Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5...

134
Plein M VMBO-KGT LEERWERKBOEK 1A 3e editie Auteurs Annabeth Bosman Henk Botter Martin Bouwman Nicole Bus Bonne Meetsma Elzien Offereins Jetske van Slooten ICT-auteurs Henk Botter René Raap Vakdidacticus Tom van der Geugten Eindredactie Millicent Kruis Noordhoff Uitgevers

Transcript of Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5...

Page 1: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

Plein MVMBO-KGT

LEERWERKBOEK 1A

3e editie

Auteurs

Annabeth Bosman

Henk Botter

Martin Bouwman

Nicole Bus

Bonne Meetsma

Elzien Offereins

Jetske van Slooten

ICT-auteurs

Henk Botter

René Raap

Vakdidacticus

Tom van der Geugten

Eindredactie

Millicent Kruis

Noordhoff Uitgevers

Page 2: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

© Noordhoff Uitgevers bv

Serieoverzicht Plein M

Deel 1A

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

Hoofdstuk 2 Arm en rijk

Hoofdstuk 3 Samen leven

Deel 1B

Hoofdstuk 4 Krachten van de natuur

Hoofdstuk 5 Mensen en regels

Hoofdstuk 6 Leven in de stad

Deel 1C

Hoofdstuk 7 Ontdek de wereld

Hoofdstuk 8 Hoe ontstond Nederland?

Hoofdstuk 9 Herhaling leerjaar 1

Verdieping economie 1

Hoofdstuk 1 Kopen kost geld

Hoofdstuk 2 Aan het werk!

Hoofdstuk 3 De zorg van de overheid

Deel 2A

Hoofdstuk 1 Lage landen aan de zee

Hoofdstuk 2 Wonen en werken in één wereld

Hoofdstuk 3 Wat mag wel en wat mag niet?

Deel 2B

Hoofdstuk 4 Mensen en machines

Hoofdstuk 5 De prijs van vrijheid

Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid

Deel 2C

Hoofdstuk 7 Besluiten en besturen

Hoofdstuk 8 De wereld is een dorp

Hoofdstuk 9 Herhaling leerjaar 2

Verdieping economie 2

Hoofdstuk 1 We maken er wat van

Hoofdstuk 2 De wereld is een winkel

Hoofdstuk 3 De prijs van onze welvaart

Ontwerp binnenwerk: Aly Pepping, ThesingeConceptontwerp omslagen: Fabrique, Communicatie en design, DelftVertaling vormgeving omslag: Marjan Landman, AmsterdamOmslagfoto (Dam, Amsterdam): shutterstock.comTechnisch tekenwerk: PPMP, WolvegaCartografi e: Studio Haverstraat / Anton van Tetering, UtrechtIllustraties: Joeri van den Anker, Rotterdam; Teun Berserik, Den Haag; Marjolein Luiken, Ouderkerk aan de Amstel

1 / 15

© 2014 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen, The Netherlands

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gege-vensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografi sche verveel-voudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurs-wet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierech-ten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without prior written permission of the publisher.

ISBN 978-90-01-85047-0

Page 3: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

InhoudHoe werk je met Plein M? 4

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5Introductie 6Cursus 1.1 Werken met kaarten 8Cursus 1.2 Werken met een atlas 14Cursus 1.3 Reis door de tijd 20Cursus 1.4 Tien tijdvakken 26Taak Veranderingen in jouw omgeving 32Taak Levensbeschouwing Wat is belangrijk? 33Verdieping Kaarten veranderen 34Topografi e 36Samenvatting 38Begrippen 39Test jezelf 40Werkbladen 43

Hoofdstuk 2 Arm en rijk 47Introductie 48Cursus 2.1 Wat hebben mensen nodig? 50Cursus 2.2 Het leven van de eerste mensen 56Cursus 2.3 Het leven van de eerste boeren 62Cursus 2.4 Welk werk kun je doen? 68Taak Hoe geef je geld verstandig uit? 74Taak Levensbeschouwing Wat kun je doen? 75Verdieping De grotten van Lascaux 76Topografi e 78Samenvatting 80Begrippen 81Test jezelf 82Werkbladen 85

Hoofdstuk 3 Samen leven 89Introductie 90Cursus 3.1 Kleurrijk Nederland 92Cursus 3.2 De Romeinse samenleving 98Cursus 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk? 104Cursus 3.4 Omgaan met verschillen 110Taak Hoe zorg je voor respect? 116Taak Levensbeschouwing Elkaar met respect behandelen 117Verdieping Italianen in Nederland 118Topografi e 120Samenvatting 122Begrippen 123Test jezelf 124Werkbladen 127

Vaardighedenoverzicht 133Kerndoelen 134

3© Noordhoff Uitgevers bv

Page 4: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

© Noordhoff Uitgevers bv

In het midden van een stad ligt vaak een groot plein. Op een plein zie je dat mensen met elkaar samenleven.Een groep mensen noem je een samenleving of een maatschappij.Plein M gaat over mensen en over de maatschappij. Hoe leven mensen samen? Hoe ging dat vroeger en hoe gaat dat nu? In Plein M zie je niet alleen pleinen en plekken in Nederland. Je gaat ook op ontdekking in Europa en in de rest van de wereld.

Een leerwerkboek

Plein M is een boek om mee te werken én om mee te leren. In de cursussen vind je leerstof en opdrachten om mee te oefenen. Elk hoofdstuk heeft ook twee taken. Hierbij ga je zelf aan de slag met de leerstof: je doet bijvoorbeeld een onderzoek en maakt daarvan een presentatie. Eén van de taken gaat over levensbeschouwing. In het onderdeel Verdieping wordt er dieper ingegaan op een onderwerp dat met het hoofdstuk te maken heeft. Je doet in ieder hoofdstuk ook topografie. Je leert waar plaatsen, rivieren en bergen liggen. Bij sommige vragen heb je een atlas nodig. Daarvoor gebruik je De Basis Bosatlas (60e editie). Aan het eind van het hoofdstuk staan samenvattingen van de cursussen en alle belangrijke woorden bij elkaar. Dit helpt je bij het leren. In Test jezelf kun je oefenen; zo weet je of je alle belangrijke leerstof hebt begrepen.

Plein M online

Je kunt Plein M ook online gebruiken, op je computer of tablet. Je vindt hier het digitale leerwerkboek en extra oefenmateriaal. Er zijn oefengeneratoren om begrippen te oefenen en de oefentoetsen waarmee je je goed kunt voorbereiden op het proefwerk.

Wij wensen je veel plezier met Plein M!

De makers van Plein M

Hoe werk je met Plein M?

62 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

Jager-verzamelaars kenden weinig verschil tussen arm en rijk. Dat heb je in de vorige cursus geleerd. Lange tijd waren alle mensen jager-verzamelaars. Later werden steeds meer mensen boer. In deze cursus gaan we kijken welke grote veranderingen er kwamen in het leven van de mensen.

Om te beginnen a Wat is het beroep van de mensen in afbeelding 14 en 15?

b Bekijk afbeelding 14 en 15. Schrijf een voorbeeld van continuïteit en verandering op.

Voorbeeld verandering:

Voorbeeld continuïteit:

14 Ploegende boer in Egypte, rond 1900 v.C. 15 Ploegende boer in 2014, Nederland.

RevolutieOmcirkel de juiste woorden.

kleine / grote verandering waar veel / weinig mensen

mee te maken hebben.

CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren

1

De ontdekking van de landbouwOngeveer 12 000 jaar geleden leefden in Irak groepjes jager-verzamelaars. Deze nomaden keerden ieder seizoen terug naar dezelfde plekken. Daardoor merkten ze dat sommige planten ieder jaar opnieuw voor voedsel zorgden.

weer terugkwamen. Door bij die graanveldjes te gaan wonen, konden ze het graan goed verzorgen en er ieder jaar weer van oogsten. Ze ontdekten dat ze ook zelf graan konden zaaien. Dat was een belangrijke ontdekking: de jager-verzamelaars hadden de akkerbouw ontdekt.

Om minder te hoeven jagen, gingen ze geiten en schapen houden. Veeteelt en akkerbouw werden steeds belangrijker voor deze mensen. Landbouw werd hun belangrijkste middel van bestaan. De samenleving van jager-verzamelaars veranderde langzaam in een landbouwsamenleving. Dit was een hele grote verandering voor mensen. Zo’n grote verandering noemen we een revolutie. De overgang van jagen-verzamelen naar landbouw noemen we de landbouwrevolutie. In een landbouwsamenleving wordt de grond gebruikt voor de landbouw. We noemen dat agrarisch grondgebruik.

Leerstof

2

De boer moest vroeger het land ploegen. De boer van nu moet nog steeds het

land ploegen.

Ploegen met een tractor, in plaats van met een os.

Boer.

63Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren

Irak Azië op.

a Kleur in het kaartje hiernaast Irak rood en Nederland blauw.

b Welke twee rivieren stromen door Irak?

1

2

c Zet het jaartal waarin de landbouw is uitgevonden in Irak in de kaart.

d Waarom is de landbouw in Irak begonnen denk je?

De jager wordt boerZet de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde door ze te nummeren van 1 tot 5.

De jager-verzamelaars gaan bij de veldjes met wild graan wonen.

De jagers vangen geiten. Ze slachten de geiten niet, maar gaan ermee fokken.

In het zomerkamp ontdekken ze dat het wilde graan ook dit jaar geoogst kan worden.

De jagers zijn boeren geworden. Ze leven vooral van de landbouw.

De ontdekking van de landbouwa Hoe heet de overgang van jagen-verzamelen naar landbouw?

b Vul in. De landbouwrevolutie begon in v.C. in

c De landbouwrevolutie zorgde voor grote veranderingen. Vul het schema in.

Samenleving van jager-verzamelaars

Landbouwsamenleving

middelen van bestaan

woonplaats

3

4

5

16 Europa en het Midden-Oosten.

dorpenrondtrekken met tenten of

eenvoudige hutten

jagen en verzamelen

landbouwjagen en verzamelen

Irak.10 000

Landbouwrevolutie.

5

2

4

1

3

De grond rondom de rivieren was vruchtbaar.

En de rivieren zorgden voor voldoende water

voor de dieren en planten.

Tigris

Eufraat

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving34 © Noordhoff Uitgevers bv

Waar ligt het en hoe ziet het eruit?Gebruik de atlas. Vul in.

a Op welke overzichtskaart van Nederland kun je Rotterdam en de

havens vinden?

b Hoe heet de rivier die door het centrum van Rotterdam stroomt?

c Hoe heet het deel van de Rotterdamse haven dat bij de Nieuwe

Waterweg ligt?

Wat is er gebeurd?Lees bron96. Omcirkel bij de volgende uitspraken het juiste jaartal.

a Vanaf de kade van de Holland Amerika Lijn vertrekken

duizenden mensen naar Amerika. 1900 / 2000

b Vanuit de kamers van Hotel New York kun je de Erasmusbrug

bijna niet zien: er staan grote woontorens voor. 1900 / 2000

c Na de bouw van de Erasmusbrug kun je snel van noord naar

zuid reizen in Rotterdam. 1900 / 2000

Welk werk doen mensen?a Vergelijk de foto van de Rijnhaven in 1925 met de afbeelding

uit Google Maps.

de foto). Noteer twee dingen waardoor het uitzicht van

de bewoners is veranderd.

b Vergelijk de beide kaarten.

daarmee bedoeld?

dingen die de kaartentekenaar in 2012 moest tekenen die in 1903 nog niet op de kaart stonden.

1

2

3

c Waarom zijn voor een kaartenmaker de luchtfoto en de Google Maps-afbeelding niet echt handig om te gebruiken?

1

2

3

VERDIEPING Kaarten veranderen

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 35© Noordhoff Uitgevers bv

Hotel New York met in de verte de Erasmusbrug.

Bron 8

De bekendste brug van Rotterdam is de Erasmusbrug. De brug is in 1996 gebouwd. Deze brug verbindt het noorden van de stad met het zuiden. Vanaf Hotel New York kun je de brug prachtig zien liggen. Vanaf dit punt vertrokken zo’n honderd jaar geleden grote schepen vol Nederlanders naar Amerika met de Holland Amerika Lijn.Toen waren er veel vrachtschepen in de havens en stonden er overal grote pakhuizen. Nu zijn er veel minder schepen en zijn de pakhuizen verdwenen. Er staan nu grote kantoor- en woontorens. Als je foto’s en kaarten van vroeger en nu vergelijkt, zie je grote verschillen.

Bron 9

De Rotterdamse Rijnhaven in 1925.

De Rijnhaven, 1903.

Hotel New York en de Erasmusbrug volgens Google Maps.

Bron 10

Bron 12

Bron 11

De Rijnhaven, 2012.

Bron 13

4

Page 5: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

5© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

Inhoud

© Noordhoff Uitgevers bv

Introductie 6Cursus 1.1 Werken met kaarten 8Cursus 1.2 Werken met een atlas 14Cursus 1.3 Reis door de tijd 20Cursus 1.4 Tien tijdvakken 26Taak Veranderingen in jouw omgeving 32Taak Levensbeschouwing Wat is belangrijk? 33Verdieping Kaarten veranderen 34Topografi e 36Samenvatting 38Begrippen 39Test jezelf 40Werkbladen 43

5

Mijn eigen omgeving1

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

Page 6: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

6 © Noordhoff Uitgevers bv

Op schoolreis

‘Kom mee, niemand let op ons.’ Joshi trekt Roos mee naar buiten, het museum uit.Hun leraar legt uit wat er in de vitrine staat en ziet het niet.Joshi zet zijn smartphone aan. ‘Even kijken hoe we moeten lopen, dan laat ik je zien waar ik gewoond heb.’‘We moeten wel op tijd terug zijn,’ zegt Roos.‘Natuurlijk,’ zegt Joshi. ‘Het is niet zo ver.’Even later staan ze bij een bouwterrein. Het huis is weg. ‘Hier worden appartementen gebouwd’, staat er op een bord. ‘Wat jammer,’ zegt Roos. Joshi’s oude basisschool staat er nog wel, net als de boomhut in het park waar hij vroeger speelde. ‘O, het is al laat,’ schrikt Roos ineens. Ze zetten het op een hollen. Iedereen zit al in de bus. De leraar heeft zijn armen over elkaar geslagen. ‘En, waar waren jullie?’ vraagt hij.

Introductie

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

Page 7: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

7© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

Op schoolreisBekijk de afbeelding en lees het verhaal.

a Waar is de klas van Joshi en Roos?

b Waarom blijven Roos en Joshi niet bij hun klasgenoten?

c Waarom staan Joshi en Roos bij een bouwterrein?

Jouw omgevingOp de openingsfoto zie je kinderen voor een middelbare school.

a Hoe ver is jouw school van je huis?

b Ga je lopend, met de fiets of met de bus naar school?

c Teken een kaartje van de route van je school naar je huis. Teken ook minstens drie opvallende dingen die je onderweg tegenkomt.

d Als je ergens de weg niet kent, wat doe je dan? Kies uit:

A Ik gebruik een kaart om de weg te vinden.

B Ik gebruik mijn smartphone om de weg te vinden.

C Ik vraag iemand op straat naar de juiste weg.

D Iets anders, namelijk

Nieuw en ouda Woon je in een oud of een nieuw huis?

b Wat voor oude gebouwen zijn er in jouw woonplaats? Noteer er minstens twee

c Wat voor nieuwe gebouwen zijn er in jouw woonplaats? Noteer er minstens twee.

d Is er in de afgelopen tijd veel veranderd in jouw woonplaats? Waarom (niet)?

Maak de instaptoets.

1

2

3

M

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving© Noordhoff Uitgevers bv

in een museum.

Omdat Joshi aan Roos wil laten zien waar hij vroeger gewoond heeft.

Joshi’s oude huis is afgebroken. Er worden nieuwe woningen gebouwd.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Page 8: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

8 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.1 Werken met kaarten

In je eigen woonplaats weet je meestal wel de weg. Maar wat als je bijvoorbeeld naar een nieuwe school moet? En wat als je op vakantie gaat? Hoe vind je de weg als je ergens nog nooit bent geweest? In deze cursus leer je hoe je met kaarten kunt werken.

Om te beginnena Welke kaarten heb jij wel eens gebruikt? Kruis je antwoord aan.

een papieren kaart van Nederland

een papieren kaart van een Europees land

een kaart op de computer

een kaart op een tablet of smartphone

b Noteer drie dingen die je op een kaart van een stad kunt zien.

1

2

3

1

Voordelen en nadelen van kaartena Op afbeelding 1 en 2 zie je verschillende soorten kaarten. Bedenk twee

voordelen van kaarten.

1

2

b Noteer twee nadelen van kaarten.

1

2

2

Reizen met een kaartAls je onderweg of op reis bent, kun je met een kaart de juiste route vinden. Je hebt papieren en digitale kaarten. Een vrachtwagenchauffeur gebruikt een kaart voor de weg. Een weerman op de televisie laat een weerkaart zien om het weer

te presenteren. Er zijn veel verschillende soorten kaarten. Kaarten zijn vaak handig, maar soms ook niet. Ze hebben voordelen en nadelen. Bij het vak mens en maatschappij leer je hoe je met kaarten kunt werken.

Leerstof

1 Moeten we links of rechts? 2 Flevoland in Google Maps.

sportvelden.

huizen, gebouwen.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: straten.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: je kunt zien waar wegen naartoe gaan.

Je kunt zien hoe ver het rijden is naar een plaats.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: nieuwe wegen staan niet op de kaart.

Grote kaarten en atlassen zijn lastig in gebruik als je onderweg bent.

Page 9: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

9© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.1 Werken met kaarten

Digitale kaartena Juist of onjuist? Omcirkel steeds het juiste antwoord.

1 Als je op je smartphone je gps aanzet, maak je contact met satellieten in de ruimte. juist / onjuist

2 Doordat een navigatiesysteem contact maakt met satellieten, weet het de juiste positie op een kaart. juist / onjuist

3 Een nieuwe auto heeft vaak een navigatiesysteem met de modernste digitale kaarten. juist / onjuist

b Is een navigatiesysteem veiliger dan een kaart als je zelf rijdt?

Voor- en nadelen van digitale kaartena Noteer een voordeel van een navigatiesysteem of een routeplanner.

b Noteer een nadeel van een navigatiesysteem of een routeplanner.

c Stel je voor dat je ouders een modern navigatiesysteem in hun auto hebben. Neem je dan papieren kaarten mee als je op vakantie gaat naar Oostenrijk? Leg je antwoord uit.

Ja / Nee, want

3

4

Reizen met een digitale kaartVeel automobilisten gebruiken tegenwoordig geen papieren kaart meer, maar een navigatiesysteem of een routeplanner. Het navigatiesysteem maakt contact met satellieten in de ruimte. Zo weet het navigatiesysteem altijd precies de juiste plaats op aarde. Dit wordt gps (Global Positioning System) genoemd. In het navigatiesysteem staan allerlei digitale kaarten. Als je de gegevens van je bestemming hebt ingevuld, krijg je aanwijzingen over hoe je moet rijden.Ook op je smartphone heb je gps en kun je op een kaart zien waar je bent.

Leerstof

1234

correctie-signaal

gps-bakenontvanger

3 Door gps weet je waar je bent.

Navigatiesystemen en routeplanners zijn erg handig. Maar je moet er wel rekening mee houden dat er iets mis kan gaan, bijvoorbeeld als wegen zijn veranderd.

Eigen antwoord.

Je rijdt niet vaak verkeerd, je weet altijd waar je bent. Je hoeft niet op een papieren kaart

te kijken. Als je fout rijdt, geeft de routeplanner meteen een oplossing.

Het is duurder dan een papieren kaart. Je moet het systeem opladen of elektriciteit hebben.

ja, als er geen verbinding met de satellieten is, weet je toch waar je bent; nee,

want in het navigatiesysteem zitten alle kaarten.

Page 10: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

10 © Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 1.1 Werken met kaarten

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

Titel en legendaBekijk de kaart hierboven.a Wat is de titel van deze kaart?

b De bovenkant van de kaart is het noorden. Hoe kun je dat zien?

c Bekijk de legenda bij de kaart. Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist? Omcirkel het juiste woord.

1 Ten westen van Haarlem vind je bos, duinen en strand. Dat kun je zien aan de lichtgele kleur. juist / onjuist

2 Tussen Zaandam en Amsterdam is heide. Dat kun je zien aan de donkerpaarse kleur. juist / onjuist

3 De A6 tussen Almere en Lelystad is een autosnelweg. juist / onjuist

4 Vlak bij Lelystad is een luchthaven. juist / onjuist

5 Bij de Noordoostpolder zie je de landsgrens met Duitsland. juist / onjuist

6 Haarlem is een provinciehoofdstad. De naam is onderstreept. juist / onjuist

5

Onderdelen van een kaartHeb je wel eens een foto gezien die vanuit een vliegtuig is gemaakt? Op een lucht- of satellietfoto zie je de wereld van boven, zoals op afbeelding 2. Ook op een kaart zie je de wereld van boven, maar dan als tekening. Bovendien staat er allemaal informatie op een kaart.Kaarten hebben altijd dezelfde onderdelen:

Boven de kaart staat waarover de kaart gaat. Dat is de titel.

In een apart onderdeel worden de tekens en kleuren van de kaart uitgelegd. Dat is de legenda.De pijl op de kaart die naar het noorden wijst, is de noordpijl. Het oosten, zuiden en westen zijn de andere windrichtingen op de kaart die soms in een windroos zijn getekend. Als je op een kaart geen noordpijl of windroos ziet, is de bovenkant van de kaart het noorden.

Leerstof

A27

A6A28

A1

A2

A9

A9

A10

A4

A10

A9

A7

A5

Amsterdam

Zaandam

Haarlem

Hoofddorp

Purmerend

Almere-stad

Amstelveen

FLEVOLAND

GELDERLAND

Lelystad

Harderwijk

Huizen

Markermeer

Oostvaarders-plassen

No

or d

z

Kampen

Land en water

akkerbouw

grasland

bos

Verkeer

autosnelweg met A-nummer

andere weg

spoorweg

vliegveld

Grenzen

provinciegrens

Plaatssymbolen:

plaats met 50000 inwoners of meer

provinciehoofdstad

hoofdstad

woongebied

industrie

heide

strand en duinen

Lelystad

Amsterdam

A9

N

0 10 20 km

4 Midden-Nederland.

Midden-Nederland

Het pijltje waar de letter N bij staat, wijst naar de bovenkant van de kaart.

Page 11: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

11© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.1 Werken met kaarten

Windroos a Noteer in de windroos hiernaast:

b Tussen het noorden en oosten ligt het noordoosten. We noemen dat een tussenwindrichting. Noteer NO op de juiste plaats

bij de windroos.

c Noteer op de juiste plaatsen de letters van de andere drie tussenwindrichtingen.

6

5 Windroos.

Nog meer onderdelen van een kaartOp een kaart is alles kleiner getekend dan hoe het in het echt is. De schaal geeft aan hoeveel de werkelijkheid is verkleind. Bij de kaart van Maastricht staat 1 : 50 000. Dat betekent dat 1 centimeter op de kaart 50 000 centimeter (= 500 meter) in werkelijkheid is. Bij de kaart van Maastricht zie je onder de schaal een lijntje met een getal: de schaalstok.

Leerstof

Jeke

r

Heer

Scharn

Randwijck

CentrumWijck

St. Pieter

St. Pietersberg109 m

Amby

Wolder

MAASTRICHT

Vroenhoven

Ma

as

laanaktreblA

BE

LG

E25

A2E25

N278

N2

0 1 2 km

schaal 1 : 50 000

N

autosnelweg

hoofdweg

andere doorgaande weg

spoorlijn met station

bebouwing

industrieterrein

grasland

park of bos

De schaalstok is 4 centimeter lang. Dit getal betekent dat 4 cm op de kaart in werkelijkheid 4 x 500 = 2000 m is. Aan de schaalstok kun je zien dat Maastricht groter is afgebeeld dan Midden-Nederland op afbeelding 4. Net als met een filmcamera kun je ook op een tekening dingen groter in beeld brengen. We noemen dat inzoomen. Dingen kleiner in beeld brengen noemen we uitzoomen.

6 Maastricht.

Rekenen met schaalBekijk de kaart van Maastricht.

a Wat is de schaal van deze kaart?

b Op deze kaart van Maastricht is 1 centimeter op de kaart

centimeter in werkelijkheid. Dat betekent dus dat 2 cm op de kaart in

werkelijkheid meter is.

c Omcirkel het juiste antwoord.

Als je in het centrum van Maastricht de weg wilt zoeken, moet je

inzoomen / uitzoomen.

7

1 : 50 000.

50 000

1000

N

Z

ZW ZO

NW

W O

NO

Page 12: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

12 © Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 1.1 Werken met kaarten

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

Kaart en schaala Wat is de titel van de kaart van afbeelding 7?

b Kijk naar de legenda. Hoe kun je op deze kaart de symbooltjes herkennen die met verblijf te maken hebben?

c Omcirkel het juiste antwoord. Er staat maar één symbooltje voor shopping

op de kaart, namelijk in het noorden / oosten / zuiden / westen van Den Bosch.

d Kijk naar de schaal: 1 cm op de kaart is cm in werkelijkheid.

Dus: 1 cm op de kaart is meter in werkelijkheid.

e Meet het aantal centimeters tussen de parkeerplaats bij het station en de

Sint-Janskathedraal. Dat is centimeter.

f De afstand tussen de parkeerplaats en de kathedraal is dus x

meter. Dat is in totaal meter of

kilometer.

8

Julianaplein

Markt

station’s-Hertogenbosch

Parade

Sint-Jans-kathedraal

Emmaplein

Willemsplein

Hekel

laan

Graafs

eweg

Zuidwal

Par

alle

lweg

trat

enla

an

Parklaan

Vlijmenseweg

Oude Vlijmenseweg

Rijnstraat

Citadellaan

Zuid Willemsvaart

Pettelaars

Van Veldekekade

Maastrichtseweg

Rietveldenw

eg

Oost

wal

Koni

ngsw

egBru

gstraat

Hav

ensi

ngel

Diezeb

rug

Boschveld

Centrum

De Muntel

De Wolfsdonken

Architectuur

monument en architectuur

Cultuur

museum

muziek- / poppodium

theater

Parkeren en vervoer

fietsverhuur

parkeergarage

station

Shopping

overdekt winkelcentrum

Verblijf

bed & breakfast

hotel

Vermaak

film / bioscoop

lememem

aaaallllal

N0 400 600 m200

schaal 1 : 20 000

7 Stadsplattegrond Den Bosch.

Stadsplattegrond Den Bosch.

Die zijn oranje ingekleurd.

20 000

200

1400200

1,4

7

7

Page 13: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

13© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 1.1 Werken met kaarten

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

Google MapsBekijk beide kaarten van Google Maps hierboven of zoek ze zelf op in Google Maps.

a Van welke provincie zie je een deel op beide kaarten?

b Op de satellietfoto en de kaart is 1 cm in werkelijkheid 5 000 000 cm.

Dus: 1 cm op de kaart is in werkelijkheid kilometer.

c Je wilt van Breskens naar Vlissingen. De veerboot tussen beide plaatsen neemt geen auto’s mee.

Hoeveel kilometers moet je met de auto ongeveer rijden als je over

autowegen (geel) en de tunnel van Breskens naar Vlissingen wilt? De afstand is ongeveer

cm op de kaart, dat is ongeveer kilometer

in werkelijkheid.

Hoeveel kilometers leg je af als je met de fiets de veerboot neemt tussen

beide plaatsen? Ongeveer kilometer.

d Vergelijk beide kaarten. Zijn de uitspraken juist of onjuist? Omcirkel het juiste antwoord.

1 Een kaart kun je beter als routeplanner gebruiken dan een satellietfoto. juist / onjuist

2 Een voordeel van een ingezoomde satellietfoto is dat je veel details kunt zien. juist / onjuist

e Welke kaart van Zeeland gebruik je het liefst om een route met de auto uit te stippelen?

De satellietfoto / kaart, omdat

Maak de oefentoets.

9

M

Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat er papieren en digitale kaarten zijn. Op kaarten zijn altijd vijf onderdelen belangrijk: titel, legenda, noordpijl of windroos, schaal en schaalstok. Op kaarten kun je inzoomen en uitzoomen.

Bron 2

Zeeland in Google Maps: als kaart.

Bron 1

Zeeland in Google Maps: als satellietfoto.

Zeeland.

5

10

5

50

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: de kaart, omdat je dan beter de

wegen en de plaatsen kunt herkennen.

Page 14: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

14 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.2 Werken met een atlas

In de vorige cursus heb je geleerd om kaarten te lezen. Een boek waarin heel veel kaarten staan, heet een atlas. Je kunt erin opzoeken waar plaatsen en landen liggen. In deze cursus leer je hoe je met een atlas kunt werken.

Om te beginnena Hoe heet het boek waarin het meisje kijkt?

b Hebben jullie thuis ook een boek met allemaal kaarten erin? Zo ja, schrijf dan de naam ervan op.

c Waarvoor kun je volgens jou een boek met kaarten gebruiken?

d Omcirkel de juiste woorden. Wat je ziet op afbeelding 9 vind je

in een papieren reisgids / op een smartphone. Het gebouw dat je ziet,

staat in Amsterdam / Londen / Parijs / Berlijn.

1

8 Lezen in de atlas. 9 Op reis met Google Maps.

AardrijkskundeAls je op reis gaat, is het handig als je wat weet over de plaatsen waar je langskomt. Alles wat er te leren is over de aarde en de wereld om je heen, heet aardrijkskunde. Dat is een onderdeel van het vak mens en maatschappij. Op internet kun je alle landen en plaatsen van de

wereld opzoeken. Je kunt er ook een boek voor gebruiken. Zo’n boek heet een atlas: een boek vol kaarten. Tijdens de lessen mens en maatschappij gebruik je De Basis Bosatlas (de afkorting ervoor is BB) of De Grote Bosatlas (GB). In de atlas heeft elke kaart een nummer. Kaart 90 in De Basis Bosatlas wordt opschreven als BB90.

Leerstof

Wat je leert op schoolVul in.

a Het vak dat je nu op school hebt heet

b Als je leert over plaatsen op de aarde en de wereld om je heen, noemen

we dat

c Wat is een atlas?

2

De Basis Bosatlas.

Ja / Nee, eigen antwoord.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: om een plaats op te zoeken, om te zien hoever je moet reizen

voor een vakantiebestemming.

mens en maatschappij.

aardrijkskunde.

Een boek vol kaarten.

Page 15: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

15© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.2 Werken met een atlas

Kaarten opzoeken in de atlasa Met welke atlas werk jij op school?

b Omcirkel de afkorting van de atlas die je op school gebruikt: BB / GB

c Zoek kaart BB66 of GB96 op. Over welke twee landen gaat deze kaart?

d Zoek kaart BB67A of GB97A op. Wat is het onderwerp of thema van

deze kaart?

e Het leren van namen van landen en ze kunnen aanwijzen heet

f Waarom is topografie belangrijk?

3

KaartenIn een atlas vind je twee soorten kaarten.

Hoe een gebied eruitziet en of er bijvoorbeeld veel bergen zijn, zie je op overzichtskaarten. Het is belangrijk dat je van een aantal landen, steden, bergen en rivieren de namen kent en

weet waar ze liggen. Het leren daarvan heet topografie. Kaarten over een onderwerp of thema, bijvoorbeeld over temperatuur, neerslag of vulkanen, noem je themakaarten.

Leerstof

10

8

8

6

6

10

10

12

121

12

1

0

8

8

0 50 km

aantal dagen met maximumtemperatuur lager dan 0°C (1981-2010) 14

12

10

8

6

4

10

NOORWEGEN

Oslo

Kopenhagen

StockholmHelsinki

ZWEDENFINLAND

DENEMARKEN

0 200 km

11

Twee soorten kaartenBekijk afbeelding 10 en 11. Omcirkel het juiste woord.

a Afbeelding 10 is een overzichtskaart / themakaart .

b Door deze kaart weet ik dat het in Nederland in februari

c Afbeelding 11 is een overzichtskaart / themakaart.

d Door deze kaart weet ik dat er in Noord-Europa veel

zijn.

4

Eigen antwoord, bijvoorbeeld De Basis Bosatlas of De Grote Bosatlas.

België en Luxemburg.

Neerslag.

Topografie.

dan bijvoorbeeld hoe je ernaartoe kunt reizen.

Je weet dan of een land of plaats ver weg of dichtbij is. Je weet

Eigen antwoord,

bergen en eilanden

bijvoorbeeld niet overal even koud is.

Page 16: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

16 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.2 Werken met een atlas

Soorten kaarten oefenenZoek de volgende kaarten op in je atlas en zet een kruisje in de juiste kolom. Schrijf ook meteen het onderwerp van de kaart in de laatste kolom.

Themakaart Overzichtskaart Onderwerp

BB 18

BB 50D

BB 77C

BB 107C

BB 89

5

Zoeken met bladwijzersZoek de bladwijzers op in je atlas. Beantwoord de volgende vragen.

a Welke kaartnummers horen bij Zuid-Nederland?

b Welk kaartnummer hoort bij Noord-Europa?

c Welke kaart geeft informatie over het zuidpoolgebied?

Zoeken in de inhouda Op welke bladzijden in de atlas vind je de inhoud?

b Vul de tabel in als je De Basis Bosatlas gebruikt: de inhoud is verdeeld in vijf afdelingen.

Afdeling

Kleur

6

7

Bladwijzers in de atlasVoor in De Basis Bosatlas en achter in De Grote Bosatlas vind je kaarten van Nederland, Europa en de werelddelen. In deze kaarten zijn rechthoeken getekend met een nummer. Die nummers verwijzen naar de bladzijde of kaart van het gebied dat in de rechthoek staat. Ze worden daarom bladwijzers genoemd.In De Basis Bosatlas hebben de kaarten van Nederland, Europa en de werelddelen een eigen kleur gekregen. In de atlas staat voorin ook een overzicht van de inhoud. Achter in de atlas vind je kaarten over de geschiedenis van Nederland. Dat overzicht wordt de canon van Nederland genoemd.

Leerstof Europa

68Frankrijk

66-67België enLuxemburg

76-77 Middellandse-Zeegebied

68Corsica

75 De Alpen

70 Duitsland

73 Noord-Europa

72 Verenigd Koninkrijk

en Ierland

52-53 Europa

80 Rusland en Centraal-Azië

74 Centraal- en Oost-Europa

12 Europa met bladwijzers.

BB18-19 / GB28-29.

BB73 / GB106-107.

BB107B/GB250B.

BB 3 t/m 5 / GB 2 t/m 9.

Nederland

groen

Europa

geel

Werelddelen

oranje

De aarde

paars

Canon van

Nederland

blauw

Zuid-Nederland

recreatiegebieden

Spanje: toerisme

tijdzones

AustraliëX

X

X

X

X

Page 17: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

17© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.2 Werken met een atlas

Gebruik de kaartvakkena In welk kaartvak ligt Eindhoven in afbeelding 13?

b In welk kaartvak ligt Enschede?

c Zoek de kaart Nederland – Provincies op. Welke letter en welk cijfer horen

bij het kaartvak waarin Leeuwarden ligt?

d Zoek de overzichtskaart van Frankrijk op. Welke letter en welk cijfer horen

bij het kaartvak waarin Parijs ligt?

e Zoek de overzichtskaart van Zuid-Amerika op. Welke letter en welk cijfer

horen bij het kaartvak waarin Rio de Janeiro ligt?

f Zoek de overzichtskaart in de atlas waarop je woonplaats staat. Schrijf het

kaartnummer en het kaartvak van je woonplaats op.

Zoeken met kaartvakkenSoms liggen plaatsen, eilanden of wateren in twee kaartvakken. Je schrijft dan het vak op waarin de naam staat.

a In welke twee kaartvakken ligt het eiland Schiermonnikoog? Gebruik de kaart

van Noord-Nederland.

b Welk kaartvak hoef je eigenlijk alleen maar op te schrijven?

c Zoek de kaart van Midden-Nederland op. In welke kaartvakken ligt Apeldoorn?

d Welk kaartvak hoef je eigenlijk alleen maar op te schrijven?

e Zoek de kaart van Zuid-Nederland op. Zoek de Oosterschelde op.

Welke twee vakken moet je hier opschrijven?

8

9

KaartvakkenOver de overzichtskaarten in de atlas lopen dunne lijnen van boven naar beneden en van links naar rechts. Je kunt ook zeggen: er zijn horizontale en verticale lijnen. Die lijnen verdelen een kaart in hokjes die kaartvakken worden genoemd.Langs de boven- en onderranden van de kaart staan letters. Aan de linker- en rechterkant staan cijfers. Met deze letters en cijfers kun je elk kaartvak een naam geven. Op afbeelding 13 zie je bijvoorbeeld dat Haarlem in kaartvak B2 ligt. En Leeuwarden ligt in kaartvak C1.

Leerstof

Leeuwarden

HaarlemEnschede

Middelburg

Arnhem

Eindhoven

0 50 km

A

1

2

3

1

2

3

B C D

A B C D

13 Kaartvakken.

Kaartvak C3.

D2.

BB C1 / GB C1.

BB E3 / GB E2.

BB G5 / GB F5.

Eigen antwoord.

E1 en E2.

E1.

E4 en F4.

E4.

B2 C2.

Page 18: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

18 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.2 Werken met een atlas

Zoeken in het zaak- of trefwoordenregistera Gebruik de atlas. Zoek achter in de atlas het zaak- of trefwoordenregister op.

Op welke bladzijde begint dit register?

b Er zijn twee kaarten die informatie geven over het onderwerp

‘zonneschijn’. Over welke twee landen gaat het bij dit onderwerp?

c Je krijgt de opdracht de kaart met het onderwerp Turkije – Aardbevingen

en platen op te zoeken. Welke kaart is dat volgens het zaak- of

trefwoordenregister?

d Je moet daarna de kaart Europa – Toerisme gebruiken. Welke kaart is dat?

e Op welke kaart kun je meer informatie vinden over het onderwerp ‘hurricanes’?

Zoeken in het landen- en namenregister a In het landenregister kun je de volgende landen vinden: Bolivia – Nepal – Barbados – Ethiopië – Ecuador – Australië

Schrijf ze in alfabetische volgorde op in de eerste rij van de tabel.

b Zoek de kaarten op in het landenregister. Noteer in de tweede rij waar je deze landen kunt vinden in de atlas. Je mag steeds de eerste kaart opschrijven.

10

11

RegisterJe weet nu hoe je met de bladwijzers een land kunt vinden in de atlas. Om plaatsen te vinden heb je de alfabetische lijst met woorden achter in de atlas nodig. Zo’n lijst noem je een register.Met behulp van het register kun je bijvoorbeeld een plaats opzoeken in de atlas. In het register staat achter elke naam het nummer van de kaart en het kaartvak.Achter in de atlas staan verschillende registers.

Je kunt zoeken op onderwerp of thema in het zaak- of trefwoordenregister.Er is een alfabetische lijst van landen: het landenregister.Alle plaatsen, rivieren, bergen enzovoort die op een kaart in de atlas staan, staan ook in het namenregister.

Leerstof

Kaartsoorten 8-9

Kanalenzie waterwegen

KernenergieAarde 122BEuropa 57ANederland 46CRusland en Centraal-Azië 81C

KindersterfteAarde 125CEuropa 61E

KleilandschapNederland 21

K2 78 J6Kaaimanston 103 C2Kaapbekken 108-109 L21 N22Kastilië en León 77CKastilië-La Mancha 77CKatanga 90 F6Katar 79 H7Kathmandu 79 K7Katowice 74 C3 D3Kats 18-19 B2Kattaradepressie 76-77 I4 I5Kattegat 52-53 F3Katwijk aan Zee 16-17 B4Katwoude 16-17 C3 D3Kaukasus 52-53 I4Kaunas 73 G5Kavala 76-77 H2

K K

14 Zaak- en namenregister.

BB151 / GB300.

Nederland en Frankrijk.

BB83A / GB123A.

BB64 / GB91.

BB Verenigde Staten 99C / GB Aarde 228 en Verenigde Staten 193.

Australië Barbados Bolivia Ecuador Ethiopië Nepal

BB89 /

GB168

BB101 /

GB186

BB105 /

GB203

BB105 /

GB203

BB91 /

GB176

BB79 /

GB140

Page 19: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

19© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

Tot slot In deze cursus heb je geleerd welke soorten kaarten er in de atlas staan. Ook weet je nu hoe je slim kunt zoeken in de atlas met bladwijzers, de inhoud en met kaartvakken. Ook heb je leren werken met het register van de atlas.

CURSUS 1.2 Werken met een atlas

Puzzelen met de atlasa Vul de puzzel in door goed te zoeken in de atlas. De eerste letter

van een plaats of een land is al voor je ingevuld.

1 16 D2 1 H

2 105 G3 2 B3 68 C4 3 N

4 72 D4 4 G5 15 F3 5 G6 73 H5 6 R

7 91 C5 7 L8 101 F4 8 C A

b Welk woord staat er nu in de gekleurde kolom van onder naar boven?

Geschiedenis in De Basis BosatlasIn deze opdracht ga je aan de slag met het geschiedenisdeel van De Basis Bosatlas: de canon van Nederland.

a Zoek de eerste bladzijde van de canon op. In hoeveel gekleurde balken is

de canon verdeeld?

b Elke gekleurde balk is een tijdvak. Hoeveel jaren zitten er tussen het begin

van de eerste tijdbalk en nu?

c Wat is de naam van de laatste balk?

d Blader in het canondeel van de atlas. Welke kaart gaat over de tijd van

de Grieken en Romeinen?

e Bekijk de afbeelding in de bron. Bij welk tijdvak hoort Willem

van Oranje?

f Hoeveel kaarten zijn er over de tijd van de wereldoorlogen?

g Waarom zijn er minder kaarten over de eerste vier tijdvakken en meer

over de laatste zes?

h Welke tijd lijkt je het meest interessant? De tijd van , omdat

Maak de oefentoets.

12

13

M

Willem van Oranje.

Bron 3

register

In tien balken.

Ruim 5000 jaar.

Tijd van televisie en computer vanaf 1950.

Kaart 131.

Tijd van ontdekkers en hervormers 1500-1600.

Zes kaarten.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: omdat er meer bekend is over de tijd van de laatste tijdvakken.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

O O R N

E L E M

A N T E S

L A S G O W

I E T E N

I G A

I B E R I A

R A C A S

Page 20: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

20 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

Om te beginnen a Stel je voor dat je in een tijdmachine kunt stappen om het verleden zelf

te bekijken. Naar welke tijd zou jij terug willen reizen?

b Waarom die tijd, wat zou je graag willen zien?

1

CURSUS 1.3 Reis door de tijd

Met een atlas of kaart kun je andere plaatsen en gebieden verkennen. Stel je voor dat je ook op reis zou kunnen gaan in de tijd. Je zou naar de toekomst kunnen gaan of juist terug in de tijd, naar het verleden. Helaas kan dat niet echt, maar je kunt het verleden wel onderzoeken. Plein M helpt je daarbij. In deze cursus leer je hoe je met Plein M naar het verleden kijkt.

Bij mens en maatschappijBij aardrijkskunde bestudeer je de wereld om je heen, zoals die nu is. Het schoolvak dat het verleden bestudeert, is geschiedenis. Een ander woord hiervoor is historie. Net als aardrijkskunde hoort geschiedenis bij het vak mens en maatschappij.

Leerstof

15 Naar welke tijd reis je?

Geschiedenis a Hoort het bij geschiedenis? Omcirkel het juiste antwoord.

1 Je onderzoekt wat er gebeurt als je een munt van 10 eurocent in azijn legt. wel / niet

2 Op de plek waar nu je school staat, was vroeger een bos. wel / niet

3 In Afrika zijn veel mensen boer, hier werken meer mensen in de industrie. wel / niet

4 Door de uitvinding van het wiel konden mensen spullen makkelijker vervoeren. wel / niet

b Wat hoort waarbij? Noteer de cijfers in de juiste kolom. 1 Je zoekt je woonplaats op in de atlas. 2 De afstand van Amsterdam naar Utrecht is ongeveer hetzelfde als van

Utrecht naar Den Haag. 3 Kastelen werden vaak op een heuvel gebouwd. 4 Limburg ligt in het zuiden van Nederland, Friesland in het noorden. 5 Bij ons huis is een oude waterput gevonden. 6 In China leven mensen heel anders dan wij doen. 7 De Vikingen konden stevige schepen bouwen. 8 In en om Parijs wonen bijna evenveel mensen als in heel België.

Aardrijkskunde Geschiedenis

2

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

1, 2, 4, 6, 8 3, 5, 7

Page 21: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

21© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.3 Reis door de tijd

Veranderingen in de tijd Bekijk de afbeelding 16, 17 en 18. Dit is hetzelfde plein in verschillende tijden, Plein M. Er is veel veranderd door de eeuwen heen.

a Noteer drie veranderingen die je ziet.

1

2

3

b Noteer twee dingen die hetzelfde zijn gebleven.

1

2

Onderdelen van onderzoek Historisch onderzoek gaat over verschillende onderwerpen. Noteer de vier onderwerpen die in de tekst worden genoemd.

1

2

3

4

3

4

16 De eerste boeren.

17 Middeleeuwse markt.

18 Fabrieken in de stad.

Onderzoek in de tijdGeschiedenis gaat over vroeger. Het gaat niet alleen over jouw geschiedenis, maar ook over de tijd van je ouders, je grootouders en nog langer geleden. Bij geschiedenis onderzoeken we hoe mensen vroeger leefden, hoe ze woonden, hoe ze aan hun geld of voedsel kwamen. Je ontdekt wat

ze geloofden, welke feesten ze vierden. Ook leer je wie de baas was en hoe de macht verdeeld was.Geschiedenis gaat dus niet alleen over het verleden, maar ook over mensen. Daarbij kijk je steeds hoe gebeurtenissen ontstonden en wat daarna gebeurde. Je ontdekt welke dingen veranderden of juist hetzelfde bleven.

Leerstof

Bijvoorbeeld: de huizen worden steviger.

Bijvoorbeeld: er is steeds een plein te zien.

Hoe mensen woonden.

Hoe ze aan geld of voedsel kwamen.

Hoe de macht verdeeld was.

Wat ze geloofden.

Bijvoorbeeld: er wonen steeds meer mensen.

Bijvoorbeeld: er staan steeds meer

gebouwen.

Bijvoorbeeld: er zijn telkens mensen aan

het werk.

Page 22: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

22 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.3 Reis door de tijd

Vergelijken in de tijdBekijk afbeelding 19 en 20 en lees de twee zinnen hieronder. Vergelijk wat hetzelfde bleef en wat veranderde.1 Bij de allereerste mensen hielpen de kinderen mee met het verzamelen

van vruchten en eetbare planten.2 Rond 1850 werkten veel kinderen in fabrieken om een beetje geld te verdienen

voor het gezin.

a Wat is hetzelfde gebleven?

b Wat is anders?

5

19 Bij de allereerste mensen. 20 Rond 1850.

Tijdsindeling

a Waar of niet waar? Omcirkel het juiste antwoord.

1 Bij geschiedenis wordt een klok gebruikt om tijd in te delen. waar / niet waar

2 Bij geschiedenis wordt tijd ingedeeld met jaren of langere perioden. waar / niet waar

b Hoe lang duren drie eeuwen?

c Hoeveel eeuwen zijn samen duizend jaar?

PeriodenBekijk de tijdbalk bij de leerstof ‘Tijd indelen’.

a Wanneer eindigde de oudheid?

b Hoe lang duurden de middeleeuwen?

c Wanneer begon en eindigde de vroegmoderne tijd?

6

7

Tijd indelenOm te weten hoe laat het is, gebruik je een klok. Daarop staat de tijd in seconden, minuten en uren. Wanneer een proefwerk of een sportwedstrijd is, kun je zien in je agenda of op de kalender. Daarop staat de tijd in dagen, weken en maanden. Je kunt tijd dus indelen. Bij geschiedenis gebruiken we vooral jaren en perioden van 100 jaar, een eeuw, om de tijd in te delen.

De geschiedenis is ook in een aantal blokken opgedeeld. Dit noem je een historische indeling. Een voorbeeld hiervan is de indeling in perioden: de prehistorie, de oudheid, de middeleeuwen, de vroegmoderne tijd en de moderne tijd. Dat is een historische indeling in perioden. Je ziet ze op de tijdbalk hieronder weergegeven. Er is nog een belangrijke historische indeling: daarover leer je meer in de volgende cursus.

Leerstof

1500 – 1800500 – 15003000 v.C. tot 500 n.C.3000 v.C. 1800 – heden

Prehistorie Oudheid MiddeleeuwenVroegmoderne tijd

Moderne tijd

Kinderen waren in de tijd van de eerste mensen buiten, rond 1850 binnen.

Kinderen hielpen mee om voedsel of inkomen te krijgen.

3000 v.C.

1000 jaar.

1500-1800.

300 jaar.

Tien eeuwen.

Page 23: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

23© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.3 Reis door de tijd

De tijd op een balk1200 2200

a In welk jaar leef je nu?

Waar is dat op de tijdbalk? Zet daar een pijl, schrijf het jaartal erbij.

b Zet een pijl bij honderd jaar geleden. Schrijf het jaartal erbij.

c Zet een pijl bij vijfhonderd jaar geleden. Schrijf het jaartal erbij.

d Waar is het jaar 1? Hoeveel cm ga je terug?

e Wanneer leefden de eerste mensen hier?

Je eigen tijdbalk

2000 2010 2020

Maak een tijdbalk van je eigen leven.

a In welk jaar leven we nu?

b Waar is dat op de tijdbalk? Schrijf daar het woord ‘nu’. Schrijf het jaartal erbij.

c In welk jaar ben jij geboren?

Geef dat jaar aan op de tijdbalk, schrijf erbij: ‘geboren’.

d Geef zo ook aan wanneer je voor het eerst naar de basisschool en naar de brugklas ging.

e Noteer nog een paar belangrijke gebeurtenissen, bijvoorbeeld zwemles, leren fietsen, verhuizing enzovoort.

Tijdbalk lezen

1900 1950 2000eerste mensop de maan

EersteWereldoorlog

TweedeWereldoorlog

val van deBerlijnse Muur

a Wanneer was de eerste mens op de maan?

b Wat gebeurde er in 1989?

c Hoe lang duurde de Eerste Wereldoorlog?

8

9

10

Tijd noteren en tellenHoe ver gaan we eigenlijk terug in de tijd? De eerste mensen leefden hier waarschijnlijk al 250 000 jaar geleden. Dat is heel lang, waarschijnlijk kun je je het maar moeilijk voorstellen. Neem eens een bol touw in gedachten. Je gaat die bol uitrollen. Elke cm stelt 100 jaar voor, dus 10 cm is 1000 jaar en 100 cm stelt 10 000 jaar voor. Hoe lang wordt je touw bij 250 000 jaar? Inderdaad, dan ben je het lokaal uit, een flink eind de gang in. In plaats van een bol touw, kun je ook een

tijdlijn gebruiken, een tijdbalk. Dat is net zo’n hulpmiddel als een kaart of atlas bij aardrijkskunde. Bij opdracht 8 staat een voorbeeld van zo’n tijdbalk: elk jaar heeft een nummer en eronder staat wat er in dat jaar is gebeurd. De jaartallen op een tijdbalk helpen je om te zien wanneer gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Je kunt ook zien hoe lang iets duurde door de jaren te tellen. Je kunt uitrekenen hoe oud iemand is geworden of hoe lang een oorlog heeft geduurd.

Leerstof

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: 2015.

Ongeveer 15 cm terug.

Ongeveer 250 000 jaar geleden.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

1969.

De val van de Berlijnse muur.

Vier jaar.

Page 24: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

24 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.3 Reis door de tijd

Christelijke jaartelling

a In welk jaar begint de christelijke jaartelling?

b Waarom begint in dit jaar de christelijke jaartelling?

c In welk jaar ben jij geboren?

d Hoeveel jaar is dat na de geboorte van Jezus Christus?

e Noteer twee voorbeelden van andere jaartellingen:

1 2

Tijdbalk gebruiken

200 2001

<< voor Christus na Christus >>

100 100

a Noteer op de juiste plaats op de tijdbalk: 140 v.C. , 30 v.C., 10, 60, 180.

1910 1929 1945 1960

Anne Frank geboren Anne Frank overleden

b Hoe oud was Anne Frank toen zij stierf?

Tijdbalk invullen

1500 1600 1700 1800 1900 2000

a Schrijf de letters die achter de volgende gebeurtenissen staan op de juiste plaats in de tijdbalk.

1953 Watersnoodramp in Zeeland (A)1885 De Duitser Carl Benz bouwde zijn eerste automobiel. (B)1769 Napoleon werd geboren op Corsica. (D)1559 Eerste Nederlandse schip vaart naar Azië. (I)1674 In Utrecht stort een deel van de Domkerk in door een tornado. (J)2013 Nelson Mandela overleed in Zuid-Afrika. (K)1961 Joeri Gagarin als eerste mens in de ruimte. (L)1500 Karel V werd geboren in Gent. (T)

b Welk woord lees je nu?

11

12

13

Tijd indelenWe tellen vanaf de geboorte van Jezus Christus. Het jaar waarin hij geboren zou zijn, kreeg het nummer 1. Het volgend jaar kreeg het nummer 2, enzovoort. Dit noem je de christelijke jaartelling. Maar hoe moest het met het jaar vóór de geboorte van Christus? Dat kreeg het nummer ‘1 voor Christus’. We korten dat af als v.C. Het jaar daarvoor heet ‘2 voor Christus’, 2 v.C., enzovoort. Bij de jaren ‘voor Christus’ tellen we dus de

andere kant op. Er bestaat geen jaar met het nummer nul. Niet iedereen op aarde gebruikt de christelijke jaartelling, er zijn ook andere manieren om jaren te tellen. De joodse jaartelling bijvoorbeeld begon bijna 4000 jaar eerder dan de christelijke. Toen voor ons het jaar 2000 begon, was het volgens de joodse kalender het jaar 5760. In hoofdstuk 5 van Plein M lees je over de islamitische jaartelling.

Leerstof

Het jaar 1.

Omdat Jezus Christus in dit jaar is geboren.

Joodse jaartelling. Islamitische jaartelling.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

16 jaar.

TIJDBALK

T I J D B AL K

140 30 10 60 180

Page 25: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

25© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.3 Reis door de tijd

Bronnen plaatsen in de tijdBekijk de bronnen hieronder. Gebruik de informatie uit deze cursus. Noteer onder elke bron het jaartal dat erbij past. Noteer de naam van de periode die erbij hoort. Maak daarna zelf een tijdbalk. Noteer de cijfers van de gebeurtenissen op de juiste plaats op de tijdbalk.

14

De Vikingen komen! Dorestad was in de 9e eeuw een succesvolle handelsplaats. Daardoor trok het in de 9e eeuw de aandacht van Vikingen. Zij hebben Dorestad geregeld aangevallen en geplunderd.

Jaartal:

Periode:

Bron 4

Verslag geboorte Jezus ChristusHet is onzeker wanneer Jezus precies geboren is. Er is geen bewijs dat hij in de winter is geboren. In de bijbel wordt geen datum of jaargetijde genoemd. Voor zijn geboorte werden rond 25 december feesten gehouden om te vieren dat de langste nacht van het jaar voorbij was.

Jaartal:

Periode:

Bron 7

De eerste auto, uitvinder: Carl Benz

Jaartal:

Periode:

Bron 5

Landing op de maan

Jaartal:

Periode:

Bron 6

Maak de oefentoets.M

Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat mens en maatschappij ook over geschiedenis gaat. Bij geschiedenis bestudeer je het verleden. Je onderzoekt wat veranderd is en wat gelijk is gebleven in het leven van mensen. Een hulpmiddel hierbij is een tijdbalk. Je kunt de tijd op verschillende manieren indelen.

9e eeuw, 801 tot 900.

1.

1885.

1969.

Middeleeuwen.

Oudheid.

Moderne tijd.

Moderne tijd.

Page 26: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

26 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

Om te beginnen

a Deze plaatjes heb je vast wel eens gezien. Weet jij wat ze betekenen? Schrijf het eronder.

b Bedenk zelf nog zo’n plaatje. Teken het in het vierde vak, schrijf de betekenis eronder.

1

CURSUS 1.4 Tien tijdvakken

In de vorige cursus heb je geleerd dat je bij geschiedenis het verleden onderzoekt. Je gebruikt een tijdbalk als hulpmiddel om de gebeurtenissen aan te geven. Daarbij kun je verschillende tijdsindelingen gebruiken. In deze cursus leer je een historische indeling die steeds terugkomt bij mens en maatschappij: de indeling in tien tijdvakken.

21 Pictogrammen

Tijdvakken en pictogrammenGeschiedenis gaat over een heel lange tijd. Om geschiedenis goed te kunnen leren is die hele lange tijd in tien duidelijke blokken verdeeld. Zo’n stuk van de geschiedenis heet een tijdvak.

Je ziet ze op de tijdbalk onder op de bladzijde.Elk tijdvak heeft een plaatje over iets belangrijks uit die tijd. Zo’n plaatje noem je een pictogram. Het wordt gebruikt in plaats van woorden. Je kunt elk tijdvak herkennen aan zijn pictogram.

Leerstof

Tijdvakkena Wat is een tijdvak?

b Waarom is de geschiedenis in tien tijdvakken verdeeld? Kruis de twee juiste antwoorden aan.

Omdat geschiedenis over een lange tijd gaat.

Om te weten wanneer de geschiedenis is begonnen.

Om goed een vak te kunnen leren.

Om geschiedenis goed te kunnen leren.

2

3000 v.Chr. jaar 1 500 n.Chr.

1 2

telefoneren verboden toiletrestaurant

x

x

Een stuk van de geschiedenis.

Page 27: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

27© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.4 Tien tijdvakken

1000 1500 1600 1700 1800 1900 1950 NU

Pictogrammena Maak de zinnen af.

1 Elk tijdvak kun je herkennen aan zijn

2 Zo’n plaatje wordt gebruikt in plaats van

b Bedenk waarom het handig is om pictogrammen te gebruiken.

Tijdvak 1: de tijd van jagers en boeren

a Over welk jaar gaat afbeelding 22?

b Omcirkel een pot op de afbeelding. Noteer het cijfer 1 bij de pot in de tijdbalk hieronder.

c Maak de zin af. De tijd van jagers en boeren duurde tot het jaar

Tijdvak 2: de tijd van Grieken en Romeinen

a Over welk jaar gaat afbeelding 23?

b Omcirkel een tempel op de afbeelding. Noteer het cijfer 2 bij de tempel in de tijdbalk.

c Vul in. De tijd van Grieken en Romeinen duurde van tot

3

4

5

Een pot en een tempelOp afbeelding 22 zie je een boerendorp in Drenthe. Rechts staan jagers en boeren. Links maken vrouwen potten van klei. Ze leefden in de tijd van jagers en boeren.

Op afbeelding 23 zie je Grieken bij tempels in de stad Athene. Ze leefden in de tijd van Grieken en Romeinen. Een deel van de Grieken woonde toen in een stad.

Leerstof

22 Aardewerken potten uit omstreeks 3500 v.C. 23 Een tempel uit 431 v.C.

pictogram.

woorden.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: dan zie je snel wat bedoeld wordt.

3500 v.C.

3000 v.C.

430 v.C.

3000 v.C. 500 n.C.

Page 28: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

28 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.4 Tien tijdvakken

Tijdvak 3: de tijd van monniken en ridders

a Over welk jaar gaat afbeelding 24?

b Omcirkel de helm op de afbeelding. Noteer het cijfer 3 bij de helm in de tijdbalk hieronder.

c Vul in. De tijd van monniken en ridders duurde van tot

Tijdvak 4: de tijd van steden en staten

a Over welk jaar gaat afbeelding 25?

b Omcirkel de poort op de afbeelding. Noteer het cijfer 4 bij de poort in de tijdbalk.

c Vul in. De tijd van steden en staten duurde van tot

6

7

3000 v.Chr. jaar 1 500 n.Chr.

Een schip en een koningOp afbeelding 26 zie je de haven van Lissabon (Portugal). Op de kade en op het water zijn mannen druk bezig. Ze leefden in de tijd van ontdekkers en hervormers.

Op afbeelding 27 zie je een koning met zijn soldaten bij de Rijn. Het zijn Fransen die Nederland aanvallen. Ze leefden in de tijd van regenten en vorsten.

Leerstof

Een helm en een poortOp afbeelding 24 zie je Karel de Grote met mannen om hem heen in Aken (Duitsland). Ze leefden in de tijd van monniken en ridders. Links zie je een soldaat met een helm.

Op afbeelding 25 zie je mannen bij de poort van de stad Kampen. Ze laden het schip uit wat in de haven ligt. Ze leefden in de tijd van steden en staten.

Leerstof

24 Een ridder met helm in 808. 25 Een stadspoort in 1441.

26 Een schip uit 1564. 27 Een koning in 1672.

1 2

808.

500 1000.

1441.

1000 1500.

Page 29: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

29© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.4 Tien tijdvakken

Tijdvak 5: de tijd van ontdekkers en hervormers

a Over welk jaar gaat afbeelding 26?

b Omcirkel een schip op de afbeelding. Noteer het cijfer 5 bij het schip in de tijdbalk hieronder.

c Vul in. De tijd van ontdekkers en hervormers duurde van tot

Tijdvak 6: de tijd van regenten en vorsten

a Over welk jaar gaat afbeelding 27?

b Omcirkel de koning op de afbeelding. Noteer het cijfer 6 bij de kroon in de tijdbalk.

c Vul in. De tijd van regenten en vorsten duurde van tot

Tijdvak 7: de tijd van pruiken en revoluties

a Over welk jaar gaat afbeelding 28?

b Omcirkel de guillotine op de afbeelding. Noteer het cijfer 7 bij de guillotine in de tijdbalk.

C Vul in. De tijd van pruiken en revoluties duurde van tot

Tijdvak 8: de tijd van burgers en stoommachines

a Over welk jaar gaat afbeelding 29?

b Omcirkel de stoommachine op de afbeelding. Noteer het cijfer 8 bij de stoommachine in de tijdbalk.

c Vul in. De tijd van burgers en stoommachines duurde van tot

8

9

10

11

Een guillotine en een stoommachineOp afbeelding 28 zie je een guillotine (valbijl) in Parijs. Een man laat een afgehakt hoofd zien aan het publiek. Het is het hoofd van de vroegere Franse koning. Deze gebeurtenis vond plaats in de tijd van pruiken en revoluties.

Op afbeelding 29 zie je een stoommachine van een kolenmijn. Mannen gebruiken de machine voor de lift die de grond in gaat. Ze leefden in de tijd van burgers en stoommachines.

Leerstof

28 Een guillotine in 1793. 29 Een stoommachine in 1820.

1000 1500 1600 1700 1800 1900 1950 NU

3 4 5 6 7 8

1564.

1500 1600.

1672.

1600 1700.

1793.

1700 1800.

1820.

1800 1900.

Page 30: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

30 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.4 Tien tijdvakken

Tijdvak 9: de tijd van de wereldoorlogen

a Over welk jaar gaat afbeelding 30?

b Omcirkel de tank op de afbeelding. Noteer het cijfer 9 bij de tank in de tijdbalk hieronder.

c Vul in. De tijd van de wereldoorlogen duurde van tot

Tijdvak 10: de tijd van de televisie en computer

a Over welk jaar gaat afbeelding 31?

b Omcirkel het tv-toestel op de afbeelding. Noteer het cijfer 10 bij het tv-toestel op de tijdbalk.

c Vul in. De tijd van computer en televisie duurde van tot

Jaren en tijdvakkenVul telkens het juiste tijdvaknummer in.

a Het jaar 2010 was in het e tijdvak.

b Het jaar 265 was in het e tijdvak.

c Het jaar 1770 was in het e tijdvak.

d Het jaar 1517 was in het e tijdvak.

e Het jaar 1929 was in het e tijdvak.

f Het jaar 1144 was in het e tijdvak.

g Het jaar 1672 was in het e tijdvak.

h Het jaar 1848 was in het e tijdvak.

i Het jaar 913 was in het e tijdvak.

j Het jaar 4000 v.C. was in het e tijdvak.

De lengte van tijdvakkenBekijk de tijdbalk hieronder. Vergelijk de lengte van de tien tijdvakken met elkaar. Wat valt je op?

12

13

14

15

3000 v.Chr. jaar 1 500 n.Chr.

Een tank en een televisietoestelOp afbeelding 30 zie je Duitse soldaten met een tank. Ze vechten met Poolse soldaten aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Dit gebeurde in de tijd van de wereldoorlogen.

Op afbeelding 31 zie je een gezin bij een televisietoestel. Dat was iets heel nieuws in het begin van de tijd van televisie en computer. De mensen zitten op stoelen achter elkaar, net als in de bioscoop.

Leerstof

30 Een tank in 1939. 31 Een televisietoestel in 1959.

1 2

1939.

1900 1950.

1959.

1950 nu.

4

6

8

5

1

10

2

7

3

9

Ze worden steeds korter. Maar tijdvak 10 is weer langer dan tijdvak 9.

Page 31: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

31© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

CURSUS 1.4 Tien tijdvakken

1000 1500 1600 1700 1800 1900 1950 NU

Een pictogram over het hedenDe tien pictogrammen van de tien tijdvakken gaan over dingen in het verleden. Bedenk een goed pictogram over het heden (de tijd van nu) en teken het hiernaast.

Plaatsen in de tijd Ga naar werkblad 1 en 2 en plaats de afbeeldingen bij de tijdbalk.

Vergelijken in de tijd Vul in.

a De mensen op afbeelding 22 woonden in een

De mensen op afbeelding 23 woonden in een

b Het aantal masten op het schip op afbeelding 25 was

Het schip op afbeelding 26 had masten.

c Het wapen van de soldaat op afbeelding 24 was een

Het wapen van de soldaat op afbeelding 30 was een

d Soldaten op afbeelding 28 verplaatsten zich met een

Soldaten op afbeelding 30 verplaatsten zich met een

e Vul in de volgende zinnen het juiste woord in.

1 Voor de machine op afbeelding 29 verbrandden de mensen

2 Voor het toestel op afbeelding 31 gebruikten de mensen

f Bij geschiedenis vergelijken we in de tijd. Waarom doen we dat?

Omcirkel het juiste antwoord.

A Om te begrijpen hoe het vroeger was.

B Om te begrijpen hoe mensen vroeger speren gebruikten.

C Om te begrijpen hoe het heden tot stand is gekomen.

Maak de oefentoets.

16

17

18

M

Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat de tijdbalk van geschiedenis is verdeeld in tien tijdvakken. Van elk tijdvak weet je nu waarover het gaat en welk pictogram erbij hoort. Ook weet je wanneer de tijdvakken beginnen en eindigen en kun je dit op een tijdbalk laten zien.

3 4 5 6 7 8 9 10

dorp.

stad.

paard.

tank.

steenkool.

elektriciteit.

één.

twee

speer.

geweer.

C

Page 32: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

TAAK Veranderingen in jouw omgeving

In deze taak bekijk je met een oude en een nieuwe kaart van je omgeving wat er is veranderd. Met een klasgenoot bespreek je wat jullie ervan vinden.

Stap 1 Wat heb je nodig?Een kopie van een oude kaart van jouw woonplaats en de plaats van je school.Een kopie van een recente kaart van je woonplaats en de plaats van je school.

Stap 2 Gebruik een kaart van je omgeving nua Noteer je naam en een titel boven aan je kopie.b Noteer een H bij je huis en een S bij de school.c Teken de route hoe je naar school gaat met een rode lijn.d Teken een noordpijl en een schaalstok. e Laat opvallende dingen in de omgeving zien.f Maak een legenda, noteer belangrijke woorden en namen.

Stap 3 Vergelijk met de oude kaart a Noteer je naam en een titel boven aan je kopie

Teken er een noordpijl en schaalstok bij.b Bekijk de kaart, zie je gebouwen/straten die je kent? ja / neec Wat staat er op de plaats van jouw huis op de oude kaart? Zet er een H bij.d Was je school er vroeger al? Wat staat er op die plaats op de oude kaart? Zet er een S bij.e Vergelijk de twee kaarten. Wat is erbij gekomen?

1

2

f Wat is verdwenen?

1

2

g Beschrijf twee dingen die niet of bijna niet zijn veranderd.

1

2

Stap 4 Vorm je meninga Bespreek met een klasgenoot je antwoorden bij stap 3 e, f en g.

Leg uit wat je hebt ontdekt. Luister ook naar de uitleg van je klasgenoot.b Bespreek samen of de omgeving volgens jullie leuker is geworden.

Schrijf op waarom je dat vindt.

Stap 5 Wat heb je geleerd?

Maak de zin af. Van deze taak heb ik geleerd dat

Dit ging goed:

Dit ging minder goed:

32 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving © Noordhoff Uitgevers bv

Page 33: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 33© Noordhoff Uitgevers bv

TAAK Levensbeschouwing Wat is belangrijk?

Je gaat op een kaart laten zien welke plaatsen in jouw omgeving belangrijk voor jou zijn. In deze taak doe je de stappen 1, 2, 3, 5 en 6 alleen. Stap 4 doe je in een duo.

Stap 1 De kaartHeb je bij de vorige taak een kaart gemaakt? Neem die kaart er dan bij.Heb je de vorige taak niet gedaan? Teken dan een kaart op de volgende manier.

a Teken je huis in het midden van een leeg A4. b Teken dan belangrijke straten, huizen en natuur. c Geef met kleuren het verschil aan tussen straten, huizen en natuur. d Maak een legenda bij je kaart.

Stap 2 Kies belangrijke plaatsenGebruik een rode pen of viltstift.a Zet op je kaart rode stippen op drie plaatsen die voor jou erg belangrijk zijn.

Noteer een 1 bij de plaats die voor jou het meest belangrijk is.Noteer een 2 bij de plaats die voor jou op de tweede plaats komt.Noteer een 3 bij de plaats die voor jou op de derde plaats komt.

b Vul de legenda aan met de drie cijfers. Geef telkens een korte omschrijving van de plaats.

Stap 3 Bedenk waaromBedenk waarom je de stippen op die drie plaatsen hebt gezet. Maak de zinnen af.

a Plaats 1 vind ik het meest belangrijk omdat

b Plaats 2 vind ik belangrijk omdat

c Plaats 3 vind ik belangrijk omdat

Stap 4 Samen besprekena Wissel je kaart uit met een klasgenoot.b Vertel elkaar op welke plaatsen je stippen hebt gezet.

Geef telkens een uitleg.

Stap 5 Plaatsen verder wegEr zijn ook plaatsen die verder van je huis vandaan liggen en die bijzonder voor je kunnen zijn.a Welke stad of welk dorp verder weg vind jij bijzonder?

b Waarom is deze plaats belangrijk voor jou?

Stap 6 Wat heb je geleerd?

Maak de zin af. Van deze taak heb ik geleerd dat

Dit ging goed:

Dit ging minder goed:

Page 34: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving34 © Noordhoff Uitgevers bv

Waar ligt het en hoe ziet het eruit?Gebruik de atlas. Vul in.

a Op welke overzichtskaart van Nederland kun je Rotterdam en de

havens vinden?

b Hoe heet de rivier die door het centrum van Rotterdam stroomt?

c Hoe heet het deel van de Rotterdamse haven dat bij de Nieuwe

Waterweg ligt?

Wat is er gebeurd?Lees bron96. Omcirkel bij de volgende uitspraken het juiste jaartal.

a Vanaf de kade van de Holland Amerika Lijn vertrekken

duizenden mensen naar Amerika. 1900 / 2000

b Vanuit de kamers van Hotel New York kun je de Erasmusbrug

bijna niet zien: er staan grote woontorens voor. 1900 / 2000

c Na de bouw van de Erasmusbrug kun je snel van noord naar

zuid reizen in Rotterdam. 1900 / 2000

Welk werk doen mensen?a Vergelijk de foto van de Rijnhaven in 1925 met de afbeelding

uit Google Maps.

Hoe heeft de fotograaf de foto gemaakt?

Midden in de rivier ligt het Noordereiland (linksboven op

de foto). Noteer twee dingen waardoor het uitzicht van

de bewoners is veranderd.

b Vergelijk de beide kaarten.

Hoeveel jaar zit er ongeveer tussen beide kaarten?

Op beide kaarten staat een kruisje. Welk gebouw wordt

daarmee bedoeld?

Er zijn grote verschillen tussen beide kaarten. Noteer drie dingen die de kaartentekenaar in 2012 moest tekenen die in 1903 nog niet op de kaart stonden.

1

2

3

c Waarom zijn voor een kaartenmaker de luchtfoto en de Google Maps-afbeelding niet echt handig om te gebruiken?

1

2

3

VERDIEPING Kaarten veranderen

Kaart van Midden-Nederland.

Nieuwe Maas.

De Maasvlakte.

Schuin vanuit een vliegtuig.

De Erasmusbrug en de hoge torens.

Hotel New York of gebouw HAL.

100 jaar.

Erasmusbrug, brug over de Rijnhaven

metrolijn, parkeerplaatsen

woon- en kantoorflats

Je ziet alles schuin van boven in plaats van recht van boven.

Page 35: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 35© Noordhoff Uitgevers bv

Hotel New York met in de verte de Erasmusbrug.

Bron 8

De bekendste brug van Rotterdam is de Erasmusbrug. De brug is in 1996 gebouwd. Deze brug verbindt het noorden van de stad met het zuiden. Vanaf Hotel New York kun je de brug prachtig zien liggen. Vanaf dit punt vertrokken zo’n honderd jaar geleden grote schepen vol Nederlanders naar Amerika met de Holland Amerika Lijn.Toen waren er veel vrachtschepen in de havens en stonden er overal grote pakhuizen. Nu zijn er veel minder schepen en zijn de pakhuizen verdwenen. Er staan nu grote kantoor- en woontorens. Als je foto’s en kaarten van vroeger en nu vergelijkt, zie je grote verschillen.

Bron 9

De Rotterdamse Rijnhaven in 1925.

De Rijnhaven, 1903.

Hotel New York en de Erasmusbrug volgens Google Maps.

Bron 10

Bron 12

Bron 11

De Rijnhaven, 2012.

Bron 13

Page 36: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

36 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

Provincies en hoofdstedenNederland bestaat uit twaalf provincies. Op de kaart van Nederland (hiernaast) zie je de namen van alle provincies staan. De hoofdsteden van de provincies zijn ook aangegeven.

a Gebruik de gegevens in de kaart e\n vul de tabel in.

Provincie Hoofdstad Provincie Hoofdstad

Friesland Flevoland

Noord-Holland

Assen Den Haag

Maastricht

b Vul in. De hoofdstad van Nederland is

c Schrijf deze naam in het lege vak in de kaart.

Jouw provincie

a Hoe heet de plaats waar je school staat?

b In welke provincie ligt deze plaats?

c Kleur jouw provincie in de kaart van Nederland geel.

Nederland en de burena Nederland heeft twee buurlanden.

1 In het zuiden is dat

2 In het oosten is dat

b Welke drie Nederlandse provincies liggen tegen België aan?

1

2

3

c Welke vijf Nederlandse provincies liggen tegen Duitsland aan?

1

2

3

4

5

d In cursus 2 leerde je over verschillende soorten kaarten. Omcirkel

de juiste soort.

De kaart van Nederland op de volgende bladzijde is een

overzichtskaart / thematische kaart.

1

2

3

Topografie

Groningen

Leeuwarden

Groningen

Zwolle

Zuid-Holland

Lelystad

Haarlem

Middelburg

Den BoschNoord-Brabant

Zeeland

Limburg

Arnhem

Utrecht

Drenthe

Overijssel

Utrecht

Gelderland

Amsterdam.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

België.

Duitsland.

Zeeland

Noord-Brabant

Limburg

Groningen

Drenthe

Overijssel

Gelderland

Limburg

Page 37: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

37© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving

0 50 km

DRENTHE

GRONINGEN

GroningenLeeuwarden

Assen

ZwolleLelystad

Haarlem

Den Haag(’s-Gravenhage)

Utrecht

Arnhem

‘s-Hertogenbosch(Den Bosch)

Middelburg

Maastricht

OVERIJSSELFLEVOLAND

GELDERLAND

UTRECHT

HOLLAND

HOLLAND

BRABANT

ZEELAND

B E L G I Ë

D U I T S L A N D

LIMBURG

FRIESLAND

N

Z

W O

Kaart van Nederland.

Amsterdam

Page 38: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving38 © Noordhoff Uitgevers bv

Samenvatting

Jeke

r

Heer

Scharn

Randwijck

CentrumWijck

St. Pieter

St. Pietersberg109 m

Amby

Wolder

MAASTRICHT

Vroenhoven

Ma

as

laanaktreblA

BELGIË

E25

A2E25

N278

N2

0 1 2 km

schaal 1 : 50 000

N

autosnelweg

hoofdweg

andere doorgaande weg

spoorlijn met station

bebouwing

industrieterrein

grasland

park of bos

Leeuwarden

HaarlemEnschede

Middelburg

Arnhem

Eindhoven

0 50 km

A

1

2

3

1

2

3

B C D

A B C D

Cursus 1 Werken met kaarten

Kaarten zijn belangrijk voor alle mensen. Ze hebben voordelen en nadelen. Veel automobilisten gebruiken tegenwoordig een navigatiesysteem, om de route naar hun bestemming te vinden. Een kaart heeft vijf onderdelen: de titel, de legenda, de schaal, de schaalstok en een noordpijl of een windroos met de windrichtingen. Op een kaart is de werkelijkheid kleiner getekend. De schaal geeft aan hoeveel de werkelijkheid is verkleind. Je kunt met kaarten inzoomen en uitzoomen.

Cursus 2 Werken met een atlas

Een atlas is een boek met themakaarten en overzichtskaarten. Bij mens en maatschappij leer je alles wat er te leren is over de aarde en de mensen om je heen: dat heet aardrijkskunde. Daarbij leer je de namen en de ligging van landen, steden, bergen en rivieren: dat heet topografie. De kaarten in een atlas kun je snel vinden met de bladwijzers. Je kunt informatie vinden met behulp van het register. Dat bestaat uit een zaakregister (of trefwoordenregister), landenregister en een namenregister. In het register staat achter elk woord of elke naam het nummer van de kaart met een letter en cijfer van het kaartvak.

Cursus 3 Reis door de tijd

Bij mens en maatschappij bestudeer je wat veranderd is en wat gelijk is gebleven in het leven van mensen, dat vak heet geschiedenis. Een ander woord voor geschiedenis is historie. Bij geschiedenis gebruiken we jaren en eeuwen om te vertellen hoe lang geleden iets gebeurd is. Met een jaartelling kun je uitrekenen hoe lang iets heeft geduurd. Een hulpmiddel hierbij is een tijdbalk waarop je gebeurtenissen in tijd plaatst. Je kunt de tijd op verschillende manieren indelen. De hele geschiedenis is ook in blokken opgedeeld: een historische indeling. Een voorbeeld hiervan is de indeling in perioden.

Cursus 4 Tien tijdvakkenDe tijdbalk van geschiedenis is verdeeld in tien tijdvakken:

van jagers en boeren: eerste tijdvak, tot 3000 v.C. van Grieken en Romeinen: tweede tijdvak, van 3000 v.C. tot 500 n.C.van monniken en ridders: derde tijdvak, van 500 tot 1000van steden en staten: vierde tijdvak, van 1000 tot 1500van ontdekkers en hervormers: vijfde tijdvak, van 1500 tot 1600van regenten en vorsten: zesde tijdvak, van 1600 tot 1700van pruiken en revoluties: zevende tijdvak, van 1700 tot 1800van burgers en stoommachines: achtste tijdvak, van 1800 tot 1900van wereldoorlogen: negende tijdvak, van 1900 tot 1950van televisie en computer: tiende tijdvak, van1950 tot heden

Page 39: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 39© Noordhoff Uitgevers bv

Begrippen

aardrijkskunde leren over de aarde en de wereld om je heen

atlas boek met kaarten

bestemming waar je heen gaat

bladwijzer kaart in de atlas waarmee je andere kaarten kunt opzoeken

eeuw een periode van 100 jaar

geschiedenis een schoolvak dat het verleden bestudeert

historie een ander woord voor geschiedenis

historische indeling indeling van de geschiedenis in blokken van tijd

inzoomen iets groter in beeld brengen

jaartelling manier om jaren te tellen en te rekenen met tijd; de christelijke jaartelling begint met jaar 1 bij de geboorte van Jezus Christus

kaartvak hokje op een kaart

landenregister alfabetische lijst van landen

legenda uitleg van kleuren en tekens bij een kaart

nadeel iets dat niet prettig is

namenregister register (lijst) met namen

navigatiesysteem apparaat waarmee je kunt zien waar je bent en hoe je naar een andere plaats kunt gaan

noordpijl pijl op een kaart die naar het noorden wijst

overzichtskaart kaart die laat zien hoe een gebied eruitziet

perioden de geschiedenis is ingedeeld in vijf perioden: prehistorie, oudheid, middeleeuwen, vroegmoderne tijd en moderne tijd

pictogram het symbool (plaatje) waaraan je een tijdvak kunt herkennen

register alfabetische woordenlijst in een boek

route weg die je neemt

schaal geeft aan hoeveel de werkelijkheid is verkleind op een kaart

schaalstok lijn op een kaart die de schaal duidelijk maakt

themakaart kaart over een onderwerp in een gebied

tijdbalk een hulpmiddel bij geschiedenis waarop je gebeurtenissen in de tijd kunt plaatsen

tijdvak een indeling van de tijd in tien delen om de geschiedenis makkelijker te kunnen onthouden

titel naam van een kaart, boek, enzovoort

topografie namen en ligging van landen, plaatsen, bergen enzovoort

trefwoordenregister (zaakregister) alfabetische lijst met onderwerpen

uitzoomen iets kleiner in beeld brengen

voordeel iets dat prettig is

windrichting waarvandaan de wind waait, zoals naar het noorden

windroos tekening met windrichtingen

zaakregister (trefwoordenregister) alfabetische lijst met onderwerpen

Page 40: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving40 © Noordhoff Uitgevers bv

Test jezelf

Begrippen (cursus 1)Vul in.

a Bij een kaart kun je aan de zien waarover de kaart gaat.

b De kleuren en tekens van een kaart worden uitgelegd in de

c Een wijst op een kaart naar het noorden.

d Op een staan alle windrichtingen.

e Aan de kun je zien hoeveel de werkelijkheid is verkleind.

f De is een lijn waarmee je afstanden op de kaart kunt meten.

Rekenen met schalen (cursus 1)Noteer de juiste aantallen in kolom 2 van de tabel.

De schaal van een kaart is: Eén centimeter op deze kaart is in werkelijkheid:

1 1 : 50 000 centimeter

2 1 : 50 000 meter

3 1 : 800 000 kilometer

Kaart en navigatiesysteem (cursus 1)Waarover gaan de zinnen? Omcirkel telkens het juiste antwoord.

a Handig achter het stuur. kaart / navigatiesysteem / allebei

b Hiermee kun je zien welke dingen er in de

omgeving zijn. kaart / navigatiesysteem / allebei

c Hiermee kun je zien en horen welke route

je moet rijden. kaart / navigatiesysteem / allebei

d Door gps weet je smartphone waar je

bent op aarde. kaart / navigatiesysteem / allebei

e In het donker lastig in gebruik. kaart / navigatiesysteem / allebei

Soorten kaarten (cursus 2) Noteer de juiste kaartsoort boven elke kaart.

1

2

3

4

a Afbeelding 32 is

een stuk van een

kaart.

b Afbeelding 33 is

een stuk van een

kaart.

Hors

Texel

MarsdiepNoorderhaaks

Den Helder

Julianadorp

c Afbeelding 34 is

een stuk van een

kaart.

32 33 34

titel

legenda.

noordpijl

windroos

schaal

50 000

500

8

schaalstok

thematische overzichts thematische

Page 41: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 41© Noordhoff Uitgevers bv

Begrippen (cursus 2)Vul in.

a Een atlas is een met

b Leren over de aarde en de mensen om je heen noemen we

c Het leren van de namen en de ligging van plaatsen heet

d De alfabetische lijst achter in een atlas heet het

e Rivieren kun je achter in een atlas opzoeken in het

f Als je de kaart Verenigde Staten – Bevolkingsgroei wilt opzoeken,

gebruik je het

Begrippen (cursus 3)Welk begrip hoort bij de omschrijving? Vul in.

1 een periode van honderd jaar –

2 leren over wat in het verleden gebeurd is –

3 een ander woord voor geschiedenis –

4 een hulpmiddel bij geschiedenis waarop je gebeurtenissen in

de tijd kunt plaatsen –

5 manier om jaren te tellen en te rekenen met tijd –

Aardrijkskunde en geschiedenis (cursus 3)Waarover gaan de zinnen? Omcirkel telkens het juiste antwoord.

a Om in Spanje te komen, rijd je naar

het zuiden. aardrijkskunde / geschiedenis / ander vak

b In de 15e eeuw heeft Columbus

Amerika ontdekt. aardrijkskunde / geschiedenis / ander vak

c In het najaar krijgt deze struik rode bessen. aardrijkskunde / geschiedenis / ander vak

d Op dat plein stond vroeger een kerk. aardrijkskunde / geschiedenis / ander vak

e Ik zoek jouw straat op de kaart op. aardrijkskunde / geschiedenis / ander vak

Tijdsindelingen (cursus 3)a Er bestaan verschillende manieren om de tijd in te delen. Omcirkel de woorden die daarbij horen. Kies uit:

atlas – eeuw – kaart – kalender – klok – legenda –

periodes – uur – rekenmachine – touw

b Noteer de namen van de vijf historische perioden in volgorde van tijd. Begin met de periode die het langst geleden is.

1 2 3

4 5

5

6

7

8

namenregister.

register.

topografie.

aardrijkskunde.

kaarten.boek

zaak- of trefwoordenregister.

eeuw

geschiedenis

historie

tijdbalk

jaartelling

prehistorie oudheid middeleeuwen

vroegmoderne tijd moderne tijd

Page 42: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving42 © Noordhoff Uitgevers bv

Tijdbalk (cursus 3)

2000 202020022001 2006 2008 2013 2014

aanslag op World TradeCenter in New York

invoeringvan de euro

WK voetbal inDuitsland

WK voetbal inBrazilië

Spanje wint het EK voetbaldoor Duitsland te verslaan

Willem-Alexanderwordt koning

a Wanneer won Spanje het EK?

b Wat gebeurde er in 2002?

c Hoeveel jaar zit er tussen het WK in Duitsland en dat in Brazilië?

100 50 50 1001

<< voor Christus na Christus >>

d Noteer op de juiste plaats op de tijdbalk: 70 v.C. – 40 v.C. – 20 – 80 – 90

9

Begrippen (cursus 4)

a Hoe heet het plaatje waaraan je een tijdvak kunt herkennen?

b Hoe heet de indeling van de tijd in delen om de geschiedenis

makkelijker te kunnen onthouden?

Begrippen (cursus 4)Schrijf de naam van elk tijdvak onder de afbeelding.

Tijdvakken (cursus 4) Schrijf de naam van elk tijdvak onder de afbeelding.

Maak de eindtoets.

10

11

12

M

tijd van regenten

en vorsten

tijd van ontdekkers

en hervormers

Pictogram.

Tien tijdvakken.

tijd van Grieken

en Romeinen

tijd van steden

en staten

tijd van pruiken

en revoluties

tijd van televisie

en computer

tijd van jagers

en boeren

tijd van monniken

en ridders

tijd van burgers en

stoommachines

tijd van

wereldoorlogen

2008.

De invoering van de euro.

8 jaar.

100 50 50 1001

<< voor Christus na Christus >>

70 40 20 80 90

Page 43: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 43© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 43© Noordhoff Uitgevers bv

Werkblad 1

bij opdracht 17, cursus 4

Tot 3000 v.C.

3000 v.C. – 500 n.C.

500 – 1000

1000 – 1500

1500 – 1600

1600 – 1700

1700 – 1800

1800 – 1900

1900 – 1950

1950 – heden

Page 44: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving44 © Noordhoff Uitgevers bv

Page 45: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 45© Noordhoff Uitgevers bv

Werkblad 2

bij opdracht 17, cursus 4

Plaatsen in de tijdIn deze opdracht plaats je afbeeldingen in de tijd.a Hieronder staan stukjes uit afbeeldingen in je boek. Knip de stukjes uit.b Zoek in je boek de afbeeldingen op waar elk stukje bij hoort. Plak elk

stukje op de juiste plaats naast de tijdbalk van werkblad 1. c Zet een pijl van elk stukje naar het juiste tijdvak.

Page 46: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus
Page 47: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

47Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

Inhoud Introductie 48Cursus 2.1 Wat hebben mensen nodig? 50Cursus 2.2 Het leven van de eerste mensen 56Cursus 2.3 Het leven van de eerste boeren 62Cursus 2.4 Welk werk kun je doen? 68Taak Hoe geef je geld verstandig uit? 74Taak Levensbeschouwing Wat kun je doen? 75Verdieping De grotten van Lascaux 76Topografi e 78Samenvatting 80Begrippen 81Test jezelf 82Werkbladen 85

2 Arm en rijk

Page 48: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

48 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

Introductie

Kopen?

Kevin loopt met zijn moeder over de drukke markt. Een klein meisje op blote voeten blijft voor hem staan. Ze houdt een popje omhoog. ‘You buy!’ roept ze vrolijk.‘Mam, zou Jennie zo’n pop leuk vinden?’ vraagt Kevin. Jennie is zijn kleine zusje.‘Nee Kev, dat meisje hoort op school te zitten. Van haar moet je niets kopen.’ zegt zijn moeder. Ze lopen door. Het meisje huppelt alweer naar een andere toerist. Kevin kijkt haar na. ‘Maar als ze zo arm is dat ze niet naar school kan, is het dan niet juist fijn als ze geld verdient met spulletjes verkopen?’ vraagt Kevin. Zijn moeder zucht. Het is een lastig probleem. ‘Toch is het beter als haar ouders genoeg verdienen zodat ze iets kan leren.’‘Laten we dan maar veel cadeautjes gaan kopen.’ lacht Kevin.

Page 49: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

49Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

Kopen?Bekijk de afbeelding en lees het verhaal.a Wat wil het meisje op de markt van Kevin?

b Hoe oud denk je dat het meisje is?

c Waarom gaat het meisje niet naar school?

d Wat doet Kevin om het meisje te helpen?

Arm en rijkBekijk de tekening en de foto op de vorige bladzijden. a Wie is er arm op de tekening en wie rijk?

b Wie is er arm op de foto en wie rijk?

c Wat is het grootste verschil tussen de tekening en de foto?

d Ben jij rijk? Waarom wel/niet?

Geld verdienena Kevin heeft zelf ook een baantje. Hij brengt folders rond. Wat is het

verschil met het werk van het meisje dat poppen op de markt verkoopt?

b Wat voor werk of klusjes doe jij?

c Wat koop je van je eigen geld?

d Wat betalen je ouders of verzorgers voor je?

Maak de instaptoets.

1

2

3

M

Het meisje wil dat Kevin een pop van haar koopt.

8 of 9 jaar oud.

Omdat ze arm is en geld moet verdienen op de markt.

Hij koopt zo veel mogelijk cadeautjes.

Het meisje is arm, Kevin en zijn moeder zijn rijk.

De persoon die op straat moet slapen is arm, de mensen op straat zijn rijk.

De tekening is van een vakantieland en de foto is van Nederland.

Eigen antwoord.

Kevin werkt niet de hele dag, hij gaat ook naar school.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Page 50: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

50 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

Mooie kleren, op vakantie, de meeste Nederlanders hebben er genoeg geld voor. Hoe zou het zijn om geen schoenen te kunnen kopen, niet naar school te kunnen? In deze cursus leer je wat mensen nodig hebben om goed te kunnen leven.

1 Arm of rijk? 2 Kinderen op school.

Om te beginnen a Wat is er op de afbeeldingen 1 en 2 hetzelfde als in jouw leven, en wat is er anders?

Hetzelfde:

Anders:

b Bekijk de foto bij de hoofdstukopening. Zie jij wel eens mensen die op straat leven? Zo ja, waar?

Werk of schoola In de tekst worden vijf basisbehoeften genoemd. Schrijf ze hieronder op.

1 2 3

4 5

b Basisbehoeften worden ook wel behoeften genoemd.

c Over welke basisbehoefte gaat afbeelding 2?

d Leg uit waarom dat een basisbehoefte is.

CURSUS 2.1 Wat hebben mensen nodig?

1

BasisbehoeftenIeder mens heeft eten en drinken (voedsel) nodig. Om warm en droog te blijven heb je kleren nodig en een huis (onderdak). Het zijn basisbehoeften. Als je ziek wordt, heb je hulp nodig van een dokter of een ziekenhuis. Ook die gezondheidszorg is een basisbehoefte. Zonder die hulp kun je niet goed leven. Ook onderwijs is een basisbehoefte. Om goed te kunnen leven heb je voedsel, kleding, een huis, gezondheidszorg en onderwijs nodig. Deze vijf basisbehoeften noemen we ook wel primaire behoeften. In opdracht 1 zag je dat er overeenkomsten

maar ook veel verschillen zijn tussen jouw leven en dat van leeftijdsgenoten in een ander land. Niet iedereen heeft toegang tot onderwijs of gezondheidszorg.Als je niet in je basisbehoeften kunt voorzien, ben je arm. Op de wereld zijn meer arme mensen dan rijke. Veel zieke mensen kunnen geen dokter betalen. Ook is voor veel ouders het schoolgeld voor hun kinderen te duur. De kinderen leren dan niet lezen en schrijven. Ze moeten werken omdat er anders niet genoeg geld is om eten te kopen. Ze leven in armoede of in slechte levensomstandigheden.

Leerstof

2

Eigen antwoord, bijvoorbeeld school, computers.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld kleding, werk, huidskleur.

Eigen antwoord.

voedsel kleding een huis

gezondheidszorg onderwijs

primaire

Onderwijs.

Zonder scholing geen goede baan, geen vooruitgang.

Page 51: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

51Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.1 Wat hebben mensen nodig?

3 Basisbehoeften.

Nederland en Malia Op afbeelding 3 zie je de basisbehoeften in Nederland en Mali. Noteer achter

de zinnen hieronder of ze gelden voor Mali (M) of voor Nederland (NL).

Nederland of Mali

Basisbehoefte

1 Hier zijn per arts meer inwoners.

2 Hier is iedereen verzekerd voor medische hulp.

3 Hier heeft 38% van de huizen geen riolering.

4 Hier kan 75% van de mensen niet lezen en schrijven.

5 Hier heeft iedereen toegang tot goed drinkwater.

b Schrijf in de tabel onder basisbehoefte telkens de basisbehoefte waar het bij hoort.c Noteer hieronder twee overeenkomsten in de tekeningen tussen Nederland en Mali.

1

2

Basisbehoeftena In onderstaande tabel staan drie krantenkoppen. Schrijf erachter over

welke basisbehoeften ze gaan.

1 Vrijwilligers bouwen scholen in vluchtelingenkamp in Rwanda

2 Riolering voor krottenwijk in São Paulo

3 Oogoperaties met paperclips in Bangladesh

b Schrijf achter iedere basisbehoefte een beroep dat ermee te maken heeft.

3

4

wonen dicht op elkaar

juf voor de klas

Eigen antwoord, bijvoorbeeld boer.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld bouwvakker.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld kleermaker.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld dokter.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld leraar.

M gezondheidszorg

NL gezondheidszorg

M een huis, gezondheidszorg

M onderwijs

NL voedsel

onderwijs

gezondheidszorg, een huis

gezondheidszorg

Page 52: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

52 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.1 Wat hebben mensen nodig?

Levensomstandigheden a Maak de zinnen af.

Je bent arm als je

Je leeft dan in slechte

b Noteer in afbeelding 4 de letters NL in Nederland en de letter M in Mali.

c Noteer bij Nederland en bij Mali de naam van het werelddeel. Kies uit: Afrika – Europa

d Gebruik de atlas. Zoek de kaart De aarde - Levensomstandigheden op.

Kleur de legenda in afbeelding 4 in vier kleuren, net als in de atlas.

Geef Nederland en Mali in de kaart de juiste kleur.e Lees in de atlas de tekst bij de kaart. De tekst

gaat over drie basisbehoeften. Omcirkel deze drie.

gezondheidszorg / onderwijs /

eten en drinken / een huis / kleding

f Omcirkel telkens het juiste antwoord.

In West-Europa zijn de levensomstandigheden

beter / slechter dan in Oost-Europa.

In Noord-Afrika zijn de levensomstandigheden

beter / slechter dan in Midden-Afrika.

Arm of rijk?

a Wat is een ander woord voor welvaart?

b In een land is armoede als

In een land is welvaart als

c Omcirkel het juiste antwoord en vul in. Een arm / rijk land noem je ook wel

ontwikkelingsland, omdat

5

6

Verschillen tussen landenIn Nederland hebben de meeste mensen genoeg geld voor de primaire behoeften. Zij houden geld over voor dingen die je niet echt nodig hebt. We noemen ze ook wel luxe of secundaire behoeften. Voorbeelden zijn sieraden, dvd’s, een vakantie of een film zien in de bioscoop. Er is rijkdom in Nederland, we leven in welvaart. Maar er zijn ook veel landen waar dat anders is. Er zijn grote verschillen in welvaart tussen landen. Als je wilt weten hoe welvarend een land is, kun je kijken wat er door iedereen verdiend wordt in een land,

de inkomsten. Als je al die inkomsten optelt en weer deelt door het aantal inwoners, krijg je het gemiddelde inkomen. Dat gemiddelde inkomen kun je gebruiken om de welvaart van landen te vergelijken.Arme landen hebben weinig inkomsten. Veel mensen kunnen de basisbehoeften niet betalen. Het is voor deze landen moeilijk om hun situatie te verbeteren. Ze hebben hulp nodig om zich zo te ontwikkelen dat ze niet meer lijden onder de armoede. Deze landen noem je ontwikkelingslanden.

Leerstof

goed slecht

4 Levensomstandigheden.

goed slecht

EuropaNL

AfrikaM

niet genoeg geld hebt voor je

basisbehoeften.

levensomstandigheden.

Rijkdom.

veel mensen niet in hun basisbehoeften kunnen voorzien.

mensen ruim genoeg geld hebben voor hun basisbehoeften.

ze hulp nodig hebben om zich te ontwikkelen.

Page 53: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

53Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.1 Wat hebben mensen nodig?

Arme en rijke landen In de tabel staan de gemiddelde inkomens van de drie rijkste landen en de drie armste landen.

a Schrijf achter alle landen in welk werelddeel ze liggen. Gebruik zo nodig een atlas. Vul in en omcirkel de juiste antwoorden.

b In de tabel staat het inkomen van de inwoners. Dit gebruik je om

landen te vergelijken omdat

c 1 Verdient iedereen in Luxemburg evenveel geld? ja / nee

2 In de rijke landen zijn de levensomstandigheden goed / slecht.

d Nederland staat er niet bij. Nederlanders hebben gemiddeld een inkomen van

€ 35.491 per jaar. Nederland hoort in de top 10 van de rijkste / armste landen.

e In de drie armste landen zijn de levensomstandigheden goed/ slecht.

Verschillen binnen landen a Schrijf in de tabel het tegenovergestelde

begrip. Gebruik hiervoor woorden die in de tekst hierboven zijn gebruikt.

b Welke kolom is het minst gunstig als je kijkt naar de levensomstandigheden? Omcirkel de juiste letter. A/ B

c Bedenk ook zelf een tegenstelling. Schrijf die op de onderste regel van de tabel.

7

Rijkste landen Werelddeel Armste landen Werelddeel

Luxemburg € 73.587 Malawi € 241

Noorwegen € 58.206 Sierra Leone € 228

Katar € 50.689 Liberia € 175

8 A B

rijk

massa

vrouw

villawijk

Verschillen binnen landen In Nederland zijn sommige mensen arm, maar er zijn ook miljonairs. Ertussenin is een grote groep mensen die zonder problemen in hun basisbehoeften kunnen voorzien. Ook in ontwikkelingslanden zijn niet alle mensen arm. Er is vaak een kleine groep rijke mensen. Zo’n kleine groep rijke mensen wordt de elite genoemd. De meeste mensen in ontwikkelingslanden zijn wel arm. Die grote groep mensen noem je de massa. De meeste mensen leven in slechte omstandigheden. Dat geldt voor veel mensen op het platteland. Daar is vaak veel armoede.In de grote steden heb je heel verschillende wijken. De elite woont er in moderne villawijken en de arme mensen wonen in krottenwijken aan de rand van de stad.

Leerstof

Een ander verschil in arme landen is de positie van vrouwen en meisjes ten opzichte van die van mannen en jongens. Meisjes krijgen meestal minder onderwijs dan jongens.

5 Meisjes aan het werk.

Europa Afrika

Europa Afrika

Azië Afrika

gemiddelde

je dan kunt zien hoeveel of hoe weinig mensen in die landen verdienen.

arm

elite

man

krottenwijk

Page 54: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

54 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.1 Wat hebben mensen nodig?

Verschillen in één stad Op afbeelding 6 zie je twee verschillende wijken in een stad in India.

a Welke basisbehoefte zie je op de afbeelding?

b Noteer een verschil en een overeenkomst tussen de wijken.

c Is de uitspraak juist of niet? Omcirkel het juiste antwoord en vul in.

‘Op de achtergrond zie je huizen van de elite.’ juist / onjuist

Economie

a Welk woord hoort bij economie?

b Hoeveel iemand te besteden heeft, noem je

c Stel, je krijgt € 10 zakgeld aan het begin van de maand. Je koopt direct voor

€ 3,50 euro snoep en besteedt € 4,50 aan een cadeautje voor je moeder.

Vul de juiste bedragen in. Je inkomsten zijn € . Je uitgaven

zijn € . Halverwege de maand is je budget nog € .

BegrippenNoteer telkens het juiste begrip.

1 Dingen die ieder mens nodig heeft.

2 Als iemand niet aan basisbehoeften kan komen.

3 Als dingen hetzelfde zijn.

4 Geld dat je krijgt of verdient.

5 Alles wat met geld te maken heeft.

6 Luxe dingen die je niet echt nodig hebt.

9

10

11

6 Een stad in India.

Economie Op afbeelding 7 zie je mensen die aan het winkelen zijn. Wat mensen kunnen kopen, hangt af van wat ze binnenkrijgen of verdienen, hun inkomsten. Als mensen geld uitgeven aan dingen noem je dat uitgaven. Hoe meer inkomsten je hebt, hoe meer je kunt uitgeven. Het geld dat mensen te besteden hebben is hun budget. Alles wat met inkomsten en uitgaven te maken heeft, noemen we economie. Economie gaat over geld. Het kan gaan over je eigen portemonnee, maar ook over de inkomsten en uitgaven in een land.

Leerstof

7 Winkelstraat.

Een huis.

kwaliteit huizen.

dicht op elkaar, aan de rivier, zelfde stad.

Juist: daar wonen de rijken / Onjuist, de echte elite woont in grotere huizen.

Geld.

budget.

10

8 2

basisbehoeften / primaire behoeften

armoede

overeenkomst

inkomsten

economie

secundaire behoeften

Page 55: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

55Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.1 Wat hebben mensen nodig?

Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat er armoede is als mensen niet in hun primaire behoeften kunnen voorzien. Als mensen geld over hebben voor secundaire behoeften, is er welvaart. Er zijn verschillen in welvaart tussen landen en binnen landen. Economie gaat over geld: inkomsten en uitgaven.

Maak een tabel a Bedenk 3 winkels waar jij wel eens komt.

Schrijf de namen van de winkels in de tabel.b Noteer per winkel in de rechterkolom of

mensen hiernaartoe gaan voor hun primaire behoeften (P), voor hun secundaire behoeften (S) of voor allebei (A).

c Moussa, een jongen van 14 uit een arm gezin in Mali, heeft een prijs gewonnen. Hij mag voor € 100 inkopen doen in één van de winkels die je hebt opgeschreven. Waar zou hij voor kiezen denk je? Leg ook uit waarom.

omdat

Verschillen in Nederland Gebruik bron 1 en 2. Omcirkel de juiste antwoorden en vul in.

a Amsterdam heeft het hoogste / laagste percentage

huishoudens met een laag inkomen.

Vergeleken met andere steden heeft Amsterdam

veel / weinig huishoudens met een laag inkomen.

b Amsterdam ligt in de provincie

In die provincie zijn de inkomens gemiddeld het

hoogste / laagste van het land. Vergeleken met

andere provincies zijn de inwoners van deze

provincie arm / rijk.

c In Amsterdam zijn 100 000 gezinnen. Hoeveel

gezinnen in Amsterdam hebben een laag inkomen?

Stap 1: 1% van 100 000 =

Stap 2: 16 x het aantal bij stap 1 =

d ‘De inkomensverschillen in Amsterdam zijn groot.’

Ik denk dat deze uitspraak juist / onjuist is, omdat

Maak de oefentoets.

12 Winkel P / S / A

13

M

Gemeenten met hoogste aandeel huishoudens met een laag inkomen

1 Amsterdam 16%

2 Rotterdam 15%

3 Groningen 14%

4 Den Haag 14%

5 Vaals 13%

Bron 1

Gemiddeld inkomen per provincie

Groningen minder dan € 11.500

Friesland minder dan € 11.500

Drenthe € 11.500-12.000

Overijssel minder dan € 11.500

Gelderland € 12.000 – 12.500

Utrecht € 13.000 of meer

Noord-Holland € 13.000 of meer

Zuid-Holland € 12.500-13.000

Flevoland minder dan € 11.500

Zeeland € 12.000 – 12.500

Noord-Brabant € 12.000 – 12.500

Limburg € 12.000 – 12.500

Bron 2

Eigen antwoord.

Noord-Holland.

1000

16 000

er veel arme gezinnen wonen maar de stad in een rijke

provincie ligt, dus zullen er ook rijke mensen wonen.

Page 56: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

56 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

In de vorige cursus heb je geleerd dat er grote verschillen bestaan tussen arme en rijke mensen. Dat is ooit anders geweest. In deze cursus gaat het over het leven van de eerste mensen, de jager-verzamelaars. Je leert over het verschil tussen arm en rijk in de tijd van jagers en boeren.

Om te beginnen a Help jij thuis bij het doen van boodschappen en het voorbereiden van het

eten? Zo ja, wat doe jij?

b Over welke basisbehoefte gaan afbeelding 8 en 9?

8 Eten zoeken. 9 Boodschappen doen.

Klimatena Wanneer leefden de eerste mensen in Nederland?

b Leg uit waarom Nederland 200 000 jaar geleden onbewoonbaar was voor mensen.

CURSUS 2.2 Het leven van de eerste mensen

1

2

Het leven van de eerste mensenVroeger zag Nederland er anders uit dan nu. Ongeveer 250 000 jaar geleden leefden voor het eerst groepjes mensen in Zuid-Nederland. Toen ongeveer 200 000 jaar geleden de ijstijd kwam, werd het land voor een groot deel bedekt met een dikke laag sneeuw en ijs. Het was hier te koud, dus de mensen trokken weg naar plekken waar het warmer was.Ongeveer 13 000 jaar geleden begon de temperatuur weer te stijgen. Het ijs smolt en er kwamen weer planten en struiken. Daardoor konden er ook weer dieren leven zoals herten, everzwijnen en beren. In het water zwommen vissen. Vogels trokken naar de natte gebieden langs de kust, waar ze veel voedsel vonden. In deze tijd kwamen groepjes mensen naar Nederland. Een manier om aan voedsel te komen,

Leerstof

was voor de mannen om te jagen en vissen in de natuur. De vrouwen en kinderen verzamelden eetbare planten, bessen, noten, knollen en wortels. Een manier om aan voedsel te komen noemen we een middel van bestaan. De middelen van bestaan voor de eerste mensen waren dus jagen en verzamelen. Daarom worden deze mensen ook wel jager-verzamelaars genoemd. Alles wat ze nodig hadden, maakten ze zelf. Als mensen voor zichzelf zorgen en van niemand afhankelijk zijn, noemen we dat zelfvoorzienend.Duizenden jaren lang leefden groepjes mensen op deze manier. De manier van leven veranderde niet echt, er was continuïteit. Als ergens niet meer genoeg voedsel was, trok de groep naar een andere plek. Daar bouwden de mensen een nieuw kamp. Die rondtrekkende mensen noem je nomaden.

Eigen antwoord.

Voedsel.

Ongeveer 250 000 jaar geleden.

Het was te koud om te leven: er waren geen planten en dieren. Dus was er ook geen voedsel om van te leven.

Page 57: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

57Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.2 Het leven van de eerste mensen

LandschappenTeken in de twee vakken hieronder het landschap van Nederland in die tijd. Teken er mensen in als die in die tijd leefden.

Ongeveer 200 000 jaar geleden. Ongeveer 13 000 jaar geleden.

Het leven van de jager-verzamelaarsa Hoe noemen we de eerste mensen?

b Waarom waren deze mensen nomaden?

c Wat wordt bedoeld als we zeggen dat de jager-verzamelaars ‘zelfvoorzienend’ zijn?

Een rotstekening a Afbeelding 10 is een rotstekening uit de tijd van

de eerste mensen. Wat zie je op de tekening?

b Over welk middel van bestaan gaat afbeelding 10?

c Over welke basisbehoefte gaat de rotstekening?

d Geef aan met een V of C of de zin gaat over verandering (V) of continuïteit (C).

De eerste mensen maakten tekeningen, tegenwoordig zijn er nog steeds mensen die met graffiti op muren afbeeldingen maken.

3

4

5

10

Jager-verzamelaars.

Nomaden zijn mensen zonder vaste woonplaats. Deze mensen trokken rond om aan voedsel te komen.

Als het voedsel ergens op was, trokken ze verder.

De jager-verzamelaars zorgden voor zichzelf, ze hadden niemand anders nodig om aan eten en drinken

te komen.

Mensen met speren, pijl en boog en dieren.

Jagen.

Voedsel.

C, omdat het over iets gaat dat niet is veranderd.

Page 58: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

58 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.2 Het leven van de eerste mensen

Een tekst en een tekening Bekijk de afbeelding en lees de tekstbron Uit een oud geschiedenisboek hieronder. Maak daarna de opdrachten.

a Over welke basisbehoefte gaan afbeelding 11 en bron 3?

b Wat is anders in de striptekening over jager-verzamelaars, als je dat vergelijkt met de tekst Uit een oud geschiedenisboek?

c Omcirkel het juiste woord en leg uit. De maker van bron 3 vindt dat

jager-verzamelaars arm / rijk waren, omdat

De maker van de afbeelding vindt dat jager-verzamelaars arm / rijk waren, omdat

d Welke bron komt volgens jou het dichtst bij hoe het leven van jager-verzamelaar was: de afbeelding of de tekstbron? Leg je antwoord uit.

BegrippenTrek een lijn tussen de juiste combinaties.

6

7

continuïteit

verandering

zelfvoorzienend

nomaden

iets wat hetzelfde blijft

mensen zonder vaste woonplaats

jezelf kunnen helpen

iets wat niet hetzelfde blijft

Uit een oud geschiedenisboekHonger of schaarste (= gebrek aan levensmiddelen) kwamen in de tijd van de jager-verzamelaars niet voor. Waar nu Nederland is, leefden toen maar heel weinig mensen. Ze leefden in kleine groepen van twintig of dertig. Er was meer dan genoeg voedsel te vinden in de natuur.Het leven van de jagers was vrij. Er waren geen vaste tijden om te gaan jagen of te verzamelen. Alles kwam direct uit de natuur. Als er niet genoeg te vinden was, trok je naar een andere plaats. Soms wordt het jagersleven wel eens vergeleken met ‘leven in het paradijs’. Maar zou het werkelijk zo fijn zijn geweest?

Bron 3

11

Voedsel.

In de tekst is volop eten voor een groep van

twintig tot dertig mensen. In de tekening

is maar weinig voedsel te vinden .

er genoeg voedsel te vinden was. Ze kunnen in

hun basisbehoeften voorzien.

er weinig voedsel te vinden was, ze kunnen niet in hun basisbehoeften voorzien.

Eigen antwoord.

Page 59: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

59Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.2 Het leven van de eerste mensen

Gereedschap uit de natuur Bekijk afbeelding 12.a Welke materialen werden door de jager-verzamelaars gebruikt? Omcirkel

de juiste woorden.

hout / ijzer / visbotjes / katoen / veren / steen / plastic

b Welk materiaal werd waarvoor gebruikt? Trek lijnen tussen de voorwerpen en materialen die bij elkaar horen.

8

Werktuigen van jager-verzamelaarsDe jager-verzamelaars hadden werktuigen en wapens nodig om te overleven. Bijvoorbeeld een bijl om hout te hakken, een mes om mee te kunnen snijden. Mensen konden nog geen ijzer maken. Voor de jacht gebruikten ze speren en pijlen met punten van vuursteen. Vuursteen is sterker dan staal en net zo scherp als een mes. Daarom werden er ook vuistbijlen, mesjes en schrapers van gemaakt. De mensen maakten deze werktuigen door met een steen op een groot stuk vuursteen (een knol) te slaan. De schilfers die er dan afsprongen, werden gebruikt als mesjes. Door genoeg schilfers van de knol af te slaan ontstond een vuistbijl. Behalve vuursteen gebruikten de jager-verzamelaars ook andere materialen. Voor een speer sneden ze bijvoorbeeld een scherpe punt met weerhaken uit een bot of gewei. Van de darmen van prooidieren maakten ze touw.

12 Leren over jager-verzamelaars door ze na te doen.

Leerstof

c Wat gebruiken we nog steeds? Noteer een materiaal en een voorwerp dat we nu gebruiken.

Materiaal:

Voorwerp:

visfuik

kano

vuistbijl

tenten en kleren

punt van een speer

touw

boomstam

gewei

dierenhuiden

vuursteen

darm

jonge wilgentakken

Manden en visfuiken werden gevlochten van jonge wilgentakken.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld hout.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld meubels van hout.

Page 60: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

60 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.2 Het leven van de eerste mensen

Meenemen of achterlatenHiernaast staan bezittingen van de jager-verzamelaars. Bedenk wat de mensen meenamen en wat ze achterlieten in een kamp wanneer ze wegtrokken naar een nieuw gebied. Zet een kruisje achter de spullen die ze meenamen.

Arm of rijk?Was er veel of weinig verschil in bezit in de samenleving van jager-verzamelaars? Leg je antwoord uit.

Anders dan vroeger?Zijn de uitspraken juist of niet? Omcirkel het juiste woord.

a Jager-verzamelaars waren over het algemeen

geen nomaden. juist / onjuist

b In de samenleving van jager-verzamelaars was er bijna geen

verschil tussen arm en rijk. juist / onjuist

c Tegenwoordig zijn er erg rijke mensen maar ook heel arme mensen.

Dit is een voorbeeld van continuïteit.

juist / onjuist

d Jager-verzamelaars namen niet al hun bezit

mee op reis. juist / onjuist

9

10

11

Niet arm of rijkDe jager-verzamelaars woonden niet op één plek, maar leefden als nomaden. Ze namen telkens hun eigen spullen mee: de voorraad eten en drinken, kleren, gereedschap en wapens. Spullen die van jezelf zijn, noemen we bezit. Als je al je bezit zelf moet dragen, kun je niet veel meenemen. De jager-verzamelaars hadden daarom niet

veel bezit. En wat ze hadden, deelden ze vaak samen. In de samenleving van jager-verzamelaars was nauwelijks verschil tussen arm en rijk. Het hebben van veel spullen was voor deze mensen waarschijnlijk niet belangrijk. Ze voelden zich verbonden met elkaar en met de omgeving. Alles wat ze nodig hadden, konden ze (met wat moeite) zelf vinden of maken.

Leerstof

pijl en boog boomstamkano

visfuik brandhout

vuistbijl schrapers van vuursteen

xxx x

13 Archeologen aan het werk.

Er was weinig verschil tussen arm en rijk. Jager-verzamelaars hadden weinig bezit.

Page 61: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

61Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.2 Het leven van de eerste mensen

Sporen uit de prehistorie a Wat is een ander woord voor de tijd van jagers en boeren?

b Bekijk afbeelding 13. Hoe noemen we de onderzoekers die voorwerpen

uit het verleden bestuderen?

c Welke sporen uit het verleden bestudeert deze onderzoeker?

Omcirkel het juiste woord.

een jagerslied / botten / een vuistbijl / brieven /

resten van een houtvuur

Jagers van nu Gebruik bron 4 en 5.a Welke basisbehoefte zie je in bron 4?

b In welke samenleving leeft de Awá nog

steeds?

d Omcirkel de kledingstukken die soms nog steeds van dierenhuiden (leer) worden gemaakt.

spijkerbroek / riem / schoenen / regenjas /

sportschoenen / bandje van horloge / sokken

d Zijn de woorden die je hebt omcirkeld

voorbeelden van verandering of continuïteit?

Leg je antwoord uit.

Maak de oefentoets.

12

13

M

Zoeken naar vroegerIn de tijd van de jager-verzamelaars konden de mensen in Nederland niet lezen en schrijven. Omdat de mensen toen niets opgeschreven hebben, kunnen we niet nalezen hoe ze precies leefden of wat ze dachten. We noemen die tijd de prehistorie. Toch zijn er mensen die nu onderzoeken hoe het leven van de mensen in de prehistorie was. Zij bestuderen voorwerpen uit het verleden, zoals gereedschappen. Deze

onderzoekers noemen we archeologen. Door hun onderzoek leren we iets over het leven van mensen die vroeger leefden. Ook op een andere manier kunnen we meer over hen te weten komen. Je kunt bijvoorbeeld groepen mensen bestuderen die nu nog zo leven als de jagers in de prehistorie. Denk maar aan sommige indianenvolken in het Amazonegebied. Bij die volken zijn jagen en verzamelen nog altijd de belangrijkste middelen van bestaan.

Leerstof

De Awá is een indianenstam uit het oerwoud van Brazilië. Ze kunnen geweldig dierengeluiden nadoen en zijn uitstekende jagers. Ze jagen op wilde dieren, zoals apen en zwijnen. In de rivieren vangen ze vissen met zelfgemaakte speren. De vrouwen verzamelen in het bos rijpe vruchten, noten en eetbare insecten. Van de huiden van de dieren maken ze kleding en tenten. Alles wat de Awá nodig hebben om te kunnen leven, komt uit de natuur.

Bron 5

Tot slot In deze cursus heb je geleerd wie de eerste mensen waren en hoe ze aan hun voedsel kwamen. De jager-verzamelaars hadden geen vaste woonplaats en er was weinig verschil tussen arm en rijk. Het eerste tijdvak wordt ook wel de prehistorie genoemd.

Bron 4

Prehistorie.

Archeologen.

Voedsel.

Samenleving van jager-verzamelaars.

Continuïteit, omdat het

gebruik van leer niet is veranderd.

Page 62: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

62 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

Jager-verzamelaars kenden weinig verschil tussen arm en rijk. Dat heb je in de vorige cursus geleerd. Lange tijd waren alle mensen jager-verzamelaars. Later werden steeds meer mensen boer. In deze cursus gaan we kijken welke grote veranderingen er kwamen in het leven van de mensen.

Om te beginnen a Wat is het beroep van de mensen in afbeelding 14 en 15?

b Bekijk afbeelding 14 en 15. Schrijf een voorbeeld van continuïteit en verandering op.

Voorbeeld verandering:

Voorbeeld continuïteit:

14 Ploegende boer in Egypte, rond 1900 v.C. 15 Ploegende boer in 2014, Nederland.

RevolutieOmcirkel de juiste woorden.

Een revolutie is een kleine / grote verandering waar veel / weinig mensen

mee te maken hebben.

CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren

1

De ontdekking van de landbouwOngeveer 12 000 jaar geleden leefden in Irak groepjes jager-verzamelaars. Deze nomaden keerden ieder seizoen terug naar dezelfde plekken. Daardoor merkten ze dat sommige planten ieder jaar opnieuw voor voedsel zorgden. Er waren bijvoorbeeld graanplanten die steeds weer terugkwamen. Door bij die graanveldjes te gaan wonen, konden ze het graan goed verzorgen en er ieder jaar weer van oogsten. Ze ontdekten dat ze ook zelf graan konden zaaien. Dat was een belangrijke ontdekking: de jager-verzamelaars hadden de akkerbouw ontdekt.

Om minder te hoeven jagen, gingen ze geiten en schapen houden. Veeteelt en akkerbouw werden steeds belangrijker voor deze mensen. Landbouw werd hun belangrijkste middel van bestaan. De samenleving van jager-verzamelaars veranderde langzaam in een landbouwsamenleving. Dit was een hele grote verandering voor mensen. Zo’n grote verandering noemen we een revolutie. De overgang van jagen-verzamelen naar landbouw noemen we de landbouwrevolutie. In een landbouwsamenleving wordt de grond gebruikt voor de landbouw. We noemen dat agrarisch grondgebruik.

Leerstof

2

Boer.

Ploegen met een tractor, in plaats van met een os.

De boer moest vroeger het land ploegen. De boer van nu moet nog steeds het

land ploegen.

Page 63: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

63Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren

Irak Gebruik de atlas. Zoek de kaart Azië op. a Kleur in het kaartje hiernaast Irak rood en

Nederland blauw.b Welke twee rivieren stromen door Irak?

1

2

c Zet het jaartal waarin de landbouw is uitgevonden in Irak in de kaart.

d Waarom is de landbouw in Irak begonnen denk je?

De jager wordt boerZet de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde door ze te nummeren van 1 tot 5.

De jager-verzamelaars gaan bij de veldjes met wild graan wonen.

Een groep jager-verzamelaars is op weg naar het zomerkamp.

De jagers vangen geiten. Ze slachten de geiten niet, maar gaan ermee fokken.

In het zomerkamp ontdekken ze dat het wilde graan ook dit jaar geoogst kan worden.

De jagers zijn boeren geworden. Ze leven vooral van de landbouw.

De ontdekking van de landbouwa Hoe heet de overgang van jagen-verzamelen naar landbouw?

b Vul in. De landbouwrevolutie begon in v.C. in

c De landbouwrevolutie zorgde voor grote veranderingen. Vul het schema in.

Samenleving van jager-verzamelaars

Landbouwsamenleving

middelen van bestaan

woonplaats

3

4

5

16 Europa en het Midden-Oosten.

10 000 v. Chr.Eufraat

Tigris

De grond rondom de rivieren was vruchtbaar.

En de rivieren zorgden voor voldoende water

voor de dieren en planten.

3

1

4

2

5

Landbouwrevolutie.

10 000 Irak.

jagen en verzamelen landbouw

jagen en verzamelen

rondtrekken met tenten of

eenvoudige hutten

dorpen

Page 64: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

64 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren

Agrarisch grondgebruikWelke woorden horen bij agrarisch grondgebruik? Kruis het juiste antwoord aan.

aardappelveld – bloembolvelden – aardbeikwekerij

voetbalveld – graanveld – industrieterrein

tomatenkassen – aspergevelden – woonboulevard

zonnepanelen – korenvelden – duinen

Voor en na de revolutie a Streep het foute antwoord door en vul aan. Het linker plaatje in afbeelding

17 is van voor / na de landbouwrevolutie. Dat kun je zien aan

b Streep het foute antwoord door en vul aan. Het rechter plaatje is van

voor / na de landbouwrevolutie. Dat kun je zien aan

c Het verschil tussen arm en rijk in de landbouwsamenleving werd groter. Leg uit waarom dat verschil steeds groter werd.

d Waarom was de overgang van jagen en verzamelen naar landbouw een revolutie?

6

x

Grote veranderingenDoor de landbouwrevolutie veranderde er veel in het leven van de mensen. Een heel belangrijke verandering was dat de boeren geen nomaden meer waren. Ze bleven op dezelfde plaats wonen en gingen huizen bouwen. Omdat ze niet meer rondtrokken, kregen de boeren meer bezit. Ze gingen goederen (= spullen) bewaren. Ze bakten potten om zaaigoed en graan voor de winter in te bewaren.

De ene boer kreeg meer bezit dan de andere. Het werk werd verdeeld, niet iedereen deed hetzelfde. Er kwam meer verschil tussen arm en rijk. Zo ontstond er ongelijkheid tussen de mensen. Dat was een verschil met de jager-verzamelaars.Maar niet alles veranderde tijdens de landbouwrevolutie. Sommige dingen bleven hetzelfde, er was continuïteit. Naast het werk op het land bleven de eerste boeren bijvoorbeeld jagen en vissen.

Leerstof

7

17

na

het voedsel: het is verzameld, in de natuur gezocht.

voor het voedsel: er worden planten verbouwd op de

akker en er is vee getemd.

Mensen bleven door de landbouwrevolutie op een plek wonen en konden daardoor meer goederen bewaren.

De een kreeg meer bezit dan de andere.

Er veranderde heel veel in het leven van de mensen.

Page 65: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

65Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren

Veranderingen Hieronder lees je vier zinnen over de tijd van de landbouwrevolutie. Wat veranderde er? Kruis de twee juiste zinnen aan.

Mensen gingen in dorpen wonen.

Mensen trokken rond zonder vaste woonplaats.

Mensen gingen vissen in de rivier.

Mensen kregen meer bezit.

De hunebedbouwers a Teken in het vak hiernaast een trechter.b Kijk goed naar de pot op afbeelding 18 en jouw tekening. De

hunebedbouwers worden ook wel het ‘trechterbekervolk’ genoemd. Schrijf op waarom dat zo is.

c Vul aan. De hunebedbouwers geloofden in een leven na de dood. Dat weten we, omdat

d Noteer een voordeel van de verschillen in bezit in het dorp.

e Noteer een nadeel van de verschillen in bezit in het dorp.

Grote verschillen a Zet in de tabel de volgende woorden in de juiste rij. Eén woord blijft over.

Kies uit: zaaien – verzamelen – wolf – tractor – hond – trekossen – pijl en boog – boerderij – oogsten – ploegen

Jager-verzamelaars Eerste boeren

b Welk woord blijft over?

8

x

x

De eerste boeren in NederlandVanuit Irak verspreidde de landbouw zich over de wereld. Dat ging heel langzaam. Het duurde duizenden jaren voordat de nieuwe manier van leven ons leefgebied bereikte. Rond 5000 v.C. kwamen de eerste boeren in Nederland wonen. Zij bouwden dorpen op de vruchtbare grond van Zuid-Limburg. Langzaam verspreidde de landbouw zich over de rest van het land. Rond 3500 v.C. woonden ook in Drenthe boeren. Bij hun dorpen bouwden de boeren hunebedden van grote gestapelde stenen. Een hunebed is een grafkamer. Daarin werden de belangrijkste dorpsbewoners begraven, samen met allerlei spullen. Die spullen kregen ze mee om te gebruiken in het leven na de dood. Bijvoorbeeld wapens, sieraden en potten met voedsel. De aardewerken pot (afbeelding 18) is in een hunebed gevonden.

Leerstof

18

9

10

Omdat de potten van de hunebedbouwers de vorm hadden van

een trechter of een beker.

we geschenken hebben gevonden die de mensen meegaven aan de doden.

Je had de mogelijkheid om rijker te worden.

Het kan jaloezie opwekken bij mensen die minder bezit hebben.

Tractor, die hoort bij de moderne boer.

verzamelen zaaien boerderij

wolf hond oogsten

pijl en boog trekossen ploegen

Page 66: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

66 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren

19 Hunebedbouwers.

Op de schoolplaat a Noteer de letters A tot en met J op de juiste plaats in afbeelding 19. A vrouw bezig met wol F rund B vrouw werkt aan pot G potten van aardewerk C man met bijl H vuurplaats D jager met wolf en jachthond I hunebed E boerderij J man met ploeg op schouderb Teken een rode cirkel in de tekening rond voorwerpen die de jager-

verzamelaars ook al gebruikten.c Teken een blauwe cirkel in de tekening rond voorwerpen die nieuw

waren voor de landbouwsamenleving.

d Maak de zin af. De staande vrouw is bezig om

Dat werk paste niet in een samenleving van jager-verzamelaars, omdat

11

Jagers en boerenDit hoofdstuk over jager-verzamelaars en boeren speelt zich af in de vroegste periode uit het verleden, de prehistorie. Rond 3000 v.C. vonden mensen het schrift uit. Vanaf die tijd zijn er geschreven bronnen en stopt de prehistorie. Hoe de eerste boeren hebben geleefd, weten we door spullen die archeologen hebben gevonden. Maar

ook doordat op andere plaatsen in de wereld mensen nog steeds op ongeveer dezelfde manier leven als de eerste boeren uit de prehistorie. In hoofdstuk 1 cursus 4 heb je geleerd dat we de geschiedenis indelen in tien tijdvakken. In de tijdbalk hieronder zie je de tijdvakken op een rij. Dit hoofdstuk gaat over het eerste tijdvak: de tijd van jagers en boeren.

Leerstof

3000 v.C. 500 n.C. 1000

Tijd van Grieken en RomeinenTijd van jagers en boeren Tijd van monnikenen ridders

H

CD

F

E

G

I

A

B

J

wol te spinnen.

ze geen schapen hielden en

dus hadden de jager-verzamelaars ook geen wol.

Page 67: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

67Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren

Plaatsen in de tijd Ga naar de werkbladen 3 en 4. Knip de afbeeldingen uit en plaats ze naast de tijdbalk van werkblad 3.

Het verleden indelen Vul aan.

a Het eerste tijdvak noemen we het tijdvak van

b Dat tijdvak loopt tot

c Een ander woord voor dat tijdvak is

14 Het wielGebruik bron 6 en 7.a Waarom is het logisch dat een boer en niet een jager-verzamelaar het

wiel heeft uitgevonden?

b Bedenk twee voordelen van het wiel voor een boer.

1

2

c Omcirkel het juiste woord en leg uit.

1 Het wiel op bron 6 is wel een / geen onderzoeksvoorwerp voor een

archeoloog, omdat

2 De uitvinding van het wiel is wel een / geen revolutie, omdat

Maak de oefentoets.

12

13

M

Uit een geschiedenisboekHet wiel is een van de belangrijkste uitvindingen die ooit door mensen is gedaan. Rond 3500 v.C., na de landbouwrevolutie dus, bedacht een slimme boer dat rollen handiger was dan tillen. Een jager-verzamelaar had maar weinig spullen te dragen. Met een speer en bijl ging hij op pad. Een boer moest de oogst van het land halen en zware gereedschappen meenemen. Wat had de boer nodig? Een wagen op wielen! Kun jij je nog een leven voorstellen zonder wielen?

Bron 7 Bron 6

Een belangrijke uitvinding.

Tot slot In deze cursus heb je geleerd waar de landbouw is begonnen en hoe het leven van de mensen veranderde in de tijd van jagers en boeren. Je hebt geleerd dat er na de landbouwrevolutie verschil kwam tussen arm en rijk.

jagers en boeren.

3000 v.C.

prehistorie.

Omdat een boer oogst moet binnenhalen en zware gereedschappen gebruikt. Jager-verzamelaars

hadden weinig bezittingen.

Op een kar met wielen kun je veel meer vervoeren.

Rollen kost minder kracht dan zelf dragen.

het een ongeschreven bron is.

er veel veranderde in het leven van

de mensen.

Page 68: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

68 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

Lijkt het je wat, je eigen eten verbouwen? Nog steeds zorgen de boeren voor veel van ons eten. Maar de meeste mensen in Nederland zijn geen boer. Weet je al wat jij wilt worden? Er is een grote keus in beroepen. Daarover gaat deze cursus.

Om te beginnen a Welk beroep heeft de persoon op de

afbeelding?

b Lijkt je dat een leuk beroep? Ja / Nee, omdat

c Wat zou jij voor werk willen doen?

BeroepenHieronder staan verschillende beroepen. Noteer bij welke beroepssector ze horen. Kies uit: landbouw – industrie – diensten

reisleidster automonteur

bloembollenteler lasser

leraar groenteboer

directeur melkfabriek mijnwerker

Etena Denk aan je avondeten van gisteren. Hoe is dat allemaal op jouw bord

gekomen? Bedenk zes beroepen die daarmee te maken hebben en schrijf ze in de tabel. Bijvoorbeeld de slager voor het vlees.

b Schrijf achter elk beroep de eerste letter van de sector waar het bij behoort. Zet een L voor landbouw, een I voor industrie of een D voor dienstensector.

1 4

2 5

3 6

CURSUS 2.4 Welk werk kun je doen?

1

Beroepssectoren Vroeger waren mensen jagers en later boeren. Er zijn veel beroepen bij gekomen. Eerst waren dat vooral ambachten, zoals timmerman of schoenmaker. Kleine werkplaatsen groeiden uit tot de eerste fabrieken. Elk soort werk dat je kunt doen, hoort bij een bepaalde groep. Zo horen boeren bij de landbouw. De landbouw haalt producten uit de natuur, bijvoorbeeld melk van de koe.

Die melk gaat dan naar een fabriek waar er van alles van wordt gemaakt, bijvoorbeeld kaas. Werk in de fabriek noemen we de industrie. Behalve producten maken, zoals in de landbouw en industrie, kun je ook geld verdienen door iets voor een ander te doen. Je levert dan een dienst. Een kapper en een taxichauffeur bijvoorbeeld werken in de dienstensector. Die beroepsgroepen, landbouw, industrie en diensten, worden beroepssectoren genoemd.

Leerstof

2

3

20 Mooi beroep?

Dierenbeschermer.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

diensten diensten

landbouw industrie

diensten diensten

industrie landbouw

Page 69: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

69Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.4 Welk werk kun je doen?

ConsumerenKleur de vakjes voor de juiste uitspraken.

Consumeren is hetzelfde als eten en drinken

Alleen fabrikanten zijn producenten.

Als je producten maakt, ben je producent.

Een boer produceert landbouwproducten.

Ik ben een consument.

Ik ben een producent.

Producent en consumentVul de juiste woorden in. Eén van de woorden wordt twee keer gebruikt. Kies uit: product – dienst – consument – consumeren – produceert – producent

a Er zijn veel winkels waar je een telefoon kunt kopen. In elke winkel zijn

ook veel verschillende modellen. Als heb je dus

veel keuze. Als je een telefoon hebt uitgezocht en gaat kopen, ben je aan

het Een mobiele telefoon is een voorbeeld van

een

b De fabriek waar de telefoon is gemaakt is een

Aan de lopende band de fabriek telefoons.

c Je telefoonabonnement kun je niet vastpakken, het is een voorbeeld van een

Als je

een abonnement afsluit ben je een

Een dienst leveren

a Een dienst is

b Het beroep uit afbeelding 22 hoort bij de

diensten, omdat

4

x

xx

5

6

Produceren en consumeren Als je een glas appelsap bestelt in een restaurant, hebben veel mensen aan dat drankje gewerkt. In de landbouw zijn de appels uit de natuur gehaald. Een fabriek maakt er appelsap van. De boer en de fabrikant hebben het product gemaakt, ze zijn producenten. Het restaurant heeft het voor je ingeschonken. Dat is een dienst. Er zijn mensen uit alle sectoren bezig geweest met jouw glas appelsap. De boer uit de landbouw, de fabrikant uit de industrie en de serveerster uit de dienstensector.Als je iets koopt, ben je een consument. Of je nou appelsap koopt of een brommer. Ook als je naar de kapper gaat of een bankrekening opent, ben je een consument. Mensen die geld uitgeven aan producten of diensten, zijn aan het consumeren.

Leerstof

21 Fabriekswerk.

22 Bij de kapper.

consument

consumeren.

product.

producent.

produceert

dienst.

consument.

iets dat je voor een ander doet.

een kapper geld verdient met

het knippen van iemands haar.

Page 70: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

70 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.4 Welk werk kun je doen?

Welke sector? Zet de volgende beroepen onder de juiste sector.fabrieksarbeider – boomkweker – kippenhouder – kok – soldaat – meubelmaker

Landbouw Industrie Diensten

Landbouw in Nederland Gebruik de atlas. Zoek de kaart Nederland – Grondgebruik. Bekijk de legenda. a Schrijf hieronder drie soorten landbouw uit de legenda op.

1

2

3

b Schrijf achter elke soort landbouw die je hebt ingevuld bij a de landbouwproducten die erbij horen. Kies uit: melk – vlees – graan – tomaten

Industrie op de kaart Op afbeelding 24 zie je een kaart van een stad. Omcirkel de juiste antwoorden en vul in.

a De afbeelding is een overzichtskaart / themakaart.

b Industrie vind je vooral in het centrum van /

aan de rand van / buiten de stad.

c Bedenk een reden waarom industrie vooral

daar zit.

d Landbouw vind je vooral in het centrum van /

aan de rand van / buiten de stad.

e Diensten staan niet op de kaart. Waar verwacht je de meeste diensten?

In het centrum van / aan de rand van / buiten de stad.

7

8

9

Sectoren in NederlandDe meeste mensen in Nederland werken in de dienstensector. In rijke landen is deze sector het grootst.Er staan veel fabrieken in Nederland. Maar veel van de producten die wij kopen, worden gemaakt in arme landen, waar de lonen lager zijn.De kleinste beroepssector is de landbouw. Toch verkoopt Nederland veel landbouwproducten.Vroeger waren er vooral kleine boerenbedrijven. Nu zijn in Nederland de meeste boerenbedrijven groot en wordt er veel met machines gewerkt. Wat de boeren van het land halen, eten ze niet allemaal zelf op. Ze verkopen hun oogst in het binnenland of aan het buitenland. Zo gaan er schepen vol aardappels, tomaten en paprika’s de grens over.

Leerstof

23 Tuinbouw onder glas.

24 Rotterdam.

Rotterdam

Berkel en Rodenrijs

Nieuwe Waterweg

Legenda

landbouw

bebouwing

industrie

grasland melk, vlees

akkerland graan

tuinbouw tomaten

Ruimte, overlast, grondprijs.

boomkweker fabrieksarbeider kok

kippenhouder meubelmaker soldaat

Page 71: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

71Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.4 Welk werk kun je doen?

Verschillen tussen boeren

a Hoe noem je het als een boer de producten voor eigen gebruik verbouwt?

b Kruis aan wat arbeidsintensief werk is.

Aardbeien plukken met de hand.

Het hooi van het land halen met een tractor.

Kokosnoten oogsten door in een palmboom te klimmen.

Voordelen en nadelen voor de boerZou je als boer liever een eigen bedrijf hebben of bij iemand anders werken? Hieronder vind je een lijstje met voor- en nadelen. Geef met een kruisje aan bij welk soort bedrijf elk gevolg hoort. Omcirkel in de laatste kolom ook of het een voordeel of een nadeel is.

Klein eigen bedrijf Werken bij een ander Voordeel / nadeel

grote vrijheid voordeel / nadeel

kans op misoogst voordeel / nadeel

weinig vrijheid voordeel / nadeel

vast loon voordeel / nadeel

Sectoren in ontwikkelingslanden a De tabel geeft weer in welke beroepssectoren mensen werken in

verschillende landen. Vul Nederland en Mali in op de juiste plek.

b Omcirkel de juiste woorden.

Mensen in rijke landen werken vooral in de landbouw / diensten / de industrie.

In arme landen werken de meeste mensen in de landbouw / de diensten / de industrie.

10

11

12

Percentages per sector Landbouw Industrie Diensten

Thailand 58 20 22

Verenigde Staten 3 23 74

3 22 75

80 5 15

Landbouw in ontwikkelingslandenIn arme landen werken de meeste mensen in de landbouw. Er zijn vooral veel familiebedrijfjes die voor hun eigen eten zorgen en dus zelfvoorzienend zijn. De hele familie werkt mee, want er is geen geld voor machines. Er zijn veel mensen nodig om het werk te doen, dat noemen we arbeidsintensief. Er zijn ook grote boerenbedrijven in arme landen. Er is hier wel geld voor machines. Zij maken winst door alles te verkopen aan het buitenland. Zo gaan er schepen vol koffiebonen de grens over.

Leerstof

25 Een boer ploegt een akker.

Op die grote boerderijen is veel werk, maar de boeren die er werken, verdienen vaak weinig en blijven arm.

Zelfvoorzienend.

Nederland

Mali

xx x

xx

x

x

Page 72: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

72 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.4 Welk werk kun je doen?

Werken in de industrie a Kleur de vakjes voor de juiste uitspraken.

In rijke landen werkt niemand in de sector industrie.

Steeds meer fabrieken gaan naar arme landen omdat de lonen er laag zijn.

Alle grote fabrieken staan in de rijke landen.

b Gebruik de atlas. Zoek de kaart De aarde – Industrie op.

In welk continent werken de minste mensen in de industrie?

c Gebruik de atlas. Vergelijk de kaarten De aarde – Industrie en De aarde – Landbouw. Milou zegt: ‘In landen waar veel landbouw is, werken weinig mensen in de industrie en andersom.’

Is deze uitspraak is juist of onjuist? Omcirkel het juiste antwoord. juist / onjuist

Geef twee voorbeelden van landen om je antwoord duidelijk te maken.

1

2

Wist je dat?1 Als je in Nederland nog geen zestien bent,

mag je op schooldagen niet meer dan twee uur per dag werken.

2 In de hele wereld werken 250 miljoen kinderen.

3 Per dag komen er 80 000 werkende kinderen bij.

4 Sommige tapijten uit India hebben een keurmerk aan de onderkant: hieraan hebben geen kinderen gewerkt.

5 Er werken meer meisjes dan jongens.6 De meeste kinderarbeid komt voor in Azië,

maar ook in Afrika en Zuid-Amerika werken veel kinderen.

Bron 8

Kinderarbeid Stel, je schrijft voor een schoolkrant. In die schoolkrant staat een foto en een korte tekst over het leven van kinderen in andere landen. Schrijf zelf een tekst bij afbeelding 26. Gebruik ook gegevens uit bron 8.

13

x

14

Industrie in ontwikkelingslandenVeel producten die wij hier kopen, worden gemaakt in fabrieken in ontwikkelingslanden. De lonen zijn daar lager dan hier, dus kunnen de spullen goedkoper worden gemaakt. Door de lage lonen worden steeds meer fabrieken verplaatst naar arme landen. Fabrieksarbeiders in arme landen hebben het vaak veel slechter dan in rijke landen. Voor lage lonen doen ze zwaar en vies werk in ongezonde ruimtes. Ook moeten ze lange dagen maken. Het komt ook voor dat kinderen in die omstandigheden moeten werken. Ze worden gebruikt als goedkope arbeidskrachten. Dat wordt kinderarbeid genoemd.

Leerstof

26 Kinderen aan het werk.

Afrika.

Bijvoorbeeld Mozambique: daar werken veel mensen in de landbouw en weinig in de industrie.

Bijvoorbeeld Duitsland: daar werken weinig mensen in de landbouw en veel in de industrie.

Eigen antwoord.

Page 73: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

73Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 2.4 Welk werk kun je doen?

Wat doen je ouders? a In welke sector werken (of werkten) je ouders (vul eventueel iemand anders in)?

Mijn moeder / is van beroep ,

dus ze werkt in de

Mijn vader / is van beroep ,

dus hij werkt in de

b Maak met de klas een overzicht van de sectoren uit vraag a. Vul onderstaande tabel in: zet voor iedere persoon een kruisje in het juiste vakje. Tel daarna alle kruisjes op.

Landbouw Industrie Diensten

mannen

vrouwen

totaal sector

totaal aantal mensen

16 Mobiele telefoons Omcirkel het juiste antwoord en vul in.

a De kinderen uit het artikel werken in

de landbouw / de industrie / de diensten.

b Hoeveel onderzoeken deed de

telefoonproducent in 2012? 176 / 393

c In 2012 ontdekte de telefoonproducent

176 / 74 gevallen van kinderarbeid.

d Bedenk een reden voor de stijging van de ontdekte kinderarbeid. Gebruik de bron.

e Waarom laat de fabrikant kinderen in de

fabriek werken?

f Wat kan de producent doen tegen deze

kinderarbeid?

Maak de oefentoets.

15

Telefoonproducent ontdekt fors meer kinderarbeid in fabriekenEen telefoonproducent heeft in 2012 bij meerdere fabrieken waar de telefoons gemaakt worden, misstanden gevonden. Ze ontdekte onder andere kinderarbeid: het aantal ontdekte gevallen daarvan ligt fors hoger dan in 2011. Bij één bedrijf in China werden zelfs 74 minderjarigen ontdekt.

Bron 9

M

Onderzoek naar kinderarbeid

439

2007

7

83

2008

11

102

2009

91127

2010

19

229

2011

176

393

2012

Ontdekte gevallen van kinderarbeid

Verrichte onderzoeken

Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat er beroepen in de landbouw, de industrie en de diensten zijn. Je hebt geleerd over die sectoren in rijke en in arme landen. Ook heb je geleerd over producenten en consumenten.

Eigen antwoord

Eigen antwoord.

Eigen antwoord

Eigen antwoord.

Er is meer onderzoek gedaan.

Goedkope arbeid.

Andere fabrieken zoeken,

controleren, meer betalen.

Page 74: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

74 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

Je gaat kijken wat je allemaal kunt kopen voor € 1.000. Na deze taak heb je een A4 volgeplakt met advertenties en een lijst met geschatte en werkelijke prijzen.

Stap 1 VerlanglijstStel je voor: je hebt € 1.000 gewonnen. Maak een verlanglijst van de dingen die je zou willen kopen voor dat bedrag. Schat bij ieder product de prijs. Bedenk ook of het iets is waar je lang plezier van zult hebben en zet je wensen in volgorde van belangrijkheid.

Stap 2 De echte prijzenZoek de echte prijzen op. Gebruik de volgende tips.

Bekijk kranten en reclamefolders. Verzamel advertenties van je product.Kijk op www.marktplaats.nl naar tweedehands artikelen.Ga in de winkel naar prijzen kijken.

Zet bij ieder product achter je geschatte prijs de werkelijke prijs. Zet daarachter het verschil tussen je schatting en de werkelijkheid. Bijvoorbeeld:

Product Geschatte prijs Werkelijke prijs Verschil

wandelschoenen € 100 € 150 + € 50

Stap 3 Laat je producten zienMaak een precies overzicht van wat je wilt kopen en wat de kosten zijn. Laat met foto’s op een A4 zien wat jij voor € 1000 gaat kopen. Heb je geen foto’s gevonden? Maak dan een tekening.

Stap 4 Goed geschat?a Vind je dat je de bedragen goed had geschat? ja / nee

Leg je antwoord uit.

b Bespreek je antwoord met een ander. Wie had de beste schatting gemaakt?

Stap 5 Wat heb je geleerd?

Maak de zin af. Van deze taak heb ik geleerd dat

Dit ging goed:

Dit ging minder goed:

TAAK Hoe geef je geld verstandig uit?

Page 75: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

75Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

TAAK Levensbeschouwing Wat kun je doen?

In deze taak gaan we aan de slag met arm en rijk en de vraag wat voor spullen je nu echt nodig hebt om te leven. Stap 1, 2 en 5 doe je alleen. Stap 3 en 4 doe je in een duo.

Stap 1 Wat heb je echt nodig?In dit hoofdstuk hebben we het gehad over primaire en secundaire behoeften.a Zoek nog eens op wat primaire en secundaire behoeften zijn. Welke

primaire levensbehoefte vind jij het belangrijkst? Leg uit waarom.

b Zonder welke secundaire behoeften kun jij niet leven?

Stap 2 Belangrijke vragenDe belangrijkste vragen die mensen stellen over het leven, noemen we levensvragen. Op deze vragen geven mensen verschillende antwoorden en bestaan er geen foute antwoorden. Een voorbeeld van een levensvraag is: kun je gelukkig zijn als je arm bent? Geef antwoord op de vraag.

Stap 3 Wat vind jij ervan?Bespreek in een duo jullie meningen over de verschillen tussen arm en rijk.

Ik vind het dat

er grote verschillen zijn arm en rijk, want

Stap 4 Bedenk een planStel, jullie zijn de baas van de wereld. Jullie willen iets doen aan de verschillen tussen arm en rijk op de wereld. Bedenk een stappenplan om deze verschillen kleiner te maken. Wat moet er gebeuren?

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Stap 4

Stap 5 Wat heb je geleerd?

Maak de zin af. Van deze taak heb ik geleerd dat

Dit ging goed:

Dit ging minder goed:

Page 76: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

76 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

VERDIEPING De grotten van Lascaux

Waar ligt het en hoe ziet het eruit?Gebruik de atlas. a De grotten van Lascaux liggen in Frankrijk, vlak bij het plaatsje

Brive-la-Gaillarde. Omcirkel de juiste woorden.

1 Lascaux ligt ten noorden / zuiden van Toulouse.

2 De rivier ten zuiden van Lascaux is de Dordogne / Charente.

b Lees bron 10. Leg kort uit hoe de grotten van Lascaux zijn ontstaan.

c Gebruik bron 10 en 12. Wat wordt er bedoeld met de zin ‘Daarom hebben grotten altijd grillige vormen’?

Wat is er gebeurd?Lees bron 13.a Hoe oud waren de grottekeningen die Marcel Ravidot vond?

b Teken uit je hoofd een paard in het lege vak hiernaast.c Vergelijk jouw paard met de tekening van de jager-

verzamelaars uit bron 11. Wat vind je van de tekeningen van de mensen die 15 000 jaar geleden leefden?

d De grottekeningen kunnen antwoord geven op vragen die archeologen hebben over het verleden. Bedenk twee vragen waar de grottekeningen antwoord op kunnen geven.

1

2

Welk werk doen mensen?Bekijk bron 12 en 14. Jaarlijks trekt Lascaux vele duizenden toeristen. Veel mensen verdienen hun geld aan de toeristen die daar komen.a Schrijf twee beroepen op waarmee je geld kunt verdienen aan toeristen.

1 2

b In welke beroepssector zijn deze mensen werkzaam?

c Leg uit waarom een toeristisch uitstapje naar de grotten van Lascaux een secundaire behoefte is.

d Vul het juiste woord in. Kies uit: inkomsten – consumenten – uitgaven – budget – producenten

1 Alle toeristen die jaarlijks naar Lascaux komen, zijn goed voor de

van hoteleigenaren.

2 Toeristen die een rondleiding krijgen van een gids in de grotten van

Lascaux zijn

1

2

3

De grotten zijn ontstaan doordat regen het zachte kalksteen in de grond heeft opgelost.

De vormen van de grotten zijn onregelmatig, ze bestaan niet uit rechte hoeken.

Ongeveer 15 000 jaar oud.

Eigen antwoord.

Bijvoorbeeld: Op welke dieren jaagden de jager-verzamelaars?

Bijvoorbeeld: Welke dieren leefden er in de prehistorie?

reisleider restauranthouder

In de dienstensector.

Omdat een uitstapje naar de grotten van Lascaux geen basisbehoefte is. Een dagje uit of op

vakantie gaan is een luxe.

inkomsten

consumenten.

Page 77: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

77Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

Grottekeningen van Lascaux‘Stomme hond, kom dan hier.’ De 17-jarige Marcel Ravidot tuurde in het gat waar zijn hond Robot in was gekropen. Het was september 1940 en Marcel liet Robot uit op het landgoed Lascaux in Frankrijk. ‘Hij zal wel weer achter een vos aan zijn,’ dacht Marcel. Maar het was helemaal geen vossenhol. Hij haalde nog wat aarde weg en keek in een diep gat. De nieuwsgierige Marcel kroop naar

binnen. Hij kwam in een onderaardse grot terecht. En wat voor grot! Op de muren waren enorme dieren geschilderd: bizons, paarden en wilde zwijnen. Maar ook mensenfiguren. Marcel riep zijn geschiedenisleraar erbij. In de grot vonden ze wel 2000 geschilderde afbeeldingen. De grottekeningen bleken wel 15 000 jaar oud te zijn. Sinds de ontdekking is de grot door miljoenen mensen bezocht.

Bron 13

Grottekening in Lascaux.

Bron 11

Een reisleider met toeristen.

Bron 12

Een hotel-restaurant in Lascaux.

Bron 14

Ontstaan van grottenGrotten, zoals die in Lascaux, komen voor waar veel kalksteen in de grond zit. Kalksteen is zacht. Het bestaat uit resten van botten en schelpen van zeediertjes die miljoenen jaren geleden leefden. Regenwater kan makkelijk in zachte kalksteen dringen. Regen zorgt ervoor dat de kalksteen langzaam oplost, er

komen dan spleten en gaten in de grond. Als het regenwater een hardere steensoort tegenkomt, maakt het een omweg. Daarom hebben grotten altijd grillige vormen. Hoe meer kalksteen er onder de grond is, hoe meer steen het regenwater op kan lossen. Zo ontstaan er grote ruimtes. Het kan duizenden jaren duren voordat een grot ontstaan is.

Bron 10

Page 78: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

78 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

WerelddelenGebruik de wereldkaart hiernaast en de atlas. De aarde is verdeeld in de volgende zeven werelddelen: Europa – Azië – Afrika – Australië – Antarctica – Noord-Amerika – Zuid-AmerikaZet de naam van het werelddeel achter het juiste nummer in het kaartje.

Werelddelen in kleurGebruik de wereldkaart hiernaast en de atlas.a Kleur het vakje voor elk werelddeel. Geef elk werelddeel een

andere kleur.

Noord-Amerika Azië

Zuid-Amerika Antarctica

Europa Australië

Afrika

b Kleur de werelddelen op de kaart hiernaast in met de kleuren die je bij vraag a hebt gebruikt.

GebergtenGebruik de wereldkaart hiernaast en de atlas.Kijk naar de letters in de kaart. Schrijf de namen van deze bergketens op.Kies uit: Alpen – Andes – Himalaya – Rocky Mountains

A

B

C

D

Bergketens in kleurGebruik de atlas. Hoe zie je bergen op een atlaskaart?

Vergelijk de kaart Europa – Staatkundig met de kaart Europa – Natuurkundig.Omcirkel het juiste woord.a Op de kaart Europa – Natuurkundig worden de Alpen weergegeven

met een groene / bruine kleur.

b Op de kaart Europa – Staatkundig worden de Alpen weergegeven met

schaduw / bruine kleuren.

c De Alpen zijn hoger / lager dan het Scandinavisch Hoogland. Tip: kijk

goed naar de legenda!

BergtoppenGebruik de atlas. Zoek de kaart De aarde – Natuurkundig. Zoek de namen van de bergtoppen van de kaart hiernaast op en schrijf ze hieronder achter de juiste hoogte.

4808 meter

5892 meter

8611 meter

8850 meter

1

2

3

4

5

Topografie

Rocky Mountains

Andes

Alpen

Himalaya

met een bruine of grijze kleur of schaduw.

Mont Blanc

Kilimanjaro

K2

Mount Everest

Page 79: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

79Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

1

2

3

5

4

6

7

A

B

C

D

5892

m

8611

m

4808

m

8850

m

berg

top

gebe

rgte

Noo

rd-A

mer

ika Z

uid

-Am

erik

a

Afr

ika

Eur

opa

Azi

ë

Him

alay

a

Roc

ky M

ount

ains

Alp

en

And

esA

ustr

alië

Ant

arct

ica

Werelddelen.

Page 80: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

80 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

Cursus 1 Wat hebben mensen nodig?

Iedereen heeft basisbehoeften: eten en drinken (voedsel), kleding, een huis, onderwijs en gezondheidszorg. Maar niet iedereen heeft evenveel van die dingen. De verschillen op de wereld zijn groot, maar er zijn ook veel overeenkomsten tussen mensen. In rijke landen is veel welvaart of rijkdom. In arme landen leven veel mensen in slechte levensomstandigheden, zij leven in armoede. Geld dat je krijgt zijn je inkomsten. Geld waarmee je dingen koopt zijn je uitgaven. Economie gaat over inkomsten en uitgaven.

Cursus 2 Het leven van de eerste mensen

Ongeveer 13 000 jaar geleden na de laatste ijstijd kwamen er jager-verzamelaars naar Nederland. Ze trokken als nomaden rond en haalden alles uit de natuur. Jagen en verzamelen waren hun middelen van bestaan. Duizenden jaren lang bleef het leven hetzelfde: er was continuïteit. Mensen maakten zelf werktuigen en wapens van vuursteen, ze waren zelfvoorzienend. Omdat de eerste mensen rondtrokken, was er weinig bezit en geen verschil tussen arm en rijk. De mensen konden toen niet lezen en schrijven, die tijd noem je de prehistorie. Dat we toch wat over ze weten, komt door opgravingen van archeologen.

Cursus 3 Het leven van de eerste boeren

Rond 10 000 v.C. ontstond er in Irak een landbouwsamenleving. Mensen gingen planten verbouwen op akkers en vee houden in een weiland. De eerste boeren gingen over op agrarisch grondgebruik. Landbouw werd hun middel van bestaan. Door de uitvinding van de landbouw veranderde er veel. Het was een revolutie. De overgang van jagen en verzamelen naar een landbouwsamenleving noemen we de landbouwrevolutie. Mensen bleven op één plek wonen en bouwden stevige huizen. Zo konden ze meer spullen bewaren, dat gaf verschil in arm en rijk. Hoewel er uit deze tijd geen geschreven bronnen zijn, zijn we toch wat over ze te weten gekomen. Bijvoorbeeld door de goederen die we in de hunebedden van de eerste boeren in Nederland hebben gevonden. We noemen deze periode de tijd van jagers en boeren.

Cursus 4 Welk werk kun je doen?

Werk kun je indelen in drie beroepssectoren: 1 landbouw - In rijke landen zijn grote boerenbedrijven met veel

machines. In arme landen verbouwen boeren vooral voor eigen gebruik. Werk in de landbouw is daar vaak arbeidsintensief.

2 industrie – hier worden goederen in fabrieken gemaakt. In landbouw en industrie worden producten gemaakt, het zijn producenten.

3 dienstensector – werk dat bestaat uit diensten: iets voor een ander doen. Het kopen van dingen heet consumeren. De mensen die dat doen zijn consumenten.

Samenvatting

Page 81: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

81Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

agrarisch grondgebruik grond die gebruikt wordt voor de landbouw

arbeidsintensief als bij het maken van een product veel met de hand wordt gedaan

archeoloog iemand die het verleden bestudeert door oude voorwerpen, gebouwen, enzovoort op te graven en te onderzoeken

armoede als iemand niet in zijn basisbehoeften kan voorzien

basisbehoeften dingen die elk mens nodig heeft (voeding, kleding, een huis, gezondheidszorg en onderwijs)

beroepssector groep beroepen die bij elkaar horen

bezit dat wat iemand heeft

budget het geld dat je kunt uitgeven

consument iemand die iets koopt

consumeren geld uitgeven aan producten of diensten

continuïteit als iets niet verandert en zonder onderbreking doorgaat

dienst werk dat bestaat uit iets voor iemand doen

dienstensector beroepen die te maken hebben met diensten

economie alles wat met geld te maken heeft

elite het rijke deel van de bevolking

gezondheidszorg hulp van een dokter of een ziekenhuis

goederen spullen, producten

hunebed grafkamer van grote zwerfkeien, gebouwd door de eerste boeren

industrie hier worden goederen gemaakt, meestal in fabrieken

inkomsten geld dat je krijgt of verdient

jager-verzamelaars mensen die leven van de jacht en wat ze in de natuur verzamelen

landbouw planten verbouwen en dieren fokken

landbouwrevolutie overgang van jagen en verzamelen naar landbouw

landbouwsamenleving mensen wonen in dorpen en leven van landbouw

levensomstandigheden de omstandigheden waaronder iemand leeft

massa het grootste, vaak arme, deel van de bevolking

middel van bestaan manier om aan voedsel te komen

natuur alles wat niet door mensen is gemaakt

nomaden rondtrekkende mensen zonder vaste woonplaats

ontwikkelingslanden arme landen die hulp nodig hebben bij hun ontwikkeling

overeenkomst wat hetzelfde is

prehistorie periode in de geschiedenis waaruit we geen geschreven bronnen hebben

primaire behoeften ander woord voor basisbehoeften

producent iemand die goederen maakt

revolutie een grote verandering voor veel mensen

rijkdom (welvaart) als mensen genoeg geld hebben voor hun basisbehoeften, of meer

secundaire behoeften dingen die niet noodzakelijk zijn om te kunnen leven, luxe

tijd van jagers en boeren eerste tijdvak dat duurde tot 3000 v.C.

uitgaven geld dat je uitgeeft

verschil wat anders is

welvaart (rijkdom) als mensen genoeg geld hebben voor hun basisbehoeften, of meer

zelfvoorzienend als iemand voor zichzelf kan zorgen

Begrippen

Page 82: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

82 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

Basisbehoeften (cursus 1) a Noteer de vijf basisbehoeften.

1 2 3

4 5

b Bekijk de tabel hieronder. Over welke twee basisbehoeften gaat de tabel?

1 2

c De gegevens in de tabel zijn van Japan en Mozambique. Welke gegevens horen bij Japan: A of B? Leg je antwoord uit.

% Mensen dat kan lezen of schrijven Aantal patiënten per dokter

A 99 556

B 42 36 225

Begrippen (cursus 1)Is de zin juist of onjuist? Omcirkel steeds het juiste antwoord.

1 Een land met veel welvaart heeft ook veel rijkdom. juist / onjuist

2 Uitgaven: geld dat je krijgt of verdient. juist / onjuist

3 Het rijke deel van de inwoners is de elite. juist / onjuist

Jagen en verzamelen (cursus 2)a De eerste mensen woonden rond 250 000 v.C. in Nederland,

maar verdwenen later weer. Waarom?

b Wat waren de twee middelen van bestaan van jager-verzamelaars?

1 2

c Wat wordt bedoeld met: de ‘jager-verzamelaars waren zelfvoorzienend’?

Arm of rijk? (cursus 2)Waarom was er bij de jager-verzamelaars weinig verschil in bezit?

Geen geschreven bronnen (cursus 2)a Hoe noemen we de tijd waarin er geen geschreven bronnen zijn?

b Hoe noemen we de mensen die het verleden onderzoeken aan de hand van voorwerpen die ze opgraven?

1

2

3

4

5

Test jezelf

voedsel kleding een huis

gezondheidszorg onderwijs

onderwijs gezondheidszorg

A, Japan is een rijk land en Mozambique is een arm land. In Japan is het onderwijs en de

gezondheidszorg beter.

Door de ijstijd was het te koud om hier te leven.

jagen verzamelen

De jager-verzamelaars konden voor zichzelf en hun groep zorgen, zonder dat ze daar

andere (groepen) mensen voor nodig hadden.

Omdat jager-verzamelaars van plek tot plek rondtrokken en daardoor niet veel bezit mee

konden nemen.

Prehistorie of tijd van jagers en boeren.

Archeologen.

Page 83: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

83Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

Nomaden (cursus 2)Leg uit waarom de jager-verzamelaars nomaden waren.

De ontdekking van de landbouw (cursus 3)a Wat is de landbouwrevolutie?

b Vul het schema in. Kies uit: akkers – bessen verzamelen – tenten – nomaden – stevige huizen – weinig bezit – dieren fokken – verschil tussen arm en rijk

Samenleving van jager-verzamelaars Landbouwsamenleving

De eerste boeren in Nederland (cursus 3)a Kruis het juiste antwoord aan.

De eerste boeren in Nederland leefden 5000 v.C. in Limburg.

De eerste boeren in Nederland leefden 5000 jaar geleden in Limburg.

b Hoe heten de grote grafkamers die de boeren in Drenthe 3500 jaar geleden bouwden?

c Hoe weten we dat deze boeren geloofden in een leven na de dood?

Andere tijden (cursus 3)Hoe noemen we het eerste tijdvak? Kruis het juiste antwoord aan.

prehistorie

periode

tijd van jagers en verzamelaars

tijd van jagers en boeren

Landbouw, industrie en diensten (cursus 4)Zet de namen van de volgende landen op de juiste plaats in de tabel: Verenigde Staten – Ethiopië

Werkzaam in landbouw

Werkzaam in industrie

Werkzaam in diensten

A 86% 2% 12%

B 3% 23% 74%

6

7

8

x

9

x

10

Omdat de jager-verzamelaars geen vaste woonplaats hadden.

Dat is de overgang van jagen en verzamelen naar landbouw.

Hunebedden.

Omdat we in de hunebedden spullen hebben gevonden die de hunebedbouwers aan hun doden

meegaven.

bessen verzamelen akkers

tenten stevige huizen

nomaden dieren fokken

weinig bezit verschil tussen arm en rijk

Ethiopië

Verenigde Staten

Page 84: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

84 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

Soorten beroepen (cursus 4)Hieronder staan voorbeelden van beroepen. Zet achter de beroepen bij welke beroepssector ze horen. Kies uit: landbouw –industrie – diensten

1 broodbakker

2 iemand die sla en tomaten verbouwt

3 buschauffeur

4 visser

5 slager

6 iemand die in de mijnbouw werkt

Kruiswoordpuzzel (hele hoofdstuk)

11

12 1 iemand die wilde dieren doodt om

van te leven2 akkerbouw en veeteelt3 inkomsten en uitgaven4 iemand die opgravingen doet om

het verleden te bestuderen5 iets wat hetzelfde is6 tijd voordat de mensen konden

lezen en schrijven 7 iemand die iets koopt8 grafkamer 9 grote verandering10 dingen die elk mens nodig heeft11 beroepsgroep van de fabrieken 12 dat wat iemand heeft13 een groot bedrijf waar mensen

met machines een product maken14 alles wat met inkomsten en

uitgaven te maken heeft15 geld dat je krijgt of verdient16 iets dat anders is17 iemand die basisbehoeften

niet kan betalen, leeft in …18 rondtrekkende mensen zonder

vaste woonplaats19 als je veel geld en bezittingen

hebt, dan ben je …20 grote groep

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

Welk woord vormen de letters in de gekleurde kolom?

j a g e r

l a n d b o u w

b u d g e t

a r c h e o l o o g

o v e r e e n k o m s t

p r e h i s t o r i e

c o n s u m e n t

h u n e b e d

r e v o l u t i e

b a s i s b e h o e f t e

i n d u s t r i e

b e z i t

f a b r i e k

e c o n o m i e

i n k o m s t e n

v e r s c h i l

a r m o e d e

n o m a d e n

r ij k

m a s s a

jagersenverzamelaars

industrie

landbouw

diensten

landbouw

diensten

landbouw

Page 85: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

85Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

Werkblad 3

bij opdracht 12, cursus 3

3000 v.C.

jaar 1

500 n.C.

Tijd van jagers enboeren

Tijd van Griekenen Romeinen

ploegende boer

grafgift

rotstekening

hunebed

jager-verzamelaars

rotstekening

jager-verzamelaars

jager-verzamelaars

Page 86: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

86 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv

Page 87: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

87Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv

Werkblad 4

bij opdracht 12, cursus 3

In deze opdracht plaats je afbeeldingen in de tijd.a Wanneer eindigt de tijd van jagers en boeren? Omcirkel het jaartal in

de tijdbalk van werkblad 3.b Hieronder staan stukjes uit afbeeldingen in je boek. Knip de stukjes

uit.c Zoek in je boek de afbeeldingen op waar elk stukje bij hoort. Plak elk

stukje op de juiste plaats bij de tijdbalk van werkblad 3. d Welk woord past bij welke afbeelding? Schrijf onder elke afbeelding

welk woord erbij past. Kies uit: hunebed – rotstekening – grafgift – jager-verzamelaars – ploegende boer

e Wat is het pictogram van de tijd van jagers en boeren?

f Welk tijdvak komt na de tijd van jagers en boeren?

Een pot.

De tijd van Grieken en Romeinen.

Page 88: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus
Page 89: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

89Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv

Inhoud IntroductieCursus 2.1 Wat heb je nodig?Cursus 2.2 Het leven van de eerste mensenCursus 2.3 Het leven van de eerste boerenCursus 2.4 Welk werk kun je doen?Taak Hoe geef je geld verstandig uit?Taak levensbeschouwing Wat kun je doen?Verdieping De grotten van LascauxTopografi eSamenvattingBegrippenTest jezelfWerkbladen

Inhoud

© Noordhoff Uitgevers bv

Introductie 90Cursus 3.1 Kleurrijk Nederland 92Cursus 3.2 De Romeinse samenleving 98Cursus 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk? 104Cursus 3.4 Omgaan met verschillen 110Taak Hoe zorg je voor respect? 116Taak Levensbeschouwing Elkaar met respect behandelen 117Verdieping Italianen in Nederland 118Topografi e 120Samenvatting 122Begrippen 123Test jezelf 124Werkbladen 127

89Hoofdstuk 3 Samen leven

Samen leven3

Page 90: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

Vechten voor vrijheid

De jonge gladiator Marcus Africanus kijkt gespannen naar zijn tegenstander. Marcus is een slaaf. Hij heeft al vaak gewonnen. Als hij dit gevecht wint, krijgt hij een bijzondere prijs: zijn vrijheid. Zijn tegenstander is Lucius de Spanjaard.Lucius is heel sterk, maar Marcus heeft hard getraind en loopt vol vertrouwen de arena in. De toeschouwers beginnen te juichen als ze hem zien. Ze gooien met bloemen. Marcus is de favoriet. Langzaam cirkelen de twee gladiatoren om elkaar heen terwijl het orkest speelt en het publiek ze goede raad toeroept. Misschien is dit mijn laatste gevecht, denkt Marcus. Als ik win, kan ik boer worden of soldaat. In elk geval ben ik dan geen slaaf meer. Hij kijkt naar de ogen van Lucius, zoekt naar een zwakke plek in zijn verdediging en valt dan aan.

Introductie

90 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv

Page 91: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

© Noordhoff Uitgevers bv 91Hoofdstuk 3 Samen leven

Vechten voor vrijheidLees het verhaal en bekijk de afbeelding.a Waar komt Marcus vandaan?

b Waar komt Lucius vandaan?

c Welke geluiden hoort Marcus als hij de arena binnen loopt?

d Waarom is dit gevecht zo belangrijk voor Marcus?

De afloopMaak het verhaal van Marcus in maximaal vijf zinnen af. Je mag zelf bedenken wat er gaat gebeuren, maar aan het einde van je verhaal is het gevecht afgelopen en de uitkomst bekend.

Verschillende mensenBekijk de foto op de vorige bladzijde. Je ziet allerlei verschillende mensen. Net als nu, leefden er in de Romeinse tijd ook allerlei mensen uit verschillende landen samen.

a In welk land ben jij geboren?

b In welk land zijn jouw ouders geboren?

c Heb jij klasgenoten die zelf of van wie de ouders uit een ander land komen? ja / nee

d Welke verschillen zijn er volgens jou tussen leeftijdsgenootjes uit verschillende landen? Noteer er drie.

1

2

3

e Wat vind je ervan als mensen uit verschillende landen samenleven?

f Wat is volgens jou voor alle kinderen van je leeftijd even belangrijk?

Maak de instaptoets.

1

2

3

M

Marcus komt uit Afrika.

Lucius komt uit Spanje.

Hij hoort gejuich, muziek, geschreeuw (goede raad).

Als hij wint, is hij geen slaaf meer.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Eigen antwoord.

Page 92: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

92 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv

1 Bij de bushalte. 2 In de klas.

a Op afbeelding 2 zie je een klas met leerlingen uit verschillende culturen. Waar zie je dat aan?

b Omcirkel het antwoord. Zitten er in jouw klas leerlingen van verschillende culturen? ja / nee

c Hoe zie of merk je dat ze uit een andere cultuur komen?

Een multiculturele klasOp afbeelding 3 zie je zes leerlingen uit een multiculturele klas.a In welke landen zijn de leerlingen geboren? Vul dat in het schema hieronder in de tweede kolom in.b Vul in de derde kolom de landen in waar hun vader en moeder vandaan komen.

Naam Geboren in: Vader / moeder uit: Autochtoon Allochtoon

Sander

Helen

Aneesa

Saïd

Patrick

Stephan

2

Multiculturele samenlevingCouscous, Surinaamse roti of boerenkool eten, dat komt allemaal voor in Nederland. Wat je eet, welke kleren je draagt, welk geloof je aanhangt en wat je normaal vindt, krijg je mee van je

familie. Het zegt iets over je cultuur. In Nederland wonen mensen uit meerdere landen met een eigen cultuur. Daarom wordt ons land wel een multiculturele samenleving genoemd.

Leerstof

Om te beginnen 1

CURSUS 3.1 Kleurrijk Nederland

Op school, in je buurt of op televisie zie je mensen met verschillend uiterlijk en andere gewoontes. Niet iedereen die in Nederland woont, is hier ook geboren. We leven met meerdere culturen samen. Uit verschillende landen zijn mensen in Nederland komen wonen. Daarom noemen we Nederland wel een kleurrijk land. Deze cursus gaat over de bewoners van ons land.

Nederland Nederland x

Nederland Nederland x

Nederland Turkije x

Marokko Marokko x

Nederland Nederland/Suriname x

Nederland Duitsland/Nederland x

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: een leerling met een hoofddoek, verschillende huidskleur.

Eigen antwoord.

Page 93: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

93© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven

HerkomstBen je geboren in Irak, Nederland of Marokko, dan is dat je land van herkomst. Het kan ook zijn dat je in Nederland bent geboren maar dat één of je beide ouders uit het buitenland komen. Als jouw herkomst of die van je vader of moeder buiten Nederland ligt, dan ben je een allochtoon. Ben je in Nederland geboren net als je beide ouders, dan ben je een autochtoon.

Leerstof

Vaak wordt het woord allochtoon alleen gebruikt voor mensen die uit niet-westerse landen komen. Dat zijn landen met een heel andere cultuur, zoals Marokko, Turkije of Afghanistan. Mensen die vanuit een Europees land of de Verenigde Staten hier komen wonen, zijn ook allochtonen. Je noemt ze westerse allochtonen, omdat de cultuur in deze landen meer op de onze lijkt. Nederland is een multiculturele samenleving waarin allochtonen en autochtonen samen leven.

CURSUS 3.1 Kleurrijk Nederland

Ik ben Stephan.Mijn moeder en haarfamilie wonen hier

altijd al. Mijn vader is inDuitsland geboren.

Mijn

naam is Sander.

Heel mijn fam ilie

woont al min stens

honderd jaar in deze

streek. Ik ben hier

geboren.

Hoi.Saïd is de naam.

Ik ben vernoemd naarmijn opa in Marokko. Ik ben trouwens zelf

ook in Marokko geboren.

Ik heet Aneesa. Ik ben in Nederland

geboren. Net als mijnbroertje en mijn zus.Mijn ouders komen

uit Turkije.

En ik ben Patrick. Mijnmoeder komt uit

Suriname. Mijn vaderis in Amsterdam

geboren, net als ik.

Ik ben Helen. Mijn ouders komen

uit Nederland en ik ook.

3 De wereld in één klas.

Autochtoon en allochtoonKijk nog eens naar de zes leerlingen van de multiculturele klas (afbeelding 3). a Zet in het schema bij vraag 2 bij elke naam een kruisje op de juiste plek

voor autochtoon of allochtoon.b Omcirkel het juiste antwoord.

Op afbeelding 3 staan meer / minder autochtonen dan allochtonen.

c Gebruik de atlas. Zoek de kaart Allochtonen op. Welk aandeel in de gehele bevolking

hebben de allochtonen in jouw provincie? %.

d In welke twee provincies in Nederland is het aandeel van allochtonen het grootst?

en

e Waarom denk je dat in die provincies het aandeel het grootst is?

3

Eigen antwoord

Noord-Holland Zuid-Holland.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: hier is veel werk of hier woont al familie.

Page 94: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

94 © Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 3.1 Kleurrijk Nederland

Hoofdstuk 3 Samen leven

Nederlander en afkomstHeb je een Nederlands paspoort of een Nederlandse identiteitskaart, dan ben je een Nederlander. Allochtone Nederlanders zijn van buitenlandse afkomst omdat hun voorouders uit een ander land kwamen. In de vorige eeuw kwamen er veel mensen uit Indonesië en Suriname naar Nederland. Die landen hoorden toen bij Nederland, waardoor mensen hier makkelijk konden gaan wonen. Ze hadden de Nederlandse taal al geleerd in hun eigen land. Ook werd aan mensen in Turkije, Marokko,

Leerstof

Spanje, Portugal en Italië gevraagd of ze hier wilden werken in fabrieken. In het begin was het onduidelijk hoe lang ze zouden blijven. Daarom werden ze wel gastarbeiders genoemd. Sommigen keerden terug toen er weer werk kwam in hun eigen land. Anderen bleven in Nederland. Ze vestigden zich hier voorgoed en kregen hier kinderen. Daarom zijn er nu veel mensen van bijvoorbeeld Marokkaanse afkomst in Nederland. Heb je geen Nederlands paspoort maar woon je wel in Nederland, dan ben je niet-Nederlander.

Wel of geen Nederlander a Vul in de tabel je eigen gegevens in.

Geboren in: Ouders uit: Land van herkomst:

Afkomst van familie:

Autochtoon Allochtoon Westers/ niet-westers

ja / nee ja / nee

Omcirkel het juiste antwoord.b Ik heb een Nederlands paspoort (of een Nederlandse

identiteitskaart). ja / nee c Ik ben Nederlander / niet-Nederlander.

HerkomstlandenIn afbeelding 4 staan de aantallen allochtonen en autochtonen in Nederland in 2013. Omcirkel het juiste antwoord of vul in.

a In Nederland wonen meer / minder autochtonen dan allochtonen.

b Uit welk land komt het hoogste aantal allochtonen in

Nederland?

c Wat is het land van herkomst van koningin Máxima?

d Zij is dus een allochtoon / autochtoon.e Welke twee soorten allochtonen zijn er?

en

f Leg uit wat het verschil is tussen de twee begrippen uit vraag e. Maak hele zinnen.

g Waarom gingen veel gastarbeiders uit Spanje, Italië en Portugal wel terug naar hun eigen land en gastarbeiders uit Marokko en Turkije niet?

4

5

EuropaTurkijeIndonesiëMarokkoOverig AziëSurinameOverig AfrikaOverig buiten EuropaNed. Antillen en Aruba

11%

11%

11%

11%

5%4% 3%

31%

12%

4 Allochtonen in Nederland.

Eigen

antwoord.

Eigen

antwoord.

Eigen

antwoord.

Eigen

antwoord.

Eigen

antwoord.

Indonesië.

Argentinië.

westerse niet-westerse.

Westerse allochtonen komen uit landen waarvan de cultuur lijkt op die van Nederland en niet-westerse

allochtonen komen uit landen met een heel andere cultuur.

In hun land verbeterde de situatie snel waardoor ze er weer werk konden vinden. In Marokko en Turkije

bleef het verschil groot, dus was het voor deze gastarbeiders aantrekkelijk om in Nederland te blijven.

Page 95: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

95© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 3.1 Kleurrijk Nederland

Hoofdstuk 3 Samen leven

Migranten en hun redenenAls je verhuist van Amsterdam naar Groningen, dan ben je een migrant. Je gaat namelijk in een andere plaats wonen. Het kan ook zijn dat je naar een ander land verhuist. Het land waaruit je vertrekt, noemt jou dan een emigrant en verliest een inwoner. Het land waar je naartoe gaat, krijgt er een inwoner bij. Zij noemen je een immigrant. Als je verhuist naar een ander land ben je dus alle drie tegelijk: een migrant, een emigrant en een immigrant. Het is maar van welke kant je het bekijkt.

Verhuizen naar een ander land doe je niet zomaar. Je verlaat een vertrouwde omgeving en je familie en vrienden. Er kunnen vervelende omstandigheden zijn in je eigen land waardoor je besluit weg te gaan, zoals werkloosheid, een natuurramp of een oorlog. Dit soort redenen noem je pushfactoren. Er kunnen ook prettige redenen zijn om in een ander land te gaan wonen. Soms vinden mensen er een betere baan, verhuizen ze om bij familie te gaan wonen of willen ze leven in een land met een zonnig klimaat. Dat soort redenen noem je pullfactoren.

Leerstof

Waarom kwamen zij naar Nederland?a Lees in afbeelding 5 de verhalen van drie Nederlanders. Vul in de

zinnen de woorden in op de juiste plaats. Kies uit: migrant – emigrant – immigrant. Gebruik ieder woord één keer.

1 Wahid komt uit Afghanistan. Voor Afghanistan is hij een

2 Fatima komt uit Marokko. Voor Nederland is zij een

3 Wahid en Fatima kun je allebei noemen.

b Zet onder de tekeningen waarom deze mensen in Nederland wilden gaan wonen.

Kies uit: werk – veiligheid – familie en vrienden. Je mag woorden meer dan één keer gebruiken. Zet er ook bij of het een pushfactor of een pullfactor is.

Ik ben Wahid. Door oorlog moest ik uit Afghanistan weg. In Nederland is geen

oorlog.

Ik ben Fatima. Ik ben in Marokko geboren.

Mijn man woonde al in Nederland. Ik kreeg hier werk in een ziekenhuis.

Ik kom uit Suriname. Mijn toekomst is hier beter, er is hier meer werk. Veel

van mijn vrienden gingen ook naar Nederland.

5

6

emigrant.

immigrant.

migrant

veiligheid, pushfactor werk en vrienden, pullfactorfamilie en vrienden en werk,

pullfactor

Page 96: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

96 © Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 3.1 Kleurrijk Nederland

Hoofdstuk 3 Samen leven

Wat weet je van Aynur? Lees het verhaal van Aynur in bron 1. Streep de foute woorden door.

a Aynur is een niet-westerse / westerse autochtoon / allochtoon.

b Aynur is Nederlander / niet-Nederlander.

c Haar land van herkomst is Turkije / Nederland.

d Haar vader is voor Nederland een emigrant / immigrant.

e Haar vader is voor Turkije een emigrant / immigrant.

f De reden dat haar vader naar Nederland is gekomen, is een pullfactor / pushfactor.

g Aynur is van Turkse / Nederlandse afkomst.

Het verhaal van Kom je zelf uit een ander land? Of ken je iemand uit een ander land? Schrijf net zo’n verhaal als de drie personen in afbeelding 5.

Samen leven Samen leven met verschillende culturen kan heel leuk zijn, maar het kan ook problemen opleveren. Vul in of omcirkel het juiste antwoord.a Noteer een voorbeeld waarbij het samen leven met

verschillende culturen problemen geeft.

b Je noemt dit een voordeel / nadeel van een multiculturele samenleving.

c Noteer een voorbeeld waarbij het samen leven met verschillende culturen juist heel leuk is.

d Je noemt dit een voordeel / nadeel van een multiculturele samenleving.

Nederland en migratieGebruik de atlas. Zoek de kaart De aarde – Staatkundig op.a Onderstreep de vier landen waaruit Nederland immigranten ontving. Kies uit: Turkije – Suriname – Australië – Indonesië – Canada – Marokko

b Geef deze landen een kleur op de kaart van afbeelding 7 en maak een legenda. c De andere twee landen uit a zijn landen waar Nederlanders naar toe

emigreerden na de Tweede Wereldoorlog. Geef ze een andere kleur op de kaart en maak de legenda af.

7 Op bezoek bij opa en omaAynur zit in de brugklas op een school in Den Bosch. Ze woont al haar hele leven in Nederland. Deze week heeft ze haar nieuwe identiteitskaart (ID) opgehaald. Die heeft ze nodig, want ze gaat logeren bij haar opa en oma in Turkije. De vader van Aynur is in Turkije geboren, maar is verhuisd naar Nederland omdat hij hier goed betaald werk kon vinden. Hier heeft hij haar moeder van Nederlandse afkomst ontmoet. Aynur vindt het altijd leuk om naar Turkije te gaan, het voelt als vakantie. Ze spreekt best goed Turks en ziet dan veel neven en nichten weer. Toch is ze ook altijd blij als ze weer thuiskomt en haar eigen vriendinnen terugziet.

Bron 1

8

9

10

6 Multicultureel eten.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld als allochtonen

niet dezelfde kansen krijgen.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld als je kennismaakt met allerlei soorten voedsel of muziek uit andere landen.

Page 97: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

97© Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 3.1 Kleurrijk Nederland

Hoofdstuk 3 Samen leven

7 Wereldkaart emigratie en immigratie.

11 Allochtonen van eerste of tweede generatie a Omcirkel het juiste antwoord.

Als je in Turkije wordt geboren en naar Nederland emigreert, dan hoor je bij de eerste generatie allochtonen. Je trouwt misschien met een Nederlander/Nederlandse en krijgt kinderen. Deze kinderen zijn allochtoon / autochtoon. Zij horen bij de tweede generatie.

b Bekijk het staafdiagram in bron 2. Zet een kruisje boven de staven waar Aynur bij hoort.

c Bij welke generatie allochtonen hoort Aynur?

d Welke conclusies kun je trekken uit de grafiek over de verdeling van de herkomst van de allochtonen in Nederland?

e Welke conclusie kun je trekken over de allochtonen van de tweede generatie met één of twee ouders?

Maak de oefentoets. M

Mijn naam is Aynur. Het herkomstland van mijn vader is Turkije, mijn moeder en ik zijn

geboren in Nederland. Ik spreek beide talen.

Allochtonen in Nederlandvan eerste en tweede generatie (2013)

allochtonen uit buitenland in NL geboren 1 ouder 2 ouders

Bron 2

Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat er twee soorten migranten zijn: emigranten en immigranten. In de multiculturele samenleving van Nederland leven autochtonen en allochtonen samen. Je herkomst zegt iets over het land waar je vandaan komt en je afkomst over je voorouders.

immigratie

emigratie

Tweede generatie.

Meer dan de helft van de allochtonen is geboren

in Nederland.

De meeste allochtonen van de tweede generatie

hebben één ouder die uit een ander land komt.

Page 98: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

98 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 3.2 De Romeinse samenleving

In de vorige cursus leerde je dat er in Nederland allerlei mensen met een eigen cultuur wonen. Tweeduizend jaar geleden was er een groot rijk waarin ook allerlei mensen met hun eigen cultuur leefden. Dat was het Romeinse rijk. Je gaat in deze cursus leren hoe de Romeinen en andere volkeren met elkaar leefden.

De keizer is de baasOoit was Rome niet meer dan een klein dorp aan de rivier de Tiber in Italië. Het dorp groeide uit tot een stad en de Romeinen werden steeds machtiger. Ze veroverden veel gebieden waar ze de baas over werden. Het dorp werd een groot rijk. De baas van het rijk was de keizer. De mensen die in het rijk woonden, waren zijn onderdanen. Als het ergens onrustig was in het rijk, dan stuurde de keizer soldaten om de orde te herstellen. Er werden overal wegen aangelegd waar de soldaten over konden reizen. Ook bij de grens waren soldaten. Het rijk moest beschermd worden tegen volkeren van buiten het rijk. Deze grens noemden de Romeinen limes. Aan de limes werden forten gebouwd om de soldaten te beschermen en om in te wonen.

Leerstof

8 Romeinse legerplaats bij Valkenburg.

Romeinen in Nederland

a Wie stond er aan het hoofd van het Romeinse rijk?

b Wie waren zijn onderdanen?

c Hoe werd het dorp van de Romeinen een groot rijk?

d Hoe noemden de Romeinen de grens van hun rijk?

2

Om te beginnenOp afbeelding 8 zie je een tekening van Valkenburg, een plaats bij Leiden, rond het begin van de jaartelling. a Wat weet jij al over het Romeinse rijk? Noteer drie dingen die je ziet op

de tekening die volgens jou typisch Romeins zijn.

1

2

3

b Gebruik de atlas. In welke provincie ligt Valkenburg?

1

Veel forten groeiden uit tot steden, waar veel mensen kwamen om er te wonen of te handelen.

De Romeinse keizer.

De bewoners van het Romeinse rijk.

De Romeinen werden steeds machtiger. Ze veroverden veel gebieden waar ze de baas over werden.

Eigen antwoord.

Zuid-Holland.

Limes.

Page 99: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

99© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven

CURSUS 3.2 De Romeinse samenleving

Het Romeinse rijk

a Bekijk afbeelding 9. Noteer drie provincies

van het huidige Nederland die liggen

in het gebied dat ooit bij het Romeinse

rijk hoorde. Gebruik eventueel de atlas.

b Noteer twee landen buiten Europa die bij het

Romeinse rijk hoorden. Gebruik ook hier

de atlas.

c Hoe heet de zee die helemaal binnen het Romeinse rijk lag?

3

9 Romeinen naar Nederland.

Grenzen van het rijka Omcirkel het juiste antwoord. Binnen de grenzen van het rijk woonden

Germanen / Bataven / onderdanen.

b Op afbeelding 9 is het gebied van de Romeinen donker gemaakt. Kleur het Romeinse rijk in afbeelding 10 in.

c Keizer Hadrianus liet een lange muur bouwen in Groot-Brittannië. Deze muur liep van de westkust tot de oostkust en was 3 meter breed en 4 meter hoog. Kleur deze muur rood.

d Het is moeilijk om een groot rijk te verdedigen. Bedenk drie redenen waarom dit zo moeilijk is.

1

2

3

e Waar woon jij? Lag deze plaats vroeger in het Romeinse rijk?

4

Grenzen en volkeren In 12 v.C. bezetten de Romeinen het gebied dat nu het zuiden van Nederland is. De Rijn gebruikten de Romeinen als grens. Een grens die niet door mensen is gemaakt, zoals een berg, een woestijn of een rivier, noem je een natuurlijke grens. De bewoners ten noorden van de Rijn noemden de Romeinen Germanen. Bataven en Friezen waren de Germaanse stammen die daar woonden. Zij werden niet overwonnen. Ten zuiden van de Rijn woonden Galliërs. De Galliërs werden wel overwonnen en zij werden onderdanen van de keizer.

Leerstof

AtlantischeOceaan

Noordzee

Zwarte Zee

Rijn

Muur van Hadrianus

ArabischeWoestijnSahara Egy te

Donau

Eufraat

10 Het Romeinse rijk.

NL DU

FR

GR

ITSP

MA

EN

TN

TR

Limburg, Noord-Brabant, Zeeland, Zuid-Holland.

Bijvoorbeeld Marokko, Israël, Tunesië, Algerije.

Middellandse Zee.

Een groot rijk betekent een lange grens.

Er zijn veel soldaten nodig.

Het kost veel vervoer van voedsel en troepen over groot gebied.

Eigen antwoord.

Page 100: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

100 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 3 Samen leven

CURSUS 3.2 De Romeinse samenleving

Romeinse cultuurIn het Romeinse rijk was veel handel. Dit kwam doordat soldaten voor (grotere) veiligheid zorgden, maar ook door de goede wegen die overal werden aangelegd. De Romeinen brachten nieuwe producten naar het noorden van hun rijk zoals olijfolie, wijn en glaswerk. Sommige mensen leerden de taal van de Romeinen spreken (Latijn), gingen zich Romeins kleden en begonnen de Romeinse goden te aanbidden. Ook ging men gebouwen maken op de Romeinse manier. Dit overnemen van de

Leerstof

Romeinse cultuur door overwonnen volkeren noemen we romanisering.Je aanpassen aan de Romeinen had veel voordelen. Je kreeg meer rechten. Het betekende dat je meer mocht doen en niet zomaar gestraft kon worden. Je kon dan ook een belangrijke functie krijgen in het Romeinse bestuur. In 268 werd een Galliër zelfs keizer van het Romeinse rijk. Toch waren niet alle Galliërs en Germanen blij met het Romeinse gezag. Af en toe braken er opstanden uit. Romeinse soldaten waren er dan snel bij om de opstand te onderdrukken.

11 Uit Asterix en Obelix.

Romeinse Cultuur

a Wat is romanisering?

b Waarom was het een voordeel om je aan te passen aan de Romeinen?

Romanisering a Op afbeelding 11 zie je Galliërs in hun dorp. Ze wonen in het Romeinse rijk.

Noteer drie dingen die Romeins zijn op de tekening.

1 2 3

b Noteer twee zaken die Gallisch zijn.

1 2

Nederland in de Romeinse tijda Vul in. Kies uit de volgende woorden: forten – Galliërs – Romeinen – Rijn –

onderdanen – Valkenburg.

In 12 v.C. bezetten de Zuid-Nederland. In dat gebied woonden de

Zij werden van de Romeinse keizer. De grens

van het Romeinse rijk werd gevormd door de rivier de . Langs de grens

bouwden Romeinse soldaten . In bij Leiden is zo’n legerplaats gevonden.

b Ga naar werkblad 7 en ontdek hoe een Romeinse soldaat eruitzag.

5

6

7

Het overnemen van de Romeinse cultuur door overwonnen volkeren.

Je kreeg meer rechten, je kon

niet zomaar gestraft worden en je kon een belangrijke functie krijgen in het bestuur.

tunica buste (beeld) weg

huis broek / shirt

Romeinen

Galliërs onderdanen

Rijn

forten Valkenburg

Page 101: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

101© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven

CURSUS 3.2 De Romeinse samenleving

HulptroepenAls onderdaan van de keizer mocht je dienen in het Romeinse leger, ook als je Germaan was. Je kwam dan bij de hulptroepen. De hulptroepen gingen veel om met Romeinen. Ze leerden daardoor veel van de gebruiken van de Romeinen.Na zijn diensttijd kreeg een soldaat van de hulptroepen een stuk land en het Romeins burgerrecht. De hulptroepen waren herkenbaar: hun uitrusting was anders. Ze hadden geen harnas, maar een maliënkolder en hun schild was ovaal in plaats van rond.

Bron 3

Hulptroepena Lees bron 3. Veel mensen dienden graag in het Romeinse leger. Waarom

wilden die mensen dat graag?

b De hulptroepen zorgden voor verspreiding van de Romeinse cultuur (romanisering). Bedenk waarom dat zo is.

8

GodenIn het Romeinse rijk hadden de Romeinen en de overwonnen volken allemaal hun eigen goden. Er waren bijvoorbeeld goden en godinnen van de zee, de handel, de liefde enzovoort. Voor al die goden werden tempels gebouwd. Een tempel is een gebouw waarin mensen hun goden vereren. Je kon daar ook iets aan een god geven. Je hoopte dan dat de god iets terug zou doen, je helpen bijvoorbeeld. Dat noem je offeren. Zo’n plek waar je kunt offeren heet een altaar. Op afbeelding 13 zie je een voorbeeld van een altaar.

De Romeinen vonden het vanzelfsprekend dat iemand zelf bepaalde welke god of welke goden hij aanbad. Ze waren verdraagzaam. Een ander woord voor verdraagzaam is tolerant. Er was godsdienstige tolerantie.

Leerstof

Godena Waarom offerden mensen aan de goden?

b Omcirkel het juiste antwoord. Op afbeelding 13 zie je een voorbeeld van

een tempel / altaar / god.

c Leg in je eigen woorden uit wat godsdienstige tolerantie is.

9

12 Gallische soldaat.

13 Een Romeins altaar.

Mensen hoopten dat de goden iets terug zouden doen, de mensen zouden helpen.

Je kreeg land en het Romeins burgerrecht.

Ze kwamen in aanraking met de Romeinse cultuur, namen zaken over en verspreidden ze weer als ze

burger waren. Ze hadden contact met hun eigen bevolkingsgroep.

Je staat toe dat andere goden vereerd worden, dat mensen een ander geloof hebben.

Page 102: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

102 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 3 Samen leven

CURSUS 3.2 De Romeinse samenleving

Grieken en Romeinena Vergelijk de drie gebouwen op afbeelding 14, 15 en 16. Schrijf twee

dingen op van deze gebouwen die bij alle drie erg op elkaar lijken.

1 2

b Hoeveel jaar zat er tussen de bouw van het Parthenon en de bouw van het gerechtshof

in Leeuwarden?

Griekse en Romeinse godenElke god of godin heeft iets bij zich waaraan je hem of haar kunt herkennen. Vul het onderstaande schema in.

Griekse naam Romeinse naam Nummer

a god van de zee Poseidon Neptunus

b god van de oorlog Ares Mars

c godin van de liefde Aphrodite Venus

d god van de handel Hermes Mercurius

10

11

Grieken en RomeinenIn Griekenland leefden grote dichters, denkers en kunstenaars. De Grieken noemden hun liefde om alles te ontdekken en te begrijpen van wat er om hen heen gebeurde filosofie. Ze schreven er boeken over die nog steeds beroemd zijn. De Romeinen hadden grote bewondering voor de Griekse cultuur. Daarom namen ze veel ideeën van de Grieken over. De Griekse goden zijn hiervan een voorbeeld. Rijke Romeinen namen

Leerstof

graag een Griekse slaaf in dienst. Die werd dan de leraar voor de kinderen. In Romeinse steden kon je veel dingen terugvinden die ze van de Grieken hadden overgenomen. Wij hebben ook veel van de Grieken en Romeinen overgenomen.Omdat Grieken en Romeinen zo belangrijk zijn geweest, heet het tweede tijdvak in de geschiedenis de tijd van Grieken en Romeinen. Dit tijdvak duurde van 3000 v.C. tot 500 n.C. Een andere naam voor die periode is de oudheid.

3 000 v.Chr. 500 n.Chr. 1 000

Tijd van Grieken en RomeinenTijd van jagers en boeren

Tijd van monniken en ridders

14 Parthenon, Athene, 438 v.C. 15 Pantheon, Rome, 27 v.C.16 Oude gerechtsgebouw,

Leeuwarden, 1852.

1 2 3 4

wit zuilen

1

2

3

4

2290 jaar.

Page 103: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

103© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven

CURSUS 3.2 De Romeinse samenleving

Grieken, Romeinen en godenOmcirkel het juiste antwoord bij de stellingen.

1 Als mensen met elkaar omgaan, beïnvloeden ze elkaar. juist / onjuist

2 De grens van het Romeinse rijk heette de limes. juist / onjuist

3 De grens kon gebouwd zijn door mensen of gevormd door de natuur. juist / onjuist

4 Romeinen waren tolerant. juist / onjuist

Plaatsen in de tijdGa naar werkblad 5 en 6. Knip de afbeeldingen uit en plaats ze naast de tijdbalk van werkblad 5.

Beeld van de keizer

12

13

14

Beeld van de keizerOveral in het Romeinse rijk stonden beelden van de keizer. Op die manier kon iedereen de keizer zien. Iedere onderdaan moest offers brengen aan de keizer. Bij zijn beeld konden ze hem vereren.

Bron 4

Keizer TrajanusLeeuwenkoppen en olifanten stonden er op zijn oorlogskleding: zo liet keizer Trajanus zien dat hij een sterke leider was. Op zijn laarzen stonden wolfskoppen en op zijn borst een adelaar. Dit beeld uit de tweede eeuw is gevonden in Tunesië.

Bron 5

Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat de Romeinen een groot gebied veroverd hadden. Verschillende volkeren moesten daardoor samenleven en namen dingen van elkaar over. De overwonnen volken namen veel van de Romeinen over. De Romeinen namen ook dingen van de overwonnen volken over.

a Bekijk de afbeelding van bron 4 en 5. Waarom denk je dat er dieren op de kleding van de keizer staan?

b De keizer werd door zijn onderdanen als een god vereerd. Bedenk waarom dit handig was voor de keizer.

c Het beeld van keizer Trajanus mist armen. Ook een deel van zijn onderbeen is eraf. Hoe komt dat, denk je?

Maak de oefentoets.M

Keizer Trajanus.

Hij heeft dan macht over zijn onderdanen.

Het zijn allemaal sterke dieren, de keizer is net zo sterk als die dieren.

Bijvoorbeeld: het beeld is heel oud, het komt uit de tweede eeuw. Daardoor is het in de loop van de tijd

kapotgegaan.

Page 104: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

104 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv

Om te beginnen

a Omcirkel je antwoord. Geloof jij? ja / nee

b Waar geloof je in?

c In welke gebedshuizen ben je wel eens geweest? Omcirkel je antwoord(en). Kies uit: tempel – kerk – moskee – synagoge

Jodendom

a Hoe heette de godsdienst van de joden?

b Judea bestaat nog. Het is nu een soort provincie. Gebruik de atlas. Zoek de

kaart Israël en Palestina op. In welk land ligt Judea?

c Wat is de hoofdstad van dat land?

1

JodendomDe Romeinen veroverden veel landen. Eén daarvan was Judea en de mensen die hier woonden, heetten joden. Ze hadden een ander geloof dan de Romeinen en hadden maar één god. Deze godsdienst is het jodendom.De joden mochten van de Romeinen hun geloof houden, als ze ook de Romeinse keizer vereerden. Dit wilden de joden niet, want ze geloofden maar in één god. Ze hoopten daarom dat er een bevrijder zou komen om de Romeinen weg te jagen.

Leerstof

17 Judea in het Romeinse rijk.

2

CURSUS 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk?

Je hebt in de vorige cursus geleerd dat de Romeinen een groot rijk hadden. Daarin leefden verschillende volkeren met verschillende gewoontes en godsdiensten. Deze cursus gaat over een nieuwe godsdienst in het Romeinse rijk: het christendom.

Christendom

a Hoe worden volgelingen van Jezus genoemd?

b Tot welk volk behoorde Jezus?

c De volgers van Jezus geloven dat hij meer is dan een mens. Wat geloven zij?

d Christenen noemden Jezus de verlosser. Waarvan zou Jezus hen verlossen, dachten ze?

3

ChristendomIn Judea reisde er een joodse man rond die zei dat hij door God was gestuurd: Jezus Christus. Jezus vertelde aan de mensen hoe je volgens de regels van God moest leven. Veel mensen geloofden hem en zijn volgelingen werden christenen genoemd. De christenen geloofden dat Jezus de zoon van God was. Hun geloof heet het christendom. Christenen dachten dat Jezus hen zou bevrijden van de Romeinen. Ze noemden hem de verlosser.De christenen zeiden dat als je volgens Gods regels leefde, je in de hemel kon komen. Je mocht bijvoorbeeld niet liegen, stelen of moorden. Deze regels staan opgeschreven in het heilige boek van de christenen: de Bijbel. Hierin staan ook veel verhalen over het leven van Jezus.

Leerstof

18 Bijbel.

Eigen antwoord.

Jodendom.

Israël.

Jeruzalem.

Christenen.

De joden.

Ze geloven dat hij de zoon van God is.

Jezus zou hen verlossen van de Romeinse overheersing.

Page 105: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

105© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven

CURSUS 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk?

Christenen Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: regels – Bijbel – christenen – hemel

De moesten de van

God volgen om in de te komen. Wat God van

hen verlangde konden ze lezen in de

De kruisiging van Jezus Bekijk afbeelding 19. Noteer de nummers 1-6 op de juiste plaats in de tekening. 1 Jezus 2 kruis 3 aureool (gouden krans, teken van heiligheid) 4 woonplaats van Jezus 5 Romeinse soldaat prikt in zijde van Jezus 6 Romeinse soldaat geeft Jezus te drinken met een spons op een speer

Christelijke feestdagena In Nederland worden vijf christelijke feestdagen gevierd. Je hebt dan

vrij, ook als je het niet viert. De feestdagen horen bij gebeurtenissen uit het Bijbelverhaal. Vul de tabel verder in. Gebruik je agenda en internet.

Gebeurtenis Naam feest Aantal feestdagen

Datum

1 geboorte van Jezus 25 en 26 december

2 kruisiging van Jezus Goede Vrijdag

3 drie dagen na de kruisiging: Jezus werd weer levend

Pasen

4 Hemelvaart

5 50 dagen na de opstanding: uitstorting Heilige Geest

2

4

5

6

19 De kruisiging van Jezus.

Kerstmis 2

1 elk jaar op een andere datum

2 elk jaar op een andere datum

Jezus gaat naar de hemel 1 elk jaar op een andere datum

Pinksteren elk jaar op een andere datum

c h r i s t e n e n

c

B e t h l e h e m

a

a u r e o o l

p

h v

B ij b e l o

r e

J o d e n d o M

o e e a

z r r r

e s b i

f a a

k

christenen regels

hemel

Bijbel.

GeloofMaak de puzzel. Van links naar rechts1 volgers van Jezus3 geboorteplaats van Jezus4 gouden krans6 heilige boek7 godsdienst uit JudeaVan boven naar onder2 bezoekers van het kind Jezus5 wiegje van Jezus7 man van Maria8 moeder van Jezus

7 1 2

3

4

5

6

7 8

Page 106: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

106 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 3 Samen leven

CURSUS 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk?

Van populaire naar verboden godsdienst Volgens de christenen waren alle mensen gelijk, ook de mensen die het minder goed hadden in het Romeinse rijk: armen, vrouwen en slaven. Hierdoor werd het christendom erg populair. Om samen te komen en te bidden werden er veel kerken gebouwd, zoals op deze afbeelding. De christenen geloofden in één god, maar van sommige keizers moesten zij ook de keizer als god vereren. Dit wilden ze niet en er ontstonden veel ruzies tussen christenen en Romeinen. In het jaar 249 besloot een keizer om het christendom te verbieden.Bij het vak mens en maatschappij gaan we ervan uit dat alles wat gebeurt een reden heeft. Dit noemen we een oorzaak. Wat door die oorzaak gebeurt, noemen we een gevolg. Dat de christenen geen keizer wilden vereren, is een oorzaak. En dat de keizer het christendom vervolgens verbood, is een gevolg.

Leerstof

20 Een van de eerste kerken.

Een populaire godsdiensta Schrijf drie bevolkingsgroepen op die het minder goed hadden in het Romeinse rijk.

1 2

3

b Waarom werd het christendom zo populair onder deze mensen?

c In het Romeinse rijk was er godsdienstige tolerantie. Waren de Romeinen ook tolerant naar de christenen? Omcirkel het antwoord en leg uit.

Ja / Nee,

Oorzaak en gevolg a Vul in. Kies uit: gevolg – oorzaak

1 Een gebeurt eerder.

2 Een gebeurt later.

b Noteer een oorzaak in het lege vak van het schema.

Oorzaak Gevolg

Een keizer besloot tot een verbod van het christendom.

c Bedenk een mogelijk gevolg en schrijf dat in het lege vak.

Oorzaak Gevolg

Een keizer besloot tot een verbod van het christendom.

8

9

Het christendom groeit in het hele rijk en

christenen willen de keizer niet vereren.

Christenen mogen hun godsdienst niet meer uitoefenen.

armen vrouwen

slaven

Volgens de christenen waren alle mensen gelijk, ook de mensen die het minder goed hadden.

omdat christenen de keizer niet wilden vereren.

oorzaak

gevolg

Page 107: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

107© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven

CURSUS 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk?

De droom van ConstantijnOok al was het christendom verboden, het bleef groeien. Steeds meer mensen werden christen. In 312 veranderde er veel voor de christenen. Er woedde een burgeroorlog in het Romeinse rijk. Constantijn en Maxentius wilden allebei keizer van het rijk worden. Ze vochten tegen elkaar met hun legers. Op een nacht vóór een belangrijke veldslag kreeg Constantijn een droom. In die droom verscheen een kruis in de lucht met de woorden ‘Met dit teken zul je overwinnen’. De volgende dag liet Constantijn het kruis op de vaandels en schilden van zijn soldaten schilderen. Constantijn won de strijd en werd keizer. Hij zette een kruis op alle munten en ook op zijn standbeeld. Als keizer stond hij het christendom toe en hielp hij bij de verspreiding van het christendom.

Leerstof

21 De droom van Constantijn.

De droom van Constantijna Wat droomde Constantijn?

b Welk geloof heeft een kruis als teken?

c Wat denk je dat de droom van Constantijn betekende?

Het christendom wordt toegestaan: oorzaak en gevolga Noteer een oorzaak in het lege vak van het schema.

Oorzaak Gevolg

Keizer Constantijn besloot tot het toestaan van het christendom.

b Noteer een gevolg in het lege vak.

Oorzaak Gevolg

Keizer Constantijn besloot tot het toestaan van het christendom.

10

11

Constantijn wordt christen.

Het christendom kon ongehinderd verder groeien.

Er verscheen een kruis in de lucht met de woorden ‘Met dit teken zul je overwinnen’.

Het christendom.

Met de hulp van Christus kon Constantijn de veldslag winnen.

Page 108: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

108 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 3 Samen leven

CURSUS 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk?

Enige toegestane godsdienstEr kwamen steeds meer christelijke keizers. In 394 besloot de keizer dat alle inwoners van het Romeinse rijk christen moesten worden. Op het aanbidden van en het offeren aan andere goden kwam de doodstraf te staan. De christenen gingen meer kerken bouwen om samen te komen. De priesters vormden als godsdienstige leiders samen een organisatie die we de kerk noemen. De hoogste priester was de bisschop van Rome. Hij wordt paus genoemd.Het begrip kerk kan dus twee dingen betekenen. Het kan het gebouw zijn waarin de gelovigen samenkomen en het kan de hele organisatie van gelovige christenen zijn.

Leerstof

22 Paus Franciscus de eerste.

Enige toegestane godsdiensta Wat gebeurde er in 394?

b Het woord kerk kan twee dingen betekenen. Noteer de twee betekenissen.

1

2

c Hoe wordt de leider van de kerk genoemd?

d Eerst was het christendom verboden. Wat vind jij ervan dat de christenen later de andere godsdiensten gingen verbieden?

Christendom en de keizersHieronder staan vier gebeurtenissen. a Zoek van elk het jaartal op (in de hele cursus). Noteer dit erachter.

Gebeurtenis Jaartal

1 Het christendom wordt de enige godsdienst in het hele rijk.

2 De eerste keizer die christen wordt.

3 De geboorte van Jezus.

4 Het christendom wordt verboden in het Romeinse rijk.

b Noteer de vier jaartallen van a op de juiste plaats op de tijdbalk hieronder. c Schrijf er de vier gebeurtenissen onder.

500

d Omcirkel het juiste antwoord.

1 Constantijn is belangrijk geweest voor de verspreiding van het christendom. juist / onjuist

2 Het christendom werd lange tijd als gevaar gezien door de keizer. juist /onjuist

12

13

394

312

1

249

1

De geboorte

van Jezus

249

Het christendom

wordt verboden

in het Romeinse rijk

312

De eerste keizer

die christen wordt

394

Het christendom

wordt de enige gods-

dienst in het hele rijk

De keizer besloot dat het christendom de enige toegestane godsdienst was in het Romeinse rijk.

De organisatie van gelovige christenen.

Het gebouw waarin gelovige christenen samenkomen om te bidden.

Paus.

Eigen antwoord.

Page 109: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

109© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven

CURSUS 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk?

TheodosiusIn het jaar 394 besloot de Romeinse keizer Theodosius dat iedereen in zijn rijk christen moest zijn. Als je een andere god aanbad, dan kon je de doodstraf krijgen. De Romeinse goden moesten plaatsmaken voor de nieuwe godsdienst. Christenen gingen tempels verwoesten. Van sommige tempels maakten ze een kerk.

Bron 8

Tot slot In deze cursus heb je geleerd hoe het christendom ontstond en verspreid werd in het Romeinse rijk. Je hebt ook geleerd hoe het christendom uiteindelijk de enige toegestane godsdienst werd en wat oorzaken en gevolgen zijn.

ChristenvervolgingIn de derde eeuw gingen de keizers christenen zwaar vervolgen. In het Romeinse rijk waren toen veel oorlogen, honger en ziektes. De Romeinen smeekten hun goden om daar een einde aan te maken. Omdat de christenen de Romeinse goden bleven afwijzen, kregen zij de schuld. Duizenden christenen werden opgepakt, mishandeld en vermoord.

Bron 7

Keizer Theodosius.

Verdraagzaam of onverdraagzaama Lees bron 7 en 8. Omcirkel het juiste antwoord.

1 Eerst werden christenen onderdrukt, daarna waren ze vrij. juist / onjuist

2 Theodosius was een christen. juist / onjuist

3 Theodosius verbood andere godsdiensten in het rijk. juist / onjuist

4 Alle tempels voor Romeinse goden werden veranderd in kerken. juist / onjuist

b Waarom werden christenen vervolgd? Noteer de letter voor het juiste antwoord. A Christenen waren slachtoffers van oorlogen, honger en ziektes. B Christenen verwoestten tempels en maakten kerken van sommige tempels. C Christenen kregen de schuld van oorlogen, honger en ziektes. D Christenen namen de plaats in van Romeinse goden.

c In cursus 2 staat dat de Romeinen tolerant waren voor mensen met een ander geloof. Waren de mensen in de tijd van keizer Theodosius nog steeds tolerant? Leg je antwoord uit.

d Vind jij dat menen in Nederland verdraagzaam zijn voor mensen met een ander geloof? Geef je mening. Ik vind mensen in Nederland wel / niet godsdienstig tolerant, omdat

Maak de oefentoets.

14

M

Nee, want er was één godsdienst verplicht.

Eigen antwoord.

Page 110: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

110 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv

CURSUS 3.4 Omgaan met verschillen

Mensen verschillen van elkaar. Dat was in het Romeinse rijk zo en dat is ook zo in het multiculturele Nederland van vandaag. Er zijn veel verschillen tussen de culturen. Hoe kun je met deze verschillen omgaan? Over die vraag gaat deze cursus.

23 Straatbeeld.

Om te beginnen Op afbeelding 23 zie je een heleboel mensen in Amsterdam.a Noteer twee verschillen tussen mensen op de afbeelding.

1

2

b Noteer twee overeenkomsten tussen mensen op de afbeelding.

1

2

Vinden, doen en makenLees de zinnen en zet het cijfer in de juiste kolom. Schrijf in het vak eronder iets uit je eigen cultuur dat erbij past.

1 We eten geen varkensvlees.

2 Ik vind dat winkels op zondag dicht horen te zijn.

3 Wij bakken oliebollen met oud en nieuw.

Vinden Doen Maken

1

2

Vinden, doen en makenDe kleding die je draagt, welke sport je doet, welke godsdienst je aanhangt en de taal die je spreekt worden bepaald door je cultuur. Dit is wat een groep mensen vindt, doet en maakt. Vanaf je geboorte begin je met het leren van je cultuur. Je leert een taal, kinderliedjes zingen, spelletjes. Je leert wat je wel en niet mag eten. Je leert hoe

je mensen begroet. Je leert wat goed is en wat slecht en je neemt gewoontes en gebruiken over.Je krijgt veel mee van je ouders maar ook van broers en zussen, de rest van de familie en de buren. School, televisie en vrienden hebben ook invloed op je. Zo leer je de cultuur van de groep waar je bij hoort.

Leerstof

Oud en jong.

Blanke en donkere huidskleur, eigen antwoord.

Ze zijn allemaal onderweg.

Ze dragen kleurrijke kleding.

Eigen antwoord.

2

Eigen antwoord. Eigen antwoord.

31

Page 111: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

111© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven

CURSUS 3.4 Omgaan met verschillen

Vinden, doen en makenLees de tekst over Aynur. Vul in. Kies uit: vinden – doen – maken

1 Aynur en haar vader graag muziek.

2 Aynurs familie eet ’s middags warm eten. Dat is iets

wat ze gewend zijn om te

3 De ouders van Aynur zeggen: ‘Wij zijn moslims en dan hoor je een hoofddoek te dragen.’ In dit voorbeeld

de ouders iets en

zeggen ze iets over het van Aynur.

Helden, symbolen en rituelena Zet de letter H bij alle helden in de tabel hieronder. b Zet de letter S bij alle symbolen.c Zet de letter R bij alle rituelen. Let op: soms passen er twee begrippen in hetzelfde vakje.

Anne Frank klompen en tulpen Marco Borsato

gouden koets volkslied zingen bij voetbal bidden voor het eten

Johan Cruijff ooievaar bij geboorte Turkse vlag

Hollandse Leeuw Nelson Mandela speciale handdruk als begroeting

3

4

Helden en symbolenOranje, de Nederlandse vlag, Koningin Máxima en het ritje met de gouden koets op Prinsjesdag horen bij de cultuur van Nederland. Woorden, tekens of voorwerpen met een speciale betekenis in een cultuur noem je symbolen. Soms worden personen die belangrijk zijn in een cultuur gezien als helden. Dat kunnen figuren uit de geschiedenis zijn zoals Willem van Oranje. Maar ook een voetballer of een popster kan een held zijn.Op 4 mei, de dag van de dodenherdenking, wordt de Nederlandse vlag halfstok gehangen. Er wordt iets gedaan dat hoort bij de cultuur van Nederland. Zulke handelingen die in een cultuur belangrijk zijn, noem je rituelen.

Leerstof

24 Superman.

d Teken in de vakken een held, een symbool en beschrijf ook een ritueel bij jullie thuis. Zet de namen eronder.

held: symbool: ritueel:

AynurIn cursus 1 heb je kennisgemaakt met Aynur. Haar ouders willen dat ze een hoofddoek draagt. ‘Wij zijn moslims en dan hoor je dat te doen.’ Als ze tussen de middag thuis gaat eten, heeft haar moeder warm eten gemaakt. Haar vader maakt graag Turkse muziek en Aynur zingt daarbij.

Bron 9

H S H

R, S R R

H S S

S H R

maken

doen.

vinden

doen

Page 112: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

112 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 3 Samen leven

CURSUS 3.4 Omgaan met verschillen

Normen, waarden en respectJe eigen mening mogen geven, is in de Nederlandse cultuur belangrijk. Trouw zijn aan je geloof en je aan de regels houden, is in andere culturen belangrijk. Wat mensen belangrijk vinden in de manier waarop ze leven, noem je een waarde. Iemand een hand geven of iemand aankijken tijdens een gesprek vinden mensen normaal in de Nederlandse cultuur. Elke cultuur kent zo zijn

eigen gewoontes. Het gaat dan om de dingen die je normaal vindt om te doen. Zulke dingen noemen we een norm. Als je beleefd en vriendelijk met allerlei soorten mensen omgaat, dan toon je respect. Je gaat dan respectvol met elkaar om. In het ene gezin tonen kinderen meer respect voor hun ouders dan in het andere gezin. Het hangt ervan af hoeveel rekening je houdt met wat je ouders belangrijk vinden.

Leerstof

Jouw normen, waarden en respect a Vul de betekenis in.

1 Een waarde is:

2 Een norm is:

3 Respect is:

b Geef bij de volgende zinnen aan of het gaat om een waarde (W), een norm (N) of om respect (R). Omcirkel de juiste letter.

1 Mensen hebben veel vrijheid. W / N / R 1 2 3

2 Je liegt niet tegen je ouders want dat vinden ze naar. W / N / R 1 2 3

3 Je zegt u tegen oudere mensen W / N / R 1 2 3

4 Je geeft iemand een hand bij een eerste kennismaking. W / N / R 1 2 3

c Hoe belangrijk vind jij ze? 1 = niet belangrijk, 2 = een beetje belangrijk, 3 = erg belangrijk Omcirkel het cijfer dat past bij jouw mening.

Normen en waardenDe zinnen links horen bij normen, waarden of respect. Trek een lijn naar het juiste vak.

5

6

Je lacht iemand niet uit omdat hij anders is dan jij.

Motorrijders op de snelweg groeten elkaar.

In Nederland ben je vrij om je mening te geven.

Afval gooi je niet op straat maar in een prullenbak.

normen

respect

waarden

normen

wat mensen belangrijk vinden in hun leven.

de dingen die je normaal vindt om te doen.

beleefd en vriendelijk omgaan met allerlei soorten mensen.

Page 113: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

113© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven

CURSUS 3.4 Omgaan met verschillen

Op de stoepStel je voor: op een mooie lentedag hebben mensen hun tafel en stoelen voor de deur op de stoep gezet. De muziek staat hard. Zoiets moet toch gewoon kunnen? Of niet? Wat vind jij ervan? Wat is jouw mening of standpunt? En waarom vind jij dat? Wat zijn jouw argumenten?

Leerstof

25 Moet dat kunnen?

Verschillen en overeenkomstenAls ouderen in Nederland niet meer voor zichzelf kunnen zorgen, kunnen ze terecht bij een bejaardentehuis. In de Nederlandse cultuur is dat de norm. In veel culturen bestaat deze norm niet en zorg je voor je familieleden, ook als ze bejaard en hulpbehoevend zijn. Zo zijn er meer verschillen

in normen en waarden tussen culturen. Naast verschillen zijn er ook veel overeenkomsten. Nederlanders van verschillende culturen spreken dezelfde taal, hun kinderen gaan naar school, leren zwemmen en vieren Sinterklaas. Als mensen respect tonen voor elkaars cultuur, kunnen zij goed samenleven.

Leerstof

Jouw mening a Wat is jouw mening? Omcirkel het standpunt waar je het mee eens bent. A Van mij mogen mensen met hun tafel en stoelen op de stoep gaan

zitten, iedereen is toch vrij? B Ik vind dat mensen niet zo op de stoep kunnen zitten want hun

muziek kan anderen storen.b Vul in.

1 Mijn argument voor dat standpunt is

2 Mijn argument tegen standpunt is

7

Verschillen en overeenkomsten Bekijk afbeelding 26.a Welk cultuurverschil zie je?

b Welke cultuurovereenkomst zie je?

c Waaraan kun je zien dat deze mensen respect hebben voor elkaars cultuur?

d Bedenk twee manieren waarop je het beste kunt omgaan met cultuurverschillen.

1

2

8

26 Nederlanders

Eigen antwoord, bijvoorbeeld hoofddoek / geen hoofddoek.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld samen feestvieren

in Nederland.

eigen antwoord.

A of B

A of B

eigen antwoord.

Ze zijn met elkaar in gesprek en staan open voor elkaar, de hoofddoek wordt gecombineerd met de

tekening van de Nederlandse vlag op de wang en oranje pet en bril.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld de verschillen met elkaar bespreken.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: leven met culturen door elkaar op school of bij een sportvereniging.

Page 114: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

114 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 3 Samen leven

CURSUS 3.4 Omgaan met verschillen

Veranderen van normen en waarden Normen en waarden in een cultuur zijn altijd aan het veranderen. Soms duurt dat een lange tijd en soms gaat het heel snel. a Hieronder zie je situaties in Nederland in de vorige eeuw met

verschillende normen. Zet per onderwerp het cijfer 1 in het vak dat eerst was en het cijfer 2 in het vak dat erna kwam.

Tv kijken Geld verdienen

Vaak zijn er meerdere tv’s in een huis. Dus kunnen kinderen kiezen wat ze willen zien.

Nu bijna elk gezin een tv heeft, kijkt men vaak samen naar schaatswedstrijden.

De vrouw zorgt voor de kinderen en het huishouden en de man verdient het geld.

In veel gezinnen hebben mannen en vrouwen een baan en moeten ze reizen naar hun werk.

b Bedenk een reden waarom normen en waarden van mensen kunnen veranderen als ze verhuizen van het platteland naar de stad.

Normen doorbreken in Nederland Lees en bekijk bron 10. De normen in een cultuur kunnen veranderen als mensen dat zelf willen. Bespreek in tweetallen hoe het zou komen dat sommige mensen willen dat Zwarte Piet verdwijnt. Schrijf dit op en gebruik daarbij de volgende woorden: respect – symbool – held – cultuur – verschil

9

10 ’Zwarte Piet kan echt niet meer. Weg ermee!’ of ‘Zwarte Piet hoort bij Nederland’. Twee meningen die tegenover elkaar staan in de discussie rond Zwarte Piet. In 2013 was het gevolg dat op sommige plekken Zwarte Piet plaatsmaakte voor Gekleurde Piet.

Bron 10

2 1 1 2

Bijvoorbeeld: In de stad zijn meer voorzieningen waardoor mensen andere activiteiten gaan ondernemen.

Ook leven er meerdere culturen doo ondernemen. Ook leven er meerdere culturen door elkaar. Op het

platteland zoeken mensen elkaar eerder op omdat ze elkaars familie kennen, elkaar vaker nodig hebben en

verder weg wonen van allerlei voorzieningen.

Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Zwarte Piet

is voor veel Nederlanders de held van het

sinterklaasfeest. Dit feest hoort bij de

Nederlandse cultuur. Anderen vinden Zwarte

Piet een symbool van slavernij. Zij zijn van mening

dat je geen respect toont voor zwarte mensen

als je nog steeds dit beeld gebruikt. Het verschil

van mening heeft te maken met verschil in

cultuur.

Page 115: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

115© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven

CURSUS 3.4 Omgaan met verschillen

Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat wat je vindt, doet en maakt, hoort bij je cultuur. Elke cultuur kent zijn eigen normen en waarden, helden, symbolen en rituelen. Als je begrip hebt voor andere mensen, toon je respect. Bij een eigen mening horen argumenten of standpunten.

Cultuurgebieden in de wereld De wereld kent verschillende cultuurgebieden. Op de kaart zijn deze aangegeven. Binnen zo’n gebied hebben de culturen van de landen overeenkomsten.

a Gebruik de atlas. Zoek de kaarten Aarde – Natuurkundig en Aarde – Staatkundig op. Zet het cijfer van de gebieden hieronder op de juiste plek in de kaart. 1 Noord-Amerika 2 Zuidoost-Azië 3 Oceanië 4 Europa 5 Latijns-Amerika

6 Oost-Azië 7 Sub-Saharalanden in Afrika 8 Rusland en Centraal-Azië 9 Midden-Oosten en Noord-Afrika 10 Zuid-Azië

b Gebruik de atlas. Zoek de kaart Aarde – Godsdiensten op. Geef voor elk cultuurgebied weer welke godsdienst het meest aanwezig is.

Cultuurgebied Godsdienst Cultuurgebied Godsdienst

Noord-Amerika Oost-Azië

Zuidoost-Azië Sub-Saharalanden

Oceanië Rusland/Centraal-Azië

Europa Midden-Oosten/Noord-Afrika

Latijns-Amerika Zuid-Azië

c In paragraaf 1 heb je geleerd over westerse cultuur en niet-westerse cultuur. Zet een kruisje bij de gebieden waarvan je denkt dat de cultuur niet-westers is. Gebruik hiervoor eventueel ook de kaarten Aarde – Ontwikkeling.

Maak de oefentoets.

11

M

Bron 11

Wereldkaart cultuurgebieden.

christendom x boeddhisme

x islam x natuurgodsdiensten

christendom x christendom

christendom x islam

x christendom/

natuurgodsdienst

x hindoeïsme

1

2

3

4

5

6

7

8

910

Page 116: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

116 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv© Noordhoff Uitgevers bv

Voetbalsupporters schelden de scheidsrechter weleens uit. Soms vechten supporters ook met elkaar of vernielen ze dingen. In deze taak ga je in groepjes van drie bedenken hoe je het respect bij supporters groter kunt maken. Je maakt een pamflet dat je in een clubhuis zou kunnen hangen met daarop de door jullie gekozen regels.

Stap 1 Groepje vormenJe gaat samenwerken met twee klasgenoten. Maak een groepje van drie.

Stap 2 Fout gedragWelk gedrag mag volgens jullie echt niet? Kruis drie dingen aan die jullie het belangrijkst vinden om aan te pakken:

vloeken en uitschelden

met wc-papier gooien

vechten

met aanstekers en flesjes gooien

over de hekken klimmen

dronken zijn

scheidsrechter, spelers en trainers bedreigen met geweld

vuurwerk afsteken

iets anders, namelijk

Stap 3 Gedragsregels Bedenk hoe je de drie gekozen regels kort zou kunnen weergeven op een pamflet.

1

2

3

Stap 4 Maak een pamflet Maak op A3-formaat een pamflet dat je zou kunnen ophangen in een clubhuis. Geef de drie gekozen regels weer en zorg dat het pamflet opvalt.

Stap 5 Presenteren aan de klasLaat je pamflet aan de klas zien en leg uit waarom je voor deze regels gekozen hebt.

Stap 6 Wat heb je geleerd?Maak de zin af. Van deze taak heb ik geleerd dat

Dit ging goed:

Dit ging minder goed:

TAAK Hoe zorg je voor respect?

Page 117: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

117Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv© Noordhoff Uitgevers bv

In deze taak kijk je naar manieren waarop mensen met elkaar omgaan. Stap 1, 3 en 4 doe je alleen. Stap 2 doe je in een groepje van twee tot vier leerlingen.

Stap 1 Beschrijf situaties uit jouw levena Beschrijf een situatie waarin iemand jou met respect behandelde.

b Beschrijf een situatie waarin jij door iemand zonder respect werd behandeld.

c Beschrijf een situatie waarin jij iemand met respect behandelde.

d Beschrijf een situatie waarin iemand door jou zonder respect werd behandeld.

Stap 2 Wat vinden jullie ervan?a Lees aan elkaar voor wat je hebt opgeschreven bij stap 1.b Lees de stellingen hieronder door en omcirkel bij elke stelling jouw

standpunt.c Discussieer nu over de drie stellingen.

Stellingen Jouw standpunt

1 Je moet mensen altijd met respect behandelen. eens / oneens

2 Alle immigranten zijn welkom in Nederland. eens / oneens

3 Nederlanders zijn anders dan niet-Nederlanders. eens / oneens

Stap 3 Waarop ga je letten?a Deze opdracht gaat over de manier waarop andere mensen met

jou omgaan. Bedenk twee dingen waarop jij voortaan wilt gaan letten.

b Hoe ga jij met andere mensen om? Bedenk twee dingen waarop jij voortaan wilt gaan letten.

Stap 4 Wat heb je geleerd?

Maak de zin af. Van deze taak heb ik geleerd dat

TAAK Levensbeschouwing Elkaar met respect behandelen

Page 118: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

118 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv

VERDIEPING Italianen in Nederland

Waar ligt het en hoe ziet het eruit?Lees bron 12 en gebruik de atlas.

a Angelo woont op Sardinië. Bij welk land hoort Sardinië?

b Zoek de kaart Europa – Staatkundig op. Hoeveel kilometers ligt Cagliari van Amsterdam

verwijderd?

Wat is er gebeurd?Gebruik bron 13 tot en met 15.a Waarom had Nederland arbeiders nodig uit Italië?

b Deze mannen moesten hun vrouw en kinderen achterlaten. Waarom mochten zij niet meekomen?

c Hoe noemen we deze mensen die in Nederland zijn komen wonen?

d Later mochten de vrouwen en kinderen van de arbeiders wel naar Nederland komen. Noteer waarom jij denkt dat dat later wel mocht.

Welk werk doen mensen?Gebruik bron 13, 16 en 17. Vul in.a Na de Tweede Wereldoorlog ging het erg goed met Nederland.

Wat wordt met die zin bedoeld?

b Er kwamen mensen naar Nederland om hier te werken. Wat voor werk

moesten die mensen doen?

c De arbeiders die naar Nederland kwamen, zouden maar kort blijven. Ze werden

gezien als gasten. Hoe noemen we deze arbeiders?

d Omcirkel het juiste antwoord. Veel Italiaanse arbeiders die naar Nederland kwamen, zijn

hier gebleven. Deze Italianen in Nederland zijn allochtonen / autochtonen.

e Na verloop van tijd gingen de gastarbeiders ander werk doen. Veel Italianen begonnen een pizzeria (bron 18). In 1974 werd in Delft de eerste pizzeria geopend. Vul het onderstaande schema in.

Oorzaak Gevolg

In Nederland komen pizzeria’s.

In Nederland komen pizzeria’s.

1

2

3

Italië.

1500 km.

Er waren niet genoeg arbeiders in Nederland voor al het werk.

Het was de bedoeling dat die mannen hier niet lang zouden blijven.

immigranten

Het werk bleek niet tijdelijk te zijn, maar langdurig. Het was menselijk om familie ook te laten

komen.

Er werd veel verkocht / Er werd veel gemaakt.

Werk in fabrieken en in mijnen.

gastarbeiders.

Gastarbeiders, waaronder Italianen, worden

naar Nederland gehaald. Na verloop van tijd

beginnen ze hun eigen restaurant.

Nederlanders komen in aanraking met de

eetgewoontes van de Italianen/ beïnvloeding.

Page 119: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

119Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv

Arbeiders gevraagd!Na de Tweede Wereldoorlog ging het erg goed met Nederland. Er werd veel geproduceerd in fabrieken. Er was veel steenkool nodig. Met steenkool wordt namelijk elektriciteit gemaakt om machines te laten werken. Er waren alleen niet genoeg arbeiders in Nederland. Ook voor de steenkoolmijnen werden arbeiders gezocht. Het was een goed idee om arbeiders uit Zuid-Europa te halen. Daar ging het niet zo goed als in Nederland en daar waren veel arbeiders werkloos.

AngeloSardinië, kerst 1956. Angelo woont op Sardinië. Het is niet de mooiste kerst van zijn leven. Angelo heeft al een tijdje geen werk meer en zijn geld raakt op. Angelo denkt aan zijn vrienden Pedro en Enrice, die naar Nederland zijn vertrokken. In de krant hadden ze gelezen dat ze daar arbeiders zochten. Er is meer dan genoeg werk, Angelo kan zo aan de slag! Angelo neemt een besluit: na de kerst gaat hij werk zoeken in Nederland.

GastenIn 1957 werkt Angelo in de mijnen in Limburg. Zijn collega’s zijn Oostenrijkers, Spanjaarden en andere Italianen. Hij heeft het erg naar zijn zin. Als hij vrij is gaat hij naar huis, waar hij samen met andere arbeiders woont. In het gebouw woonden eerst militairen. Er wonen nu wel zevenhonderd mannen in dat gebouw. Angelo slaapt met nog 17 mannen op één kamer. Eten doen ze met zijn allen in de kantine. Het is erg druk, maar ook erg gezellig. Er zijn geen vrouwen en kinderen, want de mannen komen hier alleen om te werken. Ze blijven niet in Nederland. Als het werk klaar is, gaan ze weer terug. Ze zijn een soort gasten van Nederland.

Bron 15

Ander werkToen in 1974 de mijnen moesten sluiten, bleef Angelo in Nederland wonen. Veel andere Italiaanse arbeiders deden hetzelfde. Ze vonden ander werk. Veel Italianen begonnen een Italiaans restaurant: een pizzeria. Ook in andere landen zijn Italianen op zoek gegaan naar een betere toekomst. Daarom zijn er nu in heel veel landen pizzeria’s.

Bron 16

Italiaanse mijnarbeiders in Nederland.

Italiaanse cultuur in Nederland.

Bron 17

Bron 12 Bron 13

Bron 14

Page 120: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

120 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv

Topografie

Gebruik bij opdracht 1 t/m 3 een atlas.

Landen en hoofdstedenOp de kaart hiernaast staan landen van Europa. In die landen zijn rondjes getekend.a Hieronder staat een tabel. In de tabel staan 43 landen van Europa met een nummer

ervoor. Schrijf het nummer van elk land in het juiste rondje op de kaart van Europa.b Zet nu de hoofdsteden van de landen erachter.

Land Hoofdstad Land Hoofdstad

1 IJsland 23 Griekenland

2 Ierland 24 Estland

3 Verenigd Koninkrijk 25 Letland

4 Noorwegen 26 Litouwen

5 Zweden 27 Roemenië

6 Finland 28 Bulgarije

7 Denemarken 29 Kroatië

8 Nederland 30 Bosnië-Hercegovina

9 België 31 Servië

10 Luxemburg 32 Montenegro

11 Frankrijk 33 Kosovo

12 Spanje 34 Albanië

13 Portugal 35 Macedonië

14 Duitsland 36 Wit-Rusland

15 Zwitserland 37 Oekraïne

16 Oostenrijk 38 Moldavië

17 Italië 39 Rusland

18 Polen 40 Malta

19 Tsjechië 41 Cyprus Lefkosia

20 Slowakije 42 Turkije Ankara

21 Hongarije 43 Kazachstan Astana

22 Slovenië

Aan de kustOmcirkel het juiste antwoord. a Bekijk de landen Zwitserland, Oostenrijk, Luxemburg, Tsjechië en Wit-Rusland.

1 Deze landen hebben wel / geen kustlijn.

2 Deze landen worden helemaal / voor een deel omgeven door land.

b Bekijk de landen Roemenië, Spanje, Litouwen en Turkije.

1 Deze landen hebben wel / geen kustlijn.

2 Deze landen worden helemaal / voor een deel omgeven door land.

Buiten EuropaSchrijf de letters van de volgende landen buiten Europa op de juiste plaats in de kaart.A Marokko – B Algerije – C Tunesië – D Syrië – E Georgië – F Azerbeidzjan

1

2

3

Reykjavik Athene

Dublin Tallinn

Londen Vilnius

Oslo Riga

Stockholm Boekarest

Helsinki Sofia

Kopenhagen Zagreb

Amsterdam Sarajevo

Brussel Belgrado

Luxemburg Podgorica

Parijs Prishtinë

Madrid Tirana

Lissabon Skopje

Berlijn Minsk

Bern Kiev

Wenen Chişinău

Rome Moskou

Warschau Valetta

Praag

Bratislava

Budapest

Ljubljana

Page 121: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

121Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv

Europa.

050

0km

hoof

dsta

d1 2

4

38

7

9

11

10

14

18

19

15

16

20

21

22

17

29

30

32

34

40

35

23

28

27

31

33

3836

37

26

25

5

6

24

39

43

42

41

12

AB

CD

EF

13

Page 122: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

122 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv

Cursus 1 Kleurrijk Nederland

Nederland is een multiculturele samenleving met veel verschillende culturen. Er wonen Nederlanders en niet-Nederlanders van verschillende herkomst en verschillende afkomst. Sommigen zijn allochtoon en andere autochtoon. Tussen 1950 en 1970 zijn veel immigranten naar Nederland gekomen. Deze migranten zijn voor hun eigen land emigranten. Mensen verlaten een gebied door push- of pullfactoren.

Cursus 2 De Romeinse samenleving

De Romeinen hadden tweeduizend jaar geleden een groot rijk. De mensen in het Romeinse rijk waren onderdanen van de keizer. In het noorden woonden Galliërs en Germanen. De grens van hun rijk noemden de Romeinen limes. Een deel van die grens was een natuurlijke grens, bijvoorbeeld een rivier of een berg. De Romeinse goden werden aanbeden in een tempel, waar op een altaar geofferd werd. De Romeinen waren tolerant. Deze tijd noemen we de tijd van Grieken en Romeinen, ook wel de oudheid. Andere volkeren namen veel over van de Romeinen, dit heet romanisering.

Cursus 3 Hoe werd het christendom belangrijk?

De Romeinen geloofden in verschillende goden, maar in het rijk waren ook godsdiensten met één god. Vanuit het geloof van de joden, het jodendom, ontstond het christendom. De Bijbel was het heilige boek van de volgelingen van Christus. Eerst werden de christenen onderdrukt. Latere keizers waren zelf christen. Daardoor kon de kerk, met aan het hoofd de paus, groeien. In de geschiedenis kijken we vaak naar oorzaak en gevolg van gebeurtenissen.

Cursus 4 Omgaan met verschillen

Er zijn veel verschillen tussen mensen en tussen culturen. Een cultuur kun je herkennen aan bijvoorbeeld taal, godsdienst of symbolen, helden en rituelen. Bij een cultuur horen ook normen en waarden. Respect voor je ouders is een voorbeeld van een waarde. Mensen kunnen ook verschillen van mening. Ieder standpunt heeft eigen argumenten.

Ik ben Stephan.Mijn moeder en haarfamilie wonen hier

altijd al. Mijn vader is inDuitsland geboren.

Mijn

naam is Sander.

Heel mijn fam ilie

woont al min stens

honderd jaar in deze

streek. Ik ben hier

geboren.

Hoi.Saïd is de naam.

Ik ben vernoemd naarmijn opa in Marokko. Ik ben trouwens zelf

ook in Marokko geboren.

Ik heet Aneesa. Ik ben in Nederland

geboren. Net als mijnbroertje en mijn zus.Mijn ouders komen

uit Turkije.

En ik ben Patrick. Mijnmoeder komt uit

Suriname. Mijn vaderis in Amsterdam

geboren, net als ik.

Ik ben Helen. Mijn ouders komen

uit Nederland en ik ook.

Samenvatting

Page 123: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

123Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv

Begrippen

afkomst waar je voorouders vandaan komen

allochtoon mensen die in het buitenland zijn geboren en hun kinderen

altaar plek waar je kunt offeren

argument uitleg waarom je een bepaalde mening hebt

autochtoon mensen van wie beide ouders in het land zelf zijn geboren

Bijbel heilige boek van christenen

christendom godsdienst van christenen

christenen aanhangers van het christendom

Christus koninklijke bijnaam van Jezus

cultuur wat een groep mensen vindt, doet en maakt

emigrant iemand die uit een land verhuist

Galliërs naam van volkeren in West-Europa in de tijd van de Grieken en Romeinen

Germanen naam die de Romeinen gaven aan de volkeren in Midden-Europa die niet door de Romeinen overwonnen waren

gevolg wat er gebeurt door een eerdere gebeurtenis

god(in) bovenmenselijk wezen dat door mensen wordt aanbeden

helden personen die belangrijk zijn in een cultuur

herkomst waar jij of je ouders vandaan komen

immigrant iemand die in een land komt wonen

joden aanhangers van het jodendom

jodendom godsdienst van joden

keizer vorst van het Romeinse rijk

kerk de organisatie van christenen/gebouw waar christenen samenkomen

limes grens van het Romeinse rijk

mening standpunt, wat je ergens van vindt

migrant iemand die verhuist (binnen een land of naar een ander land)

multiculturele samenleving land waar mensen van verschillende culturen samen leven

natuurlijke grens een grens die niet door mensen is gemaakt

Nederlander mensen met een Nederlands paspoort of Nederlandse identiteitskaart

normen wat iemand gewoon (normaal) vindt

onderdanen mensen waarover een vorst (zoals een keizer) de baas is

oorzaak waardoor iets gebeurt

oudheid periode van 3000 v.C. tot 500 n.C. (= tijd van Grieken en Romeinen)

paus hoogste priester van de christelijke kerk

pushfactoren omstandigheden in een gebied waardoor mensen willen vertrekken

pullfactoren omstandigheden in een gebied die mensen aantrekken

respect eerbied en waardering

rijk gebied waarover een vorst regeert

rituelen vaste handelingen die in een cultuur belangrijk zijn

romanisering andere volkeren namen de cultuur van de Romeinen over

Romeinen inwoners van Rome (en van het Romeinse rijk)

standpunt mening

symbolen woorden, tekens of voorwerpen met een speciale betekenis in een cultuur

tempel gebedshuis

tijd van Grieken en Romeinen periode van 3000 v.C. tot 500 n.C. (= oudheid)

tolerant verdraagzaam

waarde wat iemand belangrijk vindt

Page 124: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

124 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv

RekenenTest jezelf

Begrippen (cursus 1)a Omcirkel de letter voor de juiste zin.

A Een allochtoon is iemand zonder Nederlands paspoort of identiteitskaart.

B Een autochtoon is iemand van wie de ouders in ons land zijn geboren.

C Een Nederlander is iemand die in Nederland is geboren.

D Een niet-Nederlander is iemand die in het buitenland is geboren.

b Streep telkens het foute begrip door.

Omschrijving Begrip

iemand die naar het buitenland verhuist emigrant / immigrant

vanuit het buitenland in een land komen wonen emigreren / immigreren

land waar je vandaan komt herkomst / afkomst

land van je voorouders herkomst / afkomst

mensen vluchten uit hun land vanwege oorlog pushfactor / pullfactor

Multiculturele samenleving (cursus 1)Juist of onjuist? Omcirkel telkens het juiste antwoord.

1 Nederland is nog maar kort een multiculturele samenleving. juist / onjuist

2 Cultuur leer je alleen van je ouders. juist / onjuist

3 In een multiculturele samenleving leven mensen met meer culturen samen. juist / onjuist

4 In een multiculturele samenleving wonen meer allochtonen dan autochtonen. juist / onjuist

Begrippen (cursus 2)Omcirkel de letter voor de zin die juist is.

A De Grieken leerden van de Romeinen hoe ze tempels konden bouwen.

B De oudheid is een andere naam voor de tijd van jagers en boeren.

C De Grieken veroverden Italië.

D In de tijd van Grieken en Romeinen leefden Galliërs in het Romeinse rijk.

De Romeinse samenleving (cursus 2) Vul de tekst in. Kies uit: altaren – goden – godsdiensten – keizer – tempels – onderdanen

De was de baas in het Romeinse rijk.

Ze gingen tolerant om met Door de verdraagzaamheid

mochten hun eigen aanbidden.

Mensen deden dat in met beelden en

1

2

3

4

B

immigrant

emigreren

afkomst

herkomst

pullfactor

keizer

godsdiensten.

onderdanen goden

tempels altaren.

Page 125: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

125Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv

Joden en christenen (cursus 3)Juist of onjuist? Omcirkel telkens het juiste antwoord.

a Aanhangers van het jodendom geloofden in één god. juist / onjuist

b Christenen geloofden dat Jezus de zoon van hun god was. juist / onjuist

c De bisschop van Jeruzalem werd de belangrijkste Priester van de kerk. juist / onjuist

d In de Bijbel staan verhalen over Jezus. juist / onjuist

Oorzaak en gevolg (cursus 3) Hieronder staan twee gebeurtenissen. Noteer achter elke zin het juiste woord. Kies uit: de oorzaak – het gevolg

1 Constantijn gaf de christenen godsdienstvrijheid. Dit is

2 Constantijn won van Maxentius met het teken van Christus op de schilden van de

soldaten. Dit is

Begrippen (cursus 4)Vul het juiste begrip in. Kies uit: cultuur – norm – respect – waarde

Omschrijving Begrip

1 eerbied en waardering

2 wat een groep mensen doet, denkt en vindt

3 wat iemand belangrijk vindt

4 wat iemand gewoon vindt

Verschillende culturen (cursus 4)Juist of onjuist? Omcirkel telkens het juiste antwoord.

a Een woord kan een symbool van een cultuur zijn. juist / onjuist

b In een multiculturele samenleving hebben mensen dezelfde normen. juist / onjuist

c In een multiculturele samenleving zijn normen en waarden hetzelfde. juist / onjuist

Onderdelen cultuur (cursus 4)Een cultuur herken je onder andere aan symbolen, helden en rituelen. Zet achter de volgende voorbeelden of het om een symbool of een held gaat.

1 Bidden voor het eten:

2 De Nederlandse vlag:

3 Mohammed voor moslims, Jezus voor christenen:

5

6

7

8

9

het gevolg.

de oorzaak.

ritueel.

symbool.

held.

respect

cultuur

waarde

norm

Page 126: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

126 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv

Rekenen

© Noordhoff Uitgevers bv

Verschil en overeenkomst (cursus 4) Hieronder worden verschillen of overeenkomsten tussen veel Nederlanders genoemd. Wat is het? Zet een kruisje in de tweede of derde kolom.

Verschillen Overeenkomsten

1 aanhangers van het koningshuis

2 arm en rijk

3 autochtoon en allochtoon

4 donker en licht gekleurd

5 houden van feestvieren

6 houden zich aan de wet

7 joden, christenen en moslims

8 genieten van de buitenlucht

9 muziekliefhebbers

10 televisiekijkers

Standpunt en argument (cursus 4)De ouders van Aynur zeiden: ‘Wij zijn moslims en dan hoor je een hoofddoek te dragen.’Vul het juiste begrip in. Kies uit: standpunt – argument

1 ‘Wij zijn moslims.’ Dit is hun

2 ‘Dan hoor je een hoofddoek te dragen.’ Dit is hun

Samen leven (hele hoofdstuk)Bij welke periode horen de volgende uitspraken over (het gebied) Nederland? Omcirkel telkens het juiste antwoord.

1 Het is een multiculturele samenleving. onze tijd / tijd van de Romeinen / beide

2 Voor iedereen gelden dezelfde wetten. onze tijd / tijd van de Romeinen / beide

3 Mensen nemen delen van elkaars cultuur over.

onze tijd / tijd van de Romeinen / beide

4 Een volk heerst over een ander volk. onze tijd / tijd van de Romeinen / beide

5 Jezus is een held voor christenen. onze tijd / tijd van de Romeinen / beide

6 De Nederlandse vlag is een symbool. onze tijd / tijd van de Romeinen / beide

7 De Rijn is een natuurlijke grens. onze tijd / tijd van de Romeinen / beide

Maak de eindtoets.

10

11

12

M

argument.

standpunt.

x

x

x

x

x

x

x

x

x

x

Page 127: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

127Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv© Noordhoff Uitgevers bv

Werkblad 5

bij opdracht 13, cursus 2

3000 v.C.

jaar 1

500 n.C.

1000

Page 128: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

128 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv

Page 129: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

© Noordhoff Uitgevers bv 129Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv

Werkblad 6

bij opdracht 13, cursus 2

In deze opdracht plaats je afbeeldingen in de tijd.a Op het knipblad hieronder staan stukjes uit afbeeldingen uit je boek. Knip de stukjes uit.b Zoek in je boek de afbeeldingen op waar elk stukje bij hoort. Plak elk

stukje op de ju iste plaats naast de tijdbalk van werkblad 5.

Page 130: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

130 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv

Page 131: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

131Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv© Noordhoff Uitgevers bv

bij opdracht 7, cursus 2

Hier zie je een Romeinse soldaat. Voor een stevige soldaat plak je dit blad eerst op een stuk karton of dik papier. Kleur de soldaat en knip daarna alles uit. Plak het zwaard links en de dolk rechts. Lijm het schild aan de linkerhand vast. Maak de band om de helm vast en schuif de helm over het hoofd van de soldaat. Maak een stevige voet van de halve cirkel.

Werkblad 7

Page 132: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

132 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv

Page 133: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

133Vaardighedenoverzicht © Noordhoff Uitgevers bv

Vaardigheden overzicht

Bij het vak mens en maatschappij moet je dingen kennen en kunnen. Je moet bijvoorbeeld weten wat een atlas is en je moet ermee kunnen werken. Hieronder staan twintig vaardigheden die je leert als je werkt met Plein M.

Informatie verwervenInformatie haal je uit bronnen, zoals foto’s en teksten in boeken en op websites. Je onderzoekt de bron met een onderzoeksvraag. Vaak wordt een hoofdvraag verdeeld in enkele deelvragen, zoals bij de taken. Een bron is bruikbaar als je er informatie in vindt over jouw vraag.

Welke vaardigheden leer je? 1 Diverse onderzoeksvragen bedenken en

gebruiken (kerndoel 36)2 De bruikbaarheid van bronnen vaststellen

(kerndoel 39)3 Informatie uit diverse bronnen halen

(kerndoelen 39 en 40)4 ICT-vaardigheden (kerndoel 39)

Informatie verwerkenNa het verwerven van informatie, kun je deze op verschillende manieren verwerken. Je leert hoe je dat kritisch kunt doen, door te letten op meningen en op feiten: wat je zeker weet. Je leert om verschillende dingen met elkaar te vergelijken. Je let bijvoorbeeld op overeenkomsten én verschillen, of op voordelen én nadelen. Je leert dat veel dingen in verleden, heden en toekomst met elkaar te maken hebben. Je leert ook dat mensen vaak verschillend tegen dingen aankijken, in het verleden en in het heden.

Welke vaardigheden leer je? 5 Informatie kritisch beoordelen (kerndoel 39)6 Gegevens in hun context plaatsen (kerndoel 39)7 Ruimtelijke gegevens op diverse schaal

analyseren (kerndoel 41)

8 Historische indelingen gebruiken (kerndoel 37)9 Situaties en verschijnselen met elkaar

vergelijken (kerndoel 43)10 Bij ontwikkelingen vaststellen wat wel en wat

niet verandert (kerndoel 37)11 Van verschijnselen mogelijke voor- en nadelen

voor anderen noemen12 Gegevens in kaarten, schema’s en grafieken

verwerken (kerndoel 39)13 Rekenvaardigheden (kerndoel 42)14 Soorten oorzaken en gevolgen onderscheiden

en ermee rekening houden dat egenwoordige en toekomstige verschijnselen worden beïnvloed door verschijnselen in het verleden en op andere plaatsen (kerndoel 42)

15 Ermee rekening houden dat gedrag en ideeën van mensen bepaald worden door hun plaats, tijd en achtergrond (kerndoel 43)

16 Uitleggen wat de leerstof te maken heeft met het eigen leven

17 In eigen ervaringen en in de eigen omgeving maatschappelijke keuzes herkennen

18 Conclusies trekken (kerndoel 36)

Informatie verstrekkenNa het verwerven en verwerken van informatie leer je om je eigen mening te vormen. Als je een eigen standpunt inneemt, moet je dit kunnen uitleggen met argumenten: goede redenen. Bij de taken leer je om zelf informatie te verstrekken, bijvoorbeeld in een product of in een presentatie.

Welke vaardigheden leer je? 19 Een standpunt innemen en met argumenten

uitleggen (kerndoel 36)20 Gegevens in diverse producten en

presentatievormen verwerken (kerndoel 39)

Page 134: Plein M · 2019. 9. 19. · Inhoud Hoe werk je met Plein M? 4 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5 Introductie 6 Cursus 1.1 Werken met kaarten 8 Cursus 1.2 Werken met een atlas 14 Cursus

134 © Noordhoff Uitgevers bv

37 Tijdvakken, kenmerkende aspecten en canonvensters Tijd van jagers en boeren - de levenswijze van jager-verzamelaars (cursus 2.2) - het ontstaan van de landbouw en landbouwsamenlevingen (cursus 2.3) - hunebedbouwers (cursus 2.3) Tijd van Grieken en Romeinen - de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur en de confrontatie met

de Germaanse cultuur (cursus 3.2) - het christendom in het Romeinse Rijk: van verboden tot enig toegestane

godsdienst (cursus 3.3) - de Romeinse limes (cursus 3.2)

38 Beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld (cursussen 1.1, 1.2 en 2.1)

41 De leerling leert de atlas als informatiebron te gebruiken en kaarten te lezen en te analyseren om zich te oriënteren, zich een beeld van een gebied te vormen of antwoorden op vragen te vinden.

42 Werk en zorg, wonen en recreëren, consumeren en budgetteren, verkeer en milieu (cursus 2.4)

43 Overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland (cursussen 3.1 en 3.4)

46 Verdeling van welvaart en armoede over de wereld (cursussen 2.1 en 2.4)

Zie ook de vermelde kerndoelen in het vaardighedenoverzicht op bladzijde 133.

Kerndoelen

Kerndoelen

BronvermeldingBeeldresearch: B en U International Picture Service,

AmsterdamShutterstock: p. 4 (b), 32Hollandse Hoogte, Amsterdam: p. 5, 50 (1), 56 (9), 60, 61,

62, (15), 68, 69 (22), 71, 72, 89, 113 (25), 113 (26), 114, 116, 119 (17)

Teun Berserik, Den Haag: p. 6, 2, 48, 90, 92 (1)Image Select, Wassenaar: p. 8 (1)Google Maps: p. 8 (2), 13 (1, 2), 14 (9), 35 (11)Data SIO, NOAA, U.S. Navy, NGA, GEBCO, Landsat:

p. 13 (l)Merlijn Michon Fotografi e, Amsterdam: p. 14 (8), 96Noordhoff Uitgevers, Groningen: p. 27 (22), p. 28 (24, 25),

66, 98Wikimedia Commons: p. 25 (5), 103, 102 (15)NASA: p. 25 (6)Brevis Narratiosorum, J. Lemoyne de Morgues, Service

Hydrographique de la Marin, Giraudon: p. 28 (26)Rijksmuseum, Amsterdam: p. 28 (27)Photographie Bulloz, Parijs: p. 29 (28)Walker Art Gallery, Liverpool: p. 29 (29)The Art Archive / Daglo Orti: p. 30 (30)Spaarnestad Photo, Den Haag: p. 30 (31)Henk Botter, Alphen aan den Rijn: p. 35 (8)Collectie Stadsarchief Rotterdam: p. 35 (10, 12)

EduGIS, 2012: p. 35 (13)ANP Photo, Rijswijk: p. 47, 77 (11, 12)Nationale Beeldbank, Amsterdam: p. 50 (2)Corbis: p. 53Corbis/TCS,Amsterdam: p. 54 (6)Novum/ WFA, Amsterdam: p. 56 (8)Jabbaren Saharo: p. 57Big Balloon / Thom Roep en Co Loerakker: p. 58, 64,

99 (9), 110Image Select, Wassenaar: p. 59, 109, 111www.bmimages.com: p. 62 (14)Rijksmuseum voor Oudheden, Leiden: p. 65, 101 (13) B en U, Amsterdam: p. 67, 106www.techniekbeeldbank.nl: p. 69 (21)De Beeldkuil, Breda: p. 70 (23)Imageshop: p. 75Hotel-Restaurant Le Lascaux: p. 77 (14)Visual Photo Design, Weurt: p. 92 (2)Picture Box / Foto Natura, Wormerveer: p. 93Les Editions Albert René, Parijs: p. 100Scala, Florence: p. 102 (14)Fotografi e Gerline Schrijver, Zwolle: p. 102 (16)Germanisches Nationalmuseum, Neurenberg: p. 104, 105Getty Images: p. 108Spaarnestad Photo / Nationaal Archief, Den Haag: p. 119 (14)