Blij met mij!

‘s Avonds voor het slapengaan, leest de kleine Thomas in zijn grote dierenboek. Stel je voor, denkt hij, dat ik een dier kon zijn…

Thomas knijpt zijn ogen dicht en denkt dan heel diep na…

Was ik maar…

… een OLIFANT! Dan was ik groot en stoer en sterk en van niemand bang.

En als er toch iemand iets durft, dan toon ik ‘m mijn slurf!

Maar een olifant, die is zo zwaar. Dan druk ik alles plat met mijn dikke gat. Nee, dan ben ik liever…

… een PINGUÏN! Dan ben ik waar het winter is. En heb ik vliezen aan mijn voeten, zodat ik beter zwemmen kan.

Maar, hoe moet dat met mijn zwembad? Daar is alleen maar ijs! En zonder warme sokken, gaan mijn voeten bevriezen. Nee, dan ben ik liever…

… een INKTVIS! Dan heb ik veel meer armen, waar ik mee kan spelen. Tel maar na! Ik maak net zo veel plezier als andere kinderen met zijn vier.

Maar al die armen, hoe hou je die uit elkaar?

En welke arm hoort juist waar? Nee, dan ben ik liever…

… een SLAK! Dan doe ik alles lekker traag, ben ik lui wanneer ik wil en woon ik in mijn eigen huisje.

Maar wat als er een feestje is? Dan kom ik pas aan als alle taart is opgegeten en iedereen naar huis wil gaan. Nee, dan ben ik liever…

… een HOND! Dan wil iedereen met mij spelen, kan ik grommen als ik boos ben en –ja!- dan ruik ik ook meteen waar de snoepjes zijn verstopt.

Hoewel, met zo’n goeie neus ga ik alle stankjes ruiken: een rotte appel, een stinkvoet en oude kaas met schimmel erop. Nee, dan ben ik liever…

… een VOGEL! Dan slaap ik in de bomen, kan ik zweven op de wind en vlieg ik tijdens de grote vakantie de hele wereld rond.

Maar… wat als ik dan plots tegen een andere vogel bots? Dan stort ik naar beneden! Nee, dan ben ik liever…

En dan schrikt Thomas wakker. Oef, wat een geluk! Hij is gewoon zichzelf en ligt veilig in zijn bed. De zon piept al door het venster.

Snel wipt Thomas uit de veren en denkt dan bij zichzelf: ik ben best wel blij, blij met mij.