebbende zijn
statutaire of contractuele rechten. Het personeelslid dat in zijn betrekking niet werd
vervangen, bezet die betrekking wanneer het zijn dienst hervat. Indien het personeelslid
wel is vervangen, wordt het voor een andere betrekking aangewezen overeenkomstig de
regelen die inzake wedertewerkstelling en mobiliteit op hem van toepassing zijn.
1808. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een politiek verlof toegelaten.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 171 / 283
Hoofdstuk 19 - Verlof wegens opdracht - Burgerpersoneel
1901. Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op het burgerpersoneel van Defensie.
a. Verlof voor het uitoefenen van een ambt bij1:
(1) een secretariaat;
(2) de cel algemene beleidscoördinatie;
(3) een cel algemeen beleid;
(4) het kabinet van een federaal, gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek
mandataris;
(5) het kabinet van een politiek mandataris van de wetgevende macht.
Van toepassing op de statutairen, stagiairs, contractuelen en onderwijzend personeel.
b. Verlof voor opdracht van algemeen belang wordt toegestaan aan2:
(1) de statutairen;
(2) de contractuelen aangeworven voor bijkomende of specifieke opdrachten enkel voor
Par 1902.b.
1902. Algemeen
a. Verlof voor het uitoefenen van een ambt
(1) Alle personeelsleden kunnen met het akkoord van de MOD, verlof krijgen, wanneer zij
aangewezen worden om een ambt uit te oefenen bij een secretariaat, de cel algemene
beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid, bij het kabinet van een federaal,
gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek mandataris of bij het kabinet
van een politiek mandataris van de wetgevende macht.
(2) Bij het einde van zijn aanwijzing en tenzij de ambtenaar naar een ander secretariaat, de
cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid, bij het kabinet van een
federaal, gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek mandataris of bij
het kabinet van een politiek mandataris van de wetgevende macht, overgaat bekomt hij,
per maand activiteit in een secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie of een cel
algemeen beleid, bij het kabinet van een federaal, gemeenschaps-, gewestelijk,
provinciaal of lokaal politiek mandataris of bij het kabinet van een politiek mandataris
van de wetgevende macht, één dag verlof met een minimum van drie werkdagen en een
maximum van vijftien werkdagen.
b. Verlof voor opdracht van algemeen belang
(1) Het personeelslid bekomt een verlof wegen opdracht in volgende gevallen:
(a) voor de uitoefening van ambten ter vervulling van een nationale of internationale
opdracht toevertrouwd:
1 KB van 19 Nov 98, Art 95 t.e.m. Art 98 Art 95, 96 en 98 2 KB van 19 Nov 98, Art 99 t.e.m. Art 112
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 172 / 283
(i) door de Federale Regering, een Gewest- of Gemeenschapsregering, het
College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het College van
de Franse Gemeenschapscommissie, het College van de Vlaamse
Gemeenschapscommissie, een Permanente Deputatie, een College van
Burgemeester en Schepenen of een openbaar bestuur;
(ii) door een buitenlandse regering of een buitenlands overheidsbestuur;
(iii) door een internationale instelling.
(b) met voorafgaande machtiging van de ministers van personeel & organisatie en
begroting en voor een duur van maximum zes jaar voor de gehele loopbaan, elke
opdracht die is toevertrouwd door een instelling die geen overheidskarakter heeft,
die belast werd met de uitvoering van de Europese programma’s Phare, Tacis of
Meda;
(c) elke internationale opdracht die is toevertrouwd door een beslissing van de
Ministerraad in het raam van de ontwikkelingssamenwerking, vredesopdrachten, de
wetenschappelijke vorsing of de humanitaire hulp;
(d) elke nationale opdracht met voorafgaande machtiging van de minister tot wiens
bevoegdheid ambtenarenzaken behoort in dienst van jeugdbewegingen,
jeugddiensten of jeugdgroeperingen of in dienst van sommige culturele instellingen
die erkend zijn door de bevoegde overheid;
(e) ambtshalve om een mandaat in een Belgische overheidsdienst uit te oefenen. Het
verlof wordt toegekend voor de duur van het mandaat.
(2) Met inachtname van een opzeggingstermijn van ten hoogste drie maanden kan de MOD
op ieder ogenblik een einde maken aan de opdracht waarmee de ambtenaar belast is,
tijdens de vervulling ervan.
(3) Het personeel wiens opdracht verstreken is of onderbroken wordt bij ministeriële
beslissing, bij beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of bij
beslissing van de ambtenaar zelf, stelt zich ter beschikking van de MOD. Indien hij
zonder geldige reden weigert of verwaarloost dit te doen wordt hij na tien werkdagen
als ontslaggevend beschouwd.
1903. Aanvraagprocedures
a. De aanvraag
De aanvraag wordt schriftelijk en via de hiërarchische weg overgemaakt aan HRB-Civ met
behulp van het aanvraagformulier in bijlage H.
b. Attest
Voor een verlof waarvan sprake in Par. 1902.b. zal de aanvraag een attest bevatten waaruit
blijkt dat het om een opdracht van algemeen belang wordt verrechtvaardigd.
1904. Geldelijke bepalingen
a. Verlof voor het uitoefenen van een ambt1
Met uitzondering van de Federale Regering is het akkoord voor wat betreft de andere
organen afhankelijk van de voorwaarde dat deze een reglement hebben genomen waarbij de
nadere regels inzake terugbetaling van de bezoldiging van de in het eerste lid bedoelde
ambtenaar worden bepaald. Voor wat betreft de Federale Regering, is het verlof bezoldigd.
1 KB van 19 Nov 98, Art 95
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 173 / 283
b. Verlof voor opdracht van algemeen belang 1
(1) Dit verlof wordt in principe niet bezoldigd.
(2) De ambtenaar die met de uitvoering van een van algemeen belang erkende opdracht
wordt belast, verkrijgt de verhogingen in zijn weddenschaal waarop hij aanspraak kan
maken, op het tijdstip waarop hij die zou verkrijgen of zou verkregen hebben indien hij
werkelijk in dienst was gebleven.
(3) Tijdens de duur van een opdracht die niet erkend is als opdracht van algemeen belang,
wordt de ambtenaar op non-activiteit gesteld. In die stand heeft hij geen recht op
wedde en kan hij zijn aanspraken op de bevordering in zijn weddenschaal niet doen
gelden.
1905. Administratieve en sociale bepalingen
a. Verloffiche
Het verlof wegens opdracht wordt opgetekend op de verloffiche.
b. Verlof voor het uitoefenen van een ambt
(1) Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit2.
(2) Bij de stagiairs wordt de stageperiode geschorst voor de duur van dit verlof.
c. Verlof voor opdracht van algemeen belang
(1) Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit3.
(2) De ambtenaar die met de uitvoering van een van algemeen belang erkende opdracht
wordt belast, verkrijgt de bevorderingen tot een hogere graad of de veranderingen van
graad waarop hij aanspraak kan maken, op het tijdstip waarop hij die zou verkrijgen of
zou verkregen hebben indien hij werkelijk in dienst was gebleven.
(3) Tijdens de duur van een opdracht die niet erkend is als opdracht van algemeen belang,
wordt de ambtenaar op non-activiteit gesteld.
1906. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een verlof wegens opdracht toegelaten.
1 KB van 19 Nov 98, Art 104 2 KB van 19 Nov 98, Art 96 3 KB van 19 Nov 98, Art 104
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 174 / 283
Hoofdstuk 20 - Vakbondsverlof en dienstontheffing/-vrijstelling van dienst ter
uitoefening van de vakbondsprerogatieven
2001. Toepassingsgebied
a. Militairen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1 en in het bijzonder
voor de afgevaardigden van de vakorganisaties, uitgezonderd in periode van oorlog.
b. Burgerpersoneel
Dit hoofdstuk is van toepassing op het burgerpersoneel van het departement Defensie en in
het bijzonder voor de afgevaardigden van de vakorganisaties.
2002. Militair personeel
a. Vakbondsverlof2
(1) Erkende vakorganisaties
Aan de erkende vakorganisaties van het militair personeel wordt een krediet van 270
dagen vakbondsverlof toegekend voor de uitoefening van volgende
vakbondsbevoegdheden:
(a) stappen doen bij de plaatselijke militaire overheden voor zuiver lokale problemen;
(b) uithangen van de goedgekeurde vakbondsberichten in de kwartieren;
(c) ontvangen en raadplegen van documenten m.b.t. de werving, de rechten, de plichten
en de bevordering van de militairen, de relaties met de vakorganisaties en m.b.t.
het welzijn op het werk;
(d) deelnemen aan de interne werkzaamheden van hun vakorganisatie;
(e) deelnemen aan de controlecommissie.
(2) Representatieve vakorganisaties
Aan de representatieve vakorganisaties van het militair personeel wordt een krediet
van 1.600 dagen vakbondsverlof toegekend teneinde hun lokale vakbondsafgevaardigden
toe te laten:
(a) de prerogatieven van de erkende vakorganisaties uit te oefenen (hernomen in de
Par 2002.a.(1));
(b) deel te nemen aan het onderhandelingscomité;
(c) deel te nemen aan het hoog overlegcomité;
(d) deel te nemen aan de basisoverlegcomités;
(e) deel te nemen aan de voorbereidende technische vergaderingen van deze comités;
(f) aanwezig zijn op openbare vergelijkende examens of examens met het oog op de
aanwerving of van statutaire aard, met uitzondering van de psychotechnische
proeven en de interviews;
(g) innen van de vakbondsbijdragen;
(h) beleggen van vakbondsinformatievergaderingen.
1 Deel I, Par 101.a.(1), 2 A16-Z40 (Wet van 11 Jul 78) en DGHR-REG-SYNVAK-001
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 175 / 283
(3) Het vakbondsverlof wordt lokaal aangevraagd en toegestaan volgens de voorschriften
van het reglement DGHR-REG-SYNVAK-001. Het kan alleen geweigerd worden om
dienstnoodwendigheden. Het toegestane krediet wordt op lokaal vlak ingebracht in
HARMONY, en centraal op niveau van HRA-R/RSP, opgevolgd.
(4) De vaste vakbondsafgevaardigden zijn van rechtswege permanent met vakbondsverlof.
(5) Een militair personeelslid, kan opgeroepen worden om als technicus aan de
werkzaamheden van het onderhandelings-; het hoogoverleg-; het basisoverleg-; of van
het geschillencomité deel te nemen. Het militair personeelslid kan eveneens opgeroepen
worden om als technicus deel te nemen aan de technische vergaderingen van deze
comités. Dit volgens de modaliteiten weernomen in het reglement
DGHR-REG-SYNVAK-001.
b. Dienstontheffing
De militaire personeelsleden verkrijgen voor zover de dienstnoodwendigheden het toelaten
dienstontheffing om deel te nemen aan de vakbondsinformatievergaderingen die de
representatieve vakorganisaties lokaal organiseren. De dienstontheffing wordt voor de duur
van de vergadering verleend zonder dat deze ontheffing per semester, per militair
personeelslid en per vakorganisatie meer dan 4 hr mag bedragen.
2003. Burgerpersoneel1
a. Het vakbondsverlof
(1) Er zijn geen lokale vakbondsafgevaardigden; het vakbondsverlof kan toegekend worden
aan al het burgerpersoneel.
(2) De personeelsleden die vooraf aan hun hiërarchische meerdere een van een
verantwoordelijke leider van een representatieve vakorganisatie uitgaande persoonlijke
oproeping of doorlopende opdracht voorleggen verkrijgen van rechtswege, gedurende de
daartoe benodigde tijd, vakbondsverlof om deel te nemen aan:
(a) de interne werkzaamheden van hun vakorganisatie;
(b) de onderhandelingscomités;
(c) het hoog overlegcomité;
(d) de basisoverlegcomités;
(e) de voorbereidende technische vergaderingen van deze comités.
(3) De personeelsleden die vooraf aan hun hiërarchische meerdere een van een
verantwoordelijke leider van een erkende vakorganisatie uitgaande persoonlijke
oproeping voorleggen verkrijgen van rechtswege, gedurende de daartoe benodigde tijd,
vakbondsverlof om deel te nemen aan de interne werkzaamheden van hun vakorganisatie.
(4) De vaste afgevaardigden zijn van rechtswege permanent met vakbondsverlof.
b. Dienstvrijstelling
(1) De dienstontheffing kan toegekend worden aan het burgerpersoneel.
(2) De personeelsleden die vooraf aan hun hiërarchische meerdere een van een
verantwoordelijke leider uitgaande persoonlijke oproeping of doorlopende opdracht
voorleggen verkrijgen van rechtswege, gedurende de daartoe benodigde tijd,
dienstvrijstelling om deel te nemen aan de prerogatieven hieronder beschreven:
1 Wet van 19 Dec 74
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 176 / 283
(a) voor alle erkende vakorganisaties:
(i) stappen doen bij de overheden in het gemeenschappelijk belang van het
personeel dat zij vertegenwoordigen of in het bijzonder belang van een
personeelslid;
(ii) een personeelslid dat zijn daden voor de administratieve overheid moet
rechtvaardigen, op zijn verzoek ter zijde staan;
(iii) in de lokalen van de diensten de goedgekeurde vakbondsberichten uithangen;
(iv) ontvangen en raadplegen van documenten m.b.t. het beheer van het personeel
dat zij vertegenwoordigen.
(b) bijkomend voor de representatieve vakorganisaties:
(i) innen van de vakbondsbijdragen tijdens de diensturen;
(ii) zich door een afgevaardigde laten vertegenwoordigen in de examencommissie
van elk examen of vergelijkend examen voor werving van personeelsleden,
alsook in de examencommissie van elk vergelijkend examen, van elk examen of
van elke proef georganiseerd voor de personeelsleden die ze
vertegenwoordigen;
(iii) beleggen van vakbondsvergaderingen tijdens de diensturen.
2004. Betekening van de beslissing
Het vakbondsverlof of de dienstontheffing/-vrijstelling van dienst ter uitoefening van de
vakbondsprerogatieven wordt opgetekend in het verslag van de eenheidscommandant. Elke maand
maakt de eenheid een maandelijkse overzichtstaat van het vakbondsverlof op en maakt deze over
aan HRA-R/RSP.
2005. Geldelijke bepalingen
Het vakbondsverlof, de dienstontheffing/-vrijstelling worden bezoldigd.
2006. Administratieve en sociale bepalingen
a. Militair personeel
Het (permanent) vakbondsverlof ter uitoefening van de vakbondsprerogatieven, telt als een
periode van werkelijke dienst.
b. Burgerpersoneel
Het personeelslid blijft in dienstactiviteit gedurende zijn vakbondsverlof of
dienstvrijstelling om vakbondsredenen.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 177 / 283
Hoofdstuk 21 - Uitzonderlijke verloven
2101. Toepassingsgebied
a. Algemeen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1 in periode van vrede in
de stand “werkelijke dienst”, in de deelstand “in normale dienst” en het burgerpersoneel2 van
Defensie.
b. Uitzonderingen
Met uitzondering van het uitzonderlijk verlof, bepaald in Par 2103 a. (2), is dit hoofdstuk
niet van toepassing op:
(1) de kandidaat-militairen3 tijdens een periode van opleiding of schoolvorming4 (Vanaf de
stage- of evaluatieperiode is voor de kandidaten dit hoofdstuk wel van toepassing):
de volgende militairen tijdens een periode van opleiding of schoolvorming5 (Vanaf de
stage- of evaluatieperiode is voor de kandidaten dit hoofdstuk wel van toepassing):
(a) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief
kader, om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden
opgenomen in de categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(b) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(c) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om
een vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op
diploma) en de militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op
diploma;
(d) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en
de aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een
vorming te volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als
beroepsmilitairen (overgang);
(e) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of
wegens beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van
het gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te
volgen, om te worden opgenomen als aanvullingsofficier beroepsmilitair of BDL;
(f) de kandidaat-militairen korte termijn BDL;
(g) de kandidaten-hulpofficier.
(2) de militairen die zich in de deelstand “in intensieve dienst” bevinden.
1 Deel I, Par 101.a.(1) 2 Deel I, Par 101.a.(2),KB van 19 Nov 98, Art 16 t.e.m. Art 23 3 Deel I, Par 101.a.(3) 4 A16-K1, Art 8bis G1, Art 94 5 A16-K1, Art 8bis G1, Art 94
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 178 / 283
2102. Algemeen
a. Recht
Buiten de vakantieverloven hebben de militaire en burgerpersoneelsleden recht op
uitzonderlijke verloven die worden toegestaan, om bepaalde prestaties mogelijk te maken.
Deze prestaties en de duur van de uitzonderlijke verloven worden hierna bepaald.
b. Splitsing
Het uitzonderlijk verlof kan worden gesplitst.
c. Vakantieverlof
Het uitzonderlijk verlof wordt niet in mindering gebracht van het vakantieverlof behalve
indien anders vermeld.
d. Bewijs
Het begunstigde personeelslid legt, in voorkomend geval, het bewijs voor dat hij aan de
vermelde voorwaarden voldoet.
2103. Redenen en duur
a. Bepalingen toepasselijk op het militair en burgerpersoneel
(1) Uitzonderlijk verlof in het kader van hulp aan de Natie
(a) Militair personeel
Enkel in het kader van hulp aan de Natie1 kunnen deze vrijwillige prestaties recht
geven op een uitzonderlijk verlof.
In alle andere omstandigheden moet het betrokken personeelslid verlof of
compensatie in tijd opnemen.
Het uitoefenen van vrijwillige prestaties in de schoot van de Civiele Bescherming,
het Rode Kruis of bij de brandweer verleent géén automatisch recht op een
uitzonderlijk verlof. De deelname aan een prestatie blijft steeds ondergeschikt aan
de dienstnoodwendigheden. Een voorafgaande toestemming van de
eenheidscommandant/ korpscommandant is vereist.
(b) Burgerpersoneel (statutairen, stagiairs en contractuelen)
Het burgerpersoneel kan een uitzonderlijk verlof bekomen om in vredestijd
prestaties te verrichten bij het Korps Civiele Bescherming als vrijwillige
dienstnemer.
(2) Uitzonderlijk verlof om personen met een handicap en/of zieken te vergezellen
Van toepassing op: het militair personeel, de statutairen en de stagiairs.
Het vergezellen en bijstaan van personen met een handicap en/of zieken tijdens
vakantiereizen en –verblijven, zowel in België als in het buitenland, die worden
georganiseerd door een vereniging, een openbare instelling of een privé-instelling, die
als opdracht heeft de zorg voor personen met een handicap en zieken op zich te nemen
en die hiervoor subsidies van de overheid krijgt: maximum vijf werkdagen per jaar.
De verlofaanvraag moet worden gestaafd met een attest waarbij de vereniging of
1 Hulp aan de Natie: wanneer zij deelnemen, met het oog op het lenigen van de noden van de bevolking, aan een opdracht van
hulpverlening, ingevolge een beslissing van de regering, of in nationaal verband vervuld, ingevolge een beslissing van de MOD of
van de tot opeising bevoegde overheden (brandweer, civiele bescherming).
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 179 / 283
instelling verklaart dat de vakantiereis of het vakantieverblijf onder haar
verantwoordelijkheid staat.
(3) Uitzonderlijk verlof voor het afstaan van beenmerg
Van toepassing op: het militair personeel, de statutairen, de stagiairs en de
contractuelen.
Het uitzonderlijk verlof van ten hoogste vier werkdagen voor het afstaan van beenmerg
neemt een aanvang op de dag waarop de beenmergafstand in de verzorgingsinstelling
plaatsvindt.
Dit verlof wordt toegestaan op voorlegging een bewijsstuk.
(4) Uitzonderlijk verlof voor het afstaan van organen of weefsels
Van toepassing op: het militair personeel, de statutairen, de stagiairs en de
contractuelen.
De periode die overeenkomt met de duur van de hospitalisatie en van de eventueel
vereiste herstelperiode, alsook de duur van de voorafgaande geneeskundige
onderzoeken. De verantwoordelijke arts bepaalt de duur van de periodes via een
voorgelegd attest.
b. Bepalingen enkel toepasselijk op het burgerpersoneel
(1) Verlof om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen
Van toepassing op: de statutairen en onderwijzend personeel.
(a) Het personeelslid bekomt een uitzonderlijk verlof om zich kandidaat te stellen voor
de verkiezingen van de federale wetgevende kamers, van de gewest- en
gemeenschapsraden, van de provincieraden, de gemeenteraden of van de Europese
vergaderingen.
(b) Dit verlof wordt toegekend voor de duur van de verkiezingscampagne en heeft een
evenredige vermindering van het jaarlijks vakantieverlof tot gevolg.
(2) Verlof om een stage of een proefperiode te volbrengen
Van toepassing op: de statutairen en onderwijzend personeel.
(a) Uitzonderlijk verlof om een stage of proefperiode in een andere betrekking van
een overheidsdienst of van het gesubsidieerd onderwijs te volbrengen wordt
toegekend voor de normale duur van de stage of van de proefperiode.
(b) Dit verlof heeft een evenredige vermindering van het jaarlijks vakantieverlof tot
gevolg.
Opmerkingen
(i) Voor instellingen waarbij de eis gesteld wordt dagen voorafgaande aan de
stage(onderwijs) te presteren kan de notie proeftijd ruim worden
geïnterpreteerd en dus zowel de aan de stage voorafgaande dagen dienst als
de stage zelf omvatten.
(ii) Het verlof voor stage kan niet toegestaan worden aan een personeelslid voor
een stage op deeltijdse basis.
(iii) Het verlof voor stage kan niet worden toegestaan aan een ambtenaar om een
proeftijd te vervullen als contractueel met een arbeidsovereenkomst.
(3) Verlof om deel uit te maken van de jury van het Hof van Assisen
Van toepassing op: statutairen, stagiairs, contractueel en onderwijzend personeel.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 180 / 283
(a) Het uitzonderlijk verlof om deel uit te maken van de jury van het Hof van Assisen
wordt toegekend voor de hele duur van de zitting.
(b) Er valt op te merken dat het personeelslid dat opgeroepen wordt om als jurylid (of
reservelid) van het Hof van Assisen te zetelen, verplicht is hieraan gevolg te geven.
In geval van weigering zijn er correctionele sancties voorzien.
(4) Verlof wegens overmacht
Van toepassing op: statutairen, stagiairs en onderwijzend personeel.
(a) Aan hoger vermelde personeelsleden kan uitzonderlijk verlof worden toegestaan
wegens overmacht die het gevolg is van de ziekte of van een ongeval overkomen aan
de volgende, met het personeelslid onder hetzelfde dak wonende personen:
(i) de echtgeno(o)t(e), de samenwonende of diens kind;
(ii) een bloed- of aanverwant;
(iii) een persoon opgenomen met het oog op zijn adoptie of met het oog op de
uitoefening van een pleegvoogdij.
(b) De duur van dit verlof is tot vier werkdagen per jaar beperkt. Dit aantal dagen
wordt niet evenredig verminderd in geval van deeltijds werk. Dit verlof kan met
halve dagen opgenomen worden.
c. Opmerkingen
(1) Voor de graden van verwantschap wordt verwezen naar bijlage A.
(2) Voor het begrip “samenwonende” 1:De omschrijving van het begrip “samenwonende” met
echtgeno(o)t(e) gelijkgesteld2.
(a) De wettelijk samenwonende: zie deel I Par 101.c.(1)(a)
Dit is de persoon met wie het personeelslid een samenwoningcontract afgesloten
heeft en met wie betrokkene een verklaring van wettelijke samenwoning afgelegd
heeft bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke
woonplaats.
Het bewijs van wettelijke samenwoning wordt geleverd aan de hand van een
uittreksel uit de bevolkingsregisters of een getuigschrift opgesteld aan de hand
van de registers.
(b) De feitelijk samenwonende: zie deel I Par 101.c.(1)(b)
Dit is iedere persoon die geen bloed- of aanverwant is tot in de derde graad,
waarmee het personeelslid onder hetzelfde dak woont en een gemeenschappelijk
huishouden vormt.
Samenwonen betekent dat de partners op hetzelfde adres ingeschreven zijn of
officiële stukken kunnen voorleggen die bewijzen dat zij samenwonen.
2104. Aanvraagprocedure
a. Militair personeel
Het uitzonderlijk verlof wordt door de belanghebbende aangevraagd aan de autoriteit met
de bevoegdheid van eenheidscommandant. Deze wordt geacteerd op het verslag van de
eenheidscommandant.
1 Wet van 23 Nov 98 2 Wet van 23 Nov 98
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 181 / 283
b. Burgerpersoneel
(1) Het uitzonderlijk verlof wordt, via de hiërarchische weg, toegekend door HRB-Civ.
(2) Uitzondering
(a) Het verlof om deel uit te maken van de jury van het Hof van Assisen wordt
toegekend door de autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant.
(b) Verlof bij overmacht
(i) De aanvragen om een verlof wegens overmacht te bekomen moeten via de
hiërarchische weg worden bezorgd aan HRB. De aanvragen dienen opgemaakt
te worden in 2 exemplaren met bijgevoegd formulier in bijlage I, één van
deze twee exemplaren wordt ter beschikking gesteld van de dienstchef van
het betrokken personeelslid met vermelding van de beslissing van HRB. De
dienstchef brengt het personeelslid van deze beslissing op de hoogte.
(ii) Bij elke aanvraag ter zake moet een medisch getuigschrift worden gevoegd
waaruit blijkt dat de aanwezigheid van het personeelslid is vereist en waarin
de graad van verwantschap van het personeelslid met de persoon wiens
toestand een aanvraag om uitzonderlijk verlof wegens overmacht vanwege
het personeelslid rechtvaardigt, wordt vermeld. Bovendien moet in die
aanvraag vermeld worden dat de persoon in kwestiewel degelijk onder
hetzelfde dak woont.
2105. Geldelijke bepalingen
a. Militair personeel1
Het uitzonderlijk verlof wordt bezoldigd.
b. Burgerpersoneel2
(1) Het uitzonderlijk verlof wordt bezoldigd.
(2) Uitzondering
(a) Verlof om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen.
(b) Verlof om een stage of proefperiode te volbrengen.
2106. Administratieve en sociale bepalingen
a. Verloffiche
Het uitzonderlijk verlof wordt opgetekend op de verloffiche.
b. Militair personeel3
Het uitzonderlijk verlof telt als een periode van werkelijke dienst.
Zijn verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van dienst.
c. Burgerpersoneel4
Het uitzonderlijk verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
1 Wet van 20 Mei 94( BIP-A-083),, Art 3, § 1 2 KB 19 Nov 98, Art 16 tot Art 23 3 A16 Q1, Art 5 G1, Art 187 tot 189 4 KB van 19 Nov 98, Art 16 tot Art 23
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 182 / 283
2107. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 1
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een uitzonderlijk verlof toegelaten.
1 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 183 / 283
Hoofdstuk 22 - Eindeloopbaan verlof – Militair personeel
2201. Toepassingsgebied1
a. Algemeenheden
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader die afwel:
(1) aanspraak kunnen maken op het rustpensioen wegens het bereiken van de
leeftijdsgrens;
(2) vragen om het rustpensioen op aanvraag te bekomen.
(3) de officieren van het actief kader die ofwel:
(a) vragen om op rustpensioen te worden gesteld;
(b) aanspraak kunnen maken op het rustpensioen wegens het bereiken van de
leeftijdsgrens;
(c) aanspraak kunnen maken op het rustpensioen wegens dienstanciënniteit.
(4) de onderofficieren en de vrijwilligers van het actief kader die wegens het bereiken van
de leeftijdslimiet op rustpensioen worden gesteld.
b. Uitzonderingen
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de beroeps- of aanvullingsmilitairen die werden
toegelaten tot het verrichten van vrijwillige encadreringsprestaties.
c. Opmerking
Voor het burgerpersoneel van Defensie wordt verwezen naar het Deel III – Hfdst 5
“Dienstvrijstelling eindeloopbaan – Burgerpersoneel”
2202. Algemeen
a. Principe
Een eindeloopbaan verlof kan enkel worden toegestaan aan de militair die door zijn goed
gedrag en zijn algemene wijze van dienen getoond heeft dat hij die gunst waardig is. Het
eindeloopbaan verlof wordt toegekend met inachtneming van de wensen van het
desbetreffende personeel voor zover de vereisten van de dienst dit mogelijk maken. Het
moment van opname van het eindeloopbaan verlof blijft nochtans onderworpen aan de door
het commando vastgestelde encadreringsnormen en de operationele noodwendigheden.
b. De duur
De duur van het eindeloopbaan verlof bedraagt maximaal drie maanden en kan worden
opgenomen in dagen of in maanden en dit in de 36 maanden die de pensioneringsdatum
voorafgaan.
c. Periode(s)
De militair kan, met uitzondering van de militair in de vrijwillige arbeidsregeling van de
vierdagenweek of van de halftijdse vervroegde uitstap, het eindeloopbaan verlof:
(1) ofwel één keer opnemen drie kalendermaanden vóór de pensioneringsdatum;
(2) ofwel in drie keer één kalendermaand opnemen, gespreid over de 36 maanden die de
pensioneringsdatum voorafgaan;
(3) ofwel in werkdagen opnemen gespreid over 36 maanden die de pensioneringsdatum
voorafgaan;
1 A16-B18, Art 47 tot Art 49 - A16-D3, Art 77 - A16-E3, Art 40
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 184 / 283
Indien de militair deze wijze van opname verkiest, dan heeft hij recht op 60 werkdagen
eindeloopbaan verlof (1 maand = 20 werkdagen),
(4) ofwel opnemen in een combinatie van Par 2202.c.(2) en Par 2202.c. (3), zonder het
maximum te overschrijden (één maand & 40 werkdagen of twee maanden & 20
werkdagen);
(5) niet opnemen in halve dagen.
d. De militair:
(1) werkzaam in de bijzondere regeling van de halftijdse vervroegde uitstap, kan het
eindeloopbaan verlof slechts opnemen in één keer en dit in de drie kalendermaanden die
de pensioneringsdatum voorafgaan1;
De regeling van de halftijdse vervroegde uitstap eindigt automatisch zonder opzegging
wanneer de militair zijn eindeloopbaan verlof bekomt2.
(2) werkzaam in de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek kan het eindeloopbaan
verlof slechts opnemen:
(a) ofwel één keer opnemen drie kalendermaanden vóór de pensioneringsdatum;
(b) ofwel in drie keer (één kalendermaand) opnemen, gespreid over de 36 maanden die
de pensioneringsdatum voorafgaan.
De arbeidstijdregeling van de vierdagenweek eindigt automatisch zonder opzegging
wanneer de militair zijn eindeloopbaan verlof bekomt3.
(3) hetzij met vaste dienst in het buitenland, hetzij met vaste dienst bij de internationale
generale staven, internationale hoofdkwartieren en internationale instellingen gevestigd
in België, behalve de militairen in dienst bij de Belgian Pipeline Organisation (BPO),
hetzij verbonden aan een diplomatieke post in het buitenland kan enkel het verlof
eindeloopbaan in één keer opnemen, drie kalendermaanden voor de pensioneringsdatum.
e. Vakantieverlof
Het eindeloopbaan verlof is cumuleerbaar met het vakantieverlof.
f. Bevoegdheid
In geval van gunstig advies wordt het eindeloopbaan verlof door de autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant zelf toegestaan. Bij ongunstig advies daarentegen wordt
het dossier voorgelegd aan de MOD.
g. Saldo
De in het jaar reeds bekomen verloven, worden niet van het verlof bij het einde van de
loopbaan afgetrokken.
h. Wijzigen positief advies
Indien belanghebbende na het indienen van de aanvraag, zware straffen oploopt, onder
gerechtelijke vervolgingen staat of veroordelingen oploopt die de uitgebrachte adviezen
kunnen wijzigen, dan verwittigt de korpscommandant onmiddellijk HRA-E/D.
i. Annulatie pensionering op aanvraag
Indien betrokkene zijn pensionering op aanvraag wil annuleren en het eindeloopbaan verlof is
reeds begonnen, dan zullen de verbruikte dagen verplichtend worden afgetrokken van het
1 A16-Y10, Art 13, 4° 2 Deel V, Par 103.c. 3 Deel V, Par 203.c.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 185 / 283
nog niet gebruikt jaarlijks verlof of van het toekomstig eindeloopbaan verlof, wanneer
belanghebbende definitief wordt gepensioneerd.
j. Toekenning van vrijwillige encadreringsprestaties
Indien betrokkene zijn eindeloopbaan verlof reeds is begonnen en hij dan pas op de hoogte
wordt gesteld van de toekenning van zijn vrijwillige encadreringsprestaties wordt zijn
eindeloopbaan verlof onmiddellijk beëindigd. De reeds verbruikte dagen eindeloopbaan verlof
worden niet afgetrokken van het nog niet gebruikt jaarlijks verlof.
2203. Aanvraagprocedure
a. Mod B
De militair die wenst aanspraak te maken op het eindeloopbaan verlof dient zijn aanvraag in
door middel van een enkel Mod B. Dit Mod B bevat de wijze van opnemen en de verdeling van
het eindeloopbaanverlof per jaar over de laatste 36 maanden.
(1) De aanvraag wordt ten vroegste ingediend 39 maanden voor de pensioneringsdatum en
ten laatste drie maanden voor de aanvangsdatum van het verlof.
(2) De aanvraag vermeldt de wijze van opname:
(a) ofwel één keer drie kalendermaanden vóór de pensioneringsdatum;
(b) ofwel in drie keer één kalendermaand gespreid over de 36 maanden die de
pensioneringsdatum voorafgaan;
(c) ofwel in 60 werkdagen gespreid over 36 maanden die de pensioneringsdatum
voorafgaan;
(d) ofwel één maand & 40 werkdagen;
(e) of twee maanden & 20 werkdagen.
b. Ongunstig advies
Ingeval van ongunstig advies bezorgt de autoriteit met de bevoegdheid van
korpscommandant de aanvraag aan HRA-E/D langs hiërarchische weg.
(1) De korpscommandant voegt bij het Mod B een gemotiveerd advies, de laatste
evaluatienota, het strafblad en het blad gerechtelijk verleden van belanghebbende.
(2) Bij ongunstig advies wordt het dossier voorgelegd aan de MOD.
c. Opmerking
Voor Officieren wordt het eindeloopbaanverlof eveneens berekend in werkdagen.
Feestdagen, compensatieverlofdagen en weekends die worden omsloten door dagen
eindeloopbaanverlof worden niet dubbel aangerekend.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 186 / 283
Voorbeelden
Woensdag Donderdag Vrijdag Zat/Zon Maandag Dinsdag Aanrekening
VV WE Dienst 1 dag VV
VV WE VEL 1 dag VV +
1 dag VEL
VV WE VV 4 dagen VV
VEL WE VEL 2 dagen VEL
VV VEL WE VEL 1 dag VV +
2 dagen VEL
VV VEL VV WE VEL VV VEL 2 dagen VV +
2 dagen VEL
VV 4/5de WE Dienst 1 dag VV
VV 4/5de WE VEL 1 dag VV +
1 dag VEL
VV 4/5de WE VV 4 dagen VV
Vakantieverlof = VV
Verlof einde loopbaan = VEL
2204. Betekening van de beslissing
Het Mod B met de beslissing wordt bezorgd aan de ASE van de moedereenheid van
belanghebbende en wordt geklasseerd in zijn persoonlijk dossier. Het Mod B met het
principeakkoord en het eventuele Mod B ingeval van een niet akkoord tussen betrokkene en de
korpscommandant worden steeds naar HRA-E/N/MEGADOC gezonden op het einde van de ganse
procedure.
2205. Wijze van opname indien het eindeloopbaan verlof niet wordt opgenomen in
een keer de laatste drie maanden voorafgaand aan de pensioneringdatum.
a. Krediet eindeloopbaan verlof
De militair wordt een krediet eindeloopbaan verlof toegestaan volgens de aangevraagde
wijze van opname (Par 2103 2203.a. (2) (a). tot (e)) vermeld in het Mod B.
b. Verlofaanvraag
(1) De aanvraag van het eindeloopbaan verlof1 wordt ingediend via het verslag van de
eenheidscommandant. Het personeelslid maakt gebruik van het aanvraagformulier in
bijlage C van dit reglement. Hij zal de aanvraag voor eindeloopbaan verlof indienen ten
laatste 3 maanden voor de aanvang, behalve indien de autoriteit met de bevoegdheid van
eenheids-/korpscommandant een kortere termijn toestaat2.
Op deze aanvraag worden vermeld:
(a) de datum van aanvraag;
(b) de begin- en einddatum (datum en uur) van de gewenste periode;
(c) de bestemming indien het personeelslid zich wenst te begeven naar een land dat
niet behoort tot de Europese Unie, de NAVO of Zwitserland (Bijl B).
1 Indien het personeelslid zijn eindeloopbaan verlof opneemt in dagen zal hij voor elke verlofdag een verlofaanvraag indienen
behalve indien de autoriteit met de bevoegdheid van eenheids-/korpscommandant een andere procedure toestaat. 2 Deel I-Hoofdstuk 1, Par 105.a.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 187 / 283
(2) De bevoegde autoriteit vervolledigt het aanvraagformulier met de vermelding van de
genomen beslissing en met het Nr van het overeenkomstige verslag van de
eenheidscommandant.
(a) Bevoegdheid tot goedkeuring
(i) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant is de autoriteit voor
de goedkeuring van de verloven aangevraagd door de officieren en de
korpsadjudant.
(ii) De autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant is de autoriteit
voor de goedkeuring van de verloven aangevraagd door de onderofficieren en
de vrijwilligers.
(iii) Vanaf de rang van korpscommandant behoort het tot de bevoegdheid van de
commandant van het onmiddellijk hoger echelon om de aanvragen te
beoordelen.
(b) Bevoegdheid bij verlof in het buitenland
Verplaatsingen om private redenen van om het even welke duur naar landen die niet
behoren tot de Europese Unie, de NAVO of Zwitserland zijn steeds onderworpen
aan de toelating van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant. Voor
een lijst van de NAVO- en EU-lidstaten wordt verwezen naar bijlage B.
(c) De MOD kan verplaatsingen naar bepaalde landen verbieden.
c. Beroep
Bij weigering kan het betrokken personeelslid beroep aantekenen bij het onmiddellijk hoger
echelon van de autoriteit die het verlof heeft geweigerd.
2206. Administratieve bepalingen
a. Adminstratieve stand
De militair met eindeloopbaan verlof bevindt zich in de stand “in werkelijke dienst”. Zijn
verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van de dienst1.
b. Onmogelijke combinaties
Er kan geen eindeloopbaan verlof worden toegekend aan een militair, indien hij zich in één
van de volgende toestanden bevindt:
(1) geschorst bij ordemaatregel;2
(2) afwezig om gezondheidsredenen;
(3) onder toezicht gesteld.3
2207. Geldelijke bepaling4
Het eindeloopbaan verlof wordt bezoldigd.
2208. Sociale bepaling
Het eindeloopbaan verlof telt als een periode van werkelijke dienst.
1 A16- Q1, Art 5 G1, Art 187 tot 189 2 A16-D3, Art 79 - A16-E3, Art 43 3 A16-Z1, Art 41 4 Wet van 20 Mei 94 (BIP A-083-1), Art 3, § 1
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 188 / 283
2209. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit1
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een eindeloopbaan verlof toegelaten.
1 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 189 / 283
Hoofdstuk 23 - Vormingsverlof bachelor - Militair personeel
2301. Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op het volgend militair personeel van Defensie in de stand
“werkelijke dienst”, in de deelstand “in normale dienst”:
onderofficieren Niv C;
vrijwilligers.
2302. Algemeen
a. Het vormingsverlof
(1) Een vormingsverlof kan worden toegekend aan onderofficieren Niv C en vrijwilligers
indien ze een bacheloropleiding volgen buiten hun diensturen om over te gaan naar Niv B.
(2) Enkel bacheloropleidingen hernomen op de lijst opgesteld door DG HR komen in
aanmerking voor dit vormingsverlof.
(3) Het vormingsverlof wordt toegekend per schooljaar en wordt opgenomen in uren of
minuten. Een schooljaar loopt van 01 Sep tot 31 Aug.
(4) Het vormingsverlof wordt niet toegekend voor onder andere afstandsonderwijs,
onderwijs per briefwisseling of studies via een examencontract.
(5) In geval van mislukking kan dit verlof slechts twee keer voor hetzelfde opleidingsjaar
en dezelfde opleiding toegekend worden.
b. Bevoegdheid
(1) Het openen van het recht op een krediet aan uren vormingsverlof is een bevoegdheid
van de korpscommandant. Het openen van dit krediet is geen recht, maar een gunst.
(2) Het opnemen van de uren wordt toegestaan door de eenheidscommandant met
inachtneming van de behoeften van de dienst.
2303. Krediet
Het beschikbaar krediet aan vormingsverlof is gelijk aan het aantal uren dat de militair werkelijk
aanwezig is in de les, maar beperkt tot maximaal 120 uren vormingsverlof per schooljaar,
ongeacht het aantal gevolgde opleidingen.
Indien een lesuur slechts 50 minuten bedraagt wordt dit gelijkgesteld met één uur.
Het aantal uren vormingsverlof wordt proportioneel verminderd indien de militair prestaties
verricht in de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek, de halftijds vervroegde uitstap
of per maand non-activiteit.
Voorbeeld
Indien een onderofficier een opleiding volgt en 400 uren effectief aanwezig is in de les
bedraagt zijn krediet aan vormingsverlof 120 uren. Indien de onderofficier tijdens de
volledige duur van de opleiding tewerkgesteld is in de vrijwillige arbeidsregeling van de
vierdagenweek wordt zijn krediet herleid naar 96 uren (4/5 van 120 uren).
2304. Periode van opname van het verlof
Het vormingsverlof moet opgenomen worden tussen de eerste lesdag van de opleiding en de
laatste lesdag of examendag van de opleiding. Het kan vrij opgenomen worden.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 190 / 283
In geval van tweede zittijd wordt deze periode verlengd tot het einde van deze zittijd op
voorwaarde dat de militair effectief deelneemt aan de examens.
Het krediet aan vormingsverlof wordt evenredig verdeeld per opleidingsmaand. Indien echter dit
krediet in een opleidingsmaand niet (of niet volledig) werd opgenomen, kan het aantal niet
opgenomen uren bijkomend toegevoegd worden aan volgende opleidingsmaanden.
Voorbeeld
Een onderofficier volgt een opleiding van Sep x tot Jun x+1 en heeft een krediet van 120
uren vormingsverlof. Per opleidingsmaand kan hij slechts 12 uren vormingsverlof opnemen.
Indien hij in Sep, Okt en Nov geen vormingsverlof opneemt kan hij in Dec 48 uren opnemen.
2305. Controle en opvolging
De militair moet een getuigschrift van inschrijving afleveren. Dit getuigschrift herneemt het
aantal uren van de opleiding en het uurrooster van de te volgen lessen.
Scholen en opleidingsorganismen leveren per trimester een aanwezigheidsattest af. Dit attest
herneemt het aantal uren aanwezigheid in de les. Indien dit aanwezigheidsattest niet
automatisch afgeleverd wordt dient de militair dit attest zelf aan te vragen. De opname van het
vormingsverlof in een volgend trimester is enkel mogelijk mits het voorleggen van het
aanwezigheidsattest van het voorbije trimester.
Het krediet aan vormingsverlof wordt berekend op basis van het aantal uren opleiding
aangegeven op het getuigschrift van inschrijving. Dit krediet wordt telkens indien nodig
aangepast in functie van het werkelijk aantal gevolgde uren les, hernomen op het trimestrieel
afgeleverde aanwezigheidsattest, en de eventuele bijzondere arbeidstijdregeling en/of non-
activiteit van de militair.
Indien de militair de opleiding onderbreekt of stopzet is hij verplicht zijn korpscommandant
onmiddellijk op de hoogte te brengen. Vanaf de onderbreking of de stopzetting kan geen
vormingsverlof meer toegekend worden.
2306. Aanvraagprocedure
DG HR verspreidt een lijst met bacheloropleidingen die in aanmerking komen voor dit
vormingsverlof.
De korpscommandant kan het openen van dit krediet toestaan, het opnemen van dit krediet
wordt toegestaan door de eenheidscommandant met inachtneming van de behoeften van de
dienst.
2307. Geldelijke bepaling
Het vormingsverlof wordt bezoldigd.
2308. Administratieve en sociale bepalingen
a. Verloffiche
Het vormingsverlof wordt bijgehouden in het elektronisch personeelsbeheersysteem van
Defensie.
b. Werkelijke dienst
Het vormingsverlof telt als een periode van werkelijke dienst1.
Zijn verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van elke dienst.
1 A16-G1, Art 187 tot 189
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 191 / 283
2309. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
Niet van toepassing.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 192 / 283
Hoofdstuk 24 - Vormingsverlof voor de militair BDL
2401. Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op het militair personeel BDL “in werkelijke dienst”, in de
deelstand “in normale dienst” .
2402. Algemeen
a. Het vormingsverlof BDL
(1) Gedurende de eindeloopbaanperiode1 kan de militair BDL een vormingsverlof verkrijgen
van maximum 120 uur2.
(2) Het vormingsverlof kan toegekend worden voor elke vorm van, buiten Defensie,
ingerichte professionele vorming.
(3) Het opnemen van dit krediet is een recht .
b. Bevoegdheid
Het openen van het krediet en het toestaan van het vormingsverlof BDL is een bevoegdheid
van de korpscommandant.
2403. Duur
Het aantal uren is gelijk aan het aantal uren nodig om de vorming te volgen tijdens de diensturen,
maar beperkt tot 120 uren.
2404. Periode van opname
Het vormingsverlof BDL moet opgenomen worden tussen de eerste lesdag van de opleiding en de
laatste lesdag of examendag van de opleiding.
In geval van tweede zittijd wordt deze periode verlengd tot het einde van deze zittijd op
voorwaarde dat de Mil effectief deelneemt aan de examens.
2405. Controle en opvolging
a. Inschrijvingsattest3
Voorafgaand aan de aanvang van het vormingsverlof kan de korpscommandant een
inschrijvingsattest eisen.
Het vormingsverlof kan worden ingetrokken indien de begunstigde dit attest niet kan
voorleggen.
b. Aanwezigheidsattest4
De korpscommandant kan een aanwezigheidsattest eisen.
Het vormingsverlof kan worden opgeschort indien de begunstigde dit attest niet kan
voorleggen of indien uit dit attest blijkt dat hij de vorming waarvoor hij een vormingsverlof
heeft verkregen niet met regelmaat heeft gevolgd.
De militair BDL wordt beschouwd als een leerling die de vorming niet regelmatig heeft
gevolgd, als hij voor meer dan een vijfde van de vorming onrechtmatig afwezig was.
1 A16-X20, Art 26 2 A16-X20, Art 30 3 A16-X21, Art 111 4 A16-X21, Art 112
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 193 / 283
De opschorting vangt aan van zodra dit zich voordoet en loopt door tot het einde van het
toegekende vormingsverlof.
De korpscommandant kan de opschorting van het vormingsverlof voor het geheel of een
gedeelte van het resterende saldo opheffen, om aan de betrokkene toe te laten, op zijn
gemotiveerde aanvraag, de vorming te hervatten.
2406. Aanvraagprocedure1
De militair vraagt de opening en de opneming aan van het krediet aan de korpscommandant.
Het vormingsverlof kan, geheel of gedeeltelijk, omwille van dienstredenen geweigerd worden
indien de aanvraag op minder dan vijfenveertig werkdagen van de aanvang van het vormingsverlof
BDL ingediend wordt.
Deze termijn wordt verkort tot vijfentwintig werkdagen als de aanvraag ingediend wordt na ten
minste vierentachtig maanden van werkelijke dienst.
Een reeds toegekend vormingsverlof wordt automatisch uitgesteld wanneer de vorming waarvoor
de militair BDL dit verlof aangevraagd heeft naar een andere datum verplaatst wordt door de
betrokken instelling.
2407. Geldelijke bepaling
Het vormingsverlof wordt bezoldigd.
2408. Administratieve en sociale bepalingen
a. Verloffiche
Het vormingsverlof wordt bijgehouden in het elektronisch personeelsbeheersysteem van
Defensie.
b. Werkelijke dienst
Het vormingsverlof telt als een periode van werkelijke dienst2.
Zijn verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van elke dienst.
2409. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
Niet van toepassing.
1 A16-X21, Art 110 2 A16-G1, Art 187 tot 189
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 194 / 283
Hoofdstuk 25 - Oriëntatieverlof – Militair personeel
2501. Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op de onderofficieren en vrijwilligers van het actief kader en de
militairen BDL “in werkelijke dienst” in de deelstand “in normale dienst” .
2502. Algemeen
a. Het oriëntatieverlof
(1) Een oriëntatieverlof wordt automatisch toegekend aan de onderofficieren en
vrijwilligers van het actief kader in het kader van het beroepsomschakelingsprogramma
bij de aanvang van de oriëntatiefase1.
(2) De militair BDL kan ten laatste binnen de laatste maand van zijn eindeloopbaanperiode2,
waarvan de dienstneming niet van rechtswege of van ambtswege werd verbroken, van
een oriëntatieverlof genieten. De militair BDL kan maar één maal genieten van dit
verlof.
Het opnemen van dit verlof is een recht en gebeurt in zijn geheel.
b. Bevoegdheid
Het toekennen van het oriëntatieverlof gebeurt door korpscommandant:
voor de onderofficieren en vrijwilligers in het kader van het
beroepsomschakelingsprogramma;
voor de militair BDL.
2503. Duur
In het kader van het beroepsomschakelingsprogramma start het verlof bij de aanvang van de
oriëntatiefase en eindigt bij afloop van deze fase.
De militair BDL kan van een oriëntatieverlof genieten van één maand.
2504. Aanvraagprocedure
a. Automatisch
Het toekennen van het oriëntatieverlof gebeurt automatisch:
(1) voor de militair in het kader van het beroepsomschakelingsprogramma;
(2) voor de militair BDL:
(a) binnen de laatste maand van zijn eindeloopbaanperiode als hij dit verlof nog niet
heeft aangevraagd;
(b) als aan zijn terbeschikkingstelling voorafgaand aan de overplaatsing als statutair
personeelslid bij een openbare werkgever voortijdig een einde wordt gesteld3.
b. Op aanvraag
De militair BDL vraagt een opening en de opneming aan van het krediet aan de
korpscommandant 10 werkdagen voor de gewenste aanvang indien dit niet automatisch is
gebeurd.
1 A16-G1, Art 166 2 A16-X20, Art 31 3 A16-X20, Art 33
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 195 / 283
2505. Geldelijke bepaling
Het oriëntatieverlof wordt bezoldigd.
2506. Administratieve en sociale bepalingen
a. Verloffiche
Het oriëntatieverlof wordt bijgehouden in het elektronisch personeelsbeheersysteem van
Defensie.
b. Werkelijke dienst
Het oriëntatieverlof telt als een periode van werkelijke dienst1.
Zijn verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van elke dienst.
c. Vierdagenweek
De vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek wordt automatisch en zonder opzegging
geschorst voor de gehele duur van het oriëntatieverlof.2
2507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
De uitoefening van een bijkomende professionele activiteit is toegelaten.
1 A16-G1, Art 187 tot 189 2 Deel V, Par 103.b.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL II - Verloven
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 196 / 283
Hoofdstuk 26 - Reclasseringsverlof – Militair personeel
2601. Toepassingsgebied1
Dit hoofdstuk is van toepassing op de onderofficieren en vrijwilligers van het actief kader “in
werkelijke dienst” in de deelstand “in normale dienst”.
2602. Algemeen
a. Het reclasseringsverlofverlof
Een reclasseringsverlof wordt automatisch toegekend aan de onderofficieren en vrijwilligers
van het actief kader in het kader van het beroepsomschakelingsprogramma bij de aanvang
van de reclasseringsfase2.
Het opnemen van dit verlof is een recht en gebeurt in zijn geheel.
b. Bevoegdheid
Het toekennen van het reclasseringsverlof gebeurt door korpsComd voor de militair het
kader van het beroepsomschakelingsprogramma.
2603. Duur
In het kader van het beroepsomschakelingsprogramma start het verlof bij de aanvang van de
reclasseringsfase en eindigt bij afloop van deze fase.
2604. Aanvraagprocedure
Het toekennen van het reclasseringsverlof gebeurt automatisch voor de militair in het kader van
het beroepsomschakelingsprogramma. Er moet geen aanvraag worden ingediend.
2605. Geldelijke bepalingen
Het reclasseringsverlof wordt bezoldigd.
2606. Administratieve en sociale bepalingen
a. Verloffiche
Het reclasseringsverlof wordt bijgehouden in het elektronisch personeelsbeheersysteem
van Defensie.
b. Werkelijke dienst
Het reclasseringsverlof telt als een periode van werkelijke dienst.
Zijn verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van elke dienst.
2607. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
De uitoefening van een bijkomende professionele activiteit is toegelaten.
1 A16-G1, Art 163 2 A16-G1, Art 167, §6
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 197 / 284
DEEL III DIENSTONTHEFFINGEN EN
DIENSTVRIJSTELLINGEN
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 198 / 284
Hoofdstuk 1 - De gewone dienstontheffing/-vrijstelling
101. Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1 in periode van vrede en in
de stand “in werkelijke dienst” en op het burgerpersoneel van Defensie2.
102. Algemeen
Voor het burgerpersoneel wordt in dit hoofdstuk de term dienstontheffing gelijkgesteld met de
term dienstvrijstelling.
a. Definitie
Onder dienstontheffing wordt verstaan: de toestemming geven aan een personeelslid om
gedurende de diensturen afwezig te zijn voor een bepaalde duur met behoud van al zijn
rechten.
b. Bevoegdheid
De dienstontheffingen worden, naargelang het geval, toegekend door de MOD, de Minister
van Ambtenarenzaken of door de militaire en/of burgerlijke overheden tot en met het
echelon korpscommandant aan één, meerdere of al de personeelsleden onder hun
bevoegdheid.
(1) De autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant en/of burgerlijke overheid
mag een individuele dienstontheffing van maximum één halve dag per activiteit toestaan
met een totaal van maximum drie halve dagen per jaar per individu:
(a) wegens uitzonderlijke omstandigheden;
(b) niet voorzien in de DGHR-REG-TRAVARB-001
(2) De korpscommandant mag een individuele dienstontheffing van maximum drie dagen per
activiteit toestaan met een totaal van maximum vijf dagen per jaar. Individuele
dienstontheffingen die deze limieten overschrijden kunnen slechts toegestaan worden
na goedkeuring van het onmiddellijk hoger echelon:
(a) wegens uitzonderlijke omstandigheden;
(b) niet voorzien in de DGHR-REG-TRAVARB-001.
(3) Individuele dienstontheffingen die in het kader van prestaties voor derden worden
toegekend, dienen goedgekeurd te worden door CHOD.
(4) Een militaire en/of burgerlijke overheid kan een dienstontheffing van zijn volledige
eenheid/organisme slechts toekennen na goedkeuring van zijn onmiddellijk hoger
echelon.
(5) Alle collectieve dienstontheffingen, zoals de dag voor een feestdag (bvb. Kerstmis,
Pasen,enz…), verlengde weekends of andere vakantieperiodes, zijn een unieke
bevoegdheid van de directeur-generaal HR.
1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-G1, Art 94, Art 188 en Art 189 A16-D3, Art 88 & 97 , A16-E1, Art 20nonies - A16-X1, Art 4 - - A16-
X2, Art 30- A16-K1, Art 8bis - A16- Q1, Art 5 2 Deel I, Par 101.a.(2),
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 199 / 284
(6) Wanneer het horen van de militair vóór een eventuele schorsing bij ordemaatregel
onmogelijk is of wanneer een toestand van hoogdringendheid dit rechtvaardigt, kan de
minister of een hiërarchische meerdere met een rang ten minste gelijk aan die van
korpscommandant, onverwijld en tot de uitspraak van de schorsing bij ordemaatregel,
een militair preventief verwijderen door dienstontheffing op te leggen.
Wanneer de hoogdringendheid wordt ingeroepen, mag de militair niet meer dan vijftien
werkdagen preventief verwijderd worden1.
c. Toekenning
Er zijn geen algemene richtlijnen die bepalen wanneer al dan niet individuele
dienstontheffingen kunnen worden verleend. Het behoort tot de bevoegdheid van de
betrokken overheid om te bepalen voor welke gebeurtenissen (plots en onaangekondigd) en in
welke mate zij een individuele dienstontheffing toekent. Zo geven bijvoorbeeld de volgende
gebeurtenissen aanleiding tot het soepel verlenen van een individuele dienstontheffing:
(1) een opvorderende actie die het vrij verkeer van personen stoort (staking van het
openbaar vervoer, wegversperringen, manifestaties en dergelijke), indien hierdoor het
personeelslid in de onmogelijkheid verkeert om zijn dienst te vervoegen;
(a) een aangekondigde opvorderende actie:
behalve uitzonderlijke omstandigheden, zal de afwezigheid niet gerechtvaardigd
zijn door overmacht en zal er géén dienstontheffing worden toegestaan. Het
personeel mag evenwel (eventueel a posteriori) verlof of een compensatie in tijd
aanvragen en bekomen.
(b) een onaangekondigde opvorderende actie2:
voor zover er geen enkele mogelijkheid bestaat om de dienst te vervoegen, zal de
afwezigheid gerechtvaardigd worden door overmacht en een dienstontheffing zal
worden toegestaan.
Opmerking
Bij een onaangekondigde opvorderende actie van het openbaar vervoer dient
het personeelslid een bewijs af te leveren bij de autoriteit met de
bevoegdheid van eenheidscommandant.
(2) uitzonderlijke weersomstandigheden (bij wijze van voorbeeld: overstromingen, enz.),
indien hierdoor het personeelslid ofwel persoonlijk getroffen is ofwel in de
onmogelijkheid verkeert om zijn dienst te vervoegen.
d. Algemeen principe
De personeelsleden die tijdens een dienstontheffing, wegens de aard van hun opdracht,
dienen aanwezig te zijn in het kwartier, bekomen een compenserende periode van
dienstontheffing. De duur hiervan is gelijk aan deze van de initiële dienstontheffing. Deze
compenserende dienstontheffing kan achteraf op een meer geschikt ogenblik worden
genomen onder dezelfde voorwaarden als de compensatie in tijd.
e. Uitzonderingen
Een gewone dienstontheffing geeft geen aanleiding tot een compenserende periode van
dienstontheffing, indien het personeelslid afwezig is:
(1) wegens verlof of compensatie in tijd;
1 A16-G1, Art 51, §2, 3de lid, en DGHR-SPS-CARDI-002 2 Onder onaangekondigd wordt verstaan: acties die niet werden aangekondigd tot maximum 24 hr voor de uitvoering van deze actie
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 200 / 284
(2) wegens ziekte;
(3) in het kader van de arbeidstijdregeling:
(a) in het stelsel van nachtwakers;
(b) in het stelsel van ploegendienst;
(c) in het stelsel van de arbeidritmes;
(d) in het stelsel van de chauffeurs van de autoriteiten.
(4) in het kader van de vierdaagse arbeidsweek of de halftijds vervroegde uitstap;
behalve indien anders vermeld door de MOD, de Minister van Ambtenarenzaken of de
directeur-generaal HR.
103. Bevoegdheid
a. Verspreiding van de beslissing
De militaire en/of burgerlijke overheid die een dienstontheffing toekent, is
verantwoordelijk voor de verspreiding van de beslissing.
b. Bevoegdheid toekenning
Een dienstontheffing toegekend door de MOD, de Minister van Ambtenarenzaken of door de
CHOD, wordt door de directeur-generaal HR meegedeeld.
104. Begin, intrekking en beëindiging
Een dienstontheffing kan niet worden onderbroken door afwezigheden om gezondheidsredenen.
105. Geldelijke bepaling1
Een dienstontheffing wordt bezoldigd.
106. Administratieve en sociale bepalingen
a. Compensatiefiche
De compenserende periode van dienstontheffing, waarvan sprake in Par 102.d., wordt
opgetekend op de compensatiefiche.
b. Militair personeel2
De dienstontheffing telt als een periode van werkelijke dienst. Zijn verplichtingen zijn niet
opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van dienst.
c. Burgerpersoneel
De dienstontheffing wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
107. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit3
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een dienstontheffing toegelaten.
1 Wet van 20 Mei 94 (BIP A-083-1), Art 3, § 1 2 A16- Q1, Art 5 G1, Art 188 en 189 3 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 201 / 284
Hoofdstuk 2 - De dienstontheffing/-vrijstelling van het Departement
201. Toepassingsgebied
a. Principe
Dit hoofdstuk is van toepassing op officieren, onderofficieren en vrijwilligers de militairen
van het actief kader1, behalve de kandidaten, in periode van vrede en in de stand “in
werkelijke dienst” en op het burgerpersoneel van het Departement2.
b. Kandidaat-militairen
De kandidaat-militairen3, inclusief de kandidaat-militairen in basisvorming in het kader van
sociale promotie of overgang, worden verwezen naar het Deel VII- Hoofdstuk 1 - Verloven
en dienstontheffingen van toepassing op de kandidaten4.
202. Algemeen
Voor het burgerpersoneel wordt in dit hoofdstuk de term dienstontheffing gelijkgesteld met de
term dienstvrijstelling.
a. Definitie
Onder dienstontheffing wordt verstaan: de toestemming geven aan een personeelslid om
gedurende de diensturen afwezig te zijn voor een bepaalde duur met behoud van al zijn
rechten.
b. Dienstontheffingen van het Departement
Buiten de vakantieverloven hebben de personeelsleden recht op drie dagen
dienstontheffingen van het Departement die werden toegestaan door de MOD na het
Sectoraal akkoord van 16 Jul 04.
c. Vrijwillige encadreringsprestatie
Het militaire personeelslid met vrijwillige encadreringsprestatie (VEP), heeft per periode
van 2 maanden dat hij prestaties levert binnen hetzelfde kalenderjaar recht op een halve
dag dienstontheffing van het Departement. Voor de berekening van een periode van
2 maanden per kalenderjaar moeten de prestaties niet noodzakelijk aaneensluitend zijn.
d. Opsplitsing
Een dag dienstontheffing van het Departement kan worden opgesplitst in twee halve dagen.
e. Vereisten van de dienst
De dienstontheffingen van het Departement worden toegekend met inachtneming van de
wensen van het desbetreffende personeel voor zover de vereisten van de dienst dit mogelijk
maken. Het toekennen van een dienstontheffing van het Departement blijft nochtans
onderworpen aan de door het commando vastgestelde encadreringsnormen en de
operationele noodwendigheden (manoeuvres, kampperiodes, enz…).
f. Onvolledig jaar in werkelijke dienst
Het aantal dagen dienstontheffing van het Departement worden niet verminderd indien het
personeelslid slechts een onvolledig jaar in werkelijke dienst is.
1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-D3, Art 88 & 97 - A16-G1, Art 94, Art 188 en Art 189 A16-E1, Art 20nonies - A16-X1, Art 4 - - A16-
X2, Art 30- A16-K1, Art 8bis - A16- Q1, Art 5 2 Deel I, Par 101.a.(2) 3 Deel I, Par 101.a.(3) 4 A16-K1, Art 2 - A16-X2, Art 30
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 202 / 284
g. Overheveling naar het volgend jaar
Het overschot van de niet bekomen dienstontheffingen/-vrijstellingen op het einde van het
jaar kan zonder voorwaarden tot 30 april van het volgend jaar genomen worden.
h. Bepalingen enkel toepasselijk op de officieren1
Zaterdagen, zondagen, feestdagen en compensatieverlofdagen die omsloten worden door
verlofdagen of dienstontheffingen van het Departement of een combinatie van beiden,
worden voor de officieren eveneens als verlofdagen of dienstontheffingen van het
Departement aangerekend.
i. Bepalingen enkel toepasselijk op de onderofficieren en de vrijwilligers van het actief
kader en op het burgerpersoneel van het Departement (Deel I- Hoofdstuk 2 -
205.a.(9)).
De dagen dienstontheffing/-vrijstelling van het Departement mogen worden omgezet in
compensatie in tijd.
203. Begin, intrekking en beëindiging
Een dienstontheffing van het Departement kan niet worden onderbroken door een periode van
afwezigheid wegens gezondheidsredenen, behalve in geval van hospitalisatie in een ziekenhuis of
een rust- en verzorgingstehuis.
204. Aanvraagprocedure
a. Aanvraag
De dienstontheffing van het Departement wordt aangevraagd door betrokkene via het
verslag van de eenheidscommandant.
b. Bevoegdheid tot goedkeuring
(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant is de autoriteit voor de
goedkeuring van de dienstontheffing van het Departement aangevraagd door de
officieren, de korpsadjudant en het burgerpersoneel Niv A.
(2) De autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant is de autoriteit voor de
goedkeuring van de dienstontheffing van het Departement aangevraagd door de
onderofficieren, de vrijwilligers en het burgerpersoneel Niv B, C en D.
(3) Vanaf de rang van korpscommandant behoort het tot de bevoegdheid van de
commandant van het onmiddellijk hoger echelon om de aanvragen te beoordelen.
205. Geldelijke bepalingen2
De dienstontheffing van het Departement wordt bezoldigd.
1 A16-B18, Art 8 2 Wet van 20 Mei 94 (BIP-A-083, Art 3, § 1
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 203 / 284
206. Administratieve en sociale bepalingen
a. Verloffiche
De dienstontheffing van het Departement wordt opgetekend op de verloffiche.
b. Militair personeel1
De dienstontheffing van het Departement telt als een periode van werkelijke dienst.
Zijn verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van elke dienst.
c. Burgerpersoneel
De dienstontheffing van het Departement wordt gelijkgesteld met een periode van
dienstactiviteit.
207. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit2
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een dienstontheffing van het Departement toegelaten.
1 A16- Q1, Art 5 G1, Art 188 en 189 2 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1, Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 204 / 284
Hoofdstuk 3 - Bijzondere dienstontheffingen/-vrijstelling
301. Toepassingsgebied
a. Algemeen
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle militairen van het actief kader1 in periode van vrede
in de stand “werkelijke dienst”, in de deelstand “in normale dienst” en op het
burgerpersoneel van Defensie (statutairen en contractuelen).
b. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op:
(1) de kandidaat-militairen2 tijdens een periode van opleiding of schoolvorming:3
(2) de volgende militairen tijdens een periode van opleiding of schoolvorming:4
(a) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief
kader, om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden
opgenomen in de categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(b) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(c) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om
een vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op
diploma) en de militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op
diploma;
(d) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en
de aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een
vorming te volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als
beroepsmilitairen (overgang);
(e) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of
wegens beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van
het gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te
volgen, om te worden opgenomen als aanvullingsofficier beroepsmilitair of BDL;
(f) de kandidaat-militairen korte termijn BDL;
(g) de kandidaten-hulpofficier.
(3) de militairen die zich in de deelstand “in intensieve dienst”, “in militaire bijstand”,
intensieve dienst” “in hulpverlening” of “in operationele inzet” bevinden.
302. Algemeen
Voor het burgerpersoneel wordt in dit hoofdstuk de term dienstontheffing gelijkgesteld met de
term dienstvrijstelling.
a. Recht
Buiten de vakantieverloven hebben de personeelsleden recht op bijzondere
dienstontheffingen die worden toegestaan, om bepaalde prestaties mogelijk te maken of te
belonen. Deze prestaties en de duur van de dienstontheffingen worden hierna bepaald.
1 Deel I, Par 101.a.(1) 2 Deel I, Par 101.a.(3) 3 A16-K1, Art 8bis G1, Art 94- A16-X2, Art 30 4 A16-K1, Art 8bis G1, Art 94- A16-X2, Art 30
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 205 / 284
b. Bevoegdheid
De autoriteit met de bevoegdheid van eenheids- en/of korpscommandant staat de
bijzondere dienstontheffingen toe.
c. Opsplitsing
De bijzondere dienstontheffing kan worden gesplitst.
d. Vakantieverlof
De bijzondere dienstontheffingen worden niet in mindering gebracht van het vakantieverlof.
e. Bewijsstuk
Het begunstigde personeelslid legt, in voorkomend geval, het bewijs voor dat hij aan de
vermelde voorwaarden voldoet.
303. Reden en duur
a. Dienstontheffing voor de bloedgever1
Alvorens zich aan te bieden bij de Militaire Dienst voor Bloedtransfusies of bij het Rode
Kruis, om bloed, bloedplaatjes of bloedplasma te geven, dient de bloedgever ten laatste één
werkdag voor de gewenste dag van afname van bloed, bloedplaatjes of bloedplasma zijn
eenheidscommandant hiervan op de hoogte te brengen.
Het personeelslid kiest deze dag van afname van bloed, bloedplaatjes of bloedplasma op een
dag dat de vereisten van de dienst, de door het commando vastgestelde encadreringsnormen
en de operationele noodwendigheden (manoeuvres, oefeningen, …) dit toelaten. De
eenheidscommandant kan enkel omwille van de voorvermelde redenen de gewenste dag van
afname weigeren.
(1) Bepalingen enkel toepasselijk bij bloedgeven bij de Militaire Dienst voor
Bloedtransfusies
(a) Voor het geven van bloed is het aantal dagen dienstontheffing beperkt tot 12
dagen per jaar: 6 x 1 dag dienstontheffing tot 24.00 de dag van de afname en 6 x 1
dag te nemen binnen de 30 dagen die volgen op de afname.
(b) Voor het geven van bloedplaatjes of bloedplasma is het aantal dagen
dienstontheffing beperkt tot 6 dagen per jaar: 6 x 1 dag dienstontheffing tot
24.00 de dag van de afname.
(c) Procedure
(i) De dag van de bloed-, bloedplaatjes- of bloedplasmagift is de bloedgever niet
onderworpen aan dienstprestaties. Na de gift geniet de bloedgever van een
dienstontheffing tot het einde van de dag om 24.00 hr.
(ii) Een dienstontheffing van één dag, wordt tevens aan de bloedgever verleend,
telkens wanneer deze bloed ten voordele van de Militaire Dienst voor
Bloedtransfusies afstaat. Deze dienstontheffing moet toegekend worden
binnen de 30 dagen die volgen op de afname, op de dag aangevraagd door het
begunstigde personeelslid, rekening houdend met de vereisten van de dienst.
(2) Bepalingen enkel toepasselijk bij bloedgeven bij het Rode Kruis of andere erkend
bloedtransfusiecentra
1 Omzendbrief nr 487 van 09 Dec 99
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 206 / 284
Voor het geven van bloed, bloedplaatjes of bloedplasma is de dienstontheffing beperkt
tot enkel de nodige duur voor de gift plus een maximale verplaatsingsduur van twee uur1.
(3) Het personeel kan giften bij het Rode Kruis of andere erkend bloedtransfusiecentra en
bij de Militaire Dienst voor Bloedtransfusies cumuleren met in totaal een maximum van
6 giften per jaar:
Erkende bloedtransfusiecentra2 Adres
Het Belgische Rode Kruis, Rode Kruis-
Vlaanderen, Dienst voor het Bloed
Motstraat, 40 - 2800 Mechelen
La Croix Rouge de Belgique, Service du Sang rue de Stalle, 96 - 1080 Bruxelles
VZW Etablissement de Transfusion de
Mont-Godinne
av. G. Therasse, 1 - 5530 Yvoir
Bloedtransfusiedienst van het AZ St.-Jan
AV-
Ruddershove 10 - 8000 Brugge
VZW La transfusion du sang Bd Joseph II, 11B - 6000 Charleroi
Militaire Dienst voor Bloedtransfusie
(MDBT)
Bruynstraat - 1120 Bruxelles
Bloedtransfusiecentrum Antwerpen Wilrijkstraat, 8 - 2650 Edegem
Bloedtransfusiecentrum Oost-Vlaanderen Ottergemsesteenweg, 413 - 9000
Gent
Bloedtransfusiecentrum West-Vlaanderen Stationsplein 10/0102 – 8000 Brugge
Bloedtransfusiecentrum Vlaams Brabant -
Limburg
Herestraat, 49/BTC - 3200 Leuven
b. Diestontheffing ten gevolge van het transformatieplan van de krijgsmacht
Dienstontheffing in het kader van de uitvoering van het Koninklijk besluit van 26 augustus
2010 houdende bepaalde uitzonderlijke begeleidingsmaatregelen toepasselijk op de
personeelsleden van Defensie die rechtstreeks betrokken zijn bij het transformatieplan van
de krijgsmacht.
Als begeleidingsmaatregel wordt er aan het personeel, dat rechtstreeks betrokken is bij
het transformatieplan, de volgende dienstontheffingen toegekend:
(1) zes werkdagen dienstontheffing indien:
(a) en de nieuwe gewone plaats van het werk op meer dan 10 kilometer verwijderd ligt
van de vorige gewone plaats van het werk;
1 KB van 26 Nov 12 tot aanpassing van het verlof voor het geven van bloed, bloedplasma en bloedplaatjes voor ambtenaren.
2 Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG), MB van 17 Dec 07, MB van 28 Mar 08,
MB van 30 Jun 08
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 207 / 284
(b) en de nieuwe gewone plaats van het werk op meer dan 30 kilometer van de
woonplaats verwijderd ligt.
Deze zes werkdagen zijn op te nemen, gespreid of in blok, binnen de drie maanden voor
tot zes maanden na datum van mutatie.
(2) twaalf werkdagen dienstontheffing indien:
(a) en de nieuwe gewone plaats van het werk meer dan 30 kilometer verwijderd ligt van
de vorige gewone plaats van het werk;
(b) en de nieuwe gewone plaats van het werk meer dan 80 kilometer verwijderd ligt van
de woonplaats.
Deze twaalf werkdagen zijn op te nemen, gespreid of in blok, binnen de drie maanden
voor tot zes maanden na de datum van mutatie.
(3) Enkel de onderofficieren en vrijwilligers van het actief kader en het burgerpersoneel
van het Departement mogen de dagen dienstontheffing omzetten in compensatie in tijd
zoals beschreven in het Deel I- Hoofdstuk 2 - 205.a.(10).
(4) Toepassingsperiode
Deze begeleidingsmaatregel wordt toegekend van 01 Jan 10 tot 01 Jul 16. De MOD kan
beslissen deze toepassingsperiode te verlengen tot 01 Jul 17.
c. Militair personeel
(1) Militairen die zich op uitzonderlijke wijze verdienstelijk hebben gemaakt en hiervoor
worden vermeld op de dagorde van het korps: maximum vijf dagen per vermelding.
(2) Dienstontheffing ter voorbereiding van proeven en examens:
(a) Op zijn verzoek, kan per jaar een maximum van tien dagen dienstontheffing om
bijzondere redenen worden toegestaan aan de militair van het actief kader die
deelneemt aan:
(i) wervingsexamens (kandidaten-officier en -onderofficier, VDKMS);
(ii) overgangsproeven1(hulpofficier naar aanvullings- of beroepsofficier,
aanvullings- naar beroepsmilitairen);
(iii) proeven met betrekking tot de sociale promotie of promotie op diploma
(beroepsvrijwilliger naar aanvullingsonderofficier, beroepsonderofficier naar
aanvullingsofficier).
(b) De dienstontheffing wordt genomen in volle of halve dagen, in de loop van de drie
maanden die de voornoemde proeven voorafgaan. De dienstontheffing wordt
toegestaan in functie van de behoeften van de dienst en mag, per proef, wedstrijd
of examens, slechts éénmaal worden verleend gedurende de loopbaan van
belanghebbende. Zij wordt evenwel niet verleend in voorbereiding van fysieke
proeven.
(c) De duur van de door de militaire overheid georganiseerde voorbereidingscursussen,
met uitzondering van de cursussen per briefwisseling en de cursussen tweede taal
ingericht door het taalcentrum van de Koninklijke Militaire School, zal in mindering
gebracht worden van deze dienstontheffing.
1 Reg DGHR-REG-WERV- 002
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 208 / 284
(d) Daarenboven kan de militair aanspraak maken op een groot verlof dat een periode
van maximaal één kalendermaand mag bestrijken, op te nemen in functie van zijn
voorbereiding. Dit op voorwaarde dat hij hierdoor zijn resterend verlofkrediet niet
overschrijdt.
(3) Dienstontheffing in het kader van de erkenning door bepaalde burgerinstanties van
vormingen verstrekt door Defensie1
(a) Elke militair personeelslid kan, binnen het kader van de akkoorden die Defensie
afsloot met bepaalde burgerinstanties, de erkenning vragen van een vorming
verstrekt door Defensie. Voor bepaalde vormigen dienen echter aanvullende
vormingsmodules gevolgd te worden bij een burgerinstantie.
(b) Er wordt een dienstontheffing van 75 uren per kalenderjaar en per personeelslid
toegestaan. Na beslissing van HRB kan dit aantal opgetrokken worden tot maximum
120 uren per kalenderjaar.
(c) De dienstontheffing is van toepassing op:
(i) lagere officieren tot eind 2014, die geen gebruik maken van het recht om
vrijwillig hun persioenleeftijd te verhogen tot 56 jaar;
(ii) onderofficieren en vrijwilligers in de leeftijdsgroep 35 tot 50 jaar (leeftijd
op 31 Dec van het jaar van aanvraag);
(iii) burgerpersoneelsleden behorende tot de personeelscategorie D, C en B in de
leeftijdsgroep 35 tot 50 jaar (leeftijd op 31 Dec van het jaar van aanvraag).
(iv) militairen EVMI.
(4) Dienstontheffing voor de verdienstelijke leerling
Voor cursussen waarvan de duur minimum één maand bedraagt, kan de commandant van
de school op het einde van de cursus een dienstontheffing toestaan aan de
verdienstelijke leerlingen.
(a) Een verdienstelijk leerling is een leerling die is geslaagd voor zijn examens bij de
eerste poging, die in totaal minimum 60 % van de punten heeft behaald en die geen
straffen heeft opgelopen.
(b) Er wordt een dag dienstontheffing toegestaan per maand cursus met een maximum
van vijf dagen voor de ganse duur van de cursus.
(c) De commandant van de school kan evenwel om billijkheidsredenen gehouden zijn om
van deze voorschriften af te wijken in uitzonderlijke gevallen en rekening houdend
met o.a. de inzet of de familiale toestand van de leerling.
(d) In het geval dat de dienstontheffing niet op het einde van de cursus kan worden
genomen, brengt de commandant van de school de eenheid van betrokkene op de
hoogte van het aantal dagen dienstontheffing voor de verdienstelijke leerling
waarop hij nog recht heeft.
Opmerking
Deze dienstontheffing geldt uiteraard niet voor cursussen gedurende de
kandidatuur.
(5) Dienstontheffingen in het kader van "Sport van hoog niveau binnen Defensie”2
1 DGHR-SPS-FMNAAN-001 2 ACWB-REG-LOSP-styz-001
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 209 / 284
(a) Voor de "Topsporters" worden de dienstfaciliteiten en dienstontheffingen
geregeld in het reglement "Sport van hoog niveau binnen Defensie".
(b) Voor de "Sporters van hoog niveau", hun trainer en internationale scheidrechters
worden dagen dienstontheffing bekomen voor de deelname aan sportmanifestaties
goedgekeurd door ACOS WB en dit voor sporten erkend door de Commissie Sport
van Hoog Niveau Defensie.
(c) Volgende sportmanifestaties komen daarvoor in aanmerking:
(i) Olympische Spelen;
selectie door het BOIC
(ii) Wereldspelen;
selectie door het BOIC
(iii) Wereldkampioenschappen;
selectie door de federatie
(iv) Wereldbekerwedstrijden en A-tornooien;
selectie door federatie
(v) Europese kampioenschappen;
selectie door de federatie
(vi) Internationale burgerontmoetingen waaraan een ploeg of geselecteerden
deelnemen die België officieel vertegenwoordigen.
selectie door de federatie
(d) Duur
(i) De sporters van hoog niveau en hun trainer kunnen genieten van een aantal
dagen dienstontheffing overeenkomstig de duur van de wedstrijd, de
verplaatsingstijd inbegrepen.
(ii) De internationale scheidsrechters kunnen genieten van een aantal dagen
dienstontheffing overeenkomstig de duur van de wedstrijd, de
verplaatsingstijd inbegrepen.
Het aantal dagen dienstontheffing mag de 10 werkdagen per jaar niet
overschrijden.
(e) Aanvraag
(i) Elke aanvraag van dienstontheffing voor een sporter van hoog niveau, voor
een trainer of voor een internationale scheidsrechter zal rechtstreeks door
het BOIC en/of door de sportfederaties worden aangevraagd aan ACOS WB.
(ii) Na een positieve beslissing van ACOS WB staat de autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant de dienstontheffing toe.
(6) Dienstontheffing bij mutatie
De militair, bij een mutatie naar het buitenland of bij terugkeer uit het buitenland,
bekomt maximum vijf werkdagen dienstontheffing te nemen binnen de maand voor of na
de datum van mutatie.
(7) Dienstontheffing voor verplaatsingen van militairen “met vaste dienst” in het buitenland
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 210 / 284
De militair, met vaste dienst in het buitenland, beschikt over twaalf dagen
dienstontheffing voor verplaatsingen per jaar voor zover zijn eenheid zich bevindt
buiten de zones hieronder beschreven:
(a) in Nederland, in de zone die het ganse gebied omvat gelegen ten zuiden van de
fictieve verbindingslijn tussen de steden Katwijk aan Zee en Millingen aan de Rijn,
deze steden inbegrepen;
(b) in de Bondsrepubliek Duitsland, in de zone die het ganse gebied omvat gelegen ten
westen van de Moezel en van de Rijn;
(c) in het Groothertogdom Luxemburg;
(d) in Frankrijk, in de zone die het ganse gebied omvat gelegen ten noorden van de
fictieve verbindingslijn tussen de steden Saint-Valéry-sur-Somme, Bar-le-Duc, Toul
en Sarreguemines, deze steden inbegrepen.
Opmerking
Het aantal dagen dienstontheffing wordt verminderd naar rato van één twaalfde
van het jaarkrediet, per maand tijdens welke de militair zich niet “met vaste
dienst” bevindt.
(8) Dienstontheffing voor deelname aan de selectieproeven met het oog op een
terbeschikkingstelling bij een openbare werkgever voor de militair BDL
(a) In het kader van de ter beschikking stelling van de militair BDL voor een
overplaatsing bij een andere openbare werkgever kan de militair BDL die voldoet
aan de voorwaarden, deelnemen aan de nodige selectieproeven. 1
(b) De militair BDL bevindt zich in de stand ‘in werkelijke dienst” en mag, op de
aanvangsdatum van de selectieproeven,
zich niet bevinden in de deelstand ‘in operationele inzet”;
geen deel uitmaken van een detachement dat zich voorbereidt met het oog op
een dergelijke inzet2.
(c) De duur van de dienstontheffing moet de militair toelaten om deel te nemen aan de
proeven en examens, verplaatsingen inbegrepen.
(d) De convocatie voor de selectieproeven door de openbare werkgever geldt als
rechtvaardiging.
(e) Een aanwezigheidsattest wordt bij terugkeer aan de eenheidscommandant
overgemaakt.
d. Burgerpersoneel
(1) Dienstontheffing bij ziekte
Het burgerpersoneel dat in de loop van de dag ziek wordt en van zijn eenheids-
/korpscommandant de toelating krijgt het werk te verlaten om zich naar huis te
begeven of medische zorgen te ontvangen, wordt gedekt door een dienstontheffing.
(a) Indien de afwezigheid niet meer bedraagt dan die ene dag is er geen medisch
getuigschrift vereist. Die dag moet niet als ziekteverlof worden aangerekend.
1 A16- X20, Art 34 2 A16-X20, Art 32, 6°
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 211 / 284
(b) Indien de afwezigheid verschillende dagen duurt is een getuigschrift noodzakelijk.
Dit getuigschrift moet niet noodzakelijk slaan op de dag waarop de afwezigheid
aanving en die dag hoeft ook niet als ziekteverlof te worden verrekend.
(2) Dienstontheffing voor opleidingsactiviteiten1
(a) Een dienstontheffing wordt toegekend door HRB-Civ om opleidingsactiviteiten
buiten de federale overheid bij te wonen.
(b) De dienstontheffing kan maximum 120 uren per jaar bedragen. De dienstontheffing
kan volledig of gedeeltelijk worden geweigerd om dienstredenen of wanneer de
opleiding niet overeenstemt met de gewenste ontwikkeling voor het personeelslid.
(3) Dienstontheffing voor de deelname aan testen2
(a) Het burgerpersoneel bekomt een dienstontheffing voor de nodige tijd voor
deelname aan een door SELOR; Selectiebureau voor de federale overheid,
georganiseerde test in het kader van:
(i) de taalexamens;
(ii) de vergelijkende selecties voor de statutaire aanwerving binnen het federaal
adminstratief openbaar ambt;
(iii) de selecties voor de overgang naar een hoger niveau.
(b) Het personeelslid kan een compenserende dienstontheffing krijgen die kan
opgenomen worden onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof
wanneer de test doorgaat op een niet-werkdag of wanneer het personeelslid
afwezig is op het tijdstip van de test omdat hij geniet van:
(i) een vrije dag volgens zijn werkkalender in het kader van de deeltijdse
loopbaanonderbreking, de vrijwillige vierdagenweek, het halftijds werken, de
verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden of de
verminderde prestaties wegens medische redenen;
(ii) een verlof om dwingende redenen van familiaal belang.
(4) Het burgerpersoneel bekomt ook een dienstontheffing in volgende gevallen (niet
limitatieve lijst):
(a) om aan een bevorderingsexamen of aan een vergelijkend examen voor overgang naar
het hogere niveau deel te nemen;
(b) om een personeelslid of hun eigen zaak voor de Departementale Raad van Beroep te
verdedigen;
(c) om een geneeskundig onderzoek te ondergaan, hetzij in een centrum van de
administratieve gezondheidsdienst van het Ministerie van Sociale Zaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu, hetzij in een militaire verplegingsinrichting, hetzij
in de Dienst Onthaal en Oriëntatie;
(d) om een geneesheer-specialist of een tandarts te raadplegen of door deze te
worden verzorgd, wanneer zulks buiten de diensturen onmogelijk is;
(e) om door de Directieraad of door de Raad van State te worden gehoord;
1 KB van 19 Nov 98, Art 70 2 KB van 19 Nov 98, Art 71
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 212 / 284
(f) om een opleiding te volgen (georganiseerd in of buiten het departement)
voorgesteld door HRB of het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid (OFO).
HRB of OFO moet uitdrukkelijk een of meer personeelsleden hebben uitgenodigd
tot het volgen van die opleiding. In het kader van een opleiding via e-learning bij
OFO, wordt de duur van de dienstontheffing vastgelegd in een “zelfstudie
overeenkomst” tussen de hiërarchische meerdere en het personeelslid en wordt de
overeenkomst gevalideerd door HRB-Civ.
304. Begin, intrekking en beëindiging
Een bijzondere dienstontheffing kan niet worden onderbroken door afwezigheden om
gezondheidsredenen, behalve in geval van ziekenhuisopname van het personeelslid.
305. Aanvraagprocedure
a. Aanvraag
De bijzondere dienstontheffing wordt aangevraagd door betrokkene via het verslag van de
eenheidscommandant.
b. Bevoegdheid tot goedkeuring
(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant is de autoriteit voor de
goedkeuring van de bijzondere dienstontheffingen aangevraagd door de officieren, de
korpsadjudant en het burgerpersoneel Niv A.
(2) De autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant is de autoriteit voor de
goedkeuring van de bijzondere dienstontheffingen aangevraagd door de
onderofficieren, de vrijwilligers en het burgerpersoneel Niv B, C en D.
306. Geldelijke bepaling1
De bijzondere dienstontheffing wordt bezoldigd.
307. Administratieve en sociale bepalingen
a. Verloffiche
De bijzondere dienstontheffing wordt opgetekend op de verloffiche.
b. Militair personeel2
De bijzondere dienstontheffing telt als een periode van werkelijke dienst.
Zijn verplichtingen zijn niet opgeheven, zijn afwezigheid ontheft hem enkel van elke dienst.
c. Burgerpersoneel
De bijzondere dienstontheffing wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
308. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit3
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een bijzondere dienstontheffing toegelaten.
1 Wet van 20 Mei 94 (BIP A-083-1), Art 3, § 1 2 A16- Q1, Art 5 G1, Art 188 en 189 3 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 213 / 284
Hoofdstuk 4 - Vrijstelling van dienst voor de militairen korte termijn
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 214 / 284
Hoofdstuk 5 - Dienstvrijstelling eindeloopbaan - Burgerpersoneel
501. Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op het burgerpersoneel van Defensie, en in het bijzonder:
a. Het statutair personeel
(1) welke aanspraak kunnen maken op het rustpensioen wegens het bereiken van de
leeftijdsgrens;
(2) welke vragen om op rustpensioen te worden gesteld vanaf de leeftijd van 60 jaar.
b. Contractueel personeel
Het contractueel personeel welke een stopzetting van het contract vraagt vanaf de leeftijd
van 60 jaar.
502. Algemeen
a. Voorwaarde
Een dienstvrijstelling eindeloopbaan kan aan het burgerpersoneelslid, welke op een
verdienstelijke wijze zijn taken heeft vervuld, worden toegekend.
b. Periode
Het burgerpersoneelslid van Defensie kan, met uitzondering van het personeel in de
vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek of van de halftijdse vervroegde uitstap, de
dienstvrijstelling eindeloopbaan:
(1) ofwel één keer opnemen drie kalendermaanden vóór de pensioneringsdatum;
(2) ofwel in drie keer één kalendermaand opnemen, gespreid over de 36 maanden die de
pensioneringsdatum voorafgaan;
(3) ofwel in werkdagen opnemen gespreid over 36 maanden die de pensioneringsdatum
voorafgaan;
Indien betrokkene deze wijze van opname verkiest, dan heeft hij recht op 60
werkdagen dienstvrijstelling eindeloopbaan (1 maand = 20 werkdagen),
(4) ofwel opnemen in een combinatie van Par 2 502.b. (2) en Par 502 2.b. (3), zonder het
maximum te overschrijden (één maand & 40 werkdagen of twee maanden & 20
werkdagen);
(5) niet opnemen in halve dagen.
c. Het burgerpersoneelslid van Defensie
(1) werkzaam in de bijzondere regeling van de halftijds vervroegde uitstap, kan de
dienstvrijstelling eindeloopbaan slechts opnemen in één keer en dit in de drie
kalendermaanden die de pensioneringsdatum voorafgaan;
(2) werkzaam in de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek, of werkzaam in
verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid (à rato van 2/3 of 3/4 van de
normale prestaties), kan de dienstvrijstelling eindeloopbaan slechts opnemen:
(a) ofwel in één keer drie kalendermaanden vóór de pensioneringsdatum;
(b) ofwel in drie keer (één kalendermaand), gespreid over de 36 maanden die de
pensioneringsdatum voorafgaan.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 215 / 284
(3) Het burgerpersoneelslid van Defensie hetzij met vaste dienst in het buitenland, hetzij
met vaste dienst bij de internationale generale staven, internationale hoofdkwartieren
en internationale instellingen gevestigd in België, hetzij in diplomatieke post in het
buitenland, kan enkel de dienstvrijstelling eindeloopbaan in één keer opnemen, drie
kalendermaanden voor de pensioneringsdatum.
d. Vereisten van de dienst
De dienstvrijstelling eindeloopbaan wordt toegekend met inachtneming van de wensen van
het desbetreffende personeel voor zover de vereisten van de dienst dit mogelijk maken.
e. Vakantieverlof
De dienstvrijstelling eindeloopbaan is cumuleerbaar met het vakantieverlof. De
dienstvrijstelling eindeloopbaan mag onder geen voorwaarde leiden tot het verwerven van
compensatietoelagen voor niet verbruikte verlofdagen. Daaruit vloeiend zal ze pas aanvang
kunnen nemen van zodra dat het jaarlijkse verlofkrediet werd verbruikt.
f. Bevoegdheid
De dienstvrijstelling eindeloopbaan wordt toegekend door HRB-Civ.
g. Annulatie aanvraag
Indien betrokkene zijn pensionering op aanvraag wil annuleren en de dienstvrijstelling
eindeloopbaan is reeds begonnen, dan zullen de verbruikte dagen verplichtend worden
afgetrokken van de toekomstige dienstvrijstelling eindeloopbaan voorafgaand de definitieve
pensionering wegens het bereiken van de leeftijdgrens.
h. Uitzonderingen
Er kan geen dienstvrijstelling eindeloopbaan worden toegekend aan een burgerpersoneelslid
van Defensie indien hij zich in één van de volgende situaties bevindt:
(1) geschorst in het belang van de dienst;
(2) in non-activiteit.
i. Opmerking
Tijdens zijn loopbaan bij Defensie kan een personeelslid (burger of militair) slechts éénmaal
genieten van de dienstvrijstelling eindeloopbaan/ verlof eindeloopbaan. Beiden zijn niet
cumuleerbaar.
503. Aanvraagprocedure
a. Aanvraag
Het burgerpersoneelslid die wenst aanspraak te maken op de dienstvrijstelling
eindeloopbaan dient zijn aanvraag schriftelijk te richten tot HRB-Civ. Deze aanvraag bevat
de wijze van opnemen en de verdeling van de dienstvrijstelling eindeloopbaan.
(1) De aanvraag wordt te vroegste ingediend 39 maanden voor de pensioneringsdatum en
ten laatste drie maanden voor de aanvangsdatum van het verlof.
(2) De aanvraag vermeldt de wijze van opname:
(a) ofwel één keer drie kalendermaanden vóór pensioneringsdatum;
(b) ofwel in drie keer één kalendermaand gespreid over de 36 maanden die de
pensioneringsdatum voorafgaan;
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 216 / 284
(c) ofwel in 60 werkdagen gespreid over 36 maanden die de pensioneringsdatum
voorafgaan;
(d) ofwel in één maand & 40 werkdagen;
(e) ofwel twee maanden & 20 werkdagen.
b. Weigering
In geval van weigering door HRB-Civ, zal het dossier aan de Minister worden overgemaakt.
Dit dossier zal bevatten:
(1) het advies van de functionele chef;
(2) de doorslaggevende elementen welke de weigering motiveren.
Onder doorslaggevende elementen dient te worden verstaan:
(a) het evaluatiedossier;
(b) alle ongunstige feiten welke in het persoonlijk dossier van betrokkene werden
hernomen.
(3) het verweer van betrokkene op de weigering van zijn aanvraag.
504. Betekening van de beslissing
De schriftelijke aanvraag van betrokkene, met de beslissing van HRB-Civ wordt bezorgd aan de
dienst van betrokkene en aan betrokkene zelf.
505. Geldelijke bepalingen
De dienstvrijstelling eindeloopbaan wordt bezoldigd.
506. Administratieve en sociale bepalingen
De dienstvrijstelling eindeloopbaan wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens een dienstvrijstelling eindeloopbaan toegestaan.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 217 / 283
DEEL IV TIJDELIJKE AMBTSONTHEFFING EN
LOOPBAANONDERBREKING
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 218 / 283
Hoofdstuk 1 - Tijdelijke ambtsontheffing wegens persoonlijke aangelegenheden
(TAPA) – Militair personeel
101. Toepassingsgebied1
a. Algemeen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader2 die in periode van
vrede "in werkelijke dienst" zijn.
b. Uitzonderingen
In afwijking van vorig lid is dit hoofdstuk niet van toepassing op:
(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,
om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(3) de aanvullingsofficieren en –onderofficieren die werden aanvaard, om een vorming te
volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang);
(4) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens
beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het
gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om
te worden opgenomen als als aanvullingsberoepsofficier;
(5) de militairen korte termijn met minder dan één jaar werkelijke dienst3;
(6) de kandidaat–militairen4;
(7) de militairen die zich in de deelstand “in operationele inzet” bevinden of die op
preadvies gesteld zijn effectief deel uitmaken van een detachement dat zich
voorbereidt met het oog op deze inzet of in geval van mobilisatie5.
102. Algemeen 6
a. Aanvraag
De in Par 101 vermelde militairen kunnen op ieder ogenblik tijdens hun loopbaan een aanvraag
tot TAPA indienen.
b. Bevoegdheden
Een TAPA wordt toegestaan of geweigerd door de MOD. Een TAPA voor de militairen korte
termijn wordt echter toegestaan of geweigerd door de directeur-generaal HR7.
1 A16-B1, Art 14 en 15 - A16-B50, Art 44 - A16-B60, Art 10bis - A16-D1, Art 16, 17, en 71 - A16-E1, Art 10, 11 en 20nonies - A16-
X1, Art 16 en 17 A16-G1, Art 47 2 Deel I, Par 101.a.(1) 3 A16-X1, Art17, eerste lid 1° X-20, Art 15 4 Deel I, Par 101.a.(3), A16, G1, Art 95 5 A16-B1, Art 14bis, § 1 -A16-D1, Art 16bis - A16-E1, Art 10bis G1, Art 46- A16-X1, Art 17, § 2 6 A16-B1, Art 15 - A16-D1, Art 17 - A16-E1, Art 11G1, Art 47- A16-X1, Art 17, § 1 7 A16-X1, Art 17, § 1er, 2°
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 219 / 283
De minister kan een aanvraag van tijdelijke ambtsontheffing op aanvraag van een militair
weigeren wegens encadreringsbehoeften om de goede werking en de continuïteit van de
Krijgsmacht te garanderen.
c. Duur
Elke tijdelijke ambtsontheffing of elke verlenging wordt aangevraagd voor een aantal
maanden, met een minimum van 3 tot een maximum van 12. duur van drie zes, negen of twaalf
maanden.
d. Uitzonderingen1
(1) De militair die een post uitoefent waarvoor een specifiek en zeldzaam
competentieprofiel vereist is kan geen TAPA bekomen. Evenwel, om gemotiveerde
uitzonderlijke persoonlijke redenen kan de militair een aanvraag indienen bij de minister
om een TAPA te bekomen. Deze TAPA duurt drie maanden.
(2) De militair die geaffecteerd is in een internationaal of intergeallieerd organisme kan
een TAPA bekomen van de minister voor zover de aanvraag gemotiveerd is door
uitzonderlijke persoonlijke redenen die door de Dir Gen HR worden beoordeeld. Deze
TAPA duurt drie maanden en kan slechts één keer worden toegekend.
e. Uitzonderlijke redenen
Behoudens uitzonderlijke redenen waarover de MOD oordeelt, en zonder dat deze de duur
van zesendertig maanden overschrijdt, mag de globale duur van alle afzonderlijke periodes
TAPA tijdens de loopbaan van de militair een totaal van twaalf maanden niet overschrijden2.
f. Militairen EVMI korte termijn
De militairen EVMI korte termijn kunnen slechts éénmalig en voor een termijn van drie
kalendermaanden van een TAPA genieten indien3:
(1) zij minstens één jaar werkelijke dienst in hun categorie van personeel korte termijn
BDL vervuld hebben zij hun vormingscyclus beëindigd hebben;
(2) de aanvraag gemotiveerd is door uitzonderlijke sociale redenen die, door de directeur-
generaal HR moeten worden beoordeeld.
103. Aanvang en beëindiging van een TAPA4
a. Aanvang
Een TAPA begint steeds op de eerste kalenderdag van de maand, behalve indien er tijdelijke
ambtsontheffingen zonder onderbreking voorafgaan waarvan een TAGEZINSR die niet op de
laatste dag van een maand beëindigd wordt.
Indien de aanvraag door de minister wordt aanvaard, heeft de TAPA uitwerking ten laatste
drie maanden na de datum van indienen van de aanvraag, behalve indien de betrokken militair
zelf een latere uitwerking vraagt dan de voornoemde drie maanden.
Indien het dienstbelang het vereist teneinde de operationele capaciteiten van de
Krijgsmacht te vrijwaren kan de minister evenwel een latere datum bepalen, maar ten
laatste negen maanden na de datum van indienen van de aanvraag voor de officieren en zes
1 A16-G1, Art 46 2 A16-G1, Art 47 3 A16-X1, Art 17, § 1, 2°A16-X10, Art 40 4 A16-B1, Art 14bis & 15 - A16-D1, Art 16bis & 17 - A16-E1, Art 10bis & 11 G1, Art 46 en Art 47 - A16-X1, Art 17, § 2
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 220 / 283
maanden na de datum van indienen van de aanvraag voor de onderofficieren en de
vrijwilligers.
b. Beëindiging
Beëindiging van een TAPA door de militaire overheden:
(1) de toegekende TAPA eindigt automatisch zonder opzegging in periode van oorlog, of in
geval van mobilisatie;
(2) in periode van crisis of van vrede kan, behalve voor de militairen korte termijn , een
TAPA worden ingetrokken geschorst, in uitzonderlijke gevallen en voor zover de
personeelsbehoefte op geen enkele andere manier kan worden ingevuld:
(a) in geval van operationele inzet,
(b) in geval van preadvies voorbereiding met het oog op deze inzet.
c. Voortijdige heropname
De militair mag zijn aanvraag om voortijdig heropgenomen te worden in de getalsterkte
indienen wanneer hij dat wenst. Hij zal echter ten vroegste kunnen worden heropgenomen in
de getalsterkte na drie maanden TAPA.
104. Aanvraagprocedures
a. TAPA
(1) De militair dient de aanvraag in aan de hand van een Mod B (één exemplaar). Om de
aandacht van de aanvrager te vestigen op de tijdelijke aard van een TAPA zal er op het
Mod B de volgende verklaring worden vermeld: “Ik besef dat de tijdelijke
ambtsontheffing geen recht opent op een later ontslag”.
(2) Teneinde de TAPA te kunnen laten ingaan op de gevraagde begindatum moet de
aanvraag minimum drie kalendermaanden vóór de gewenste begindatum worden
ingediend en moet het Mod B de telefoonnummers (militair en privé) van betrokkene
vermelden.
(3) Ten laatste tien werkdagen na het indienen door de aanvrager verstuurt de eenheid het
Mod B via de korpscommandant naar HRB.
(4) Elke aanvraag moet verstuurd worden naar HRB, zelfs indien de bovengenoemde termijn
van drie kalendermaanden niet werd gerespecteerd.
(5) Elk ongunstig advies moet worden gemotiveerd in rechte en in feite.
b. Voortijdige heropname in de getalsterkte op aanvraag van de militair
(1) De militair dient de aanvraag in aan de hand van een Mod B (één exemplaar). Indien zijn
eenheid “administratief niet-organiek” is, zal de aanvraag drie gewenste plaatsen of
eenheden van tewerkstelling in dalende volgorde van voorkeur vermelden.
(2) De aanvraag dient acht weken vóór de datum van de gewenste heropname in de
getalsterkte toe te komen bij HRB.
c. Heropname in de getalsterkte bij het beëindigen van de voorziene termijn
(1) De militair die drie maanden met TAPA was, hoeft geen aanvraag tot heropname in de
getalsterkte te doen, omdat hij automatisch terug overgaat naar zijn organieke
eenheid.
(2) De militair die langer dan drie maanden met TAPA was, dient de aanvraag in aan de hand
van een Mod B (één exemplaar). Dit Mod B vermeldt in dalende volgorde van voorkeur
drie gewenste plaatsen of eenheden van tewerkstelling.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 221 / 283
(3) De aanvraag wordt ingediend bij zijn “administratief niet-organieke” eenheid ten
laatste één maand vóór het einde van zijn TAPA.
(4) Ten laatste tien werkdagen na het indienen door de aanvrager verstuurt de eenheid het
Mod B via de korpscommandant naar HRB.
(5) Elk ongunstig advies moet worden gemotiveerd in rechte en in feite.
d. Aanvragen andere maatregelen
Andere maatregelen kunnen op het einde of tijdens de TAPA door betrokkene gesolliciteerd
worden (bij wijze van voorbeeld: ontslag, verbreking van de dienstneming of
wederdienstneming, pensioen, verlenging TAPA, andere tijdelijke ambtsontheffing, specifiek
verlof, …). De aanvragen zullen volgens de vigerende richtlijnen voor die maatregelen
ingediend worden (in principe per Mod B opgemaakt door de administratieve eenheid in een
exemplaar en met het in acht nemen van de termijnen voorzien in de instructies en
reglementen).
105. Betekening van de beslissing
a. Algemeen
Van zodra HRB kennis heeft genomen van de beslissing van de MOD brengt zij de volgende
personen en diensten hiervan op de hoogte:
(1) de eenheid, administratieve of toekomstige eenheid van betrokkene;
(2) BFA-R;
(3) HRA-E/N.
Het is de (administratieve) eenheid die belanghebbende op de hoogte stelt van de genomen
beslissing.
b. Mod B
Het Mod B met de beslissing van de MOD wordt door HRB bezorgd aan de (administratieve)
eenheid. Betrokkene moet het dateren en tekenen ‘voor gezien’ en aansluitend wordt het
geklasseerd in zijn persoonlijk dossier.
c. Bevestiging
De beslissing wordt bevestigd op het wijzigingsrapport personeel.
106. Administratieve bepalingen
a. Eenheid
Indien de TAPA drie maanden duurt blijven de militairen deel uitmaken van hun
oorspronkelijke eenheid. Indien de TAPA langer is dan drie maanden gaan de militairen
administratief (NO) over naar Bn HK Def St (NO).
b. Adminstratieve stand
Tijdens de TAPA bevindt de militair zich in de stand “non-activiteit”1.
c. Adminstratieve toestand gedurende de ganse duur van de TAPA:
(1) blijft de militair onderworpen aan de militaire rechtspraak strafwetten en aan de
krijgstucht;2
1 A16-Q1, Art 6, 1 G1, Art 189, eerste lid 2 A16-B1, Art 19 - A16-D1, Art 21 - A16-E1, Art 15 G1, Art 45, tweede lid
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 222 / 283
(2) kan de militair niet in de hogere graad worden benoemd;1
(3) kan er geen verlof of dienstontheffing worden toegekend;2
(4) is het hem verboden zijn diensten te verlenen, onder welke vorm ook, noch aan een
vreemd leger, noch aan een militie, noch aan om het even welke publieke of private
paramilitaire organisatie;
(5) moet hij iedere officiële verandering van zijn privé adres aan zijn administratieve
eenheid melden;
(6) moet hij de voorschriften van Deel II - Hoofdstuk 1, Par 103 toepassen, indien hij een
deel of de ganse duur van zijn TAPA in het buitenland doorbrengt;
(7) moet hij burgerkledij dragen;
(8) zijn de verplichtingen betreffende het verblijf op het nationaal grondgebied niet van
toepassing3;
(9) wordt de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek of de halftijdse vervroegde
uitstap automatisch geschorst zonder opzegging4.
d. Adminstratieve toestand na een TAPA
Na zijn TAPA wordt betrokkene automatisch heropgenomen in de getalsterkte van zijn
laatste eenheid indien deze "administratief organiek" is. Indien deze eenheid
"administratief niet-organiek" is, moet de betrokken militair ten laatste één maand vóór het
einde van zijn TAPA zijn aanvraag tot affectatie indienen.
107. Geldelijke bepaling5
De TAPA wordt niet bezoldigd.
108. Sociale bepalingen
De periode van TAPA wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van:
de anciënniteit in de graad;
het rust- of overlevingspensioen.
109. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit6
De militair mag tijdens een TAPA een bijkomende activiteit uitoefenen. (geen toelating nodig)
110. Specifieke voorschriften voor de korpscommandanten
a. Informatie
De korpscommandant informeert de militairen voor die met TAPA vertrekken over de
volgende punten:
(1) de administratief niet-organieke eenheid, waarvoor hij zal worden aangewezen indien de
TAPA meer dan drie maanden duurt;
(2) de verplichting deze eenheid op de hoogte te houden van elke verandering van zijn
officieel privé-adres gedurende zijn afwezigheid;
1 A16-B1, Art 45 - A16-D1, Art 40, § 1 - A16-E1, Art 8, § 1er G1, Art 65, §1 2 A16-D3, Art 79 - A16-E3, Art 43 3 A16-Z5, Art 1, § 4 4 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 5 Wet van 20 Mei 94 (BIP A-083-1), Art 3, § 1 6 A16- Z1, Art 18 tot Art 20 G1, Art 48 en Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 223 / 283
(3) contact op te nemen met deze eenheid, tenminste drie kalendermaanden vóór het einde
van zijn tijdelijke ambtsontheffing, om de eenheid te informeren in verband met zijn
voornemens.
b. Verstrijken van een TAPA
Indien bij het verstrijken van een TAPA de beslissing van de MOD ingevolge een laattijdige
aanvraag (verlenging, ontslag of een andere maatregel) niet genomen is, zal de
korpscommandant van de administratieve eenheid erop toezien dat de betrokken militair de
werkelijke actieve dienst herneemt.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 224 / 283
Hoofdstuk 2 - Tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking (TALO) –
Militair personeel
201. Toepassingsgebied 1
a. Algemeen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader2 die in periode van
vrede "in werkelijke dienst" zijn.
b. Uitzonderingen
In afwijking van vorig lid is dit hoofdstuk niet van toepassing op:
(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,
om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(3) de aanvullingsofficieren en –onderofficieren die werden aanvaard, om een vorming te
volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang);
(4) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens
beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het
gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om
te worden opgenomen als als aanvullingsberoepsofficier;
(5) de militairen korte termijn BDL3;
(6) op de militairen die zich in de deelstand “in operationele inzet” bevinden of die op
preadvies gesteld zijn effectief deel uitmaken van een detachement dat zich
voorbereidt met het oog op deze inzet of in geval van mobilisatie4.
202. Algemeen 5
a. Aanvraag
De in Par 201 vermelde militairen kunnen op ieder ogenblik tijdens hun loopbaan een aanvraag
tot TALO indienen.
Het verkrijgen van TALO door een kandidaat-militair kan echter leiden tot de definitieve
mislukking indien dit niet toelaat de vorming te vervolmaken binnen de voorziene termijnen,
vermits er geen uitstel van de vorming kan worden toegestaan.
b. Bevoegdheid
Een TALO wordt toegestaan of geweigerd door de MOD.
De minister kan een aanvraag weigeren wegens encadreringsbehoeften om de goede werking
en de continuïteit van de Krijgsmacht te garanderen.
1 A16-B1, Art 14 - A16-B50, Art 44 - A16-B60, Art 10bis - A16-D1, Art 16, Art 43 en Art 71 - A16-E1, Art 10 & 20 nonies G1, Art
48 45 en Art 60 2 Deel I, Par 101.a.(1) 3 A16, X 1, Art 16 X-20, Art 13 4 A16, B1, Art 14bis - A16-D1, Art 16bis - A16-E1, Art 10bis G1, Art 46 5 A16-B1, Art 15bis - A16-D1, Art 17bis - A16-E1, Art 11bis G1, Art 48
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 225 / 283
c. Duur
(1) Elke TALO of elke verlenging ervan wordt aangevraagd voor een aantal maanden, met
een minimum van 3 tot een maximum van 12. duur van drie zes, negen of twaalf maanden.
(2) Behoudens uitzonderlijke redenen waarover de MOD oordeelt, mag de globale duur van
alle periodes loopbaanonderbrekingen tijdens de loopbaan van de militair, een totaal van
36 maanden niet overschrijden.
d. Uitzonderingen1
(1) De militair die een post uitoefent waarvoor een specifiek en zeldzaam
competentieprofiel vereist is kan geen TALO bekomen. Evenwel, om gemotiveerde
uitzonderlijke persoonlijke redenen kan de militair een aanvraag indienen bij de minister
om een TALO te bekomen. Deze TALO duurt drie maanden.
(2) De militair die geaffecteerd is in een internationaal of intergeallieerd organisme kan
een TALO bekomen van de minister voor zover de aanvraag gemotiveerd is door
uitzonderlijke persoonlijke redenen die door de Dir Gen HR worden beoordeeld. Deze
TALO duurt drie maanden en kan slechts één keer worden toegekend.
203. Aanvang en beëindiging van een TALO 2
a. Aanvang
Een TALO begint steeds op de eerste kalenderdag van de maand, behalve indien er tijdelijke
ambtsontheffingen zonder onderbreking voorafgaan waarvan een TAGEZINSR die niet op de
laatste dag van een maand beëindigd wordt. behalve als hij onmiddellijk aansluit op een
TAGEZINSR.
Indien de aanvraag door de minister wordt aanvaard, heeft deze uitwerking ten laatste drie
maanden na de datum van indienen van de aanvraag, behalve indien de betrokken militair zelf
een latere uitwerking vraagt dan de voornoemdedrie maanden.
Indien het dienstbelang het vereist teneinde de operationele capaciteiten van de
Krijgsmacht te vrijwaren kan de minister evenwel een latere datum bepalen, maar ten
laatste negen maanden na de datum van indienen van de aanvraag voor de officieren en zes
maanden na de datum van indienen van de aanvraag voor de onderofficieren en de
vrijwilligers.
b. Beëindiging van een TALO door de militaire overheid:
(1) de toegekende TALO eindigt automatisch zonder opzegging in periode van oorlog of in
geval van mobilisatie;
(2) in periode van crisis of van vrede kan een TALO worden ingetrokken geschorst in
uitzonderlijke gevallen en voor zover de personeelsbehoefte op geen enkele andere
manier kan worden ingevuld:
(a) in geval van operationele inzet;
(b) in geval van preadvies voorbereiding met het oog op operationele inzet.
c. Voortijdige heropneming
Van zodra de militair drie maanden met TALO is, mag hij aanvragen om voortijdig
heropgenomen te worden in de getalsterkte.
1 A16-G1, Art 46 2 A16-B1, Art 15bis - A16-D1, Art 17bis - A16-E1, Art 11bis G1, Art 48
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 226 / 283
204. Aanvraagprocedures
a. TALO
(1) De militair dient de aanvraag in aan de hand van een Mod B (één exemplaar). Om de
aandacht te trekken van de aanvrager op de tijdelijke aard van een TALO zal er op het
Mod B de volgende verklaring vermeld worden: “Ik besef dat de tijdelijke
ambtsontheffing geen recht opent op een later ontslag”.
(2) Teneinde een tijdig toekennen van de gewenste begindatum mogelijk te maken, dient de
aanvraag tot TALO minimum drie kalendermaanden vóór de gewenste begindatum te
worden ingediend. Het Mod B dient de telefoonnummers (militair en privé) van
betrokkene te vermelden.
(3) Ten laatste tien werkdagen na het indienen door de aanvrager, verstuurt de eenheid het
Mod B via de korpscommandant rechtstreeks naar HRB.
(4) Elke aanvraag moet worden verstuurd naar HRB, zelfs indien de bovengenoemde termijn
van drie kalendermaanden niet werd gerespecteerd.
b. Uitoefenen van een beroepsactiviteit tijdens de TALO
(1) Het al dan niet uitoefenen van een beroepsactiviteit tijdens de loopbaanonderbreking
dient te worden medegedeeld op het Mod B waarmee de TALO wordt aangevraagd.
Tevens moet hierbij het sociaal statuut (zelfstandige - onbezoldigd of bezoldigd
werknemer), waaronder deze beroepsactiviteit zal worden uitgeoefend, worden
vermeld.
(2) Tijdens de loopbaanonderbreking dient iedere verandering aan deze gegevens, met
duidelijke vermelding van de datum waarop de verandering ingaat, met een aangetekend
schrijven worden gemeld aan:
DG HR
HRB
Kwartier Koningin Astrid
Bruynstraat
1120 BRUSSEL
(a) Een kopie van dit schrijven wordt door HRB overgemaakt aan:
(b) de administratieve eenheid (bestemd voor het persoonlijk dossier van betrokkene);
(c) HRA-E/N;
(d) BFA-R.
c. Voortijdige heropname in de getalsterkte op aanvraag van de militair
(1) De militair dient de aanvraag in aan de hand van een Mod B (één exemplaar) en vermeldt
hierbij drie gewenste plaatsen of eenheden van tewerkstelling in dalende volgorde van
voorkeur.
(2) De aanvraag dient acht weken vóór de datum van de gewenste heropname in de
getalsterkte toe te komen bij HRB.
d. Heropname in de getalsterkte bij het beëindigen van de voorziene termijn
(1) De militair die drie maanden met TALO was, hoeft geen aanvraag tot heropname in de
getalsterkte te doen, vermits hij automatisch terug overgaat naar zijn organieke
eenheid.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 227 / 283
(2) De militair die langer dan drie maanden met TALO was, dient de aanvraag in aan de hand
van een Mod B (één exemplaar) met de vermelding van drie gewenste plaatsen of
eenheden van tewerkstelling in dalende volgorde van voorkeur.
(3) De aanvraag wordt ingediend bij zijn “administratief niet-organieke” eenheid, ten
laatste één maand vóór het einde van zijn TALO.
(4) Ten laatste tien werkdagen na het indienen door de aanvrager, verstuurt de eenheid het
Mod B via de korpscommandant naar HRB.
(5) Elk ongunstig advies moet worden gemotiveerd in rechte en in feite.
e. Aanvragen tot ontslag, verbreking van dienst- en wederdienstneming of pensioen
De eventuele aanvragen tot ontslag, verbreking van dienst- en wederdienstneming of
pensioen worden ingediend en behandeld zoals beschreven in Par 204.a.
205. Betekening van de beslissing
a. Betekening
Van zodra HRB kennis heeft genomen van de beslissing van de MOD, brengt zij de volgende
personen en diensten hiervan op de hoogte:
(1) de (administratieve) eenheid van betrokkene;
(2) BFA-R;
(3) HRA-E/N.
Het is de (administratieve) eenheid die belanghebbende op de hoogte stelt van de genomen
beslissing.
b. Mod B
Het Mod B met de beslissing van de MOD wordt door HRB bezorgd aan de (administratieve)
eenheid. Betrokkene moet het dateren en tekenen ‘voor gezien’ en aansluitend wordt het
geklasseerd in zijn persoonlijk dossier.
c. Bevestiging
De beslissing wordt bevestigd op het wijzigingsrapport personeel.
206. Administratieve bepalingen
a. Eenheid
Indien de TALO drie maanden duurt, blijven de militairen deel uitmaken van hun
oorspronkelijke eenheid. Indien de TALO langer is dan drie maanden gaan de militairen
administratief (NO) over naar Bn HK Def St (NO).
b. Adminstratieve stand
Tijdens de TALO bevindt de militair zich in de stand “non activiteit”.1
c. Adminstrative toestand gedurende de ganse duur van de TALO:
(1) blijft de militair onderworpen aan de militaire rechtspraak strafwetten en aan de
krijgstucht2;
(2) kan de militair niet in de hogere graad worden benoemd;
(3) kan er geen verlof of dienstontheffing worden toegekend1;
1 A16-Q1, Art 6 Q1, Art 5 G1, Art 189 2 A16-B1, Art 19 - A16-D1, Art 21 - A16-E1, Art 15G1, Art 45
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 228 / 283
(4) is het hem verboden zijn diensten te verlenen, onder welke vorm ook, noch aan een
vreemd leger, noch aan een militie, noch aan om het even welke publieke of private
paramilitaire organisatie;
(5) moet hij iedere officiële verandering van zijn privaat adres aan zijn administratieve
eenheid melden;
(6) moet hij de voorschriften van Deel II - Hoofdstuk 1, Par 103 toepassen indien hij een
deel of de ganse duur van zijn TALO in het buitenland doorbrengt;
(7) moet hij burgerkledij dragen;
(8) moet hij ambtshalve en zonder verwijl aan zijn administratieve eenheid elke
gebeurtenis melden die zijn administratieve en geldelijke toestand zou kunnen
beïnvloeden;
(9) zijn de verplichtingen betreffende het verblijf op het nationaal grondgebied niet van
toepassing;2
(10) wordt de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek of de halftijdse vervroegde
uitstap automatisch geschorst zonder opzegging3.
d. Adminstratieve toestand na een TALO
Na zijn TALO wordt betrokkene automatisch heropgenomen in de getalsterkte van zijn
laatste eenheid indien deze "administratief organiek" is. Indien deze eenheid
"administratief niet-organiek" is, moet de betrokken militair ten laatste één maand vóór het
einde van zijn TALO zijn aanvraag tot affectatie indienen.
207. Geldelijke bepalingen 4
De TALO wordt niet bezoldigd.
De militair met TALO kan niettemin aanspraak maken op een geïndexeerde
onderbrekingsuitkering5.
208. Sociale bepalingen
a. Militair rustpensioen en overlevingspensioen
De perioden van TALO worden in aanmerking genomen voor de berekening van het militaire
rustpensioen en van het overlevingspensioen6 en worden beschouwd als werkelijke diensttijd
in de graad voor de berekening van het militaire rustpensioen7 overeenkomstig de hierna
volgende bepalingen:
(1) de eerste 12 maanden tellen automatisch voor 100%;
(2) de volgende maanden tellen enkel voor de perioden waarvoor de militair een persoonlijke
bijdrage heeft gestort van 7,5% van de brutowedde, die hij zou genoten hebben indien
hij in dienst was gebleven.
1 A16-D3, Art 79 - A16-E3, Art 43 2 A16-Z5, Art 1, § 4 3 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 4 BIP A-083-1, Art 3, § 3bis 5 DGHR-GID-TOELAND-002 6 SIS, C 630 7 SIS, C 500
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 229 / 283
Opmerking
(i) Deze storting is niet vereist voor de perioden waarin de militair of zijn
echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt voor een
kind dat minder dan 6 jaar oud is.
(ii) Wanneer een militair een betaalde beroepsactiviteit als werknemer of
zelfstandige uitoefent, dan bouwt hij pensioenrechten op in het stelsel van
de werknemers of van de zelfstandigen.
De storting is enkel vereist als betrokkene wenst rechten op te bouwen in
het stelsel van de militairen.
b. Valorisatie pensioenrechten
Teneinde de pensioenrechten te valoriseren zal BFA/R de betrokken militair, van zodra hij
met TALO is, een gepersonaliseerde brief toesturen. Hierin staan alle nodige informatie en
de te volgen procedure vermeld.
Informatie en de te volgen procedure door de betrokken militair:
(1) Het eerste jaar TALO telt automatisch mee voor de berekening van het pensioen en
moet de betrokken militair hiervoor niks doen. Indien de betrokken militair wenst dat
ook de perioden TALO die dit jaar overschrijden in aanmerking worden genomen voor de
berekening van het pensioen MOET de betrokken militair hiertoe vooreerst een
verbintenis aangaan bij BFA-R.
(2) Bovendien MOET de betrokken militair, vóór 31 Dec van het jaar dat volgt op de periode
TALO (dus bvb. voor 31 Dec 05 indien de betrokken militair in 2004 een TALO heeft
genoten, die hetzij nog steeds loopt hetzij al beëindigd is), de nodige stortingen
verricht hebben. Deze stortingen bedragen 7,5 % van de wedde die de betrokken
militair zou genoten hebben indien hij geen TALO zou genomen hebben.
(3) Indien de betrokken militair evenwel een kind van minder dan 6 jaar ten laste heeft op
het ogenblik van de TALO dan kan maximum 48 maanden TALO(R) gratis in aanmerking
genomen worden voor de berekening van het pensioen MAAR MOET de betrokken
militair de aanvraag toch doen voor 31 Dec van het jaar dat volgt op de periode TALO.
(4) Indien de betrokken militair dit niet doet, heeft dit tot gevolg dat deze jaren NIET in
aanmerking komen voor de berekening van het militair rustpensioen en het
overlevingspensioen. Dit kan en zal in het merendeel van de gevallen een invloed hebben
op het bedrag van deze pensioenen alsook op het bedrag (wedde en toelage) dat de
betrokken militair tijdens een eventuele disponibiliteit zal ontvangen.
209. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 1
a. Betrekking, beroep of bezigheid
De militair met TALO mag noch zelf, noch door tussenpersonen enige betrekking, beroep of
bezigheid uitoefenen, zowel in de openbare als in de privé-sector, tenzij:
(1) hij daarvoor niet betaald wordt;
1 A16-B1, Art 15bis, § 4 - A16-D1, Art 17bis, § 4 - A16-E1, Art 11bis, § 4 G1, Art 48
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 230 / 283
Opmerking
Daarenboven mag de militair geen enkele opdracht aanvaarden, noch enige dienst
verlenen in een bedrijf met winstoogmerk, zelfs wanneer hij hiervoor niet wordt
betaald.
(2) het een zelfstandige activiteit betreft.
b. Bijkomende beroepsactiviteit toegestaan vóór het begin van de loopbaanonderbreking
De militair met TALO behoudt evenwel het voordeel van een eventuele bijzondere afwijking
voor het uitoefenen van een bijkomende beroepsactiviteit toegestaan ten minste drie
maanden vóór het begin van de loopbaanonderbreking1 en dit volgens de initiële voorwaarden.
Indien de militair zonder toestemming een beroepsactiviteit aanvangt of indien hij zijn
bijkomende activiteit niet uitoefent binnen de voorwaarden en de grenzen van de
toestemming zoals voorzien, dan wordt vanaf dat ogenblik de TALO omgezet in een TAPA2
c. Enkel van toepassing op de officieren
De betrekkingen of activiteiten hierboven bedoeld kunnen in geen geval worden uitgeoefend
in de sector van de productie of van de handel in wapens, munitie en oorlogsmateriaal,
bedoeld in Art 223 Par 1, b. 296, §1 van het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van
de Europese Gemeenschap.
210. Specifieke voorschriften voor de korpscommandanten
a. Informatie
De korpscommandant informeert de militair die met TALO vertrekt over de volgende
punten:
(1) de administratief niet-organieke eenheid, waarvoor hij zal worden aangewezen indien de
TALO meer dan drie maanden duurt;
(2) de verplichting deze eenheid op de hoogte te houden van elke verandering van zijn
officieel privéadres gedurende zijn afwezigheid;
(3) contact op te nemen met deze eenheid, tenminste drie kalendermaanden vóór het einde
van zijn TALO, om de eenheid te informeren in verband met zijn voornemens.
b. Verstrijken van een TALO
Indien bij het verstrijken van een TALO, de beslissing van de MOD ingevolge een laattijdige
aanvraag (verlenging, ontslag of een andere maatregel) niet genomen is, zal de
korpscommandant van de administratieve eenheid erop toezien dat de betrokken militair de
werkelijke dienst herneemt.
1 A16-Z1, Art 19 G1, Art 48 en 176 2 A16-G1, Art 48, § 3, vierde lid
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 231 / 283
Hoofdstuk 3 - Tijdelijke ambtsontheffing wegens gezinsredenen (TAGEZINSR)1 –
Militair personeel
301. Toepassingsgebied 2
a. Algemeen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader3 die in periode van
vrede "in werkelijke dienst" zijn.
b. Uitzonderingen
In afwijking vorig lid is dit hoofdstuk niet van toepassing op:
(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,
om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(3) de aanvullingsofficieren en –onderofficieren die werden aanvaard, om een vorming te
volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang);
(4) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens
beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het
gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om
te worden opgenomen als als aanvullingsberoepsofficier;
(5) de militairen korte termijn
(6) de kandidaat–militairen4;
(7) de militairen die zich in de deelstand “in operationele inzet” bevinden of die op
preadvies gesteld zijn met het oog op deze inzet of in geval van mobilisatie5.
302. Algemeen 6
a. Bevoegdheid
De MOD kan voor zover de dienst het toelaat, een TAGEZINSR toestaan aan de militair die
dit aanvraagt.
De minister kan de aanvraag weigeren wegens encadreringsbehoeften om de goede werking
en de continuïteit van de Krijgsmacht te garanderen.
b. Periode
De TAGEZINSR wordt toegestaan voor een periode van ten hoogste twee jaar per kind. Zij
eindigt hoe dan ook wanneer het kind de leeftijd van drie jaar bereikt.
1 A16- V1, Art 54 G1, Art 49 2 A16-B1, Art 14 - A16-B50, Art 44 - A16-B60, Art 10bis - A16-D1, Art 16, Art 43 en Art 71 - A16-E1, Art 10 & 20 nonies G1, Art
45 & Art 189 A16-X2, Art 30 3 Deel I, Par 101.a.(1) 4 Deel I, Par 101.a.(3), A16, G1, Art 95 5 A16-B1, Art 14bis, § 1 -A16-D1, Art 16bis - A16-E1, Art 10bis G1, Art 46- A16-X1, Art 17, § 2 6 A16- V1, Art 54 G1-Art 49
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 232 / 283
c. Mindervalide kind
De maximumduur van deze TAGEZINSR wordt op vier jaar gebracht en eindigt uiterlijk
wanneer het kind de leeftijd van zes jaar bereikt, indien het kind mindervalide is en voldoet
aan de voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op de kinderbijslag met toepassing van
artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders.
d. Tijdelijke ambtsontheffing
De TAGEZINSR wordt niet in aanmerking genomen voor het bepalen van de maximumduur
van de tijdelijke ambtsontheffing.
e. Beide ouders militair
Wanneer vader en moeder beiden militair van het actief kader zijn, kan de TAGEZINSR
verdeeld worden over beide ouders. De ouders kunnen deze tijdelijke ambtsontheffing niet
gelijktijdig nemen.
303. Aanvang en beëindiging van een TAGEZINSR
a. Aanvang
Een TAGEZINSR begint steeds de eerste dag van de maand.
Indien de aanvraag door de minister wordt aanvaard, heeft deze uitwerking ten laatste drie
maanden na de datum van indienen van de aanvraag, behalve indien de betrokken militair zelf
een latere uitwerking vraagt dan de voornoemde drie maanden.
b. Einde
Een TAGEZINSR zal ten laatste eindigen de vooravond van de derde verjaardag van het
kind.
c. Beëindiging of schorsing van een TAGEZINSR door de militaire overheden
(1) de toegekende TAGEZINSR eindigt automatisch zonder opzegging in periode van
oorlog, of in geval van mobilisatie;
(2) in periode van crisis of van vrede kan een TAGEZINSR worden geschorst, in
uitzonderlijke gevallen en voor zover de personeelsbehoefte op geen enkele andere
manier kan worden ingevuld:
(a) in geval van operationele inzet,
(b) in geval van voorbereiding met het oog op deze inzet.
d. Vroegtijdige beëindiging op aanvraag van de militair
De militair kan op eigen aanvraag een TAGEZINSR vroegtijdig beëindigen. Deze aanvraag
moet minstens één maand op voorhand worden ingediend 1.
304. Aanvraagprocedures
a. TAGEZINSR
(1) De militair dient de aanvraag in aan de hand van een Mod B (één exemplaar). Om de
aandacht te trekken van de aanvrager op de tijdelijke aard van een TAGEZINSR, wordt
er op het Mod B de volgende verklaring vermeld: “Ik besef dat de tijdelijke
ambtsontheffing geen recht opent op een later ontslag”.
1 A16- V1, Art 54 G1-Art 49
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 233 / 283
(2) Teneinde de TAGEZINSR te kunnen laten ingaan op de gevraagde begindatum, moet de
aanvraag minimum drie kalendermaanden vóór de gewenste begindatum worden
ingediend. Het Mod B dient de telefoonnummers (militair en privé) van betrokkene te
vermelden.
(3) Ten laatste tien werkdagen na het indienen door de aanvrager verstuurt de eenheid het
Mod B via de korpscommandant rechtstreeks naar HRB.
(4) Elke aanvraag moet verstuurd worden naar HRB, zelfs indien de bovengenoemde termijn
van drie kalendermaanden niet werd gerespecteerd.
b. Voortijdige heropname in de getalsterkte op aanvraag van de militair
(1) De militair dient de aanvraag in aan de hand van een Mod B (één exemplaar) en vermeldt
DRIE gewenste plaatsen of eenheden van tewerkstelling in dalende volgorde van
voorkeur.
(2) De aanvraag dient één maand vóór de datum van de gewenste heropname in de
getalsterkte toe te komen bij HRB.
c. Heropname in de getalsterkte bij het beëindigen van de voorziene termijn
(1) De militair die drie maanden met TAGEZINSR was, hoeft geen aanvraag tot heropname
in de getalsterkte te doen, omdat hij automatisch terug overgaat naar zijn organieke
eenheid.
(2) De militair die langer dan drie maanden met TAGEZINSR was, dient de aanvraag in aan
de hand van een Mod B (één exemplaar) met de vermelding van drie gewenste plaatsen
of eenheden van tewerkstelling in dalende volgorde van voorkeur.
(3) De aanvraag wordt ingediend bij zijn “administratief niet-organieke” eenheid, ten
laatste één maand vóór het einde van zijn TAGEZINSR.
(4) Ten laatste tien werkdagen na het indienen door de aanvrager, verstuurt de eenheid het
Mod B via de korpscommandant naar HRB.
(5) Elk ongunstig advies moet worden gemotiveerd in rechte en in feite.
305. Betekening van de beslissing
a. Betekening
Van zodra HRB kennis heeft genomen van de beslissing van de MOD, brengt zij de volgende
diensten hiervan op de hoogte:
(1) de (administratieve) eenheid van betrokkene;
(2) BFA-R;
(3) HRA-E/N.
Het is de (administratieve) eenheid die belanghebbende op de hoogte stelt van de genomen
beslissing.
b. Mod B
Het Mod B met de beslissing van de MOD, wordt door HRB bezorgd aan de (administratieve)
eenheid. Betrokkene moet het dateren en tekenen ‘voor gezien’ en aansluitend wordt het
geklasseerd in zijn persoonlijk dossier.
c. Bevestiging
De beslissing wordt bevestigd op het wijzigingsrapport personeel.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 234 / 283
306. Administratieve bepalingen
a. Eenheid
Indien de TAGEZINSR drie maanden duurt, blijven de militairen deel uitmaken van hun
oorspronkelijke eenheid. Indien de TAGEZINSR langer is dan drie maanden gaan de
militairen administratief (NO) over naar Bn HK Def St (NO).
b. Administrative stand
Tijdens de TAGEZINSR bevindt de militair zich in de stand "non-activiteit".1
c. Administratieve toestand gedurende de ganse duur van de TAGEZINSR:
(1) blijft de militair onderworpen aan de militaire rechtspraak strafwetten en aan de
krijgstucht2;
(2) kan de militair niet in de hogere graad worden benoemd3;
(3) kan er geen verlof of dienstontheffing worden toegekend4;
(4) wordt de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek of de halftijdse vervroegde
uitstap automatisch en zonder opzegging geschorst 5;
(5) is het hem verboden zijn diensten te verlenen, onder welke vorm ook, noch aan een
vreemd leger, noch aan een militie, noch aan om het even welke publieke of private
paramilitaire organisatie;
(6) moet hij iedere officiële verandering van zijn privaat adres aan zijn administratieve
eenheid melden;
(7) moet hij de voorschriften van Deel II Hoofdstuk 1, Par 103 toepassen, indien hij een
deel of de ganse duur van zijn TAGEZINSR in het buitenland doorbrengt;
(8) moet hij burgerkledij dragen.
d. Administratieve toestand na een TAGEZINSR
Na zijn TAGEZINSR wordt betrokkene automatisch heropgenomen in de getalsterkte van
zijn laatste eenheid indien deze "administratief organiek" is. Indien deze eenheid
"administratief niet-organiek" is, moet de betrokken militair ten laatste één maand vóór het
einde van zijn TAGEZINSR zijn aanvraag tot affectatie indienen.
307. Geldelijke bepaling 6
De TAGEZINSR wordt niet bezoldigd.
308. Sociale bepalingen
De periode van TAGEZINSR wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van:
de anciënniteit in de graad;
het rust- en overlevingspensioen.
1 A16-Q1, Art 6 G1, Art 189 2 A16-B1, Art 19 - A16-D1, Art 21 - A16-E1, Art 15 G1, Art47 3 A16-B1, Art 45, § 1 - A16-D1, Art 40, § 1 - A16-E1, Art 8, § 1G1, Art 65 4 A16-D3, Art 79 - A16-E3, Art 43 5 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 6 Wet van 20 Mei 94, Art 3, § 1
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 235 / 283
309. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 1
Mits een voorafgaande toelating van de MOD mag men tijdens een TAGEZINSR:
a. Openbare of privé-sector
een bezoldigde betrekking, beroep of bezigheid uitoefenen in de openbare of in de privé-
sector;
b. Bedrijf met winstoogmerk
een onbezoldigde opdracht aanvaarden of een onbezoldigde dienst verlenen in een bedrijf
met winstoogmerk.
310. Specifieke voorschriften voor de korpscommandanten
a. Informatie
De korpscommandant zal de militair die met TAGEZINSR vertrekt, informeren over de
volgende punten:
(1) de administratief niet-organieke eenheid, waarvoor hij zal worden aangewezen indien de
TAGEZINSR meer dan drie maanden duurt;
(2) de verplichting deze eenheid op de hoogte te houden van elke verandering van zijn
officieel privéadres gedurende zijn afwezigheid;
(3) contact op te nemen met deze eenheid, tenminste drie kalendermaanden vóór het einde
van zijn tijdelijke ambtsontheffing om de eenheid te informeren in verband met zijn
voornemens.
b. Bij het verstrijken van een TAGEZINSR
Indien bij het verstrijken van een TAGEZINSR, de beslissing van de MOD ingevolge een
laattijdige aanvraag (verlenging, ontslag of een andere maatregel) niet genomen is, zal de
korpscommandant van de administratieve eenheid erop toezien dat de betrokken militair de
werkelijke dienst herneemt.
1 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 236 / 283
Hoofdstuk 4 - Afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden -
Burgerpersoneel
401. Toepassingsgebied
a. Algemeen
Dit hoofdstuk is van toepassing op het statutair burgerpersoneel, militaire aalmoezeniers
van het actief kader en de morele consulenten1.
b. Contractuelen
Voor de contractuelen kan mogelijkerwijs, mits de toestemming van HRB-Civ, een schorsing
van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst worden bekomen.
402. Algemeen
a. Bepalingen
Dit hoofdstuk biedt het burgerpersoneelslid de mogelijkheid om een voltijds onbetaald
verlof voor een periode van maximum twee jaar tijdens de hele loopbaan op te nemen. Bij
opsplitsing van deze afwezigheid moet de periode van afwezigheid minimum zes maanden
bedragen.
b. Aanrekening
De periodes van “disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden”, bekomen in het kader
van de artikelen 16 tot en met 17bis van het koninklijk besluit van 13 november 1967
betreffende de stand disponibiliteit van het rijkspersoneel, worden niet meegerekend voor
de maximale duur van twee jaar “afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke
aangelegenheden”.
403. Aanvraagprocedures
a. Aanvraag
De aanvragen om een afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden of om
verlenging te bekomen moeten noodzakelijk in het bezit zijn van HRB-Civ, ten minste drie
maanden vóór de aanvangsdatum van de overwogen maatregel, tenzij HRB een kortere
termijn aanvaardt.
b. Hernemen van de functies
Op zijn verzoek herneemt de ambtenaar zijn functies voor het einde van de lopende periode
van afwezigheid, op voorwaarde dat de periode van afwezigheid minimum zes maanden heeft
geduurd en behoudens een opzegperiode van drie maanden, tenzij HRB een kortere
opzegperiode aanvaardt.
404. Administrative bepalingen
a. Administratieve stand statutaire ambtenaar
Tijdens de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden bevindt de
statutaire ambtenaar zich in de administratieve stand “non-activiteit”.
b. Administratieve stand contractuele ambtenaar
Tijdens een schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst bevindt de
contractuele ambtenaar zich in de administratieve stand “non-activiteit”.
1 KB van 19 Nov 98, Art 113 tot 115
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 237 / 283
c. Jaarlijks vakantieverlof en ziekteverlof
Het jaarlijks vakantieverlof en ziekteverlof wordt evenredig verminderd met de periode van
afwezigheid.
d. Ziekten
De ambtenaar kan zich niet beroepen op ziekten die gedurende de periode van afwezigheid
werd opgelopen.
e. Einde van de afwezigheid
Wanneer de duur van het verlof verstreken is en het betrokken personeelslid langer dan
tien dagen afwezig blijft, wordt hij als ontslaggevend beschouwd.
405. Geldelijke bepaling 1
Het personeelslid, afwezig voor lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden of die een
schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst heeft bekomen, wordt niet bezoldigd en
ontvangt geen wachtgeld.
406. Administratieve en sociale bepalingen
Het personeelslid, afwezig voor lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden verliest al zijn
rechten inzake bevorderingen.
407. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 2
Het uitoefenen van een bijkomende beroepsactiviteit tijdens de afwezigheid voor lange duur
wegens persoonlijke aangelegenheden of tijdens de schorsing van de zijn arbeidsovereenkomst
toegelaten.
1 KB van 19 Nov 98, Art 113 2 KB van 19 Nov 98, Art 115
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 238 / 283
Hoofdstuk 5 - Verlof voor loopbaanonderbreking - Burgerpersoneel
501. Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op het burgerpersoneel van Defensie.
a. Rechthebbenden1: loopbaanonderbreking kan toegekend worden aan:
(1) De rijksambtenaren beneden de klasse A4;
(2) De contractuele personeelsleden;
(3) Het administratief, technisch en wetenschappelijk personeel van het Koninklijk
Legermuseum;
(4) De militaire aalmoezeniers van het actief kader en de morele consulenten;
(5) De repetitoren, taalleraren en eerstaanwezend taalleraren van de KMS;
(6) Het onderwijzend personeel van de KSOO;
(7) Het veiligheidspersoneel van ACOS IS;
(8) De stagiairs hebben enkel recht op loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen en
voor ouderschapsverlof
b. Loopbaanonderbreking kan niet worden toegekend aan:
De docenten, hoogleraren en gewone hoogleraren van de KMS.
502. Algemeen – gewoon stelsel
a. Statutairen
(1) In totaal mag het personeelslid voor heel zijn loopbaan maximum 60 maanden voltijds
onderbreken EN maximum 60 maanden halftijds. De maximumperiode van 60 maanden
waarin het personeelslid zijn loopbaan volledig kan onderbreken, kan op verzoek van het
personeelslid geheel of gedeeltelijk omgezet worden in eenzelfde maximumperiode van
60 maanden waarbinnen halftijdse loopbaanonderbreking kan opgenomen worden.
(2) Het personeelslid bekomt verlof om zijn loopbaan volledig of halftijds te onderbreken
met al dan niet opeenvolgende periodes van ten minste 3 maanden en ten hoogste 12
maanden.
(3) De perioden van halftijdse loopbaanonderbreking, reeds genoten vóór 1 december 1998,
worden niet in aanmerking genomen voor het berekenen van de 60 maanden, evenmin als
de periodes van halftijdse loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken
of om een ziek gezinslid of familielid te verzorgen. Voor de ambtenaren die vanaf 01
Dec 98 hun loopbaan deeltijds hebben onderbroken (ten belope van een kwart of een
derde, zoals tot in 2002 mogelijk was) worden deze periodes van afwezigheid
aangerekend op 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking).
(4) De perioden van voltijdse loopbaanonderbreking vóór 1 december 1998 worden wel
aangerekend: het Max bedraagt dan 72 maanden.
1 KB van 19 Nov 98, Art 116 tot Art 139, Art 152 en 153
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 239 / 283
(5) Er wordt geen rekening gehouden met de perioden van volledige loopbaanonderbreking
voor het verstrekken van palliatieve zorgen, voor het verstrekken van zorgen aan een
ernstig ziek gezinslid of familielid en voor ouderschapsverlof voor het berekenen van de
maximumduur van 60 maanden.
(6) Het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt mag in het buitenland verblijven. Om
te kunnen genieten van onderbrekingsuitkeringen dient de betrokken ambtenaar echter
over een woonplaats te beschikken in een land behorende tot de Europese Economische
Ruimte of in Zwitserland.
(7) In geval van halftijdse loopbaanonderbreking, worden de prestaties hetzij elke dag
verricht, hetzij volgens een andere verdeling over de week.
(8) Tijdens de periode van halftijdse loopbaanonderbreking, mag de ambtenaar geen
verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid verrichten.
(9) Het adoptieverlof, opvangverlof, moederschapsverlof en vaderschapsverlof stellen een
einde aan de stelsels van de voltijdse en de halftijdse loopbaanonderbreking.
b. Contractuelen
(1) De volledige en halftijdse loopbaanonderbreking zijn een recht voor wie ononderbroken
één jaar bij het departement van Defensie is tewerkgesteld. Andere deeltijdse
loopbaanonderbrekingen zijn eveneens mogelijk.
(2) De duur van een eerste volledige loopbaanonderbreking bedraagt minimum 3 en
maximum 12 maanden per aanvraag. Nadien zijn verlengingen mogelijk. Het recht is
beperkt tot 60 maanden tijdens de loopbaan.
(3) Voor wat betreft de gedeeltelijke onderbreking van de loopbaan moet de voorziene
duur van de vermindering minimum 3 maanden bedragen. Het recht is beperkt tot 60
maanden vóór de leeftijd van 55 jaar. Vanaf die leeftijd (50 jaar in geval van een zwaar
beroep) kan het personeelslid onafgebroken in het stelsel van de deeltijdse
loopbaanonderbreking blijven tot zijn oppensioenstelling. Eens dat een dergelijk
personeelslid het werk toch volledig hervat, wordt zijn recht op loopbaanonderbreking
opnieuw beperkt tot 5 jaar.
(4) Tijdens de gedeeltelijke loopbaanonderbreking kunnen de prestaties van voltijds
tewerkgestelde personeelsleden verminderd worden met 1/2, 1/3, 1/4 of 1/5 van de
prestaties.
(5) Personeelsleden die tewerkgesteld zijn met een deeltijdse arbeidsovereenkomst die ten
minste drie vierden van een voltijdse arbeidsregeling is, kunnen hun prestaties
verminderen tot halftijds.
503. Thematische loopbaanonderbrekingen
a. Loopbaanonderbreking teneinde palliatieve zorgen te verstrekken
Statutairen, stagiairs en contractuelen
(1) Teneinde palliatieve zorgen te verstrekken kan het personeelslid zijn loopbaan geheel
of gedeeltelijk onderbreken voor een periode van één maand, eventueel verlengbaar met
één maand.
(2) Het personeelslid dat om deze reden zijn loopbaan wenst te onderbreken brengt HRB-
Civ hiervan op de hoogte en zorgt voor een attest afgeleverd door de behandelende
geneesheer van de persoon die palliatieve zorg behoeft en waaruit blijkt dat het
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 240 / 283
personeelslid zich bereid verklaart deze palliatieve zorg te verlenen, zonder dat hierbij
de identiteit van de patiënt wordt vermeld.
(3) De onderbreking neemt dan aanvang de eerste dag van de week volgend op die
gedurende dewelke de voormelde mededeling is gebeurd.
(4) De onderbrekingsperiode voor palliatieve zorg wordt niet aangerekend op de 60
maanden waarvan hoger sprake.
(5) In het geval van deeltijdse onderbreking voor palliatieve zorg, kunnen de prestaties
verminderd worden ten belope van 1/2 of 1/5 van de normale prestaties.
b. Loopbaanonderbreking voor het verstrekken van verzorging aan een lid van het gezin of
een familielid tot de tweede graad
Statutairen & contractuelen
(1) Het personeelslid kan zijn loopbaan geheel of gedeeltelijk onderbreken voor het
verstrekken van verzorging aan een lid van het gezin of een familielid tot de tweede
graad die aan een erge ziekte lijdt, voor opeenvolgende periodes van minimum één en
maximum drie maanden.
(2) De totale duur van de periodes van loopbaanonderbreking om deze redenen mag, per
patient, niet hoger zijn dan twaalf maanden tijdens de gehele loopbaan van het
personeelslid. In het geval van deeltijdse onderbreking, mag men het totaal van
vierentwintig maanden, per patient, niet overschrijden.
(3) Het personeelslid dat om deze reden zijn loopbaan wenst te onderbreken brengt
HRB-Civ hiervan op de hoogte en zorgt voor een attest afgeleverd door de
behandelende geneesheer van de persoon die verzorging behoeft en waaruit blijkt dat
het personeelslid zich bereid verklaart deze zorg te verlenen.
(4) De onderbreking neemt een aanvang de eerste dag van de week volgend op die
gedurende welke de aanvraag is verstuurd.
(5) In het geval van deeltijdse loopbaanonderbreking voor het bijstaan in het verlenen van
zorgen, kunnen de prestaties verminderd ten belope van 1/2 of 1/5 van de normale
prestaties.
(6) De onderbrekingsperiode voor het verstrekken van verzorging aan een lid van het gezin
of een familielid wordt niet aangerekend op de 60 maanden waarvan hoger sprake.
c. Loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof
Statutairen, stagiairs & contractuelen
(1) Het personeelslid in dienstactiviteit heeft, bij de geboorte of de adoptie van zijn kind,
recht op een ouderschapsverlof dat kan genomen worden:
(a) hetzij gedurende een periode van vier maanden volledige onderbreking van de
loopbaan. Dit verlof kan op vraag van het personeelslid worden opgesplist in
maanden.
(b) hetzij een periode van acht maanden halftijdse onderbreking van de loopbaan. Dit
verlof kan op vraag van het personeelslid worden opgesplitst in periodes van twee
maanden of een veelvoud hiervan.
(c) hetzij, een periode van twintig maanden onderbreking van de loopbaan met één
vijfde. Dit verlof kan op vraag van het personeelslid worden opgesplitst in periodes
van vijf maanden of een veelvoud hiervan.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 241 / 283
Het personeelslid heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof
gebruik te maken van de verschillende modaliteiten hierboven beschreven. Bij een
wijziging van opnamevorm moet rekening worden gehouden met het principe dat één
maand volledige loopbaanonderbreking gelijk is aan twee maanden halftijdse
loopbaanonderbreking en gelijk is aan vijf maanden loopbaanonderbreking met één
vijfde.
(2) Het personeelslid heeft recht op het ouderschapsverlof:
(a) naar aanleiding van de geboorte van zijn kind tot het kind twaalf jaar wordt;
(b) in het kader van de adoptie van een kind, gedurende de periode die loopt vanaf de
inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister
of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn
verblijfplaats heeft en dit uiterlijk tot het kind twaalf jaar wordt.
(3) Aan de voorwaarde van de twaalfde verjaardag moet zijn voldaan uiterlijk gedurende de
periode van het ouderschapsverlof.
(4) Voor een kind met een handicap kan het personeelslid ouderschapsverlof krijgen tot dit
kind de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, en dit in 2 gevallen
(a) wanneer het kind voor ten minste 66% getroffen is door een lichamelijke of
geestelijke ongeschiktheid;
(b) wanneer het kind een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4
punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de
regelgeving betreffende de kinderbijslag;
(5) Het personeelslid kan een aangepast werkrooster aanvragen voor de periode van zes
maanden die volgt op het einde van het ouderschapsverlof. De aanpassing dient rekening
te houden met de behoeften van de dienst en die van het personeelslid om een betere
combinatie tussen werk- en gezinsleven mogelijk te maken. Het personeelslid bezorgt
hiertoe ten laatste drie weken voor het einde van de lopende periode een schriftelijke
aanvraag aan de autoriteit met de bevoegdheid van korps- of eenheidscommandant. De
autoriteit beoordeelt deze aanvraag en geeft er schriftelijk gevolg aan ten laatste één
week voor het einde van het lopende ouderschapsverlof. In geval van betwisting, beslist
HRB-Civ.
(6) De onderbrekingsperiode voor ouderschapsverlof wordt niet aangerekend op de
60 maanden waarvan hoger sprake.
504. Aanvraagprocedures
a. Statutairen en stagiairs
(1) De aanvragen om loopbaanonderbreking of om verlenging van loopbaanonderbreking
moeten ten minste drie maand voor de aanvang van de onderbreking of van de verlenging
van de onderbreking schriftelijk worden ingediend, behalve voor de aanvragen met
betrekking tot de palliatieve zorgen en het verstrekken van verzorging. Zij moeten via
de hiërarchische weg toegezonden worden aan HRB-Civ.
(2) De aanvragen om verlenging of om dienstherneming vóór het einde van de
onderbrekingsperiode moeten aan dezelfde dienst worden toegezonden.
(a) Op de aanvragen om loopbaanonderbreking moeten de aanvangsdatum en de duur
van de onderbreking vermeld worden. De formulieren om de passende toelagen aan
te vragen, moeten worden toegevoegd, het personeelslid moet het formulier (C 61)
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 242 / 283
afhalen op het Gewestelijk Werkloosheidsbureau van zijn/haar verblijfplaats en ze
bij de aanvraag voegen na de rubrieken die door hem/haar moet worden ingevuld te
hebben aangevuld.
(b) Op de aanvragen om halftijdse en deeltijdse loopbaanonderbreking moet vermeld
worden op welke wijze het betrokken personeelslid zijn/haar effectieve prestaties
zal verrichten (volledige uurrooster mededelen).
(3) Noch een eerste aanvraag om loopbaanonderbreking noch een aanvraag om verlenging
zal worden ingewilligd indien de formulieren waarom de Rijksdienst voor
Arbeidsvoorziening verzoekt, niet zijn bijgevoegd na behoorlijk door de aanvrager te
zijn aangevuld.
(4) HRB-Civ stuurt binnen de kortst mogelijke termijn de behoorlijk aangevulde
documenten die voor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening zijn bestemd, naar de
aanvrager terug.
(5) Zodra de aanvrager deze documenten ontvangt, maakt hij ze over aan het Gewestelijk
Werkloosheidsbureau van het ambtsgebied van zijn verblijfplaats teneinde zijn rechten
op de onderbrekingsuitkering te bekomen of behouden.
(6) Deze documenten moeten met een aanbieder van postdiensten aangetekende zending
worden verzonden aan het Gewestelijk Werkloosheidsbureau waar ze moeten toekomen
binnen een termijn van twee maanden die aanvangt op de dag na de datum die op de
aanvraag als aanvangsdatum voor het toekennen van de uitkeringen is bepaald. Ontvangt
het Gewestelijk Werkloosheidsbureau deze volledig en behoorlijk aangevulde
documenten na deze termijn, dan heeft het recht op uitkeringen slechts uitwerking
vanaf de dag waarop de documenten zijn ontvangen.
(7) Opzegging van de loopbaanonderbreking
Op zijn verzoek en door een aanbieder van postdiensten aangetekende zending gericht
aan HRB-Civ kan het personeelslid opnieuw zijn ambt opnemen vooraleer de periode van
loopbaanonderbreking verlopen is behoudens een opzegperiode van twee maanden tenzij
een kortere periode aanvaard wordt. De onderbrekingsuitkeringen die ontvangen
werden voor een periode van minder dan drie maanden dienen te worden terugbetaald
aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
b. Contractuelen
(1) Het personeelslid dat van een onderbrekingsuitkering wil genieten, dient hiertoe een
aanbieder van postdiensten aangetekende zending, een aanvraag in bij het
werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening in het ambtsgebied
waarin hij verblijft. Dit geldt ook in geval van verlenging.
Het daartoe benodigde aanvraagformulier (C61) kan bekomen worden op het
werkloosheidsbureau.
(2) Deze formulieren moeten in principe 2 maanden vóór de aanvang of de verlenging van de
(volledige of gedeeltelijke) loopbaanonderbreking, via hiërarchische weg, overgezonden
worden naar HRB-Civ. Het personeelslid vult vooraf het gedeelte in dat voor de
aanvrager voorzien is. HRB-Civ vult dan het voor de werkgever voorziene gedeelte in en
stuurt het aanvraagformulier terug naar het personeelslid.
(3) Het personeelslid dat uitkeringen aanvraagt moet de hem door HRB-Civ toegezonden
formulieren, samen met de eventuele door de RVA gevraagde documenten, zo snel
mogelijk aan zijn werkloosheidsbureau bezorgen. Alle nodige documenten moeten
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 243 / 283
alleszins op het werkloosheidsbureau toekomen binnen de termijn van twee maanden die
ingaat de dag na de dag aangeduid op de aanvraag.
505. Geldelijke bepalingen
a. Statutairen en stagiairs
(1) het verlof voor loopbaanonderbreking is niet bezoldigd.
(2) Als het personeelslid niet meer aan de voorwaarden van de onderbrekingsuitkeringen
voldoet en ze door een beslissing van de Directeur van het Werkloosheidsbureau
verliest, dan wordt de loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit.
(3) Op deze regel bestaan twee uitzonderingen:
(a) personeelsleden die afzien van de onderbrekingsuitkeringen wegens
onverenigbaarheid ervan met het genot van een pensioen;
(b) personeelsleden die het recht op uitkeringen verloren hebben omdat zij de termijn
van 12 maanden zelfstandige activiteit overschreden hebben.
(4) Uitkeringen
De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening betaalt een vergoeding aan het personeelslid
dat zijn loopbaan onderbreekt.
Onverenigbaarheid van de uitkeringen met andere inkomsten:
(a) onverenigbaarheden die voortvloeien uit het ambtenarenstatuut;
(b) bijkomende activiteit als loontrekkende die minder dan drie maanden vóór de
ingangsdatum van de loopbaanonderbreking werd aangevat;
(c) zelfstandige activiteit : alleen gedurende de eerste twaalf maanden in geval van
voltijdse onderbreking, helemaal niet in geval van halftijdse onderbreking.
b. Contractuelen
(1) In alle gevallen van loopbaanonderbreking wordt de wedde geschorst voor het gedeelte
dat niet gepresteerd wordt.
(2) Alle vormen van loopbaanonderbreking geven aanleiding tot het uitbetalen van
onderbrekingsuitkeringen door het werkloosheidsbureau voor zover aan de vastgestelde
voorwaarden wordt voldaan.
(3) Informatie over de maandbedragen van de onderbrekingsuitkeringen behorend bij de
verschillende stelsels van loopbaanonderbreking kan opgevraagd worden bij het
werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
506. Administratieve en sociale bepalingen
a. Statutairen en stagiairs
(1) Het verlof voor loopbaanonderbreking wordt gelijkgesteld met een periode van
dienstactiviteit.
(2) De eerste 12 maanden gedurende welke een personeelslid het voordeel heeft genoten
van een onderbreking van de beroepsloopbaan worden in aanmerking genomen voor het
bepalen van het recht op rustpensioen en op overlevingspensioen, evenals voor het
berekenen van deze pensioenen.
(3) Een periode van maximum 24 maanden gedurende welke het personeelslid dat het
voordeel van een onderbreking geniet of zijn/haar echtgeno(o)t(e) die onder hetzelfde
dak woont, kinderbijslag ontvangt voor een kind dat minder dan 6 jaar oud is, kan
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 244 / 283
eveneens in aanmerking genomen worden voor het bepalen van pensioenrechten (Info
HRB-Civ).
b. Contractuelen
De periode van loopbaanonderbreking of vermindering van de arbeidsprestaties telt niet
mee voor de geldelijke anciënniteit (de deeltijdse prestaties worden proportioneel in
aanmerking genomen).
507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
Het cumuleren van inkomsten uit een zelfstandige activiteit met het systeem van halftijdse
loopbaanonderbreking is verboden.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 245 / 283
DEEL V BIJZONDERE ARBEIDSTIJDREGELING
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 246 / 283
Hoofdstuk 1 - Vrijwillige (arbeidsregeling van de) vierdagenweek
101. Toepassingsgebied
a. Algemeenheden
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief beroeps- en aanvullings
kader1 die in periode van vrede "in werkelijke dienst" zijn en het burgerpersoneel2 van
Defensie.
b. Uitzonderingen
In afwijking van vorig lid is dit hoofdstuk niet van toepassing op 3:
(1) de militairen van het actief kader die:
(a) in mobiliteit te zijn;
(b) gebezigd zijn;
(c) ter beschikking gesteld zijn van de rijkswacht geïntegreerde politie;
(d) ter beschikking gesteld zijn van een openbare dienst;
(e) een functie bekleden waarvan de bezoldiging niet gedragen wordt door de
begroting van Defensie;
Opmerking betreffende Par 101.b.(1)(a) tot en met (e)
De militair kan van zijn werkgever de toelating bekomen om prestaties te
verrichten in de regeling van de vrijwillige vierdagenweek4
(f) tewerkgesteld zijn in een internationaal of intergeallieerd organisme;
(g) dienen in een uitgesloten functie hieronder vermeld:
(i) in commandofuncties;
(ii) de korpsadjudanten, de korpskorporaals;
(iii) de officieren van het stafdepartement operaties en training die een functie
van diensthoofd uitoefenen binnen een staf van het niveau bataljon of hoger;
(iv) het exclusief wachtpersoneel;
(v) in functies die een snelle inzetbaarheid vereisen (de inzettermijn bedraagt
dertig dagen of minder);
(vi) het boordpersoneel van COMOPSNAV en het varend personeel van de
15 W LuTpt.
Opmerking
Deze militairen kunnen niettemin een aanvraag indienen bij de autoriteit
met de bevoegdheid van korpscommandant.
Voor zover de werking van de dienst en de kaderbehoeften het toelaten,
kan de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant de toelating
verlenen om prestaties te verrichten in de arbeidsregeling van de
vierdagenweek.
1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-Y10, Art 2, § 1 2 Wet van 10 Apr 95, Art 6 en Art 7, § 1 3 A16-Y10, Art 2 § 1, 2° tot 4° - A16-Y11, Art 2 4 A16-Y10, Art 2, §1
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 247 / 283
Wanneer de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant geen
toelating verleent tot het verrichten van prestaties in de gevraagde
regeling, wordt de aanvraag overgemaakt aan de directeur-generaal HR
via HRB, overeenkomstig de procedure beschreven in Par 104.a.(1) (c),
(d) en (e).
(2) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,
om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(3) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(4) de aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming
te volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang);
(5) de kandidaat-militair1;
(6) de statutaire burgerpersoneelsleden die behoren tot de klasse A4 of A5 die de leiding
hebben van een dienst.
In de gevallen waarin de goede werking van de dienst er niet door wordt verstoord,
kunnen deze personeelsleden erom verzoeken om van de vrijwillige vierdagenweek te
genieten, mits de secretaris-generaal2 daarvoor zijn toestemming.
102. Algemeen
a. Militair Personeel
(1) Het militair personeel heeft het recht prestaties te verrichten in de vrijwillige
arbeidsregeling van de vierdagenweek indien hij hiervoor een aanvraag indient en
voldoet aan de voorwaarden beschreven in Par 101.a. & b.
(2) De korpscommandant is de bevoegde autoriteit om vast te stellen of de voorwaarden om
het recht te openen tot het uitvoeren van prestaties in de vrijwillige arbeidsregeling
van de vierdagenweek vervuld zijn.
(3) In de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek worden de prestaties verricht
over 4 werkdagen per week en dit gedurende een periode van 1 jaar.
Uitzondering:
Wanneer beiden partners militairen zijn van het actief kader en een van beide partners
zich in de deelstand “in operationele inzet” bevindt, kan de andere partner tijdens de
duur van deze deelstand een vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek aanvragen.
De prestaties worden verricht over 4 werkdagen per week en kan worden beperkt tot
de periode dat de andere partner zich in de deelstand “in operationele inzet” bevindt.
(4) De normale werkduur van 38 hr per week wordt aldus teruggebracht tot 30 hr en 24’.
(5) De periode van afwezigheid wordt met verlof gelijkgesteld.
1 Deel I, Par 101.a.(3) 2 KB van 19 Nov 98, Art 8
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 248 / 283
(6) Een militair die geniet van de vrijwillige vierdagenweek behoudt slechts 4/5 van zijn
volledig jaarlijks verlofkrediet.
Berekening van het 4/5 jaarkrediet voor een volledig jaar:
(a) Officieren : 60 (30 + 30 dagen jaarkrediet) X 4/5 = 48 24 + 24 dagen;
(b) Onderofficieren & Vrijwilligers : 30 dagen jaarkrediet X 4/5 = 24 dagen
(7) Iedere periode is verlengbaar voor een periode van 1 jaar.
(8) In zijn aanvraag vermeldt de militair de dag van de week, tijdens welke hij geen
prestaties wenst te verrichten. Hij kan verschillende dagen voorstellen, met of zonder
orde van voorkeur. Hij mag bij zijn aanvraag een document voegen dat de reden
preciseert waarom hij een bepaalde dag of een eventuele orde van voorkeur wenst.
(9) Indien de dag tijdens dewelke de militair geen prestaties verricht in de arbeidsregeling
van de vierdagenweek, samenvalt met een dag gedurende welke de eenheid van
betrokken militair een verkorte dienstregeling toepast, heeft deze militair recht op de
overdracht van de vermindering van dienstregeling waarvan hij zou genoten hebben,
indien hij voltijds had gewerkt. De desbetreffende regels moeten worden
overeengekomen bij de behandeling van de aanvraag.
(10) Indien de dag tijdens welke de militair geen prestaties verricht in de arbeidsregeling
van de vierdagenweek samenvalt met een feestdag of met een opgelegde
compensatiedag wordt een overdracht uitgevoerd per volledige dag of per halve dag, in
de loop van de beschouwde maand of de daarop volgende maand, zelfs na afloop van de
arbeidsregeling van de vierdagenweek.
Er is geen overdracht indien de betrokken militair afwezig is om gezondheidsredenen
tijdens de hierbovenvermelde feestdag of opgelegde compensatiedag.
De betrokken militair en de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant (of de
militaire overheid die hij hiertoe machtigt) leggen met beider akkoord de datum vast
waarop de overdracht plaats heeft.
In geval van onenigheid, kan de militair per Mod B beroep aantekenen bij de MOD.
(11) In het kader van de arbeidsregeling van de vierdagenweek, mag een militair geen
prestaties verrichten tijdens zijn vrije dag. Deze dag begint om 0000 hr en eindigt om
2400 hr. Bijgevolg, mogen de dag voordien geen prestaties verricht worden die langer
duren dan de dag zelf. Dit kan van toepassing zijn op de weekdienst, op een
permanentie, een wachtdienst, enz… Een militair die prestaties verricht in het kader
van de arbeidsregeling van de vierdagenweek mag deelnemen aan de inwendige dienst op
voorwaarde dat hij geen prestaties verricht gedurende zijn vrije dag.
(12) Tijdens de uitvoering van de arbeidsregeling van de vierdagenweek kan, zowel de
betrokken militair als de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant,
voorstellen de dag te wijzigen gedurende welke geen prestaties verricht worden.
Indien het voorstel uitgaat van betrokkene en geen akkoord kan bereikt worden, dient
het voorstel voor beslissing overgemaakt te worden aan de directeur-generaal HR (via
HRB), overeenkomstig de bepalingen van Par 104.a.(1) (c), (d) en (e).
Het veranderen van de dag waarop geen prestaties verricht worden wijzigt de
einddatum van het lopende jaar in de arbeidsregeling van de vierdagenweek niet.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 249 / 283
b. Burgerpersoneel
(1) De in vast verband benoemde statutaire personeelsleden die voltijds tewerkgesteld zijn
en de voltijdse tewerkgestelde contractuele personeelsleden, hebben het recht
(gedurende een periode van ten minste één jaar) 4/5 prestaties te verrichten. De
prestaties worden verricht over vier werkdagen per week.
(2) De personeelsleden moeten geen nieuwe aanvraag indienen als zij gedurende langer dan
één jaar van dat recht gebruik willen maken.
(3) De personeelsleden die hun ambt uitoefenen in de arbeidsregeling van de vierdagenweek
hebben geen recht op een dag compensatieverlof voor de feestdagen die samenvallen
met een dag die niet een zaterdag of een zondag is en waarop zij niet verplicht zijn te
werken of slechts deeltijds arbeid dienen te verrichten. Zij kunnen een “verloren”
feestdag niet compenseren door een bijkomende verlofdag (Deel II - Hoofdstuk 2, Par
203.g. (4)).
103. Aanvang, schorsing en beëindiging van een vrijwillige vierdagenweek
a. Aanvang
De arbeidsregeling van de vierdagenweek en iedere wijziging van de dag waarop geen
prestaties verricht worden beginnen steeds de eerste dag van een maand.
b. Schorsing
De schorsing van de regeling van de vierdagenweek houdt de onderbreking in van deze
regeling gedurende een zekere periode.
(1) Militair personeel1
Wanneer de vereiste duur van de schorsing niet meer dan 4 opeenvolgende weken
bedraagt (d.w.z. vier opeenvolgende dagen waarop geen prestaties dienen verricht in
het kader van de regeling van de vierdagenweek), wordt de arbeidsregeling van de
vierdagenweek behouden en wordt een compensatie toegekend in periodes van
afwezigheid gelijkgesteld met verlof. In het tegenovergestelde geval wordt een
verhoging van de wedde toegekend (zie Par 106.a.(1)).
De schorsing heeft niet tot gevolg dat de periode van 1 jaar, waarvoor de regeling van
de vierdagenweek werd toegestaan, wordt verlengd .
(a) Automatisch zonder opzegging
De schorsing neemt aanvang bij het begin van de onbeschikbaarheid of de prestatie
en dit voor de noodzakelijke duur.
(i) in geval van deelname aan volgende beroepscursussen of – examens:
de cursussen waarvoor een officier zich vrijwillig inschrijft (bijvoorbeeld:
3de cyclus HStO of HOMA);
de cursus staftechniek (1ste cyclus basis stafvorming);
de vorming cursus voor kandidaat-hoofdofficier en de beroepsproeven voor
de bevordering tot de graad van majoor (2de cyclus );
1 A16-Y10, Art 6
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 250 / 283
de taalcursussen tot voorbereiding op het examen over de wezenlijke
kennis van de 2de landstaal voor de bevordering tot de graad van majoor;
de cursussen of vormingen in het kader van de overgang van
aanvullingsmilitairen in de hoedanigheid van beroepsmilitair binnen dezelfde
personeelscategorie (GV ¬ BV, GOO ¬ BOO, GO ¬ BO);
de cursussen of vormingen in het kader van de sociale promotie of promotie
op diploma van beroepsmilitairen in de hoedanigheid van aanvullingsmilitair
in de onmiddellijk hogere personeelscategorie (BV ¬ GOO, BOO ¬ GO);
de cursussen die voorbereiden op de toegangsproef tot de graad van eerste
sergeant-majoor of op het kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-
chef (KOO, HOO);
de selectie van veiligheidsagent voor het “veiligheidskorps voor de politie
van de Hoven en Tribunalen en het overbrengen van gevangenen van de
federale Overheidsdienst Justitie” (de selectie omvat een vergelijkende
selectie georganiseerd door SELOR en een basisvorming voor hen die de
vergelijkende selectie succesvol doorkomen).
(ii) in geval van operationele inzet in de vorm van ordehandhavingsinzet;
(iii) in geval van deelname aan een opdracht van hulpverlening op het nationale
grondgebied;
(iv) bij het op preadvies stellen voor een situatie bedoeld hierboven in (ii) en (iii);
(v) in geval van hospitalisatie (herstelverlof inbegrepen) (burger of militair
hospitaal), aanbieding voor raadpleging of voor medische onderzoeken in een
militaire medische formatie of militaire hospitaalformatie;1
(vi) in geval van moederschapsverlof, opvangverlof, adoptieverlof,
ouderschapsverlof, vaderschapsverlof, palliatief verlof, verlof voor
ouderschapsbescherming, verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant
of oriëntatieverlof;
(vii) in geval van tijdelijke ambtsontheffing om gezondheidsredenen, om
gezinsredenen, bij tuchtmaatregel, om persoonlijke aangelegenheden of bij
loopbaanonderbreking;
(viii) in geval van schorsing bij ordemaatregel;
(ix) wanneer de betrokken militair opgeroepen wordt om zich aan te bieden voor
een rechtbank in eender welke hoedanigheid;
(x) in geval van afkondiging van de periode van crisis.
(b) Mits schriftelijke opzegging van 3 maanden
De arbeidsregeling wordt geschorst voor de vereiste duur, bij gemotiveerde
beslissing van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant:
(i) in geval van deelname aan een andere cursus dan die bedoeld in Par 103.b.
(1).(a) (i);
(ii) in geval van plaatsing in de deelstand "in intensieve dienst";
1 De arbeidsregeling van de vierdagenweek wordt niet geschorst door een afwezig om gezondheidsredenen.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 251 / 283
(iii) in geval van deelname aan een opdracht van militaire bijstand;
(iv) in geval van deelname aan een opdracht van hulpverlening buiten het nationale
grondgebied;
(v) in geval van deelname aan een andere vorm van operationele inzet dan
ordehandhavingsinzet.
De opzeggingstermijn begint met de kennisgeving door de autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant.
Enkel voor de uitzondering beschreven in Par. 102. a. (3) kan de opzeggingstermijn
van 3 maanden teruggebracht worden tot 1 maand.
Opmerking
De betrokken militair kan verzaken aan het voordeel van deze opzegging.
(c) Om de deelname van de betrokken militair toe te laten aan eender welke sociale
activiteit of activiteit van public relations voor de duur van één dag en voor zover
de betrokkenen militair zijn instemming betuigt, wordt de arbeidsregeling van de
vrijwillige vierdagenweek opgeschort op gemotiveerd voorstel van de autoriteit met
de bevoegdheid van korpscommandant.
(d) Indien de toast op Zijne Majesteit de Koning, ter gelegenheid van Koningsdag
(15 Nov), plaatsheeft op een dag waarop het personeel in de arbeidsregeling van de
vierdagenweek geen prestaties verricht, is dit personeel niet verplicht eraan deel
te nemen.
(e) De arbeidsregeling van de vrijwillige vierdagenweek wordt opgeschort om een
vakbondsafgevaardigde toe te laten, deel te nemen aan vakbondsactiviteiten
georganiseerd door de militaire overheid1, mits voorlegging van een persoonlijke
oproeping van een verantwoordelijke leider van zijn vakorganisatie. De duur van de
vakbondsactiviteit, die de opschorting van de arbeidsregeling van de vierdagenweek
heeft gemotiveerd, wordt per halve dag of per dag gecompenseerd.
(2) Burgerpersoneel2
De periode van de vrijwillige vierdagenweek wordt opgeschort, wanneer het
personeelslid het voordeel van een van de volgende afwezigheden geniet:
(a) moederschapsverlof, vaderschapsverlof;
(b) ouderschapsverlof;
(c) verlof om dwingende familiale redenen;
(d) verlof om zich kandidaat te stellen voor de verkiezingen van de federale
wetgevende kamers, de gewest- en gemeenschapsraden of de provincieraden;
(e) opvangverlof;
(f) adoptieverlof;
(g) verlof wegens onderbreking van de beroepsloopbaan om palliatieve verzorging te
verstrekken of voor het verstrekken van verzorging aan een lid van zijn gezin of
aan een familielid tot in de tweede graad, dat lijdt aan een ernstige ziekte;
1 A16-Z40, Art 13 en Art 14 2 KB van 10 Apr 95 ter uitvoering van de wet van 10 Apr 95 betreffende de herverdeling van de
arbeid in de openbare sector, Art 20
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 252 / 283
(h) verlof wegens onderbreking van de beroepsloopbaan ter gelegenheid van de
geboorte of de adoptie van een kind.
c. Einde
De arbeidsregeling van de vierdagenweek loopt steeds ten einde op de laatste dag van de
maand, behalve voor het militair personeel, indien de regeling automatisch eindigt zonder
opzegging.
(1) Op aanvraag van het personeelslid
Mits een schriftelijke opzegging van 3 maanden bij de autoriteit met de bevoegdheid
van korpscommandant. De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant kan een
kortere termijn aanvaarden.
(a) Militair personeel
(i) Het personeelslid dat tijdens een periode van langdurige AGR, met
uitzondering van de gevallen hernomen onder Par 103.b.(1).(a), opnieuw wenst
te genieten van een volledige maandwedde, dient op eigen aanvraag (Mod B)
de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek stop te zetten., met
inachtneming van de voorgeschreven periode van 3 maanden vooropzeg. De
autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant kan een kortere termijn
aanvaarden.
(ii) Het personeelslid dat tijdens de periode waarin een procedure MCGR lopende
is, opnieuw wenst te genieten van een volledige maandwedde, dient op eigen
aanvraag (Mod B) de vrijwillige arbeidstijdregeling van de vierdagenweek
stop zetten, met inachtneming van slechts de voorgeschreven periode van 1
maand vooropzeg. Deze maand vooropzeg start ten vroegste vanaf het
ogenblik dat hij op de hoogte wordt gesteld van de procedure MCGR.
(iii) Het is niet toegelaten deze aanvraag voor stopzetting met terugwerkende
kracht in te dienen.
(b) Burgerpersoneel
HRB kan een kortere termijn aanvaarden.
(2) Automatisch zonder opzegging door de militaire overheid (enkel van toepassing op het
militair personeel)
De arbeidsregeling van de vierdagenweek eindigt zodra één van de volgende situaties
zich voordoet:
(a) in geval van afkondiging van mobilisatie;
(b) in geval van afkondiging van de periode van oorlog;
(c) in geval uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, bij beslissing van de
Ministerraad;
(d) in geval de betrokkene militair overstapt in de regeling van de halftijdse
vervroegde uitstap;
(e) wanneer de militair een eindeloopbaanverlof bekomt;
(f) wanneer de militair in disponibiliteit wordt geplaatst;
(g) wanneer de militair een reclasseringsverlof bekomt.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 253 / 283
(3) Mits schriftelijke opzeg van 3 maanden (enkel van toepassing op het militair personeel)
De arbeidsregeling van de vierdagenweek eindigt, bij gemotiveerde beslissing van de
autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant:
(a) in geval van mutatie naar een internationaal of intergeallieerd organisme;
(b) in geval van mutatie naar een organisme of een eenheid uitgesloten van de
vrijwillige arbeidsregeling van vierdagenweek (zie Par. 101.b.);
(c) in geval van mutatie naar een functie uitgesloten van de vrijwillige arbeidsregeling
van vierdagenweek (zie Par. 101.b.).
Opmerking
De opzeg van 3 maand begint te lopen bij kennisgeving door de autoriteit met
de bevoegdheid van korpscommandant.
De betrokken militair kan verzaken aan het voordeel van deze opzegging.
104. Aanvraagprocedure van de vrijwillige vierdagenweek
a. Aanvraag van de arbeidsregeling/werkkalender
(1) Militair personeel
(a) Voor de aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van het formulier vermeld in
Bijl J 1-2/5. In zijn aanvraag preciseert de militair de dag van de week tijdens
dewelke hij geen prestaties zal verrichten.
Opmerkingen
(i) Indien hij het wenst kan hij verschillende dagen vermelden, met of zonder
orde van voorkeur.
(ii) Hij mag bij zijn aanvraag een document voegen dat de redenen vermeldt
waarom hij een bepaalde dag of een eventuele orde van voorkeur wenst.
(b) Deze aanvraag wordt minstens 3 maanden voor de gewenste inwerkingtreding
ingediend bij de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant. Een kopie
van het aanvraagformulier, gedateerd en ondertekend door de autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant, wordt als ontvangstbewijs terug overhandigd
aan de betrokken militair.
Opmerking
Een kortere aanvraagtermijn mag door de autoriteit met de bevoegdheid van
korpscommandant aanvaard worden.
(c) Binnen de 15 werkdagen die volgen op het indienen van de aanvraag, wordt de
beslissing aan betrokkene betekend volgens de procedure vermeld in Par 105.a.
Indien de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant, binnen deze
termijn, niet akkoord kan gaan met de voorgestelde dag of met een van de dagen
omwille van redenen verbonden aan de werking van de dienst of aan de
kaderbehoeften, en geen oplossing kan gevonden worden met wederzijds akkoord,
maakt hij zonder verwijl de aanvraag over aan de directeur-generaal HR (via HRB).
Betrokken militair dient hiervan in kennis te worden gesteld door middel van een
kopie van het aanvraagformulier, wat hij, voor ontvangst, dient te dateren en te
ondertekenen.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 254 / 283
Zowel de betrokken militair als de korpscommandant mogen er een document aan
toevoegen waarop alle nadere gegevens hernomen zijn die ze nuttig achten.
(d) Binnen de 15 werkdagen neemt de directeur-generaal HR één van de volgende
beslissingen:
(i) tegemoet komen aan de aanvraag van betrokkene;
(ii) het standpunt van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant
bevestigen.
Opmerking
In het laatste geval, kan betrokkene:
o één van de oplossingen kiezen die door de autoriteit met de bevoegdheid
van korpscommandant voorgesteld werden;
o zijn aanvraag intrekken door het te vermelden op het formulier.
Binnen de 15 werkdagen kan de militair, per Mod B met als bijlage een kopie
van het aanvraagformulier, beroep aantekenen bij de MOD.
(e) Het aanvraagformulier wordt terug overgemaakt aan de eenheid, waar de autoriteit
met de bevoegdheid van korpscommandant het vervolledigt en de beslissing
betekent aan betrokkene volgens de procedure vermeld in Par 105.a.
(2) Burgerpersoneel
(a) Het personeelslid moet bij HRB-Civ het stelsel van de vrijwillige vierdagenweek
aanvragen door middel van het formulier in bijlage J 3-4/5.
In het eerste vak van het formulier dat door het personeelslid zelf moet worden
ingevuld, vermeldt deze onder meer:
(i) de datum waarop hij de periode van 4/5 prestaties wil aanvangen;
(ii) het type van wekelijkse werkkalender dat hij in overleg met zijn dienstchef
kiest. Deze kalender kan slechts met het goedvinden van het betrokken
personeelslid worden gewijzigd.
(b) Deze aanvraag geschiedt minstens twee maanden voor de aanvang van de periode
waarin de prestaties op basis van de vierdagenweek worden verricht. Deze periode
begint op de eerste dag van de maand.
(c) Hij overhandigt een kopie van deze aanvraag aan zijn dienstchef, opdat deze advies
kan uitbrengen met betrekking tot de voorgestelde kalender.
(d) De dienstchef is gehouden dit advies binnen acht dagen te verzenden naar HRB-Civ.
(e) HRB-Civ stuurt het personeelslid een bewijs van ontvangst van diens aanvraag.
b. Hernieuwing
Enkel van toepassing op het militair personeel
(1) De aanvraag tot hernieuwing van de arbeidsregeling voor een periode van 1 jaar verloopt
volgens de procedure beschreven in Par 105.a.
(2) De aanvraag dient evenwel minstens 2 maanden vooraleer ze in werking treedt, te
worden ingediend.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 255 / 283
c. Wijziging op aanvraag van betrokkene
Enkel van toepassing op het militair personeel. Wijziging van de dag waarop betrokkene geen
prestaties wenst te verrichten.
(1) De aanvraag tot wijziging wordt ingediend met het aanvraagformulier in bijlage J 1-2/5.
(2) Indien geen akkoord kan gevonden worden met de autoriteit met de bevoegdheid van
korpscommandant, is de procedure hernomen in Par 104.a.(1) (c), (d) en (e) van
toepassing.
d. Beëindiging op aanvraag van betrokkene
(1) Militair personeel
(a) De betrokken militair maakt gebruik van het “Mod B”.
(b) De datum van beëindiging van de arbeidsregeling dient uitdrukkelijk vermeld te
worden (de laatste dag van een maand).
(2) Burgerpersoneel
(a) Het personeelslid kan het stelsel van vrijwillige vierdagenweek beëindigen met
inachtneming van een opzegging van drie maanden.
(b) Het personeelslid dat aan de vrijwillige vierdagenweek een einde wenst te stellen
met een opzegging van minder dan drie maanden dient daartoe per bij een
aanbieder van postdiensten aangetekende zending een aanvraag te richten aan
HRB-Civ. De beslissing zal hem per kerende post worden medegedeeld..
105. Betekening van de beslissing (Enkel van toepassing op het militair personeel)
a. Administratief document
Wat ook de procedure is die lopende is (opening van het recht, intrekken van de aanvraag,
hernieuwing, wijziging, schorsing of einde van de vrijwillige arbeidsregeling van de
vierdagenweek), het origineel van het administratief document (formulier in Bijl J 1-2/5,
nota of Mod B) zal altijd geclasseerd worden in het persoonlijk dossier, een kopie van het
administratief document zal altijd overhandigd worden aan betrokkene. Het verslag van de
administratieve commandant zal in elk geval door de eenheid worden opgemaakt.
b. Opening van het recht door de korpscommandant
(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant vermeld op het
aanvraagformulier uitdrukkelijk volgende gegevens:
(a) de begindatum van de arbeidsregeling;
(b) de dag van de week tijdens welke de prestaties niet verricht worden.
Opmerking
Indien een orde van voorkeur werd vermeld en hiervan werd afgeweken, dient de
autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant zijn beslissing te motiveren.
(c) de eventuele regeling met betrekking tot de overdracht van de vermindering van
dienstregeling (zie Par 102.a. (8)).
(2) Betrokken militair dient het formulier te dateren en te ondertekenen, waarna hem een
kopie zal overhandigd worden.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 256 / 283
c. Intrekking van de aanvraag door betrokkene
Betrokkene dient met een handgeschreven vermelding op het aanvraagformulier, zijn
intrekking van de aanvraag te bevestigen. Hij dient het document te dateren en te
ondertekenen, waarna hem een kopie zal overhandigd worden.
d. Hernieuwing
De betekening van de beslissing tot hernieuwing van de arbeidsregeling verloopt volgens de
procedure vermeld in Par 104.a. en b.
e. Wijziging
(1) Op voorstel van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant
De wijziging van de arbeidsregeling en de aanvangsdatum worden aangebracht op het
originele exemplaar van het aanvraagformulier (geklasseerd in het persoonlijk dossier)
gedateerd en ondertekend zowel door betrokkene als door de autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant.
(2) Op aanvraag van betrokkene
De procedures hernomen in Par 104.a.(1) (c), (d) en (e) zijn van toepassing.
f. Schorsing
(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant zal de schorsing van de
arbeidsregeling met een nota, opgemaakt in 2 exemplaren, meedelen aan betrokkene. De
aanvangsdatum, de duur (indien gekend) en de reden van de schorsing zullen
uitdrukkelijk vermeld worden.
(2) Betrokken militair dient op beide exemplaren te vermelden of hij al dan niet verzaakt
aan het voordeel van een eventuele opzegtermijn van 3 maand; hij dateert en
ondertekent de exemplaren voor kennisname en maakt 1 exemplaar terug over aan de
eenheid. Dit exemplaar zal geklasseerd worden in het persoonlijk dossier van
betrokkene.
(3) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant zal het einde van de schorsing
van de arbeidsregeling per nota, opgemaakt in 2 exemplaren, meedelen aan betrokkene.
De datum zaluitdrukkelijk vermeld worden. De procedure hernomen in Par 105.f.(2) is
van toepassing.
g. Einde
(1) Op aanvraag van betrokken militair
(a) De beslissing van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant wordt
vermeld op het Mod B.
(b) Het Mod B wordt geklasseerd in het persoonlijk dossier.
(2) Door de militaire overheid
(a) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant zal het einde van de
arbeidsregeling per nota, opgemaakt in 2 exemplaren, meedelen aan betrokkene. De
datum en de reden zullen uitdrukkelijk vermeld worden.
(b) De procedure vermeld in Par 105.f.(2) is van toepassing.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 257 / 283
106. Geldelijke bepalingen
a. Wedde
(1) Militair personeel1
(a) De militair die prestaties verricht in de arbeidsregeling van de vierdagenweek,
ontvangt een “verminderde wedde” ten bedrage van 80% van zijn volle
brutojaarwedde (wedde die hij zou bekomen indien hij voltijds zou werken).
(b) Indien de militair gedurende meer dan 4 opeenvolgende weken prestaties verricht
op die dag, waarop hij is vrijgesteld in de arbeidsregeling van de vierdagenweek,
wordt deze “verminderde wedde” verhoogd naargelang het aantal gepresteerde
dagen.
(c) De periode tijdens welke de militair prestaties verricht in de arbeidsregeling van
de vierdagenweek, komt in aanmerking voor de toekenning van de tussentijdse
verhogingen.
Deze verhogingen worden toegekend alsof tijdens de betrokken periode voltijdse
prestaties verricht werden. Bij afloop van de prestaties in de arbeidsregeling van
de vierdagenweek, blijven deze tussentijdse verhogingen verworven.
(2) Burgerpersoneel2
Het personeelslid dat volgens het stelsel van de vrijwillige vierdagenweek werkt,
ontvangt de wedde die voor de verminderde prestaties verschuldigd is.
b. Weddecomplement
(1) Militair personeel3
(a) De militair die prestaties verricht in de arbeidsregeling van de vierdagenweek,
ontvangt een geïndexeerd weddecomplement. Hij kan echter vrijwillig afzien van
dit weddecomplement.
In dit geval zal dit vermeld worden op de aanvraag.
(b) Het weddecomplement wordt evenredig verminderd wanneer de militair een
verhoging van de “verminderde wedde” heeft bekomen, overeenkomstig de
bepalingen van Par 106.a.(1)(b).
(2) Burgerpersoneel4
(a) Het personeelslid dat prestaties verricht in de arbeidsregeling van de
vierdagenweek, ontvangt een geïndexeerd weddecomplement.
(b) In geval dat de vrijwillige vierdagenweek opgeschort wordt omdat het personeelslid
geniet van een andere toegelaten afwezigheid, wordt dit weddecomplement in
breuken verdeeld naar rata van het aantal gepresteerde dagen.
107. Sociale bepalingen
a. Militair personeel5
1 A16-Y10, Art 8, § 1 - A16-Y11, Art 15, § 1 2 Wet van 10 Apr 95, Art 8 3 A16-Y10, Art 8, § 2 - A16-Y11, Art 14 4 Wet van 10 Apr 95, Art 8 5 A16-Y10, Art 7 en Art 9
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 258 / 283
(1) De periode van afwezigheid in het kader van de vierdagenweek telt als:
(a) een periode van werkelijke dienst voor de berekening van het rust- of
overlevingspensioen;
(b) een activiteitsperiode in de laatste graad voor de berekening van het rustpensioen.
(2) Voor de militair in de arbeidsregeling der vierdagenweek wordt, op het ogenblik van de
oppensioenstelling, het rust- of overlevingspensioen berekend op basis van de wedde die
de betrokken militair zou gekregen hebben indien hij niet had genoten van de
arbeidsregeling der vierdagenweek.
b. Burgerpersoneel1
(1) Voor het statutaire personeelslid wordt de periode van afwezigheid als verlof
beschouwd en met dienstactiviteit gelijkgesteld.
(2) Voor het contractuele personeelslid wordt de uitvoering van de arbeidsovereenkomst
tijdens de periode van de afwezigheid geschorst maar het recht op loonsverhoging
wordt behouden.
108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
a. Militair personeel2
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens de vrijwillige vierdagenweek toegelaten.
b. Burgerpersoneel3
Het personeelslid mag geen enkele bijkomende beroepsactiviteit uitoefenen. Onder
beroepsactiviteit dient te worden verstaan iedere bezigheid waarvan de opbrengst een
beroepsinkomen is zoals bedoeld in Art 23 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen
1992. De politieke mandaten, bedoeld in de Wet van 18 Sep 1986 tot instelling van het
politiek verlof voor de personeelsleden van de overheidsdiensten, worden niet als een
beroepsactiviteit beschouwd.
1 Wet van 10 Apr 95, Art 11 2 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1, Art 176 3 KB van 10 Apr 95, Art 19
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 259 / 283
Hoofdstuk 2 - Halftijdse vervroegde uitstap/halftijds werken
201. Toepassingsgebied
a. Algemeenheden
Dit hoofdstuk is van toepassing op:
(1) de militairen van het beroeps- en aanvullingskader1 die in periode van vrede "in
werkelijke dienst" zijn en die nog ten hoogste 5 jaar moeten dienen op datum waarop de
regeling van de halftijdse vervroegde uitstap aanvangt2.
(2) het vast benoemd burgerpersoneel3 van Defensie dat het recht heeft om halftijds te
werken tot aan de datum van hun al dan niet vervroegde opruststelling4:
(a) vanaf 50 jaar, wanneer zij op de begindatum van dit verlof cumulatief voldoen aan
de volgende voorwaarden:
(i) voorafgaand actief geweest zijn in een zwaar beroep gedurende minstens vijf
jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende minstens zeven jaar in de
voorafgaande vijftien jaar;
(ii) dit zwaar beroep komt voor op de lijst van de beroepen waarvoor een
significant tekort aan arbeidskrachten bestaat, opgemaakt in toepassing van
artikel 8bis, §1, van het Koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de
onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen.
(b) vanaf 55 jaar.
b. Uitzonderingen
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op5
(1) de militairen van het actief kader die:
(a) in mobiliteit zijn;
(b) gebezigd zijn;
(c) ter beschikking gesteld zijn van de rijkswacht geïntegreerde politie;
(d) ter beschikking gesteld zijn van een openbare dienst;
(e) een functie te bekleden waarvan de bezoldiging niet gedragen wordt door de
begroting van Defensie.
Opmerking betreffende Par 201.b.(1)(a) tot en met (e)
De militair kan van zijn werkgever de toelating bekomen om prestaties te
verrichten in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap6.
(f) tewerkgesteld zijn in een internationaal of intergeallieerd organisme;
(g) dienen in een uitgesloten functie hieronder vermeld:
(i) in commandofuncties;
(ii) de korpsadjudanten, de korpskorporaals;
1 A16-Y10, Art 11 2 Maatregel blijft van toepassing zolang de Ministerraad zijn goedkeuring geeft 3 Wet van 19 Jul 12, Hoofdstuk III, Art 7 en Art 8 4 Maatregel blijft van toepassing zolang de Ministerraad zijn goedkeuring geeft 5 A16-Y11, Art 2 6 A16-Y10, Art 11, tweede lid
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 260 / 283
(iii) de officieren van het stafdepartement operaties en training die een functie
van diensthoofd uitoefenen binnen een staf van het niveau bataljon of hoger;
(iv) het exclusief wachtpersoneel;
(v) in functies die een snelle inzetbaarheid vereisen (de inzettermijn bedraagt
dertig dagen of minder);
(vi) het boordpersoneel van COMOPSNAV en het varend personeel van de
15 W LuTpt;
(vii) de onderrichters.
Opmerkingen
o Deze militairen kunnen niettemin een aanvraag indienen bij de autoriteit
met de bevoegdheid van korpscommandant.
o Voor zover de werking van de dienst en de kaderbehoeften het toelaten,
kan de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant de toelating
verlenen om prestaties te verrichten in de arbeidsregeling van de
halftijdse vervroegde uitstap.
o Wanneer de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant geen
toelating verleent tot het verrichten van prestaties in de gevraagde
regeling, wordt de aanvraag overgemaakt aan de directeur-generaal HR
via HRB, overeenkomstig de procedure beschreven in Par 204.a. (1) (c),
(d) en (e).
(2) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,
om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de
categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;
(3) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als
aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere
personeelscategorie (sociale promotie);
(4) de aanvullingsofficieren en –onderofficieren die werden aanvaard, om een vorming te
volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
(overgang);
(5) de kandidaat-militair1;
(6) de militairen die zich in de deelstand “in operationele inzet” bevinden of die op
preadvies gesteld zijn met het oog op deze inzet2;
(7) de statutaire personeelsleden die behoren tot de klasse A3 of hoger;
- in de gevallen waarin de goede werking van de dienst er niet door wordt verstoord,
kunnen de statutaire personeelsleden verzoeken om van het halftijdse werken te
genieten, mits HRB-Civ3 daarvoor zijn toestemming geeft.
1 Deel I, Par 101.a.(3) 2 A16-B1, Art 15bis – D 1, Art 17bis – E1, Art 11bis 3 KB van 19 Nov 98, Art 8
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 261 / 283
202. Algemeen
a. Principe
Het personeel heeft het recht prestaties te verrichten in de halftijdse vervroegde
uitstap/halftijds werken indien hij hiervoor een aanvraag indient en voldoet aan de
voorwaarden beschreven in § 201.a.
b. Verdeling van de prestaties
In de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap/halftijds werken worden de prestaties
verdeeld per dag, per week of per maand, volgens een vast werkschema.
(1) Verdeling per dag
(a) De werkelijke arbeidsduur van 19 hr wordt gespreid over vijf werkdagen van
gemiddeld 3 hr 48’.
(b) Prestaties dienen gedurende een halve dag, hetzij in de voormiddag hetzij de
namiddag, verricht te worden.
(c) De gekozen regeling is dezelfde voor alle dagen.
(2) Verdeling per week
Tijdens de verdeling per week kunnen prestaties verricht worden, hetzij:
(a) een halve dag per dag zijnde 3 hr 48’;
(b) twee volledige dagen en een halve dag, al dan niet opeenvolgend.
Opmerking
Een afwisseling om de twee weken is toegelaten, zodat één van de twee weken
2 volledige werkdagen en andere 3 volledige werkdagen telt.
(c) De gekozen regeling is dezelfde voor alle weken (behalve in het geval van de
opmerking van Par.202.a (2) (b)).
(3) Verdeling per maand
(a) 10 volledige werkdagen te verdelen over een periode van 4 weken.
(b) De gekozen regeling is dezelfde voor elke periode van 4 weken.
c. Toestand
De periode van afwezigheid wordt gelijkgesteld met verlof.
d. Vakantieverlof
Het aantal dagen vakantieverlof waarop hij kan aanspraak maken wordt verminderd met
50 %.
e. Militair personeel
(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant opent het recht tot het
uitvoeren van prestaties in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap.
(2) Indien de dag tijdens dewelke de militair geen prestaties verricht, samenvalt met een
feestdag of met een opgelegde compensatiedag wordt een overdracht uitgevoerd per
volledige dag of per halve dag, in de loop van de beschouwde maand of de daarop
volgende maand.
De betrokken militair en de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant (of de
militaire overheid die hij hiertoe machtigt) leggen met beider akkoord de datum vast
waarop de overdracht plaats heeft.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 262 / 283
In geval van onenigheid, kan de militair per Mod B beroep aantekenen bij de MOD.
(3) Tijdens de uitvoering van de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap, kan zowel de
betrokken militair als de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant een
wijziging aan de arbeidsverdeling voorstellen, voor zover de bestaande regeling
minstens één jaar werd toegepast.
Indien het voorstel uitgaat van betrokkene en geen akkoord kan bereikt worden, dient
het voorstel voor beslissing overgemaakt te worden aan de directeur-generaal HR (via
HRB), overeenkomstig de bepalingen van Par 204.a. (1) (c), (d) en (e).
(4) In de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap komt de militair niet meer in
aanmerking voor bevordering behalve volgens dienstanciënniteit.
(5) Hij kan niet meer worden voorgedragen in bevorderingscomités.
(6) Hij kan niet meer deelnemen aan examens of vergelijkende examens voor bevordering.
f. Burgerpersoneel
(1) HRB-Civ opent het recht tot het uitvoeren van prestaties in de regeling van het haltijds
werken.
(2) Na indiening van de aanvraag om haltijds werken kan het personeelslid éénmaal uit het
stelsel stappen om opnieuw voltijds te werken of om over te stappen naar een ander
stelsel van deeltijdse arbeid. Terugkeren naar het stelsel van het haltijds werken is
echter niet meer mogelijk.
(3) De bepalingen betreffende de aanvraag van het pensioen blijven gelden. Het
personeelslid is dus niet ontslagen van de verplichting om later zijn pensioen aan te
vragen.
(4) Tijdens de periode van het verlof voor haltijds werken mag het personeelslid niet
gemachtigd worden, om welke reden dan ook, verminderde prestaties te verrichten. Het
kan evenmin van het voordeel van de halftijdse loopbaanonderbreking genieten.
(5) In de regeling van het haltijds werken komt het personeelslid nog steeds in aanmerking
voor bevordering.
203. Aanvang, schorsing en beëindiging van een vrijwillige halftijdse vervroegde
uitstap/ halftijds werken
a. Aanvang
De regeling van de halftijdse vervroegde uitstap/halftijds werken begint steeds de eerste
dag van een maand.
b. Schorsing1
Enkel van toepassing op het militair personeel.
Wanneer de vereiste duur van de schorsing niet meer dan 5 dagen bedraagt in de loop van
eenzelfde maand, wordt de arbeidsregeling van de halftijdse vervroegde uitstap behouden
en worden de bijkomende prestaties gecompenseerd in tijd. Deze compensatie dient, per
volledige of per halve dag, toegekend te worden in de loop van de beschouwde maand of van
de volgende maand. In het tegenovergestelde geval wordt de militair beschouwd voltijdse
prestaties te verrichten.
1 A16-Y10, Art 14
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 263 / 283
De betrokken militair en de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant (of de
militaire overheid die hij hiertoe machtigt) leggen met beider akkoord de datum vast waarop
deze periodes toegekend worden.
In geval van onenigheid, kan de militair per Mod B beroep aantekenen bij de MOD.
(1) Automatisch zonder opzegging
De schorsing neemt aanvang bij het begin van de onbeschikbaarheid of de prestatie en
dit voor de noodzakelijke duur.
(a) in geval van operationele inzet in de vorm van ordehandhavingsinzet;
(b) in geval van deelname aan een opdracht van hulpverlening op het nationale
grondgebied;
(c) bij het op preadvies stellen voor een situatie bedoeld hierboven in (a) en (b);
(d) in geval van moederschapsverlof, adoptieverlof, opvangverlof, ouderschapsverlof,
vaderschapsverlof, palliatief verlof, verlof voor ouderschapsbescherming of verlof
voor verzorging van een zwaar zieke verwant;
(e) in geval van tijdelijke ambtsontheffing om gezondheidsredenen, om gezinsredenen,
bij tuchtmaatregel, voor persoonlijke aangelegenheden of wegens loopbaan-
onderbreking;
(f) in geval van schorsing bij ordemaatregel;
(g) in geval van afkondiging van de periode van crisis.
(2) Mits schriftelijke opzegging van 3 maanden
De arbeidsregeling wordt geschorst voor de vereiste duur, bij gemotiveerde beslissing
van de korpscommandant:
(a) in geval van deelname aan een cursus;
(b) deelname aan een opdracht van militaire bijstand
(c) in geval van opdracht van hulpverlening buiten het nationale grondgebied;
(d) in geval van deelname aan een andere vorm van operationele inzet dan
ordehandhavingsinzet.
De opzeggingstermijn begint met de kennisgeving door de autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant.
Opmerking
De betrokken militair kan verzaken aan het voordeel van deze opzegging.
(3) Indien de toast op Zijne Majesteit de Koning, ter gelegenheid van Koningsdag (15 Nov),
plaatsheeft op een dag waarop het personeel in de arbeidsregeling van de halftijdse
vervroegde uitstap/uittreding geen prestaties verricht, is dit personeel niet verplicht
eraan deel te nemen.
c. Einde
(1) Militair personeel
De arbeidsregeling eindigt enkel in de vier hieronder vermelde gevallen. Dit gebeurt
automatisch en zonder opzegging.
(a) in geval van afkondiging van mobilisatie;
(b) in geval van afkondiging van de periode van oorlog;
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 264 / 283
(c) in geval uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, bij beslissing van de
Ministerraad;
(d) wanneer de militair een eindeloopbaanverlof bekomt.
(2) Burgerpersoneel
Het vastbenoemd personeelslid kan een einde stellen aan het halftijds werken met een
schriftelijke opzegging van drie maanden, tenzij de HRB-Civ een kortere termijn
toestaat. In dit geval, kan betrokkene geen nieuwe aanvraag meer indienen voor het
stelsel van halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.
204. Aanvraagprocedure
a. Aanvraag tot regeling van de halftijdse vervroegde uitstap/ halftijds werken
(1) Militair personeel
(a) De beroeps- of aanvullingsmilitair moet in “werkelijke dienst”1 zijn op het ogenblik
dat hij zijn aanvraag indient.
(b) Voor de aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van het formulier vermeld in
bijlage K 1-3/5. In zijn aanvraag preciseert de militair de gewenste verdeling van
de prestaties.
(c) Deze aanvraag wordt minstens 3 maanden voor de gewenste inwerkingtreding
ingediend bij de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant. Een kopie
van het aanvraagformulier, gedateerd en ondertekend door de autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant, wordt als ontvangstbewijs terug overhandigd
aan de betrokken militair.
Opmerking
Een kortere aanvraagtermijn mag door de autoriteit met de bevoegdheid van
korpscommandant aanvaard worden.
(d) Binnen de 15 werkdagen die volgen op het indienen van de aanvraag, wordt de
beslissing aan betrokkene betekend volgens de procedure vermeld in Par 205.a.
Indien de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant, binnen deze
termijn, niet akkoord kan gaan met de voorgestelde dag of met een van de dagen
omwille van redenen verbonden aan de werking van de dienst of aan de
kaderbehoeften, en geen oplossing kan gevonden worden met wederzijds akkoord,
maakt hij zonder verwijl de aanvraag over aan de directeur-generaal HR (via HRB).
Betrokken militair dient hiervan in kennis te worden gesteld door middel van een
kopie van het aanvraagformulier, hetgeen hij, voor ontvangst, dient te dateren en
te ondertekenen.
Zowel de betrokken militair als de autoriteit met de bevoegdheid van
korpscommandant mogen er een document aan toevoegen waarop alle nadere
gegevens hernomen zijn die ze nuttig achten.
(e) Binnen de 15 werkdagen neemt de directeur-generaal HR één van de volgende
beslissingen:
(i) tegemoet komen aan de aanvraag van betrokkene;
(ii) het standpunt van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant
bevestigen.
1 A16-Y10, Art 11
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 265 / 283
Opmerking
In het laatste geval, kan betrokkene:
o één van de oplossingen kiezen die door de autoriteit met de bevoegdheid
van korpscommandant voorgesteld werden;
o zijn aanvraag intrekken door het te vermelden op het formulier.
Binnen de 15 werkdagen kan de militair, per Mod B met als bijlage een
kopie van het aanvraagformulier, beroep aantekenen bij de MOD.
(f) Het aanvraagformulier wordt terug overgemaakt aan de eenheid, waar de autoriteit
met de bevoegdheid van korpscommandant het vervolledigt en de beslissing
betekent aan betrokkene volgens de procedure vermeld in Par 205.a.
(2) Burgerpersoneel
(a) Het personeelslid dat wenst te genieten van het haltijds werken moet zijn
aanvraag, in Bijl K 4-5/5, per burgerpost aanbieder van postdiensten en een
aangetekende zending richten aan HRB-Civ.
(b) In het eerste vak van het formulier dat door het personeelslid zelf moet worden
ingevuld, vermeldt deze onder meer:
(c) de datum waarop hij halftijds wil beginnen werken;
(d) het type van maandelijkse werkkalender dat hij in overleg met zijn dienstchef
kiest.
(e) Deze aanvraag wordt minstens 3 maanden voor de gewenste inwerkingtreding
ingediend.
(f) Hij overhandigt een kopie van deze aanvraag aan zijn dienstchef, opdat deze advies
kan uitbrengen met betrekking tot de voorgestelde kalender.
(g) De dienstchef is gehouden dit advies binnen acht dagen naar HRB-Civ te verzenden.
(h) HRB-Civ stuurt het personeelslid een bewijs van ontvangst van diens aanvraag.
b. Wijziging op aanvraag van betrokkene
(1) Militair personeel
Wijziging van wijze waarop de prestaties worden verdeeld per dag, per week of per
maand.
(a) De aanvraag tot wijziging wordt ingediend met het aanvraagformulier in
bijlage K 1-3/5;
(b) Indien geen akkoord kan gevonden worden met de autoriteit met de bevoegdheid
van korpscommandant, is de procedure hernomen in Par 204.a.(1) (c) van toepassing.
(2) Burgerpersoneel
Wijziging van wijze waarop de prestaties worden verdeeld per dag, per week of per
maand.
- De aanvraag tot wijziging wordt ingediend met het aanvraagformulier in
bijlage K 4-5/5. De procedure beschreven in Par. 204.a. (2) is van toepassing.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 266 / 283
205. Betekening van de beslissing
a. Administratief document
Wat ook de procedure is die lopende (opening van het recht, intrekken van de aanvraag,
wijziging, schorsing of einde van de halftijdse vervroegde uitstap/ halftijds werken) is, het
origineel van het administratief document (formulier in Bijl K, nota of Mod B) zal altijd
geklasseerd worden in het persoonlijk dossier, een kopie van het administratief document
zal altijd overhandigd worden aan betrokkene. Het verslag van de administratieve
commandant zal in elk geval door de eenheid worden opgemaakt.
b. Opening van het recht door de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant
(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant vermeldt op het
aanvraagformulier uitdrukkelijk volgende gegevens:
(a) de begindatum van de arbeidsregeling;
(b) de toegestande werkverdeling.
(2) Betrokken personeelslid dient het formulier te dateren en te ondertekenen, waarna
hem een kopie zal overhandigd worden.
(3) Het formulier zal geklasseerd worden in het persoonlijk dossier van betrokkene. Een
kopie zal overgemaakt worden aan:
(a) HRB voor het militair personeel;
(b) HRB-Civ voor het burgerpersoneel.
(4) Het verslag van de administratieve commandant zal door de eenheid opgemaakt worden.
c. Intrekking van de aanvraag door betrokkene
(1) Militair personeel
(a) Betrokkene dient met een handgeschreven vermelding op het aanvraagformulier,
zijn intrekking van de aanvraag te bevestigen. Hij dient het document te dateren
en te ondertekenen, waarna hem een kopie zal overhandigd worden.
(b) Het orgineel exemplaar van het aanvraagformulier zal geklasseerd worden in het
persoonlijk dossier van betrokkene. Een kopie zal overgemaakt worden aan
HRB.
(2) Burgerpersoneel
Het vastbenoemd personeelslid kan een einde stellen aan het haltijds werken met een
schriftelijke opzegging van drie maanden, tenzij HRB-Civ een kortere termijn toestaat.
In dit geval, kan de betrokkene kan later geen nieuwe aanvraag meer indienen voor het
stelsel van halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.
d. Wijziging
(1) Op voorstel van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant
(a) De wijziging van de werkverdeling en de aanvangsdatum worden aangebracht op het
originele exemplaar van de toelating (geklasseerd in het persoonlijk dossier)
gedateerd en ondertekend zowel door betrokkene als door de autoriteit met de
bevoegdheid van korpscommandant.
(b) Een kopie wordt overgemaakt aan:
(i) Betrokkene;
(ii) HRB voor het militair personeel;
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 267 / 283
(iii) HRB-Civ voor het burgerpersoneel.
(2) Op aanvraag van betrokkene
De procedures hernomen in Par 205.a. en b. zijn van toepassing.
(3) Het verslag van de administratieve commandant zal door de eenheid opgemaakt worden.
e. Schorsing
Enkel van toepassing voor het militair personeel
(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant zal de schorsing van de
regeling van de halftijdse vervroegde uitstap per nota, opgemaakt in 2 exemplaren,
meedelen aan betrokkene. De aanvangsdatum, de duur (indien gekend) en de reden van
de schorsing zullen uitdrukkelijk vermeld worden.
(2) Betrokken militair dient op beide exemplaren te vermelden of hij al dan niet verzaakt
aan het voordeel van een eventuele opzegtermijn van 3 maand; hij dateert en
ondertekent de exemplaren voor kennisname en maakt 1 exemplaar terug over aan de
eenheid. Dit exemplaar zal geklasseerd worden in het persoonlijk dossier van
betrokkene.
(3) Een kopie van de ondertekende nota zal worden overgemaakt aan HRB.
(4) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant zal het einde van de schorsing
van de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap per nota, opgemaakt in 2
exemplaren, meedelen aan betrokkene. De datum zal uitdrukkelijk vermeld worden. De
procedures hernomen in Par 205.e.(2) en (3) zijn van toepassing
(5) Het verslag van de administratieve commandant zal door de eenheid opgemaakt worden.
f. Einde
Enkel van toepassing op het militair personeel
(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant zal het einde van de regeling
van de halftijdse vervroegde uitstap per nota, opgemaakt in 2 exemplaren, meedelen
aan betrokkene. De datum en de reden zullen uitdrukkelijk vermeld worden.
(2) Betrokken militair dient beide exemplaren te ondertekenen en te dateren waarna hij 1
exemplaar terug overmaakt aan de eenheid. Dit exemplaar zal geklasseerd worden in
het persoonlijk dossier van betrokkene.
(3) Een kopie van de ondertekende nota zal worden overgemaakt aan HRB.
(4) Het verslag van de administratieve commandant zal door de eenheid opgemaakt worden.
206. Geldelijke bepalingen
a. Wedde
(1) Militair1 en burgerpersoneel2
Het personeelslid dat prestaties verricht in de arbeidsregeling van de halftijdse
vervroegde uitstap/ halftijds werken, ontvangt 50 % van zijn volle brutojaarwedde.
(2) Militair personeel
(a) Wanneer de arbeidsregeling geschorst wordt voor meer dan 5 dagen in de loop van
eenzelfde maand, wordt de militair beschouwd voltijdse prestaties te verrichten.
1 A16-Y10, Art 17, § 1 2 Wet van 10 Apr 95, Art 4
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 268 / 283
(b) De periode tijdens dewelke de militair prestaties verricht in de regeling van de
halftijdse vervroegde uitstap, komt in aanmerking voor de toekenning van de
tussentijdse verhogingen. Deze verhogingen worden toegekend alsof tijdens de
betrokken periode voltijdse prestaties verricht werden. Bij afloop van de
prestaties in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap, blijven deze
tussentijdse verhogingen verworven.
b. Toelage
(1) Militair personeel1
(a) De militair die prestaties verricht in de regeling van de halftijdse vervroegde
uitstap, ontvangt een maandelijkse toelage.
Hij kan evenwel vrijwillig afzien van deze toelage. In dit geval zal dit vermeld
worden op de aanvraag.
(b) De maandelijkse toelage wordt evenredig verminderd voor de periode gedurende
dewelke de militair voltijdse prestaties heeft verricht.
(2) Burgerpersoneel2
Het personeelslid dat prestaties verricht in de regeling van het halftijds werken,
ontvangt een maandelijkse premie. Van dit bedrag worden geen RSZ-bijdragen
afgehouden.
Het staat het personeelslid vrij van deze premie af te zien, als de inning ervan de
uitbetaling van een pensioen uitsluit. In dit geval zal dit vermeld worden op de aanvraag.
207. Sociale bepalingen
a. Militair personeel3
(1) De periode van afwezigheid in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap telt als:
(a) een periode van werkelijke dienst voor de berekening van het rust- of
overlevingspensioen;
(b) een activiteitsperiode in de laatste graad voor de berekening van het rustpensioen.
(2) Voor de militair in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap op het ogenblik van
de oppensioenstelling, wordt het rust- of overlevingspensioen berekend op basis van de
wedde die de betrokken militair zou gekregen hebben indien hij niet had genoten van de
regeling van de halftijdse vervroegde uitstap.
b. Burgerpersoneel
(1) De periode van afwezigheid wordt met een dienstactiviteit gelijkgesteld 4.
(2) De bepalingen betreffende de aanvraag van het pensioen blijven gelden. Het
personeelslid is dus niet ontslagen van de verplichting om later zijn pensioen aan te
vragen.
1 A16-Y10, Art 17, § 2 2 Wet van 10 Apr 95, Art 4 3 A16-Y10, Art 15 en Art 18 4 Wet van 10 Apr 95, Art 4
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 269 / 283
208. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
a. Militair personeel1
Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende
beroepsactiviteit tijdens de halftijdse vervroegde uitstap toegelaten.
b. Burgerpersoneel2
(1) Het personeelslid mag geen enkele bijkomende beroepsactiviteit uitoefenen. Onder
beroepsactiviteit dient te worden verstaan iedere bezigheid waarvan de opbrengst een
beroepsinkomen is zoals bedoeld in Art 23 van het Wetboek van de
inkomstenbelastingen 1992.
(2) De politieke mandaten, bedoeld in de Wet van 18 Sept 86 tot instelling van het politiek
verlof voor personeelsleden van de overheidsdiensten, worden niet als een
beroepsactiviteit beschouwd.
1 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1, Art 176 2 KB van 10 Apr 95, Art 2
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 270 / 283
Hoofdstuk 3 - Verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid -
Burgerpersoneel
301. Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op het statutair (niet-stagiair) burgerpersoneel van Defensie1.
302. Algemeen
a. Personeel lager dan de klasse A3
Voor het geheel van hun loopbaan hebben de statutaire burgerpersoneelsleden (niet-
stagiair) lager dan de klasse A3, zonder beperking in duur, recht hun ambt met verminderde
prestaties ten belope van 1/2, 2/3, 3/4 of 4/5 van de normale prestaties uit te oefenen voor
persoonlijke aangelegenheden.
b. Personeel van de klasse A4 of A5
Al de burgerpersoneelsleden die behoren tot de klasse A4 of A5 die de leiding hebben van
een dienst zijn uitgesloten van de verminderde prestaties wegens persoonlijke
aangelegenheid. De secretaris-generaal kan evenwel, in de gevallen waarin de goede werking
van de dienst erdoor niet wordt verstoord, voor deze ambtenaren, die erom verzoeken, dit
verlof toestaan.
c. Uurrooster
Deze verminderde prestaties moeten verplicht verricht worden, ofwel elke dag, ofwel over
een andere vaste verdeling over de week, te vermelden op de aanvraag (het volledige
uurrooster mededelen). Daarenboven moeten zij steeds een aanvang nemen bij het begin van
de maand.
d. Periodes
De machtiging wordt verleend voor een periode van minimum 3 en maximum 24 maanden,
verlengingen van minimum 3 en maximum 24 maanden zijn mogelijk op voorwaarde dat een
nieuwe aanvraag wordt ingediend. Het aantal verlengingen is onbeperkt.
e. Vroegtijdige opzegging
Op initiatief van het betrokken personeelslid en met opzegging van drie maanden kan
vroegtijdig een einde gemaakt worden aan de aan de gang zijnde verminderde prestaties.
f. Bevordering
Tijdens de duur van de afwezigheid is het burgerpersoneelslid op non-activiteit. Hij kan
niettemin zijn aanspraken op bevordering doen gelden. Nochtans stelt de bevordering tot
een hogere graad van rechtswege een einde aan de machtiging tot het uitoefenen van zijn
ambt met verminderde prestaties.
g. Opschorting
De machtiging om verminderde prestaties te verrichten wordt opgeschort zodra het
burgerpersoneelslid één van de volgende verloven bekomt:
(1) bevallingsverlof, vaderschapsverlof, ouderschapsverlof en opvangverlof;
(2) verlof om een stage of een proefperiode te vervullen;
(3) verlof om kandidaat te zijn voor de verkiezingen;
(4) verlof om in vredestijd prestaties te verrichten bij het korps Civiele Bescherming;
1 KB van 19 Nov 98, Art 140 tot 143
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 271 / 283
(5) verlof om een ambt uit te oefenen bij een ministerieel kabinet;
(6) verlof voor een opdracht die van algemeen belang is erkend;
(7) verlof voor werkzaamheden bij een erkende politieke groep in een federale wetgevende
vergadering of een wetgevende vergadering van een Gemeenschap of een Gewest of bij
de voorzitter van één van die groepen;
(8) om ter beschikking te worden gesteld van de Koning, van een Prins of van een Prinses
van België;
(9) verlof voor syndicale opdracht.
h. Vakantie- en ziekteverlof
Het jaarlijks vakantie- en ziekteverlof wordt in evenredige mate verminderd.
303. Aanvraagprocedures
a. Aanvraag
Een aanvraag wordt ingediend met het aanvraagformulier in bijlage L.
b. Termijn
De aanvragen om verminderde prestaties uit te oefenen of om verlenging te bekomen
moeten strikt noodzakelijk in het bezit zijn van HRB-Civ ten minste één maand voor de
aanvangsdatum van de overwogen maatregel.
c. Aanvraag vervroegde hervatting
De aanvragen om vervroegd zijn voltijdse prestaties te mogen hervatten moeten drie
maanden op voorhand overgemaakt worden aan HRB-Civ.
304. Geldelijke bepalingen
a. Wedde
Het burgerpersoneelslid ontvangt een wedde pro rata van de geleverde prestaties.
b. Weddensupplement
De burgerpersoneelsleden die de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben of die ten minste twee
kinderen ten laste hebben die niet de volle leeftijd van 15 jaar bereikt hebben, krijgen een
weddensupplement dat gelijk is aan het vijfde van de wedde die verschuldigd zou zijn voor
de prestaties die niet worden verricht :
Prestaties Wedde
1/2 60 %
2/3 73,325 %
3/4 80 %
4/5 84 %
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 272 / 283
305. Administratieve en sociale bepalingen
a. Aantekenblad voor verloven
De verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid worden opgetekend op het
aantekenblad voor verloven.
b. Berekening van graad-, niveau- en dienstanciënniteit
Voor de berekening van graad-, niveau- en dienstanciënniteit wordt slechts rekening
gehouden met de werkelijk gepresteerde diensten. De weddenverhogingen zullen echter
worden toegekend alsof er volledige prestaties verricht worden.
c. Berekening van het pensioen
Onverminderd nieuwe maatregelen die inzake pensioenen bij wet zouden kunnen genomen
worden, tellen thans voor de berekening van het pensioen slechts de werkelijk gepresteerde
diensten mee.
306. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
Gedurende hun afwezigheid mogen de burgerpersoneelsleden andere winstgevende bezigheden
uitoefenen op voorwaarde dat zij verenigbaar zijn met hun functies.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL VI – Operationele inzet, hulpverlening en gelijkgestelde opdrachten
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 273 / 283
DEEL VI VERLOVEN EN DIENSTONTHEFFINGEN TIJDENS
DE DEELSTAND “IN OPERATIONELE INZET”, “IN
MILITAIRE BIJSTAND”, “IN HULPVERLENING”
EN GELIJKGESTELDE OPDRACHTEN
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL VI – Operationele inzet, hulpverlening en gelijkgestelde opdrachten
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 274 / 283
Hoofdstuk 1 - Verloven en dienstontheffingen tijdens de deelstand “in operationele
inzet”, “in militaire bijstand”, “in hulpverlening” en gelijkgestelde
opdrachten – Militair personeel
101. Toepassingsgebied
a. Militairen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen personeelsleden van het actief kader1 in
periode van vrede, in de deelstand "in operationele inzet", "in militaire bijstand", "in
hulpverlening" en tijdens gelijkgestelde opdrachten vastgelegd door ACOS Ops & Trg.
b. Onderofficieren en vrijwilligers
Dit hoofdstuk is, voor wat betreft de dienstontheffingen wegens operaties, enkel van
toepassing op de onderofficieren en vrijwilligers met inbegrip van deze:
(1) met vaste dienst bij de internationale hoofdkwartieren, generale staven en instellingen
die in België zijn gevestigd;
(2) met vaste dienst in het buitenland;
(3) verbonden aan diplomatieke posten in het buitenland die het vergoedingsstelsel
“Buitenlandse Zaken” genieten.
Opmerking
Voor deze personeelsleden gebeurt het beheer onder controle en verantwoordelijkheid
van de hoogste Belgische autoriteit, die er aanwezig is.
c. Uitzondering
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op het boordpersoneel van de Marine, met uitzondering
van de dienstontheffingen wegens operaties, zoals gedefinieerd in Par 104.a.(3) van dit
hoofdstuk. Buiten deze materie worden steeds bijzondere richtlijnen gegeven door
COMOPSNAV.
102. Algemeen
a. Vakantieverlof- en compensatieregeling
Tijdens de duur van de opdrachten wordt het vakantieverlof- en de compensatieregeling
opgeschort.
b. Stelsel
De deelnemers vallen onder het stelsel opgelegd door het begunstigde departement of
internationale organisatie.
c. Specifieke richtlijnen
Voor elke operatie kunnen nationaal specifieke richtlijnen worden uitgevaardigd.
d. Mission-area
De begrenzing van de "mission-area" (of operatiezone) wordt, ingeval ze niet gedefinieerd
wordt in de koninklijke of ministeriële besluiten, vastgelegd door ACOS Ops &Trg.
1 Deel I, Par 101.a.(1)
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL VI – Operationele inzet, hulpverlening en gelijkgestelde opdrachten
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 275 / 283
e. Verlof tijdens operationele inzet
Het "verlof tijdens operationele inzet" is een vorm van dienstontheffing en zal verder
"UNO-verlof" of "LEAVE" worden genoemd, om duidelijk aan te tonen dat het niet gaat om
een statutair recht.
103. Soorten opdrachten
a. Opdrachten waarvan de duur maximum negen maanden bedraagt.
b. Opdrachten die meer dan negen maanden duren.
104. Verloven
a. Vakantieverlof
(1) Opdrachten van maximum negen maanden
(a) Tijdens de duur van de opdracht worden de toekenning van het vakantieverlof en
compensatie in tijd opgeschort.
(b) Na het beëindigen van de opdracht is het niet opgenomen vakantieverlof
overdraagbaar naar het volgende jaar, voor zover het opgenomen wordt binnen de
drie maanden die volgen op de datum van definitieve terugkeer1.
Voorbeeld 1
Vertrek op opdracht vanaf 01 Feb 13 met een resterend krediet van 10 dagen
vakantieverlof van 2012. Terug van opdracht op 01 Jun 13. Mogelijkheid tot
opname van het resteren
d krediet van 2012 (10 dagen) binnen de 3 maanden = tot 01 Sep 13 en het
resterend krediet van 2013 tot 30 Apr 14.
Voorbeeld 2
Vertrek op opdracht vanaf 05 Sep 13 met een resterend krediet van 15
dagen vakantieverlof van 2013. Terug van opdracht op 05 Jan 14.
Mogelijkheid tot opname van het resterend krediet van 2013 (15 dagen) tot
30 Apr 14 (ipv 05 Apr 14)
(c) Nationale feestdagen die in België op een werkdag vallen, de
compensatieverlofdagen en dienstontheffingen toegestaan door de MOD, die
tijdens de opdracht vallen, worden na einde opdracht gecompenseerd met een dag
dienstontheffing voor zover ze opgenomen worden binnen de drie maanden die
volgen op de datum van definitieve terugkeer.
(2) Opdrachten van meer dan negen maanden
(a) Tijdens de duur van de opdracht worden de toekenning van vakantieverlof en
compensatie in tijd opgeschort.
(b) Het niet opgenomen vakantieverlof van het jaar van vertrek vervalt.
(c) Bij definitieve terugkeer wordt een verlofkrediet toegekend proportioneel met het
resterende deel van het burgerlijk jaar.
(3) Dienstontheffingen wegens Operaties
(a) Voor de onderofficieren en vrijwilligers kunnen niet opgenomen
vakantieverlofdagen na een deelstand van een operationele inzet, militaire bijstand,
een hulpverlening of een gelijkgestelde opdracht, worden omgezet in
1 Zie Deel II, Hfdst 1, Par 102.c. (4)
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL VI – Operationele inzet, hulpverlening en gelijkgestelde opdrachten
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 276 / 283
dienstontheffingen wegens operaties. Deze mogen gedurende de hele verdere
loopbaan worden opgenomen.
(b) Principe
(i) De eenheidscommandanten zullen er over waken dat de militair vanaf
zijn/haar terugkomst van een buitenlandse opdracht de niet opgenomen
vakantieverlofdagen maximaal al dan niet aansluitend kan opnemen binnen de
drie maanden die volgen op de datum van definitieve terugkeer.
(ii) Het personeelslid zal er voor zorgen dat hij zijn niet opgenomen
vakantieverlofdagen maximaal heeft opgebruikt binnen de drie maanden die
volgen op de datum van definitieve terugkeer.
(c) Specifieke omstandigheden waarin de omzetting naar dienstontheffingen wegens
operaties gebeurt:
(i) indien het personeelslid, door een schriftelijke weigering van zijn
verlofaanvraag, het vakantieverlof niet kan opnemen binnen de drie maanden
die volgen op de datum van definitieve terugkeer;
(ii) en/of indien het personeelslid, door een gebrek aan beschikbare dagen, het
vakantieverlof niet kan opnemen binnen de drie maanden die volgen op datum
van definitieve terugkeer.
(d) De organieke eenheid dient, voor zover de specifieke omstandigheden vervuld zijn,
drie maanden na de definitieve terugkeer van het personeelslid een
aanvraagdossier op te maken voor het niet opgenomen vakantieverlof. Het dossier
met de aanvraag tot omzetting wordt goedgekeurd door de commandant van het
onmiddellijk hoger echelon.
(e) Beheer van dit krediet:
(i) De dienstontheffingen wegens operaties worden beheerd via de verloffiche
en zullen genoteerd worden als overdraagbare dienstontheffingen wegens
operaties.
(ii) Enkel vakantieverlofdagen kunnen worden omgezet in dienstontheffingen
wegens operaties. Er zullen géén compensatie-uren noch
compensatieverlofdagen in dienstontheffingen wegens operaties worden
omgezet.
(iii) Er is geen beperking op het maximum aantal over te dragen dagen.
(iv) Overuren worden verder opgebouwd en beheerd volgens de regelgeving van
de normalisatie van de dienstprestaties (Deel I - Hoofdstuk 2, Par 205). De
overuren zullen echter prioritair afgebouwd worden vooraleer het krediet
van dienstontheffingen wegens operaties aangesproken wordt.
(v) Het ogenblik waarop de dienstontheffingen wegens operaties wordt
gevraagd, blijft steeds volledig ondergeschikt aan de dienstnoodwendigheden
(bij wijze van voorbeeld: de trainingactiviteiten, voorzien op de
trainingskalender van de eenheid).
(vi) Opname van de dagen dienstontheffingen wegens operaties zal gebeuren
tijdens de verdere loopbaan van het militaire personeelslid.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL VI – Operationele inzet, hulpverlening en gelijkgestelde opdrachten
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 277 / 283
b. Omstandigheidsverloven
(1) Het omstandigheidsverlof wordt toegestaan op dezelfde basis als deze voorzien in het
Deel II - Hoofdstuk 3 van dit reglement.
(2) Het toegekende aantal dagen omstandigheidsverlof wordt niet afgetrokken van het
vakantieverlofkrediet, noch van het "UNO-verlof" krediet.
105. Dienstontheffingen
a. "UNO-verlof" of “LEAVE” tijdens de opdracht
(1) Principe
(a) De regeling opgelegd door het departement (Federale Overheidsdienst van
Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,…) of de
internationale organisatie waarbij de militair tewerkgesteld is, is van toepassing.
Het “UNO-verlof” kan genomen worden ofwel binnen de “mission area” ofwel buiten
de zone maar het is steeds de "Force Commander" of operationele Comd ter
plaatse die zal bepalen hoeveel "UNO-verlof" en waar het kan toegekend worden en
dit steeds in functie van de omstandigheden en de dienstnoodwendigheden.
(b) Nationaal kan ACOS Ops & Trg, in nauwe samenwerking met de betrokken
componenten, specifieke richtlijnen opleggen. De principiële beslissing om voor een
bepaalde Ops, het verlof in België of buiten de “mission-area” toe te laten, wordt
genomen door de CHOD op gemotiveerd voorstel van ACOS Ops &Trg.
(2) Bij ontstentenis van specifieke richtlijnen
(a) Het "UNO-verlof" zal worden toegekend à rato van 2,5 dagen per gepresteerde
dienstmaand. De toekenning ervan blijft echter steeds ondergeschikt aan de
dienstnoodwendigheden.
(b) In geval de duur van de opdracht minder dan 6 maanden bedraagt, wordt het
"UNO-verlof" in principe in de “mission-area” genomen.
(c) In geval de duur van de opdracht initieel gepland is voor 6 maanden of meer kan het
"UNO-verlof" van meerdere maanden samengevoegd worden en genomen worden in
België of buiten de "mission-area". In dit geval kunnen twee reisdagen worden
toegekend.
(d) Het "UNO-verlof" wordt niet afgetrokken van het vakantieverlofkrediet.
(e) Het niet opgenomen "UNO-verlof" is niet overdraagbaar, het recht erop vervalt bij
einde opdracht.
b. Dienstontheffing bij definitieve terugkeer
(1) Opdrachten van maximum negen maanden
(a) Aansluitend op de definitieve terugkeer wordt één dag UNO-dienstontheffing
toegekend per gepresteerde dienstmaand; ingeval de opdracht minimum 4 maanden
heeft geduurd wordt dit saldo verhoogd met één dag.
(b) Indien tijdens de opdracht geen "UNO-verlof" of "LEAVE" werd toegestaan, wordt
per gepresteerde dienstmaand supplementair één dag UNO-dienstontheffing
toegestaan.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL VI – Operationele inzet, hulpverlening en gelijkgestelde opdrachten
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 278 / 283
(c) De eenheidscommandanten zullen er over waken dat de militair vanaf zijn/haar
terugkomst van een buitenlandse opdracht de UNO-dienstontheffing al dan niet
aansluitend kan nemen. De militair kan, tijdens de UNO-dienstontheffing bij de
definitieve terugkeer, niet worden teruggeroepen, uitgezonderd bij instemming van
betrokkene of wegens zwaarwichtige redenen.
(2) Opdrachten van meer dan negen maanden
(a) Bij definitieve terugkeer wordt een UNO-dienstontheffing van 2,5 werkdagen
toegestaan per gepresteerde dienstmaand (voor een jaar dienst: 30 werkdagen).
Deze UNO-dienstontheffing wordt toegekend aansluitend op de terugkeer. De
militair kan, tijdens de opname van zijn UNO-dienstontheffing bij de definitieve
terugkeer, niet worden teruggeroepen, uitgezonderd bij instemming van
betrokkene of wegens zwaarwichtige redenen.
(b) De UNO-dienstontheffing bij definitieve terugkeer wordt beperkt tot maximum
45 werkdagen.
106. Geldelijke bepalingen
a. “UNO-verloven” of gelijkaardige verloven
(1) "UNO-verloven" of gelijkaardige verloven doorgebracht in de "mission area" houden het
behoud van de rechten op toelagen en vergoedingen in.
(2) "UNO-verloven" of gelijkaardige verloven doorgebracht buiten de "mission-area"
houden automatisch de opschorting in van de voorziene toelagen en vergoedingen.
Deze opschorting der rechten gaat in de dag nadat betrokkene de "mission area"
verlaten heeft, tot de dag voor zijn terugkeer in de "mission-area".
(3) In het geval de opdracht 6 maanden of langer duurt, zal de heen- en terugreis in het
kader van "UNO-verloven" of gelijkaardige verloven buiten de "mission-area" die
opgenomen worden in België of op de Gewone Plaats van het Werk (GPW)1 beschouwd
worden als een dienstreis. Bij "UNO-verloven" of gelijkaardige verloven buiten de
"mission-area" die niet opgenomen worden in België of de GPW worden de heen- en
terugreis niet beschouwd als een dienstreis en vallen alle kosten volledig ten laste van
betrokkene.
(4) Per periode van 6 maanden zal het recht tot terugbetaling van de onkosten beperkt
worden tot maximum EEN “UNO-verlof” opgenomen in België of de GPW.
b. Omstandigheidsverloven
(1) Omstandigheidsverloven opgenomen buiten de "mission area" houden automatisch de
opschorting in van de voorziene toelagen en vergoedingen. Deze opschorting der rechten
gaat in de dag nadat betrokkene de “mission-area” verlaten heeft, tot de dag voor zijn
terugkeer.
(2) Voor bepaalde omstandigheidsverloven toegestaan voor dringende en dwingende
familiale of sociale redenen, kan een aanvraag tot terugbetaling van de reiskosten
ingediend worden ter titel van buitengewone kosten 2.
1 Voor het personeel dat tewerkgesteld is in een Internationaal Organisme (I-Org) in het buitenland 2 DGHR-SPS-INDVER-001
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL VI – Operationele inzet, hulpverlening en gelijkgestelde opdrachten
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 279 / 283
107. Sociale bepaling
Het UNO-verlof/dienstontheffing, LEAVE, het omstandigheidsverlof en de dienstontheffingen
wegens operaties bij definitieve terugkeer tellen als een periode van werkelijke dienst.
108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
Niet van toepassing.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL VII – Kandidaten
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 280 / 283
DEEL VII KANDIDATEN
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL VII – Kandidaten
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 281 / 283
Hoofdstuk 1 - Verloven en dienstontheffingen van toepassing op de kandidaat-
militairen – Militair personeel
101. Toepassingsgebied 1
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle de kandidaat-militairen2, in periode van vrede.
a. Dienstneming als beroepsmilitair
De personen, al dan niet van het reservekader, die werden aanvaard om een dienstneming als
militair aan te gaan, om na hun vorming als beroeps- of aanvullings personeel te worden
opgenomen:
(1) de kandidaat-beroepsvrijwilliger, -onderofficier en -officier;
(2) de kandidaat-aanvullingsvrijwilliger, -onderofficier en -officier.
b. De kandidaat-militairen korte termijn BDL en EVMI
c. Sociale promotie:
(1) de beroepsvrijwilligers die aanvaard werden om, na een vorming, te worden opgenomen
als aanvullingsonderofficier;
(2) de beroepsonderofficieren die aanvaard werden om, na een vorming, te worden
opgenomen als aanvullingsofficier.
De militairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om te worden opgenomen in de
onmiddellijk hogere personeelscategorie
d. Overgang:
(1) de aanvullingsonderofficieren die aanvaard werden om, na een vorming, te worden
opgenomen als beroepsonderofficier;
(2) de aanvullingsofficieren die aanvaard werden om te worden opgenomen als
beroepsofficier.
De beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de
officieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om in
hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen
e. Promotie op diploma
De beroepsvrijwilligers en beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een vorming
te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden en de militair BDL die een vorming volg
in het kader van zijn promotie op diploma
f. De kandidaten-hulpofficier
102. Algemeen
a. Inwendige dienstregeling en internaatsregime
De kandidaat-militair van het actief kader in een school van Defensie of een
opleidingsorganisme, kan tijdens een periode van schoolvorming of een periode van opleiding
aan een inwendige dienstregeling en/of aan een internaatsregime worden onderworpen
overeenkomstig het reglement van inwendige orde van de desbetreffende school of
opleidingsorganisme3.
1 A16-K1, Art 2 - A16-X2, Art 30 A16-G1, Art 3 2 Deel I, Par 101.a.(3) 3 A16-K4, Art 1 en Art 48 23
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL VII – Kandidaten
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 282 / 283
b. Vakantieverlof
De militairen die aanvaard werden voor de sociale promotie, overgang en promotie op
diploma, die een vorming dienen te volgen kunnen, in de periode voorafgaand aan hun vorming,
enkel aanspraak maken op een aantal dagen vakantieverlof berekend pro rata het aantal
maanden werkelijke dienst voorafgaand aan deze vorming.
(1) Sociale promotie
(a) de militairen beroepsvrijwilligers die aanvaard werden om als
aanvullingsonderofficier opgenomen te worden, kunnen in de periode voorafgaand
aan hun vorming enkel vakantieverlof bekomen in functie van het aantal maanden
werkelijke dienst voorafgaand aan deze vorming;
(b) de beroepsonderofficieren die aanvaard werden om als aanvullingsofficier
opgenomen te worden, kunnen in de periode voorafgaand aan hun vorming enkel
vakantieverlof bekomen in functie van het aantal maanden werkelijke dienst
voorafgaand aan deze vorming.
(2) Overgang en promotie op diploma:
(a) de aanvullingsonderofficieren militairen die aanvaard werden werden om te worden
opgenomen als beroepsonderofficier, kunnen in de periode voorafgaand aan hun
vorming enkel vakantieverlof bekomen in functie van het aantal maanden werkelijke
dienst voorafgaand aan deze vorming, indien zij een vorming dienen te volgen.
(b) de aanvullingsofficieren die aanvaard werden om te worden opgenomen als
beroepsofficier, kunnen in de periode voorafgaand aan hun vorming enkel
vakantieverlof bekomen in functie van het aantal maanden werkelijke dienst
voorafgaand aan deze vorming, indien zij een vorming dienen te volgen.
c. Omstandigheidverloven
De omstandigheidverloven (Deel II Hoofdstuk 3) zijn van toepassing op de kandidaten.
d. Schoolverloven
De schoolverloven ingeschreven op het vormingsprogramma zijn van toepassing op de
kandidaten.
De Belgische militaire vormingsorganismen voorzien ten minste de volgende schoolverloven
op het vormingsprogramma:
(1) Pasen: 4 werkdagen;
(2) Krokus/Carnaval: 2 werkdagen;
(3) Allerheiligen: 1 werkdag.
De commandant van het school- of opleidingsorganisme zal er maximaal naar streven de
schoolverloven te laten samenvallen met de schoolverloven van de Gemeenschappen en kan
eventueel enkele bijkomende dagen toekennen in functie van de jaarlijkse kalender en van
het opleidingsprogramma.
e. De gewone dienstontheffingen
De gewone dienstontheffingen (Deel III – Hoofdstuk 1) zijn van toepassing op de
kandidaten.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL VII – Kandidaten
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 283 / 283
f. Afwachtingsperiode, afwachtingsstage en stage- of evaluatieperiode
Vanaf de afwachtingsperiode, afwachtingsstage en stage- of evaluatieperiode geldt voor de
kandidaten het verlofstelsel en dienstontheffingsstelsel van de personeelscategorie van de
beroepsmilitairen het actief kader waarvoor hij kandidaat is1.
Vanaf de afwachtingsperiode, afwachtingsstage en stage- of evaluatieperiode geniet de
kandidaat-militair, voor de resterende periode van het jaar van een aantal dagen
vakantieverlof.
Berekening:
(1) officieren: 60 (30 + 30 dagen jaarkrediet) / 12 maanden = 5 2,5 + 2,5 dagen
maandkrediet;
(2) onderofficieren en vrijwilligers: 30 dagen jaarkrediet / 12 maanden = 2,5 dagen
maandkrediet, maar wordt afgerond in het voordeel van belanghebbende;
(3) de kandidaat heeft tijdens een eventuele afwachtingsperiode of afwachtingsstage
recht op, naargelang het geval, 5 2,5 + 2,5 of 2,5 dagen vakantieverlof per volledige
maand, aangezien hij nog niet beschikt over een vakantieverlofkrediet.
g. Dagen dienstontheffing van het Departement
Vanaf de stage- of evaluatieperiode geniet de kandidaat-militair, voor de resterende
periode van het jaar van de dagen dienstontheffing van het Departement.
h. Periode over verschillende schooljaren
Wanneer de duur van de cursussen verschillende schooljaren in beslag neemt, krijgt de
kandidaat-militair tijdens de schoolvakanties één kalendermaand groot verlof, die ook kan
dienen om zijn herexamens voor te bereiden en eventueel af te leggen. Het overblijvende
gedeelte van de schoolvakanties zal worden besteed aan militaire vormings- en
onderrichtingsactiviteiten volgens de voorschriften uitgaande van de
directeur-generaal HR.
1 A16-G1, Art 94, § 1, 3de lid
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling
DEEL VII – Kandidaten
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Blz 284 / 283
i. Uitstel van examens, proeven of vorming1
Voor de kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het uitstel van examens,
proeven of het volgen van basisvormingsgedeelten van toepassing op het aanvragen en het
toekennen van:
(1) moederschapsverlof;
(2) verlof voor de verzorging van een zwaar ziek verwant;
(3) palliatief verlof.
j. Uitstel van examens, proeven of vorming2
Voor de militairen beschreven in Par 101, a., c, en d. met uitzondering van de Par 101. b. en e.
f (kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren) zijn de bepalingen
betreffende het uitstel van examens, proeven of vorming van toepassing op het aanvragen
en het toekennen van:
(1) moederschapsverlof;
(2) de borstvoedingspauzes;
(3) vaderschapsverlof;
(4) ouderschapsverlof;
(5) verlof voor ouderschapsbescherming;
(6) opvangverlof;
(7) verlof voor de verzorging van een zwaar ziek verwant;
(8) palliatief verlof.
De kandidaat-militairen EVMI3 korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen de
verloven, waarvan sprake in de Par 102.i. bekomen.
Het opnemen van een van deze verloven kan echter leiden tot de definitieve mislukking
indien dit niet toelaat de vorming te vervolmaken binnen de voorziene termijnen, vermits er
geen uitstel van de vorming kan worden toegestaan4.
103. Geldelijke bepaling 5
De verloven en dienstontheffingen van de kandidaten zijn bezoldigd.
104. Sociale bepaling 6
De verloven en dienstontheffingen van de kandidaten tellen als een periode van werkelijke dienst.
105. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit
Niet van toepassing.
1 A16-G1, Art 102 2 A16-G1, Art 102 3 A16-X10, Art 37 4 A16-X1, Art 10 - A16-X2, Art 30 5 Wet van 20 Mei 94 (BIP A-083-1), Art 4 6 A16-Q1, Art 5, 9 & Art 10 G1, Art 188 tot Art 191
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl A - 1 / 1
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Bijlage A : De graden van verwantschap1
Overgrootvader & overgrootmoeder
(3de
graad)
Grootvader & grootmoeder
(2de
graad)
Oudoom & oudtante
(4de
graad)
Vader & moeder
(1ste
graad)
Oom / tante
(3de
graad)
Achterneef /-nicht
(5de
graad)
BETROKKENE
en/of PARTNER
Broer / zuster
(2de
graad)
Neef / nicht
(4de
graad)
Zoon / dochter
(1ste
graad)
Neef / nicht
(3de
graad)
Achterneef /-nicht
(5de
graad)
Kleinkind
(2de
graad)
Achterneef /-nicht
(4de
graad)
Opmerkingen:
1. Het adoptie kind of de persoon opgenomen met het oog op adoptie wordt gelijkgesteld met het kind
van wie de afstamming vaststaat.
2. Het pleegkind of de persoon opgenomen met het oog op de uitoefening van een pleegvoogdij wordt
gelijkgesteld met het kind van wie de afstamming vaststaat.
3. De personen die de pleegvoogdij hebben uitgeoefend of uitoefenen worden gelijkgesteld met de
biologische ouders.
4. De stiefouders of stiefkinderen worden gelijkgesteld met de biologische ouders of met de kinderen
wier afstamming vaststaat.
1 Burgerlijk Wetboek – Art 735 tot 738
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl B - 1 / 1
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Bijlage B : Lidstaten van de NAVO en/of de Europese Unie
1. LANDEN BEHOREND TOT DE NAVO
a. EUROPA:
ALBANIE LITOUWEN
BELGIË LUXEMBURG
BULGARIJE NEDERLAND
DENEMARKEN NOORWEGEN
DUITSLAND POLEN
ESTLAND PORTUGAL
FRANKRIJK ROEMENIE
GRIEKENLAND SLOVENIE
HONGARIJE SLOWAKIJE
IJSLAND SPANJE
ITALIË TSJECHISCHE REPUBLIEK
KROATIE TURKIJE
LETLAND VERENIGD KONINKRIJK
b. AMERIKA:
CANADA VERENIGDE STATEN
2. LANDEN BEHOREND TOT DE EUROPESE UNIE
BELGIË BULGARIJE
CYPRUS DENEMARKEN
DUITSLAND ESTLAND
FINLAND FRANKRIJK
GRIEKENLAND HONGARIJE
IERLAND ITALIË
LETLAND LITOUWEN
LUXEMBURG MALTA
NEDERLAND OOSTENRIJK
POLEN PORTUGAL
ROEMENIE SLOVENIE
SLOWAKIJE SPANJE
TSJECHISCHE REPUBLIEK VERENIGD KONINKRIJK
ZWEDEN
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl C - 1 / 3
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Bijlage C : Verlofaanvraag – Demande de congé
De
Le
VERLOFAANVRAAG – DEMANDE DE CONGE
Naam-Nom: ............................................................................. Voornaam – Prénom: ..................................................
Graad-Grade: .......................................................................... Stamnummer – Numéro de matricule: ..................
Vraagt een periode van afwezigheid aan - Demande une période d'absence:
vanaf - à partir de ........................................... om – à ............................. (diensteinde - fin de service)
tot – jusque ....... ............................................... om – à .................. (begin van de dienst - reprise du service)
Aantal verlofdagen/-uren* - nombre de jours/heures* de congé:- : .......................................... d/j-hr
Aantal Hr compensatie - nombre d'Hr de compensation: .............................. hr
Andere - autre: .................... d/j
Eventuele opmerking - remarque éventuelle: .................................................................................................
Ik zal in het buitenland verblijven - je séjournerai à l'étranger handtekeningen - signatures
Land(-en) - pays:
Advies van de dienstchef - avis du chef de service:gunstig - favorable
ongunstig - défavorable
Beslissing autoriteit - décision de l'autorité: toegestaan - accordé
geweigerd - refusé
Reden voor weigering - raison du refus:
Verwijzing - référence : VEC - RCU Nr - N° van – du
*Alleen van toepassing op de personeelsleden in de bijzonder dienstregeling “Arbeidsritmes” *Uniquement d’application au personnel dans le régime de travail spécifique “Rytmes de travail”
(Autoriteit - autorité)
(Dienstchef - chef de service)
(Aanvrager - demandeur)
(Eenheid of Organisme) (Unité ou Organisme)
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl C - 2 / 3
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Korps
VERLOFFICHE
Jaar Eenheid
Naam Voornaam Graad Stamnummer
VERLOVEN
Begin- Einddatum Type van verlof Duur Saldo VEC Nr
VERLOVEN GERELATEERD AAN DE CATALOOG «AFWEZIGHEID»
Begin- Einddatum Afwezigheid Duur VAC Nr
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl C - 3 / 3
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
De
Le
AANVRAAG OMZETTING DIENSTONTHEFFING IN COMPENSATIE IN TIJD
DEMANDE DE CONVERSION DE DISPENSE DE SERVICE EN COMPENSATON EN TEMPS
Naam-Nom : ............................................................... Voornaam – Prénom: ....................................................................
Graad-Grade : ............................................................... Stamnummer – Numéro de matricule: ...................................
Vraagt de omzetting van het aantal hieronder vermelde dagen dienstontheffing1 in compensatie in tijd
Demande la conversion du nombre sous-mentionné de jours de dispense de service2 en compensation en temps:
Actueel saldo compensatie Hr : .................................................... (moet kleiner zijn dan 15 Hr)
Solde actuel Hr de compensation : .................................................... (doit être inférieur à 15 Hr)
Aantal dagen om te zetten : ....................................................
Nombre de jours à convertir : ....................................................
Eventuele opmerking - remarque éventuelle: ........................................................................................................................................
handtekeningen – signatures
Advies van de dienstchef - avis du chef de service: gunstig - favorable
ongunstig - défavorable
Beslissing autoriteit - décision de l'autorité: toegestaan - accordé
geweigerd - refusé
Reden voor weigering - raison du refus:
1 Dienstontheffing van het Departement of Dienstontheffing in het kader van de uitvoering van het KB van 26 Aug 10 2 Dispense de service du Département ou Dispense de service dans le cadre de l’exécution de l’AR du 26 Aou 10
(Eenheid of organisme (Unité ou Organisme)
(Aanvrager - demandeur)
(Naam - Nom)
(Autoriteit - Autorité)
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl D - 1 / 3
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Bijlage D : Compensatiefiche - Overuren
KORPS
COMPENSATIEFICHE
Fiche A : 01 JAN – 30 JUN Eenheid
NAAM Voornaam Graad Stamnummer
Datum Aard van de Prestatie Duur
VEC Nr + -
Overdracht recuperatiefiche 01 Jan – 30 Jun*
Overdracht Af te sluiten op 31 Dec
* MAX 38 Hr
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl D - 2 / 3
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
KORPS
COMPENSATIEFICHE
Fiche B : 01 JUL – 31 DEC Eenheid
NAAM Voornaam Graad Stamnummer
Datum Aard van de Prestatie Duur
VEC Nr
+ -
Overdracht recuperatiefiche 01 Jul – 31 Dec*
Overdracht Af te sluiten op 30 Jun
* MAX 38 Hr
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl D - 3 / 3
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
KORPS
COMPENSATIEFICHE
Fiche C Eenheid
NAAM Voornaam Graad Stamnummer
Datum Aard van de Prestatie Duur
VEC Nr
+ -*
* De overuren moeten worden opgenomen in de loop van de maand die volgt op die waarin het krediet werd verworven
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl E - 1 / 1
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Bijlage E : Intentionally left blank Aanvraag van een opleidingsverlof
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl F - 1 / 1
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Bijlage F : Aanvraag om een opvangverlof te bekomen met het oog op
een adoptie of de uitoefening van de pleegvoogdij
Datum
Nr:
Bijlage :
Aan HRB-Civ
ONDERWERP : Aanvraag om een opvangverlof te bekomen met het oog op een adoptie of de
uitoefening van de pleegvoogdij
Naam: .................................................................................... Voornaam: ........................................................................
Graad: ................................................................................... Stamnummer: .................................................................
verzoekt om een verlof met het oog op de opvang van het kind (naam en voornamen): .....................................
......................................................................................... geboren op ..............................................................................
Burgerlijke staat van de verzoeker:
De eventuele echtgeno(o)t(e): - is hij of zij adoptant;
- oefent hij of zij een winstgevende bedrijvigheid buiten het gezin uit;
- is hij of zij eveneens Rijksambtenaar;
- geniet hij of zij, in dit laatste geval, het voordeel van een verlof om het
hierboven vermeld kind op te vangen.
Visum van de dienstchef:
Beslissing HRB-Civ
- Een verlof van weken met aanvang op is toegestaan 1
- Geweigerd 1
1 Schrappen wat niet van toepassing is
(Eenheid of Organisme)
(Handtekening van de autoriteit )
(Handtekening van de dienstchef)
(Handtekening van de aanvrager)
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl G - 1 / 2
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Bijlage G : Aanvraag om een verlof wegens dwingende redenen van
familiaal belang te bekomen
Datum
Nr:
Aan HRB-Civ
ONDERWERP : Aanvraag om een verlof wegens dwingende redenen van familiaal belang te
bekomen
Naam: .................................................................................... Voornaam: ........................................................................
Graad: ................................................................................... Stamnummer: .................................................................
Duur van de prestaties: ..................................
Duur van het gevraagde verlof wegens dwingende redenen van familiaal belang: ...............................................
Dit verlof wordt genomen op de volgende dagen: .......................................................................................................
Reden van het gevraagde verlof:
- familiaal belang 1;
- ziekenhuisopname van een persoon die met de ambtenaar samenwoont of van een bloed- of aanverwant
in de eerste graad die niet met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont 1;
- opvang tijdens de schoolvakanties van de kinderen die de leeftijd van 15 jaar niet hebben bereikt 1.
Visum van de dienstchef:
Beslissing HRB-Civ
- Toegestaan 1
- Geweigerd 1
1 Schrappen wat niet van toepassing is
(Eenheid of Organisme)
(Handtekening van de autoriteit )
(Handtekening van de dienstchef)
(Handtekening van de aanvrager)
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl G - 2 / 2
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Datum
Nr:
Bijlage: medisch attest
of officieel document
of een verklaring op eer
of oproep rechtbank
of verklaring van de
dienstchef
Aan HRB-Civ
ONDERWERP : Aanvraag om een verlof wegens dwingende redenen
Naam: .................................................................................. Voornaam: ........................................................................
Graad: .................................................................................. Stamnummer: ..................................................................
verzoekt om een verlof om dwingende redenen van .................. dag(en) dat aanvangt op ..............................
Reden:
Visum van de dienstchef:
Beslissing HRB-Civ
- Toegestaan 1
- Geweigerd 1
1 Schrappen wat niet van toepassing is
(Eenheid of Organisme)
(Handtekening van de autoriteit )
(Handtekening van de dienstchef)
(Handtekening van de aanvrager)
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl H - 1 / 1
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Bijlage H : Aanvraag om een verlof wegens opdracht
o Datum
Nr:
Aan HRB-Civ
ONDERWERP : Aanvraag om een verlof wegens opdracht
Naam: .................................................................................. Voornaam: ........................................................................
Graad: ................................................................................... Stamnummer: .................................................................
Verlof wegens opdracht:
a. voor het uitoefenen van een ambt 1
b. voor een opdracht van algemeen belang 1
- een attest dat het verlof voor een opdracht van algemeen belang verrechtvaardigd, werd
bijgevoegd.
Visum van de dienstchef:
Beslissing HRB-Civ
- Toegestaan 1
- Geweigerd 1
1 Schrappen wat niet van toepassing is
(Eenheid of Organisme)
(Handtekening van de autoriteit )
(Handtekening van de dienstchef)
(Handtekening van de aanvrager)
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl I - 1 / 1
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Bijlage I : Aanvraag uitzonderlijk verlof wegens overmacht
Datum
Nr:
Bijlage : 1 medisch attest
Aan HRB-Civ
ONDERWERP : Aanvraag uitzonderlijk verlof wegens overmacht
Naam: .................................................................................. Voornaam: ........................................................................
Graad: .................................................................................. Stamnummer: .................................................................
verzoekt om een uitzonderlijk verlof wegens overmacht van . dag(en) dat aanvangt op ..................................
Graad en verwantschap van de zieke persoon: ....................................................................................
De ondertekende verklaart onder hetzelfde dak te wonen als de zieke persoon.
Visum van de dienstchef:
Beslissing HRB-Civ
- Toegestaan 1
- Geweigerd 1
1 Schrappen wat niet van toepassing is
(Eenheid of Organisme)
(Handtekening van de autoriteit)
(Handtekening van de dienstchef)
(Handtekening van de aanvrager)
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl J - 1 / 4
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Bijlage J : Aanvraag tot opening - tot hernieuwing – tot wijziging1 van
het recht om prestaties te verrichten in de vrijwillige
arbeidsregeling van de vierdagenweek
1. Identiteit van de aanvrager
NAAM: ........................................................................ Voornamen : ........................................................................................
Graad: .......................................................................... StamNr : ........................................................................................
Personeelscategorie: GV - BV - GOO - BOO - GO - BO 1
Eenheid: ..................................................................... Functie : ........................................................................................
2. Elementen van de aanvraag
Gewenste inwerkingtreding: 01 ...................................... (steeds de eerste dag van een maand).
Dag(en) van de week waarop de prestaties niet zullen verricht worden: ...........................................................................
(Indien een volgorde gewenst wordt, de dagen aanduiden in de orde van voorkeur en het hiernavolgende vakje
aankruisen ).
Ik voeg een - geen 1 document bij dat de redenen preciseert waarom een bepaalde dag of een orde van
voorkeur gewenst wordt.
Handtekening: ..........................................
Datum: ........................................
NAAM: ........................................
Graad : ........................................
3. Overmaking aan de korpscommandant - ontvangstbewijs
Aanvraag overgemaakt aan de korpscommandant op ..................................................................... .
Een ontvangstbewijs moet overhandigd worden aan de aanvrager (eventueel onder de vorm van een gedateerde
en gehandtekende kopie van dit formulier).
4. Beoordeling door de korpscommandant (uit te brengen ten laatste 15 werkdagen na de datum vermeld in
punt 3)
Openen van het recht.
De dag waarop de prestaties niet zullen verricht worden is de: ................................................................................
De arbeidsregeling begint op .................................................. en loopt twaalf maanden later ten einde, indien
niet hernieuwd.
Motivering in geval van wijziging aangebracht aan de eventuele orde van voorkeur gepreciseerd in punt 2.
..........................................................................................................................................................................................................
..........................................................................................................................................................................................................
..........................................................................................................................................................................................................
..........................................................................................................................................................................................................
Onmiddellijk overgaan naar punt 7 van dit formulier.
1 Schrappen wat niet van toepassing is
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl J - 2 / 4
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Omwille van de hieronder uitgelegde redenen, verbonden aan de werking van de dienst of aan de
kaderbehoeften, kan ik niet akkoord gaan met de gevraagde dag(en) en gezien geen oplossing kon gevonden
worden met beider akkoord, maak ik het dossier over aan de directeur-generaal HR langs HRB.
Ik stel de volgende dag(en) voor, in de volgende orde van voorkeur: ........................................................................
..........................................................................................................................................................................................................
Motivering: ..................................................................................................................................................................................
................................................................................................................................................................................
................................................................................................................................................................................
AanwijzerNr en datum van overmaking aan de directeur-generaal HR : ..........
De aanvrager werd ervan op de hoogte gebracht op ..................................................... door de overhandiging van
een kopie van dit formulier.
Handtekening: ................................................................. Voor ontvangst van de kopie op ..............................................
Datum: ................................... ........................................... Handtekening : .....................................................................
NAAM: .................................. ........................................... NAAM : .....................................................................
Graad: .................................... ........................................... Graad : .....................................................................
Korpscommandant
5. Beslissing van de directeur-generaal HR (uit te brengen ten laatste 15 werkdagen na de ontvangst van
het formulier op de hierna vermelde datum: ........................ )
Ik kom tegemoet aan de aanvraag van de betrokkene.
Ik bevestig het standpunt van de korpscommandant.
Handtekening: ..........................................
Datum: ...........................................
NAAM: ...........................................
Graad: ............................................
6. Vervolg van de procedure na de beslissing van de directeur-generaal HR
Openen van het recht.
De dag waarop de prestaties niet verricht zullen worden is de: ................................................................................
De werkregeling begint op ............................................... . en loopt twaalf maanden later ten einde, indien niet
hernieuwd.
De aanvrager trekt zijn aanvraag in door hieronder een gedateerde en gehandtekende handgeschreven
vermelding in deze zin aan te brengen.
7. Een kopie van dit formulier werd overhandigd aan de aanvrager op .......... , na afloop van de
procedure.
Handtekening: .......................................................... Voor ontvangst van de kopie op: ................................................
Datum: ............................................................................ Handtekening: .....................................................................................
NAAM: ............................................................................ NAAM: ..................................................................................................
Graad: ............................................................................. Graad : ...............................................................................................
Korpscommandant
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl J - 3 / 4
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
AANVRAAGFORMULIER VOOR DE VRIJWILLIGE VIERDAGENWEEK
I. VAK IN TE VULLEN DOOR HET PERSONEELSLID
Naam en voornaam : ..........................................................................................................................................................
Geboortedatum : ..........................................................................................................................................................
Graad : ..........................................................................................................................................................
Mecanonummer : ..............................................................
Hoedanigheid : in vast verband benoemd / contractueel 1
Eenheid of dienst : ..........................................................................................................................................................
Privé adres : ..........................................................................................................................................................
Begindatum periode van de vrijwillige vierdagenweek: 01/……./……….
Ik wens geen prestaties te verrichten op de hiernavermelde dag van de week 2: ................................................
Datum: .....................................
Handtekening: ...........................................
II. ADVIES VAN DE DIENSTCHEF
.......................................................................................................................................................................................................
.......................................................................................................................................................................................................
Datum : ....................................................
Handtekening : ......................................
III. VAK BESTEMD VOOR HET BESTUUR
1. Ontvangstbewijs
Het ontvangstbewijs van de aanvraag van de betrokkene werd hem op: ,,,,/,,,,,/,,,,, toegezonden
2. Kalender
De ingangsdatum van de periode van de vrijwillige vierdagenweek wordt niet / wel veschoven.
Nieuwe ingangsdatum: 01/,,,,/,,,,,
De aanvrager werd daarvan op ,,,,/,,,,,/,,,,, in kennis gesteld
De werkkalender werd niet / wel gewijzigd.
De aanvrager zal geen prestaties verrichten op de hiernavermelde dag van de week: .....................................
De aanvrager ziet niet / wel af van zijn recht op vrijwillige vierdagenweek.
1 Schrappen wat niet past. 2 Er kan gekozen worden voor een vaste dag elke week (vb. geen prestaties op dinsdag), of voor een andere regeling, zoals bij
voorbeeld de eerste week geen prestaties op maandag, de tweede week geen prestaties opdinsdag en de derde week geen
presaties op woensdag of nog de eerste zes maanden geen prestaties op woensdag en de volgende zes maanden geen prestaties
op vrijdag. Deze voorbeelden zijn niet limitatief.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl J - 4 / 4
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
3. Vervanging
Volgnummer toegekend aan de aanvraag: .......................................................
De aanvrager stapt niet / wel over van een stelsel van verminderde prestaties naar de vierdagenweek of heeft
in het jaar voorafgaand aan de periode van vierdagenweek niet / wel ten minste dertig verlofdagen om
dwingende redenen van familiaal belang opgenomen. Voor de vervanging kan nog / niet meer geput worden uit
de contractuelen die reeds ter vervanging van afwezige ambtenaren aangeworven werden.
Er wordt wel / niet voorgesteld om een contractueel personeelslid ter vervanging in dienst te nemen. De
indienstneming geschiedt mede op grond van de aanvra(a)g(en) geregistreerd onder het (de) volgende
nummer(s): .....................................................................................
Het in dienst te nemen contractueel personelslid voldoet aan de voorwaarden voor de indienstneming bij
arbeidsovereenkomst in sommige overheidsdiensten en behoort tot de categorie van de werklozen zoals
gedefinieerd in de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector.
Er wordt wel / niet voorgesteld om het percentage van tewerkstelling van een contractueel personeelslid dat
reeds ter vervanging in dienst werd genomen in het kader van de vierdagenweek te verhogen.
FINANCIELE VERREKENING
Loonmassa die vrijkomt ingevolge de aanvraag 1 : .......................................................
Saldo over te dragen van de vorige aanvraag : .......................................................
Kostprijs van de vervanger 2 : .......................................................
Nieuw Saldo : .....................................................
Datum: ...................................................... De Chef van de Divisie HR Beheer,
1 De loonmassa die vrijkomt is gelijk aan 20 % van de jaarwedde aan 100 % die het personeelslid dat kiest voor e vierdagenweek
zal genieten bij het begin van de vierdagenweek, verminderd met 1018,52 €
Ingeval een personeelslid overstapt van verminderde prestaties naar de vierdagenweek of het jaar voorafgaand aan die periode
van vierdagenweek ten minste dertig verlofdagen om dwingende redenen van familiaal belang opgenomen heeft, is de loonmassa
gelijk aan nul zolang voor de vervanging geput kan worden uit de contractuelen die reeds tewerkgesteld zijn. Wanneer die
personeelsleden toch vervangen dienen te worden door een nieuw aan te werven contractuele, is de loonmassa gelijk aan
2976,58 €. 2 Wanneer het om een in dienst te nemen personeelslid gaat, wordt de jaarwedde aan 100 % met nul jaar geldelijke anciënniteit in
rekening gebracht, vermenigvuldigd met het percentage van de te verrichten arbeidsprestaties.
Wanneer het om een uitbreiding van de arbeidsovereenkomst gaat van een personeelslid dat reeds in dienst genomen werd ter
vervanging in de vierdagenweek, wordt de werkelijke kostprijs van de uitbreiding aan 100 % in rekening gebracht.
Terug te zenden naar het volgende adres : Ministerie van Landsverdediging
Algemene Directie Human Resources
Divisie HR Beheer
Sectie Burgers
Kwartier Koningin Astrid
Bruynstraat 1 - 1120 BRUSSEL
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl K - 1 / 5
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Bijlage K : Aanvraag tot opening - tot wijziging (na minstens een jaar)1
van het recht prestaties te verrichten in de regeling van de
halftijdse vervroegde uitstap
1. Identiteit van de aanvrager
NAAM : ................................................................ Voornamen : ...........................................................................
Graad : ................................................................ StamNr : ...........................................................................
Personeelscategorie : GV - BV - GOO - BOO - GO - BO 1
Eenheid : ................................................................ Functie : ...........................................................................
2. Elementen van de aanvraag
Gewenste inwerkingtreding: 01 .......................... (steeds de eerste dag van een maand).
Vastlegging van het werkschema (een enkel systeem mag gekozen worden).
In het kader van een vaste verdeling over de dag wens ik geen prestaties te verrichten:
’s voormiddags
’s namiddags
In het kader van een vaste verdeling over de week wens ik geen prestaties te verrichten:
ofwel twee volledige dagen en een halve dag, opeenvolgend of niet (5 kruisjes aanduiden in het
rooster hieronder. Opgelet, slechts 3 dagen mogen 1 of 2 kruisjes bevatten)
ofwel een halve dag per dag, waarbij naar keuze de voor- en namiddagen afwisselen (slechts een
enkel kruisje plaatsen voor elke dag in het rooster hieronder)
volledige
week
Ma
Di
Wo
Do
Vr
AM
PM
ofwel door 2 opeenvolgende weken af te wisselen zodat de prestaties niet verricht worden op
twee volledige dagen van de ene week en op drie volledige dagen van de andere week (2 kruisjes
plaatsen in een van de onderstaande roosters en 3 in het andere)
oneven weken even weken
Ma Di Wo Do Vr Ma Di Wo Do Vr
1 schrappen wat niet past
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl K - 2 / 5
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
In het kader van een vaste verdeling over de maand, wens ik geen prestaties te verrichten op de volgende
volledige dagen (in het totaal 10 kruisjes aanduiden)
1ste week 2de week
Ma Di Wo Do Vr Ma Di Wo Do Vr
3de week 4de week
Ma Di Wo Do Vr Ma Di Wo Do Vr
Handtekening: .............................................
Datum: ...........................................................
NAAM: ............................................................
Graad: ............................................................
3. Overmaking aan de korpscommandant - ontvangstbewijs
Aanvraag overgemaakt aan de korpscommandant op ............................................. .
Een ontvangstbewijs moet overhandigd worden aan de aanvrager (eventueel onder de vorm van een gedateerde en
gehandtekende kopie van dit formulier).
4. Beoordeling door de korpscommandant (uit te brengen ten laatste 15 werkdagen na de datum vermeld in
punt 3)
Openen van het recht, zoals bepaald in punt 2 van dit formulier.
De arbeidsregeling begint op ...............................................
In dit geval, onmiddellijk overgaan naar punt 7 van dit formulier.
Omwille van de hieronder uitgelegde redenen, verbonden aan de werking van de dienst of aan de
kaderbehoeften, kan ik niet akkoord gaan met de gevraagde verdeling en gezien geen oplossing kon gevonden
worden met wederzijds akkoord, maak ik het dossier over aan de directeur-generaal HR langs HRB.
Ik stel de volgende verdeling voor: .............................................................................................................................................
.................................................................................................................................................................................................................
.................................................................................................................................................................................................................
Motivering: ..........................................................................................................................................................................................
.................................................................................................................................................................................................................
.................................................................................................................................................................................................................
AanwijzerNr en datum van overmaking aan de directeur-generaal HR: .....
De aanvrager werd ervan op de hoogte gebracht op ........................................ door de overhandiging van een kopie
van dit formulier.
Handtekening: ........................................................... Voor ontvangst van de kopie op .................................................
Datum: ......................................................................... Handtekening ..............................................................................
NAAM: ........................................................................ NAAM : ..............................................................................
Graad: .......................................................................... Graad : ..............................................................................
Korpscommandant
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl K - 3 / 5
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
5. Beslissing van de directeur-generaal HR (uit te brengen ten laatste 15 werkdagen na het
ontvangst van het formulier op de hierna vermelde datum: )
Ik kom tegemoet aan de aanvraag van de betrokkene.
Ik bevestig het standpunt van de korpscommandant.
Handtekening: ....................................
Datum: ..................................................
NAAM: .................................................
Graad: ...................................................
6. Vervolg van de procedure na de beslissing van de directeur-generaal HR
Openen van het recht. Een nieuw formulier gebruiken, in punt 2 hiervan de verdeling aanduiden
waartoe besloten werd en dit dokument voegen bij dit formulier.
De arbeidsregeling begint op ...................................
De aanvrager trekt zijn aanvraag in door hieronder een gedateerde en gehandtekende
handgeschreven vermelding in deze zin aan te brengen.
7. Een kopie van dit formulier werd overhandigd aan de aanvrager op ............. , na afloop van de
procedure.
Datum: ..................................................................... Voor ontvangst van de kopie op ..................................
NAAM: ..................................................................... NAAM: .............................................................................
Graad: ...................................................................... Graad: ..............................................................................
Korpscommandant
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl K - 4 / 5
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
AANVRAAGFORMULIER VOOR HET HALFTIJDS WERKEN
I. VAK IN TE VULLEN DOOR HET PERSONEELSLID
Naam en voornaam : .........................................................................................................................
Geboortedatum : ..........................................................................................................................
Graad : ..........................................................................................................................
Mecanonummer : ..........................................................................................................................
Hoedanigheid : in vast verband benoemd
Eenheid of dienst : ..........................................................................................................................
Privé adres : ..........................................................................................................................
Begindatum periode van het halftijds werken : 01/ ......./ ..... 1
Stelsel : 50 jaar / 55 jaar2
Ik wens op rust gesteld te worden op 3: 01/ ...... /......
Ik wens de hiernavermelde werkkalender te presteren 4: ..................................
Datum : ...........................
Handtekening : ...........................
II. ADVIES VAN DE DIENSTCHEF
..................................................................................................................................................................
..................................................................................................................................................................
Datum : ...........................
Handtekening : ...........................
1 Altijd begin van de maand 2 Schrappen wat niet past 3 De vermelding van deze datum ontslaat het personeelslid niet van de verplichting om zijn pensioen aan te vragen. 4 De halftijdse prestaties worden elke dag ofwel volgens een andere vaste verdeling over de week of over de maand verricht met
dien verstande dat de verdeling van de prestaties in volledige of halve dagen geschiedt. Een tijdelijke aanpassing van
werkkalender is mogelijk bij onderling akkoord.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl K - 5 / 5
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
III. VAK BESTEMD VOOR HET BESTUUR
1. Ontvangstbewijs
Het ontvangstbewijs van de aanvraag van de betrokkene werd hem op: ....... / ..... / .....
toegezonden.
2. Kalender
De ingangsdatum van de periode van het halftijds werken wordt niet/wel verschoven1.
Nieuw ingangsdatum: 01/.. ....... / ......
De aanvrager werd daarvan op ...... / ..... / ..... in kennis gesteld.
De werkkalender werd niet / wel gewijzigd1.
3. Vervanging
Volgnummer toegekend aan de aanvraag: .....................................................
Er wordt wel/niet voorgesteld om een vervanger in dienst te nemen. Graadbenaming van de
vervanger: ...........................................................................
De indienstneming van de vervanging geschiedt mede op de grond van de aanvraag
geregistreerd onder het volgnummer : .........................................................
FINANCIELE VERREKENING
Loonmassa die vrijkomt ingevolge de aanvraag 2 ..........................................
Saldo over te dragen van de vorige aanvraag : ..........................................
Kostprijs van de vervanger 3 : ..........................................
Nieuw Saldo :
Datum: .................................... De Chef van de Divisie HR Beheer,
VI VAK VOORBEHOUDEN VOOR DE INSPECTIE VAN FINANCIEN
De inspectie van Financiën gaat wel / niet akkoord met de onder III, 3. voorgestelde werving.
Naam van de Inspecteur van Financiën : ................................................
Datum: ...... / .... / .....
Handtekening: .......................
Terug te zenden naar het volgende adres:
1 Schrappen wat niet past 2 De loonmassa die vrijkomt is gelijk aan 50 % van de jaarwedde tegen 100 % die het pesoneelslid zal genieten bij het begin van de
vervroegde uittreding, verminderd met 105,93 €. 3 De jaarwedde tegen 100 % met nul jaar geldelijke anciënniteit wordt in rekening gebracht.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl K - 6 / 5
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Ministerie van Landsverdediging
Algemene Directie Human Resources
Divisie HR Beheer
Sectie Burgers
Kwartier Koningin Astrid
Bruynstraat 1 - 1120 BRUSSEL
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl L - 1 / 1
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Bijlage L : Aanvraag om een machtiging tot het verrichten van
verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid
Datum
Nr :
Aan HRB-Civ
ONDERWERP : Aanvraag om een machtiging tot het verrichten van verminderde prestaties
wegens persoonlijke aangelegenheid
ALGEMEEN FORMULIER 1
SPECIAAL FORMULIER 1
- 50 jaar of ouder 1
- 2 kinderen ten laste die niet de volle leeftijd van 15 jaar bereikt hebben 1
geboren op ...................................................
geboren op ...................................................
Eerste aanvraag - Verlenging 1
Naam: ............................................................................ Voornaam: ................................................................
Graad: ............................................................................. Stamnummer: .........................................................
Geboren op ...................................................................
verzoekt te worden gemachtigd prestaties te verrichten verminderd tot ...................................... 2
wegens persoonlijke aangelegenheid
voor de periode, ingaand op ............................................ en verstrijkend op .........................................
Regeling volgens welke de gevraagde verminderde prestaties zullen worden verricht:
Advies van de dienstchef:
1 Schrappen wat niet past 2 De verrichte prestaties vermelden (1/2, 2/3, 3/4, 4/5)
(Handtekening van de dienstchef)
(Handtekening van de aanvrager)
(Autoriteit)
(Eenheid of Organisme)
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl M - 1 / 1
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Bijlage M : Aanvraag voor het bekomen van een dienstvrijstelling
eindeloopbaan
Datum :
Nr :
Aan HRB-Civ
ONDERWERP : AANVRAAG VOOR HET BEKOMEN VAN EEN DIENSTVRIJSTELLING EINDELOOPBAAN 1
Naam en Voornaam : ...................................................................................
Mecanografisch nr : ...................................................................................
Eenheid of dienst : ...................................................................................
Graad/Titel (Niv A) : ...................................................................................
Statutair/Contractueel 2 ............................................................................
Geplande pensioneringsdatum : .................................................................
Wenst gebruik te maken van de dienstvrijstelling eindeloopbaan en wenst deze als volgt op te nemen2:
- in één keer, drie kalendermaanden vóór de pensioneringsdatum.3
- in drie keer één kalendermaand, gespreid over de 36 maanden die de pensioneringsdatum voorafgaan.
- in werkdagen, gespreid over 36 maanden die de pensioneringsdatum voorafgaan (in totaal 60
werkdagen).4
- gespreid over 36 maanden die de pensioneringsdatum voorafgaan in één maand en 40 werkdagen.4
- gespreid over 36 maanden die de pensioneringsdatum voorafgaan in twee maanden en 20 werkdagen.4
1 Een afschrift van deze aanvraag dient bezorgd te worden aan de functionele chef. 2 Schrappen wat niet van toepassing is. 3 Voor statutaire personeelsleden in halftijdse vervroegde uittreding is dit de enige mogelijkheid. 4 Niet mogelijk voor personeelsleden tewerkgesteld in de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek of werkzaam in
verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid (à rato van 2/3 of 3/4 van de normale prestaties.
(Eenheid of Organisme)
(Handtekening van de aanvrager)
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl N - 1 / 4
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Bijlage N : Beoordelingsschema voor het werken op afstand
Deel 1: evaluatie door de overheid
Als overheid vraagt u zich af of uw personeelsleden werk op afstand zouden kunnen verrichten.
Antwoord met “JA” of “NEEN” op de (niet-exhaustieve) voorstellen hieronder. Daardoor zult u
een goede indicatie krijgen of de verschillende functies in uw dienst/eenheid geschikt zijn voor
deze werkvorm. Antwoordt u overwegend JA, dan is de functie waarschijnlijk geschikt voor
werken op afstand.
Criteria Indicatoren JA NEE
Fysieke
aanwezigheid
- De dienst kan functioneren zonder de fysieke aanwezigheid
van het personeelslid.
- De permanente fysieke aanwezigheid van het personeelslid is
niet echt noodzakelijk.
- Het personeelslid hoeft niet dringend inzetbaar te zijn in
noodgevallen.
Taken - De taken vereisen geen frequente contacten met
collega’s/klanten.
- De taken kunnen autonoom en op afstand worden uitgevoerd
zonder contact te hebben met collega’s/andere diensten.
- Sommige taken kunnen tijdens de dag ‘werken op afstand’
worden gegroepeerd.
- De taken vereisen geen regelmatige deelname aan soms
onverwachte vergaderingen.
- Het personeelslid zal voor collega’s/andere diensten
bereikbaar blijven ondanks het werken op afstand.
Middelen - De dienst kan materiaal ter beschikking stellen van de
personeelsleden die werken op afstand (satellietwerk of
telewerk).
- De door het personeelslid beheerde gegevens zijn
beschikbaar buiten de gewone plaats van het werk.
- De vertrouwelijkheid van de dossiers/gegevens kan buiten de
gewone plaats van het werk worden verzekerd.
- Een klein technisch incident zal het personeelslid niet
beletten het werk dat buiten de gewone plaats van het werk
is gepland, te verrichten.
Feedback - De taken en de resultaten zijn meetbaar.
- Er kan gemakkelijk feedback worden gegeven.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl N - 2 / 4
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Menselijke
factor
- Het personeelslid heeft bewezen dat het in staat is
autonoom te werken.
- De meerderen kunnen het vermogen van het personeelslid om
autonomer te werken, inschatten.
- Het personeelslid is in staat om alleen te werken.
- Het personeelslid heeft verantwoordelijkheidszin.
- Het personeelslid legt gemakkelijk rekenschap af bij zijn
hiërarchie.
Welzijn - Het algemene welzijn van het personeelslid kan worden
verzekerd buiten de gewone plaats van het werk.
- Het personeelslid beschikt over een aangepaste
werkomgeving buiten de gewone plaats van het werk.
- Het resterend personeel ondervindt geen hinder door de
afwezigheid van het personeelslid.
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl N - 3 / 4
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Deel 2: zelfevaluatie door het personeelslid
Door de onderstaande vragen te beantwoorden, kunt u zich ervan vergewissen of werken op
afstand een werkvorm is die geschikt zou kunnen zijn voor u en passend is voor uw functie.
Taken
Som uw wekelijkse taken op waarvoor geen rechtstreeks contact met andere personen is
vereist. Noteer voor elk van die taken of u ze thuis zou kunnen uitvoeren.
Taak 1:
Taak 2:
Taak 3:
Taak 4:
Taak 5:
Bestudeer opnieuw de taken waarvan u denkt dat u ze niet thuis kunt uitvoeren. Ga na of u ze
door een lichte aanpassing van uw planning of werkwijze toch niet thuis zou kunnen uitvoeren.
Taak 1:
Probleem:
Oplossing:
Taak 2:
Probleem:
Oplossing:
Taak 3:
Probleem:
Oplossing:
Taak 4:
Probleem:
Oplossing:
Taak 5:
Probleem:
Oplossing:
Hoe denkt u uw werken op afstand in te delen (eventueel verschil met uw arbeidstijdorganisatie
op de plaats van het werk)?
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl N - 4 / 4
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Motivering voor werken op afstand
Wat is de afstand tussen uw woning/satellietkantoor en de gewone plaats van het werk? Hoeveel
tijd zou u winnen met werken op afstand?
Welke andere voordelen zou werken op afstand u kunnen bieden?
Welke dag van de week zou u het meest geschikt vinden voor werken op afstand? Waarom?
Houd ook rekening met de belangen van de dienst, de dienstvergaderingen, …
Dag:
Reden:
Omstandigheden thuis: JA/NEE
- Beschikt u thuis over een werkruimte waar u zich kunt afzonderen? Kunt u een
dergelijke ruimte inrichten?
- Zult u thuis toegang hebben tot de nuttige documentatie om uw taken uit te
voeren?
- Kunt u met uw gezinsleden die thuis zijn wanneer u thuis werkt een regeling
treffen zodat u niet wordt afgeleid?
- Beschikt u thuis over een internetverbinding? Zo neen, zijn er belangrijke
problemen waardoor u er zich geen kunt verschaffen?
- Bent u thuis bereikbaar via telefoon, gsm of mail?
Persoonlijkheid en bekwaamheden: JA/NEE
- Bent u iemand die graag in groep werkt maar ook alleen kan werken?
- Hebt u de nodige zelfdiscipline om u ertoe aan te zetten te werken?
- Kunt u zich voldoende op uw werk concentreren zodat u niet wordt afgeleid
door factoren uit uw persoonlijke omgeving?
- Kunt u uw werken op afstand doeltreffend plannen?
- Kunt u werken op basis van te bereiken resultaten?
- Zult u gemakkelijk de evaluatie van het verrichte werken op afstand
aanvaarden?
- Kunt u de tijd die u nodig hebt om een welbepaalde taak uit te voeren correct
inschatten?
- Bent u voldoende communicatief om op afstand met collega’s en/of ‘klanten’ te
telefoneren of mailen?
- Hebt u voldoende beroepservaring om met een minimum aan begeleiding te
kunnen werken, zelfs in geval van onverwachte situaties?
- Beschikt u over de nodige basiskennis om courante technische problemen of
computerproblemen te kunnen oplossen?
- Vindt u het erg enkele dagen fysiek afwezig te zijn in uw dienst en verwijderd
te zijn van uw collega’s?
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl O - 1 / 6
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Bijlage O : Overeenkomst voor het werken op afstand
Burgerpersoneel:
Gelet op het koninklijk besluit van 22 november 2006 betreffende het telewerk in het federaal
administratief openbaar ambt;
Gelet op de beslissing van de Directieraad van XX Xxx XXXX met betrekking tot het dossier “Werken op
afstand”;
Militair personeel en burgerpersoneel:
Gelet op het akkoord van de korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden waarbij
aan betrokkene de toestemming wordt verleend tot het verrichten van werken op afstand;
Gelet op het advies van de functionele chef;
Overwegende de noodzaak om de afspraken met betrekking tot de modaliteiten voor de uitvoering van het
werken op afstand eenduidig vast te leggen;
Wordt het hieronder vermelde overeengekomen tussen:
(Naam, graad) …
van (eenheid - dienst) … , hierna functionele chef genaamd,
en
(Naam, graad) …
van (eenheid - dienst) … , hierna de werker op afstand
(satellietwerker, thuiswerker en telewerker) genaamd.
Betreft de overeenkomst voor het werken op afstand van toepassing op1:
Art. 1.
De werker op afstand legt volgens prioriteit twee satellietkantoren vast (indien van toepassing).
Satellietkantoor Nr 1:
Naam van het militair kwartier : …
Adres : …
Satellietkantoor Nr 2:
Naam van het militair kwartier : …
Adres : …
1 De vormen van werken op afstand vastleggen met een kruis in het overeenstemmende vak.
Militair personeel Burgerpersoneel
Werken op afstand regelmatig incidenteel regelmatig incidenteel
Satellietwerken
Thuiswerken
Telewerken
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl O - 2 / 6
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Art. 2.
In functie van de wekelijkse arbeidstijdregeling van betrokkene1 wordt het regelmatig werken op
afstand bepaald op basis van de volgende tabel:
In het kader van het incidenteel werken op afstand wordt de toestemming vervolledigd met de
prestatiegebonden toestemming hernomen in aanhangsel bij onderhavige overeenkomst.
Nochtans kan de functionele chef om dienst- of technische redenen een voorziene dag van werken op
afstand uitzonderlijk annuleren of verplaatsen naar een andere dag. De mededeling wordt gedaan ten
laatste op de voorgaande werkdag.
Art. 3.
1° De werker op afstand verbindt er zich toe om op de plaats van het werken op afstand bereikbaar te
zijn tussen:
AM: van … hr … tot … hr …
PM: van … hr … tot … hr …
2° Daarnaast kan de werker op afstand telefonisch en/of per mail gecontacteerd worden op het volgende
telefoonnummer: …
en het volgende mailadres: …
3° In geval van een probleem met de internetverbinding, een panne van de gebruikte uitrusting door de
werker op afstand of in geval van overmacht die hem belet zijn werk uit te voeren, verwittigt de werker
op afstand onmiddellijk zijn functionele chef die een beslissing zal nemen over de voortzetting of niet
van het werken op afstand.
Specifieke modaliteiten kunnen worden voorzien, zoals vervangingswerken, een tijdelijke terugkeer naar
de lokalen van Defensie of nog het nemen van verlof of compensatie in tijd door de betrokkene.
Art. 4.
In overleg tussen de werker op afstand en de functionele chef zijn onderstaande afspraken gemaakt
omtrent de uitvoering van het werk, de te behalen doelstellingen en de beoordeling van het werk.
De functionele chef kan de werker op afstand laten weten welke taken hij dient te verrichten door de te
gebruiken methode en het verwachte resultaat te verduidelijken, hetzij mondeling vooraf, hetzij via e-
mail, hetzij via een telefoongesprek.
1 Voltijds werken of arbeidsregeling van de vierdagenweek of halftijdse vervroegde uitstap/halftijds werken. 2 De vormen van werken op afstand preciseren: satellietwerken – thuiswerken – telewerken (enkel burgerpersoneel). 3 Bij telewerken of thuiswerken, “adres” vermelden; bij satellietwerken in een satellietkantoor, het Nr van het satellietkantoor
vermelden. 4 De dagen van aanwezigheid op de gewone plaats van het werk (GPW) vastleggen met een kruis in het overeenstemmende vak.
Regelmatig werken op afstand Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag
Vormen van werken op afstand2
Plaats3
Dagen aanwezigheid in de GPW4
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl O - 3 / 6
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Art. 5.
Tijdelijk enkel voor het burgerpersoneel:
1° De telewerker voorziet in een eigen internet- en telefoonverbinding.
2° Indien de telewerker materiaal ter beschikking kreeg van Defensie erkent hij dat hij dit materiaal in
perfecte staat heeft ontvangen.
Art. 6.
1° Defecten aan het materiaal van Defensie dienen onmiddellijk gemeld te worden aan de bevoegde CISC.
Defensie zorgt voor een herstelling of vervanging van het materiaal. De werker op afstand is ertoe
gehouden het defecte materiaal binnen te brengen bij de helpdesk.
Indien er zich een technisch probleem voordoet, kan de werker op afstand tijdens weekdagen tussen 09
hr 00 en 15 hr 00 een beroep doen op zijn CISC. Indien dit onbereikbaar is, kan de werker op afstand
terecht bij de Centrale Service Desk op het nummer + 32(0)2/4410100.
Als er geen onmiddellijke oplossing kan gegeven worden bij een technisch probleem, moet de werker op
afstand zich terug naar zijn werkplaats begeven, behoudens andersluidende richtlijnen van zijn
functionele chef.
2° De werker op afstand verbindt er zich toe zorgvuldig om te gaan met de hem ter beschikking gestelde
apparatuur conform de richtlijn1.
Art. 7.
Het is de werker op afstand verboden de geleverde softwareprogramma’s te kopiëren voor een derde of
voor eigen gebruik. In geval van overtreding is de werker op afstand volledig aansprakelijk voor de schade
die de werkgever dientengevolge lijdt.
In verband met de beveiliging moet de werker op afstand onderstaande aanwijzingen opvolgen:
1° De werker op afstand dient zorgvuldig om te gaan met gevoelige informatie en met wachtwoorden die
noodzakelijk zijn om in contact te treden met het netwerk;
2° Op het geleende materiaal wordt geen gebruik gemaakt van andere software dan die geïnstalleerd door
Defensie;
3° De werker op afstand verzamelt of verspreidt via internet geen gegevens die geen verband vertonen
met zijn arbeid;
4° De werker op afstand is ertoe gehouden de voorschriften van Defensie inzake de bescherming van
gegevens na te leven;
5° Hij gebruikt de ter beschikking gestelde apparatuur niet voor private doeleinden.
Art. 8.
De werker op afstand bevestigt geïnformeerd te zijn omtrent de beschermings- en preventiemaatregelen
die van kracht zijn in Defensie inzake veiligheid en gezondheid op de werkplek, in het bijzonder de eisen
inzake beeldschermapparatuur.
De werker op afstand verbindt er zich toe deze maatregelen toe te passen.
De bevoegde interne preventiediensten hebben toegang tot de werkplek van de werker op afstand om te
kunnen controleren of de geldende regelingen inzake veiligheid en gezondheid op correcte wijze worden
toegepast. Indien het werken op afstand wordt verricht in een bewoond lokaal, zal dit bezoek op voorhand
worden aangekondigd en moet de werker op afstand ermee hebben ingestemd.
De werker op afstand kan een inspectiebezoek van diezelfde diensten aanvragen.
1 DGMR-GID-APPROV-PMGX-004
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl O - 4 / 6
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Art. 9.
De bepalingen over de werkongevallen, de beroepsziektes, de ziektes en de ongevallen in dienst en door
het feit van de dienst blijven volledig van toepassing op de werker op afstand.
Art. 10.
De dagen waarop werken op afstand wordt verricht worden als een werkdag van 7 hr 36’ beschouwd. Dit
houdt in dat op de dag van het werken op afstand geen compensatie in tijd kan opgebouwd worden.
Art. 11.
Militair personeel:
Tijdens het werken op afstand wordt de beoefening van sportactiviteiten ter voorbereiding van de
proeven op de fysieke conditie toegelaten / niet toegelaten1.
De toegelaten sportactiviteit bestaat uit2 : …
Art . 12.
Tijdelijk enkel voor het burgerpersoneel:
Het telewerken wordt forfaitair vergoed3.
Art. 13.
De toestemming van de werker op afstand gaat in de dag van de ondertekening van onderhavige
overeenkomst door de partijen.
De toestemming wordt voor een onbepaalde duur toegekend zolang dat voor de werker op afstand de post
of de functie die hij bezet onveranderd blijft.
Op schriftelijke wijze met een opzegtermijn van 10 werkdagen kunnen de werker op afstand en de
korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden te allen tijde deze overeenkomst
beëindigen en dit, op aanvraag van de werker op afstand of op voorstel van de functionele chef. De
opzegtermijn kan evenwel worden verminderd in onderling akkoord tussen de partijen.
Indien de werker op afstand zich niet aan de hernomen richtlijnen houdt of de door deze toestemming
gestelde objectieven niet haalt, kan de toestemming onverwijld en met onmiddellijke ingang geschorst
worden door de functionele chef.
De toestemming kan evenwel zonder vooropzeg ingetrokken worden door de korpscommandant of de
burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden wanneer de werker op afstand een opzettelijke fout, een
zware fout of een lichte fout die bij hem gewoonlijk voorkomt, begaat.
Art. 14.
Militair personeel:
De toestemming voor het werken op afstand wordt automatisch geschorst voor de vereiste duur:
1° in geval van plaatsing in een van de deelstanden: “in operationele inzet”, “in hulpverlening”, “in militaire
bijstand” en “in intensieve dienst”;
2° bij het op preadvies stellen voor een situatie bedoeld in 1°;
3° wanneer een periode van crisis wordt afgekondigd;
4° in geval van deelname aan een cursus, een vorming of een examen;
5° wanneer het belang of de organisatie van de dienst het vereist.
1 Schrappen wat niet past. 2 De aard van de beoefende sport specificeren. 3 Ref ULT
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl O - 5 / 6
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Opgesteld in twee of drie exemplaren1, waarvan elke partij verklaart er één ontvangen te hebben.
Te … , de … .
Handtekening voorafgegaan door de vermelding “gelezen en goedgekeurd”
De functionele chef De werker op afstand
Beslissing korpscommandant of burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden
1 1 Ex voor betrokkene, 1 Ex voor het persoonlijk dossier (militairen), 1 Ex voor het afgeleid persoonlijk dossier en 1 Ex voor
HRB-Civ (burgerpersoneel)
Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl O - 6 / 6
DGHR-REG-TRAVARB-001
Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx
Aanhangsel aan de overeenkomst voor het werken op afstand:
prestatiegebonden toestemming
In het kader van incidenteel werken op afstand zijn de taken en objectieven als volgt bepaald:
Indien het niet mogelijk is om de dagen van werken op afstand op voorhand vast te leggen:
De vermelding van de dagen en de plaats tijdens dewelke het werken op afstand wordt uitgevoerd, mag
worden gedaan aan de hand van elektronische post met de functionele chef. Het moet worden gedaan ten
laatste voor het begin van de werkdag en het moet het voorafgaand akkoord van de functionele chef
hebben verkregen.
Sportactiviteiten toegestaan (enkel militair personeel): JA - NEEN4
Indien JA, juiste aard van de sportactiviteit:
Opgesteld in twee exemplaren5, te … , de … .
Handtekening voorafgegaan door de vermelding “gelezen en goedgekeurd”
De functionele chef De werker op afstand
1 De vormen van werken op afstand preciseren: satellietwerken – thuiswerken – telewerken (enkel burgerpersoneel). 2 Bij telewerken of thuiswerken, “adres” vermelden; bij satellietwerken in een satellietkantoor, het Nr van het satellietkantoor
vermelden. 3 De dagen van aanwezigheid op de gewone plaats van het werk (GPW) vastleggen met een kruis in het overeenstemmende vak. 4 Schrappen wat niet past. 5 1 Ex voor betrokkene, 1 Ex voor de eenheid
Incidenteel werken op afstand
Datum(s):
Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag
Vormen van werken op afstand1
Plaats2
Dagen aanwezigheid in de GPW3