Papoeakunst in rijksmuseum

104
papoea-kunst in het rijksmuseum zomertentoonstelling 1966 amsterdam

Transcript of Papoeakunst in rijksmuseum

Page 1: Papoeakunst in rijksmuseum

papoea-kunst in het rijksmuseum

zomertentoonstelling 1966 amsterdam

Page 2: Papoeakunst in rijksmuseum

22juni

tentoonstelling 25September

1966

papoea-kunst in het rijksmuseum

papuan art in the rijksmuseum

english text page 35

Page 3: Papoeakunst in rijksmuseum

COMITÉ VOOR DE TENTOONSTELLINGCOMMITTEE FOR THE EXHIBITION

RIJKSMUSEUM VOOR VOLKENKUNDE(NATIONAL MUSEUM FOR ETHNOLOGY), LEIDEN:

Dr. P. H. PottDr. S. Kooijman

KONINKLIJK INSTITUUT VOOR DE TROPEN(ROYAL INSTITUTE FOR THE TROPICS), AMSTERDAM:Dr. J. H. Jager GerlingsF. M. Cowan

MUSEUM VOOR LAND-EN VOLKENKUNDE(MUSEUM OF ETHNOGRAPHY), ROTTERDAM

J. HurwitzR. S. Wassing .

VOLKENKUNDIG MUSEUM (ETHNOGRAPHICALMUSEUM) ,,JUSTINUS VAN NASSAU", BREDA:

Sj. Nauta

RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM

Dr. A. van SchendelTon KootF. LiefkesJ. BorsboomDick Elffers

Ontwerp voor inrichting, gids en affiches:Design for the exhibit, guide, and posters:Dick Elffers

Vertaling in het Engels: English translation:Mrs. I. Seeger

Foto's (Photographs):R. L MellemaL. ScholtenW. F. StouteC. ZwanenburgJ. van Zwol

Copyright Rijksmuseum

Page 4: Papoeakunst in rijksmuseum

Maskerachtig ornament van eenkegelvormige mannenhoed die bijdansen gedragen wordt. Gogodarastam, westelijk gebied van de Golfvan Papua. Hout; lengte: 59 cm;beschildering in geel-bruin. K.I.T.,2670-381.

Mask-like ornament of a conicalmen's hat worn during dances.Gogodara tribe, Western PapuanGulf area. Wood; length: 59 cm;painted decoration in yellowish-brown. K.I.T., 2670-381.

3

Page 5: Papoeakunst in rijksmuseum

AFKORTINGEN/ABBREVIATIONS

K.I.T. Koninklijk Instituut voor de Tropen (Royal Institute for the Tropics), Amsterdam.

Mus. Breda Volkenkundig Museum ,,Justinus van Nassau", Rijksmuseum voor Volkenkunde, afdeling Breda,(Ethnographical Museum).

M.L.V. Museum voor Land- en Volkenkunde (Museum of Ethnography), Rotterdam.

R.v.V. Rijksmuseum voor Volkenkunde (National Museum for Ethnology), Leiden.

Steyl Missie-Museum (Missionary Museum), Steyl (L).

Page 6: Papoeakunst in rijksmuseum

Sepik gebied

Sepik area

Page 7: Papoeakunst in rijksmuseum

DE STIJLGEBIEDEN VAN NIEUW GUINEA

THE STYLE AREAS OF NEW GUINEA

1 GEELVINKBAAI EN NOORDWESTELIJK KUSTGEBIED2 HUMBOLDTBAAI EN NOORDELIJK KUSTGEBIED3 HET SENTANIMEERGEBIED4 HET SEPIKGEBIED5 HET GEBIED VAN DE ASTROLABEBAAI6 HET NOORDOOSTELUKE KUSTGEBIED7 HET MASSIMGEBIED8 HET GEBIED VAN DE GOLF VAN PAPUA9 HET GEBIED VAN DE TORRESSTRAAT

10 DE MARIND-ANIM11 HET ASMATGEBIED12 HET MIMIKAGEBIED

1 THE GEELVINK BAY AND NORTHWESTERNCOASTAL AREA

2 THE HUMBOLDT BAY AND NORTHERN COASTAREA

3 THE LAKE SENTANI AREA4 THE SEPIK AREA5 THE ASTROLABE BAY AREA6 THE NORTHEASTERN COASTAL AREA7 THE MASSIM AREA8 THE PAPUAN GULF AREA9 THE TORRES STRAIT AREA

10 THE MARIND-ANIM AREA11 THE ASMAT AREA12 THE MIMIKA AREA

6

Page 8: Papoeakunst in rijksmuseum
Page 9: Papoeakunst in rijksmuseum

VOORWOORD

Papoea-kunst in het Rijksmuseum — op het eerste gezicht misschien een associatie van begrippen die niet voor de handligt. Het Rijksmuseum, met zijn uitgebreide verzameling van oude Westerse kunst, beweegt zich niet op het gebied vande volkenkunde. Maar do grens tussen volkenkunde en kunst is allang vervaagd en de hedendaagse kunstenaars en demusea van moderne kunst hebben reeds lang de brug geslagen naar de zogenaamde primitieve kunsten. Als deze nu ookin het Rijksmuseum hun intrede doen, dan bevestigt dit slechts de erkenning van de hoge esthetische waarde van dezecultuuruitingen. Ook in de volkenkundige musea, hoewe! deze van andere principes uitgaan, wordt intussen het accentveel sterker dan vroeger gelegd op het artistieke aspect van de collecties.De kunst uit Nieuw-Guinea is door het Westen later ontdekt dan de Afrikaanse en pas in recente jaren is de belangstellingvoor de hoogst expressieve en decoratieve kunst der Papoea's in ruimere kring doorgedrongen. Toch geniet zij nog geenalgemene bekendheid en een grote overzichtstentoonstelling is, behalve in Bazel 1962, van de Papoea-kunst nog nietgehouden.Een rustpoos in de bouwwerkzaamheden in het Rijksmuseum bood onverwacht de kans om in een nog onvoltooide grotehal een keuze te tonen van het beste dat de zo rijke Nederlandse volkenkundige verzamelingen bezitten aan kunst uitgeheel Nieuw Guinea. Hier was de ruimtelijke gelegenheid om zelfs de hoogste voorouderpalen en de langstezieleprauwen op te stellen.De geestdriftige medewerking van de directies van onze zusterinstellingen maakte de verwezenlijking van het plan mogelijk.In een werkcomite verenigd adviseerden onze collega's over de keuze en royaal en zonder voorbehoud stonden zij deschatten uit hun verzamelingen in bruikleen af. Al het werk moest in nauwelijks drie maanden gebeuren. Aan alien zij voorhun grote inspanning dank gebracht, in het bijzonder aan dr. S. Kooijman, die de tekst voor de gids schreef.Een van de jongere collega's doopte deze tentoonstelling ,,Papoea Top-Art", een geestige woordspeling, waarin deverwantschap met het moderne en de hoge kwaliteit van het getoonde verenigd zijn. De eigenaardige rythmiek van dezekunst, de beeldende spanning en de felle zeggingskracht, zullen voor velen een verrassing zijn, juist misschien hier, in devreemde nabijheid van de Hollandse zeventiende eeuw. Moge het suggestieve schouwspel van de kunst der Papoea's, tegast in het Rijksmuseum, voor talrijke bezoekers een ervaring zijn die zij niet licht vergeten.

A. van SchendelHoofddirecteur van hetRijksmuseum

Page 10: Papoeakunst in rijksmuseum

PREFACE

Papuan art in the Rijksmuseum —• at first glance perhaps an unlikely combination. The Rijksmuseum, with itscollection of old Western art, does not enter the field of ethnology. But the borderline between ethnology and art has longsince lost its sharpness, and modern artists and the museums of modern art long ago bridged the distance to theso-called primitive arts. If this art has now entered the Rijksmuseum, the event can only imply a recognition of itsesthetic importance. In the ethnological museums too — despite the difference in their basic function — far moreemphasis is now put on the artistic aspect of the collections.The art of New Guinea was discovered by the West much later than African art, and only in recent years has interest in theextremely expressive and decorative art of the Papuan peoples become more widespread. But it is still relativelyunknown, and except for the one in Basel in 1962, there has been no comprehensive exhibition of Papuan art.A breathing-spell in the building program of the Rijksmuseum offered an unexpected chance to use a still incompletednew hall to exhibit a choice of the best material in the rich ethnological collections of Papuan art in The Netherlands.Under the present circumstances (there is space for even the tallest ancestor poles and the longest canoes.The plan to hold this exhibit would not have reached realization without the collaboration of other institutions and theirdirectors. The members of the working committee gave their advice on the choice of the material and generously loanedthe treasures of their collections without reservation. The entire preparatory work had to be completed in barely threemonths, and gratitude is extended to all those who contributed their efforts, in particular to Dr. S. Kooijman, who preparedthe text for the Guide.One of the younger members of the committee suggested that this exhibition be called "Papuan Top Art", which indeedcatches its relationship to the modern and its remarkably high quality. The singular rhythm of this art, its expressivetension and sharp impact, will come as a surprise to many, perhaps especially here, in the strange proximity of the Dutchseventeenth century. We hope that the impressive spectacle of the art of the Papuans, as guest of the Rijksmuseum, willfor many visitors be an experience they will not easily forget.

A. van SchendelDirector General of theRijksmuseum

9

Page 11: Papoeakunst in rijksmuseum

INLEIDING door dr. S. Kooijman

Nieuw-Guinea behoort met Groenland, Madagascar enBorneo tot de grootste eilanden ter wereld. Zijn oppervlakteis ongeveer 24 maal die van Nederland en zijn lengte iseven groot als de afstand hemelsbreed van Amsterdamtot aan de oostpunt van het eiland Kreta. Op de kaart zietNieuw-Guinea eruit als het ruw getekende profiel van eendier, bij voorbeeld een schildpad of een vogel. Met zijn,,kop" die de Vogelkop wordt genoemd, steekt het uit inhet Indonesische cultuurgebied, de ,,staart" reikt tot in hetgebied van de Melanesische eilanden, de onderzijde,de ,,buik" van het eiland, is maar door een betrekkelijksmalle zeestraat, de Torresstraat, van Australie'gescheiden.

Landschap en natuurlijke vegetatie zijn zeer gevarieerd.De ruggegraat van het eiland wordt gevormd door hetCentrale Hoogland, een bergketen van een alpien karakterin de lengtedalen waarvan een betrekkelijk dichte,tuinbouwende bevolking woont. Aan de zuidwestkust komtdit bergland tot dichtbij de zee en hierdoor is het reedseeuwen lang bekend. De Hollandse zeekapitein Carstenszmaakte al in 1625 melding van met sneeuw bedekte toppendie hij op zijn tocht langs deze kust in de zon zagglinsteren. Het noordelijke kustgebergte rijst op veleplaatsen steil uit de zee omhoog waardoor het land hierzeer moeilijk toegankelijk is met uitzondering van enkelebaaien, zoals de Humboldtbaai die een prachtige natuurlijkehaven vormt, en riviermonden als die van de Mamberamoen de Sepik. De Mamberamo breekt met een dwarsdaldoor het kustgebergte heen, zijn beide oorsprongsrivieren,de Rouffaer en de Idenburg, evenals de oostelijk gelegenSepik en Ramu rivieren, stromen in brede lengtedalentussen het Centrale Bergland en het kustgebergte. In dezegebieden van Nieuw-Guinea is het tropische regenwoud zodicht dat voor de overvliegende piloot de grond geheelaan het gezicht is onttrokken door de ,,boerenkool", degroene eindeloosheid van de boomkruinen. Het gebiedten zuiden van het Centrale Bergland, de ,,buik" vanNieuw-Guinea, dat een oppervlakte heeft groter dan dievan Engeland, is veel minder geaccidenteerd. Vooral hetzuidelijk deel van dit gebied heeft een typischlaagvlaktekarakter met langzaam stromende, modderige,sterk maeanderende rivieren, met veel moerassen, muggenen malaria. Door de nabijheid van Australie kent hetklimaat hier in onze zomer een uitgesproken droge tijdwaardoor het tropisch regenbos heeft moeten plaatsmaken voor een savanne die zelfs hier en daar het -karakter van een steppe vertoont.De Torresstraat tussen Nieuw-Guinea en Australie is

behalve smal ook ondiep. Geologisch gesproken bestaatdeze scheiding tussen beide gebieden nog maar kort.In het pleistoceen of diluvium toen, gedurende de ijstijden,het zeeniveau over de gehele wereld ongeveer 80 m. lagerlag dan nu, vormden Australie en Nieuw-Guinea een geheelen hierdoor komt het dat we in de fauna van Nieuw-Guineaeen aantal typisch Australische dieren vinden zoals dekangeroe die als jachtdier voor vele Papoea-groepen bijnaeven belangrijk is als voor de Australische inboorlingen.Hoe lang er reeds menselijk leven op Nieuw-Guineabestaat is niet met zekerheid uit te maken.De oorspronkelijke bewoners moeten, gedeeltelijk overlandbruggen, gedeeltelijk met primitieve vaartuigen overzee, uit westelijke streken gekomen zijn, naar allewaarschijnlijkheid zonder het bezit van metalen, zonderkennis van de rijstbouw en de weeftechniek en met jachten visserij als voornaamste middelen van bestaan. Degeisoleerde ligging van het nieuwe land, ver van de grotebevolkingscentra van Azie waar de menselijke cultuurzich voortdurend verder ontwikkelde, samen met deuiterst beperkte mogelijkheden die de natuur aan demensen bood, hebben een verdere uitbouw van dePapoea-culturen sterk belemmerd. Hiermede wil nietgezegd zijn dat deze culturen zouden hebben stilgestaan.Wapens en werktuigen, jacht- en landbouwmethoden zijner om te bewijzen dat men van de schaarse mogelijkhedenvan het milieu met een vaak verrassende vindingrijkheidgebruik gemaakt heeft. Aan de grote verworvenheden dieelders de materiële vooruitgang markeerden, had menechter geen deel. Zo was een vijftigtal jaren geleden inpraktisch het gehele zuiden van West Nieuw-Guinea hetijzer nog onbekend en nog in 1959 troffen de leden vande expeditie van het Koninklijk Nederlands AardrijkskundigGenootschap in de Sibil Vallei van het Centrale Berglandmensen aan die voor het eerst kennis maakten met deijzeren bijlen en messen van de blanken.Er bestaat een populaire, stereotype voorstelling van,,de Papoea", zoals er ook een bestaat van de Neger,de Amerikaan, de Duitser, de bewoner van Amsterdam ende vrouw achter het stuur. In dit beeld wordt hij onsgetekend als een luie sago-eter, een onbeschaafdebosmens en een dansende en trommelende koppensneller.Wat dit laatste aangaat, er zijn inderdaad Papoea-volkenbij welke het koppensnellen tot een ,,nationale sport"werd en waar, in het lugubere spel van moord envergelding, de sombere dreiging van de gewelddadige doodpermanent aanwezig was. Een verrassende ontdekking

10

Page 12: Papoeakunst in rijksmuseum

Schedelkorwar, Biak,Geelvinkbaai. Hout;hoogte: 40 cm; kleur:grijsbruin.

R.V.V., 2442-2.

Sku!l korwar. Biak, Geel-vink Bay. Wood; height:40 cm; colour: greyish-brown. R.v.V., 2442-2.

Page 13: Papoeakunst in rijksmuseum

was het echter dat bij zulke fervente koppensnellersals de Asmat Papoea's van de zuidwestkust zich een, in ditsnelcomplex geïntegreerde, houtsnijkunst had ontwikkelddie niet alleen technisch zeer knap was, maar die ook ons,Europeanen van de twintigste eeuw, als kunst vermochtaan te spreken. Naarmate Nieuw-Guinea geografisch enanthropologisch beter bekend geraakte, kwam aan hetlicht dat er grote groepen Papoea's waren in wier cultuurgeen enkel element van het geschetste stereotype beeld tevinden was. Zo bleek in het bergland waar de sagopalmniet voorkomt, een dichte, sedentaire bevolking te bestaandie leeft van de landbouw die, met toepassing vangroenbemesting, uitgeoefend wordt in goed omheindetuinen, op opgehoogde beddingen waartussendrainagegeulen. In deze culturen is de menselijke energiegericht op de verwerving van individuele rijkdom, vooralvarkens die met knollen worden gevoed, en vrouwen.Gebaseerd op het uit de kustgebieden geïmporteerdekauri-schelpje is hier een ,,geldeconomie" ontstaan dievele trekken vertoont die aan de westerse waarnemerbijzonder vertrouwd voorkomen.Het cultuurpatroon van een volk als de Marind-anim,wonend in het zuiden van West Nieuw-Guinea, is hiermedein scherpe tegenstelling. Materiele zorgen kende mennauwelijks door de rijkdom van het land aan sago- enkokospalmen. Streven naar individueel bezit, zo het albestond, was allerminst een dominerende trek van dezecultuur. De belangstelling van de mensen was vooralgeconcentreerd op de sneltochten die periodiek werdenondernomen naar de dorpen van de omwonendebinnenlandstammen en op het vieren van de grotestamrituelen. Worden we hier dus geconfronteerd met de,,echte" Papoea als koppensneller en ongeremde,feestvierende wilde? Uiterlijk lijkt het er inderdaad veelop, maar anthropologisch onderzoek heeft uitgewezen datin heel dit bedrijf met zijn ruwe en bonte vertoon de mensoptrad als ondergeschikte, als dienaar van de hogeremachten. De uitbundig feestvierende Marind is in deeerste plaats de religieuze mens die met zijn goden inhet reine wil komen.

De Marind-anim zijn echte landrotten. Hun boomstamkano'sdie zij staande roeien met lange pagaaien, dienen hunalleen voor het bevaren van rivieren en moerassen. Opzee wagen zij zich niet. De wereld buiten hun onmiddellijkewoongebied was hun dan ook onbekend. Anders debewoners van het eiland Biak in de Geelvinkbaai die inhun van uitleggers voorziene en met planken opgeboordevaartuigen zeereizen plegen te maken en, verdreven door

de ongunst van hun onvruchtbare land, zijn uitgezwermden onder andere nederzettingen gesticht hebben in deRadja Ampat groep aan de noordwestpunt van deVogelkop.Deze voorbeelden mogen volstaan om te laten zien hoegenuanceerd het beeld is dat wij ons op grond vannuchtere waarneming en wetenschappelijk onderzoekvan de bevolking van Nieuw-Guinea kunnen vormen. Menis in dit verband geneigd te spreken van een bont mozaiekvan culturen en talen waarbij het op het eerste gezicht lijktalsof de steentjes zonder veel orde of samenhang zijningezet. Latere onderzoekingen echter hebben uitgewezendat ze wel degelijk volgens bepaalde patronen zijngerangschikt, met andere woorden dat er in Nieuw-Guineaeen aantal grotere gebieden te onderscheiden zijn waarvande talen en culturen, ondanks de in het oog vallendeverschillen, een bepaalde samenhang vertonen.Het is hier niet de plaats om op deze vraagstukken vanalgemeen cultureel-anthropologische en linguistische aardin te gaan. In dit kader wordt er slechts op gewezen datmen ook op het gebied van de artistieke vormgeving —de wijze waarop men mensenbeelden snijdt, zijn boten,huizen, roeispanen en wapens versiert enz. — bepaaldegrote geografische eenheden onderscheiden kan diemet de naam stijlgebieden aangeduid worden.Er bestaan op Nieuw-Guinea een elftal stijlgebieden diehier achtereenvolgens de revue zullen passeren.

Geelvinkbaai en noordwestelijk kustgebied

Dit stijlgebied omvat de eilanden en de kustgebiedenvan de Geelvinkbaai en de ten noordwesten van deVogelkop gelegen eilandjes waar Geelvinkbaai invloedendoorgedrongen zijn, vooral door toedoen van Biaksezeevaarders die zich hier hebben neergezet. Zozeer wordtde kunst van dit gedeelte van Nieuw-Guinea beheerst doorde korwar genoemde mensenfiguur dat we dit stijlgebiedook wel het korwar-gebied noemen. Korwars zijn zittendeof staande mensenfiguren met verhoudingsgewijs grotehoofden waarin het gezicht wordt gekarakteriseerd dooreen rechte, ankervormige neus en een brede, rechte mond.Korwars worden gesneden bij de dood van mensen aanwie men herinnerd wil worden en wier geest, die geachtwordt zijn intrek in het beeld te nemen, de levenden tothulp en steun kan zijn. Bij sommige grote korwars ishet hoofd uitgehold en in deze ruimte is dan de schedelvan de overledene geplaatst. Soms ook ontbreekt bij hetbeeld het hoofd en is in plaats daarvan de schedel op

12

Page 14: Papoeakunst in rijksmuseum

Korwar. Geelvinkbaai gebied.Hout; hoogte: 29 cm; kleur: bruin.K.I.T., 1160-4.

Korwar. Geelvink Bay area.Wood; height: 29 cm, colour:brown. K.I.T., 1160-4.

13

Page 15: Papoeakunst in rijksmuseum

de houten romp geplaatst. Aan de dodengeesten in dekorwars werden offers gebracht van voedsel, tabaken strookjes gekleurde katoen en in tijden van ziekte engevaar werd hun hulp ingeroepen. De ,,priester" nam dekorwar in de hand, voortdurend de naam van degestorvene uitroepend. Na enige tijd begonnen dan zijnhanden te trillen wat het teken was dat de geest van dedode via de korwar bezit ging nemen van zijn lichaam.Zijn gehele lichaam geraakte dan in een schuddendebeweging, de geest ging, zo geloofde men, door zijn mondspreken en deze klanken werden dan geïnterpreteerdals belangrijke berichten uit de geestenwereld. Zolangde geest de mensen hielp en beschermde stonden hij enzijn woonplaats, het korwar-beeld, in hoog aanzien.Wanneer echter, ondanks offers en gebeden, de ziekedoodging of een gevaarvolle onderneming mislukte,ontstaken de mensen in woede en werd het beeld als eenwaardeloos stuk hout kapotgeslagen en weggegooid.Nadat zij tot het Christendom waren overgegaan, hebbende mensen hun korwars in grote getale vernietigd. Hieropis zonder twijfel sterk aangedrongen door de zendelingen,maar deze massale verbrandingen zullen toch ook welhier en daar het karakter hebben gehad van een radioalegeloofsdaad van de pas bekeerden zelf.Behalve door de korwars wordt dit stijlgebied noggekarakteriseerd door een versieringselement van duidelijkIndonesische origine, het rankenmotief. De plankvormigeopzetten van de Stevens van de zeevarende boten zijnop deze wijze uitgesneden. Ook de bamboekokers dieworden gebruikt voor het bewaren van tabak en kalk,gebruikt bij het kauwen van de betelnoot, worden op dezewijze versierd. De ornamenten worden dan gevormddoor het uitgespaarde gedeelte van de bamboewand, datongekleurd wordt gelaten, terwijl het uitgesneden fonddonker gekleurd wordt.

Humboldtbaai en noordelijk kustgebied

Ondanks het bestaan van lokale verschillen en variatiesvertonen niettemin de kunstvormen van het kustgebiedvan West Nieuw-Guinea van ongeveer de mond van deMamberamo tot ongeveer de politieke grens van 141 ° O.L.zo'n grote verwantschap dat we van een stijlgebiedkunnen spreken. Als element in de houtsnijkunst is, evenalsin het noordwestelijke kustgebied, de mensenfiguurbelangrijk. Het hoofd is relatief kleiner dan dat van dekorwars waardoor ze een meer natuurgetrouwe indruk

maken. In tegenstelling tot de strakke, hoekige vormenvan de korwars vertonen hoofd en gezicht, evenalstrouwens romp en ledematen, afgeronde vormen. Ze makendaardoor niet die indruk van nerveuze gespannenheiddie aan de meeste korwar-f iguren eigen is, maar ademendaarentegen een zekere rust. Of en in hoeverre de indruk,die deze mensenfiguren maken, een weerspiegeling isvan de gerichtheid van de cultur waaruit ze voortkomen,is moeilijk uit te maken, vooral omdat er weinig metzekerheid te zeggen is over de verschillen in emotionelesfeer zoals die bijna een eeuw geleden tussen debeide gebieden kunnen hebben bestaan.Deze mensenfiguren werden niet alleen als lossebeelden gemaakt, maar vormen in dit stijlgebied ook eenintegrerend deel van deversieringvan gebruiksvoorwerpen,zoals boten en harpoenschachten. De boten bestaan hieruit uitgeholde boomstammen, die zeewaardig gemaakt zijndoor ze van een uitlegger te voorzien en de boordenmet planken op te hogen. Aan de Stevens komen de beideplankenboorden samen. Hier worden ze verbondendoor een V-vormige houten opzet, die er met touw opvastgesnoerd wordt. Deze opzetten zijn het, die demensenfiguren en -koppen vertonen. Naast dezeschuitvormige, versierde opzetten komen in dit gebiednog andere typen van stevenversieringen voor, S-vormigepunten die een ingewikkeld samenspel van mens- endierfiguren vertonen, en realistisch uitgebeelde, zittendevogelfiguren, al of niet gecombineerd met mensenkoppen.Ronde aarden pot-ten zijn afkomstig uit de eigenlijkeHumboldtbaai. Bij de vervaardiging wordt geen gebruikgemaakt van het pottenbakkerswiel, dat trouwens nergensop Nieuw-Guinea bekend is. De pot wordt hier namelijkopgebouwd uit een klomp klei volgens de zgn.,,paddleand anvil" methode, waarbij een ronde, platte steen aan debinnenzijde van de wand als aambeeld dient en met eenplankje de wand aan de buitenzijde tot een gelijkmatigedikte wordt uitgeklopt. In deze potten werd bij feestelijkegelegenheden de sagobrij opgediend. Op de wandwaren gekleurde figuren aangebracht, vaak gestyleerdedierfiguren van een visachtig karakter, die werdengeassocieerd met bepaalde mensengroepen welkereigendom en embleem zij waren.

14

Page 16: Papoeakunst in rijksmuseum

Mensenfiguurtje. Noordkust tussenGeelvinkbaai en Humboldtbaai.Hout; hoogte: 16,5 cm; kleur:bruin. K.I.T., 2003-127.

Human figure. Northern coast be-tween Geelvink Bay and HumboldtBay. Wood; height: 16,5 cm; co-lour: brown. K.I.T., 2003-127.

15

Page 17: Papoeakunst in rijksmuseum

Het Sentanimeergebied

Hoewel de kunst in de dorpen en op de eilanden om enin het Sentanimeer nauw verwant is met die van deHumboldtbaai, vertoont zij toch in verschillende opzichtenzo'n eigen karakter dat we van een apart stijlgebied kunnenspreken. In de eerste plaats vinden we hier een geheeleigen stijl van monumentaal houtsnijwerk, dat deel uitmaaktvan de huizen van de hoofden of ondoforo. Deze waren,evenals trouwens de gewone woonhuizen van dit gebied,op palen in het water gebouwd. Deze huizen, waarvan degrootste een lengte hadden van bijna 30 m., haddeneen geveldak dat tot aan de grond reikte, waardoorzijwanden ontbraken. De nokbalk werd gesteund doorzware ijzerhouten palen. De centrale palen van dezeondoforo-huizen werden van snijwerk voorzien. Zij warengemaakt van boomstammen met zware, plankvormigewortels en zij stonden in het water met het worteleindeomhoog. Dit laatste was zodanig bewerkt dat in velegevallen twee vleugelvormige uitsteeksels overgeblevenwaren. Aan de randen hiervan is door uitsnijding eenajour-versiering aangebracht, waarin het hagedismotiefveelvuldig voorkomt. Verder toont het oppervlak van depaal een reliefornamentatie, bestaande uit een samenspelvan curvilineaire patronen van een spiraalachtig karakter.Enkele van deze posten zijn voorzien van een mensenfiguur,die en relief is uitgebeeld. Huispalen van een hiervanafwijkend type lopen gaffelvormig uit met tweeuitsteeksels, die ook vaak in de vorm van een mensenfiguurzijn gesculpteerd. Deze kunst kent ook vrijstaandemensenbeelden. Kleine mensenfiguurtjes vormen hetuiteinde van dansstaven en van de spatels die gestokenworden in de opening bovenin de kalebassen, die dienenvoor het bewaren van kalk, een noodzakelijk ingredientbij het betelkauwen. Deze vrijwel steeds rechtopstaandebeelden met de armen langs het lichaam gestrekt en dehanden rustend op de heupen of de onderbuik, maken,evenals de mensenfiguren van het Humboldtbaaigebied,een rustige, ontspannen indruk. Typisch voor dit stijlgebiedis het lange gezicht met de rechte, strakke neus en deals regel smalle, puntige kin, die in een vloeiende lijnoverloopt in het volumineuze achterhoofd.Voorwerpen voor dagelijks gebruik bestemd als de houtenbakken voor het opdienen van sago en vis, de houtenhaken, die vastgemaakt aan de zoldering van het huisdienden om er tassen met voedsel aan op te hangen,de bamboe koker, de kalkkalebassen en de benen dolken,zijn vrijwel zonder uitzondering voorzien van eenoppervlakteversiering. In de meeste gevallen bestaat dezeuit een beheerst samenspel van curvilineaire lijnen en

figuren, zoals dit ook op de grote ondoforo-huispalenaangetroffen wordt. Soms wordt dit strakke patroondoorbroken, of aangevuld door gestyleerdediervoorstellingen.Een oppervlakteversiering, die ons, 20ste eeuwseEuropeanen, direct vermag aan te spreken, is die welkeis aangebracht op boombaststof, een materiaal datverkregen is door het uitkloppen van de binnenbast vanbepaalde bomen, op Nieuw-Guinea vooral Ficus- enArtocarpus-soorten. De patronen in kwestie zijn speelsecomposities die door dierfiguren worden beheerst, waarvaner vele als vissen of hagedissen kunnen worden herkend.

Het Sepikgebied

Geen streek in Nieuw-Guinea is zo befaamd om de rijkdomen gevarieerdheid van de kunst van haar bewoners als hetstroomgebied van de Sepik die, maeanderend en traag,stroomt in een breed lengtedal ten zuiden van het gebergteaan Nieuw-Guinea's noordoostkust. In zijn vormen enuitingen varieert deze kunst van de metershoge, vanhard hout gesneden huispalen en de monumentalegevelmaskers, die aan de hogegevels van de mannenhuizenworden opgehangen, tot de fragiele dierfiguren aan hetboveneinde van de stoppen van bamboekalkkokers en hetverfijnde lijnenspel op deze kokers. Naast hout en bamboeworden als materiaal gebruikt: klei, voor het maken vanaardewerk, rotan, voor het vlechten van maskers, enpalmbladschede om als ondergrond voor schilderingen tedienen. Voor decoratieve doeleinden wordt een drukgebruik gemaakt van schelpen en schelpringen,varkensslagtanden, grassen, bladeren, bloemen, vruchten,veren en kleurstoffen, vooral rood, zwart en wit.Vergelijkt men in dit reusachtige gebied gelijksoortigevoorwerpen met eikaar, bv. mensenfiguren, gezichtsmaskersof schilden, dan blijken vaak de onderlinge verschillenzo groot te zijn, dat ze soms nog maar moeilijk als variatievan een bepaald grondpatroon te onderkennen zijn,m.a.w. in het Sepikgebied zijn een aantal substijlgebiedente onderscheiden, die een zo eigen karakter vertonen, datmen moeite heeft om de gemeenschappelijke trekkenvan het stijlgebied als geheel te herkennen. Om de situatienog gecompliceerder te maken is een nauwkeurigelokalisering van deze substijlgebieden lang niet altijdgemakkelijk, omdat er tussen de groepen die langs dezerivier en zijn zijrivieren wonen, een intensieve uitwisselingvan goederen, waaronder kunstvoorwerpen, plaats heeft

16

Page 18: Papoeakunst in rijksmuseum

Trom met hagedisfiguur. Hum-boldtbaai. Hout; lengte: 65 cm;kleur: donkerbruin. R.v.V.,435-11.

Drum with lizard. Humboldt Bay.Wood; length: 65 cm; colour: darkbrown. R.v.V., 435-11.

17

Page 19: Papoeakunst in rijksmuseum

gehad. Het onderzoek naar de Sepik substijlen, hunkenmerken en hun begrenzing, is nog niet afgesloten enkan dan ook, in dit bestek, beter buiten beschouwingblijven.Bij een poging tot benadering van de Sepikkunst alsgeheel is er de bovengenoemde moeilijkheid van de groteonderlinge verschillen. Niettemin is het mogelijk bepaaldeeigenschappen van de kunstvormen van dit stijlgebiedin het algemeen aan te geven. De Sepikkunst kan metrecht een curvilineaire kunst worden genoemd. Dit geldtvoor de drie-dimensionale vormen, met name voor demensenfiguren waar nergens enige sprake is van strakheidof hoekigheid, zoals bv. bij de korwar-figuren. Het geldtook voor de versieringskunst. Op de wanden van de uituitgeholde boomstammen bestaande zware spleettrommen,op de schilden, op de bamboe kokers en op de aardewerkpotten bestaat de ingesneden of opgeschilderdeornamentatie steeds uit een compositie van gebogenlijnen en curvilineaire figuren.In de drie-dimensionale kunst neemt de mensenfiguur alselement een dominerende plaats in. Het zijn vrijwel steedsstaande figuren. De grote nadruk valt op het hoofd.Van de gezichtspartie is bijna steeds de neus het meestopvallende gedeelte. Men heeft in verband hiermedewel de neiging om te spreken van ,,typische Sepikneuzen",maar we moeten ons hierbij wel realiseren dat ook dezeneusvormen, zowel van de mensenbeelden als van demaskers, grote verschillen vertonen. Daar is in de eersteplaats de lange, slurfvormige neus, die in een kloekecurve verbonden is met kin, borst, geslachtsdelen, ofvoeten van het beeld en die door sommige onderzoekers,overigens ten onrechte, wel in verband wordt gebrachtmet Ganesa, de Indische god in de gedaanten van eenolifant. Verder zijn er beelden met korte, brede, gebogenneuzen, niet ongelijk aan die van de mensenfiguren vande Humboldtbaai, en krachtige, ankervormige neuzen, dieaan korwar-gezichten niet zouden misstaan. Bij degezichtsmaskers vertonen de neuzen vaak een verrassendeovereenkomst met vogelsnavels. De dragers stellen dan,zo mag men aannemen, vogels voor.Een voor dit stijlgebied karakteristieke vorm heeft demensenfiguur gekregen in de zgn. ceremoniele zetels, diein hun constructie een combinatie zijn van een mensenbeelden een zitbankje. Bij een aantal hiervan zit aan rug, nek,of zitvlak van de staande f iguur het bankje vast, dat metzijn poten rust op hetzelfde blok hout als het beeld.In sommige gevallen echter zijn delen van de beideelementen op een merkwaardige manier met elkaar

verstrengeld geraakt, waarbij van het menselijk lichaamgrote gedeelten of sterk gestyleerd werden voorgesteldof zelfs geheel wegvielen. Zo zijn er ,,ceremoniële zetels"die slechts bestaan uit een zitbankje met daarop eenmensenhoofd, er is ook een voorbeeld van een bankje metvier poten in de vorm van mensenbenen. Bij de latmul,een groep in het Midden-Sepikgebied, hadden dezevoorwerpen hun plaats in de gemeenschapshuizen. Zewerden hier niet als zetels gebruikt, maar dienden als eensoort spreekkatheder. Degene die bij een belangrijketfespreking het woord voerde of in een twistgesprek zijnzaak verdedigde, stelde zich voor deze mensenfiguren open sloeg dan bij de belangrijke passages van zijnredevoering met een bos bladeren op de ,,zetel", waarbijhij na enige tijd in een staat van grote opwinding geraakte.De mensenfiguur in kwestie is de personificatie van eenvooroudergeest en het laat zich aanzien dat men dezebij zulke gelegenheden tot getuige riep.Hoogst interessante sculpturale vormen die eveneensde mensenfiguur als uitgangspunt hebben, zijn dezgn. kamanggabi van de Arombak mensen aan deBoven-Karawari, die niet ver van het Chambrimeer alsrechterzijrivier in de Sepik uitstroomt. De voornaamsteelementen van de kamanggabi zijn het mensenhoofden een samenspel van tegenover elkaar staandehaakvormige uitsteeksels. Soms is ook een mensenbeenweergegeven. De kamanggabi hadden hun plaats in demannenhuizen en behoorden tot de magisch-religieuzelevenssfeer. Het welslagen van de oogst en het succes bijjacht en oorlog kon door hen worden beinvloed. Er werdendan ook voedseloffers aan deze figuren gebracht. Hunraadgevingen waren van groot belang voor de mensen,vooral wanneer er plannen gemaakt werden voor een invalin vijandelijk gebied. Als intermediair trad dan een sjamaanop van wie men geloofde dat hij door de geest van dekamanggabi bezeten was.Beroemd is het Sepik aardewerk door de vorm, kleuren versiering van potten en schalen. Een bekendpottenbakkerscentrum is het dorp Aibom aan hetChambrimeer in het Midden-Sepikgebied. De techniekvan vervaardiging is hier anders dan in het Humboldtbaaigebied. De pottenbakster begint met uit een klomp kleide bodem en het onderste deel van de pot te vormen.Hierop wordt dan de wand opgebouwd door een sliert kleispiraalvormig omhoog te winden, vast te kneden en gladte strijken. Deze wijze van werken wordt de ,,coiling"methode genoemd. Hierna worden de maskervormigemensengezichten en andere reliefversieringen aangebracht

18

Page 20: Papoeakunst in rijksmuseum

Kalkkalebas. Humboldtbaai ge-bied. Hoogte: 32 cm; de uitgesne-den gedeelten zijn zwart gekleurd.R.v.V., 2442-16.

Lime calabash. Humboldt Bayarea. Height: 32 cm; the incisedgrooves have been coloured blackR.v.V., 2442-16.

19

Page 21: Papoeakunst in rijksmuseum

door kleislierten en -klompjes tegen de wand aan teplakken. De potten die de mensen van Aibom maken,dienen voor het bewaren van sagomeel. De grote openschalen zijn vuurplaatsen.De huizen in dit gebied dat periodiek onder water staat,zijn op palen gebouwd en op de vloeren die van houtof boomschors gemaakt zijn, kan namelijk niet zondermeer gestookt worden. In deze schalen brandt steeds eenhoutvuurtje. De rook hiervan verdrijft de muskieten. Ookkan men boven het vuur een kookpot opstellen, die danrust op drie stenen op de bodem van de schaal. De mensenhebben zich hier gespecialiseerd in het maken vanaardewerk. Hun produkten ruilen ze bij de omwonendegroepen in tegen voedingsmiddelen, aangezien zij zelf eentekort hebben aan tuingrond en sagopalmen.In de Europese museumverzamelingen is dit materiaalzeldzaam, niet in de laatste plaats om zijn brosheid,waardoor de kans dat het een langdurig transport overleeft,niet groot is. De oorzaak van deze breekbaarheid is hetbakken van de potten en de schalen in een open houtvuur.Ondanks de grote onderlinge verscheidenheid en deveelheid van vormen en ornamenten herkent men na enigeoefening de voorwerpen van dit stijlgebied zonder veelmoeite als zodanig. Het type als geheel wordt behalvedoor de bovengenoemde algemene kenmerken, ookgekarakteriseerd door de indruk van vitaliteit endynamische geladenheid die ze op ons maken.

Een aparte vermelding verdient de kunst van hetMaprikgebied in het heuvelland ten noorden van hetChambrimeer. Ondanks de onmiskenbare verwantschapmet de kunst van het Sepikdal zijn toch de verschillenzo in het oog vallend, dat men zich afvraagt of hier nogterecht van een substijlgebied gesproken kan worden.De Maprikkunst wordt gekenmerkt door op palmbladschedeaangebrachte polychrome schilderingen in heldere tintenmet rood als dominerende kleur, door eveneensgepolychromeerd, helder gekleurd houtsnijwerk en doorgevlochten maskers, stulpmaskers en gezichtsmaskers, dieweliswaar door een lang verblijf in rokerige hutten vuilen zwart kunnen worden, maar die wanneer ze gedragenworden, dezelfde kleurrijkdom vertonen als deschilderingen en het snijwerk.Deze kunst is sterk magisch-religieus geladen en isgeconcentreerd in en om de geestenhuizen. Deze hebbeneen hoog opstekend geveldak, dat aan de zijkanten totaan de grond doorloopt. De nokbalk helt sterk en reiktaan de achterzijde bijna tot aan de bodem. De driehoekige,

vaak meer dan 20 m. hoge voorgevel, die naar benedentoe wat terugwijkt en die beschermd wordt door hetoverhangende dak, is geheel bedekt met schilderingenvan mensengezichten, die met vooroudergeestengeassocieerd worden. Ook de mensenfiguren die zowelin de geestenhuizen als in de woonhuizen bewaard worden,stellen voorouders voor. In vele gevallen is de mens meteen vogel op het hoofd weergegeven. Ook kent deze kunsten relief of ajour gesneden stukken, die merkwaardigecomposities zijn van mens- en dierfiguren waaraan hetgeloof in diervormige bovennatuurlijke wezens en hunrelatie met de mensen ten grondslag ligt.

Het gebied van de Astrolabebaai

Van dit wat zijn cultuur aangaat vrij slecht bekende deelvan Nieuw-Guinea bevinden zich kunstvoorwerpen inEuropese ethnografische verzamelingen die zonder twijfeltot de topstukken van de ,,primitieve" of buiten-Europesekunst mogen worden gerekend. Bedoeld worden dete/um-figuren, uit hout gesneden, rechtopstaande,levensgrote of meer dan levensgrote mensenbeelden.Met hun afgeronde vormen geven zij het menselijk lichaamtamelijk natuurgetrouw weer. Zij zijn voorzien van eenhoofdtooi die vaak uitvoerig versierd is. Het gezicht isdriehoekig en loopt van onderen als het ware uit in eenuit de mond komend uitsteeksel dat, bij de mannelijkebeelden, soms is verbonden met de penis. In dit uitsteekselis mogelijk een voorstelling te zien van attributen dietijdens dansen in de mond werden gehouden. Overigensis van deze monumentale beelden weinig bekend. Weiweten we dat ze voorstellingen zijn van voorouders en datelk beeld, als de personificatie van een bepaaldevooroudergeest, zijn eigen naam droeg. Naast deze levens-grote figuren werden ook beelden gesneden met eenhoogte van 40 tot 80 cm. die verder dezelfde kenmerkenvertonen.Dansrammelaars, met vogelkop en -hals als handvat ennotedoppen voor het geluid, lancetvormige bromhouten encylindrische tot zwak zandlopervormige trommen zijneveneens producten van dit stijlgebied. Zij spelen hunrol in spel en ritueel. Tot de profane levenssfeer behorende zware, ronde schilden, gemaakt van de plankvormigesteunwortels van mangrove varieteiten, waarvan hetvoorvlak door reliefsnijwerk en door kleuring eengeometrisch aandoend versieringspatroon vertoont. Doorhun gewicht lenen zij zich niet voor de mobieleoorlogvoering. Zij werden dan ook, naar het zich laataanzien, gebruikt voor de verdediging van de dorpen.

20

Page 22: Papoeakunst in rijksmuseum

Paal van een hoofdliedenhuis.Sentanimeer gebied. Hout; hoog-te: 246 cm; kleur: grijsbruin. K.I.T.,2202-101.

Pole of chief's house. Lake Sen-tani area. Wood; height: 246 cm;colour: greyish brown. K.I.T.,2202-101.

Page 23: Papoeakunst in rijksmuseum

Het noordoostelijke kustgebied

Dit cultuur- en stijlgebied omvat het Huon schiereiland metinbegrip van de westkust van de Huon Golf en de hierinliggende eilanden, met name die van de Tami groep. Dekunst van dit gebied is hoofdzakelijk drie-dimensionaal.Het dominerende motief is de mensenfiguur. Deze vertoonteen bepaald, gemakkelijk te herkennen grondtype dat, omeen beeld aan de geologie ontleend te gebruiken, alsgidsfossiel van dit stijlgebied dient. Dit grondtype van deHuon mensenfiguur wordt gekarakteriseerd door een groot,langwerpig en smal hoofd dat getooid is met eenbijenkorfvormige hoed. Bijna steeds is het hoofd in deromp "ingezonken" weergegeven, soms zelfs zo diep dathet gezicht en relief op de voorzijde van het lichaamis aangebracht. Bij het gezicht vallen de grote neusvleugelsop en de veelal driehoekige vlakken onder en boven deogen. Vrijstaande mensenfiguren komen voor naastkaryatidenachtige beelden die dienden als posten van demannenhuizen (lum). De mensenfiguren en de kunst vandit stijlgebied in het algemeen zijn geassocieerd met hetgodsdienstige en ceremoniële leven zoals dit zich metname demonstreert in de balum-feesten waarvan deinitiatie van de jongens een belangrijk deel uitmaakt.Zoals in vele delen van Nieuw-Guinea en Melanesie wordtbij deze feesten een strenge scheiding in acht genomentussen de ingewijden en de niet-ingewijden, de vrouwen enkinderen. Laatstgenoemden worden verre gehouden vande feestplaats vanwaar onheilspellende geluiden tot hendoordringen. Deze worden veroorzaakt door het gezoemvan de bromhouten die door de ingewijden als de stemmenvan de geesten worden voorgesteld. Deze bromhoutendie ook balum worden genoemd, zijn lancetvormigeplankjes van 30 tot 40 cm. lang. Aan een uiteinde zijn zedoorboord of hebben ze een paar uitsteeksels. Hier is hettouw vastgemaakt dat aan de andere kant aan eenelastisch verende stok is vastgebonden. Door deze rondte zwaaien cirkelt de balum door de lucht en maakt eenzoemend of brommend geluid. De bromhouten wordenook in de sfeer van de ingewijden met ontzag behandeld.Het zijn heilige voorwerpen die met een bijzondere krachtgeladen zijn en die de namen dragen van gestorven leiderswier geesten zij representeren.Naast sacrale voorwerpen — antropomorfe huisposten,mensenfiguren, bromhouten en houten gezichtsmaskers —worden ook gebruiksvoorwerpen gesneden als betelmortieren, nekstutten en ophanghaken, die bijna altijd demensenfiguur in zijn voor dit stijlgebied karakteristiekevorm laten zien.Op de Tami eilanden in de Huon Golf heeft de schaarste

aan tuingrond geleid tot de noodzaak van voedselimport.De aankoop van dit voedsel geschiedde grotendeelsdoor middel van de export van houten bakken die dan ookover het gehele gebied van de Huon Golf en ook daarbuiten,vooral op Nieuw-Brittannie, aangetroffen worden. Dezeschuitvormige Tami bakken zijn gesneden uit hard hout, datvaak donker gepolijst is. De wand is voorzien van eenornamentatie die zowel door ingesneden figuren als doorreliefpatronen gevormd kan zijn. Op de bodem hebben velevan deze bakken een merkteken, het teken van de groepwaartoe de maker behoort, dat bij de verkoop als een soortvan handelsmerk dient.

Het Massimgebied

Het Massimgebied dat de oostpunt van Nieuw-Guinea ende daarvoor liggende eilandengroepen omvat, heeft doorde onderzoekingen van de Britse antropoloog BronislawMalinowski grote bekendheid gekregen. Binnen ditgebied bleek een druk interinsulair verkeer te bestaanmet als doel de uitwisseling van goederen tussen,,handelsvrienden". Deze handelscontacten waren langniet uitsluitend economisch van aard, een zeer belangrijkerol speelde hierbij de verwerving van bepaalde voorwerpendie in de traditionele vorm van bepaalde sieraden hogelijkgewaardeerd werden. Door het bezit van deze voorwerpenverhoogde men zijn status aanzienlijk en lange zeereizenwerden gemaakt om ze te verwerven. Na verloop vanenkele jaren werden ze echter weer doorverhandeld,steeds in dezelfde geografische richting waardoor zeletterlijk binnen dit gebied circuleerden. Deze vorm vangoederenruil heet koela, de betreffende voorwerpenworden koela-artikelen genoemd, het Massimgebiedwordt ook wel het koe/a-gebied genoemd.Scheepvaart en schepen spelen in deze cultuur dan ookeen zeer belangrijke rol. De vaartuigen waarmede men opkoe/a-expeditie gaat, zijn boomstamkano's die zeewaardiggemaakt zijn door ze te voorzien van een uitlegger endoor de boorden met planken op te hogen. Aan de beidsStevens worden deze boordplanken afgesloten door eensamenstel van twee schildvormige opstanden waarvan deeen in de lengterichting en de ander in de dwarsrichtingvan de boot is geplaatst. Ze zijn rijk met snijwerk versierd.Dit is curvilineair van karakter. Dit geldt trouwens voor deMassimkunst in haar geheel: Zij wordt beheerst door degebogen lijn, veelal in de vorm van krullen en spiralen.De hierdoor gevormde composities zijn vaak uitermate

22

Page 24: Papoeakunst in rijksmuseum

detail pag. 21

23

Page 25: Papoeakunst in rijksmuseum

sierlijk en verfijnd, waardoor dit stijlgebied aan de uitersteperiferie van het eiland een geheel eigen, ietwatonpapoeaas karakter geeft. De decoratieve vulling van hetplatte of gebogen vlak is bij de Massimkunst primair.Haar zuiverste vorm heeft zij dan ook bij voorwerpen diein wezen twee-dimensionaal zijn, zoals de hierbovengenoemde stevenplanken, de gebogen houten schildenen de kaidiba of dansschilden. Deze laatste bestaan uittwee vrijwel ronde schijven verbonden door een handvat.Aan beide zijden van deze schijven is dezelfde ingesnedenornamentatie aangebracht waarin vaak gestyleerdevogelkoppen te herkennen zijn. De kaidiba wordengedragen en rondgedraaid bij dansen die elk jaar wordengehouden na de oogst van de yam-knollen, het voornaamstevoedsel van dit tuinbouwende volk.Wat de Massim kunstenaar presteert in hetdrie-dimensionale vlak is veel minder boeiend. Delepels en de kalkspatels bv. zijn rustig en vaak watsaai van vorm en contour. Hetzelfde geldt voor demensenfiguurtjes die als regel geconventionaliseerd enweinig expressief zijn en weinig spanning en bewogenheidtonen. Ook bij deze volplastische voorwerpen was, naarhet voorkomt, de versiering van het oppervlak belangrijkerdan de vorm.

Het gebied van de Golf van Papua

Dit stijlgebied omvat de halvemaanvormige kust van deGolf van Papua, voor het grootste deel een laag, moerassigdeltagebied, doorsneden door vele riviermonden en tallozekreken. Het land is rijk aan sago, de produktie hiervanis zo groot dat de oostelijke van de Golf wonendeMotu stammen hier in hun sago komen halen, die ze inruilentegen aarden potten en armbanden van schelp.Het gebied van de Golf van Papua is een deel van degrote zuidelijke vlakte van Nieuw-Guinea waarin, verdernaar het westen, ook de Marind-anim, de Asmat- en MimikaPapoea's wonen. Ondanks de vele verschillen die ertussen deze culturen bestaan, zijn er niettemin enigegemeenschappelijke elementen die in het leven van aldeze groepen een belangrijke en vaak een dominerendeplaats innemen. Hiertoe behoren het koppensnellen en hethouden van spectaculaire dramatische vertoningen diebijna steeds met de godsdienst en vooroudervereringsamenhangen. Vooroudergeesten en figuren uit demythische oertijd worden bij deze voorstellingen tentonele gevoerd door gemaskerde spelers. Zij zijn het die

door hun spel en de aard van de maskers die ze dragen,de sfeer van de feesten in sterke mate bepalen.In de kunst van dit stijlgebied nemen maskers dan ook eenbelangrijke plaats in. In de westelijke streken wordenmaskers uit vlechtwerk gemaakt dat met klei bestrekenwordt en waarop een versiering in rood, wit en zwartaangebracht wordt. Ze zijn voorzien van een brede,opengesperde bek van een snavelachtig aanzien. Deze bekis trouwens typisch voor de maskers van dit gehele stijl-gebied. Ook de eharo-maskers van het meer oostelijkgelegen gebied van Orokolo zijn ermede uitgerust. Dezeeharo zijn van rotan en boombaststof vervaardigdestulpmaskers met op hun ,,hoofd" voorstellingen vantotemdieren als vogels, vissen en reptielen die vaak zeerrealistisch uitgebeeld zijn. Deze maskers behoren nietthuis in de sacrale sfeer, ze mogen door iedereen gemaakten gedragen worden. Het zijn ,,speeldingen", vergelijkbaarmet onze carnavalsmaskers. In tegenstelling hiermede zijnde maskers van het hevehe-type die een dominerende rolspeelden in de grote feesten, voorwerpen met eenmythisch-religieuze implicatie. Het hevehe-masker is inwezen twee-dimensionaal, het bestaat uit een ovaal schildvan rotan en palmhout met boombaststof overtrokken.Het is steeds meer dan manshoog en kan zelfs een lengtevan meer dan 6 m. bereiken. De gehele voorzijde van hetschild vertoont een streng symmetrische, in kleuruitgevoerde ornamentatie met aan de onderzijde eengestyleerd mensengezicht met, ook hier weer, deuitstekende, opengesperde bek. Hevehe-maskers werdenrechtopstaand voor het lichaam gedragen. Het lichaamvan de drager was hierbij verhuld door een over het hoofdgedragen conische stulp van vlechtwerk met eenafhangende franje van bast- en bladrepen.Er bestaat een opvallende vormovereenkomst tussen dezelangwerpig-ovale maskers en de ovale tot lancetvormigeplanken die kwoi, hohoa, of gope genoemd worden,afhankelijk van de subgebieden waarin ze voorkomen,en die door ons meestal worden aangeduid metvoorouderplanken. Deze voorwerpen welker functieeveneens in de sacrale sfeer ligt, vertonen aan de voorzijdeeen door snijwerk en kleuring aangebrachte versiering.Het centrale motief hiervan is een mensengezicht waarvande ogen de meeste nadruk hebben gekregen. In enkelegevallen is de gehele mensenfiguur weergegeven, maarook dan blijven hoofd en gezicht de dominerendeelementen in het versieringspatroon.Dit geldt niet alleen voor de versieringskunst van ditstijlgebied. Deze kenmerken vinden we ook bij de

24

Page 26: Papoeakunst in rijksmuseum

Paal van een hoofdiiedenhuis, uit-lopend in een mensenfiguur. Dojo,Sentanimeer gebied. Hout; hoog-te: 147 cm; kleur: grijsbruin. K.I.T.,2202-76a.

Pole of a chief's house, ending ina human figure. Dojo, Lake Sen-tani area. Wood; height: 147 cm;colour: greyish brown. K.I.T.,2202-76a.

Page 27: Papoeakunst in rijksmuseum

Het gebied van de Torresstraat

plastische vormen, zoals de mensenfiguren en de agibe,plankvormige voorwerpen die in het westelijke Golfgebiedin de mannenhuizen bewaard werden en die dienden voorhet ophangen van schedels. In een enkel geval hebbendeze agibe de vorm van een complete mensenfiguur,meestal echter is alleen het hoofd overgebleven en zijnromp en ledematen geworden tot onderdelen van eenopengewerkt schild waarin o.m. opstaande pennenuitgespaard zijn om de schedels aan op te hangen.Het voor dit stijlgebied karakteristieke mensengezichtvinden we ook, zij het vaak in sterk gestyleerde vorm, alsvoornaamste motief in de ingesneden versieringaangebracht op de brede gordels van boomschors diedoor de mannen bij feestelijke gelegenheden werdenaangelegd.Hun grote artistieke waarde krijgen de voorwerpen van ditstijlgebied dus door hun oppervlakteversiering. Het is danook in de bewerking van het platte vlak dat deze kunstexcelleert. Immers in haar meest dramatische enexpressieve vorm demonstreert zij zich in de versieringvan het schild van de hevehe-maskers, in de op devoorouderplanken aangebrachte ornamentatie en in devormen van de vlakke, in wezen twee-dimensionale agibe.

De eilanden en eilandjes in de ongeveer 150 km. bredeTorresstraat vormen in zekere zin een verbinding tussenNieuw-Guinea's zuidkust en de meest noordelijke puntvan Australie. Er bestaat binnen deze groep een levendiginterinsulair verkeer, maar ook naar buiten toe hebbende hier wonende mensen hun contacten. Zo onderhoudende bewoners van de zuidelijke eilanden vlak tennoorden van Kaap York handelsbetrekkingen en andere,niet-economische relaties met de Kiwai Papoea's aande mond van de Fly Rivier in Zuid Nieuw-Guinea. Ditheeft onder meer geleid tot overname van bepaaldekunstvormen als ceremonien, liederen, dansen en maskers.Niettemin hebben zich in deze archipel eigen kunstvormenontwikkeld waardoor van een apart stijlgebied kanworden gesproken.Ceremonien met een magisch-religieuze betekenisspeelden een belangrijke rol in deze cultuur. Hierbijwerden in toneelachtige voorstellingen scenes opgevoerdwaarin vooroudergeesten en half-dierlijke, half-menselijkemythische wezens uitgebeeld werden door gemaskerdespelers. Deze maskers werden in de meeste gevallenvan platen schildpad vervaardigd, die met vezelkoordaan elkaar zijn gelast. Deze schildpadmaskers kunnenvarieren van vrij simpele, naturalistisch aandoendegezichtsbedekkingen tot op het hoofd gedragen gevaartenvan bijna 11/2 m. hoog, waarvan het gelaatsstuk de vormheeft van een dierenkop met een lange, puntige snuiten een geopende bek met tanden. Het dansritme waaropde spelers zich voortbewogen was, zoals overal opNieuw-Guinea, afkomstig van met dierenvel bespannenhouten trommen. De trommen van dit stijlgebied muntenuit door de sierlijkheid en elegantie van hun gebogenvorm.Vooral afgeronde, volplastische vormen zijn het die dekunst van dit stijlgebied kenmerken. De aard van hetmateriaal dat veelvuldig wordt gebruikt, namelijk schildpad,is hierbij ook van invloed geweest. Het is dun, licht enkrachtig, het kan gemakkelijk worden gesneden, bewerkten doorboord en bij verhitting kunnen de platen gebogenworden.Deze voorkeur voor drie-dimensionale vormgeving komtook tot uiting bij de versiering van de pijlschachten. In demeeste gebieden van Nieuw-Guinea bestaan deze uit eeningekraste of ingesneden ornamentatie, de Torresstraatmensen echter sneden aan het uiteinde van hunpijlschachten, vlak onder de van weerhaken voorzienepunt, een min of meer gestyleerd beeld van een mens ofeen krokodil uit.

26

Page 28: Papoeakunst in rijksmuseum

Mensenfiguurtje. Sentanimeer ge-bied. Hout; hoog: 66 cm; kleur:bruin. K.I.T., 574-36.

Human figure. Lake Sentani area.Wood; height: 66 cm; colour:brown. K.I.T., 574-36.

27

Page 29: Papoeakunst in rijksmuseum

De Marind-anim

De Marind-anim wonen in het zuiden van WestNieuw-Guinea van Frederik Hendrik Eiland in het westentot ongeveer halverwege Merauke en de grens met hetAustralisch gedeelte van het eiland. Het kustgebied dateen afwisseling vertoont van zandige strandwallen enmoerassige inzinkingen, heeft een overvioed aansagobossen en kokospalmen. Hier wonen van oudsherde meeste mensen, hier bevindt zich het brandpunt van deMarind cultuur. Het savanneachtige binnenland dat inhet natte seizoen onder water staat, is veel minder dichtbevolkt.

Het leven van de Marind in de oude tijd was, in zijnfeestelijke, ceremoniële aspect, gespannen tussen tweepolen, het koppensnellen en de grote stamrituelen. Koppenwerden in dorpsgewijs georganiseerde tochten uit hetachterland gehaald. Het snellen en de handelingen diemet de gesnelde kop werden verricht, hadden eenuitgesproken mythisch-religieus karakter. De gesneldekoppen werden zorgvuldig geprepareerd, de huid werderaf gestroopt en boven een vuurtje gedroogd, de hersenenen de weke delen werden verwijderd en de huid werdweer over de schedel heen getrokken nadat deze aan debuitenkant met wat leem weer wat was opgevuld. Dezegeprepareerde koppen werden opgehangen aan eengaffelvormige paal die de vorm had van een gestyleerdemensenfiguur met opgeheven armen. Deze figuur was devoorstelling van een dema, een mythische voorouderfiguurdie als ,,god van de onderwereld" fungeerde. Dit ritueelhing nauw samen met het kosmisch gebeuren. De gesneldekop was identiek met de zon. Het ophangen van de koppenaan de gaffel-dema had plaats in het begin van de nattetijd als ook de zon ,,in de macht van de onderwereld"kwam. Later, in het begin van de droge tijd, werden dekoppen van de paal afgenomen en had het feest van deherleving plaats. Bij dit feest werden kinderen en jongemensen bevorderd naar een volgende leeftijdsklasse.Na het feest kregen jonge, pasgeboren kinderen hun,,kopnaam", ze werden genoemd met de naam van de kop,dat is de naam, of wat daarvoor doorging, van de levendemens die zijn leven en hoofd had moeten geven.In de grote stamrituelen werden de dema's ten tonelegevoerd. Wat zij ,,in den beginne" tot stand haddengebracht werd in grootse vertoningen opnieuw tot levengebracht en spelers en toeschouwers hadden er deel aan.De spelers stelden een dema voor, meestal niet doorhet dragen van een masker zoals de mensen van Orokolo,de Mimika- en de Asmat Papoea's dit doen, maar doorhet voeren van conterfeitsels van de attributen van zo'n

dema, bv. een vis, vogel of boot, en door een fantastischeopsmuk, vooral van veren.De materiele cultur van de Marind-anim was vrij arm enhun werktuigen en gereedschappen werden over hetalgemeen met weinig zorg gemaakt. Voor de grote feestenechter getroostte men zich grote inspanning en moeite,ook op materieel gebied. De zware, zandlopervormigetrommen, die soms meer dan manshoog zijn en die met hunstrakke ritme zang en dans beheersen, zijn prachtigespecimina van Papoeakunst. Voorwerpen van grote allurewaren ook de bromhouten, zowel door hun vorm eningesneden versiering als door de rol die ze speeldenin het ritueel en bij magische handelingen.

Het Asmatgebied

Het woongebied van de Asmat Papoea's is door zijnmoeilijke toegankelijkheid en door de vijandige houdingvan de bevolking een van de meest geisoleerde strekenvan Nieuw-Guinea. Pas na de tweede wereldoorlog washier van een meer intensief contact met het Westensprake. Nog tot voor kort waren been en steen dematerialen waarvan dolken en bijlklingen gemaakt werden.Het koppensnellen is nooit geheel verdwenen.In het oog vallende trekken van deze cultuur zijngewelddadige aggressiviteit, culminerend in hetkoppensnellen, en een hoog ontwikkelde houtsnijkunst,ogenschijnlijk een wat vreemde combinatie. Deze kunstechter was geïntegreerd in het cultuurpatroon, m.a.w. deprodukten van de Asmat houtsnijder hadden een zinvolleplaats in dit harde en bloedige spel waarin in een sombereregelmaat over en weer mensen werden gedood engesneld. Zeer duidelijk komt dit tot uiting in de meestmonumentale produkten van deze kunst, de bisj-palen.Deze zijn gesneden uit mangroveachtige bomen metwortels die als planken rondom de stam staan. Dezeplankwortels werden alle afgehakt op een na die als eenmachtig, vleugelachtig, opengewerkt uitsteeksel tevoorschijn komt uit de voorzijde van de romp van debovenste mensenfiguur die in de boomstam uitgesnedenis. Elke bisj bestaat uit enige mensenfiguren boven elkaar,in de regel twee. Het ondereinde is veelal overlangsuitgehold in de vorm van een boomstamkano. Het komtvoor dat dit bootvormige ondereinde een van de meestessentiele delen van de bisj is en dat men in het voorwerpals geheel dan ook een boot heeft te zien waarvan demensenfiguren en de ,,vleugel" de sterk vergrote, versierde

2 8

Page 30: Papoeakunst in rijksmuseum

Voedselbak. Sentanimeer gebied.Hout; lengte: 96 cm; kleur: bruinmet witte kalk. K.I.T., 574-2.

Platter. Lake Sentani area. Wood;length: 96 cm;; colour: brown withthe grooves filled with chalk K.I.T.,574-2.

Page 31: Papoeakunst in rijksmuseum

Steven voorstellen. De mensenfiguren van de bisj zijnvoorouders, mensen die als slachtoffers van vijandelijkesnellers gevallen zijn. De palen speelden een rol bijfeesten die in verband stonden met het koppensnellen,maar ook met de vruchtbaarheid en de vernieuwing vanhet leven.Vrijstaande, volplastische voorouderfiguren komen ookveelvuldig voor. Deze mensenplastieken zijn rechtopstaandof gehurkt zittend weergegeven. De meeste nadruk valtop de ledematen. De armen zijn bijna steeds gebogenvoorgesteld met de handen opgeheven voor de romp.Deze houding is naar alle waarschijnlijkheid een houdingvan afweer tegen onbekende gevaren, want in de berichtenvan de eerste Europese bezoekers van deze gebiedenwordt ook melding gemaakt van dit gebaar dat de Asmatmensen maakten om het nieuwe, vreemde gevaar af tewenden.

Het is de mensenfiguur in zijn voor dit stijlgebiedkarakteristieke vorm die het sterkst dominerende elementis in de Asmatkunst. Niet slechts in zijn volplastischegedaante, maar ook als onderdeel van op het platte vlakaangebrachte versieringspatronen is het menselijk lichaameen frequent voorkomend motief. Het meest sprekendevoorbeeld hiervan vormen de grote, vaak manshogeschilden die in combinatie met de houten speer in deoorlog worden gebruikt. De op het frontvlak hiervanaangebrachte reliëfornamentatie waarvan de werking nogversterkt wordt door de opgebrachte kleuren — rood,wit en zwart — zijn in een aantal gevallen duidelijkantropomorf. Vaker heeft men met min of meer sterkgestyleerde vormen te maken. Soms valt het moeilijk omdeze curvilineaire ornamenten nog als afgeleid van hetmenselijk lichaam te zien, maar bijna steeds blijkt hetmogelijk om, door onderlinge vergelijking van een grootaantal van deze schilden, de ornamentiek terug te voerenop de mensenfiguur met zijn gebogen voorgestelde armenen benen.

Reliefversiering wordt ook aangebracht op de bamboewand van de signaalhoorns of snelhoorns zoals ze ookwel worden genoemd omdat ze vooral gebruikt wordentijdens en na de sneltochten. Hoewel completemensenfiguren meesta! niet worden weergegeven,behoren delen van het menselijk lichaam, vooral handenen gebogen armen, tot de regelmatig terugkerendemotieven.Stylistisch sterk verwant met de mensenfiguur is deafbeelding van de bidsprinkhaan die eveneens zowel involplastische vorm, bv. als handvat van een van de zware

trommen, als in twee-dimensionale gedaante, bv. op hetfrontvlak van schilden, voorkomt.De vogelkop speelt ook in deze kunst een grote rol,in het bijzonder de voorstelling van de kop van deneushoornvogel. Deze vogel met zijn zware, suizendewiekslag heeft sterk op de verbeelding van de mensengewerkt en speelt ook in de mythologie een rol vanbetekenis doordat hij o.m. de verbinding onderhoudt tussendeze wereld en de wereld aan gene zijde van het water,het rijk van de doden. In het snijwerk van de bisj-palen,vooral in de opengewerkte vleugels, komen de kop ende snavel van de neushoornvogel veelvuldig voor.De boot is in dit waterrijke en moerassige land waar alleverkeer over de rivieren en waterlopen plaats heeft, eenonmisbaar element, niet alleen in het profane, dagelijkseleven, maar ook in het ritueel. De bisj-paal is, zoals wezagen, in wezen een boot. Een ceremonieel voorwerp meteen uitgesproken bootvorm is de zgn. zieleprauw ofoeramoen, een meterslang gevaarte waarvan de Stevensop dezelfde wijze zijn versierd als die van de groteoorlogsprauwen. De in een houding van intense spanningin de boot zittende figuren stellen vogelachtige wezensvoor. Er zijn ook oeramoen met reeksen van gebogenzittende mensenfiguren. Evenals bij de mensenfiguren inde bisj stellen deze figuren de geesten voor van mannenen vrouwen die een gewelddadige dood gestorven zijn.In een ritueel met de oeramoen als centrum wbrdt vandeze dodengeesten afscheid genomen. Evenals de bis;zijn ook de oeramoen behalve met de dood ookgeassocieerd met de vernieuwing van het leven. Zij zijnnamelijk de onmisbare attributen bij de initiatie van dejongens. Nadat dezen gedurende enkele maanden opge-sloten hebben gezeten in een speciaal voor dit doelgebouwd huis, worden ze op de dag van de eigenlijkeinitiatie naar buiten geleid. Voor het huis ligt de oeramoenen de jongens moeten de een na de ander plaats nemenop de schildpad die bij de meeste zieleprauwen als centralefiguur voorkomt. Hier worden dan bij hen de scarificatiesaangebracht die hen tot volwassen mannen stempelen.De belangrijke rol van de schildpadfiguur bij dit ritueelis verklaarbaar doordat dit dier, door de grotehoeveelheden eieren die het produceert, als een symboolvan vruchtbaarheid gezien wordt.Maskers spelen in de Asmatcultuur een rol in feestenwaarbij gestorvenen voor korte tijd naar de wereld derlevenden terugkeren. Ze bestaan uit van touw gevlochtenpantserachtige gevaarten met een daaraan vastzittendekap van hetzelfde materiaal. Ze omsluiten hoofd en

30

Page 32: Papoeakunst in rijksmuseum

Boombastdoek met tekeningen.Gebied tussen Humboldtbaai enSentanimeer. Afmetingen: 130 cmx 80 cm; kleuren van de figuren:zwart en bruin. Mus. Breda, 3600-7499.

Decorated bark-cloth. Area be-tween Humboldt Bay and LakeSentani. Dimensions: 130 cm x 80cm; colour of the figures: blackand brown. Mus. Breda, 3600-7499.

Page 33: Papoeakunst in rijksmuseum

bovenzijde van de romp, door een afhangende grasschortis de rest van net lichaam van de drager verborgen. Erzijn ook uit rotan gevlochten conische maskers dieeveneens over hoofd en bovenlichaam worden gestulpt.

Ten zuiden van de eigenlijke Asmatkust strekt zich deCusuarinenkust uit. Recente reizen en onderzoekingenbrachten hier kunstvormen aan het licht die een sterkeverwantschap met die van de Asmat vertonen. Typischvoor dit gebied zijn de langwerpige, ronde slaapblokkenof neksteunen die over hun gehele oppervlak met eenreliefornamentatie zijn bedekt, en de houten bakjes voorhet opdienen van sago en vis met hun geheelgeornamenteerde buitenvlak. Deze drukke reliefversieringvinden we ook op vele van de mensenfiguren van ditgebied.

Het Mimikagebied

De Mimika Papoea's wonen in het uiterste westen vande grote zuidelijke vlakte van het eiland. Er bestaat, naarhet zich laat aanzien, verwantschap tussen hun cultuuren die van hun oostelijke naburen, de Asmatmensen.Ook op het gebied van de kunst bestaat er een zekereovereenkomst die zich vooral manifesteert in de vorm,veel minder in de ornamentatie van de voorwerpen.Wat dit eerste aangaat speelt de mensenfiguur ook hiereen belangrijke rol, zij het een niet zo belangrijke alsin de Asmatkunst. Ook de Mimika-mensen maken langefeestpalen met vleugelachtige, opengewerkte uitsteekselsdie uit een plankwortel gesneden zijn. Deze palen, mbitorogeestenpalen, genoemd, bestaan eveneens uit bovenelkaar staande mensenfiguren. Hiervan zijn echter alleende hoofden volplastisch weergegeven. Zij zijn gemodeleerduit massief gelaten gedeelten van de stam. Verder isde gehele boomstam uitgehold met uitzondering van enkelelage schijven, die als basis van de figuren en alsversteviging van de gehele constructie dienen. Debuitenwand is gedeeltelijk weggesneden, met de alsregel sterk gestyleerd voorgestelde ledematen alsuitgespaarde stukken. Van een eigenlijke romp is in velegevallen geen sprake. Deze wordt slechts aangeduid dooreen verticaal, plankvormig stuk van de wand aan deachterzijde waar aan de zijkant de armen en benenuitkomen. Deze holle mensenfiguren zijn een reflectievan de functie van de mbitoro als geestenpaal. Deafgebeelde mensen dragen namen, de namen van pas

gestorven dorpsgenoten. Zij stellen dus vooroudersvoor. De vorm die deze mensenbeelden in de paal krijgenis een concretisering van het bij de Mimika Papoea'sbestaande geloof dat het lichaam na de dood achterblijftals een geestloze, inhoudsloze omwanding, een holleruimte, waaruit de geest en het ,,innerlijke lichaam"verdwenen zijn. Mbitoro werden vervaardigd tergelegenheid van het zgn. neusdoorboringsfeest, hetinitiatieritueel waarbij van de deelnemende jongens hetneustussenschot doorboord werd. De grote palen werdendan tegen de voorwanden van de speciaal gebouwdefeesthuizen geplaatst, ook de voorouders waren zodoendebij deze belangrijke gebeurtenis aanwezig. De mbitorohadden slechts waarde als feestattributen, na afloopwerden ze verbrand of in het bos neergelegd en aan devernietiging prijsgegeven.

Volplastische, vrijstaande mensenfiguren werden ook inhet Mimikagebied vervaardigd, namelijk rechtopstaande,soms meer dan levensgrote voorstellingen van zwangerevrouwen. Deze beelden met hun in verhouding langeromp, hun bolronde buik, hun gebogen armen en naar hethoofd opgeheven handen, zijn afkomstig uit het oostelijkdeel van het Mimikagebied. Over de betekenis die zegehad en de rol die ze gespeeld hebben, kan echterniets met zekerheid gezegd worden.De mensenfiguur in sterk gestyleerde vorm wordtaangetroffen in de opengewerkte, plankvormige opzettendie aan de Stevens van de prauwen vastgemaakt werden.Soms is bij deze voorwerpen alleen het hoofd nog alsantropomorf te herkennen en zijn romp en ledematenopgelost in het merkwaardige asymmetrische patroon datkenmerkend is voor de vlakke kunst van dit stijlgebied.De mensenfiguur vinden we ook als substantieel deel vanhet ceremoniele gebruiksvoorwerp, namelijk als handvatvan de zware, zandlopervormige trom.Gevlochten maskers worden evenals bij de AsmatPapoea's, gebruikt bij feesten en vertoningen waarbij degeesten der gestorven voorouders een rol spelen. Ookhier vormen touw en rotan de materialen waaruit zevervaardigd worden. Hoofd en bovenlichaam zijnbedekt, onderlichaam en benen door afhangendegrasschorten verhuld.

32

Page 34: Papoeakunst in rijksmuseum

Ceremoniele paal. Yellow Rivier,Boven-Sepikgebied. Hout; hoogte:360 cm; kleur: grijsbruin. M.L.V.,54737.

Ceremonial pole. Yellow River,Upper Sepik area. Wood; height:360 cm; colour: greyish brown.M.L.V., 54737.

33

Page 35: Papoeakunst in rijksmuseum

exhibition

papuan art in the rijksmuseum

papoea-kunst in het rijksmuseum

Page 36: Papoeakunst in rijksmuseum

INTRODUCTION by dr. S. Kooijman

New Guinea is one of the four largest islands in the world,the others being Greenland, Madagascar, and Borneo.Its surface area is about twenty-four times that of TheNetherlands, and a crow flying the distance of its lengthsoutheastwards from Amsterdam would reach theeastermost point of the island of Crete. On the map, theoutline of New Guinea resembles a roughly-drawn animal,perhaps a tortoise or a bird. The 'head' of the animal, calledthe Vogelkop, projects into the Indonesian cultural region,the 'tail' reaches as far as the region of the MelanesianIslands, and its 'belly' is separated from Australia only bythe relatively narrow Torres Strait.

The landscape and vegetation of New Guinea have greatvariety. The backbone formed by the Central Highlandsconsists of a chain of mountains with an alpine character,the longitudinal valleys having a relatively largeagricultural population. On the southwestern coast themountains reach almost to the sea, and were reported asearly as 1625 by Carstensz, the Dutch mariner, whosighted their snow-covered peaks shining in the sun ashe sailed past this coast. In the north the mountains oftenrise sharply from the sea and can only be approachedthrough occasional indentations like Humboldt Bay,which forms a beautiful natural harbour, and estuariessuch as those of the Mamberamo and Sepik Rivers. TheMamberamo penetrates the coastal mountains through atransverse valley, its two source rivers, the Rouffaer andthe Idenburg, like the Sepik and Ramu Rivers to the east,flowing through wide longitudinal valleys between theCentral Highlands and the coastal mountains. In theseparts of New Guinea the tropical rain forest is so thickthat from the air nothing can be seen of the country exceptthe unending green of the tree-tops. The region south ofthe Central Highlands, the 'belly' of New Guinea whosearea is greater than that of England, has a much lessirregular landscape. The southernmost part of this regionhas a tropical lowland character with sluggish, muddy,meandering rivers and many swamps and malaria-carrying mosquitoes. Because of the proximity ofAustralia, the climate of this region is very dry in what weknow as summer and the tropical rain forest is replacedby a savannah which here and there even shows thecharacter of a steppe.

The Torres Strait between New Guinea and Australia isnot only narrow but also shallow. Geologically, this divisionof the two regions is rather recent. During the glacialperiod of the Pleistocene or Diluvium, when the sea levelthroughout the world was about 80 metres lower than it is

at present, there was no separation between Australia andNew Guinea, and as a result the fauna of New Guineainclude a number of typically Australian animals such asthe kangaroo, which as game is almost as important tomany Papuan tribes as it is for the native population ofAustralia.It is not known with certainty how long man has inhabitedNew Guinea. The original settlers must have come fromplaces to the west, crossing over by land bridges or inprimitive boats, and were probably people without metals,the art of growing rice, or weaving, who lived mainly fromhunting and fishing. The isolated position of the newcountry, far from the great population centres of Asia inwhich human culture continually developed further, incombination with the meagre natural resources, made itvery difficult for the Papuan cultures to take new forms.This does not mean that they were completely arrested.Weapons and tools as well as methods of hunting andcultivating the soil bear witness to a frequently startlingingenuity in the use of what little was available. But thesepeople were unable to share in the acquisitions thatmarked material progress in other places. Even fifty yearsago, iron was virtually unknown throughout the southernpart of western New Guinea, and in 1959 the members ofthe expedition of the Royal Dutch Geographical Societywere still able to encounter people in the Sibil Valley ofthe Central Highlands who had never before seen metalaxes and knives.

The world has a popular, stereotype image of 'the Papuan'just as it has for the Negro, the American, the German, theAmsterdammer, and the woman driver. In this image thePapuan is a lazy sago-eater, a crude bushman, a dancing,drumming headhunted As to the last, there are indeedPapuan tribes for whom headhunting was a 'national sport'and among whom, in the grim business of murder andretribution, the dark threat of a violent death was neverentirely absent. It was therefore amazing to discover thatsuch fervent headhunters as the Asmat Papuans of thesouthwest coast had developed, as an integral part of theheadhunting complex, an art of woodcarving that not onlyshowed great technical skill but also attracted us,Europeans of the twentieth century, as art. WhenNew Guinea became better known, both geographicallyand anthropologically, it became apparent that there werelarge groups of Papuans whose culture contained not theleast element of the stereotype figure. It was found thatthe mountains, in which the sago-palm does not grow,were closely populated by a sedentary people living from

36

Page 37: Papoeakunst in rijksmuseum

Ophanghaak. latmul stam, Mid-den-Sepikgebied. Hout; hoogte:60 cm; oorspronkelijke beschilde-ring in wit, zwart en rood. K.I.T.,2670-62.

Suspension hook. Jatmul tribe.Central Sepik area. Wood; height:60 cm; original painted decorationin white, black and red. K.I.T.,2670-62.

37

Page 38: Papoeakunst in rijksmuseum

agriculture, using green plants as fertilizer in well-fencedgardens, planting on raised beds separated by drainagechannels. In these cultures human energy is concentratedon the acquisition of personal wealth, particularly in theform of wives and of pigs fattened on tubers. These peoplepossess a 'money economy' based on cowrie shellsimported from the coastal regions and showing manyfeatures that seem remarkably familiar to the Westernobserver.The cultural pattern of a people such as the Marind-anim,who live in the southern part of western New Guinea,could hardly offer a greater contrast. Their country is sorich in sago and coconut palms that material cares arealmost unknown. A desire for individual possessions, if itexisted at all, can hardly be said to be a dominant featureof this culture. Human activity was concentrated mainly onperiodic headhunting expeditions to surrounding parts ofthe interior and the celebration of important rituals of thetribe. Have we at last found the 'true' Papuan as headhunterand uninhibited, banqueting savage? Seen superficially,this would indeed seem to be so, but anthropologicalinvestigation has shown that within all these seeminglywild and spectacular activities the participants performedas subordinates, as the servants of higher powers. TheMarind absorbed in his exuberant festivities was first andforemost the religious man who wished to be acceptableto his gods.

The Marind-anim are true landsmen. Their dugout canoes,which they propel in a standing position with long paddles,serve only for travelling by river or through swamps. Theynever venture out to sea, and the world outside theirimmediate surroundings is quite unknown. They are quiteunlike the inhabitants of the island of Biak in Geelvink Baywho travel by sea in their boats provided with outriggersand built-up plank sides and who, driven by the inclemencyof their infertile land, swarmed out and founded coloniesin such places as the Radja Ampat Islands off the north-western point of the Vogelkop.

These examples are sufficient to show the nuances addedto the picture of the population of New Guinea by objectiveobservation and scientific investigation. One is in facttempted to see the situation as a colourful mosaic ofcultures and languages in which at first glance the smallpieces seem to have been placed without much order orrelationship. Further study has shown, however, that thesecultures are actually arranged according to certain patterns;in other words, in New Guinea a number of larger areascan be distinguished within which languages and cultures

show a certain relationship however greatly they mayseem to differ superficially.This is not the place in which to enter into these culturalanthoropological and linguistic problems. It need only bementioned here that with respect to art forms — the wayin which human figures are carved, the decorations givento boats, houses, and weapons, etc. — certain broadgeographic units, called style areas, can also bedistinguished. In New Guinea there are eleven such styleareas, all of which are briefly described below.

The Geelvink Bay and Northwestern Coastal Area

This style area includes the islands and the coastal regionof Geelvink Bay and the islands to the northwest of theVogelkop into which Geelvink Bay influences havepenetrated, chiefly together with settlers from Biak. The artof this part of New Guinea is so strongly dominated by thehuman figures called korwars that this style area is alsocalled the korwar area. Korwars are sitting or standinghuman figures with relatively large heads in which the faceis characterized by a straight, anchor-shaped nose and awide, straight mouth. Korwars were carved at the death ofpersons who must not be forgotten and whose spirits werethought to take up residence in the images, after whichthey could help and support the living. In some of the largekorwars the head was hollowed out to make room for theskull of the deceased. In other cases the figure was notgiven a head and the skull was set in its place. The spirit inthe korwar was offered food, tobacco, and strips ofcoloured cotton cloth, and its help was invoked at times ofsickness or danger. The 'priest' held the korwar, repeatedlycalling out the name of the deceased. After a little while hishands began to shake, the sign that the spirit had begun totake possession of his body via the korwar. His whole bodythen began to tremble and the sounds issuing from hismouth were believed to be made by the spirit and were tobe interpreted as important messages from the spirit world.As long as the spirit helped and protected the living, heand his habitation, the korwar figure, were held in highesteem. But when, in spite of offering and prayers,sickness ended in death or a dangerous undertakingfailed, the wrath was so great that the figure was beatento pieces as a worthless piece of wood and thrown away.After their conversion to Christianity, these Papuansdestroyed their korwars in large numbers. They wereundoubtedly strongly urged to do so by the missionaries,

38

Page 39: Papoeakunst in rijksmuseum

Ophanghaak. Sepikgebied. Hout;hoogte: 166 cm; oorspronkelijkekleuren: wit, rood en zwart. K.I.T.,2670-59.

Suspension hook. Sepik area.Wood; height: 166 cm; originalcolours: white, red, and black.K.I.T., 2670-59.

39

Page 40: Papoeakunst in rijksmuseum

but in some instances these mass burnings were probablyspontaneous, radical, religious acts of faith by the newlyconverted.In addition to the korwars, this style area is alsocharacterized by an ornamental element of a distinctlyIndonesian origin, the scroll motif, which was used on theflat projections at the prow and stern of the sea-goingboats and the bamboo containers used for tobacco or thelime employed in the chewing of the betelnut. Theornamention is done in relief, the intact surface of thebamboo being left uncoloured and the rest given a darktone.

Round eartherware jars originate from the Humboldt Bayarea. They are not made on a potter's wheel, which isindeed unknown in New Guinea, but are built up from alump of clay by the so-called 'paddle and anvil' method, aflat, circular piece of stone held against the inner wallserving as 'anvil' while the outside is beaten to a uniformthickness with a flat piece of wood, the 'paddle'. Thesejars are used to serve the prepared sago on festiveoccasions. Their sides are decorated with colouredfigures, often stylized animals resembling fish, which areassociated with certain groups of people to whom theybelong as unique possession and emblem.

The Humboldt Bay and Northern Coast Area

Despite local differences and variations, the art forms ofthe coastal region of western New Guinea, fromapproximately the mouth of the Mamberamo to about thepolitical border at 141° East Longitude, show such a closerelationship that we may speak of a single style area. As inthe northwestern coastal region, the human figure is animportant element in the woodcarving of this area. Thehead is done relatively smaller than in the korwars, givingthe figures a more naturalistic effect. In contrast to therestrained, angular forms of the korwars, the head andface as well as the trunk and limbs are rounded. Whereasmost of the korwar figures convey an effect of nervoustension, these images breath a certain rest. It is difficultto determine to what extent the impression they conveyreflects the orientation of the culture from which they arise,especially because we know little of the differences in theemotional atmospheres of the two cultures as they mighthave been almost a century ago.

The human figure does not occur only as separate imagesin this style area; it also forms an integral part of theornamentation of utilitarian objects such as boats andharpoons. The boats in this region are built of hollowedtree-trunks made seaworthy by the addition of an outriggerand higher sides made of boards which meet at the prowand stern, where they are joined together by a V-shapedprojection attached with a piece of rope. It is theseprojections that carry the human figures and heads. Thisarea also has other types of prow and stern decorationsin the form of S-shaped points showing a complicatedinterplay of human and animal figures and realisticallydepicted figures of sitting birds, sometimes combinedwith human heads. . . .

The Lake Sentani Area.

Although the art of the villages and islands of LakeSentani is closely related to that of Humboldt Bay, incertain aspects it shows such a distinct character that itmay be assigned to a separate style area. In the first place,it shows an entirely individual style of monumentalwoodcarving as part of the houses of the chiefs orondoforo. Like the ordinary houses of the region, theondoforo houses were built on piles in the water, thelargest reaching a length of 30 metres, with the roofsloping to the ground in the place of the side walls. Theridge-pole was supported by heavy ironwood posts. Thecarved central posts of the ondoforo houses were madefrom inverted tree-trunks with heavy, flat roots, the top ofthe trunk standing in the water and the root-end reducedin such as way as to leave usually two wing-shapedprojections. The edges of these projections were given anopen-work decoration for which the lizard motif was oftenused. The surface of the posts carries a reliefornamentation consisting of intermingled curvilinearpatterns with a spiral character, and a few of them alsohave a human figure done in relief. A deviant form of thesehouse-posts ends in two prongs, which are often carvedas human figures. Free-standing human figures are alsoknown in this area. Small human figures form the tops ofdance staves and spatulas kept in calabashes used to holdthe lime needed for chewing betelnut. These figures,usually standing erect with the arms beside the body andthe hands on the hips or abdomen, make, like the humanfigures from the Humboldt Bay area, a quiet, relaxedimpression. The long face, the straight, narrow nose, andthe usually small, pointed chin with a smooth transition tothe back of the head which is very large, are typicalfeatures of this style area.

40

Page 41: Papoeakunst in rijksmuseum

Ophanghaak. latmul stam, Midden-Sepikgebied. Hout; hoogte: 132cm; oorspronkelijke kleuren: wit,rood en zwart. K.I.T., 2670-46.

Suspension hook. latmul tribe,Central Sepik area. Wood; height:132 cm; original colours: white,red, and black. K.I.T., 2670-46.

Page 42: Papoeakunst in rijksmuseum

Objects intended for daily use, such as the woodenplatters for serving sago and fish, the wooden hooksattached to the ceiling for hanging the plaited bags inwhich food is stored, the bamboo containers, the limecalabashes, and the bone knives, have almost withoutexeption a surface decoration. This decoration usuallyconsists of a restrained interweaving of curved lines andfigures such as is seen on the huge ondoforo house-posts.In some cases this rigid pattern is interrupted by stylizedrepresentations of animals.One of the decorative forms of this area that is directlyattractive to the twentieth-century European is the surfaceornamentation used for bark-cloth, a material obtained bybeating the inner bark of certain trees, which in NewGuinea belong mainly to the Ficus and Artocarpus species.These patterns are gay compositions dominated by animalfigures, many of which are recognizable as fish or lizards.

The Sepik Area.

No part of New Guinea is as famous for the richness andvariety of its art as the area formed by the drainage basinof the Sepik River which, meandering and sluggish, flowsthrough a wide longitudinal valley south of the mountainson the northeastern coast. In its forms and expressionthis art ranges from the very tall carved hard-woodhouse-posts and the monumental masks hung on the highfaçades of the men's houses to the fragile animal figureson the plugs used to close bamboo lime containers andthe delicate linear decorations on these containers. Othermaterials besides wood and bamboo are used: clay formaking earthenware containers, rattan for weaving masks,and sheaths of palm leaves for paintings. For decorativepurposes much use is made of shells and rings of shell,boar tusks, grasses, leaves, flowers, fruits, feathers, andcolouring materials, especially for red, black, and white.If comparison is made, within this enormous area, ofsimilar objects, for instance the human figures, masks, orshields, the differences are so great that they can hardlybe taken as variants of a given basic pattern; in otherwords, within the Sepik style area a number of sub-areascan be distinguished whose character is so individual that itis difficult to recognize in them the features common to theentire style area. To make the situation more complicated,an exact delimination of these sub-areas is confused bythe fact that between the groups living along this river andits tributaries there was an intensive exchange of goods,including art objects. The study of the Sepik sub-styles,

their characteristics and localization, is still going on andcan therefore better be left out of consideration here.Although any attempt to approach the Sepik area as awhole is hampered by these great differences, certaincharacteristics of the art forms of this style area ingeneral can be indicated. For one thing, it can justifiablybe called a curvilinear art. This holds for the three-dimensional forms, the human figures which completelylack any rigidity or angularity such as is seen, for example,in the korwar figures. It also holds for the ornamental art.On the walls of the heavy slit-drums made of hollowedtree-trunks, on the shields, the bamboo containers, and theearthenware bowls, the incised or painted ornamentationalways consists of a composition of curved lines andcurvilinear figures.

The human figure is a dominant element in the three-dimensional Sepik art, usually as free-standing figures.The greatest emphasis is put on the head, and in the face,the nose is almost always the most striking feature. Thereis a tendency to speak of 'typical Sepik noses', but it mustbe kept in mind that in both the human figures and themasks, the shapes of these noses actually show widedifferences. Firstly, there is the long, trunk-like nose,connected in a bold curve to the chin, chest, genitalia, orfeet of the figure; this nose has been incorrectly relatedby some investigators to Ganesa, the Indian god in theform of an elephant. There are other figures with short,wide, hooked noses, somewhat resembling those of theHumboldt Bay area, or strong, anchor-shaped noses thatwould not seem out of place on a korwar figure. The noseson the masks often show a remarkable resemblance to abeak, and it may be assumed that they are worn torepresent birds.

Another form characteristic for this style area is the use ofthe human figure in the so-called ceremonial stools, whichin their construction are a combination of a human figureand a seat. In a number of these the seat is attached tothe back, neck, or buttocks of the standing figure and thefeet of both rest on the same block of wood. In others,however, parts of the two elements are intermingled in aremarkable way, much of the human figure being highlystylized or omitted entirely. As a result, there areceremonial 'stools' consisting only of a small seat with ahuman head at the top, and one example is a seat mountedon four human legs. Among the latmul, a group in thecentral Sepik region, these objects had a place in thecommunal houses but not as seats: the man whose turn itwas to speak during an important discussion or who was

42

Page 43: Papoeakunst in rijksmuseum

Ophanghaak. Timbunke, Sepikge-bied. Hout; hoogte: 53 cm; kleu-ren: bruin en wit. M.L.V., 51330.

Suspension hook. Timbunke, Se-pik area. Wood; height 53 cm;colours: brown and white. M.L.V.,51330.

Page 44: Papoeakunst in rijksmuseum

to defend his case in a controversy, placed himself facingthe 'seat' and at each important passage in his haranguestruck it with a bunch of leaves, which soon brought himto a state of great excitement. In this context the humanfigure is the personification of the spirit of an ancestorwho is apparently being called to bear witness on suchoccasions.An extremely interesting sculptural form, also based onthe human figure, is the so-called kamanggabi of theArombak people who live along the Upper Karawari, atributary joining the Sepik not far from Lake Chambri. Theprinciple elements of the kamanggabi are the representationof the human head and the interrelation of oppositionalhook-shaped projections. In some cases a human leg wasalso represented. The kamanggabi had a place in the men'shouses and had to do with the magical, religious aspect ofthe life of the community; they could influence the resultof the harvest, the hunt, and wars. Offerings of food werebrought to these figures, and their advice was veryimportant, especially during the planning of an attack onenemy territory. Their intermediaries were the shamans,who were believed to be possessed by the spirit of thekamanggabi.

Sepik pottery is famous for the shape, colour, anddecoration of its jars and bowls, the leading centre beingthe village of Aibom on Lake Chambri in the central Sepikterritory. The technique used to make this earthenware isdifferent from that used in the Humboldt Bay region. Thewomen take a lump of clay and begin by shaping thebottom and lower part of the vessel. The walls are built upby winding a rope of clay spirally above the base,pressing the spiral together and into shape, and thensmoothing the surface, a type of construction called thecoiling method. Relief decorations in the form of mask-likehuman faces and other motifs are then added by pressingstrips or small lumps of clay against the walls. The jarsmade by the people of Aibom are used to hold sago,and the large, open bowls are used to build fires in.These small fires are kept burning continuously because inthis region, which is periodically flooded, the houses arebuilt on piles and a fire cannot be laid on the floors, whichare made of wood or bark. The smoke keeps off themosquitoes, and cooking-pots are set on three stonesplaced in the bowl. The people of this region specialize inthe making of earthenware and exchange their productsamong the neighbouring peoples for food because theyhave too little arable soil and too few sago palms.This material is very scarce in the collections of European

museums, partly because it is not strong enough to havemuch chance of surviving transportation. The reason forits fragility is that the jars and bowls are hardened in anopen wood fire.Despite their great mutual differences and the multiplicityof forms and ornamental elements, with a little experiencethe objects from this style area can be distinguishedwithout much difficulty. The type as a whole ischaracterized not only by the general features justmentioned but also by the impression of vitality anddynamic intensity the work conveys.

Separate mention should be made of the art of the Maprikarea in the hill country north of Lake Chambri. Although itis unmistakably related to the art of the Sepik valley, thedifferences are so striking that there is some doubt aboutwhether the term sub-area is valid. Maprik art ischaracterized by polychromatic paintings done on thesheaths of palm leaves in clear colours among which redpredominates, brightly coloured carved wood, and wovenmasks, some covering the face and some the whole head,which, although they sometimes become soiled andblackened by remaining too long in smoky interiors, showthe same wealth of colour when worn as the paintings andcarvings.

This art is heavily impregnated with magic and religiousconnotations and is concentrated in and around the spirithouses. These houses have high, sloping roofs reaching tothe ground at the sides. The ridge-pole is sharply inclined,the back end reaching almost to the ground. The triangularfront of the house, often more than 20 metres high,slanting inwards in the direction of the ground andprotected by the overhanging roof, is entirely coveredwith paintings of human faces associated with ancestorspirits. The human figures kept in the houses as well as inthe spirit house also represent ancestors, in many casesshown with a bird on the head. This art also includes reliefor open-work pieces with remarkable compositions ofhuman and animal figures based on a belief in supernaturalbeings in animal form and their relations with man.

The Astrolabe Bay Area.

Anumberofthe objects in European ethnological collectionsfrom this part of New Guinea, whose culture is relativelylittle known, must unquestionably be included among thebest pieces of "primitive" or non-European art. These arethe telum figures, erect, life-size or even larger human

44

Page 45: Papoeakunst in rijksmuseum

Gevelmasker. Kleimbit, Sepikge-bied. Palmbladschede en hout;hoogte: 105 cm; kleuren: zwart enwit. K.I.T., 2670-94.

Mask for the gable-end of ahouse. Kleimbit, Sepik area. Palm-leaf sheath and wood; height: 105cm; colours: black and white.K.I.T., 2670-94.

45

Page 46: Papoeakunst in rijksmuseum

figures carved in wood. Their rounded forms make therendition rather naturalistic, and the headdress they wearis often highly decorated. The face is triangular, the lowerpart as it were ending in a projection emerging from themouth, sometimes connected in male figures to the penis.This projection is possibly to be taken as a representationof the attributes held in the mouth during dancing. For therest, little is known about these monumental figures,although we do know that they are representations ofancestors and that each figure, as the personification of aparticular ancestral spirit, had a name of its own. Smallerfigures, 40 to 80 centimetres high, show the samecharacteristics.This style area also produced rattles used during dancing—• the handles carved in the form of the head and neck ofa bird and nutshells to make the sound — as well aslancet-shaped bull-roarers and cylindrical to slightlyhourglass-shaped drums, all of which had a part in ritualcelebrations. The profane objects include heavy roundshields made from the flat aerial roots of the mangrove,one side of which is carved in relief and coloured to forma somewhat geometric decorative pattern. These shieldsare too heavy to be carried to battle and are apparentlyused for the defense of the villages.

The Northeastern Coastal Area.

This cultural and style area includes the Huon peninsulawith the western coast of Huon Bay and the islands lyingin it. The art of this area is mainly three-dimensional, withthe human figure as dominant subject. These figures showa well-defined, easily recognizable basic type which, toborrow a term from geology, serves as the index fossil ofthis style area. This basic type of the Huon human figure ischaracterized by a large, long, narrow head with abeehive-shaped hat. The head is almost always shown"sunken" into the trunk, sometimes so deeply that the faceis carved in relief on the front of the body. The dominantelements of the face are large nostrils and spots, oftentriangular, above and below the eyes. These figures areeither free standing or made in the form of caryatid-likeposts in the men's houses (/urn). Such figures, like theother art of this style area, were associated with thereligious and ceremonial life as expressed in the balumfestivities, in which the initiation of boys played animportant part. As in many parts of New Guinea andMelanesia, a sharp distinction was made at these festivities

between the initiaties and the uninitioted, the women andchildren. The latter must remain far away from thecelebration, but its ominous sounds reached them. Thesesounds were made by bull-roarers, which the initiates saidwere the voices of the spirits. The bull-roarers, which werealso called balum are lancet-shaped pieces of wood,30 to 40 centimetres long. A hole was bored at one endor a couple of projections left for fastening the cord whoseother end wat attached to a flexible stick. When the stickwas waved the balum circled through the air and made ahumming or buzzing noise. The bull-roarers were handledwith great respect by the initiates; they were holy objectsimbued with a special power and were individually namedfor dead chiefs whose spirits they represented.In addition to sacred objects — anthopomorphichouse-posts, human figures, bull-roarers, and woodenmasks — utilitarian objects were also carved — betelmortars, neck rests, and hooks — almost all of which showthe human figure in the form characteristic for this stylearea.On the Tami islands in the Huon Gulf there is so littlearable soil that food must be imported. The means toacquire this food are obtained largely through the exportof wooden bowls, which can therefore be foundthroughout the whole Gulf area and also outside it,especially in New Britain. The boat-shaped Tami bowls arecarved from hard wood, often polished to a dark tone. Thesides are given an ornamentation composed of eitherincised figures or relief patterns, and the bottom oftencarries the mark of the group to which the maker belongs,which serves as a kind of trademark.

The Massim Area.

The Massim area, which includes the eastern point ofNew Guinea and the islands along it, has become verywell known through the investigations of the Britishanthropologist Bronislaw Malinowski, who found withinthis area a heavy inter-island traffic for the exchange ofgoods between "commercial friends". These commercialcontacts were far from being entirely commercial innature, a very important objective being the acquisition ofcertain highly valued traditional forms of jewelry. Theownership of such objects raised a man's statusconsiderably, and long journeys were made by boat toacquire them. But after a few years they were again tradedfor something else, always in the same geographical

46

Page 47: Papoeakunst in rijksmuseum

Gevelmasker. Sepikgebied. Hout;hoogte: 84 cm; kleuren: wit, oran-je, bruin en zwart. K.I.T., 2670-70.

Mask for the gable-end of ahouse. Sepik area. Wood; height:84 cm; colours: white, orange,brown, and black. K.I.T., 2670-70.

47

Page 48: Papoeakunst in rijksmuseum

direction, so that they literally circulated within this area.This form of barter is called kula, the objects are calledkula objects, and the Massim territory is also called thekula area.Navigation and boats of course play an important part inthis culture. The vessels in which the kula expeditions aremade are dugout canoes with outriggers and raised sidesto make them seaworthy. At the prow and stern the boardsforming the elevated sides end in a construction formedby two shield-shaped projections, one on the boat'slongitudinal axis and the other right angles to it. Both arerichly decorated with carving of a curvilinear character.This indeed holds for Massim art as a whole: it isdominated by the curved line, often in the form of curlsand spirals. The resulting compositions are often extremelyelegant and show great refinement, giving this style areaat the very periphery of New Guinea a completelyindividual, somewhat un-Papuan, character. The decorativecovering of the entire surface is primary in Massim art.Its purest form is therefore found in objects that areessentially two-dimensional, such as the prows, the curvedwooden shields, and the kaidiba or dance shields. Thekaidiba consist of two almost round discs with aconnection serving as handle. Both sides of the shield aregiven the same incised ornamentation in which stylizedbird's heads are often recognizable. The kaidiba arecarried and spun during the dances held each year afterthe harvest of the yams, the staple food of this agriculturalpeople.

The Massim artist's achievements in three-dimensionalwork is often less impressive. The spoons and limespatulas, for instance, are simple and often somewhatuninteresting as to form and shape. The same is true of thesmall human figures, which are as a rule conventionalized,lacking in expressiveness, and show little tension oremotion. Seemingly, in these entirely plastic objects theornamentation of the surface remained more importantthan the form.

The Papuan Gulf Area.

This style area comprises the crescent-shaped coast ofthe Gulf of Papua, most of which is a low, swampy deltaregion transsected by many estuaries and innumerablecreeks. The country is rich in sago palms, and so muchsago is produced that the Motu tribes living to the east ofthe Gulf come there to obtain it by bartering earthenwarepots and bracelets made of shells.

This area is part of the great southern plain of New Guineain which, further to the west, the Marind-anim, the Asmat,and the Mimika Papuans also live. Although the cultures ofthese groups show many differences, they neverthelesshave some elements in common, elements which have animportant and often dominant place in the lives of all thesegroups. Two of these elements are headhunting andspectacular, dramatic performances, most of them relatedto religion and ancestor worship. Ancestral spirits andmythical figures from primeval times are represented onthese occasions by masked players whose performanceand masks have a large share in determining theatmosphere of the celebrations.The importance of masks in the art of this style area isvery great. In the western region they are woven, coveredwith clay, and decorated with red, white, and black paint.A wide opening in the front has the appearance of a beak,a typical feature of the masks throughout this style areaand also found on the eharo masks of the Orokolo regionfurther to the east. The eharo are made of rattan andbark-cloth and cover the whole head; on their own "heads"they carry representations of totem animals such as birds,fish, and reptiles, often done very realistically. Thesemasks are not sacred objects; they may be made and wornby anyone at all. They are a kind of 'plaything', comparableto our carnival masks. In contrast to these are the masksof the hevehe type, which play a dominant role in greatcelebrations and have mythico-religious implications. Thehevehe mask is essentially two-dimensional, consisting ofan oval rattan shield and palm-wood covered withbark-cloth. It is always taller than a man, sometimesreaching a length of six metres. The entire front of theshield is covered with a strictly symmetrical, multicolouredornamentation with a stylized, open-beaked human faceon the lower part. Hevehe masks are carried vertically infront of the body, the wearer's body being first coveredfrom the head down with a woven cone ending in a fringemade of strips made of bast or leaves.There is a remarkable agreement between these elongatedoval masks and the oval to lancet-shaped boards calledkwoi, hohoa, or gope, depending upon the sub-area fromwhich they originate, and which we usually call ancestorboards. These objects, whose function also lies in thesacred sphere, have a carved, coloured decoration on thefront. The central motif of the ornamentation is a humanface, usually with the eyes emphasized. In a few cases theentire human figure is shown, but even then the head andface remain the dominant elements in the pattern.

4 8

Page 49: Papoeakunst in rijksmuseum

Masker behorend tot eon geheimgenootschap en een mythischevoorouderfiguur voorstellend. Ka-rarau, Sepikgebied. Rotan, klei,schelpen en mensenhaar; hoogte:ca. 200 cm; oorspronkelijke be-schildering in wit, rood en zwart.K.I.T., 2670-66.

Mask belonging to a secret socie-ty, representing a mythical ances-tor. Kararau, Sepik area. Rattan,clay, shells, and human hair;height: about 200 cm; original col-ours: white, red, and black. K.I.T.,2670-66.

Page 50: Papoeakunst in rijksmuseum

These characteristics are not restricted to the decorativeart of this style area; they are also seen in the plasticforms such as the human figures and the agibe,board-shaped objects kept in the men's houses in thewestern Gulf region and used for hanging up skulls. Inrare instances these agibe take the form of a completehuman figure, but usually they show a head, the trunk andlimbs having become parts of a board with open-workcarving and projecting pegs on which to hang the skulls.The human face characteristic of this style area is oftenfound, albeit in a highly stylized form, as the main motif inthe incised ornamentation on the wide bark girdles worn bythe men on festive occasions.

Thus, the objects of this style area derive their chiefartistic value from their surface ornamentation, and it isin the use of the flat surface that this art excels. It takeson its most dramatic and expressive form in thedecorations on the shield of the hevehe masks, in theornamentation of the ancestor boards, and in the flat,essentially two-dimensional agibe.

The Torres Strait Area.

The many islands of all sizes in the approximately150 kilometres wide Torres Strait in a sense form aconnection between the southern coast of New Guinea andthe northernmost point of Australia. There is a lively trafficbetween these islands, but the people living on them alsohave contacts outside them. The inhabitants of thesouthern islands have trade relations with peoples justnorth of Cape York and other, non-economic, relations withthe Kiwai Papuans near the mouth of the Fly River insouthern New Guinea, from whom they took over certainart forms such as ceremonies, songs, dances, and masks.In spite of these influences, however, highly individual artforms developed in this archipelago, and it is consideredto be a separate style area.

Ceremonies with a magico-religious content were veryimportant in this culture. Scenes were presented in almosttheatrical performances in which ancestral spirits andhalf-animal, half-human mythical beings were impersonatedby masked actors. The masks were usually made oftortoise-shell plates joined together by fibre cords. Thesetortoise-shell masks varied from rather simple, naturalisticface-covers to monstrous constructions almost a metre anda half high, the face-piece in the form of an animal headwith a long pointed snout and open mouth with teeth. Thebeat to which the players danced, as everywhere in New

Guinea, came from wooden drums covered with animalskins, and in this style area the drums excel by the graceand elegance of the curved shape.Curved, completely three-dimensional forms characterizethe art of this style area, especially under the influence ofthe frequently used material, tortoise-shell, which is thinand strong; it can be cut, and worked easily, and withheating it can be bent.The preference for three-dimensional forms is alsoexpressed in the ornamentation of the shafts of the arrows.In most parts of New Guinea this decoration takes the formof scratched or incised designs, but the people of theTorres Strait carve a more or less stylized figure of a manor a crocodile just under the hooked barbs of thearrowhead.

The Marind-anim Area.

The Marind-anim live in the southern part of western NewGuinea, from Frederik Hendrik Island in the west tohalfway between Merauke and the border of the Australianpart of the island. The coastal region, which varies fromsandy beach ridges to swampy depressions, has anabundance of sago and coconut palms. This has alwaysbeen the most populated part of the area, and forms thecentre of the Marind culture. Far fewer people live in thesavannah-like interior, which is always flooded during thewet season.Formerly, headhunting and the great tribal rituals were thefestive and ceremonial highlights of Marind life. Headswere obtained from the interior by expeditions organizedby individual villages, and headhunting and the ritualsperformed with the head had a pronounced mythico-religiouscharacter. The heads were carefully prepared; the skin waspeeled off and dried over a small fire, the brains and softtissues were removed from the skull, which was filled outsomewhat with clay before the skin was drawn over itagain. These prepared heads were hung on a forked poleshaped in the form of a stylized human figure with raisedarms. This figure represented a dema, a mythical ancestorwho was 'god of the underworld'. The ritual was closelyrelated to cosmic events, and the head was considered asidentical to the sun. The heads were hung on the forkeddema at the beginning of the rainy season when the sunalso succumbed to 'the power of the underworld'. Later, atthe start of the dry season, the heads were removed fromthe poles and the feast of rebirth was held. At this feastchildren and young people were advanced to the next age

50

Page 51: Papoeakunst in rijksmuseum

detail pag. 49

51

Page 52: Papoeakunst in rijksmuseum

group. After the feast, newborn children were given their'head name', the name of the head, i.e. the name, or whatpassed for it, of the living man who had had to surrenderhis life and his head.The demas were dramatized in the great tribal rituals.What they had brought about 'in the beginning1 wasrecreated in huge performances in which the players andthe audience participated. The players represented a dema,usually not by wearing masks like the people of Orokolo,the Mimika, and Asmat Papuans, but by carrying images ofthe attributes of the dema such as a fish, bird, or boat, andby wearing fantastic finery, usually made of feathers.The material culture of the Marind-anim was rather poorand their tools were generally made with little care, but forthe preparation of the great celebrations no effort orcontribution was too much, even of material things. Theheavy hourglass-shaped drums, sometimes taller than aman, whose tight rhythms controlled the singing anddancing, are beautiful specimens of Papuan art. Theirbull-roarers were also very imposing, not only becauseof their shape and incised decoration but also because oftheir role in the rituals and magic acts.

The Asmat Area.

The territory of the Asmat Papuans is difficult to penetrateand this, together with the hostile attitude of the peoplewho live in it, makes it one of the most isolated parts ofNew Guinea. Real contact with the West did not begin untilafter the Second World War. Not very long ago, knives andaxeheads were still made of bone or stone, andheadhunting has not entirely disappeared even yet.The striking features of this culture are a violentaggressivity culminating in headhunting and a highlydeveloped art of wood carving, a seemingly strangecombination. But this art was totally integrated into thecultural pattern: the products of the Asmat woodcarvershad a meaningful place in the hard and bloody life in whichpeople were killed and beheaded with a sombre regularity.This is clearly expressed in the most monumentalaccomplishment of this art, the bis poles, which arecarved from mangrove trees with flat aerial roots growingout of the trunk. All but one of these flat roots areremoved before several human figures are carved in thetrunk, the remaining flat root projecting in a great wing-likesweep from the front of the torso of the uppermost figureand being decorated with an open-work carved pattern.

Each bis usually has two figures, one above the other, andthe lower end is often hollowed out lengthwise in theshape of a dugout canoe. This boat-shaped foot of the poleforms probably one of the most essential elements of thebis, which is then seen as a boat in which the humanfigures and the 'wing' represent the greatly enlarged,decorated prow. The human figures on the bis areancestors who were killed by enemy headhunters. Thesepoles played a part in celebrations related to fertility andthe renewal of life as well as to headhunting.Free-standing, three-dimensional ancestor figures arenumerous. Whether the figure is erect or squatting themain accent is given to the limbs, the arms usually beingbent with the hands raised in front of the trunk. Thisposition is in all probability one of defence against unknowndangers; the reports of the first European visitors to thisregion mention the same gesture being made by theAsmat people themselves to ward off the new, strangedanger.

The human figure, in the form characteristic for this stylearea, is the predominant element in Asmat art. The humanform occurs frequently, not only in the three-dimensionalimages but also as part of the decorative patterns. Themost striking example of the latter are the large shields,often as high as a man, that are used in warfare incombination with the wooden spear. The reliefornamentation on the front of these shields, the effect ofwhich is heightened by the addition of colours — red,white, and black — are unmistakably anthropomorphic ina number of cases, but more often show more or lessstylized forms. It is sometimes difficult to see thesecurvilinear ornaments as derived from the human body,but comparison of a large number of the shields almostalways makes it possible to trace the design back to ahuman figure with bent arms and legs.Relief decorations are also carved on the bamboosignalhorns or headhunting horns as they are sometimescalled because they were used mainly during and afterheadhunting expeditions. Although the entire human figureis not usually represented, parts of it, especially the handsand bent arms, recur regularly as motifs.The representations of the praying mantis, which arestylistically closely related to the human figures, occur in athree-dimensional form as on the handle of a heavy drum,and two-dimensionally as on the outer surface of shields.The bird's head also plays a large part in this art,particularly the representation of the head of the hornbill.This bird, with its heavy, rustling wing-stroke, strongly

52

Page 53: Papoeakunst in rijksmuseum

Masker. Sepik stijigebied. Hout,palmblad en mensenhaar; hoogte:32 cm; kleuren: zwart, rood en wit.R.v.V., 738-51.

Mask. Sepik style area. Wood,palm leaves, and human hair;height: 32 cm; colours: black, red,and white. R.v.V., 738-51.

Page 54: Papoeakunst in rijksmuseum

affected the imagination of the Asmat and is alsoimportant in their mythology because it maintains theconnection between this world and the world on the otherside of the water, the kingdom of the dead. The head andbeak of the hornbill occur frequently in the bis poles,especially in the open-work on the wing.In this watery, swampy country, in which it is only possibleto move about over the rivers and watercourses, the boatis an indispensable element, not only in daily life but alsoin ritual. The bis pole, as we have seen, is in essence aboat. One of the ceremonial objects with a pronouncedboat form is the so-called spirit canoe or uramun, manymetres long, with the prow and stern decorated like thoseof the great war canoes. The sitting figures in the boat, allin attitudes of great tension, represent bird-like beings.There are also uramun with rows of forward-crouchinghuman figures. Like those on the bis, these figuresrepresent the spirits of men and women who have met aviolent death. In a ritual in which the uramun plays thecentral role, the living take leave of these spirits of thedead. Again like the bis, the uramun are associated withthe renewal of life as well as with death; they areindispensable attributes of the initiation of the boys. Afterbeing confined for several months in a house speciallybuilt for the purpose, the boys are led outside on the dayof the formal initiation. The uramun has been placed infront of the house, and one by one the boys must seatthemselves on the tortoise that forms the main figure inmost spirit canoes. There they receive the scarificationsthat mark them as adult men. The importance of thetortoise figure in this ritual is explained by the fact that,because of the enormous quantities of eggs it produces,this animal is seen as a symbol of fertility.In the Asmat culture masks play a part in feasts for whichthe dead make a brief return to the world. These masksare woven of rope and cover the head and upper part ofthe body, the rest of which is concealed by a long grassfringe. Others consist of a cone of woven rattan, alsocovering the head and the upper part of the torso.

To the south of the Asmat coast is the Casuarina coast.Recent visits and investigations have led to the discoveryof art forms in the latter area which show a closerelationship to those of the Asmat. Objects typical for thisarea are the long, rounded wooden pillows or neckrests,with the entire surface covered with a relief ornamentation,and the wooden platters for serving sago and fish, theouter surface of which is similarly carved.

The Mimika Area.

The Mimika Papuans live in the extreme western part of thegreat southern plain. There seems to be some degree ofrelationship between their culture and that of theirneighbours to the east, the Asmat. Their art, too, showscertain similarities, but in the form of their objects muchmore than in the ornamentation.With respect to form, the human figure is important amongthe Mimika too, although not to the same degree as in theAsmat art. The Mimika also make long feast-poles withwing-like, open-worked projections formed by an aerialroot. These poles, which are called mbitoro or spirit poles,also consist of human figures placed one above the otherbut only the heads are carved three-dimensionally. Partsof the tree-trunk are left whole to provide for these headsand the rest is hollowed out except for a few discs whichserve as bases for the figures and give strength to theconstruction. The outer shell of the wood is partiallyremoved, leaving only pieces which, as a rule, are carvedto form highly stylized representations of limbs. The torsois usually only indicated by a vertical flat piece at the backof the tree-trunk, with the arms and legs at its sides. Thesehollow human figures are a reflection of the function ofthe mbitoro as spirit pole. The figures are given the namesof fellow villagers who have recently died, and thereforerepresent ancestors. The form they are given on the pole isthe concrete expression of the belief that after death thebody remains behind as an empty shell, a hollow spacefrom which the spirit and the 'inner body' havedisappeared. Mbitoro are made for the occasion of theso-called nose-piercing feast, the initiation ritual at whicha hole is bored through the septum of the boys' noses. Thegreat poles were placed against the front walls of thespecially-built ceremonial houses so that the ancestorscould also be present at this important event. The mbitorowere intended only as attributes of the feast; at its endthey were burned or put out in the forest to rot.Free-standing, three-dimensional human figures were alsomade in the Mimika country, erect representations ofpregnant women, sometimes larger than lifesize. Thesesculptures, with their proportionately long torso, swollenspherical abdomen, bent arms, and hands raised to thehead, come from the eastern part of the Mimika area.Unfortunately, nothing is known with certainty about theirmeaning or their use.

A highly stylized form of the human figure is found on theflat projections attached to the prow and stern of thecanoes after they have been given an open-work carving.In some of these objects only the head has recognizably

54

Page 55: Papoeakunst in rijksmuseum

Masker. Sepikgebied. Hout; hoog-te: 38 cm; kleuren: rood, wit, bruinen zwart. R.v.V., 3225-1.

Mask. Sepik area. Wood; height:38 cm; colours: red, white, brown,and black. R.v.V., 3225-1.

55

Page 56: Papoeakunst in rijksmuseum

anthropomorphic features, the torso and limbs beingdissolved in the remarkable assymmetrical patterncharacteristic of the surface ornamentation of this stylearea. The human figure as a substantial element of aceremonial object is found on the handle of the heavy,hourglass-shaped drums.As among the Asmat, woven masks are used atcelebrations and performances in which the spirits of thedead ancestors play a role. Here, too, rope and rattan arethe materials from which the masks are made. The headand the upper part of the body were covered by the mask,the lower part of the torso and legs being concealed by along grass fringe.

56

Page 57: Papoeakunst in rijksmuseum

Maskerachtig ornament van eengroot schild of een beeld. Kanga-numan, latmul stam, Midden-Sepik-gebied. Gevlochten rotan; lengte:95 cm; beschildering in zwart.K.I.T., 2670-77.

Mask-like ornament of a largeshield or a human figure. Kanga-numan, latmul tribe, Central Sepikarea. Woven rattan; length: 95 cm;colour of decoration: black. K.I.T.,2670-77.

Page 58: Papoeakunst in rijksmuseum

Kamanggabi. Arombak groep aande Karawari Rivier, Midden-Sepik-gebied. Hout; hoogte: 222 cm;kleur: zwartgrijs. M.L.V., 52524.

Kamanggabi. Arombak group onthe Karawari River, Central Sepikarea. Wood; height: 222 cm; col-our: blackish-grey. M.L.V., 52524.

58

Page 59: Papoeakunst in rijksmuseum

Ceremoniële ,,zetel". Sepikge-bied. Hout, klei, schelpen en men-senhaar; net mensenbeeld is voor-zien van een draagnet versierdmet varkenstanden en vogelveren;hoogte: 163 cm; kleur hout: bruin-zwart, kleur kleilaag op gezicht:oranjerood. M.L.V., 50698.

Ceremonial "stool". Sepik area.Wood, clay, shells, and humanhair; the human figure carries anet bag decorated with boar'steeth and feathers; height: 163cm; colour of wood: brownish-black, colour of clay layer on face:orange-red. M.L.V., 50698.

Page 60: Papoeakunst in rijksmuseum

Schild. Sepikgebied. Hout; hoog-te: 160 cm; kleuren: donkerbruinmet sporen van rood en wit. Mus.Breda, 6420.

Shield. Sepik River. Wood; height:160 cm; colours: dark brown withtraces of red and white. Mus. Bre-da, 6420.

60

Page 61: Papoeakunst in rijksmuseum

Trom. Sepikgebied. Hout; hoogte:61 cm; kleuren: bruin met wittekalk. K.I.T., 2670-120.

Drum. Sepik area. Wood; height:61 cm; colours: brown withgrooves filled with white chalkK.I.T., 2670-120.

Page 62: Papoeakunst in rijksmuseum

Trom. Sepikgebied. Hout; hoogte:74 cm; kleuren: bruin met wittekalk. K.I.T., 2670-122.

Drum. Sepik area. Wood; height:74 cm; colours: brown with groov-es filled with white chalk. K.I.T.,2670-122.

62

Page 63: Papoeakunst in rijksmuseum

,,Watertrom", een trom zonderslagvel die geluid geeft door hemin het water op en neer te be-wegen. Angerman, Sepikgebied.Hout; hoogte: 122 cm; kleur:bruin. K.I.T. 2670-124.

"Water drum", a drum without askin, the sound being produced bymoving it up and down in water.Angerman, Sepik area. Wood;height: 122 cm; colour: brown.K.I.T. 2670-124.

63

Page 64: Papoeakunst in rijksmuseum

Bamboe kalkkoker met houten vo-gelfiguur. Sepikgebied. Lengte: 64cm; de vogelfiguur is in rood, witen zwart gekleurd. R.v.V., 3018-13.

Bamboo container for lime withwooden figure of bird. Sepik area.Length: 64 cm; the bird is colouredred, white, and black. R.v.V.,3018-13.

Page 65: Papoeakunst in rijksmuseum

Schild met mozaiek patroon vangekleurde veren. Keram Rivier, Se-pikgebied. Hout, boombast en ve-ren; hoogte: 117 cm; kleuren vande veren: zwart, wit en groen. Mis-siemuseum, Steyl.

Shield with mosaic pattern of col-oured feathers. Keram River, Sepikarea. Wood, bark-cloth, and feath-ers; height: 117 cm; colours of thefeathers: black, white, and green.Missionary Museum, Steyl.

Page 66: Papoeakunst in rijksmuseum

Vogelfiguur, waarschijniijk het ver-sierde boveneinde van een heiligebamboe fluit. Yuat Rivier, Sepik-gebied. Hout, met ogen van parel-moer; hoogte: 45 cm; kleur: zwart-achtig met sporen van rood. Mis-siemuseum, Steyl.

Bird figure, probably the ornament-ed top of a sacred bamboo flute.Yuat River, Sepik area. Wood, witheyes from mother of pearl; height:45 cm; colour: blackish with tracesof red. Missionary Museum, Steyl.

66

Page 67: Papoeakunst in rijksmuseum

Mensenfiguur, waarschijnlijk hetversierde boveneinde van een hei-lige bamboe fluit. Mundugumor,Yuat Rivier, Sepikgebied. Hout,met ogen van parelmoer, haar vancasuarisveren, een baard van men-senhaar en een [endengordel vanboombaststof; hoogte: 61 cm;kleuren: lichtbruin (hout enboombaststof), donkerbruin (verenen mensenhaar). Missiemuseum,Steyl.

Human figure, probably the orn-amented top of a sacred bambooflute. Mundugumor, Yuat River,Sepik area. Wood, with eyes frommother of pearl, a beard from hu-main hair, and a loin cloth frombark-cloth; height: 61 cm; colours:light brown (wood and bark-cloth),dark brown (feathers and humainhair). Missionary Museum, Steyl.

67

Page 68: Papoeakunst in rijksmuseum

Haarversiering. Sepikgebied. Houten gevlochten rotan; hoogte: 25cm; kleuren: bruin en zwart. Mis-siemuseum Steyl.

Hair ornament. Sepik area. Woodand plaited rattan; height: 25 cm;colours: brown and black. Mission-ary Museum, Steyl.

Page 69: Papoeakunst in rijksmuseum

Plank met reliefversiering. Sepik-gebied. Hout; hoogte: 195 cm;kleuren: bruinachtig rood, wit enzwart. Missiemuseum, Steyl.

Board with relief ornamentation.Sepik area. Wood; height: 195 cm;colours: brownish red, white, andblack. Missionary Museum, Steyl.

Page 70: Papoeakunst in rijksmuseum

Sagopot van aardewerk. Chambri-meer, Midden-Sepik. Versieringvan schelpen en bosjes gras;hoogte: 60 cm; kleuren: rood, witen zwart. R.v.V., 3870-1.

Earthenware sago jar. Lake Cham-bri, Central Sepik. Decorationmade of shells and bunches ofgrass; height: 60 cm; colours: red,white, and black. R.v.V., 3870-1.

70

Page 71: Papoeakunst in rijksmuseum

Mensenfiguur met neushoornvo-gels door uitsnijding uit een wor-telplank verkregen. Maprikgebied.Hoogte: 106 cm; kleuren: zwart,wit, oranjerood en geel. M.L.V.,54285.

Human figure with hornbills, openwork carving in flat area treeroot.Maprik area. Height: 106 cm; col-ours: black, white, orangered, andyellow. M.L.V., 54285.

Page 72: Papoeakunst in rijksmuseum

Schild. Astrolabebaai. Hout; dia-meter: ca. 87 cm; kleuren: rood,wit en zwart. R.v.V., 1018-114.

Shield. Astrolabe Bay. Wood; dia-meter: about 87 cm; colours: red,white, and black. R.v.V., 1018-114

Page 73: Papoeakunst in rijksmuseum

Neksteun. Kaap Cretin, gebied vande Huon Golf. Hout; hoogte: 16,5cm; kleur: donkerbruin. R.v.V.,568-101.

Neckrest. Cape Cretin, Huon Gulfarea. Wood; height: 16,5 cm; col-our: dark brown. R.v.V., 568-101.

73

Page 74: Papoeakunst in rijksmuseum

Spate! met mensenkopje. d'Entre-casteaux Archipel, Massimgebied.Hout; lengte: 53 cm; kleur: zwart.R.v.V., 350-312.

Spatula with carved head. d'Entre-casteaux Archipelago, Massimarea. Wood; length: 53 cm; col-our: black. R.v.V., 350-312.

74

Page 75: Papoeakunst in rijksmuseum

Plankvormige bootstevenversie-ring. Kiriwina eiland, Trobriand Ar-chipel, Massimgebied. Hout; hoog-te: 65 cm; kleur: bruin. M.LV53885.

Page 76: Papoeakunst in rijksmuseum

Kalkspatel. Trobriand Eilanden,Massimgebied. Hout; lengte: 68cm; kleuren: donkerbruin en wit.M.L.V., 30139.

Lime spatula. Trobriand Islands,Massim area. Wood; length: 68cm; colours: dark brown andwhite. M.L.V., 30139.

76

Page 77: Papoeakunst in rijksmuseum

Dansschild (kaidiba). KiriwinaEiland, Trobriand Archipel, Mas-simgebied. Hout; lengte: 76 cm;kleur: bruin. M.L.V., 54537.

Dance shield (kaidiba). KiriwinaIsland, Trobriand Archipelago,Massim area. Wood; height: 76cm; colour: brown. M.L.V., 54537.

77

Page 78: Papoeakunst in rijksmuseum

Voorouderplank (gope). Kerewa-gebied, Golf van Papua. Hout;hoogte: 147 cm; oorspronkelijkebeschildering in rood, zwart enwit. K.I.T., 2670-279.

Ancestor board (gope). Kerewaarea, Gulf of Papua. Wood; height:147 cm; original colours: red,black, and white. K.I.T., 2670-279.

78

Page 79: Papoeakunst in rijksmuseum

Eharo masker. Orokolo, Golf vanPapua. Rotan geraamte, bekledingvan boombaststof, franje van plan-tenvezels; hoogte (met franje): 205cm; kleuren: zwart, wit, bruin engeel. M.L.V., 32966.

Eharo mask. Orokolo, Gulf of Pa-pua. Rattan frame covered withbark-cloth, fringe of plant fibres;height (with fringe): 205 cm; col-ours: black, white, brown, andyellow.

Page 80: Papoeakunst in rijksmuseum

Gestyleerde mensenfiguur. Eramaipuagebied, Golf van Papua.Hout; hoogte: 127 cm; kleuren:rood en wit. KIT., 2670-282.

Stylized human figure. Era maipuaarea, Gulf of Papua. Wood; height:127 cm; colours: red and white.K.I.T., 2670-282.

80

Page 81: Papoeakunst in rijksmuseum

Masker. Aird delta, gebied van deGolf van Papua. Gevlochten rotan;hoogte: 73 cm; kleuren: wit enbruinrood. R.v.V., 2403-27.

Mask. Aird delta, Papuan Gulfarea. Woven rattan; height: 73 cm;colours: white and brownish-redR.v.V., 2403-27.

Page 82: Papoeakunst in rijksmuseum

Plastische voorstelling van deahat dema. Wamal Rivier, westelijkMarind-animgebied. Hout; hoog-te: 398 cm; kleuren: wit, rood enzwart. R.v.V., 1447-73.

Representation of the ahat dema.Wamal River, western Marind-animarea. Wood; height: 398 cm; col-ours: white, red, and black. R.v.V.,1447-73.

82

Page 83: Papoeakunst in rijksmuseum

from. Darnley Eiland, TorresStraat. Hout; hoogte: 74 cm; kleur:donkerbruin. K.I.T., A 1662.

Drum. Darnley Island, TorresStrait. Wood; height: 74 cm; col-our: dark brown. K.I.T., A 1662.

Page 84: Papoeakunst in rijksmuseum

De bovenste mensenfiguur vaneen bisj paal. Biwar, Asmatgebied.Hout; hoogte gehele paal: ca. 600cm; beschildering in rood en wit.K.I.T., 2445-29.

The uppermost human figure of abis pole. Biwar, Asmat area.Wood; height of entire pole: about600 cm; colours of painted deco-ration: red and white. K.I.T., 2445-29.

84

Page 85: Papoeakunst in rijksmuseum

detail pag. 84detail pag. 84

Page 86: Papoeakunst in rijksmuseum

De ,,vleugel" van deze zelfde paaluitlopend in gestyleerde neus-hoornvogelkoppen.

The "wing" of the same pole, ter-minating in stylized hornbill heads.

86

Page 87: Papoeakunst in rijksmuseum

Mensenfiguur. Asmatgebied. Hout;hoogte: 62 cm; kleuren: rood enwit. K.I.T., 2492-23.

Human figure. Asmat area. Wood;height: 62 cm; colours: red andwhite. K.I.T., 2492-23.

Page 88: Papoeakunst in rijksmuseum

Steel van een pagaai. Asmatge-bied. Hout; lengte: 260 cm; restenvan witte kleurstof. K.I.T., 2280-34.

Shaft of paddle. Asmat area.Wood; length: 260 cm; colour:traces of white. K.I.T., 2280-34.

88

Page 89: Papoeakunst in rijksmuseum

Bootstevenversiering. Asmatge-bied. Hout; hoogte: 91 cm; kleu-ren: rood en wit. K.I.T., 1088-38.

Prow ornament. Asmat area.Wood; height: 91 cm; colours: redand white. K.I.T., 1088-38.

8 9

Page 90: Papoeakunst in rijksmuseum
Page 91: Papoeakunst in rijksmuseum

Oeramoen, rituele boot met zit-tende figuren. Asmatgebied.Hout; lengte: ca. 920 cm; be-schildering in rood. K.I.T.,2530-2.

Uramum, ritual boat with sitt-ing figures. Asmat area. Wood;length: about 920 cm; colourof decoration: red. K.I.T.,2530-2.

Page 92: Papoeakunst in rijksmuseum

Opengewerkt blad van een speer.Asmatgebied. Hout; lengte speer:216 cm, lengte blad: 33 cm; kleur:donkerbruin. Mus. Breda, 6505.

Open-work on blade-element of aspear. Asmat area. Wood; lengthspear: 216 cm, length of blade-element: 33 cm; colour: darkbrown. Mus. Breda, 6505.

92

Page 93: Papoeakunst in rijksmuseum

Schild. Beneden-Eilanden Rivier,zuidelijk Asmatgebied. Hout; hoog-te: 140 cm; kleur: lichtbruin. Mus.Breda, 7649.

Shield. Lower Eilanden River,southern Asmat area. Wood;height: 140 cm; colour: lightbrown. Mus. Breda, 7649.

93

Page 94: Papoeakunst in rijksmuseum

Schild. Noordwest Rivier, weste-lijk Asmatgebied. Hout; hoogte:100 cm; kleuren: rood en wit.R.v.V., 3070-498.

Shield. Noordwest River, westernAsmat area. Wood; height: 100cm; colours: red and white. R.v.V.,3070-498.

94

Page 95: Papoeakunst in rijksmuseum

Schild. Westelijk Asmat gebied.Hout; hoogte: 184 cm; kleuren:rood, wit en zwart. R.v.V., B 116-2.

Shield. Western Asmat area.Wood; height: 184 cm; colours:red, white, and black. R.v.V,B 116-2.

Page 96: Papoeakunst in rijksmuseum

Schild. Beneden-Digoel Rivier.Hout; hoogte: 138 cm; oorspron-kelijke kleuren: rood, zwart en wit.R.v.V., 3070-80.

Shield. Lower Digoel River. Wood;height: 138 cm; original colours:red, black, and white. R.v.V.,3070-80.

Page 97: Papoeakunst in rijksmuseum

Trom. Mimikagebied. Hout: hoog-te: 82 cm; kleur: bruinzwart.R.v.V., 3375-1.

Drum. Mimika area. Wood; height:82 cm; colour: brownish-black.R.v.V., 3375-1.

97

Page 98: Papoeakunst in rijksmuseum
Page 99: Papoeakunst in rijksmuseum

Mensenfiguur. Oostelijk Mimika-gebied. Hout; hoogte: 225 cm;kleuren: lichtbruin met sporen vanrood en zwart. Mus. Breda, 7538.

Human figure. Eastern Mimikaarea. Wood; height: 225 cm; col-ours: light brown with traces ofred and black. Mus. Breda, 7538.

Page 100: Papoeakunst in rijksmuseum

Bootstevenversiering. Otakwa Rivier, oostelijk Mimikagebied. Houtiengte: 126 cm; kleuren: wit, rooden zwart. R.v.V., 1971-524.

Prow ornament. Otakwa River,eastern Mimika area. Wood;length: 126 cm; colours: white,red, and black. R.v.V., 1971-524.

100

Page 101: Papoeakunst in rijksmuseum

Literatuur Bibliography

Kunst van de Zuidzee en Nieuw-Guinea,algemeen orienterend.General orientation in the art of the South Seasand New Guinea.Bodrogi, TiborOceanian Art, Budapest 1959.Biihler, A.Ozeanien. In: Kunst der Welt, deel: Ozeanien undAustralien, Baden-Baden 1961.Biihler, A.Die Kunst Neu-Guineas. Catalogus TentoonstellingKunsthalle, Bazel, 1962.Gerbrands, A. A.Kunststijlen in West Nieuw-Guinea. TijdschriftIndonesie, 4 (1951), blz. 251-283.Guiart, JeanThe Arts of the South Pacific, London 1963.Kooijman, S.De Kunst van Nieuw Guinea, 's-Gravenhage 1955.Kooijman, S.The Areas of Western New Guinea. In: Three regions ofprimitive art. The Museum of Primitive Art,New York 1961.Linton, R., Wingert, P. S. and d'Harnoncourt, R.Arts of the South Seas, New York 1946.Schmitz, Carl A. und Kenett, F. L.Ozeanische Kunst, Munchen 1962.Tischner, H. und Hewicker, F.Kunst der Sudsee, Hamburg 1954.Wingert, P. S.:Art of the South Pacific Islands, London 1953.

Belangrijkste publicaties over de kunst van deafzonderlijke stijlgebiedenA selection of important publications on the artof the individual style areas

Geelvinkbaai en noordwestelijk kustgebiedThe Geelvink Bay and northwestern coastal areaClercq, F. S. A. de en Schmeltz, J. D. E.Ethnographische beschrijving van de west- ennoordwestkust van Nederlandsch Nieuw-Guinea,Leiden 1893.

Humboldtbaai en noordelijk kustgebiedThe Humboldt Bay and northern coast areaSande, G. A. J. van derEthnography and Anthropology. Nova Guinea.Uitkomsten der Nieuw-Guinea-expedities, deel III,Leiden 1907.

Het Sentanimeer gebiedThe Lake Sentani AreaKooijman, S.The art of Lake Sentani. The Museum of Primitive Art,New York 1959.

Het SepikgebiedThe Sepik areaBuhler, A.Kunststile am Sepik. Museum fur Volkerkunde Basel,Sonderausstellung 1960.Buhler, A. en Gardi, R.Sepik. Fotodocumenten van een stervende cultuur, Zwolle1962.Reche, O.Der Kaiserin-Augusta-Fluss. Ergebnisse der SudseeExpedition 1908-1910, Hamburg 1913.

Het gebied van de AstrolabebaaiThe Astrolabe Bay areaBodrogi, TiborNew Guinean style provinces. The style province"Astrolabe Bay". In: Opuscula ethnologica memoriaeLudovici Biro sacra, Budapest 1959, blz. 39—99.

Het noordoostelijke kustgebiedThe northeastern coastal areaBodrogi, TiborArt in north-east New Guinea, Budapest 1961.Schmitz, Carl A.Wantoat. Art and religion of the Northeast New GuineaPapuans, The Hague 1963.

102

Page 102: Papoeakunst in rijksmuseum

Het MassimgebiedThe Massim areaHaddon, A. C.The decorative art of British New Guinea: A study inPapuan Ethnography, Dublin 1894.Malinowski, B.Argonauts of the Western Pacific. An account of NativeEnterprise and Adventure in the Archipelagoes ofMelanesian New Guinea, London 1922.

Het gebied van de Golf van PapuaThe Papuan Gulf areaNewton, DouglasArt styles of the Papuan Gulf. The Museum of PrimitiveArt, New York 1961.Williams, F. E.Drama of Orokolo. The social and ceremonial life of theElema, Oxford 1940.

Het gebied van de Torres StraatThe Torres Strait areaReports of the Cambridge Anthropological Expeditionto Torres StraitsHaddon, A. C.Vol. 1: General Ethnography, Cambridge 1935. Vol. IV:Arts and Crafts, Cambridge 1912. Vol. V: Sociology,magic and religion of the western islanders, Cambridge1904. Vol. VI: Sociology, magic and religion of theeastern islanders, Cambridge 1908.

De Marind-animThe Marind-anim areaBaal, J. vanGodsdienst en samenleving in Nederlandsch-Zuid-Nieuw-Guinea, Leiden, Amsterdam 1934.Wirz, P.Die Marind-Anim von Holländisch-Sud-Neu-Guinea.2 Bde, Hamburg 1922, 1925.

Het AsmatgebiedThe Asmat areaKooijman, S.Art of Southwestern New Guinea. A preliminary survey.Antiquity and Survival, 5 (1956), blz. 343—372.Renselaar, H. C. van en Mellema, R. L.Asmat. Koninklijk Instituut voor de Tropen, No. CXXI.

Het MimikagebiedThe Mimika areaHaddon, A. C. and Layard, J. W.Report on the Ethnographical Collections from theUtakwa River made by A. F. R. Wollaston.Reports on the Collections made by the BritishOrnithologists' Union Expedition and the WollastonExpedition in Dutch New Guinea, 1910-1913;vol. II, part 19.Pouwer, J.Enkele aspecten van de Mimika-cultuur,'s-Gravenhage 1955.Pouwer, J.A masquerade in Mimika. Antiquity and Survival,5(1956), blz. 373—386.De Zuidwest Nieuw-Guinea Expeditie 1904-1905,Leiden 1908

103

Page 103: Papoeakunst in rijksmuseum

Bandomslag: cover:

Gevelmasker. Sepikgebied. Hout;hoogte: 168 cm; beschildering inwit, rood en zwart. K.I.T., 2670-71.

Mask for the gable-end of a house.Sepik area. Wood; height; 168 cm;painted decoration in white, red,and black. K.I.T., 2670-71.

Voorouderfiguur. Astrolabebaai.Hout; hoogte: 225 cm; kleur:bruin; R.v.V., 1067-1.

Ancestor figure. Astrolabe Bay.Wood; height: 225 cm; colour:brown. R.v.V., 1067-1.

Druk Cloeck en Moedigh n.v., Amsterdam

104

Page 104: Papoeakunst in rijksmuseum