Preventie van puntvervuiling

28
GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN preventie van puntvervuiling VAN A ankoop TOT Z orgzaam gebruik

Transcript of Preventie van puntvervuiling

Page 1: Preventie van puntvervuiling

GewasbescherminGsmiddelen

preventie van puntvervuiling

vanaankoop

totZ orgzaam gebruik

Page 2: Preventie van puntvervuiling

2

Deze brochure werd opgesteld in het kader van het Interreg IV grensregio Vlaanderen-Nederland project Interactief Waterbeheer, deelprojecten ‘Afspoeling van spuitmachines’ en ‘Preventie van puntlozingen’. Dit project werd gefinancierd door de Europese Unie, Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.

Werkten mee aan deze brochure:

Nico Hendrickx - Proefcentrum Fruitteelt vzw - Afdeling EcologieTessa De Baets - Proefcentrum Fruitteelt vzw - Afdeling Diensten aan TelersGriet Janssen - Innovatiesteunpunt Boerenbond - Cel Energie & WaterInge Mestdagh - inagro vzw - Kenniscentrum GewasbeschermingRené Rijken - Waterschap Brabantse Delta

Coördinatie en Eindredatie:

Nico Hendrickx - Proefcentrum Fruitteelt vzw - Afdeling Ecologie

Niets uit deze uitgave mag worden gepubliceerd zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de auteurs.

Page 3: Preventie van puntvervuiling

3

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave.......................................................................................................................3Wat is puntvervuiling ............................................................................................................. 4Gevolgen van puntvervuiling ................................................................................................. 5Voorkomen van puntvervuiling .............................................................................................. 6

Opslag van gewasbeschermingsmiddelen ......................................................................... 6Het productenlokaal ...................................................................................................... 6Inrichting ........................................................................................................................7Persoonlijke beschermingsmiddelen .............................................................................. 8

Voorbereiding van de spuitoplossing en transport ............................................................10Spuittoesel vullen ...........................................................................................................10

Schoonmaak van het spuittoestel .....................................................................................11Intern reinigen ..............................................................................................................11Extern reinigen ..............................................................................................................12

De wasplaats ....................................................................................................................12Constructie ...................................................................................................................12Wat met hemelwater? ...................................................................................................14Buffervat of opvangcisterne ..........................................................................................14Vulsyteem .....................................................................................................................15

Zuiveren van restfracties ......................................................................................................16Bioremediatie: de biofilter ................................................................................................16

Filterwerking .................................................................................................................16Verdamping ..................................................................................................................16Opbouw filterunits ........................................................................................................ 17Opbouw plantenunits ....................................................................................................19Plaatsing ...................................................................................................................... 20Dimensionering ............................................................................................................21Onderhoud ...................................................................................................................22

Bioremediatie: de fytobak ................................................................................................22Opbouw fytobak ...........................................................................................................22Dimensionering ............................................................................................................23Plaatsing ...................................................................................................................... 24Onderhoud .................................................................................................................. 24

Chemische zuivering: de Sentinel .................................................................................... 24Werking ....................................................................................................................... 24Gebruik .........................................................................................................................25

Besluit ................................................................................................................................. 26Nuttige informatie ...............................................................................................................27

Page 4: Preventie van puntvervuiling

4

Wat is puntvervuiling

Figuur 1 Verliezen van gewasbeschermings-middelen naar het oppervlaktewater. De

diffuse verliezen (zwarte tekst) onder vorm van drift, afspoeling en uitspoeling, en de

directe verliezen (blauwe tekst) via afvoer en afspoeling worden weergegeven.

In de land- en tuinbouwsector wor-den gewasbeschermingsmiddelen (GBM) aangewend ter bescherming van de teelten tegen allerlei ziekten en plagen die de opbrengst en de kwaliteit van het product in gevaar brengen. Het gebruik van GBM in de land- en tuinbouwsector is echter strikt gereglementeerd en vastge-legd in een erkenningsdossier, speci-fiek voor elk product dat op de markt wordt gebracht. Dit dossier bevat gegevens over de identiteit van het product, de fysische en chemische eigenschappen, risico-evaluaties en toxiciteitsgegevens, maar ook gegevens over de toepassingswijze en voorzorgsmaatregelen. Elk mid-del is dan ook beperkt tot gebruik zoals beschreven in de erkenning en enkel voor doeleinden waarvoor het middel erkend is. Bij het gebruik van GBM is het echter de realiteit dat middelen toch terechtkomen op plaatsen in de omgeving waar ze niet thuishoren zoals oppervlaktewater en grondwater. Men dient bijgevolg voorzorgsmaatregelen te treffen om de verliezen naar de omgeving zo sterk mogelijk te beperken. De verliezen naar oppervlaktewater kan men opdelen volgens twee types: de diffuse verliezen en de directe of

puntverliezen. De belangrijkste diffuse verliezen zijn af-spoeling van het behandelde oppervlak door regen of ero-sie, uitspoeling via de bodem en drift (Figuur 1). De bron van deze verliezen is verspreid en de manier waarop de GBM in het water terechtkomen, is onrechtstreeks verbonden met het toepassingsproces (via wind, regen of andere factoren). Directe verliezen of puntverliezen daarentegen zijn het ge-volg van een rechtstreekse handeling van de gebruiker en de bron is duidelijk bepaald, vandaar dat men spreekt van een puntbron. De belangrijkste voorbeelden hier zijn de directe afspoeling van spuitresten, spoelwater of gemorste spuitoplossing van een verhard oppervlak naar oppervlak-tewater of de afvoer via de riolering (Figuur 1). Studies heb-ben aangetoond dat 40 tot 90 % van de GBM in het opper-vlaktewater afkomstig kunnen zijn van puntbronnen.

Wat is puntvervuiling

Page 5: Preventie van puntvervuiling

5

Gevolgen van puntvervuiling In Vlaanderen is de Vlaamse Milieu Maatschappij (VMM) ondermeer be-last met het monitoren van de wa-terkwaliteit in de waterlopen. In het oppervlaktewatermeetnet worden onder andere GBM gemeten om de aanwezige concentraties op te vol-gen en te toetsen aan de wettelijke normen. Voor Europa betekent dit dat de gevonden concentraties aan werkzame stoffen niet giftig mogen zijn voor het waterleven. Daarom worden deze getoetst aan de drem-pelwaarden voor chronische (PNEC) en acute (MAC) giftigheid, waarden

PNEC: ‘Predicted No-Effect Concentration’, of de concentratie onder welke het product verwacht wordt geen enkel nadelig effect te hebben op het water-leven. Dit is een drempelwaarde die als maat dient voor de chronische toxici-teitdrempel voor de jaargemiddelde concentratie.

MAC: ‘Maximum Allowable Concentration’, of de maximaal toegelaten concentra-tie. Bij overschrijding van deze drempel worden acute schadelijke effecten ver-wacht.

die volgens Europese normen worden vastgelegd. In Vlaanderen worden deze beide normen op ver-schillende meetplaatsen, voor verschillende stoffen en op regelmatige tijdstippen overschreden. Dit be-tekent dat de oppervlaktewaters op verschillende plaatsen giftig zijn voor zowel planten als dieren die afhankelijk zijn van het oppervlaktewater. Daarnaast wordt steeds meer drinkwater, dat moet voldoen aan bepaalde kwaliteitsnormen, gewonnen uit op-pervlaktewater. Indien de concentraties aan GBM te hoog zijn moeten dure zuiveringstechnieken worden aangewend wat de prijs van het drinkwater onver-mijdelijk de hoogte doet ingaan. Het is daarom dus niet ondenkbaar en zelf zeer waarschijnlijk dat in de toekomst de erkenningen van GBM die aan te hoge concentraties in het oppervlaktewater blijven terug gevonden worden, in gevaar dreigen te komen. Pro-ducten zullen van de markt verdwijnen wat onder andere problemen kan geven bij de bestrijding van bepaalde ziektes of plagen (geen producten meer), antiresistentie strategieën en MRL overschrijdingen (niet voldoende afwisseling mogelijk).

Gevolgen van puntvervuiling

Page 6: Preventie van puntvervuiling

6

Daar tot 90 % van de GBM in oppervlaktewater af-komstig kunnen zijn van puntvervuiling, is het be-langrijk het risico op verliezen afkomstig van deze bronnen in te dijken. De belangrijkste bronnen zijn de producten en hun verpakkingen zelf, de gecon-centreerde spuitoplossing en het spoelwater af-komstig van zowel interne en externe reiniging van de spuitmachine. Om het risico op puntvervuiling afkomstig van deze drie bronnen zoveel mogelijk te beperken kan men gebruik maken van een inge-richte vul- en wasplaats. Hoe deze plaats eruit ziet wordt in de volgende punten besproken.

Voorkomen van puntvervuiling

Figuur 2 Toegangsdeur tot het fytolokaal met daarop de verplicht aan te brengen pic-togrammen 'Toegang verboden voor onbe-voegden', 'Vergif' en een rookverbod.

Opslag van gewasbeschermingsmiddelen

Het productenlokaal

De opslag van GBM is niet de meest kritische fac-tor naar puntvervuiling toe maar ongevallen kun-nen grote gevolgen hebben omdat het hier gaat over onverdunde producten. Het bewaren van deze middelen is dan ook gebonden aan een wettelijke reglementering (KB van 28/02/1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebrui-ken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik). GBM moeten worden bewaard in een pro-ductenlokaal (fytolokaal, spuitlokaal,...) of een spe-ciaal daarvoor uitgeruste kast. De kast of het lokaal moet afgesloten kunnen worden zodat ze niet toe-gankelijk is voor kinderen en onbevoegden. Op de deur, die bij niet-gebruik van het fytolokaal altijd op slot dient te zijn, moeten de verplichte pictogram-men worden aangebracht zoals weergegeven in Fi-guur 2. Ideaal maakt het spuitlokaal deel uit van de ingerichte vul- en wasplaats. Bij de inplanting houdt men hier best rekening mee zodat al de activiteiten met betrekking tot vullen en spoelen gecentrali-

Voorkomen van puntvervuiling

Page 7: Preventie van puntvervuiling

7

Figuur 3 Grondplan van een ingerichte vul- en wasplaats waar het productenlokaal, een lokaal met persoonlijke beschermingsmidde-len, de eigenlijke wasplaats en een plaats voor opslag en zuivering van de restfractie, rond één plaats gecentraliseerd zijn.

seerd worden rond 1 plaats (Figuur 3). Om de producten goed te kun-nen bewaren moet het lokaal vol-doen aan volgende eisen. De vloer moet bestaan uit een ondoor-dringbaar verhard materiaal en lekkage vanuit het productenlo-kaal moet verhinderd worden. Dit kan men oplossen door een drem-pel te plaatsen ter hoogte van de deur, door opvangbakken onder de productenrekken te plaatsen, de producten in opvangbakken te plaatsen of het lokaal te voorzien van een afvoer die leidt naar de opvangciterne voor restwater van de vul- en wasplaats. Verder moet een goede verluchting aanwezig zijn en een goede verlichting helpt om de etiketten goed te kunnen lezen zodat vergissingen verme-den worden.

Inrichting

De producten moeten dan ook in hun originele verpakking bewaard blijven en worden best ordelijk ge-rangschikt (Figuur 4), herbiciden bij elkaar, fungiciden bij elkaar en insecticiden bij elkaar. Vervallen middelen of middelen waarvan de erkenning ingetrokken werd (NBGM = niet bruikbare gewasbe-schermingsmiddelen), plaatst men apart, om later mee te geven met

Figuur 4 Rangschikking van producten in het fytolokaal. Rangschik de producten ordelijk, bijvoorbeeld per type. Vloeibare producten staan onderaan, poeders bove-naan, altijd in hun originele verpakking. Voorzie een apart rek voor vervallen en niet-erkende producten.

Voorkomen van puntvervuiling

Page 8: Preventie van puntvervuiling

8

Phytofar Recover . De producten worden be-waard op rekken (of in een kast) die gemaakt zijn uit een niet absorberend materiaal zodat eventueel gemorste vloeistoffen niet kunnen indringen. De vloeibare producten dienen onderaan geplaatst te worden en de poeders en granulaten bovenaan om te vermijden dat de vloeibare producten over de poeders heen lekken. Verder dient het lokaal uitgerust te zijn met een goede weeginrichting zodat de dosissen correct kunnen afgewogen wor-den, zowel voor poeders als vloeistoffen. Een weegschaal en maatbekers behoren bijgevolg tot de basisuitrusting (Figuur 5). Omdat men hier werkt met sterk geconcentreerde pro-ducten is het risico op puntvervuiling bij ac-cidentele verliezen zeer groot wanneer men niet correct handelt. Daarom moet steeds ab-sorberend materiaal zoals zand, zaagmeel of kattenbakvulling en een borstel en blik binnen handbereik zijn zodat de verliezen onmiddel-lijk opgeruimd kunnen worden. Het vervuild absorberend materiaal kan dan meegegeven

Figuur 6 Afdruiprek voor het uitlekken van gespoelde verpakkingen met opvang en afvalcontainer voorzien van Phytofar Recover zak voor het verwijderen van lege verpakkingen.

worden met Phytofar Recover. Daarnaast kunnen we in België ook voor de lege verpak-kingen rekenen op de ophaling door Phytofar Recover. De lege verpakkingen dienen gron-dig gespoeld te worden en deze spoeloplos-sing voegt men best bij de spuitoplossing. De bussen kunnen dan uitlekken boven een daar-voor voorziene opvang die aangesloten is op de opvang van de wasplaats (Figuur 6) zodat alles verzameld wordt in de opvangciterne voor latere verwerking. De lege verpakking kunnen daarna in Phytofar Recover zakken worden gedaan.

Persoonlijke beschermingsmiddelen

De persoonlijke beschermingsmiddelen voor de gebruiker mogen echter niet worden be-waard in het spuitlokaal. Bij de inrichting voorziet men daarvoor best een apart lokaal

Voorkomen van puntvervuiling

Page 9: Preventie van puntvervuiling

9

Figuur 5 Weeginrichting bestaande uit een weegschaal en maatbeker. Voor het oprui-men van ver-liezen is steeds absorberend materiaal, een blik en een bor-stel aanwezig.

(Figuur 3). In deze ruimte worden de overall, handschoenen, masker en andere persoon-lijke beschermingsmiddelen bewaard en kan ook stromend water voorzien worden om handen te wassen of bij ongevallen de ogen te spoelen (Figuur 7).

Checklist spuitlokaal

• Afsluitbare kast of ruimte, altijd op slot.

• Niet toegankelijk voor onbevoegden.

• Pictogrammen "vergif" en "geen toe-gang voor onbevoegden".

• Droog en vorstvrij.

• Goed verlucht en verlicht.

• Verhinder lekkage vanuit het spuitlo-kaal.

• Producten in oorspronkelijke verpak-king.

• Ordelijke en nette productenrang-schikking op niet-absorberende rek-ken of leggers.

• Vloeibare producten onderaan, poe-ders en korrels bovenaan.

• Apart rek voor producten die vervallen zijn of waarvan de erkenning verlopen is.

• Goede weeginrichting.

• Blik, borstel en absorberend materiaal voor het opkuisen van gemorste producten.

• Phytofar Recover zak voor het verwij-deren van lege, gespoelde verpakkin-gen.

Figuur 7 Lokaal voorzien van stromend water en met de persoonlijke beschermingsmiddelen zoals een overall, masker, handschoenen,...

Voorkomen van puntvervuiling

Page 10: Preventie van puntvervuiling

10 Voorkomen van puntvervuiling

Voorbereiding van de spuitoplossing en transport

Aan het klaarmaken van de spuitoplossing en het transport met het spuittoestel van het bedrijf naar het veld, zijn grote risico's op puntvervuiling gebonden. De voornaamste oorzaken hier zijn het morsen bij de bereiding van de spuitoplossing, het aanmaken van te-veel spuitoplossing zodat men achteraf met overschotten blijft zitten en lekkende doppen op het spuittoestel. Het is daarom belangrijk altijd goed te berekenen hoeveel spuitoplos-sing men nodig heeft om overschotten te beperken. Een regelmatige kalibratie van het toestel zorgt voor een optimale afstelling en beperkt zodoende de hoeveelheid restoplos-sing. Het spuittoestel dient regelmatig ge-controleerd te worden op lekkende of versle-ten doppen.

Spuittoestel vullen

Een groter risico op puntvervuilingen ligt bij het vullen van het spuittoestel. Het best verplaatst men deze activiteit naar het veld,

Figuur 8 Vultrechter met fustenreiniger en vulkorf. (Bron: Hardi, TOPPS)

maar dit is niet altijd mogelijk daar men niet altijd beschikt over water. Wanneer water wordt aangezogen uit een trekpoel, opper-vlaktewater of andere, is het zeer belangrijk op de leidingen een terugloopbeveiliging te voorzien. Contact tussen de spuitoplossing in de tank en de aanvoerleiding van het wa-ter moet vermeden worden zodat het terug-vloeien van spuitoplossing uit de tank naar de aanzuigbron onmogelijk is. Houd ook steeds voldoende afstand tussen het spuittoestel en de waterbron en vermijd ten allen tijde het overlopen van de tank. Voor het vullen van het spuittoestel met GBM kan men ge-bruik maken van een vultrechter die op de meeste landbouwspuiten voorzien is (Figuur 8). Het is aangeraden om een opvangbakje onder de vultrechter te plaatsen om verliezen op te vangen. Meestal gebeurt het vullen van het toestel op het bedrijf. Om puntvervuiling te voorkomen doet men dit best op een daar-voor ingerichte vulplaats. Deze plaats kan zo-danig worden ingericht dat verliezen zoveel mogelijk beperkt worden en dat de verliezen die toch optreden worden opgevangen. De

Page 11: Preventie van puntvervuiling

11Voorkomen van puntvervuiling

vulplaats ligt grenzend aan het spuitlokaal zodat de afstand tus-sen de verschillende plaatsen die te maken hebben met de voorbe-reiding van het spuiten zo klein mogelijk is (Fi-guur 3). De verpakkin-gen en de zegels van verpakkingen, die een belangrijke bron van puntvervuiling vormen, kunnen op die manier ook snel opgeruimd worden (Phytofar Re-cover). Op de vulplaats is het ook mogelijk om de spuit te vullen met

Schoonmaak van het spuittoestel

Na de bespuiting kunnen restvolumes en rei-nigingswater van het intern en extern spoe-len nog een belangrijke bron van puntvervui-ling vormen. Bij aankoop van een toestel kiest men best voor een toestel waarbij een mini-male hoeveelheid spuitrest in de leidingen blijft. Het vooraf juist berekenen van de hoe-veelheid spuitoplossing die men nodig heeft, vermijdt of beperkt de restvolumes. Indien men toch restvolumes heeft, spuit men deze best op het reeds behandelde perceel uit aan een hoge rijsnelheid. In geen enkel geval mag

Figuur 9 Intern spoelen in 3 stappen. (Bron: TOPPS)

men deze resten lozen in de riool of het op-pervlaktewater. Het is eveneens aangeraden het spuittoestel (en tractor) zo snel mogelijk na de bespuiting zowel intern als extern te rei-nigen. Hoe langer de middelen kunnen aan-drogen, hoe moeilijker men de tank schoon krijgt.

Intern reinigen

De meest doeltreffende manier om de tank intern te reinigen is het spoelen in het veld met water uit de schoonwatertank en ver-

OPGEPAST:

GBM die in de riolering terechtkomen worden in waterzuiveringstations nauwe-lijks uit het water verwijderd en komen uiteindelijk in het oppervlaktewater te-recht.

GBM met behulp van een mobiele vultrech-ter (indien de spuit niet is uitgerust met een vaste vultrechter). Deze systemen bevatten ook een fustenreiniger (Figuur 8) die toelaat de verpakkingen te reinigen en deze spoeling komt eveneens in de spuittank terecht.

Page 12: Preventie van puntvervuiling

12

sneld uitrijden over het behandelde gewas. Efficiënt spoelen gebeurt door het water in drie stappen toe te voegen aan de spuittank en tussen elke stap uit te rijden (Figuur 9), of door gebruik te maken van een continu spoelsysteem. Op die manier verdunt men de concentratie aan restoplossing in de tank het sterkst en bekomt men de beste reiniging.

Extern reinigen

Net zoals de interne reiniging is het aanbevo-len het toestel extern te reinigen in het veld. Op die manier rijdt men met een schone spuit over de weg van het veld naar het bedrijf en komen de resten die nog op de buitenkant van de spuit hangen, bijvoorbeeld bij een plotse regenbui, niet in de riolering terecht. Voor een externe reiniging in het veld moet het toestel wel uitgerust zijn met een lans (Figuur 10). Als belangrijke voorzorgsmaatre-gel bij extern reiniging in het veld dient men de afstand tussen de plaats van reiniging en het nabijgelegen oppervlaktewater voldoen-de groot te houden om te vermijden dat het reinigingswater in het oppervlaktewater te-

De wasplaats

Constructie

De wasplaats is een afgescheiden oppervlak uitgevoerd uit een materiaal dat ondoorlaat-baar is voor vloeistoffen en oliën, zoals beton, waarop het spuittoestel kan staan om schoon te maken. Het is van belang dat het schoon-maakwater op het oppervlak opgevangen wordt en gecontroleerd wordt afgevoerd naar een cisterne voor opslag (Figuur 11). Dit kan op verscheidene manieren gebeuren door bij-voorbeeld een lichte helling te geven aan het oppervlak zodat al het water afvloeit naar een goot of rechtstreeks naar een verzamelputje. Door het oppervlak te voorzien van een op-kant kan het water niet van de wasplaats af-stromen. Enkele praktijkuitvoeringen worden getoond in Figuur 12. De dimensies van de wasplaats moeten van die grootte zijn zodat het water van het schoonmaken van de spuit-machine en de tractor kunnen opgevangen worden. Voor het doorspuiten van de doppen bij interne reiniging van een veldspuit kan een afdakje worden voorzien met afvoer naar de opvangcisterne (Figuur 13). Na gebruik dient het afdakje wel schoongespoeld te worden

Voorkomen van puntvervuiling

Figuur 10 Toestel uitgerust met lans voor externe reiniging in het veld (Bron: TOPPS).

rechtkomt. Soms is het mogelijk dat de externe (of in-terne) reiniging niet kan plaatsvinden in het veld (bijvoorbeeld wanneer in een overgangs-periode het toestel nog niet voorzien is met een lans). In dat geval kan het toestel gerei-nigd worden op het bedrijf op een daarvoor voorziene plaats, de wasplaats. Deze plaats dient, net zoals de vulplaats, voorzien te zijn voor opvang van het schoonmaakwater. Zo'n wasplaats wordt hier verder besproken.

Page 13: Preventie van puntvervuiling

13

Figuur 11 Overdekte wasplaats. Het restwater wordt opgevangen en via de rooster onder de spuitmachine afgevoerd via een slib- en olieafscheider naar de opvangcisterne.

Figuur 12 Voorbeelden van praktische uitvoeringen van een wasplaats.

Figuur 13 Wasplaats met afdakje voorzien van opvanggoot voor het schoonmaken van veldspuiten.

Voorkomen van puntvervuiling

Page 14: Preventie van puntvervuiling

14 Voorkomen van puntvervuiling

opdat geen resten van het waswater met het regenwater worden meegespoeld.

Wat met hemelwater?

Het spreekt ook voor zich dat het water dat niet gecontamineerd is met GBM ook niet dient opgevangen te worden om de zuive-ringsinstallatie niet onnodig te belasten, of om de verwerkingskosten te beperken. Het is dus noodzakelijk het hemelwater gescheiden te houden van het restwater. Het overdekken van de wasplaats is een eenvoudige oplossing maar indien dit niet mogelijk is moet men een kraansysteem voorzien dat aparte opvang van gecontamineerd water verzekerd. In het geval van een overdekking kan het water rechtstreeks naar de buffertank afgevoerd worden, hoewel men best een slibafscheider voorziet tussen afvoer en opvangcisterne. Bij een niet-overdekte wasplaats wordt een kraansysteem voorzien waarbij het geconta-mineerd water, al dan niet via een slibafschei-der, wordt afgevoerd naar de opslagcisterne, en het hemelwater rechtsreeks naar opper-vlaktewater of via een slib- en vetafscheider

naar de riolering, of naar een opvangput voor regenwater. Dergelijke kraansystemen kun-nen eenvoudige systemen zijn, bijvoorbeeld het verleggen van de flexibele afvoerbuis in de betreffende opvangput (schoonmaakwa-ter of hemelwater), tot innovatief doordachte systemen zoals elektrisch gestuurde kranen die ervoor zorgen dat vergissingen worden uitgesloten. Bij een niet overdekte wasplaats moet men extra aandacht schenken aan het omzetten van de kranen, zodat gecontami-neerd water niet verkeerd wordt afgevoerd en hemelwater niet in de opvangcisterne voor waswater terecht komt.

Buffervat of opvangcisterne

De opvangcisterne kan zowel ondergronds als bovengronds geplaatst worden (Figuur 14). Hij moet vervaardigd zijn uit een mate-riaal dat ondoorlaatbaar is voor vloeistof-fen zodat lekkage uitgesloten wordt. Bij een ondergronds tank kan de afvoer van de was-plaats eenvoudig op de tank worden aange-sloten. In geval van een bovengrondse tank zal de afvoer van de wasplaats terecht komen

Figuur 14 Voorbeelden van buffervaten of opvangciternes. Links en midden toont een bovengrondse kunstof tank van verschillende capaciteiten. Rechts toont een ondergrondse opslagtank.

Page 15: Preventie van puntvervuiling

15Voorkomen van puntvervuiling

BELANGRIJKE PUNTBRONNEN

Lekkende doppen:

geconcentreerde spuitoplossing komt bij transport in de riolering terecht

Zegels van verpakkingen

Spoelwater van interne en externe reiniging:

rechtstreekse afspoeling naar oppervlaktewater of via de riolering wanneer ze op een verhard oppervlak terechtkomen

Restvolumes:

rechtstreekse lozing of via een ver-hard oppervlak naar naburige opper-vlaktewater of riolering

Niet-gereinigd spuittoestel:

spuitresten kunnen bij regenbuien afspoelen naar oppervlaktewater of riolering

Figuur 15 Voorstelling van een galgsysteem voor het vullen van het spuittoestel en een automatische volumeteller.

in een pompputje vanwaar het met een dom-pelpomp wordt overgepompt in de opvang-tank. Een bovengrondse tank dient eveneens vorstbestendig te zijn of vorstvrij opgesteld te worden. De grootte van de tank is sterk bedrijfsafhankelijk. Teelten, spuithectares, spoelen in het veld, en type spuitmachines zijn bepalend voor de hoeveelheid restwater die er op jaarbasis moet opgevangen kunnen worden. Als richtlijn neemt men de buffer-tank best van die grootte zodat het jaarlijks volume restwater kan opgevangen worden.

Vulsysteem

Voor het vullen van het spuittoestel met wa-ter is het op de vulplaats belangrijk dat er geen contact is tussen het spuittoestel en de waterbron. Een interessant systeem hiervoor is het galgsysteem zoals te zien in Figuur 15. Om overlopen van de tank te verhinderen bij het vullen kan deze leiding voorzien worden van een automatische volumeteller die af-slaat wanneer een bepaald volume bereikt is.

Page 16: Preventie van puntvervuiling

16 Zuiveren van restfracties

Zuiveren van restfracties

Het schoonmaakwater dat niet weggewerkt is door het te verspuiten op het veld wordt opgevangen op het bedrijf in een opvang-cisterne voor restwater (zie Voorkomen van puntvervuiling). Deze resten dienen nadien gezuiverd te worden. Men kan deze resten laten ophalen voor vernietiging door een er-kend ophaler-verwerker van gevaarlijk afval. Om de verwerkingskosten te drukken werden verschillende systemen ontworpen, onder-zocht en uitgetest voor de biologische zuive-ring van spuitresten op het bedrijf, de biore-mediatiesystemen. Een in België ontwikkeld systeem, de biofilter, zal hier verder bespro-ken worden. Daarnaast werd binnen het pro-ject Interactief Waterbeheer ook de Sentinel ingezet, een mobiel apparaat voor de fysico-chemische zuivering van spuitresten.

Bioremediatie: de biofilter

Filterwerking

In een bioremediatiesysteem wordt het wa-ter gezuiverd van GBM door middel van twee processen, de fysische aanhechting van deel-tjes aan de filtermatrix (filterwerking), en de microbiologische afbraak van GBM door een populatie van micro-organismen. Een fil-terunit van een biofilter bestaat uit een bak met een inhoud van 1 m³ (cubitainer) die ge-vuld is met filtermateriaal dat een zeer hoog percentage aan organisch materiaal bevat en een kleine hoeveelheid perceelsgrond, de fil-termatrix genoemd. Deze hoge concentratie aan organisch materiaal zorgt ervoor dat de GBM blijven plakken aan de matrix. Zodoen-de oefent de filtermatrix een filterende wer-

king uit en gaan GBM naargelang hun mobi-liteitseigenschappen in de filter weerhouden worden. Daarnaast wordt in de matrix ook een zekere populatie van micro-organismen opgebouwd door er perceelsgrond aan toe te voegen. Deze grond bevat bepaalde micro-organismen die gewend zijn aan de bedrijfs-eigen GBM en zijn in staat bepaalde GBM af te breken en te gebruiken als koolstofbron. Op die manier kunnen GBM worden afgebro-ken en is sommige gevallen volledig worden omgezet tot koolstofdioxide (CO2) en water. De biofilter bestaat uit drie op elkaar gesta-pelde filterunits waar het restwater aan een optimaal debiet doorsijpelt en gezuiverd wordt. Onderzoek toont aan dat voor GBM een gemiddelde retentie van 99,5 % beko-men wordt, wat betekent dat voor elke gram (of 1000 mg) GBM in het restwater die op de filter terechtkomt er 995 mg in de filter ver-werkt wordt.

Verdamping

De 3 filters van een biofilter vormen echter een open systeem, dit wil zeggen dat er nog een effluent is. Een gedeelte van het water dat op het systeem gebracht wordt, ver-dampt wel, maar bij een aanbevolen debiet van 20-30 liter per dag is er nog een aanzienlij-ke hoeveelheid effluent. Om de verdampings-capaciteit van het systeem te verhogen, werd na de filterstap nog een verdampingsstap toegevoegd door middel van 2 extra cubitai-ners met vegetatie. De planten die gebruikt worden, werden geselecteerd na onderzoek op basis van verdampingscapaciteit en weer-stand tegen GBM. Door de vegetatie te kop-pelen aan de filter bekomt men een gedimen-

Page 17: Preventie van puntvervuiling

17

Figuur 16 Opbouw van een bioremedia-tiesysteem met de opvangcisterne voor restwater, de gestapelde filterunits, het vegetatief systeem en een opvang voor het effluent.

sioneerd open systeem. Dit is een systeem dat netto op jaarbasis bij een aanbevolen debiet geen ef-fluent meer heeft. In een dergelijk bioremediatiesysteem worden de GBM op de filtermatrix vastgehou-den, verteerd door de micro-or-ganismen en verdwijnt het water door verdamping (Figuur 16).

Opbouw filterunits

Een biofilter is eenvoudig zelf op te bouwen en kost dan om en bij

Figuur 17 Opbouw van een filterunit. (A) Opengesneden IBC, (B) drainagedarm aangesloten op uitgang IBC, (C) drainagedarm aangesloten op tankdoorvoer, bedekt met kokoschips, (D) substraatmix met kokoschips voor bovenste filterunit, (E) substraatmix met stro en (F) naar boven lussen van de uitloopdarm die aanges-loten is op IBC uitgang.

A B C

ED F

Zuiveren van restfracties

Page 18: Preventie van puntvervuiling

18

A B

Zuiveren van restfracties

de € 2000. Voor de filterunits kan men gebruik maken van cubitainers of IBC's (Intermediate Bulk Container) die men aan de bovenzijde openmaakt (Figuur 17 A). Onderaan de IBC wordt een drainagedarm aangesloten op de uitgang, of beter nog op een tankdoorvoer, om het afvloeien van het water te verzekeren (Figuur 17 B en C). Een drainagedarm met ko-kosmantel wordt aanbevolen zodat het per-colaat kan wegvloeien naar de volgende unit en de partikels afkomstig van de substraatmix tegengehouden worden. Wanneer men werkt met een tankdoorvoer plaats men deze on-geveer 20 cm boven de bodem van IBC zodat de drainagedarm altijd verzadigd is met wa-ter (Figuur 17 C). Om de waterhuishouding in de unit en het uitfilteren van matrixpartikels nog te verbeteren, wordt de drainagedarm bedekt met een laag kokoschips (Figuur 17 C). Hierop wordt vervolgens de substraat-matrix aangebracht. De substraatmix be-

Figuur 18 Opbouw van de verschillende units met samenstelling van de substraatmix.

staat uit 45 % potgrond, 5 % perceelsgrond en 50 % organisch materiaal (Figuur 18). De perceelsgrond, nodig voor het opkweken van de microbiële populatie, komt van een repre-sentatief perceel waar de meest gebruikte GBM worden toegepast. Het kan ook een mengeling zijn van verschillende percelen indien men bijvoorbeeld uiteenlopende teel-ten in bedrijf heeft. Als organisch materiaal heeft men een ruime keuze. Meestal wordt gehakseld stro gebruikt omdat dit goedkoop

Page 19: Preventie van puntvervuiling

19

en overal voorhanden is (Figuur 17 E). Maar in de bovenste van de drie filterunits wordt ge-opteerd om kokoschips te gebruiken omdat deze minder snel verteerd en voor een betere waterhuishouding zorgt (Figuur 17 D). De sub-straatmatrix kan worden aangemaakt met behulp van een shredder of een betonmixer. Indien een shredder wordt gebruikt is het op voorhand hakselen van het stro niet nodig. Bij het vullen van de IBC's moet het geheel regel-matig worden aangeduwd zodat een homo-gene compacte structuur gevormd wordt, en vult men de IBC met substraatmix tot onge-veer 5 centimeter onder de rand. Op de uitlaat of tankdoorvoer wordt, aan de buitenzijde van de IBC een koppelstuk geplaatst waarop een kunststof darm kan worden gekoppeld die de overloop naar de volgende unit voor-ziet. Voor de twee bovenste filterunits is dit een darm van ongeveer 10 mm doormeter. Wanneer deze darm wordt aangesloten op de uitgang van de IBC, wordt deze nog ongeveer 20 cm naar boven gelust om ervoor te zorgen dat de drainagedarm altijd verzadigd is met water (Figuur 17 F). De darm loopt vervolgens uit op een circulaire darm met kleine gaatjes die op het oppervlak van de onderliggende fil-terunit ligt en ervoor zorgt dat de bevloeiing mooi verspreid is over het oppervlak (Figuur 19 A). Eventueel kan voor het koppelstuk nog een kraantje voorzien worden dat het af-

Figuur 19 Het voeden van de filter gebeurt door middel van een pulspomp (B) en de vloeistof wordt over de filter verspreid met behulp van een circulaire darm met gaatjes (A). (C) toont hoe een filterunit eenvoudig kan worden af-gedekt tegen hemelwater.

C

sluiten van de filter mogelijk maakt. Om het systeem te kunnen voeden met restwater vanuit de opvangcisterne wordt gebruik ge-maakt van een pulserende pomp die geschikt is om bij een laag debiet te pompen (Figuur 19 B). De pomp wordt eveneens via een slang aangesloten op een circulair bevloeiingssys-teem dat op het oppervlak van de bovenste filterunit ligt. Op de uitgang van de onderste filter wordt een koppelstuk voorzien voor een slang van 2,5-3 cm doormeter die wordt aan-gesloten op het plantsysteem.

Opbouw plantenunits

De plantenunits verschillen op enkele punten van de filterunits. De IBC's worden eveneens langs boven opengesneden en aan de uitloop of een tankdoorvoer wordt een drainagedarm gekoppeld die bedekt wordt met kokoschips. Aan de buitenzijde van deze doorvoer wordt een koppelstuk voorzien waar de slang van de onderste filterunit op aangesloten wordt. Het water vloeit dus langs deze drainagedarm in de unit. De overloop van de plantenunit wordt voorzien op een bepaalde hoogte (70 cm van de bodem voor zeggegras en 50 cm van de bodem voor wilg) door op die plaats een tank-doorvoer te plaatsen (Figuur 20 A, B). De IBC wordt dan tot aan deze overloop gevuld met substraatmix die is samengesteld uit 95 % potgrond en 5 % perceelsgrond (Figuur 18),

en deze mix wordt goed aangeduwd. Op deze overloop wordt een tweede drainagedarm gekoppeld die op de matrix rust (Figuur 20 E). Vervolgens

Zuiveren van restfracties

Page 20: Preventie van puntvervuiling

20

WETGEVING

Momenteel, bij het maken van deze brochure, is de wetgeving die een bioremediatiesys-teem als zuiveringssmethode voor restwater beschrijft in Vlaanderen, nog niet rond. In de VLAREM wetgeving zal dit systeem opgeno-men worden en een milieuvergunning klasse II zal nodig zijn bij het plaatsen van een systeem.

Zuiveren van restfracties

wordt de IBC verder aangevuld met dezelfde substraatmix tot ongeveer 5 cm onder de rand en goed aangeduwd. Hier worden dan een zestal planten in geplant, Carex acuti-formis (moeraszegge) in de eerste unit en Salix triandra (amandelwilg) in de tweede unit (Figuur 18, Figuur 20 C, D). De overloop van de eerste plantenunit kan dan gekoppeld worden aan de ingang van de tweede plan-tenunit, onderaan de IBC. Aan deze tankdoor-voer voorziet met best een T-stuk met een ontluchting naar boven om een vlotte over-loop te verzekeren. De overloop van de twee-de plantenunit wordt dan nog gekoppeld aan een lege IBC die dient als opvangtank voor het percolaat (Figuur 18 en Figuur 20 E).

Figuur 20 Opbouw van een plantenunit. (A-B) Tankdoorvoer, (C) Carex acutiformis (moeraszegge), (D) Salix triandra (amandelwilg), (E) drainagedarm voor overloop, (F) koppeling van de verschillende units.

A B C D

E F

Plaatsing

Het bioremediatiesysteem wordt zo kort mo-gelijk bij de opvangcisterne geplaatst (Figuur 3 en Figuur 16). Om hemelwater uit het sys-teem te houden en de verdampingscapaciteit

Page 21: Preventie van puntvervuiling

21

te optimaliseren, staat het systeem ideaal on-der een doorschijnend afdak. Indien plaatsing onder een afdak niet mogelijk is, monteert men best een bescherming tegen regenval op de bovenste unit. Dit kan door bijvoorbeeld een doorschijnende golfplaat op de bovenste unit te bevestigen (Figuur 19 C).

Dimensionering

De hoeveelheid restwater die een systeem kan verwerken is afhankelijk van het debiet waarmee het water op het systeem wordt gepompt. Om een goede filtratie en afbraak te verzekeren moeten de GBM de kans krij-gen goed op de matrix te hechten. Daarom mag het debiet niet te hoog zijn. Het ideale debiet voor het voeden van het systeem ligt tussen 20 en 30 liter per 24 uur. Door gebruik te maken van een pulserende pomp kan het volume water verspreid over 24 uur worden toegevoegd, dit wil zeggen 13 tot 20 milliliter per minuut. Op die manier kan men op jaar-

ONDERDELEN BIOFILTER

• 6 IBC's (cubitainers) van 1 m³

• 14 m drainage darm

• 8 tankdoorvoer stukken

• 2 koppelstukken tankdoorvoer naar slang van 10 mm

• 6 koppelstukken tankdoorvoer naar slang van 25 mm

• 2 T-stukken van 25 mm

• 1 m PVC buis van 25 mm

• 10 m slang 10 mm doormeter

• 6 m slang 25 mm doormeter

• pulspomp

• aanzuigfilter

• 3,5 m³ potgrond

• 1 m³ gehakseld stro

• 1,5 m³ kokoschips

• 0,25 m³ perceelsgrond

Zuiveren van restfracties

Figuur 21 Biofilters in de praktijk. Rechts, een dubbel systeem voor een dubbele capaciteit van ongeveer 10 m³ op jaarbasis.

Page 22: Preventie van puntvervuiling

22

Bioremediatie: de fytobak

Een variatie op de biofilter is de fytobak. Oorspronkelijk werd de fytobak in Frankrijk ontworpen door Bayer Cropscience. Het wer-kingsprincipe is hetzelfde als bij de biofilter. De matirx heeft zowel een filtrerende wer-king als een microbiologische afbraak capa-citeit voor GBM. De fytobak verschilt van de bioliter in zijn dimensies en het feit dat de fytobak een gesloten systeem is doordat het effluent recirculeert naar de buffertank. Daar-naast vereist de plaatsing van een fytobak ook een stedebouwkundige vergunning.

Opbouw fytobak

De fytobak is eigenlijk een bak die volledig of gedeeltelijk bovengronds zit. De bak wordt opgebouwd uit een ondoorlaatbaar mate-riaal, meestal beton. Andere goedkopere duurzame materialen, zoals houtsoorten, zijn ook mogelijk, maar er moet op gelet worden dat er geen lekken kunnen optreden (bijvoor-beeld door het inbrengen van vijverfolie). Onderaan in de bak wordt een drainagebuis met kokosmantel voorzien die gekoppeld wordt aan de buffertank (Figuur 22). Op die

basis 4000 tot 6000 liter restwater verwer-ken per systeem (5 m³ substraat). De biofilter zoals hij hier werd beschreven, kan aan dit debiet netto al het restwater verdampen. In het voorjaar, wanneer de verdamping door de planten nog eerder laag is, zal effluent in de opvangtank terechtkomen dat later in het sei-zoen, wanneer de verdamping zeer hoog ligt, kan gebuikt worden om te voorkomen dat het plantsysteem droog komt te staan. In een warme, droge periode kan het plantsysteem immers tot 40 liter water per dag verdampen. Indien meer dan 6000 liter op jaarbasis moet verwerkt worden, kan men het systeem uit-breiden door parallel een tweede biofilter te plaatsen om zo de capaciteit te verdubbelen (Figuur 21).

Onderhoud

Een biofilter vraagt weinig onderhoud. Ge-durende de winterperiode wanneer er vorst mogelijk is, legt men het systeem stil en laat men de filter- en plantenbakken leeglopen op de spoelplaats zodat het water wordt opge-vangen in de buffertank. De pulspomp wordt vorstvrij opgeslagen om vorstschade te ver-mijden. Aan het begin van elk seizoen wordt het debiet van de pomp gecontroleerd door de afgifte per minuut te meten (met chrono en maatcilinder) om het systeem optimaal te belasten. Indien bij opstart van een nieuw seizoen het organisch materiaal volledig ver-teerd is, kan men opnieuw stro in de matrix bijmengen. En tot slot dienen de leidingen, de kranen en het circulaire verdeelsysteem regelmatig gecontroleerd te worden op even-tuele verstoppingen of lekken.

Figuur 22 Constructie van een fytobak in beton. On-deraan de bak ligt een drainagebuis met kokosmantel,

bedekt met keitjes om het effluentwater af te voeren naar de opvangbuffer (Bron: inagro vzw).

Zuiveren van restfracties

Page 23: Preventie van puntvervuiling

23

manier kan het overtollige water dat door de matrix migreert, terugvloeien naar de buf-fertank. Bovenop de drainagebuis wordt een laag keitjes voorzien om vervuiling tegen te gaan. Daarbovenop komt dan het filterma-teriaal, de substraatmix, met een minimale hoogte van 80 cm (Figuur 23). Deze mix heeft dezelfde samenstelling als bij de biofilter, 50 % gehakseld stro, 45 % potgrond en 5 % per-ceelsgrond. Om de filter te beschermen te-gen het indringen van hemelwater, wordt op de bak een dak voorzien uit lichtdoorlatende kunststof golfplaten. Op die manier creëert men tevens een serre-effect waardoor de verdamping gestimuleerd wordt. Aan het dak wordt een afvoergoot voorzien zodat het dak kan dienen om het schoonmaakwater van het uitspuiten van de doppen op te vangen en af te voeren naar de opvangbuffer (zie ook fi-guur 13). Op die manier kan men de fytobak integreren op de wasplaats. Bij de bouw van het dak moet ervoor gezorgd worden dat dit scharnierend bevestigd wordt. Op die manier kan het dak omhoog geklapt worden en kan de fytobak indien nodig worden aangevuld. Onderaan het dak wordt een leiding beves-tigd die aangesloten wordt op een pomp om het water uit de opslagcisterne over de substraatmatrix te verdelen. Op die leiding worden spuitdoppen voorzien voor een zo gelijkmatige verspreiding van het water te bekomen (Figuur 24). Men moet erop let-ten dat de doppen geen al te kleine opening bevatten om verstoppingen en een te fijne driftgevoelige nevel te vermijden. Het water wordt dagelijks vanuit de buffertank op het substraat gepompt met een doseringspomp of een pomp met timer.

Figuur 23 De fytobak opgevuld met substraatmix (Bron: inagro vzw)

Figuur 24 Verspreiding van het water met spuitdoppen (Bron: inagro vzw).

Dimensionering

In de regel kan een fytobak 500 liter water per m³ substraat verdampen op jaarbasis. De grote van de fytobak wordt bijgevolg be-paald door de hoeveelheid schoonmaakwater die men op jaarbasis op het bedrijf verwacht. Een fytobak van 20 meter bij 1,2 m met een substraatdikte van 1 meter kan bijgevolg op jaarbasis ongeveer 12 m³ water zuiveren. Een fytobak van die grote wordt dan gevoed met

Zuiveren van restfracties

Page 24: Preventie van puntvervuiling

24

water aan een debiet van 60 liter per dag.

Plaatsing

De inplanting van een fytobak op het be-drijf hangt af van bedrijf tot bedrijf en wordt bekeken in relatie tot de bestaande infra-structuur (Figuur 25). Voor de grootte houdt men enerzijds rekening met de hoeveelheid schoonmaakwater die men op het bedrijf ver-wacht en daarnaast kan men de lengte laten afhangen van de spuitboombreedte van de te wassen spuit. De fytobak wordt standaard 1 m 20 hoog gemaakt voor een minimale sub-straathoogte van 80 cm. Het is aangewezen de fytobak te plaatsen aan de zuidzijde van het gebouw om zoveel mogelijk zoninval te hebben en bijgevolg een hogere verdamping.

Onderhoud

Net zoals bij de biofilter is er niet veel onder-houd aan een fytobak. Om een goede werking te garanderen moet men de matrix indien no-dig terug opmengen met nieuw organische materiaal. Dit doet men best in het voorjaar voordat het systeem weer wordt opgestart

Figuur 25 Fytobak geïntegreerd op de wasplaats (Bron: inagro vzw).

na de winterperiode. In de winter tijdens de vorstperiode wordt het systeem stilgelegd om het stukvriezen van onderdelen zoals de pomp te vermijden.

Chemische zuivering: de Sentinel

Naast biologische technieken, bestaan er ook chemische zuiveringstechnieken om restwa-ter te behandelen. Een interessant toestel dat nog redelijk compact is en bijgevolg mobiel kan gemaakt worden, is de Sentinel (WMEC, Verenigd Koninkrijk) (Figuur 26).

Werking

De Sentinel is een systeem dat volledig au-tomatisch werkt. Het restwater wordt op-gezogen in het reactievat van het toestel. Daar wordt het onder voortdurend mixen eerst aangezuurd met een zure ijzersulfaat oplossing waardoor de bindingen in de ge-wasbeschermingsmoleculen gaan breken. Vervolgens wordt het geheel terug naar een basische pH gebracht door toevoeging van

Zuiveren van restfracties

Page 25: Preventie van puntvervuiling

25

met en beperkt volume aan restwater. Een Sentinel verwerkt ongeveer 1 m³ restwater per cyclus die 5 tot 6 uur duurt. Het is bijge-volg eerder een oplossing voor loonsproei-bedrijven of coöperatieven die grote hoe-veelheden restwater te verwerken hebben. Een voordeel is dat in het gezuiverde water geen meetbare resten van GBM worden te-ruggevonden en het water dus hergebruikt kan worden voor het spoelen of bij een totale onkruidbestrijding. Het nadeel is echter het kostenplaatje. Het toestel kost in aankoop ongeveer € 30000. In Vlaanderen zijn twee

bijtende soda (NaOH) en wordt er nog een po-lyelectroliet aan toege-voegd. Hierdoor gaan de gebroken moleculen vlok-ken vormen (floculatie). In de volgende stap die ongeveer anderhalf uur duurt, stopt de roering zodat de vlokken kunnen bezinken. Het boven-staande water wordt af-

Figuur 26 De Sentinel (WMEC, Verenigd Koninkrijk) voor

de chemische zuivering van restwater.

Figuur 27 Zuiveringsstappen in het Sentinel proces. De eerste erlenmeyer toont het onge-zuiverde restwater, de tweede het geflocu-leerde slib met bovenstaand gezuiverd water en de derde het water na de actieve koolfilter.

getapt en het bezinksel (slib) wordt gefilterd (Figuur 27). Het afgetapte water gaat dan over twee actieve koolfilters om de laatste restjes uit het water te zuiveren. Het gezuiverde wa-ter dient dan opgevangen te worden in een opvangtank en kan hergebruikt worden voor het toepassen van een totale onkruidbestrij-ding of als reinigingswater voor het reinigen van de spuittank.

Gebruik

Het gebruik van een Sentinel is echter niet geschikt voor individuele landbouwbedrijven

toestellen beschikbaar (pcfruit vzw, Phytofar) die regelmatig in projecten meedraaien.

Zuiveren van restfracties

Page 26: Preventie van puntvervuiling

26

Deze brochure werd opgesteld om telers te helpen bij het voorkomen van puntvervuiling. De belangrijkste oorzaken van puntvervuiling kunnen immers worden aangepakt door een wijziging in enkele gewoontes. Het spoelen in het veld voorkomt al in belangrijke mate dat rest- en spoelwater terechtkomt in het opper-vlaktewater. Daarnaast is het gebruik van een ingerichte plaats voor vullen en schoonma-ken op het bedrijf een grote stap in de goede richting van verantwoord omgaan met GBM. Vandaag, en zeker in de toekomst, zullen niet alleen de kwaliteitseisen van de consument hoog liggen, maar eveneens de milieueisen en in het bijzonder de kwaliteit van het op-pervlakte- en grondwater. Om kwaliteitspro-ducten in toekomst te blijven produceren is het noodzakelijk dat we over een geschikt gamma aan GBM kunnen beschikken. Het is dus in ieders belang GBM toe te passen daar waar ze nodig zijn en zoveel mogelijk uit de omgeving te houden.

Besluit

Besluit

Page 27: Preventie van puntvervuiling

27

Nuttige Informatie

Brochure ‘Code Goede Landbouwpraktijken, Gewasbescherming’

www2.vlaanderen.be/landbouw/downloads/dula/code_glp_gewasbescherming.pdf

Folders ‘Correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen’

www.pcfruit.be/ADLO_Ijzer_en_Demer/23728/pcfruit

Interactief Waterbeheer

www.interactiefwaterbeheer.eu

Phytofar

www.phytofar.be

Phytofar Recover

www.phytofarrecover.eu

TOPPS

www.topps-life.org

Vlaamse Milieumaatschappij

www.vmm.be

Waterloket

www.waterloketvlaanderen.be/landbouw

Referenties

Eindrapport IWT Landbouwkunig Onderzoeksproject ‘BIOREM’

TOPPS brochure ‘Biozuiveringssystemen voor het behandelen van restfracties op het bedrijf’

‘Praktische Gids Bioremediatiesystemen’, Provincie West-Vlaanderen

Page 28: Preventie van puntvervuiling

Proefcentrum Fruitteelt vzwFruittuinweg 1, B-3800 Sint-TruidenBelgiëTel.: 0032 11 69 70 80E-mail: [email protected]

Waterschap Brabantse DeltaBouvignelaan 5, 4836 AA BredaNederlandTel.: 0031 76 564 10 00

Innovatiesteunpunt voor Land- en TuinbouwPostbus 40, B-3000 LeuvenBelgiëTel.: 0032 16 28 61 20E-mail: [email protected]

Interreg IV programma Grensregio Vlaanderen-NederlandInteractief WaterbeheerDeelprojecten 'Afspoeling van spuitmachines' en 'Preventie van puntlozingen'