Recht op beeld
Transcript of Recht op beeld
RECHTOP
BEELD
Vragen van beeldmakers over het wetsvoorstel auteurscontractenrecht
3Inleiding
4Wie zijn wij?
5Belang auteurscontractenrecht
6Oproep aan de wetgever
7Werkingssfeer10Vragen over artikel 25b
13Billijke vergoeding16Vragen over artikel 25c
19Bestsellerclausule22Vragen over artikel 25d
25Nonusus28Vragen over artikel 25e
31Audiovisuele producties34Vragen over artikel 45d
35Veelgestelde vragen
39Colofon
40Strip
Inleiding
Helder in beeld Het wetsvoorstel auteurscontractenrecht is er,
iets waar wij blij mee zijn. Wij, dat zijn de beroepsverenigingen voor ontwerpers, striptekenaars en fotografen: de BNO, de BNS en de FotografenFederatie, inclusief de aangesloten fotografenverenigingen. We komen op voor de belangen van beeldmakers in Nederland. Dat doen we onder andere met deze publicatie, bedoeld om u te informeren over de positie van de visuele auteurs in Nederland en over de manier waarop deze wet hen kan helpen. Ons doel: heldere afspraken en een eerlijke verdeling van rechten en plichten.
In deze publicatie gaan we in op onderwerpen die relevant zijn voor beeldmakers en stellen we vragen bij het wetsvoorstel, in de hoop dat de fracties deze vragen zullen overnemen bij de behandeling in de Tweede Kamer. De beantwoording door de minister kan in een later stadium helpen bij het formuleren van mogelijke amendementen op het wetsvoorstel.
Inhoud
Recht op beeld 2 Recht op beeld 3
BNO Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers
Fotografen FederatieOverkoepelende organisatie voor 7 beroepsverenigingen van fotografen
NVF, Vereniging van Fotojournalisten van de NVJ PANL, Photographers Association of the NetherlandsBFN, Beroepsfotografen NederlandSVFN, Samenwerkende VakFotografen NederlandGKf, beroepsvereniging van fotografenNVMAC, Nederlandse Vereniging voor
Medische Audiovisuele CommunicatieMaster Photographers Network
BNSBeroepsvereniging Nederlandse Striptekenaars
PictorightAuteursrechtenorganisatie voor visuele makers
Platform MakersSamenwerkingsverband van de belangen en beroepsorganisaties van auteurs en uitvoerend kunstenaars
Comic House Agentschap voor animatoren en illustratoren
In de aanloop naar het wetsvoorstel auteurscontractenrecht is er veel aandacht geweest voor muziek en filmmakers. Maar er zijn veel meer makers die niet de vergoeding krijgen waar ze recht op hebben. Fotografen, ontwerpers, illustratoren, stripmakers, animatoren en beeldend kunstenaars zien hun inkomen de laatste jaren slinken door hun slechte auteursrechtelijke positie, wat onlangs met harde cijfers bevestigd is in het SEO economisch onderzoek ‘Wat er speelt’.
Hoewel deze visuele makers in principe beschermd worden door de Auteurswet, staan zij in de dagelijkse praktijk niet sterk tegenover mediagiganten, het bedrijfsleven en zelfs de overheid als gebruikers van hun werk. Eenzijdige standaard exploitatiecontracten en inkoopvoorwaarden dwingen de maker vaak akkoord te gaan met vergaande bepalingen zoals overdracht van alle rechten, zonder dat dat nodig is en zonder dat daar een reële vergoeding tegenover staat. Wie niet tekent, heeft geen werk.
Het wetsvoorstel auteurscontractenrecht brengt niet alleen de broodnodige extra bescherming, maar ook duidelijkheid. Zowel voor makers als opdrachtgevers en exploitanten wordt helder wat reëel is en hoe het werkt. Intellectuele eigendom vertegenwoordigt waarde: als je creatief werk van een ander gebruikt om daar direct of indirect geld mee te verdienen, heeft de maker recht op een vergoeding. Dat zou vanzelfsprekend moeten zijn. Dit bevestigen en goed vastleggen in de Auteurswet is een eerste stap naar die vanzelfsprekendheid.
De beeldmakers
Hun vertegenwoordigers
fotografen, illustratoren, striptekenaars, animatoren, grafisch ontwerpers, industrieel ontwerpers, ruimtelijk ontwerpers
Belang auteurscontractenrechtWie zijn wij?
Het recht van de sterkste?
Het recht van de sterkste is geen officieel recht, maar geldt in de praktijk wel vaak omdat de een groter en machtiger is dan de ander. Het auteurscontractenrecht doet daar wat aan: het versterkt de onderhandelingspositie van makers ten opzichte van grote opdrachtgevers en exploitanten. Zodat zij zeggenschap houden over hun eigen werk en aanspraak kunnen maken op een eerlijke vergoeding.
In totaal vertegenwoordigen we 20.000 Nederlandse beeldmakers
Het auteursrecht is voor velen een abstract begrip, maar dient een concreet doel: het stelt creatieve makers in staat van hun werk te leven. Om dat te illustreren, maakten acht beeldmakers een kleurrijk zelfportret dat laat zien wie zij zijn en wat zij doen.
Recht op beeld 4 Recht op beeld 5
WerkingssfeerOproep aan de wetgever
Vragen over vijf onderwerpen
Het wetsvoorstel auteurscontractenrecht bevat een aantal onderwerpen dat de positie van makers versterkt, zoals het recht op een billijke vergoeding, de mogelijkheid tot collectief onderhandelen, de bestsellerclausule, de nonusus bepaling en de bepaling dat onredelijk bezwarende voorwaarden in contracten vernietigd kunnen worden. Maar zoals het wetsvoorstel nu geformuleerd is, gelden de bepalingen niet voor alle makers en niet voor alle vormen van gebruik. Met deze publicatie roepen de beeldmakers de minister en het parlement op de reikwijdte van de wet te vergroten zodat deze beter op de dagelijkse praktijk aansluit.
Artikel 25b
Op de volgende pagina’s gaan we in op vijf belangrijke onderwerpen uit het wetsvoorstel en stellen we onze vragen.
GEEF MEER
MAKERS EEN
EERLIJKE KANS
Recht op beeld 6 Recht op beeld 7
In het wetsvoorstel is het auteurscontractenrecht alleen van toepassing op contracten met exploitatie als hoofddoel. Daarmee worden contracten over auteursrechten met professionele eindgebruikers uitgesloten. Opdrachten voor logo’s, huisstijlen en websites, maar bijvoorbeeld ook interieurs van winkel(keten)s, of foto’s voor jaarverslagen dreigen daarmee buiten de bescherming van de wet te vallen. Het idee van de minister is dat deze eindgebruikers geen geld verdienen met de exploitatie zoals platenproducenten en uitgevers dat bijvoorbeeld doen. De minister miskent daarmee echter dat ook in deze opdrachtsituaties professioneel gebruik wordt gemaakt van het werk van een ander en er een grote ongelijkheid bestaat in onderhandelingen over de rechten. Veel inkoopvoorwaarden eisen een volledige overdracht van auteursrechten. Dat betekent dat de ontwerper die voor 250 euro een logo ontwierp, geen recht heeft op een aanvullende vergoeding als dat logo later wereldwijd wordt gebruikt. Of dat het ontwerp voor de inrichting van een pilot store bij gebleken succes over alle winkels mag worden uitgerold zonder medewerking van of vergoeding voor de ontwerper. Of dat de foto uit het jaarverslag later ook gebruikt wordt voor een verpakkingslijn. Er is echter geen enkele goede reden waarom de bepalingen uit het auteurscontractenrecht niet ook voor deze makers zouden kunnen gelden.
Een tweede beperking is dat de bescherming van dit wetsvoorstel uitsluitend voor de individuele maker geldt. Ondernemingen die op basis van artikel 7 en 8 van de Auteurswet gezien worden als auteursrechthebbende, bijvoorbeeld omdat zij werkgever zijn – de zogenaamde ‘fictieve makers’ – worden uitgesloten. Het is logisch dat de bescherming niet toekomt aan de grote Unilevers, Shells en Philipsen van deze wereld. Maar door te bepalen dat extra maatregelen uit de wet niet gelden voor deze fictieve makers, worden ook kleinere ondernemingen waarin creatieven samenwerken uitgesloten. Dat is vreemd, want een ontwerpbureau met bijvoorbeeld drie samenwerkende ontwerpers kan een even zwakke onderhandelingspositie hebben als een individuele ontwerper ten opzichte van zijn wederpartij.
De fictieve makers gaan er volgens dit wetsontwerp ten opzichte van de huidige situatie zelfs op achteruit. Als het voorstel ongewijzigd wordt aangenomen, geldt het in de jurisprudentie verankerde gegeven ‘in dubio pro auctore’ niet meer voor hen, waardoor zij bij onduidelijkheid over de rechtenverlening niet profiteren van het voordeel dat de rechtenverlening dan beperkt moet worden uitgelegd, en dus veel minder sterk staan.
Volgens het wetsvoorstel is het auteurscontractenrecht niet van toepassing op werk waarop de wederpartij met toestemming van de maker een modelregistratie verricht (o.b.v. art. 3.28 BVIE). Deze toestemming wordt echter in de onderhandelingen vaak afgedwongen door de exploitant, en heeft nu dus nog extra tot gevolg dat de maker zijn bescherming van het auteurscontractenrecht verliest. Daarmee kan een modelregistratie voor exploitanten een handige manier worden om onder de nieuwe wet uit te komen.
WerkingssfeerWerkingssfeerArtikel 25b Artikel 25b
Waarom beper ken tot exploitatiecontracten?
Ook kleine ondernemingen hebben recht op bescherming
Laat modelregistratie geen middel worden om de wet te omzeilen
Geef meer makers een eerlijke kans
Het wetsvoorstel biedt extra bescherming aan makers. Maar sommige makers vallen buiten de boot. De wet geldt in veel praktijkgevallen niet, bijvoorbeeld wanneer exploitatie niet het hoofddoel is, of als de maker geen zzper is, maar bijvoorbeeld een BV heeft. Opdrachtgevers kunnen de wet ook vrij gemakkelijk omzeilen met een modelregistratie op een productontwerp. Lees op de volgende pagina’s waarom de bescherming voor meer mensen en in meer situaties zou moeten gelden.
“Als ontwerpbureau krijgen we vaak te maken met inkoopvoorwaarden van grote opdrachtgevers. We moeten dan afstand doen van alle auteursrechten en daar valt meestal niet over te onderhandelen. In dat opzicht verschilt onze positie niet van die van een individuele ontwerper. Dus ook voor bureaus is het auteurscontractenrecht van groot belang.”
Thomas Widdershoven, ontwerpbureau Thonik
Recht op beeld 8 Recht op beeld 9
Werkingssfeer
Artikel 25b lid 3Dit hoofdstuk is niet van
toepassing op de maker als bedoeld in de artikelen 7 en 8.
Aanvullende vraag over Artikel 2 lid 5Het derde lid, tweede
volzin, en het vierde lid zijn niet van toepassing op een maker als bedoeld in artikel 7 en 8.
Waarom is dit hoofdstuk alleen van toepassing op exploitatiecontracten? Ligt het niet meer voor de hand om dit hoofdstuk van toepassing te laten zijn op alle auteurscontracten waarbij licenties worden verleend of rechten worden overgedragen, ongeacht of er geld mee wordt verdiend door directe exploitatie door een exploitant of indirect door een opdrachtgever zelf?
Als de minister van oordeel is dat dit hoofdstuk niet van toepassing zou moeten zijn op alle auteurscontracten, is de minister dan van oordeel dat dit hoofdstuk ook zou moeten gelden als een overeenkomst bij aanvang niet een exploitatie tot hoofddoel had, maar later wel tot een (substantiële) exploitatie leidt?
Waarom worden werken waarop een modelrecht gevestigd wordt uitgezonderd van de bescherming van het auteurscontractenrecht? Is de minister zich ervan bewust dat hiermee een grote, kwetsbare groep makers de beoogde bescherming van het auteurscontractenrecht zal missen?
Waarom geldt het auteurscontractenrecht niet voor alle auteursrechthebbenden en worden alle ondernemingen, dus ook ondernemingen van creatieven, die onderhandelingstechnisch gezien in eenzelfde positie kunnen verkeren als individuele makers, uitgesloten? Is de minister zich ervan bewust dat veel natuurlijke makers om allerlei van deze problematiek losstaande redenen (bijvoorbeeld belastingtechnische redenen) kiezen voor de uitoefening van hun praktijk in de vorm van een rechtspersoon, zoals een BV, en dat deze makers hierdoor van de bescherming uit hoofde van het auteurscontractenrecht dreigen te worden uitgesloten?
Wanneer deze fictieve makers toch uitgesloten zouden blijven, dan vermeldt de Memorie van Toelichting dat ‘er onder omstandigheden sprake zal kunnen zijn van een reflexwerking van het auteurscontractenrecht op overeenkomsten gesloten door fictieve makers die zich in vergelijkbare positie bevinden als natuurlijke makers’. Wordt met deze vergelijkbare positie door de minister gedoeld op de onderlinge machtsverhouding tussen een maker en diens wederpartij? En zou deze reflexwerking om onduidelijkheid weg te nemen niet beter in de wet zelf verankerd kunnen worden?
Is de minister zich ervan bewust dat door het derde lid, tweede volzin van artikel 2 niet van toepassing te laten zijn op fictieve makers, de positie van fictieve makers verslechtert ten opzichte van de huidige situatie? Dit, omdat de beperkte uitleg van de rechtenverlening (in dubio pro auctore) dan alleen nog geldt voor natuurlijke makers, terwijl dat nu op basis van artikel 2 Auteurswet en de jurisprudentie voor alle makers geldt? Acht de minister dit wenselijk?
Artikel 25b lid 1Dit hoofdstuk is van toepas
sing op een overeenkomst die de verlening van exploitatiebevoegdheid ten aanzien van het auteursrecht van de maker aan een wederpartij tot hoofddoel heeft, tenzij artikel 3.28 BVIE van toepassing is.
“Fig
ht for
your
cop
yrig
ht!”
Ca
rtooni
st/i
llust
rato
r TR
IK
Artikel 25b
Vragen over artikel 25b
Recht op beeld 10
Artikel 25c Billijke vergoeding
RECHT OP EEN BILLIJKE VER GOE
DING“I
k he
b g
een
poot
om
op te
sta
an
bij
ond
erha
ndel
ingen
” Fo
togra
af A
rja
n Ben
ning
Recht op beeld 13
Beeldmakers – fotografen, ontwerpers, illustratoren, striptekenaars en animatoren – worden net als schrijvers en journalisten aan de lopende band geconfronteerd met de inkoopmacht van grote opdrachtgevers. Ze moeten vaak noodgedwongen genoegen nemen met een beperkt honorarium, waarbij de opdrachtgever veel rechten opeist en daardoor voor toekomstig gebruik nauwelijks hoeft te betalen. Sterker nog, de opdrachtgever eist vaak álle rechten op, waardoor de maker de zeggenschap over zijn werk verliest en bovendien geen vergoeding meer kan vragen voor nieuw of ander gebruik. Terwijl dat juist een van de basisprincipes van het auteursrecht is.
Het wetsvoorstel bevestigt dit door de maker recht te geven op een zogeheten ‘billijke’ vergoeding als een ander gebruik maakt van zijn creativiteit. Niet alleen de eerste keer dat zijn werk gepubliceerd wordt, maar ook de volgende keren en ook nadat het recht eventueel is overgedragen. Onduidelijk is nog wel dat volgens de Memorie van Toelichting ‘in bepaalde gevallen de billijke vergoeding ook nihil, in natura of inbegrepen in het honorarium kan zijn’. De minister zou dit nog kunnen verduidelijken in de zin dat een vergoeding nihil kan zijn als de maker uit eigen beweging ondubbelzinnig te kennen heeft gegeven geen aanspraak te willen maken op een vergoeding, zoals bijvoorbeeld bij het gebruik van bepaalde Creative Commonslicenties. Ook zou de minister kunnen aangeven dat normaliter de vergoeding niet geacht kan worden in het honorarium inbegrepen te zijn.
Individueel onderhandelen is lastig: wie niet akkoord gaat met de eenzijdige voorwaarden van de opdrachtgever, krijgt de opdracht niet. Uitgeefgiganten leggen hun beeldmakers wurgcontracten voor waarmee nauwelijks brood te verdienen is. Ook de inkoopvoorwaarden van grotere bedrijven en nota bene de overheid (ARVODI) staan vaak lijnrecht tegenover het recht op een billijke vergoeding van de maker. Tot nu toe is het voor brancheorganisaties lastig hier verandering in te brengen; collectief onderhandelen, prijsadviezen geven of oproepen tot collectieve acties staan volgens de NMa op gespannen voet met de Mededingingswet.
Het opnemen van artikel 25c in de nieuwe wet moet het mogelijk maken dat brancheorganisaties samen met marktpartijen aan tafel kunnen zitten voor het uitonderhandelen van breed gedragen collectieve overeenkomsten. Dat is zowel voor de opdrachtgever als de opdrachtnemer prettig: beide partijen weten waar ze aan toe zijn en kunnen uitgaan van een redelijke standaard. Echter, alleen een gezamenlijk gedragen advies zal door de minister afgestempeld kunnen worden. Daarmee wordt er dus van uitgegaan dat de (verenigingen van) producenten en exploitanten vrijwillig aan de onderhandelingstafel verschijnen. Wat nog ontbreekt is een pressiemiddel; het huidige voorstel is in dit opzicht een papieren tijger.
Billijke vergoeding
Waardering voor werk
Over prijzen moet je kunnen praten
Billijke vergoeding
Recht op een billijke vergoeding Fotograaf Bas de Meijer verkoopt zijn foto’s via
een fotobureau aan verschillende gedrukte media. Bij de laatste maandelijkse afrekening van 26 verkochte foto’s ontving hij gemiddeld nog maar 8,95 euro per foto. Bij de Telegraaf Media Groep was hij overigens niet veel beter af geweest: die hanteert voor sommige kranten een tarief van slechts 18 euro per foto, waarmee ze alles mogen doen wat ze willen als de maker het contract tekent. Terwijl een fotograaf al snel een paar uur kwijt is voor het maken van foto’s op locatie en de nabewerking daarvan. Wie niet tekent, is alle opdrachtgevers bij deze groep kwijt. Zo is er ook veel te doen geweest over de contracten van Sanoma Media, een van de
grootste mediagroepen van Nederland. In hun huidige contract staat nog steeds dat een gemaakte foto eenmaal betaald wordt en vervolgens negen maanden lang zonder extra vergoeding door alle titels (print, online en tablets) binnen het Sanoma concern
mag worden gebruikt, ook in het buitenland. Dat zijn meer dan 100 bladen en sites. Zo zijn er meer schrijnende voorbeelden.
Deze foto van demonstrerende docenten in de Jaarbeurs Utrecht stond op de voorpagina van het Nederlands Dagblad. Fotograaf Bas de Meijer kreeg daarvoor slechts 4,55 euro via het persbureau dat de foto leverde.
Artikel 25c Artikel 25c
Recht op beeld 14 Recht op beeld 15
Billijke vergoeding
Kan de minister nader aangeven in welke gevallen de billijke vergoeding ‘nihil, in natura of in het honorarium is inbegrepen’ kan zijn? (zie Memorie van Toelichting)
Deelt de minister de mening dat een vergoeding slechts dan nihil kan zijn indien de maker zelf eerder ondubbelzinnig te kennen heeft gegeven geen aanspraak te willen maken op een vergoeding, zoals in geval van bepaalde Creative Commons licenties?
Hoe kan worden voorkomen dat de maker geconfronteerd
wordt met misbruik van de mogelijkheid dat een billijke vergoeding ‘nihil, in natura of in het honorarium is inbegrepen’?
Stel dat exploitanten weigeren te onderhandelen: vindt de minister het dan een goed idee dat de beroepsorganisaties tarieven kunnen voorleggen aan de geschillencommissie, waarna deze alsnog door de Minister van OCW kunnen worden vastgesteld?
Artikel 25c lid 1De maker heeft recht
op een in de overeenkomst te bepalen billijke vergoeding voor de verlening van exploitatiebevoegdheid.
Artikel 25c lid 2 & 32. Onze Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan, een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen adviesorgaan gehoord, de hoogte van een billijke vergoeding vaststellen voor eenspecifieke branche en voor een bepaalde periode na overleg met Onze Minister van Veiligheid en Justitie. De vaststelling van een billijke vergoeding geschiedt met inachtneming van het belang van het behoud van de culturele diversiteit, de toegankelijkheid van cultuur, een doelstelling van sociaal beleid en het belang van de consument.
3. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat alleen over tot vaststelling als bedoeld in het tweede lid op gezamenlijk verzoek van een in de desbetreffende branche bestaande vereniging van makers en een exploitant of een vereniging van exploitanten. Het verzoek bevat een gezamenlijk gedragen advies inzake een billijke vergoeding, alsmede een duidelijke afbakening van de branche waarop het verzoek betrekking heeft. “E
en v
ergoed
ing v
oor
geb
ruik
zou
vanz
elfs
pre
kend
moet
en z
ijn”
Gra
fisch
ont
wer
per
Jorg
en K
oolw
ijk (
Unc
oa
ted)
Artikel 25c
Vragen over artikel 25c
Recht op beeld 16
BestsellerclausuleArtikel 25d
DELEN IN HET SUCCES VAN EEN
BESTSELLER
“Ons
aut
eurs
cha
p is
ons
wer
kelij
ke k
ap
itaa
l” R
uim
telij
k ont
wer
per
s O
per
a A
mst
erd
am
Recht op beeld 19
Het coverbeeld speelt een belangrijke rol bij de verkoop van een boek. Het omslag maakt het boek herkenbaar en onderscheidt het van alle andere duizenden boeken in de boekwinkel. Daarom is het redelijk dat de maker meedeelt in het ongekende succes van een uitgave.
De bestsellerclausule die is opgenomen in het voorontwerp auteurscontractenrecht is een goede regeling om scheve verhoudingen te voorkomen. Dat gaat niet alleen om bestsellers in de vorm van boeken, het kan van alles zijn. Een logo voor een lokaal evenement dat uitgroeit tot jaarlijks terugkerend landelijk spektakel, een ontwerp voor een bijzondere directiekamertafel die bij nader inzien toch in elke werkkamer van de multinational komt te staan, een ontwerp voor buitenmeubilair voor een specifieke gemeente dat vervolgens door heel Nederland wordt geplaatst. Zeker voor een ontwerp of beeld dat in eerste instantie niet al te veel mag kosten, is het in de praktijk ondoenlijk om te werken met paginalange contracten waarover uitgebreid onderhandeld moet worden. Hier biedt de bestsellerclausule uitkomst. Geen formule om slapend rijk van te worden, maar wel een manier om achteraf alsnog een vergoeding voor je werk te krijgen die in verhouding staat tot het onverwacht grote succes van het werk en de bijbehorende hoge omzet die de exploitant ermee maakt.
Bestsellerclausule
Wat klein begint, kan groot worden
Delen in het succes van een bestseller
Illustrator Ien van Laanen maakte de omslagillustraties van de Harry Potter boeken. Zij sprak per omslagillustratie in eerste instantie 500 euro af, niet wetende dat dit een van de best verkochte kinderboeken aller tijden zou worden. Na het derde boek, trokken zij en de vormgever aan de bel: hun honorarium stond niet meer in verhouding tot de enorme opbrengst van deze bestseller.
Ien van Laanen: “Het is een lastig onderwerp om over te beginnen, je hebt al snel het gevoel dat je iets onbehoorlijks vraagt als je over een bestsel
lerbonus begint. Het is bijna alsof je om een persoonlijke gunst vraagt, terwijl het natuurlijk gewoon gaat om meedelen in het succes van een boek waaraan je meegewerkt hebt. De uitgever was niet onwelwillend, maar we wisten eigenlijk geen van allen hoe we dit het beste konden regelen. Hij heeft een voorstel gedaan dat we hebben aangenomen. Als maker heb je eigenlijk geen onderhandelingspositie als er geen
richtlijn is vanuit het beroepsveld. De vergoeding zou niet van de welwillendheid van uitgevers moeten afhangen: het lijkt me voor alle partijen prettiger om een referentiepunt te hebben. Een bestsellerclausule had ons daarbij kunnen helpen.”
Bestsellerclausule
Het omslag van de eerste Nederlandse uitgave van Harry Potter. De illustratie is van Ien van Laanen (vormgeving Anne Lammers)
Artikel 25d Artikel 25d
Recht op beeld 20 Recht op beeld 21
Bestsellerclausule
Zouden niet alle makers bij het verlenen van gebruiksrechten door middel van een licentie of een overdracht van rechten een beroep moeten kunnen doen op de bestsellerclausule, dus ook de fictieve makers bestaande uit creatieve dienstverleners, makers die leveren aan professionele eindgebruikers en makers van ontwerpen waarop modelrechten door de opdrachtgever worden gevestigd? (Zie ook de vraag bij artikel 25b)
Indien de minister van oordeel is dat het totale hoofdstuk alleen van toepassing zou moeten zijn op exploitatiecontracten, zou dan niet op zijn minst in art 25b lid 2 opgenomen moeten worden dat naast artikel 25f (onredelijke bepalingen) ook artikel 25d (bestsellerclausule) op alle auteurscontracten van toepassing zou moeten zijn?
Artikel 25d lid 1De maker kan in rechte een
aanvullende billijke vergoeding vorderen van zijn wederpartij, indien de overeengekomen vergoeding die hij ontvangt gelet op de wederzijdse prestaties een ernstige onevenredigheid vertoont in verhouding tot de opbrengst van de exploitatie van het werk.
“Bij
gro
ot s
ucce
s m
ag d
e m
ake
r d
aa
r ook
wel
wa
t va
n m
erke
n” S
trip
teke
naa
r G
era
rd L
eeve
r
Artikel 25d
Aanvullende vraag over de beperkte toepassing van de wet.
Artikel 25b lid 2Artikel 25f is van toe
passing op een overeenkomst waarbij de maker het auteursrecht geheel of gedeeltelijk overdraagt of waarbij door de maker een exclusieve licentie is verleend.
Vragen over artikel 25d
Recht op beeld 22
Nonusus Artikel 25e
RECHTENTERUG
BIJ GEEN
GEBRUIK“Z
ond
e a
ls e
en g
oed
pro
duc
t op d
e p
lank
blij
ft li
ggen
” G
rafis
ch v
orm
gev
er L
eon
Dijk
stra
(co
oee
)
Recht op beeld 25
‘Eens gegeven, blijft gegeven’, zou je kunnen zeggen. Maar welk doel dient een weggegeven beeld of ontwerp dat op de plank blijft liggen? Het belemmert niet alleen de maker in het uitdragen van zijn werk, het staat ook innovatie en economische vooruitgang in de weg. Industriële ontwerpen kunnen door een andere producent wel in de markt gezet worden, de niet gebruikte foto’s van een aangeleverde serie kunnen voor andere doeleinden worden gebruikt, de merchandising van strip of animatiefiguren kan door de stripmaker zelf of met een derde partij opgepakt worden. Uit een goed product kunnen mooie dingen groeien.
Ontwerpers Miriam van der Lubbe en Niels van Eijk maken bijvoorbeeld wel eens productontwerpen voor opdrachtgevers die er verder niets mee doen – omdat deze onderdeel waren van een nieuw door hen ontworpen interieur, of omdat de productie gewoon niet van de grond kwam. Onlangs hebben zij hun eigen Usualslabel opgezet waarmee zij deze producten zelf in de markt zetten. Van der Lubbe: “Het zou goed zijn als wettelijk wordt vastgelegd dat de ontwerper zijn rechten terug kan krijgen van een opdrachtgever of producent, wanneer deze er niets (meer) mee doet.” Want helaas is het vaak ingewikkeld om dit contractueel goed vast te leggen bij het verlenen van een exclusieve licentie, en al helemaal als je alle exploitatierechten moet overdragen. De nonusus bepaling biedt uitkomst. Hiermee kan de maker zijn licentie herroepen, of een deel van zijn auteursrechten terugkrijgen als zijn werk nauwelijks, niet of niet meer wordt geëxploiteerd, terwijl er wel mogelijkheden zijn om dit zelf of met andere partijen te doen.
Nonusus
Zonder gebruik geen groei
Nonusus
Bloom My Buddy, ontworpen door Van Eijk & Van der Lubbe in opdracht van het Bloemenbureau, maar conform de nonusus clausule na oktober 2010 in productie genomen onder het eigen USUALS label.
Rechten terug bij geen gebruik
Stel: een productontwerper maakt een ontwerp voor een opvouwbaar krukje. Een producent toont interesse en verwerft een exclusieve onbeperkte licentie op de productie en verkoop van het ontwerp. Helaas komt die productie er om allerlei redenen maar niet van. Het krukje komt niet op de markt, terwijl de ontwerper zijn licentie met die bedoeling heeft verleend. Of wat in de praktijk ook vaak voorkomt: er worden 100 krukjes geproduceerd, maar daarna stopt de productie definitief en is het krukje nergens meer te koop.
Artikel 25e Artikel 25e
Recht op beeld 26 Recht op beeld 27
Nonusus
Zouden niet alle makers bij het verlenen van gebruiksrechten door middel van een licentie of een overdracht van rechten een beroep moeten kunnen doen op nonusus, dus ook de fictieve makers bestaande uit creatieve dienstverleners en makers van ontwerpen waarop modelrechten door de opdrachtgever worden gevestigd op basis van art 3.28 BVIE?
Artikel 25e lid 1De maker kan de over
eenkomst geheel of gedeeltelijk ontbinden indien de wederpartij het auteursrecht op het werk niet binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst in voldoende mate exploiteert of, na het aanvankelijk verrichten van exploitatiehandelingen, het auteursrecht niet langer in voldoende mate exploiteert. De voorgaande zin is niet van toepassing indien het aan de maker is toe te rekenen dat het auteursrecht binnen de termijn niet in voldoende mate wordt geëxploiteerd of indien de wederpartij een zodanig zwaarwichtig belang heeft bij instandhouding van de over eenkomst dat het belang van de maker daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
Artikel 25e
Vragen over artikel 25e
“Zond
er g
oed
aut
eurs
rech
t zijn
we
kwet
sba
ar”
Ind
ustr
ieel
vorm
gev
er R
uud
Ja
n Ko
kke
Recht op beeld 28
Audiovisuele productiesArtikel 45d
FILMWERK:IEDER ZIJN DEEL
“Ma
kers
will
en d
e op
dra
cht t
e gra
ag e
n op
dra
chtg
ever
s w
illen
de
rech
ten
te g
raa
g”
Ani
ma
tor
en il
lust
rato
r A
rja
n W
ilsch
ut
Recht op beeld 31
We zijn blij met het voorstel zoals opgenomen in artikel 45d lid 3 voor een proportionele vergoeding, hoewel nog steeds niet duidelijk is hoe dit in de praktijk zal uitpakken. Het zou goed zijn als de minister hier iets meer richting in geeft, bijvoorbeeld door aan te geven hoe deze vergoeding moet worden berekend.
Artikel 45d gaat overigens niet alleen over speelfilms. Dit artikel gaat over alle audiovisuele producties. Dus ook documentaires, tekenfilms en live uitzendingen, zoals de shows van Paul de Leeuw of registraties van een optreden van een cabaretier, vallen onder deze regeling. Juist bij dit soort producties worden door verschillende soorten makers wezenlijke bijdragen geleverd. Het is dus belangrijk dat de passage uit artikel 45d lid 2 overeind blijft: hierin staat terecht dat niet alleen de zogenaamde ‘artikel 40 makers’ (de hoofdregisseur, de scenarioschrijver en de schrijver van de dialogen), maar álle makers die een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het filmwerk een proportionele vergoeding krijgen.
Belangrijk is verder dat bij de verdeling van de proportionele vergoedingen voor de makers één loket zal functioneren, waarbij Pictoright de beeldmakers vertegenwoordigt. Dat zou de eventuele zorg wegnemen dat de aanspraak op vergoedingen wordt versnipperd.
Een vergoeding voor alle makers
Filmwerk: ieder zijn deel
Om het voor een producent makkelijker te ma ken om een film te maken en exploiteren, regelt de Auteurswet een vermoeden van overdracht van auteursrecht door makers aan de producent. Dit betekent dat de producent alle rechten in handen krijgt, tenzij er schriftelijk iets anders is afgesproken. Dat laatste is echter vaak niet mogelijk. In de praktijk blijkt dat producenten meestal slechts bereid zijn een eenmalige vergoeding te betalen. Hierdoor raken de makers van een filmwerk al hun rechten kwijt en delen zij niet mee in een eventueel succes of in de verdere exploitatie van het audio visuele werk, zoals bijvoorbeeld bij heruitzendingen of dvdverkoop.
Audiovisuele productiesAudiovisuele productiesArtikel 45d Artikel 45d
Recht op beeld 32 Recht op beeld 33
Veelgestelde vragenAudiovisuele producties
Kan de minister aangeven hoe de proportionele vergoeding zal worden vastgesteld?
De maker kan zijn proportionele vergoeding ook van een derde vorderen indien de producent de exploitatiebevoegdheid aan een derde heeft overgedragen. In de praktijk verleent de producent in de meeste gevallen een licentie tot gebruik, in plaats van dat die rechten in eigendom aan die derde worden overgedragen. Valt het verlenen van een licentie naar de mening van de minister ook onder ‘het overdragen van exploitatiebevoegdheid’?
Terecht wordt voor het bepalen welke makers een wezenlijke bijdrage aan een filmwerk leveren niet uitsluitend verwezen naar de makers genoemd in artikel 40 AW. De regeling geldt immers niet alleen voor speelfilms, maar voor alle audiovisuele producties, zoals documentaires en andere televisieprogramma’s, waarbij vaak geen acteur of scenarioschrijver betrokken is. Kan de minister aangeven welke criteria kunnen worden gehanteerd bij het bepalen welke makers een wezenlijke bijdrage van scheppend karakter tot het ontstaan van een filmwerk leveren?
In de Memorie van Toelichting staat de mogelijkheid genoemd dat een deel van het honorarium kan dienen als voorschot op de proportionele vergoeding. Zou het niet zo moeten zijn, om de huidige zwakke onderhandelingspositie te doorbreken, dat deze twee vergoedingen van elkaar worden losgekoppeld, al dan niet via een specificatieplicht?
Aangezien makers een deel van hun rechten laten beheren door cbo’s om de vergoedingen in plaats van individueel, collectief uit te onderhandelen, is het positief te noemen dat de wetgever een rol voor cbo’s ziet weggelegd via de inrichting van één loket. Hoe verhoudt dit zich echter tot de opmerking in de Memorie van Toelichting dat de wetgever wel verwacht met de nieuwe bepalingen omtrent de vergoeding te stimuleren dat de behoefte bij makers om rechten bij hun cbo onder te brengen afneemt? Maakt deze tweesplitsing de praktijk van rechtenuitoefening niet bijzonder complex?
Artikel 45d lid 3De producent is aan de
makers of hun rechtverkrijgenden een billijke vergoeding verschuldigd voor de overdracht van de rechten als bedoeld in het eerste lid. Aan de makers genoemd in artikel 40 en andere makers die tot het ontstaan van het filmwerk een wezenlijke bijdrage van scheppend karakter hebben geleverd, is een proportionele vergoeding voor de exploitatie verschuldigd. Indien de exploitatiebevoegdheid door de producent is overgedragen aan een derde, kan de maker de proportionele vergoeding van de derde vorderen.
Artikel 45d
Vragen over artikel 45d
FAQ’S
Recht op beeld 34 Recht op beeld 35
en laten wat hij wil. De maker is daarmee bij verder gebruik of doorontwikkeling van zijn werk volledig uitgeschakeld. Daarnaast moet hij het doen met een eenmalige vergoeding waarin geen rekening wordt gehouden met andere toepassingen.
Omdat er ook meer dan eens aan verdiend wordt. In de boekwinkel moet je ook gewoon opnieuw betalen als je hetzelfde boek nog eens koopt.
De tarieven voor onder andere foto’s en illustraties dalen; terwijl er steeds minder voor beeld betaald wordt, willen exploitanten zoals uitgevers er steeds meer mee doen. Zonder ingrijpen wordt een normale beroepspraktijk als bijvoorbeeld fotograaf of illustrator vrijwel onmogelijk. Zij moeten vaak noodgedwongen op zoek naar een ‘bijbaan’. Dus nee, het is niet overdreven om de onderhandelingspositie van makers ten opzichte van hun opdrachtgevers, producenten en andere exploitanten wettelijk te verstevigen.
Veelgestelde vragenVeelgestelde vragen
Waarom zou je iemand meer dan eens betalen voor hetzelfde werk?
Overdrijven de makers niet een tikje?
Waarom is het auteursrecht belangrijk?
Een beeldmaker weet toch waarvoor hij tekent?
Wat is het bezwaar tegen het afstaan van alle rechten?
Auteursrecht is belangrijk omdat het enerzijds bescherming biedt tegen namaak, en er anderzijds voor zorgt dat de maker geld kan verdienen. Met het auteursrecht in de hand kan de maker afspraken maken met gebruikers en exploitanten, in de meeste gevallen staat daar een vergoeding tegenover. Het auteursrecht is daarmee letterlijk ‘broodnodig’.
De lijvige contracten die makers krijgen zijn vaak nauwelijks te doorgronden zonder juridische achtergrond. Weigeren te tekenen of uitstel vragen kan de deal in gevaar brengen, en veel exploitanten en opdrachtgevers verzuimen niet om de beeldmaker daar bij voorbaat op te wijzen. Er is sprake van een volstrekt ongelijke strijd; voor de maker is het vaak een kwestie van ‘slikken of stikken’.
Bij een volledige overdracht of onbeperkte exclusieve licentie heeft de maker geen zeggenschap meer over zijn creatieve prestatie; de verkrijger kan er vervolgens mee doen
Recht op beeld 36 Recht op beeld 37
Dit is een gezamenlijke uitgave van de BNO, BNS en FotografenFederatie.
Aan deze uitgave werkten mee: Pictoright, Platform Makers, Comic House, NVF
Redactie: Mijnwerk, Willemijn de Jonge
Concept en ontwerp: LAVA, Leon Dijkstra
Drukwerk: Jubels, Amsterdam
september 2012
ColofonVeelgestelde vragen
Zorgt deze wet niet voor nog meer regeldruk?
Nee, in dit geval zorgt een regel juist voor minder druk. Aanpassing van de wet op dit punt zal veel onduidelijkheid en onrust in de markt wegnemen. Een vergoeding voor gebruik van beeld wordt een vanzelfsprekendheid; dat scheelt veel gedoe hierover en daarmee is iedereen gebaat.
Recht op beeld 38 Recht op beeld 39
Recht op beeld 40
Het recht van de sterkste?