Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke...

28
Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008 Regeling van de Ministers van Volks- huisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 december 2007, nr. SAS/2007116981, inzake mel- dingen, vergunningen, vrijstellingen en toetsingscriteria met betrekking tot natuurlijke bronnen van ioniserende straling (Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008) De Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegen- heid, Gelet op de artikelen 25, zevende lid, 101, in samenhang met 3, tweede lid, 102, eerste lid, 105, tweede lid, 106, tweede en derde lid, 107, vierde lid, 108, eerste lid, 109, tweede lid, en 110, eerste en tweede lid, van het Besluit stra- lingsbescherming; Besluiten: Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: besluit: Besluit stralingsbescherming; bijlage: bij deze regeling behorende bijlage, tenzij anders is aangegeven; oppervlaktebesmetting: aanwezigheid op het oppervlak van een object dat bestaat uit niet-radioactieve vaste stof- fen, van niet-afwrijfbare of afwrijfbare natuurlijke bronnen met een gemiddelde massa per oppervlakte van minder dan 1 g/cm 2 ; bereikbaar oppervlak: het bereikbaar oppervlak van een object zonder nader of destructief ingrij- pen in dat object, of oppervlak van een object dat bereik- baar is indien dat object geopend of uit elkaar genomen is voor gebruik, onder- houd of reparatie, voor product- of materiaalgebruik of voor product- of materiaalhergebruik; eindbestemming: bestemming waar- van door de Minister van Volkshuisves- ting, Ruimtelijke Ordening en Milieube- heer of de ondernemer voorzien is dat een natuurlijke bron daar gedurende meer dan twee jaar zal verblijven, indien voor die bron geen andere bestemming is voorzien. Artikel 2 De lijst van werkzaamheden waarbij mogelijk de in bijlage 1, tabel 1 en 2, bij het besluit vermelde waarden worden overschreden, wordt bekendgemaakt door vermelding in bijlage 1. a. b. c. d. 1°. 2°. e. Artikel 3 De activiteiten of activiteitsconcentra- ties van natuurlijke bronnen worden gewogen en gesommeerd ten behoeve van de toetsing aan de in bijlage 1, tabel 1 of 2, van het besluit vermelde waar- den, volgens de methode, aangegeven in bijlage 2, onder 1A en 1B. De omgevingsdosisequivalenten, de equivalente en de effectieve doses, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het besluit, ten gevolge van werkzaamheden worden bepaald volgens de methode, bedoeld in artikel 3, derde lid, onder a, van het besluit, volgens de methode aan- gegeven in bijlage 2, onder 2. De doses met betrekking tot werk- zaamheden worden getoetst volgens de methode, aangegeven in bijlage 2, onder 3. Artikel 4 Werkzaamheden waarvoor een verplich- ting tot melding geldt overeenkomstig artikel 103, eerste lid, van het besluit, worden verricht met inachtneming van de in bijlage 3 opgenomen voorschriften. Artikel 5 De schade ten gevolge van werk- zaamheden in gevallen, waarin de activiteitsconcentratie in combinatie met de activiteit geen juiste indicatie geeft van de nadelige gevolgen ten gevolge van blootstelling aan straling door de werkzaamheden, wordt bepaald en getoetst door: de bepaling, onderscheidenlijk de toet- sing van de oppervlaktebesmetting van enig bereikbaar oppervlak, of de bepaling, onderscheidenlijk de toetsing van de externe straling ten gevolge van de besmetting van enig niet- bereikbaar oppervlak. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder a, geldt met het oog op de stralingsbescherming in afwijking van artikel 107, tweede lid, van het besluit, het in het eerste lid van dat artikel gestelde verbod voor werkzaamheden met natuurlijke bronnen indien de oppervlaktebesmetting een totale bèta- activiteit heeft, die gelijk is aan of hoger dan 4 Bq/cm 2 . De oppervlaktebesmetting van een materiaal wordt gemeten volgens de methode aangegeven in bijlage 4. Het eerste lid, onder a, is niet van toe- passing in gevallen waarin de in het der- de lid bedoelde meetmethode niet kan worden toegepast. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder b, geldt met het oog op de stralingsbescherming dat, indien de 1. 2. 3. 1. a. b. 2. 3. 4. 5. externe straling onder normale bedrijfs- omstandigheden op 0,1 meter afstand van enig bereikbare buitenzijde van een bron een hoger omgevingsdosisequiva- lenttempo veroorzaakt dan 10 μSv per uur, zodanige maatregelen worden genomen dat voor die werkzaamheden een dosisbeperking van 1 mSv effectie- ve dosis in een kalenderjaar wordt gehanteerd. Artikel 6 In de gevallen waarin de effectieve doses voor leden van de bevolking ten gevolge van water- of luchtlozingen hoger kunnen zijn dan 10 μSv in een kalenderjaar, geldt met het oog op de stralingsbescherming, in afwijking van artikel 108, tweede lid, van het besluit, het in het eerste lid van dat artikel gestelde verbod. Artikel 7 Het is verboden radioactieve afvalstof- fen van natuurlijke bronnen, in de gevallen bedoeld in artikel 110, tweede lid, van het besluit als eindbestemming op te slaan anders dan in een daartoe door de Ministers krachtens artikel 37, achtste lid, van het besluit aangewezen instelling. De opslag van radioactieve afvalstof- fen van natuurlijke bronnen als bedoeld in het eerste lid, die aan de waarden bedoeld in artikel 107, tweede lid vol- doen, wordt verricht met inachtneming van de in bijlage 3 opgenomen voor- schriften. Artikel 8 Het mengen van natuurlijke bronnen, niet zijnde afvalstoffen, met andere natuurlijke bronnen of met andere stof- fen is toegestaan, mits deze bronnen zijn bestemd voor een nuttige toepassing. In gevallen waarin bij het voorhanden hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher- gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de activiteitsconcentratie in combinatie met de totale activiteit van de betrokken natuurlijke bronnen hoger is dan de in bijlage 1, tabel 1, van het besluit aangegeven waarden, worden de bronnen, indien dit redelijkerwijs moge- lijk is, zodanig gemengd met andere materialen dat de activiteitsconcentratie in de uiteindelijk toe te passen bouwstof lager wordt dan de in bijlage 1, tabel 1, van het besluit aangegeven waarden. In gevallen, bedoeld in het tweede lid, waarbij de menging van bronnen met andere materialen redelijkerwijs niet mogelijk is, is de werkzaamheid niet 1. 2. 1. 2. 3. VROM, SZW Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 1

Transcript of Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke...

Page 1: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008

Regeling van de Ministers van Volks-huisvesting, Ruimtelijke Ordening enMilieubeheer en van Sociale Zaken enWerkgelegenheid van 10 december2007, nr. SAS/2007116981, inzake mel-dingen, vergunningen, vrijstellingen entoetsingscriteria met betrekking totnatuurlijke bronnen van ioniserendestraling (Regeling natuurlijke bronnenvan ioniserende straling 2008)

De Ministers van Volkshuisvesting,Ruimtelijke Ordening en Milieubeheeren van Sociale Zaken en Werkgelegen-heid,Gelet op de artikelen 25, zevende lid,101, in samenhang met 3, tweede lid,102, eerste lid, 105, tweede lid, 106,tweede en derde lid, 107, vierde lid,108, eerste lid, 109, tweede lid, en 110,eerste en tweede lid, van het Besluit stra-lingsbescherming;

Besluiten:

Artikel 1In deze regeling wordt verstaan onder:

besluit: Besluit stralingsbescherming;bijlage: bij deze regeling behorende

bijlage, tenzij anders is aangegeven;oppervlaktebesmetting: aanwezigheid

op het oppervlak van een object datbestaat uit niet-radioactieve vaste stof-fen, van niet-afwrijfbare of afwrijfbarenatuurlijke bronnen met een gemiddeldemassa per oppervlakte van minder dan1 g/cm2;

bereikbaar oppervlak:het bereikbaar oppervlak van een

object zonder nader of destructief ingrij-pen in dat object, of

oppervlak van een object dat bereik-baar is indien dat object geopend of uitelkaar genomen is voor gebruik, onder-houd of reparatie, voor product- ofmateriaalgebruik of voor product- ofmateriaalhergebruik;

eindbestemming: bestemming waar-van door de Minister van Volkshuisves-ting, Ruimtelijke Ordening en Milieube-heer of de ondernemer voorzien is dateen natuurlijke bron daar gedurendemeer dan twee jaar zal verblijven, indienvoor die bron geen andere bestemmingis voorzien.

Artikel 2De lijst van werkzaamheden waarbijmogelijk de in bijlage 1, tabel 1 en 2, bijhet besluit vermelde waarden wordenoverschreden, wordt bekendgemaaktdoor vermelding in bijlage 1.

a. b.

c.

d. 1°.

2°.

e.

Artikel 3De activiteiten of activiteitsconcentra-

ties van natuurlijke bronnen wordengewogen en gesommeerd ten behoevevan de toetsing aan de in bijlage 1, tabel1 of 2, van het besluit vermelde waar-den, volgens de methode, aangegeven inbijlage 2, onder 1A en 1B.

De omgevingsdosisequivalenten, deequivalente en de effectieve doses,bedoeld in artikel 3, eerste lid, van hetbesluit, ten gevolge van werkzaamhedenworden bepaald volgens de methode,bedoeld in artikel 3, derde lid, onder a,van het besluit, volgens de methode aan-gegeven in bijlage 2, onder 2.

De doses met betrekking tot werk-zaamheden worden getoetst volgens demethode, aangegeven in bijlage 2, onder3.

Artikel 4Werkzaamheden waarvoor een verplich-ting tot melding geldt overeenkomstigartikel 103, eerste lid, van het besluit,worden verricht met inachtneming vande in bijlage 3 opgenomen voorschriften.

Artikel 5De schade ten gevolge van werk-

zaamheden in gevallen, waarin deactiviteitsconcentratie in combinatie metde activiteit geen juiste indicatie geeftvan de nadelige gevolgen ten gevolgevan blootstelling aan straling door dewerkzaamheden, wordt bepaald engetoetst door:

de bepaling, onderscheidenlijk de toet-sing van de oppervlaktebesmetting vanenig bereikbaar oppervlak, of

de bepaling, onderscheidenlijk detoetsing van de externe straling tengevolge van de besmetting van enig niet-bereikbaar oppervlak.

In gevallen als bedoeld in het eerstelid, onder a, geldt met het oog op destralingsbescherming in afwijking vanartikel 107, tweede lid, van het besluit,het in het eerste lid van dat artikelgestelde verbod voor werkzaamhedenmet natuurlijke bronnen indien deoppervlaktebesmetting een totale bèta-activiteit heeft, die gelijk is aan of hogerdan 4 Bq/cm2.

De oppervlaktebesmetting van eenmateriaal wordt gemeten volgens demethode aangegeven in bijlage 4.

Het eerste lid, onder a, is niet van toe-passing in gevallen waarin de in het der-de lid bedoelde meetmethode niet kanworden toegepast.

In gevallen als bedoeld in het eerstelid, onder b, geldt met het oog op destralingsbescherming dat, indien de

1.

2.

3.

1.

a.

b.

2.

3.

4.

5.

externe straling onder normale bedrijfs-omstandigheden op 0,1 meter afstandvan enig bereikbare buitenzijde van eenbron een hoger omgevingsdosisequiva-lenttempo veroorzaakt dan 10 µSv peruur, zodanige maatregelen wordengenomen dat voor die werkzaamhedeneen dosisbeperking van 1 mSv effectie-ve dosis in een kalenderjaar wordtgehanteerd.

Artikel 6In de gevallen waarin de effectievedoses voor leden van de bevolking tengevolge van water- of luchtlozingenhoger kunnen zijn dan 10 µSv in eenkalenderjaar, geldt met het oog op destralingsbescherming, in afwijking vanartikel 108, tweede lid, van het besluit,het in het eerste lid van dat artikelgestelde verbod.

Artikel 7Het is verboden radioactieve afvalstof-

fen van natuurlijke bronnen, in degevallen bedoeld in artikel 110, tweedelid, van het besluit als eindbestemmingop te slaan anders dan in een daartoedoor de Ministers krachtens artikel 37,achtste lid, van het besluit aangewezeninstelling.

De opslag van radioactieve afvalstof-fen van natuurlijke bronnen als bedoeldin het eerste lid, die aan de waardenbedoeld in artikel 107, tweede lid vol-doen, wordt verricht met inachtnemingvan de in bijlage 3 opgenomen voor-schriften.

Artikel 8Het mengen van natuurlijke bronnen,

niet zijnde afvalstoffen, met anderenatuurlijke bronnen of met andere stof-fen is toegestaan, mits deze bronnen zijnbestemd voor een nuttige toepassing.

In gevallen waarin bij het voorhandenhebben of toepassen van natuurlijkebronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- ofwaterbouw de activiteitsconcentratie incombinatie met de totale activiteit vande betrokken natuurlijke bronnen hogeris dan de in bijlage 1, tabel 1, van hetbesluit aangegeven waarden, worden debronnen, indien dit redelijkerwijs moge-lijk is, zodanig gemengd met anderematerialen dat de activiteitsconcentratiein de uiteindelijk toe te passen bouwstoflager wordt dan de in bijlage 1, tabel 1,van het besluit aangegeven waarden.

In gevallen, bedoeld in het tweede lid,waarbij de menging van bronnen metandere materialen redelijkerwijs nietmogelijk is, is de werkzaamheid niet

1.

2.

1.

2.

3.

VROM, SZW

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 1

Page 2: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

toegestaan indien de dosis voor ledenvan de bevolking hoger is dan 0,3 mSveffectieve dosis in een jaar.

Artikel 9Het melden van werkzaamheden, als-

mede van het beëindigen daarvan, wordtgedaan op een formulier waarvan hetmodel is opgenomen in bijlage 5.

De melding bevat, naast de gegevens,bedoeld in de artikelen 105, eerste lid,en 106, eerste lid, van het besluit, deandere gegevens die in het formulierzijn aangegeven.

Een nieuwe melding als bedoeld inartikel 105, tweede lid, van het besluit issteeds een volledige melding en is ver-eist:

ten minste één week voordat zich eenbelangrijke wijziging in de stralingsbe-schermingsaspecten van de werkzaam-heden ten opzichte van de laatste mel-ding voordoet,

in geval zich binnen vijf jaar na eenvolledige melding andere wijzigingen inde stralingsbeschermingsaspecten vande werkzaamheden hebben voorgedaan,of

in andere gevallen dan bedoeld ondera en b: tien jaar na de laatste volledigemelding.

Artikel 10Een ondernemer is vrijgesteld van het

melden van werkzaamheden, in gevallenwaarin een andere ondernemer dezemeldt op een formulier waarvan hetmodel is opgenomen in bijlage 6.

Een ondernemer in de grond-, weg- ofwaterbouw is vrijgesteld van het meldenvan werkzaamheden indien:

een andere ondernemer meldt dat denatuurlijke bron een eindproduct in degrond-, weg-, of waterbouw is en eenschatting van de effectieve dosis, uitge-drukt in multifunctionele individueledosis en actuele individuele dosis, alsbedoeld in de Regeling analyse gevol-gen ioniserende straling voor het milieuin een jaar ten gevolge van eindbestem-ming voor leden van de bevolking geeft,en

een certificaat bij de bronnen wordtmeegeleverd, waarop vermeld staat dathet radioactief materiaal betreft dat voordeze eindbestemming gebruikt mag wor-den.

De melding bevat, naast de gegevensbedoeld in artikel 105, eerste lid, van hetbesluit, de andere gegevens die in hetformulier zijn aangegeven.

1.

2.

3.

a.

b.

c.

1.

2.

a.

b.

3.

In een geval als bedoeld in het eerstelid, deelt de ondernemer een wijzigingvan de gemelde gegevens ten minste zesweken voor de aanvang van de wijzi-ging schriftelijk mede aan de onderne-mer die de melding gedaan heeft.

Artikel 9, derde lid, is van overeen-komstige toepassing.

Artikel 11Een aanvraag om een vergunning

voor werkzaamheden wordt ingediendop een formulier, waarvan het model isopgenomen in bijlage 7.

De aanvraag bevat, naast de gege-vens, bedoeld in artikel 109, eerste lid,van het besluit, de andere gegevens diein het formulier zijn aangegeven.

Artikel 12Voor het aanwezig zijn van natuurlij-

ke bronnen in werken van grond-, weg-of waterbouw buiten een inrichting, diezijn verricht of daadwerkelijk een aan-vang hebben genomen voor 26 septem-ber 2004, gelden de in artikel 103, eerstelid, van het besluit gestelde verplichting,het in artikel 107, eerste lid, van hetbesluit gestelde verbod en artikel 8,tweede lid, van deze regeling niet.

Het eerste lid is van overeenkomstigetoepassing op stortplaatsen van radioac-tieve afvalstoffen die voor 26 september2004 zijn ingericht.

Het eerste lid is van overeenkomstigetoepassing op werkzaamheden in degrond-, weg- of waterbouw binnen eeninrichting, indien:

de effectieve dosis voor werknemersbinnen de locatie de 1 mSv in een kalen-derjaar niet overschrijdt en

buiten de inrichting een actuele indi-viduele dosis voor leden van de bevol-king als bedoeld in de Regeling analysegevolgen ioniserende straling voor hetmilieu van 0,1 mSv in een kalenderjaarniet wordt overschreden.

Indien niet aan het derde lid wordtvoldaan, wordt de situatie aangemerktals een situatie die leidt tot langdurigeblootstelling als gevolg van een vroege-re werkzaamheid.

Artikel 13De Regeling natuurlijke bronnen vanioniserende straling wordt ingetrokken.

Artikel 14Deze regeling wordt aangehaald als:Regeling natuurlijke bronnen van ionise-rende straling 2008.

4.

5.

1.

2.

1.

2.

3.

a.

b.

4.

Artikel 15Deze regeling treedt in werking metingang van 1 januari 2008.

Deze regeling zal met de toelichting inde Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 december 2007.De Minister van Volkshuisvesting,Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,J.M. Cramer.De Minister van Sociale Zaken enWerkgelegenheid,J.P.H. Donner.

Bijlagen

Num-mer

Onderwerp

1 Lijst van geïdentificeerdewerkzaamheden

2 Methode van sommatie entoetsing van doses ten gevol-ge van werkzaamheden

3 Voorschriften voor meldings-plichtige werkzaamheden

4 Meetmethode en bepalingoppervlaktebesmetting metnatuurlijke bronnen

5 Formulier voor melding,afmelding of wijziging werk-zaamheden(artikelen 103, 104, 105 en106 van het besluit)

6 Formulier voor ketenmeldingwerkzaamheden(artikelen 103, 104, 105 en106 van het besluit)

7 Formulier vergunningaan-vraag werkzaamheden(artikelen 107, 108, 109 vanhet besluit)

Bijlage 1. Lijst van geïdentificeerdewerkzaamheden

Deze bijlage hoort bij artikel 2 van deRegeling natuurlijke bronnen van ionise-rende straling 2008.

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 2

Page 3: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Nr. Type industrie Nr. Soort werkzaamheid Nr. Natuurlijke bronnen waar-voor meldings- of vergun-ningplicht of anderszinsregulering door hetbevoegde gezag in hetkader van de Kew van toe-passing zou kunnen zijn

1 Thermische fosfor-productie

1.1 Opslag 1.1.1 Stoffen die vrijkomen tengevolge van de productievan elementair fosfor, fosfor-zuur en afgeleide producten,zoals cotrellstof, cotrellslurryen calcinaat

1.2 Productie 1.2.1 Cotrellstof, cotrellslurry, cal-cinaat

1.3 Decontaminatie ofschoonmaken

1.3.1 Besmette installatieonderde-len

1.4 Reparatie of onder-houd

1.4.1 Besmette installatieonderde-len

1.5 Intern materiaal- 1.5.1 Cotrellstof en cotrellslurry (her)gebruik 1.5.2 Ovenwandmateriaal en

ovenuitruimmateriaal 1.5.3 Stoffen die vrijkomen bij

decontaminatie, onder-houds- of schoonmaakwerk-zaamheden

1.5.4 Besmette installatieonderde-len

1.6 Lozen in water of lucht 1.6.1 Stoffen die vrijkomen tenge-volge van de productie vanelementair fosfor, fosforzuuren afgeleide producten

1.7 Overdracht aan der-den voor (her)gebruikof voor afval

1.7.1 Fosforslakken, cotrellstof,cotrellslurry, calcinaat enbesmette installatieonderde-len

2 Zinkproductie 2.1 Opslag 2.1.1 Stoffen die vrijkomen tengevolge van de productievan zink, zoals cobaltkoek

2.2 Overdracht aan der-den voor (her)gebruikof voor afval

2.2.1 Cobaltkoek en besmetteinstallatieonderdelen

3 Staalproductie 3.1 Opslag 3.1.1 Stoffen die vrijkomen tengevolge van de ertsvoorbe-reiding

3.1.2 Stoffen die vrijkomen bijdecontaminatie van installa-tieonderdelen

3.1.3 Stoffen die vrijkomen bijcokesproductie

3.2 Intern materiaalher-gebruik

3.2.1 Stoffen die vrijkomen tengevolge van de ertsvoorbe-reiding

3.3 Lozen in lucht of water 3.3.1 Stoffen die vrijkomen tengevolge van de productievan ruwijzer of cokes en tengevolge van de ertsvoorbe-reiding

3.4 Overdracht aan der-den voor (her)gebruikof voor afval

3.4.1 Filterstof en besmette instal-latieonderdelen

4 Titaanoxide pigmentproductie

4.1 Opslag 4.1.1 (Afval)stoffen die vrijkomenten gevolge van de produc-tie van titaanoxide pigment

4.2 Overdracht aan der-den voor (her)gebruikof als afval

4.2.1 (Afval)stoffen die vrijkomenten gevolge van de produc-tie van titaanoxide (TiO 2)pigment

4.3 Lozing 4.3.1 Lozingen op (oppervlakte)water

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 3

Page 4: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Nr. Type industrie Nr. Soort werkzaamheid Nr. Natuurlijke bronnen waar-voor meldings- of vergun-ningplicht of anderszinsregulering door hetbevoegde gezag in hetkader van de Kew van toe-passing zou kunnen zijn

5 Elektriciteitsproductie 5.1 Opslag 5.1.1 Besmette installatieonderde-len

5.1.2 Stoffen die vrijkomen bijdecontaminatie, onder-houds- of schoonmaakwerk-zaamheden

5.2 Decontaminatie ofschoonmaken

5.2.1 Besmette installatieonderde-len

5.3 Reparatie of onder-houd

5.3.1 Besmette installatieonderde-len

5.4 Lozen in lucht 5.4.1 Stoffen die vrijkomen tengevolge van de productievan elektriciteit, zoals olie-,gas- of kolenstook

6 Olie- of gaswinning 6.1 Opslag 6.1.1 Besmette installatieonderde-len

6.1.2 Slib en scales en andere pro-ducten die vrijkomen bijnormale productie, decon-taminatie, onderhouds- ofschoonmaakwerkzaamheden

6.2 Decontaminatie ofschoonmaken

6.2.1 Met scales of slib besmetteinstallatieonderdelen

6.3 Reparatie of onder-houd, slopen vaninstallaties

6.3.1 Met scales of slib besmetteinstallatieonderdelen

6.4 Product(her)gebruik 6.4.1 Besmette installatieonderde-len

6.5 Lozen in lucht of water 6.5.1 Stoffen die vrijkomen tengevolge van de productievan olie of gas

6.6 Overdracht aan der-den

6.6.1 Besmette installatieonderde-len

6.6.2 Slib en scales en andere pro-ducten die vrijkomen bijnormale productie, decon-taminatie, onderhouds- ofschoonmaakwerkzaamheden

7 Bewerking van mine-rale delfstoffen,zanden en secundaire(grond)stoffen

7.1 Malen, breken enmicromiseren

7.1.1 Zirkoonzanden, bauxiet, tan-taliet, columbiet, coltan,struversiet, ilmeniet, scheeli-te, baddeleyte, monaziet,rutiel, fosforslakken en spo-dumeen

7.2 Opslag 7.2.1 Besmette installatieonderde-len

7.2.2 Slib en scales en andere pro-ducten die vrijkomen bijnormale productie, decon-taminatie, onderhouds- ofschoonmaakwerkzaamheden

7.3 Overdracht aan der-den

7.3.1 als 7.2.1

7.3.2 als 7.2.28 Glasindustrie 8.1 Toepassing Zirkoon

Alumina Casting(ZAC) als vuurvastmateriaal in glasovens

8.1.1 ZAC-stenen

8.2 Vervanging ZAC-stenen

8.2.1 Afval-ZAC-stenen

9 Fijn keramiek 9.1 Opslag 9.1.1 Zirkoonzanden 9.2 Mengen 9.2.1 Zirkoonzanden10 Gieterijen 10.1 Mengen 10.1.1 Zirkoonzanden 10.2 Vormen 10.2.1 Zirkoonzanden 10.3 Materiaal(her)gebruik 10.3.1 Gevormde zirkoonzanden

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 4

Page 5: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Nr. Type industrie Nr. Soort werkzaamheid Nr. Natuurlijke bronnen waar-voor meldings- of vergun-ningplicht of anderszinsregulering door hetbevoegde gezag in hetkader van de Kew van toe-passing zou kunnen zijn

10.4 Opslag 10.4.1 Zirkoonzanden 10.4.2 Zirkoonzanden die niet meer

hergebruikt kunnen worden 10.5 Overdracht aan 10.5.1 Zirkoonzanden derden 10.5.2 Zirkoonzanden die niet meer

hergebruikt kunnen worden11 (Metaal)oppervlakte-

behandeling11.1 Plasma coaten en

plasma spuiten11.1.1 Zirkoonoxide of yttriumoxide

11.2 Polijsten 11.2.1 Ceriumoxide 11.3 Gebruik van straal- en

polijstmiddelen opbasis van zirkoonver-bindingen

11.3.1 Slijpschijven en andereinstrumenten op basis vanzirkoonverbindingen

11.4 Overdracht aan der-den

11.4.1 Afval van coatings engebruikt straal- en polijst-middel

12 Productie van laselek-troden en lasdraden

12.1 Opslag en productie 12.1.1 Zirkoonoxide, thoriumhou-dend wolfraam en zirkoon-zanden

12.1.2 De grondstoffen rutielerts enilmeniet

13 Las- en loodgietersbedrijven

13.1 Opslag laselektrodenen lasdraden

13.1.1 Zirkoonhoudend stoffen

13.2 Aanslijpen 13.2.1 Zirkoonhoudende stoffen 13.3 Wiglassen 13.3.1 Thoriumhoudende stoffen14 Grond- Weg- en

Waterbouw (GWW)14.1 Opslag van bouwstof-

fen14.1.1 Fosforslak

14.2 Materiaal(her)gebruikals bouwstoffen

14.2.1 Fosforslak

15 Chemische industrie 15.1 Opslag 15.1.1 Chlorides van zeldzame aar-den en zirkoon

15.2 Bereiding Fluid Crac-king Catalyst (FCC)

15.2.1 Chlorides van zeldzame aar-den en zirkoon

15.3 Decontaminatie ofschoonmaken

15.3.1 Besmette installatieonderde-len (met radiumscales)

15.4 Reparatie of onder-houd

15.4.1 Besmette installatieonderde-len (met radiumscales)

15.5 Overdracht aan der-den voor (her)gebruikof voor afval

15.5.1 Besmette installatieonderde-len (met radiumscales)

16 Kunstmestproductie 16.1 Opslag 16.1.1 Stoffen die vrijkomen tengevolge van de productievan kunstmest

16.1.2 Slib dat vrijkomt bij decon-taminatie

16.2 Decontaminatie ofschoonmaken

16.2.1 Besmette installatieonderde-len

16.3 Reparatie of onder-houd

16.3.1 Besmette installatieonderde-len

16.4 Overdracht aan der-den voor (her)gebruikof als afval

16.4.1 Besmette installatieonderde-len

17 Sloopbedrijven 17.1 Opslag 17.1.1 Slakkenwol 17.2 Slopen van installaties 17.2.1 Slakkenwol 17.3 Overdracht aan der-

den voor (her)gebruikof als afval

17.3.1 Slakkenwol die vrijkomt bijsloop

18 Opslag van afval 18.1 Verwerking 18.1.1 Te verwerken radioactief afval 18.2 Opslaan 18.2.1 Radioactief afval dat in

deponie gebracht wordt 18.3 Deponie 18.3.1 Radioactief afval dat zich in

deponie bevindt19 Veembedrijven 19.1 Opslag 19.1.1 Delfstoffen en restanten

daarvan 19.1.2 Tantaalslakken

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 5

Page 6: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Nr. Type industrie Nr. Soort werkzaamheid Nr. Natuurlijke bronnen waar-voor meldings- of vergun-ningplicht of anderszinsregulering door hetbevoegde gezag in hetkader van de Kew van toe-passing zou kunnen zijn

19.1.3 Zirkoonzanden, bauxiet, tan-taliet, columbiet, coltan,struveriet, ilmeniet, scheeli-te, baddeleyte,

19.1.4 monaziet, rutiel, fosforslak-ken en spodumeen

19.1.5 Besmette installatieonderde-lenSlib en scales en andere pro-ducten die vrijkomen bijnormale productie, decon-taminatie, onderhouds- ofschoonmaakwerkzaamheden

20 Gastransport 20.1 Opslag 20.1.1 Besmette installatieonderde-len

20.1.2 Slib en scales die vrijkomenbij normale productie,decontaminatie, onder-houds- of schoonmaakwerk-zaamheden

20.2 Decontaminatie ofschoonmaken

20.2.1 Met scales of slib besmetteinstallatieonderdelen

20.3 Reparatie of onder-houd, slopen vaninstallaties

20.3.1 Met scales of slib besmetteinstallatieonderdelen

20.4 Product(her)gebruik 20.4.1 Besmette installatieonderde-len

21 Onderzoeks-instituten 21.1 Kwalitetsonderzoek 21.1.1 ProefmaterialenDelfstoffen (ertsen en erts-concentraties), slakken etc.die niet bestemd zijn voorde splijtstofcyclus

21.2 Opslag 21.2.1 Materiaal dat vrijkomt bijproefnemingen waarbij ver-rijking kan optreden

22 Transportbedrijvenvan natuurlijke mate-rialen

22.1 Opslag in verbandmet vervoer

22.1.1 Stoffen die betrokken zijn bijalle hiervoor genoemdewerkzaamheden

22.2 Laden en lossen oplocatie

22.2.1 Stoffen die betrokken zijn bijalle hiervoor genoemdewerkzaamheden

22.3 Daadwerkelijk trans-port

22.3.1 Transportstoffen waarvan deactiviteit (Bq-totaal) hoger isdan 10 maal de vrijstellings-waarden en de activiteitscon-centratie (Bq/g) hoger is dande vrijstellingswaarden inbijlage 1, tabel 1 van hetbesluit

23 Schroothandel enschrootverwerkendebedrijven die onderhet Besluit detectieradioactief schrootvallen

23.1 Verwerking schroot 23.1.1 Gecontamineerd schroot 23.2 Zich ontdoen van

schroot23.2.1 Gecontamineerd schroot

23.3 Opslag van schroot 23.3.1 Gecontamineerd schroot

24 Industriële reinigings-of schoonmaakbedrij-ven

24.1 Schoonmaken vanbesmette materialen,apparaten etc.

24.1.1 Gecontamineerde appara-tuur, onderdelen en anderematerialen

Bijlage 2. Methode van sommatie entoetsing van doses ten gevolge vanwerkzaamheden

Deze bijlage hoort bij artikel 3 van deRegeling natuurlijke bronnen van ionise-rende straling 2008.

1A Gewogen sommatie van activiteitenen activiteitsconcentraties van natuurlij-ke bronnen bij radionuclide vervalke-tens ten behoeve van toetsing aanmeldings- of vergunningplichtNatuurlijke materialen zullen vaak radi-onucliden uit dezelfde vervalketen(moeder- en dochternucliden) M+ of

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 6

Page 7: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Msec (verder aan te geven met M+)bevatten. In dat geval zijn er drie situa-ties mogelijk:

de activiteit van de dochternucliden isgelijk aan de activiteit van het moeder-nuclide M

er zijn meer dochternucliden aanwe-zig dan volgens de vervalketen verwachtkan worden of

er zijn minder dochternucliden aanwe-zig dan volgens de vervalketen verwachtkan worden.

Voor de sommatie en weging van deactiviteiten of activiteitsconcentratiesten behoeve van de toetsing aan de vrij-stellings- of vrijgavewaarden in bijlage1, tabel 1 en 2, van het besluit, wordt inelk van deze situaties de daarbij aange-geven methode toegepast.

a. de activiteit van de dochternucliden isgelijk aan de activiteit van het moeder-nuclide MDe vrijstellings- of vrijgavewaarde vande vervalketen M+ (het moedernuclideinclusief de dochternucliden) wordtgenomen. De dochternucliden wordenverder niet beschouwd, maar worden(indirect) bij de sommatie meegenomen.

b.1. er zijn meer dochternucliden aanwe-zig dan volgens de vervalketen verwachtkan wordenEr moet een keuze gemaakt worden uitde volgende drie methoden:

aangenomen wordt dat er een (secu-lair) evenwicht is tussen het moedernu-clide en een deel van de dochternuclidenen dat er nog wat dochters resteren.Deze laatste concentraties worden gewo-gen met de vrijgavewaarden die voor dedochters zijn gegeven en gesommeerdmet de uitkomst van de weging van hetevenwicht.

aangenomen wordt dat het moedernu-clide in (seculair) evenwicht is met dedochternucliden en het moedernuclidede activiteit of activiteitsconcentratieheeft van het dochternuclide met dehoogste activiteit respectievelijk activi-teitsconcentratie.

Vervolgens zijn de vrijstellings- ofvrijgavewaarden voor M+ van toepas-sing.

alle radionucliden uit de vervalketenworden apart beschouwd en derhalvealle meegenomen bij de (gewogen)sommatie waarbij gebruik wordtgemaakt van hun respectievelijke vrij-stellings- of vrijgavewaarden.

b.2. de dochternucliden zijn aanwezig,maar het moedernuclide is in het procesgeëlimineerd (verbijzondering van puntb)Er moet een keuze gemaakt worden uitde volgende twee methoden:

aangenomen wordt dat het moedernu-clide aanwezig is en in (seculair) even-wicht is met de dochternucliden en hetmoedernuclide de activiteit of activiteits-

a.

b.

c.

i.

ii.

iii.

iv.

i.

concentratie heeft van het dochternucli-de met de hoogste activiteit of activi-teitsconcentratie. Vervolgens is devrijstellings- of vrijgavewaarde voor M+ van toepassing;

alle daadwerkelijk aanwezige radio-nucliden uit de vervalketen wordenapart beschouwd en derhalve alle mee-genomen bij de (gewogen) sommatiewaarbij gebruik wordt gemaakt van hunrespectievelijke vrijstellings- of vrijga-vewaarden.

c. er zijn minder dochternucliden aanwe-zig zijn dan volgens de vervalketenverwacht kan wordenEr moet een keuze gemaakt worden uitde volgende drie methoden:

de activiteit of activiteitsconcentratiewordt overschat door aan te nemen datde dochternucliden in (seculair) even-wicht zijn met het moedernuclide.Vervolgens wordt de activiteit respectie-velijk activiteitsconcentratie van hetmoedernuclide genomen en zijn de vrij-stellings- of vrijgavewaarden voor degehele vervalketen M+ van toepassing;

voor de activiteiten of activiteitscon-centraties van de dochternucliden inclu-sief het moedernuclide dat daarmee in(seculair) evenwicht is, wordt voor degehele desbetreffende vervalketen M+een activiteit of activiteitsconcentratieverondersteld gelijk te zijn aan de laag-ste activiteit respectievelijk activiteits-concentratie van (een van) de dochternu-cliden. De keten wordt vervolgensgewogen gesommeerd met het resterenddeel van de activiteit respectievelijkactiviteitsconcentratie van het moeder-nuclide en eventueel van een van dedochters die hoger zijn dan in (seculair)evenwicht;

alle nucliden van de vervalketenworden apart beschouwd en alle meege-nomen bij de (gewogen) sommatiewaarbij gebruik wordt gemaakt van hunvrijstellings- of vrijgavewaarden.

1B Radionucliden die bij de meting ensommatie van activiteiten of activiteits-concentraties van natuurlijke bronnenniet beschouwd wordenTen behoeve van toetsingen als bedoeldonder 1A van deze bijlage, worden deactiviteiten en activiteitsconcentratiesvan de hieronder onder a tot en met dvermelde (natuurlijke) radionuclidenniet bij de sommatie meegenomen enworden daarom ten behoeve van dezetoetsing niet bepaald.

a. bij niet-lozingende radionucliden die niet in de bijlage

1, tabel 11, van het besluit zijn opgeno-men;

het radionuclide K-40, in bouwmate-rialen in de grond-, weg- of waterbouw,

U-235sec en dochters voor zover denatuurlijke bronnen niet afkomstig zijnvan of gevormd zijn in processen waar-bij een verrijking van de radionucliden

ii.

i.

ii.

iii.

i.

ii.

iii.

uit de U-235 vervalketen kan plaatsvin-den;

Th-234;radionucliden met een halveringstijd

van minder dan 10 dagen, tenzij deeluitmakend van een moeder-dochterketenin evenwicht (M+).

b. bij lozingen in lucht of waterde radionucliden die niet in bijlage 1,tabel 2, van het besluit zijn opgenomen.

c. bij lozingen in waterTh-234;Ra-223;Ra-224;alle nucliden uit de U-235 vervalke-

ten.

d. daarnaasthoeft U-234 niet bepaald te worden

als de hoeveelheid activiteit of activi-teitsconcentratie bij de gewogen somma-tie gelijk gesteld wordt aan die vanU-238sec en

Th-230 niet bepaald te worden als dehoeveelheid activiteit of activiteitscon-centratie bij de gewogen sommatiegelijk gesteld wordt aan die van U-238-sec, tenzij er redelijkerwijs verwachtkan worden dat de Th-230 activiteit/activiteitsconcentratie duidelijk hoger isdan de U-238 activiteit/activiteitsconcentratie.

2. Methode voor de bepaling van dosesten gevolge van natuurlijke bronnen bijlozingen en niet-lozingenBij de bepaling van de dosis ten gevolgevan ingestie, inhalatie of externe stralingworden in principe alle aanwezige radio-nucliden (en hun dosiscoëfficiënten)meegenomen. Echter, deze bepaling kanook met behulp van zogenoemde key-of triggerradionucliden uitgevoerdworden. Voor leden van de bevolking kunnende doses in eerste instantie conservatiefdoch realistisch worden geschat. Met betrekking tot de externe stra-lingsdosis kan, naarmate de afstandtussen de bron en de locatiegrens groteris, een grovere, doch realistisch conser-vatieve, schatting plaatsvinden. Indiende externe stralingsdosis met deze groveschatting uitkomt op minder dan 10 µSvomgevingsdosisequivalent [H*(10)] ineen kalenderjaar is een nadere bereke-ning niet nodig. Deze 10 µSv is hetsecundaire niveau voor externe straling(SN-ext). De H*(10) is weliswaar nietgeheel gelijk aan de effectieve dosis [E ]ten gevolge van 24 uur verblijf, maarkan hieraan gelijk geacht worden. Opge-geven kan worden: E < 10 µSv in eenkalenderjaar of E << 10 µSv in eenkalenderjaar. Uiteraard kan indien voor-handen en gewenst ook een meer precie-ze uitkomst opgegeven worden.

iv. v.

i. ii. iii. iv.

i.

ii.

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 7

Page 8: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Indien een grove, doch realistisch con-servatieve, schatting van de inhalatie- ofingestiedosis uitkomt op E < 1 µSv ineen kalenderjaar (SN-inh/ing), is nadereprecisering daarvan ook niet nodig. Indien de uitkomsten van de hierbo-ven bedoelde grove schattingen hogerzijn dan de hiervoor vermelde waarden,worden de doses meer precies berekend;zie daarvoor onder 3 van deze bijlage.

3. Methode berekening van doses tengevolge van werkzaamheden ter toetsingaan de doses genoemd in het besluitIn de gevallen waarin de uitkomsten vande dosisschattingen bedoeld onder 2hoger zijn dan 1 µSv E en 10 µSv H*(10) voor ingestie- of inhalatiedosis res-pectievelijk externe stralingsdosis,worden deze doses berekend volgens demethode beschreven in de rapportenDosisberekening in de Omgeving bijVergunningverlening Ioniserende Stra-ling: DOVIS, deel A, Lozingen in luchten water respectievelijk DOVIS, deel B,externe straling.2

1 Niet bedoeld is het Aanhangsel bij deze tabel.

2 Dosisberekening voor de Omgeving bij vergunningverle-

ning Ioniserende Straling (DOVIS). Deel A – Lozingen in

lucht en water (RIVM rapport 610310006/2002) en deel B

– Externe straling (NRG rapport 20733/02.45655/C).

Bijlage 3. Voorschriften voor mel-dingsplichtige werkzaamheden

Deze bijlage hoort bij de artikelen 4 en7, tweede lid, van de Regeling natuurlij-ke bronnen van ioniserende straling 2008.

Voorschriften met betrekking tot dedeskundigheid

De ondernemer zorgt ervoor dat dewerkzaamheden plaatsvinden door eendeskundige als bedoeld in artikel 9, eer-ste lid, van het besluit, die ten minstehet diploma ioniserende straling niveau3 of een gelijkwaardig diploma heeftbehaald.

In afwijking van onderdeel a mogende werkzaamheden onder toezicht en nainstructie van in de dat onderdeelbedoelde deskundige door daartoe aan-gewezen anderen uitgevoerd worden,waarbij ten minste een deskundige aan-wezig moet zijn die het diploma ionise-rende straling niveau 5B of eengelijkwaardig diploma heeft behaald.

1.

a.

b

De aanwezigheid van de in onderdeelb bedoelde deskundige is niet noodzake-lijk, indien er aantoonbaar afdoendetoezicht en voorafgaande schriftelijkeinstructie is.

De onder a en b bedoelde deskundi-gen moeten voorafgaande aan de werk-zaamheden en daarna ten minste een-maal per jaar en tevens bij belangrijkewijzigingen de situatie ter plekke beoor-delen.

De onder a bedoelde deskundige moetdoor de ondernemer schriftelijk zijn aan-gewezen als verantwoordelijk deskundi-ge. Hij moet altijd beschikbaar zijn.

De onderdelen a tot en met e zijnalleen van toepassing wanneer de op delocatie aanwezige massa meldingsplich-tig materiaal op enig moment meerbedraagt dan 1 ton.

Voorschriften met betrekking tot deregistratie

Van een werkzaamheid wordt in eenregister een massabalans van de betrok-ken radioactieve stoffen of afvalstoffenbijgehouden.

In een register wordt gespecificeerdopgenomen wat de activiteiten en activi-teitsconcentraties zijn van de betrokkenradioactieve stoffen of afvalstoffen.

In een register wordt gespecificeerdaangegeven waar die radioactieve stof-fen of afvalstoffen zich binnen de inrich-ting bevinden.

De onder a, b en c bedoelde registerszijn aanwezig op de locatie of nabij deplaats waar de werkzaamheden plaats-vinden of zijn anderszins direct beschik-baar.

Bijlage 4. Meetmethode en bepalingoppervlaktebesmetting met natuurlij-ke bronnenDeze bijlage hoort bij artikel 5, derdelid, van de Regeling natuurlijke bronnenvan ioniserende straling 2008 .

Voorschriften voor de meetmethodede meetmethode moet voldoen aan de

daarvoor geldende beste beschikbaretechnieken;

het criterium van 4 Bq/cm2 is vantoepassing op het gemiddelde over eenoppervlak van 300 cm2;indien het bereikbare oppervlak kleineris dan 300 cm2 , moet de uitkomst wor-den verrekend naar het gemiddelde over300 cm2;

c.

d.

e,

f.

2.

a.

b.

c.

d.

a.

b.

in afwijking van onderdeel b, is in hetgeval van een meer dan half-buisvormigobject met een diameter van minder dan15 cm voor de binnenzijde daarvan hetcriterium van toepassing op het gemid-delde over een oppervlak van 1000 cm2;indien het bereikbare oppervlak van debinnenzijde van een meer dan halfbuis-vormig object met een diameter vanminder dan 15 cm kleiner is dan 1000cm2 , moet de uitkomst worden verre-kend naar het gemiddelde over 1000 cm2;

de besmetting wordt bepaald met eenmeetinstrument dat geschikt is voor demeting van bètastraling met een Eβmaxvan 150 keV of hoger;

tevoren moet worden vastgesteld datde meetresultaten niet beïnvloed wordendoor een magnetisch veld, veroorzaaktdoor het te meten object of andere objec-ten in de omgeving daarvan;

de gevoeligheid van het meetinstru-ment moet, rekening houdend met hetachtergrondtempo, zodanig zijn

dat – bij één meting – de detectiegrensvoor bèta-activiteit niet hoger is dan 0,5Bq/cm2, of

dat – bij meer metingen – in iedergeval wordt voldaan aan tenminste éénvan de twee volgende eisen: de sprei-ding in de meetwaarden is niet groterdan 10% van de gemiddelde meetwaar-de of de spreiding is niet groter dan 1Bq/cm2;

het meetinstrument moet wordengekalibreerd voor de relevante zelfab-sorptie; voor lagen tot 4 Bq/cm2 kan bijmin of meer constante samenstellingvan de besmetting van een vastedefaultwaarde voor de zelfabsorptie uit-gegaan worden; deze defaultwaardedient dan eenmaal per jaar bepaald teworden;

de meetmethode moet zijn aangepastaan de specifieke situaties ten aanzienvan de toegepaste kalibratie.

Bijlage 5. Formulier voor melding,afmelding of wijziging werkzaamhe-den (artikelen 103, 104, 105 en 106van het besluit)

Deze bijlage hoort bij artikel 9, eerstelid, van de Regeling natuurlijke bronnenvan ioniserende straling 2008.

c.

d.

e.

f.

g.

h.

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 8

Page 9: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 9

Page 10: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 10

Page 11: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Bijlage 6. Formulier voor ketenmel-ding werkzaamheden (artikelen 103,104, 105 en 106 van het besluit)

Deze bijlage hoort bij artikel 10, eerstelid, van de Regeling natuurlijke bronnenvan ioniserende straling 2008.

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 11

Page 12: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 12

Page 13: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 13

Page 14: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 14

Page 15: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Bijlage 7. Formulier vergunningaan-vraag werkzaamheden (artikelen 107,108, 109 van het besluit)

Deze bijlage hoort bij artikel 11 van deRegeling natuurlijke bronnen van ionise-rende straling 2008.

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 15

Page 16: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 16

Page 17: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 17

Page 18: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 18

Page 19: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 19

Page 20: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Toelichting

AlgemeenDeze regeling is alleen van toepassingop werkzaamheden en is een nadereinvulling van diverse artikelen uit hoofd-stuk 8 van het Besluit stralingsbescher-ming (besluit). Deze invulling isnoodzakelijk om een aantal technischeaspecten nader uit te werken. Werkzaamheden zijn alle mogelijketoepassingen met natuurlijke bronnenvoor zover die niet worden of zijnbewerkt wegens hun radioactieve eigen-schappen, uitgezonderd bij een interven-tie, een ongeval of een radiologischenoodsituatie; het betreft zowel het berei-den, voorhanden hebben, toepassen vanof zich ontdoen van een natuurlijkebron. Handelingen zijn alle andere toe-passingen met radioactieve bronnen enmet name met kunstmatige radioactievebronnen. Deze regeling bevat onder meer som-matieregels, criteria en regels voor debepaling van oppervlaktebesmetting diein bepaalde gevallen gebruikt moetenworden als vergunningplichtige grens inplaats van de activiteitsconcentratie oftotale activiteit. Daarnaast zijn er stan-daardformulieren voor het doen vanmeldingen en het aanvragen van vergun-ningen voor werkzaamheden en algeme-ne regels voor meldingsplichtigewerkzaamheden geformuleerd. Deze regeling vervangt de Regelingnatuurlijke bronnen van ioniserende stra-ling (Regeling nabis). De oude Regelingnabis bevatte met name in de toelichtingenige onduidelijkheden die in de toelich-ting bij deze regeling zijn verduidelijkt.Verder zijn enige redactionele onvolko-menheden in de regeling weggenomen. Daarnaast zijn de volgende inhoudelij-ke wijzigingen doorgevoerd:

De artikelen 9 en 14 uit de oude Rege-ling nabis zijn vervallen. Artikel 9betrof een uitgewerkte, tijdelijke rege-ling die inmiddels is vervangen door hetnieuwe artikel 110a van het besluit.1Artikel 14 betrof een uitgewerkte over-gangsregeling.

Het vereiste dat bij werkzaamhedenmet natuurlijke bronnen altijd een hooggekwalificeerde deskundige op locatieaanwezig moet zijn, is versoepeld (bijla-ge 3), omdat deze eis niet altijd gerecht-vaardigd kon worden door het risico.

Ondernemingen met kleine hoeveelhe-den materiaal met natuurlijke bronnen(maximaal 1 ton op enig moment) wor-den om dezelfde reden geheel vrijge-steld van het vereiste van de aanwezig-heid op de locatie van een deskundige(bijlage 3).

Ondernemingen met kleine hoeveelhe-den materiaal met natuurlijke bronnen(maximaal 1 ton op enig moment) wor-den geheel vrijgesteld van de meldings-plicht (art. 103, eerste lid, Bs) opvoorwaarde dat een andere ondernemerin de keten (m.n. de leverancier) reedsheeft gemeld dat hij deze met namegenoemde ondernemers de materialenheeft geleverd (bijlage 6).

Administratieve lastenDe vrijstelling van de meldingsplicht inbijlage 6 betekent voor ca. 500 onder-neming een verlaging van de administra-tieve lasten van € 100. Aangezien demelding gemiddeld eens in de vijf jaarmoest geschieden worden de administra-tieve lasten van het bedrijfsleven hier-door met € 10.000 per jaar verlaagd. Deze regeling bevat geen administra-tieve lasten voor burgers.

Artikelsgewijs

Artikel 1Dit artikel geeft enkele specifieke defini-ties met betrekking tot werkzaamhedendie niet of met het oog op deze regelingonvolledig in de definitielijst (artikel 1)van het besluit zijn opgenomen.

oppervlaktebesmettingHet betreft zowel de afwrijfbare- als deniet-afwrijfbare besmetting. Dit is in deeerste plaats zo bepaald omdat het voorde gevaarzetting in de relevante scena-rio’s niet van belang is of de besmettingzich echt op (afwrijfbaar) of in debovenste laag van het oppervlak (niet-afwrijfbaar) bevindt. Voorts is vanbelang dat het object waarop de opper-vlaktebesmetting zich bevindt, zelf vanniet-radioactief materiaal is. De toevoeging 1 g/cm2 dient om hetbegrip oppervlaktebesmetting nader teomschrijven en in te perken. Bij 1 g/cm2

zal een scalelaag met een dichtheid van2 g/cm3 normaliter niet dikker zijn dan 5mm. Lagen dikker dan 5 mm wordenniet meer als oppervlaktebesmetting

maar als ‘inhoud’ gezien. Voorts is eralleen sprake van oppervlaktebesmettingvan een object als het desbetreffenderadioactieve materiaal in meer of mindersterke mate direct aan die oppervlakkengehecht is. Verder wordt een voor eenbelangrijk deel van de doorsnede metradioactieve afzettingen gevulde buisniet beschouwd als een buis met inwen-dige oppervlaktebesmetting maar alseen buis met radioactieve inhoud. In datgeval wordt die inhoud getoetst aangrenzen voor massieke en totale activi-teit. Indien de inhoud verwijderd is, kanuiteraard de buis zelf beschouwd wor-den met het oog op mogelijke oppervlak-tebesmetting.

bereikbaar oppervlakOnder d (i) wordt bijvoorbeeld bedoelddat ook al kan een pomp opengeschroefd worden, maar dit niet nodigis voor normaal gebruik, alleen de ‘bui-tenkant’ van de pomp bereikbaar geachtwordt te zijn. Alleen wanneer wegensonderhoud etc. deze pomp opengemaakt wordt, geldt punt d (ii).

eindbestemmingHet is meestal niet geheel zeker dat eeneindbestemming echt de laatste bestem-ming van een materiaal is. Voor deregeling wordt een bestemming waareen materiaal langer dan twee jaar zalverblijven of verblijft en waarvoor geenandere bestemming is voorzien als eeneindbestemming gezien. Met opzet isgekozen voor de formulering ‘langerdan twee jaar’ omdat daarmee de toege-stane opslag van maximaal twee jaar bijbijvoorbeeld veel mijnondernemingenniet als eindbestemming kan wordengezien. De eindbestemming betreftzowel afval van natuurlijke bronnen alshet gebruik van natuurlijke bronnen inbijvoorbeeld dijken, wegen etc.

Artikel 2In artikel 102, eerste lid, van het besluitis de verplichting opgenomen voor deMinisters om in de Staatscourant eenlijst te publiceren met werkzaamheden,die zijn geïdentificeerd als werkzaamhe-den met stoffen waarvan de radionucli-den de waarden genoemd in bijlage 1,tabel 1 of 2, van het besluit kunnen over-schrijden. Indien zij inderdaad dezewaarden overschrijden, zijn zij mel-

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 20

Page 21: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

dings- of vergunningplichtig (zie ook deNvT onder 4.7.3 en onder artikel 102,van het besluit). De lijst is op grond vanartikel 102 van het besluit in bijlage 1van deze regeling opgenomen en wordtdaarmee in de Staatscourant bekendge-maakt. Artikel 102, tweede lid, van het besluitbepaalt voorts dat een ondernemer diewerkzaamheden verricht, deze lijst moetraadplegen en moet nagaan of de werk-zaamheden meldings- of vergunning-plichtig zijn. Dit houdt in dat indien eenbepaalde werkzaamheid behorend bijeen type industrie is opgenomen in delijst, de ondernemer de verplichtingheeft om na te gaan of zijn werkzaam-heid inderdaad meldings- of vergunning-plichtig is. Indien een werkzaamheidniet op de lijst voorkomt, houdt dit geenvrijwaring in. De ondernemer is in datgeval dus niet per definitie vrijgesteldvan meldings- of vergunningplicht.Indien om wat voor reden dan ook deondernemer of het bevoegde gezag eenredelijk vermoeden heeft dat hetzij devrijstellings- en vrijgavewaarden hetzijde vergunningplichtige lozingshoeveel-heden worden overschreden, moet eenen ander door de ondernemer wordennagegaan en kan blijken dat de werk-zaamheid toch meldings- of vergunning-plichtig is.

Artikel 3Nadere invulling van artikel 3, derde enzesde lid, van het besluit is nodig omdatde activiteitsconcentratie en activiteitenvan materialen ter toetsing aan mel-dings- of vergunningplicht en de dosesten gevolge van deze materialen opgeheel verschillende wijze bepaald kun-nen worden. Het eerste lid van dit artikel geeftinvulling aan de mogelijkheid die inartikel 3, zesde lid, van het besluit wordtgeboden om bij regeling vast te stellenhoe de gewogen sommatie van materia-len bij werkzaamheden kan geschieden.Een en ander is nader uitgewerkt in bij-lage 2, onder 1A, van deze regeling.Daarnaast wordt in bijlage 2, onder 1B,van deze regeling aangegeven welkeradionucliden niet relevant zijn metbetrekking tot toetsing aan vrijstellings-en vrijgavewaarden en welke daaromvoor dit doel (toetsing aan bijlage 1,tabellen 1 en 2, van het besluit) nietbepaald behoeven te worden. Opge-merkt zij dat deze nucliden voor dedosisbepalingen wel van belang kunnenzijn. Het tweede lid is gebaseerd op artikel3, derde lid, onder a, van het besluit enis nodig om ervoor te zorgen dat bij rela-tief lage doses de bepaling van omge-vingsdosisequivalent, equivalente ofeffectieve dosis niet met een onnodigeprecisie geschiedt. In bijlage 2, onder 2,van deze regeling wordt daarvoor eengrove benadering en toetsing gegeven.

Het derde lid regelt dat in die gevallenwaarin desalniettemin de doses tengevolge van natuurlijke materialennader bepaald moeten worden, eengeharmoniseerde aanpak wordt gevolgd.Daarom wordt de hantering van tweerapporten voorgeschreven, die ookgebruikt moeten worden voor de dosis-berekeningen bij kunstmatige bronnen.

Artikel 4Aangezien het streven van de overheidis om het ontstaan van afval zoveelmogelijk te beperken, wordt hergebruikvan meldings- of vergunningplichtigmateriaal onder bepaalde voorwaardentoegestaan. Zie daarvoor artikel 8 vandeze regeling. Om te zorgen dat bij mel-dingsplichtige werkzaamheden hetgebruik van materialen zo zorgvuldigmogelijk geschiedt, kunnen eisen metbetrekking tot optimalisatie en recht-vaardiging worden gesteld bij werk-zaamheden met natuurlijke materialen.Bijlage 3 van deze regeling geeft daar-toe voorschriften met name ten aanzienvan de aanwezige deskundigheid dievoor alle meldingsplichtige werkzaam-heden van toepassing zijn. Opgemerkt zij dat naast deze voor-schriften ook het besluit met zijn voor-schriften, zoals artikel 7 tot en met 12van kracht is. Deze voorschriften komendus niet in plaats van maar in aanvullingop het besluit.

Artikel 5Bij bepaalde toepassingen van grondstof-fen en ertsen treedt in bedrijfsprocessenconcentratie op van radioactieve stoffen,die dan als scale neer kunnen slaan ophet oppervlak van installatieonderdelen.Het kan zijn, dat de in het besluit gehan-teerde criteria van activiteit en concen-tratie van radioactiviteit in deze situatiesgeen juiste indicatie van de mogelijkeschade geven, omdat het risico op basisvan deze criteria te laag wordt inge-schat. Zo zal de activiteitsconcentratiein een klein laagje besmetting op eengroot volume gemiddeld (heel) laagzijn, terwijl de concentratie in het laagjezelf bij verspreiding etc. teveel risicoinhoudt. Daarom wordt de mogelijkheidgeopend om in die gevallen op een ande-re wijze de risico’s te bepalen. Aange-zien in voorkomende gevallen deoppervlaktebesmetting een betere indica-tie geeft van de schade die kan wordenveroorzaakt, is daarvoor in dit artikeleen criterium voor oppervlaktebesmet-ting opgenomen, dat kan gelden inplaats van de activiteitsconcentratie incombinatie met de totale activiteit. Ditartikel vult voor werkzaamheden demogelijkheid in die in artikel 25, zeven-de lid, van het besluit wordt gebodenom op een andere wijze de schade tebepalen en te toetsen dan via de bepa-ling van activiteiten in combinatie metde activiteitsconcentraties. In bijlage 4van deze regeling is vastgelegd op wel-

ke wijze de oppervlaktebesmetting moetworden bepaald. Overigens, indienOnze Ministers oordelen dat in eenbepaald geval de oppervlaktebesmettingjuist wel of juist niet als criterium moetworden gehanteerd, ligt bij afwijkingenvan de verplichting de oppervlaktebe-smettting te hanteren, de bewijslast bijde ondernemer. De ondernemer moetaantonen dat met de door hem gekozenmethode het risico beter ingeschat kanworden dan met andere methoden Voor objecten zonder substantiëleinhoud met alleen een oppervlaktebe-smetting behoeft alleen die oppervlakte-besmetting bepaald te worden en teworden getoetst aan de vrijstellings-grens van 4 Bq/cm2 bèta-activiteit.Overschrijding van die grens leidt totvergunningplicht. Bij een vat waarin zich radioactiefmateriaal bevindt, wordt de inhoudgetoetst aan de grenzen voor meldings-plicht en vergunningplicht op basis vande activiteitsconcentratie in combinatiemet de totale activiteit. Als het vat vanzijn inhoud is ontdaan, wordt de opper-vlaktebesmetting op binnen- en buiten-zijde getoetst aan de vrijstellingsgrensvoor oppervlaktebesmetting. Bovenstaande sluit niet uit dat bijdecontaminatie van voorwerpen metoppervlaktebesmetting materiaal los kankomen en verzameld kan worden waar-van de activiteitsconcentratie en totaleactiviteit de meldingsplichtige of zelfsde vergunningplichtige grenzen over-schrijden. Voor het voorhanden hebbenvan die materialen en bij overdracht aanderden voor (her)gebruik of afvaldepo-nie worden de activiteitsconcentraties entotale activiteiten getoetst aan de daar-voor geldende grenzen. Zoals opgemerkt behoeft alleen deoppervlaktebesmetting en niet de activi-teit en de activiteitsconcentratie van eenobject bepaald te worden als redelijker-wijs verwacht kan worden dat het objectzelf, afgezien van de oppervlaktebesmet-ting, geen radionucliden bevat boven devrijstellings- of vrijgavewaarden. Het kan echter voorkomen dat bekendis of redelijkerwijs verwacht kan wor-den dat bij een object zowel het materi-aal zelf boven de vrijstellingswaardenvoor activiteitsconcentratie en totaleactiviteit uitkomt als dat het object eenoppervlaktebesmetting boven 4 Bq/cm2

heeft. In dat geval kan uiteraard op basisvan beide relevante criteria meldings-respectievelijk vergunningplicht optre-den, in totaal resulterend in vergunning-plicht. Bij een vat dat vergunningplich-tig radioactief materiaal bevat en aan debuitenkant bijvoorbeeld een oppervlak-tebesmetting van 5 Bq/cm2 heeft, geldtuiteraard zonder meer vergunningplicht. Het is echter niet de bedoeling datwegens het voorgaande toch steeds bijalle besmette objecten zowel de opper-vlaktebesmetting als de activiteitscon-centratie (en de totale activiteit) bepaald

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 21

Page 22: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

moeten worden. Dit moet alleen als menweet of redelijkerwijs kan verwachtendat de inhoud meldings- of vergunning-plichtig kan zijn. Indien het bijvoorbeeld een open buisuit de offshore betreft, zal alleen opper-vlaktebesmetting bepaald behoeven teworden. Indien het echter een vat verza-melde scales uit diezelfde offshorebetreft, kan het nodig zijn, om beide tebepalen.

Vaststelling criterium voor oppervlakte-besmettingNatuurlijke bronnen kunnen de langle-vende alfastralers Ra-226, Po-210(Pb-210+), Th-232 en Th-228 bevattenen in uitzonderlijke gevallen U-238,U-234 en Th-230, maar alfastralers zijnechter door zelfabsorptie moeilijk temeten. Maar alle besmettingen metnatuurlijke materialen (behalve zuiverePo-210 besmettingen) bevatten ook radi-onucliden, zoals Ra-226 tot en metPo-214, die bètadeeltjes emitteren. Bètadeeltjes kunnen relatief eenvou-dig gemeten worden, waardoor de zeerlangdurige en vaak ook kostbare bepa-ling van de aanwezigheid van alfastra-lers achterwege kan blijven zonder datdaarmee een verkeerd beeld van het risi-co wordt gegeven. Voor natuurlijkematerialen voor vrijwel alle samenstel-lingen de activiteit van bètastralersongeveer gelijk aan of tot een factor vancirca 3 hoger dan van langlevende alfa-stralers. De goed uitvoerbare bètametin-gen kunnen dus dienen als maat voor deaanwezige langlevende alfastralers. Een aantal van de radionucliden die inbesmettingen in natuurlijke bronnenvoorkomt, zendt naast een alfa- ofbètadeeltje ook gammafotonen uit resul-terend in makkelelijk meetbare gamma-straling. Het meten van gammastralingkomt echter niet in aanmerking voor hetbepalen van oppervlaktebesmettingenomdat de dracht van gammafotonengroot is waardoor de achtergrondstralingmet de meting interfereert. Het meten van gammastraling kanoverigens wel goed gebruikt worden omde aanwezigheid van materialen diegamma-uitzendende radionucliden bevat-ten, te detecteren zoals bij poortmonito-ren of bij het controleren van geslotenobjecten. Deze radionucliden zijn vaakkortlevende dochters van de alfa- ofbètastralers. Een en ander heeft geleid tot een crite-rium voor oppervlaktebesmetting metnatuurlijke bronnen uitgedrukt in bèta-activiteit. Het tweede lid regelt dat debesmettingen via bètametingen kunnenworden vastgesteld. Omdat bètadeeltjes geen karakteristie-ke energie hebben, maar het spectrumgekarakteriseerd wordt door een maxi-male en een gemiddelde energie, zijn ergeen nuclidespecifieke vrijstellings- envrijgavewaarden gegeven.

Aanbevolen wordt een detector meteen zodanig meetoppervlak te gebruikendat niet teveel metingen nodig zijn omde gemiddelde besmetting zoals bedoeldonder de voorschriften b. en c. van bijla-ge 4 van deze regeling vast te stellen.

Berekening vrijstellings- en vrijgave-waarden voor oppervlaktebesmettingHet tweede lid regelt dat de vrijstel-lings- of vrijgavewaarde 4 Bq/cm2 bèta-activiteit is. Een oppervlaktebesmetting met eenbèta-activiteit van 4 Bq/cm2 wordt, omhiernavolgende redenen, een veilig crite-rium geacht voor vergunningplicht bijblootstelling aan langlevende alfastra-lers zowel voor werknemers als voorleden van de bevolking. Deze specifiekewaarde is gekozen omdat deze waardeook geldt als vrijgavewaarde voor gam-ma- en bètabesmettingen met kunstmati-ge bronnen.

WerknemersVoor werknemers zijn voor werkzaam-heden, uitgezonderd lozingen, de vrijstel-lings- en vrijgavewaarden zoalsopgenomen in het besluit, gebaseerd opeen dosiscriterium van 0,1 mSv effectie-ve dosis (E) in een jaar voor gemiddeldenormale werksituaties en een dosiscrite-rium van 1 mSv E in een jaar voorongunstige, maar toch realistische werk-situaties (zie NvT van het besluit onder4.7.3). Deze ongunstige werksituatiesbetreffen het versnijden van materialen.Dit geeft een risico dat minstens circatien maal hoger is dan in alle anderesituaties. Door van een ongunstige werk-situatie uit te gaan wordt voor die ande-re, meer voorkomende, situatiesautomatisch aan het dosicriterium van0,1 mSv in een jaar voldaan. Op basis van literatuuronderzoek2 envan het dosiscriterium voor werknemersvan 0,1 mSv/jaar onder normale werk-omstandigheden kan daarom als grensvoor onvoorwaardelijke vrijgave min-stens 1 tot 10 Bq bètastralers/cm2 wor-den genomen voor alle relevanteradionucliden tezamen (Ra-226, Po-210(Pb-210+), Th-232 en Th-228 en U-238tot en met Th-230).

Leden van de bevolkingVoor leden van de bevolking werden alsdosiscriteria een toegevoegde dosis van1 mSv omgevingsdosisequivalent in eenjaar of 0,3 mSv E in een jaar voor vrij-stelling en vrijgave gehanteerd. Bij 0,3 mSv/jaar E voor de leden vande bevolking en een afstand tot de ter-reingrens van 3 meter, is op basis vaneen NRG studie een criterium vooronvoorwaardelijke vrijgave voor de tota-le (afwrijfbare + niet-afwrijfbare) opper-vlaktebesmetting van circa 3 Bq/cm2

bèta-activiteit vastgesteld. Daarbij moetworden opgemerkt dat de aangenomenafstand van 3 meter tot het opgeslagenmateriaal voor een verblijf van leden

van de bevolking gedurende 24 uur perdag (hetgeen wonen aan de terreingrensinhoudt) erg klein is. Het criterium zoals berekend voorwerknemers is dus beperkend. Het derde lid regelt de methode waar-mee de oppervlaktebesmetting moetworden bepaald. Het vierde lid regelt dat in gevallenwaarin de meetmethode zoals aangege-ven in bijlage 4 van deze regeling, nietgevolgd kan worden, teruggevallenmoet worden op de bepaling van de acti-viteitsconcentratie en totale activiteitzoals in bepaald in artikel 25, derde envierde lid, van het besluit. De oppervlak-tebesmetting kan dan niet als criteriumvoor al dan niet vrijstelling wordengebruikt. Een dergelijke situatie kanoptreden als om een of andere reden demeetapparatuur niet op de juiste wijzegekalibreerd kan worden. Het vijfde lid is opgenomen omdat hetook nog mogelijk is dat er geen opper-vlaktebesmetting van enig bereikbaaroppervlak is, maar een niet-bereikbaaroppervlak een externe straling op 0,1meter afstand een omgevingsdosisequi-valent van meer dan 10 µSv per uurgeeft. Dit kan bijvoorbeeld het gevalzijn als kleppen besmet zijn. Normaalgesproken zullen werknemers zich inongunstige omstandigheden gemiddeldover een jaar op meer dan 1 meterafstand bevinden. Voor deze ongunstigeomstandigheden en 2000 uren werk perjaar, garandeert de 10 µSv per uur datde waarde van maximaal 1 mSv per jaarvoor werknemers niet wordt overschre-den. Wanneer deze 10 µSv per uur welwordt overschreden, moeten zodanigearbeidsomstandigheden worden gescha-pen dat het dosiscriterium van 1 mSveffectieve dosis in een jaar niet wordtoverschreden. Voor leden van de bevolking is hetbedoelde scenario met betrekking tot ditsoort bronnen niet realistisch, zodat ookvoor hen de 10 µSv per uur op 0,1 mafstand voldoende veiligheid biedt. Overigens staat dit criterium niet opzichzelf. Ook al is de externe stralingminder dan 10 µSv per uur op 0,1 mafstand, toch kan het nodig zijn tebezien of aan de overige criteria wordtvoldaan, omdat de externe straling geenjuiste indicatie geeft van de mogelijkeschade.

Artikel 6Artikel 6 is bedoeld om in uitzonde-ringsgevallen bij lozingen van natuurlij-ke bronnen alsnog een vergunning teeisen alhoewel de lozingshoeveelhedenlager zijn dan de waarden gegeven inbijlage 1, tabel 2, van het besluit, maarwaarin de reële situatie doses kan ver-oorzaken die belangrijk hoger zijn dande gehanteerde dosiscriteria van 10 µSvin een kalenderjaar.

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 22

Page 23: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Deze uitzonderingsgevallen kunnenbijvoorbeeld zijn: de overslag van mine-rale zanden (opstuiven) met een relatiefhoge activiteit of waterlozingen op kana-len of rivieren met een klein volume,waardoor een relatief hoge concentratiein het water kan ontstaan. Dezescenario’s zijn niet bij de berekeningvan de vrijgavewaarden gehanteerd,omdat het uitzonderingsgevallen betreft.Voor deze aanpak is gekozen omdatdeze uitzonderingsgevallen de vele ande-re gevallen onnodig zouden beperken.Indien zich voornoemde uitzonderingssi-tuaties voordoen, kunnen de Ministersde onderneming vragen om te onderzoe-ken of de doses beneden de dosiscriteriavan 10 µSv in een kalenderjaar blijven.Indien dat niet het geval is, en het nietaannemelijk is dat de situatie binnenafzienbare tijd verbetert, geldt de ver-gunningplicht ingevolge artikel 108,eerste lid, van het besluit. Het is nadrukkelijk niet de bedoelingdat iedere ondernemer die natuurlijkestoffen toepast een dosisberekeningmaakt. Slechts in die gevallen waarbijeen redelijk vermoeden bestaat dat dedosiscriteria overschreden worden, zaleen nadere bepaling gevraagd worden.Ook kan het voorkomen dat lozingen(nog) niet in de lijst in bijlage 1 vandeze regeling zijn opgenomen, maarindividuele doses kunnen geven diehoger zijn dan 10 µSv in een kalender-jaar. Zie daarvoor de toelichting opartikel 2.

Artikel 7Dit artikel is gebaseerd op artikel 110,tweede lid, van het besluit en regelt datnatuurlijke meldings- of vergunning-plichtige afvalstoffen alleen in daartoeaangewezen instellingen als afvalmogen worden opgeslagen. Dit geldtdus zowel voor meldings- als voor ver-gunningplichtig afval, maar dit artikel isspeciaal van belang voor meldingsplich-tig afval, omdat voor vergunningplichtigafval wegens artikel 37, zevende lid,van het besluit reeds geldt dat dit bij deCOVRA opgeslagen dient te worden. Op grond van artikel 37, achtste lid,van het besluit dienen meldingsplichtigeradioactieve afvalstoffen van natuurlijkebronnen naar een stortplaats voor gevaar-lijke afvalstoffen te worden afgevoerd.Deze stortplaatsen zijn hiervoor aange-wezen3. Op basis van artikel 37, achtste lid,van het besluit, vervalt de meldings-plicht voor het afvoeren van deze stof-fen naar deze aangewezen instellingen.De ontvanger van dergelijk afval moetalleen melden dat hij gebruik gaatmaken van de aanwijzing en derhalvemeldingsplichtige materialen gaat ont-vangen en opslaan. Overige plichtenzoals het bijhouden van een dossier etc.blijven uiteraard bestaan. Voor dezeradioactieve afvalstoffen van natuurlijkebronnen geldt onverkort artikel 38, der-

de en vierde lid van het besluit, waarinis opgenomen dat radioactief afval zosnel als redelijkerwijs mogelijk moetworden afgevoerd en dat het maximaaltwee jaar mag worden opgeslagen, maaralleen indien het binnen deze periodevervalt tot beneden de vrijgavewaarden.

Artikel 8Artikel 8 betreft natuurlijke bronnen dieworden gebruikt of als product of mate-riaal worden hergebruikt. Het eerste lid is opgenomen om hetmengen van radioactieve stoffen metniet-radioactieve stoffen mogelijk temaken. Het tweede lid van dit artikel draagt erzorg voor dat in de grond-, weg- ofwaterbouw radioactief besmet materiaal,voor zover dat redelijkerwijs mogelijkis, niet als meldings- of vergunningplich-tig materiaal wordt verwerkt. Op basisvan artikel 36, eerste lid, van het besluit,en met name onder d, dient de activiteitin de materialen eerst tot niveaus bene-den meldingsplicht te worden terugge-bracht. Artikel 13 van deze regelingregelt dat dit alleen voor nieuwe geval-len van toepassing is. Met redelijkerwijswordt bedoeld dat voor bijvoorbeeldmaterialen die slecht mengbaar zijn,zoals grote brokken slakken of alleentegen hoge kosten gemengd kunnenworden of waarbij menging ingaat tegenandere regelgeving, zoals in de grond-,weg- of waterbouw, dit artikel niet vantoepassing is. Indien het redelijkerwijs niet mogelijkis, is het tweede lid niet van toepassingen geldt het eerste lid. Met andere woor-den: mengen mag, maar indien het nietredelijk is, moet het niet. Overigens ishet mengen van meldings- of vergun-ningplichtig materiaal op zich welmeldings- of vergunningplichtig. In het derde lid is de grens gegevenwaarboven de toepassing in de grond-,weg of waterbouw niet meer is toege-staan. Bij de bepaling van de effectievedosis wordt uitgegaan van realistischescenario’s.

Artikel 9Volgens artikel 103, eerste lid, van hetbesluit worden werkzaamheden gemeldals de activiteit en de activiteitsconcen-tratie in de daarbij betrokken materialende waarden, zoals genoemd in bijlage 1,tabel 1, van dat besluit, overschrijden. Het eerste lid van dit artikel is opge-nomen om uniformiteit in meldingen tekrijgen. Standaardformulieren worden noodza-kelijk geacht enerzijds om van iedereenop eenduidige wijze dezelfde gegevenste ontvangen en anderzijds omdat in denabije toekomst waarschijnlijk geheelelektronisch zal kunnen en moeten wor-den gemeld. Voor afmeldingen geldteen en ander in analogie (artikel 104 vanhet besluit). Deze afmeldingen wordenvolgens artikel 104 van het besluit bin-

nen 4 weken na beëindiging van dedesbetreffende werkzaamheden gedaan.Alle gegevens die gevraagd worden,zowel voor een nieuwe melding of vooreen wijziging van een melding, als voorafmelding, staan in het formulier in bij-lage 5 van deze regeling. De formulie-ren worden op de site van de ministeriesvan Volkshuisvesting, RuimtelijkeOrdening en Milieubeheer(www.VROM.nl) en Sociale Zaken enWerkgelegenheid (www.SZW.nl)geplaatst. Door de ministeries vanVROM en SZW wordt gelijktijdig metdeze regeling een brochure gepubliceerdwaarin de bij deze regeling vastgesteldeformulieren zijn opgenomen, voorzienvan een uitvoerige toelichting voor(keten)melders en vergunningaanvragers. Artikel 105, eerste lid, van het besluit,geeft enige gegevens die in ieder gevalmoeten worden verstrekt. Op basis vandit lid, onder e, worden ook dosisschat-tingen gevraagd voor leden van debevolking en werknemers ten gevolgevan het eindgebruik. Dit kan zowel pro-duct- als materiaal(her)gebruik of eind-bestemming van radioactief afval zijn. Het tweede lid van de artikelen 105 en106 van het besluit bepaalt dat er bijregeling meer gegevens dan opgesomdin het eerste lid van deze artikelen kun-nen worden gevraagd. Het derde lid vanartikel 9 van deze regeling geeft invul-ling aan het bepaalde in artikel 105,tweede lid, van het besluit dat bij rege-ling kan worden bepaald in welke situa-tie een nieuwe melding vereist is. Meteen nieuwe melding wordt bedoeld eenvolledig ingevuld meldingsformulieralsof het een nieuwe werkzaamheidbetreft. Deze nieuwe melding is metname vereist als er significante wijzigin-gen in de werkzaamheden hebbenplaatsgevonden, bijvoorbeeld in de capa-citeit, doorzet of productiewijze van hetbedrijf. In de praktijk kunnen zich ech-ter (sluipenderwijs) ook minder signifi-cante wijzigingen voordoen. Daarommoet er in geval zich wijzigingen in dewerkzaamheden hebben voorgedaan inieder geval na ten hoogste vijf jaar naeen volledige melding een geheel nieu-we melding worden gedaan. Voor hetgeval zich dit niet voordoet, moet inieder geval elke tien jaren een nieuwemelding gedaan worden. De tien jaargaat tellen na de laatste nieuwe melding.

Artikel 10In dit artikel wordt op basis van artikel103, zesde lid, van het besluit de zoge-noemde ketenmelding geregeld. Deze ketenmelding geeft ondernemersdie werkzaamheden moeten melden degelegenheid om dit gezamenlijk metandere ondernemers te doen. Echter, deandere ondernemers in de keten, dievolgens het besluit wel moeten melden,moeten de juiste gegevens aan dezeketenmelder overdragen en daarom ookde melding voor wat betreft hun deel

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 23

Page 24: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

mede ondertekenen. Dit lijkt omslach-tig, maar bij een constante keten hoeftdit slechts eenmaal in de tien jaar tegebeuren (zie het artikel 9, derde lid,onder c, van deze regeling). Dit is moge-lijk indien een bepaald materiaal, al danniet na een fysische of chemischebewerking, via een vaste route van deene ondernemer naar de andere gaat.Deze route is door de jaren heen structu-reel te noemen en wordt een ketengenoemd. Het is niet nodig dat alleondernemers van deze keten zelfstandigaan de overheid melden. Eén van deondernemers uit de keten kan deze ver-plichting op zich nemen (verder tenoemen ‘de ketenmelder’). Een nieuwe melding na maximaal tienjaar wordt gevraagd omdat vaak na eni-ge jaren een situatie (artikel 105, tweedelid, van het besluit) niet meer hetzelfdezal zijn als ten tijde van de oorspronke-lijke of laatste melding, ook al kunnende verschillen in de ogen van de keten-melder gering zijn. Ook andere onder-nemers uit de keten kunnen gemeendhebben dat bepaalde veranderingen nietbelangrijk genoeg waren om te melden.Zie ook onder de toelichting bij artikel9, derde lid, van deze regeling. Indien één van de ondernemers (eenonderdeel van) de keten wijzigt, meldthij dat per omgaande en in ieder geval 6weken voor de wijziging aan de keten-melder (derde lid). Dit geeft de keten-melder de gelegenheid om deze wijzi-ging 4 weken tevoren aan dedesbetreffende instantie bij de overheidte melden. Met betrekking tot het mengen vannatuurlijke radioactieve stoffen indiendat althans redelijkerwijs mogelijk is,bedoeld in artikel 8 van deze regeling(zie ook in de toelichting op dat artikel),geldt het volgende: indien de werkzaam-heden op de eindbestemming wordenverricht met reeds gemengd materiaalmet activiteitsconcentraties lager dan devrijgavewaarden, zijn deze werkzaamhe-den niet meldings- of vergunningplich-tig. Zoals eerder opgemerkt is het men-gen op zich echter dan wel meldings- ofvergunningplichtig. Indien de mengingop locatie geschiedt, is deze werkzaam-heid meldings- of vergunningplichtig,maar de eindbestemming zelf niet; erwordt in de eindbestemming zoals dij-ken en wegen immers materiaal gebruiktmet activiteitsconcentraties beneden devrijgavewaarden. Bovendien behoeven de ondernemersin de grond-, weg- en waterbouw die debronnen voor een eindbestemminggebruiken zoals dijken, wegen etc.onder bepaalde voorwaarden helemaalniet te melden, dus ook niet indirect viade ketenmelder. Deze voorwaarden zijn(1) dat de ketenmelder aangeeft welkomgevingsdosisequivalent of effectievedosis in een jaar door de eindbestem-ming voor leden van de bevolking wordtveroorzaakt en (2) dat deze ondernemers

een certificaat, vrachtbrief of iets derge-lijks krijgen waarop vermeldt staat dathet radioactief materiaal betreft. Een enander in analogie met chemische stoffen. Van belang is verder dat degene diebijvoorbeeld via openbare aanbestedingmateriaal verkrijgt voor eindgebruik,zelf niet meer behoeft te melden. Dege-ne die de materialen overdraagt, gaat nawaar de materialen voor gebruikt wor-den en schat de doses ten gevolgedaarvan. Indien bepaalde materialen ofeen bepaalde toepassing van materialeneen effectieve dosis kunnen veroorzakenvan meer dan 0,3 mSv in een jaar, is detoepassing niet toegestaan. De verant-woordelijkheid voor de melding ligt inprincipe bij de laatste distributeur, maarkan ook gemandateerd worden aan eenondernemer eerder in de keten.

Artikel 11Artikel 11 is opgenomen op basis van deartikelen 107, 108 en 109 van het besluitom meer specifiek de vergunningaan-vraag te kunnen regelen. Dit artikel isanaloog aan artikel 9 van deze regeling.Artikel 109 van het besluit geeft een kor-te weergave van wat er in een vergun-ningaanvraag opgenomen moet worden.Van belang is het tweede lid, waaraan inbijlage 7 invulling gegeven wordt. Daar-bij wordt zoveel mogelijk aangeslotenop de gegevens die volgens artikel 44van het besluit voor handelingen moetenworden verstrekt (zie ook Regelingadministratieve en organisatorischemaatregelen stralingsbescherming). Ten overvloed wordt opgemerkt datkunstmatige en natuurlijke bronnen vol-gens artikel 3 van het besluit geheelapart worden beschouwd. Dus aanwe-zigheid van een vergunningplichtigebron maakt niet direct alle natuurlijkebronnen ook vergunningplichtig. Voormeldingsplichtige werkzaamheden ofhandelingen wordt geen vergunning ver-strekt. Echter bij het aanvragen van eenvergunning kunnen wel tegelijkertijd derelevante werkzaamheden gemeld wor-den. Deze betrokken werkzaamheden ende daarbij behorende meldingen wordendan in de beschikking niet meegeno-men, maar de ondernemer heeft aan zijnverplichtingen voldaan.

Artikel 12Artikel 12 vult de mogelijkheid in die inde artikelen 103, 3e lid, en 107, 3e lid,iuncto 25, 6e lid, van het besluit wordtgeboden om in bepaalde situaties van dealgemene regelgeving af te wijken. Hetbetreft alle op het moment van inwer-kingtreding van de oude Regeling reedsgerealiseerde grond-, weg- of water-bouw buiten inrichtingen, zoals bijvoor-beeld bestaande dijken, pieren, wegenen parkeerplaatsen. Deze situaties zou-den op basis van ALARA niet meermoeten kunnen ontstaan, maar ze hou-

den in het algemeen een kleiner risico indan waarvan bij het vaststellen van devrijstellingswaarden is uitgegaan. Dit lid is ook van toepassing op allelocaties die geen inrichting zijn. Hetartikel regelt dat deze situaties niet als-nog meldings- of vergunningplichtigworden. Voor situaties binnen een inrichting,bijvoorbeeld een geasfalteerde opslag-plaats of parkeerterrein gemaakt vanslakken, geldt in principe hetzelfde, mitsde effectieve dosis (E) voor werknemersbinnen de locatie 1 mSv effectieve dosisen voor leden van de bevolking buitende locatie 0,1 mSv per jaar Actueel Indi-viduele Dosis (AID) niet overschrijdt. Inhet eerste geval zijn bij de dosisbereke-ning reële verblijfsfactoren en in hetlaatste geval eventueel de ABC-factorenvan toepassing (mr-AGIS). Wellicht ten overvloede zij opgemerktdat indien deze doses worden overschre-den, er ingevolge artikel 119, eerste lid,van het besluit een interventiesituatiekan ontstaan voor een langdurige bloot-stelling (vierde lid van artikel 12 vandeze regeling), waarvoor volgens datartikel 119 een Plan van Aanpak moetworden vastgesteld, ter goedkeuringdoor de overheid. Het is niet de bedoeling dat dit artikel12 zodanig gelezen wordt, dat er eennieuwe situatie ontstaat als er een kleineingreep in de bestaande situatie wordtgedaan. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeldeen gat graven o.i.d. op een parkeerter-rein niet een nieuwe werkzaamheid is,waardoor dit artikel ineens niet meervan toepassing is. Indien er echter eentotaal nieuw parkeerterrein elders wordtaangelegd met de materialen van hetoude, gaat het wel om nieuwe werk-zaamheden en zal het eindresultaat – namenging, volgens artikel 8, tweede lid,van deze regeling en eventueel na hetaanbrengen van een afdeklaag – moetenvoldoen aan het bepaalde in artikel 6,van deze regeling. Indien een gebied tevoren (een onder-deel van) een locatie was waar dezetoepassingen hebben plaatsgevonden enwaar nu bijvoorbeeld een woonwijkwordt gebouwd, geldt hetzelfde. In datgeval kan alleen een wooncorrectiefac-tor worden toegepast (0,25). Indien dedosis in een dergelijk gebied dus hogeris dan een multifunctionele individueledosis (MID) van 0,4 mSv effectievedosis ontstaat een saneringssituatie.

1 Stb. 2006, 732.

2 NRG-rapport ‘Radioactieve oppervlaktebesmetting’, nr

21516/00.37027/c.

3 Stcrt. 13 juni 2005, nr. 111.

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 24

Page 25: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Toelichting bij de bijlagen

Bijlage 1 Lijst geïdentificeerde werk-zaamheden

De lijstDe lijst bevat een niet uitputtende opga-ve van werkzaamheden in Nederlandwaarvan is gebleken dat daarbij materia-len worden gebruikt die zodanig radioac-tief zouden kunnen zijn dat zij mel-dings- of vergunningplichtig zijn. In de tweede kolom is het type indus-trie aangegeven waarbij deze werkzaam-heden in het algemeen worden verricht.In de vierde kolom zijn de soort werk-zaamheden opgenomen die het kanbetreffen en in de zesde kolom staan dematerialen die zodanige hoeveelhedenvan relevante radionucliden zouden kun-nen bevatten dat daardoor meldings- ofvergunningplicht optreedt. Met nadruk wordt opgemerkt, datopname in de lijst niet inhoudt dat metzekerheid gesteld kan worden dat mel-dings- of vergunningplicht geldt. Ookzullen niet binnen alle industrieën vaneen genoemd type industrie deze werk-zaamheden plaatsvinden. Daarnaast ishet denkbaar dat bepaalde werkzaamhe-den alleen op een bepaalde plaats bin-nen een industrie plaatsvinden. Deoverige delen van die industrie behoe-ven dan niet bij de melding of vergun-ning te worden betrokken.

Hanteren van de lijstEen ondernemer van een bepaalde indus-trie kijkt eerst of zijn type industriegenoemd wordt. Zo ja, dan gaat hij na ofde soort werkzaamheden binnen zijnindustrie uitgevoerd wordt. Is dat ookhet geval dan gaat hij na of de stoffendie genoemd worden een zodanig radio-activiteit bevatten dat werkzaamhedendaarmee meldings- of vergunningplich-tig zijn. Voor de administratieve verwer-

king worden in het meldingsformulier ofhet vergunningaanvraagformulier dedesbetreffende nummers van de stoffenin de lijst gevraagd.

Niet opgenomen in de lijstOverigens kan het zo zijn dat bepaaldewerkzaamheden waarbij de vrijstellings-en vrijgavewaarden in bijlage 1, tabel 1en 2, van het besluit worden overschre-den, niet op de lijst voorkomen. In diegevallen zijn alle relevante artikelen vanhet besluit onverkort van kracht. Ditbetekent dat onder andere de artikelen103, 107 en 108 van het besluit vankracht zijn en deze werkzaamheden mel-dings- of vergunningplichtig zijn.

Opstellen van de lijstDeze lijst is voor een deel gebaseerd oponderzoek1 dat in opdracht van hetministerie van Sociale Zaken en Werkge-legenheid is uitgevoerd: geïdentificeerdzijn die werkzaamheden die een dosisvoor werknemers kunnen geven boven0,1 mSv in een jaar in ‘normale werksi-tuaties’ of boven 1 mSv in een jaar in‘normale maar onwaarschijnlijke werksi-tuaties’. Deze waarden zijn ook gehan-teerd bij het vaststellen van de vrijstel-lings- en vrijgavewaarden voorwerkzaamheden met natuurlijke bron-nen in het besluit. Daarnaast zijn deresultaten verwerkt van consultatieron-des binnen de Nederlandse Verenigingvan Stralingshygiëne, VNO-NCW enNOGEPA. Voor leden van de bevolking zijn voordat doel ook dosiscriteria voor werk-zaamheden gehanteerd: een toegevoeg-de dosis van 1 mSv omgevingsdosis-equivalent in een jaar of 0,3 mSv E ineen jaar. Echter, de dosiscriteria voorwerknemers zijn vrijwel steeds beper-kend gebleken. Daarnaast zijn er nog enige werkzaam-heden aan de lijst toegevoegd met stof-fen die weliswaar volgens het onder-

zoeksrapport de dosiscriteria nietoverschrijden, maar waarvan reedsbekend is dat de activiteitsconcentratieen de totale activiteit van de radionucli-den die zij bevatten, hoger zijn dan devrijstellings- en vrijgavewaarden in bij-lage 1, tabel 1, van het besluit. Zij zijndaardoor in ieder geval meldings- ofvergunningplichtig. Bij het hanteren vandeze lijst moet bedacht worden, dat inhet besluit en derhalve ook in deze rege-ling het ‘zich ontdoen van’ zowel lozin-gen in lucht en water kan inhouden, alshet aan derden overdragen ten behoevevan product- of materiaalgebruik of -hergebruik of voor het deponeren alsafval.

Bijlage 2 Methode van sommatie en toet-sing van doses ten gevolge van werk-zaamheden

Ad 1A Gewogen sommatie van activitei-ten en activiteitsconcentraties vannatuurlijke bronnen bij radionuclidevervalketens ten behoeve van toetsingaan meldings- of vergunningplichtTen behoeve van een toetsing aan devrijstellings- of vrijgavewaarden in bij-lage 1, tabel 1 van het besluit en aan devergunningplichtige grenzen bij lozin-gen, bijlage 1, tabel 2 van het besluit(verder als groep met EL (ExemptionLevel) aangegeven) moeten de activi-teitsconcentraties en de activiteiten vande radionucliden gewogen wordengesommeerd. Bepaalde radionuclidenhoeven echter bij die weging en somma-tie niet beschouwd hoeven te worden,zie onder punt 1B van deze bijlage. De gewogen sommatie van hoeveelhe-den natuurlijke materialen geschiedtvolgens bijlage 3 van het besluit volgensde volgende formules voor respectieve-lijk totale activiteiten en activiteitscon-centraties:

In bijlage 1, tabel 1, van het besluit zijnvrijstellingswaarden voor radionuclidengegeven. Nucliden met het achtervoeg-sel ‘+’ of ‘sec’ in deze tabel stellenmoedernucliden (moeders) voor, die inevenwicht zijn met hun dochternucliden(dochters) als opgenomen in Aanhang-sel A bij deze tabel. Een moeder en haardochter(s) gezamenlijk worden een ver-valketen genoemd.

In deze gevallen hebben de in tabel 1vermelde waarden alleen betrekking opde moeders, maar zijn de dochters dieingroeien, daarin reeds verdisconteerd.Dat wil zeggen dat er bij evenwicht uit-sluitend getoetst wordt aan de waardevoor de moeder. Echter, er zijn vele situaties bij natuur-lijke bronnen waarbij zowel de moederals (vele van) de dochters aanwezig zijn,maar niet met dezelfde activiteiten of

activiteitsconcentraties. In die gevallenis het niet steeds duidelijk of er voor eendeel evenwicht bestaat of niet. In het Besluit stralenbeschermingKernenergiewet (BsK) werd veel waar-de gehecht aan het al dan niet in even-wicht zijn van vervalketens en gold eenstrengere norm voor niet in evenwichtzijnd materiaal (100 Bq/g) dan voor inevenwicht zijnd materiaal (500 Bq/g).

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 25

Page 26: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

Het achterliggende argument was dateen evenwicht aannemelijk zou makendat het echt natuurlijk materiaal betrof.Op basis van nieuwe definities in derichtlijn 96/29/EURATOM, overgeno-men in het besluit, wordt nu alles alsnatuurlijke bron beschouwd wat vannatuurlijke oorsprong is, al dan nietbewerkt of in evenwicht (mits nietonderdeel van de splijtstofcyclus). Hetal dan niet in evenwicht zijn doet er watdat betreft dus niet meer toe. De reeksen zoals genoemd in aanhang-sel A, bij tabel 1, van het besluit (nucli-den in seculair evenwicht met hundochters) komen niet altijd geheel over-een met het evenwicht zoals dat innatuurlijke bronnen wordt aangetroffen. Bij radionucliden die niet in even-wicht zijn en er òf meer dochter- òfmeer moederactiviteit is dan volgensevenwicht te verwachten is, zijn verschil-lende wijzen van gewogen sommeringmogelijk. Aangezien bij de verschillen-de benaderingen de uitkomsten nietaltijd hetzelfde zijn, en overschattingvan hoeveelheden radionucliden somszelfs gunstiger kan uitkomen, zijn indeze bijlage de diverse mogelijkhedenopgesomd, die alle toegepast mogenworden. Opgemerkt moet worden, dat in detabel niet voor alle moeders de vrijstel-lings- en vrijgavewaarden apart gegevenworden. In dat geval vervallen enkelemogelijkheden uit onderstaande voor-beelden (1A.b.2 en 1A.d.2 en 3).

ad 1A.a.Moeders en dochters hebben alle eengelijke activiteit van stel 100 Bq/g enzijn dus in evenwicht volgens de verval-reeks. De vrijstellingswaarde voor dezereeks is M+. 100/M+ wordt dan getoetst.

ad 1A.b.1.Voorbeeld voor het geval er een groterehoeveelheid van de dochters zijn danvolgens de keten kan worden verwacht: Stel de activiteitsconcentratie van demoeder M is 100, van dochter D1 130en van dochter D2 180 Bq/g. Voorts zijn de vrijstellingswaardenvoor de vervalreeks M+ (moeder methaar dochters in evenwicht), moederapart en dochters apart respectievelijk M+, M, D1 en D2. Er zijn drie mogelijkheden:

neem aan dat er een evenwicht is tus-sen de moeder en een deel van de doch-ters en dat er nog wat dochters resteren.Dus van elk radionuclide bevindt zich100 Bq/g in de vervalreeks. Rest voordochter D1: 130-100 = 30 Bq/g en voordochter D2: 180-100 = 80 Bq/g. Dezelaatste concentraties moeten vervolgensgewogen worden met de vrijgavewaar-den die voor de dochters zijn gegevenen gesommeerd worden met de eersteuitkomst.

Weeg en sommeer de activiteitscon-centratie dus als volgt:

1.

2.

100 / M+ + 130-100 / D1 + 180-100 / D2

Bijvoorbeeld Ra-226 en Pb-210 zijnvaak uit evenwicht evenals Pb-210 enPo-210. De activiteit voor Pb-210 res-pectievelijk Po-210 mag dan gecorri-geerd worden voor de activiteit die al inM+ (Ra-226+ resp. Pb-210+) is meege-nomen. weeg en sommeer de moeder en doch-ters alle apart: 100 / M + 130 / D1 + 180 / D2

overschat en doe alsof alle radionucli-den uit de reeks dezelfde hoeveelheid ofactiviteitsconcentratie hebben en wel dehoogste. Weeg als volgt:180 / M+

ad 1A.b.2.In sommige gevallen blijkt door deafrondingen bij de berekeningen van devrijstellings- en vrijgavewaarden devreemde situatie te ontstaan, dat hetwegen en sommeren van de dochtersapart ongunstiger uitwerkt dan hetwegen van de gehele keten, dus dochter-nucliden inclusief het moedernuclide.Daarom, mogen beide mogelijkhedengebruikt worden, indien door eenbepaald proces het moedernuclide afwe-zig is.

ad 1A.c.In het geval er minder dochters zijn danvolgens evenwicht zou moeten en dusbijvoorbeeld de Bq/g voor de moeder ende dochters respectievelijk 100, 70 en30 Bq/g is, en voorts de vrijstellings-waarden voor de moeder met haardochters in evenwicht (M+), de moederapart en de dochters apart respectieve-lijk M+, M, D1 en D2 zijn, zijn er devolgende mogelijkheden: overschat en doe alsof er wel voldoen-de dochters zijn: 100 / M+ weeg en sommeer op basis van delaagste aanwezige activiteitsconcentratie(in dit geval voor dochter D2: 30 Bq/g): 30 / M+ + 70-30 / D1 + 100-30 / M weeg en sommeer alle nucliden apart: 100 / M + 70 / D1 + 30 / D2

Ad 1B Radionucliden die bij de metingen sommatie van activiteiten of activi-teitsconcentraties van natuurlijke bron-nen niet beschouwd wordenIn dit onderdeel wordt een opsomminggegeven van radionucliden die hetzijaltijd in een zeer geringe hoeveelheidaanwezig zijn, hetzij altijd in veel lagereconcentraties aanwezig dan andere radi-onucliden, zonder noemenswaardigmeer radiotoxisch te zijn. Ook zijnopgenomen radionucliden waarvan aan-genomen mag worden dat zij in onge-veer dezelfde hoeveelheid als een anderradionuclide aanwezig zullen zijn en dusslechts een van beide bepaald hoeft teworden. Daarbij wordt onderscheidgemaakt tussen niet-lozingen en lozin-

3.

gen, omdat in het laatste geval ookradionucliden met een korte halverings-tijd nog een rol kunnen spelen. Dit onderdeel 1B is nodig omdat arti-kel 3, eerste lid, van de regeling houden-de wijziging van bijlagen van het besluitalleen stelt dat de nucliden die niet inbijlage 1, tabel 1, van het besluit zijnopgenomen niet bij de sommatie meege-nomen behoeven te worden. Daarbij isechter niet vermeld dat zij daarom ookniet bepaald hoeven te worden, wat infeite de bedoeling is. Het betreft in hetalgemeen (zeer) kortlevende radionucli-den. Zij waren niet in de tabel opgeno-men omdat zij niet relevant zijn voor dedosisberekeningen. Dit had echter totgevolg dat er geen vrijstellingswaardevoor deze nucliden is, waardoor bijvoor-beeld 1 Bq reeds meldings- of vergun-ningplicht tot gevolg zou hebben. Overigens kan het zo zijn dat dezekortlevende radionucliden om een ande-re reden toch bepaald worden. Deactiviteitsconcentratie van veel natuurlij-ke materialen worden namelijk bepaaldvia gammaspectrometrie van de kortle-vende dochters van de relevante radio-nucliden. Opgemerkt zij bovendien dat mettabel 1, van het besluit, niet tevenswordt bedoeld het aanhangsel bij dezetabel.

Ad 2.Evenals bij kunstmatige bronnen opbasis van deel I van de Regeling analysegevolgen van ioniserende straling voorhet milieu (mr-AGIS) geeft dit onder-deel de mogelijkheid om bij werkzaam-heden de dosis eerst grof te schatten envervolgens te toetsen aan de secundaireniveaus voor externe straling (10 µSvper jaar) en lozingen (1 µSv per jaar perlozingstype). Deze secundaire niveauszijn gelijk aan die voor kunstmatigebronnen. De rekenregels uit deel I vangenoemde regeling zijn echter niet vantoepassing omdat deze alleen geldenvoor eenvoudige bronnen en dosisbere-keningen voor natuurlijke bronnen inhet algemeen complexer zijn. In deplaats daarvan volstaat een ruwe, realis-tisch conservatieve schatting voorwerkzaamheden. Alhoewel in principe alle aanwezigeradionucliden bij de dosisbepalingenmeegenomen dienen te worden, kan bijdeze grove schatting gebruik wordengemaakt van ‘key radionucliden’. Vrij-wel altijd bepalen namelijk een of enke-le radionucliden de dosis (zie ook onderad 1B). Wanneer het spectrum bekendis, kan een verantwoorde keuze wordengemaakt. Indien deze schatting niet goed temaken is en de dosis het secundaireniveau zou kunnen overschrijden of deuitkomst van de schatting een dosisgeeft die hoger is dan de secundaireniveaus, is punt 3 van deze bijlage vantoepassing.

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 26

Page 27: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

3 Methode berekening van doses tengevolge van werkzaamheden ter toetsingaan de doses genoemd in het besluitOnderdeel 3, van bijlage 2, is van toe-passing als een ruwe, realistisch conser-vatieve schatting een dosis geeft die eender secundaire niveaus zou kunnen over-schrijden. Voor dat emissietype wordtvervolgens op basis van de mr-AGISvoor de dosisberekening de methodevolgens de rapporten DOVIS-A enDOVIS-B2 gehanteerd. Deze mr-AGISis in eerste instantie geschreven vooreenvoudige handelingen, maar uitge-breid met deel II voor meer complexehandelingen of handelingen die eendosis boven het secundaire niveaugeven. Deel II is zodanig algemeen datdit ook gebruikt wordt voor dosisbepa-lingen van werkzaamheden en degenoemde rapporten zijn ook bedoeldvoor werkzaamheden.

Bijlage 3 Voorschriften voor meldings-plichtige werkzaamhedenOnder punt 1 is als voorschrift opgeno-men dat de deskundige die de eindver-antwoordelijkheid voor de werkzaamhe-den richting de ondernemer heeft, tenminste een stralingsdeskundigheidniveau 3 moet bezitten. Aangezien vrij-wel alle natuurlijke bronnen open bron-nen zijn, moet elke ondernemer eendeskundige met ten minste niveau 3 indienst of contractueel steeds ter beschik-king hebben voor het uitvoeren van dewerkzaamheden of voor toezicht daarop.Het is dus niet de bedoeling dat eenondernemer eens per jaar een deskundi-ge niveau 3 inhuurt die zonder verderecontractuele verplichtingen een kijkjekomt nemen. Deze deskundige hoeft echter nietsteeds op de locatie aanwezig te zijn,maar moet de situatie bekeken hebben,voldoende schriftelijke instructie hebbengegeven en een schriftelijke procedureopgesteld hebben. Het kan zijn dat desituatie erom vraagt dat ook degene diede werkzaamheden daadwerkelijk uit-voert een erkende deskundigheid moetbezitten, maar dit zal bij meldingsplich-tige werkzaamheden zelden het gevalzijn. Indien er slechts een geringe hoeveel-heid meldingsplichte natuurlijke bron-nen aanwezig zijn, zal de stralingsbe-scherming afdoende wordengewaarborgd door de te treffen maatre-gelen op basis van de Arbo-wet (zie1.1.f). Daarnaast zijn uiteraard alle voor-schriften met betrekking tot deskundig-heid, de taken van de deskundigen en deondernemers als gegeven in artikel 7 toten met 20 van het besluit van kracht. Degene die de werkzaamheden daad-werkelijk uitvoert moet dus instructieontvangen hebben van bovengenoemdedeskundige.

De vereiste deskundigheidsniveau’szullen nader worden uitgewerkt in eenministeriële regeling als bedoeld in arti-kel 9, tweede lid, van het besluit. In het bijzondere geval van het opha-len van vaatjes, is de deskundigheid vande chauffeur van de auto reeds geregeldop basis van de vervoersregelgeving.

Bijlage 4 Meetmethode en bepalingoppervlaktebesmetting met natuurlijkebronnen

InleidingObjecten die aan het oppervlak besmetzijn met radionucliden van natuurlijkeoorsprong vormen natuurlijke bronnen.De werkzaamheden met zulke bronnenzijn in principe meldings- of vergun-ningplichtig. Dit geldt niet indien deactiviteitsconcentratie of de totale activi-teit lager is dan de vrijstellings- envrijgavewaarden zoals bedoeld in artikel103, tweede lid, onder a respectievelijkartikel 107, tweede lid, van het besluit. Bij bepaalde toepassingen van grond-stoffen en ertsen treedt in bedrijfsproces-sen concentratie op van radioactievestoffen, die dan als scale kunnen neer-slaan op het oppervlak van installatieon-derdelen. Te denken valt aan besmette‘lege’ vaten en buizen en aan instrumen-ten zoals pompen. Het in het besluitgehanteerde criterium van activiteit incombinatie met activiteitsconcentratie isin deze situaties niet bruikbaar omdathet geen juiste indicatie van de mogelij-ke schade geven. Daarom wordt demogelijkheid geopend om aan de handvan de oppervlaktebesmetting grens-waarden voor vergunningplicht te stellen.

Definities

Bereikbaar oppervlakIndien een ondernemer een object opnormale wijze gebruikt, gelden de bij ditnormale gebruik bereikbare oppervlak-ken. Indien hij werkzaamheden binnenzijn locatie laat uitvoeren, waarbij meer(binnen-)oppervlakken bereikbaar wor-den, zijn die oppervlakken ook ‘enigbereikbaar oppervlak’. Te denken valtaan demontage van het object voor repa-ratie of onderhoud. Een object dat de ondernemer in zijngeheel overdraagt, kan ‘schone’ bereik-bare oppervlakken hebben. In sommigegevallen mag hij echter dit object nietzonder meer aan derden overdragenvoor (her)gebruik of afvaldeponie. Hetbetreft de situaties waarin hij redelijker-wijs kan vermoeden dat indien hetobject geopend of uit elkaar gehaaldwordt, voor het dan bereikbare opper-vlak de vrijstellings- en vrijgavewaar-den voor oppervlaktebesmetting (of bijdikkere lagen besmetting de criteria vanbijlage 2) van deze regeling overschre-den worden. De ondernemer moet zicher dan van vergewissen of er meldings-of vergunningplicht voor de ontvangers

ontstaat of hen van dit vermoeden op dehoogte stellen. Ook moet hij in zo’ngeval het object overdragen aan eenondernemer die een daartoe strekkendemelding heeft gedaan of vergunningheeft.

Voorschriften voor de meetmethoden

gangbare normen (beschikbare technie-ken)De meeste relevante normen (ISO-normen/NEN)voor meetmethoden zijnniet expliciet vastgesteld voor oppervlak-tebesmetting met natuurlijke bronnen.De metingen dienen echter zo goedmogelijk te geschieden gebruikmakendvan recente toepasbare kennis, technie-ken en ervaringen waarover deskundi-gen met een toereikende expertise die-nen te beschikken.

te meten oppervlakHet onderscheid tussen 1000 cm2 en 300cm2 is gemaakt omdat het inwendigebuisoppervlak dat door een probe’gezien’ wordt, bij een gegeven lengtevan het gevoelige deel van de probealtijd direct afhankelijk is van de buisdi-ameter. Bij 15 cm diameter wordtongeveer 1000 cm2 ‘gezien’. Beperking van het oppervlak waarovergemiddeld mag worden tot een veel klei-ner oppervlak dan 1000 cm2 betekentdat voor buizen van verschillende diame-ter probes van verschillende lengtegemaakt en gekalibreerd moeten wor-den. Een probe die in een buis met eenkleinere diameter 300 cm2 ziet, zalnamelijk in een buis met een groterediameter noodzakelijkerwijs een groteroppervlak zien. Dit betekent dat de pro-bes zo kort gemaakt moeten worden datze ook in de grootste, in de praktijkregelmatig voorkomende buisdiameter,niet meer dan 300 cm2 zien. In kleinerebuizen zien de probes dan echter eenveel kleiner oppervlak en zijn ze daar-door veel minder gevoelig. Dat is theore-tisch te compenseren door aanzienlijkeverlenging van de meettijd per positie ofdoor heel langzame continue opschui-ving in de buis. Dat wordt een kostbarezaak en levert desondanks grotere onze-kerheden in de meetuitkomsten opomdat de signaal/achtergrond verhou-ding ongunstig wordt beïnvloed doorverkleining van het oppervlak dat doorde probes gezien wordt. Bij meer dan half-buisvormige con-structies geldt de 1000 cm2 in plaats vande 300 cm2 alleen aan de binnenzijdevan deze buizen, omdat de beperkingenvoor het meten in een buis aan de bui-tenzijde niet gelden en mogelijkhedenvoor blootstelling aan besmetting van debinnenzijde beperkter zijn. De 1000 cm2 is uiteraard niet van toe-passing voor meer dan half-buisvormigeconstructies met een grotere diameter(> 15 cm) zoals vaten, waardoor deoppervlaktebesmetting aan de binnenzij-

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 27

Page 28: Regeling natuurlijke bronnen van ioniserende straling 2008hebben of toepassen van natuurlijke bronnen of het product- of materiaalher-gebruik daarvan in grond-, weg- of waterbouw de

de zonder problemen op dezelfde wijzekan worden bepaald als aan de buitenzij-de.

middeling over een oppervlak van 300respectievelijk 1000 cm2

Een oppervlaktebesmetting aan de bin-nenzijde kan alleen een besmettinggeven bij bepaalde regelmatigeberoepsmatige bewerkingen van buizenzoals lassen en snijbranden. Een groterte beschouwen oppervlak levert daarbijin de praktijk geen hoger risico op,omdat de blootstelling door inhalatievan radioactieve deeltjes bepaald wordtdoor de gemiddelde besmetting op de intotaal vele toevallige plekken waar eendergelijke bewerking wordt uitgevoerd.Bovendien, als de bewerking inhoudtdat de oppervlaktebesmetting uit degehele buis wordt verwijderd, zijn destralingshygiënische risico’s evenredigmet de activiteitsconcentratie (= dusgemiddelde activiteit) van de besmettingvan de buis of buizen, onafhankelijk vanwat de blootstellingswijze is. De oppervlaktebesmetting mag wor-den gemiddeld over een oppervlak van300 cm2 ook wanneer het totale te metenoppervlak kleiner is dan 300 cm2 . Datwil zeggen dat bijvoorbeeld een besmet-ting van A Bq over 100 cm2, gezienwordt als een besmetting van 1/3 maalA Bq per 300 cm2. Echter, indien meteen probe met een oppervlak van 300cm2 A Bq gemeten wordt, maar het temeten oppervlak is 100 cm2 mag dezemiddeling niet meer plaatsvinden,omdat dat al gebeurt doordat de probeover de resterende 200 cm2 ‘niets’ meet.Hetzelfde geldt in analogie voor het temeten oppervlak van 1000 cm2.

zelfabsorptieEr kan verschil zijn tussen de mate vanzelfabsorptie van de verschillende mate-rialen. De ondernemer moet aantonendat zijn meetinstrumenten voor de rele-vante zelfabsorptie zijn gekalibreerd.Voor lagen tot 4 Bq/cm2 zal daarvoorbinnen een vrij continue proces en bijmin of meer dezelfde diktes en samen-stellingen één vaste defaultwaardegenomen kunnen worden die niet bijelke meting, maar bijvoorbeeld slechtsenkele malen per jaar bepaald moet wor-den. Daarnaast zal de meetapparatuurgekalibreerd moeten zijn voor eengeschikte / gekozen bèta-energie. Indien er veel zelfabsorptie is, bijvoor-beeld bij een oppervlak dat vervuild ismet natte blubber, moet worden terugge-vallen op de bepaling van de gemiddel-de Bq/g of moet het materiaal eerstgedroogd worden tot het niveau van zel-fabsorptie waarvoor de meetapparatuurgekalibreerd is. Indien dat niet mogelijkis moet volgens deze voorschriften een

aparte kalibratie worden uitgevoerd of isvolgens artikel 5, vierde lid, van dezeregeling het criterium voor oppervlakte-besmetting niet toepasbaar.

Hot spotsIn voorkomende gevallen vervangt hetoppervlaktebesmettingscriterium de acti-viteitsconcentratie in combinatie met detotale activiteit. De enige reden om deactiviteitsconcentratie ook mee tenemen zou zijn om het probleem meteventuele hot spots op te vangen. Ech-ter, door de beperking van het oppervlakwaarover gemiddeld mag worden, wordtde totale activiteit in een hot spot albeperkt tot 1200 respectievelijk 4000 Bq.

‘Losse scales’Soms bevinden zich losse of zeer een-voudig los te maken lagen scales inbuizen etc. Dit wordt niet gezien alsoppervlaktebesmetting. Voor deze lagenscales is artikel 25, tweede lid, van hetbesluit van toepassing (activiteitsconcen-tratie en totale activiteit). Het kan echter wel zo zijn dat na ver-wijdering van de losse scales een rele-vante oppervlaktebesmetting overblijft.

Inconsistentie met vervoersnormenHantering van het criterium voor onbe-perkte vrijgave of vrijstelling van 4 Bq/cm2 bèta-activiteit voor het aanvragenvan vergunningen en ten behoeve van(her)gebruik kan in bepaalde gevallenminder stringent zijn dan de criteria diegelden voor het vervoer, die overigensalleen van toepassing zijn op afwrijfbareactiviteit (0,4 Bq voor bèta-stralers en0,04 Bq voor alfastralers). Daardoor kaniets wat als niet-radioactief wordtbeschouwd voor allerlei toepassingenvolgens het besluit, wel onder de noe-mer radioactief vallen voor het vervoer(Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen enradioactieve stoffen). Echter, bij grotereactiviteiten niet-afwrijfbare oppervlakte-besmetting kan het omgekeerde gelden. Voor deze niet vergelijkbare situatiesgelden dus twee niet vergelijkbare crite-ria. Deze inconsistentie is derhalve geenreden om de toch al vrij stringente crite-ria voor oppervlaktebesmetting teverlagen. Bovendien gelden deze vervoerscrite-ria alleen voor de buitenzijde van devervoersverpakkingen. Een dekzeil ofiets dergelijks over of om materialenheen zou dit probleem al oplossen.

Schijnbare inconsistentie met vrijstel-lings- en vrijgavewaarden voor activi-teitsconcentratieMet name voor Pb-210+ en Po-210 zijnde vrijstellings- en vrijgavewaardenvoor oppervlaktebesmetting lager dan

de waarden voor vrijstelling respectieve-lijk vrijgave op basis van de activiteits-concentratie. Dat zou kunnen betekenen dat bijvoor-beeld werkzaamheden met buizen met 5Bq/cm2 vergunningplichtig zijn en debuizen schoongemaakt moeten wordenvoor product- of materiaal-(her)gebruik,maar werkzaamheden met het materiaaldat bij het schoonmaken vrijkomt, zelfsniet meldingsplichtig zijn. Dit is echter een schijnbare inconsis-tentie. Het grootste risico loopt men bijwerkzaamheden waarbij veel stofdeel-tjes met radionucliden ingeademd kun-nen worden. Er zijn echter maar eenzeer beperkt aantal werkzaamhedenwaar dat voor geldt. Deze werkzaamhe-den zijn daarom niet als basisscenariogenomen voor het berekenen van devrijstellings- en vrijgavewaarden voorwerkzaamheden in het algemeen. In diegevallen waar oppervlaktebesmettingeen rol speelt, zijn die scenario’s echterwel relevant. Daarom zijn bij de bereke-ning van de waarden voor oppervlakte-besmetting deze scenario’s wel meege-nomen. Deze waarden zijn daarom voorbijvoorbeeld Pb-210+ en Po-210 veellager dan de waarden in bijlage 1, tabel1, van het besluit. De relatief lage vrij-gavewaarden voor oppervlaktebesmet-ting vormen een garantie dat voor diewerkzaamheden toch de veiligheid gega-randeerd wordt, terwijl niet voor alleandere werkzaamheden onnodig restric-tieve waarden gehanteerd hoeven teworden.

Bijlage 6Indien een producent of leverancier eenof meer kleine afnemers heeft (< 1 tonop enig moment bij deze afnemer(s)aanwezig) hoeven deze afnemers nietdeel II in te vullen. Het volstaat wanneerde producent of leverancier onder punt5, deel I, bijlage 6 een lijst geeft metnamen, adressen en kadastrale gegevensvan de afnemers en hun geschatte afna-me per jaar.

1 – Inventarisatie van werkzaamheden met blootstelling aan

natuurlijke stralingsbronnen, mei 1999, SZW werkdocu-

ment No. 121.

– Werkzaamheden met blootstelling aan natuurlijke stra-

lingsbronnen, actualisering van de inventarisatie van 1999,

SZW werkdocument No. 200.

2 Dosisberekening voor de Omgeving bij vergunningverle-

ning Ioniserende Straling (DOVIS). Deel A – Lozingen in

lucht en water (RIVM rapport 610310006/2002) en deel B

– Externe straling (NRG rapport 20733/02.45655/C)

De Minister van Volkshuisvesting,Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,J.M. Cramer.

Uit: Staatscourant 12 december 2007, nr. 241 / pag. 13 28