prestatie 1: GESPREKSVAARDIGHEDENbart-hoogvorst.weebly.com/.../4/0/0/7/...leerling.docx  · Web...

24
[Geef tekst op] 8/5/2013 Bart Hoogvorst 500 15 1707 Hogeschool van Amsterdam Domein Onderwijs & Opvoeding Docent Horeca & Voeding dt jaar 2 ABV adolescentiepsychologie & leerlingbegeleiding IN GESPREK MET DE LEERLIN PRESTATIE 1: GESPREKSVAARDIGHEDEN

Transcript of prestatie 1: GESPREKSVAARDIGHEDENbart-hoogvorst.weebly.com/.../4/0/0/7/...leerling.docx  · Web...

[Geef tekst op]

8/5/2013

Bart Hoogvorst500 15 1707Hogeschool van AmsterdamDomein Onderwijs & OpvoedingDocent Horeca & Voeding dt jaar 2ABV adolescentiepsychologie & leerlingbegeleiding

in gesprek met de leerling prestatie 1: GESPREKSVAARDIGHEDEN

2

Inhoudsopgave

Voorwoord..........................................................................................................................................3De begeleider...................................................................................................................................3

Relatie.............................................................................................................................................3

Houding...........................................................................................................................................3Vaardigheden & techniek.........................................................................................................3

Doel van het gesprek.....................................................................................................................4Ruimteverdeling...............................................................................................................................4De opbouw van het gesprek........................................................................................................6Egoposities.........................................................................................................................................8Interventies & gespreksniveaus.................................................................................................9Cruciale momenten in het gesprek.........................................................................................10

Korthagen.........................................................................................................................................11

Het gesprek.....................................................................................................................................12

Bronvermelding..............................................................................................................................16

3

Voorwoord.Onder gespreksvaardigheden verstaan we vaardigheden zoals luisteren, spreken en concentratie die nodig zijn om goed te kunnen communiceren. Om deze vaardigheden te kunnen ontwikkelen zal je moeten oefenen in het structureren van een gesprek en het optreden en interveniëren tijdens een gesprek.

Voor de module ABV adolescentiepsychologie & leerlingbegeleiding heb ik de opdracht gekregen om deze gespreksvaardigheden te trainen aan de hand van een gesprek met een leerling. Ik heb dit gedaan aan de hand van een oefengesprek en de theorie van A. Konig (In gesprek met de leerling, 2012). Omdat ik mijn stage in het eerste semester van dit schooljaar heb afgerond, heb ik voor het gesprek met de leerling een rollenspel aangehouden. Het gesprek is opgenomen op video en is te bezichtigen via onderstaande link. Om aan te geven waar ik de theorie toepas in het gesprek, maak ik gebruik van uitgetypte delen vanuit het gesprek. Een volledig transcript van het gesprek is in dit verslag opgenomen als bijlage onder de kop “Het gesprek”.

videolink → http://www.youtube.com/watch?v=qVfwPHi2-Ps

De begeleider.Voor het uitvoeren van de opdracht is dus gekozen voor een rollenspel. Om de leerling zoveel mogelijk in haar rol te laten heb ik ervoor gekozen om de rol van mentor aan te nemen op haar school. De leerling is een derde jaars leerling VMBO gemengde leerweg aan het Groenhorst College te Almere. Ze zit in een klas met 23 leerlingen.Relatie.In dit rollenspel is gekozen voor een kennismakingsgesprek tussen mentor en leerling. Dat houdt in dat we aan het begin staan van het traject van begeleiding. Hierdoor is in de relatie tussen begeleider en begeleide nog geen sprake van voorafgaande ervaringen. In mijn rol als mentor vind ik mezelf rustig, open en vriendelijk. De leerling voelt zich hierbij op haar gemak. Dit heb kunnen merken aan haar open houding en de vrijheid waarmee zij communiceert.Houding.Ik zie mezelf als een betrokken en inlevend persoon. Ik ben oprecht geïnteresseerd in de leerlingen en laat ieder in zijn of haar waarde. Wel vind ik het nog moeilijk om streng te zijn voor leerlingen in situaties die daarom vragen. Dit heb ik ook uit mijn stageperiode teruggekregen als feedback, zowel van docenten als van de leerlingen.

4

Vaardigheden & techniek.Op het gebied van vaardigheden in de begeleidingshouding sta ik nog echt aan het begin. Door het lezen van de theorie is er langzaam een bewustwording gecreëerd. Maar van het bewust gebruik maken van de theorie in de praktijk is nog geen sprake. Daarom is deze opdracht een zeer welkom onderdeel in mijn opleiding.

5

Doel van het gesprek.Tijdens het voeren van het gesprek heb ik me een bepaald doel voor ogen gehouden. Het doel was: kennismaken met de leerling en kijken waar zij staat binnen de school en de klas. Ik heb dit aan het begin van het gesprek ook aangegeven bij de leerling. Op deze manier was voor beide partijen duidelijk wat het doel was voor dit gesprek. Tijdens een gesprek kan het soms voorkomen dat je het doel zal moeten bijstellen. In dit gesprek bleek dat de leerling moeite had met het leren van bepaalde stof. Omdat er niet voldoende tijd was in dit gesprek om de oorzaken daarvan te achterhalen, is ervoor gekozen om hier in een vervolg gesprek naar te kijken.

Ruimteverdeling.Met de ruimteverdeling in een gesprek bedoelen we de ruimte die beide gesprekspartners innemen in het gesprek ten opzichte van elkaar. Zo kan je als mentor ruimte geven, delen of nemen ten opzichte van de leerling.

Aangezien dit gesprek een kennismakingsgesprek is wordt er in eerste instantie voornamelijk ruimte gegeven aan de leerling. De mentor wil graag van de leerling weten wie zij is en hoe zij het vindt op school. Door gerichte vragen te stellen en ruimte te geven, kan de leerling de ruimte nemen om te antwoorden. Dit is goed te zien in het hier volgende voorbeeld uit het begin van het gesprek:

00m00 – 01m31M: Hoi, Annefleur.L: Hoi.M: Ik heb je hier uitgenodigd om een kennismakingsgesprek te doen. Zoals je weet ben ik de nieuwe mentor van jullie klas. En ik wil iedereen graag gewoon even leren kennen. Ik heb daar ongeveer 10 minuutjes voor uitgetrokken, om met jou dit gesprek te doen. En ik wil daarin graag van jou weten hoe je het vindt hier op school?L: Nou, ik vind het wel leuk en gezellig.M: Wat vind je gezellig aan de klas en aan de school?L: Nou, ik vind de klas… We doen allemaal aardig tegen elkaar en iedereen… Ja, we doen niet altijd aardig dan, maar we kunnen wel voor elkaar klaar staan, enzo. Ja we hebben wel gewoon een leuke klas hoor.M: En zijn er ook dingen die je minder leuk vindt aan school?L: Ja, de lessen. Sommige lessen als wiskunde enzo vind ik saai.M: Wiskunde vind je saai?L: Ja.M: En waarom vind je wiskunde saai?L: Omdat ik het moeilijk vind!

6

M: Alleen omdat je het moeilijk vind of ook omdat je het niet begrijpt of omdat de les vervelend is?L: Ja, ik begrijp het niet altijd. En omdat heel veel kinderen uit de klas het niet begrijpen, moet de docent zich heel erg.. eh.. hoe noem je dat? eh… allemaal mensen moet gaan uitleggen. Dus dan moet je heel lang op je beurt wachten tot je weer een vraag kan stellen. Dus dan is de les alweer zo voorbij.M: Dus dan schiet je eigenlijk niets op?L: Nee, en het is best wel lastig om dus een uitleg te gaan vragen.

7

Vervolgens wordt gaandeweg het gesprek de ruimte steeds meer ingenomen door de mentor. De ruimte in het gesprek wordt nu gedeeld:

02m58 – 04m12M: En hoe zit het met je praktijkvakken op school?L: Die vind ik wel leuk.M: Ja? Wat vind je de leukste praktijkvakken?L: Koken en dier.M: Koken en dier?L: Ja.M: Oké, en bloem en ..............L: Tuin, die vind ik gewoon niet zo leuk.M: Daar ligt jouw interesse niet.L: Nee.M: En wil je iets gaan doen met koken of dier?L: Niet zo veel eigenlijk.M: Wat wil je dan gaan doen als je volgend jaar examen hebt gedaan?L: mmm... Naar het ROC, en dan wil ik Zorg & Welzijn gaan doen.M: Oké, en wat wil je met Zorg & Welzijn? Heb je al een idee van wat je later wilt worden?L: Ja, ik wil misschien in de jeugdzorg. Dat vind ik altijd wel heel interessant.M: En weet je ook wat je daarvoor moet doen?L: Ja, ROC en dat is 4 jaar, en als ik dat goed gedaan heb dan kan ik HBO gaan doen en dan heb je wel de goede diploma’s.M: En hoe lang duurt dat nog denk je, alles bij elkaar?L: ehm... ROC 4 jaar en HBO ook nog 4 jaar.M: En dan ben je met volgend jaar er nog bij 24?L: Ja, denk het wel...... Dat is wel oud!M: haha, dat valt nog best mee hoor!

Aan het eind van het gesprek neemt de mentor de ruimte in het gesprek. Hierdoor mist hij een belangrijk moment in het gesprek, waarin de leerling aangeeft zelf met een oplossing te kunnen komen. Doordat de mentor dit niet registreert en zelf met zijn oplossing komt, neemt hij de verantwoordelijkheid bij de leerling weg en wordt sturend.

07m16 – 08m31M: En is dat er ook voor biologie? L: Weet ik niet, misschien wel. Ik denk het niet, want anders had ze dat misschien wel gezegd. M: Ok, maar misschien is het goed om eens te kijken of er een andere manier van leren is dan alleen maar met lezen en de belangrijkste punten opschrijven. Misschien kan je dat eens proberen. L: Ja maar ik kan ook bij biologie de docent even een keertje vragen. M: Nou we kunnen dat ook eens een keertje voor je uitzoeken wat misschien handige manieren voor je zijn. En dan doen we dat in een ander gesprek een even kijken of je dat ook interessant of leuk vindt om een keer te proberen. L: Ja, dat zou wel goed zijn. M: Is er verder nog iets wat je met me wilt delen? L: Nee. M: Nee? Verder gaat het allemaal wel goed? L: Ja. M: Oké, nou mooi. Dan denk ik dat dit het gesprek was.

8

L: Ja. M: En dan ga ik op zoek naar leermethodes die je misschien wel kunnen helpen bij biologie. En dan maken we over een paar weken weer een afspraak om te kijken hoe het gaat. L: Ja. M: Is dat goed? L: Ja is goed.

De opbouw van het gesprek.Bij de opbouw of procedure van een gesprek herkennen we een aantal fases. De ruimteverdeling kan per onderdeel van deze opbouw veranderen. Zo begint elk gesprek met een opening waarin de docent of mentor vrijwel altijd ruimte geeft. Hij verwelkomt de leerling en vraagt even hoe het met hem/haar gaat. Vervolgens geeft, deelt of neemt de docent/mentor de ruimte afhankelijk van het doel van het gesprek en de fases.We onderscheiden de volgende fases:

de opening; de oriëntatie; de uitdieping; de conclusie; de afronding;

Deze verschillende fases zijn in het gesprek goed aan te wijzen.

de opening: 00m00 – 00m34M: Hoi, Annefleur.L: Hoi.M: Ik heb je hier uitgenodigd om een kennismakingsgesprek te doen. Zoals je weet ben ik de nieuwe mentor van jullie klas. En ik wil iedereen graag gewoon even leren kennen. Ik heb daar ongeveer 10 minuutjes voor uitgetrokken, om met jou dit gesprek te doen. En ik wil daarin graag van jou weten hoe je het vindt hier op school?L: Nou, ik vind het wel leuk en gezellig.M: Wat vind je gezellig aan de klas en aan de school?L: Nou, ik vind de klas… We doen allemaal aardig tegen elkaar en iedereen… Ja, we doen niet altijd aardig dan, maar we kunnen wel voor elkaar klaar staan, enzo. Ja we hebben wel gewoon een leuke klas hoor.

In de opening is er aandacht voor de leerling en wordt de inhoud van het gesprek aangegeven. De leerling weet op deze manier wat de focus van het gesprek is en kan nu de ruimte nemen om haar verhaal te doen.

de oriëntatie: 00m57 – 01m32M: En zijn er ook dingen die je minder leuk vindt aan school?L: Ja, de lessen. Sommige lessen als wiskunde enzo vind ik saai.M: Wiskunde vind je saai?L: Ja.M: En waarom vind je wiskunde saai?L: Omdat ik het moeilijk vind!M: Alleen omdat je het moeilijk vind of ook omdat je het niet

9

begrijpt of omdat de les vervelend is?L: Ja, ik begrijp het niet altijd. En omdat heel veel kinderen uit de klas het niet begrijpen, moet de docent zich heel erg.. eh.. hoe noem je dat? eh… allemaal mensen moet gaan uitleggen. Dus dan moet je heel lang op je beurt wachten tot je weer een vraag kan stellen. Dus dan is de les alweer zo voorbij.

Bij de oriëntatie in het gesprek komt het thema of probleem ter sprake. In dit geval de moeite met het vak wiskunde en verder in het gesprek de moeite met het leren voor biologie. De leerling krijgt de ruimte om het probleem aan te geven en de mentor probeert met gerichte vragen het probleem te verduidelijken.

10

de uitdieping: 1m34 – 2m25 & 4m27 – 05m08M: Dus dan schiet je eigenlijk niets op?L: Nee, en het is best wel lastig om dus een uitleg te gaan vragen.M: En wat zou de docent daaraan kunnen doen?L: Misschien iets van een hulp wiskundedocent erbij doen, ofzo?M: En zou dat dan zo maar kunnen op school, denk je?L: Ja, dat denk ik wel.M: En heb je wel eens tegen de docent gezegd dat je het moeilijk vind?L: Ja.M: Wel eens na de les aangesproken op de dingen die je moeilijk vindt?L: Ja.M: En wat zegt die dan?L: Moet je maar na school een keertje langskomen.M: En doe je dat dan ook?L: Nee.M: Dat zie je dan niet zitten, zo moeilijk vind je het niet?L: Nee, ik ga liever thuis werken, want thuis heb ik hele goeie wiskunde uitleg.M: Oké, dus dan kan je wel goed bijblijven?L: Ja, ik ga liever naar huis om dan mijn huiswerk te maken zodat ik het weer af heb voor de volgende les. Dan dat ik naar de wiskunde docent ga. Vaak snap ik toch zijn uitleg niet.

&

M: En zijn er ook mensen in de klas waar je het moeilijk mee kan vinden? Of zijn er mensen in de klas die je het lastig maken op school?L: Ja, ehm en beetje. Er zijn jongens zeg maar in mijn klas, die hebben ADHD. En die kunnen echt heel druk zijn. En die verstoren heel vaak de les, waardoor de docent alleen maar op die kinderen let. En niet meer op mensen die een vraag willen stellen. M: En hoe verstoren ze dan de les?L: Nou gewoon heel druk zijn en eh de hele tijd door je praten en ik weet niet, gewoon allemaal dingen roepen. M: Zodat jij niet...L: ... Een vraag kan stellen. Of gewoon niet zo goed kan werken, want ik word daar ook afgeleid van.M: En is dat ook het probleem bij wiskunde? L: Nee. Een beetje denk ik ook wel hoor, maar. M: MisschienL: Ja

Bij het uitdiepen gaat de mentor op zoek naar de achtergronden bij het probleem. Door het stellen van vragen en verbanden leggen tussen de verschillende antwoorden probeert hij een beeld te krijgen bij de oorzaken van het probleem.

de conclusie: 07m39 – 07m56M: Ok, maar misschien is het goed om eens te kijken of er een andere manier van leren is dan alleen maar met lezen en de belangrijkste punten opschrijven. Misschien kan je dat eens proberen. L: Ja maar ik kan ook bij biologie de docent even een keertje vragen. M: Nou we kunnen dat ook eens een keertje voor je uitzoeken wat

11

misschien handige manieren voor je zijn. En dan doen we dat in een ander gesprek een even kijken of je dat ook interessant of leuk vindt om een keer te proberen. L: Ja, dat zou wel goed zijn.

Met de conclusie neemt de mentor de ruimte in het gesprek. Hij komt met een voorstel om het probleem te kunnen aanpakken. Bij het nemen van de ruimte neemt de docent ook de verantwoordelijkheid over van de leerling. Dit is uiteraard niet de bedoeling!

de afronding: 07m57 – 08m33M: Is er verder nog iets wat je met me wilt delen? L: Nee. M: Nee? Verder gaat het allemaal wel goed? L: Ja. M: Oké, nou mooi. Dan denk ik dat dit het gesprek was. L: Ja. M: Dan ga ik op zoek naar leermethodes die je misschien wel kunnen helpen bij biologie. En dan maken we over een paar weken weer een afspraak om te kijken hoe het gaat. L: Ja. M: Is dat goed? L: Ja is goed. M: Dank je wel. L: Alsjeblieft.

Net als een opening heeft een gesprek ook een afronding nodig. Hier wordt weer ruimte geboden aan de leerling voor eventuele onduidelijkheden of aanvullingen en er is nog even kort een resumé van de gemaakte afspraken.

Egoposities.De transactionele analyse is een persoonlijkheidstheorie van Eric Berne. Deze theorie kun je gebruiken om je manier van omgaan met mensen effectiever te maken. De transactionele analyse gaat ervan uit dat we vanuit drie posities of ‘zijnswijzen’ kunnen reageren op situaties en andere mensen. Deze drie zijnswijzen zijn:

de Ouder de Volwassene of het Kind

De Ouder staat voor waarden en normen. De ouder heeft een rijkdom aan normen van ouders en de cultuur overgenomen. De Ouder weet wat goed en slecht is en hoe het hoort, dus kan kritisch zijn en anderen veroordelen, maar kan ook verantwoordelijkheid nemen en verzorgen.

12

De Volwassene vertegenwoordigt het informatieverwerkend systeem en de vaardigheden die iemand tot zijn beschikking heeft. De Volwassene verwerkt informatie, onderzoekt en geeft informatie. Het is als het ware een databank.De Volwassene kan ook informatie geven over de normen van de Ouder en de gevoelens van het Kind.

Het Kind vertegenwoordigt emoties, levensenergie, creativiteit, en kan ook afhankelijk of opstandig zijn.

Het is belangrijk je te realiseren dat iedereen de drie posities in zich heeft. Je kunt zelf kiezen welke je aan het woord laat. Problemen in de communicatie ontstaan vaak als de aangesprokene reageert vanuit een andere zijnswijze dan degene waarin de spreker hem/haar probeert aan te spreken.

In dit gesprek is er weinig sprake van een wisseling in de zijnswijzen. De mentor zit voornamelijk in de rol van volwassene en verwerkt en geeft de leerling informatie. De leerling zit voornamelijk in de zijnswijze van het kind. Pas tegen het eind van het gesprek wordt de mentor meer sturend naar de leerling toe. De leerling accepteert dit vanuit haar zijnswijze. In het hier volgende voorbeeld kun je zien dat de rol van de mentor meer sturend wordt.

voorbeeld transactionele analyse, zijnswijzeM: En hoe leer jij zelf dan? Gewoon het boek doorlezen of eh?L: Nee, ja die hoofdstukken doorlezen die we moeten leren. En ook wat de docent heeft uitgelegd wat we moeten leren. M: En dat lees je dan gewoon door? L: Ja. En ook hele stukken die, ja die lees ik gewoon de hele tijd en ik schrijf dan de belangrijke punten op. M: En vind je dat een goede manier om te leren? L: Ja ik vind het wel goed. M: En zou er ook een andere manier kunnen zijn om te leren?

Interventies & gespreksniveaus.Binnen de ruimteverdeling in een gesprek kunnen we inzoomen op twee gesprekstechnische handvaten. Zo herkennen we gespreksinterventies, dat is hetgeen een docent of mentor tijdens het gesprek kan doen of zeggen. De verschillende interventies zijn aangegeven in het bijgevoegde transcript , deze is te vinden in het hoofdstuk “Het geprek”.

13

En we hebben de gesprekniveaus waarin we een viertal aspecten kunnen onderscheiden die voor een deel voorafgaand aan het gesprek kunnen bepalen. Deze aspecten zijn:

de inhoud ofwel het onderwerp van het gesprek; de procedure ofwel de opbouw van het gesprek; de interactie, de communicatie tussen de gesprekspartners zowel

verbaal als non-verbaal; de gevoelens, tijdens het gesprek zijn er, uitgesproken of niet, bij

beide deelnemers gevoelens aanwezig;

14

Cruciale momenten in het gesprek.Een cruciaal moment in het gesprek is het moment waarop ik de leerling de verantwoordelijkheid uit handen neem. In dit moment wil ik de leerling graag in een richting sturen die mij het best lijkt. Hierdoor heb ik geen oog voor het feit dat de leerling ook zelf met een oplossing kan komen.

cruciaal moment 07m53 – 08m10M: Ok, maar misschien is het goed om eens te kijken of er een andere manier van leren is dan alleen maar met lezen en de belangrijkste punten opschrijven. Misschien kan je dat eens proberen. L: Ja maar ik kan ook bij biologie de docent even een keertje vragen. M: Nou we kunnen dat ook eens een keertje voor je uitzoeken wat misschien handige manieren voor je zijn. En dan doen we dat in een ander gesprek een even kijken of je dat ook interessant of leuk vindt om een keer te proberen. {opleggen}L: Ja, dat zou wel goed zijn.

Een andere interventie die ik in deze situatie had kunnen toepassen is vragend aansluiten. Zo had ik de leerling kunnen vragen wat zij een goede oplossing vindt. Ook had ik de leerling kunnen adviseren. Ik had haar verschillende oplossingen kunnen aandragen die voor mij acceptabel waren, maar waarbij ik de keuze bij de leerling had neergelegd.

15

Korthagen.Met behulp van de reflectiecyclus van Korthagen kun je inzicht krijgen in de knelpunten van je eigen leerproces. Het is een systematische manier van reflecteren. Door de vijf stappen te doorlopen kom je uiteindelijk weer uit bij fase 1 voor een volgende reflectiecyclus.

Fase 1. Handelen en ervarenHet doel van het gesprek was om een kennismakingsgesprek te oefenen. Ik wilde in dit gesprek kennismaken met de leerling en haar de ruimte geven om haar bevindingen en ervaringen op school met mij te delen. Omdat dit een rollenspel betrof was ik niet goed voorbereid voor het gesprek. Ik dacht dat ik het wel even zou doen. Hierdoor vond ik dat het gesprek wat stroef verliep en dat ikzelf niet volledig in het gesprek zat.

Fase 2. Terugblikken op het handelen / ervaren

1. Wat wilde ik?Kennismaken met de leerling.

5.Wat wilde de leerling?Vertellen over haar ervaringen op school.

2. Wat voelde ik?Ik was op het moment van de opname nerveus. Ik voelde dat ik me toch niet zo goed had voorbereid op het gesprek.

6.Wat voelde de leerling?De leerling merkte niet dat ik niet was voorbereid. Wel bemerkte zij mijn nervositeit. Ze gaf aan dat ze zelf ook iets nerveus was.

3. Wat dacht ik?Ik was constant bezig met waar ik met het gesprek heen wilde en of ik niet dingen vergat. Hierdoor dacht ik dat ik wat afwezig zou overkomen.

7.Wat dacht de leerling?De leerling dacht dat ze gewoon kon vertellen over haar school.

4. Wat deed ik?Ik heb geprobeerd het gesprek zo goed mogelijk te voeren, waarbij ik heb getracht de leerling zoveel mogelijk aan het woord te laten. Ondanks mijn minder goede voorbereiding en mijn gedachten heb ik een prettig gesprek gehad met de leerling.

8.Wat deed de leerling?De leerling was heel open in het gesprek. Ze vertelde makkelijk en leek snel op haar gemak.

Fase 3. Bewustwording (eventuele formulering) van essentiële aspecten. In mijn eerste uitgewerkte en geanalyseerde gesprek met een leerling heb ik gemerkt dat het helpt om je goed voor te bereiden. Ik ben dit gesprek aangegaan met een open vizier en dat bleek voor mij en voor de leerling een goede manier. Uit dit gesprek (en voorgaande gesprekken op mijn stageschool) heb ik ook geleerd dat ik het soms lastig vind om de juiste vragen te stellen.

16

Fase 4. Alternatieven ontwikkelen voor de aanpak en daaruit kiezen. Bij een volgend gesprek zal ik mij in eerste instantie beter voorbereiden. Daarnaast zal ik moeten gaan oefenen in het stellen van vragen. Hierbij zal ik ook hoofdstuk 7 van in gesprek met de leerling nogmaals goed doorlezen. Ook heb ik gemerkt dat ik veel vragen begin met een werkwoord, hierdoor is het voor de leerling snel een ja/nee vraag. Hier zal ik op moeten letten

Fase 5. Handelen en ervaren Denk bij een volgend gesprek goed na over hoe je het gesprek in wilt gaan en welke vragen je zou willen stellen.

Het gesprek.Het gesprek heeft plaatsgevonden op 06 mei 2013 en is opgenomen op video. Dit videomateriaal is te bekijken op Youtube via onderstaande link.

http://www.youtube.com/watch?v=qVfwPHi2-Ps

Hieronder volgt een transscript van het gesprek, waarbij M. staat voor de mentor (ik) en L. voor de leerling.

00m00

01m00

M: Hoi, Annefleur.L: Hoi.M: Ik heb je hier uitgenodigd om een kennismakingsgesprek te doen. Zoals je weet ben ik de nieuwe mentor van jullie klas. En ik wil iedereen graag gewoon even leren kennen. Ik heb daar ongeveer 10 minuutjes voor uitgetrokken, om met jou dit gesprek te doen. En ik wil daarin graag van jou weten hoe je het vindt hier op school? {zich open stellen}L: Nou, ik vind het wel leuk en gezellig.M: Wat vind je gezellig aan de klas en aan de school?L: Nou, ik vind de klas… We doen allemaal aardig tegen elkaar en iedereen… Ja, we doen niet altijd aardig dan, maar we kunnen wel voor elkaar klaar staan, enzo. Ja we hebben wel gewoon een leuke klas hoor. {luisteren}M: En zijn er ook dingen die je minder leuk vindt aan school?L: Ja, de lessen. Sommige lessen als wiskunde enzo vind ik saai.M: Wiskunde vind je saai?L: Ja.M: En waarom vind je wiskunde saai? {verhelderen}L: Omdat ik het moeilijk vind!M: Alleen omdat je het moeilijk vind of ook omdat je het niet begrijpt of omdat de les vervelend is? {vragend aansluiten}L: Ja, ik begrijp het niet altijd. En omdat heel veel kinderen uit de klas het niet begrijpen, moet de docent zich heel erg.. eh.. hoe noem je dat? eh… allemaal mensen moet gaan uitleggen. Dus dan moet je heel lang op je beurt wachten tot je weer een vraag

17

02m00

03m00

kan stellen. Dus dan is de les alweer zo voorbij.M: Dus dan schiet je eigenlijk niets op?L: Nee, en het is best wel lastig om dus een uitleg te gaan vragen.M: En wat zou de docent daaraan kunnen doen?L: Misschien iets van een hulp wiskundedocent erbij doen, ofzo?M: En zou dat dan zo maar kunnen op school, denk je?L: Ja, dat denk ik wel.M: En heb je wel eens tegen de docent gezegd dat je het moeilijk vind?L: Ja.M: Wel eens na de les aangesproken op de dingen die je moeilijk vindt?L: Ja.M: En wat zegt die dan?L: Moet je maar na school een keertje langskomen.M: En doe je dat dan ook?L: Nee.M: Dat zie je dan niet zitten, zo moeilijk vind je het niet? {oordelen}L: Nee, ik ga liever thuis werken, want thuis heb ik hele goeie wiskunde uitleg.M: Oké, dus dan kan je wel goed bijblijven?L: Ja, ik ga liever naar huis om dan mijn huiswerk te maken zodat ik het weer af heb voor de volgende les. Dan dat ik naar de wiskunde docent ga. Vaak snap ik toch zijn uitleg niet.M: Dus dat zit dan echt bij de docent?L: Ja.M: Het is niet zo dat je…………?L: Nee, ik denk wel dat het bij de docent ligt.M: Want de andere vakken begrijp je wel goed?L: Ja.M: En die worden voor jou goed uitgelegd?L: Nou, ik heb nu een nieuwe wiskundedocent en die snap ik wel veel beter.M: Oké.L: Die legt wat beter uit…M: En dat is?L: Hovenkamp.M: O, Hovenkamp. En die legt het wel goed uit?L: Ja.M: En hoe zit het met je praktijkvakken op school?L: Die vind ik wel leuk.M: Ja? Wat vind je de leukste praktijkvakken?L: Koken en dier.M: Koken en dier?L: Ja.M: Oké, en bloem en ..............L: Tuin, die vind ik gewoon niet zo leuk.M: Daar ligt jouw interesse niet.

18

04m00

05m00

06m00

L: Nee.M: En wil je iets gaan doen met koken of dier?L: Niet zo veel eigenlijk.M: Wat wil je dan gaan doen als je volgend jaar examen hebt gedaan?{open stellen}L: mmm... Naar het ROC, en dan wil ik Zorg & Welzijn gaan doen.M: Oké, en wat wil je met Zorg & Welzijn? Heb je al een idee van wat je later wilt worden? {luisteren}L: Ja, ik wil misschien in de jeugdzorg. Dat vind ik altijd wel heel interessant.M: En weet je ook wat je daarvoor moet doen?L: Ja, ROC en dat is 4 jaar, en als ik dat goed gedaan heb dan kan ik HBO gaan doen en dan heb je wel de goede diploma’s.M: En hoe lang duurt dat nog denk je, alles bij elkaar?L: ehm... ROC 4 jaar en HBO ook nog 4 jaar.M: En dan ben je met volgend jaar er nog bij 24?L: Ja, denk het wel...... Dat is wel oud!M: haha, dat valt nog best mee hoor!L: Ja, maar het klinkt wel oud.M: En zijn er ook mensen in de klas waar je het moeilijk mee kan vinden? Of zijn er mensen in de klas die je het lastig maken op school?L: Ja, ehm en beetje. Er zijn jongens zeg maar in mijn klas, die hebben ADHD. En die kunnen echt heel druk zijn. En die verstoren heel vaak de les, waardoor de docent alleen maar op die kinderen let. En niet meer op mensen die een vraag willen stellen. M: En hoe verstoren ze dan de les?L: Nou gewoon heel druk zijn en eh de hele tijd door je praten en ik weet niet, gewoon allemaal dingen roepen. M: Zodat jij niet...L: ... Een vraag kan stellen. Of gewoon niet zo goed kan werken, want ik word daar ook afgeleid van.M: En is dat ook het probleem bij wiskunde? {terugkoppelen}L: Nee. Een beetje denk ik ook wel hoor, maar. M: MisschienL: JaM: En ehm, wat gaat er goed? L: Ehm, ik vind dat, ehm. Nou wiskunde gaat nu ook goed. Want ik stond eerst een zware onvoldoende en dat heb ik tot een zes weten te behalen. M: Dus je hebt het heel erg opgehaald? L: Klopt. En eh, mijn eerste rapport had ik vijf onvoldoendes en ik heb nu twee, nog maar één onvoldoende. M: En waar is die onvoldoende dan voor? L: Eh, biologie. Met een 5.4. M: Dus dat haal je ook wel op.L: Dat ga ik ophalen ja. M: Oké, en vind je het ook moeilijk biologie?

19

07m00

08m00

L: Nee, ik eh. Ja ik weet niet. Ja ik vind het wel een beetje lastig. M: En hoe kom je aan een 5.4 dan? Weet je dat ook? {vragend aansluiten}L: Eehm. Nou, ik moet ook verslagen inleveren bij biologie en die maak ik echt super goed eigenlijke. Daar haal ik ook achten en negens bij. Maar de toetsen, ik weet niet, die gaan gewoon niet zo goed.M: En hoe leer je voor je toetsen? L: Eh met je boek. Daar staat alle informatie in die je voor je toets moet weten. En een week voordat de toets begint, gaat de docent, legt dan uit wat we allemaal moeten weten voor de toets. M: En hoe leer jij zelf dan? Gewoon het boek doorlezen of eh?L: Nee, ja die hoofdstukken doorlezen die we moeten leren. En ook wat de docent heeft uitgelegd wat we moeten leren. M: En dat lees je dan gewoon door? {vragend toevoegen}L: Ja. En ook hele stukken die, ja die lees ik gewoon de hele tijd en ik schrijf dan de belangrijke punten op. M: En vind je dat een goede manier om te leren? L: Ja ik vind het wel goed. M: En zou er ook een andere manier kunnen zijn om te leren? {sturen}L: Misschien via internet. Via een biologiesite ofzo. Ik weet het niet. M: En krijg je ook wel eens manieren van een docent te horen, over hoe je ook zou kunnen leren? L: Ja, bij Duits dan. M: Wat zegt de meneer...bij Duits... Wie heb je bij Duits? L: Eh, GutzenruiterM: Gutzenruiter.. En wat zegt die over een andere manier van leren? L: Dat je niet alleen je boek erbij kan houden, maar dat je ook via eh Woltershoff ofzo, dat je daar dan via die site. M: Via Wolters Noordhoff. L: Ja, dat je daar via Duits kan je woordjes leren en dan kan je alvast een oefentoets maken ofzo. M: Dus dat is een soort spelenderwijs via de computer. L: JaM: Spelletjes en woordenlijstjes. L: Ja dat ook. M: En is dat er ook voor biologie? L: Weet ik niet, misschien wel. Ik denk het niet, want anders had ze dat misschien wel gezegd. M: Ok, maar misschien is het goed om eens te kijken of er een andere manier van leren is dan alleen maar met lezen en de belangrijkste punten opschrijven. Misschien kan je dat eens proberen. {stimuleren} {informatie geven}L: Ja maar ik kan ook bij biologie de docent even een keertje vragen. M: Nou we kunnen dat ook eens een keertje voor je uitzoeken

20

wat misschien handige manieren voor je zijn. En dan doen we dat in een ander gesprek een even kijken of je dat ook interessant of leuk vindt om een keer te proberen. {opleggen}L: Ja, dat zou wel goed zijn. M: Is er verder nog iets wat je met me wilt delen? L: Nee. M: Nee? Verder gaat het allemaal wel goed? L: Ja. M: Oké, nou mooi. Dan denk ik dat dit het gesprek was. L: Ja. M: En dan ga ik op zoek naar leermethodes die je misschien wel kunnen helpen bij biologie. En dan maken we over een paar weken weer een afspraak om te kijken hoe het gaat. {opleggen}L: Ja. M: Is dat goed? L: Ja is goed. M: Dank je wel. L: Alsjeblieft.

21

Bronvermelding.Koning A. (2012), In gesprek met de leerling. uitgeverij Houten, Houten.Kouwenhoven M. (2007), Het handboek strategisch coachen. uitgeverij Boom/Nelissen, Amsterdam.