OZV K2 2011-2012(1)

31
AFM HANDLEIDING ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN BLOK K2 If we knew what it was we were doing, it would not be called research, would it? Albert Einstein (1879-1955)

Transcript of OZV K2 2011-2012(1)

AFM HANDLEIDING ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN BLOK K2

If we knew what it was we were doing, it would not be called research, would it? Albert Einstein (1879-1955)

2011_2012 Ad Appels Dorien de Graaff

2

INHOUDSOPGAVE

Inhoudsopgave

3

1. InleidingIn de P2-fase heb je geleerd om van een onderzoek een verslaglegging te maken zowel t.a.v. de voorbereidingen ervan als van de uitkomsten (SLO). Die voorbereiding bevatte o.a. een probleemstelling, een doelstelling en een vraagstelling (onderzoeksvragen). Daarnaast heb je een verantwoording moet geven van de methoden van onderzoek die je hebt toegepast. In de P3-fase zijn we dieper ingegaan op de voorbereiding van een onderzoek en dan met name op de probleemstelling, de formulering van de doelstelling en de onderzoeksvraagstelling. In de K-fase gaan we aan de slag met bedrijfseconomische opdrachten en onderzoeken waarmee je in het vervolg van de opleiding, tijdens je stage en het afstuderen, mee te maken gaat krijgen. Het ontwerpen van een onderzoek bestaat uit een tweetal groepen activiteiten. De eerste groep heeft te maken met wat je allemaal in en met het onderzoek wilt bereiken. Het gaat om een begripsmatige vormgeving van je onderzoek. Vandaar dat dit deel conceptueel ontwerp heet. De tweede groep betreft de vraag hoe je dit alles door middel van het uitvoeren van een onderzoek realiseert. Dit heet het onderzoekstechnisch ontwerp. In een schema ziet het er als volgt uit:

Doelstelling Conceptueel ontwerp Onderzoeks ontwerp Technisch ontwerp Onderzoeksmodel Vraagstelling Onderzoeksstrategie Onderzoeksmateriaal Onderzoeksplanning5

Niet opgenomen in het schema is de probleemstelling of het projectkader. De beschrijving van de probleemstelling is weliswaar een wezenlijke activiteit bij de voorbereiding van een onderzoeksproject maar geen formeel onderdeel van een onderzoeksontwerp (zie H2). De doelstelling en de vraagstelling (H2) echter wel, naast het zogenaamde onderzoeksmodel (zie H3). Een onderzoeksmodel is een schematisering of visualisering van de fasen van het onderzoeksproject met daarbij een verwoording van het onderzoeksmodel. De onderzoeksvraagstelling wordt in hoofdstuk 4 van deze handleiding besproken. In H5 komt de verslaglegging van een onderzoek aan bod en het (concept-)stageleerplan.

2. De probleemstelling, doelstelling en algemene vraagstelling

4

2.1.

De probleemstelling

Stel dat er bijvoorbeeld er een nieuw kostprijsberekeningsmodel moet worden ontwikkeld i.v.m. een nieuwe, gewijzigde situatie binnen een productiebedrijf, dan zal aan de ontwikkeling van dat model eerst een probleemanalyse en een diagnose vooraf moeten gaan. Wanneer een dergelijke (onderzoeks)opdracht wordt verstrekt, noemen we dit voorwerk een probleemanalysegericht of een diagnosegericht vooronderzoek. In de afstudeerfase heet deze voorrapportage het Interim-rapport. Dit is een soort van verslaglegging van het vooronderzoek aan de hand waarvan beoordeeld kan worden of je wel of niet verder kunt met de betreffende opdracht. De probleemstelling is dan de omschrijving van het resultaat van zon probleemanalyse. 2.2. De inhoud van een probleemstelling

In deze paragraaf komen we terug op de wijze waarop in de P3-fase is geleerd om inhoud te geven aan de probleemstelling. De probleemstelling bevat de volgende onderdelen. 1. Introductie organisatie 2. Aanleiding probleem/opdracht 3. Projectkader In de omschrijving van het projectkader komen in ieder geval de volgende zaken naar voren: a) Welke problemen spelen er? b) Hoe kijkt men tegen deze problemen aan? Welke actoren spelen een rol? Wat zijn hun belangen? c) Wat zijn de achtergronden van deze problemen? Wat zijn de meningen van de actoren over de oorzaken? d) In welke richting heeft men al aan oplossingen gedacht of naar oplossingen gezocht? e) Kan er al iets worden beschreven m.b.t. symptomen waarmee de problematiek zich manifesteert en/of de effecten van de problematiek plaatsing van de problematiek binnen de processen en/of de uitwisselingsrelaties in de organisatie mogelijke oorzaken van de problematiek kwantitatieve informatie op zoals: frequentie waarin de problematiek zich voordoet, wanneer de problematiek zich voordoet, hoelang de problematiek al aan de orde is, de omvang van de effecten Soms worden de introductie van de organisatie en de aanleiding buiten de probleemstelling geplaatst. Andere keren vormen deze aspecten weer wel onderdeel van de probleemstelling. De keuze die wordt gemaakt is niet relevant. Wel is van belang dat de probleemstelling niet de vorm heeft van een vraag- en antwoordtekst. De probleemstelling is n samenhangend verhaal waarin getracht is om de antwoorden van de vragen te verwerken met de informatie die op dat moment voorhanden is. De bovenstaande vragen zijn dus handvatten voor de inhoud van de probleemstelling, niet meer en niet minder. Na een beschrijving van de probleemstelling vindt er een afbakening plaats van de opdracht middels een duidelijke formulering in 1 2 zinnen. Zon afbakening is noodzakelijk om niet te verzanden in een grote hoeveelheid informatie die het jou het onmogelijk maakt om gestructureerd en gericht aan de opdracht te kunnen beginnen. Daarnaast dien je een aantal onderzoeksvragen op te stellen die direct betrekking hebben op het bereiken van het einddoel van de opdracht (de vraagstelling). In de volgende paragraaf wordt beschreven op welke wijze een goede doelstelling moet worden geformuleerd. Verderop in deze handleiding (paragraaf 2.4) wordt aangegeven hoe je tot een bruikbare vraagstelling komt.

2.3.

Formulering van een doelstelling

Het doel dat je met je onderzoek wilt bereiken wordt de doelstelling genoemd. Volgens Verschuren en Doorewaard (2007) moet een doelstelling nuttig, binnen de gestelde tijd uitvoerbaar, eenduidig en informatierijk zijn.

5

Een eerste vereiste om te kunnen spreken van adequate doelstelling is dat deze nuttig is. Bij een praktijkgericht onderzoek formuleer je het belang van je onderzoek voor de organisatie of instelling die je in de gelegenheid stelt om je onderzoek uit te voeren. Een tweede eis om tot een succesvol project te komen is dat je een doelstelling formuleert die binnen de gestelde tijd uitvoerbaar is. Met de uitvoerbaarheid bedoelen we niet alleen dat je over de benodigde kennis en hulpmiddelen moet beschikken en dat je aan het benodigde materiaal kunt komen. Vooral de uitvoerbaarheid binnen de beschikbare tijd is van belang. Als het gaat om een afstudeerproject doelen we op de voor jouw opleiding vastgestelde looptijd hiervan. Met een eenduidige doelstelling wordt bedoeld dat je het beoogde resultaat van je onderzoek helder formuleert door aan te geven waaruit de bijdrage tot de oplossing van het praktische probleem precies zal bestaan. Deze bijdrage kan, afhankelijk van het type onderzoek, zeer uiteenlopen. Bij een praktijkgericht onderzoek kan het gaan om de verheldering van een beleidsprobleem, het aangeven van knelpunten bij verandering of het doen van aanbevelingen voor verbetering van een bestaande situatie. Je gebruikt voor de aanduiding van een doelstelling bewoordingen zoals: het doel van het onderzoek is: het geven van een advies over het ontwerp van een oplossing van het probleem het aangeven van knelpunten bij verandering het doen van aanbevelingen voor verbetering, enzovoort. Een informatierijke doelstelling geeft ten slotte in globale zin aan welke kennis je in het onderzoek zult genereren om deze bijdrage te leveren. De nadruk ligt hier op globaal omdat een meer precieze bepaling van de benodigde kennis aan bod komt bij de formulering van de vraagstelling. Je gebruikt voor de aanduiding van een doelstelling bewoordingen als: door een overzicht te geven van door inzicht te geven in door een analyse te maken van door een vergelijking te trekken tussen door een beoordeling te geven van , enzovoort. Algemene formulering van een doelstelling:

DOELSTELLING

(a)

omschrijving van de bijdrage van het onderzoek aan de oplossing van het probleem van het projectkader

door

(b)

* * * *

het het het het

geven inzicht in de knelpunten van.. geven van een overzicht van de meningen.. analyseren van administratieve processen.. beoordelen van het bestaande beleid..

2.4.

Algemene vraagstelling

In onderzoeksjargon wordt de probleemstelling wel eens verward met de algemene term vraagstelling. Wij maken de volgende afspraak. Als wij spreken over algemene vraagstelling bedoelen we de kern van de probleemstelling samengevat en geformuleerd in een vraag. Verderop in deze handleiding komt aan de orde de zogenaamde onderzoeksvraagstelling. Hieronder

6

wordt verstaan een overzicht van centrale onderzoeksvragen en onderzoeksdeelvragen. Hieronder enkele voorbeelden. Het projectkader is niet helemaal uitgewerkt volgens het schema van paragraaf 2.2. Het betreft hier dus geen volledig uitgewerkte probleemstelling of projectkader. Vandaar dat we hier spreken van een korte beschrijving probleemsituatie. Voorbeeld 1 Korte beschrijving probleemsituatie: Flexitas is een middelgrote meubelfabrikant. Men maakt stoelen en tafels in diverse ontwerpen en uitvoeringen voor het middenklassensegment. Tot nu toe is de fabricage van deze meubels functioneel specialistisch ingericht: een afdeling maakt de poten, een tweede afdeling maakt tafelbladen, een derde stoelzittingen, enzovoort. Tot slot worden de diverse onderdelen in een assemblagehal in elkaar gezet. Deze productiestructuur voldoet niet, zo heeft eerder onderzoek uitgewezen. Er gaat nogal eens wat fout met de volgorde waarin orders worden geproduceerd, er is weinig afstemming tussen de productie van de verschillende afdelingen en ook de kwaliteit van de producten laat te wensen over. Men wil toe naar een nieuwe productiestructuur waarin n afdeling alle voorkomende handelingen, van deelproductie tot en met assemblage en verzending, voor haar rekening neemt. Dat betekent dat alle gespecialiseerde afdelingen moeten worden opgeheven en dat specialisten in zogenoemde hele taakgroepen moeten gaan samenwerken. Er wordt een grootscheeps reorganisatieplan gemaakt. Een onderdeel van het reorganisatieplan is het maken van het ontwerp voor de nieuwe productiestructuur. je krijgt als afstudeerder de opdracht dit plan met relevante kennis te ondersteunen. Algemene vraagstelling: Welke productiestructuur past het best bij de veranderingen die er in de organisatie gaan plaatsvinden? Doelstelling: Het doel van de opdracht is het maken van een ontwerp voor de nieuwe productiestructuur door bestudering van de bestaande werkstromen, de te verwachten orderstromen en de aanwezige kwaliteiten van het personeel. Voorbeeld 2 Korte beschrijving probleemsituatie: Fixit is een van de grotere, beursgenoteerde ondernemingen in vastgoed, bouw en infra en installatie. Eind 2007 telde Fixit ongeveer 7.500 medewerkers die samen een omzet realiseerden van circa 2,4 miljard en een netto winst van circa 75 miljoen. De verkrijging van managementinformatie binnen Fixit is een tijdrovend/ineffectief en inefficint proces. De administratieve processen van Fixit verlopen niet efficint en effectief als gevolg van het ontbreken van informatie die in operationele processen gegenereerd wordt en als gevolg van onvoldoende uitnutting van de gemplementeerde systemen. Ook ontbreekt er een meetsysteem waarmee beoordeeld kan worden of processen efficint en effectief verlopen. Gevolg hiervan kan zijn dat de managementinformatie onjuist en/of te laat is. Algemene vraagstelling: Op welke wijze kunnen de administratieve processen efficinter n effectiever worden ingericht?

7

Doelstelling: Het doel van het onderzoek is het efficinter n effectiever laten verlopen van de administratieve processen, door middel van implementatie van de te formuleren verbetervoorstellen en het implementeren van een procesbewakingssysteem.

OPDRACHT 1 A. Het voorbeeld hieronder(casus 1) bevat een probleemstelling uit een scriptie van studenten BE. Ga na in hoeverre de verschillende onderdelen volgens het schema van paragraaf 2.2. terug te vinden zijn. 1. Welke onderdelen vind je terug in de tekst? Geef per onderdeel aan wat er in de tekst vermeld staat. 2. Zijn die onderdelen zo uitgewerkt dat het probleem voor jou helder is?

3.B. C.

Welke onderdelen ontbreken? 4. Wat is je eindoordeel over deze probleemstelling? Formuleer de doelstelling volgens de richtlijnen in paragraaf 2.3 Formuleer de algemene vraagstelling zoals is aangegeven in paragraaf 2.4

De opdrachten moeten per tutorgroep in Word zijn uitgewerkt en voorafgaand aan de volgende les op papier bij de docent worden ingeleverd. Aan het begin van de les wordt aan een of meerdere tutorgroepen gevraagd om de uitwerkingen aan de groep te presenteren. De opdrachten zijn verplicht, d.w.z. zij tellen mee in de beoordeling van het programma onderzoeksvaardigheden.

8

Casus 1Y is een organisatie waar zowel de productieactiviteiten als de opslag in het magazijn plaats vinden. In het magazijn worden drie verschillende zaken opgeslagen; als eerste vindt er de opslag plaats van producten die binnenkomen vanuit de klant, daarnaast zijn ook de gereed producten terug te vinden in het magazijn. Als laatste dient het magazijn ook als opslag voor een voorraad kapitaal. Dit kapitaal is onder te verdelen in een 30-tal zaken, hierbij gaat het veelal om verpakkingsmaterialen zoals consumenten dozen, handels-eenheidsdozen, folies en diverse producten die worden gebruikt voor het samenstellen van maaltijdpakketten. De registratie van deze voorraad vindt handmatig plaats in verschillende Excel-sheets. Dit is de enige manier waarop Y gebruik maakt van automatisering voor de voorraad. De waarde van dit kapitaal is binnen 1 jaar gestegen van 80.000,- naar gemiddeld 250.000,-. De reden van deze stijging is dat Y steeds meer is gaan co-packen en daarnaast is de vraag naar repacking gestegen. Deze voorraad kapitaal wordt gezien als "dood" kapitaal omdat hier nu verder niets mee gebeurt. Om te voorkomen dat groei van de voorraad zich doorzet en er over 4 5 jaar voor 1.000.000,- op voorraad ligt moet op een goede manier naar de optimale voorraadpositie worden gekeken zonder dat er risicos ontstaan dat er helemaal geen voorraad aanwezig is. Om een optimale voorraadpositie te bereiken moet er afstemming zijn tussen inkoop en planning. Bij het hiervoor geschetste probleem zijn verschillende actoren betrokken. Onderstaand zal voor de verschillende actoren worden aangegeven welke belangen een rol spelen. Als eerste de directie; deze heeft belang bij een zo efficint mogelijke voorraad. Bij een teveel aan voorraad in het magazijn is er sprake van "dood" kapitaal. Het geld wat in de voorraad zit is op deze wijze niet beschikbaar als liquide middelen of voor eventuele investeringen. Daarnaast zijn er de kwaliteitsmanager/planner en de productieleider; deze zijn verantwoordelijk voor de inkopen en het bijhouden van de voorraadadministratie. De kwaliteitsmanager/planner is verantwoordelijk voor de inkoop, planning op het gebied van copacking en voert kwaliteitscontroles uit. Deze inkopen vinden plaats op basis van een planning van 13 weken. De productieleider houdt zich bezig met de inkoop op het terrein van re-packing en de standaardbenodigdheden o.a. folies. Beiden houden een aparte voorraadadministratie bij. Momenteel hebben beiden geen goed inzicht in hun werkzaamheden. Wekelijks worden de ontvangen en uitgaande goederen geregistreerd, eventuele uitval/afval wordt hierbij niet opgemerkt en/of geanalyseerd. En keer in de drie maanden wordt de aanwezige voorraad handmatig genventariseerd. Vaak komt de werkelijke voorraad niet overeen met de voorraad zoals deze geregistreerd staat, deze verschillen worden op nul geboekt en onderzoek naar de mogelijke oorzaak gebeurt alleen als het verschil boven het percentage ligt waar rekening mee is gehouden in de prijsberekening. Het belang voor beiden is dat er geen optimaal inzicht is in de hoogte van de voorraad en hiermee een optimale wijze van inkopen. Y heeft de afgelopen jaren een groei doorgemaakt op het gebied van co-packing en daarnaast is er steeds meer vraag naar de dienstverlening die Y biedt in de vorm van re-packing, dit heeft gevolgen voor de inkoop en daarmee de voorraad. De leveranciers spelen ook een rol bij de achtergrond van het probleem. Op dit moment kan er alleen in grote hoeveelheden worden ingekocht, deze goederen moeten direct worden afgenomen en betaald. Hierdoor belandt de voorraad in het magazijn, waar het niet direct wordt verbruikt. Voor het hierboven beschreven probleem, met betrekking tot de optimale voorraad, is door Y nog niet naar concrete oplossingen gezocht. Wel is er aan gedacht om gezamenlijke inkopen te doen met Z te T. Aan dit idee is verder nog geen invulling gegeven. Wel is een oplossing gezocht met betrekking tot het automatiseren van het magazijn. Er zijn offertes aangevraagd van verschillende aanbieders van pakketten. Nadat onderzocht is welk pakket het beste aansluit bij de activiteiten in het magazijn van Y en na afloop van het afstudeeronderzoek zal een definitieve keuze worden gemaakt.

9

3. Het onderzoeksmodel3.1. Het onderzoeksontwerp Veel onderzoekers vinden het moeilijk om uit de doelstelling rechtstreeks de vraagstelling te formuleren. Een van de redenen hiervoor is dat je, aan het begin van het onderzoek, nog weinig zicht hebt op wat het onderzoek precies gaat inhouden. Uit ervaring blijkt het nuttig is om, alvorens de vraagstelling te formuleren, eerst een globaal overzicht te krijgen van de verschillende stappen die moeten worden gezet om de doelstelling te bereiken. Een handzame manier om dit overzicht te krijgen is het maken van een onderzoeksmodel. Een onderzoeksmodel is een schematische weergave van het doel van het onderzoek en de globale stappen die gezet moeten worden om dit doel te bereiken. Als je dit schema gemaakt hebt, zie je in n oogopslag op welke wijze je onderzoek is opgebouwd. Daarnaast is een onderzoeksmodel van belang bij het vaststellen van de theoretische achtergronden van je onderzoek. Ook bij praktijkgericht onderzoek is theorie van cruciaal belang. Zo kun je op basis van een discrepantie tussen theorie en een concrete situatie in de werkelijkheid een probleem constateren. (probleemsignalering). In verklarende theorien vind je vaak aanwijzingen voor oorzaken van een probleem (diagnose). Als je een AO-beschrijving wilt opstellen voor een organisatie vergelijk je vaak de huidige situatie binnen de organisatie met theorie over AO en constateer je knelpunten en doe je aanbevelingen ter verbetering van de AO (ontwerp). In de volgende paragraag zien je hoe je een overzichtelijk onderzoeksmodel kunt maken.

3.2.

Modelbouw

Als eerste stap in de constructie van een onderzoeksmodel formuleer je het doel. Je begint met het bouwen van het model bij het eindpunt. Voorbeeld HRM-beleid Stel dat de doelstelling van je onderzoek is het doen van aanbevelingen voor de verbetering van het HRM-beleid van organisatie X. Je visualiseert dit als volgt: Aanbevelingen HRM-beleid

Vervolgens vraag je je af hoe je aan dat beoogde resultaat komt. Het ligt voor de hand dat je het doel bereikt door bestudering van een object. Een onderzoeksobject kan, afhankelijk van de doelstelling van het onderzoek, van alles zijn: organisatiestructuren, processen, een wet, beleidsproblemen, afdelingen, etc. In dit onderzoek bestudeer je het HRM-beleid van organisatie X. Dit HRM-beleid is hier het onderzoeksobject. De volgende vraag is hoe je naar je onderzoeksobject gaat kijken. Je gaat je object bestuderen vanuit een bepaalde door jou te ontwikkelen onderzoeksoptiek. Dat is a.h.w. een bril waarmee je naar het onderzoeksobject gaat kijken. In dit voorbeeld ga je er vanuit dat een evaluatie van het HRM-beleid van de afgelopen jaren, voldoende inzichten oplevert om tot verbetervoorstellen te komen. Je wilt een kritische evaluatie uitvoeren van het huidige beleid. Je moet natuurlijk wel beschikken over beoordelingscriteria op grond waarvan je het beleid gaat evalueren. Deze criteria vormen je onderzoeksoptiek. De voorstellen tot verbetering komen als een conclusie naar voren uit een confrontatie van het gevoerde HRM-beleid met de gekozen onderzoeksoptiek.

10

Gevisualiseerd: Beoordelingscriteria Aanbevelingen HRM-beleid

HRM-beleid Organisatie X Een laatste vraag is natuurlijk hoe je aan die onderzoeksoptiek, die criteria in dit geval, komt. Die liggen meestal niet op je te wachten, maar die moet je als onderzoeker zelf ontwikkelen. Er zijn verschillende manieren om tot een onderzoeksoptiek te komen. Je kunt bijvoorbeeld relevante literatuur bestuderen, maar ook gesprekken voeren met mensen uit de praktijk en deskundigen. Gevisualiseerd: Theorie HRM Beoordelingscriteria Aanbevelingen HRM-beleid HRM-beleid organisatie X Gesprekken medewerkers (a) (b) (c)

Organisatietheorie

Ten slotte kun je hele onderzoeksmodel verwoorden. Voorbeeld: (a) Bestudering van theorie over HRM-problemen en organisatietheorie en gesprekken met medewerkers leveren beoordelingscriteria (b) voor effectief HRM-beleid, waarmee het HRMbeleid van organisatie X beoordeeld wordt. (c) De beoordelingsresultaten worden verwerkt tot voorstellen voor verbetering van het HRM-beleid van organisatie X. Als ontwerper van een onderzoeksmodel werk je van achteren naar voren. Als uitvoerend onderzoeker werk je uiteraard van voren naar achter.

3.3.

Voorbeelden van een onderzoeksmodel

In deze paragraaf wordt een tweetal voorbeelden gegeven van een onderzoeksmodel. Voorbeeld 1 Korte beschrijving probleemsituatie: Een warenhuisconcern heeft te kampen met verschillende problemen met betrekking tot de levering van goederen. Dit probleem heeft vele facetten: de logistieke aansturing, transportmanagement, afspraken met toeleveranciers, klantvriendelijkheid, de kosten van de levering, enzovoort. Ondanks verschillende recente uitgevoerde organisatieveranderingsprojecten ziet men geen verbetering. Het is bovendien niet duidelijk waar de problemen nu precies vandaan komen. Sommigen geven de schuld aan een starre organisatiestructuur. Anderen wijzen op de in hun ogen weinig commercieel ingestelde organisatiecultuur. Weer anderen brengen naar voren dat de medewerkers eigenlijk niet bereid zijn om hun manier van werken te veranderen. Het Hoofd Logistiek & Distributie vraagt een adviesbureau een onderzoek te doen naar de achtergronden voor de logistieke problemen.

11

Doelstelling Het doen van aanbevelingen aan het Hoofd Logistiek & Distributie voor verbetering van het logistieke beleid door een inventarisatie te maken van de door verschillende groeperingen binnen de organisatie (algemeen management, medewerkers Logistiek & Distributie, transporteurs, management lokale vestigingen) gepercipieerde achtergronden en oorzaken van de logistieke problemen en hun meningen over de oplossingen voor deze problemen.

Verwoording onderzoeksmodel (a) Een analyse van de organisatiekundige literatuur over logistiek en besturing, effectiviteit, efficintie en organisatieverandering, levert je een overzicht van aandachtspunten op. (b) Met behulp van dit overzicht breng je de meningen van de verschillende partijen in de organisatie over logistieke problemen en oplossingen in kaart. (c) Een vergelijking van de resultaten van deze evaluaties resulteert in (d) het verlangde overzicht van problemen en oplossingen. Kernbegrippen Efficintie, effectiviteit, Logistiek Onderzoeksobjecten Partijen A, B, C en D Voorbeeld 2 Doelstelling: Het doel van het onderzoek is het ontwerpen van een kostentoerekeningsmodel voor organisatie X door bestudering van literatuur over kostprijsberekeningsmodellen en procesanalyse, het analyseren van huidige productieproces, de werkelijke verbruiken en de componenten van de nacalculatorische kostprijs alsmede een inventarisatie van de problemen en mogelijke verbeteringen.

12

V u lis rin o d rz e s o e is a e g n e o k m d lT e rie ho k s rijs e k n g o tp b re e in K stp o rijsb re e in s e kn g m d lle u lite tu r o e n it ra u O tw rp n e ko tp s rijsto re e in s e kn g md l oe

(p ce n ly e ro s)a a s pr c s n y e o e a a ls md l oe Th o ri e e

-

-

A a e su te n lys re lta n Vo n e o k o ro d rz e H id u ig p d ctie ro s ro u p ce

Verwoording onderzoeksmodel Na bestudering van de literatuur over kostprijsberekeningsmodellen en procesanalyse en uit de gegevens van het vooronderzoek kiezen we een procesanalysemodel om het huidige productieproces te analyseren. Het resultaat van de analyse levert ons een inventarisatie van de problemen, de werkelijke verbruiken en de componenten van de nacalculatorische kostprijs. Een confrontatie van de analyseresultaten met de verschillende kostprijsberekeningsmodellen uit de literatuur brengt ons tot een ontwerp van een kostprijstoerekeningsmodel dat het beste past bij de situatie van organisatie X. Een onderzoeksmodel moet voldoen aan een aantal criteria.

Het onderzoeksmodelCRITERIA het model weerspiegelt een multidisciplinaire benadering; het model is logisch opgebouwd; het model geeft een globaal overzicht van de stappen die nodig zijn om de doelstelling te bereiken; de weergave van de doelstelling is de laatste stap in het model; het model bevat de volgende zaken: het/de onderzoeksobject(en); de kernbegrippen; het theoretisch kader; (eventueel) een visualisering en verwoording van het model visualisering en verwoording van het model zijn consistent.11

Toelichting:

1.

Onder multidisciplinair wordt verstaan dat het realiseren van het onderzoeksproject een bepaalde kennis vereist van verschillende theorien. In dit voorbeeld zijn dat theorien over kostprijsberekening en procesanalyse. Voorafgaand aan het onderzoek zal t.a.v. deze

13

2. 3.

theorien literatuur gezocht en bestudeerd moeten worden. Dit wordt ook wel het theoretisch kader genoemd. Het onderzoekobject is in voorbeeld 2 het productieproces. De kernbegrippen vind je doorgaans in de doelstelling terug. In voorbeeld 2 zijn de kernbegrippen: Kostprijsberekening Kostprijsberekeningsmodellen Procesanalysemodel Nacalculatorische kostprijs

OPDRACHT 2 Ga verder met de casus behorend bij opdracht 1.(casus 1). Ontwerp een onderzoeksmodel met de verwoording daarbij. Geef ook de kernbegrippen weer en noem het (de) onderzoeksobject(en). OPDRACHT 3 Hieronder is een nieuwe casus beschreven (casus 2) d.m.v. een korte beschrijving van de probleemsituatie en de doelstelling. Ontwerp ook voor deze casus een onderzoeksmodel met de verwoording daarbij. Geef ook de kernbegrippen weer en noem het (de) onderzoeksobject(en). De opdrachten moeten per tutorgroep in Word zijn uitgewerkt en voorafgaand aan de les op papier bij de docent worden ingeleverd. Aan het begin van de les wordt aan een of meerdere tutorgroepen gevraagd om de uitwerkingen aan de groep te presenteren. Het onderzoeksmodel dat elke tutorgroep voor beide casussen ontworpen heeft moet via een smartboard aan de groep getoond kunnen worden. De opdrachten zijn verplicht, d.w.z. zij tellen mee in de beoordeling van het programma onderzoeksvaardigheden.

14

Casus 2 (bron: afstudeeropdracht BE) Korte schets van X BV X BV in T is een groothandel voor bouw- en industrie met een CAO voor Technische groothandel. X BV is een handelsonderneming, die verkoopt aan de detailhandel 25% omzet en aan de groothandel 75% omzet. X bestaat daarom uit twee afdelingen het profcenter, het professionele gedeelte, en het particuliere gedeelte waar aan particuliere klanten producten worden verkocht. X is een gezond bedrijf wat zelfstandig opereert. X BV biedt niet een paar producten. Nee, X heeft meer dan honderden producten. De producten die verkocht worden zijn heterogene producten, in de ogen van de afnemers vertonen de producten verschillen. Een overzicht van het assortiment van X BV is: ijzerwaren, deuren, bevestigingsmaterialen, hang- & sluitwerk, machines, werkschoenen en werkkleding, gereedschappen, brandblussers en tuinartikelen. De omzet aan de particuliere klanten neemt de laatste jaren weer toe. Het omzetaandeel van de professionele afnemers stijgt de laatste jaren. X verdient meer aan de professionele afnemers dan de particulieren. Maar het is wel zo dat de marges bij de professionele afnemers kleiner zijn dan bij particulieren. De professionele afnemers vragen eerder om korting en om lagere prijzen. De afzetmarkt X BV verkoopt zijn goederen in heel Nederland en af en toe aan buitenlandse afnemers. De afzetmarkt van X is de omgeving van T en omstreken. Dit komt omdat X een vestiging heeft die zich in T bevindt. Kortom X beheerst de plaatselijke markt, dit is op lokaal niveau. De afnemer moet naar X toekomen, wil X omzet krijgen. Een aantal maanden geleden zijn binnen X vraagtekens geplaatst bij de voorraadbeheersing per productgroep. Deze vraagtekens zijn ontstaan door veranderingen van zowel interne als externe omgevingsfactoren. Een aantal veranderingen bij X zijn: Sinds 1 jaar is de ruimte van Hang & Sluitwerk verbouwd om meer uitstraling te krijgen. Elf jaar geleden is X op een andere plaats gevestigd waardoor er meer ruimte is. Prijsconcurrentie wordt steeds meer doordat de detail- en groothandel een breder assortiment aanbieden. Daarnaast ontstaat er meer branchevervaging. Toenemende concurrentie via internet. Klanten zijn mondiger en beter genformeerd door meer informatiemogelijkheden op onder andere internet. De omzet is verhoogd, meer volume per order en per klant.

Sinds een aantal jaren is er veel voorraad doordat X niet graag nee verkoopt. Om meer inzicht te krijgen in de producten die in de winkel liggen zijn deze verdeeld in productgroepen. De samenstelling van de productgroepen is in de loop der jaren veranderd. In de loop der jaren is er zowel intern als extern voor X het nodige veranderd, hierdoor is er te weinig gekeken naar wat de huidige productgroepen kosten qua ruimte en adverteren. De vraag is nu: Welke beslissingen moeten er genomen worden ten behoeve van de productgroepen. De vraag kan nu gesteld worden: Welke huidige productgroepen zijn rendabel?

15

Door de recente veranderingen wordt de behoefte aan juiste en volledige informatie over de productgroepen steeds sterker. Deze behoefte bestaat al een aantal jaren bij de directeur en de afdeling inkoop en verkoop. Het gebrek aan juiste en volledige informatie leidt hierdoor tot wel of geen beslissingen nemen over de assortimentkeuze. Enkele voorbeelden van problemen door het ontbreken van informatie zijn: Directeur: in welke huidige productgroepen moet ik investeren en welke huidige productgroepen moeten uit het assortiment. Moet ik in nieuwe productgroepen investeren. (beslissingen over het assortiment worden genomen op gevoel en kennis). Inkoop: welke product- (groepen) moeten uit het assortiment. Worden de juiste productgroepen en de juiste hoeveelheid producten ingekocht. Verkoop: welke producten verwacht de klant in het assortiment? Worden de genvesteerde bedragen in bepaalde productgroepen ook terugverdiend? Er is te weinig inzicht in de kosten en opbrengsten per productgroep. Er is te weinig inzicht in de voorraadbeheersing van de productgroepen. Te veel goederen die ruimte in beslag nemen. Staan de producten op de juiste plek in de winkel? Wat men bij X dus eigenlijk wil weten is of de voorraad die in de winkel ligt juist is. Meer inzicht in de omloopsnelheid, kosten en opbrengsten van de productgroepen kan dienen als basis om een beslissing te maken of een productgroep rendabel is of uit het assortiment moet. Door de kosten van ruimte meer toe te rekenen aan de productgroepen is er een beter inzicht in de kosten van een productgroep. Een beter inzicht van de kosten is van belang om zowel intern als extern goede beslissingen te kunnen nemen, resultaten te kunnen bepalen en het juiste assortiment aan te bieden. Belanghebbenden zijn uiteraard de directeur, inkoopster en verkopers. Met betrekking tot dit probleem zijn bij X al kleine stappen ondernomen in het verleden. Er is al begonnen met n productgroep een nacalculatie te maken om te kijken of de productgroep genoeg opbrengt in vergelijking met de kosten (zoals advertentiekosten). De nacalculatie is nog niet afgerond dit kan meegenomen worden in het onderzoek. Het onderzoek zal worden uitgevoerd op alle productgroepen bij X. Definitieve probleemstelling De definitieve probleemstelling luidt als volgt: Wat zijn de kosten voor de productgroepen? Wat is de juiste voorraadbeheersing per productgroep? Uiteindelijk moet er na een uitgebreide analyse van de huidige voorraad per productgroep gekomen worden tot een beslissingsadvies. Aan de hand van het bovenstaande moet het mogelijk zijn een calculatief advies te geven over welke productgroepen opbrengst leveren en welke productgroepen geld kosten. Vraagstelling: Op welke wijze ontstaat er meer inzicht in de kosten en opbrengsten van productgroepen? Doelstelling: Het doel van het onderzoek is inzicht te geven tot het nemen van beslissingen over de productgroepen door middel van de kosten en opbrengsten van de productgroepen in kaart te brengen.

16

4. De onderzoeksvraagstelling4.1. Het formuleren van onderzoeksvragen De onderzoeksvraag is de vraag waarop het onderzoek antwoord geeft. Het is daarom zaak om je onderzoeksvraag helder te beschrijven, dat voorkomt misverstanden en teleurstellingen. Het formuleren van een onderzoeksvraag is vaak een intensief proces van vallen en opstaan. Wanneer je het verzoek krijgt een onderzoek op te zetten met een bepaalde vraagstelling, ga je je meestal eerst orinteren. Je overlegt bijvoorbeeld eerst met collegas en zeker met je opdrachtgever en je gaat eens kijken of er al wat bekend is over het betreffende onderwerp in de literatuur, voordat je tot een min of meer definitieve formulering van de onderzoeksvraag overgaat. Het is daarbij van belang om goed met je opdrachtgevers te overleggen, als daarvan sprake is. Die moeten het immers met je uiteindelijke onderzoeksvraag eens zijn, anders heb je een probleem. Het zou vervelend zijn als het onderzoek een resultaat oplevert dat zij helemaal niet verwachten, of erger nog, misschien niet willen horen. Als je bijvoorbeeld ontdekt dat het ziekteverzuim op een afdeling samenhangt met de manier van leidinggeven, zal de manager mogelijk niet blij zijn met de uitkomst. Vaak hebben verschillende formuleringen de revue al gepasseerd, voordat besloten wordt tot een definitieve onderzoeksvraag. Ook dan is deze onderzoeksvraag vaak nog niet helemaal definitief. Ter illustratie een voorbeeld naar een voorgenomen onderzoek naar ziekteverzuim bij een organisatie X. De organisatie X heeft te kampen met een groot ziekteverzuim. Volgens de ondernemingsraad heeft dit maken met de toegenomen werkdruk. Het hoofd van de afdeling Personeel en Organisatie gelooft daar niet zo erg in. Hij heeft soms gesprekken met mensen die langdurig ziek zijn, van wie hij niet de indruk had dat ze nou zo vreselijk had werkten. Daarnaast ken hij werknemers die keihard werken en zich nooit ziek melden. Volgens hem heeft het meer te maken met de mate waarin de mensen zich betrokken voelen bij de organisatie en affiniteit hebben met hun werk of de doelgroep waarvoor zij hun werkzaamheden verrichten. Het doel van het onderzoek is het vinden van een verklaring voor het ziekteverzuim om op basis daarvan maatregelen te kunnen nemen dit ziekteverzuim te doen verminderen. Gedacht wordt dit doel te bereiken door inzicht te geven in de oorzaken van het huidige ziekteverzuim en in de manieren om deze oorzaken uit de weg te ruimen. Het probleem is duidelijk: het ziekteverzuim is te hoog. Het antwoord op de vraag Hoe komt dat? is echter onduidelijk. Je ziet al dat er een verschil van mening is tussen het hoofd P&O en de ondernemingsraad. Het gevolg is dat het hoofd P&O waarschijnlijk andere informatie verwacht dan de ondernemingsraad. De eerste verwacht waarschijnlijk informatie over betrokkenheid van de werknemers van de organisatie en de tweede over werkdruk. Waarschijnlijk wordt het nog ingewikkelder als je je gaat verdiepen in de literatuur over ziekteverzuim. Dan zul je merken dat ook factoren als de leeftijd van de werknemer, het geslacht, opleidingsniveau en positie in het bedrijf een rol kunnen spelen bij ziekteverzuim. Het is belangrijk met de opdrachtgever goed te bespreken wat hij wil weten. Dat is soms heel verwarrend: hij weet wel wat hij met de informatie wil bereiken, maar hij weet niet precies welke informatie hij wil hebben. Het ligt dan voor de hand om eerst een uitgebreide literatuurstudie te doen; in dit geval naar ziekteverzuim. Op basis van de resultaten van die studie kan dan aan de opdrachtgever een voorstel voor een onderzoeksvraag gedaan worden. Dit voorbeeld illustreert dat het formuleren van een onderzoeksvraag meestal een goede orintatie op de probleemstelling inhoudt. De meeste vraagstellingen zijn erg breed en roepen vragen op die niet allemaal tegelijk te beantwoorden zijn. Meestal beantwoord je dan ook met je onderzoeks-vraag slechts een deel van het probleem. Vaak heb je ook verschillende onderzoeksvragen nodig om de verschillende aspecten van het probleem te kunnen onderzoeken. Bij de vraagstelling Wat zijn de oorzaken van het hoge ziekteverzuim? kun je bijvoorbeeld de volgende onderzoeksvragen formuleren: Hoe hoog is het ziekteverzuim? Leidt een hoge werkdruk tot ziekteverzuim? Leidt een hoge mate van betrokkenheid tot ziekteverzuim? Is er een relatie tussen betrokkenheid en werkdruk?

17

4.2.

Vorm van de onderzoeksvraag

Bij een onderzoeksvraag gaat het altijd om een vraag. Er moet dus achter de onderzoeksvraag een vraagteken staan. Controleer of dat klopt en wanneer dat niet bet geval is, moet je de onderzoeksvraag aanpassen. Je moet verder Hoe komt het...- en Waarom...-vragen vermijden. Een vraag als Waarom is er zo veel ziekteverzuim? is te vaag en te globaal om als uitgangspunt te kunnen dienen voor een kwantitatief onderzoek. Deze vraag is te open. Wat moet de onderzoeker vragen, of waar moet hij naar kijken? Verder moet je ook alert zijn op een specifiek soort hoe-vragen, namelijk beleidsvragen zoals: Hoe kunnen we het ziekteverzuim terugdringen? of Hoe kan ik de leerprestaties van allochtone leerlingen verbeteren? Met betrekking tot het ziekteverzuim zou de eenvoudige centrale vraag Wat zijn de oorzaken van ziekteverzuim? al veel sturender zijn. Hoewel deze vraag volgens de beruchte hoe-kan-constructie geformuleerd is, is het sturende vermogen ervan nog betrekkelijk zwak. Zo is niet onmiddellijk duidelijk welke gegevens moeten worden verzameld. We moeten ons wel af vragen welke kennis nodig is om deze centrale vraag te kunnen beantwoorden. Te denken valt aan kennis over zaken als de soort ziekten die voorkomen, de spreiding van het verzuim over verschillende afdelingen van de organisatie, kenmerken van diegenen die vaak ziek zijn en dergelijke. Op grond van deze constatering kun je komen tot de volgende verzameling van deelvragen: In hoeverre verschilt het verzuim per afdeling? In welke afdeling(en) is het ziekteverzuim het grootst? In welke afdeling(en) is het ziekteverzuim het laagst? Waardoor onderscheiden zich die afdelingen bij de vorige 2 vragen nog meer van elkaar? Om wat voor soort ziekten gaat het vooral? Wie zijn er vooral ziek? Hoe lang is men gemiddeld per keer ziek? Zijn het vaak dezelfde personen die ziek zijn? Waardoor worden deze mensen gekenmerkt? De onderzoeksvraagstelling bestaat vaak uit meerdere hoofdvragen, die elk weer onderverdeeld zijn in een aantal deelvragen. Hoeveel vragen er moeten worden geformuleerd hangt samen met de complexiteit van het probleem of de kwestie en/of de omvang van het onderzoek. We maken enerzijds onderscheid in hoofd- en deelvragen en anderzijds in de aard van de vragen. Als je van een dergelijke indeling gebruik maakt voldoet deze aan de volgende eisen: a. De antwoorden op de hoofdvragen tezamen zijn voldoende toereikend om de doelstelling van het onderzoek te bereiken en niet meer dan dat. b. De antwoorden op de deelvragen geven tezamen een voldoende antwoord op de centrale vraag waaruit ze zijn afgeleid en niet meer dan dat. Onderzoeksgegevens kunnen een bijdrage leveren aan het oplossen van dit soort problemen, doordat ze mogelijk relevante informatie opleveren voor het beantwoorden van dit soort vragen, maar ze geven nooit de oplossing zelf. De overheid zou bijvoorbeeld graag van jou als onderzoeker de oplossing voor het probleem van studie-uitval willen hebben. Die oplossing heb je als onderzoeker uiteraard niet en het is ook niet je taak om een dergelijke oplossing te bedenken. Wel kun je onderzoeken wat de oorzaken van studie-uitval zijn. Op basis van de resultaten van jouw onderzoek kan de betreffende instelling beter beslissen welke maatregelen genomen moeten worden om de uitval te beperken. Je taak als onderzoeker is informatie leveren die anderen kunnen gebruiken om problemen op te lossen. Je kunt hoogstens een diagnose stellen; de therapie, oplossing of ingreep moet door de opdrachtgever of door anderen worden bedacht. Je kunt het effect daarvan als onderzoeker wel weer evalueren.

18

Samengevat: De onderzoeksvraagstelling moet voldoen aan de volgende criteria De onderzoeksvraagstelling is effectief, dat wil zeggen: levert een rele bijdrage aan het bereiken van de doelstelling; de onderzoeksvraagstelling is sturend, dat wil zeggen: uit de vraagstelling kan worden afgeleid welke kennis nodig is en uit de vragen kan worden afgeleid welk materiaal in het onderzoek moet worden verzameld; De onderzoeksvraagstelling is opgesplitst in centrale vragen en daaruit afgeleide deelvragen; de antwoorden op de centrale vragen zijn tezamen voldoende toereikend om de doelstelling van het onderzoek te bereiken en niet meer dan dat; de antwoorden op de deelvragen zijn tezamen een voldoende antwoord op de centrale vraag waaruit ze zijn afgeleid en niet meer dan dat.

4.3.

Voorbeeld onderzoeksmodel en vraagstelling

Bron: afstudeerscriptie BE De doelstelling van het afstudeerproject De doelstelling die kan worden geformuleerd bij deze afstudeeropdracht luidt als volgt: Het doel van de opdracht is het opstellen van een beschrijving van de AO/IB met betrekking tot de huidige processen inkoop van gerst, productie, opslag en verkoop in Lieshout en de afwijkingen van het productie- en opslagproces in de Eemshaven. Tevens dienen er aanbevelingen worden gedaan ter verbetering, en afdekking van mogelijke inherente risicos. Het doel zal worden gerealiseerd op basis van bestudering van de bestaande werkstromen, een inventarisatie van de knelpunten en het analyseren van de risicos. Theoretisch onderzoeksmodel Om de voorafgaande doelstelling te bereiken is er een theoretisch onderzoeksmodel opgesteld. Hierin is zowel een overzicht gegeven van de te gebruiken literatuur, als de stappen die nodig zijn m.b.t. het onderzoekstraject.

19

Schematisch ziet het onderzoeksmodel er als volgt uit:

Literatuur

Overzicht belanghebbende partijen

Resultaat

Massa productie

Inkoop Analyse resultaten

Contract en Kwaliteit Controles Logistiek

ProductieAnalyse resultaten

AnalyselijstAnalyse resultaten Opslag

Overzicht van knelpunten

enoplossingen

VoorraadVerkoop

Analyse resultaten

Proces Analyse/ AO beschrijvi

Automatiseri ng

Overzicht van de onderzoeksobjecten Er is gebleken dat er geen adequate en volledige AO/IB beschrijving per proces aanwezig is binnen HM, dit zou wel aan te bevelen zijn omdat dan op een snelle en eenvoudige wijze inzicht kan worden verkregen in de belangrijkste beheersingsmaatregelen binnen de betreffende processen en in de organisatie als geheel. Om de opdracht af te grenzen is ervoor gekozen om alleen onderzoek te doen naar de huidige AO/IB van de processen die samen hangen met de goederenbeweging in Lieshout, het betreft hier het inkoop-, productie-, verkoop- en opslagproces. De afwijkingen in de processen productie en opslag in de Eemshaven worden beschreven op basis van de AO/IB beschrijvingen van deze processen in Lieshout. Het geheel resulteert in aanbevelingen voor verbetering van de AO/IB in zowel Lieshout als de Eemshaven.

20

Vraagstelling Naar aanleiding van de geformuleerde doelstelling, het gevisualiseerde onderzoeksmodel en het daarbij gekozen theoretisch kader kunnen de volgende hoofd- en deelvragen worden onderscheiden: Centrale vraag 1: Welke relevante aspecten kunnen worden ontleend uit de literatuur voor het vormen van een analyselijst ten behoeve van het analyseren van de verschillende processen binnen HM? Deelvragen: 1) Welke aspecten zijn te ontlenen uit de literatuur met betrekking tot massa productie? 2) Welke aspecten zijn te ontlenen uit de literatuur met betrekking tot kwaliteitscontroles. 3) Welke aspecten zijn te ontlenen uit de literatuur met betrekking tot contracten? 4) Welke aspecten zijn te ontlenen uit de literatuur met betrekking tot voorraden? 5) Welke aspecten zijn te ontlenen uit de literatuur met betrekking tot logistiek? 6) Welke aspecten zijn te ontlenen uit de literatuur met betrekking tot proces analyse/AO? 7) Welke aspecten zijn te ontlenen uit de literatuur met betrekking tot automatisering? 8) Welke veranderingen ondergaan deze aandachtspunten of welke geheel nieuwe aandachtspunten kunnen worden geformuleerd voor het vormen van een analyselijst als gevolg van een onderlinge confrontatie van de aspecten bij 1 t/m 8? Centrale vraag 2: Met welk model kan de IST situatie het best worden beschreven? Deelvragen: 1) Hoe is het inkoopproces van gerst beschreven? 2) Hoe is het productieproces beschreven? 3) Hoe is het opslagproces beschreven? 4) Hoe is het verkoopproces beschreven? 5) Welke zijn de verschillende subprocessen en activiteiten, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de risicos met betrekking tot de betreffende processen uit 1 t/m 4? Centrale vraag 3: Wat zijn de resultaten die voortkomen uit het analyseren van de huidige AO/IB aan de hand van in vraag 1 verkregen analysepunten? 1) Op welke onderdelen zijn de beschreven processen onvolledig of ontoereikend na confrontatie met de analysepunten? 2) Welke knelpunten komen uit de analyse naar voren? 3) Welke risicos komen voort uit de onvolledigheden in de huidige AO/IB en de gevonden knelpunten? Centrale vraag 4: Welke verbeteringen van de huidige AO/IC beschrijving kunnen worden aangebracht en welke aanbevelingen kunnen worden gedaan ter verbetering, en afdekking van mogelijke inherente risicos?

OPDRACHT 4 Hieronder is een casus (casus 3)beschreven a.h.v. een korte beschrijving van de probleemsituatie, de doelstelling en het onderzoeksmodel. Formuleer hierbij een onderzoeksvraagstelling met centrale vragen en deelvragen. De opdracht moeten per tutorgroep in Word zijn uitgewerkt en voorafgaand aan de les op papier bij de docent worden ingeleverd. Aan het begin van de les wordt aan een of meerdere tutorgroepen gevraagd om de uitwerkingen aan de groep te presenteren. De vraagstelling die elke tutorgroep voor beide casussen geformuleerd heeft, dient via een smartboard vertoond te kunnen worden. De opdrachten zijn verplicht, d.w.z. zij tellen mee in de beoordeling van het programma onderzoeksvaardigheden.

21

Casus 3 (bron: afstudeerscriptie BE) Binnen AB Products ervaart algemeen directeur A problemen met betrekking tot de kostprijsberekening. Bij onderhandelingen over de verkoopprijs zijn de achterliggende waarden van de kostprijs cq. verkoopprijs niet bekend. Momenteel gebeurt het berekenen van de kostprijs door middel van percentages die nergens specifiek op gebaseerd zijn. Door de kleine verschillen in de verkoopprijzen onderling in de AGF-branche, is het van het belang om een zo goed mogelijk onderbouwde kostprijsberekening te realiseren. Het ontbreken van een duidelijke formulering van de kostprijs maakt sturing op managementniveau moeilijker te verwezenlijken. De behoefte aan volledige management informatie speelt vooral op de afdelingen in- en verkoop, financile administratie en directie. Het probleem dat de afdeling in- en verkoop heeft door het ontbreken van een kostprijsberekening bestaat uit de vraag welke verkoopprijs er aan de klant aangeboden kan worden. Voor de afdeling Financile Administratie heeft het ontbreken van een kostprijsberekening tot gevolg dat er geen juiste en volledige begroting en resultatenanalyse gemaakt kan worden. Voor de directie heeft het tot gevolg dat er niet exact bekend is welke prijs men kan vragen bij het binnenhalen van een order van grote omvang. Ook is er geen direct zicht op de winstgevendheid van bepaalde (verkoop-)activiteiten. De winstgevendheid van AB Products dient in kaart te worden gebracht. Hierdoor wordt een beter beeld verkregen van de kosten en opbrengsten binnen AB Products. De winstgevendheid wordt in kaart gebracht door middel van een kostprijsberekening. Door middel van de juiste informatie op de afdeling in- en verkoop, kan men goed beoordelen of er aan de verlangens van de afnemers tegemoet kan worden gekomen. Deze verlangens bestaan uit een juiste kwaliteitprijs verhouding. Informatie die betrekking heeft op de exacte kostprijs van de eigen producten is hierbij noodzakelijk. Daarnaast is het momenteel niet geheel duidelijk of alle producten rendabel zijn. Aan de hand van de nieuwe kostprijsberekening kan onder andere bepaald worden om een order al dan niet aan te nemen. Samengevat is een goed zicht op de kosten essentieel voor de onderhandelingspositie van AB Products. Een actuele opbouw en samenstelling van de kostprijsberekening is van belang om zowel intern als extern goed gefundeerde beslissingen te kunnen nemen, resultaat te kunnen bepalen en verkoopprijzen aan te bieden. Belanghebbenden zijn uiteraard de directieleden, inkoopfunctionarissen, verkoopfunctionarissen en de productiehoofden. Voor AB Productsmoet worden bekeken op welke manier de kostprijsberekening het beste kan worden opgezet. Met deze kostprijsberekening kan er aan de behoefte, om inzicht te krijgen in de kosten, worden voldaan. Hiervoor moet worden uitgezocht welke kostprijsberekeningsmethode het beste te gebruiken is omtrent de diversiteit van kostensoorten binnen AB Products. Nadat deze kostprijsberekeningsmethode is gekozen, zal deze methode opgezet moeten worden.

22

De doelstelling van dit onderzoek luidt: Het doel van het onderzoek is het ontwikkelen van het gekozen kostprijsberekeningsmethode voor AB Products, om zodoende de problemen met betrekking tot de kostprijsberekening (genoemd in de aanleiding en de probleemstelling) te verhelpen, door het analyseren van de huidige processen, het analyseren van de kostenstructuur en het toekennen van deze processen en bijbehorende kosten aan de producten.

OnderzoeksmodelKostprijsmodellen uit Theorie Kostprijsberekening Analyse van de kostenstructuur Theorie Proces- en ActiviteitenanalyseProcesanalyse (huidige processen)

de theorie Ontwerp Kostprijsberekenings model Analyseresultaten

Vooronderzoek

(a)

(b)

(c)

(d)

Verwoording van het onderzoeksmodelNa de bestudering van de literatuur over kostprijsberekeningsmodellen, de proces- en activiteitenanalyse en de gegevens van het vooronderzoek, wordt een kostprijsberekeningsmodel gekozen. (a) Met de verkregen kennis uit de theorie zal begonnen worden met enerzijds grondige analyse van de kostenstructuur en anderzijds een procesanalyse van de huidige processen om daardoor inzicht te krijgen in de verschillende kostendragers van de producten. (b) Uiteindelijk zal dit uitmonden in analyseresultaten. Deze zullen op hun beurt worden vergeleken met de theorie van het gekozen kostprijsmodel. (c) Dit alles zal resulteren in een definitief ontwerp van een kostentoerekeningsmodel. (d)

23

5.

5. Verslaglegging van een onderzoek5.1. Inleiding

Gedurende een onderzoek moet je vaak op verschillende momenten verslag van je onderzoek doen. Tijdens de voorbereiding van je onderzoek doe je dat in de vorm van een interimrapport en een beschrijving van het onderzoekstechnisch ontwerp. Aan het eind van je onderzoek verwerk je je project in een onderzoeksverslag. In de volgende paragrafen wordt aangegeven uit welke onderdelen deze verschillende vormen van verslaglegging bestaan. Ook tijdens je stage zul je een of meerdere opdrachten uitvoeren. Van deze opdrachten doe je verslag in het zogenaamde Projectverslag. Vooraf aan de stage gaat dien je een stageleerplan te schrijven. In dat stageleerplan geef je het onderzoekstechnisch ontwerp van je stageopdracht(en). In paragraaf 5.5. gaan we in op het stageleerplan. 5.2. Het interimrapport

De voorbereiding van een onderzoeksproject bestaat uit het samenstellen en ontwikkelen van een onderzoeksopzet. Dit is een soort van vooronderzoek ter voorbereiding van het echte onderzoek. Waarom deze fase het vooronderzoek genoemd wordt, heeft te maken met het feit dat je in de organisatie al orinterende gesprekken voert, nog keuzes moet maken t.a.v. de onderzoeksmethoden en onderzoeksstrategie en vervolgens kennis opdoet middels het zoeken en lezen van literatuur voor het theoretisch kader. In het vierde jaar wordt t.a.v. het afstuderen van de studenten verwacht dat zij rapporteren over dit vooronderzoek in een zogenaamde interimrapport. Dit is het onderzoeksvoorstel dat eerst ter goedkeuring aan de begeleidende docenten moet worden voorgelegd.

5.3.

Het onderzoekstechnisch ontwerp

Het onderzoekstechnische ontwerp bestaat uit uitwerking van de volgende aspecten. Informatiebronnen (literatuur, documenten, media, respondenten, informanten, deskundigen) Ontsluiting van de bronnen (interviews, observatie, enqute) Keuze van de bronnen (select, aselect, steekproef) Onderzoeksstrategie (casestudy, experiment, survey) Onderzoeksplanning (MSProject)

5.4.

Het onderzoeksverslag

De indeling van een onderzoeksverslag (het uiteindelijke verslag) ziet er doorgaans als volgt uit: Indeling: (voorwoord); samenvatting; inhoudsopgave; inleiding; het conceptueel ontwerp (projectkader, doelstelling, onderzoeksmodel, vraagstelling, kernbegrippen) een uitwerking van het theoretisch kader de methode van onderzoek: bronnen + wijze van ontsluiting; onderzoeksstrategie; wijze van datapreparatie; wijze van analyseren; bij een kwalitatieve analyse geef je aan op basis waarvan je uitspraken gaat doen. de resultaten; de conclusies; discussie; aanbevelingen. literatuurlijst (alfabetisch); bijlagen.

5.5. Samenstelling eigen stageleerplan Voordat je op stage gaat stel je een stageleerplan samen. In dit stageleerplan moeten de volgende zaken aan de orde komen(volgens de Stagewijzer, p9) : Korte bedrijfsbeschrijving

24

Beschrijving van de stage-inhoud (geef hierbij aan of er sprake is van een expliciete stageopdracht of dat er sprake is van uit te voeren activiteiten bij een meewerkstage) Leerwensen Beroepsproducten (2) Globale onderzoeksopzet van de beroepsproducten + voorstel theoretische verdieping (Zie bijlage 1, Richtlijnen globale onderzoeksopzet)

Als er sprake is van een stageopdracht, zal deze veelal aansluiten bij n van de gedefinieerde beroepsproducten. Een compleet overzicht van mogelijke beroepsproducten voor een BE- of AC-stage is te vinden in de StagewijzerBE en de Stagewijzer AC. In geval van een meewerkstage zullen de werkzaamheden hier in meer of mindere mate op aansluiten en zal de student zijn beroepsproduct(en) in meer of mindere mate los van zijn werkzaamheden kunnen vormgeven, uiteraard in overleg met de stagebiedende organisatie. Het stageleerplan kan dus alleen geschreven worden als je een duidelijk beeld hebt van de inhoud van je stage. De procedure rond het stageleerplan ziet er als volgt uit. Het voorlopige (concept)stageleerplan wordt binnen drie weken nadat de stagecordinator de stage heeft goedgekeurd bij de mentor ingeleverd. De mentor kan hier nog opmerkingen bij maken die moeten worden verwerkt. Tijdens de startbijeenkomst van de stage wordt het zo nodig aangepaste concept-stageleerplan aan de stagebegeleider/mentor overhandigd . Na goedkeuring door de stagebegeleider/mentor en de bedrijfsbegeleider moet het stageleerplan binnen drie weken na de start van de stage definitief zijn. OPDRACHT 5 Beroepsproducten verwerken in het concept-stageleerplan. Voordat je op stage gaat zul je in het kader van het stageleerplan bij elk gekozen beroepsproduct tot een onderzoeksformulering moeten komen. Op basis van de gesprekken die je al gevoerd hebt en aan de hand van je eigen indruk van het stagebedrijf, dien je alvast een (beperkte) probleemstelling, doelstelling en vraagstelling te formuleren. De omvang bedraagt ongeveer 1 A4-tje. De vraagstelling kan in het kader van het concept-stageleerplan voorlopig beperkt blijven tot een hoofdvraag en enkele deelvragen. Hieronder staan delen uit een drietal stageleerplannen. Jullie kiezen 2 van de 3 stages en stellen voor beide stages het concept-stageleerplan op. Per stage verwerk je alle genoemde beroepsproducten. Deze opdracht resulteert in 2 verschillende concept-stageleerplannen en deze moeten voldoen aan de eisen voor CSV. 1. Stageopdracht: AA-accountancy Bedrijfsbeschrijving: Van Noord Accountants & Belastingadviseurs heeft zes vestigingen. Binnen deze zes vestigingen zijn meer dan honderd twintig medewerkers actief. De vestigingen bevinden zich in Rivierenlanden. Van Noord is aangesloten bij het SRA. (Samenwerkende Registeraccountants en Accountants-administratieconsulenten) Sinds kort hebben ze een vergunning om wettelijke controles uit te voeren. Het merendeel zijn ze werkzaam voor het MKB. Mijn stage zal plaatsvinden in de vestiging Culemborg. Bij deze vestiging hebben ze ervaring met studenten, omdat er al vaker studenten,onder andere van onze school stage gelopen hebben. Stage-inhoud:Er zal voornamelijk sprake zijn van een meewerkstage zonder een echte stageopdracht. Vanuit de opleiding Bedrijfseconomie moeten er twee beroepsproducten aan bod komen. Deze twee beroepsproducten zijn in het geval van deze stage, Financile administratie en Jaarrekening 2. Stage Novoferm BE Korte bedrijfsbeschrijving: Novoferm Nederland BV is fabrikant en leverancier van kwaliteitsdeuren, voor de industrile en particuliere markt. In de praktijk komt dit neer op promotie, productie, verkoop, montage en aftersales van: sectionaal deuren, roldeuren, dockshelters en docklevellers, garagedeuren (sectionaaldeuren en kanteldeuren), multifunctionele loopdeuren, deurkozijnen en vlieringtrappen. Hiermee is Novoferm een one-stop-shop-supplier, oftewel complete dienstverlening binnen een bedrijf. Vanuit vestigingen in Waardenburg, Roermond en Almelo realiseert Novoferm de ontwikkeling, productie en verkoop van bovengenoemde producten. Via een dealerorganisatie en zusterbedrijven in nagenoeg alle Europese landen vinden de producten hun weg naar de buitenlandse klanten. Bij Novoferm Nederland BV zijn rond de 250 medewerkers werkzaam. Vanuit de vestiging te Waardenburg, biedt de divisie industrie een uitgebreid programma aan tocht en brandwerende

25

industriedeuren voor binnen- en buitentoepassing en producten die het laden en lossen van goederen aan een gebouw mogelijk maken, het zogenaamde dock equipment. Beschrijving van de stage-inhoud: Door mee te werken op de afdeling credit management het bedrijf en de verschillende onderdelen binnen het huidige proces van credit management binnen Novoferm B.V. leren kennen. Ik zal binnen de afdeling eigen dagtaken en verantwoordelijkheden krijgen, waarnaast ik ruimte krijg om een aantal eigen opdrachten uit te werken, of processen te verbeteren waar eerder geen tijd voor is geweest. Eigen opdrachten: 1. Beschrijf en analyseer het volledige proces van creditmanagement binnen Novoferm Nederland B.V. Deze beschrijving en analyse zouden vervolgens moeten leiden tot uitgewerkte verbetervoorstellen richting de creditmanager, het hoofd van de afdeling financin en de financieel directeur. Deze opdracht raakt een groot aantal van de afdelingen. 2. Beschrijf en analyseer het proces van klachtenafhandeling. Deze beschrijving en analyse zouden vervolgens moeten leiden tot verbetervoorstellen richting de afdeling kwaliteit. Tijdens deze opdracht heeft de student o.a. contact met de afdelingen financin, verkoop, customer service, productie, planning en kwaliteit. 3. Beschrijf het proces van debiteurenbeheer en maak op basis hiervan werkinstructies voor de werkwijze in OnGuard (software voor debiteurenbeheer). 3. Stage bij ABN Amro MeesPierson ABN Amro MeesPierson is een financile dienstverlening aan welgestelde particulieren. ABN Amro is in Nederland marktleider op het gebied van Private Banking en heeft een lange traditie op het vlak van het adviseren van zeer vermogende particulieren. Om voor private banking in aanmerking te komen moet een klant een vermogen van ongeveer n miljoen euro vrij besteedbaar hebben. De term private slaat op de persoonlijke benadering die gepaard gaat met private banking, in tegenstelling tot de massamarkt van gewoon consumentenbankieren (retail banking). Sinds 1 juli is de juridische fusie tussen ABN Amro en Fortis Bank een feit. Vandaar dat ABN Amro Private Banking en Fortis MeesPierson nu samen verder gaan onder de naam ABN Amro MeesPierson. Binnen ABN Amro MeesPierson zijn er verschillende mogelijkheden om geld te beleggen, namelijk: - Vermogensbeheer - Beleggingsadvies - Actief beleggen - Private Trading Iedere vorm van beleggen is weer anders. Bij de ene vorm heb je meer inspraak dan de ander als particuliere belegger. Ik zal voor mijn stage verschillende beroepsproducten formuleren waar ik gedurende mijn stage aan zal werken. De beroepsproducten die ik heb gekozen zijn: 1. MIS Als je werkt met klanten die je goed moet kennen, zoals bij Private Banking, is het werken met portefeuillemodellen aan te raden. Daarin staat een duidelijk overzicht van de beleggingsdoelstellingen, wensen en overige informatie van de klant. Deze portefeuillemodellen worden door de klant zelf opgesteld, eventueel met hulp van de beleggingsadviseur. Het is hierbij wenselijk dat het gekozen model overeenkomt met de actuele beleggingsportefeuille 2. Procesbeschrijving Zoals gezegd wordt er verbetering van het proces op prijs gesteld, met name het proces van informatievoorziening. Aan de hand van informatie moeten beleggingsadviseurs adviezen geven aan de klant. 3. Kwaliteitszorg Het gaat daarbij namelijk om het optimaliseren van de kwaliteit van het beleggingsadvies en het proces als geheel. Verbeteringen moeten er voor zorgen dat de kwaliteit van het hele systeem omhoog gaat. Het geheel leidt dus tot betere stromingen van informatie binnen de organisatie. Het maken van een overzichtelijk document met alle informatie betreffende de portefeuillemodellen, draagt er eveneens aan bij dat de beleggingsadviezen beter op maat kunnen worden gemaakt en dat de beleggers efficinter te werk kunnen gaan. Hierdoor neemt de kwaliteit toe en kunnen de resultaten worden verbeterd.

26

BRONVERMELDING

1. Baarda, D.B. en De Goede, Basisboek Methoden en Technieken, Groningen:Wolters-Noordhoff, 2006.

2. Verschuren, P. en Doorewaard, H., Het ontwerpen van een onderzoek, Utrecht:Lemma, 2007.

3. Appels, A., Handleiding onderzoeksvaardigheden P3, AFM: Avans Hogeschool,2008 4. AFM, Avans Hogeschool, afstudeerwijzer AC/BE, 2008 5. AFM, Avans Hogeschool, afstudeerscriptie BE, 2006

6. Stagewijzer Bachelor of Economics Opleiding BE AFM 2010 2011 7. Stagewijzer Bachelor of Economics Opleiding AC AFM 2010 2011

8. AFM, Avans Hogeschool, afstudeerscriptie BE, 2007 9. AFM, Avans Hogeschool, 2 afstudeerscripties BE, 2008 10. AFM, Avans Hogeschool, aanmelding afstudeeropdracht BE, 2008 Daarnaast wordt verwezen naar de flitscolleges bij de methode Het ontwerpen van een onderzoek van Piet Verschuren en Hans Doorewaard: www.ontwerpenvaneenonderzoek.nl

27

BIJLAGE 1 Richtlijnen voor de globale onderzoeksopzet (Uit de Stagewijzer) In het kader van het stageleerplan zul je bij elk gekozen beroepsproduct tot een onderzoeksformulering moeten komen op een wijze zoals je dat bij onderzoeksvaardigheden hebt geleerd. Op basis van de gesprekken die je al gevoerd hebt en aan de hand van je eigen indruk van het stagebedrijf, dien je alvast een (beperkte) probleemstelling, doelstelling en vraagstelling te formuleren. De omvang bedraagt ongeveer 1 A4-tje. Voor de inhoud van de probleemstelling en de wijze van formulering van de doelstelling, raadpleeg de syllabus onderzoeksvaardigheden in de K-fase. De digitale versie ervan is beschikbaar in de course op BlackBoard t.b.v. de stage. De vraagstelling kan voorlopig beperkt blijven tot een hoofdvraag en enkele deelvragen. Pas tijdens de stage zelf zul je dit verder moeten fine-tunen tot een volledige onderzoeksopzet: een conceptueel onderzoeksontwerp, inclusief onderzoeksmodel, en een technisch ontwerp. Zie schema hieronder. Literatuuronderzoek is een verplicht onderdeel van de stage en dient daarom deel uit te maken van het onderzoeksmodel (= fase a van het onderzoeksmodel). Hieronder staat een overzicht van welke onderdelen een volledig onderzoeksopzet uiteindelijk moet bevatten. Bij de opdrachtformulering voor het stageleerplan kun je voorlopig volstaan met een beknopte probleemstelling, een doelstelling en een vraagstelling.

28

Beroepsproduct Financile Administratie Hier wordt een voorbeeld gegeven van hoe een onderzoeksopzet van een beroepsproduct eruit zou kunnen zien. Het voorbeeld is grotendeels fictief, en is voornamelijk bedoeld ter illustratie van wat zoal op en aan een onderzoeksopzet behoort te zitten. Aanleiding Twee en een half jaar geleden is er besloten om het toen gebruikte Point of Sale pakket, hierna POS pakket te noemen, op de schop te gooien en een nieuw pakket te ontwikkelen. Waarbij POS staat voor software die gebruikt wordt voor de financile administratie. Omdat het oude pakket vele bugs had en teveel op een verouderde structuur was doorontwikkeld. Na een goed jaar ontwikkelen en testen is er een nieuw POS pakket begin 2007 gemplementeerd. Helaas werkte dit pakket nog steeds niet optimaal, na diverse updates en fixes is het er wel op vooruit gegaan. Probleemstelling In elk bedrijf wordt een financile administratie gevoerd. In de onderhavige organisatie volgt elke maand uit deze administratie een balans, winst- en- verliesrekening en hierop zal een maandafsluiting volgen. In elke administratie kunnen er fouten gemaakt worden. Het is daarom dus van belang dat deze fouten tijdig ontdekt worden. Een voorbeeld. Fluctuaties in de voorraad, zowel positief als negatief, worden ten laste van de voorraad genomen en zorgen derhalve voor een aanslag op het resultaat per maand. Over de maand juni was het verschil dermate groot, dat er onderzoek naar gedaan is. Hieruit kwam naar voren dat het POS pakket, voorraadboekingen buiten een periode niet meeneemt in de dagelijkse dagafsluiting en dus niet als ontvangen goederen werd geregistreerd, waardoor diverse grootboek rekeningen niet met elkaar aansloten. Ook werden verkopen tegen een verkeerde marge berekend waardoor er een verkeerde aansluiting tot stand kwam de vertegenwoordigde waarde op het hoofdkantoor. Ook de onduidelijkheid wat er gebeurt met de diverse boekingsgangen en de processen binnen en maakte dat er een gevoel heerst op de administratie dat er geen control is over het geheel. Het ontbreken van een procesbeschrijving en een AO/IC dragen bij aan het gebrek aan transparantie van de processen en gangen binnen de geld- en goederen bewegingen. Zij zijn niet de enige die behoefte hebben aan een betrouwbaar POS systeem, ook de volgende personen hebben er belang bij: De directie, geen 100% betrouwbare informatie om beslissingen mee te kunnen nemen. Afdeling Finance, onduidelijkheid in de gegevens die worden exporteert naar het ERP pakket. Kloppen de getallen wel en wat zeggen deze? Alle medewerkers die er dagelijks van afhankelijk zijn, het zorgt voor veel frustratie bij alle medewerkers. Omdat het voor veel onduidelijkheid zorgt.

De voorraadproblematiek speelt al sinds 2004 en is nooit dusdanig onderzocht. In de jaren zijn er wel verbeteringen aangebracht in het POS pakket maar door alle gaande processen en veranderingen werd er iedere keer een ander obstakel opgeworden. In deze tijd was de organisatie onder onderhevig aan veranderingen en was dus ook geen stabiele factor in het geheel. Daarnaast is het door een gebrek aan algemene richtlijnen, dat door verschillende medewerkers op een andere manier gewerkt wordt en er andere regels gelden. Door hiervoor uniforme regels en procedures voorop te stellen wordt er veel onduidelijkheid weg genomen. Wat er uitgezocht en beschreven moet worden is een overzicht van de verschillende processen met betrekking tot de geld- en goederenbeweging. Dus Inkoopproces RMA/CMA goederenstroom en prijzen en crediteringen Interfiliaal verkeer van goederen en de bijbehorende geldbeweging Voorraad afboekingen Binnenkomende geldstromen (kasgeld, pin etc.) Verkoopproces

Als deze processen helder zijn, kan er gekeken worden waar de knelpunten zitten en hoe deze verbeterd kunnen worden. Daarnaast moet er een AO/IC komen zodat voor de medewerkers duidelijk is hoe zaken ingeregeld zijn. En dat deze handelingen uniform zijn voor de gehele organisatie zodat er in alle filialen op een zelfde manier gewerkt wordt. Dit moet zijn weerslag vinden

29

in een opzet voor een nieuw of gepdate POS systeem. Zodat er binnen het systeem geen ruimte meer bestaat voor creatief boekhouden, dat wil zeggen dat er niet zomaar goederen kunnen worden afgeboekt zonder reden, goederen dubbel kunnen worden opgeboekt, frauduleus handelen van medewerkers en het verkeerd verwerken van kassatransacties (denk hier bij aan verkeerd aanslaan van een product waardoor een verkeerd product met een andere prijs wordt meegegeven dan was bedoeld) en dat de output van het POS systeem betrouwbaar is en blijft. Ook moet er voor gezorgd worden dat er controlelijsten beschikbaar komen om de naleving van de procedures te kunnen waarborgen. Er is op dit gebied in het verleden weinig tot niets gedaan. Wat er nog bekend is, is dermate gedateerd dat dit veelal niet meer bruikbaar is. Er moet vanaf nul worden begonnen en als het eenmaal up to date is, moet er zorg voor gedragen worden dat de informatie actueel is en blijft. De doelstelling van deze opdracht is de volgende: Het doen van aanbevelingen ter verbetering van de financile administratie t.b.v. een sluitende balans, winst- en- verliesrekening en maandafsluiting door een analyse te maken van alle processen (inkoop, voorraad en verkoop) binnen Finance en daarbij de knelpunten en risicos in kaart te brengen

Het onderzoeksmodel:

Literatuur Financile administratie

Financile administrati e t.a.v. inkoop Analyseresultaten Knelpunten en risicos aanbeveling en

Literatuur AO/IC analyselijst Literatuur risicoanalyse Financile administrati e t.a.v. verkoop en opslag Analyseresultaten

Documenten organisatie

Verwoording van het onderzoeksmodel Na bestudering van de literatuur over financile administratie, AO/IC en risicoanalyse en uit de beschikbare documenten uit de organisatie wordt een analyselijst samengesteld aan de hand waarvan de financile administratie t.a.v. inkoop, opslag en verkoop wordt geanalyseerd. De analyseresultaten inkoop, opslag en verkoop worden met elkaar geconfronteerd. Hieruit worden alle knelpunten en risicos genventariseerd en tenslotte aanbevelingen geformuleerd.

30

De vraagstelling

Hoofdvraag 1 Welke relevante aspecten kunnen worden ontleend uit de literatuur en documenten van de organisatie t.b.v. het opstellen van een analyselijst? Deelvragen 1.1 Welke aandachtspunten kunnen worden ontleend uit de literatuur over de financile administratie. 1.2 Welke aandachtspunten kunnen worden ontleend uit de literatuur over AO/IC 1.3 Welke aandachtspunten kunnen worden ontleend uit de literatuur over risicoanalyse 1.4 Welke aandachtspunten kunnen worden ontleend uit documenten van de organisatie 1.5 Welke veranderingen ondergaan deze aandachtspunten of welke geheel nieuwe aandachtspunten kunnen worden geformuleerd voor het vormen van een analyselijst als gevolg van een onderlinge confrontatie van de aspecten bij 1.1 t/m 1.4 Hoofdvraag 2 Welke relevante processen kunnen we onderscheiden t.a.v. de financile administratie? Deelvragen: 2.1 Welke hoofdprocessen en subprocessen zijn te onderscheiden t.b.v. de financile administratie t.a.v. inkoop? 2.2 Welke hoofdprocessen en subprocessen zijn te onderscheiden t.b.v. de financile administratie t.a.v. opslag en verkoop? Hoofdvraag 3 Wat zijn de resultaten die voortkomen uit het analyseren van financile administratie aan de hand van in vraag 1 verkregen analysepunten? Deelvragen 3.1 Op welke onderdelen zijn de beschreven processen onvolledig of ontoereikend na confrontatie met de analysepunten? 3.2 Welke knelpunten komen uit de analyse naar voren? 3.3 Welke risicos komen voort uit de onvolledigheden in de huidige AO/IB en de gevonden knelpunten Hoofdvraag 4 Welke verbeteringen t.a.v. financile administratie kunnen worden aangebracht en welke aanbevelingen kunnen worden gedaan ter verbetering, en afdekking van mogelijke inherente risicos? Onderzoeksmethode Veel informatie zal via mijn praktijkbegeleider kunnen worden verkregen. Ook heb ik toegang/inzage tot het intranet en in relevante documenten. Bovendien leer ik via een korte cursus werken met het administratieve POS pakket. Hierbij mag ik voor de organisatie activiteiten verrichten t.b.v. de balans, winst- en- verliesrekening en de maandafsluiting. Daarnaast zullen interviews met 4 key users en 6 andere gebruikers inzicht moeten geven in hoe de verschillende processen in elkaar steken en wat de gewenste, ideale, situatie zou zijn. De interviews worden uitgewerkt en omgezet naar bruikbare informatie. Vooraf zoek ik in de literatuur hoe een POS systeem AO/IC technisch in te delen is en combineer dat met eerder verzamelde informatie. Ook zal de huidige situatie vergeleken worden met de AO/IC theorie op overeenkomsten en verschillen. Planning Een planning is bij dit fictief voorbeeld niet toegevoegd. Geadviseerd wordt een student wel een planning te laten maken.

31