PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

91
Universiteit Gent Academiejaar: 2013-2014 ONDERZOEK NAAR DE NEGENTIENDE-EEUWSE PUBLICATIE PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES PRINCIPALES VILLES DE LA BELGIQUE VAN DE ARCHITECT AUGUSTE CASTERMANS Volume I: Tekst Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen, voor het verkrijgen van de graad van Master, door Edith Willekens (01002436). Promotor: prof. dr. Linda Van Santvoort

Transcript of PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

Page 1: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

Universiteit Gent

Academiejaar: 2013-2014

ONDERZOEK NAAR DE NEGENTIENDE-EEUWSE PUBLICATIE

PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES

ET DES PRINCIPALES VILLES DE LA BELGIQUE

VAN DE ARCHITECT

AUGUSTE CASTERMANS

Volume I: Tekst

Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte,

Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen,

voor het verkrijgen van de graad van Master,

door Edith Willekens (01002436).

Promotor: prof. dr. Linda Van Santvoort

Page 2: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

Woord vooraf

Een studie wijden aan een onderzoeksobject uit het verleden schept hiermee een bijzondere

band. Mijn tijdreis resulteerde in een quasi ‘reële’ kennismaking met de 19de-eeuwse

platenbundel Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique en

met de vervaardiger, de architect Auguste Castermans. Het genereerde een blijvende

nieuwsgierigheid en bewondering. Omgekeerd meen ik dat het voor Auguste Castermans zelf

een hele eer is dat er, ruim anderhalve eeuw na de realisatie van zijn Parallèle, zo’n

diepgaande belangstelling voor zijn werk heerst. Sterker nog, het woord ‘parallèle’ uit de titel

kreeg in deze studie zijn betekenis terug. Vanwege het schaarse bronmateriaal dat over het

werk bewaard is gebleven, bevat dit onderzoek een letterlijke vergelijking tussen de platen

van de publicatie.

Net zoals de Parallèle, die bestaat uit een inleiding en een platenbundel, presenteert deze

verhandeling zich als een combinatie van tekstgedeelte en bundel met bijlagen en

afbeeldingen. Deze laatste is eveneens een opvallend lijviger volume en met reden. Hij

stoffeert, waar nodig, de tekst en verduidelijkt visueel de argumentatie die hierin is

uitgeschreven. Zo vormt dit tweede volume een ‘doordachte’ selectie van ontwerpen uit de

publicatie die in overeenstemming met Castermans’ intentie als ‘inspiratiebron’ kunnen

dienen voor verder onderzoek naar de 19de-eeuwse architectuurpraktijk uit België en die

goesting doen krijgen om ook de Parallèle zelf eens ter hand te nemen.

Tot slot, wil ik graag de personen bedanken die de totstandkoming van dit onderzoek mee

mogelijk maakten en die me tijdens het neerschrijven ervan hebben gesteund. In het bijzonder

uit ik dank aan mijn promotor, prof. dr. Linda Van Santvoort, voor het aanreiken van het

boeiende onderwerp en voor de begeleiding en constructieve feedback gedurende het

onderzoek.

Page 3: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

Inhoudsopgave

Woord vooraf

Inhoudsopgave

Inleiding 1

Lijst met gebruikte afkortingen 4

DEEL I: METHODIEK 5

I.1.Status quaestionis 5

I.2. Publicaties 7

I.2.1. Eigentijdse vakliteratuur 7

I.2.2. 19de-eeuwse publicaties 9

I.3. Bronnen 11

I.3.1. Archiefbronnen 11

I.3.2. Iconografische bronnen 13

I.3.3. Internet als bron 13

DEEL II: SITUERING VAN DE PARALLÈLE BINNEN CASTERMANS’ OEUVRE 15

II.1. Biografie 15

II.2. Oeuvre 18

II.2.1. Architectuurpraktijk 18

II.2.1.1. Woonarchitectuur 18

II.2.1.2. Religieuze architectuur 20

II.2.1.3. Funeraire architectuur 21

II.2.2. Architectuurpublicaties: de Parallèle 22

II.3. Tussentijds besluit 23

DEEL III: SITUERING VAN DE PARALLÈLE BINNEN HAAR

ONTSTAANSCONTEXT 24

III.1. De maatschappelijke en architecturale ontwikkelingen in de 19de eeuw 24

III.1.1. Effect van de maatschappelijke ontwikkelingen op de architectuur:

het ontstaan van het eclecticisme 24

III.1.2. Architecturale ontwikkelingen: de eclectische architectuurpraktijk 25

III.2. Situering van de Parallèle binnen de 19de-eeuwse traditie van

architectuurpublicaties 28

III.2.1. Soorten architectuurpublicaties 28

III.2.2. Vergelijking van de Parallèle met soortgelijke publicaties 30

Page 4: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

III.2.2.1. Vergelijking met de Parallèle van Calliat 30

III.2.2.2. Vergelijking met de Choix van Goetghebuer 32

III.2.2.3. Vergelijking met andere contemporaine publicaties 34

III.3. Tussentijds besluit 35

DEEL IV: DE PARALLÈLE ZELF ONDER DE LOEP 36

IV.1. De productie van de Parallèle 36

IV.1.1. Uitgever 38

IV.1.2. Tekenaar 41

IV.1.3. Graveur 45

IV.2. Analyse van de platen 46

IV.2.1. Locatie 48

IV.2.2. Typologie 50

IV.2.3. Voorstellingswijze 51

IV.2.4. Architecten 54

IV.2.4.1. De uitgekozen architecten 55

IV.2.4.2. De uitgekozen projecten 58

IV.3. Impact van de Parallèle 63

IV.3.1. Contemporaine receptie 63

IV.3.1.1. Verspreiding 63

IV.3.1.2. Receptie 64

IV.3.1.3. Gebruik 65

IV.3.2. Hedendaagse relevantie 69

IV.4. Tussentijds besluit 69

DEEL V: BESLUIT 71

Bibliografie 75

Publicaties 75

Archiefbronnen 85

Internetbronnen 86

Bijlagen Volume II

Afbeeldingen Volume II

Page 5: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

1

Inleiding

De 19de eeuw wordt gekenmerkt door complexe, maar uiterst fascinerende, architecturale

ontwikkelingen. Er werd in deze periode grondig over architectuur nagedacht en er werden

meer gebouwen opgetrokken dan ooit tevoren. Theorievorming en praktijk werkten elkaar

voortdurend in de hand en evolueerden snel. De architectuurproductie werd gestimuleerd door

grootschalige stadsuitbreidingen en -saneringen. De hang naar stadsverfraaiing en naar het

uitdrukken van zowel identiteit als tijdgeest zetten aan tot theoretische reflectie. De

architectuur verkeerde in een positie tussen de historische idealen en de potenties van de

moderniteit. Beide uitersten werden met elkaar verzoend door enerzijds terug te grijpen naar

historische vormentalen en door anderzijds nieuwe bouwmaterialen en -technieken gretig aan

te wenden. De veelheid aan historische stijlen leidde echter tot diverse meningen en posities

en zorgde ervoor dat tal van stijlstromen gelijktijdig het licht zagen. Er ontstonden neostijlen,

zoals het neoclassicisme, de neogotiek en de neorenaissance, waarin zuiver naar één enkele

historische stijl werd teruggegrepen. Tegelijkertijd ontstond het eclecticisme, een mengstijl

waarbij elementen uit het volledige, historische vormenvocabularium werden samengebracht

in eenzelfde gebouw of oeuvre. Vanwege deze overvloed ontwikkelde er zich een

architectuurdebat over welke stijl de waarden van de tijd het best incorporeerde.

Architectuurpublicaties leverden een belangrijke bijdrage tot deze discussie en sloegen een

brug tussen theorievorming en praktijk.1

Binnen deze context vervaardigde de Luikse architect Auguste Castermans (1828-1881)

tussen 1852 en 1869 het platenalbum Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales

villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans,

élévations, coupes & détails intérieurs et extérieurs2 (in het vervolg afgekort tot Parallèle).

3

Deze architectuurpublicatie bestaat uit twee volumes van elk 120 platen, waarop eclectische

architectuur wordt afgebeeld die sinds 1830 in geheel België werd ontworpen door

verschillende architecten. Er worden in de Parallèle overwegend woonprogramma’s

gepresenteerd, maar ook enkele andere architecturale typologieën komen erin aan bod. Van al

deze gebouwen wordt een divers aanbod aan architecturale elementen getoond die op secure

wijze zijn afgebeeld. De platenbundel wordt voorafgegaan door een inleiding en een

frontispice en elk volume bevat een titelplaat en inhoudstafel. In de inleiding zet Castermans

de architecturale ontwikkelingen van de 19de eeuw uiteen en verantwoordt hij de keuze van

de geselecteerde ontwerpen. Hij wijst er tevens op het belang van zijn publicatie voor de

architectuurpraktijk. Het wezenlijke doel van de Parallèle was om als inspiratiebron te dienen

voor architecten en bouwheren door de platen met contemporaine architectuur naast elkaar te

leggen en onderling te vergelijken.

1 Françoise Dierkens-Aubry, “De eeuw van het eclecticisme ingeleid,” in De 19de eeuw in België: architectuur

en interieurs (Tielt: Lannoo, 1994), 11-35; Jos Vandenbreeden, “Eclecticisme,” ibid., 87-120; Anne Van Loo,

“De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden,

red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 18-32. 2 Auguste Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites

depuis 1830 jusqu’a nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieures et extérieurs, 2

vols. (Parijs&Luik: E. Noblet, 1852-69). 3 Dirk Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” ibid., 196.

Page 6: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

2

In de bestaande vakliteratuur wordt de Parallèle dikwijls als bron ingeroepen. De inleidende

tekst en de platen zijn beide erg gegeerd voor de studie van de 19de-eeuwse

architectuurpraktijk en worden dan ook dikwijls geciteerd en ter illustratie ingezet. Ondanks

de breed gedragen interesse voor deze Parallèle in de architectuurhistoriografie ontbrak een

uitvoerige studie van de publicatie. Deze verhandeling beoogt dan ook de Parallèle in haar

volledigheid te onderzoeken om een ruimer inzicht in het werk te bieden. Concreet is het de

bedoeling om de totstandkoming van het werk na te gaan en om de waarde van de publicatie

in de 19de eeuw te achterhalen.

Tijdens het onderzoek naar de Parallèle werd een schaarste aan archiefbronnen met

betrekking tot het onderzoeksobject vastgesteld. Er werden noch van Auguste Castermans,

noch van de uitgeverij archiefdocumenten teruggevonden. Hierdoor werd de Parallèle zelf het

vertrekpunt voor deze studie en werden voornamelijk eigentijdse vakliteratuur en

19de-eeuwse publicaties aangewend om het werk te doorgronden.

De noodzaak om voor dit onderzoek te vertrekken vanuit de publicatie zelf, heeft de

klemtonen en de structuur van deze verhandeling bepaald. Het onderzoek naar de

totstandkoming en de waarde van de Parallèle splitst zich op in drie onderzoeksdelen

(Deel II, III en IV), voorafgegaan door een toelichting van de gehanteerde methodiek (Deel I)

en eindigend in een besluit (Deel V). Per onderzoeksdeel wordt de Parallèle op een specifieke

wijze ter hand genomen, gaande van globaal naar diepgaand. In het eerste onderzoeksdeel

wordt de publicatie in haar totaliteit benaderd (Deel II) om in de twee daaropvolgende

onderzoeksdelen geleidelijk in te zoomen op de onderdelen van de Parallèle, namelijk op de

beknopte inleiding (Deel III) en op de platenbundel zelf, die de kern van het werk uitmaakt

(Deel IV). De aanpak van globaal naar detail maakt dat dit laatste onderzoeksdeel opvallend

lijviger is dan de twee voorgaande. Ook inhoudelijk is deze benaderingswijze van belang

gebleken. In elk van de drie onderzoeksdelen worden complementaire puzzelstukken geleverd

om de uiteindelijke waarde van de Parallèle te vatten en om een totaalbeeld te krijgen van de

redenden van totstandkoming van dit werk. De inhoud van de drie onderzoeksdelen wordt

hieronder kort toegelicht.

In het eerste onderzoeksdeel (Deel II) worden de totstandkoming en de waarde van de

Parallèle binnen de loopbaan en het oeuvre van de vervaardiger nagegaan. Het platenalbum is

de meest bekende realisatie van de architect Auguste Castermans. Verder is er over deze

architect weinig geweten. Dit onderzoek vormt dan ook een uitgelezen gelegenheid om het

leven en werk van de man in kaart te brengen, teneinde de Parallèle hierbinnen te situeren. In

dit onderzoeksdeel wordt er een levensschets van Auguste Castermans voorzien en wordt zijn

architecturale oeuvre gereconstrueerd. Hier wordt er voor het eerst kennis gemaakt met de

globale inhoud van de Parallèle.

In het tweede onderzoeksdeel (Deel III) worden de totstandkoming en de waarde van de

Parallèle binnen haar ontstaanscontext bestudeerd. Met de globale inhoud van de publicatie in

het achterhoofd, wordt de Parallèle ten eerste binnen de maatschappelijke en architecturale

ontwikkelingen gesitueerd, meer bepaald binnen het eclecticisme. Enkele factoren die de

eclectische architectuurpraktijk in de hand werkten, worden op de inleiding van de Parallèle

Page 7: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

3

betrokken om het ontstaan en de inhoud van het werk beter te vatten. Ten tweede wordt het

platenalbum gepositioneerd binnen de publicatietraditie van de 19de eeuw. Er wordt nagegaan

welke soorten publicaties er in omloop waren en hoe de Parallèle zich hiertoe verhoudt.

Vervolgens wordt een globale vergelijking van de Parallèle met soortgelijke publicaties

doorgevoerd om inzicht te krijgen in de eigenheid van het werk.

In het derde en meest omvangrijke onderzoeksdeel (Deel IV) worden de totstandkoming en de

waarde van de Parallèle ‘an sich’ onderzocht. Achtereenvolgens worden de productie, de

inhoud en de impact van het werk onthuld. Aangaande de productie wordt er licht geworpen

op de wijze waarop de Parallèle werd gepubliceerd en op de personen die bij de realisatie van

het werk betrokken waren, namelijk de uitgever, de tekenaar en de graveur. Met betrekking

tot de inhoud van de Parallèle wordt een kwantitatieve en kwalitatieve analyse gemaakt van

de vier te onderscheiden deelaspecten uit de inhoudstafel, namelijk de locatie, de typologie,

de voorstellingswijze en de architect. Voor dit laatste aspect wordt nog verder ingezoomd op

de opgenomen architecten en projecten om de relevantie van de selectie van Castermans na te

gaan. Tot slot wordt de impact van de Parallèle onder de loep genomen door de verspreiding,

de receptie en het gebruik van de platenbundel in de 19de eeuw te achterhalen en door de

hedendaagse relevantie van het werk na te trekken.

Dit onderzoek naar de Parallèle van Auguste Castermans is een eerste poging om, vanuit de

drie vooropgestelde benaderingswijzen, een grondiger inzicht te krijgen in deze begeerde

bron. Tevens wil deze studie verder onderzoek naar en met behulp van de Parallèle

stimuleren.

Deze verhandeling bevat naast dit volume met tekst een tweede volume met afbeeldingen en

bijlagen. Deze laatste bevat van de Parallèle enkel de platen die de argumentatie in dit

tekstgedeelte onderbouwen. De volgorde waarin de afbeeldingen gepresenteerd worden, volgt

de chronologie van de tekst.

Page 8: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

4

Lijst met gebruikte afkortingen

AARBAL: Archief van de Académie Royale des Beaux-Arts van Luik

AEL: Archives de l’Etat de Liège

AOE: Agentschap Onroerend Erfgoed

CADCRMSF: Centre d’Archives et de Documentation van de Commission Royale des

Monuments, Sites et Fouilles

Choix: Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des

Pays-Bas, (1817-1827).

CRM: Commission Royale des Monuments

Journal: Journal de l’architecture et des arts relatifs à la construction (1848-1851); Journal

belge de l’architecture et de la science des constructions (1853-1856).

KIK: Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium

Parallèle: Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique,

construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes & détails

intérieurs et extérieurs (1852-1869).

Revue: Revue générale de l’architecture et des travaux publics (1840-1890).

RH: Rijksarchief van Hasselt

SAVL: Service des Archives de la Ville de Liège

SCAB: Société Centrale d’Architecture de Belgique

SLA: Sint-Lukasarchief

SUA: Société l’Union des Artistes

GSZD: Gents Stadsarchief de Zwarte Doos

Page 9: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

5

DEEL I: METHODIEK

I.1.Status quaestionis

Er bestaat geen monografische studie van de Parallèle van Auguste Castermans en zowel naar

deze publicatie als naar de vervaardiger ervan werd nog nauwelijks onderzoek verricht. De

enige publicatie waarin een beperkte studie van de Parallèle is terug te vinden, is Architectuur

en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw4 van Yves Schoonjans. In dit

werk onderzoekt Schoonjans de theoretische oorsprong van het architecturaal eclecticisme en

wijst hij op het belang van architectuurpublicaties met platen binnen deze stijlstroming. Hij

schuift daarbij de Parallèle van Castermans als een Belgisch voorbeeld naar voren.

Schoonjans benut de inleiding van de publicatie om de wetenschappelijke ambitie die aan de

vervaardiging van dergelijke platenbundels ten grondslag ligt, te duiden. Verder interpreteert

de auteur het begrip ‘parallèle’ uit de titel en licht aan de hand daarvan het gebruik van het

platenalbum toe. Ten slotte definieert Schoonjans de Parallèle als een voorbeeldboek op basis

van de kenmerken van de platen.5

Daarnaast is er in het Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden6 een

beknopte biografie van Auguste Castermans opgenomen, geschreven door Dirk Van de

Vijver. Hierin wordt de Parallèle als belangrijkste verdienste van de architect voorop gesteld.

De inhoud van de prentenreeks wordt kort toegelicht en uit de inleiding wordt het doel dat

Castermans met het verspreiden van dit werk voor ogen had, afgeleid. Tevens wordt de

Parallèle vergeleken met de publicatie Choix des monumens, édifices et maisons les plus

remarquables du Royaume des Pays-Bas7 van Pierre-Jacques Goetghebuer (1788-1866), die

tot stand kwam tussen 1817 en 1827 en als voorloper beschouwd wordt.8 Verder worden er

nog enkele architecturale verwezenlijkingen van Castermans opgesomd.9

Tot slot wordt een woning uit het oeuvre van Castermans belicht in het artikel Tot meerdere

glorie van de bulldozer10

dat in 1999 verscheen in het architectuurtijdschrift Woonstede door

de eeuwen heen. Het betreft een huis dat gebouwd werd aan de Rue Louvrex in Luik, waarvan

vele platen zijn opgenomen aan het einde van het eerste volume van Castermans’ publicatie.

Het artikel kwam tot stand ten gevolge van de sloop van het pand. Er wordt een grondige

studie van de voorgevel doorgevoerd waarbij ook de platen uit de Parallèle worden

4 Yves Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw (Gent: A&S,

2007). 5 Ibid., 100-58.

6 Anne Van Loo, red. Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden (Antwerpen: Mercatorfonds,

2003). 7 Pierre-Jacques Goetghebuer, Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des

Pays-Bas (Gent: Imprimerie de A.B. Stéven, 1817-1827). 8 Dirk Van de Vijver schreef zelf een proefschrift over deze publicatie:

Dirk Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du

Royaume des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830)” (lic.

diss., K.U. Leuven, 1992). 9 Dirk Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden,

red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 196. 10

M.L. Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” Woonstede door de

eeuwen heen, nr. 121 (1999): 36-39.

Page 10: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

6

betrokken. Tevens wordt er vermeld dat er opzoekingswerk werd verricht naar Auguste

Castermans, maar dat dit amper resultaat opgeleverde.

Ofschoon de Parallèle nog niet aan een fundamenteel onderzoek is onderworpen, wordt de

publicatie dikwijls als bron aangewend in de architectuurhistoriografie en worden de platen

naar believen ter illustratie ingezet. In de vakliteratuur van de 20ste

eeuw wordt er voor het

eerst naar de Parallèle verwezen in de publicatie Alphonse Balat: architecte du roi 1819-

189511

die dateert van 1956. In dit werk wordt gerefereerd naar twee projecten in de Parallèle

van twee verschillende architecten en wordt zelfs een fragment uit de inleiding van de

publicatie geciteerd om de context waarin Balat werkzaam was te schetsen.12

Ruim twee

decennia later werd opnieuw de aandacht op de Parallèle gevestigd in de twee

tentoonstellingscatalogi Brussel, breken, bouwen: architectuur en stadsverfraaiing 1780-

191413

en Poelaert en zijn tijd14

. In de eerste catalogus worden de platen uit de publicatie

ingezet ter illustratie van de 19de-eeuwse bouwpraktijk in België, in de tweede catalogus

wordt voor enkele Brusselse architecten aangegeven dat er ontwerpen van hen in Parallèle

zijn opgenomen.15

Daarnaast werd de Parallèle gebruikt door Alfred Willis in zijn

doctoraatproefschrift Flemish Renaissance revival in Belgian architecture (1830-1930)16

om

aan te tonen dat Neo-Vlaamse renaissance reeds tussen 1830 en 1870 in de Belgische

architectuur ingang vond. In de publicatie Académie de Bruxelles: deux sciècles

d’architecture17

wordt aangehaald dat de Parallèle “de nombreux examples de façades

éclectiques dont les motifs sont empruntés à la Renaissance du Nord” bevat, een tendens die

volgens Castermans sinds 1830 ingang vond in de architectuurpraktijk. Castermans geeft in

zijn inleiding echter aan dat er lang werd getreuzeld om de historische stijlen gezamenlijk in

te zetten in de zoektocht naar een eigentijdse stijl. Deze opmerking wordt in de publicatie

beschouwd als een indirecte kritiek op de onderwijsmethode van de architect François Tilman

Suys, die een afwachtende houding aannam tegenover de ambitie om een nieuwe stijl te

creëren.18

Verder wordt Castermans’ publicatie in het overzichtswerk De 19de eeuw in

België: architectuur en interieurs19

tot één van de boeken gerekend die een belangrijke rol

heeft gespeeld in het aanwakkeren van de competitiegeest in de 19de eeuw.20

In het

11

Jules Clément, Alphonse Balat: architecte du roi 1819-1895 (Brussel: Paleis der Academiën, 1956). 12

Er wordt verwezen naar het Maison rue des Arts te Brussel van Joseph Jonas Dumont (vol.1, pl.1-4) en naar

Hôtel Goethals te Brussel van Jean-Pierre Cluysenaar (vol.1, pl.58-60).

Uit: Ibid., 9, 11, 13. 13

“Brussel, breken, bouwen: architectuur en stadsverfraaiing 1790-1914,” (Brussel: Gemeentekrediet van

België, 1979). 14

Richard Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” (Brussel: Gemeentekrediet van België, 1980). 15

Het betreft de architecten Alphonse Balat, François Coppens, Jean-Pierre Cluysenaar, Joseph Jonas Dumont,

en Tilman François Suys. Er wordt wel niet naar al hun ontwerpen verwezen die in de Parallèle voorkomen.

Daarnaast komen ook de architecten Hendrik Beyaert en Wijnand Janssens in dit overzichtswerk aan bod. Hun in

de Parallèle opgenomen projecten worden echter niet aangehaald.

Uit: Ibid. 16

Alfred Willis, “Flemish Renaissance revival in Belgian architecture (1830-1930)” (doct. diss., Columbia

Univeristy, 1985). 17

Jean-Paul Midant, red. Académie de Bruxelles: deux siècles d’architecture (Brussel: Archives d'architecture

moderne, 1989). 18

Ibid., 196. 19

Jos Vandenbreeden et al., De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs (Tielt: Lannoo, 1994). 20

Françoise Dierkens-Aubry, “De eeuw van het eclecticisme ingeleid,” in De 19de eeuw in België: architectuur

en interieurs (Tielt: Lannoo, 1994), 12-14.

Page 11: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

7

Repertorium wordt de idee hernomen dat de Parallèle aantoont dat er in de architectuur sinds

1830 eclectische alternatieven werden uitgedacht voor het neoclassicisme.21

Recent werd nog

uitvoerig naar de Parallèle verwezen in het artikel Brusselse woonarchitectuur 1840-1914,

geschreven door Linda Van Santvoort en gepubliceerd in een extra nummer van het tijdschrift

Brussel Erfgoed.22

Hierin wordt benadrukt dat Castermans met zijn publicatie de eigenheid

van de architectuur van België als jonge natie proclameert. Tot slot werd de Parallèle reeds

benut om oeuvres van 19de-eeuwse architecten te reconstrueren.23

Uit deze status quaestionis blijkt dat de Parallèle als een belangrijke bron wordt beschouwd

voor het onderzoek naar de 19de-eeuwse architectuur in België. De publicatie zelf werd

echter nooit gedegen bestudeerd en de effectieve betekenis ervan werd dus nog niet

nagetrokken. Deze vaststelling indachtig beoogt deze verhandeling een doorgedreven studie

naar uiteenlopende aspecten van de Parallèle te voorzien om de intrinsieke waarde van het

werk te achterhalen.

I.2. Publicaties

Zoals reeds werd aangegeven in de status quaestionis is er geen literatuur over de Parallèle

zelf voorhanden, afgezien van de publicatie van Schoonjans die het werk kadert binnen de

theoretische denkbeelden van de eclectische architectuurpraktijk. Wel bestaan er diverse

publicaties die op een of andere manier betrekking hebben op de Parallèle en die zo een

bijdrage leverden om het werk te doorgronden. Het betreft eigentijdse vakliteratuur over de

19de-eeuwse architectuurpraktijk en 19de-eeuwse publicaties. Hieronder worden de

voornaamste publicaties besproken en wordt aangegeven welke bijdrage ze leverden.

I.2.1. Eigentijdse vakliteratuur

Het Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden24

was een erg bruikbare

bron voor dit onderzoek omwille van verschillende aspecten. Vooreerst geeft het werk een

bondige en heldere beschrijving van de architectuurhistorische context waarbinnen de

Parallèle tot stand kwam. Daarnaast bevat het Repertorium biografieën en bibliografieën van

de meeste architecten waarvan gebouwen in de Parallèle zijn opgenomen. Deze vormden een

21

Anne Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” in Repertorium van de architectuur in België van

1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 24. 22

Linda Van Santvoort, “Brusselse woonarchitectuur 1840-1914,” Erfgoed Brussel. Het erfgoed schrijft onze

geschiedenis (Brussel: Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dienst Monumenten en Landschappen, 2013): extra

nummer, 141-59. 23

Flavio Di Campli, Jean-Charles Delsaux (1821-1893), architecte provincial (Herstal: Musée communal

herstalien, 1988); Linda Wylleman, “Architect Adolphe-Edouard-Theodore Pauli 1820-1895” (lic. diss.,

Universiteit Gent, 1972-1973); J. Vanderperren en J. Victoir, Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau

(Deurle: De Dijle, 1992); Veerle Meul, “Jozef Schadde (1818-1894): provinciale architect van het

arrondissement Mechelen van 1853 tot 1869. Een onderzoek naar neogotiek en eclectisme in de landelijke

kerkelijke architectuur van de provincie Antwerpen” (lic. diss., K.U. Leuven, 1992); Laurence Ancion, “Émile

Vierset-Godin: Un architecte Hutois du XIXe siècle” (lic. diss., Universiteit van Luik, 1995); Bart Van Laeken,

“De politiecommissariaten van Pieter Dens (1863-1884), Antwerps stadsarchitect” (lic. diss., Universiteit Gent,

1996); Fanny Dominique, “Julien-Etienne Rémont, ingénieur-architecte (1800-1883)” (lic. diss., Universiteit van

Luik, 2003). 24

Van Loo, Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden.

Page 12: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

8

nuttige uitvalsbasis voor de analyse van de inhoud van de publicatie. De biografie van

Auguste Castermans zelf was minder van nut aangezien de informatie daaruit quasi integraal

werd overgenomen uit de 19de-eeuwse publicatie Liège: histoire, arts, lettres, sciences,

industrie, travaux publics25

(zie I.2.2 Negentiende-eeuwse publicaties), waar in de bibliografie

naar doorverwezen wordt.

Twee andere belangrijke overzichtswerken over de 19de-eeuwse architectuur in België die tot

dit onderzoek bijdroegen, zijn Poelaert en zijn tijd26

en De 19de Eeuw in België: architectuur

en interieurs.27

De eerste publicatie zoomt in op diverse 19de-eeuwse architecten, waarvan

sommigen ook een plaats in Castermans’ publicatie kregen. Dit werk hielp voornamelijk bij

de analyse van de in de Parallèle opgenomen ontwerpen. In de tweede publicatie wordt de

19de-eeuwse architecturale context geschetst en worden de verschillende stijlstromingen uit

deze tijdspanne, waaronder het eclecticisme, uitgebreid besproken en van voorbeelden

voorzien. Het werk deed de complexiteit van de architecturale productie in de 19de eeuw

vatten en liet toe de Parallèle hierbinnen te situeren.

De inventarisatiereeksen van het onroerend erfgoed van Vlaanderen,28

Brussel29

en Wallonië30

werden geraadpleegd om informatie te verzamelen over de gebouwen die in Castermans’

publicatie zijn opgenomen. Deze zoekpiste leverde echter weinig interessante informatie op.

Vele van de eclectische woningen uit de Parallèle zijn vandaag gesloopt of werden ten tijde

van de inventarisatiecampagne niet geregistreerd als waardevol onroerend erfgoed. Wel

werden er nog enkele overeind staande kerken van Auguste Castermans getraceerd in de

Vlaamse inventaris. De inventaris Liège: patrimoine architectural et territoires de Wallonie31

25

Eugène M. O. Dognée et al., Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics (Liège: Impr. et

lithogr. de J. Daxhelet, 1881). 26

Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd.” 27

Vandenbreeden et al., De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs. 28

Suzanne Van Aerschot et al., Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen: inventaris van het bouwkundig

erfgoed, 55 vols. (Brussel: Vlaamse Overheid, 1971-2005). 29

Suzanne Van Aerschot et al., Bouwen door de eeuwen heen in Brussel: inventaris van het cultuurbezit in

België, 3 vols. (Luik: Mardaga, 1989-1994).

Deze reeks beperkt zich tot de binnenstad van Brussel. Daarnaast bestaat er nog een publicatie van de

inventarissen van de gemeente Sint-Joost-Ten-Node en van de gemeente Etterbeek:

Karin Depicker et al., Sint-Joost-Ten-Node (s.l.: IPS Uitgevers, 1997).

Cathy De Neef et al., Etterbeek (s.l.: IPS Uitgevers, 1997).

Uit: “Publicaties: Reeks Inventarissen van het monumentale erfgoed van België,” laatst geraadpleegd op 15 april

2014, http://www.monument.irisnet.be/nl/sensibi/pubinv.htm. 30

Ghislaine de Bievre et al., Le patrimoine monumental de la Belgique: Wallonie, 23 vols. (Luik: Mardaga,

1970-1997); Thérèse Cortembos et al., Patrimoine architectural et territoires de Wallonie, 18 vols. (Waver:

Mardaga, 2004-2011).

De laatste reeks is een geactualiseerde versie van de Waalse inventaris. Deze legt hoofdzakelijk de nadruk op het

urbane en landschappelijke karakter van de Waalse streken, maar bevat wel een ruwe inventarisatie van

waardevol onroerend erfgoed, maar zonder uitgebreide beschrijvingen.

Uit: “Les inventaires,” laatst geraadpleegd op 16 april 2014,

http://dgo4.spw.wallonie.be/DGATLP/DGATLP/Pages/Patrimoine/Pages/Directions/Protection/inventaires.asp;

“Patrimoine architectural et territoires de Wallonie,” laatst geraadpleegd op 15 april 2014,

http://dgo4.spw.wallonie.be/DGATLP/dgatlp/Pages/DGATLP/PagesDG/DescrPublications/PatArchitectural/Ans

-Chastre.asp. 31

Thérèse Cortembos et al, Patrimoine architectural et territoires de Wallonie: Liège (Sprimont: Pierre

Mardaga, 2004).

Page 13: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

9

geeft aan dat er nog woningen van Castermans overeind staan aan de Rue Dartois en aan de

Rue de la Régence, maar deelt hun concrete locatie niet mee en bevat geen beschrijving van

de gebouwen.32

Deze publicatie bood wel bruikbare informatie met betrekking tot de

stedenbouwkundige ontwikkelingen van Luik in de 19de eeuw.

Verder werd er informatie geput uit twee belangrijke studies over het eclecticisme in de 19de-

eeuwse architectuurpraktijk. Het eerste werk is Architectuur en vooruitgang: de cultuur van

het eclecticisme in de 19de eeuw33

van Yves Schoonjans. In dit boek kadert de auteur het

ontstaan van het eclecticisme binnen het filosofische denken in de 19de eeuw en onderzoekt

hij het theoretische aspect van de eclectische architectuurpraktijk. De tweede studie is het

gepubliceerde doctoraatproefschrift Eclecticisme: over architectuur in de 19de eeuw34

van

Geert Palmaerts. In dit onderzoek wordt naast het theoretische luik, ook het culturele en

maatschappelijke draagvlak van het eclecticisme bestudeerd.35

Het werk zoomt tevens meer in

op de toepassing van deze stijlstroming, met een focus op Parijs, maar tevens met een

hoofdstuk over Brussel. Beide studies verschaften inzicht in de context waarbinnen de

Parallèle werd verwezenlijkt en voorzagen duiding omtrent het begrip ‘eclecticisme’.

Tot slot werd voor het onderzoek naar de productie van de Parallèle dankbaar gebruik

gemaakt van twee reeds uitgevoerde studies met betrekking tot concrete, 19de-eeuwse

architectuurpublicaties die platen bevatten. Vanwege de gelijkenissen tussen de Parallèle en

deze platenbundels boden deze studies inzicht in de totstandkoming van Castermans’ werk.

Ten eerste werd gebruik gemaakt van het proefschrift van Dirk Van de Vijver over de

publicatie Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des

Pays-Bas van Pierre-Jacques Goetghebuer.36

Aangezien deze publicatie als een belangrijke

voorloper van de Parallèle wordt beschouwd, werd dit proefschrift tevens aangewend om een

doorgedreven vergelijking tussen beide werken uit te voeren, teneinde de positie van de

Parallèle binnen de Belgische architectuurproductie te bepalen.37

Ten tweede werd de

verhandeling over het tijdschrift Journal (belge) de l’architecture van Ignace Onraet

geraadpleegd.38

De Journal was het enige Belgische architectuurperiodiek die ten tijde van de

publicatie van Castermans’ platenalbum in omloop was. Deze verhandeling leverde dan ook

indirecte kennis op over de waarde van de Parallèle als medium dat architectuurcreaties uit

eigen land verspreidde.

I.2.2. 19de-eeuwse publicaties

De Parallèle zelf was de voornaamste 19de-eeuwse publicatie die voor dit onderzoek als bron

diende. De titelplaat, de frontispice, de inleiding, de inhoudstafels en de platen van deze

publicatie bevatten informatie over de totstandkoming ervan. Zo was de inleiding cruciaal

32

Ibid., 173, 293. 33

Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw. 34

Geert Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw (Rotterdam: Uitgeverij 010,

2005). 35

Ibid., 14. 36

Goetghebuer, Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas. 37

Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” 196. 38

Ignace Onraet, “Journal (belge) de l’architecture: studie over een architectuurtijdschrift uit het midden van de

19de eeuw” (lic. diss., Universiteit Gent, 2001-2002).

Page 14: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

10

belang om het werk in de ontstaanscontext te kaderen en om het doel van de platenbundel te

begrijpen. De inhoudstafels van elk van de twee volumes, waarin de plaatnummers, de

geografische ligging van de gebouwen, de voorstellingswijze en de architect van de

ontwerpen worden opgesomd, waren een handig hulpmiddel voor een systematische analyse

van de platen. Daarnaast bevatten de platen zelf opschriften met betrekking tot de uitgever,

tekenaar en graveur van de platen. Het bleek overigens interessant om diverse exemplaren van

de publicatie ter hand te nemen.39

Verschillen in opschriften en in de manier van uitgave

leverden bruikbare informatie op met betrekking tot de productie van het werk.

De in 1881 gepubliceerde Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie, travaux publics40

bevat een zeldzame registratie van Castermans’ verdiensten als architect in het hoofdstuk

L’Architecture à Liège, geschreven door Emile Lebens.41

De auteur haalt hierin enkele

eminente verwezenlijkingen van Castermans aan, waaronder de Parallèle, en wijst op de

kwaliteiten van de architect. Deze informatie kwam onder meer van pas om de biografie en

het oeuvre van Castermans op te stellen. Het hoofdstuk voorzag tevens interessante gegevens

over de tijdgenoten van de architect, waarvan de meesten in de Parallèle zijn opgenomen.

Vanwege de vele ophemelende woorden van de auteur diende wel kritisch met de informatie

te worden omgegaan.

Aangezien” er geen bronmateriaal werd teruggevonden met betrekking tot de Parallèle was

een vergelijking met soortgelijke platenbundels erg nuttig om toch inzicht te krijgen in de

productie ervan. Ook een inhoudelijke confrontatie van de Parallèle met deze werken was

interessant om de positie van de Castermans’ platenbundel binnen de publicatietraditie te

bepalen. Enkele voorbeelden van dergelijke publicaties die voor dit onderzoek werden

aangewend zijn Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume

des Pays-Bas42

(Pierre-Jacques Goetghebuer, 1817-1827), Parallèle des maisons de Paris

construites depuis 1830 à nos jours43

(Victor Callait, 1850), Maisons de campagne, châteaux,

fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d'ouvriers, etc., exécutés en Belgique par Jean-

Pierre Cluysenaar, architecte44

(Jean-Pierre Cluysenaar, 1859) en Motifs de décoration

extérieure & intérieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de particuliers:

39

De instellingen waar de bewaarde exemplaren van de Parallèle werden geraadpleegd, zijn: de

Universiteitsbibliotheek van Gent, de bibliotheek van het Agentschap Onroerend erfgoed te Brussel, het Sint-

Lukasarchief vzw te Brussel, het Stadsarchief van Brussel, het Documentatiecentrum van de Dienst

Monumenten en Landschappen te Brussel, de Universiteitsbibliotheek van Luik, het Centre d’Archives et de

Documentation van de Commission Royale des Monuments, sites et Fouilles te Luik, de Universiteitsbibliotheek

van Leuven, de Bibliotheek Ontwerpwetenschappen van de Universiteit van Antwerpen en de

Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience te Antwerpen. 40

Eugène M. O. Dognée et al., Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics. 41

Emile Lebens was zelf architect en “professeur de composition architecturale à l’Académie des beaux-arts,

ancien ingénieur adjoint à la direction des travaux communaux”.

Uit: Eugène M. O. Dognée et al., Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics (Luik: J.

Daxhelet, 1881), table de matière; Cercle International des Beaux-Arts, Annales de la Société l’Union des

Artistes, vol. 5 (Luik: J. Daxhelet, 1878), ix. 42

Goetghebuer, Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas. 43

Victor Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours (Parijs: Bance, 1850). 44

Jean-Pierre Cluysenaar, Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et

d’ouvriers, etc., exécutés en Belgique par Jean-Pierre Cluysenaar architecte (Brussel: B. Van der Kolk, 1859).

Page 15: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

11

sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie45

(Charles Claesen, 1870). Daarnaast vormde het

Belgische architectuurtijdschrift Journal (belge) de l’architecture46

een belangrijke bron voor

de analyse van de inhoud van de Parallèle en voor het nagaan van de waarde van het werk.

Tot slot werd een beroep gedaan op tal van 19de-eeuwse bibliografieën uit binnen- en

buitenland waarin de publicatie van Castermans is opgenomen. Deze verschaften cruciale

informatie over de productie, de verspreiding en uitzonderlijk ook over de receptie van het

werk. Een vergelijking van de annonces van de Parallèle met deze van gelijkaardige

publicaties leverde bijkomende interessante informatie. Enkele voorbeelden van de

geraadpleegde bibliografieën waarin de Parallèle wordt vermeld, zijn: Catalogue annuel de la

librairie française,47

Bibliographie nationale: dictionnaire des écrivains belges et catalogue

de leurs publications, 1830-1880,48

Bibliographie de la France ou journal général de

l'imprimerie et de la librairie,49

Manuel du libraire et de l'amateur de livres,50

Catalogue

général de la librairie française,51

Catalogue de la bibliothèque de la Commission des

Monuments historiques,52

Nouvelles annales de la construction: publication rapide et

économique des documents les plus récents et les plus intéressants relatifs à la construction

française et étrangère,53

etc.

I.3. Bronnen

I.3.1. Archiefbronnen

In de bezochte archiefinstellingen werd geen bronmateriaal aangetroffen met betrekking tot de

Parallèle. Enkele kleine vondsten hielpen voornamelijk de biografie en de reconstructie van

het oeuvre van Auguste Castermans te stofferen. Hieronder wordt het overgrote deel van de

bezochte archiefinstellingen opgelijst en worden de bronnen die relevant waren voor dit

onderzoek aangehaald.

In het archief van de Académie Royale des Beaux-Arts van Luik, waar Auguste Castermans

zijn opleiding genoot, werden enkele rapporten teruggevonden waarin zijn naam voorkomt.

Meer bronmateriaal uit de 19de eeuw werd er volgens de bibliothecaresse niet bewaard in dit

archief. Omwille van de mogelijkheid dat de archieven van de Academie betreffende

45

Charles Claesen, Motifs de décoration extérieure et interieure appliqués aux édifices publics comme aux

habitations de particuliers. Sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie (Luik&Leipzig: Claesen, 1870). 46

Journal de l’architecture et des arts relatifs à la construction (Brussel: Vanderauwera, 1848-1851); Journal

belge de l’architecture et de la science des constructions, (Brussel: Vanderauwera, 1853-1856). 47

C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française,” (Parijs: C. Reinwald et Cie, 1858-1969). 48

Jules Victor Delecourt et al., Bibliographie nationale: dictionnaire des écrivains belges et catalogue de leurs

publications 1830-1880, 4 vols. (Brussel: P. Weissenbruch, 1886-1910). 49

Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,”

(Parijs: s.n., 1814-1917). 50

Jacques-Charles Brunet, “Manuel du libraire et de l’amateur de livres,” (Parijs: Firmin Didot frères, 1860-

1865). 51

Otto Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1840-1885). 52

A. Perrault-Dabot, “Catalogue de la bibliothèque de la Commission des Monuments historiques,” (Parijs:

Imprimerie Nationale, 1895). 53

C.-A. Oppermann, Nouvelles annales de la construction: publication rapide et économique des documents les

plus récents et les plus intéressants relatifs à la construction française et étrangère (Parijs: V. Dalmont, 1855-

1925).

Page 16: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

12

architectuur waren ondergebracht in het Institut Supérieur d’Architecture Lambert Lombard54

werd ook deze instelling bezocht. Maar eerst wegens een schimmelaandoening, later wegens

een inventarisatiecampagne ten gevolge van de recente overheveling van de collectie naar de

ALPHA hoofdbibliotheek van de Luikse universiteit, was het niet mogelijk om het oude fonds

te consulteren. De wetenschappelijk verantwoordelijke van de ALPHA bibliotheek – sectie

architectuur, mevrouw Isabelle Gilles, betwijfelde dat er zich hierin nog extra informatie

omtrent de architectuuropleiding van Castermans zou bevinden.

De zoektocht naar originele bouwplannen van de Luikse gebouwen die in Castarmans’

publicatie zijn opgenomen leverde evenmin resultaten op. De Service des Archives de la Ville

de Liège bewaart de bouwvergunningen en bouwplannen van de stad vanaf 1879. Maar

aangezien de laatste platen van de Parallèle uiterlijk in 1869 verschenen, was het archief

ontoereikend voor dit onderzoek.55

Bovendien was een speurtocht naar bouwaanvragen van

late verwezenlijkingen van Castermans in zijn geboortestad onbegonnen werk, omdat de

dossiers op straat gesorteerd zijn. Uitgaande van informatie uit de inventaris Liège:

patrimoine architectural et territoires de Wallonie56

werd wel één bouwtekening van een door

hem ontwerpen woning opgespoord. Naast bouwaanvragen beschikt het SAVL ook over het

bevolkingsregister van de stad Luik, dat informatie gaf over de woonplaats van Castermans en

zijn familie. Tevens werden in het SAVL de akten van burgerlijke stand, namelijk de

geboorte-, huwelijks- en sterfakte, van Castermans teruggevonden.57

Het Archives de l’Etat de Liège beschikt over de inboedelinventaris van de architect Thirion,

waaruit blijkt dat hij een deel van de platen van de Parallèle in bezit had. Deze informatie

was nuttig voor het nagaan van de contemporaine impact van de publicatie.

Het Centre d’Archives et de Documentation van de Commission Royale des Monuments,

Sites et Fouilles bewaart beschermingsdossiers. Enkele daarvan hebben betrekking tot panden

die in de Parallèle zijn opgenomen, zoals een huis van Castermans in de Rue Louvrex, en

waren dus bruikbaar voor dit onderzoek. Ook wordt in het CADCRMSF het Fonds Vivroux

bewaard. Dit fonds bevat tal van tekeningen die vervaardigd werden door de

kunstenaarsfamilie Vivroux, waaronder die van twee gebouwen van de architect Auguste

Vivroux die in de Parallèle zijn opgenomen. Deze waren nuttig om het aandeel van

Castermans in de vervaardiging van de tekeningen voor zijn publicatie te onderzoeken.

De Magasin à Livres van de Universiteitsbibliotheek van Luik bewaart de kranten La Meuse,

Journal de Liège en Gazette de Liège van het jaar 1881. Doodsberichten van Auguste

Castermans en de volledige grafrede aan de architect werden hierin teruggevonden.

54

Sinds juli 2010 vormt dit instituut samen met de architectuuropleiding aan Sint-Lucas de Faculteit

Architectuur van de Luikse Universiteit.

“Présentation,” laatst geraadpleegd op 12 april 2014, http://www.archi.ulg.ac.be/spip.php?rubrique12. 55

Daarnaast werd het Département de l’Urbanisme van Luik bezocht, maar deze instelling beschikte niet over

documentatie uit de 19de eeuw met betrekking tot individuele gebouwen. 56

Cortembos, Patrimoine architectural et territoires de Wallonie: Liège. 57

De akten van burgerlijke stand zijn eveneens online raadpleegbaar op de website van het Archives de l’Etat de

Liège na aanmaak van een account.

Page 17: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

13

Het documentatiecentrum van het Musée de la Vie Walonne beschikt over een collectie 19de-

eeuwse, lokale kranten. Hierin werd echter geen doodsbericht van Castermans teruggevonden.

Daarnaast worden er ook oude foto’s, prenten en postkaarten van Luik bewaard. Enkele van

de Luikse gebouwen die in Castermans’ publicatie voorkomen werden hierop getraceerd,

maar de opschriften en fiches van de afbeeldingen bevatten geen bruikbare informatie. De

afbeeldingen werden ook niet ter illustratie aan deze verhandeling toegevoegd, vanwege de

hoge kostprijs die gevraagd werd voor de reproductie ervan. Tot slot beschikt het

documentatiecentrum voor de 19de eeuw over een beperkte collectie van de Luikse

Almanach, een handelsadressenboek, namelijk van de jaartallen 1867-68, 1870, 1877-78 en

1879-80. Zo kon de woonplaats van Castermans worden nagetrokken.

Op de begraafplaats van Robermont te Luik, waar Castermans ligt begraven, wordt de

concessiefiche van het graf bewaard (bijlage I). De fiche bevat bovenaan een handgeschreven

opschrift dat luidt: “P. de 50 ans, à dater du 13.8.1971. Séance du Collège du 8.12.1972”. De

tekst lijkt te gaan over de aanvraag voor de verlenging van de grafconcessie. Daaronder staat

het adres vermeld van een zekere meneer Marechal, mogelijks de persoon die de verlenging

aanvroeg. In de Witte Gids, de Belgische telefoongids, werd dit adres nagetrokken, maar het

bleek vandaag niet meer te bestaan.

In het Gentse Stadsarchief de Zwarte Doos werden zeven platen uit de Parallèle aangetroffen

in de Atlas Goetghebuer, de prentencollectie van de Gentse architect Pierre-Jacques

Goetghebuer. Dit was een interessant gegeven voor het onderzoek naar de receptie van de

publicatie.

Het Rijksarchief van Hasselt beschikt over een dossier met platen van de gevangenis van de

stad, een gebouw dat in de Parallèle is opgenomen. De platen tonen op het eerste zicht veel

overeenkomsten met die uit de publicatie, maar ze zijn toch niet identiek. Het is een

interessante vonst die inzicht biedt in de totstandkoming van de Parallèle die in het onderdeel

over de productie van de publicatie nader wordt onderzocht.

I.3.2. Iconografische bronnen

In de fototheek van het Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium te Brussel werden enkele

foto’s gevonden van religieuze en funeraire architectuur die Castermans ontwierp, dankbare

puzzelstukken voor de reconstructie van het oeuvre van de architect.

I.3.3. Internet als bron

De inventarissen van het Vlaamse en het Brusselse onroerend erfgoed werden online

geraadpleegd.58

Deze databanken zijn gebruiksvriendelijker dan de analoge

inventarisatiereeksen daar het mogelijk is om de informatie op te vragen door criteria in te

58

“De Inventaris van het onroerend erfgoed,” laatst geraadpleegd op 16 april 2014,

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/; “Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Inventaris van het bouwkundig

erfgoed,” laatst geraadpleegd op 16 april 2014, http://www.irismonument.be/.

Page 18: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

14

geven in de zoekfunctie. Bovendien wordt de informatie erop actueel gehouden. Van de

Waalse inventarisatiereeks bestaat er momenteel nog geen gedigitaliseerde versie.59

Online werden ook de 19de-eeuwse, Franse publicaties die bewaard worden in de

Bibliothèque nationale de la France geraadpleegd via Gallica, de Bibliothèque numérique.60

Hier werden de bibliografische catalogi van Franse boekhandels geconsulteerd die inzicht

gaven in de productie en de eigentijdse impact van de Parallèle.

Tot slot werd ook de online zoekmachine van de databeses van het KIK bezocht, genaamd

BALaT.61

Hierop zijn tal van foto’s met bijkomende informatie over het afgebeelde erfgoed

terug te vinden. De database was nuttig om een reeks religieuze en funeraire

verwezenlijkingen van Castermans op het spoor te komen.

59

Men is wel bezig met het op punt zetten van een online databank die de inventaris van het Waalse

patrimonium toegankelijk maakt.

Uit: “Les inventaires.” 60

“Gallica, Bibliothèque numérique,” laatst geraadpleegd op 16 april 2014, http://gallica.bnf.fr/. 61

“BALaT,” laatst geraadpleegd op 16 april 2014, http://balat.kikirpa.be/intro.php.

Page 19: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

15

DEEL II: SITUERING VAN DE PARALLÈLE BINNEN CASTERMANS’

OEUVRE

In dit deel van het onderzoek wordt kennis gemaakt met de vervaardiger van de Parallèle, de

architect Auguste Castermans, met zijn architecturale oeuvre en met de publicatie zelf. De

Parallèle is de meest bekende realisatie van Castermans, maar verder is er weinig over de

architect en zijn werk gekend. Aan de hand van archiefmateriaal en 19de-eeuwse publicaties

wordt getracht om de biografie en het oeuvre van deze architect te reconstrueren. Het

uiteindelijke doel is om de totstandkoming van de Parallèle en de waarde ervan binnen

Castermans’ oeuvre te achterhalen.

II.1. Biografie

Paul Auguste Castermans (of Casterman) werd geboren op 4 juli 1828 te Luik.62

Hij was de

zoon van de Luikse schrijnwerker Paul Castermans en zijn vrouw Catherine Saive.63

Auguste Castermans genoot een opleiding tot architect aan de Académie Royale des Beaux-

Arts van Luik.64

Hij vatte er zijn studies aan op 24 april 1843 en werd er onderwezen door de

stadsarchitect Julien-Etienne Rémont.65

Uit de overgeleverde rapporten van de Académie

blijkt dat hij bij aanvang van zijn studies een gematigd student was. In het rapport van het

eerste semester van het schooljaar 1844-45 wordt Castermans door Rémont gekarakteriseerd

als “peu assidu, conduite, passable bonne intelligence”.66

De commentaar van de docent in

het eindejaarsrapport klinkt iets positiever, Castermans is “plus assidu, bonne conduite, cet

élève est intelligent mais sa distraction lui fait perdu du temps”.67

In de algemene rapporten

van dit en het daaropvolgende schooljaar wordt Castermans vermeldt als leerling van de ‘1ere

classe_composition, 2e section’.

68 Het is niet geweten wanneer Castermans als architect is

afgestudeerd.69

62

Acte de Naissance n° 1040, 1828, Registre d’Etat civil de Liège, Luik: SAVL. 63

Ibid.; Registre de Population de Liège, VOL 1, REC 1848 – DIV 1 – FOLIO 81, Luik: SAVL. 64

Emile Lebens, “L’Architecture à Liège,” in Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie, travaux publics

(Luik: J. Daxhelet, 1881), 259. 65

Ibid., 259; Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” 196. 66

Rémont, Cours d’architecture, Salle d’études, Semestre d’hyver. Leçons sur l’architecture, 1ere partie du

programme, 17 maart 1845, Luik: AARBAL. 67

Rémont, Classe d’architecture, Rapport du 3me trimestre de 1844 à 1845. 1ere classe, 2me section, 26 juli

1845, Luik: AARBAL. 68

Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs pour la formation du programme de l’année scolaire

1845-46. Rapport, Classe d’architecture de l’académie de beaux arts de Liège. 1ere classe composition_2e

section_élèves, 16 juni 1845, Luik: AARBAL ; Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs et projets de

programme, faits en vertu de l’article 11 du règlement, pour l’année scolaire 1846-1847. Rapport Classe

d’architecture de l’académie des beaux arts de Liège, 1ere classe de composition, 2e section, 25 juni 1846, Luik:

AARBAL.

Uitgaande van de data waarop Rémont deze rapporten ondertekende, werden ze verkeerdelijk geklasseerd in

respectievelijk de mappen van het schoojaar 1845-1846 en 1846-1847. 69

Castermans studeerde alleszins af als architect voor 1850, want zijn huwelijksacte die dateert van 4 mei 1850

geeft aan dat hij architect was van beroep.

Uit: Acte de Mariage n° 4105, 1850, Registre d’Etat civil de Liège, Luik: SAVL.

Page 20: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

16

Op 4 mei 1850 huwde Auguste Castermans met Marie Françoise Clémentine Toby, met onder

de getuigen de architect Charles Delsaux en de graveur Joseph Coune.70

Castermans en zijn

vrouw kregen twee dochters en vier zonen.71

Hun oudste zoon, Paul Jean Hubert Castermans,

werd net als zijn vader architect.72

De tweede zoon, Jean Léon Gustave Castermans, was

ingenieur van beroep.73

De jongste zoon, Charles Auguste Castermans, trad ook in de

voetsporen van zijn vader.74

Castermans woonde in 1859 met zijn gezin in de Rue Faub. St.

Gilles, nr. 18 te Luik.75

Uiterlijk vanaf de jaren ’67 was de familie gehuisvest in de Rue André

Dumont in dezelfde stad.76

Castermans was minstens in de jaren 1868,77

187278

en 187879

‘membre effectif’ van de

Luikse, internationale artiestenbeweging Société l’Union des Artistes. In 1874 wordt hij

vermeld als lid van de Société Centrale d’Architecture de Belgique.80

Auguste Castermans overleed op 7 september 1881 te Luik, op 53-jarige leeftijd, ten gevolge

van een aanslepende ziekte.81

Hij werd begraven in de familie grafkelder op de begraafplaats

70

Ibid. 71

Maria Castermans (°1850), Paul Jean Hubert Castermans (°1852-23 september 1886), Emma Castermans

(°1855), Jean Léon Gustave Castermans (°30 mei 1860), Charles Castermans (°8 mei 1865) en Camille François

Castermans (°11 september 1867)

Uit: Registre de Population de Liège, VOL 2, REC 1859 – DIV 2 – FOLIO 82, Luik: SAVL ; Registre de

Population de Liège, VOL 5, REC 1881 – DIV 1 – FOLIO 128, Luik: SAVL ; Acte de Décès n° 831, 1886,

Registre d’Etat civil de Liège, Luik: SAVL. 72

Ibid. 73

Ibid. 74

Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 39. 75

Registre de Population de Liège, VOL 2, REC 1859-DIV2-FOLIO 82, Luik: SAVL. 76

Het huisnummer wijzigt doorheen de jaren.

Rue André Dumont 23 volgens: De Bruyne, Livre d’adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de

l’industrie, de la finance, de la magistrature et de l’administration de la ville et de la banlieu de Liège (Luik: H.

Vaillant-Carmanne, 1867-1868), 469; Livre d’adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de

l’industrie, de la finance, de la magistrature et de l’administration de la ville et de la banlieu de Liège (Luik: H.

Vaillant-Carmanne, 1870), 294; Livre d’adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de l’industrie, de

la finance, de la magistrature et de l’administration de la ville et de la banlieu de Liège (Luik: H. Vaillant-

Carmanne, 1877-1878), 711.

Rue André Dumont 27 volgens: Livre d’adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de l’industrie, de

la finance, de la magistrature et de l’administration de la ville et de la banlieu de Liège (Luik: H. Vaillant-

Carmanne, 1879-1880), 805.

Rue André Dumont 29 volgens: Registre de Population de Liège, VOL 5, REC 1881 – DIV 1 – FOLIO 128,

Luik: SAVL. 77

“Exposition générale des Beaux-Arts comprenant des ouvrages de peinture, sculpture, gravure, dessin &

lithographie 1868: catalogue explicatif,” red. Cercle International des Beaux-Arts (Liège: J. Daxhelet, 1868), 6. 78

Cercle International des Beaux-Arts, Annales de la Société l’Union des Artistes, vol. 4 (Luik: J. Daxhelet,

1872), vii. 79

Annales de la Société l’Union des Artistes, vol.5, viii.

Enkel de kronieken van deze twee jaartallen werden geconsulteerd, mogelijks was Castermans al lid van bij de

oprichting van de Société in 1863 en is hij dat tot aan zijn dood gebleven. 80

Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 39; Victor-Gaston Martiny,

La Société Centrale d’Architecture de Belgique depuis sa fondation (1872-1974) (Brussel: s.n., 1974), 253. 81

Acte de Décès n° 2247, 1881, Registre d’Etat civil de Liège, Luik: SAVL.

De krant La Meuse van 8 september 1881 beweert in de rubriek ‘Nécrologie’ dat Castermans slechts 52 jaar oud

werd, maar onder de rubriek ‘Etat Civil’ staat de correcte leeftijd van 53 jaar vermeld.

Uit: “Nécrologie,” La Meuse (8 september 1881); “Etat civil de Liège,” La Meuse (8 september 1881).

Page 21: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

17

van Robermont te Luik.82

Het doodsbericht en de uitnodiging voor het bijwonen van zijn

begrafenis op 9 september in de ‘église Saint-Jacques’ verscheen in de regionale kranten La

Meuse, Gazette de Liège en Journal de Liège van 7 september 1881.83

De volgende dag werd

het bericht in de eerste twee genoemde kranten herhaald.84

Het 19de-eeuwse, Belgische

architectuurtijdschrift L’Emulation meldde het overlijden van de architect niet, ondanks zijn

reeds vermelde lidmaatschap bij de SCAB in 1874, de organisatie waarvan het tijdschrift

uitging.85

Uit de doodsberichten en de 19de-eeuwse literatuur blijkt dat Auguste Castermans als

architect een aanzienlijke appreciatie kende bij zijn tijdgenoten. Het bericht over de uitvaart

van Castermans in La Meuse vermeldt dat “Castermans était un architect d’un vrai talent et

doué de connaissances tres variées”.86

Daarnaast was Castermans volgens de verslaggever

ook “un citoyen fort estimable (…) qui comptait beaucoup de sympathie en notre ville”.87

Zijn uitvaart werd dan ook bijgewoond door “un grand nombre de notabilités et d’amis du

défunt et de sa famille”.88

De weekendkrant nam de volledige grafrede aan Castermans op,

van de architect Charlier,89

die zelf een “admirateur fervent du défunt” was. De inhoud van

de grafrede is eerder generiek, maar getuigt wel van grote sympathie voor de architect.

Charlier honoreert de “qualités d’artistes si rares, si éminentes que possédait Aug.

Castermans” en stelt dat “il y a longtemps déjà que le gouvernement aurait dû reconnaitre

les services rendus à l’art architectural par celui qui n’est plus”. Castermans was volgens

hem “un de ceux qui ont le plus puissamment contribué à l’embellissement de notre ville par

la quantité considérable de constructions qui ont été érigées sous sa savante direction”.

Verder schrijft hij aan het œuvre van de architect “un cachet si personnel et toujours si

artistique” toe en looft hij de aandacht die Castermans besteedde aan “l’art si difficile de la

décoration intérieure, pour laquelle il joignait tant de goût à tant de distinction”. Charlier

beweert dat alle Luikse architecten “rendaient unanimement hommage aux qualités d’artiste

que possédait Castermans”, wat volgens hem een zeldzaam fenomeen was.90

Ook in het hoofdstuk L’Architecture à Liège in de publicatie Liège: histoire, arts, lettres,

sciences, industrie, travaux publics,91

die dateert van 1881,92

wijdt de auteur en architect

82

Castermans was de eerste die in het graf te rusten werd gelegd. Ook zijn oudste zoon, Paul Castermans, zijn

vrouw, Clémentine Toby, en een doodgeboren kind werden er nadien begraven.

Uit: Concession de la famille Castermans-Toby, Dossier n°1339, parcelle 7-62-1, Luik: Begraafplaats van

Robermont. 83

“Etat civil de Liège,” La Meuse (7 september 1881); “Etat civil de Liège,” Gazette de Liège (7 september

1881); “Etat civil de Liège,” Journal de Liége (7 september 1881). 84

“Etat civil de Liège,” La Meuse (8 september 1881); “Etat civil de Liège,” Gazette de Liège (8 september

1881). 85

Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 211. 86

“Nécrologie,” La Meuse (9 september 1881). 87

Ibid. 88

Ibid. 89

Vermoedelijk gaat het hier om de Luikse architect Gustave Charlier (1848-1922).

Uit: Thomas Moor, “Charlier, Gustave,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden., red.

Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003). 90

“Nécrologie,” La Meuse (10 en 11 september 1881). 91

Dognée et al., Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics. 92

Het hoofdstuk werd wellicht geschreven voor het overlijden van Castermans op 7 september 1881. Wanneer

architecten reeds gestorven waren, zoals Couclet en Halkin, wordt dat immers vermeld.

Page 22: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

18

Emile Lebens lovende woorden aan Auguste Castermans. Volgens Lebens had Castermans

“une imagination vive qui lui a permis d’innover et de créer des oeuvres très originales, tout

en respectant sévèrement les principes esthétiques et pratiques de l’architecture”. Lebens

prijst Castermans voor zijn “un talent d’ornemaniste fort exceptionnel”. En daarenboven

beweert de auteur dat niet enkel de stadsgenoten, maar ook “les visiteurs de Liège, les

architectes étrangers surtout, admirent beaucoup des construction ouvertes au public,

édifiées par Castermans”.93

II.2. Oeuvre

II.2.1. Architectuurpraktijk

Het gebouwde oeuvre van Auguste Castermans is vanwege het geringe, overgeleverde

bronmateriaal onmogelijk in zijn volledigheid te reconstrueren. De werkelijke omvang ervan

kon niet worden bepaald. Bovendien is een groot deel van de getraceerde werken afkomstig

uit de Parallèle, dat acht eigen ontwerpen bevat. Dit belette ook de exacte datering van zijn

gerealiseerde projecten en hypothekeerde bijgevolg de mogelijkheid om een chronologisch

overzicht van de bekende verwezenlijkingen op te stellen. Er werden voornamelijk ontwerpen

voor woonarchitectuur van Castermans teruggevonden,94

maar ook enkele kerken en

grafmonumenten kunnen aan hem toegeschreven worden. Hieronder worden Castermans’

verwezenlijkingen opgesomd en indien relevant beknopt besproken. Binnen de

vooropgestelde focus van deze verhandeling is het niet de bedoeling om elk ontwerp in detail

te analyseren, dan wel om een zo volledig mogelijk overzicht van Castermans’ oeuvre te

bekomen dat dienst kan doen als kader om de Parallèle te situeren.

II.2.1.1. Woonarchitectuur

Volgens de bronnen bestond het grootste deel van Auguste Castermans’ œuvre uit

verwezenlijkingen voor private eigenaars. In de publicatie Liège: histoire, arts, lettres,

sciences, industrie, travaux publics95

vermeldt E. Lebens dat Castermans zich in hoofdzaak

bezig hield met “la bâtisse de châteaux et riches maisons de campagnes”.96

Daarnaast haalt

deze auteur ook de betrokkenheid van Castermans bij de bouw van herenhuizen en

burgerwoningen in de stad Luik aan. Hierbij slaagde Castermans er volgens hem in “à doter

chacune de ses œuvres d’un caractère bien personnel”, wat hem onderscheidde van zijn

collega-architecten van dezelfde generatie.97

Lebens noemt drie van zijn Luikse

verwezenlijkingen, die allemaal in de Parallèle zijn terug te vinden.

Ten eerste haalt Lebens een “maison à caryatides de la rue Louvrex” aan.98

Deze woning is

ongetwijfeld diegene die in de Parallèle wordt afgebeeld op de platen 104 tot 118 van het

eerste volume (afb.1-15). Plaat 105 toont een eclectisch uitgewerkte voorgevel met vier

Uit: Lebens, “L’Architecture à Liège,” 263. 93

Ibid., 263-64. 94

Ibid., 263. 95

Dognée et al., Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics. 96

Lebens, “L’Architecture à Liège,” 263. 97

Ibid., 263-64. 98

Ibid., 264.

Page 23: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

19

figuren99

in de onderste bouwlaag, die elk een kapiteel torsen (afb.2). In een tijdschriftartikel

van 1999 over de afbraak van deze woning wordt eveneens aangegeven dat deze bekend stond

als “het huis met de kariatiden”.100

Volgens deze bron werd de woning gebouwd tussen

1860101

en 1871 in opdracht van de rijke wapenfabrikant Alfred Dieudonné Ancion aan de

Rue Louvrex. Deze straat was aangelegd omstreeks 1848 en werd toen “immédiatement le

rendez-vous du high-life liégeois”.102

Opvallend is dat de geveltekening uit Castermans’

publicatie verschilt van het uiteindelijke resultaat. Een vergelijking met een foto uit 1871

toont aan dat de ingang in het midden van de benedenverdieping en de vier vazen bovenop de

kroonlijst nooit werden gerealiseerd (afb.16). Ook de interieurafwerking zoals voorgesteld in

de Parallèle (vol.1, pl.110-118) (afb.7-15) zou nooit zijn uitgevoerd. Volgens de heer

L. Francotte, architect-restaurateur,103

is dit laatste mogelijks te wijten aan de sterke

verwantschap van het ontwerp met de indertijd misprezen architectuur van de voorgaande

eeuw. De auteur Lebens getuigt dat de gevel van de woning daarentegen wel enorm werd

bewonderd in de 19de eeuw.104

En in het artikel wordt de gevel getypeerd als “de meest

typische en originele gevel van het 19de-eeuwse Luik”.105

In de jaren ’70 was reeds de

erfgoedwaarde ervan door architectuurspecialisten erkend. Vanwege een dreigende afbraak

van de woning startte de Commission Royale des Monuments et Sites in 1978 een procedure

op om de gevel en de bedaking ervan te beschermen als monument. Deze procedure werd

echter afgebroken vanwege de garantie dat de façade gedemonteerd en elders heropgebouwd

zou worden. Het gebouw werd gesloopt in 1979, maar van de voorgevel ontbreekt tot op

vandaag echter elk spoor.106

Ten tweede noemt Lebens een landhuis aan de Quai de Longdoz. De woning wordt door hem

omschreven als “une bâtisse originale naguère presque campagne, devenue aujourd’hui

demeure urbaine”.107

Het betreft hoogst waarschijnlijk het landhuis van Castermans dat is

afgebeeld op platen 53 en 54 van het tweede volume van de Parallèle (afb.17-18). De Quai

Longdoz onderging in het midden van de 19de eeuw verscheidene transformaties, waardoor

“on ne pouvait plus guère reconnaître en lui, le faubourg de Longdoz des siècles écoulés,

avec son étroitesse qui laissait difficilement passage à une charrette ordinaire”.108

Vanaf

1841 werd de staat van deze weg verbeterd door onder meer het rechttrekken ervan.109

99

Namelijk twee kariatiden en twee atlanten, d.i. de mannelijke variant.

Uit: Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 37. 100

Ibid., 36-37. 101

Uit het artikel valt niet af te leiden op basis van welke gegevens het jaar ‘1860’ als begin van het tijdsinterval

waarbinnen het huis gebouwd werd, is bepaald. 102

Théodore Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, 6 vols., vol. 3 (Brussel: George Thone, 1924-

1929), 611. 103

Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 39. 104

Lebens, “L’Architecture à Liège,” 264. 105

Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 36-37. 106

Ibid., 36-39.

Rue Louvrex n°80, Fonds de la CRMSF- Fonds des dossiers nominatifs des biens, dossier 2.427, Luik:

CADCRMSF. 107

Lebens, “L’Architecture à Liège,” 246. 108

Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, vol.3, 604. 109

Ibid.

Page 24: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

20

Ten derde vermeldt Lebens nog een woning aan de Rue Lonhienne, waarvan de voorgevel

vermoedelijk degene is die op plaat 15 van het tweede volume wordt gepresenteerd (afb.19).

Voor zover is na te gaan is het de enige verwezenlijking van Castermans uit de Parallèle die

vandaag nog overeind staat. De gevel is in de loop der jaren ontpleisterd (afb.20) en de

inwendige opdeling werd volledig getransformeerd.110

Ook voor deze woning kan een

discrepantie worden vastgesteld tussen de plaat en de monumentale bron in de positionering

van de voordeur. Evenals de Rue Louvrex was de Rue Lonhienne “une création de la seconde

moitié du XIXe siècle”.111

Afgezien van deze drie door Lebens aangehaalde woningen bevat de Parallèle nog vijf andere

ontwerpen van Castermans voor privé-eigenaars, namelijk drie huizen aan de Rue Louvrex

(vol.1, pl.23-26, vol.2, pl.3, 26-28) (afb.21-27), een ‘pavillon de campagne’ in de omstreken

van Luik (vol.1, pl.79) (afb.28) en een ‘petit étalage’ te Spa (vol.2, pl.71) (afb.29). Al deze

projecten getuigen stuk voor stuk van Castermans’ eclectische manier van ontwerpen.

Naast de realisaties uit de Parallèle verwezenlijkte Castermans in zijn geboortestad nog een

huis aan de Rue Dartois 12 (afb.30). Het ontwerp van deze woning dateert van 18 januari

1880 en de bouwaanvraag werd goedgekeurd op 14 februari van hetzelfde jaar.112

Van de

gevel is slechts een fragment bewaard gebleven ten gevolge van een bomaanslag tijdens

Wereldoorlog II.113

Daarnaast was Castermans ook de architect van “un bâtiment de très

grande importance sur le nouveau boulevard Anspach” te Brussel.114

Verder ontwierp hij nog

“un café dans la rue du Pont d’Avroy”, dat schijnbaar erg bekend was aangezien het volgens

Lebens werd aangehaald “dans la plupart des relations de voyage pittoresque sur les bords

de la Meuse”.115

Tot slot bevat het recueil Motifs de décoration extérieure et intérieure appliqués aux édifices

publics comme aux habitations de particuliers116

van Charles Claesen, dat dateert van rond

1870, enkele platen met ontwerpen voor schoorsteenmantels (pl.31B, 31C) (afb.31-32) en met

deurontwerpen van Castermans (pl.32, 32A) (afb.33-34), die wellicht voor privéwoningen

bestemd waren.117

II.2.1.2. Religieuze architectuur

Auguste Castermans was betrokken bij de bouw van vier parochiale kerken in het derde kwart

van de 19de eeuw. In 1876 werden het transept, het koor en de sacristieën van Sint-Stefanus

te Val-Meer (afb.35) in de provincie Limburg aangepast volgens zijn ontwerp.118

In hetzelfde

110

Rue Lonhienne 9, 10 november 2005, Permis de bâtir, n° 71562, Luik: SAVL. 111

Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, 3, 608. 112

Auguste Castermans, Rue Dartois 12, 14 februari 1881, Permis de bâtir, n° 486 B, Luik: SAVL. 113

Auguste Castermans, Rue Dartois 12, 24 juni 1946, Permis de bâtir, n°28199 B, Luik: SAVL. 114

Lebens, “L’Architecture à Liège,” 264. 115

Ibid. 116

Claesen, Motifs de décoration extérieure et interieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations

de particuliers. Sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie. 117

Ook plaat 18A zou volgens de inhoudstafel van de publicatie een deurontwerp van Castermans bevatten, maar

in werkelijkheid de plaat toont er één van de architect Laurent Demany. 118

Het betreft een ingreep op een bestaande kerk die dateerde van 1846.

“Parochiekerk Sint-Stefanus (ID: 36972),” laatst geraadpleegd op 22 januari 2014,

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/36972.

Page 25: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

21

jaar werd te Neren, eveneens gelegen in de provincie Limburg, de parochiekerk Sint-Servatius

(afb.36) opgetrokken naar de plannen van zijn hand.119

In 1878 werden Castermans’ plannen

voor de parochiekerk Saint-Antoine de Padoue120

(afb.37-39) goedgekeurd.121

De bouw van

deze kerk te Verviers werd pas aangevat in 1883, twee jaar na het overlijden van de

architect.122

Ook een deel van het meubilair van deze kerk werd door Castermans ontworpen.

Zo kunnen het hoofdaltaar met retabel (afb.40),123

de preekstoel (afb.41)124

en wijwatervat

(afb.42)125

met zekerheid aan hem worden toegeschreven. Bijzonder is dat het wijwatervat het

opschrift draagt: “A la mémoire de A. Castermans architecte de l’église en 1882”.126

Deze

hulde geeft blijk van de appreciatie voor de architect, die stierf voor de w van de kerk

voltooid was. Ten slotte wordt ook de parochiekerk Saint-Jean-Baptiste te Aubel (afb.43-45)

aan Castermans toegeschreven. De eerste steen voor deze kerk werd gelegd op 3 juni 1879 en

de zegening vond plaats op 30 november 1880.127

Alle vier de kerken werden door

Castermans ontworpen in neoromaanse stijl.128

II.2.1.3. Funeraire architectuur

Castermans ontwierp als architect ook funeraire architectuur. Hij vervaardigde de ontwerpen

voor de grafmonumenten van de ‘Ministre d’Etat’ Auguste Delfosse, die overleed in 1859

(afb.46),129

en van de Luikse burgemeester Louis Jamme, die in 1860 het leven liet

(afb.47).130

Beide grafmonumenten staan opgesteld op de begraafplaats van Robermont te

Luik en vallen op ten aanzien van de omliggende grafzerken vanwege hun schaal en hun

eclectische uitwerking. Het monument voor de burgemeester, dat zich op het centrale gedeelte

van een rondpunt bevindt, is maar liefst 4m25 hoog.131

119

“Parochiekerk Sint-Servatius (ID: 37510),” laatst geraadpleegd op 22 januari 2014,

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/37510. 120

Vandaag de ‘Saint-Antoine et Saint-Hubert’ kerk genoemd.

Uit: “Verviers: oude industriestad in de Ardennen,” laatst geraadpleegd op 16 januari 2014,

http://www.steden.net/belgie/verviers/. 121

De plannen van “une partie du mobilier » werden pas in 1882 goedgekeurd.

Uit: “Eglise Saint-Antoine de Padoue, Verviers,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014,

http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240499&objnr=10104017. 122

Ibid. 123

“Autel à retable, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014, http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240502&objnr=10104022. 124

“Chaire de vérité, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014, http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240535&objnr=10104025. 125

“Bénitier, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014, http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240525&objnr=10104055. 126

Het wijwatervat behoort tot een serie van twee. Het andere vat is opgedragen aan een zekere A. Detrooz.

Uit: Ibid. 127

“Eglise Saint-Jean-Baptiste, Aubel,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014,

http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M13808&objnr=10090958;

Marie-Ange Closon-Rémy, “Egl. Paroiss. St-Jean-Baptiste,” in Le patrimoine monumental de la Belgique. 12:

Province de Liège. Arrondissement de Verviers red. Ghislaine de Bievre (Liège: Mardaga, 1984), 128. 128

“Parochiekerk Sint-Stefanus (ID: 36972)”; “Parochiekerk Sint-Servatius (ID: 37510)”; “Eglise Saint-Antoine

de Padoue, Verviers”; “Eglise Saint-Jean-Baptiste, Aubel.” 129

“Monument funéraire d’Auguste Delfosse,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014,

http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165921&objnr=10122751. 130

“Monument funéraire de Louis Jamme, bourgmestre (1779-1848),” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014,

http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165903&objnr=10122752. 131

Ibid.

Page 26: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

22

Naast deze twee uitgevoerde grafmonumenten toont het recueil Motifs de décoration

extérieure et intérieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de

particuliers132

van Charles Claesen, dat dateert van rond 1870, nog twee andere ontwerpen

voor grafmonumenten van Auguste Castermans (pl.31, 31A) (afb.48-49). Opmerkelijk is dat

één ervan (pl.31) (afb.48) opvallende overeenkomsten vertoont met het gerealiseerde

grafmonument voor Castermans en zijn familie dat door een aannemer genaamd Delvaux

vervaardigd zou zijn (afb.50).133

II.2.2. Architectuurpublicaties: de Parallèle

De Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique construits

depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes & détails intérieures

et extérieurs134

was Castermans’ enige, maar zeer omvangrijke, architectuurpublicatie. De

Parallèle bestaat uit twee volumes en omvat 240 platen van 94 eclectische gebouwen die

sinds 1830 door 35 verschillende, Belgische architecten werden ontworpen en in eigen land

werden opgetrokken. Hiervan zijn 28 platen gewijd aan 8 van zijn eigen ontwerpen. Zoals de

titel aangeeft, worden in de publicatie woonprogramma’s gepresenteerd, maar daarnaast bevat

de publicatie ook ontwerpen van onder meer vier stations, een casino, een fabriek en een kerk.

Zowel gevels, plannen, doorsneden als details van de decoratieve afwerking van interieur en

exterieur van de voorgestelde architectuur worden in beeld gebracht. De weergegeven

bouwwerken zijn op een willekeurig manier gerangschikt en aan sommige gebouwen worden

meerdere platen besteed dan aan andere. Beide volumes van de Parallèle bevatten een

titelplaat en een inhoudstafel waarin voor elke plaat het plaatnummer, de geografische ligging

van het gebouw, de voorstellingswijze en de architect zijn opgelijst. Het eerste volume bevat

tevens een frontispice (afb.51) en een inleiding (bijlage II).

In de inleiding van de Parallèle schetst Auguste Castermans de contemporaine

ontwikkelingen in de architectuur, verantwoordt hij zijn selectie en verklaart hij het doel van

zijn platenbundel. Castermans poneert dat “l’Architecture (…) a suivi les pas de géant des

autres sciences” sinds 1830. Het was zijn intentie om via zijn publicatie de vooruitgang in de

Belgische architectuur aan te tonen en tevens de autonomie van de Belgische school ten

opzichte van de Franse te demonstreren. Hij legt de klemtoon op de “Architecture

domestique”, omdat de frequente vraag naar deze typologie aan zijn publicatie een “intérêt

pratique immédiat” verstrekt en omdat “c’est dans le domaine privé que le progrès a été

surtout remarquable depuis 1830”. Het doel van zijn publicatie is om “à tous les hommes de

l’art d’utiles sujets d’études et d’abondants éléments d’aspiration” te verschaffen, en dit meer

bepaald aan “les architectes, les élèves de l’académies, les propriétaires et les constructeurs”

van zowel het binnen- als het buitenland. Castermans wenste met zijn publicatie een reeks

toonaangevende voorbeelden van Belgische woonarchitectuur aan te bieden die op basis van

132

Claesen, Motifs de décoration extérieure et interieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations

de particuliers. Sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie. 133

“Monument funéraire de la famille de l’architecte Auguste Castermans,” laatst geraadpleegd op 14 januari

2014, http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165920&objnr=10122746. 134

Auguste Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites

depuis 1830 jusqu’a nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieures et extérieurs, 2

vols. (Parijs&Luik: E. Noblet, 1852-69).

Page 27: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

23

onderlinge vergelijking als inspiratiebron kunnen dienen voor nieuwe architectonische

creaties.135

De uitgever en de plaats van uitgave van de Parallèle varieert tussen de diverse edities van

elk volume en tussen beide volumes onderling. Het eerste volume van de publicatie werd

volgens de titelplaten van de geraadpleegde exemplaren gepubliceerd bij de uitgever

E. Noblet in Luik, of in Parijs en Luik. Er bestaan echter ook drukken van het eerste volume

die in beide steden werden uitgegeven door J. Baudry, de uitbater van de Librairie

polytechnique te Parijs. Het tweede volume werd telkens zowel in Parijs als in Luik

uitgebracht door Noblet of Baudry. De titelplaten melden dat de publicatie aanvankelijk werd

uitgegeven in afleveringen of zogenaamde ‘livraisons’ die telkens een aantal losse platen

bevatten. Het eerste volume werd uitgegeven in twintig afleveringen van elk zes platen, het

tweede volume in vierentwintig afleveringen van elk vijf platen. De afzonderlijke

afleveringen van het eerste volume van de Parallèle verschenen tussen 1852 en 1857, de

uitgave van het tweede volume situeerde zich tussen 1858 en 1869.136

II.3. Tussentijds besluit

De Parallèle bekleedt binnen het oeuvre van Auguste Castermans een belangrijke positie. De

architect vatte de productie van de Parallèle aan op het moment dat hij pas afgestudeerd was

en hield zich er maar liefst 18 jaar van zijn carrière mee bezig. De publicatie kan dan ook

beschouwd worden als zijn levenswerk. Het onderwerp van de Parallèle, de eclectische

woonarchitectuur, sloot nauw aan bij zijn eigen architecturale praktijk, die hoofdzakelijk

toegespitst was op het vervaardigen van woningen voor een kapitaalkrachtige burgerij. Bijna

een achtste van de platen is gewijd aan zijn eigen ontwerpen. Maar op de overige platen

presenteert Castermans werken van zijn tijdgenoten. Op die manier manifesteert Castermans

zich via de Parallèle als een absoluut liefhebber van het eclecticisme en als een kenner van de

contemporaine architectuurproductie in België.

135

Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à

nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol. 1 (Luik: E. Noblet,

1852-57). 136

Otto Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1867), 450; “Catalogue

général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1876), 250; Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” 196.

Page 28: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

24

DEEL III: SITUERING VAN DE PARALLÈLE BINNEN HAAR

ONTSTAANSCONTEXT

In dit deel van het onderzoek wordt de Parallèle betrokken op de context waarbinnen ze

vervaardigd werd. Hiervoor wordt de bestaande vakliteratuur ingeroepen en wordt de

inleiding van de Parallèle, die de tijdsgeest van het werk uitdraagt, bestudeerd. De focus ligt

op de 19de-eeuwse, maatschappelijke ontwikkelingen die binnen de architectuur een evolutie

tot stand brachten en op het ontstaan van de eclectische architectuurontwikkeling. Vervolgens

wordt het architecturale publicatielandschap van de 19de eeuw onder de loep genomen om de

Parallèle nog beter binnen haar tijd te kunnen situeren. Gezien de heersende publicatietraditie

wordt de globale inhoud van het platenalbum, waarmee reeds werd kennis gemaakt in het

voorgaande onderzoeksdeel, vergeleken met die van soortgelijke architectuurpublicaties. Het

doel is om de totstandkoming en de waarde van de Parallèle binnen haar onstaanscontext te

begrijpen.

III.1. De maatschappelijke en architecturale ontwikkelingen in de 19de eeuw

III.1.1. Effect van de maatschappelijke ontwikkelingen op de architectuur: het ontstaan van

het eclecticisme

De Parallèle van Auguste Castermans kwam tot stand in een “eeuw van bewegingen en

transformaties”.137

De 19de eeuw werd namelijk gekenmerkt door tal van vernieuwingen die

leidden tot politieke, sociale, intellectuele en artistieke pluriformiteit en een economische

omwenteling. Zo werden er in deze eeuw ingrijpende politieke en sociale hervormingen

doorgevoerd, waardoor de macht steeds meer in handen van de burgerij kwam. De verworven

gelijkheid deed talrijke politieke overtuigingen ontstaan. Daarnaast zorgde toenemende

intellectuele vrijheid in de 19de eeuw voor vooruitgang in wetenschappelijke kennis. Een

waaier aan nieuwe theorieën werd via de pers de wereld ingestuurd. Ook op artistiek vlak

deden vernieuwingen hun intrede en verscheidene stijlstromingen overlapten elkaar. Verder

kende dit tijdperk een opmerkelijke economische groei. De industriële revolutie bevorderde

de technische vooruitgang en de economische voorspoed van de burgerij genereerde een

nieuwe levenswijze. Al deze omwentelingen boden een enorme rijkdom, maar brachten voor

de 19de-eeuwse burger tevens een uitdaging met zich mee, met name het omgaan met

veelheid en verscheidenheid. Deze kwestie doordesemde de hele samenleving en ligt aan de

basis van de 19de-eeuwse maatschappelijke ideologie die als het eclecticisme wordt

gedefinieerd.138

Het eclecticisme, dat in oorsprong een filosofische strekking was,139

drong ook door in de

19de-eeuwse architectuur. Het architecturaal eclecticisme kan gedefinieerd worden als het

combineren van elementen uit verschillende stijlen of architecturale stromingen. In

137

Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 12. 138

Ibid., 2-14; Françoise Dierkens-Aubry, “De eeuw van het eclecticisme ingeleid,” in De 19de eeuw in België:

architectuur en interieurs (Tielt: Lannoo, 1994), 11-35. 139

Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 3.

Page 29: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

25

Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw140

stelt Yves

Schoonjans dat het begrip eclecticisme onlosmakelijk verbonden is met de idee van het

kiezen. Volgens de auteur zijn er drie voorwaarden nodig om keuzes mogelijk te maken,

namelijk veelheid, verscheidenheid en vrijheid. Deze drie ingrediënten waren in de 19de eeuw

duidelijk aanwezig. De nieuwe wetenschappelijke disciplines zoals archeologie en

kunsthistoriografie confronteerden de architect met de veelheid en verscheidenheid aan

bouwstijlen. De kennis van de architectuurgeschiedenis schiep belangstelling voor de

schoonheid van de historische architecturen en stimuleerde de architecten om de vormelijke

elementen ervan in te zetten in de contemporaine ontwerppraktijk. Als ontwerper eigenden ze

zich de vrijheid toe om uit de pluriformiteit aan architectuurstijlen de meest geschikte

elementen te kiezen en samen te brengen in hun eigen ontwerpen. Auguste Castermans stelt in

zijn inleiding vast dat sinds 1830 “l’éclecticisme paraît de plus en plus conquérir les

sympathies des artistes” en het is deze stijlstroming waar zijn publicatie een neerslag van

vormt.141

III.1.2. Architecturale ontwikkelingen: de eclectische architectuurpraktijk

De eclectische architectuurpraktijk ontwikkelde zich binnen een veelheid van aan elkaar

gelieerde omstandigheden. De opkomst van de burgerij, de hoge bouwproductie en de

zoektocht naar een nieuwe stijl die de vooruitgang van de eeuw incorporeerde en naar een stijl

die de Belgische identiteit aanschouwelijk moest maken, hebben een cruciale rol gespeeld in

het ontstaan ervan.142

Dat Castermans hiervan weet had, getuigt de inleiding van de Parallèle

waarin hij beschreef hoe deze vier factoren de architecturale ontwikkelingen beïnvloedden en

de eclectische architectuurpraktijk vormgaven.

Ten eerste werd de architecturale productie in de 19de eeuw hoofdzakelijk gestuurd door de

opkomende, kapitaalkrachtige burgerij. Deze nieuwe klasse wenste door middel van de eigen

woning haar recentelijk verworven machtspositie te manifesteren.143

Hierbij was het

eclecticisme erg gegeerd omdat deze stijlstroming, vanwege de vrijheid in het ontwerpen, de

eigen smaak of de aangehangen politieke en culturele waarden van de bouwheer konden

uitdrukken.144

Op die manier werd de eclectische architectuurpraktijk door deze gegoede

klasse beïnvloed en gestimuleerd.145

Castermans begreep het belang van dit cliënteel in de

ontwikkeling van de eclectische bouwpraktijk. In de inleiding van zijn Parallèle geeft hij aan

dat de architecturale vooruitgang zowel aan de architect als aan de bouwheer te danken is. Hij

erkent dat “le goût du public s’est épuré avec celui des architectes”.146

En hij constateert dat

deze laatste “ont dû approfondir et varier tout à la fois leurs études, tant au point de vue

historique et esthétique qu’au point de vue technique” om tegemoet te kunnen komen aan de

140

Ibid. 141

Ibid., 15-37; Francis Strauven, “19e-eeuwse architectuur en stedebouw te Brussel,” OKV (okt/dec 1975): 149. 142

Jos Vandenbreeden, “Eclecticisme,” in De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs (Tielt: Lannoo,

1994), 87-120; Anne Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” in Repertorium van de architectuur

in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 18-32. 143

Ibid., 28. 144

Laurence Ancion, “L’Oeuvre de l’architecte Emile Vierset-Godin,” Carnets du Patrimoine, nr. 29 (Namen:

Ministère de la Région wallonne, 1999), 30. 145

Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 151-52. 146

Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis

1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.

Page 30: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

26

steeds hogere eisen van hun opdrachtgevers.147

Een gelijkaardig besef van het mechanisme

tussen architect en opdrachtgever is terug te vinden bij Castermans’ tijdgenoot en collega

Jean-Pierre Cluysenaar (1811-1880).148

Deze architect stond sceptisch tegenover de

tussenkomst van de bouwheer in het ontwerpproces.149

Maar desondanks kwam Cluysenaar

tegemoet aan de wensen van private opdrachtgevers, omdat hij ervan uitging dat enkel zij de

architecturale progressie konden garanderen.150

Castermans richt zich met zijn publicatie over

eclectische woonarchitectuur daarom niet enkel tot de architecten, maar ook tot “les

spéculateurs” en “les propriétaires”.151

Hij toont in de Parallèle de producten van een

geslaagde wisselwerking tussen architect en bouwheer en stimuleert de voortzetting van hun

samenwerking om de eclectische praktijk te bestendigen.

Ten tweede werd de architecturale productie vanaf het midden 19de eeuw in de hand gewerkt

door omvangrijke stadssaneringen en -uitbreidingen in de Belgische grootsteden.152

Het

eclecticisme werd hierbij ingezet om de steden te verfraaien en zo werd deze stijlstroming het

onderwerp van een commerciële praktijk. In Frankrijk voltrok zich op dat moment eenzelfde

commercialisering van de privéarchitectuur. César Daly (1811-1894),153

de redacteur van het

Franse architectuurtijdschrift Revue générale de l’architecture et des travaux publics

(1840-1890)154

en pleitbezorger van het eclecticisme,155

merkte dat de creativiteit binnen de

architectuurproductie hierdoor in het gedrang kwam te staan. Hij stelde vast dat menig

architect zich omwille van de hoge werkdruk verlaagde tot het louter imiteren van historische

voorbeelden. Vanwege deze wanpraktijk achtte Daly het noodzakelijk dat de eclectische

architect ook notie kreeg van de contemporaine ontwikkelingen in de architectuur. Hij

bewerkstelligde dit door platen met architectuurtekeningen van recente, kwalitatieve

verwezenlijkingen te verspreiden die de ontwerper in tijden van bouwwoede konden

inspireren. Zo hoopte Daly de eclectische architectuurontwikkelingen in goede banen te

leiden.156

Ook Castermans maakt in zijn inleiding duidelijk dat hij zich bekommert om de

kwaliteit van de architectuurproductie. Hij gaat ervan uit dat de Parallèle hiertoe een bijdrage

kan leveren, want hij stelt dat “plus on mettra au jour de recueils de ce genre, plus le

sentiment du beau se répandra, plus aisément le goût s’épurera”.157

Hij acht het nuttig voor

ontwerpers “de comparer entre eux un grand nombre de plans et de façades” en geeft zo aan

dat de platen niet letterlijk gekopieerd dienen te worden. Met zijn platenbundel over

contemporaine architectuur verschafte Castermans, al dan niet moedwillig, een hulpmiddel

147

Ibid. 148

Guy Conde Reis, “Cluysenaar, Jean-Pierre,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden,

red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 213. 149

Cluysenaar, Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d’ouvriers, etc.,

exécutés en Belgique par Jean-Pierre Cluysenaar architecte, 11-12. 150

J. Winters, “Maatschappij en maatschappijbeeld: Jean-Pierre Cluysenaar,” OKV (1981): 124. 151

Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis

1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 152

Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 211-12. 153

Ibid., 99. 154

Marc Saboya, Presse et architecture au XIXe siècle: César Daly et la Revue générale de l’architecture et des

travaux publics (Parijs: Picard, 1991), 51. 155

Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 7. 156

Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 152-53. 157

Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis

1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.

Page 31: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

27

aan de architecten om binnen de commerciële context kwalitatief hoogstaande architectuur te

creëren.

Ten derde komt het eclecticisme op binnen een 19de-eeuws streven naar een nieuwe stijl die

de vooruitgang van de eeuw incorporeerde.158

Castermans stelt in zijn voorwoord dat “le

XIXe siècle n’a pas un style d’architecture qui lui soit propre”.159

De overtuiging was

gangbaar in de 19de eeuw. César Daly zou deze stelling in 1863 in zijn Revue hernemen.160

De technische evolutie zorgde voor nieuwe bouwtechnieken en -materialen, zoals gietijzer,

staal en glas,161

en Castermans geloofde dat deze innovaties een uitweg konden bieden voor

het vinden van een nieuwe stijl. Maar hij geeft aan dat de oplossing nog niet nabij was, door

te stellen dat “on ne peut encore prévoir jusqu’où s’étendra l’emploi du fer en architecture, ni

jusqu’à quel point il peut résulter de là un art radicalement nouveau et original”.162

Dus,

“en attendant”, wordt de eclectische architectuurpraktijk door de architecten gehanteerd.163

De eclectische architecten doen voor hun ontwerpen een beroep op hun creativiteit en

verbeeldingskracht, “sans s’ingénier à chercher des principes nouveaux, ce qui et peut-être

impossible”, voegt Castermans er terloops aan toe.164

De eclectische architecten zijn voor

hem “créateurs de leurs œuvres et non d’un système, prenant en un mot pour devise de l’art

moderne le vieil adage: non nova, sed novè”.165

Voor Castermans was dus niet het nauwgezet

navolgen van vastgelegde regels, maar de creativiteit de grootste troef van de architecten.

Hiermee gaf Castermans aan dat hij de eclectische praktijk verkoos boven de neostijlen, zoals

het neoclassicisme en de neogotiek, die krampachtig vasthielden aan één welbepaalde stijl uit

het verleden. Castermans beweerde dat er vanaf 1830 dus toch vernieuwing heerste door de

creatieve omgang met de historische stijlen en beschouwde het eclecticisme als een

volwaardige overgangspraktijk.

Ten vierde en ten laatste dient het eclecticisme beschouwd te worden binnen het opkomende

nationalisme.166

Vanaf de onafhankelijkheid in 1830 groeide in België het nationalistisch

bewustzijn. De drang om de identiteit en de welvaart van de jonge natie te presenteren, werd

merkbaar in de architectuur. Er werd afstand gedaan van de in oorsprong Franse,

neoclassicistische stijlstroming die tot dan toe de architectuurproductie had gedomineerd.

Tegelijkertijd ontstond er ook in Frankrijk een gelijkaardige wens om een nationale stijl te

ontwikkelen die komaf maakte met het verouderde classicisme.167

In beide landen groeide de

158

Herman Stynen, De onvoltooid verleden tijd: een geschiedenis van de monumenten- en landschapszorg in

Belgi 1835-1940 (Brussel: Stichting Vlaams Erfgoed, 1998), 96. 159

Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis

1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 160

Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 164; Onraet, “Journal (belge) de

l’architecture: studie over een architectuurtijdschrift uit het midden van de 19de eeuw,” 148-49. 161

Strauven, “19e-eeuwse architectuur en stedebouw te Brussel,” 148-49. 162

Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis

1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 163

Ibid. 164

Ibid. 165

Ibid. 166

Stynen, De onvoltooid verleden tijd: een geschiedenis van de monumenten- en landschaps org in Belgi

1835-1940, 96. 167

Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 115.

Page 32: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

28

tendens om terug te grijpen naar de stijlen uit het eigen nationale verleden, ontluikend in de

neogotiek.168

Het architecturaal eclecticisme vormde een reactie op dit historisme.169

De

Franse eclecticus Daly verzette zich in zijn architectuurtijdschrift reeds van bij het begin tegen

dergelijke architectuurpraktijk.170

In de inleiding van zijn Parallèle bevestigt Castermans dat

“le caractère dominant de chaque civilisation est fidèlement empreint au front de ses

édifices”.171

Maar hij stelt vast dat architecten verschillende stijlelementen met elkaar

beginnen te combineren, wat in de ogen van velen afbraak doet aan het nationalistische

karakter van de architectuur en waarmee geen vooruitgang wordt geboekt.172

Toch bepleit

Castermans dat “si l’Architecture moderne ne peut revendiquer une originalité absolue, elle

n’en a pas moins acquis (…) depuis 1830, la Belgique a son école à elle, école nettement

séparée de l’école française”.173

Deze autonomie van de Belgische architectuurschool

verklaart hij door “les différences d’institutions et de mœurs qui existent entre le peuple

français et le peuple belge”, waaruit toch een nationalistische ondertoon doorklinkt.174

Voor

Castermans lijkt het niet noodzakelijk om slechts terug te grijpen naar één stijl uit het

nationale verleden om de identiteit van de eigen natie in de architectuur te veruitwendigen.

Met zijn publicatie toont Castermans aan dat de eigenheid van het volk ook door het

eclecticisme kan worden uitgedrukt en dat de Belgische school zich dankzij deze stijlstroming

van de Franse dominantie in de architectuur heeft kunnen losscheuren.

III.2. Situering van de Parallèle binnen de 19de-eeuwse traditie van

architectuurpublicaties

III.2.1. Soorten architectuurpublicaties

Architectuurpublicaties fungeerden in de 19de eeuw als een belangrijk instrument voor het

architectuurdebat over de zoektocht naar een eigentijdse stijl. Twee verschillende soorten

publicaties, namelijk het tijdschrift en het recueil, zetten op die manier de ontwikkelingen in

de architectuurpraxis in beweging. Het tijdschrift was een belangrijk medium omdat het,

omwille van het periodiek verschijnen ervan, kon inspelen op de actuele architectuurdiscussie.

Het werd beschouwd als een publiek forum waarin elk standpunt en iedere architectuur aan

bod kon komen. Elk tijdschriftnummer omvatte een reeks artikels over uiteenlopende

onderwerpen en architectuurtekeningen, die achteraan als losse platen werden toegevoegd en

vaak geen verband hielden met het tekstgedeelte. De platen hadden dikwijls een autonoom

karakter en konden als werkinstrument gehanteerd worden door de gebruiker en stuurden zo

mee de architecturale ontwikkelingen. Vanwege deze opdeling presenteerde het

168

Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” 25. 169

Ibid., 27. 170

Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 164. 171

Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis

1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 172

Ibid. 173

Ibid. 174

Ibid.

Page 33: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

29

architectuurtijdschrift zich als een encyclopedie met een grote bruikbaarheid voor de

architect.175

In de volgende twee tijdschriften konden voor- en tegenstanders van het eclecticisme zich

alvast uiten. In Frankrijk werd in 1840 de productie van het tijdschrift Revue aangevat, onder

de redactie van César Daly.176

Daly verkoos het eclecticisme boven het zogenaamde

historisme, dat beruste op het slaafs navolgen van de historische stijlen.177

Het enige

Belgische tijdschrift dat gelijktijdig met de Parallèle werd uitgegeven, was het Journal

(belge) de l’architecture (1848-1858).178

In dit architectuurtijdschrift werd echter een

negatieve houding aangenomen ten aanzien van het eclecticisme. De auteurs zetten zich af

tegen de aanwending van het eclecticisme als doel op zich. Met andere woorden, ze hekelden

de assemblage van diverse stijlelementen binnen eenzelfde gebouw. Veeleer gaven ze de

voorkeur aan een stijl die strookte met het bouwprogramma. Zo werd de neogotiek geschikt

bevonden voor de bouw van kerken en het neoclasscisme voor publieke gebouwen.179

Een ander belangrijk en frequent voorkomende publicatievorm uit de 19de eeuw die het

architectuurdebat schraagde, was het recueil. Dit is een publicatie die een reeks

architectuurprenten bundelt en die wordt ingeleid door een korte tekst ter verantwoording van

de keuze van de afgebeelde architectuur.180

De platen waren net zoals bij de tijdschriften

bedoeld als een hulpmiddel bij het ontwerpen en ze werden vaak periodiek uitgegeven. Op de

platen kon zowel historische als hedendaagse architectuur afgebeeld zijn, of een vermenging

van beide. Dikwijls bevatte de platenbundel ook architectonische verwezenlijkingen van de

architect van wie de publicatie uitging. In dergelijk geval diende het recueil om een eigen

ontwerppraktijk wetenschappelijk te onderbouwen en een manier van ontwerpen te

legitimeren. Het recueil is dan ook het toonbeeld van de vermenging van de praktische

capaciteiten en de intellectuele ambities van de 19de-eeuwse architect.181

De Parallèle van Castermans vormt een sprekend voorbeeld van een recueil uit België.

Castermans bundelt in deze publicatie platen met eclectische architectuur die als

inspiratiebron konden dienen voor architecten en bouwheren. Hij toont hoofdzakelijk

woonprogramma’s en motiveert deze keuze vanuit een praktische inzetbaarheid. Castermans

nam eigen ontwerpen op, maar presenteert daarnaast ook heel wat eclectische werken van zijn

tijdgenoten. Op die manier plaatst hij zijn eigen ontwerppraktijk binnen het tijdsbeeld en

legitimeert hij zijn eigen standpunt binnen het architectuurdebat. De Parallèle van

Castermans met eclectische architectuur vormt duidelijk een tegengewicht voor de Journal

waarin deze stijlstroming werd gehekeld.

175

Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 7-8, 106-19.

Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” 27. 176

Marc Saboya, Presse et architecture au XIXe siècle: César Daly et la Revue générale de l’architecture et des

travaux publics (Parijs: Picard, 1991), 51. 177

Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 163-65. 178

Onraet, “Journal (belge) de l’architecture: studie over een architectuurtijdschrift uit het midden van de 19de

eeuw,” 1,145. 179

Ibid., 108-123 180

Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 106-08. 181

Ibid., 106-19.

Page 34: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

30

Yves Schoonjans merkt in zijn publicatie Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het

eclecticisme in de 19de eeuw182

dat de titels van publicaties van architectuurprenten dikwijls

aanvatten met de begrippen ‘recueil’ of ‘parallèle’.183

Hij maakt een onderscheid tussen beide

termen op semantisch vlak. Het begrip recueil verwijst volgens Schoonjans naar de daad van

de samensteller van de publicatie, het heeft betrekking op het verzamelen van de architectuur.

Het begrip ‘parallèle’ legt daarentegen de nadruk op de actie die de gebruiker van het werk

dient uit te voeren, namelijk het vergelijken van de platen die hem worden aangereikt. Deze

comparatieve aanpak werd indertijd beschouwd als een wetenschappelijke methode om

objectief te oordelen. Volgens Schoonjans wou Castermans met de keuze voor het begrip

‘parallèle’ in de titel bewust de gebruikswijze van zijn publicatie met zijn publiek

communiceren. Door het gebruik van de term ‘parallèle’ in de titel van zijn publicatie

verwachtte Castermans een actieve participatie van de gebruikers bij het hanteren van zijn

platenbundel en legde hij de verantwoordelijkheid om te oordelen bij hen.184

In de inleiding geeft Castermans inderdaad aan dat hij een “étude attentive des planches”

verlangde van de gebruikers. Vanwege de uitdagingen die met de typologie van de

woonarchitectuur gepaard gaan, acht hij het “incontestable utile que les architectes soient mis

en mesure de comparer entre eux un grand nombre de plans et de façades conçus et exécutés

dans des conditions diverses”.185

Met zijn verzoek om via het vergelijken van de platen

inspiratie op te doen, stuurde Castermans aan op een eclectische praktijk.

Op basis van deze bevindingen en uitgaande van de kenmerken van de platen bestempelt

Schoonjans de Parallèle van Castermans als een voorbeeldboek. Dit is voor hem een bundel

van illustraties die de architectuur op een nauwkeurige manier weergeven, maar zonder in te

gaan op technische aspecten ervan. Een voorbeeldboek presenteert bestaande, architecturale

ontwerpen die niet letterlijk gekopieerd dienen te worden, maar die inzetbaar zijn als

inspiratiebron in de architectuurpraktijk.186

III.2.2. Vergelijking van de Parallèle met soortgelijke publicaties

III.2.2.1. Vergelijking met de Parallèle van Calliat

Schoonjans somt in zijn publicatie een aantal Belgische en Franse voorbeelden van recueils

op.187

Hierbij noemt hij onder andere de publicatie Parallèle des maisons de Paris, construites

depuis 1830 jusqu’ à nos jours188

van de Franse architect Victor Calliat (1801-1881)189

in één

adem met de Parallèle van Castermans. Niet alleen stemmen de titels van deze twee

publicaties nagenoeg overeen, ook werden ze allebei gepubliceerd bij de Luikse uitgever

182

Ibid. 183

Ibid., 106, 120. 184

Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 124-25. 185

Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis

1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 186

Ibid., 106-08, 140-58. 187

Ibid., 148. 188

Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours. 189

Béatrice Bouvier, L'edition D'architecture À Paris Au Xixe Siècle Les Maisons Bance Et Morel Et La Presse

Architecturale, vol. 27, Histoire Et Civilisation Du Livre (Genève: Droz, 2004), 120.

Page 35: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

31

E. Noblet met slechts één jaar verschil. De productie van het recueil van Calliat werd

aangevat in 1851,190

die van het recueil van Castermans in 1852. Deze gegevens wekken het

vermoeden dat er een connectie bestaat tussen beide publicaties. Het Franse bibliografisch

woordenboek Manuel du libraire et de l'amateur de livres191

uit de 19de eeuw bevestigt deze

veronderstelling. Volgens deze bron was Castermans zijn publicatie gemaakt “suite à celui de

M. Callait sur les Maisons de Paris”.192

Deze uitspraak doet uitschijnen dat Castermans zich

voor de verwezenlijking van zijn publicatie geïnspireerd heeft op het voorbeeldboek van

Calliat. Teneinde te achterhalen in welke mate Castermans zich baseerde op het werk van zijn

Franse collega, worden beide werken met elkaar vergeleken.

Net zoals de publicatie van Castermans bestaat het recueil van Calliat uit twee volumes. Het

tweede deel verscheen onder de licht gewijzigde titel Parallèle des maisons de Paris,

construites depuis 1850 jusqu’à nos jours193

.194

De recueils van Castermans en Calliat

vertonen eenzelfde opbouw. Ze omvatten een bundel platen die vooraf wordt gegaan van een

frontispice, een inleiding,195

een titelpagina, en een inhoudstafel. Ook de inhoud van de

architectuurtekeningen is gelijklopend. Beide auteurs brengen de eclectische

woonarchitectuur van verschillende architecten uit hun eigen streek op diverse wijzen in

beeld. Ze presenteren zowel gevels, doorsneden, en plannen als details van architecturale

elementen. Maar zoals de titel van het Franse recueil aangeeft, beperkte Calliat zich tot het

afbeelden van de woonarchitectuur in de hoofdstad, in tegenstelling tot Castermans die ook de

verwezenlijkingen uit andere steden van België weergeeft. Dit verschil verklaart waarom

Calliat enkel ‘maisons’ en ‘hôtels’ toont,196

terwijl Castermans ook kastelen en diverse

aanbouwsels van privéarchitectuur in zijn publicatie opneemt.

De inleidende teksten van de publicaties van Calliat en Castermans vertonen opmerkelijke

parallellen qua inhoud (bijlage II, III). Beide architecten beschouwden het jaar 1830 als het

beginpunt van architecturale vooruitgang in hun land. Voor Frankrijk valt deze datum samen

met de aanvang van de Julimonarchie, voor België met de onafhankelijkheid. Beide

gebeurtenissen zorgden ervoor dat de bourgeoisie macht verwierf en dat de neoclassicistische

stijlstroming binnen de architectuur in diskrediet geraakte.197

De architecturale progressie was

volgens Calliat en Castermans te wijten aan de toenemende expertise van de architecten en

aan de steeds meer geraffineerdere smaak van de burgerij. De typologie waarbinnen de

vooruitgang in de architectuurproductie voor hen het best tot uiting kwam, was de

woonarchitectuur. Deze typologie vergde dikwijls veel creativiteit vanwege de soms

ongunstige omstandigheden waarmee bij het ontwerpen van woonarchitectuur diende

190

Victor Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours (Luik: E. Noblet, 1851).

Deze publicatie werd aanvankelijk in Frankrijk uitgegeven in 1850 bij de uitgeverij Bance te Parijs. 191

Brunet, “Manuel du libraire et de l’amateur de livres.” 192

“Manuel du libraire et de l’amateur de livres,” (Parijs: Firmin Didot frères, 1860), 1627. 193

Victor Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1850 à nos jours (Parijs: A. Morel et Cie,

1864). 194

Het is onduidelijk of ook het tweede deel van de publicatie van Calliat in België werd uitgegeven. 195

De inleiding werd bij beide publicaties telkens enkel in het eerste volume opgenomen. 196

Met uitzondering van een ‘école de dessin’ (vol. 1, pl.91).

Uit: Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours. 197

Strauven, “19e-eeuwse architectuur en stedebouw te Brussel,” 149.

Page 36: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

32

rekening te worden gehouden, zoals de onregelmatigheid van het bouwterrein.198

Daarom

achtten beide architecten het nuttig om een staalkaart aan voorbeelden van opmerkelijke

woningen te presenteren die sinds 1830 werden opgetrokken. De platen uit hun recueil

dienden door onderlinge vergelijking met elkaar te fungeren als inspiratiebron voor

architecten en bouwheren. Beide architecten beklemtoonden de praktische bruikbaarheid van

hun publicatie door te wijzen op de grote variëteit aan gepresenteerde architectuur zowel in de

woonprogramma’s als in de afgebeelde, architecturale onderdelen. Deze opvallende

overeenkomsten tonen aan dat Castermans zich op het voorbeeldboek van Calliat geïnspireerd

heeft om een gelijkaardige publicatie te maken voor België.199

Maar Castermans beoogde met zijn publicatie niet louter een Belgische pendant van het

recueil van Calliat te verwezenlijken. In het vervolg van zijn inleiding claimt Castermans de

autonomie van de Belgische architectuurschool ten aanzien van de Franse. Hij stelde vast dat

de Brusselse privéarchitectuur die sinds 1830 werd opgetrokken zich duidelijk onderscheidde

van de Parijse woningbouw. In Parijs werden veelal appartementsblokken opgetrokken, wat

monotoon oogde (afb.52). Het verschil in de woonarchitectuur tussen beide grootsteden was

volgens Castermans te wijten aan het verschil in bebouwbare oppervlakte. In tegenstelling tot

Parijs beschikte Brussel over voldoende bouwpercelen waardoor het noodzakelijk was om in

de hoogte te bouwen zoals in Parijs. Deze streekeigen factor genereerde een andere en

creatievere architectuur. Desalniettemin bepleit Castermans het nut van zijn publicatie voor

het zuiderse buurland. Vanwege de eigenheid van de Belgische architectuur kon Frankrijk

volgens hem baat hebben bij “la connaissance de l’Architecture domestique d’un peuple dont

les habitudes sont si voisines de celles de la France en général”.200

Immers, “Paris, Lyon

sont des exceptions” wat de densiteit van het stadsweefsel betrof.201

Castermans wou met zijn

publicatie dus niet alleen de kwalitatieve architectuurproductie in zijn eigen land stimuleren,

hij wenste tevens een alternatief te bieden voor de voorbeelden uit het recueil van Calliat voor

Franse streken waar de bouwomstandigheden verwant waren aan die van België.

III.2.2.2. Vergelijking met de Choix van Goetghebuer

De publicatie van Castermans dient ook gesitueerd te worden binnen de lokale productie van

soortgelijke architectuurpublicaties. Een belangrijk voorloper van Castermans’ Parallèle uit

de eigen streek is de publicatie Choix des monumens, édifices et maisons les plus

remarquables du Royaume des Pays-Bas202

van de Gentse architect Pierre-Jacques

198

Calliat wijst op de “irrégularité du terrain, les nécessités économiques de la dépense, les exigences

d’appropriation du tout ou des partis, les besoins ou même les caprices du public”, Castermans haalt als

uitdaging aan dat “nous ne pouvons toujours (…) disposer du terrain dont nous aurions besoin”.

Uit: Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours; Castermans, Parallèle des

maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours,

représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 199

Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours; Castermans, Parallèle des

maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours,

représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 200

Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis

1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 201

Ibid. 202

Goetghebuer, Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas.

Page 37: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

33

Goetghebuer (1788-1866).203

Dit werk werd gepubliceerd tussen 1817 en 1827204

en wordt

beschouwd als het eerste verzamelwerk waarin de architectuur van het Verenigd Koninkrijk

der Nederlanden via illustraties wordt gepresenteerd.205

Om de positie van de Parallèle van

Castermans binnen de streekeigen traditie van architectuurpublicaties te bepalen worden beide

werken met elkaar vergeleken.

De Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des

Pays-Bas206

van Goetghebuer en de Parallèle van Castermans vertonen opmerkelijke

overeenkomsten. Beide publicaties zijn recueils die een reeks platen bundelen waarop de

lokale architectuur wordt afgebeeld en die een grote variëteit aan typologieën en aan

voorstellingswijzen verschaffen. Beide auteurs hanteren geen chronologische of thematische

ordening van de platen.207

Daarnaast zijn zowel in de Choix van Goetghebeur van Castermans

als in de Parallèle van Castermans, respectievelijk uitgegeven aan de vooravond van en na de

Belgische onafhankelijkheid, nationalistische trekken te onderscheiden. Goetghebeur zette de

architectuur in als een instrument om de nationale eenheid te bevorderen.208

Zijn publicatie

vormde een ‘recueil national’ dat de lokale architectuur de eigenheid van de natie

presenteerde en waarin Goetghebuer elke Frans-Belgische connectie in de architectuurpraktijk

vakkundig verzweeg.209

Castermans zette zich expliciet af tegen de dominantie van de Franse

architectuurschool en wou met zijn publicatie de eigenheid van de Belgische architectuur

aantonen.

Echter, Castermans en Goetghebuer streefden met hun publicatie ieder een ander doel na.

Goetghebuer wou met zijn publicatie het merkwaardige, gebouwde patrimonium van de

Nederlanden inventariseren en in tekeningen vereeuwigen.210

Hij maakt in zijn inleiding

duidelijk dat “nous ne prétendons pas donner comme modèles à suivre plusieurs des

bâtiments que en font partie”.211

Immers, “la plupart ne sont remarquables que par

l’originalité de leur structure ou par l’intérêt des faits historiques qui y sont attachés”.212

Goetghebuer beoogde om de ‘nationale’ architectuur kenbaar te maken bij een breed

publiek.213

In tegenstelling tot de Choix was het recueil van Castermans, zoals reeds werd

203

Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume

des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 1. 204

Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” 196. 205

Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume

des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 38. 206

Goetghebuer, Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas. 207

Van de Vijver, Le Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas

de Pierre-Jacques Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, Cahiers du

Centre d'Information, de Documentation et d'Etude du Patrimoine (Brussel: CIDEP, 2000), 5. 208

“Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas:

facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 56. 209

Le Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de Pierre-

Jacques Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, 7, 12, 37-38. 210

“Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas:

facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 44-50. 211

Bibliografische gegevens van het oorsprokelijke citaat, zoals vermeld in: Ibid., 40. 212

Bibliografische gegevens van het oorsprokelijke citaat, zoals vermeld in: Le Choix des monumens, édifices et

maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de Pierre-Jacques Goetghebuer: une histoire de

l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, 30. 213

Ibid., 5, 17.

Page 38: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

34

aangetoond, bedoeld als een voorbeeldboek. Castermans toont particuliere oplossingen voor

problemen waarmee de architect bij de bouw van privéwoningen kon worden geconfronteerd.

Hoewel het niet zijn intentie was om exact te kopiëren modellen aan te bieden, wou hij

architecturale voorbeelden aanreiken die als inspiratiebron konden dienen voor de

gebruiker.214

Zijn publicatie was bestemd voor een beperkter publiek, namelijk voor

architecten en bouwheren. Goetghebuer wou in eerste instantie de aandacht vestigen op het

nationaal patrimonium, terwijl Castermans met zijn publicatie de smaak in de eigentijdse

architectuurpraktijk probeerde te bevorderen.215

De verscheiden opzet van beide publicaties resulteert in vier opmerkelijke verschillen. Ten

eerste verschilt de klemtoon in de weergegeven architectuur. Goetghebuer benadrukt in de

inleiding van zijn Choix dat “il a fait un choix des Bâtiments les plus remarquables et les plus

élégants”216

en hij durfde er zelfs zijn eigen waardeoordeel aan toe te kennen.217

Castermans

daarentegen maakte een selectie die hij van belang achtte voor de gebruiker. Hij geeft aan dat

de bundel werd samengesteld met voorbeelden “que nous avons jugés dignes d’être signalés

aux hommes de l’art”, maar beweert hierbij dat “nous n’avons laissé de côté aucun élément

d’appréciation”.218

Ten tweede is de tijdsspanne van de afgebeelde architectuur in beide

publicaties verschillend. Goetghebuer nam naast contemporaine, neoklassieke gebouwen ook

18de-eeuwse classicistische, gotische en renaissance gebouwen in de Choix op, terwijl

Castermans in zijn recueil louter contemporaine, eclectische architectuur presenteerde.219

Ten

derde verschilt ook de behandeling van de architectuurtypologieën. Goetghebuer behandelde

zeer uiteenlopende bouwprogramma’s,220

terwijl Castermans voornamelijk landhuizen en

stadswoningen toonde.221

Ten vierde wordt de architectuur in beide recueils, ondanks de

gelijklopende variëteit, op een andere manier gepresenteerd. Goetghebuer publiceerde geen

enkele interieurtekening in tegenstelling tot Castermans.222

En Goetghebuer voorzag elke

prent van een beschrijving, terwijl Castermans de tekeningen voor zich liet spreken.223

III.2.2.3. Vergelijking met andere contemporaine publicaties

Op de Choix van Goetghebuer volgden rond het midden van de 19de eeuw gelijkaardige

platenbundels die de Belgische architectuur presenteerden. Zo publiceerde de architect Jean-

Charles Delsaux in 1845 L’Eglise Saint-Jacques à Liège224

en bracht Vierset-Godin in 1854

214

Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 156-58. 215

Ibid., 45. 216

Bibliografische gegevens van het oorsprokelijke citaat, zoals vermeld in: Van de Vijver, Le Choix des

monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de Pierre-Jacques

Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, 17. 217

“Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas:

facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 51. 218

Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis

1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 219

Ibid., iv. 220

Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume

des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 44, 79. 221

Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” 196. 222

Le Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de Pierre-

Jacques Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, 14. 223

“Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas:

facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 38. 224

Jean-Charles Delsaux, L’Eglise Saint-Jacques à Liège (Luik : D. Avanzo et Cie, 1845).

Page 39: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

35

Eglise Notre-Dame à Huy, représentée en plans, élévations, coupes et détails géométraux

d’après les plans de restauration approuvés par la Commission royale des monuments225

uit.

Maar zoals de titels aangeven, tonen deze werken enkel historische architectuur, steeds naar

aanleiding van restauraties. Geen receuil, maar het architectuurtijdschrift Journal, toonde wel

contemporaine realisaties, maar legde de focus op publieke architectuur. In deze rij van

architectuurpublicaties uit het midden van de 19de eeuw bekleedt de Parallèle van

Castermans een uitzonderlijke positie. Het was de eerste publicatie die uitsluitend de aandacht

vestigde op de eigentijdse ontwikkelingen in de Belgische privéarchitectuur en deze expliciet

als voorbeeld poneerde voor de contemporaine ontwerppraktijk.

Met de Parallèle was Castermans de pionier en wegbereider van een in België nieuw soort

publicatie: het voorbeeldboek met contemporaine architectuur. In de jaren die volgden op de

uitgave van de eerste afleveringen van de Parallèle werden ettelijke, soortgelijke Belgische

recueils gepubliceerd door Belgische architecten en uitgevers. Zo verschenen onder meer

Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d'ouvriers,

etc., exécutés en Belgique par Jean-Pierre Cluysenaar, architecte (Jean-Pierre Cluysenaar,

1859), Maisons et écoles communales de la Belgique (Lambert Blandot, 1869) en Motifs de

décoration extérieure et intérieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de

particuliers (Charles Claesen, 1870).

III.3. Tussentijds besluit

De totstandkoming van de Parallèle werd gestimuleerd door contextgebonden

omstandigheden. De 19de-eeuwse maatschappelijke ontwikkelingen veruitwendigden zich

onder meer in een architecturale evolutie waarbinnen de eclectische stijlstroming ontstond.

Inhoudelijk speelde de Parallèle met eclectische woonarchitectuur in op de vraag van de

19de-eeuwse, kapitaalkrachtige burgerij naar deze typologie. Binnen de context van de

verhoogde bouwpraktijk reikte de Parallèle aan ontwerpers voorbeelden aan om kwalitatieve

architectuur af te leveren. De publicatie poneerde het eclecticisme als een volwaardige

overgangspraktijk in de zoektocht naar een eigentijdse architectuurstijl en veruiterlijkte op

architecturaal vlak de nationale ambities van het onafhankelijke België. Binnen de Belgische

publicatietraditie vulde de Parallèle een leemte op. In tegenstelling tot de Journal, voorzag

het werk de mogelijkheid voor vooruitstrevende architecten om hun eclectische ontwerpen te

verspreiden. De Parallèle was bovendien het eerste Belgische recueil dat de contemporaine

woonarchitectuur als voorbeeld stelde voor de eigentijdse ontwerppraktijk in binnen- en

buitenland.

225

Vierset-Godin, Eglise Notre-Dame à Huy, représentée en plans, élévations, coupes et détails géométraux

d’après les plans de restauration approuvés par la Commission Royale des Monuments (Luik: E. Noblet, 1854).

Page 40: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

36

DEEL IV: DE PARALLÈLE ZELF ONDER DE LOEP

In dit deel van het onderzoek naar de Parallèle wordt dieper ingezoomd op de platenbundel

zelf. Ten eerste wordt de productie, de letterlijke totstandkoming, van het werk onderzocht.

De wijze waarop het platenalbum werd gepubliceerd, wordt onthuld en er wordt dieper

ingegaan op de personen die bij de productie betrokken waren, namelijk de uitgever, de

tekenaar en de graveur. Ten tweede wordt de inhoud van de Parallèle ontsloten. Er wordt een

kwantitatieve en kwalitatieve analyse uitgevoerd op de vier aspecten die in de inhoudstafel

zijn opgelijst, namelijk de locatie, de typologie, de voorstellingswijze van de architectuur en

de architecten. Ten derde en ten slotte wordt de impact van de Parallèle nagegaan. De

verspreiding, de receptie alsook het gebruik van de publicatie worden bestudeerd. Het doel

van dit laatste en omvangrijke onderzoeksdeel is om de waarde en de totstandkoming van de

Parallèle zelf na te gaan.

IV.1. De productie van de Parallèle

In dit onderdeel wordt de productie van de Parallèle onderzocht, een aspect van de publicatie

dat nooit eerder werd belicht. Vooreerst is het de bedoeling om duidelijkheid scheppen over

de wijze waarop de publicatie werd uitgegeven. Daarna wordt ingezoomd op de personen die

bijdroegen tot de realisatie van het monumentale platenalbum, namelijk de uitgever, de

tekenaar en de graveur.

De Parallèle verscheen aanvankelijk in afleveringen of zogenaamde ‘livraisons’, die elk een

aantal losse platen bevatten. Volgens de titelplaten werden het eerste en het tweede volume

respectievelijk gepubliceerd in “20 livraisons de 6 planches chacune” en “24 livraisons

de 5 planches chacune”. De titelplaten van de Parallèle behoorden tot de eerste aflevering

van elk volume. Er wordt immers een toekomende tijd gebruikt in de bijkomende vermelding

dat “cet ouvrage se composera de 120 planches gravées”. Deze mededeling komt bovendien

vaak voor in de eigentijdse bibliografische tijdschriften die de verkoop van de afleveringen

promootten.226

De inhoudstafels werden daarentegen aan het eind van de productie van elk

volume toegevoegd.227

Ook de inleidende tekst werd pas na de uitgave van de eerste

120 platen van het eerste volume gepubliceerd.228

De periodieke manier van uitgeven was gangbaar in de 19de eeuw. Onder meer de Choix van

Goetghebuer en L’Architecture privée au XIXe siècle sous Napoleon III van César Daly

226

P. Jannet, “Courrier de la libraire, journal de la propriété littéraire et artistique pour la France et l’étranger,”

(Parijs: s.n., februari 1856), nr.37, 112; Charles Hen, “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,”

(Brussel: Meline, Cans & Cie, 1855), nr.36, 160. 227

Dit was immers gebruikelijk blijkt uit een aankondiging voor het platenalbum Motifs de décoration extérieure

et intérieure van Charles Claesen. Deze meldt dat “une table sera jointe aux dernieres livraisons”.

Uit: “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 1859), nr.1123, 131. 228

De inleiding en inhoudstafel van het eerste volume werden aangetroffen op één vel papier.

Ook bij de periodiek uitgegeven platenalbum L’Architecture privée au XIXe siècle sous Napoleon III van César

Daly werd de inleiding achteraf toegevoegd.

Uit: Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 153.

Page 41: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

37

werden op dergelijke wijze uitgebracht.229

Ook de Belgische uitgave van de platenbundel

Parallèle des Maisons de Paris, die net als de Parallèle van Castermans werd gepubliceerd

bij de uitgever E. Noblet, verscheen in afleveringen. De titelplaat van het eerstgenoemde werk

geeft aan dat er per maand een aflevering uit kwam. De verschijningsfrequentie van de

afleveringen van de Parallèle wordt nergens op de platen vermeld, maar kon aan de hand van

contemporaine bibliografieën van boekhandelaars worden achterhaald (bijlage IV). De

afleveringen van het eerste volume werden uitgebracht tussen 1852 en 1857, die van het

tweede volume tussen 1858 en 1869.230

Van het eerste volume werden één tot vijf

afleveringen per jaar uitgebracht, van het tweede verschenen er één tot twee afleveringen per

jaar en in 1866 en 1868 lag de productie stil. De afleveringen van de Parallèle verschenen dus

erg onregelmatig.

De platen werden meestal ‘in-fol.’ uitgegeven, dat wil zeggen op een bladformaat van

ongeveer 40 cm hoogte, maar ook edities van kleiner (in-4°)231

en groter (gr. in-folio)232

formaat kwamen voor.233

Van elk van beide volumes van de Parallèle zijn twee verschillende uitgaven gekend,

namelijk een kaft met losse platen en een versie waarbij de platen zijn ingebonden. Over het

algemeen was het gebruikelijk dat er na de productie van dergelijke platenbundels een

ingebonden versie verscheen.234

Merkwaardig is echter dat in de bibliografieën de verkoop

van de Parallèle in boekvorm slechts eenmalig werd aangetroffen en dit in 1896 onder de

speciale aanbiedingen.235

Bovendien wordt in de catalogus Bibliotheca Belgica van 1861

tussen de ingebonden publicaties Parallèle des Maisons de Paris van Calliat236

en Bâtiments

des stations des chemins de fer van Cluysenaar237

het volledige eerste deel van Castermans’

Parallèle gepromoot, zonder vermelding dat deze ingebonden was.238

Aankondigingen met

betrekking tot een bepaalde bundeling van de platen die in bibliografieën wel voorkomen zijn:

“Livraisons 3 à 7, un cahier in-folio de 1 feuille plus 30 plaches”,239

“12e et 13

e livraisons,

229

Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume

des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 15; Palmaerts,

Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 153. 230

Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” 450; “Catalogue général de la librairie française,” 250. 231

Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,”

(Parijs: s.n., 1855), nr.29, 307. 232

Charles Muquardt, “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges,” (Brussel: Muquardt,

oktober 1852), nr.913, 83-84; “Bibliotheca Belgica, catalogue général des principales publications belges depuis

1830 jusqu’à 1860,” (Brussel: Schnée, 1861), 60. 233

“Les formats des livres: in-folio, in-4, etc.,” laatst geraadpleegd op 21 maart 2014,

http://bibliophilie.blogspot.be/2007/04/les-formats-des-livres-in-folio-in-4.html. 234

Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 153. 235

“120 pl. in-f°, rel. 20 fr.”

Uit: Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,”

(Parijs: s.n., juni 1896), 1306. 236

“relié à l’anglaise”

Uit: “Bibliotheca Belgica, catalogue général des principales publications belges depuis 1830 jusqu’à 1860,” 60. 237

“volume, relié à l’anglaise sur onglet”

Uit: Ibid. 238

Ibid. 239

“Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1853), 811.

Page 42: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

38

planches, 2 cahiers in-4°”240

en “2 vol. in-fol. en portef.”.241

Daarnaast werd een ingebonden

exemplaar aangetroffen dat slechts een deel van het totaal aantal platen bevat en waar losse

platen van verschillende formaten zijn tussengevoegd om het werk te vervolledigen.242

Aan

het einde van het tweede volume is een tekening van een fontein van de architect Albert

Guisart, waarop het jaartal 1880 is aangebracht, mee ingebonden (afb.53). Het lijkt alsof

Castermans’ intentie om de platen aan te bieden als vergelijkingsmateriaal in de aanvankelijke

uitgave werd geëerbiedigd, maar dat verzamelaars zelf de platen lieten inbinden.

De volgorde van de platen in de inhoudstafel stemde meer dan waarschijnlijk overeen met de

volgorde waarin ze in de afleveringen verschenen.243

Enkele platen van het tweede volume

zijn op een aparte manier genummerd. Vier tekeningen zijn van groter formaat, ze beslaan elk

twee platen en worden dus dubbel geteld.244

Daarnaast kregen drie platen een bisnummer,

namelijk plaat 29bis, 31bis en 82bis, wat erop wijst dat ze werden tussengevoegd. Wat

hiervoor het motief was, is onduidelijk. De bisplaten tonen niet noodzakelijk hetzelfde

gebouw als de voorgaande plaat en ze verschijnen binnen een aflevering op verschillende

plaatsen. Opmerkelijk is dat het achtervoegsel ‘bis’, dat voorkomt in de inhoudstafel, niet

altijd gedrukt werd op de platen zelf. In dat geval bevat het volume dus platen met twee keer

hetzelfde nummer.245

IV.1.1. Uitgever

In de bibliografische referenties van de Parallèle in de vakliteratuur wordt steeds E. Noblet

als uitgever van het platenalbum vermeld en wordt als plaats van uitgave Luik of Parijs&Luik

opgegeven. De raadpleging van verschillende exemplaren van de Parallèle leert echter dat er

twee uitgevers bij de productie van het werk betrokken waren, namelijk E. Noblet en

J. Baudry. Beiden publiceerden zowel het eerste als het tweede volume. Noblet gaf volgens de

titelplaten exemplaren van het eerste volume uit in Luik aan de Rue Saint Rémy 18 (afb.54),

in dezelfde stad aan de Place Dre

St Paul (afb.55) en in Parijs aan de Rue Jacob 20, waarbij

vermeld wordt dat hij tegelijkertijd een afdeling had in Luik aan de Place Dre

St Paul (afb.56).

Eenmalig werd op de titelplaat van het eerste volume “Liège, E. Noblet, Editeur, Place Dre

St

Paul” aangetroffen in combinatie met “Paris, Borrant & D’Ro , Libraires, Rue des Sts

240

“Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1855), 307. 241

“Feuilletion du journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1888), 566. 242

Dit exemplaar van de Parallèle wordt bewaard in het CADCRMSF te Luik. 243

De op dergelijke wijze uitgebrachte platenbundels waarbij dit niet het geval is, geven dit immers duidelijk aan

in de inhoudstafel met behulp van een dubbel classificatiesysteem. De inhoudstafel van Motifs de décoration

extérieure et intérieure van Claesen geeft elke plaat een nummer dat overeenstemt met de plaats waarin ze in de

afleveringen verschenen (n°s du classement par livraison) en een letter-cijfercombinatie die de volgorde aangeeft

waarin ze in het gebundelde werk is geordend (classement de l’ouvrage complet). Ook de inhoudstafel van de

publicatie Specimens de la décoration et de l’ornementation au XIXe siècle van Michel Liénard is een dergelijke

systeem toegepast.

Uit: Claesen, Motifs de décoration extérieure et interieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations

de particuliers. Sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie; Michel Liénard, Specimens de la décoration et de

l’ornementation au XIXe siècle (Luik&Leipzig: Charles Claesen, 1866). 244

Namelijk platen 12-13, 22-23, 24-25, 103-104. 245

Zie onder meer de ingebonden exemplaren die bewaard worden in het archief van Brussel en in de

Universiteitsbibliotheek van Gent.

Page 43: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

39

Pères 7”.246

Het eerste volume werd eveneens uitgegeven bij Baudry in de Librairie

polytechnique te Parijs, gevestigd aan de Rue des Sts Pères 15, met de vermelding “Paris &

Liège” (afb.57). Dit laatste geeft aan dat Baudry ook in de Luik over een filiaal beschikte. Het

tweede volume van de Parallèle werd gepubliceerd in “Paris & Liège” bij Noblet, zonder

vermelding van adres (afb.58), en bij Baudry, nog steeds gevestigd aan de Rue des Sts Pères

15 (afb.59). De platen van het eerste volume dragen overwegend het opschrift “Etablt de

E. Noblet, Editeur à Liège” of een verkorte variant. Maar er werden ook platen

teruggevonden met de vermelding “Etablt et Imp

rie de J. Baudry à Liège”. De platen van het

tweede volume dragen ofwel het opschrift “Etablt et Imp

rie de Noblet et Baudry”, ofwel

“Etablt et Imp

rie de J. Baudry à Liège”, ofwel “Etabl

t de E. Noblet, Editeur”, zonder

vermelding van locatie. Sterker zelfs, de tekst ‘à Liège’ lijkt in het laatste geval consequent te

zijn weggekrabd. Deze drie opschriften worden in het tweede volume zonder enige logica

door elkaar gehanteerd. In beide volumes wordt niet op alle platen de uitgever meegedeeld.

De contemporaine bibliografische bladen uit Frankrijk, die de verschijning van de

afleveringen van de Parallèle aankondigen, scheppen duidelijkheid over de inconsistentie met

betrekking tot de uitgever. De eerste afleveringen van het eerste volume verschenen bij

Noblet in Luik.247

Vanaf de twaalfde aflevering, die verscheen in 1855, werden ze

gepubliceerd bij dezelfde uitgever in Luik en in Parijs.248

In sommige bibliografieën wordt

zelfs expliciet aangegeven dat de afleveringen werden uitgegeven in Luik bij Noblet en in

“Paris, même maison, rue Jacob, 20”.249

Omstreeks 1855 lijkt Noblet dus een filiaal in Parijs

uit te baten. Het feit dat het eerste volume ook door Baudry werd uitgegeven, wijst op een

heruitgave van het eerste volume aangezien deze uitgever niet in de bibliografieën van de

jaren 1852 tot 1862 voorkomt.

De eerste veertien afleveringen van het tweede volume werden uitgebracht bij Noblet tussen

1858 en 1862.250

Afleveringen vijftien tot en met negentien werden uitgegeven tussen 1863 en

246

Deze vermelding keert eveneens terug in de “Bibliographie de la France”: “Liége: Noblet – Paris: Borrani et

Droz.”

Uit: Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,”

(Parijs: s.n. 1853), nr.52, 811. 247

P. Jannet, “La propriété littéraire et artistique, journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des

libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays,” (Parijs: s.n., 1854), nr.1, 28; “La propriété littéraire et

artistique, journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de

tous les pays,” (Parijs: s.n., 1855), nr.30, 146. 248

Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,”

(Parijs: s.n. 1855), nr.29, 307.

Aflevering 12 en 13 verschenen uitzonderlijk niet in La Propriété littéraire et artistique. 249

P. Jannet, “La propriété littéraire et artistique, journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des

libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays,” (Parijs: s.n., augustus 1855), nr.241, 475; “La propriété

littéraire et artistique, journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des libraires et marchands d’objets

d’arts de tous les pays,” (Parijs: s.n., september 1855), nr.245, 644; “Courrier de la libraire, journal de la

propriété littéraire et artistique pour la France et l’étranger,” nr.37, 112. 250

C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1858,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1859), 39;

“Catalogue annuel de la librairie française pour 1859,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1860), 39; C. Reinwald,

“Catalogue annuel de la librairie française pour 1860,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1861), 40; “Catalogue

annuel de la librairie française pour 1861,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1862), 43; “Catalogue annuel de la

librairie française pour 1862,” (Parijs: C. Reinwald, februari 1863), 43; Lorenz, “Catalogue général de la librairie

française,” 450.

Page 44: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

40

1865 door Noblet en Baudry samen.251

Afleveringen twintig tot en met vierentwintig werden

enkel door Baudry gepubliceerd tussen 1867 en 1869.252

Opmerkelijk is dat er in de

bibliografieën voor geen van beide uitgevers een filiaal in Parijs wordt vermeld. Gedurende

de productie van het tweede volume van de Parallèle fusioneren beide uitgeverijen en komt

de uitgave van de publicatie in handen van de Franse uitgever Baudry.

Diezelfde bibliografische bladen wijzen op de verdienste van Noblet als uitgever van talrijke

vooruitstrevende architectuurpublicaties. Voorafgaand aan de Parallèle bracht hij onder meer

de platenbundels Hôtel de la ville de Paris en Parallèle des maisons de Paris van Victor

Calliat uit.253

Daarnaast publiceerde hij ook een Franse vertaling van de publicatie

Architectural Antiquities of Normandy van Pugin en Britton. Zijn uitgave was veel goedkoper

dan het Engelse origineel en bovendien van aantekeningen voorzien en werd erg

geapprecieerd.254

Ook de publicatie Types d’architecture gothique recueillis en Angleterre

par A.W. Pugin verscheen in 1851 “grâce au èle M. E. Noblet, intelligent éditeur”.255

Deze

publicatie wordt ook in de Journal vurig gepromoot en er wordt gesteld dat “l’éditeur qui

entreprend de populariser de tels ouvrages a droit à des éloges”.256

Ook met betrekking tot

de publicatie van de Parallèle wordt in een recensie uit de Franse Annales Archéologiques

vermeld dat de publicatie “fait honneur à l’auteur, M. Castermans, et à l’éditeur,

M. Noblet”.257

Het belang van de uitgever voor de verwezenlijking van de Parallèle is dus

niet te onderschatten.

Het is mogelijk dat de uitgever Noblet zelf tekeningen van projecten voor de Parallèle

verzamelde of ze nadien onder eigen naam uitgaf. In het Rijksarchief van Hasselt werd er een

door Noblet uitgegeven, niet gedateerde reeks van zes platen gevonden die de Oude

Gevangenis van Hasselt afbeelden (afb.60-65), een gebouw waarvan zeven platen in de

Parallèle voorkomen (vol.2, pl.5-11) (afb.66-72). De platen van de reeks uit het RH zijn

eveneens uitgegeven door E. Noblet en tonen opvallend veel gelijkenissen met de platen uit

de Parallèle, maar enkele verschillen geven aan dat ze geen deel uitmaakten van de

publicatie. Ten eerste bevat de reeks platen die niet in de Parallèle voorkomen en omgekeerd.

Plaat 5 van uit het RH de reeks toont het “plan des greniers” van de gevangenis (afb.62) dat

afwezig is in de Parallèle. De Parallèle bevat dan weer een extra plaat met het “plan du

souterrain” (vol.2, pl.5) (afb.66) en een plaat met een “coupe en largeur de la détention”

(vol.2, pl.10) (afb.71). Ten tweede stemt de nummering van de platen van de reeks niet

251

C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1863,” (Parijs: C. Reinwald, februari 1864), 45;

“Catalogue annuel de la librairie française pour 1864,” (Parijs: C. Reinwald, februari 1865), 43; “Catalogue

annuel de la librairie française pour 1865,” (Parijs: C. Reinwald, n.d.), 44; Lorenz, “Catalogue général de la

librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1867), 450. 252

C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1867,” (Parijs: C. Reinwald, n.d.), 45;

“Catalogue annuel de la librairie française pour 1869,” (Parijs: C. Reinwald et Cie, n.d.), 40; Lorenz, “Catalogue

général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1876), 250.

Het jaartal 1867 werd ook twee maal aangetroffen op de titelplaat van het tweede volume van de Parallèle. 253

Charles Hen, “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 1856),

nr.528, 41. 254

Adolphe Napoléon Didron, Annales archéologiques, vol. 16 (Parijs: Didron, 1856), 190. 255

Annales archéologiques, vol. 12 (Parijs: Didron, 1852), 268. 256

V., “Types d'architecture gothique recueillis en Angleterre par A.W. Pugin,” Journal de l'architecture et des

arts relatifs à la construction: revue des travaux exécuté en Belgique, nr. 3 (Brussel: Vanderauwera, 1851): 44. 257

Didron, Annales archéologiques, 129.

Page 45: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

41

overeen met de nummering in de Parallèle. De reeks uit het RH bevat platen 3 tot 8. De

platen uit de Parallèle zijn genummerd van 5 tot 11. Ten derde verschillen de opschriften. Er

werden opschriften toegevoegd of weggelaten en er werden opschriften door elkaar

vervangen. Op elke plaat van de reeks is consequent de tekst “Nouveau système

d’emprisonnement cellulaire, maison d’arrêt à Hasselt” aangebracht. Op de platen uit de

Parallèle staat meestal enkel “Maison d’arrêt à Hasselt”. Ten vierde en ten slotte werden op

de tekeningen afgebeelde figuren weggelaten of toegevoegd. Plaat 6 van de reeks (afb.63) en

plaat 8 van Parallèle (afb.69) tonen allebei de voorgevel van de gevangenis, maar de eerste

plaat bevat meer figuren op de voorgrond. Al deze wijzigingen en toevoegingen steunen het

vermoeden dat de reeks uit het RH autonoom tot stand kwam en dat de gegravures werden

aangepast en hergebruikt.

De zes platen uit de reeks van het RH worden vooraf gegaan door een titelplaat die niet in de

Parallèle voorkomt. Deze plaat draagt de titel “Nouvelle maison d’arrêt cellulaire de Hasselt

par F. Derré, Architecte”, toont een “vue à vol d’oiseau” van de gevangenis in een ovalen

cartouche en vermeldt dat de reeks werd uitgegeven bij E. Noblet in “Paris & Liège”

(afb.73). Uit deze laatste mededeling kan worden afgeleid dat de reeks werd uitgegeven

tussen 1855 en 1862, toen Noblet op zichzelf een uitgeverij in Parijs uitbaatte. De platen uit

de Parallèle werden in het midden van deze termijn uitgebracht. Ze maakten deel uit van de

eerste drie afleveringen van het tweede volume die verschenen in 1858 en 1859. Het is dus

niet te achterhalen of de platen uit de reeks voor of na de platen uit de Parallèle verschenen.

De Parallèle werd volgens het opschrift onderaan de inhoudsopgave ofwel gedrukt bij de

Imprimerie de N. Redouté, gevestigd aan de Rue de la Cathédrale 11 te Luik, ofwel bij de

Imprimerie et lithographie de L. Degrace aan de Rue Sous-le-Château 42 te Hoei. De laatste

drukkerij werd enkel aangetroffen in uitgaven van Baudry. Het lettertype van de inleiding

verschilt tussen beide drukkerijen. Volgens de Bibliographie de la France werd het eerste

volume, uitgegeven door Noblet, gedrukt bij de “Imp. de Noel et Hubert à Liège”. Ofwel is

dit nog een derde drukkerij, ofwel gaat het hier gezien het initiaal om dezelfde drukkerij van

N. Redouté te Luik. Verder had Noblet vanaf de samenwerking met Baudry in Parijs een

drukkerij volgens het opschrift “Etablt et Imp

rie de Noblet et Baudry” op sommige platen en

kan het werk dus ook in hun zaak gedrukt zijn.258

IV.1.2. Tekenaar

In dit onderdeel wordt nagegaan wie de tekeningen aanleverde voor de platen van de

Parallèle. Ook dit is een vraag waar tot nog toe geen antwoord op werd geformuleerd. Op de

titelplaat van het eerste volume staat vermeld dat alle prenten door Castermans werden

getekend, maar de opschriften en de stilistische verschillen tussen de platen geven aan dat er

mogelijks meerdere tekenaars aan het werk zijn geweest. Om dit nader te onderzoeken wordt

een vergelijking doorgevoerd tussen de platen onderling en worden ze geconfronteerd met

tekeningen en platen die met zekerheid van de hand zijn van de architect-ontwerpers.

258

Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,”

(Parijs: s.n. 1853), nr.52, 811.

Page 46: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

42

Volgens de titelplaat van het eerste volume van zowel de uitgaven van Noblet als van Baudry

zijn de prenten van de Parallèle “mesurées et dessinées par Augte Castermans, Architecte”.

Het opschrift wordt links onderaan op nagenoeg elke plaat herhaald.259

De tekeningen zijn

ontzettend gedetailleerd en dus onmogelijk het resultaat van een schets van het gebouw in

situ. Bovendien werden er ook platen uitgegeven van gebouwen die nog niet overeind stonden

of die nooit werden verwezenlijkt (zie IV.2.4.2. De voorgestelde projecten). Het kan dus niet

anders dan dat Castermans de tekeningen vervaardigde naar de originele plannen van de

architecten, net zoals ook Goetghebuer dat indertijd had gedaan voor zijn publicatie Choix des

monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas.260

De vraag stelt zich wat de tussenkomst van Castermans als tekenaar dan precies inhoudt. Er

werden authentieke aquareltekeningen teruggevonden van de twee verwezenlijkingen van de

architect Auguste Vivroux die in het eerste volume van de Parallèle zijn opgenomen,

namelijk het poortgebouw van het Château de Mazures (vol.1, pl.43) (afb.77) en het Maison

Rue de Récollets te Verviers (vol.1, pl.99) (afb.78). Een vergelijking van de aquareltekening

van het poortgebouw (afb.79) met de plaat uit de Parallèle waarop deze staat afgebeeld, toont

aan dat het ontwerp slechts ten dele werd overgenomen. De aquarel van woning (afb.80) geeft

aan dat de woning voorzien was om opgetrokken te worden op een oneffen terrein, aangezien

het basement schuin is afgesneden. Op de plaat uit de Parallèle is het basement echter

rechtgetrokken door de onderste bouwlaag uit te lengen. Dit toont aan dat de oorspronkelijke

ontwerpen van Vivroux door Castermans werden aangepast in functie van de positionering

van de architectuur op het blad en de uniformiteit tussen de platen.

De platen uit het eerste volume tonen inderdaad aan dat er door Castermans inspanningen zijn

geleverd om de architectuur te positioneren en te uniformiseren. Elke afgebeeld onderdeel

werd op schaal gebracht in overeenstemming met de bladspiegel en van de juiste

schaalaanduiding voorzien.261

Daarnaast werd de keuze gemaakt of de tekening over de lengte

of over de breedte van het blad werd aangebracht. Verder werden op vele platen verschillende

architecturale details samengebracht en geschikt. En veelal werd ook rondom de tekeningen

een kader aangebracht om een zekere coherentie tussen de platen te genereren.

Op de titelplaat van het tweede volume wordt Castermans echter niet meer als tekenaar

opgegeven. De tekst is aangepast en verschilt bovendien tussen de drukken van de

uitgeverijen onderling. Volgens de uitgaven van Noblet is de “publication dirigée par Augte

Castermans, Architecte, avec la collaboration des principaux architectes de la Belgique”,

volgens die van Baudry daarentegen is de publicatie tot stand gekomen “par les principaux

architectes de la Belgique”. Toch verschijnt op de platen van de edities van beide uitgeverijen

259

Met uitzondering van platen 76 tot 78 die het Château de Ry van de architect Godefroid Umé tonen (afb.74-

76). 260

In de prospectus van zijn publicatie Choix verklaart Goetghebuer dat “ nous nous sommes procuré les plans

et les détails chez les Artistes mêmes qui les ont dirigés”.

Bibliografische gegevens van het oorsprokelijke citaat, zoals vermeld in: Van de Vijver, Le Choix des

monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de Pierre-Jacques

Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, 18. 261

Enkel op platen 9, 29, 71 en 79 van het eerste volume ontbreekt de schaalaanduiding. Maar gezien de aard

van de tekening is ze niet relevant (afb.81-82, 129, 28).

Page 47: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

43

het opschrift “mesuré et dessiné par Aug. Castermans, Achte”. Deze tekst is wel echter nog

maar op 54 platen terug te vinden.262

Merkwaardig is dat op zeven opeenvolgende platen de

architect-ontwerper van het voorgestelde gebouw wordt opgegeven als tekenaar van de prent.

Op de overige platen wordt de tekenaar niet gerapporteerd. Tussen het eerste en het tweede

volume van de Parallèle is er duidelijk een verschuiving vast te stellen met betrekking tot de

rol van Castermans in het maken van de tekeningen voor de platen.

Zeven platen uit het tweede volume dragen de naam van de architect-ontwerper Jean-Pierre

Cluysenaar of Charles Toussaint. Van Cluysenaar betreft het drie platen van het Hôtel

Goethals (vol.2, pl.85-87) (afb.83-85) en twee platen van het Hôtel à côté de l’église

St.-Joseph (vol.2, pl.88-89) (afb.86-87). De platen van het Hôtel Goethals maken deel uit van

zes opeenvolgende platen die aan het interieur van dit gebouw gewijd zijn. Opmerkelijk is dat

de drie voorgaande platen (vol.2, pl.82-84) (afb.88-91) met “mesuré et dessiné par Aug.

Castermans, Archte” zijn ondertekend. Bovendien valt op dat onder de opdruk

‘P.J. Cluysenaar’ op plaat 85 de naam van Castermans nog te ontwaren is. Hier werd de naam

van de tekenaar blijkbaar gecorrigeerd en dit midden in een aflevering (bijlage IV). Maar

tussen de zes prenten valt echter geen verschil in tekenstijl te onderscheiden. In Cluysenaars’

eigen publicatie Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse

et d’ouvrier, etc., excécutés en Belgique (1859) zijn geen interieurtekeningen opgenomen die

hierover uitsluitsel zouden kunnen geven. En aangezien de platen uit deze publicatie in kleur

werden gedrukt is een vergelijking met de platen uit de Parallèle moeilijk (afb.92-93). De

architect Charles Toussaint wordt als tekenaar opgegeven van de twee platen met zijn ontwerp

voor het Château de Neufchâteau (vol.2, pl.92-93) (afb.94-95). Ook deze toeschrijving is

echter betwijfelbaar. De prent van de plattegrond van het kasteel (afb.94) toont immers sterke

overeenkomsten met die van het plan van het Château de Mirwart van Balat, ondertekend

door Castermans (vol.1, pl.28) (afb.96). De tekenstijl van de plaat met de gevel (afb.95)

vertoont dan weer parallellen met deze van het Château de Seilles van Balat (vol.1, pl.64)

(afb.97) en met de Fabrique Hauzeur van Thirion (vol.1, pl.90) (afb.98), eveneens beide

ondertkend met Castermans. Dat deze zeven platen naar de tekeningen van Cluysenaar en

Toussaint zelf vervaardigd werden, lijkt dus onwaarschijnlijk. Vermoedelijk was ook hier

Castermans de tekenaar van de prent. Waarom de namen van de architect-ontwerpers precies

op deze platen ook als tekenaar verschijnen is niet duidelijk.

Ook sommige platen die niet gesigneerd zijn, lijken bij vergelijking met prenten van

Castermans door hem vervaardigd te zijn. Platen 46, 91, 112, 116 en 117 uit het tweede

volume vormen hier een voorbeeld van (afb.99-103). Zo toont plaat 91 een prent met een

woning van Hompus (afb.100) die qua tekenstijl identiek is aan de prent van een andere

woning van dezelfde architect op plaat 72 van hetzelfde volume, die Castermans’ naam draagt

(afb.104). Ook de verschillen tussen niet gesigneerde platen uit de Parallèle en originele

plannen van de architecten wijzen op een intermediaire handeling die door Castermans

uitgevoerd zou kunnen zijn. Zo zijn de platen van de kerk te Kalfort van Schadde

(vol.2, pl.1-2) (afb.105-106) en de originele ontwerptekening ervan (afb.107-108) quasi

identiek, op enkele frappante details na. Op de platen is het uurwerk op de voorgevel

262

Namelijk op platen 3-4, 15, 26-29, 31bis-40, 43, 45, 51-84.

Page 48: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

44

ingevuld, zijn er hulplijnen zichtbaar op het plan en werden muurschilderingen aangebracht in

het interieur van de kerk. Een vergelijking van de platen met de gevel en doorsneden van de

gevangenis van Hasselt van François Derré (vol.2, pl.8, 10) (afb.69, 71) met de plannen ervan

(afb.109-110), toont aan dat de eerstgenoemden werden aangevuld met een decor van bomen

en figuren. Mogelijks waren al deze toevoegingen ter verlevendiging van de architectuur

Castermans zijn verdienste.

Toch werden er ook platen aangetroffen die in vergelijking met originele tekeningen van

architecten niet van Castermans’ hand lijken te zijn. Het tweede volume bevat de

ongesigneerde prent met het eerste gevelontwerp voor de woning Godefroy aan de Louizalaan

(vol.2, pl.95) (afb.111).263

In het platenalbum Travaux d’architecture exécutés en Belgique

par Henri Beyaert, waarvan de platen rechtstreeks werden gegraveerd door Joseph en Franz

Neirynck naar de plannen van Hendrik Beyaert, is het tweede gevelontwerp voor deze woning

opgenomen (afb.112). Beide tekeningen zijn met eenzelfde graad van precisie vervaardigd en

zeer driedimensionaal uitgewerkt. Verder wijken ook platen 103-04, 113, 114 en 115 van het

tweede volume (afb.113-116), die onderling sterke stilistische overeenkomsten vertonen, af

van Castermans’ eerder lineaire tekenstijl. Het is natuurlijk niet evident om te onderscheiden

waar het werk van de tekenaar stopt en in dat van de graveur overgaat. Ook de lay-out van de

platen is in het tweede volume minder consequent en de schaalaanduiding ontbreekt op

meerdere platen.264

Ondanks het feit dat er onduidelijkheid bestaat over wie de prenten

tekende, kan het zijn dat er verschillende personen instonden voor het vervaardigen van de

tekeningen, zeker in het tweede volume.

De manier waarop Castermans de originele plannen van de architect-ontwerpers vergaarde, is

onduidelijk. Enerzijds is het mogelijk dat hij ze zelf actief verzamelde. De laatste aflevering

van het tweede volume, die in 1869 werd uitgeven, bevat het ontwerp van een woning aan de

Quai Cockerill te Luik van de architect Charles Toussaint (vol.2, pl.115) (afb.116).265

Het jaar

voordien was van dezelfde architect het ontwerp van de woning voor een zekere Monsieur H.,

gelegen aan dezelfde straat, gepresenteerd op een tentoonstelling van de SUA te Luik.266

Hoogst waarschijnlijk gaat het om hetzelfde ontwerp en werd het hier door Castermans, die

lid was van de vereniging, opgemerkt. Anderzijds reikten de architecten waarschijnlijk ook

zelf ontwerpen aan. In 1851 ontmoette de Nederlandse architect Johannes Hermanus Leliman

de architecten Joseph Jonas Dumont, Jean-Pierre Cluysenaar en Louis Roelandt op zijn

studiereis in België. Hij tekende van hen respectievelijk woningen aan de Kunstlaan

(afb.118), de woningen Bloemaert en Goethals (afb.119) en een onuitgevoerde

ontwerptekening voor de Société de la Concorde (afb.120). Elk van deze gebouwen werden

263

Vanderperren en Victoir, Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau, 132, 156-57. 264

De schaalaanduiding ontbreekt op platen 5-7, 9-11, 20, 55-57, 62, 67-68, 71, 82-87 en 100 van het tweede

volume. 265

Deze woning staat nog overeind (afb.117). De straatnaam werd in 1889 gewijzigd in Boulevard Piercot.

Uit: Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, vol.3, 604. 266

“Exposition générale des Beaux-Arts comprenant des ouvrages de peinture, sculpture, gravure, dessin &

lithographie 1868: catalogue explicatif,” nr.271, 33.

Page 49: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

45

ook in de Parallèle opgenomen.267

Het is dus goed mogelijk dat de architecten deze projecten

zelf aan Leliman voorstelden en ze later ook aan Castermans presenteerden.268

Vermoedelijk

bestaat de Parallèle uit een combinatie van onderwerpen die door Castermans zelf actief

werden verzameld of door de architecten zelf werden aangedragen.

IV.1.3. Graveur

De platen uit de Parallèle zijn gravures, “planches gravées au trait”,269

vervaardigd door

professionele graveurs. In het eerste volume komen twee namen van graveurs voor, namelijk

Aug. Goffard en Ph. Keppel, die rechts onderaan op de platen staan vermeld. De signatuur

van Goffard is voorzien van de afkorting ‘sc.’, de afkorting voor het Latijnse woord ‘sculpsit’

en gehanteerd wordt om een graveur aan te duiden.270

Volgens de Luikse Almanach officiel de

commerce zou het om de Luikse graveur Augustin-Joseph Goffart kunnen gaan.271

Goffard

(of Goffart) duikt als graveur ook op in andere platenbundels die werden uitgegeven bij

E. Noblet in Luik, zoals Eglise Notre-Dame à Huy représentée en plan, élévations, coupes et

détails géométraux d’après les plans de restauration approuvés par la Commission royale de

monuments (Vierset-Godin, 1854) en Parallèle des maisons de Paris (Calliat, 1851). Over de

persoon Ph. Keppel is niets geweten en zijn naam werd in geen enkele andere publicatie

teruggevonden. Merkwaardig is dat de afkorting ‘sc.’ op geen enkele plaat achter de naam van

Keppel is toegevoegd. Maar omdat zijn signatuur verschijnt rechts onderaan op de prent, de

plaats waar normaliter de vervaardiger van een plaat wordt vermeld, wordt verondersteld dat

hij ook graveur was.

De namen van de graveurs komen in het eerste volume slechts op enkele platen voor. De

ondertekening van Goffard werd aangetroffen op platen 1, 7, 21, 24, 52, 61 en 70

(afb.121-126), die van Keppel op platen 22, 43, 63 en 71 (afb.127, 77, 128-129). Hun

signatuur op deze platen is niet consequent aangebracht in alle geraadpleegde uitgaven en er

valt geen systeem te onderkennen in de platen waarop hun namen voorkomen. De

afwezigheid van de namen van de graveurs op de overige platen betekent niet

noodzakelijkerwijs dat deze niet van hun kunnen zijn. Immers, op de titelplaat van de

platenbundel Eglise Notre-Dame à Huy272

staat expliciet vermeld dat de gravures door

‘A. Goffart’ werden vervaardigd en toch verschijnt de vermelding ‘Aug. Goffard, sculp.’ op

slechts drie van de zestien platen.273

De platen uit de Parallèle die niet van de naam van de

graveur voorzien zijn, werden dus mogelijks door Goffard en Keppel vervaardigd.

267

Zie het Maison avenue des Arts van Dumont (vol.1, pl.1-4), het Maison Bloemaert van Cluysenaar

(vol.1, pl.47-49), het Hôtel Goethals van Cluysenaar (vol.1, pl.58-60), de Société de la Concorde van Roelandt

(vol.1, pl.39-42). 268

“Leliman, Johannes Hermanus,” laatst geraadpleegd op 23 maart 2014,

http://zoeken.nai.nl/CIS/persoon/3229. 269

Charles Muquardt, “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges,” (Brussel: Muquardt,

1852), nr.21, 3; Brunet, “Manuel du libraire et de l’amateur de livres,” (Parijs: Firmin Didot frères, 1860), 1627. 270

Handleiding voor het beheer van een topografisch-historische atlas, red. P. Ratsma en C.C.S. Wilmer,

Archiefpublicaties, Deel 1 (Uitgeverij Verloren: Hilversum, 1988), 193. 271

Bruyne, Livre d’adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de l’industrie, de la finance, de la

magistrature et de l’administration de la ville et de la banlieu de Liège (Luik: H. Vaillant-Carmanne, 1870), 120. 272

Vierset-Godin, Eglise Notre-Dame à Huy, représentée en plans, élévations, coupes et détails géométraux

d’après les plans de restauration approuvés par la Commission Royale des Monuments (Luik: E. Noblet, 1854). 273

Namelijk op plaat 2, 3 en 7.

Page 50: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

46

De platen waarop de namen van Goffard en Keppel zijn aangebracht, zijn duidelijk van elkaar

te onderscheiden qua voorstellingswijze en stijl. De naam van Goffard verschijnt telkens op

een plaat die een gevel afbeeldt, soms in combinatie met een plattegrond en deze gravures zijn

lineair uitgewerkt. Op basis van deze kenmerken kunnen ook de platen 14, 17, 34, 37, 46, 57,

66, 96 en 99 aan hem worden toegeschreven (afb.130-137, 78). De signatuur van Keppel

komt voor op platen die de opstand of een detailtekening van het interieur of exterieur van een

gebouw tonen en zijn gravures zijn eerder picturaal van aard. Ook platen 11, 29, 79, 90 en 101

zouden van zijn hand kunnen zijn (afb.138, 82, 28, 98, 139). Maar op basis van deze

karakteristieken zijn niet alle platen eenduidig aan een van beide graveurs toe te schrijven.

Soms stemt het afgebeelde onderwerp van de platen overeen, maar zijn er toch duidelijk

stilistische verschillen vast te stellen. Zo tonen platen 71 en 106 elk een detailtekening van

een atlant, de mannelijke versie van een kariatide (afb.129, 3). De eerste plaat werd door

Keppel vervaardigd, op de tweede wordt geen graveur vermeld. Logischerwijs zou ook de

tweede plaat een gravure van Keppel kunnen zijn, maar de lijnvoering die gehanteerd wordt

voor het modelé van de figuren verschilt zichtbaar tussen beide platen (afb. 140-141). Ofwel

is plaat 106 dan door Goffard vervaardigd, ofwel waren er nog andere graveurs waarvan de

namen niet worden vrijgegeven.

In het tweede volume is de naam van de graveur geheel afwezig. Maar op basis van de

bovengenoemde kenmerken zouden onder meer platen 4, 29, 38, 43, 52, 58, 68, 70 en 75

(afb.142-150) door Goffard gegraveerd kunnen zijn. Keppel zijn stijl is op geen enkele plaat

van het tweede volume te herkennen.

IV.2. Analyse van de platen

De Parallèle bundelt 240 platen met tekeningen van in totaal 94 verschillende gebouwen,

ontworpen door 35 Belgische architecten. Op elke plaat wordt aangegeven waar het gebouw

zich bevindt, welk type gebouw wordt weergegeven, welk onderdeel van het gebouw is

voorgesteld en wie de architect van het ontwerp is. Deze vier aspecten, namelijk de locatie, de

typologie, de voorstellingswijze en de architect, worden als vertrekpunt genomen voor een

kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de inhoud van de Parallèle. Eerst wordt elk aspect

cijfermatig bestudeerd met behulp van de inhoudstafels, waarin informatie van de platen

systematisch is opgelijst (bijlage V). Vervolgens worden de kwantitatieve gegevens die uit dit

onderzoek resulteren, betrokken op andere bronnen, teneinde de inhoud van de Parallèle ook

kwalitatief te bestuderen.

Vooraleer de kwantitatieve analyse aan te vatten, dienen enkele opmerkingen te worden

gemaakt met betrekking tot de informatie die in de inhoudstafels en op de platen

gecommuniceerd wordt. Bij onderlinge vergelijking ervan en na raadpleging van ander

bronmateriaal werd vastgesteld dat de opschriften niet steeds overeen stemmen of incorrect

zijn. De opgemerkte verschillen met betrekking tot de plaatnummering, de lokalisatie, de

typologie, de voorstellingswijze en de architecten worden hieronder aangestipt en bijgestuurd

voor het verdere onderzoek.

Page 51: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

47

In de inhoudstafel van het eerste volume zijn enkele slordigheden geslopen met betrekking tot

de nummering van de platen. De platen met nummers 97 en 98 werden met elkaar verwisseld.

Plaat 97 toont in werkelijkheid het Château de Strée van Vierset-Godin, plaat 98 het Maison

rue Méan van Umé. Daarnaast wordt tevens in het eerste volume plaat 28 door middel van

aanhalingstekens aangeduid als een plaat met het grondplan van het Château St.-Marc te

Namen van Balat, dat op de voorgaande plaat wordt afgebeeld. Deze plaat beeldt echter het

plan af van het Château de Mirwart van dezelfde architect.

Aangaande de situering van de gebouwen werd het Château de Mirwart (vol.1, pl.28) van

Balat in Namen gelokaliseerd, maar het bevindt zich in de provincie Luxemburg. Ook het

Château Caster (vol.2, pl.44) van de architecten Delsaux en Toussaint is verkeerdelijk

gesitueerd in Hasselt. Het kasteel werd opgetrokken in Ternaaien, een deelgemeente van de

stad Wezet in de provincie Luik.274

Het Château de Neufchâteau van Toussaint is niet gelegen

in de stad Luik, maar bevindt zich in Aubel, een gemeente in de provincie van Luik

(vol.2, pl.92-93). Tot slot is de locatie van de gebouwen op de platen soms meer gespecifieerd

dan in de inhoudstafels. Plaat 89 van het eerste volume meldt dat de Salle de Notaires te

Brussel van Derré is gesitueerd in Elsene (vol.1, pl.85-89). Voor het ‘château’ in de

omstreken van Bergen, ontworpen door Beyaert, wordt in de inhoudstafel niet gepreciseerd

dat het om het Château de Trazegnies gaat (vol.1, pl.119-120).

De typologie van het gebouw wordt op de platen in het geval van stadwoningen dikwijls met

een straatnaam, een nadere omschrijving van de locatie of een meer specifieke

plaatsaanduiding aangevuld. Omdat deze informatie nauwer aansluit bij de locatie van het

pand, wordt ze ingezet in de kwantitatieve analyse van de locatie (zie IV.2.1. Locatie). Een

woning te Antwerpen, ontworpen door Dens, is voorzien van het onvolledige

opschrift“rue …” (vol.2, pl.45-46). Dezelfde aanduiding is eveneens terug te vinden op de

plaat die het ontwerp van een etalage van Castermans weergeeft (vol.2, pl.71), maar werd niet

overgenomen in de inhoudstafel. Voor het Maison rue Neuve te Brussel van Hendrik Beyaert

(vol.2, pl.113) wordt op de plaat uitzonderlijk het huisnummer vermeldt, namelijk nummer

34. De opgenomen kastelen worden vaak benoemd naar de plaats waar ze gelegen zijn, zoals

bijvoorbeeld het ‘Château de Deurle’ te Gent of het ‘Château de Seilles’ in de omstreken van

Namen.

De inhoudstafels nemen de opschriften op de platen die meedelen welke architecturale

onderdelen zijn afgebeeld meestal letterlijk over. Maar af en toe zijn er voorstellingswijzen

vergeten in de inhoudstafel. Plaat 31 van het eerste volume toont bijvoorbeeld naast de façade

ook een ‘plan du rez-de-chaussée’ van het gebouw. In andere gevallen behoefde het opschrift

de toevoeging van ‘façade’, ‘plan’, ‘coupe’ of ‘detail’ ter verduidelijking van de gehanteerde

voorstellingswijze, die doorgaans expliciet gecommuniceerd wordt. Zo beeldt plaat 55 van het

eerste volume de doorsnede van eetkamer af, maar vermeldt enkel ‘salle à manger’. Verder

wordt nog het ambigue onderscheid gemaakt tussen een ‘façade’ en een ‘élévation’ tussen

verschillende ontwerpen. Al deze onvolkomenheden bemoeilijken een kwantitatieve analyse

van de voorstellingswijze.

274

Di Campli, Jean-Charles Delsaux (1821-1893), architecte provincial, 11-14.

Page 52: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

48

Met betrekking tot de architecten bestaat er een inconsistentie in naamgeving, zowel binnen

de inhoudstafels als tussen de inhoudstafel en de platen onderling. Ten eerste is de manier van

benoemen in de inhoudstafels niet consequent doorgevoerd. Bij eenzelfde architect worden nu

eens de initialen van de voornaam vermeld, en dan weer niet. Voor de architect Cluysenaar

wordt zowel P. als P.-J. gebruikt.275

Enkel van Wynand Janssens wordt de volledige

voornaam meegedeeld, wellicht vanwege het courant voorkomen van de achternaam. Ten

tweede bevatten de inhoudstafels enkele foutieve toeschrijvingen die aan de hand van het

opschrift op de platen of via raadpleging van andere bronnen konden worden vastgesteld. Zo

wordt als architect van het Château de Deurle (vol.2, pl.50-51) ‘Menard’ opgegeven, terwijl

het opschrift op de plaat correct stelt dat het door L. Minard werd ontworpen. Het Château de

Strée (vol.1, pl.97) wordt dan weer toegeschreven aan ‘A. Vierset-Godin’, terwijl met

zekerheid geweten is dat het opgenomen ontwerp door Emile Vierset-Godin vervaardigd

werd.276

Ook is niet F. Dens, maar wel Pieter Dens de architect van een Maison Place de Meir

(vol.1, pl.21). Tot slot toont de Parallèle de koetspoort van een woning aan de Wetstraat,

ontworpen door een zekere Jeanlet (vol.2, pl.47). Hoogst waarschijnlijk gaat het hier om de

architect Emile Janlet.277

Wanneer meerdere achtereenvolgende platen gebouwen tonen van

eenzelfde architect wordt de naam in de inhoudstafels doorgetrokken door middel van een

aanhalingsteken. Ook hierdoor zijn er enkele foutieve toeschrijvingen in de inhoudstafel

geslopen. Zo is het Pavillon de la Géronstrère te Spa (vol.2, pl.35-36) een ontwerp van

Rémont en niet van Blandot, en is het ‘Maison rue du Spintay’ te Verviers (vol.1, pl.96) van

A. Thirion en niet van Rémont. Als ontwerper van de Centrale Gevangenis van Leuven

(vol.2, pl.96-102) wordt met behulp van een aanhalingsteken Beyaert opgegeven, hoewel dit

gebouw aan Dumont wordt toegeschreven.278

IV.2.1. Locatie

De titel van Castermans’ publicatie belooft een werk met huizen “de Bruxelles et des

principales villes de la Belgique”. Een eerste indruk van de gegevens uit de inhoudstafels

geeft blijk van een ruime geografische spreiding van de opgenomen gebouwen binnen België.

Kwantitatief beschouwd is de bouwproductie uit de provincies Brabant, Luik en Antwerpen

het best gedocumenteerd. Dit fenomeen is logisch te verklaren door de verhoogde

bouwactiviteit in de steden Brussel, Luik en Antwerpen vanwege de grootschalige

stadsuitbreidingen en -saneringen die er in de loop van de 19de eeuw plaatsgrepen.279

De

275

Het gaat hier om de architect Jean-Pierre Cluysenaar waarvan de voornaam doorgaans met J.-P. wordt

afgekort. Het omwisseling van deze initialen is echter niet foutief, want ook het eigentijdse opschrift op de gevel

van de door deze architect ontworpen Koninginnegalerij in Brussel luidt: “P.J. Cluysenaar Archte 1847”.

Uit: Pierre Mardaga, red. Bouwen door de eeuwen heen in Brussel: stad Brussel, binnenstad, vol.1B (Luik:

Mardaga, 1993), 269. 276

Ancion, “L’Oeuvre de l’architecte Emile Vierset-Godin,” 30-33. 277

Marcel Celis, “Janlet, Emile,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne

Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 367. 278

“Centrale gevangenis (ID: 200269),” laatst geraadpleegd op 1 maart 2014,

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/200269; Benoît Mihail, “Dumont, Joseph Jonas,” in

Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds,

2003), 290. 279

Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 212.

Page 53: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

49

Parallèle telt negentien verschillende gebouwen uit Brussel280

en één uit Leuven. Hoewel de

klemtoon via de titel van de publicatie op de Brusselse hoofdstad wordt gelegd, blijkt dat het

grootste deel van de opgenomen projecten afstamt uit Luik, Castermans’ geboortestad. Luik is

in de Parallèle met tweeëntwintig gebouwen vertegenwoordigd, aangevuld met nog één

gebouw uit de omstreken en twee uit de ‘province’ van deze stad. Daarnaast telt de publicatie

uit de Luikse provincie nog vijf gebouwen uit Hoei, zeven uit Verviers en telkens één uit de

nabijgelegen steden Broux en Aubel, twee uit de omstreken van Verviers, drie uit Spa, één uit

Limbourg en één uit Ternaaien. Uit de Antwerpse provincie worden elf ontwerpen uit de stad

Antwerpen, één gebouw uit Kalfort en één uit Niel afgebeeld. Verder bevat de Parallèle vijf

gebouwen uit Gent en worden er uit de provincie Namen twee gebouwen uit de stad Namen,

twee uit de ‘province’ van Namen en één uit Ciney opgenomen. Uit de provincie

Henegouwen werd één gebouw uit Charleroi en één uit de omstreken van Bergen getoond.

Tot slot bevat de publicatie nog één verwezenlijking uit Oostende, één gebouw uit Hasselt en

één uit Mirwart, gelegen in de provincie Luxemburg.

De geografische spreiding van de opgenomen gebouwen is in beide volumes nagenoeg gelijk.

Wel zijn alle voorgestelde projecten uit Verviers in het eerste volume en die uit de stad Spa in

het tweede volume opgenomen. Het is het tweede volume dat met het tonen van telkens één

enkel gebouw uit de steden Charleroi, Oostende, Hasselt, Leuven de geografische spreiding

binnen de publicatie verruimd.

De architecturale projecten uit de Parallèle situeren zich hoofdzakelijk in de nieuw

aangelegde stadswijken en langs de centrale lanen van de Belgische grootsteden. Vele huizen

uit Brussel bevinden zich in de Leopoldswijk, de befaamde aristocratische residentiewijk

waarvan de plannen in 1837 door Suys waren ontworpen.281

De publicatie bevat onder meer

verschillende woningen die gelegen zijn aan de Guimardstraat, aan de Kunstlaan en aan de

Wetstraat. Tevens is het ontwerp opgenomen van een Maison à côté de l’église St-Joseph, de

kerk die het hart van de Leopoldswijk vormde en waarvan de plannen eveneens door Suys

waren getekend. 282

De overgrote meerderheid van de Luikse gebouwen uit de Parallèle

bevinden zich langs straten die tussen 1830 en 1850 ontstonden. Zo worden er één of

meerdere woningen opgenomen uit de Rue Grétry, de Rue Méan, de Boulevard de la

Sauvenière, de Rue Lonhienne en toont de publicatie maar liefst zes realisaties uit de Rue

Louvrex. 283

Uit Antwerpen bevat de publicatie zes gebouwen aan de Meir, die in de 19de

eeuw getransformeerd werd tot een belangrijke verkeersader van de stad.284

Van de stad Gent

toont de Parallèle een woningengroep aan de Ijzeren Brugstraat285

die omstreeks het midden

280

Waarvan één uit Elsene en waarvan Hôtel Goethals van Cluysenaar drie keer voorkomt, verspreid over de

publicatie. 281

Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” 21-22. 282

Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 125. 283

Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, vol.3, 608, 11; ibid., vol.4: 138; Cortembos, Patrimoine

architectural et territoires de Wallonie: Liège, 108-09. 284

“Meir (ID: 12938),” laatst geraadpleegd op 4 april 2014,

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/12938. 285

Vandaag de Lammerstraat.

Page 54: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

50

van dezelfde eeuw werd rechtgetrokken en verbreed in functie van de bereikbaarheid van het

Zuidstation.286

IV.2.2. Typologie

Volgens de titel bevat de Parallèle afbeeldingen van “des maisons”. Uit de inhoudstafel blijkt

dat dit begrip in feite de gehele woonarchitectuur beslaat. In de inleiding wordt duidelijk

aangegeven dat het werk naast “des somptueuses demeures de l’opulence” ook “des

habitations plus simples, plus économiques” bevat.287

In totaal telt de publicatie vijfenveertig

stadswoningen, vijf ‘hôtels’ of herenhuizen, zeven plattelandswoningen, twaalf kastelen en

vier paviljoenen. Ook architecturale onderdelen die deel uitmaakten van wonigen worden

getoond. Zo worden een bijgebouw van een huis en van een kasteel, een ‘entrée de jardin’ en

een ‘petit étalage’ op de platen afgebeeld. De diversiteit aan woonprogramma’s is over het

algemeen gelijkmatig verdeeld over het eerste en het tweede volume van de publicatie.288

Naast woonprogramma’s zijn er in de publicatie ook diverse andere architecturale typologieën

opgenomen. Het eerste volume bevat de Salle de la Concorde te Gent (vol.1, pl.39-42), de

Salle des Notaires te Brussel (vol.1, pl.85-89),289

de Fabrique Hauzeur te Verviers

(vol.1, pl.90), 290

het Luikse Casino (vol.1, pl.93-95) en de Société Littéraire te Luik

(vol.1, pl.100-103). Voor zover is na te gaan werden deze gebouwen allemaal gerealiseerd in

opdracht van een vereniging of privé-eigenaar. Het Casino werd opgetrokken naar de plannen

van de architect Rémont te Luik in opdracht van een vereniging.291

Deze verwezenlijking

wordt beschouwd als een van de ‘constructions privées’ die deze architect realiseerde.292

De

opdracht aan de architect Roelandt voor de bouw van de Salle de la Concorde ging uit van de

Gentse orangistenvereniging Société de la Concorde.293

De Société Littéraire te Luik was

eigendom van de Cercle de la Société Littéraire, een ‘institution privée’.294

Ofschoon het in

deze vijf gevallen geen woonarchitectuur betreft, kwam elk van deze verwezenlijkingen met

semipubliek karakter wel vanuit privéinitiatief tot stand.

286

“Lammerstraat (ID: 3137),” laatst geraadpleegd op 4 april 2014,

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/3137; Pierre-Jacques Goetghebuer, Atlas Goetghebuer,

L29/1, 2a en2b, Gent: GSZD. 287

Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis

1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 288

Het eerste volume eenentwintig woningen, negen kastelen, vier herenhuizen, vier landhuizen, het koninklijk

paleis, drie paviljoenen en een ‘observatoire’. Het tweede volume telt vierentwintig stadswoningen, twee hotels,

drie landhuizen, drie kastelen, en een paviljoen. 289

Met betrekking tot de Salle des Notaires te Brussel van de architect François Derré is geen informatie

teruggevonden. Op de plaat wordt vermeld dat het gebouw gelegen is in Elsene en op de gevel van het gebouw is

het opschrift ‘Chambre des notaires’ aangebracht. 290

Ook over de Fabrique Hauzeur te Verviers van de architect Adolphe Guillaume Thirion is geen informatie

teruggevonden. Wel vertoont het middenrisaliet sterke overeenkomsten met het kasteel in Hauzeur-de-Simony

op een foto van 1902 (afb.151-152). 291

Théodore Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, 6 vols., vol. 2 (Brussel: George Thone, 1924-

1929), 165. 292

Lebens, “L’Architecture à Liège,” 258. 293

“Louis Roelandt-Verenigingsgebouw La Concorde,” laatst geraadpleegd op 1 maart 2014,

http://www.architectuurfocus.ugent.be/default.aspx?ref=ADAH&lang=NL. 294

“Le Cercle de la Société Littéraire,” laatst geraadpleegd op 4 april 2014,

http://societelitteraire.be/presentation.

Page 55: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

51

Het tweede volume van de Parallèle bevat een opvallend ruimer aanbod aan architecturale

typologieën. Naast woonarchitectuur toont het de Salle de la Redoute te Spa (vol.2, pl.16-18)

en het Etablissement pour 350 hommes aliénés te Gent (vol.2, pl.20-25),295

twee projecten die

voortkwamen uit privé-initiatief. Verder werd dit volume uitgebreid met ontwerpen van

enkele publieke gebouwen. Het presenteert de kerk van Kalfort (vol.2, pl.1-2) die op

constructief vlak erg vernieuwend was.296

Ook worden de stationsgebouwen van Oostende

(vol.1, pl.19), Antwerpen (vol.2, pl.12-14), Gent (vol.2, 29bis-31bis) en Brussel Noord

(vol.2, pl.52) opgenomen. Als nieuwe typologie hield het stationsgebouw immers een

ontwerpvraagstuk in. Daarnaast worden nog twee gevangenissen getoond, namelijk het

Maison d’arrêt van Hasselt (vol.2, pl.5-11) en het Maison pénitentiaire cellulaire van Leuven

(vol.2, pl.96-102). Deze gebouwen kwamen tot stand volgens de recent ontwikkelde principes

van de jurist Edouard Ducpétiaux, die in de lijn lagen van het panoptische gedachtegoed van

Jeremy Bentham.297

De tweede reeks van de Parallèle wordt afgesloten met de foyer van een

theatergebouw te Hoei (vol.2, pl.116-117). Dit zijn allemaal gebouwen die omwille van de

innovatie van de typologie of van achterliggend ontwerpconcept in de 19de eeuw erg

baanbrekend waren.

De integratie van publieke architectuur in het tweede volume kan geassocieerd worden met de

initiële intentie van Castermans om een werk te maken dat alle architectuurtypologieën zou

bevatten. In de inleiding die aan het eerste volume vooraf gaat, geeft Castermans aan dat de

Parallèle “n’est que le commencement d’une œuvre plus considérable, qui embrassera dans

son cadre l’Architecture publique, religieuse et civile”. Wat met het omvangrijkere werk

bedoeld wordt is niet helemaal duidelijk. Enerzijds zou het kunnen dat hiermee verwezen

wordt naar de tweede reeks van de publicatie met enkele publieke gebouwen tussen de

woonprogramma’s. Anderzijds is het mogelijk dat de publieke gebouwen reeds tussen de

woonarchitectuur door in het tweede volume werden ondergebracht vanuit het besef dat het

ambitieuze project nooit gerealiseerd zou kunnen worden.

IV.2.3. Voorstellingswijze

De gebouwen die in de Parallèle zijn opgenomen worden op heel uiteenlopende wijze in

beeld gebracht. Zoals de titel van de publicatie verraadt, bevat het werk platen met

afbeeldingen van plannen, gevels, doorsneden en detailtekeningen van interieur en exterieur.

Deze architecturale onderdelen worden op de platen afzonderlijk of in combinatie met elkaar

gepresenteerd. Vanwege deze wisselende samenstelling van voorgestelde

architectuuronderdelen per plaat en de ambiguïteit in de benoeming van voorgestelde

elementen is een kwantitatieve analyse per type voorstellingswijze niet evident. Maar over het

algemeen kan worden vastgesteld dat alle manieren van presenteren ongeveer in eenzelfde

mate aan bod komen.

295

Het gaat om het Guislaingesticht dat werd opgetrokken door Adolphe Pauli op vraag van Dr. Jozef Guislain,

die mede instond voor de vervaardiging van de plannen.

Uit: Wylleman, “Architect Adolphe-Edouard-Theodore Pauli 1820-1895,” 49-57. 296

Veerle Meul, “Joseph Schadde, academicus en historiserend bouwmeester in de tweede helft van de 19de

eeuw,” Monumenten & Landschappen, nr. 6 (1994): 49. 297

Mihail, “Dumont, Joseph Jonas,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne

Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 290.

Page 56: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

52

Het aantal voorstellingswijzen dat per gebouw gehanteerd wordt, is gemakkelijker cijfermatig

te onderzoeken. Zoals reeds gezegd omvat de publicatie 240 platen van vierennegentig

verschillende gebouwen. Dit betekent dat er aan sommige gebouwen meerdere platen zijn

gewijd dan aan andere en dat het aantal manieren waarop de architectuur wordt

veraanschouwelijkt, varieert. Eenentwintig van de vierennegentig opgenomen gebouwen

worden enkel met de geveltekening gepresenteerd. In eveneens eenentwintig gevallen worden

zowel gevels als grondplannen van het gebouw getoond. Vijf keer worden enkel

grondplannen van het gebouw gepresenteerd.298

Van veertien gebouwen worden louter

architecturale details van het exterieur of doorsneden, specifieke onderdelen of ornamenten

van het interieur weergegeven.299

Van de overige tweeëndertig gebouwen bevat de publicatie

een wisselende combinatie van gevels, plannen, doorsneden en decoratieve elementen van

interieur en exterieur. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat de voorstellingswijze niet

bepaald wordt door het aantal platen dat per gebouw is opgenomen. Een gebouw waar

bijvoorbeeld slechts één plaat aan besteed is, kan zowel een gevel, gevel en plan, een plan, of

architecturale details tonen.

De aandacht voor de interieurbehandeling van de gebouwen in de publicatie is opvallend. De

Parallèle bevat een groot aantal platen die doorsneden van kamers, de opstanden van wanden,

plafond- en vloerafwerking en schouwmantels uiterst gedetailleerd in beeld brengen.

Bovendien zijn er in de platenbundel zelfs meerdere gebouwen terug te vinden waarvan

uitsluitend interieurafbeeldingen zijn opgenomen.300

Deze belangstelling voor het interieur

contrasteert schril met die van Victor Calliat die in zijn gelijkaardige publicatie Parallèle de

Maisons de Paris amper een beeld laat zien van de inrichting van de woningen. De

prominente aanwezigheid van tekeningen met binnenhuisafwerking in de Parallèle is

mogelijks te verklaren door Castermans’ eigen interesse in dit aspect van het architecturale

ontwerp. Eigentijdse architecten getuigen dat Castermans “compte peu de rivaux dans l’art si

difficile de la décoration intérieure”301

volkomen meester was en dat zijn talent als

uitzonderlijke ornamenteur duidelijk af te lezen viel in “les beaux dessins dont il a laissé

exposer quelques spécimens”.302

Een andere verklaring zou kunnen zijn dat Castermans wou

aantonen dat het eclecticisme zich veelal manifesteerde in het interieur, dat vaak in contrast 298

Het betreft het Château de Mirwart van Balat (vol.1, pl.28), het Maison de campagne te Antwerpen van Dens

(vol.1, pl.43), het Maison de campagne te Niel van Van Opstal (vol.1, pl.56), het Maison rue Louvrex van

Dejardin (vol.2, pl.41) en het Hôtel à côté de l’église St-Joseph te Brussel van Cluysenaar (vol.2, pl.88-89). 299

Projecten waarvan uitsluitend details uit het exterieur worden getoond zijn een ‘entrée de jardin’ van Blandot

te Hoei (vol.2, pl.34), het Maison rue Fabry van Dejardin met details uit de façade (vol2, pl42), het Maison rue

de la Loi van Jeanlet met de ‘porte cochère’ (vol.2, pl.47) en een ‘petit étalage’ van Castermans (vol.2, pl.71).

Realisaties die enkel doorsneden, specifieke onderdelen (zoals schouw, parketvloer, plafond) of decoratieve

afwerking van het interieur tonen zijn het Hôtel Laoureux van A. Thirion te Verviers, (vol.1, pl.54-55), het Palais

du Roi met uitsluitend de schoorsteen van A.-J. Leclercq (vol.1, pl.67), het Maison rue de Namur van Beyaert

(vol.1, pl.74-75), het Château de Berlaymont te Brussel van Balat met enkel het plafond van de kapel (vol.1,

pl.85), het Casino te Luik van Rémont met doorsnede en details van de ‘salle de danse’ (vol.1, pl.93-95), het

Maison rue Méan van Umé (vol.1, pl.97), de Société Littéraire te Luik van Umé en de peintre-décorateur Ed.

Van Marck (vol.1, pl.100-103), de Salle de la Redoute te Spa van L. Demany (vol.2, pl.16-18), het Maison rue

Louvrex van Dejardin (vol.2, pl.43), het Maison de campagne te Hoei van Blandot (vol.2, pl.48-49) en de Foyer

du Théâtre van L. Blandot te Huy (vol.2, pl.116-117). Voor het laatste gebouw zit de klemtoon op het interieur

zelfs al in de benaming van het ontwerp vervat. 300

Zie voetnoot 198. 301

“Nécrologie,” La Meuse (10 en 11 september 1881) 302

Lebens, “L’Architecture à Liège,” 263.

Page 57: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

53

stond met de gevelopvatting. Zo oogt de gevel van het Hôtel Goethals (vol.1, pl.60) (afb.153)

classicistisch, terwijl de talrijke platen van het interieur een grote stijlendiffrentiatie tonen

(vol.2, pl.60-67, 82-87) (afb.83-85, 88-91).

De platen zelf bevatten nog bijkomstige informatie die betrekking heeft op de

voorstellingswijze in bredere zin van het woord, zoals de grafische aspecten en aanduidingen

ter ondersteuning van de lezing van de tekeningen. Op grafisch vlak kan er een onderscheid

worden gemaakt tussen een lineaire of een eerder picturale behandeling. Het verschil in

uitvoering van de gravures is vooral op te merken in de geveltekeningen Bij de eerder lineaire

tekeningen zijn de venstervlakken meestal grijs getint in functie van de leesbaarheid van het

ontwerp. In de meer picturaal uitgewerkte prenten wordt gebruik gemaakt van diverse

grijswaarden die een driedimensionale ervaring van de gevel genereren. Vier van de door

grijswaarden opgehoogde geveltekeningen zijn in een landschappelijke setting ingebed. In

deze gevallen wordt gesproken van een ‘élévation’ van het gebouw, eerder dan van een

geveltekening. Deze vier prenten maken allemaal deel uit van het eerste volume van de

publicatie (vol.1, pl.22, 29, 79, 90). Daarnaast is ook één van de detailtekeningen

monochroom uitgevoerd. Het betreft de plaat die de bas-reliëfs van de gevel van het Hôtel

Cerfontaine te Luik toont, naar het ontwerp van de architect Cluysenaar (vol.1, pl.9).

Op de grondplannen van de gebouwen wordt elke kamer op het plan zelf benoemd. In het

tweede volume is deze manier van identificatie bij sommige plattegronden vervangen door

legendes die de functie van de diverse ruimtes toelichten. Een opmerkelijke legende is terug te

vinden bij het grondplan van het door Toussaint gerestaureerde kasteel van Neufchâteau te

Aubel (vol.2, pl.92). Op het plan wordt door middel van het gebruik van twee verschillende

grijswaarden voor de muren een onderscheid gemaakt tussen de ‘anciennes constructions’ en

de ‘nouvelles constructions’.

Schoonjans definieert de Parallèle op basis van de kenmerken van de illustraties als een

voorbeeldboek.303

Dit is voor de auteur een platenbundel waarin weinig nadruk wordt gelegd

op de technische details van de gepresenteerde architectuur. De platen zijn doorgaans

voorzien van een schaalaanduiding, maar gaan niet in op de constructieve opbouw en

maatvoering van wat voorgesteld wordt.304

Het impliceert dat de illustraties niet letterlijk

gekopieerd kunnen worden, maar louter fungeren als inspiratiebron. Op die manier wordt het

artistieke copyright van de architect van het getoonde ontwerp behoed. De Parallèle bevat

echter vele profielsneden, aanzichten en doorsneden van architecturale details. Bovendien

worden naast de schaalaanduiding ook dikwijls de exacte afmetingen van de onderdelen

aangegeven. In de inleiding van de Parallèle stelt Castermans dat de plannen en voorgevels

met elkaar vergeleken kunnen worden, maar dat de detailtekeningen zijn opgenomen zodat de

architecten “aient de quoi diriger leur choix et asseoir leurs idées”.305

Het was in de praktijk

gebruikelijk om architecturale details over te nemen in eigen ontwerpen. In de Journal werd

303

Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 148-58. 304

Schoonjans nuanceert deze definitie voor publicaties met prenten van historische architectuur. Deze

tekeningen zijn wel van maatvoering voorzien omwille van hun documentair karakter.

Uit: Ibid., 153. 305

Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis

1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.

Page 58: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

54

geconstateerd dat een bepaald detail van een rijkelijk gedecoreerde gevel, ontworpen door

Dumont voor een woning tegenover de Naamsepoort, afkomstig was van de “planches d’un

livre publié en Angleterre, par M C.-J. Richardson, sur l’architecture dite d’Elisabeth”.306

De

Parallèle maakt een dergelijke kopieermethode van ornamenten, die meestal zelf teruggingen

op historische modellen, mogelijk en is dus geen voorbeeldboek volgens de definitie die

Schoonjans eraan toekent.

IV.2.4. Architecten

De 94 gebouwen die in de Parallèle worden getoond, zijn ontworpen door maar liefst

35 verschillende, Belgische architecten (bijlage VI).307

De kwantitatieve analyse met

betrekking tot de architecten onderzoekt twee aspecten. Enerzijds wordt nagegaan hoeveel

gebouwen er per architect zijn opgenomen, anderzijds wordt nagetrokken hoeveel platen er

aan de ontwerpen van eenzelfde architect zijn gewijd. Het resultaat van deze laatste telling

wordt tussen haakjes meegedeeld. In de Parallèle is telkens één gebouw opgenomen van de

architecten Auguste Cador (2), François Coppens (1), Glibert (1), Wynand Janssens (9),

Emile Janlet (1), Auguste Lambeau (3), Heliodore Leclef (2), A.-J. Leclercq (1), Louis

Minard (2), Adolphe Pauli (6), Gustave Saintenoy (6), Joseph Schadde (2), Tilman François

Suys (4), J.H. Van den Boorn (2) en van L. Van Opstal (1). De platenbundel telt twee

gebouwen van de architecten Jean-Charles Delsaux (2), 308

Joseph Jonas Dumont (11),

Evariste Halkin (3), Joseph Antoine Hompus (3), Auguste Payen (5), Julien-Etienne Rémont

(5), Louis Roelandt (7) en Auguste Vivroux (3). De publicatie bevat drie gebouwen van

François Derré (14), Charles Toussaint (4)309

en van Emile Vierset-Godin (4), en toont vier

gebouwen van AlphonseBalat (5), Jean-Pierre Cluysenaar (31), Laurent Demany (11) en van

Godefroid Umé (10). Er zijn vijf gebouwen opgenomen van Lambert Blandot (8) en van

Hyacinthe Dejardin (6) en zeven gebouwen van Hendrik Beyaert (17), van Pieter Dens (12) en

van Adolphe Guillaume Thirion (9). Tot slot worden er in de Parallèle acht gebouwen

getoond van Auguste Castermans (28) zelf.

Uit bovenstaande gegevens blijkt dat het aantal gebouwen per architect niet evenredig is aan

het aantal platen die ze innemen. Zo bezetten Wynand Janssens, Adolphe Pauli en Gustave

Saintenoy, die elk maar met één gebouw in de publicatie vertegenwoordigd zijn, meer dan of

evenveel platen als bijvoorbeeld Alphonse Balat met vier, Hyacinthe Dejardin met vijf of

Adolphe Guillaume Thirion met zeven gebouwen. Jean-Pierre Cluysenaar is met 31 platen het

best vertegenwoordigd in de Parallèle. Maar opvallend is hierbij dat Cluysenaar, die slechts

vier gebouwen presenteert, met dit aantal meer platen inneemt dan Castermans die het dubbel

aantal ontwerpen toont.

306

C.D. Versluys, “Le maison de la Porte de Namur, le style d'Elisabeth,” Journal belge de l'architecture et de la

science des constructions (Brussel: Vanderauwera, 1853): 39. 307

Deze bijlage bevat een lijst met alle architecten die in de Parallèle voorkomen, alfabetisch gerangschikt op

achternaam, met vermelding van hun voornaam en levensdata, indien gekend. In de tekst worden doorgaans

enkel de achternamen van de architecten gebruikt, tenzij de voornaam relevant is ter verduidelijking of om

verwarring met een naamgenoot uit te sluiten. 308

Het Château Caster (vol.2, pl.44) kwam tot stand door een samenwerking tussen de architecten Delsaux en

Toussaint. Dit ontwerp werd dan ook voor beide architecten in de analyse verrekend. 309

Zie voetnoot 205.

Page 59: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

55

Het aantal opgenomen werken van de architecten zijn over het algemeen evenwichtig

verdeeld over het eerste en tweede volume van de publicatie. Een uitzondering hierop zijn de

architecten Alphonse Balat, Adolphe Guillaume Thirion en Emile Vierset-Godin, waarvan

respectievelijk de vier, zeven en drie ontwerpen zich allemaal in het eerste volume bevinden.

Voor Balat valt dit te verklaren door zijn overschakeling van een eclectisische naar een

neoclassicistische architectuurpraktijk toen hij in 1852 in dienst trad van de hertog van

Brabant, de toekomstige koning Leopold II.310

De architect Thirion overleed in 1862,311

toen

de productie van het tweede volume nog niet voltooid was. De vijf verwezenlijkingen van

Hyachinte Dejardin en Lambert Blandot zijn allemaal in het tweede volume geïntegreerd. Van

de architect Dejardin volgen vier van de vijf ontwerpen elkaar op, wat uitzonderlijk is.312

IV.2.4.1. De uitgekozen architecten

Om de relevantie van Castermans’ selectie na te gaan wordt onderzocht welke architecten in

de Parallèle voorkomen en welke niet. Kennisname van zijn keuze van de architecten op

kwalitatieve wijze levert een belangrijke bijdrage tot het bepalen van de totaalwaarde van de

publicatie.

In de Parallèle worden werken opgenomen van twee generaties architecten. De eerste

generatie bestaat uit de architecten Suys, Roelandt, Coppens, Rémont, Minard en Payen. Deze

architecten keerden zich als één der eersten af tegen het heersende neoclassicisme en

ontwikkelden een interesse voor de vormentaal van de Italiaanse renaissance.313

Er groeide bij

deze architecten tevens een belangstelling voor andere historische stijlen, zowel in functie van

de restauratiepraktijk als voor de inzet ervan in eigen ontwerpen.314

De architecten Suys,

Roelandt en Rémont hebben respectievelijk op vlak van architectuurpraktijk en -onderricht

een sleutelrol gespeeld in de steden Brussel, Gent en Luik. Deze drie architecten onderwezen

aan de Academies van hun stad een nieuwe generatie architecten. Tilman François Suys

vormde onder meer Jean-Pierre Cluysenaar,315

Wynand Janssens,316

Hendrik Beyaert en

Gustave Saintenoy.317

Louis Roelandt was de leermeester van Adophe Pauli318

en de architect

Emile Vierset-Godin liep bij Roelandt stage.319

Julien-Étienne Rémont, die als professor

verbonden was aan de Luikse Academie, leidde onder meer Godefroid Umé, Jean-Charles

Delsaux, Evariste Halkin, E. Dejardin, Laurent Demany en Auguste Castermans op tot

architect. Stuk voor stuk leverden zijn leerlingen een verdienstelijke bijdrage “à

310

Strauven, “Balat, Alphonse,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van

Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 137. 311

Flavio di Campli, “Thirion, Adolphe Guillaume,” ibid., 538-39. 312

Namelijk het Maison de campagne (vol.2, pl.39-40), het Maison rue Louvrex (vol.2, pl.41), het Maison rue

Fabry (vol.2, pl.42) en het Maion rue Louvrex (vol.2, pl.43). 313

Met uitzondering van Payen die sterk bleef vasthouden aan de architecturale principes van het neoclassicisme.

Uit: Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 139. 314

Midant, Académie de Bruxelles: deux siècles d’architecture, 185-86. 315

Conde Reis, “Cluysenaar, Jean-Pierre,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red.

Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 213. 316

Thomas Coomans, “Janssens, Wynand,” ibid., 372. 317

Guy Conde Reis, “Suys, Tilman François,” ibid., 526. 318

Luc Verpoest, “Pauli, Adolphe,” ibid., 445. 319

“Vierset-Godin, Emile,” ibid., 597.

Ook Louis Minard werd door Roelandt onderricht.

Uit: “Minard, Louis,” ibid., 424.

Page 60: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

56

l’assainissement, à l’agrandissement et à l’embellissement de la vieille cité liégeoise” in de

19de eeuw.320

Bovendien werd deze nieuwe generatie beschouwd als de eerste ‘pléaide’ van

Luikse architecten die een eigen ‘school’ vestigde en een waardige concurrentie vormde voor

de architectuurscholen uit andere Belgische grootsteden.321

Deze tweede generatie aan

architecten die in de Parallèle vertegenwoordigd is, verwijderde zich van het aangeleerde

Italiaanse renaissance-vocabularium, om zich in te laten met het gebruik van een vormentaal

ontleend aan een breder spectrum van historische stijlen.322

Ze sloegen een eigen weg in

waarbij waarden als creativiteit, historisch onderzoek en schoonheid hoog in het vaandel

werden gedragen. Deze architecten zijn bij uitstek “créateurs de leurs oeuvres et non d’un

système”, zoals Castermans het verwoordt in de inleiding van zijn publicatie.

De architecten waarvan ontwerpen in de Parallèle worden getoond, waren werkzaam binnen

eenzelfde milieu en stonden in contact met elkaar. Ze hadden samen gestudeerd, beoefenden

dezelfde praktijken of waren lid van dezelfde verenigingen. Zo nam Castermans in zijn

publicatie heel wat realisaties op van architecten uit zijn eigen streek. De architecten Dejardin,

Delsaux, Toussaint, Demany en Halkin studeerden gelijktijdig met hem aan de Academie van

Luik en Delsaux was zelfs getuige op zijn huwelijk.323

Daarnaast waren vele van de in de

Parallèle opgenomen architecten betrokken bij restauraties van historische monumenten en

waren sommigen onder hen lid van de CRM.324

Ook lieten vele van de architecten zich net

zoals Castermans kennen als vervaardigers van publicaties, gewijd aan historische

architectuur, aan hun eigen (restauratie)praktijk of aan die van hun tijdgenoten.325

Verder

bekleedden heel wat onder hen tijdens hun loopbaan de functie van provinciaal of

stadsarchitect. Tot slot werden diverse architecten, waaronder Castermans zelf, na de uitgave

van de Parallèle lid van de SCAB, dat in 1872 werd opgericht,326

en van de Luikse SUA, dat

in 1863 ontstond.327

Het is dus niet onwaarschijnlijk dat Castermans het merendeel van de

architecten waarvan hij projecten in zijn Parallèle opnam, persoonlijk kende.

320

Lebens, “L’Architecture à Liège,” 257. 321

Ibid., 259. 322

Clément, Alphonse Balat: architecte du roi 1819-1895, 7. 323

Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs pour la formation du programme de l’année scolaire

1845-56. Rapport, Classe d’architecture de l’académie de beaux arts de Liège,16 juni 1845, Luik: AARBAL;

Acte de Mariage n° 4105, 1850, Registre d’Etat civil de Liège, Luik: SAVL. 324

De architecten uit de Parallèle gedurende hun loopbaan lid zijn geweest van de CRM zijn Roelandt, Suys,

Rémont, Balat, Cluysenaar, Beyaert, Pauli en Schadde.

Stynen, De onvoltooid verleden tijd: een geschiedenis van de monumenten- en landschaps org in Belgi 1835-

1940, 327-40. 325

Suys (i.s.m. L.P. Haudebourt): Palais Massimi à Rome. Plans, coupes, élévations, profils, voûtes, plafonds,

etc. des deux palais Massimi (1818), Emile Vierset-Godin: Eglise Notre-Dame à Huy représentée en plan,

élévations, coupes et détails géométraux d’après les plans de restauration approuvés par la Commission Royale

de Monuments (1854), Delsaux: L’Eglise Saint-Jacques à Liège (1845) en Les monuments de Liège reconstruits,

agrandis ou restaurés (1858), Cluysenaar: Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier,

garde-chasse et d’ouvrier, etc., excécutés en Belgique (1859), Umé: L’Art décoratif. Modèles de décoration et

d’ornementation de tous les styles et de toutes les époques choisis dans les œuvres des plus célèbres artistes

(1862), Blandot: Maisons et écoles communales de la Belgique (1869), Beyaert: Travaux d’architecture

excécutés en Belgique (ca. 1908, postuum). 326

Martiny, La Société Centrale d’Architecture de Belgique depuis sa fondation (1872-1974), 9. 327

Naast Castermans waren ook Dejardin, Demany, Halkin, Rémont, Toussaint, Umé, Van den Boorn, Vivroux

lid van de SUA, Schadde was corresponderend lid.

Page 61: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

57

Naast architecten circuleren ook de namen van decoratieschilders in de Parallèle. In de

inhoudstafel wordt de ‘peintre-décorateur’ Ed. Van Marck expliciet vermeld bij de platen van

de Société Littéraire, ontworpen door de architect Umé (vol.1, pl.100-103). Van Marck was

een gerenommeerd schilder, hij “introduisit à Liège la peinture décorative, pour laquelle on

faisait encore appel aux artistes anversois et bruxellois”.328

Een andere befaamd

decoratieschilder die in de Parallèle verschijnt, is Joseph Caprey (of Carpay) (1822-1892).329

Van hem wordt de interieurafwerking van de eetkamer in het Maison rue Méan, eveneens

naar het ontwerp van Umé, getoond (vol.1, pl.98). Zijn naam wordt echter niet in de

inhoudstafel overgenomen. Capray was tevens de vervaardiger van de decoratieve

schilderingen in het Luikse Casino van Rémont, waarvan interieurprenten in de Parallèle zijn

opgenomen (vol.1, pl.93-95). Maar zijn naam wordt voor dit project merkwaardig genoeg

noch op de platen, noch in de inhoudstafel vermeld.330

Meerdere architecten uit de Parallèle zijn niet opgenomen in het Repertorium van de

architectuur in België van 1830 tot heden.331

Het betreft de architecten Lambert Blandot

(°1833)332

, Hyacinthe Dejardin, François Derré (°1826),333

Glibert, Evariste Halkin, Auguste

Lambeau, Leclef, A.-J. Leclercq, Charles Toussaint, J.H. Van den Boorn en L. Van Opstal.

De architect Joseph Antoine Hompus krijgt in het Repertorium wel een lemma, maar zijn

biografie is niet uitgewerkt.334

Castermans hechtte echter waarde aan enkele van hun

ontwerpen en zeker aan deze van de architecten Toussaint (drie gebouwen, vier platen),

Dejardin (vijf gebouwen, zes platen) en Blandot (vijf gebouwen, acht platen), zo blijkt uit de

kwantitatieve analyse van de Parallèle. Deze architecten lijken vandaag echter naar de

achtergrond verdrongen te zijn.

Omgekeerd zijn er ook 19de-eeuwse, eclectische architecten die een plek in het Repertorium

verkregen hebben, maar waarvan geen ontwerpen in de Parallèle zijn opgenomen. Hierbij

worden enkel die architecten in beschouwing genomen waarvan in het Repertorium wordt

vermeld dat ze de eclectische architectuurpraktijk aanhingen en dat ze woonarchitectuur

realiseerden na 1830 en binnen de publicatietermijn van de Parallèle. Zo komt de Brusselse

architect Gustave De Man (1805-1887), een eclecticus van de eerste generatie die

verscheidene huizen en villa’s ontwierp, niet in de Parallèle voor.335

Daarnaast werden ook

geen ontwerpen opgenomen van Joseph Poelaert (1817-1879), die doorgaans als icoonfiguur

Uit: “Exposition générale des Beaux-Arts comprenant des ouvrages de peinture, sculpture, gravure, dessin &

lithographie 1868: catalogue explicatif,” 6-11; Beaux-Arts, Annales de la Société l’Union des Artistes, vol.4, vii-

xvi; Annales de la Société l’Union des Artistes, vol.5, vii-xvi. 328

Lebens, “L’Architecture à Liège,” 236. 329

N. de Harlez de Deulin, J. Carpay/ Société littéraire, april 2001, Société littéraire, Place de la République

n°5, dossier 2.35 en 2.36, Luik: CADCRMSF. 330

Ibid. 331

Van Loo, Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden. 332

Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1867), 276. 333

Derré wordt wel aangehaald als medewerker Joseph Jonas Dumont die vele gevangenissen van deze laatste

voltooide.

Uit: Mihail, “Dumont, Joseph Jonas,” 290. 334

Van Loo, Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, 353. 335

Eric Hennaut, “De Man, Gustave,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red.

Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 253.

Page 62: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

58

van het architecturaal eclecticisme wordt beschouwd.336

Poelaert bouwde nochtans twee

identieke en welbekende, eclectische herenhuizen (1850-52) op het Congresplein te Brussel.

Deze realisatie werd in de Journal van 1852 positief onthaald.337

Vanaf dat moment zou

Poelaert doorgaan als één van de eerste Brusselse, eclectische architecten. Vele jaren later

werd aan het ontwerp nogmaals een plaat gewijd in het architectuurtijdschrift l’Emulation van

1886. Verder worden ook twee herenhuizen van dokter Goffin aan de Guldenvlieslaan aan

Poelaert toegeschreven. Ook al was hun gevel voorzien van kariatiden, een terugkerend

motief in de woningen uit de Parallèle, toch zijn ze niet in de publicatie opgenomen. Het

bouwjaar van deze twee realisaties is echter onbekend.338

Van de Antwerpse architect Charles

Servais (1828-1892) die in de nieuwe wijken van zijn stad onopvallende, eclectische

burgerhuizen optrok, werd evenmin werk opgenomen.339

Afgezien van de architecten uit het

Repertorium is de afwezigheid van de Luikse architect Couclet, die “maisons et magasins

importants” bouwde340

opmerkelijk. Hij was immers een studiegenoot van Castermans.341

Tot

slot is het bijzonder dat er van de architect Schadde behalve de kerk van Kalfort geen

woonarchitectuur in de Parallèle is opgenomen. Hij bouwde nochtans vele kastelen en hield

er zelfs de naam ‘architecte des châteaux’ aan over.342

IV.2.4.2. De uitgekozen projecten

Naast de vraag van welke architecten er ontwerpen in de Parallèle zijn opgenomen, stelt zich

de vraag welke projecten van hen gepresenteerd worden en hoe deze zich situeren binnen hun

oeuvre. Hierop een antwoord formuleren is niet evident, want naar verschillende van deze

architecten werd nog geen onderzoek verricht en van velen is het volledige oeuvre nog niet in

kaart gebracht. Toch was het mogelijk om enkele opmerkelijke vaststellingen te doen met

betrekking tot de opgenomen projecten van Tilman François Suys, Jean-Pierre Cluysenaar,

Auguste Castermans, Hendrik Beyaert, Joseph Jonas Dumont, en A.J. Leclercq, Joseph

Schadde en Alphonse Balat. In de publicatie Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie,

travaux publics343

van 1881 geeft de auteur E. Lebens aan dat de platen uit Castermans’

Parallèle “faisaient honneur à nos architectes dont on n’avait point songé encore à apprécier

les travaux”.344

Deze vaststelling kan alvast gedeeltelijk ontkracht worden, want van vele

336

Guy Conde Reis, “Poelaert, Joseph,” ibid., 453. 337

Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 172-74. 338

Ibid., 186-87. 339

Petra Maclot, “Servais, Charles,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne

Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 506. 340

Lebens, “L’Architecture à Liège,” 263. 341

Rémont, Classe d’architecture, Rapport du 3me trimestre de 1844 à 1845. 3me classe, 26 juli 1845, Luik:

AARBAL; Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs pour la formation du programme de l’année

scolaire 1845-56. Rapport, Classe d’architecture de l’académie de beaux arts de Liège. 3e classe_dessin des

ordres_eleves, 16 juni 1845, Luik: AARBAL. 342

Dirk Laureys, “Schadde, Joseph,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne

Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 496. 343

Lebens, “L’Architecture à Liège.” 344

Lebens, “L’Architecture à Liège,” 264.

Page 63: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

59

architecten werd in de Journal reeds werk aangehaald en afgebeeld voordat de Parallèle

verscheen.345

Voor zover de ontwerpdata van de opgenomen projecten zijn na te gaan, is het Maison rue

Royale van Tilman François Suys (vol.1, pl.80-83) het oudste gebouw dat in de Parallèle

wordt gepresenteerd. Het huis stond bekend als het Pavillon de Cazeaux (of Cazot, of

Casaux), genoemd naar de opdrachtgever, de Markies van Cazeaux, en was gebouwd tussen

1830 en 1835. Toch verscheen dit ontwerp pas in de veertiende aflevering in 1855. De villa

was voorheen ook reeds opgemerkt door architectuurhistoriograaf A.G.B. Schayes, die er in

zijn publicatie Histoire de l’architecture en Belgique depuis les temps les plus reculés jusqu’à

l’époque actuelle (1849) een beschrijving aan wijdt waarin hij meldt dat het paviljoen zich

‘hors de Bruxelles’ bevond.346

Ondanks de appreciatie voor het gebouw werd het omstreeks

1868 afgebroken vanwege zijn ongepast landelijk karakter te midden van de inmiddels met

rijwoningen volgebouwde Koningsstraat. Wel werden fragmenten van de gevel door de

architect A. Mennessier gerecupereerd voor de bouw van een woningengroep op hetzelfde

perceel, maar dan aan de rooilijn.347

Op het moment dat Castermans de woning in de

Parallèle integreerde, was er waarschijnlijk nog geen sprake van de afbraak, maar het is

mogelijk dat de dreigende sloping werd ingeschat en dat het gebouw daarom preventief werd

vereeuwigd op papier. Dit zou een eerste mogelijke verklaring kunnen zijn voor de late

opname van de villa in de Parallèle. Vanuit stilistisch oogpunt is de villa Cazeaux met haar

zuivere, Italiaanse renaissancevormentaal immers een buitenbeentje in de publicatie.

Bovendien is de villa de enige realisatie van Suys die in de Parallèle werd opgenomen. De

door Schayes even sterk geapprecieerde verbouwing aan het kasteel van Warocquié te

Marimont ontbreekt348

en ook de verschillende woningen die Suys tussen 1840 en 1850

bouwde in de Kongingstraat en in de Regentschapsstraat verkrijgen geen plaats in de

publicatie.349

Een tweede verklaring voor de late opname van de villa in de publicatie wordt

aangeleverd door een autobiografisch geschrift van de architect Cluysenaar. Cluysenaar was

tussen 1831 en 1836 bij Suys in dienst en was bij de bouw van de villa Cazeaux betrokken

geweest.350

Cluysenaar vermeldt dat hij “changements considérables et décorations au

Pavillon Casaux de M. Biré, rue Royale” uitvoerde tussen 1852 en 1853.351

Mogelijks werd

de villa naar aanleiding van deze ingreep in de Parallèle opgenomen.

Het eerste woningontwerp van de architect Cluysenaar dat in de Parallèle verschijnt, is het

Hôtel Cerfontaine te Luik (vol.1, pl.5-12). De platen van dit gebouw behoorden tot de eerste 345

Onder meer de werkzaamheden van de architecten Jean-Pierre Cluysenaar, Auguste Payen, Joseph Jonas

Dumont, Louis Roelandt, Jean-Charles Delsaux, Evariste Halkin, Tilman François Suys, Wynand Janssens en

Julien Etienne Rémont kwamen in de Journal aan bod, nog voor de productie van de Parallèle aanving.

Uit: Journal de l’architecture et des arts relatifs à la construction (Brussel: Vanderauwera, 1848-1851). 346

A.G.B. Schayes, Histoire de l’architecture en Belgique depuis les temps les plus reculés jusqu’à l’époque

actuelle, 2 ed., 2 vols., vol. 2 (Brussel: Schayes, 1853), 659. 347

“Geheel met voormalig Hôtel de Mesnil, het zgn. Hôtel Puccini,” laatst geraadpleegd op 4 april 2014,

http://www.irismonument.be/nl.Sint-Joost-ten-Node.Koningsstraat.292.html. 348

Schayes, Histoire de l’architecture en Belgique depuis les temps les plus reculés jusqu’à l’époque actuelle,

vol.2, 659-60. 349

Midant, Académie de Bruxelles: deux siècles d’architecture, 196. 350

Winters, “Maatschappij En Maatschappijbeeld: Jean-Pierre Cluysenaar,” 127; Fanny Huysmans-Cluysenaar,

“J.-P. Cluysenaar, architecte,” in Les Cluysenaar: une famille d'artistes (Brussel: Weissenburch, 1928), 13. 351

“J.-P. Cluysenaar, architecte,” 16.

Page 64: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

60

twee afleveringen van de publicatie en werden uitgebracht in het jaar 1852. De plannen voor

het herenhuis zouden gemaakt zijn omstreeks 1848-1849352

in opdracht van de bankier

Cerfontaine,353

maar het gebouw werd pas opgetrokken in 1853.354

Dit betekent dat

Castermans het ontwerp uitgaf nog voor het gebouw overeind stond. Cluysenaar had reeds

voor de bouw van het Hôtel Cerfontaine een groot aantal woningen verwezenlijkt, waaronder

erg gewaardeerde realisaties zoals het Maison Bloemaert (1842-1843) en het Hôtel Goethals

(1847) in de Leopoldswijk te Brussel.

355 Deze twee woningen werden pas enkele afleveringen

later uitgegeven.356

Dit lijkt erop te wijzen dat de interesse van Castermans voor de ontwerpen

van Cluysenaar gewekt werd na notie te hebben gehad van de plannen van het Hôtel

Cerfontaine in zijn eigen geboortestreek. Cluysenaar zelf realiseerde omstreeks 1859 de

publicatie Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et

d’ouvrier, etc., excécutés en Belgique. Deze platenbundel is volledig gewijd aan zijn eigen

ontwerpen voor privéwoningen in landelijke omgeving. Er is echter geen overlapping met zijn

werken die in de Parallèle voorkomen, want die werden allemaal in steden gebouwd. Ook na

de uitgave van Cluysenaars’ publicatie bleef de Parallèle zijn ontwerpen voor stadswoningen,

zoals dat voor het herenhuis naast de Sint-Josefkerk in de Leopoldswijk (1860-1862)

(vol.2, pl.88-89), verspreiden.357

De Parallèle werd dus door architecten beschouwd als een

waardevol medium om eigen creaties met het ruime publiek te delen.

Auguste Castermans nam ook acht van zijn eigen verwezenlijkingen op in de Parallèle.

Vermeldingswaardig is dat er op einde van het eerste volume een recordaantal van vijftien

opeenvolgende platen wordt besteed aan zijn Maison Rue Louvrex (vol.1, pl.104-118). Dit

aantal staat in schril contrast met dat van zijn andere ontwerpen die slechts één tot drie platen

innemen. De platen van de woning verschenen in de Parallèle voor 1858, maar het huis werd

pas ergens tussen 1860 en 1871 opgetrokken. Ook hier verscheen het ontwerp dus in de

publicatie vooraleer het gebouwd werd. Bovendien toont een foto van het pand uit het jaar

1871 (afb.16) aan dat de uitvoering verschilt van de ontwerptekeningen uit de Parallèle. In de

uiteindelijke realisatie werd de deur in de middelste travee van de voorgevel niet gerealiseerd.

Ook de vier amforen die bovenop de kroonlijst voorzien waren, werden niet aangebracht. En

naar verluidt zou ook het interieurontwerp niet uitgevoerd zijn zoals voorgesteld op de

platen.358

352

Ibid., 13-14.

Cluysenaar realiseerde in de stad Luik voor de bouw van het Hôtel Cerfontaine wel al de inrichting van het hôtel

du Gouvernement, ontwierp een ‘project pour l’ arrangement du Vieux-Palais (1844-1845) en verwezenlijkte er

het Hôtel de M. Nagelmackers (1846)

Uit: Ibid., 15, 21. 353

Ibid., 15, 22; Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, vol.3, 485. 354

Liège à travers les âges: les rues de Liège, vol.3, 485; Cortembos, Patrimoine architectural et territoires de

Wallonie: Liège, 314.

Het gebouw staat nog overeind aan de Place Saint-Lambert te Luik en huisvest vandaag het winkelcentrum “le

Grand Bazar”. De gevel is beschermd als monument sinds 13 september 1985.

Uit: Ibid., 413. 355

Huysmans-Cluysenaar, “J.-P. Cluysenaar, architecte,” 14-15, 21-22. 356

Maison Bloemaert (vol.1, pl.47-49). Aan het Hôtel Goethals werden zelfs maar liefst 18 platen gewijd,

verspreid over de publicatie in drie clusters (vol.1, pl.58-60 en vol.2, pl.60-67, 82-87). 357

Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 163. 358

Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 37-39.

Page 65: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

61

De Parallèle toont zeven ontwerpen van Hendrik Beyaert in 17 platen. De werken die zijn

opgenomen in het eerste volume dateren van het prille begin van zijn carrière als architect.359

Het eerste gebouw dat Castermans van Beyaert laat zien is het Maison rue Ruysbroeck te

Brussel (vol.1, pl.17-20), een uit hout opgetrokken constructie. De woning kan geïdentificeerd

worden als het huis Billen dat dateert van 1850, Beyaert zijn eerste verwezenlijkte ontwerp.

De overige platen met gebouwen van Beyaert uit het eerste volume tonen de woning de

Waelmont in de Guimardstraat (1851) (vol.1, pl.51-53), interieurtekeningen van vermoedelijk

het Hôtel Barberson in de Naamsestraat (vol.1, pl.74-75),360

de uitbereiding van het kasteel te

Trazegnies (1854) (vol.1, pl.119-120) en een bijgebouw voor het Hôtel Caroly, gelegen aan

de Wetstraat (1858) (vol.1, pl.55-57).361

Elk van deze ontwerpen werd ongeveer één tot twee

jaar na de vervaardiging ervan in de Parallèle opgenomen. Dit is een betrekkelijk korte

termijn in vergelijking met andere gebouwen uit de publicatie waarvan het ontwerpjaar is

gekend. Bovendien werden al deze woningen door Beyaert gerealiseerd nog voor het

wedstrijdontwerp voor Nationale Bank van Brussel (1859), waarmee hij bekendheid

verwierf.362

De Parallèle heeft dus zeker een bijdrage geleverd in de openbaring van de

artistieke capaciteiten van deze jonge architect. In het tweede volume van de Parallèle

worden nog het ontwerp voor de woning Godefroy aan de Louizalaan (1865) (vol.2, pl.94-95)

en voor een gebouw voor de Banque de Belgique aan de Nieuwstraat (1865) (vol.2, pl.113)

opgenomen.363

De woning Godefroy werd echter niet gebouwd volgens het ontwerp uit de

Parallèle en bevestigt dat Castermans ook niet gerealiseerde projecten in zijn publicatie

opnam. De gevel van de woning Godefroy zou in 1874 door Beyaert worden uitgevoerd in

Neo-Vlaamse renaissancestijl. Dit tweede ontwerp werd opgenomen in de postume uitgave

Travaux d’architecture excécutés en Belgique (1908). Deze uit twee volumes bestaande

publicatie bundelt realisaties van Beyaert die dateren van 1868 en later. Net zoals bij de

publicatie van Cluysenaar is er dus geen overlapping tussen de inhoud van deze platenbundel

en die van de Parallèle, waarvan de productie in 1868 werd afgesloten.

De allereerste woning uit de Parallèle is een Maison rue des Arts te Brussel van de architect

Joseph Jonas Dumont (vol.1, pl.1-4) (afb.121). De aflevering met het ontwerp verscheen aan

het begin van het jaar 1852.364

Deze uitgesproken eclectische woning is een van de vele die

Dumont rond 1850 in de Kunstlaan verwezenlijkte.365

De gevels van de huizen die hij er liet

optrekken waren allemaal overvloedig van decoratie voorzien. Omwille van het overdadig

ornamentgebruik werden ze tussen augustus en oktober 1852 fel bekritiseerd in de Journal.

359

Vanderperren en Victoir, Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau, 118. 360

Dit is het enige gebouw dat Beyaert in de Naamsestraat ontwierp.

Uit: Ibid., 113. 361

Ibid., 113-14. 362

Ibid., 119; Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 213; Francis Strauven, “Beyaert, Hendrik,” in

Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds,

2003), 152. 363

Vanderperren en Victoir, Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau, 129. 364

Op de achterkant van het voorblad van het exemplaar van het eerste volume van de Parallèle dat bewaard

wordt door het Sint-Lukasarchief vzw te Brussel is met pen het volgende opschrift aangebracht: “A Monsieur

Joseph Lejear l’elève [sic] architecte de la part de l’auteur Aug. Castermans fis Liege [sic] le 24 janvier 1852”. 365

Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 152; C.D. Versluys, “La nouveauté en architecture - Le désier

d'étourner - M. Dumont - Ses gaçades de la Rue des Arts - Son école,” Journal belge de l'architecture et de la

science des constructions (Brussel: Vanderauwera, 1853): 21-23.

Page 66: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

62

Hierin werd gewaarschuwd voor de slechte invloed die de ontwerpen van Dumont, toen al een

bekend architect, uitoefenden. In het artikel wordt vastgesteld dat, “à l’heure qu’il est,

M. Dumont a le remords de faire école !”. De Journal doet een laatste poging om het

weelderige eclecticisme tegen te gaan en wijst erop dat “le goût aura à souffrir de cette

course effrénée vers l’originalité”. Maar voor de nieuwe generatie architecten sloot de nieuwe

stijlstroming schoonheid en goede smaak niet uit. Integendeel, Castermans maakt in de

inleiding van de Parallèle duidelijk dat door de platenbundel “le sentiment du beau se

répandra” en dat “le goût s’épurera”. De aanvatting van de Parallèle met een eclectisch

woningontwerp van Dumont getuigt van Castermans’ bekwaamheid om de architecturale

ontwikkelingen van het moment te vatten en bevestigt de gegrondheid van zijn

selectiecapaciteit.

De relevantie van Castermans’ keuze van de ontwerpen voor de Parallèle wordt

onderschreven door volgende vier voorbeelden. Castermans toont bijvoorbeeld een plaat met

de schoorsteenmantel van het Brusselse, Koninklijke paleis naar de hand van A.-J. Leclercq

(vol.1, pl.67). Dit ontwerp werd reeds in 1851 op de wereldtentoonstelling in Londen aan het

publiek gepresenteerd.366

Het ontwerp voor het Guislaingesticht te Gent van de architect

Adolphe Pauli (vol.2, pl.20-25) is een tweede voorbeeld van Castermans’ doordachte selectie.

Onderzoek heeft aangetoond dat Pauli met dit project zijn naam zou gevestigd hebben.367

Ten

derde bevat de Parallèle het ontwerp voor de neobyzantijse Onze-Lieve-Vrouw-ten-

Traankerk te Kalfort (vol.2, pl.1-2), de eerste en enige nieuwbouwkerk die de architect

Schadde realiseerde. Het ontwerp was zowel vernieuwend op stilistisch als op constructief

vlak en werd reeds in 1854 tentoongesteld op het Salon van Brussel.368

Ten vierde en ten

laatste selecteerde Castermans voor zijn publicatie de restauratieprojecten van de kastelen te

Saint-Marc (vol.1, pl.27), te Mirwart (vol.1, pl.28) en te Seilles (vol.1, pl.64-65) van

Alphonse Balat, die dateren van het begin van de carrière van deze architect.369

De laatste

restauraties worden ook door Schayes vermeld in zijn boek over de Belgische

architectuurgeschiedenis.370

De platen van deze drie projecten verschenen in de Parallèle

tussen 1853 en 1855, op het moment dat Balat reeds was aangesteld als architect van de

hertog van Brabant, de toekomstige koning Leopold II, en teruggreep naar de classicistische

vormentaal.371

366

Willis, “Flemish Renaissance revival in Belgian architecture (1830-1930),” 36-37; “Official catalogue of the

Great Exhibition of the Works of Industry of all Nations,” (Londen: Spicer brothers, 1851), nr.425, 207. 367

Meul, “Jozef Schadde (1818-1894): provinciale architect van het arrondissement Mechelen van 1853 tot

1869. Een onderzoek naar neogotiek en eclectisme in de landelijke kerkelijke architectuur van de provincie

Antwerpen” 49. 368

“Exposition générale des Beaux-Arts 1854: catalogue explicatif,” (Brussel: Imprimerie de G. Stapleaux,

1854), nr.850, 100. 369

Strauven, “Balat, Alphonse,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van

Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 136; G. Bordiau, “Notice Sur Alphonse Balat,” in Annuaire De

L'académie Royale Des Sciences, Des Lettres Et Des Beaux-Arts De Belgique (Brussel: s.n., 1903), 137;

Clément, Alphonse Balat: architecte du roi 1819-1895, 8. 370

Schayes, Histoire de l’architecture en Belgique depuis les temps les plus reculés jusqu’à l’époque actuelle,

vol.2, 663-64. 371

Strauven, “Balat, Alphonse,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van

Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 137.

Page 67: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

63

IV.3. Impact van de Parallèle

IV.3.1. Contemporaine receptie

Na kennisname van de productie en de inhoud van de Parallèle wordt tot slot de impact van

deze publicatie in de 19de eeuw onderzocht. Met behulp van diverse, contemporaine bronnen

wordt er achtereenvolgens licht geworpen op de verspreiding, de receptie en het gebruik van

het werk. Meer bepaald wordt hiervoor een beroep gedaan op bibliografische periodieken,

recensies, beknopte biografieën van Castermans, inventarissen of catalogi van de bibliotheken

van architecten en bibliografieën van eigentijdse publicaties.

IV.3.1.1. Verspreiding

Zoals reeds werd aangehaald is de Parallèle terug te vinden in diverse contemporaine

bibliografieën uit het binnen- en buitenland. In België wordt de productie van de platenbundel

opgevolgd en gecommuniceerd in de Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique.372

Met betrekking tot de distributie van de afleveringen en de verkooppunten in België is enkel

geweten dat de publicatie in de boekhandel van de uitgeverij in Luik werd verdeeld. De prijs

van de afleveringen van het eerste volume (6 platen) fluctueerde tussen 3fr.75c.,373

4 fr.374

en

4fr.50c.375

Het volledige eerste volume kostte 75 fr. tot 100 fr.376

Voor een aflevering van het

tweede volume (5 platen) werd 3 fr. betaald.377

In Frankrijk komt de Parallèle voor in een

groot aantal bibliografische catalogi van contemporaine publicaties, zoals in de Catalogue

annuel de la librairie française.378

In het voorwoord van deze catalogus deelt de uitgever

Reinwald mee dat hij onder meer Franstalige werken uit België opnam, omdat dit land “nous

fournissent depuis quelque temps des livres trop importants et des collections d’ouvrages trop

vastes pour qu’on néglige de les mentionner dans un catalogue complet des nouveautés de la

Littérature française”.379

Als gewaardeerde publicatie werd de Parallèle verkocht in diverse

372

Charles Hen, “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 1854-

1868). 373

Charles Hen, “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 1855),

nr.36, 160. 374

Charles Hen, “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 1854),

nr.26, 43; C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1859,” (Parijs: C. Reinwald, januari

1860), 39. 375

Adolphe Napoléon Didron, Annales archéologiques, vol. 13 (Parijs: Didron, 1853), 329 ;

“Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1853), 81; P.

Jannet, “La propriété littéraire et artistique, journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des libraires et

marchands d’objets d’arts de tous les pays,” (Parijs: s.n., 1854), nr.1, 28. 376

Otto Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1867), 450 ; Brunet, “Manuel

du libraire et de l’amateur de livres,” (Parijs: Firmin Didot frères, 1860), 1627 ; C. Reinwald, “Catalogue annuel

de la librairie française pour 1859,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1860), 39. 377

C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1858,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1859), 39;

“Catalogue annuel de la librairie française pour 1859,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1860), 39; C. Reinwald,

“Catalogue annuel de la librairie française pour 1860,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1861), 40; “Catalogue

annuel de la librairie française pour 1861,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1862), 43; “Catalogue annuel de la

librairie française pour 1862,” (Parijs: C. Reinwald, februari 1863), 43; Otto Lorenz, “Catalogue général de la

librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1867), 450. 378

Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française.”

Andere Franse bibliografische catalogi die de verschijning van een of meerdere afleveringen van de Parallèle

meedelen zijn: Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la

librairie,” (Parijs: s.n., 1814-1917); Otto Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto

Lorenz, 1840-1885). 379

Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1858,” 11.

Page 68: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

64

Parijse boekhandels nog lang nadat de laatste aflevering was verschenen. In 1885 en 1886

worden beide volumes nog verkocht voor 160fr. in de Librairie Polytechnique van Baudry &

Cie, de uitgever die laatste afleveringen publiceerde en die een filiaal had in Parijs en in

Luik.380

Omstreeks 1900 wordt de Parallèle er nog steeds verdeeld door Baudry’s opvolger

Ch. Béranger tegen dezelfde prijs.381

Maar in de andere Parijse boekhandels vermindert de

verkoop van de Parallèle sterk aan het einde van de 19de eeuw. De publicatie is nog terug te

vinden onder de speciale aanbiedingen van de Librairie Mathias et Cie in 1888. De beide

volumes die er van de hand worden gedaan, bevatten “quelq. taches” en zijn slechts 50fr.

waard.382

Een ingebonden exemplaar van het eerste volume wordt in 1896 verkocht onder de

titel Maisons de Bruxelles in de Librairie ancienne et moderne de Saint-Jorre.383

De Parallèle

vond, naast een afzetmarkt in Frankrijk, ook haar weg naar Duitsland. De verschijning van de

afleveringen is alleszins vermeld in de Bibliographie de la Belgique ou Catalogue général des

livres belges van Charles Muquardt, een boekhandelaar en uitgever van Duitse origine, die

gevestigd was in Brussel,384

maar die tevens over een filiaal in Gent en in Leipzig

beschikte.385

De Parallèle lijkt wel nooit in het Duits vertaald te zijn geweest, in tegenstelling

tot de Parallèle des maisons de Paris van Calliat.386

Desalniettemin werd de Parallèle van

Castermans in de Belgische buurlanden verspreid en werd de publicatie minstens tot aan het

einde van de 19de eeuw uitgegeven.

IV.3.1.2. Receptie

Er werden geen recensies van de Parallèle teruggevonden in het contemporaine, Belgische

architectuurtijdschrift Journal. Nochtans werden in deze periodiek binnen- en buitenlandse

architectuurpublicaties gepromoot met uiteenlopende inhoud, zoals Paris Moderne, choix des

maisons de ville et de campagne,387

een publicatie van Delsaux,388

Histoire de l’architecture

en Belgique van Schayes,389

Types d’architecture gothique recueillis en Angleterre par A.W.

Pugin, dat gepubliceerd werd door E. Noblet in 1851,390

en Bâtiments des stations et maisons

de garde van Cluysenaar, waarvan zelfs het verschijnen van de afleveringen werd

380

C.-A. Oppermann, “Supplément,” Nouvelles annales de la construction - Supplément, nr. 382 (1885): n.p;

“Supplément,” Nouvelles annales de la construction, nr. 372 (1886): n.p. 381

Louis Cloquet, Traité d'architecture: éléments de l'architecture, types d'édifices, esthétique, composition et

pratique de l'architecture, vol. 4 (Parijs: s.n., 1900), n.p.

Achteraan in de publicatie is een blad toegevoegd met een lijst van werken die verkocht worden in de “Librairie

Polytechnique, Ch. Béranger, Editeur”. 382

Cercle de la Librairie, "Feuilleton du journal général de l’imprimerie et de la librairie," nr. 10 (Parijs: s.n.,

1888): 566. 383

“Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1896): 1306. 384

Sartorius, “ Les Allemands en Belgique,” in: Histoire des étrangers et de l’immigration en Belgique de la

préhistoire à nos jours, red. Anne Morelli (Bruxelles: Couleur livres, 2004), 181. 385

Muquardt, “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges,” 1. 386

Deze publicatie verschijnt in deze bibliografie onder de titel Vergleichende Darstellung der vorzüglichsten

seit 1830 in Paris neu erbauten Häuser.

Uit: “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges,” (Brussel: Muquardt, 1850), 52. 387

“Bibliographie,” Journal de l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des travaux exécutés en

Belgique, nr. 6 (Brussel: Vanderauwera, 1848): 12.

De auteur van het werk wordt niet meegedeeld. 388

Guillery, “Analyse d'un mémoire de M. Delsaux, architecte de la province de Liège,” ibid., nr. 10: 1-4.

De titel van het werk wordt niet vermeld. 389

A. W., “Bibliographie - Histoire de l'architecture en Belgique par A.-G.-B. Schayes,” ibid., nr. 11 (1850):

164-68. 390

V., “Types d'architecture gothique recueillis en Angleterre, par A. W. Pugin,” ibid., nr. 3 (1851): 43-44.

Page 69: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

65

opgevolgd.391

De afwezigheid van reclame voor de Parallèle kan wellicht verklaard worden

door de vijandige houding van de Journal jegens de eclectische architectuur in de publicatie

(zie III.2.1. Algemene context en soorten architectuurpublicaties en IV.2.4.2. De voorgestelde

projecten).

Ook in de grafrede aan Castermans, die verscheen in de plaatselijke krant La Meuse, werd er

door de architect Charlier niet over zijn verdienste als vervaardiger van de Parallèle

gesproken.392

De Parallèle wordt wel aangehaald door Lebens in zijn beschrijving van de voornaamste

verwezenlijkingen van Castermans in de publicatie Liège: histoire, arts, lettres, sciences,

industrie, travaux publics393

van 1881. Deze auteur schrijft dat de Parallèle “une excellente

étude comparative de différents manières de bâtir en Belgique” is en dat het werk de eer

strekt “à nos architectes dont on n’avait point songé encore à apprécier les travaux”.394

Hiermee uit Lebens zijn waardering voor de platenbundel als een representatief en

informerend werk met een promotie bevorderend effect. Hij geeft de start van de productie

verkeerdelijk aan in 1854.

De enige, erg opmerkelijke recensie over de Parallèle is terug te vinden in de Parijse Annales

archéologiques van 1856. Deze kroniek bevat hoofdzakelijk publicaties met archeologische

inslag. In deze kroniek die hoofdzakelijk publicaties van archeologische inslag promoot,

wordt de platenbundel aangeraden “au nom de l’archéologie et de l’art”. De redacteur

Didron aîné ziet potentie in de Parallèle voor de archeologische praktijk, “car nos voisins les

Belges, un peu mieux avisés que nous, demandent aux constructions civiles du moyen âge des

éléments qu’ils reproduisent dans leurs habitations moderne”. Uit dit citaat blijkt dat de

Belgische identiteit van de voorgestelde architectuur in het buitenland erkend werd, wat

Castermans beoogde. Daarnaast bieden de in de Parallèle voorgestelde ontwerpen in

renaissance- en Louis XV-stijl “aux architectes de nos départements, et même de Paris, de

nombreux exemples à imiter dans une certaine mesure”, volgens Didron. Hieruit concludeert

hij dat de publicatie “doit en outre rendre des services réels aux jeunes architectes”.395

Deze

recensie toont aan dat de Parallèle in Frankrijk goed werd onthaald en dat ze er niet enkel

bruikbaar werd geacht voor architecten, maar tevens voor al wie zich verdiepte in de studie

van historische architectuur. Castermans’ opzet om de Belgische architectuur als voorbeeld

voor de Franse ontwerppraktijk te stellen, werd benadrukt (zie III.2.2.1. Vergelijking met de

Parallèle van Calliat). Bijkomend werd door Didron ook een historiografisch karakter in het

werk erkend.

IV.3.1.3. Gebruik

Volgens de inventaris van de bibliotheek van de architect Thirion, die dateert van

31 december 1862, beschikte deze architect over een ingebonden volume van de Parallèle en

391

C.-D. V., “Bibliographie - Bâtiments de stations et maisons de garde, par J.-P. Cluysenaar,” Journal belge de

l’architecture et de la science des constructions (Brussel: Vanderauwera, 1854): 93-97, 148, 95. 392

“Nécrologie,” La Meuse (10 en 11 september 1881) 393

Lebens, “L’Architecture à Liège.” 394

Ibid., 264. 395

Didron, Annales archéologiques, vol.16, 188.

Page 70: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

66

over elf afleveringen.396

Aangezien Thirion overleed op 13 juni 1862397

gaat het hoogst

waarschijnlijk om het volledige eerste volume en de elf eerste afleveringen van het tweede

volume, die tussen 1858 en eind 1861 waren verschenen. Hij blijkt dus een fervent

verzamelaar van de platen van de Parallèle te zijn geweest. In zijn collectie bevinden zich

weliswaar alle zeven ontwerpen van Thirion die in de publicatie voorkomen. Het feit dat

Thirion in bezit was van een ingebonden versie geeft aan dat hij de platen niet ter vergelijking

naast elkaar legde, zoals het bedoeld was, maar ze eerder als collectiestukken beschouwde.

Uit de catalogus van de boeken uit de bibliotheek van Roelandt (1786-1864) blijkt dat deze

architect de Parallèle in eigendom had. Meer concreet beschikte hij over afleveringen “avec

nombreuses planches”. In de inventaris van de bibliotheek staat 1858 als uitgavedatum van de

publicatie. Het ging dus wellicht enkel om het eerste volume van het werk, waarin Roelandts

eigen twee verwezenlijkingen zijn opgenomen.398

Er werd tevens naar de aanwezigheid van de Parallèle gezocht in de bestaande catalogi van

de bibliotheken van de minder bekende architecten Camille Bourgault,399

Baeckelmans,400

en

Hippolyte Destailleur401

maar zij bleken niet over een exemplaar van de publicatie te

beschikken.402

De Gentse architect Pierre-Jacques Goetghebuer verzamelde de zeven platen uit de Parallèle

met ontwerpen van Roelandt.403

Het gaat om de drie platen van de Salle de la Concorde

(vol.1, pl.31-33) en de vier platen van het Maison rue Pont de Fer (vol.1, pl.39-42), twee

396

Registre de l’inventaire après décès des biens de A. Thirion de Verviers (1859-1862) , 31 december 1862,

Fonds de familles, E.1.1205, nrs.391 en 567, Luik: AEL.

Thirion beschikte over een enorme publicatiecollectie met onder meer Maisons de Campagne, Châteaux, ect.

van Cluysenaar (nr.470), Motifs de Décorations van Charles Claesen (nr.486), de twee volumes van Parallèle

des Maisons de Paris van Victor Calliat (nr.501), veertig afleveringen van L’Architecture privé van César Daly

(nr.567) en vele nummers van diverse architectuurtijdschriften uit het binnen- en buitenland. 397

Flavio di Campli, “Thirion, Adolphe Guillaume,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot

heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 538-39. 398

“Catalogue des livres, formant la bibliothèque de feu Mr. Louis Roelandt, ancien architecte de la ville et

professeur émérite de l'Université de Gand: 11 Mars 1868,” (Gent: Vanderhaeghen, 1868), nr.61, 5. 399

Bourgault beschikte wel over vele soortgelijke publicaties zoals de Choix van Goetghebuer (nr.3), Les

Monuments de Liège en L’Eglise Saint-Jacques à Liège van Delsaux (nr.4-6), L’Art Décoratif van Umé (nr.45),

en over verscheidene nummers van L’Emulation (nr.95).

Uit: Paul Gothier en Joseph Plumier, “Catalogue de la bibliothèque de M. Camille Bourgault, architecte “ (Luik:

P. Gothier, 1961). 400

F. De Laet, F. Claes, en Albert De Tavernier, “Catalogue de la vente publique de tableaux anciens et

modernes, antiquités, porcelaines et faïences anciennes, tapisseries, meubles, argenteries, cuivres anciens, etc.,

livres, la Bibliothèque de feu l'architecte Baeckelmans, celle de feu Mr. P. H. et d'un avocat, qui aura lieu au

Cercle Artistique,” (Antwerpen: Ratinckx, 1919). 401

Hippolyte Destailleur en Maurice Delestre, “Catalogue de livres rares et précieux composant la bibliothèque

de M. Hippolyte Destailleur, architecte du Gouvernement,” (Parijs: Morgand, 1891). 402

Er werd gezocht naar de bestaande inventaris van de bibliotheek van de Luikse architect Jamar, maar in de

enige Belgische bibliotheek waarvan geweten is dat deze over het werk beschikt, met name de Centrale

bibliotheek van Leuven, was het werk in het archief onvindbaar.

“Catalogue spécial de l'importante bibliothèque (...) dépendant de la succession de geu Monsieur l'architecte

Jamar (...) dont la vente publique, en raison de son importance particulière, aura lieu en la salle de la Galerie des

Boulevards à Liège,” (s.l.: s.n., n.d.). 403

Pierre-Jacques Goetghebuer, Atlas Goetghebuer, L29/3, 29/4a en 4b, L116/7- 116/10, Gent: GSZD.

Page 71: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

67

projecten die in de stad Gent werden gerealiseerd. Achteraan op de plaat met een

detailtekening van de Salle de la Concorde (vol.1, pl.41) is door Goetghebuer een blad met

handgeschreven tekst aangebracht waarin de zaal wordt beschreven.404

De tekst dateert echter

van 12 januari 1845, naar aanleiding van de inwijding van de zalen van de Société de la

Concorde, en zegt dus niets over de herkomst van de plaat. De platen maken deel uit van

Goetghebuers’ immense collectie aan beeldmateriaal die hij vergaarde naar aanleiding van de

productie van zijn publicatie Choix en die hij gedurende zijn hele leven bleef aanvullen. Deze

verzameling, die bekend staat als de zogenaamde Atlas Goetghebuer,405

bevat hoofdzakelijk

afbeeldingen met betrekking tot de Gentse architectuur. Hieruit blijkt dat Goetghebuer de

platen louter verzamelde omwille van het documentaire karakter dat hij eraan toekende.406

Tot slot bevonden de beide volumes van de Parallèle zich in 1895 in de bibliotheek van de

Franse Commision des Monuments historiques.407

Uitgaande van de hierboven aangehaalde casussen is het betwijfelbaar of de Parallèle

indertijd effectief door architecten werd aangewend om door middel van onderlinge

vergelijking van de platen inspiratie op te doen voor eigen ontwerpen. Maar misschien vormt

Castermans zelf hierop wel een uitzondering. Het opzichtige gevelontwerp voor het Maison

rue Louvrex te Luik (vol.1, pl.105) (afb.2) van Castermans toont immers overeenkomsten met

de eerder gepubliceerde plaat van het Hôtel place de Meir van Dens (vol.1, pl.70) (afb.126).

Beide gevels bevatten kariatiden en/of atlanten, dit is de mannelijke variant, in de onderste

bouwlaag en zijn voorzien van vergelijkbare amforen bovenop de kroonlijst. Van deze

decoratieve elementen van beide gevels worden ook detailtekeningen getoond op aparte

platen (vol.1, pl.71, 72 en vol.1, pl.106, 108) (afb.129, 154, 3, 5). De kariatide is tevens een

motief dat Castermans hernam in het ontwerp voor een etalage in Spa (vol.2, pl.71 ) (afb.29).

Of Castermans zich ook effectief door het gevelontwerp van Dens liet inspireren, is hiermee

niet volledig hard te maken.

De werkelijke bruikbaarheid van de publicatie als inspiratiebron was waarschijnlijk een korte

levensduur beschoren. Vanaf het midden van de jaren ’70 van de 19de eeuw verloor de

eclectische architectuur immers aan impact ten voordele van een groeiende interesse voor de

Neo-Vlaamse renaissance.408

De publicatie bleek echter wel een trend op gang te hebben

gezet (zie III.2.2.3. Vergelijking met andere contemporaine publicaties). Er volgden onder

meer publicaties die volledig gewijd waren aan de Neo-Vlaamse renaissancevormentaal zoals

L’Architecture en Belgique, suite de 25 façades conçues dans le goût de l’architecture belge

du 16e siècle (1878-1879) van de schilder en architect Joseph-Martin Ryssens De Lauw

404

Ibid., L116/10. 405

Deze Atlas wordt bewaard in het Gentse Stadsarchief de Zwarte Doos. 406

Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume

des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 7. 407

Perrault-Dabot, “Catalogue de la bibliothèque de la Commission des Monuments historiques,” nr.2150, 214. 408

Sommige ontwerpen uit de Parallèle bevatten wel kenmerken van de Vlaamse renaissance, zoals de

schoorsteenmantel van A.-J. Leclercq (vol.1, pl.67), het interieur van de Société Littéraire van Umé (vol.1,

pl.100-103), het Hôtel place de Meir van Dens (vol.1, pl.70-73), het Maison rue Louvrex van Castermans (vol.1,

pl.104-118), en zo meer. Uit: Willis, “Flemish Renaissance revival in Belgian architecture (1830-1930),” abstract.

Page 72: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

68

(1830-1889).409

Naast de voorbeeldfunctie van de Parallèle als uitgelezen middel om de

kennis van de eigentijdse architectuurtrends te verspreiden, speelde de Parallèle in de 19de

eeuw ook een rol in de architectuurhistoriografie.

De Luikse architect E. Lebens lijkt zich voor het beschrijven van de oeuvres van leerlingen

van Julien-Etienne Rémont in de publicatie Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie,

travaux publics410

beroept te hebben op de Parallèle. Vele van de gebouwen die hij van deze

architecten aanhaalt, komen immers in de platenbundel voor. 411

Lebens meldt dat de architect

Umé het Château de Ry (zie vol.1, pl.76-78), “une importante demeure, place Saint-Jacques”

(zie vol.2, pl.37-38) en de Société Littéraire (zie vol.1, pl.100-103) heeft gebouwd.412

Van

Halkin vermeldt Lebens het Château de Sainval (zie vol.1, pl.15-16) en van Castermans “une

maison à caryatides de la rue Louvrex” (zie vol.1, pl.104-118), “une maison, rue Lonhienne”

(zie vol.2, pl.15) en “une batisse originale naguère presque campagne (…), sur le quai de

Longdo ” (zie vol.2, pl.53-54).413

Van Dejardin noemt Lebens geen concrete woonontwerpen

op, maar hij zegt wel dat deze architect “dessina des façades qui accusent bien un

établissement d’enseignement; précieuse réalisation d’une pensée sagace faisant

généralement défaut dans l’architecture moderne”.414

Tot slot belicht hij het oeuvre van

Demany die onder meer “une superbe maison boulevard de la Sauvenière” realiseerde

(zie vol.1, pl.13-14) en die de restaurateur was van de “la salle des redoutes de Spa”

(zie vol.2, pl.16-18).415

De Parallèle werd dus reeds in de 19de eeuw gebruikt als bron voor

het reconstrueren van de oeuvres van de erin opgenomen architecten.

Tot slot is het erg belangrijk om op te merken dat de Parallèle opgenomen is in de

bibliografie van het vierde volume van de Traité d’Architecture: éléments d’architecture,

types d’édifices, esthétique, composition et pratique de l’architecture416

van de Gentse

architect Louis Cloquet (1849-1920).417

De Parallèle deed dienst als bron voor zijn studie

naar de planindeling van de woonarchitectuur uit de tweede helft van de 19de eeuw.418

Het is

de enige Belgische architectuurpublicatie die Cloquet in de bibliografie van dit onderdeel van

zijn publicatie vermeldt, naast het architectuurtijdschrift l’Emulation dat pas in 1874

409

“Ryssens De Lauw, Joseph Martin,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red.

Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 491. 410

Lebens, “L’Architecture à Liège.” 411

Lebens haalt echter ook projecten van deze architecten aan die niet in de Parallèle zijn opgenomen. 412

Lebens, “L’Architecture à Liège,” 261, 65. 413

Ibid., 262, 64. 414

Ibid., 263.

Zie het Maison rue Louvrex (vol.2, pl.41), het Maison rue Fabry (vol.2, pl.42), het Maion rue Louvrex (vol.2,

pl.43) en het Maison quai Cockerill (vol.2, pl.112). 415

Ibid., 265. 416

Martiny, La Société Centrale d’Architecture de Belgique depuis sa fondation (1872-1974), 14. 417

Luc Verpoest, Upstairs, downstairs. Woon- en werkplaatsen van het dienstpersoneel in de 19de

-eeuwse

burgerwoning. De opvattingen van Louis Cloquet en Viollet-le-Duc, Themateksten Open Monumentendag

Vlaanderen 2007, 1, laatst geraadpleegd op 29 september 2013,

http://sector.openmonumenten.be/sites/sector.openmonumenten.be/files/page/files/tt07_luc_verpoest.pdf. 418

Cloquet, Traité d'architecture: éléments de l'architecture, types d'édifices, esthétique, composition et pratique

de l'architecture, vol. 4, 6.

Page 73: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

69

verscheen.419

Blijkbaar was de Parallèle een unieke bron voor de Belgische woonarchitectuur

van de periode 1830-1868 en werd dankbaar aangewend in de historiografische praktijk.

IV.3.2. Hedendaagse relevantie

De Parallèle van Castermans wordt vandaag uiteraard niet meer in de architecturale

ontwerppraktijk aangewend, maar de publicatie blijft wel een uiterst belangrijke bron voor de

architectuurhistoriografie. Reeds tijdens de 19de eeuw stuitte de eclectische architectuurpraxis

op hevige kritiek en de eclectische woonarchitectuur werd tot in de jaren ’70 van de twintigste

eeuw ondergewaardeerd.420

Vele gebouwen die in de Parallèle voorkomen werden dan ook in

de loop der jaren gesloopt.421

Daarom vormt de publicatie een belangrijke bron voor de studie

van de 19de-eeuwse, eclectische woonarchitectuur in België.

Ondanks het belang van de publicatie als bronmateriaal voor onderzoek naar de 19de-eeuwse

Belgische architectuur, heerst er onwetendheid over het bestaan ervan bij jonge

kunstwetenschappers. In het proefschrift van Veerle Meul over de architect Joseph Schadde

(1992) wordt de afbeelding van de plaat uit de Parallèle met het gevelontwerp voor de kerk

van Kalfort voorzien van het onderschrift “kunstenaar onbekend” en “met opschrift: uit

Paralèlles des Maiteris (?) de Bruxelles”, al dan niet overgenomen van de geraadpleegde

plaat afkomstig uit het Parochiaal Archief van Kalfort.422

In het overzichtswerk De 19de eeuw

in België, Architectuur en Interieurs423

(1994) wordt de tweeledigheid van de Parallèle over

het hoofd gezien. Er staat immers geschreven dat het werk uit “120 gravures” bestaat, wat

slechts het platenaantal uit één volume dekt.424

Hopelijk kan dit onderzoek bijdragen tot een

grotere bekendheid van de Parallèle voor de architectuurgeschiedschrijving.

IV.4. Tussentijds besluit

De Parallèle werd periodiek uitgegeven en werd tot stand gebracht via een samenwerking

tussen minstens twee uitgevers, Auguste Castermans, die onder meer instond voor de

tekeningen, en twee professionele graveurs. Wat de inhoud van de Parallèle betreft bevat het

werk een gegronde selectie van architectuurontwerpen van vooruitstrevende architecten. Maar

419

Met betrekking tot de Franse woonarchitectuur is onder meer de Parallèle des maisons de Paris van Calliat in

de bibliografie opgenomen. 420

Wim Denslagen, “Haat jegens de neostijlen,” in Neostijlen in de negentiende eeuw: zorg geboden?, red. Anna

Bergmans (Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2002), 23-33. Thomas Coomans, “1.3 Architectuurgeschiedenis

19de

eeuw,” laatst geraadpleegd op 1 april 2013,

https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/bouwkundig/architectuurgeschiedenis/19de_ee

uw. 421

Zoals onder meer het Maison Bloemaert van Cluysenaar te Brussel (vol.1, pl.47-49), het Hôtel place de Meir

van Dens te Antwerpen (vol.1, pl.69-73), en het Maison rue Ruysbroeck (vol.&, pl17-20), de Dépendances d’une

maison rue de la Loi (vol.2, pl.55-57) en het Maison rue Guimard van Beyaert te Brussel (vol.1, pl.52).

Uit: Jos Vandenbreeden, “Neo-renaissance,” in De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs (Tielt:

Lannoo, 1994), 122-23; Vanderperren en Victoir, Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau, 113-19. 422

Meul, “Jozef Schadde (1818-1894): provinciale architect van het arrondissement Mechelen van 1853 tot

1869. Een onderzoek naar neogotiek en eclectisme in de landelijke kerkelijke architectuur van de provincie

Antwerpen,” vol.2, pl.108.

Veerle Meul zette dit recht in een artikel over Schadde in het tijdschrift M&L.

Uit: “Joseph Schadde, academicus en historiserend bouwmeester in de tweede helft van de 19de eeuw,”

Monumenten & Landschappen, nr. 6 (1994): 50-51. 423

Vandenbreeden et al., De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs. 424

Vandenbreeden, “Neo-Renaissance,” 122.

Page 74: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

70

de afwezigheid van de architect Joseph Poelaert, die vandaag als icoonfiguur van het

eclecticisme in België wordt beschouwd, is opvallend. De Parallèle bevat een veelvoud aan

architectuurtypologieën, een veelzijdig aanbod aan voorgestelde architectuurelementen en

detailtekeningen met maatvoering van gerealiseerde en onuitgevoerde projecten. Al deze

factoren wijzen erop dat de inhoud van de publicatie volledig was afgestemd op het doel dat

Castermans ermee voor ogen had, namelijk de inzetbaarheid van de platen in de

ontwerppraktijk. De studie van de impact van de Parallèle toont aan dat het werk ingang vond

in Frankrijk, het buurland dat Castermans beoogde te bereiken. De functie van de publicatie

als praktisch werkinstrument werd door tijdsgenoten in mindere mate onderkend. Er werd aan

de Parallèle bovenal een historiografisch karakter toegekend. De waarde van de Parallèle in

de 19de eeuw lag dus voornamelijk in Castermans’ act van de registratie van de

contemporaine architectuur.

Page 75: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

71

DEEL V: BESLUIT

Deze verhandeling presenteerde het onderzoek naar de 19de-eeuwse architectuurpublicatie

Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis

1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes & détails intérieurs et

extérieurs van de Luikse architect Auguste Castermans (1828-1881). Dit tweedelige album

bundelt 240 platen van eclectische architectuur uit België, ontworpen door diverse

architecten. Het doel van de publicatie was om voor architecten en bouwheren als

inspiratiebron te dienen voor nieuwe, architecturale realisaties. De literatuurstudie toonde aan

dat dit platenalbum een gegeerde bron is voor onderzoek naar de 19de-eeuwse

architectuurpraktijk, maar dat er tot nog toe amper onderzoek naar werd verricht.

Het opzet van deze studie was om inzicht te verwerven in de totstandkoming en de waarde

van de Parallèle in de 19de eeuw. Door de schaarste aan archiefbronnen met betrekking tot de

publicatie fungeerde de Parallèle zelf als vertrekpunt voor dit onderzoek. Daarom werd er

vertrokken vanuit de benadering van de Parallèle in haar totaliteit en werd vervolgens verder

ingezoomd op de inleiding van het werk en op de platenbundel zelf. Ook inhoudelijk bleek

benaderingswijze relevant. Het inschatten van de totaalwaarde en de redenen van

totstandkoming van de publicatie kon niet louter op basis van een analyse van het werk op

zich. Vooreerst waren kennis van het oeuvre van de vervaardiger en van de maatschappelijke

en architecturale context nodig. Op deze twee niveau’s speelden er immers factoren die de

totstandkoming van de Parallèle stuurden en de waarde ervan bepaalden. Het onderzoek werd

daarom in die twee richtingen uitgebreid. Dit leidde tot de opbouw van de verhandeling in

drie onderzoeksdelen. In het eerste onderzoeksdeel werd de Parallèle in haar totaliteit

benaderd en binnen het oeuvre van Auguste Castermans gesitueerd. In het tweede

onderzoeksdeel werd de inleiding van de publicatie onder de loep genomen om zo de

Parallèle binnen haar ontstaanscontext te plaatsen. En in het derde en laatste onderzoeksdeel

werd de platenbundel zelf in detail bestudeerd. Hieronder wordt de inhoud van deze drie

onderzoeksdelen beknopt toegelicht en wordt de bijdrage die ze leverden tot begrip van de

totstandkoming van de Parallèle en tot de uiteindelijke waardebepaling ervan geduid.

In het eerste onderzoeksdeel werden de totstandkoming en de waarde van de Parallèle binnen

de loopbaan en het oeuvre van de vervaardiger bepaald. De architect Auguste Castermans

bleek een aanzienlijk en gevarieerd oeuvre te hebben voortbracht. Castermans was

voornamelijk werkzaam in zijn geboortestad Luik en omstreken en realiseerde in hoofdzaak

eclectische woonarchitectuur voor de kapitaalkrachtige burgerij. Zijn architecturale

vaardigheden en verwezenlijkingen werden gewaardeerd door zijn tijdgenoten. De Parallèle

neemt een belangrijke positie in binnen Castermans’ oeuvre. Hij begon aan de publicatie kort

nadat hij als architect afstudeerde en wijdde er maar liefst 18 jaar van zijn loopbaan aan. De

waarde van het platenalbum voor de architect ligt dus minstens in het feit dat het zijn

levenswerk was. Castermans reserveerde een achtste van de platen uit zijn album voor eigen

woningontwerpen. Het werk gaf hem dus de mogelijkheid om zijn eigen architectuurpraktijk

kenbaar te maken. Maar door op het overige deel van de platen eclectische realisaties van zijn

tijdgenoten te presenteren, profileerde Castermans zich bovendien als een kenner van de

contemporaine architectuurproductie in België.

Page 76: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

72

In het tweede onderzoeksdeel werden de totstandkoming en de waarde van de Parallèle

binnen haar ontstaanscontext onderzocht. Vooreerst werd het platenalbum gesitueerd binnen

de 19de-eeuwse maatschappelijke en architecturale context, en meer bepaald binnen het

eclectische gedachtegoed. Castermans presenteerde in zijn Parallèle immers

verwezenlijkingen van een typologie waar indertijd grote vraag naar was, in een vormgeving

die gehoor kon geven aan de verzuchtingen van de gegoede burgerij. Door zowel architecten

als bouwheren met zijn publicatie aan te spreken, hoopte hij de verdere ontwikkeling van het

eclecticisme te sturen. Daarnaast poogde Castermans om met zijn platenbundel de

kwalitatieve, eclectische architectuurpraktijk veilig te stellen binnen de architectuurproductie

met toenemende, commerciële inslag. Hij probeerde door de verspreiding van waardevolle

voorbeelden van de eigentijdse woonarchitectuur de smaakvorming van zijn doelpubliek te

beïnvloeden. Verder werd het eclecticisme door Castermans beschouwd als een volwaardige

overgangspraktijk binnen de zoektocht naar een eigentijdse architectuurstijl. Tot slot

proclameerde Castermans dat de Belgische architectuurschool zich dankzij de eclectische

praktijk wist af te scheuren van de Franse, dominante invloed. Zo leek hij, opboksend tegen

het historisme, te willen aantonen dat ook het eclecticisme met zijn veelheid aan

stijlinvloeden het nagestreefde nationalisme kon veruiterlijken.

Ten tweede werd in dit onderzoeksdeel de aard van de Parallèle nagegaan en werd het werk

gepositioneerd binnen de 19de-eeuwse publicatietraditie. De Parallèle was een recueil

waarbij de platen met architectuurafbeeldingen door vergelijking met elkaar als inspiratiebron

konden dienen. Via deze opzet stuurde Castermans aan op een ‘eclectisch’ gebruik van zijn

platenalbum. De Parallèle claimde in België exclusiviteit op vlak van de presentatie van

contemporaine woonarchitectuur. In het enige architectuurtijdschrift van het moment, de

Journal (belge) de l’architecture, werd hoofdzakelijk publieke architectuur getoond en werd

de eclectische praktijk bovendien als verwerpelijk beschouwd. De Parallèle was voor de

vooruitstrevende architecten dus een dankbaar medium om hun eclectische ontwerpen te

verspreiden. Het was een uniek werk waarmee Castermans een leemte wist op te vullen en

zich naar de buitenwereld toe opstelde als een fervent verdediger van de eclectische

architectuurpraktijk. Binnen de publicatietraditie beschouwd, voorzag Castermans met zijn

recueil een repliek op de gelijknamige publicatie Parallèle des maisons de Paris, construites

depuis 1830 à nos jours van de Franse architect Victor Calliat. Door streekeigen ontwerpen

van eclectische woonarchitectuur te presenteren, poogde Castermans de architectuurpraktijk

uit eigen land ook in Frankrijk te promoten. Binnen de Belgische publicatiepraktijk trad de

Parallèle met het voorstellen van de eigentijdse architectuur in de voetsporen van de Choix

des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas van

Pierre-Jacques Goetghebuer. Maar in tegenstelling tot de Choix, waarin ook historische

architectuur aan bod kwam en dat een historiografisch karakter had, was de Parallèle het

eerste recueil waarin de ‘moderne’ architectuur als voorbeeld werd gesteld voor de actuele

ontwerppraktijk. De publicatie van Castermans maakte de weg vrij voor een reeks recueils die

op gelijkaardige wijze de didactische waarde van de contemporaine, Belgische architectuur

zouden uitdragen.

Page 77: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

73

In het derde en laatste onderzoeksdeel werd licht geworpen op de totstandkoming en de

waarde van de Parallèle zelf. Eerst werd de productie van de publicatie achterhaald, de

letterlijke totstandkoming van het werk. Dit leidde tot verrassende, nieuwe inzichten. De

Parallèle werd periodiek uitgegeven in afleveringen tussen 1852 en 1869, maar de

verschijningsfrequentie was zeer onregelmatig. De Parallèle heeft twee uitgevers gekend,

namelijk E. Noblet en J. Baudry. Noblet startte met de publicatie in Luik, trok omstreeks 1855

naar Parijs, fusioneerde er rond 1863 met Baudry en hevelde ten slotte de productie aan hem

over in 1867. Castermans stond in voor het vervaardigen van de tekeningen naar de originele

plannen van de architecten. Zijn werk bestond uit het vergaren van de ontwerpen, het

positioneren van de architectuur op het blad en het bewerkstelligen van uniformiteit tussen de

platen onderling. Mogelijks werd Castermans vanaf het tweede volume bijgestaan door

andere tekenaars. Aug. Goffard en Ph. Keppel stonden in voor het graveren van de platen,

maar er zijn aanwijzingen dat er ook nog andere graveurs aan het werk waren.

Vervolgens werd de inhoud van de Parallèle onder de loep genomen. Geografisch gezien

werd vastgesteld dat de bouwproductie uit Luik en omstreken, Castermans’ eigen werkterrein,

het best vertegenwoordigd is. Met betrekking tot de typologie toont de Parallèle voornamelijk

woonprogramma’s, omdat dit strookte met de inzetbaarheid van de publicatie in de

ontwerppraktijk. Daarnaast worden ook semipublieke gebouwen getoond die opgetrokken

werden op privé-initiatief en zijn in het tweede volume enkele publieke gebouwen

geïntegreerd. De architectuur wordt in de Parallèle op zeer uiteenlopende wijze in beeld

gebracht, gaande van voorgevels en plannen, tot interieurafwerking en ornamenten. Al deze

zichtbare deelcomponenten van de architectuur worden gelijkwaardig behandeld, maar niet

voor elk gebouw worden dezelfde architecturale onderdelen gevisualiseerd. De

gepresenteerde ornamenten zijn direct inzetbaar in nieuwe ontwerpen, vanwege de

aanwezigheid van technische details met maatvoering. In de Parallèle zijn ontwerpen

opgenomen van twee generaties vooruitstrevende architecten. Castermans integreerde zowel

projecten van reeds gevestigde als van beginnende architecten, waaronder hijzelf, en droeg

ongetwijfeld bij tot de lancering van deze laatsten. Het merendeel van de architecten die in

zijn tijd werkzaam waren en een eclectische praktijk hanteerden zijn in zijn publicatie

vertegenwoordigd. Vanuit hedendaags, historiografisch inzicht beschouwd komen de

belangrijkste 19de-eeuwse architecten, zoals Hendrik Beyaert, Jean-Pierre Cluysenaar, Joseph

Jonas Dumont, Louis Roelandt, in de Parallèle aan bod. Maar afwezigheid van de icoonfiguur

van het Belgische eclectisisme, de architect Joseph Poelaert, is opvallend. De selectie van de

architectuurontwerpen is gegrond. Vele vormden een scharnier- of hoogtepunt in de oeuvres

van de architecten vanwege de innovatie op stilistisch en/of op constructief vlak. Er bestaat

binnen het werk een evenwicht tussen reeds bij het publiek bekende en geapprecieerde

gebouwen, zoals de villa aan de Brusselse Koningsstraat van Tilman François Suys, en meer

controversiële ontwerpen, zoals de woning aan de Brusselse Kunstlaan van Joseph Jonas

Dumont. De opname van nooit gebouwde projecten geeft aan dat de nadruk vooral ligt op de

kwaliteit van de ontwerpen. Al deze factoren tonen aan dat de Parallèle sterk gericht was op

het vervullen van haar functie als kwaliteitsvolle inspiratiebron in de architectuurpraktijk en

dat Castermans hoegenaamd niet de ambitie koesterde om een historiografisch werk af te

leveren.

Page 78: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

74

Tot slot werd de impact van de Parallèle nagegaan. Het platenalbum werd verspreid in

België, in Frankrijk en vermoedelijk ook in Duitsland. Over de receptie is weinig geweten,

maar het werk werd alleszins niet gelauwerd in het eigentijdse, Belgische

architectuurtijdschrift Journal, wat verklaard kan worden door de verwerping van de

eclectische bouwpraktijk in deze periodiek. Ook in de grafrede aan Castermans werd niet naar

zijn verdienste als publicist verwezen. Voor Frankrijk werd wel een gunstige recensie van de

Parallèle teruggevonden, waarin de Belgische identiteit van de erin opgenomen architectuur

erkend werd en het nut van de publicatie voor de ontwerppraktijk werd aangehaald. De

Parallèle werd aangetroffen in de bibliotheken van enkele architecten wiens werk in de

publicatie was opgenomen. Of het platenalbum ook werkelijk door hen op de tekentafel werd

geraadpleegd blijft echter een vraagteken. De platen uit de Parallèle werden daarentegen wel

verzameld als documentatiemateriaal door de architect Pierre-Jacques Goetghebuer.

Daarenboven werden ze reeds aan het eind van de 19de eeuw ingezet voor historisch

onderzoek naar de woonarchitectuur van de betreffende periode door de architect Louis

Cloquet in het vierde volume van zijn Traité d’architecture. Tot op heden krijgt de publicatie

nog steeds een historiografische rol toebedeeld. Het platenalbum is een onmisbaar puzzelstuk

voor de kennis van de eclectische architectuur, aangezien deze lang werd ondergewaardeerd

en vele monumentale bronnen in de loop der jaren zijn gesneuveld.

Kortom, de waarde van de Parallèle, het levenswerk van Auguste Castermans, ligt in zijn

inspanning om de Belgische, eclectische architectuur op de kaart te zetten en om deze

creatieve praktijk via kwalitatieve voorbeelden te stimuleren. De effectieve waarde van het

platenalbum huist echter bovenal in de uniciteit van de registratie van de eclectische

architectuurpraktijk in België.

Bij deze conclusie eindigt het onderzoek naar en met behulp van de Parallèle dus niet.

Integendeel, deze studie wil een aanzet geven tot verder onderzoek naar dit unieke werk, naar

de Belgische, eclectische architectuur en naar 19de-eeuwse platenalbums. Wat de studie van

de Parallèle zelf betreft zijn er mogelijks nog archiefdocumenten te vinden in Parijs die een

bijkomend inzicht in de publicatie zouden kunnen opleveren, aangezien een deel van de

productie van het werk van daaruit werd gestuurd. Aangaande de Belgische, eclectische

praktijk bevat de Parallèle ontwerpen van veel architecten waarvan het oeuvre nog niet of

ondermaats bestudeerd is, zoals Lambert Blandot, Hyacinthe Dejardin, François Derré,

Glibert, Evariste Halkin, Joseph Antoine Hompus, Auguste Lambeau, Leclef, A.-J. Leclercq,

Charles Toussaint, J.H. Van den Boorn en L. Van Opstal. Als de Parallèle dan toch als één

der voornaamste bronnen voor kennis van de 19de-eeuwse architectuurproductie uit België

wordt beschouwd, loont het zeker de moeite om ook naar deze architecten onderzoek te

verrichten. Tot slot liggen er nog vele andere, Belgische platenalbums uit dit tijdsegment op

een gedegen studie te wachten. Vele van deze publicaties, zoals Maisons et écoles

communales de la Belgique (Blandot, 1869) en Motifs de décoration extérieure & intérieure

appliqués aux édifices publics comme aux habitations de particuliers: sculpture, marbrerie,

peinture, menuiserie (Charles Claesen, 1870), bevatten bovendien ontwerpen van architecten

die reeds voordien een plaats in de Parallèle hadden gekregen. Gezien het belang van de pers

in de 19de-eeuwse architectuurpraktijk vormen deze werken stuk voor stuk cruciale

onderzoeksobjecten voor de Belgische architectuurhistoriografie.

Page 79: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

75

Bibliografie

Publicaties

Ancion, Laurence. “Émile Vierset-Godin: un architecte Hutois du XIXe siècle.” Lic. diss.,

Universiteit van Luik, 1995.

Ancion, Laurence. “L'Oeuvre de l'architecte Emile Vierset-Godin.” In “Carnets du

Patrimoine,” nr. 29, (Namen: Ministère de la Région wallonne, 1999).

“Bibliographie.” Journal de l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des

travaux exécutés en Belgique, nr. 6 (Brussel: Vanderauwera, 1848).

“Bibliotheca Belgica. Catalogue général des principales publications belges depuis 1830

jusqu’à 1860.” Brussel: Schnée, 1861.

Bordiau, G. “Notice sur Alphonse Balat.” In Annuaire de l'Académie Royale des Sciences, des

Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 129-48. Brussel: s.n., 1903.

Bouvier, Béatrice. L'Edition d'architecture à Paris au XIXe siècle les maisons Bance et Morel

et la presse architecturale. Histoire et Civilisation du Livre. Vol. 27, Genève: Droz, 2004.

Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, M.L. “Tot meerdere glorie van de bulldozer.”

Woonstede door de eeuwen heen, nr. 121 (1999): 36-39.

Brunet, Jacques-Charles. “Manuel du libraire et de l'amateur de livres.” Parijs: Firmin Didot

frères, 1860-1865.

Brunet, Jacques-Charles. “Manuel du libraire et de l'amateur de livres.” Parijs: Firmin Didot

frères, 1860.

“Brussel, breken, bouwen: architectuur en stadsverfraaiing 1790-1914.” Brussel:

Gemeentekrediet van België, 1979.

Calliat, Victor. Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours. Parijs:

Bance, 1850.

Calliat, Victor. Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours. Luik:

E. Noblet, 1851.

Calliat, Victor. Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1850 à nos jours. Parijs:

A. Morel et Cie, 1864.

Castermans, Auguste. Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la

Belgique, construites depuis 1830 jusqu'à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes

et détails intérieurs et extérieurs. 2 vols. Parijs&Luik: E. Noblet, 1852-69.

“Catalogue de la vente publique de tableaux anciens et modernes, antiquités, porcelaines et

faïences anciennes, tapisseries, meubles, argenteries, cuivres anciens, etc., livres, la

Page 80: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

76

bibliothèque de feu l'architecte Baeckelmans, celle de feu Mr. P. H. et d'un avocat, Qui aura

lieu au Cercle Artistique.” Antwerpen: Ratinckx, 1919.

“Catalogue des livres, formant la bibliothèque de feu Mr. Louis Roelandt, ancien architecte de

la ville et professeur émérite de l'Université de Gand: 11 Mars 1868.” Gent: Vanderhaeghen,

1868.

“Catalogue spécial de l'importante bibliothèque (...) dépendant de la succession de feu

monsieur l'architecte Jamar (...) dont la vente publique, en raison de son importance

particulière, aura lieu en la Salle de la Galerie des Boulevards à Liège.” s.l.: s.n., n.d.

Celis, Marcel. “Janlet, Emile.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot

heden, onder redactie van Anne Van Loo, 367. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la

librairie,” 1814-1917.

Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la

librairie,” 1896.

Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l'imprimerie et de la

librairie.” Parijs: s.n., 1855.

Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l'imprimerie et de la

librairie.” Parijs: s.n., 1853, 1855.

Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l'imprimerie et de la

librairie.” Parijs: s.n., juni 1896.

Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l'imprimerie et de la

librairie.” Parijs: s.n., 1853.

Cercle de la Librairie. “Feuilletion du journal général de l'imprimerie et de la librairie,” nr. 10,

Parijs: s.n., 1888.

Cercle International des Beaux-Arts. Annales de la Société l'Union des Artistes. Vol. 4, Luik:

J. Daxhelet, 1872.

Cercle International des Beaux-Arts. Annales de la Société l'Union des Artistes. Vol. 5, Luik:

J. Daxhelet, 1878.

Claesen, Charles. Motifs de décoration extérieure et interieure appliqués aux édifices publics

comme aux habitations de particuliers. Sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie.

Luik&Leipzig: Claesen, 1870.

Clément, Jules. Alphonse Balat: architecte du roi 1819-1895. Brussel: Paleis der Academiën,

1956.

Cloquet, Louis. Traité d'architecture: éléments d’architecture, types d’édifices, esthétique,

composition et pratique de l’architecture. Vol. 4, Parijs: s.n., 1900.

Page 81: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

77

Closon-Rémy, Marie-Ange. “Egl. Paroiss. St-Jean-Baptiste.” In Le patrimoine monumental de

la Belgique. 12: Province de Liège. Arrondissement de Verviers onder redactie van Ghislaine

de Bievre. Liège: Mardaga, 1984.

Cluysenaar, Jean-Pierre. Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier,

garde-chasse et d'ouvriers, etc,. exécutés en Belgique par Jean-Pierre Cluysenaar, architecte.

Brussel: B. Van der Kolk, 1859.

Conde Reis, Guy. “Cluysenaar, Jean-Pierre.” In Repertorium van de architectuur in België

van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 213-14. Antwerpen: Mercatorfonds,

2003.

Conde Reis, Guy. “Poelaert, Joseph.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830

tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 452-53. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

Conde Reis, Guy. “Suys, Tilman François.” In Repertorium van de architectuur in België van

1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 526-28. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

Coomans, Thomas. “Janssens, Wynand.” In Repertorium van de architectuur in België van

1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 372-73. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

Cortembos, Thérèse et al. Patrimoine architectural et territoires de Wallonie: Liège.

Sprimont: Pierre Mardaga, 2004.

Cortembos, Thérèse et al. Patrimoine architectural et territoires de Wallonie. 18 vols. Waver:

Mardaga, 2004-2011.

de Bievre, Ghislaine et al. Le patrimoine monumental de la Belgique: Wallonie. 23 vols. Luik:

Mardaga, 1970-1997.

De Bruyne. Livre d'adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de l'industrie, de

la finance, de la magistrature et de l'administration de la ville et de la banlieu de Liège. Luik:

H. Vaillant-Carmanne, 1867-1868.

De Bruyne. Livre d'adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce, de l'industrie, de

la finance, de la magistrature et de l'administration de la ville et de la banlieu de Liège. Luik:

H. Vaillant-Carmanne, 1879-1880.

De Bruyne. Livre d'adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce, de l'industrie, de

la finance, de la magistrature et de l'administration de la ville et de la banlieu de Liège. Luik:

H. Vaillant-Carmanne, 1877-1878.

De Bruyne. Livre d'adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce, de l'industrie, de

la finance, de la magistrature et de l'administration de la ville et de la banlieu de Liège. Luik:

H. Vaillant-Carmanne, 1870.

De Laet, F., F. Claes, en Albert De Tavernier. "Catalogue de la vente publique de tableaux

anciens et modernes, antiquités, porcelaines et faïences anciennes, tapisseries, meubles,

argenteries, cuivres anciens, etc., livres, la bibliothèque de feu l'architecte Baeckelmans, celle

Page 82: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

78

de feu Mr P. H. et d'un avocat, qui aura lieu au Cercle Artistique." Antwerpen: Ratinckx,

1919.

De Neef, Cathy, Liliane Henderickx, Michèle Kreutz, en Emmy Toonen. Etterbeek. s.l.: IPS

Uitgevers, 1997.

Delecourt, Jules Victor, Auguste de Koninck, Victor Luerquin, Honoré Verbeke, Fréderic

Molenschot, en Charles Louis Reulens. Bibliographie nationale: dictionnaire des écrivains

belges et catalogue de leurs publications, 1830-1880. 4 vols. Brussel: P. Weissenbruch,

1886-1910.

Delsaux, Jean-Charles. L’Eglise Saint-Jacques à Liège. Luik: D. Avanzo et Cie, 1845.

Denslagen, Wim. “Haat jegens de neostijlen.” In Neostijlen in de negentiende eeuw: zorg

geboden?, onder redactie van Anna Bergmans, 23-33. Leuven: Universitaire Pers Leuven,

2002.

Depicker, Karin, Richard Kerremans, Isabelle Leroy, en Emmy Toonen. Sint-Joost-Ten-Node.

s.l.: IPS Uitgevers, 1997.

Destailleur, Hippolyte, en Maurice Delestre. “Catalogue de livres rares et précieux composant

la bibliothèque de M. Hippolyte Destailleur, architecte du Gouvernement.” Parijs: Morgand,

1891.

Di Campli, Flavio. Jean-Charles Delsaux (1821-1893), architecte provincial. Herstal: Musée

communal herstalien, 1988.

Di Campli, Flavio. “Thirion, Adolphe Guillaume.” In Repertorium van de architectuur in

België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 538-39. Antwerpen:

Mercatorfonds, 2003.

Didron, Adolphe Napoléon. Annales archéologiques. Vol. 16, Parijs: Didron, 1856.

Didron, Adolphe Napoléon. Annales archéologiques. Vol. 12, Parijs: Didron, 1852.

Dierkens-Aubry, Françoise. “De eeuw van het eclecticisme ingeleid.” In De 19de eeuw in

België: architectuur en interieurs, 11-35. Tielt: Lannoo, 1994.

Dognée, Eugène M. O., J. N. Dongnée-Devillers, J. E. Rémont, Aug. Chauvin, Emile Lebens,

Ed. Van Den Boorn, en Alphonse etc. Le Roy. Liège: histoire, arts, lettres, sciences,

industries, travaux publics. Luik: J. Daxhelet, 1881.

Dominique, Fanny “Julien-Etienne Rémont, ingénieur-architecte (1800-1883).” Lic. diss.,

Universiteit van Luik, 2003.

“Etat civil de Liège.” Gazette de Liège (7 september 1881).

“Etat civil de Liège.” Gazette de Liège (8 september 1881).

“Etat civil de Liège.” Journal de Liége (7 september 1881).

Page 83: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

79

“Etat civil de Liège.” La Meuse (7 september 1881).

“Etat civil de Liège.” La Meuse (8 september 1881).

“Exposition générale des Beaux-Arts 1854: catalogue explicatif “. Brussel: Imprimerie de

G. Stapleaux, 1854.

“Exposition générale des Beaux-Arts comprenant des ouvrages de peinture, sculpture,

gravure, dessin & lithographie 1868: catalogue explicatif.” onder redactie van Cercle

International des Beaux-Arts. Liège: J. Daxhelet, 1868.

Gobert, Théodore. Liège à travers les âges: les rues de Liège. 6 vols. Brussel: George Thone,

1924-1929.

Goetghebuer, Pierre-Jacques. Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables

du Royaume des Pays-Bas. Gent: Imprimerie de A.B. Stéven, 1817-1827.

Gothier, Paul, en Joseph Plumier. “Catalogue de la bibliothèque de M. Camille Bourgault,

architecte. “ Luik: P. Gothier, 1961.

Guillery. “Analyse d'un mémoire de M. Delsaux, architecte de la province de Liège.” Journal

de l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des travaux exécutés en Belgique,

nr. 10 (Brussel: Vanderauwera, 1848): 1-4.

Handleiding voor het beheer van een topografisch-historische atlas. Archiefpublicaties

Deel 1. onder redactie van P. Ratsma en C.C.S. Wilmer. Uitgeverij Verloren: Hilversum,

1988.

Hen, Charles. “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique.” Brussel: Meline, Cans

& Cie, 1854-1868.

Hen, Charles. “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique.” Brussel: Meline, Cans

& Cie, 1854.

Hen, Charles. “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique.” Brussel: Meline, Cans

& Cie, 1855.

Hen, Charles. “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique.” Brussel: Meline, Cans

& Cie, 1859.

Hennaut, Eric. “De Man, Gustave.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot

heden, onder redactie van Anne Van Loo, 253. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

Huysmans-Cluysenaar, Fanny. “J.-P. Cluysenaar, architecte.” In Les Cluysenaar: une famille

d'artistes, 9-138. Brussel: Weissenburch, 1928.

Jannet, P. “Courrier de la libraire. Journal de la propriété littéraire et artistique pour la France

et l'étranger.” Parijs: s.n., februari 1856.

Page 84: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

80

Jannet, P. “La propriété littéraire et artistique. Journal mensuel des auteurs, des artistes, des

éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays.” Parijs: s.n., 1855.

Jannet, P. “La propriété littéraire et artistique. Journal mensuel des auteurs, des artistes, des

éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays.” Parijs: s.n., 1854.

Jannet, P. “La propriété littéraire et artistique. Journal mensuel des auteurs, des artistes, des

éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays.” Parijs: s.n., september

1855.

Jannet, P. “La propriété littéraire et artistique. Journal mensuel des auteurs, des artistes, des

éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays.” Parijs: s.n., augustus

1855.

Journal belge de l’architecture et de la science des constructions. Brussel: Vanderauwera,

1853-1856.

Journal de l'architecture et des arts relatifs à la construction. Brussel: Vanderauwera,

1848-1851.

Laureys, Dirk. “Schadde, Joseph.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot

heden, onder redactie van Anne Van Loo, 496. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

Lebens, Emile “L’Architecture à Liège.” In Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie,

travaux publics, 258-69. Luik: J. Daxhelet, 1881.

Liénard, Michel. Specimens de la décoration et de l’ornementation au XIXe siècle.

Luik&Leipzig: Charles Claesen, 1866.

Lorenz, Otto. “Catalogue général de la librairie française.” Parijs: Otto Lorenz, 1840-1885.

Lorenz, Otto. “Catalogue général de la librairie française.” Parijs: Otto Lorenz, 1876.

Lorenz, Otto. “Catalogue général de la librairie française.” Parijs: Otto Lorenz, 1867.

Maclot, Petra. “Servais, Charles.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot

heden, onder redactie van Anne Van Loo, 506. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

Mardaga, Pierre, red. Bouwen door de eeuwen heen in Brussel: stad Brussel, binnenstad.

Vol. 1B. Luik: Mardaga, 1993.

Martiny, Victor-Gaston. La Société Centrale d'Architecture de Belgique depuis sa fondation

(1872-1974). Brussel: s.n., 1974.

Meul, Veerle. “Joseph Schadde, academicus en historiserend bouwmeester in de tweede helft

van de 19de eeuw.” Monumenten & Landschappen, nr. 6 (1994): 3-61.

Meul, Veerle. “Jozef Schadde (1818-1894): provinciale architect van het arrondissement

Mechelen van 1853 tot 1869. Een onderzoek naar neogotiek en eclectisme in de landelijke

kerkelijke architectuur van de provincie Antwerpen.” Lic. diss., K.U. Leuven, 1992.

Page 85: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

81

Midant, Jean-Paul, red. Académie de Bruxelles: deux siècles d'architecture. Brussel: Archives

d'Architecture Moderne, 1989.

Mihail, Benoît. “Dumont, Joseph Jonas.” In Repertorium van de architectuur in België van

1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 289-90. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

Moor, Thomas. “Charlier, Gustave.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830

tot heden., onder redactie van Anne Van Loo, 202. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

Muquardt, Charles. “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges.”

Brussel: Muquardt, oktober 1852.

Muquardt, Charles. “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges.”

Brussel: Muquardt, 1850.

Muquardt, Charles. “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges.”

Brussel: Muquardt, 1852.

“Nécrologie.” La Meuse (8 september 1881).

“Nécrologie.” La Meuse (9 september 1881).

“Nécrologie.” La Meuse (10 en 11 september 1881).

“Official catalogue of the Great Exhibition of the Works of Industry of all Nations.” Londen:

Spicer brothers, 1851.

Onraet, Ignace. “Journal (belge) de l'architecture: studie over een architectuurtijdschrift uit het

midden van de 19de eeuw.” Lic. diss., Universiteit Gent, 2001-2002.

Oppermann, C.-A. Nouvelles annales de la construction: publication rapide et économique

des documents les plus récents et les plus intéressants relatifs à la construction française et

étrangère. Parijs: V. Dalmont, 1855-1925.

Oppermann, C.-A. “Supplément.” Nouvelles annales de la construction, nr. 372 (1886).

Oppermann, C.-A. “Supplément.” Nouvelles annales de la construction - Supplément, nr. 382

(1885).

Palmaerts, Geert. Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw.

Rotterdam: Uitgeverij 010, 2005.

Perrault-Dabot, A. “Catalogue de la bibliothèque de la Commission des Monuments

historiques.” Parijs: Imprimerie Nationale, 1895.

Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1858.” Parijs: C. Reinwald,

januari 1859.

Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1859.” Parijs: C. Reinwald,

januari 1860.

Page 86: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

82

Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française.” Parijs: C. Reinwald et Cie,

1858 1969.

Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1860.” Parijs: C. Reinwald,

januari 1861.

Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1861.” Parijs: C. Reinwald,

januari 1862.

Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1862.” Parijs: C. Reinwald,

februari 1863.

Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1863.” Parijs: C. Reinwald,

februari 1864.

Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1864.” Parijs: C. Reinwald,

februari 1865.

Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1865.” Parijs: C. Reinwald, n.d.

Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1867.” Parijs: C. Reinwald, n.d.

Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1869.” Parijs: C. Reinwald et

Cie, n.d.

Saboya, Marc. Presse et architecture au XIXe siècle: César Daly et la Revue générale de

l'architecture et des travaux publics. Parijs: Picard, 1991.

Sartorius. “Les Allemands en Belgique.” In: Histoire des étrangers et de l’immigration en

Belgique de la préhistoire à nos jours, onder redactie van Anne Morelli. Bruxelles: Couleur

livres, 2004.

Schayes, A.G.B. Histoire de l'architecture en Belgique depuis les temps les plus reculés

jusqu'à l'époque actuelle. 2 ed. 2 vols. Vol. 2, Brussel: Schayes, 1853.

Schoonjans, Yves. Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de

Eeuw. Gent: A&S, 2007.

Strauven, Francis. “19e-eeuwse architectuur en stedebouw te Brussel.” OKV (okt/dec 1975):

147-70.

Strauven, Francis. “Balat, Alphonse.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830

tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 136-38. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

Strauven, Francis. “Beyaert, Hendrik.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830

tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 152-53. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

Stynen, Herman. De onvoltooid verleden tijd: een geschiedenis van de monumenten- en

landschaps org in Belgi , 1835-1940. Brussel: Stichting Vlaams Erfgoed, 1998.

Page 87: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

83

V. “Types d'architecture gothique recueillis en Angleterre par A.W. Pugin.” Journal de

l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des travaux exécutés en Belgique,

nr. 3 (Brussel: Vanderauwera, 1851): 43-44.

V., C.-D. “Bibliographie - Batiments de stations et maisons de garde, par J.-P. Cluysenaar.”

Journal belge de l’architecture et de la science des constructions (Brussel: Vanderauwera,

1854): 93-97.

Van Aerschot, Suzanne, et al. Bouwen door de eeuwen heen in Brussel: inventaris van het

cultuurbezit in België. 3 vols. Luik: Mardaga, 1989-1994.

Van Aerschot, Suzanne, Marjolijn Van Damme, Inge Debacker, Petra Boekstal, et al. Bouwen

door de eeuwen heen in Vlaanderen: inventaris van het bouwkundig erfgoed. 55 vols. Brussel:

Vlaamse Overheid, 1971-2005.

Van de Vijver, Dirk. “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus

remarquables du Royaume des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd

Koninkrijk (1815-1830).” Lic. diss., K.U. Leuven, 1992.

Van de Vijver, Dirk. Le Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du

Royaume des Pays-Bas de Pierre-Jacques Goetghebuer: une histoire de l'architecture

nationale du Royaume des Pays-Bas. Cahiers du Centre D'information, de Documentation et

d'Etude du Patrimoine. Brussel: CIDEP, 2000.

Van de Vijver, Dirk “Castermans, Auguste.” In Repertorium van de architectuur in België

van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 196. Antwerpen: Mercatorfonds,

2003.

Van Laeken, Bart “De politiecommissariaten van Pieter Dens (1863-1884), Antwerps

stadsarchitect.” Lic. diss., Universiteit Gent, 1996.

Van Loo, Anne. “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890.” In Repertorium van de

architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo. Antwerpen:

Mercatorfonds, 2003.

Van Loo, Anne, red. Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden.

Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

Van Santvoort, Linda. “Brusselse woonarchitectuur 1840-1914.” Erfgoed Brussel. Het

erfgoed schrijft onze geschiedenis. Extra nummer, (Brussel: Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Dienst Monumenten en Landschappen, 2013), 141-59.

Vandenbreeden, Jos. “Eclecticisme.” In De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs.

Tielt: Lannoo, 1994.

Vandenbreeden, Jos. “Neo-renaissance.” In De 19de eeuw in België: architectuur en

interieurs. Tielt: Lannoo, 1994.

Page 88: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

84

Vandenbreeden, Jos, Françoise Dierkens-Aubry, Jacques Evrard, en Christine Bastin. De 19de

eeuw in België: architectuur en Interieurs. Tielt: Lannoo, 1994.

Vandendaele, Richard, Anne Gosse, Anne-Marie Geerinck, en E. De Smedt-Massant.

“Poelaert en zijn tijd.” Brussel: Gemeentekrediet van België, 1980.

Vanderperren, J., en J. Victoir. Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau. Deurle: De

Dijle, 1992.

Verpoest, Luc. “Minard, Louis.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot

heden, onder redactie van Anne Van Loo, 424. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

Verpoest, Luc. “Pauli, Adolphe.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot

heden, onder redactie van Anne Van Loo, 445-46. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

Verpoest, Luc. “Vierset-Godin, Emile.” In Repertorium van de architectuur in België van

1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 596-97. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

Versluys, C.D. “La nouveauté en architecture - Le désier d'étourner - M. Dumont - Ses

façades de la Rue des Arts - Son école.” Journal belge de l'architecture et de la science des

constructions, (Brussel: Vanderauwera, 1853): 21-23.

Versluys, C.D. “Le maison de la Porte de Namur, Le style d'Elisabeth.” Journal belge de

l'architecture et de la science des constructions, (Brussel: Vanderauwera,1853): 39.

Vierset-Godin. Eglise Notre-Dame à Huy, représentée en plans, élévations, coupes et détails

géométraux d’après les plans de restauration approuvés par la Commission Royale des

Monuments. Luik: E. Noblet, 1854.

W., A. “Bibliographie - Histoire de l'architecture en Belgique par A.-G.-B. Schayes.” Journal

de l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des travaux exécutés en Belgique,

nr. 11 (Brussel: Vanderauwera, 1850): 164-68.

Willis, Alfred. “Flemish Renaissance revival in Belgian architecture (1830-1930).”

Doct. diss., Columbia Univeristy, 1985.

Willis, Alfred. “Ryssens De Lauw, Joseph Martin.” In Repertorium van de architectuur in

België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 490-91. Antwerpen:

Mercatorfonds, 2003.

Winters, J. “Maatschappij en maatschappijbeeld: Jean-Pierre Cluysenaar.” OKV (1981):

123-42.

Wylleman, Linda. “Architect Adolphe-Edouard-Theodore Pauli 1820-1895.” Lic. diss.,

Universiteit Gent, 1972-1973.

Page 89: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

85

Archiefbronnen

Acte de Décès n° 831, 1886, Registre d’Etat Civil de Liège, Luik: SAVL.

Acte de Décès n° 2247, 1881, Registre d’Etat Civil de Liège, Luik: SAVL.

Acte de Mariage n° 4105, 1850, Registre d’Etat Civil de Liège, Luik: SAVL.

Acte de Naissance n° 1040, 1828, Registre d’Etat Civil de Liège, Luik: SAVL.

Auguste Castermans, Rue Dartois 12, 14 februari 1881, Permis de bâtir, n° 486 B, Luik:

SAVL.

Auguste Castermans, Rue Dartois 12, 24 juni 1946, Permis de bâtir, n° 28199 B, Luik:

SAVL.

Concession de la famille Castermans-Toby, 1881, Dossier n° 1339, parcelle 7-62-1, Luik:

Begraafplaats van Robermont.

N. de Harlez de Deulin, J. Carpay/ Société littéraire, april 2001, Société littéraire, Place de la

République n5, dossier 2.35 en 2.36, Luik: CADCRMSF.

Pierre-Jacques Goetghebuer, Atlas Goetghebuer, L29/1, 2a en 2b, L 29/3, 29/4a en 4b,

L116/7- 116/10, Gent: GSZD.

Registre de l’inventaire après décès des biens de A. Thirion de Verviers (1859-1862),

31 december 1862, Fonds de familles, E.1.1205, Luik: AEL.

Registre de Population de Liège, VOL 1, REC 1848 – DIV 1 – FOLIO 81, Luik: SAVL.

Registre de Population de Liège, VOL 2, REC 1859 – DIV 2 – FOLIO 82, Luik: SAVL.

Registre de Population de Liège, VOL 5, REC 1881 – DIV 1 – FOLIO 128, Luik: SAVL.

Rémont, Classe d’architecture, Rapport du 3me trimestre de 1844 à 1845. 1ere classe, 2me

section, 26 juli 1845, Luik: AABAL.

Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs pour la formation du programme de

l’année scolaire 1845-56. Rapport, Classe d’architecture de l’académie de beaux arts de

Liège. 1ere classe composition_2e section_élèves, 16 juni 1845, Luik: AABAL.

Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs et projets de programme, faits en vertu de

l’article 11 du règlement, pour l’année scolaire 1846-1847. Rapport Classe d’architecture de

l’académie des beaux arts de Liège, 1ere classe de composition, 2e section, 25 juni 1846,

Luik: AABAL.

Rémont, Cours d’architecture, Salle d’études, Semestre d’hyver. Leçons sur l’architecture,

1ere partie du programme, 17 maart 1845, Luik: AABAL.

Rue Lonhienne 9, 10 november 2005, Permis de bâtir, n° 71562, Luik: SAVL.

Rue Louvrex n° 80, Fonds de la CRMSF- Fonds des dossiers nominatifs des biens, dossier

2.427, Luik: CADCRMSF.

Page 90: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

86

Internetbronnen

“Autel à retable, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue.” Laatst geraadpleegd op

14 januari 2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240502&objnr=10104022.

“BALaT.” Laatst geraadpleegd op 16 april 2014. http://balat.kikirpa.be/intro.php.

“Bénitier, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue.” Laatst geraadpleegd op 14 januari

2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240525&objnr=10104055.

“Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Inventaris van het bouwkundig erfgoed.” Laatst

geraadpleegd op 16 april 2014. http://www.irismonument.be/.

“Centrale gevangenis (ID: 200269).” Laatst geraadpleegd op 1 maart 2014.

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/200269.

“Chaire de vérité, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue.” Laatst geraadpleegd op

14 januari 2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240535&objnr=10104025.

“De Inventaris van het onroerend erfgoed.” Laatst geraadpleegd op 16 april 2014.

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/.

“Eglise Saint-Antoine de Padoue, Verviers.” Laatst geraadpleegd op 14 januari 2014.

http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240499&objnr=10104017.

“Eglise Saint-Jean-Baptiste, Aubel.” Laatst geraadpleegd op 14 januari 2014.

http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M13808&objnr=10090958.

“Gallica, Bibliothèque numérique.” Laatst geraadpleegd op 16 april 2014.

http://gallica.bnf.fr/.

“Geheel met voormalig Hôtel de Mesnil, het zgn. Hôtel Puccini.” Laatst geraadpleegd op

4 april 2014. http://www.irismonument.be/nl.Sint-Joost-ten-Node.Koningsstraat.292.html.

“Lammerstraat (ID: 3137).” Laatst geraadpleegd op 4 april 2014.

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/3137.

“Le Cercle de la Société Littéraire.” Laatst geraadpleegd op 4 april 2014.

http://societelitteraire.be/presentation.

“Leliman, Johannes Hermanus.” Laatst geraadpleegd op 23 maart 2014.

http://zoeken.nai.nl/CIS/persoon/3229.

“Les formats des livres: in-folio, in-4, etc." Laatst geraadpleegd op 21 maart 2014.

http://bibliophilie.blogspot.be/2007/04/les-formats-des-livres-in-folio-in-4.html.

“Les inventaires.” Laatst geraadpleegd op 16 april 2014.

http://dgo4.spw.wallonie.be/DGATLP/DGATLP/Pages/Patrimoine/Pages/Directions/Protecti

on/inventaires.asp.

Page 91: PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES ...

87

“Louis Roelandt - Verenigingsgebouw La Concorde.” Laatst geraadpleegd op 1 maart 2014.

http://www.architectuurfocus.ugent.be/default.aspx?ref=ADAH&lang=NL.

Luc Verpoest, Upstairs, downstairs. Woon- en werkplaatsen van het dienstpersoneel in de

19de

-eeuwse burgerwoning. De opvattingen van Louis Cloquet en Viollet-le-Duc,

Themateksten Open Monumentendag Vlaanderen 2007. Laatst geraadpleegd op 29 september

2013.

http://sector.openmonumenten.be/sites/sector.openmonumenten.be/files/page/files/tt07_luc_v

erpoest.pdf.

“Meir (ID: 12938).” Laatst geraadpleegd op 4 april 2014.

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/12938.

“Monument funéraire d’Auguste Delfosse.” Laatst geraadpleegd op 14 januari 2014.

http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165921&objnr=10122751.

“Monument funéraire de la famille de l’architecte Auguste Castermans.” Laatst geraadpleegd

op 14 januari 2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165920&objnr=10122746.

“Monument funéraire de Louis Jamme, bourgmestre (1779-1848).” Laatst geraadpleegd op

14 januari 2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165903&objnr=10122752.

“Parochiekerk Sint-Servatius (ID: 37510).” Laatst geraadpleegd op 22 januari 2014.

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/37510.

“Parochiekerk Sint-Stefanus (ID: 36972).” Laatst geraadpleegd op 22 januari 2014.

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/36972.

“Patrimoine architectural et territoires de Wallonie.” Laatst geraadpleegd op 15 april 2014.

http://dgo4.spw.wallonie.be/DGATLP/dgatlp/Pages/DGATLP/PagesDG/DescrPublications/P

atArchitectural/Ans-Chastre.asp.

“Présentation.” Laatst geraadpleegd op 12 april 2014.

http://www.archi.ulg.ac.be/spip.php?rubrique12.

“Publicaties: Reeks Inventarissen van het monumentale erfgoed van België.” Laatst

geraadpleegd op 15 april 2014. http://www.monument.irisnet.be/nl/sensibi/pubinv.htm.

Thomas Coomans, “1.3 Architectuurgeschiedenis 19de

eeuw.” Laatst geraadpleegd op 1 april

2013.

https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/bouwkundig/architectuurges

chiedenis/19de_eeuw.

“Verviers: oude industriestad in de Ardennen.” Laatst geraadpleegd op 16 januari 2014.

http://www.steden.net/belgie/verviers/.