Opleidingsstatuut Bachelor Bouwkunde Voltijd - han.nl · 2 Algemene bepalingen Dit statuut is het...
-
Upload
duongthien -
Category
Documents
-
view
223 -
download
0
Transcript of Opleidingsstatuut Bachelor Bouwkunde Voltijd - han.nl · 2 Algemene bepalingen Dit statuut is het...
i
Inhoud Inleiding .................................................................................................................................................. 1
Algemene bepalingen .......................................................................................................................... 2
Deel 1: Studiegids .................................................................................................................................. 3
Hoofdstuk 1: Visie op het onderwijs ..................................................................................................... 3
Hoofdstuk 2: Visie op duurzaamheid ................................................................................................... 4
Hoofdstuk 3: Lesdagen en vakanties ................................................................................................... 6
Hoofdstuk 4: Doelen van de opleiding ................................................................................................. 7
Hoofdstuk 5: Opbouw van de opleiding ............................................................................................. 13
Hoofdstuk 6: Studieloopbaanbegeleiding (SLB) ................................................................................ 15
Hoofdstuk 7: Interne organisatie ........................................................................................................ 16
Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau ............................................................ 18
Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens ..................................................... 22
Onderwijs- en Examen Regeling (OER) ............................................................................................ 22
Reglement examencommissie 2018/2019 (BA voltijd) ...................................................................... 42
Reglement opleidingscommissie voor de gemeenschappelijke opleidingscommissie van de opleidingen van het instituut Built Environment 2018-2019 ............................................................... 51
Tentamenregeling Faculteit Techniek studiejaar 2018-2019 ............................................................. 59
Regeling externe toezichthouders bij examens ................................................................................. 71
Deel 3: Beschrijving van het onderwijs ............................................................................................. 75
Hoofdstuk 1: Curriculumoverzichten (voltijd)...................................................................................... 75
Samenstelling propedeutische fase (voltijd en bijzondere eigenschap MBO-route) ..................... 75
Hoofdstuk 2: Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen propedeutische fase ................... 76
Hoofdstuk 3: Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen post-propedeutische fase ......... 106
Hoofdstuk 4: Verkorte programma’s ................................................................................................ 138
Hoofdstuk 5: Gegevens HAN-gecertificeerde minoren en daartoe behorende onderwijseenheden140
Bijlage 1 Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut .................................................. 151
1
Inleiding
In dit opleidingsstatuut geven wij je informatie over de gang van zaken tijdens je studie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Je treft ook informatie aan over bijvoorbeeld de jaarplanning, uitgangspunten voor ons onderwijs, studieopbouw, ondersteunende faciliteiten, de examenregeling en de procedures met betrekking tot jouw rechtsbescherming. Volgens de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW, artikel 7.59) dient een
hbo-instelling een studentenstatuut vast te stellen en aan alle studenten bekend te maken. Het studentenstatuut bestaat uit twee delen: het instellingsspecifieke deel (dus: de HAN) en het opleidingsspecifieke deel (dus: de opleiding), zie figuur 1.
Het instellingsspecifieke deel - we noemen dat het studentenstatuut - bevat een beschrijving van jouw rechten en plichten, zoals die voortvloeien uit de wet, en een overzicht van de regelingen die jouw rechten beschermen:
een beschrijving van de procedures voor bezwaar en beroep binnen de instelling,
een beschrijving van de beroepsrechten die zijn ontleend aan de WHW en andere wettelijke regelingen, en;
een beschrijving van aanvullende procedures die door de HAN zijn getroffen ter bescherming van jouw rechten.
Dit instellingspecifieke deel kun je terugvinden op HAN Insite.
Het opleidingsspecifieke deel – we noemen dat verder het opleidingsstatuut (OS) – bestaat uit drie delen:
1. Studiegids. In de studiegids vind je informatie over de opbouw van de opleiding en over de beroepstaken en competenties die in je opleiding centraal staan. Verder krijg je informatie over de organisatie van de opleiding, de invulling van studieloopbaanbegeleiding en de faciliteiten die er binnen de opleiding, het instituut of de HAN voor jou zijn. Ook krijg je de algemene informatie die voor alle HAN-studenten geldt, zoals de jaarplanning, de vakanties en de tentamen- en herkansingsperiodes.
2. Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens.
Hier vind je met name de regels voor de uitvoering van het onderwijs en de tentamens en examens.
3. Beschrijving van het onderwijs.
In deel 3 vind je onder andere informatie over het curriculum van jouw opleiding, de onderwijseenheden en tentaminering, de integrale toetsen en de minoren van jouw opleiding. De informatie in dit deel maakt onlosmakelijk deel uit van de Onderwijs- en examenregeling (OER) die in deel 2 van het opleidingsstatuut is gepresenteerd.
Figuur 1 Studentenstatuut en Opleidingsstatuut
2
Algemene bepalingen
Dit statuut is het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut als bedoeld in artikel 7.59 lid 4 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), hierna te noemen opleidingsstatuut. Dit opleidingsstatuut is van toepassing op de opleiding Bouwkunde, hierna te noemen de opleiding, in het studiejaar 2018-2019.
In dit opleidingsstatuut zijn jouw rechten en plichten enerzijds en van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen anderzijds zo goed mogelijk vastgelegd. Dit opleidingsstatuut omvat onder andere een beschrijving van de studieopbouw en de ondersteunende faciliteiten die je door de instelling worden aangeboden, de vastgestelde onderwijs- examenregeling en de procedures voor je rechtsbescherming in aanvulling op die van de instelling.
Dit opleidingsstatuut is vastgesteld bij besluit van de faculteitsdirectie van de faculteit Techniek op 30 augustus 2018. De faculteitsraad heeft op 30 augustus 2018 ingestemd met de tekst van het opleidingsstatuut.
Wijzigingen van dit opleidingsstatuut worden door de faculteitsdirectie bij afzonderlijk besluit vastgesteld. Wijzigingen gedurende het lopende studiejaar vinden uitsluitend plaats indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van de belangen van studenten. Wijzigingen kunnen al eerder genomen beslissingen op basis van het opleidingsstatuut, of één van de daarin opgenomen reglementen, niet ten nadele van studenten beïnvloeden. De faculteitsdirectie draagt zorg voor een passende bekendmaking van dit opleidingsstatuut, de daarin opgenomen reglementen en van eventuele wijzigingen van deze documenten. Een belangstellende kan het opleidingsstatuut raadplegen op HAN insite en op de website van de HAN.
3
Deel 1: Studiegids
Hoofdstuk 1: Visie op het onderwijs
De HAN beschrijft haar visie op het onderwijs als volgt: “Het beleid van de HAN is expliciet gericht op een leven lang gepersonaliseerd leren, onderzoeken en werken in een door technologie ondersteunde sociale en open leerwerkomgeving. Samenwerking met het werkveld is hierbij essentieel. We geven ons onderwijs en onderzoek vorm in nauwe samenwerking met het werkveld en onze omgeving. Het werkveld geeft als mede-eigenaar daadwerkelijk gestalte aan onderwijs en onderzoek.” Het instituut Built Environment volgt daarnaast in zijn visie op leren in grote lijnen het sociaal constructivisme als basis voor het competentiegericht leren. De constructivistische theorie gaat er van uit dat het verwerven van kennis en vaardigheden niet zozeer het gevolg is van een directe overdracht van kennis door de docent, maar eerder het resultaat van denkactiviteiten van de studenten zelf: we leren door nieuwe informatie te verbinden aan wat we al weten. Het constructivisme benadrukt daarmee de actieve rol van de student bij het verwerken van informatie en het verwerven van kennis en vaardigheden. Sociale processen spelen hierbij een belangrijke rol. Kennis wordt niet alleen individueel geconstrueerd, maar wordt ook steeds weer gespiegeld aan de opvattingen van anderen. Het constructivisme is ontstaan uit maatschappelijke ontwikkelingen. Een groot aantal van de soms stormachtige ontwikkelingen in onze maatschappij is terug te voeren op de steeds kortere looptijd van kennis. Eens geleerde kennis is niet meer voldoende om huidige ontwikkelingen bij te benen, laat staan om actief deel te nemen aan nieuwe ontwikkelingen. Reproductie van kennis is niet meer voldoende om als beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren. Beroepsbeoefenaren moeten niet alleen over vakkennis en vakvaardigheden beschikken, maar hiervan ook effectief en efficiënt gebruik maken in nieuwe, onbekende en deels onvoorziene situaties. Er is in de maatschappij behoefte aan competente beroepsbeoefenaren die nieuwe oplossingen kunnen bedenken voor nieuwe problemen, en niet aan mensen die uitsluitend oplossingen voor bestaande problemen hebben geleerd. Als onderwijskundige uitgangspunten gebruikt het domein daarom de volgende punten: Beroepspraktijk als uitgangpunt De beroepspraktijk heeft een centrale rol in het onderwijs. Het is onze opdracht je op te leiden tot een startbekwame beroepsbeoefenaar. Daarom wordt zoveel mogelijk geleerd aan de hand van realistische praktijksituaties uit de beroepscontext. Dit doen we op vier manieren:
- door competenties te zien in het kader van beroepstaken Een beroepstaak is een betekenisvolle, hele taak zoals deze in al hun complexiteit in de werkelijkheid door de beroepsbeoefenaar wordt uitgevoerd. Studenten ontwikkelen hun competenties door te werken aan deze beroepstaken die representatief zijn voor het latere beroep.
- door het leren in de praktijk Leren in de praktijk vormt een trigger om tot betrokken leren te komen. Daarnaast biedt leren in de praktijk de mogelijkheid om (brede) voorkennis en ervaring op te doen.
- doordat in elke course een thema (realistische context) uit de beroepspraktijk centraal staat en de betreffende beroepstaken en competenties worden geoefend binnen het kader van een project representatief voor de beroepspraktijk.
- door gebruik te maken van studiemateriaal dat deels uit de praktijk komt Leren leren en levenslang leren De snelle veranderingen in het werk van een professional maken het noodzakelijk dat de professional voortdurend zijn expertise aanpast, uitbreidt en/of verlegt. We gaan er daarom van uit dat je als student een houding ontwikkelt waarin ‘life long learning’ (levenslang leren) een vanzelfsprekendheid is. Zelfsturing Met ons onderwijs willen wij je leren om zelfstandig beroepstaken uit te voeren, je beroepshandelen te verbeteren en zelfstandig je loopbaan te ontwikkelen. Het gaat niet alleen om het succesvol afronden van je studie, maar ook om het blijvend succesvol functioneren in het werkveld. Voor jou zal het neerkomen op een geleidelijke ontwikkeling van minder naar meer zelfsturing en van afnemende sturing door docenten. Je bent als student in toenemende mate verantwoordelijk voor je eigen keuzes ten
4
aanzien van je leren (proces en product, het hoe en het wat). Dit vraagt van je dat je een goed inzicht hebt in je eigen sterke en zwakke eigenschappen en een goed inzicht in de manier waarop je leert. Reflectie op deze kwaliteiten en de eigen wens en mogelijkheden om deze in te zetten en evt. aan te passen t.b.v. de toekomstige beroepsuitoefening vinden we van groot belang. Flexibilisering Flexibilisering is een belangrijk uitgangspunt. Je hebt in ieder geval 30 studiepunten vrije keuzeruimte in je opleiding om je opleiding te verbreden of te verdiepen. Wij noemen die keuzeruimte een minor. Hierdoor heb je de mogelijkheid je te richten op specifieke vragen van de arbeidsmarkt en je geeft vorm aan je eigen profilering. Toetsing en beoordeling Of je in voltijd, in deeltijd of duaal studeert, je wordt getoetst op dezelfde, voor de opleiding geformuleerde, beroepstaken en competenties. Daarbij wordt gestreefd naar een maximale validiteit en betrouwbaarheid. Bij validiteit stellen we ons de vraag of het tentamen dat meet wat hij zou moeten meten. Bij betrouwbaarheid kijk je naar de vergelijkbaarheid van de resultaten. Onderwijseenheden Onderwijseenheden zijn georganiseerd rondom beroepstaken. Onderwijseenheden hebben als basis een omvang van 2,5 studiepunten of een veelvoud daarvan. Zij worden geprogrammeerd binnen de vier onderwijsperioden van het HAN-jaarrooster. Studieloopbaanbegeleiding De HAN hecht er aan je zorg en ondersteuning te bieden bij het studeren aan de HAN en bij het in- richten van je studie. Studieloopbaanbegeleiding is daarom een belangrijk aspect van het HAN-onderwijs. De studieloopbaanbegeleider helpt je bij het ontwikkelen van de zelfsturing die je nodig hebt om je studie te volbrengen. Naast het bovengenoemde is hij voor jou het eerste aanspreekpunt in bijzondere situaties, bijvoorbeeld als de studie niet zo verloopt als je gepland had of bij langdurige ziekte of handicap. De studieloopbaanbegeleider kan je helpen wegen te zoeken om je resultaten bij de studievoortgang te verbeteren. Meer informatie over de studieloopbaanbegeleiding is verderop in deel 1 van dit opleidingsstatuut te lezen. Wat wordt van de student gevraagd De vraag of je je doelen bereikt, is voor een belangrijk deel afhankelijk van je eigen inzet. Wij verwachten dat je doordachte keuzes maakt in je leerproces, dat je actief deelneemt aan het onderwijs, dat je aanwezig bent en dat je tijd vrijmaakt voor zelfstudie. Alleen dan kun je je studie succesvol afronden. Je krijgt het druk, maar de beloning is hoog: je beheerst straks een prachtig vak waar je je hele leven plezier van hebt. Bachelor-master De HAN werkt met het bachelor-mastermodel. Het bachelor-mastermodel is op Europees niveau ingericht om opleidingen in Europa met elkaar te kunnen vergelijken. Zowel bachelor als master zijn graden voor mensen die een opleiding in het hoger onderwijs hebben genoten. Met het diploma van een tweejarige Associate degree, krijg je de graad Associate degree. Met het diploma van een vierjarige bacheloropleiding, krijg je de graad bachelor. Daarna kun je nog één of twee jaar doorstuderen voor een mastergraad. Alle bacheloropleidingen in het HBO hebben een studielast van 240 studiepunten. Voor de masteropleidingen is dit per opleiding bepaald. Een Associate degree-opleiding is een verkorte HBO-studie van minimaal 120 studiepunten die tot een wettelijk erkend getuigschrift en graad (Associate degree) leidt en uit een deel van de bijbehorende bachelorstudie bestaat.
Hoofdstuk 2: Visie op duurzaamheid
In de maatschappij is sprake van een toenemende vraag naar duurzame oplossingen in de gebouwde omgeving, dit geldt zowel voor nieuw- als bestaande bouw. Duurzaamheid is daarom een belangrijk thema bij het instituut Built Environment. De visie van het instituut op het gebied van duurzaamheid is opgebouwd uit een viertal elementen, te beginnen met het schetsen van het maatschappelijk beeld zoals dit binnen het domein waarin het instituut actief is wordt waargenomen. Vervolgens wordt daar van afgeleid, hoe wij als kennisinstelling wensen bij te dragen aan de maatschappelijke opgaven waar
5
het domein van de gebouwde omgeving voor staat. Uiteindelijk wordt ook verwoord hoe dit beleid binnen het instituut is verankerd en tenslotte hoe dit dan intern en extern wordt georganiseerd. De maatschappelijke opgave op het gebied van duurzaamheid. Om te kunnen voldoen aan de duurzaamheidsvraag is een discipline overstijgende visie noodzakelijk waarbij oude denkpatronen deels moeten worden losgelaten, zodat ruimte wordt gecreëerd voor meer duurzame bouwprocessen, -materialen en -producten. Om dit te bereiken trachten opdrachtgevers binnen de overheid onder meer met functioneel specificeren en het hanteren van algemeen geaccepteerde meetbare duurzaamheidscriteria de uitvoerende marktpartijen uit te dagen om hier invulling aan te geven. De bouwsector is echter van oudsher een conservatieve bedrijfstak die bovendien gekenmerkt wordt door sterk gefragmenteerde werkprocessen. Hierdoor komen innovaties moeilijk van de grond, ontstaan er hoge faalkosten en zijn de marges laag. Mede hierdoor is deze sector ook zeer gevoelig voor recessies. Om de kloof tussen duurzaamheidsvraag en -aanbod te kunnen overbruggen is een ‘duurzaamheidstransitie’ van de bouwsector noodzakelijk. Voor de betreffende beroepsgroepen betekent dit dat zij niet alleen over een andere mind-set moeten beschikken maar ook over de gewenste deskundigheid. Om dit te bereiken ligt er niet alleen een verantwoordelijkheid bij de overheid en het bedrijfsleven maar ook bij kennisinstellingen, de derde partij uit de gouden driehoek.. ‘Er treedt een nieuw tijdperk aan, waarin het vak van bouwkundig en civieltechnisch ingenieur deels opnieuw zal moeten worden uitgevonden’. Hoe vertaalt zich dit in een missie voor het instituut? Als gevolg hiervan ligt er voor het instituut Built Environment een opgave om hoogopgeleide studenten af te leveren die niet alleen vertrouwd zijn met de nieuwe duurzame bouwwereld maar die ook over de benodigde competenties beschikken om actief aan de benodigde duurzaamheidstransitie bij te dragen. Om de gewenste attitudeverandering te bereiken wordt het thema duurzaamheid op een dusdanige inspirerende wijze aangeboden, dat het studenten prikkelt om vanuit een maatschappelijke verantwoordelijkheid proactief invulling te geven aan het begrip duurzaamheid en daarbij in staat stelt om over de bestaande (traditionele) grenzen van de techniek heen te kijken. Het instituut Built Environment biedt studenten binnen het domein Bouw & Ruimte daarom een opleiding aan waarbij duurzame ontwikkeling een integraal onderdeel is van het beroepsgerichte profiel dat zij daarbij hanteert. Belangrijke aandachtspunten zijn daarbij het leveren van oplossingen (in plaats van diensten), de voorkant van processen (o.a. life cycle analysis) en de bereidheid tot partnering (gemeenschappelijk nieuwe toegevoegde waarde creëren). Het instituut Built Environment wil binnen het hoger onderwijs toonaangevend zijn op het gebied van duurzame ontwikkeling. Hoe is dit verankerd in het beleid? De beleidsverantwoordelijkheid voor het borgen van het thema duurzame ontwikkeling in het onderwijs en onderzoek is op directieniveau verankerd. Omwille van het verkrijgen van voldoende intern draagvlak worden zowel studenten als medewerkers van het instituut Built Environment actief betrokken en continu gestimuleerd om bij te dragen aan de invulling van de missie. Om daadwerkelijk te kunnen bijdragen aan een structurele cultuurverandering in de bouwsector is ook extern draagvlak van groot belang. Het instituut Built Environment betrekt daarom actief ketenpartners en maatschappelijke partners in haar onderwijs- en onderzoeksprocessen. De basis voor het duurzame gedachtegoed wordt daarbij in belangrijke mate ontleend aan het Brundtland rapport (1987). Gestreefd wordt naar een hoge mate van professionaliteit, onder meer door eenduidig doelen rondom duurzame ontwikkeling te formuleren en bereikte resultaten te monitoren. Het instituut wil dan ook door haar stakeholders gezien worden als toonaangevend op het gebied van duurzame ontwikkeling. Langs welke weg gaat het instituut dit organiseren? Het instituut heeft in de afgelopen jaren grote stappen gezet met betrekking tot duurzame ontwikkeling. Zo behaalde het in 2009 voor beide opleidingen twee sterren in de AISHE-audit en werden in 2012 beide opleidingen gecertificeerd met drie sterren. Het instituut heeft in 2014 de certificering met 4 sterren behaald.
6
Daarbij vormen niet de sterren zelf het doel. Het uitgangspunt is dat het proces om hier te komen leidt tot een hogere kwaliteit van het onderwijs, tot bredere samenwerking in het instituut zelf en tussen het instituut en alle ketenpartners, en tot een hooggekwalificeerd en up-to-date functionerend instituut waarvan de afgestudeerden daadwerkelijk en meervoudig waarde kunnen toevoegen in de bouwketen. Het implementeren en verankeren van het gedachtegoed op het gebied van duurzame ontwikkeling in de activiteiten van het instituut Built Environment geschiedt volgens de hiërarchische lijn. Er is bewust niet gekozen voor een (separate) stuurgroep duurzaamheid met een functionele verantwoordelijkheid. Het managementteam, onder leiding van de instituutsdirecteur, dat in principe wekelijks overlegt, is eindverantwoordelijk voor het ontwikkelen van het beleid en de implementatie daarvan. Binnen de faculteit Techniek en daarbuiten worden door de directeur regelmatig en consequent contacten onderhouden met diverse stafdiensten van de HAN op het gebied van duurzaamheid ten behoeve van een optimale afstemming en borging op faculteits- en instellingsniveau.
Hoofdstuk 3: Lesdagen en vakanties
Jaarplanning studiejaar 2018-2019
Vastgesteld d.d. 05-12-2017/CvB-besluitnr. 2017/1245 wk Datum Onderwijsweek Bijzonderheden
34 20-aug-18 Herkansing/opstart
35 27-aug-18 Introductie
36 3-sep-18 1.1 Start studiejaar 2018/2019 Maandag 3 september 2018
37 10-sep-18 1.2
38 17-sep-18 1.3
39 24-sep-18 1.4
40 1-okt-18 1.5
41 8-okt-18 1.6
42 15-okt-18 Herfstvakantie 13 t/m 21 oktober 2018
43 22-okt-18 1.7
44 29-okt-18 1.8
45 5-nov-18 1.9
46 12-nov-18 1.10
47 19-nov-18 1.11
48 26-nov-18 1.12
49 3-dec-18 1.13
50 10-dec-18 1.14
51 17-dec-18 1.15
52 24-dec-18 Kerstvakantie 22 december 2018 t/m 6 januari 2019
1 31-dec-18 Kerstvakantie Nieuwjaarsdag, 1 januari 2019
2 7-jan-19 1.16
3 14-jan-19 1.17
4 21-jan-19 1.18
5 28-jan-19 1.19
6 4-feb-19 2.1 Start 2e semester, start periode 3
7 11-feb-19 2.2
8 18-feb-19 2.3
9 25-feb-19 2.4
10 4-mrt-19 Voorjaarsvakantie 2 maart 2019 t/m 10 maart 2019
11 11-mrt-19 2.5
12 18-mrt-19 2.6
13 25-mrt-19 2.7
14 1-apr-19 2.8
15 8-apr-19 2.9 1 april: Han Brede Scholingsdag
16 15-apr-19 2.10 Goede vrijdag, 19 april 2019
17 22-april-19 2.11 Tweede Paasdag, 22 april 2019
18 29-april-19 Meivakantie 27 april t/m 5 mei 2019; Koningsdag, 27 april, Bevrijdingsdag 5 mei
19 6-mei-19 2.12
20 13-mei-19 2.13
21 20-mei-19 2.14
22 27-mei-19 2.15 Hemelvaartsdag, 30 mei 2019; dag na Hemelvaart 31 mei 2019
23 3-jun-19 2.16
24 10-jun-19 2.17 Tweede Pinksterdag, 10 juni 2019
25 17-jun-19 2.18
26 24-jun-19 2.19
27 1-jul-19 2.20
7
28 8-jul-19 Jaarafsluiting Laatste week studiejaar 2018-2019
29 15-jul-19 Zomervakantie Nijmeegse vierdaagse 16 juli t/m 19 juli 2019
30 22-jul-19 Zomervakantie 13 juli t/m 18 augustus 2019
31 29-jul-19 Zomervakantie 13 juli t/m 18 augustus 2019
32 5-aug-19 Zomervakantie 13 juli t/m 18 augustus 2019
33 12-aug-19 Zomervakantie 13 juli t/m 18 augustus 2019
34 19-aug-19 Herkansing/opstart
35 26-aug-19 Introductie
36 2-sep-19 Start studiejaar 2019/2020 Maandag 3 september 2019
Hoofdstuk 4: Doelen van de opleiding
Domein De opleiding Bouwkunde valt onder het domein Built Environment. De competenties die studenten binnen de opleidingen van een instituut of een domein ontwikkelen zijn vergelijkbaar, soms zelfs deels gelijk. De opleidingen binnen het domein Binnen het domein heeft de HAN de volgende opleidingen gegroepeerd in het Instituut Built Environment:
Bacheloropleiding Bouwkunde (B)
Bacheloropleiding Civiele Techniek (CT)
Associate Degree Bouwkunde - Bouwtechnisch medewerker (BM)
Associate Degree Civiele Techniek - Projectvoorbereiding en -realisatie (PVR)
Associate Degree Civiele Techniek - Directievoering Civieltechnische Projecten (DCP) Domeinbeschrijving/-afbakening en domeincompetenties De opleidingen binnen het Instituut kenmerken zich door deskundigheid op het gebied van de bebouwde omgeving. Het domein Built Environment richt zich op de ontwikkeling, inrichting en gebruik van ruimte en de gebouwde omgeving, met bijzondere aandacht voor vraagstukken rond duurzaamheid en innovatie, in verleden, heden en toekomst. De focus ligt op de leefomgeving, de infrastructuur of de bouwwerken, afhankelijk van de discipline in het domein. Het domein Built Environment kent negen competenties welke zijn onderverdeeld in zes technische en drie generieke hbo-competenties. In onderstaande tabel wordt een beschrijving gegeven van de competenties geldend voor het domein. De zes technische competenties kennen daarnaast een opleidingsspecifieke beschrijving die hiervan is afgeleid.
Competentie Beschrijving
Technische competenties
1 Initiëren en sturen
Je signaleert en inventariseert, vanuit een helicopterview en een brede marktoriëntatie, voor de maatschappij relevante (project)opgaven. Je bent in staat de randvoorwaarden, de eisen en de doelstellingen te formuleren. Je kunt het proces beschrijven, bewaken en bijsturen.
2 Ontwerpen
Het ontwerp kan een plan, model, advies, ruimtelijk- of technisch ontwerp zijn. Je maakt het ontwerp op basis van een opgesteld programma van eisen, je onderzoekt verschillende oplossingen en varianten en maakt een afgewogen keuze.
3 Specificeren
Je maakt een specificatie in verband met het formuleren van ambities, randvoorwaarden en haalbaarheden zodanig dat dit richting geeft aan het product; Je werkt een ontwerp nader uit passend bij de gestelde eisen. Deze eisen zijn specifiek voor de beroepsgroep en behelzen de kwaliteitseisen van het op te leveren product.
4 Realiseren
Je brengt een ontwerp tot uitvoering door voorbereiden, handhaven, bewaken en bijsturen van de realisatie.
5 Beheren
Je maakt een beheer- en onderhoudsplan voor het behouden van de gerealiseerde kwaliteit.
6 Monitoren, toetsen en evalueren
Je bent in staat de opgeleverde resultaten objectief te bewaken en beoordelen. Aansluitend hierop kun je aanpassingen en verbetervoorstellen maken en deze inbrengen.
Generieke HBO-competenties
7 Onderzoeken Je bent in staat een vraagstuk te analyseren en de vraag te identificeren. Je kunt praktijkgericht onderzoek opzetten en uitvoeren.
8
8 Communiceren en samenwerken
Je brengt beroepsgerichte informatie over naar het beroepenveld, collega’s en de vast te stellen doelgroepen (klanten, opdrachtgevers, betrokkenen). Je bent in staat zowel intern als extern te communiceren op een, voor de doelgroep, passende wijze. Communiceren bevat het gehele spectrum waarop informatie ontvangen, gegeven en gedeeld wordt. Je bent gericht op samenwerken en constructief afstemmen met betrokkenen en de doelgroepen.
9 Managen en innoveren
Je geeft richting en sturing aan processen, om de doelen te realiseren. Je bent zelfsturend en reflectief op het eigen functioneren. Je bent proactief, neemt initiatief en kan buiten kaders denken en werken.
De beroepen waarvoor wordt opgeleid De bacheloropleiding Bouwkunde leidt op tot bouwkundig ingenieur. Als bouwkundig ingenieur kun je aan de slag als adviseur, projectleider, ontwerper, calculator, uitvoerder, organisator of onderzoeker. In het landelijk beroepsprofiel (HOG Bouw en Ruimte, 2015) wordt de bouwkundig ingenieur als volgt omschreven:
De bouwkundige ingenieur werkt in een multidisciplinaire context gedurende de gehele levenscyclus van een gebouw, vanaf het ontwerp en de bouw tot de exploitatie, beheer, onderhoud en sloop of herbestemming. Een bouwkundig ingenieur kent de trends en ontwikkelingen in de bouw – druk op kostprijs, klantfocus, intensievere wet- en regelgeving, nieuwe samenwerkingsvormen, verdere automatisering en mechanisering en verduurzaming bouwproces – en kan daarop inspelen.
De bacheloropleiding Civiele techniek leidt op tot civieltechnisch ingenieur. Als civieltechnisch ingenieur werk je als deskundige, adviseur, projectleider, ontwerper, calculator, opzichter of uitvoerder. In het landelijk beroepsprofiel wordt het beroepsprofiel van de civieltechnisch ingenieur als volgt omschreven:
De opleiding Civiele Techniek richt zich op de ontwikkeling, het ontwerp, de uitvoering en het beheer van infrastructuur voor de inrichting van het land. Het gaat om verbeteringen over de hele infrastructuur, zowel boven als onder de grond. Het is een combinatie van techniek met proces- en projectmanagement. Projecten zijn veelal grootschalig en éénmalig, vaak met een internationaal karakter. Civiele Techniek is een opleiding waarin men oplossingen zoekt voor integrale technische vraagstukken waarbij diverse disciplines nodig zijn. Het gaat om projecten die grote impact kunnen hebben op de maatschappij. Afgestudeerde civiel ingenieurs werken bij advies- en organisatiebureaus, aannemers en de overheid.
Het beroepsprofiel van de bouwtechnisch medewerker waartoe de Ad-opleiding bouwtechnisch medewerker opleidt is als volgt te omschrijven:
Als bouwtechnisch medewerker ben je bij uitstek de persoon die de brug weet te slaan tussen de theorie en de praktijk, tussen het management en de werkvloer en tussen (technische) specialisten, specifieke afdelingen en algemeen management. Het werk bestaat uit uitvoeren, evalueren en ontwerpen van beleid of het vernieuwen van systemen, processen/producten.
Het beroepsprofiel van de civieltechnisch medewerker waartoe de Ad-opleidingen ‘Projectvoorbereiding en –realisatie’ en ‘Directievoering Civieltechnische Projecten’ opleiden is als volgt te omschrijven:
Als civieltechnisch medewerker ben je bij uitstek de persoon die de brug weet te slaan tussen de theorie en de praktijk, tussen het management en de werkvloer en tussen (technische) specialisten, specifieke afdelingen en algemeen management. Je bent verantwoordelijk bij de projectrealisatie aan de opdrachtgevers- of juist aan de opdrachtnemerskant. Het draait om klantgericht communiceren en het optimaliseren van organisatie en processen.
Beroepstaken, eindkwalificaties/competenties Binnen het domein worden 6 beroepstaken gehanteerd:
1. Architectonisch Ontwerpen (B) 2. Bouwtechnisch Ontwerpen (B) 3. Constructief Ontwerpen (B+CT) 4. Organiseren (B+CT) 5. Infrastructureel Ontwerpen (CT) 6. Waterbouwkundig Ontwerpen (CT)
Om de beroepstaken te kunnen uitvoeren, heb je een samenhangend geheel van kennis, vaardigheden en attitude nodig. Dit geheel van kennis, vaardigheden en attitude wordt een competentie genoemd.
9
De competenties voor de opleidingen bouwkunde en civiele techniek zijn afgeleid van de domeincompetenties.
Competenties Beschrijving Bouwkunde
1. Initiëren en sturen
Signaleren situatie, inventariseren eisen en randvoorwaarden, toetsen aan doelstellingen, Programma van Eisen (PVE) opstellen en proces sturen
2. Ontwerpen
Technisch: o.b.v. een projectdefinitie (b.v. PvE) een set alternatieven en varianten ontwikkelen in de vorm van tekeningen en/ of berekeningen in de fase van Voorlopig Ontwerp (VO) en deze uitwerken tot een Definitief Ontwerp (DO) Proces: o.b.v. een programma, een doelmatige organisatie en planning ontwikkelen
3. Specificeren
Vergunnings-, aanbestedings- en contractstukken opstellen en contractvorming organiseren en begeleiden
4. Realiseren Voorbereiden, handhaven, bewaken en bijsturen van de uitvoering
5. Beheren Maken van een beheer- en onderhoudsplan voor het behouden van de kwaliteit.
6. Monitoren, toetsen en evalueren
Bewaken, toetsen en evalueren van projectresultaten aan b.v. beoogde functionele doelen, duurzaamheid, veiligheid en ethisch handelen.
7. Onderzoeken Je bent in staat een vraagstuk te analyseren en de vraag te identificeren. Je kunt praktijkgericht onderzoek opzetten en uitvoeren.
8. Communiceren en samenwerken
Je brengt beroepsgerichte informatie over naar het beroepenveld, collega’s en de vast te stellen doelgroepen (klanten, opdrachtgevers, betrokkenen). Je bent in staat zowel intern als extern te communiceren op een, voor de doelgroep, passende wijze. Communiceren bevat het gehele spectrum waarop informatie ontvangen, gegeven en gedeeld wordt. Je bent gericht op samenwerken en constructief afstemmen met betrokkenen en de doelgroepen.
9. Managen en innoveren
Je geeft richting en sturing aan processen, om de doelen te realiseren. Je bent zelfsturend en reflectief op het eigen functioneren. Je bent proactief, neemt initiatief en kan buiten kaders denken en werken.
In deel 3 van het statuut worden de competenties in verkorte vorm omschreven als C1 t/m C9. De eindkwalificaties van beide bacheloropleidingen zijn geformuleerd in termen van deze competenties. Studenten sluiten in de bachelor minimaal 5 van de 9 competenties af op niveau 3 (bachelor) en de andere op niveau 2 (gevorderd). Van de drie generieke hbo-competenties (competentie 7 t/m 9) zijn er minimaal 2 op niveau 3 (bachelor). Welke overige competenties op niveau 3 (bachelor) worden afgerond is afhankelijk van de keuze van de student. In de Ad-opleiding worden alle competenties afgesloten op niveau 2 (gevorderd). Beroepstaken/competentiematrix In onderstaand schema is voor elke competentie door middel van niveaunummering aangegeven welk niveau minimaal bereikt moet worden. welke competenties op welk niveau worden behaald. Doordat bachelorstudenten 5 van de 9 competenties op niveau 3 moeten afsluiten staat bij alle competenties 2(3) bij eindniveau bachelor. De nummering in de tabel zijn de onderscheiden niveaus, te weten: Niveau 1: Basis; Niveau 2: Gevorderd; Niveau 3: Bachelor.
Competenties Eindniveau Ad
Eindniveau Bachelor per afstudeerrichting Constructief ontwerpen
Bouwtechnisch ontwerpen
Architectonisch ontwerpen
1. Initiëren en sturen 2 2(3) 2(3) 2(3) 2. Ontwerpen 2 2(3) 2(3) 2(3) 3. Specificeren 2 2(3) 2(3) 2(3) 4. Realiseren 2 2(3) 2(3) 2(3) 5. Beheren 2 2(3) 2(3) 2(3) 6. Monitoren, toetsen en evalueren
2 2(3) 2(3) 2(3)
7. Onderzoeken 2 2(3) 2(3) 2(3) 8. Communiceren en samenwerken
2 2(3) 2(3) 2(3)
10
9. Managen en innoveren
2 2(3) 2(3) 2(3)
Relatie (domein)competenties en Dublin descriptoren De Dublin descriptoren zijn de eindtermen voor studies aan hogescholen en universiteiten in Europa. In onderstaande tabel wordt toegelicht hoe en waar de Dublin descriptoren zijn terug te vinden in de competenties en activiteiten van de opleiding. Daarbij zijn steeds de competenties weergegeven waarin de betreffende descriptor het meest tot uiting komt. Te bedenken is dat dit geenszins betekent dat hetgeen de betreffende descriptor uitdrukt enkel in die competenties naar voren komt. Integendeel, in alle gevallen is het zo dat de eisen in heel veel competenties terug komen. Voor de overzichtelijkheid zijn echter alleen die competenties genoemd waarin de eisen het sterkst naar voren komen.
11
Dublin (Europese) descriptoren Bachelor
Aanhakend bij generieke kernkwalificaties hbo-bachelor in Franssen
Door opleidingen B en CT nagestreefde competenties die bij deze eisen aansluiten.
Activiteiten waaruit blijkt dat voldaan wordt aan Dublin descriptoren
Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van het vakgebied waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het Voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen. Functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
- brede professionalisering; - multidisciplinaire integratie.
De kennis en inzichten die studenten in de opleidingen B en CT zich eigen maken, worden niet in afzonderlijke kennis en inzicht leerdoelen en eindkwalificaties omschreven. Aangezien de opleiding kiest voor een competentiegerichte benadering, vormen kennis en inzicht een geïntegreerd onderdeel van elke technische competentie (competentie 1 t/m 6) en de competentie onderzoeken (7) van de generieke hbo-competenties.
- Kennis (op verschillende manieren aangeboden) maakt een belangrijk onderdeel uit van de courses. De kenniscomponenten staan weergegeven in de omschrijving van de courses in de verschillende delen 3 (behorende bij dit statuut); - De thema’s die in de courses centraal staan zijn veelzijdig, breed en spelen in op actuele ontwikkelingen; - Literatuurlijst opstellen (o.a. niveau van kennis); - (beoordeling) afstudeeropdrachten en de tevredenheid hiervan bij werkveld; - Personeelsbeleid: professionalisering personeel (bij blijven m.b.t. ontwikkelingen in het werkveld) + opleidingsniveau van de docenten; - Opbouw stageprogramma voltijd: 2e jaar + 3e + 4e jaar doen studenten in de praktijk kennis op (en toepassen).
Toepassing kennis en inzicht Is in staat om zijn kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied
- probleemgericht werken; - (wetenschappelijke) toepassing; - creativiteit en complexiteit in handelen.
In alle technische competenties (competentie 1 t/m 6) en de competentie onderzoeken (7) van de generieke hbo-competenties.zal de student moeten laten zien dat hij kennis en inzichten kan toepassen in verschillende beroepsspecifieke situaties.
- Gedurende de gehele studie werken studenten aan actuele opdrachten die uit de beroepspraktijk komen. Voor het uitvoeren van de opdracht moet geïntegreerd kennis en vaardigheden worden toegepast; - Studenten krijgen zoveel mogelijk feedback op hun werk tijdens de uitvoering van het project; - Beroepsproducten worden zoveel mogelijk door mensen uit de beroepspraktijk beoordeeld. Studenten krijgen dan direct informatie of het product aansluit bij wensen en eisen uit de beroepspraktijk (en/of ze op de juiste wijze de kennis en vaardigheden hebben toegepast); - Deeltijdstudenten werken altijd aan ‘echte’ probleemsituaties uit de praktijk; - Lectoraat: studenten (kunnen) deelnemen aan onderzoeksopdracht lectoraat; - Literatuurlijst: hieruit blijkt dat gebruik wordt gemaakt van wetenschappelijk literatuur; - Een aantal docenten heeft een wetenschappelijke achtergrond; - De problemen die studenten op stage tegen komen zijn niet altijd standaardproblemen. Regelmatig zal van de student verwacht worden om met creatieve oplossingen te komen; - Stageprogramma (studenten lopen stage bij verschillende typen bedrijven) zodat ze uitgedaagd worden om verschillende kennis toe te passen; - Studenten worden goed getraind in projectmatig een opdracht aanpakken; - Al vroeg in de opleiding leren studenten beroepsvraagstukken professioneel aan te pakken;
12
Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
-methodisch en reflectief denken en handelen; - besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid.
In alle technische competenties (competentie 1 t/m 6) en de competentie onderzoeken (7) van de generieke hbo-competenties.wordt van student gevraagd te laten zien hoe hij aan zijn informatie is gekomen en hoe hij tot een verantwoorde keuze is gekomen.
- In elke course werken studenten aan een project. Verwacht wordt dat een plan van aanpak voor elk project wordt opgesteld. In het plan dienen studenten duidelijk hier aanpak te motiveren; - Er zijn meerdere oplossingen mogelijk voor de problemen die zich in de aangereikte projectopdrachten voordoen (in de courses). Van studenten wordt verwacht dat ze een (creatieve) keuze maken voor een oplossing en de keuze verantwoorden.
Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten
- sociaalcommunicatief bekwaamheid; - basiskwalificering voor managementfuncties.
Dit komt expliciet terug in de competentie: Communiceren en samenwerken (8)
- Veel aandacht wordt besteed aan sociaal communicatieve competenties. Er worden trainingen gegeven in:
vergaderen;
presenteren;
conflicthantering;
schrijfvaardigheid;
leidinggeven en coachen. En krijgt de student in elk project informatie over zijn of haar functioneren d.m.v. een IPV beoordeling; - In het 3e jaar wordt van elke student verwacht dat hij een keer de rol van projectleider op zich neemt; - Het sociaalcommunicatief functioneren is onderwerp van gesprek tijdens SLB-bijeenkomsten; - De sociaalcommunicatieve competenties maken ook een belangrijk onderdeel uit van stage; - Er worden verbredende minoren aangeboden waarin de studenten leren om multidisciplinair samen te werken met o.a. E/W studenten. Zo leren ze ook elkaars vakgebied kennen.
Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
- transfer en brede inzetbaarheid; -brede professionalisering.
Dit komt expliciet terug in de competentie: Managen en innoveren (9)
- Van studenten wordt verwacht dat ze kunnen reflecteren op beroepssituaties en dat ze kunnen aangeven hoe in nieuwe situaties deze ervaring kan worden toegepast (reflectieverslagen is een vast onderdeel van elke courses); - Studenten moeten in verschillende situaties hun competenties aantonen, zoals in de courses (=groepswerk), in stage (onder supervisie van bedrijfscoach) en in de afstudeeropdracht (zelfstandig) en laten zien dat ze in verschillende situaties hun eigen leerproces kunnen sturen; - Studieloopbaanprogramma: aandacht voor reflectie + POP.
13
Hoofdstuk 5: Opbouw van de opleiding
De opleiding is een samenhangend geheel van onderwijseenheden. Een onderwijseenheid heeft een omvang van minimaal 2,5 studiepunten en maximaal 30 studiepunten. De totale bacheloropleiding telt 240 studiepunten (inclusief de minor). Eén studiepunt staat gelijk aan 28 uren studie. Het onderwijs organiseren we in courses rond een bepaald thema. Een course kan bestaan uit één of meer onderwijseenheden. Verdere uitwerking van deze courses en de bijbehorende onderwijseenheden (OWE’s) is te vinden in deel 3 van dit opleidingsstatuut. Propedeuse en hoofdfase Het eerste jaar van je studie heet de propedeuse (officieel de propedeutische fase) en heeft een studielast van 60 studiepunten. De propedeuse heeft een drietal functies: een oriënterende, een verwijzende en een selecterende. Deze drie functies hangen nauw met elkaar samen. De propedeuse moet je een goed beeld geven van de hele studie. Gedurende dit eerste jaar word je in staat gesteld na te gaan of de opleiding aansluit bij je capaciteiten en interesses. Dit is de oriënterende functie van de propedeuse. In de loop van dit jaar kun je beslissen of je deze opleiding wilt blijven volgen, of voor een andere opleiding binnen of buiten de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen kiest. Studieadviezen in het midden en aan het eind van het propedeutisch jaar helpen bij die beslissing. Dit is de verwijzende functie van de propedeuse. Tot slot kent de propedeuse ook een selecterende functie. Die functie is tweeledig: aan de ene kant beoordeel je zelf of je geschikt bent voor de studie of niet. Anderzijds word je ook beoordeeld op basis van je studieresultaten, die steeds worden bezien in het licht van motivatie, studiehouding en persoonlijke omstandigheden. De laatste drie jaar van je studie worden samen de hoofdfase genoemd. Studieadvies Uiterlijk aan het einde van het eerste jaar van de propedeutische fase krijg je een schriftelijk studieadvies, gebaseerd op het aantal behaalde studiepunten. Dat advies bepaalt of je je opleiding al dan niet kunt voortzetten. Je hoeft dat advies niet op te volgen, maar bent wel zelf verantwoordelijk voor de keuze die je maakt, tenzij het om een bindend negatief studieadvies (BNSA) gaat. In dit laatste geval word je direct uitgeschreven en kun je je voor dezelfde opleiding niet meer inschrijven.
Major en minor De major is je hoofdrichting, waarin je je beroepscompetenties ontwikkelt. Dit deel omvat maximaal 210 studiepunten. Daarnaast krijg je in een minor (30 studiepunten) de ruimte om je interesses en capaciteiten te specialiseren of juist te verbreden. De major en minor vormen samen de bachelor opleiding. In de onderstaande tabel is de omvang van de indelingen van de opleiding weergegeven in studielast uitgedrukt in studiepunten.
Indeling van de op- leiding
Major Minor Totaal
Propedeuse 60 60
postpropedeuse 150 30 180
Totaal 210 30 240
De keuze voor een minor wordt bepaald door jouw ambities en de mogelijkheden die je voor jezelf ziet of wil creëren op de arbeidsmarkt. Je kunt kiezen voor een minor uit het HAN-aanbod of voor een vrije minor. Minoren uit het HAN-aanbod zijn onder te verdelen in: verdiepende minoren; waarin de student zich verder kan specialiseren binnen het eigen beroepsprofiel, verbredende minoren; waarin de student leert om over de grenzen van het eigen beroep te kijken, doorstroomminoren; de student wil zich voorbereiden op een Master programma van een universiteit
Ons totale aanbod aan minoren vind je in de HAN-onderwijscatalogus (Alluris en HAN Insite).
Daarnaast bestaan er ook vrije minoren. Een vrije minor is een minor die je bij een andere (onderwijs)instelling volgt of samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of een ander (onderwijs)instelling. Indien je een vrije minor bij een
14
andere onderwijsinstelling wilt volgen, kan je het minoraanbod van de betreffende onderwijsinstelling raadplegen. Kijk voor het totale minorenaanbod (zowel HAN-minoren als vrije minoren) op www.han.nl of op www.kiesopmaat.nl. Kies Op Maat is een online platform waar alle studenten aan het hoger onderwijs in Nederland kunnen kiezen uit minoren en vakken van de deelnemende instellingen. Het doel van Kies Op Maat is het vergroten van de mobiliteit van alle studenten binnen het Hoger Onderwijs.
Voordat je een minor gaat volgen heb je toestemming nodig van de examencommissies. Als je een minor wilt volgen uit het minoraanbod van de HAN, dan is de toestemming van je studieloopbaanbegeleider voldoende. Voor een HAN-minor schrijf je je te allen tijde in op de minor in Alluris. De regels voor het volgen van een vrije minor zijn te vinden op https://www1.han.nl/insite/sz_new/Minoren.xml. In die notitie is er ook een toestemmingsformulier bijgesloten waarmee de student de examencommissies om toestemming kan vragen voor het volgen van een vrije minor. Minoraanbod van het Instituut
Minor Soort Niveau Aansluitend op opleiding
Dutch Architecture Verdiepend 3 Bouwkunde
Bouwtechniek: Low Ec en High Tech Verdiepend 2+3 Bouwkunde
Stad en Land Verbredend 2
Wind Energy Project Management Verbredend 2
Zorggericht Bouwen Verbredend 3
Creatief Construeren Verdiepend 3 Bouwkunde / Civiele Techniek
Gebiedsgericht Ontwerpen Verdiepend 3 Civiele Techniek
Zie voor een uitgebreidere toelichting hoofdstuk 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut. Tentamens en examens Tentamens Tijdens de studie worden studenten regelmatig beoordeeld op kennis, inzicht, vaardigheden en attitude. De voortgang van de student wordt per onderwijseenheid getoetst door middel van tentamens (eventueel via deeltentamens). Als een onderwijseenheid meer dan een tentamen omvat, dan noemen we deze tentamens deeltentamens. (Deel)tentamens zijn toetsmomenten waarbij studenten laten zien dat ze bestudeerde leerstof beheersen. Dit zijn alle (deel)tentamens waarbij thema’s, vakken e.d. worden beoordeeld. Hieronder vallen ook de beoordelingen van IPV en SLB. Deze deeltentamens zijn gespecificeerd in deel 3 van dit opleidingsstatuut.s Als alle deeltentamens van een onderwijseenheid behaald zijn, dan wordt ‘het tentamen’ van de onderwijseenheid geacht te zijn behaald. Het cijfer bestaat in de regel uit een aantal deeltentamens welke volgens een weging een bepaalde inbreng hebben in het eindcijfer. Welke deeltentamens worden gebruikt voor de berekening van het cijfer is te vinden in deel 3 van dit opleidingsstatuut. Als alle deeltentamens van een onderwijseenheid behaald zijn worden ook de bijbehorende studiepunten vrijgegeven. Integrale toetsing Een apart soort deeltentamens bestaat uit de integrale toetsen. Tijdens de opleiding wordt in ieder geval op 3 niveaus integraal beoordeeld of de competenties en beroepstaken worden beheerst. Hierin wordt beoordeeld of je competent bent voor de volgende fase: ben je klaar voor de hoofdfase (hoofdfasebekwaam), voor de afstudeerfase (afstudeerbekwaam) en voor de arbeidsmarkt (beroepsbekwaam). Bij deze toets is het nodig dat je aantoont de samenhang tussen de verschillende OWE’s te begrijpen. Bij Built Environment vinden de integrale toetsen plaats op de volgende momenten:
1. Voordat je op oriënterende stage gaat (propedeutische integrale toets, INTP) Alle competenties moeten op niveau 1 worden aangetoond.
2. Voordat je op verdiepende stage gaat (postpropedeutische integrale toets, INTPP) Alle competenties moeten op niveau 2 worden aangetoond.
3. Ter afsluiting van de studie: de proeve van bekwaamheid De beschrijving van deze integrale toetsen zijn opgenomen in deel 3 van dit opleidingsstatuut. Examens In de opleiding worden de volgende examens afgelegd: het propedeutische examen en het afsluitend oftewel bachelorexamen of associate-degree examen. Je rondt de opleiding af als je bewijzen kunt
15
overleggen dat je zowel de tentamens als integrale toetsen van de major als de minor(s) met een positief resultaat hebt afgesloten. Je ontvangt dan een wettelijk erkend HBO-getuigschrift (diploma) en een wettelijke graad: bachelor of associate degree. Daarbij hoort een Engelstalig internationaal erkend diplomasupplement. Je krijgt de mogelijkheid je afstudeerscriptie te bewaren en online te tonen via https://www.hbo-kennisbank.nl. De opleiding bepaalt welke scripties daarvoor in aanmerking komen. Daarbij wordt onder andere gelet op kwaliteit en vertrouwelijkheid. Deelname aan (deel)tentamens Studenten dienen zich in te schrijven via Alluris voor de (deel)tentamens. De periode waarin Alluris is opengesteld voor inschrijving van tentamens is beperkt:
- Voor deelname aan een (deel)tentamen in de tentamenweek (lesweek 8 van elke periode) staat Alluris open in lesweek 3.
Inschrijven buiten deze periode is niet mogelijk.
Hoofdstuk 6: Studieloopbaanbegeleiding (SLB)
Uitgangspunten Missie: Studenten begeleiden bij hun professionele en persoonlijke ontwikkeling gericht op het functioneren in een veranderende beroepspraktijk. Organisatie:
- De opleiding is verantwoordelijk een goed en samenhangend SLB-programma en de waarborging van de continuïteit van de begeleiding van de individuele student;
- De student is verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces; - Er zijn groepsbijeenkomsten en individuele gesprekken; - De studieloopbaanbegeleiding is zowel onderdeel van de propedeuse als van de hoofdfase; - De studieloopbaanbegeleiding neemt over het algemeen in intensiteit af gedurende de
opleiding. Visie: SLB ondersteunt de persoonlijke ontwikkeling van de individuele student zodat hij kan:
- reflecteren op zijn eigen handelen; - multidisciplinair samenwerken; - zelfstandig werken / projectmatig- planmatig werken; - communiceren; - de eigen professionele ontwikkeling sturen; - bijdragen aan de synergie binnen een team.
Studieloopbaanbegeleider Aan het begin van je opleiding krijg je een studieloopbaanbegeleider (SLB-er) toegewezen. Deze SLB-er begeleidt je tijdens één (mbo-instroom) of twee (havo/vwo-instroom) studiejaren. Halverwege de opleiding krijg je de gelegenheid om voor de verdere studietijd een (andere) SLB-er te kiezen. De SLB-er fungeert als een persoonlijke coach. Hij begeleidt de student bij zijn studievoortgang en persoonsvorming. Inhoud studieloopbaanbegeleiding Studieloopbaanbegeleiding betekent voor jou:
- Ondersteuning bieden bij de studievoortgang; - Ondersteuning bieden bij het ontwikkelen van de algemene hbo-competenties; - Hulp bij keuzeprocessen en begeleiding bij keuzes leerroute; - Advies over de studie en bespreking van de studievoortgang; - Hulp bij de voorbereiding van integrale toetsen en stages.
Instrumenten Digitaal Portfolio (DPF) Het portfolio is een bewaarplaats van bestanden/documenten waarmee je jouw eigen individuele ontwikkeling (leerproces) zichtbaar maakt en het door jou behaalde niveau aantoont. Het portfolio vervult verschillende functies:
- persoonlijke leerarchivering;
16
- interactie tussen jou en de opleiding over jouw planning, ontwikkeling en prestaties; - beoordeling.
Uit het portfolio selecteer je het bewijsmateriaal dat je wilt gebruiken voor de integrale toets. Je kunt de bewijslast zowel naar competentie als naar beroepstaak ordenen. Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) In het Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) beschrijf je aan welke (persoonlijke) leerdoelen je wilt werken. Dit doe je voor elk semester. Het POP wordt besproken met de SLB-er. In de POP’s voor de stage schrijft de student als het ware zijn eigen OWE buiten school. Reflectieverslagen Een belangrijk element in je opleiding is het leren reflecteren. In alle onderwijseenheden reflecteer je op de producten die je in je DPF hebt opgenomen en op de samenwerking binnen de groep. Het betreft reflecteren op eigen handelen. De SLB-er ondersteunt je bij het leren reflecteren. Met name in de functioneringsgesprekken wordt hier aandacht aan besteed. SLB-verklaringen
Voor sommige onderwijseenheden gelden ingangseisen waarvan een verklaring van de SLB-er deel uitmaakt. Het betreft de onderwijseenheden stage en minor. SLB-kaart De voortgang van adequate deelname aan het SLB programma wordt geregistreerd middels een SLB-kaart. In clusters is per course aangegeven welke onderdelen behandeld worden. Het deeltentamen SLB per course wordt als voldaan beschouwd als het betreffende cluster volledig is afgetekend. De kaart wordt eenmalig aan het begin van het collegejaar uitgereikt.
Hoofdstuk 7: Interne organisatie
Faculteiten, domeinen en instituten
De HAN kent de volgende 4 faculteiten (werkmaatschappijen): Economie en Management (FEM); Educatie (FE); Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM); Techniek (FT). Het interfacultair instituut HAN Masterprogramma’s biedt onderdak aan de masteropleidingen van de HAN. De ondersteunende diensten van de HAN zijn ondergebracht in het service bedrijf.
Binnen de faculteiten zijn aan elkaar verwante bacheloropleidingen en Ad-opleidingen geclusterd in domeinen. Een instituut is een organisatorische eenheid die uit een of meer domeinen bestaat.
Het instituut Built Environment kent alleen opleidingen in het domein van de bebouwde omgeving en heeft dat uitgewerkt in een tweetal opleidingen en een drietal Ad-opleidingen:
- Bachelor Bouwkunde;
- Bachelor Civiele Techniek;
- Associate Degree Bouwkunde - Bouwtechnisch medewerker (BM);
- Associate Degree Civiele Techniek - Directievoering Civieltechnische Projecten (DCP);
- Associate Degree Civiele Techniek - Projectvoorbereiding en Realisatie (PVR).
Management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau
Het managementteam van het Instituut Built Environment bestaat uit de volgende personen:
- ir. F. (Frank) Spuij instituutsdirecteur;
- ing. D. (Dave) Mateman opleidingscoördinator Bouwkunde;
- ing. R. (Remmelt) Visscher MEd. opleidingscoördinator Civiele Techniek.
Examencommissie(leden)
De examencommissie stelt vast of een student voldoet aan de voorwaarden die in de onderwijs- en examenregeling (OER) worden gesteld ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van de bachelorgraad en de Associate degree graad. De examencommissie wijst voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan examinatoren aan/ De leden van de examencommissie worden benoemd door de faculteitsdirecteur. Zie ook het reglement examencommissie (in deel 2 van dit opleidingsstatuut).
Leden van de examencommissie:
- ing. J. (Jan Pieter) van Dalen (voorzitter);
17
- ing. C.J.M. (Kees) van der Zijden (vicevoorzitter);
- ir. H. (Herman) Rakers (secretaris Civiele Techniek); - ing. E.P. (Eric) Schilp msc (secretaris Bouwkunde);
- ing. A.F.M. (Alex) van der Kemp (extern).
Medezeggenschap en inspraak van studenten en medewerkers op HAN-, faculteits- en instituutsniveau Bij de HAN is inspraak en medezeggenschap geregeld op verschillende niveaus binnen de organisatie. Er zijn opleidingscommissies, faculteitsraden en de (centrale) medezeggenschapsraad. Opleidingscommissie (OC) Op instituutsniveau is er een opleidingscommissie. De opleidingscommissie adviseert over allerlei opleidingszaken, zoals over de Onderwijs- en Examenregeling en de uitvoering ervan. De opleidingscommissie heeft ook instemming op enkele onderdelen van de Onderwijs- en Examenregeling. Het aantal leden van de opleidingscommissie varieert per opleiding. De helft van de opleidingscommissie bestaat uit docenten, de helft uit studenten. Als student of docent kun je via de opleidingscommissie meedenken over het onderwijs en de organisatie van jouw opleiding. Vraag bij je opleidingscoördinator meer informatie over de opleidingscommissie. Zie ook het reglement opleidingscommissie (in deel 2 van dit opleidingsstatuut). Faculteitsraad (FR) Op faculteitsniveau is er een faculteitsraad. Deze raad heeft het recht om alle faculteitszaken te bespreken en vragen te stellen aan de directie. Die is verplicht hierop gemotiveerd te reageren. De faculteitsraad heeft instemmingsrecht als het gaat om beleid, begroting, onderwijs- en examenregelingen enzovoorts. Een faculteitsraad bestaat uit 12 leden: 6 personeelsleden en 6 studenten. Als student of docent kun je in de faculteitsraad meepraten over het beleid van de faculteit als geheel, maar ook over het beleid van alle instituten die onder de faculteit vallen. Zie HAN Insite > ‘Over ons’ voor de samenstelling van de faculteitsraad en de ambtelijke ondersteuning. Medezeggenschapsraad (MR) Via de medezeggenschapsraad hebben personeel en studenten op HAN-niveau inspraak. Het CvB is verplicht op vragen en opmerkingen gemotiveerd te reageren. De medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht als het gaat om beleid, begroting, onderwijs- en examenregelingen enzovoorts. De medezeggenschapsraad bestaat uit 16 leden: 8 personeelsleden en 8 studenten. Als student of medewerker kun je in de medezeggenschapsraad meepraten over het algemene en vaak abstracte beleid van de hogeschool. Zie HAN Insite > ‘Medezeggenschap’ voor de samenstelling van de medezeggenschapsraad en het secretariaat.
Kwaliteitszorg Systeem van kwaliteitszorg van het domein/instituut Het instituut peilt regelmatig de mening van studenten over allerlei zaken die betrekking hebben op het onderwijs in de ruime zin van het woord. In de eerste plaats het feitelijke onderwijs dat je in een bepaalde periode gevolgd hebt, maar bijvoorbeeld ook het studiemateriaal, planning van de uren en studietaken. We werken voortdurend aan het verbeteren van de kwaliteit van onze opleidingen. Daarvoor hanteren we een integraal kwaliteitszorgsysteem. Door systematische evaluatie verzamelen we gegevens over de kwaliteit van alle onderwijsaspecten:
- doelstelling en profiel van de opleiding; - programma met onderwijsaanbod, toetsprogramma en studieloopbaanbegeleiding; - inzet van personeel; - voorzieningen; - interne kwaliteitszorg; - resultaten.
Wij betrekken alle belangengroepen actief in ons kwaliteitstraject: medewerkers, studenten, het werkveld en afgestudeerden. Om de kwaliteit van de opleiding te bewaken hechten we veel waarde
18
aan de mening van deskundigen uit de werkvelden. Zij komen een aantal malen per jaar bijeen in vergaderingen. Naast deze interne kwaliteitsverbeteringen worden alle opleidingen van de HAN iedere zes jaar beoordeeld door een extern panel van de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Deze accreditatie is een nationaal kwaliteitskeurmerk en is een voorwaarde voor wettelijke erkenning op nationaal en internationaal niveau van het getuigschrift van de opleiding.
Beroepenveldcommissie(s) Om de kwaliteit van de opleiding te kunnen bewaken, hecht de HAN groot belang aan de mening van deskundigen uit de werkvelden waarvoor opgeleid wordt. Deze deskundigen komen minstens 2 maal per jaar bijeen in de vergaderingen van de beroepenveldcommissie. Externe toezichthouder Om een oordeel over de kwaliteit van het examen te vormen, wordt er toezicht gehouden door externe toezichthouders. De beoordeling van de kwaliteit van het examen betreft in het bijzonder:
- de kwaliteit van toetsing en beoordeling; - de kwaliteit van studenten (realisatie van de beoogde (eind)kwalificaties); - de organisatorische kwaliteit van het examen.
De externe toezichthouder is dhr. A. (Alex) van der Kemp. Lesdagen en lestijden De opleiding verzorgt het onderwijs op maandag tot en met vrijdag. In onderstaand overzicht worden de lestijden per lesuur weergegeven. Voor de precieze les- en tentamenroosters zie HAN Insite > ‘Roosters’.
Lesuur Lestijden
0 08.15 - 09.00 uur
1 09.00 - 09.45 uur
2 09.45 - 10.30 uur
Pauze 10.30 - 10.45 uur
3 10.45 - 11.30 uur
4 11.30 - 12.15 uur
5 12.15 - 13.00 uur
6 13.00 - 13.45 uur
7 13.45 - 14.30 uur
8 14.30 - 15.15 uur
Pauze 15.15 - 15.30 uur
9 15.30 - 16.15 uur
10 16.15 - 17.00 uur
11 17.00 - 17.45 uur
12 17.45 - 18.30 uur
13 18.30 - 19.15 uur
14 19.15 - 20.00 uur
15 20.00 - 20.45 uur
16 20.45 - 21.30 uur
17 21.30 - 22.15 uur
Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau
Studentenondersteuning Studentendecaan Het studentendecanaat is een decanaatsvoorziening voor de campus in Arnhem en de campus in Nijmegen. De decanen vormen een tweedelijns voorziening voor studenten op het gebied van studentbegeleiding. Je studieloopbaanbegeleider (slb´er) is het eerste aanspreekpunt voor jou binnen de HAN. Je kunt bij het studentendecanaat terecht als je:
- Financiële problemen hebt t.g.v. ziekte of bijzondere omstandigheden; - Persoonlijke problemen hebt waardoor je niet goed kunnen studeren en verwijzing nodig is;
19
- Een functiebeperking of chronische ziekte hebt en je (samen met de senior slb´er) wilt bespreken of bepaalde voorzieningen om te kunnen studeren geregeld kunnen worden;
- Algemene vragen hebt over de combinatie topsport en studie; - Je wilt uitschrijven in verband met ziekte of bijzondere omstandigheden; - Hulp nodig hebt bij bezwaar- en beroepsprocedures.
Zie voor meer informatie en de contactgegevens van de studentendecanen de volgende website:
https://www1.han.nl/insite/studiesucces/Studentendecanen.xml?inno_gen=gen_id_205&sitedir=/insite/studiesucces Vertrouwenspersonen De HAN is een organisatie waar we met respect met elkaar omgaan. Helaas kan het echter ook bij ons voorkomen dat je als medewerker of student te maken krijgt met ongewenst gedrag. Je kunt je dan wenden tot één van de vertrouwenspersonen. Iedere melding wordt strikt vertrouwelijk behandeld. Slechts na jouw toestemming onderneemt de vertrouwenspersoon eventuele verdere stappen.
Zie voor meer informatie en de contactgegevens van de vertrouwenspersonen de volgende website:
https://www1.han.nl/insite/pz_new/content/Vertrouwens_personen.xml?a=b&sitedir=self&profiel_select=Insite Bureau Klachten en Geschillen Heb je een klacht over een medewerker van de HAN? Ben je het niet eens met een beoordeling of opdracht? Het Bureau Klachten en Geschillen zorgt ervoor dat klachten en beroepschriften bij de juiste hogeschoolorganen terechtkomen. Verder verzorgt het bureau het secretariaat van het College van Beroep voor de Examens. Het Bureau Klachten en Geschillen is te bereiken via:
E: [email protected] T: 026-3691504 A: Verlengde Groenestraat 75 Nijmegen / Postbus 31178, 6503 CD NIJMEGEN
Ombudsman Met klachten over onbehoorlijke gedragingen of situaties binnen de HAN kun je terecht bij een onafhankelijke ombudsman. Zijn rol is bemiddelend; uitspraken van de ombudsman zijn juridisch niet bindend. De ombudsman is de heer Egbert Hulshof.
E: [email protected]/[email protected] T: 024-3530528/06-23228974
Studenteninformatievoorziening Vraagpunt studentenzaken Studenten met vragen over zaken als (her)inschrijving voor een opleiding, het aanvragen van een bewijs van inschrijving, het aanvragen van een machtiging betaling collegegeld etc. kunnen terecht bij het Vraagpunt Studentzaken. Het vraagpunt is te vinden op: Bezoekadres: Ruitenberglaan 26, centrale hal Openingstijden: maandag, woensdag en vrijdag 8.00 – 16.30 uur; dinsdag en donderdag 8.00 – 19.00 T (026) 369 12 00 E [email protected] HAN Voorlichtingscentrum Met al je vragen kun je terecht bij de medewerkers van het HAN VoorlichtingsCentrum. Zij kunnen je alles vertellen over bijvoorbeeld de (master)opleidingen, samenwerkingsvormen, voorlichtingsactiviteiten of organisatiegegevens van de HAN. Hieronder staan de contactgegevens:
HAN VoorlichtingsCentrum (HVC) Openingstijden: maandag t/m vrijdag 9.00 - 17.00 uur T (024) 353 05 00
F (024) 344 97 94
20
Studiecentra De HAN beschikt over 6 studiecentra, 2 in Arnhem en 4 in Nijmegen. Hier kun je uitgebreid zoeken in papieren en digitale bronnen, of rustig werken aan een werkstuk of presentatie.
De HAN studiecentra zijn meer dan mediatheken. Je kunt er natuurlijk zoeken in boeken, tijdschriften, naslagwerken en afstudeeropdrachten. Daarnaast heb je toegang tot dvd’s, cd’s, cd-roms, digitale informatiebronnen en streaming video.
Op de volgende locaties kan van een studiecentrum gebruik worden gemaakt:
- Studiecentrum Economie-Techniek-Informatica; Ruitenberglaan 31, Arnhem; - Studiecentrum Pabo Arnhem; Ruitenberglaan 27, Arnhem; - Studiecentrum Kapittelweg; Kapittelweg 33, Nijmegen; - Studiecentrum Gymnasion; Heyendaalseweg 141, Nijmegen; - Studiecentrum I/O gebouw; Kapittelweg 35, Nijmegen; - Studiecentrum MWD, Prof. Molkenboerstraat 3, Nijmegen.
Voor meer informatie, onder andere over de openingstijden en telefoonnummers, kun je terecht op de website van de studiecentra: http://www.han.nl/studiecentra
International Office HAN University of Applied Sciences arranges a number of international activities that are coordinated by our International Offices in Arnhem and Nijmegen. If you are an international student, HAN International Office is your main point of contact when you need information.
International activities Our international activities vary from staff and student exchanges to developing joint degrees with partner universities. We also provide help and support for community projects in Africa and Eastern Europe.
The International Office staff will be ready to provide information and help with everything from arranging paperwork to personal matters for all international guests. As a student you can call on the International Offices for help with your Learning Agreement, as well as for any special requirements you may have regarding your stay at HAN.
For more information and contact details, check the following website: https://www1.han.nl/insite/internationaloffice_english/home_opl.xml Overige voorzieningen Sportfaciliteiten Studenten van de HAN kunnen een ‘sportkaart’ aanschaffen, waarmee gebruik gemaakt kan worden van de accommodaties van HAN Seneca (het centrum voor sport en gezondheid van de HAN), de accommodaties van de gemeente Arnhem of de sportfaciliteiten van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Zie voor meer informatie de volgende website: http://www.han.nl/start/bachelor-opleidingen/studeren-bij-de-han/sporten-bij-de-han www.han.nl/insite/studentenverenigingen
HAN Employment HAN Employment is het arbeidsloket van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen dat bemiddelt tussen HBO/WO-afgestudeerden, studenten en werkgevers. Wij bieden bedrijven en instellingen de mogelijkheid om via onze afdeling vacatures voor vaste banen, bijbanen en werkervaringsplaatsen onder de aandacht te brengen bij onze studenten en alumni. Kandidaten en studenten kunnen bij ons terecht voor trainingen op het gebied van solliciteren, netwerken en arbeidsmarktoriëntatie.
Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: http://specials.han.nl/themasites/han-employment/ HAN Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap (CvVO)
21
HAN CvVO is een onderdeel van de HAN dat bijdraagt aan het realiseren van activiteiten, projecten en financiering rondom valoriseren (circulatie van kennis), innoveren, subsidieadvies en ondernemerschap. Het HAN CvVO bundelt op één plek binnen de HAN kennis en ervaring in ondernemend onderwijs, valorisatienetwerken en het verzilveren van subsidiekansen. T: (026) 365 82 66 E: [email protected] Het HAN CvVO is tevens bereikbaar via: http://specials.han.nl/themasites/cvvo/ Arbobeleid voor studenten Wil je meer weten over regelgeving en voorzieningen voor studenten op het gebied van veiligheid en gezondheid? Kijk dan op Insite Arbo op de speciale pagina voor studenten: https://www1.han.nl/insite/pz_new/arbo/content/Studenten.xml?inno_gen=gen_id_164&sitedir=/insite/pz_new/arbo HAN-talencentrum Bij het HAN-talencentrum kunnen studenten, medewerkers en externe partijen terecht voor al hun vertaalvragen en voor uiteenlopende cursussen, trainingen en workshops op het gebied van taalvaardigheid.
We hebben een uitgebreid en gevarieerd aanbod met cursussen Nederlands, Engels, Duits, Frans en Spaans. HAN-studenten ontvangen 30% korting op een cursus moderne vreemde taal. Daarnaast kunnen studenten bij het HAN-talencentrum terecht voor cursussen schrijven en spelling. Er is ook een cursus voor studenten met dyslexie. De cursussen zijn bedoeld voor Nederlandstalige, Duitstalige en anderstalige studenten.
Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: www.han.nl/talencentrum
Het Hogeschoolblad Sense Op de hoogte blijven van alles wat te maken heeft met de HAN? In het magazine Sense vind je alles over belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen binnen en buiten de HAN. En natuurlijk staan er spraakmakende artikelen in over studeren, stagelopen en vrije tijd. Op de website van Sense kun je alles nalezen en reageren op de artikelen: www.sensemagazine.nl. Trifonius In 1997 is uit de studentenverenigingen Vitruvius (vanuit de opleidingen Bouwkunde/Civiele Techniek) en Totis Viribus (vanuit de opleiding Autotechniek) de studievereniging Trifonius ontstaan. De studievereniging is uitgegroeid tot een van de grootste en actiefste verenigingen van Arnhem en is dè studievereniging van het Instituut Built Environment. S.V. Trifonius houdt zich al ruim twintig jaar bezig met het organiseren van de introductie voor de eerstejaars studenten van de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek. Elke week is er wat leuks te doen, van een avond poolen tot een weekend liften binnen Europa! Trifonius streeft ernaar de studententijd in Arnhem zoveel mogelijk te veraangenamen voor alle studenten van Built Environment. Binnen de studievereniging is iedereen welkom, het woord ontgroening is nog nooit gehoord. Meer informatie vind je op onze site: http://svtrifonius.nl.
22
Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens
Onderwijs- en Examen Regeling (OER)
Verschillende versies van de OER en het OS.
De opleiding(en) wordt(en) in de voltijdvariant, de deeltijdvariant en de duale variant uitgevoerd. Voor deze variant(en) heeft de opleiding de informatie voor de Onderwijs en examenregeling (OER) en het Opleidingsstatuut (OS) in verschillende documenten beschreven. In dit deel van de OER en het OS wordt de voltijdvariant beschreven. In de tekst van onderstaande Onderwijs- en examenregeling (OER) van de opleiding staat op een aantal plaatsen “niet van toepassing” of “n.v.t.”. Dit komt doordat de OER van de opleiding gebaseerd is op een Kader-OER. De HAN stelt jaarlijks een kader voor de OER vast, die voor alle opleidingen van de HAN geldt. In dit kader zijn zowel bepalingen opgenomen die voor iedere opleiding gelden, als bepalingen die niet voor iedere opleiding gelden. De opleiding kan ten aanzien van deze laatste bepalingen kiezen of die passend zijn voor de opleiding. Als een opleiding besluit dat een bepaling niet passend is voor de opleiding en dus niet in de OER van de opleiding wordt opgenomen, wordt bij die bepaling de tekst “niet van toepassing” of “n.v.t.” opgenomen. Op deze manier wordt voorkomen dat de nummeringen in de OER van verschillende opleidingen van elkaar afwijken en de kans op foutieve verwijzingen toeneemt. PARAGRAAF 1: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling
1. Deze regeling is de onderwijs- en examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).
2. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs, de tentamens en de examens in het studiejaar 2018-2019 van de bacheloropleiding Bouwkunde, hierna te noemen: de opleiding.
3. Van deze regeling maken onverkort deel uit: a) alle hoofdstukken, opgenomen in deel 3 van het opleidingsstatuut; b) de bijlagen, bijbehorend bij deze regeling.
4. a. Het curriculum is uitgewerkt in hoofdstuk 1, 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut. Als onderwijseenheden zijn gevolgd en tentamens met goed gevolg zijn afgelegd in voorgaande studiejaren van de opleiding die nu niet meer tot het curriculum behoren, dan is in bijlage 1 of 2 van deze regeling bepaald of en in hoeverre deze tot het curriculum en examen worden gerekend. b. Daarnaast is in bijlage 1, 2 en 3 geregeld dat bepaalde (deel-)tentamens – die niet zijn opgenomen in dit curriculum, maar wél in het curriculum van het vorige studiejaar en/of het daaraan voorafgaande studiejaar – nog kunnen worden afgelegd, indien deze in de twee voorgaande studiejaren niet met goed gevolg zijn afgelegd.
5. Als onderwijseenheden zijn gevolgd en tentamens met goed gevolg zijn afgelegd van de door de opleiding verzorgde minoren in voorgaande studiejaren die nu niet meer zijn opgenomen in het minorenaanbod (hoofdstuk 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut), dan is in bijlage 3 van deze regeling bepaald of en in hoeverre deze tot het programma van het huidige minoraanbod worden gerekend.
6. N.v.t. 7. N.v.t.
Artikel 1.2 Begripsbepalingen Bijlage 1 van het opleidingsstatuut bevat de betekenissen van de begrippen die voor deze regeling gelden.
Artikel 1.3 Doel van de opleiding Het doel van de opleiding is dat de student op hbo-bachelorniveau de kennis, het inzicht en de vaardigheden verwerft van een startbekwame beroepsbeoefenaar op het gebied van Bouwkunde in de opleiding Bouwkunde.
23
PARAGRAAF 2: TOELATING TOT DE OPLEIDING Artikel 2.1 Vooropleidingseisen en nadere vooropleidingseisen (profiel, vakken programmaonderdelen) Iemand is toelaatbaar tot de opleiding als hij/zij in het bezit is van:
a) een havodiploma met het profiel Natuur en Techniek, een havodiploma met het profiel Natuur en Gezondheid, een havodiploma met het profiel Economie en Maatschappij.
b) een vwo-diploma met het profiel Natuur en Techniek, een vwo-diploma met het profiel Natuur en Gezondheid, een vwo-diploma met het profiel Economie en Maatschappij;
c) een mbo-diploma middenkaderopleiding of specialistenopleiding, hierna te noemen mbo-4. Artikel 2.2 Opheffing tekortkomingen nadere vooropleidingseisen Indien een aspirant-student niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen zoals vermeld in artikel 2.1, dan kan de instituutsdirecteur besluiten dat diegene toelatingstentamens moet doen in de vakken waarin hij/zij tekortkomt. Deze toelatingstentamens zijn op het niveau van het examen havo of mbo-4. De aankomend student mag alleen starten met de opleiding als hij/zij slaagt voor de toelatingstentamens.
Artikel 2.3 Vrijstelling van vooropleidingseisen op grond van andere diploma’s en getuigschriften 1. Iemand is vrijgesteld van de vooropleidingseisen zoals bedoeld in artikel 2.1 als hij/zij in het bezit
is van een van de volgende diploma’s of getuigschriften: a) een getuigschrift van een bacheloropleiding; b) een getuigschrift van een masteropleiding; c) een getuigschrift dat toegang geeft tot het hoger onderwijs in een land dat het ‘Verdrag
inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio’ heeft geratificeerd;
d) een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat door de minister is aangewezen als ten minste gelijkwaardig aan het havodiploma of;
e) een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat bij besluit van de instituutsdirecteur tenminste gelijkwaardig aan een havo, vwo of mbo- diploma wordt beschouwd. Ten behoeve van de besluitvorming kan een diplomawaardering bij NUFFIC worden gevraagd.
2. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma of getuigschrift betreft dient tevens naar het oordeel van de examencommissie blijk te zijn gegeven van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van de Nederlandstalige opleiding.
3. N.v.t. 4. N.v.t. 5. De instituutsdirecteur neemt het besluit dat de (aankomend) student wel of niet kan worden
ingeschreven op basis van het oordeel zoals bedoel in lid 2 en 3. De instituutsdirecteur kan ook het besluit nemen dat de (aankomend) student weliswaar kan worden ingeschreven, maar dat hij/zij nog geen examens of onderdelen daarvan mag afleggen. De (aankomend) student mag examens of onderdelen daarvan pas afleggen als er een positief oordeel is gegeven zoals bedoeld in lid 2 of 3.
6. Bij vrijstelling zoals bedoeld in lid 1 is artikel 2.2 ook van toepassing. Dat betekent dat de student de betreffende toelatingsexamens ook na inschrijving mag afleggen, maar dat hij/zij nog geen examens of onderdelen daarvan mag afleggen voordat hij/zij de toelatingsexamens heeft gehaald.
Artikel 2.4 Vrijstelling van de vooropleidingseis op grond van toelatingsonderzoek
1. Bij besluit van de instituutsdirecteur kan degene van 21 jaar of ouder worden vrijgesteld van de vooropleidingseisen als bedoeld in artikel 2.1 als hij bij een toelatingsonderzoek naar het oordeel van de commissie toelatingsonderzoek blijk geeft van geschiktheid voor de opleiding en van voldoende beheersing van de taal waarin de opleiding verzorgd wordt voor het met vrucht kunnen volgen van de opleiding.
2. Het toelatingsonderzoek bestaat uit de volgende onderdelen (die op het niveau van het havo-examen worden afgenomen) en levert de vrijstelling als bedoeld in het vorige lid op indien het toelatingsonderzoek met goed gevolg is afgelegd: Deficiënt voor het onderdeel Wiskunde één van de volgende bewijsstukken:
- certificaat HAVO Wiskunde B; - certificaat VWO Wiskunde A; - certificaat VWO Wiskunde B;
24
- certificaat Wiskunde uit de voorbereidende cursus Wiskunde die wordt verzorgd door de Faculteit Techniek;
- ieder ander certificaat Wiskunde dat wordt goedgekeurd door de Examencommissie Built Environment. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het James Boswell Instituut.
Deficiënt voor het onderdeel Natuurkunde één van de volgende bewijsstukken: - certificaat HAVO Natuurkunde; - certificaat VWO Natuurkunde; - certificaat Natuurkunde uit de voorbereidende cursus Natuurkunde die wordt verzorgd door
de Faculteit Techniek; - ieder ander certificaat Natuurkunde dat wordt goedgekeurd door de Examencommissie Built
Environment. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het James Boswell Instituut. Deficiënt voor het onderdeel Nederlands één van de volgende bewijsstukken
- certificaat HAVO Nederlands; - certificaat VWO Nederlands; - certificaat Nederlands uit de voorbereidende cursus Nederlands die wordt verzorgd door de
Faculteit Techniek; - voor niet-Nederlandstaligen: diploma Nederlands als tweede taal (NT2) - programma II; - Duitse studenten die tijdens hun middelbare school in Duitsland voor hun examen een
voldoende hebben behaald voor het vak Nederlands 3. De commissie toelatingsonderzoek kan bij haar onderzoek acht slaan op bewijsstukken waaruit
blijkt dat degene van 21 jaar of ouder als bedoeld in het eerste lid de vakken als bedoeld in tweede lid op het niveau van het havo-examen beheerst.
Artikel 2.5 Voldoende beheersing van de Nederlandse taal 1. Aan de eis van voldoende beheersing van de Nederlandse taal als bedoeld in artikel 2.3 lid 2 en
in artikel 2.4 lid 1 in het geval betrokkene een andere taal dan het Nederlands als eerste taal voert wordt voldaan door:
- het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, niveau II. 2. Aan het voldoen aan de eis als bedoeld in het vorige lid dient te zijn voldaan voor het moment
van inschrijving.
Artikel 2.5A Voldoende beheersing van de Engelse taal 1. N.v.t. 2. N.v.t. Artikel 2.6 Aanvullende eisen 1. N.v.t. 2. N.v.t.
Artikel 2.7 Eisen werkkring bij deeltijdopleidingen 1. N.v.t. 2. N.v.t.
Artikel 2.8 Beperking inschrijving beschikbare onderwijscapaciteit 1. N.v.t. 2. N.v.t. 3. N.v.t. 4. N.v.t. 5. N.v.t.
Artikel 2.9 Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een vwo–diploma 1. N.v.t. 2. N.v.t. 3. N.v.t.
Artikel 2.10 Studiekeuzecheck 1. Iedere aspirant-student van de propedeutische fase van de opleiding is na aanmelding verplicht
om deel te nemen aan de studiekeuzecheck van de opleiding.
25
2. Indien de aspirant-student zonder geldige reden en na een herhaalde oproep niet deelneemt aan de verplichte studiekeuzecheck dan wordt de inschrijving voor de desbetreffende aspirant-student geweigerd.
3. Na en vanwege de deelname aan de studiekeuzecheck ontvangt iedere aspirant-student een studiekeuzeadvies. Het advies kent drie vormen: positief, negatief of nadere actie noodzakelijk.
4. Aspirant-studenten die zich uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar hebben aangemeld voor de propedeutische fase van een of meer bacheloropleidingen en/of het eerste jaar van een of meer associate degree-opleidingen en die voldoen aan de inschrijvingsvoorwaarden zoals opgenomen in paragraaf 2 van deze regeling worden bij handhaving van de aanmelding ingeschreven ongeacht de uitslag van de studiekeuzecheck.
5. Van aspirant-studenten die zich na 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar aanmelden voor de propedeutische fase van een bacheloropleiding en/of het eerste jaar van een associate degree-opleiding wordt bij een negatief studiekeuzeadvies de inschrijving voor de opleiding geweigerd.
6. Het bepaalde in het vorige lid geldt niet voor de aspirant-student die zich na 1 mei aanmeldt bij een andere opleiding dan die waarbij hij oorspronkelijk was ingeschreven en kan aantonen dat de nieuwe aanmelding het gevolg is van een bindend negatief studieadvies zoals bedoeld in paragraaf 5 van deze regeling op een zodanig tijdstip dat hij zich niet kon aanmelden voor 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar. Deze aspirant-student wordt gelijkgesteld met die bedoeld in lid 4 van dit artikel.
7. Indien de aspirant-student kan aantonen dat hij om legitieme redenen niet kan deelnemen aan de verplichte studiekeuzecheck, wordt in overleg met de instituutsdirecteur bezien of de aspirant-student alsnog moet deelnemen aan de verplichte studiekeuzecheck. De volgende gronden zijn in ieder geval legitiem om niet deel te nemen aan de verplicht gestelde studiekeuzecheck:
a) persoonlijke omstandigheden; b) andere onderwijsverplichtingen;
8. De studiekeuzecheck kent de volgende inhoud en procedure: Na aanmelding digitale vragenlijsten (competenties en persoonlijkheid) en een (groeps)gesprek.
9. Dit artikel is niet van toepassing op: a) aspirant-studenten die zich willen inschrijven voor een opleiding waarvoor een
selectieprocedure zoals bedoeld in artikel 2.6 en 2.8 van deze regeling, is ingesteld; b) aspirant-studenten die in het bezit zijn van een propedeutisch getuigschrift WO, een
associate degree-getuigschrift, een bachelorgetuigschrift of een mastergetuigschrift; c) aspirant-studenten die reeds eerder werden ingeschreven voor de propedeutische fase van
de opleiding. d) n.v.t.
PARAGRAAF 3: OPBOUW VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1 Vorm van de opleiding 1. De opleiding wordt in de inrichtingsvorm voltijd verzorgd. 2. N.v.t. 3. De opleiding wordt in Arnhem verzorgd. 4. N.v.t. 5. In hoofdstukken 1, 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut is bepaald welke
onderwijseenheden ten behoeve van welke inrichtingsvorm en bijzondere eigenschap worden verzorgd.
Artikel 3.2 Indeling en examens van de opleiding 1. De opleiding kent een propedeutische en een postpropedeutische fase 2. De opleiding kent drie niveaus van bekwaamheid: hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en
beroepsbekwaam. 3. De propedeutische fase is het deel van de major dat is gericht op het verkrijgen van inzicht in de
inhoud van en de geschiktheid voor de opleiding en het beroep. 4. De postpropedeutische fase is het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase. 5. De opleiding kent 4 afstudeerrichtingen: Architectuur, Bouwtechniek, Constructie en Organisatie. 6. N.v.t. 7. In hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut is in de gegevens onderwijseenheden en
integrale toetsen bepaald welke onderwijseenheden en integrale toetsen ten behoeve van welke fase, welk niveau en welke afstudeerrichting worden verzorgd.
8. N.v.t.
26
9. Het geheel van de opleiding bestaat uit een major en een minor. De minor is een onderdeel van de postpropedeutische fase.
10. N.v.t. 11. In de opleiding worden de volgende examens afgelegd:
a) het propedeutische examen; b) het afsluitend examen oftewel bachelorexamen.
Artikel 3.3 Major 1. De major is het deel van de opleiding dat is gericht op het verwerven van de benodigde
competenties voor de voorgeschreven beroepstaken van de beroepsbekwame beroepsbeoefenaar op hbo-bachelorniveau.
2. De voorgeschreven beroepstaken voor de startbekwame beroepsbeoefenaar op hbo- bachelorniveau zijn als zodanig beschreven in de hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut.
Artikel 3.4 Minor 1. De minor is het deel van de postpropedeutische fase van de opleiding dat is gericht op het
verdiepen of verbreden van de benodigde competenties voor de voorgeschreven beroepstaken van de startbekwame beroepsbeoefenaar op hbo-bachelorniveau.
2. De minor is een gecertificeerde HAN minor of een vrije minor. 3. De student die een minor gaat volgen dient hiervoor vooraf toestemming te vragen en te krijgen
van de examencommissie. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij de aanvraag tot toestemming en adviseert de examencommissie bij de beslissing op aanvraag.
4. Een vrije minor is een minor die een student: a) bij een andere onderwijsinstelling volgt, b) heeft samengesteld uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij
verschillende instituten van de HAN of een andere onderwijsinstelling, of c) invult door een module te volgen zoals aangeboden in het deeltijdse of duale onderwijs aan
de HAN of een andere hogere onderwijsinstelling. 5. De examencommissie beoordeelt ter toestemming of de minor past binnen het beroepsprofiel van
de opleiding, niet overlapt met de major, het juiste niveau heeft om verdiepend of verbredend te zijn, of de kwaliteit van de toetsing en beoordeling in de minor voldoende naar de standaard van de opleiding is geborgd en, in geval de vrije minor door de student is samengesteld, of deze bestaat uit een onderling afdoende samenhangend geheel van onderwijseenheden.
6. Toestemming door de examencommissie als bedoeld in de leden 3 en 5 van dit artikel houdt tevens in dat de aan de minor verbonden examinatoren als zodanig zijn aangewezen als examinator van de opleiding.
7. Onverkort het bepaalde in de vorige leden valt de ontwikkeling, verzorging en kwaliteitsborging van de volgende gecertificeerde HAN minoren en de daartoe behorende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast onder de taakstelling en verantwoordelijkheid van de directie en examencommissie van de opleiding:
a) Minor Bouwtechniek ‘Low Ec & High Tec’ b) Minor Wind Energy Project Management c) Minor Stad en Land d) Minor Dutch Architecture e) Minor Zorggericht Bouwen
8. Voor een beschrijving van de minoren, zie hoofdstuk 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut. 9. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 7 en aan daarbij behorende tentamens als uitgewerkt
conform lid 8 worden gelijkgesteld de onderwijseenheden en tentamens van de minoren verzorgd door de opleidingen in voorgaande studiejaren die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 3 van deze regeling.
Artikel 3.4A Module 1. N.v.t. 2. N.v.t. 3. N.v.t.
Artikel 3.5 Studielast, studiepunten en studieduur 1. De studielast van een opleiding en een onderwijseenheid wordt uitgedrukt in studiepunten. 2. Eén studiepunt is gelijk aan 28 uren studielast.
27
3. De opleiding heeft een studielast van 240 studiepunten. 4. De propedeutische fase van de opleiding, die wordt afgesloten op het niveau hoofdfasebekwaam
(1), heeft een studielast van 60 studiepunten. 5. De postpropedeutische fase van de opleiding, die wordt afgesloten op de niveaus
afstudeerbekwaam (2) en beroepsbekwaam (3), heeft een studielast van 180 studiepunten. 6. Het eerste deel van de postpropedeutische fase, dat wordt afgesloten op het niveau
afstudeerbekwaam (2), heeft (los van een eventuele minor op dit niveau) een studielast van 120 studiepunten.
7. Het tweede deel van de postpropedeutische fase, dat wordt afgesloten op het niveau beroepsbekwaam (3), heeft (los van een eventuele minor op dit niveau) een studielast van 30 studiepunten.
8. De major heeft een studielast van 210 studiepunten. 9. De minor, die wordt afgesloten op de niveaus afstudeerbekwaam (2) of beroepsbekwaam (3),
heeft een studielast van 30 studiepunten. 10. N.v.t. 11. Een opleiding is zodanig ingericht dat een student in staat is het aantal studiepunten te behalen
waarop de studielast voor een studiejaar is gebaseerd. 12. Een afstudeerrichting wordt afgesloten op het niveau van beroepsbekwaam (3). Een
afstudeerrichting is een onderdeel van de major en heeft een studielast van 30 studiepunten. 13. N.v.t. 14. De feitelijk geprogrammeerde studieduur van de programma’s met de bijzondere eigenschap van
verkorte programma’s als bedoeld in artikel 7.9 lid 5 bedraagt 3 studiejaren.
Artikel 3.6 Studielast duale opleiding 1. N.v.t. 2. N.v.t. 3. N.v.t.
Artikel 3.7 Uitbreiding studielast 1. In artikel 3.5 is bepaald dat een opleiding 240 studiepunten bevat. In afwijking daarop mag een
student méér studiepunten halen om zich te verbreden of te verdiepen. Dit kan de student doen door:
a) een of meer extra HAN-gecertificeerde minoren te volgen; b) een of meer extra onderwijseenheden aan de HAN te volgen.
2. In alle bovengenoemde gevallen dient de student vooraf toestemming te vragen aan en te krijgen van de examencommissie. De examencommissie beoordeelt of de in lid 1 sub a of b bedoelde minoren en onderwijseenheden passen binnen het beroepsprofiel van de opleiding, niet overlappen met de opleiding, het juiste niveau hebben om verdiepend of verbredend te zijn, of de kwaliteit van de toetsing en beoordeling voldoende naar de standaard van de opleiding is geborgd en, in geval het een vrije minor betreft die door de student is samengesteld of deze bestaat uit een onderling afdoende samenhangend geheel van onderwijseenheden.
3. N.v.t. 4. Voor het volgen van een uitbreiding zoals bedoeld in lid 1 kan slechts toestemming worden
verleend indien de student geen studievertraging heeft opgelopen en de feitelijke studieduur van de opleiding voor deze student naar verwachting vanwege de uitbreiding met niet meer dan zes maanden de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding zal overschrijden.
Artikel 3.7A Honours- en talentenprogramma’s 1. N.v.t. 2. N.v.t. 3. N.v.t. 4. N.v.t. Artikel 3.8 Beroepstaken, onderwijseenheden, competenties, modules 1. Een opleiding is een samenhangend geheel van onderwijseenheden. 2. N.v.t. 3. In de opleiding worden beroepstaken geleerd die een startbekwame beroepsbeoefenaar moet
kunnen uitvoeren. Een of meer van deze beroepstaken zijn gerelateerd aan onderwijseenheden. 4. De inhoud van een onderwijseenheid richt zich op een aantal samenhangende competenties. 5. Een onderwijseenheid heeft een studielast van 2,5 studiepunten of een veelvoud daarvan.
28
6. In afwijking van lid 5 kan een onderwijseenheid in een opleiding een andere omvang kennen indien dat volgt uit een wet in formele zin, een Amvb, een Ministeriele Regeling, een besluit van de Vereniging Hogescholen of overeenkomsten die voortvloeien uit samenwerkingen met andere hoger onderwijsinstellingen.
PARAGRAAF 4: PROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING Artikel 4.1 Samenstelling propedeutische fase 1. In hoofdstuk 1 van deel 3 van het opleidingsstatuut is een overzicht opgenomen van de
aangeboden onderwijseenheden in de propedeutische fase. 2. Hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut bevat van alle onderwijseenheden en de
integrale toets als bedoeld in het vorige lid, het overzicht van de gegevens met betrekking tot het onderwijs en de tentaminering.
3. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 1, aan daarbij behorende tentamens en aan de integrale toets worden gelijkgesteld de onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen uit voorgaande studiejaren van de opleiding die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 1 van deze regeling.
PARAGRAAF 5: STUDIEADVIES IN DE PROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING Artikel 5.1 Studieadvies propedeutische fase 1. Uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase van de
opleiding ontvangt iedere student van de instituutsdirecteur een schriftelijk studieadvies over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding.
2. N.v.t. 3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan aan de student een studieadvies uitgebracht worden
zolang hij het propedeutisch examen nog niet met goed gevolg heeft afgelegd.
Artikel 5.2 Voorlopig studieadvies in het eerste jaar van inschrijving 1. In het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding, zo mogelijk
vooreerst aan het eind van de vijfde maand van inschrijving en indien nodig volgend op een eerder gegeven studieadvies, ontvangt iedere student met op dat moment dusdanig onvoldoende studieresultaten dat een succesvolle studievoortgang niet waarschijnlijk is van de instituutsdirecteur als waarschuwing schriftelijk een voorlopig negatief studieadvies.
2. Tot het uitbrengen van een voorlopig negatief studieadvies zoals bedoeld in lid 1 wordt overgegaan indien de student:
a) aan het einde van de tweede onderwijsperiode niet tenminste 22,5 van de conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut te behalen studiepunten heeft behaald.
3. N.v.t. 4. N.v.t. 5. N.v.t. 6. Tot het uitbrengen van een voorlopig positief studieadvies wordt overgegaan indien de student
aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding 45 studiepunten of meer uit het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut met goed gevolg heeft afgelegd, maar nog niet het propedeutisch examen heeft behaald.
7. N.v.t. 8. N.v.t. 9. N.v.t.
Artikel 5.3 Definitief studieadvies in het eerste jaar van inschrijving 1. Tot het uitbrengen van een negatief studieadvies aan het einde van het eerste jaar van
inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student niet ten minste 45 van de conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut te behalen studiepunten heeft behaald tenzij vanwege inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de student door de instituutsdirecteur, onder door de instituutsdirecteur te stellen voorwaarden, hiervan wordt afgezien.
2. N.v.t. 3. N.v.t.
29
4. N.v.t. 5. Aan een negatief studieadvies is een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd verbonden (het
bindend negatief studieadvies) mits het uitbrengen van een voorlopig advies als bedoeld in artikel 5.2 40 werkdagen aan het negatief studieadvies is voorafgegaan.
6. N.v.t. 7. Indien het advies bedoeld in lid 1 niet voor een beëindiging inschrijving kan worden afgegeven om
reden dat de student eerst aan het einde van de maand een verzoek tot beëindiging inschrijving voor de opleiding doet, kan dit advies in verband met en in het verlengde van de uitschrijving onverwijld na de beëindiging inschrijving afgegeven worden en wordt aan dit advies een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd zoals bedoeld in lid 5 verbonden.
8. Tot het uitbrengen van een positief studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student het propedeutisch examen heeft behaald.
9. N.v.t.
Artikel 5.4 Studieadvies na het eerste jaar van inschrijving 1. N.v.t. 2. N.v.t. 3. N.v.t. 4. N.v.t. 5. N.v.t.
Artikel 5.5 Persoonlijke omstandigheden 1. Onder persoonlijke omstandigheden als bedoeld in lid 1 van artikel 5.3 wordt uitsluitend verstaan:
ziekte van de student;
lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van de student;
zwangerschap van de studente;
bijzondere familieomstandigheden;
lidmaatschap van medezeggenschapsraad, deelraad, studentencommissie of opleidingscommissie;
het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel een vergelijkbare organisatie van enige omvang, bij wie de behartiging van het algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat en die daartoe daadwerkelijk activiteiten ontplooit.
2. Zodra één of meer persoonlijke omstandigheden als bedoeld in het vorige lid zich voordoen, stelt de student zijn studieloopbaanbegeleider onverwijld hiervan in kennis.
Artikel 5.6 Het recht gehoord te worden Voordat een negatief studieadvies wordt uitgebracht waaraan een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd is verbonden als bedoeld in lid 5 en 7 van artikel 5.3 is verbonden, wordt de betreffende student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. PARAGRAAF 6: POSTPROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING Artikel 6.1 Samenstelling postpropedeutische fase 1. In hoofdstuk 1 van deel 3 van het opleidingsstatuut is een overzicht opgenomen van de
aangeboden onderwijseenheden in de postpropedeutische fase. 2. Hoofdstuk 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut bevat van alle onderwijseenheden en de
integrale toetsen als bedoeld in het vorige lid, het overzicht van de gegevens met betrekking tot het onderwijs en de tentaminering.
3. Bijlage 2 van deze regeling bevat een overzicht van alle onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van voorgaande jaren, die gelijk gesteld worden met de onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen als bedoeld in lid 1.
PARAGRAAF 7: TENTAMENS, INTEGRALE TOETSEN EN EXAMENS VAN DE OPLEIDING Artikel 7.1 (Deel)tentamen en integrale (deel)toets 1. Een tentamen is een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het
inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, die behoren bij een onderwijseenheid. Het tentamen omvat mede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek.
30
2. Een integrale toets is een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, die behoren bij het beroepshandelen waarin een of meer beroepstaken een rol spelen. De integrale toets omvat mede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek.
3. Aan iedere onderwijseenheid is een tentamen verbonden. Een tentamen kan bestaan uit deeltentamens. Een student slaagt voor een tentamen als het met goed gevolg is afgelegd. Als een tentamen bestaat uit deeltentamens, dan slaagt de student als alle deeltentamens met goed gevolg zijn afgelegd.
4. In artikel 3.2 lid 2 worden 3 niveaus genoemd. Ieder niveau bevat een of meerdere beroepstaken. In de voltijdse opleiding wordt ten minste 1 integrale toets afgenomen op het niveau hoofdfasebekwaam en 1 op het niveau beroepsbekwaam.
5. Een integrale toets is aan een of meerdere onderwijseenheden verbonden, tenzij de integrale toets vanwege een daartoe strekkend besluit van de examencommissie door haar zelf wordt afgenomen als bedoeld in artikel 7.10 lid 2 WHW. Een integrale toets kan bestaan uit deeltoetsen. De integrale toets is behaald als deze met goed gevolg is afgelegd, respectievelijk alle daartoe behorende deeltoetsen met goed gevolg zijn afgelegd.
6. Het volledige toetsprogramma van de opleiding in tentamens en integrale toetsen, inclusief de integrale toetsen die door de examencommissie zelf worden afgenomen, is qua inhoud, vorm en samenhang beschreven in de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut.
7. In het toetsprogramma als bedoeld in het vorige lid is vastgelegd of en in hoeverre een of meerdere (deel)tentamens als bedoeld in de leden 1 en 3 en/of en in hoeverre een of twee onderzoeken van de examencommissie als bedoeld in artikel 7.10 lid 2 WHW gelden als een of meerdere integrale (deel)toetsen.
8. De examinator drukt de kwalificatie van een tentamen of een integrale toets uit in een cijfer. 9. Als een tentamen of integrale toets bestaat uit deeltentamens/deeltoetsen, dan kan de kwalificatie
van de deeltentamens/deeltoetsen worden uitgedrukt in een cijfer, maar ook in ‘voldaan’ of ‘niet voldaan’.
10. De kwalificatie van een tentamen (dus niet van een deeltentamen) of integrale toets (dus niet een deeltoets), wordt uitgedrukt in een van de volgende cijfers: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 of 10. Een student slaagt bij een 6 of hoger. Een student slaagt niet bij een 5 of lager.
11. Cijfers met de decimaal …,1; …,2; …,3; …,4 worden tot hele cijfers afgerond naar beneden. Cijfers met de decimaal …,5…,6; …,7; …,8; …,9 worden tot hele cijfers afgerond naar boven. Een cijfer voor een deeltentamen of deeltoets wordt niet afgerond tot een heel cijfer, maar tot een cijfer met 1 decimaal. Cijfers met de tweede decimaal …,.1; …,.2; …,.3; …,.4 worden tot 1 decimaal afgerond naar beneden. Cijfers met de tweede decimaal …,.5…,.6; …,.7; …,.8; …,.9 worden tot 1 decimaal afgerond naar boven.
12. De laatst behaalde kwalificatie voor een (deel)tentamen of een integrale (deel)toets geldt als definitieve kwalificatie.
13. Indien de student een voldoende heeft behaald voor een (deel)tentamen of een integrale (deel)toets, mag hij niet meer deelnemen aan hetzelfde (deel)tentamen of dezelfde integrale (deel)toets.
14. In afwijking van lid 8 en lid 10 kan in de volgende gevallen in plaats van een cijfer de kwalificatie voldaan/niet voldaan worden gegeven:
a) indien een onderwijseenheid bestaat uit meerdere deeltentamens en de kwalificatie van één of meerdere deeltentamens uitgedrukt is met de kwalificatie ‘voldaan’ én vrijstelling is verleend voor het behalen van een of meerdere deeltentamens zonder dat de kwalificatie van de deeltentamens uitgedrukt is in een cijfer.
b) indien het gaat om een met goed gevolg afgelegd tentamen betrekking hebbend op een vrije minor behaald bij een buitenlandse onderwijsinstelling waarbij het niet mogelijk is om de daar behaalde kwalificatie om te zetten in een kwalificatie zoals bedoeld in lid 8 en lid 10.
c) indien het gaat om een met goed gevolg afgelegd tentamen betrekking hebbend op een vrije minor behaald bij een andere Nederlandse onderwijsinstelling waarbij het niet mogelijk is om de daar behaalde kwalificatie om te zetten in een kwalificatie zoals bedoeld in lid 8 en lid 10.
Artikel 7.2 Volgorde (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. Een student mag deelnemen aan een tentamen of integrale toets van de postpropedeutische fase
als hij/zij in het bezit is van:
31
- het propedeutisch getuigschrift van de desbetreffende opleiding van de HAN, of; - een propedeutisch getuigschrift van de opleiding van een andere instelling voor hoger onderwijs, of; - een vrijstelling van de instituutsdirecteur voor het hebben van een propedeutisch getuigschrift.
2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan de examencommissie op verzoek van de student toestemming verlenen tot het afleggen van tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase nog voordat het propedeutisch examen is behaald.
3. Voor deelname aan sommige tentamens/integrale toetsen van een onderwijseenheid is vereist dat de student geslaagd is voor bepaalde andere tentamens/toetsen. Deze zogeheten ‘ingangseisen’ zijn te vinden in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsinstituut bij ‘ingangseisen’ bij de onderwijseenheden.
Artikel 7.2A Onderwijseenheden met een aanwezigheidsverplichting 1. Voor deelname aan sommige (deel)tentamens/(deel)toetsen van een onderwijseenheid is vereist
dat de student deelgenomen heeft aan het onderwijs (of bepaalde delen daarvan) van die onderwijseenheid. De precieze voorwaarden van deze aanwezigheidsverplichting zijn te lezen in hoofdstuk 2, 3 of 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut bij ‘ingangseisen’, ‘beoordelingscriteria’ en/of ‘tentaminering’ van de onderwijseenheden.
2. De student kan vrijstelling krijgen van de aanwezigheidsverplichting. Hij/zij moet daarvoor toestemming krijgen van de examencommissie. De examencommissie kan vervangende eisen opleggen.
Artikel 7.3 Frequentie van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. De opleiding stelt de student in de gelegenheid twee keer per studiejaar een (deel)tentamen in
een onderwijseenheid af te leggen. 2. De opleiding stelt de student in de gelegenheid twee keer per studiejaar een integrale (deel)toets
af te leggen. 3. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt in de gevallen waarin naar de aard van de
betreffende onderwijseenheden en de toetsing en beoordeling daarin een tweede gelegenheid niet mogelijk is, een keer per studiejaar de gelegenheid geboden het (deel)tentamen of de integrale (deel)toets af te leggen. Indien dit het geval is, is dat opgenomen in de beschrijving van de betreffende OWE in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het Opleidingsstatuut.
4. In afwijking van het eerste, tweede en derde lid alsook van artikel 7.1 lid 13 kan de examencommissie beslissen dat de student een extra gelegenheid heeft tot het afleggen van een (deel)tentamen of integrale (deel)toets. Daartoe dient de examencommissie tijdig een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek van de student te ontvangen. De examencommissie draagt er zorg voor dat de betreffende examinatoren en student tijdig en schriftelijk geïnformeerd worden over haar besluit.
Artikel 7.4 Vorm van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen De (deel)tentamens/integrale (deel)toetsen kunnen in verschillende vormen worden afgelegd. In hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut bij ‘tentaminering’ van de onderwijseenheden is te lezen in welke vorm precies. De examencommissie kan in bijzondere gevallen daarvan afwijken.
Artikel 7.4A Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. De student kan de examencommissie verzoeken om deel te mogen nemen aan
leerwegonafhankelijke (deel)tentamens/(deel)toetsen. Dit mag alleen als: - de student slaagde voor eerdere (deel)tentamens of examens in het hoger onderwijs of
ander bewijs heeft dat hij/zij bepaalde competenties heeft aangeleerd, en; - dit niet voldoende is om vrijstelling te krijgen voor tentamens, en; - de student toch de juiste competenties heeft voor de beroepstaken die behoren bij een of
meerdere onderwijseenheden. Ook de student die weliswaar vrijstelling kan krijgen voor een tentamen, maar toch deel wil nemen aan een tentamen, kan verzoeken om een leerwegonafhankelijk tentamen/toets.
2. Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen kunnen bij de start van de opleiding of tijdens de opleiding worden afgelegd zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheden waaraan deze tentamens regulier verbonden zijn respectievelijk waarin inzicht in samenhang tussen de desbetreffende beroepstaken geleerd wordt.
32
3. Als een student een verzoek (met het bewijsmateriaal) indient zoals bedoeld in lid 1, dan beoordeelt de examencommissie dit verzoek en neemt zij vervolgens een gemotiveerd besluit. Binnen 20 werkdagen (gerekend vanaf het moment dat de student het verzoek indiende) deelt de examencommissie haar besluit mee aan de student en de betreffende medewerkers.
4. In het besluit (zoals bedoeld in het vorige lid) wijst de examencommissie ook de examinatoren aan en bepaalt zij de toetsvormen. Het kan ook zijn dat de examencommissie beslist dat de leerwegonafhankelijke (deel)tentamens/(deel)toetsen volgens het gewone toetsprogramma moeten worden afgelegd.
Artikel 7.5 Het afleggen van (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen door studenten met handicap of chronische ziekte De examencommissie stelt de student met een handicap of chronische ziekte op diens verzoek in de gelegenheid (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen af te leggen op een wijze die is aangepast aan zijn functiebeperking(en), een en ander conform wat is bepaald in het instellingsspecifieke deel van het studentenstatuut.
Artikel 7.6 Openbaarheid mondelinge (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. Mondelinge (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen zijn in principe openbaar. 2. De examencommissie kan in bijzondere gevallen de openbaarheid begrenzen of niet toestaan.
Artikel 7.7 Bekendmaking uitslag tentamen en uitslag integrale toets 1. De uitslag van een mondeling (deel)tentamen of een mondelinge integrale (deel)toets wordt zo
spoedig mogelijk bekend gemaakt aan de student, doch uiterlijk binnen vijf werkdagen. 2. De examinator stelt de uitslag van een niet mondeling afgenomen (deel)tentamen of een niet
mondeling afgenomen integrale (deel)toets vast en draagt zorg voor de invoering in het studentinformatiesysteem van de HAN binnen 15 werkdagen na de dag waarop het (deel)tentamen of de integrale (deel)toets is afgelegd.
3. Op verzoek van de student deelt de examinator hem de uitslag van het (deel)tentamen of de uitslag van de integrale (deel)toets schriftelijk mee.
4. De examinator die het tentamen afnam kan de uitslag van een afgenomen (deel)tentamen of een afgenomen integrale (deel)toets alleen dan nog na invoering in het studentinformatiesysteem herzien als daar gegronde redenen toe zijn. De examinator doet gemotiveerd mededeling van deze wijziging aan de student en de examencommissie.
5. Indien ondubbelzinnig en zonder voorbehoud is vastgesteld dat er in het studentinformatiesysteem van de HAN een foutief tentamenresultaat is ingevoerd waardoor de toegekende kwalificatie op het beoordelingsformulier of toetsformulier niet overeen komt met het in studentinformatiesysteem ingevoerde resultaat, kan dit resultaat door de examinator die het tentamen afnam in het studentinformatiesysteem van de HAN gewijzigd worden. De student wordt geïnformeerd.
Artikel 7.8 Inzagerecht De student heeft een inzagerecht in de schriftelijk afgelegde (deel)tentamens/(deel)toetsen. Dit recht houdt in dat de student gedurende 20 werkdagen (gerekend vanaf de dag waarop de uitslag bekend werd gemaakt) zijn beoordeeld werk, vragen, opdrachten en de normering mag inzien. Bij de inzage is een docent aanwezig.
Artikel 7.9 Vrijstelling van (deel)tentamens en integrale (deel) toetsen 1. De student kan de examencommissie om vrijstelling vragen van het afleggen van een of
meerdere (deel)tentamens/(deel)toetsen. De examencommissie wijst dit verzoek alleen toe als de student de competenties heeft die nodig zijn voor bepaalde beroepstaken van een onderwijseenheid. De student moet kunnen bewijzen dat hij over de juiste competenties beschikt. Dit doet hij bijvoorbeeld door eerdere (deel)tentamens/(deel)toetsen in het hoger onderwijs te hebben gehaald. De student kan het bewijs ook op een andere manier leveren.
2. Na beoordeling van het door de student ingediende verzoek en het bijbehorende bewijsmateriaal neemt de examencommissie daartoe een gemotiveerd besluit. Dit besluit deelt zij vervolgens binnen 20 werkdagen na indiening van het verzoek mee aan de betreffende student en overige direct bij het besluit betrokken medewerkers.
3. De gronden voor het besluit tot het verlenen van vrijstelling aan de individuele student kunnen zijn gelegen in eerder afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs, in officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC) en in overige in en buiten het onderwijs
33
opgedane kennis en vaardigheden. Bij de beoordeling van het verzoek als bedoeld in lid 1 hanteert de examencommissie de beoordelingscriteria die volgen uit en zijn vastgelegd bij ‘(centrale) beroepstaak/beroepstaken’,, ‘competenties’, ‘beoordelingsdimensies/indicatoren’ en/of ‘beoordelingscriteria’, ‘tentaminering’ van de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen in de hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut ten behoeve van de (deel)tentamens respectievelijk integrale (deel)toetsen in de met betrekking tot de aangevraagde vrijstelling van belang zijnde onderwijseenheden.
4. De examencommissie kan, zonder dat daar een individueel verzoek van een student aan ten grondslag ligt, gemotiveerd aanwijzen welke met goed gevolg afgelegde tentamens, getuigschriften of certificaten van andere opleidingen, officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC) en competentiemetingen afgenomen onder de eigen verantwoordelijkheid alsook welomschreven werkervaring gelden als grond voor één of meer vrijstellingen. De tweede volzin uit het vorige lid is hierbij van overeenkomstige toepassing.
5. Vrijstellingen op basis van aanwijzingsbesluiten als bedoeld in het vorige lid leiden tot verkorte programma’s voor specifieke doelgroepen als opgenomen in hoofdstuk 4 van deel 3 van het opleidingsstatuut.
6. Besluiten genomen door de examencommissie als in lid 4 gelden voor één studiejaar. Deze besluiten worden jaarlijks herzien.
7. De kwalificatie van een (deel)tentamen of integrale (deel)toets waarvan vrijstelling is verleend, wordt uitgedrukt als ‘vrijstelling’ en niet als een kwalificatie zoals bedoeld in artikel 7.1.
Artikel 7.9A Afronding modules 1. N.v.t. 2. N.v.t. Artikel 7.10 Het propedeutisch examen 1. Het propedeutisch examen is gehaald indien alle tentamens en de integrale toets met betrekking
tot de onderwijseenheden uit de propedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd.
2. ‘Met goed gevolg afleggen’ (zie het vorige lid) betekent dat de student: - een kwalificatie heeft van een 6 of hoger; - of de kwalificatie ‘voldaan’ heeft (alleen als artikel 7.1 lid 14 sub a van toepassing is); - of een vrijstelling heeft verkregen.
3. Een student slaagt ‘cum laude’ voor het propedeutisch examen als: - hij/zij voor alle tentamens/toetsen van de onderwijseenheid uit de propedeutische fase (zie hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut) een 8 of hoger haalde, en; - er voor maximaal 30 studiepunten vrijstelling is verleend (hieronder valt ook het krijgen van de kwalificatie ‘voldaan’ als bedoeld in artikel 7.1 lid 14 sub a).
Eventuele extra tentamens (zie artikel 3.7) tellen niet mee.
Artikel 7.10A Afronding honoursprogramma of talentenprogramma 1. N.v.t. 2. N.v.t. Artikel 7.11 Het afsluitend examen (bachelorexamen) 1. Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is gehaald indien alle tentamens en integrale
toetsen met betrekking tot de onderwijseenheden uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd.
2. ‘Met goed gevolg afleggen’ (zie het vorige lid) betekent dat de student: - een kwalificatie heeft van een 6 of hoger; - of de kwalificatie ‘voldaan’ heeft (alleen als artikel 7.1 lid 14 sub a van toepassing is); - of een vrijstelling heeft verkregen.
3. Een student slaagt ‘met genoegen’ voor het afsluitend examen (bachelorexamen) als: - hij/zij voor alle tentamens/toetsen uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut een 7 of hoger haalde, en;
- er voor maximaal 75 studiepunten vrijstelling is verleend (hieronder valt ook het krijgen van de kwalificatie ‘voldaan’ zoals bedoeld in artikel 7.1 lid 14 sub a).
Eventuele extra tentamens (zie artikel 3.7) tellen niet mee. 4. Een student slaagt ‘cum laude voor het afsluitend examen (bachelorexamen) als:
34
- hij/zij voor alle tentamens/toetsen uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut een 8 of hoger haalde, en; - of er voor maximaal 75 studiepunten vrijstelling is verleend (hieronder valt ook het krijgen van de kwalificatie ‘voldaan’ zoals bedoeld in artikel 7.1 lid 14 sub a).
Eventuele extra tentamens (zie artikel 3.7) tellen niet mee.
Artikel 7.11A Externe toezichthouder 1. Voor elke opleiding of groep van opleidingen wordt een of meerdere externe toezichthouders
benoemd. 2. Een extern toezichthouder vormt zich een oordeel over en houdt toezicht op de kwaliteit van het
afsluitend examen. 3. De taken, competenties en positie van de externe toezichthouders zijn verder uitgewerkt in de
‘Regeling externe toezichthouders’, die door de faculteitsdirecteur is vastgesteld.
Artikel 7.12 Resultatenoverzicht, bewijsstukken, getuigschriften en verklaringen 1. Een student kan binnen 15 werkdagen na een tentamen/toets het resultaat inzien. Dat kan via het
studentinformatiesysteem van de HAN, waarin een resultatenoverzicht wordt gepubliceerd. De student kan dit resultatenoverzicht bekijken en printen. Deze uitdraai is, na waarmerking door de studieloopbaanbegeleider, binnen de HAN een officieel bewijsstuk. Als de student dat wil, kan hij/zij bij de examinator(en) een ondertekend tentamenbriefje vragen.
2. Op het bewijsstuk (zoals bedoeld in het vorige lid) staan: - de behaalde kwalificaties van de tentamens/integrale toetsen; - de daarbij behorende onderwijseenheden en beroepstaken; - de daarbij horende studiepunten ( zie artikelen 4.1 en 6.1); - de betreffende beschrijvingen van de onderwijseenheden en integrale toetsen (zie hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut).
3. N.v.t. 4. Als bewijs dat het examen met goed gevolg is afgelegd wordt door de examencommissie, nadat
de instituutsdirecteur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan, een getuigschrift uitgereikt.
5. De student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan de examencommissie verzoeken nog niet daartoe over te gaan.
6. Een verzoek zoals bedoeld in lid 5 wordt slechts ingewilligd indien: a) De student op grond van artikel 3.7 toestemming heeft gekregen een of meer extra minoren
en/of een of meer extra onderwijseenheden te volgen. b) de student het verzoek indient gedurende het lopende studiejaar. Verzoeken voor
opschorting van het uitreiken van een getuigschrift waarbij de termijn van opschorting betrekking heeft op een nieuw studiejaar, worden niet toegekend tenzij er sprake is van een situatie als bedoeld onder sub a.
7. Degene die geslaagd is voor het afsluitend examen krijgt een Engelstalig diplomasupplement uitgereikt.
8. Als een student geen recht heeft op een getuigschrift (zie lid 4), maar wel meer dan 1 tentamen/toets heeft gehaald, dan kan hij/zij vragen om een verklaring. In de verklaring staat welke tentamens/toetsen de student gehaald heeft, wat de kwalificatie is en het aantal studiepunten. Als het gaat om tentamens/toetsen van additioneel onderwijs (zie artikel 3.7 lid 1) dan vermeldt de verklaring ook de betreffende onderwijseenheden. De student moet de verklaring zelf aanvragen bij de examencommissie.
9. Als een student recht heeft op een minorcertificaat na afronding van een minor bevat dit certificaat de behaalde studieresultaten van de tentamens van de onderwijseenheden van de minor.
10. N.v.t. Artikel 7.13 Graad 1. De examencommissie, hiertoe gemandateerd door het college van bestuur, verleent bij
vaststellingsbesluit dat de kandidaat is geslaagd voor het afsluitend examen van de bacheloropleiding als bedoeld in lid 1 van de artikelen 7.10 en 7.11 aan de geslaagde de graad bachelor of Science.
2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het afsluitend examen vermeld. 3. N.v.t. Artikel 7.14 Evaluatie onderwijs
35
De opleiding evalueert het onderwijs door middel van periodieke enquêtes en gesprekken. PARAGRAAF 7A: SCHAKELPROGRAMMA’S N.v.t. PARAGRAAF 8: EXAMENCOMMISSIES Artikel 8.1 Examencommissies 1. Elke opleiding of groep van opleidingen heeft een examencommissie. 2. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een
student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad.
3. De faculteitsdirectie stelt de examencommissie in en benoemt op voordracht van de instituutsdirectie, de leden van de examencommissie waaronder de voorzitter, de secretaris, de plaatsvervangend voorzitter en de plaatsvervangend secretaris.
4. De faculteitsdirectie benoemt per examencommissie ten minste drie leden en draagt er zorg voor dat:
a) ten minste één lid als docent verbonden is aan de desbetreffende opleiding of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort;
b) ten minste één lid afkomstig is van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort;
c) leden van het instellingsbestuur of personen die anderszins financiële verantwoordelijkheid dragen, zoals instituutsdirecteuren, onderwijsmanagers, opleidingscoördinatoren, teamleiders of curriculumvoorzitters niet worden benoemd;
d) deskundigheid geborgd is op de volgende terreinen: i. relevante wettelijke kaders (WHW) en overige relevante regelingen; ii. kennis van het te bereiken eindniveau van de opleiding(en) en het traject dat
daarnaar leidt (curriculum); iii. kwaliteitsborging en –beleid met betrekking tot examens en toetsen (gelet op rol
examencommissie bij accreditatie); iv. methodologisch-technische aspecten van toetsen (zoals toetsconstructie,
validiteit, betrouwbaarheid, transparantie en efficiëntie); v. toegepast onderzoek bij betreffende opleiding(en).
5. Ten behoeve van de voordracht en de benoeming van de leden van de examencommissie wordt een profielschets gehanteerd. In deze profielschets zijn eisen/criteria geformuleerd rekening houdend met lid 4 sub d van dit artikel. Uit de voordracht blijkt in welke mate de voorgedragen leden aan deze eisen/criteria voldoen.
6. De benoeming van de leden van de examencommissie geschiedt voor een periode van één jaar. Leden zijn opnieuw benoembaar.
7. Alvorens tot (her)benoeming van een lid over te gaan, hoort de faculteitsdirectie de leden van de desbetreffende examencommissie.
8. Het niet naar behoren vervullen van de taken van de examencommissie kan niet leiden tot het ontslag door de faculteitsdirectie van de leden van de examencommissie. De faculteitsdirectie kan in dat geval wel ingrijpen door een of meer leden van de examencommissie te schorsen of de benoeming als lid van de examencommissie te beëindigen.
9. Beëindiging van de benoeming van de leden van de examencommissie door de faculteitsdirectie vindt plaats:
a) na het verstrijken van de benoemingsperiode, tenzij er sprake is van herbenoeming zoals bedoeld in lid 6;
b) tussentijds op eigen verzoek, waarbij in overleg met de faculteitsdirectie een redelijke termijn wordt gehanteerd;
c) tussentijds bij besluit van de faculteitsdirectie. Dit besluit wordt schriftelijk meegedeeld. Daarbij geeft de faculteitsdirectie aan wat de reden van het besluit is en per welke datum de beëindiging van de benoeming ingaat.
10. Het college van bestuur, de faculteitsdirectie en de instituutsdirectie dragen er zorg voor dat de leden van de examencommissie uit hoofde van hun lidmaatschap van de examencommissie – niet worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de hogeschool.
PARAGRAAF 9: STUDIELOOPBAANBEGELEIDING Artikel 9.1 Doel van de studieloopbaanbegeleiding
36
Doel van de studieloopbaanbegeleiding is studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Leerdoel en uitgangspunt daarbij is dat de student zelf de verantwoordelijkheid draagt voor zijn/haar eigen leerproces.
Artikel 9.2 Structuur en opzet studieloopbaanbegeleiding 1. Elke student krijgt één studieloopbaanbegeleider toegewezen. 2. Studieloopbaanbegeleiding vindt zowel plaats in groepen van studenten als met de student
individueel. 3. Het nader uitgewerkte programma van Studieloopbaanbegeleiding wordt gepubliceerd op
Onderwijs Online. 4. Het studieloopbaanbegeleiding programma is bij de verschillende onderwijseenheden door de
gehele opleiding heen opgenomen als deeltentamen. 5. Voorwaarde voor het voldoende afsluiten van de deeltentamens van studieloopbaanbegeleiding
wordt gevormd door adequate deelname aan het programma. Onderdeel hiervan is het doorlopend actualiseren van het van het portfolio met onder andere persoonlijk ontwikkelingsplannen en reflecties, functioneringsgesprekken, verschillende leeropdrachten en participatie aan de groepsbijeenkomsten.
6. Deelname wordt geregistreerd middels een SLB-kaart welke aan het begin van het collegejaar wordt verstrekt.
PARAGRAAF 10: JUDICIUM ABEUNDI Artikel 10.1 Blijk van ongeschiktheid 1. Het college van bestuur kan in bijzondere gevallen na advies van de examencommissie en na
zorgvuldige afweging van de betrokken belangen besluiten dat een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening.
2. Indien de student bedoeld in lid 1 is ingeschreven voor een andere opleiding en daarbinnen het onderwijs volgt van een afstudeerrichting die overeenkomt met, of gelet op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening verwant is aan de opleiding waarvoor hij is afgewezen, kan de student het recht op het volgen van onderwijs en het afleggen van tentamens in die afstudeerrichting of andere onderdelen van die opleiding tevens worden ontzegd.
Artikel 10.2 Procedure voor de afwijzing en beëindiging van inschrijving wegens blijk van ongeschiktheid 1. De bevoegdheid tot het besluiten tot de weigering of beëindiging van de inschrijving als bedoeld in
artikel 10.1 lid 1 komt toe aan het college van bestuur. 2. Aan een besluit als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 gaat een advies van de examencommissie vooraf. 3. Dit advies is mogelijk op eigen initiatief van de examencommissie of op basis van een melding
van ernstig laakbare gedragingen of uitlatingen van een student tijdens diens opleiding die zijn geconstateerd door een opleider, docent of examinator.
4. Het advies wordt op schrift gesteld en is met redenen omkleed. 5. Het college van bestuur beslist pas tot een afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 indien
aannemelijk is geworden dat de student door zijn gedraging(en) en/of uitlating(en) blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsuitoefening, na een zorgvuldige belangenafweging van alle omstandigheden van het geval.
6. Voordat tot afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 wordt besloten, wordt de betreffende student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
7. Het besluit tot afwijzing wordt schriftelijk genomen en is met redenen omkleed. 8. Het besluit is voorzien van de rechtsmiddelenclausule dat tegen een besluit tot afwijzing bezwaar
openstaat bij de geschillenadviescommissie. 9. Hangende het onderzoek naar een mogelijke afwijzing van de student en/of hangende het
bezwaar, kan het college van bestuur besluiten, zulks al dan niet op advies van de examencommissie, tot het opleggen van een tijdelijke ordemaatregel, indien de omstandigheden van het geval deze ordemaatregel rechtvaardigen.
10. Na een besluit op grond van artikel 10.1 lid 1 wordt de inschrijving van de betreffende student beëindigd met ingang van de eerste van de maand volgend op de maand waarin het besluit is genomen.
37
11. Indien de inschrijving van een student is beëindigd op grond van het besluit tot afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1, kan de betreffende (ex-)student niet opnieuw ingeschreven worden voor de opleiding of een aanverwante opleiding zoals bedoeld in artikel 10.1 lid 2, waarvoor hij is afgewezen, tenzij hij ten genoegen van de faculteitsdirectie heeft aangetoond dat hij niet langer ongeschikt is.
PARAGRAAF 11: SLOTBEPALINGEN Artikel 11.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist de instituutsdirecteur. Als het om zaken gaat die onder de bevoegdheid van de examencommissie vallen, dan beslist de voorzitter van de examencommissie. De beslissing wordt zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de belanghebbenden bij de beslissing.
Artikel 11.2 Vaststelling Deze regeling is vastgesteld door de faculteitsdirecteur van de faculteit Techniek op 30 augustus 2018, na verkregen instemming van de faculteitsraad Techniek op 30 augustus 2018 en de verkregen instemming van de opleidingscommissie Built Environment op 30 augustus 2018.
Artikel 11.3 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2018 en is geldig tot en met 31 augustus 2019.
38
BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage conform artikel 4.1 lid 3 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de propedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen
OWE’en en/of (deel)tentamens studiejaar 2016-2017
Gelijkgesteld aan OWE’en en/of (deel)tentamens studiejaar 2017-2018 en 2018-2019
Beknopte toelichting Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en deeltentamens
OWE-naam (code) Toetsnaam (code) OWE-naam (code) Toetsnaam (code)
De strandtent (B1BT)
Deelopdrachten (THM1BT-opdr) De strandtent (B1BT)
Deelopdrachten (THM1BT-opdr) Wijziging inhoud deeltentamen, kennisvraag (OND1) losgekoppeld en bij OWE B1HBO
Ja N.v.t.
Thematoets Bouwtechniek (THM1BT) Thematoets Bouwtechniek (THM1BT) Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
Individuele Projectvaardigheden (THM1IPV)
Individuele Projectvaardigheden (THM1IPV)
Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
Studieloopbaanbegeleiding (SLB1) Generieke hbo-competenties 1 (B1HBO)
Studieloopbaanbegeleiding (SLB1) Verplaatst naar OWE B1HBO, tentamen blijft hetzelfde.
N.v.t. N.v.t.
De strandtent (B1OR)
Deelopdrachten (THM1OR-opdr) De strandtent (B1OR)
Deelopdrachten (THM1OR-opdr) Wijziging inhoud deeltentamen, maquette (MAQ1) losgekoppeld en bij OWE B1HBO
Ja N.v.t.
Thematoets Organisatie (THM1OR) Thematoets Organisatie (THM1OR) Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
Individuele Projectvaardigheden (THM1IPV)
Individuele Projectvaardigheden (THM1IPV)
Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
Wiskunde en mechanica 1 (B1WIS-MEC)
Wiskunde 1 (WIS1) Verplaatst, tentamen blijft hetzelfde.
N.v.t. N.v.t.
Mechanica 1 (MEC1) N.v.t. N.v.t.
Generieke hbo-competenties 1 (B1HBO)
Maquette (MAQ1) Verplaatst uit deeltentamen THM1BT-opdr
N.v.t. N.v.t.
Kennisvraag (OND1) Verplaatst uit deeltentamen THM1OR-opdr
N.v.t. N.v.t.
Het Hollandse Rijtjeshuis (B2AR)
Deelopdrachten (THM2AR-opdr) Het Hollandse Rijtjeshuis (B2AR)
Deelopdrachten (THM2AR-opdr) Wijziging inhoud deeltentamen, onderzoek (OND2) losgekoppeld en bij OWE B1HBO
Ja N.v.t.
Thematoets Architectuur (THM2AR) Thematoets Architectuur (THM2AR) Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
Individuele Projectvaardigheden (THM2IPV)
Individuele Projectvaardigheden (THM2IPV)
Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
39
Studieloopbaanbegeleiding (SLB2) Generieke hbo-competenties 2 (B2HBO)
Studieloopbaanbegeleiding (SLB2) Verplaatst naar OWE B2HBO, tentamen blijft hetzelfde.
N.v.t. N.v.t.
Het Hollandse Rijtjeshuis (B2CO)
Deelopdrachten (THM2CO-opdr) Het Hollandse Rijtjeshuis (B2AR)
Deelopdrachten (THM2CO-opdr) Wijziging inhoud deeltentamen, Bouwmaterialen lab (BMA-LAB2) losgekoppeld en bij OWE B2HBO
Ja N.v.t.
Thematoets Constructie (THMCO) Thematoets Constructie (THMCO) Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
Individuele Projectvaardigheden (THM2IPV)
Individuele Projectvaardigheden (THM2IPV)
Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
Wiskunde 1 (WIS1) Wiskunde en mechanica 1 (B1WIS-MEC)
Wiskunde 1 (WIS1) Verplaatst naar OWE B1WIS-MEC, tentamen blijft hetzelfde.
N.v.t. N.v.t.
Mechanica 1 (MEC1)
Mechanica 1 (MEC1)
N.v.t. N.v.t.
Wiskunde 2 (WIS2) Wiskunde en mechanica 2 (B2WIS-MEC)
Wiskunde 2 (WIS2) Verplaatst naar OWE B2WIS-MEC, tentamen blijft hetzelfde.
N.v.t. N.v.t.
Mechanica 2 (MEC2) Mechanica 2 (MEC2) N.v.t. N.v.t.
Generieke hbo-competenties 1 (B2HBO)
Bouwmaterialen laboratorium (BMA-LAB2)
Verplaatst uit deeltentamen THM2CO-opdr
N.v.t. N.v.t.
Onderzoek (OND2) Verplaatst uit deeltentamen THM2AR-opdr
N.v.t. N.v.t.
Het oude gebouw (B3BT)
Deelopdrachten (THM3BT-opdr) Het oude gebouw (B3BT)
Deelopdrachten (THM3BT-opdr) Wijziging inhoud deeltentamen, Bouwmaterialen laboratorium (BMA-LAB3) en Onderzoek (OND3) losgekoppeld en bij OWE B3HBO
N.v.t. N.v.t.
Thematoets Bouwtechniek (THM3BT) Thematoets Bouwtechniek (THM3BT) Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
Individuele Projectvaardigheden (THM3IPV)
Individuele Projectvaardigheden (THM3IPV)
Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
Studieloopbaanbegeleiding (SLB3) Generieke hbo-competenties 3 (B3HBO)
Studieloopbaanbegeleiding (SLB3) Verplaatst naar OWE B3HBO, tentamen blijft hetzelfde.
N.v.t. N.v.t.
Het oude gebouw (B3OR)
Deelopdrachten (THM3OR-opdr) Het oude gebouw (B3OR)
Deelopdrachten (THM3OR-opdr) Wijziging inhoud deeltentamen, Landmeetpracticum (LAM3prak) losgekoppeld en bij OWE B3HBO
N.v.t. N.v.t.
Thematoets Organisatie (THM3OR) Thematoets Organisatie (THM3OR) Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
Individuele Projectvaardigheden (THM3IPV)
Individuele Projectvaardigheden (THM3IPV)
Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
40
Wiskunde en mechanica 3 (B3WIS-MEC)
Wiskunde 3 (WIS3) Verplaatst, tentamen blijft hetzelfde.
N.v.t. N.v.t.
Mechanica 3 (MEC3) N.v.t. N.v.t.
Generieke hbo-competenties 3 (B3HBO)
Landmeetpracticum (LAM3prak) Verplaatst uit deeltentamen THM3OR-opdr
N.v.t. N.v.t.
Bouwmaterialen laboratorium (BMA-LAB3)
Verplaatst uit deeltentamen THM3BT-opdr
N.v.t. N.v.t.
Onderzoek (OND3) N.v.t. N.v.t.
Het woonhuis (B4AR)
Deelopdrachten (THM4AR-opdr) Het woonhuis (B4AR)
Deelopdrachten (THM4AR-opdr) Wijziging inhoud deeltentamen, Bouwmaterialen laboratorium (BMA-LAB4) losgekoppeld en bij OWE B4HBO
N.v.t. N.v.t.
Integrale toets propedeuse (INTP) Integrale toets propedeuse (INTP) Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
Nederlands (NED) Generieke hbo-competenties 4 (B4HBO)
Nederlands (NED) Verplaatst naar OWE B4HBO, tentamen blijft hetzelfde.
N.v.t. N.v.t.
Het woonhuis (B4CO)
Deelopdrachten (THM4CO-opdr) Het woonhuis (B4CO)
Deelopdrachten (THM4CO-opdr) Wijziging inhoud deeltentamen, Onderzoek (OND4) losgekoppeld en bij OWE B4HBO
N.v.t. N.v.t.
Integrale toets propedeuse (INTP) Integrale toets propedeuse (INTP) Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
Studieloopbaanbegeleiding (SLB4) Generieke hbo-competenties 4 (B4HBO)
Studieloopbaanbegeleiding (SLB4) Verplaatst naar OWE B4HBO, tentamen blijft hetzelfde.
N.v.t. N.v.t.
Mechanica 3 (MEC3) Wiskunde en mechanica 3 (B3WIS-MEC)
Mechanica 3 (MEC3) Verplaatst naar OWE B3WIS-MEC, tentamen blijft hetzelfde.
N.v.t. N.v.t.
Wiskunde 3 (WIS3) Wiskunde 3 (WIS3) N.v.t. N.v.t.
Mechanica 4 (MEC4) Statistiek en mechanica 4 (B4STAT-MEC)
Mechanica 4 (MEC4) Verplaatst naar OWE B4STAT-MEC, tentamen blijft hetzelfde.
N.v.t. N.v.t.
Statistiek 4 (STAT4) Statistiek 4 (STAT4) N.v.t. N.v.t.
Generieke hbo-competenties 4 (B4HBO)
Bouwmaterialen laboratorium (BMA-LAB4)
Verplaatst uit deeltentamen THM4AR-opdr
N.v.t. N.v.t.
Onderzoek (OND4) Verplaatst uit deeltentamen THM4CO-opdr
N.v.t. N.v.t.
Bijlage 2 Bijlage conform artikel 6.1 lid 3
41
Opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen
OWE’en en/of (deel)tentamens studiejaar 2016-2017
Gelijkgesteld aan OWE’en en/of (deel)tentamens studiejaar 2017-2018 en 2018-2019
Beknopte toelichting Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en deeltentamens
OWE-naam (code) Toetsnaam (code) OWE-naam (code) Toetsnaam (code)
Het BE-gebouw (B07BT)
Deelopdrachten (THM7BT-opdr) Het BE-gebouw (B07BT)
Deelopdrachten (THM7BT-opdr) Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
Thematoets bouwtechniek (THM7BT) Thematoets bouwtechniek (THM7BT) Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
International Business Communication 7 (IBC7)
International Business Communication 7 (IBC7)
Wijziging beoordeling. Beoordeling bestaat uit 1 digitale module in plaats van 2.
Nee -
Studieloopbaanbegeleiding (SLB7) Studieloopbaanbegeleiding (SLB7) Geen wijziging N.v.t. N.v.t.
Bijlage 3 Bijlage conform artikel 1.1 lid 5 en artikel 3.4 lid 9 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden en tentamens van de door de opleiding verzorgde minoren gelijkgestelde oude onderwijseenheden en tentamens.
OWE’en en/of (deel)tentamens studiejaar 2016-2017
Gelijkgesteld aan OWE’en en/of (deel)tentamens studiejaar 2017-2018 en 2018-2019
Beknopte toelichting Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen
Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tentamens
OWE-naam (code) Toetsnaam (code) OWE-naam (code) Toetsnaam (code)
Minor Bouwtechniek: LOW EC & HIGH TEC
Minor BT (MinorBT) Minor Bouwtechniek: LOW EC & HIGH TEC
Minor BT (MinorBT) Splitsing tentamen in Minor BT en Minor NV a of b. Tentamenstof en criteria blijven zelfde.
N.v.t. N.v.t.
MinorNV a (MNV2) N.v.t. N.v.t.
MinorNV b (MNV3) N.v.t. N.v.t.
Minor Stad en Land
Tussenrapportage Project als groep (M-M-CST-LIT)
Minor Stad en Land Integrale analyse als groep (M-M-CST-ANA)
Naamswijziging N.v.t. N.v.t.
Minor Stad en Land
Eindrapportage Project als groep Minor Stad en Land
Project als groep Naamswijziging Vandering weging: 25% = 50% geworden
N.v.t. N.v.t.
Minor Stad en Land
Individueel portfolio Minor Stad en Land
Individueel portfolio Vandering weging: 50% = 25% geworden
N.v.t. N.v.t.
Minor Low & Ec High Tec
1. A-B Minor Low Ec & High Tec
1a MinorNV2 Duidelijkere splitsing aangebracht in niveau 2 en 3 bij indicatoren en beoordelingscriteria
N.v.t. N.v.t.
1b MinorNV3
42
Reglement examencommissie 2018/2019 (BA voltijd)
PARAGRAAF 1: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsbepalingen Voor dit reglement gelden de definities en bepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst van het opleidingsstatuut (bijlage van het opleidingsstatuut). Artikel 1.2 Status en toepasselijkheid van het reglement 1. Dit reglement bevat regels over taken en bevoegdheden van de examencommissie Built
Environment en maatregelen die zij in dit verband kan nemen, alsmede regels over de uitvoering ervan.
2. Het model-reglement wordt jaarlijks met instemming van de medezeggenschapsraad door het College van Bestuur vastgesteld. De examencommissie kan leden, artikelen en paragrafen aanpassen, mits genoemde aanpassingen niet in strijd komen met de opleidingsspecifieke OER-bepalingen, de bepalingen van het HAN kader-OER, de bepalingen uit de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) en de bepalingen uit het Studentenstatuut HAN.
3. Het reglement is vastgesteld door de examencommissie en van toepassing op tentamens, respectievelijk integrale toetsen en examens van de
- Voltijd Bachelor-opleiding(en) Bouwkunde en Civiele Techniek behorende tot de Faculteit Techniek van Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN).
PARAGRAAF 2: BESLUITVORMING EN MANDATEN, TAKEN EN VERGADERINGEN Artikel 2.1 Besluitvorming en mandaten 1. De voorzitter van de examencommissie tekent besluiten van de examencommissie of laat deze i.o.
ondertekenen. 2. De examencommissie kan, voor aangelegenheden de dagelijkse gang van zaken betreffende, een
dagelijkse commissie (DC) instellen. Deze commissie bestaat uit de voorzitter van de examencommissie en een ander lid en wordt - voor zover die functie wordt ingesteld - ondersteund door de ambtelijk secretaris. De dagelijkse commissie is, op basis van een algemeen mandaat, bevoegd om de lopende zaken te regelen. Ingeval in voorkomende situaties de DC niet tot besluitvorming komt, zal op zo kort mogelijke termijn de situatie aan de examencommissie ter besluitvorming worden voorgelegd.
3. De examencommissie kan in zijn werkzaamheden worden ondersteund door een ambtelijk secretaris.
Artikel 2.2 Taken en bevoegdheden examencommissie De examencommissie heeft de volgende taken en bevoegdheden: 1. Het borgen van de kwaliteit van tentamens, integrale toetsen en examens. 2. Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen om de tentamens, integrale toetsen en examens te
beoordelen en de uitslag vast te stellen. 3. Het beslissen op vrijstellingsverzoeken van studenten en groepen van studenten. 4. Het vaststellen van nadere regels in verband met mogelijke fraude en/of onregelmatigheden van
een (aankomend) student of extraneus en de in dat verband te nemen maatregelen. 5. Het vaststellen van regels over de uitvoering van de taken en bevoegdheden zoals beschreven in
de leden 1, 2, 3 en 4. 6. Het borgen van de kwaliteit van de organisatie en de procedures rondom tentamens en examens. 7. Bij het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen zoals bedoeld in lid 2 wordt gewerkt met
protocollen voor het beoordelen van werkstukken die aansluiten bij de landelijke eisen. 8. Het aanwijzen van examinatoren ten behoeve van het afnemen van tentamens en integrale toetsen
en het vaststellen van de uitslag daarvan. 9. Het beëindigen van de aanwijzing als examinator. 10. Het doen van voorstellen aan het college van bestuur om de inschrijving van een student te
beëindigen bij ernstige fraude. 11. Het adviseren van het college van bestuur in verband met beëindigen van de opleiding van de
student als gevolg van zijn gedraging in relatie tot toekomstige beroepsuitoefening.
43
12. Het beslissen bij verdenking van een door een student gepleegde onregelmatigheid en/of fraude en het zonodig treffen van maatregelen ter zake, een en ander conform het reglement examencommissie examens zoals vastgesteld is door de examencommissie.
13. Het beslissen op het verzoek van een student om een minor te volgen. 14. Het beslissen op het verzoek van een student tot een extra gelegenheid voor het afleggen van een
tentamen of integrale toets. 15. Het beslissen op het verzoek van de student voor het afleggen van een leerwegonafhankelijk
tentamen. 16. Het beslissen dat een student tentamens en integrale toetsen van het afsluitend examen kan
afleggen, voordat het propedeutisch examen met goed gevolg is afgelegd. 17. Het beslissen dat een student tentamens en integrale toetsen in een andere vorm kan afleggen als
bepaald in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut. 18. Studenten met een lichamelijke of zintuigelijke functiebeperking in de gelegenheid stellen op een
aangepaste wijze tentamens en integrale toetsen af te leggen. 19. Het beslissen op een verzoek van een student om een mondeling tentamen of een mondelinge
integrale toets niet openbaar te laten zijn. 20. Het uitreiken van bewijsstukken en verklaringen. 21. Het mede vorm geven aan het examenbeleid van de opleiding of groep van opleidingen. 22. Het adviseren van de faculteitsdirectie en instituutsdirectie over de OER 23. Het uitreiken van een getuigschrift ten bewijze dat een examen met goed gevolg is afgelegd, nadat
door het instellingbestuur is verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan. Deze eisen zijn: a) de student dient voor het verlenen van de graad ingeschreven te staan bij de HAN; b) het collegegeld dient betaald te zijn.
24. Het beslissen op het verzoek van de student om de uitreiking van het getuigschrift op te schorten. 25. Het desgevraagd - aan degene die meer dan één tentamen of integrale toets met goed gevolg heeft
afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11 lid 2 WHW kan worden uitgereikt - verstrekken van een verklaring waarin in elk geval de tentamens en/of integrale toetsen zijn vermeld die met goed gevolg zijn afgelegd.
26. Het uitreiken van een getuigschrift bekwaamheidsonderzoek als bewijs dat het bekwaamheidsonderzoek met goed gevolg is afgesloten in het kader van de zij-instroom in het beroep van leraar en docent.
Artikel 2.3 Vergaderingen examencommissie 1. De examencommissie vergadert ten minste 8 maal per jaar. 2. De data van de vergaderingen van de examencommissie worden zodanig gepland dat zij aansluiten
bij de planningscyclus van de opleiding(en) en de faculteit. 3. De examencommissie beslist bij gewone meerderheid van uitgebrachte stemmen. 4. Indien bij stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter. 5. Bij gelegenheid van de eerstvolgende vergadering bekrachtigt de examencommissie formeel de
beslissingen de dagelijkse gang van zaken betreffende, die de dagelijkse commissie op basis van haar algemeen mandaat tussentijds heeft genomen; evenals eventuele andere beslissingen die op basis van gemandateerde taken/bevoegdheden zijn genomen.
6. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat van elke vergadering een verslag wordt gemaakt. Het conceptverslag wordt binnen tien werkdagen aan de leden van de examencommissie toegezonden. Het verslag wordt de eerstkomende vergadering van de examencommissie vastgesteld. Onderdeel van het verslag is een besluitenlijst.
7. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat de faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de overige leden van de examencommissie tijdig een exemplaar van het vastgestelde verslag ontvangen.
8. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat vastgestelde, geanonimiseerde, vergaderverslagen digitaal kunnen worden ingezien door docenten van de betrokken opleidingen.
PARAGRAAF 3: KWALITEITSBEWAKING EXAMENS, TENTAMENS EN ORGANISATIE Artikel 3.1 Het borgen van de kwaliteit van tentamens 1. De examencommissie borgt de kwaliteit van de tentamens. 2. De examencommissies gaat na of de richtlijnen en aanwijzingen zoals bedoeld in artikel 3.2 in de
praktijk nageleefd worden en leiden tot tentamens van goede kwaliteit. 3. De examencommissie zal daar waar nodig aanwijzingen ter verbetering doen.
44
Artikel 3.2 Richtlijnen en aanwijzingen t.b.v. de tentamens 1. De beoordeling van tentamens geschiedt door examinatoren aangewezen door de
examencommissie. 2. De examinatoren beoordelen de tentamens aan de hand van de in de OER opgenomen criteria en
door de examencommissie vastgestelde richtlijnen en aanwijzingen (beoordelingsnormen). Artikel 3.3 Het borgen van de kwaliteit van het examen 1. De examencommissie borgt de kwaliteit van de examens. 2. De examencommissie onderzoekt regelmatig of het geheel van de tentamens alle beoogde
eindkwalificaties toetst. 3. De examencommissie gaat na of de student alle tentamens heeft behaald, voordat zij besluit of de
student voldoet aan de eindkwalifiacties die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. Hiervoor hanteert de examencommissie een (afstudeer)protocol dat te raadplegen is via Insite BE en Onderwijs Online.
4. De examencommissie onderzoekt periodiek het niveau van de eindwerken. 5. De examencommissie gaat oneigenlijke toekenning van studiepunten of onthouding ervan door
examinatoren tegen. Artikel 3.4 Het borgen van de kwaliteit van de organisatie en de procedures rondom tentamens en examens 1. De examencommissie is verantwoordelijk voor het borgen van de kwaliteit van de organisatie en de
procedures rondom tentamens en examens. Het instellingsbestuur is verantwoordelijk voor de praktische organisatie van tentamens en examens.
2. De examencommissie ziet toe op de naleving van de richtlijnen en aanwijzingen over de afname van tentamens zoals opgenomen in artikel 3.2 lid 3. Hierover zijn de volgende afspraken vastgelegd in de regeling tentamenbureau die het tentamenbureau uitvoert:
- Het – op basis van het door het (de) roosterbureau(s) aangeleverde, rooster(s) - werven, selecteren, instrueren en inzetten van surveillanten en het zorg dragen voor door hen benodigde materiële voorzieningen;
- Het t.b.v. leidinggevende van het tentamenbureau en andere relevante actoren signaleren van - en rapporteren over – (vermoedelijk) onregelmatigheden, (vermoedelijke) fraude en overige relevante tentamenzaken;
- Het gevraagd en ongevraagd adviseren van de betreffende instituutsdirecties, examencommissies en het hoofd van de SU-SZ;
- Het (door de leidinggevende) jaarlijks uitbrengen van een rapportage over de verrichte taken;
- Het schouwen van surveillanten. 3. Aanvullend hierop worden door de examencommissie de volgende activiteiten ondernomen:
- Voeren van periodiek overleg met het tentamenbureau. Artikel 3.5 Externe validering van examenkwaliteit De examencommissie draagt zorg voor externe validering van de examenkwaliteit door het bevorderen van:
opleidings-/instituutsoverstijgende toetsing;
het hanteren van een gezamenlijk protocol t.b.v. de beoordeling van eindwerkstukken;
de inzet van externe deskundigen bij het opstellen van toetsen en beoordelingsprocedures;
de inzet van externe deskundigen bij het beoordelen van toetsresultaten; PARAGRAAF 4: AANWIJZEN EN DESKUNDIGHEID VAN EXAMINATOREN Artikel 4.1 Aanwijzen en deskundigheid van examinatoren 1. Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de
examencommissie examinatoren aan. Examinatoren hebben de eindverantwoordelijkheid in een of meerdere stappen (constructie, afname, beoordelen) van het toetsproces.
2. De examencommissie wijst zowel examinatoren van binnen de opleiding als externe examinatoren aan.
3. Examinatoren zijn – afhankelijk van hun rol in het toetsproces - deskundig in het vakgebied en beschikken over onderwijskundige kennis en vaardigheden wat betreft opstellen van toetsen, het vaststellen van beoordeelwijze en –norm, het organiseren van toetsing en het kunnen analyseren
45
van de toetsresultaten op basis van richtlijnen en criteria voor betrouwbare, valide en transparante toetsing en beoordeling.
4. De examencommissie ziet er op toe dat de examinatoren voldoende deskundig zijn. De examencommissie verzoekt de instituutsdirectie waar nodig maatregelen te treffen om de deskundigheid van examinatoren te bevorderen.
5. Om de deskundigheid van de examinatoren te waarborgen, gebruikt de examencommissie een profielschets en hanteert deze bij het aanwijzen van de examinatoren.
6. Examinatoren worden aangewezen voor een of meer specifieke opleidingsonderdelen (onderwijseenheid, (deel)tentamen, fase, vakgebied) en voor een specifieke periode.
7. De examencommissie informeert examinatoren over hun aanwijzing en de gehanteerde profielschets.
8. Examinatoren en overige betrokkenen kunnen zo nodig door de examencommissie worden gehoord en verstrekken de commissie de gevraagde inlichtingen en/of adviezen.
9. Examinatoren moeten desgevraagd de examencommissie kunnen voorzien van materiaal aan de hand waarvan de toetskwaliteit en de beoordelingswijze en –resultaten beoordeeld kunnen worden (zoals: leerdoelen, toetsplan, toetsmatrijs, een antwoordmodel, beoordelingsschema, beoordelingscriteria bij opdrachten, het tentamen en/of de opdracht(en) zelf, de toetsresultaten en een analyse daarvan).
10. De examencommissie kan de aanwijzing van een examinator intrekken, wanneer deze niet – of niet meer - aan de gestelde deskundigheidseisen voldoet.
PARAGRAAF 5: NADERE REGELS M.B.T. BESLISSINGEN AANGAANDE INDIVIDUELE STUDENTEN Artikel 5.1 OER als kaderstellend document 1. In de OER zijn kaderstellende bepalingen vastgelegd met betrekking tot (deel)tentamens,
vrijstellingen, leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en studeren met een handicap of chronische ziekte.
2. De in deze paragraaf (5) opgenomen artikelen zijn een nadere precisering van en/of aanvulling op deze OER-bepalingen.
Artikel 5.2 Nadere regels m.b.t. verzoek tot vrijstelling van het afleggen van (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen of tot het afleggen van leerwegonafhankelijk(e) (deel)tentamens/(deel)toetsen 1. De student dient zijn schriftelijk verzoek tot vrijstelling van het afleggen van een (deel)tentamen /
(deel)toets en/of het afleggen van een leerwegonafhankelijk(e)(deel)tentamen / (deel)toets - inclusief het bijbehorende bewijsmateriaal - rechtstreeks in bij de examencommissie.
2. De examencommissie kan zich bij haar besluitvorming over het verzoek laten adviseren door een examinator dan wel een externe deskundige.
3. De examencommissie beslist binnen 20 werkdagen over het ingediende verzoek en deelt dit gemotiveerd schriftelijk aan de student mede.
4. Indien de vrijstelling is verleend of het leerwegonafhankelijk tentamen met een voldoende of hoger is beoordeeld, zorgt de examencommissie voor registratie van de verleende vrijstelling of de behaalde beoordeling in het geautomatiseerde StudentenInformatieSyteem.
Artikel 5.3 Nadere regels m.b.t. studeren met een handicap of chronische ziekte 1. Indien de student vraagt om voorzieningen die niet standaard zijn geregeld legt de
studieloopbaanbegeleider het verzoek van de student ter goedkeuring, indien het om tentaminering en examinering gaat, voor aan de examen(advies)commissie.
2. De studieloopbaanbegeleider adviseert de examencommissie over deze aanvraag, draagt zorg voor de communicatie over en realisatie van de te treffen maatregelen en ziet er op toe dat de met de examencommissie overeengekomen extra bijzondere voorzieningen effectief worden uitgevoerd en vast worden gelegd in een overeenkomst.
3. De examencommissie verhoudt zich in deze tot het HAN-beleid inzake studeren met een handicap of chronische ziekte.
Artikel 5.4 Nadere regels m.b.t. toestemming om zonder propedeutisch getuigschrift tentamens af te leggen in de postpropedeutische fase
46
De examencommissie kan een ingeschreven student die niet in het bezit is van het propedeutisch getuigschrift van de betreffende opleiding – op diens schriftelijk verzoek – schriftelijk toestemming verlenen om tentamens af te leggen in de postpropedeutische fase van die opleiding. PARAGRAAF 6: ONREGELMATIGHEID EN FRAUDE BIJ TENTAMENS Artikel 6.1 Definitie van onregelmatigheid en fraude 1. Onder onregelmatigheid wordt verstaan elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de
betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing.
2. Onder fraude wordt verstaan elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokkene wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt.
3. Onder onregelmatigheid wordt in ieder geval begrepen: a) het als eigen werk opnemen in het portfolio en/of als eigen (groeps)werk presenteren c.q.
inleveren van (groeps)werk (zoals scriptie, werkstuk, opdracht, toetsuitwerking) dat geheel of gedeeltelijk is overgenomen en/of door de student ongeoorloofd met een of meer andere(n) is gemaakt;
b) het laten uitlekken van tentamenvragen en/of –antwoorden voorafgaand of tijdens het tentamen;
c) het op enige wijze verlenen van hulp of steun aan een medestudent als gevolg waarvan een onjuiste indruk van het kennen en kunnen van de student wordt gewekt;
d) het hulp of steun zoeken en/of verkrijgen van een medestudent als gevolg waarvan een onjuiste indruk van het kennen en kunnen van de student wordt gewekt;
e) het binnen handbereik hebben van niet-toegestane hulpmiddelen tijdens het tentamen; f) het tijdens de toetsing gebruiken van toegestane hulpmiddelen waarin niet toegestane
aantekeningen en/of toevoegingen voorkomen (bijgeschreven of op losse blaadjes); g) het zonder uitdrukkelijke toestemming verlaten van de tentamenlocatie en/of daarin terug te
keren tijdens het tentamen; h) het verlaten van de tentamenlocatie met de uitwerking van een opdracht, ook wanneer deze
uitwerking vervolgens wordt aangeboden aan de surveillant of diens plaatsvervanger; i) het aanbrengen van wijzigingen in de ter inzage gelegde uitwerkingen van tentamens,
respectievelijk integrale toetsen; j) het maken van een tentamen onder de naam van een ander, dan wel dit laten doen; k) het overtreden van regels voor inzage in beoordeeld tentamenwerk; l) al die overige zaken of voorvallen die als zodanig door de voorzitter van de examencommissie
worden benoemd. Artikel 6.2 Inbeslagname bewijsmateriaal De examencommissie, en diegenen die namens haar aanwezig zijn bij het tentamen/de toets, zijn bevoegd tot inbeslagname van enig materiaal dat kan dienen als bewijs van de onregelmatigheid of fraude. Nadat de beslissing van de examencommissie als bedoeld in artikel 6.6, onherroepelijk is geworden, retourneert de examencommissie het materiaal onverwijld aan de student. Artikel 6.3 Maatregelen bij onregelmatigheid, resp. fraude 1. Indien een student zich ten aanzien van enig deel van het tentamen aan enige onregelmatigheid of
fraude heeft schuldig gemaakt, kan de examencommissie een of meer van de volgende maatregelen treffen: a) schriftelijke waarschuwing; b) schriftelijke berisping; c) het ongeldig verklaren van een tentamen en het tentamenresultaat waarvan de
examencommissie de kwaliteit niet kan garanderen. d) het onthouden van het getuigschrift aan de student (indien de onregelmatigheid eerst na afloop
van een toetsing wordt ontdekt); e) bepalen dat het getuigschrift slechts kan worden uitgereikt na een hernieuwde toetsing op een
door de examencommissie te bepalen wijze, datum en tijd (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van een toetsing wordt ontdekt);
47
f) intrekking van het getuigschrift nadat deze is uitgereikt (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van het uitreiken van het getuigschrift wordt ontdekt).
2. Bij fraude kan de examencommissie besluiten tot ontzegging van deelname aan één of meer toetsingen voor de termijn van ten hoogste 1 jaar.
3. Bij ernstige fraude kan de examencommissie het college van bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van betrokkene definitief te beëindigen.
4. De examencommissie geeft indien een student zich naar het oordeel van de examencommissie, ten aanzien van enig deel van het tentamen aan een onregelmatigheid schuldig heeft gemaakt, de volgende richtlijn: de examencommissie verklaart het tentamen van onwaarde en kent het cijfer 0 toe aan het betreffende tentamen.
Artikel 6.4 Onthouden getuigschrift 1. Indien de onregelmatigheid eerst na afloop van het tentamen wordt ontdekt, kan de
examencommissie de student het getuigschrift onthouden. 2. De examencommissie kan ook besluiten dat het getuigschrift pas wordt uitgereikt nadat de student,
op een door de examencommissie voorgeschreven wijze, opnieuw is getentamineerd. Artikel 6.5 Horen student, melder en (eventueel) een of meer relevante derden 1. De examencommissie deelt onverwijld, zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk mee aan
de student dat er een melding van onregelmatigheid bij een tentamen hem betreffende is ontvangen.
2. De examencommissie stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord, alvorens er een definitief besluit wordt genomen.
3. Indien de student wenst te worden gehoord, dient hij dit schriftelijk kenbaar te maken en wel binnen 8 werkdagen na dagtekening van het schrijven waarin de student over de mogelijkheid tot horen is geïnformeerd.
4. De student wordt gehoord uiterlijk 10 werkdagen nadat het verzoek daartoe is ontvangen. De examencommissie kan indien zij dat noodzakelijk acht de melder en eventueel een of meer derden horen alvorens zij een definitief besluit neemt over de melding van de onregelmatigheid.
5. Voordat het horen plaatsvindt, wordt de student op het recht van cautie gewezen. De cautie is de mededeling aan de student deze het recht heeft om te zwijgen.
Artikel 6.6 Bekendmaking besluit Uiterlijk 10 werkdagen na de gelegenheid waarop de student en de examinator(en) kunnen worden gehoord, informeert de examencommissie de student schriftelijk over het genomen besluit, dan wel een voorstel/advies aan het college van bestuur. PARAGRAAF 7: GETUIGSCHRIFT EN DIPLOMASUPPLEMENT Artikel 7.1 OER als kaderstellend document 1. In de OER zijn in paragraaf 4, 6 en 7 kaderstellende bepalingen vastgelegd op het gebied van
onderwijseenheden, tentamens, integrale toetsen en getuigschriften. 2. De in deze paragraaf (7) opgenomen artikelen zijn een nadere precisering van en/of aanvulling op
deze OER-bepalingen. Artikel 7.2 Getuigschrift 1. De examencommissie verstrekt eenmalig en zoals vastgesteld door het CvB in het overzicht
Bachelor-Masteropleidingen een Nederlandstalig getuigschrift aan de kandidaat die geslaagd is voor een examen.
2. Bij het opstellen van het getuigschrift wordt door de examencommissie gebruik gemaakt van het door het college van bestuur van de HAN vastgestelde format.
3. De datum die op het getuigschrift staat is de datum waarop de examencommissie heeft besloten dat de kandidaat voor het betreffende examen geslaagd is. Deze datum geldt als de officiële datum van geslaagd zijn.
4. De student tekent voor ontvangst van het getuigschrift. 5. Voorafgaand aan het opmaken van het getuigschrift controleert de examencommissie of de
instituutsdirecteur heeft verklaard dat aan de procedurele voorwaarden voor afgifte van het getuigschrift is voldaan. Bovendien controleert de examencommissie de op het getuigschrift vermelde gegevens op juistheid.
48
6. De examencommissie draagt er zorg voor dat een kopie van het getuigschrift wordt gearchiveerd en voor 50 jaar bewaard.
7. Het instellingsbestuur is verantwoordelijk voor de verlening van de graad aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van een bachelor- of associate degree-opleiding in het hoger beroepsonderwijs heeft afgelegd.
8. Aangezien de examencommissie vaststelt of het eindniveau voldoende is om een graad te verlenen en bovendien tot taak heeft het getuigschrift uit te reiken, is het mogelijk dat de examencommissie de graad aan de student feitelijk verleent.
9. Het college van bestuur van de HAN heeft de verantwoordelijkheid tot het verlenen van de graad aan een student gemandateerd aan de examencommissies.
Artikel 7.3 Diploma-supplement 1. Een kandidaat die het getuigschrift behorende bij het afsluitend examen uitgereikt krijgt, ontvangt
van de examencommissie een Engelstalig diplomasupplement (DS). 2. Bij het opstellen van het diplomasupplement wordt door de examencommissie gebruik gemaakt van
het door het college van bestuur van de HAN vastgestelde format. 3. Voorafgaand aan het opmaken van het diplomasupplement controleert de examencommissie de op
het diplomasupplement opgenomen gegevens op juistheid. 4. Een diplomasupplement is voorzien van de naam en handtekening van de voorzitter van de
examencommissie en van een stempel van de HAN. 5. De examencommissie draagt er zorg voor dat een kopie van het diplomasupplement wordt
gearchiveerd en voor 50 jaar bewaard. Artikel 7.4 Getuigschriftvertaling 1. Op verzoek van de instituutsdirecteur kan - door de examencommissie - van het getuigschrift van
een opleiding een Duitse vertaling verstrekt worden. 2. De door de examencommissie te gebruiken vertaling in het Duits is door het CvB vastgesteld. 3. Voor vertalingen in andere dan de bovengenoemde taal, dienen afgestudeerden zich – op eigen
kosten - te wenden tot een beëdigd tolk/vertaler (zie: www.ngtv.nl). 4. Voor het – door de examencommissie - verstrekken van een vertaling van het originele getuigschrift,
bovenbedoelde gewaarmerkte kopie en verklaring kunnen administratiekosten in rekening gebracht worden.
Artikel 7.5 Verlies getuigschrift Studenten die vanwege verlies een nieuw getuigschrift1 of diplomasupplement wensen, kunnen een door de examencommissie gewaarmerkte kopie van het originele document opvragen of een verklaring van examencommissie, dat de student is afgestudeerd aan de HAN. PARAGRAAF 8: JAARVERSLAG EXAMENCOMMISSIE Artikel 8.1 Jaarlijkse rapportage examencommissie en faculteitsdirectie 1. De examencommissie stelt jaarlijks - in de maand november – een verslag op van haar
werkzaamheden en stuurt deze naar de faculteitsdirectie. 2. De examencommissie maakt gebruik van de handreiking voor het jaarverslag. PARAGRAAF 9: SLOTBEPALINGEN Artikel 9.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist, zo dit tot de bevoegdheden van de examencommissie behoort, de voorzitter van de examencommissie. Zijn beslissing deelt hij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 9.2 Klacht en beroep inzake beslissingen en handelswijzen van een examencommissie 1. Tegen een besluit van de examencommissie of een examinator staat beroep open bij het College
van Beroep voor de Examens.
1 Wanneer gegevens niet juist vermeld staan, kan de student een nieuw getuigschrift en/of diplomasupplement aanvragen. Het (de) uitgereikte foutieve document(en) moet(en) dan worden ingeleverd; de student dient zich gelijktijdig te identificeren d.m.v. een geldig paspoort, rijbewijs of ID-kaart.
49
2. Elk besluit van de examencommissie of individuele examinator bevat een rechtsmiddelenclausule. In deze clausule is tenminste het volgende opgenomen: a. Er dient binnen zes weken na dagtekening van het desbetreffende besluit in beroep te worden gegaan; b. Er dient beroep te worden ingediend bij het College van Beroep voor de Examens; c. De juiste en actuele adresgegevens van het College van Beroep voor de Examens. d. Een verwijzing – voor meer informatie – naar de ‘regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende’ van het Studentenstatuut HAN.
3. Indien een student een klacht wil indienen tegen een examinator of examencommissielid dan dient de student dit te doen conform de procedure zoals vermeld in bijlage 12 (‘reglement klachten’) van het Studententstatuut HAN.
4. Indien een student bij de examencommissie een verzoek indient waarbij een examinator betrokken is die lid is van de examencommissie, neemt de betrokken examinator geen deel aan de behandeling van het verzoek.
Artikel 9.3 Vaststelling, inwerkingtreding en wijziging 1. Dit reglement is vastgesteld door de examencommissie Built Environment op 5 april 2018 en treedt
in werking met ingang van 1 september 2018. 2. Het reglement is ter vervanging van het reglement examencommissie Built Environment dat is
vastgesteld op 5 april 2017. 3. Dit reglement wordt bekendgemaakt aan de studenten en de medewerkers van opleiding(en)
genoemd in artikel 1.2 lid 3 van dit reglement door opname in het Opleidingsstatuut. 4. Wijzigingen van dit reglement worden door de betreffende examencommissie bij afzonderlijk besluit
vastgesteld. Wijzigingen gedurende het lopende studiejaar vinden uitsluitend plaats indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van de belangen van studenten.
5. Wijzigingen kunnen al eerder genomen beslissingen op basis van het reeds vastgestelde reglement, niet ten nadele van studenten beïnvloeden.
Arnhem 5 april 2018 Namens de examencommissie Built Environment ir. J. Kerstma, voorzitter
50
BIJLAGE Kwaliteitsborging HAN – BE (door examencommissie)
(voltijd)
Uitstroom van studenten met HBO-diploma B en CT
Instroom van studenten voor het HBO-programma B en CT
HBO-programma: Standaard is voltijd: 4 jaar
= 4 x 4 = 16 courses = 4 x 60 = 240 ECTS = 1680 SBU
Toetsing door tentamens/ opdrachten/deelname (IPV)
Afspraken zijn vastgelegd in:
- Reglementen - OER - coursehandleidingen
Zie deel 1 t/m 4 van B en CT.
Controle van het programma d.m.v. enquêtes,
klassengesprekken en klachten
Interne en externe controle door audits: één keer per 4 jaar
Afstudeercommissie:
maken van coursehandleiding van course 15-16 = afstuderen,
bewaken of men aan de afspraken voldoet om te mogen starten.
Overleg met gecommitteerden. (2 docenten zitten in zowel de
afstudeercommissie als de examencommissie).
Controle of aan de eisen voldaan is voor een diploma door de
Examencommissie
Uitstroom van studenten
zonder HBO-diploma B en
CT
MT: Zorgen voor de voorzieningen. Denk aan docenten, roosters,
randvoorwaarden (reglementen, OER) opstellen, audits, resultaten
bewaken, communicatie. Opstellen van de eindtermen.
Toetsingscommissie: controle van tentamens en
antwoordmodellen, zorgen voor uniformiteit in de tentamens en de
beoordeling. Zie verder de examencommissie voor de stukken (2 docenten zitten in
beide commissies)
Examencommissie: beantwoorden van klachten en
perfectioneren van reglementen: zie vergaderingen van de
examencommissie, jaarverslagen en verslagen van de audits.
Bewaken van de eindtermen.
Examencommissie: beoordelen van overige
instroomgevallen
51
Reglement opleidingscommissie voor de gemeenschappelijke opleidingscommissie van de opleidingen van het instituut Built Environment 2018-2019
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen Artikel 1 Status en begripsbepalingen 1. Dit reglement is een reglement als bedoeld in artikel 25 lid 4 van het bestuurs- en
beheersreglement van de HAN. 2. Dit reglement is van toepassing op de gemeenschappelijke opleidingscommissie voor de
opleidingen Bouwkunde voltijd, Bouwkunde deeltijd, Civiele Techniek voltijd, Civiele techniek deeltijd, de Associate degree-opleiding Bouwtechnisch medewerker, de Associate degree- opleiding Civiele Techniek Directievoering Civieltechnische projecten en de Associate degree- opleiding Civiele Techniek Projectvoorbereiding en –realisatie; hierna te noemen de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek.
3. De definities en bepalingen uit de begrippenlijst van bijlage 1 bij het opleidingsstatuut zijn op dit reglement van toepassing.
Hoofdstuk 2 Opleidingscommissie Artikel 2 Instellen opleidingscommissie(s) 1. Voor elke opleiding of voor een groep van opleidingen wordt een opleidingscommissie ingesteld. 2. Indien een faculteit slechts één opleiding omvat worden de taken en bevoegdheden van de
opleidingscommissie door de deelraad uitgeoefend. 3. In het geval een opleidingscommissie voor twee of meer opleidingen wordt ingesteld, wordt die
opleidingscommissie een gemeenschappelijke opleidingscommissie genoemd. Het besluit tot instelling of opheffing van een gemeenschappelijke opleidingscommissie wordt door de faculteitsdirectie genomen en vereist de instemming van de faculteitsraad van de desbetreffende faculteit. Bij het besluit tot instemming consulteert de desbetreffende faculteitsraad de desbetreffende opleidingscommissies.
4. De bepalingen in dit reglement gelden ook voor de gemeenschappelijke opleidingscommissie, tenzij de aard van de bepaling zich tegen toepassing verzet.
5. Binnen een opleidingscommissie kunnen zo nodig één of meerdere kamers worden ingesteld. Een kamer kan worden ingesteld naar inrichtingsvorm, naar de bijzondere eigenschap van de opleiding (bijvoorbeeld Engelstaligheid), naar locatie van de opleiding of naar gelang een andere bijzonderheid van de opleiding daartoe noodzaakt.2
6. De opleidingscommissie voor de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek is voor een groep van opleidingen, zoals beschreven in artikel 1 lid 2, ingesteld.
Artikel 3 Gezamenlijke vergadering N.v.t. Artikel 4 Samenstelling opleidingscommissie 1. De opleidingscommissie bestaat uit minimaal 4 leden, met een maximum van 4 docenten. 2. De helft van de leden van de opleidingscommissie bestaat uit studenten van de desbetreffende
opleidingen en de andere helft van de leden van de opleidingscommissie bestaat uit personeel van de desbetreffende opleidingen.
3. Zij die deel uitmaken van de faculteitsdirectie of instituutsdirectie, werkzaam zijn als onderwijsmanager of de taak van opleidingscoördinator uitoefenen kunnen niet tevens lid zijn van de opleidingscommissie.
Artikel 5 Zittingsduur 1. De leden van een opleidingscommissie die uit en door de studenten zijn benoemd, hebben 1 jaar
zitting. De leden van een opleidingscommissie, die uit en door het personeel zijn benoemd, hebben 4 jaar zitting.
2. De zittingstermijn vangt aan op 1 september. 3. Alle leden treden aan het einde van hun zittingsperiode tegelijk af. Tenzij anders bepaald wordt
door de instituutsdirecteur in overleg met de voorzitter van de opleidingscommissie. 4. De leden van een opleidingscommissie kunnen aan het einde van hun zittingsperiode
herbenoemd worden, met dien verstande dat de leden die uit en door het personeel zijn benoemd twee aansluitende termijnen zitting kunnen hebben en daarna eerst weer herbenoemd kunnen
2 Zie voor de taken en bevoegdheden van een kamer de omschrijving in artikel 27 lid 3 van het reglement.
52
worden na één termijn geen zitting te hebben gehad. De leden die uit en door de studenten gekozen zijn kunnen na aftreden hernoemd worden met een maximum van vier aansluitende studiejaren.
Artikel 6 Beëindiging lidmaatschap 1. Het lidmaatschap van een opleidingscommissie eindigt door:
a. het aflopen van de zittingsperiode, tenzij het lid opnieuw benoemd wordt; b. tussentijds:
- in geval van overlijden; - indien de samenstelling van de opleidingscommissie niet meer voldoet aan de eisen zoals opgenomen in dit reglement; - in het geval de docent niet meer aan het instituut, respectievelijk de betreffende opleiding verbonden is; - in geval de student de opleiding verlaten heeft.
2. Een lid van de opleidingscommissie kan te allen tijde het lidmaatschap beëindigen, door het lidmaatschap–met vermelding van reden- schriftelijk bij de desbetreffende instituutsdirectie op te zeggen.
Artikel 7 Wijze van samenstellen 1. De samenstelling van de opleidingscommissie geschiedt op basis van voordracht en benoeming. 2. Jaarlijks wordt bezien of het wenselijk is de wijze van samenstelling te handhaven. Hoofdstuk 3 Verkiezingen N.v.t. Hoofdstuk 4 Benoeming Artikel 16 Benoeming De leden van de opleidingscommissie worden door de instituutsdirectie benoemd. Artikel 17 Procedure 1. Voor afloop van de zittingstermijn dragen de leden van de studentengeleding van de
opleidingscommissie, met inachtneming van artikel 4 van zowel de opleiding Bouwkunde als de opleiding Civiele Techniek, minimaal 2 studenten ter benoeming aan de instituutsdirectie voor. De voordracht wordt opgesteld door de opleidingscommissie van de betreffende opleiding(en).
2. Voor afloop van de zittingstermijn dragen de leden van de personeelsgeleding van de opleidingscommissie, met inachtneming van artikel 4 van zowel de opleiding Bouwkunde als de opleiding Civiele Techniek, minimaal 1 en maximaal 2 personeelsleden voor de komende zittingsperiode aan de instituutsdirectie ter benoeming voor. De voordracht wordt opgesteld door de opleidingscommissie van de betreffende opleiding(en).
3. N.v.t. Artikel 18 Tussentijdse vacature bij benoeming 1. In het geval van een tussentijdse vacature bij een opleidingscommissie, draagt de
opleidingscommissie een opvolger voor en benoemt de instituutsdirectie de opvolger. De benoemingsprocedure uit artikel 17 wordt gevolgd.
2. De benoeming van een opvolger geschiedt zo snel mogelijk na het ontstaan van de tussentijdse vacature.
3. De tussentijdse opvolger treedt af op het moment dat degene wiens lidmaatschap tussentijds is geëindigd had moeten aftreden.
Hoofdstuk 5 Functies en functioneren Artikel 19 Functies 1. De opleidingscommissie kiest uit haar midden een voorzitter en een secretaris, en voor elk van
beide een plaatsvervanger. 2. Een opleidingscommissie wordt vertegenwoordigd door de voorzitter of diens plaatsvervanger. Artikel 20 Besluitvorming 1. De opleidingscommissie beslist met gewone meerderheid van stemmen. Een onthouding wordt
niet meegerekend. De opleidingscommissie beslist normaal gesproken in goed intern overleg en bij uitzondering op basis van meerderheid van stemmen.
53
2. Stemming vindt plaats zonder aanwezigheid van de directie of gesprekspartner. 3. De leden van de opleidingscommissie mogen adviseren en stemmen zonder last of ruggenspraak. 4. Bij afwezigheid kan een lid zijn stem per volmacht uitbrengen. Volmachten worden aan het begin
van de vergadering schriftelijk afgegeven. Een lid kan slechts door een ander lid per keer gevolmachtigd worden. De gevolmachtigde stemt zonder last of ruggenspraak. Een volmacht telt mee bij het bepalen van het quorum van de vergadering.
5. Eenieder die bij de uitvoering van de taak van de commissie betrokken is en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding.
6. De opleidingscommissie draagt er in voorkomende gevallen zorg voor dat ook het standpunt van de minderheid van de uitgebrachte stemmen aan de faculteitsdirectie en/of instituutsdirectie kenbaar wordt gemaakt.
7. De opleidingscommissie draagt er zorg voor dat haar besluiten, adviezen en voorstellen ter inzage liggen op een voor de docenten en de studenten van het instituut, respectievelijk de opleiding toegankelijke plaats.
Artikel 21 Vergaderingen 1. De opleidingscommissie vergadert (minimaal) acht maal per jaar. De vergadering wordt
bijeengeroepen door de voorzitter van de opleidingscommissie. Op de eerste vergadering wordt in overleg met de instituutsdirectie een vergaderrooster opgesteld.
2. De leden van de opleidingscommissie ontvangen voor aanvang van de vergadering een schriftelijke uitnodiging voor de vergadering. De uitnodiging is voorzien van een agenda.
3. De vergaderstukken worden voor aanvang van de vergadering aan de leden van de opleidingscommissie gezonden.
4. De opleidingscommissie kan zich op de vergadering door een deskundige laten voorlichten. 5. De opleidingscommissie kan uit haar midden een tijdelijke commissie samenstellen, die een
onderwerp voorbereidt. Deze commissie rapporteert aan de opleidingscommissie. Artikel 22 Openbaarheid 1. De vergaderingen van de opleidingscommissie zijn openbaar, tenzij de opleidingscommissie
anders beslist. De opleidingscommissie bepaalt zelf of zij ter voorbereiding van een openbare vergadering een besloten vergadering houdt. In besloten vergaderingen kunnen geen besluiten genomen worden.
2. De opleidingscommissie houdt tenminste twee maal per jaar een openbare vergadering. Artikel 23 Verslaglegging 1. Van iedere vergadering wordt door de secretaris van de opleidingscommissie een verslag
gemaakt. 2. Dit verslag bevat tenminste:
- de datum, tijd en plaats van de vergadering; - de namen van de op vergadering aanwezige en afwezige leden; - de agendapunten; - de hoofdlijnen van de discussie; - eventuele stemverklaringen; - de adviezen; - de besluiten over advies en instemming met vermelding van stemmingen en uitslagen van stemmingen; - actielijst.
3. Het verslag wordt na afloop van de vergadering in concept naar de leden van de opleidingscommissie gestuurd, waarna het verslag in de eerstvolgende vergadering wordt vastgesteld.
4. De verslagen van de openbare vergaderingen van de opleidingscommissie worden op aanvraag beschikbaar gesteld.
Artikel 24 Contact met directies 1. De faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de opleidingscoördinator van de opleidingen
Bouwkunde en Civiele Techniek verstrekken de opleidingscommissie ongevraagd tijdig alle inlichtingen die deze voor de vervulling van haar taak naar redelijkheid en billijkheid nodig kan hebben en, gevraagd, tijdig alle inlichtingen die deze voor de vervulling van haar taak naar redelijkheid en billijkheid nodig acht.
54
2. De opleidingscommissie is bevoegd de instituutsdirectie ten minste twee maal per jaar uit te nodigen om het voorgenomen beleid te bespreken aan de hand van een door haar opgestelde agenda.
3. Bij aanvang van het studiejaar stelt de opleidingscommissie een plan op, waarin de opleidingscommissie de visie en speerpunten van de opleidingscommissie voor het komende studiejaar formuleert. Het plan wordt met de instituutsdirectie en zo nodig met de faculteitsdirectie gedeeld.
4. Op verzoek van de instituutsdirectie- of de door haar aangewezen plaatsvervanger- dan wel op verzoek van de opleidingscommissie woont de instituutsdirectie –of de door haar aangewezen plaatsvervanger- de vergaderingen van de opleidingscommissie of een gedeelte daarvan, bij.
5. De instituutsdirectie draagt samen met de opleidingscommissie er zorg voor dat de studenten en de medewerkers van het betreffende instituut voldoende op de hoogte zijn van het bestaan en het functioneren van de opleidingscommissie.
Artikel 25 Jaarlijkse rapportage 1. De voorzitter van de opleidingscommissie brengt jaarlijks uiterlijk in de maand november
schriftelijk verslag uit aan de instituutsdirectie over de werkzaamheden en het functioneren van de opleidingscommissie in het voorgaande studiejaar. De voorzitter zendt het verslag ter kennisneming aan de faculteitsdirectie en de faculteitsraad.
2. De rapportage bevat in elk geval informatie over: - de samenstelling van opleidingscommissie; - de visie van de opleidingscommissie op haar taak en werkwijze; - het plan van de opleidingscommissie en de evaluatie daarvan; - de door de opleidingscommissie uitgebrachte adviezen en besluiten, waaronder de instemmingsverzoeken; - de reactie van het bestuur op de adviezen en besluiten; - conclusies en aanbevelingen.
3. Het in de leden 1 en 2 bedoelde verslag wordt op verzoek in ieder geval digitaal en indien gewenst schriftelijk beschikbaar gesteld voor de medewerkers en studenten van het instituut Built Environment.
Artikel 26 Contact met faculteitsraad De voorzitter van de opleidingscommissie draagt er zorg voor dat daar waar nodig overleg met de (voorzitter van de) faculteitsraad plaatsvindt. Hoofdstuk 6 Taken en bevoegdheden opleidingscommissie Artikel 27 Taakstelling opleidingscommissie 1. De opleidingscommissie heeft tot taak te adviseren over het bevorderen en waarborgen van de
kwaliteit van de opleiding. 2. De opleidingscommissie heeft voorts als taak:
- het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de onderwijs- en examenregeling (OER) van de betreffende opleiding; - het desgevraagd of op eigen beweging advies uitbrengen of voorstellen doen aan de faculteitsraad, de faculteitsdirectie of instituutsdirectie over alle andere aangelegenheden betreffende het onderwijs in de betreffende opleiding(en). De commissie zendt deze adviezen en voorstellen ter kennisneming aan de desbetreffende faculteitsraad.
3. N.v.t. 4. N.v.t. Artikel 28 Instemmingsrecht 1. De opleidingscommissie heeft instemmingsrecht ten aanzien van het bestuurs- en
beheersreglement voor zover: - daarin een andere wijze van samenstelling van de opleidingscommissie wordt vastgelegd dan verkiezing; - het de jaarlijkse beoordeling van de wenselijkheid van deze andere wijze van samenstelling betreft; - het onderwerpen bedoeld in artikel 10.17 derde tot de met achtste lid van de wet betreft.
2. De opleidingscommissie heeft instemmingsrecht ten aanzien van de OER van de betreffende opleiding voor zover het betreft:
- de wijze waarop het onderwijs in de desbetreffende opleiding wordt geëvalueerd;
55
- de inhoud van de afstudeerrichtingen binnen een opleiding; - de kwaliteit op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student zich bij beëindiging van de opleiding moet hebben verworven; - waar nodig de inrichting van praktische oefeningen; - de studielast van de opleiding en van elk van de daarvan deel uitmakende onderwijseenheden;
Artikel 29 Adviesrecht De opleidingscommissie heeft adviesrecht ten aanzien van de OER van de betreffende opleiding voor zover het betreft:
- de inhoud van de opleiding en van de daaraan verbonden examens; - de nadere regels ter uitvoering van het studieadvies propedeutische fase en de nadere regels ter uitvoering van de verwijzing in propedeutische fase indien een opleiding na de propedeutische fase meer dan een afstudeerrichting omvat; - het aantal en de volgtijdelijkheid van de tentamens alsmede de momenten waarop deze afgelegd kunnen worden; - de voltijdse of deeltijdse inrichting van de opleiding; - waar nodig, de volgorde waarin, de tijdvakken waarbinnen en het aantal malen per studiejaar dat de gelegenheid wordt geboden tot het afleggen van tentamens en examens; - waar nodig, de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie die geldigheidsduur te verlengen; - of de tentamens mondeling, schriftelijk of op een andere wijze worden afgelegd, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie in bijzondere gevallen anders te bepalen; - de wijze waarop studenten met een handicap of chronische ziekte redelijkerwijs in de gelegenheid worden gesteld de tentamens af te leggen; - de openbaarheid van mondeling af te nemen tentamens, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie in bijzondere gevallen anders te bepalen; - de termijn waarbinnen de uitslag van een tentamen bekend wordt gemaakt alsmede of en op welke wijze van deze termijn kan worden afgeweken; - de wijze waarop en de termijn gedurende welke degene die een schriftelijk tentamen heeft afgelegd, inzage verkrijgt in zijn beoordeeld werk; - de wijze waarop en de termijn gedurende welke kennis genomen kan worden van vragen en opdrachten, gesteld of gegeven in het kader van een schriftelijk afgenomen tentamen en van de normen aan de hand waarvan de boordeling heeft plaatsgevonden; - de gronden waarop de examencommissie voor eerder met goed gevolg afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs, dan wel voor buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden, vrijstelling kan verlenen van het afleggen van een of meer tentamens; - waar nodig, dat het met goed gevolg afgelegd hebben van tentamens voorwaarde is voor de toelating tot het afleggen van andere tentamens; - waar nodig, de verplichting tot het deelnemen aan praktische oefeningen met het oog op de toelating tot het afleggen van het desbetreffende tentamen, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie vrijstelling van die verplichting te verlenen, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen; - de bewaking van studievoortgang en de individuele studiebegeleiding; - de feitelijke vormgeving van het onderwijs.
Artikel 30 Voorwaarden instemming en advies 1. De faculteitsdirectie en/of instituutsdirectie draagt er zorg voor dat:
a. een advies op een zodanig tijdstip wordt gevraagd dat het advies van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming, b. de commissie in de gelegenheid wordt gesteld met de desbetreffende directie overleg te voeren voor dat het advies wordt uitgebracht, c. de commissie zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis wordt gesteld van de wijze waarop aan het uitgebrachte advies gevolg wordt gegeven.
Artikel 31 Procedure instemming en advies 1. De opleidingscommissie deelt de faculteitsdirectie en/of instituutsdirectie zo spoedig mogelijk,
doch uiterlijk binnen 6 weken nadat instemming of een advies is gevraagd, schriftelijk mede of de
56
opleidingscommissie instemming verleent respectievelijk wat het advies van de opleidingscommissie is.
2. De opleidingscommissie en instituutsdirectie kunnen overeen komen de in het vorige lid genoemde termijn te verlengen, dan wel te verkorten in het geval het spoedeisende karakter van het te nemen besluit dat verlangt, dan wel indien het besluit genomen dient te worden ter voldoening aan een wettelijk voorschrift.
3. Indien de opleidingscommissie het advies dan wel de beslissing met betrekking tot de gevraagde instemming niet binnen de in lid 1 van dit artikel genoemde termijn c.q. binnen de verlengde of verkorte termijn aan de faculteitsdirectie en/of instituutsdirectie kenbaar heeft gemaakt, dan wordt de opleidingscommissie geacht van zijn bevoegdheden geen gebruik te maken.
4. De opleidingscommissie kan studenten en/of medewerkers van de betreffende opleiding raadplegen, alvorens te besluiten op het instemmingsverzoek respectievelijk een advies af te geven.
Artikel 32 Afwijken advies 1. Indien de faculteitsdirectie en/of de instituutsdirectie een advies van de opleidingscommissie niet
of niet geheel wil volgen, deelt zij dit binnen vier weken en met redenen omkleed aan de opleidingscommissie mede. De faculteitsdirectie en/of instituutsdirectie draagt er zorg voor dat de opleidingscommissie in de gelegenheid gesteld wordt nader overleg met de desbetreffende directie te voeren alvorens tot definitieve besluitvorming over te gaan.
2. De faculteitsdirectie en/of instituutsdirectie schort de uitvoering van haar besluit op tot 4 weken na de dag waarop zij de opleidingscommissie het besluit heeft medegedeeld, tenzij de commissie tegen onmiddellijke uitvoering geen bedenkingen heeft.
3. De faculteitsdirectie en/of de instituutsdirectie stelt de opleidingscommissie, de faculteitsraad en indien het een besluit van de instituutsdirectie betreft de faculteitsdirectie schriftelijk van het definitieve besluit in kennis en vermeldt in het besluit dat wordt afgeweken van het advies van de opleidingscommissie.
Artikel 33 Initiatiefrecht Indien de opleidingscommissie desgevraagd of op eigen beweging een voorstel als bedoeld in artikel 27 lid 2 van dit reglement aan de faculteitsraad, de faculteitsdirectie of instituutsdirectie doet, reageert de instituutsdirectie en/of faculteitsdirectie binnen twee maanden na ontvangst van het voorstel. De opleidingscommissie zendt de adviezen en voorstellen ter kennisneming aan de medezeggenschapsraad of desbetreffende faculteitsraad. Hoofdstuk 7 Kwaliteitszorg Artikel 34 1. Bij aanvang van het studiejaar maken de opleidingscommissie en de instituutsdirectie afspraken
over de wijze waarop de kwaliteitszorg wordt uitgevoerd. 2. De opleidingscommissie en instituutsdirectie zijn overeengekomen dat:
a. de opleidingscommissie inzicht heeft in de documentatie m.b.t. kwaliteitszorg. b. de opleidingscommissie op de hoogte wordt gesteld van de data waarop klassengesprekken plaatsvinden. c. de klassengesprekken, op verzoek van de opleidingscommissie, mogen worden bijgewoond door een lid van de opleidingscommissie. Bijwoning is alleen mogelijk indien het lid geen docent is die mogelijk onderwerp van gesprek kan zijn.
Artikel 35 In het kader van en ten behoeve van de accreditatie van de opleiding: - geeft de opleidingscommissie op verzoek van de instituutsdirectie of faculteitsdirectie een advies af voor de zelfevaluatie van de opleiding; - heeft de opleidingscommissie in voorkomende geval adviesrecht op het herstelplan. Hoofdstuk 8 Geschillen Artikel 36 Toegang tot de geschillenadviescommissie De geschillencommissie medezeggenschap neemt kennis van geschillen tussen de opleidingscommissie, de faculteitsdirectie of instituutsdirectie over:
a. de toepassing van het reglement opleidingscommissies; b. geschillen die voortvloeien uit de artikelen 27 tot en met 30 van dit reglement.
57
Artikel 37 Minnelijke schikking Indien er een geschil is tussen de opleidingscommissie en de instituutsdirectie en/of faculteitsdirectie onderzoekt het college van bestuur of een minnelijke schikking mogelijk is. Indien dit niet mogelijk blijkt, legt de instituutsdirectie, faculteitsdirectie of de opleidingscommissie het geschil voor aan de geschillenadviescommissie. Artikel 38 Bindende uitspraak geschillenadviescommissie De geschillencommissie is bevoegd een minnelijke schikking tussen partijen tot stand te brengen. Indien geen minnelijke schikking wordt bereikt, beslecht de geschillencommissie een aan haar voorgelegd geschil door een bindende uitspraak te doen waarbij zijn toets of:
a. de faculteitsdirectie en/of instituutsdirectie zich heeft gehouden aan de eisen van de wet en het huishoudelijk reglement opleidingscommissies; b. de faculteitsdirectie en/of de instituutsdirectie bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot het voorstel of de beslissing heeft kunnen komen en; c. de faculteitsdirectie en/of instituutsdirectie onzorgvuldig heeft gehandeld ten opzichte van de opleidingscommissie.
Artikel 39 Opschorting uitvoering beslissing Indien het geschil betrekking heeft op het niet of niet geheel volgen van het advies van de opleidingscommissie, wordt de uitvoering van de beslissing opgeschort met vier weken, tenzij de opleidingscommissie geen bedenkingen heeft tegen onmiddellijke uitvoering van de beslissing. Artikel 40 Toestemming bij ontbreken instemming Indien de faculteitsdirectie en/of instituutsdirectie voor de voorgenomen beslissing geen instemming van de opleidingscommissie heeft gekregen, kan de faculteitsdirectie en/of instituutsdirectie de geschillencommissie, in afwijking van artikel 31, toestemming vragen om de beslissing te nemen. De geschillencommissie geeft slechts toestemming indien de beslissing van de opleidingscommissie om geen instemming te geven onredelijk is of indien de voorgenomen beslissing van de faculteitsdirectie en/of instituutsdirectie gevergd wordt door zwaarwegende organisatorische, economische of sociale redenen. Hoofdstuk 9 Faciliteiten Artikel 41 Faciliteiten (leden) opleidingscommissies 1. De faculteits- en instituutsdirectie staat de opleidingscommissie het gebruik toe van de
voorzieningen waarover de commissie kan beschikken en die de commissie voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft, waaronder in ieder geval wordt verstaan ambtelijke, financiële en juridische ondersteuning.
2. Meer in het bijzonder heeft de opleidingscommissie recht op: - vergaderruimte; - mogelijkheden tot reproductie/distributie van vergaderstukken; - secretariële ondersteuning.
3. De faculteits- en instituutsdirectie stellen de leden van de opleidingscommissie een scholingsbudget ter beschikking. Het scholingsbudget wordt bij aanvang van het studiejaar in onderling overleg tussen de opleidingscommissie en de instituutsdirectie bepaald en maakt mogelijk dat de leden van de opleidingscommissie in ieder geval deel kunnen nemen aan het scholings- en professionaliseringsaanbod van de HAN Academy. Het scholingsbudget voor de opleidingscommissie van de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek bedraagt minimaal 2000 euro per studiejaar .
4. De leden van de opleidingscommissie die als medewerker werkzaam zijn worden in de gelegenheid gesteld om deze scholing in werktijd en met behoud van salaris te ontvangen.
5. De faculteits- en instituutsdirectie stellen de opleidingscommissies in de gelegenheid om zoveel mogelijk tijdens werktijd te vergaderen. De studentleden en personeelsleden van de opleidingscommissie worden voor het geheel aan activiteiten van de opleidingscommissie voor minimaal 80 uur per lid per studiejaar gefaciliteerd – waaronder 16 scholingsuren, waarbij voor het voorzitterschap een aanvullende facilitering van minimaal 40 uur per studiejaar geldt.
Hoofdstuk 10 Slotbepalingen Artikel 42 Rechtsbescherming Het college van bestuur, de faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de opleidingscoördinatoren dragen er zorg voor dat de leden van de opleidingscommissie - uit hoofde van hun lidmaatschap van
58
de opleidingscommissie - niet worden geschaad in hun positie en/of belangen met betrekking tot de hogeschool. Artikel 43 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en waaromtrent een onmiddellijke beslissing van de opleidingscommissie, noodzakelijk is, beslist de voorzitter van de opleidingscommissie. De voorzitter deelt zijn/haar besluit zo spoedig mogelijk mede aan de overige leden van de opleidingscommissie en aan de instituutsdirectie, de betreffende opleidingscoördinator(en) en de faculteitsdirectie. Artikel 44 Inwerkingtreding Dit reglement is door de faculteitsdirectie vastgesteld op 30 augustus 2018 en geldt met ingang van 1 september 2018.
59
Tentamenregeling Faculteit Techniek studiejaar 2018-2019 Vastgesteld op 18 mei 2018
Paragraaf 1: Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen Voor de Regeling Tentamenbureau Faculteit Techniek (FT) van de HAN (verder te noemen ‘regeling’) gelden in aanvulling op de begrippenlijst uit het opleidingsstatuut de volgende begripsbepalingen: - Schriftelijke en digitale tentamens: verzamelnaam voor schriftelijke en digitale (deel)tentamens en
schriftelijke en digitale integrale (deel)toets(en),
- Samenwerkingsverklaring: overeenkomst tussen instituutsdirectie en Service Bedrijf betreffende
door dat bedrijf te leveren diensten.
Artikel 1.2. Status en toepasselijkheid van de regeling 1. De instituutsdirecties FT hebben de organisatie en coördinatie van alle vormen van schriftelijke en
digitale (deel)tentamens en schriftelijke en digitale integrale (deel)toetsen (verder te noemen
‘schriftelijke en digitale tentamens’) gemandateerd aan het Tentamenbureau Faculteit Techniek
(verder te noemen “het tentamenbureau”).
2. Na overleg met vertegenwoordigers uit de instituten is de regeling met instemming van de
instituutsdirecties en het hoofd van de sub-unit – Tentamenorganisatie (verder ook te noemen
‘hoofd sub-unit TO’) vastgesteld.
3. De in lid 1 bedoelde instituutsdirecties Techniek zijn:
- instituutsdirectie Toegepaste Biowetenschappen en Chemie,
- instituutsdirectie Automotive,
- instituutsdirectie Built Environment
- instituutsdirectie Engineering,
- instituutsdirectie Informatica Communicatie Academie.
4. In paragraaf 2 van deze regeling worden positie, taken en bevoegdheden van het
tentamenbureau beschreven.
Paragraaf 2: Positie en taken van het tentamenbureau Artikel 2.1. Organisatorische positie en fysieke plaats van het tentamenbureau 1. Het tentamenbureau maakt organisatorisch deel uit van de service unit SZ en is gehuisvest op de
locatie Ruitenberglaan 26 en 29 te Arnhem.
2. Het tentamenbureau wordt hiërarchisch en operationeel aangestuurd door het hoofd van de sub-
unit TO (verder te noemen leidinggevende van het tentamenbureau).
3. De instituutsdirecties en examencommissies kunnen – vanuit hun specifieke taken en
verantwoordelijkheden - de leidinggevende van het tentamenbureau richtlijnen en aanwijzingen
geven betreffende de taakuitvoering van het tentamenbureau (‘functionele aansturing’). Zie ook
art. 2.2 lid 5.
4. De leidinggevende van het tentamenbureau is bevoegd om een van de medewerkers van het
tentamenbureau (via ondermandatering) te belasten met een aantal coördinerende en/of
financiële taken.
Artikel 2.2. Taken van het tentamenbureau 1. Het tentamenbureau verricht haar - bij lid 2 van dit artikel genoemde - taken ten behoeve van de
volgende instituten: - instituut Automotive,
- instituut Built Environment
- instituut Engineering,
- instituut Informatica Communicatie Academie
Voor Toegepaste Biowetenschappen en Chemie verricht het Onderwijsbureau deze taken en is dit van toepassing op de rest van het document.
2. Het tentamenbureau verricht de volgende taken:
Vóór afname van elke vorm van tentamens:
A. de communicatie met ter zake relevante actoren van opleiding(en) en ICT, alsmede de
communicatie met surveillanten;
B. op basis van intekening door studenten opstellen van presentielijsten;
60
C. het – op basis van het door het (de) roosterbureau(s) aangeleverde, rooster(s) - werven,
selecteren, instrueren en inzetten van surveillanten en het zorg dragen voor door hen
benodigde materiële voorzieningen;
D. de registratie van surveillantgegevens;
E. het zorg dragen voor extra tentamenvoorzieningen (incl. lokalen) die door de
examencommissie zijn toegekend aan studenten met een stoornis, een handicap of een
chronische ziekte;
F. het in ontvangst nemen van de door examinator(en) aan te leveren tentamenopgaven;
G. het zorg dragen voor voldoende tentamenpapier en antwoordformulieren;
H. het (laten) vermenigvuldigen van tentamenopgaven.
Tijdens de afname van schriftelijke en digitale tentamens: I. het zorg dragen voor toezicht door surveillanten tijdens schriftelijke en/of digitale
tentamens;
J. het zorg dragen voor de aanwezigheid van een door de surveillant(en) oproepbare
medewerker van het tentamenbureau of een coördinatorsurveillant;
K. het zorg dragen voor de aanwezigheid van de tijd in het lokaal;
L. de distributie van tentamenopgaven en –materiaal.
Na afloop van de schriftelijke en digitale tentamens: M. het innemen van tentamenopdrachten en -uitwerkingen;
N. de administratieve verwerking van tentamenopdrachten en -uitwerkingen;
O. het tijdelijk in bewaring houden van tentamenopdracht en -uitwerking;
P. het – op verzoek - archiveren van beoordeeld tentamenwerk;
Q. zorg dragen dat tentamenopdrachten en -uitwerkingen worden opgehaald door daartoe
bevoegde medewerker(s);
R. het zorg dragen voor de (ingeroosterde) inzage door studenten in beoordeeld
tentamenwerk in aanwezigheid van een docent en eventueel een surveillant;
S. het t.b.v. leidinggevende van het tentamenbureau en andere relevante actoren signaleren
van - en rapporteren over – (vermoedelijk) onregelmatigheden, (vermoedelijke) fraude en
overige relevante tentamenzaken;
T. het zorg dragen voor de fiattering van de declaraties van surveillanten.
Overige taken: U. het opstellen/actualiseren en publiceren/communiceren van documentatie betreffende
werkwijze van het tentamenbureau, gedragsregels/instructies voor studenten en
surveillanten bij schriftelijke en/of digitale tentamens en overige relevante informatie ten
behoeve van studenten, surveillanten en andere relevante actoren;
V. het geven van informatie aan medewerkers en studenten over positie, taken en werkwijze
van het tentamenbureau;
W. het gevraagd en ongevraagd adviseren van de betreffende instituutsdirecties, examencommissies en het hoofd van de SU-SZ;
3. Aan het begin van een studiejaar wordt door of namens de instituutsdirecties en de leidinggevende van het tentamenbureau expliciet vastgelegd voor welke opleidingen, welke specifieke taken verricht worden; tenzij - in principe - alle in lid 2 genoemde taken voor alle in lid 1 genoemde instituten verricht worden.
4. Indien een of meer instituutsdirecties extra (niet in lid 2 genoemde) taken willen laten verrichten door het tentamenbureau worden daarover tijdig expliciete afspraken gemaakt met de leidinggevende van het tentamenbureau; e.e.a. inclusief eventuele aanvullende condities.
5. De belangrijkste ‘functionele’ kaders voor het tentamenbureau staan vermeld in - de van toepassing zijnde versie van - de Samenwerkingsovereenkomst (SWO) met het Service Bedrijf, het Opleidingsstatuut, het Studentenstatuut HAN en het HANdboek voor Examenzaken. Een nader gespecificeerd overzicht is opgenomen als bijlage van deze regeling.
Paragraaf 3: Overleg van leidinggevende van het tentamenbureau met relevante actoren Artikel 3.1 Overleg van leidinggevende van het tentamenbureau met relevante actoren 1. De leidinggevende van het tentamenbureau voert periodiek en verder indien nodig overleg met:
a. medewerkers van het tentamenbureau;
61
b. de instituutsdirecteur of een contactpersoon namens hem of haar, die fungeert als eerste
aanspreekpunt;
c. coördinatoren van de roosterbureaus, resp. de contactpersonen van de opleidingen waarvoor
het tentamenbureau werkzaamheden verricht;
d. surveillanten;
e. teamleiders van de overige (HAN-)tentamenbureaus.
2. Van elk overleg wordt – waar nodig - een besluitenlijst op -en vastgesteld- waar nodig
geanonimiseerd- digitaal gepubliceerd.
Paragraaf 4: Slotbepalingen Artikel 4.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin deze regeling niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist, a. zo dit tot de bevoegdheid hoort van het tentamenbureau de leidinggevende van het
tentamenbureau; zijn/haar beslissing deelt hij/zij zo spoedig mogelijk mee aan de
belanghebbenden bij de beslissing,
b. zo dit tot haar/zijn bevoegdheid hoort, de instituutsdirectie; haar/zijn beslissing deelt zij/hij zo
spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing.
c. zo dit tot zijn/haar bevoegdheid hoort, de voorzitter van de examencommissie; zijn/haar beslissing
deelt hij/zij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing.
Artikel 4.2 Klacht, bezwaar en beroep betreffende beslissingen en handelswijzen van het tentamenbureau Zie hiervoor in eerste instantie de klachtenpagina van de betreffende opleiding van het instituut op HAN Insite Zie hiervoor de volgende bijlagen uit het Studentenstatuut HAN: - “Regeling klachten”;
- “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
Artikel 4.3 Vaststelling, inwerkingtreding en wijziging 1. Deze regeling (incl. bijlagen) is vastgesteld door de Instituutsdirectie en het hoofd van de sub-unit
TO, treedt in werking met ingang van 1 september 2018 en geldt gedurende het hele studiejaar.
Het vervangt alle bestaande regelingen en mandaten betrekking hebbend op het tentamenbureau
Faculteit Techniek.
2. Deze regeling wordt bekendgemaakt aan de studenten en de medewerkers van opleiding(en)
genoemd in artikel 2.2 lid 1 door opname in het Opleidingsstatuut en via publicatie op HAN Insite.
3. Deze regeling maakt onderdeel van het OER. Bij wijzigingen van deze regeling dient hiervoor de
procedure gevolgd te worden voor wijzigingen van het OER.
Bijlagen: A. Nadere specificatie van de bij art. 2.2 lid 5 bedoelde kader stellende documenten.
B. Gedragsregels voor studenten bij schriftelijke/digitale tentamens.
C. Gedragsregels voor surveillanten bij schriftelijke/digitale tentamens.
D. Formulier geconstateerde (vermoedelijke) onregelmatigheid.
62
BIJLAGE A: Nadere specificatie van de bij art. 2.2 lid 5 bedoelde kader stellende documenten
De belangrijkste kaders voor de taken van het tentamenbureau zijn - de van toepassing zijnde versie van - de volgende documenten:
- de Samenwerkingsovereenkomst met het Service Bedrijf, in het bijzonder de te leveren
producten/diensten van de SU-SZ;
- het Opleidingsstatuut:
de paragraaf over Toetsing / Tentaminering uit de studiegids (deel 1);
hoofdstuk 1 “Onderwijs- en Examenregeling” (OER) uit deel 2 (Regelingen betreffende het
onderwijs en de tentamens); uit deze OER met name de paragraaf 7 inzake “Tentamens,
integrale toetsen en examens van de opleiding”;
hoofdstuk 2 “Reglement Examencommissie” uit deel 2 van het opleidingsstatuut (Regelingen
betreffende het onderwijs en de tentamens); uit dit reglement met name de paragrafen
betreffende “Kwaliteitsbewaking examens en tentamens”, “Tentamens en organisatie”,
“Tentamenfaciliteiten ten behoeve van studenten met een handicap of chronische ziekte” en
Onregelmatigheid en fraude bij tentamens”;
hoofdstuk 2 “Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen propedeutische fase” uit deel
3 (Beschrijving van het onderwijs), met name het item “Tentaminering” in de OWE-
beschrijvingen;
hoofdstuk 3 “Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen post-propedeutische fase” uit
deel 3 (Beschrijving van het onderwijs), met name het item “Tentaminering” in de OWE-
beschrijvingen;
hoofdstuk 5 “Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen minoren” uit deel 3
(Beschrijving van het onderwijs), met name het item “Tentaminering” in de OWE-
beschrijvingen.
- het Studentenstatuut HAN:
hoofdstuk 5 (‘Bijzondere voorzieningen’), art. 5.2 (‘Studenten met een chronische ziekte of
handicap’);
bijlage 1 (‘Gedragsreglement algemeen’), art. 2, 3, 6 en 11.
- het HANdboek Examenzaken: uit het deel “Formats, checklists & voorbeeldbrieven” met name de
volgende items:
Toekenning extra tentamenvoorziening(en) aan studenten met een of meer
functiebeperkingen;
Proces-verbaal schriftelijk tentamen;
Formulieren geconstateerde (vermoedelijke) onregelmatigheid.
63
BIJLAGE B: Gedragsregels voor studenten tijdens tentamenafname
In het studentenstatuut HAN (instelling specifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. met name schriftelijke en digitale tentamens. Gedrag De student:
1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om.
2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek
van de tentamenlocatie alsmede tijdens de tentamenafname. De student dient voor,
gedurende en na het tentamen stilte in acht te nemen in en in de directe omgeving van de
ruimte waarin het tentamen plaatsvindt.
3. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen z.s.m. contact op met de
surveillant.
Identificatie en toelating De student
4. meldt zich tijdig (15 minuten voor aanvang van het tentamen) bij het tentamenlokaal.
5. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs:
een paspoort
een Europees identiteitsbewijs
een Nederlands rijbewijs
een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat
die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits
het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is
een Nederlands vreemdelingendocument.
Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van tentamendeelname. Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en/of collegekaart, kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie.
6. wordt door de surveillant afgevinkt op de presentielijst ter bevestiging van deelname aan het
tentamen.
7. dient – ter controle van zijn identiteit door de surveillant - zijn geldige collegekaart of geldig
identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de tentamenafname.
8. indien een student zich heeft ingeschreven in Alluris voor een deeltentamen en hij of zij neemt
niet deel aan het deeltentamen, dan heeft de student een kans verbruikt.
Aanvang De student:
9. legt uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen op/naast de
tafel.
10. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen niet in het bezit zijn van
digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s),
zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciale bril, oordopjes e.d.
11. mag geen horloge dragen.
12. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen geen gebruik maken van de
volgende hulpmiddelen: papieren versie(s) van woordenboek(en), wetboek(en),
(hand)boek(en) e.d.; wanneer deze hulpmiddelen wel zijn toegestaan, kunnen deze
hulpmiddelen door de surveillant gecontroleerd worden.
13. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), mobiele telefoon(s), smartphone(s), horloge
e.d. neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats.
64
14. dient de mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. uit te zetten alvorens deze weg te leggen.
15. vermeldt bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten zijn naam,
studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens. Bij gebruik van
het kladpapier, noteert hij/zij deze gegevens ook hierop.
16. heeft na de feitelijke aanvang van het tentamen nog maximaal 30 minuten toegang tot de
tentamenlocatie. De student ontvangt geen extra tijd voor het maken van het tentamen
wanneer hij of zij te laat is. Dertig minuten na het begin van de tentamenzitting worden er
geen studenten meer toegelaten.
Tijdens het tentamen3 De student:
17. mag tijdens de tentamenzitting van 120 minuten of korter geen gebruik maken van het toilet4.
Bij een tentamenzitting die langer duurt dan 120 minuten, is toiletbezoek na 120 minuten
onder begeleiding van een surveillant toegestaan.
18. mag tijdens de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen niet vertrekken
of zijn werk inleveren (om onrust en/of onregelmatigheden tegen te gaan).
19. kan na de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen de tentamenzitting
tussentijds beëindigen door inlevering van de tentamenuitwerkingen en het verlaten van het
tentamenlokaal. Hiervoor seint de student de surveillant in door het opsteken van de hand. De
surveillant neemt de spullen in en geeft de student een teken dat hij of zij het lokaal mag
verlaten.
20. die middels een onderwijsovereenkomst of een daartoe strekkend besluit van (een
gemandateerde namens) de examencommissie recht heeft op extra tentamenfaciliteiten wordt
daartoe in de gelegenheid gesteld mits de student zich heeft ingeschreven in de reguliere
inschrijfweek.
21. mag tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen; bij een tentamenzitting van 150 minuten
of langer mag de student etenswaren nuttigen die geen onnodige hinder voor medestudenten
veroorzaken.
22. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen.
23. dient het tentamen met de voorgeschreven schrijfbenodigdheden zoals vermeld op het
voorblad (zwarte of blauwe pen) te maken.
24. draagt er zorg voor dat schrapformulieren op de juiste wijze en volgens de instructie van de
surveillant worden ingevuld.
25. is het niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op
welke andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te
brengen.
Hulpmiddelen De student:
26. mag geen andere hulpmiddelen gebruiken dan die zijn toegestaan. De toegestane
hulpmiddelen worden tijdig bekendgemaakt door de opleiding en staan tevens vermeld op het
tentamenvoorblad.
27. draagt er zorg voor dat hulpmiddelen niet zijn voorzien van bijschrijvingen etc. behalve als op
het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is.
(Vermoedelijke) Onregelmatigheid De student:
28. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van
bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement
examencommissies (zie het Opleidingsstatuut).
29. mag in geval van constatering van een vermoedelijke onregelmatigheid door de surveillant het
tentamen afmaken, ondertekent, eventueel aangevuld met een toelichting, het door de
3 Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg gedaan met de coördinerend surveillant. 4 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Studieloopbaanbegeleider kan van deze regel afgeweken worden.
65
surveillant ingevulde “formulier – vermoedelijke – onregelmatigheid” (zie bijlage F) voor
gezien.
Inleveren tentamendocumenten De student:
30. controleert vóór inlevering van de tentamenuitwerking en –opdracht(en) of op alle in te leveren
tentamenstukken zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant
gevraagde gegevens (juist) zijn ingevuld.
31. levert alle tentamendocumenten inclusief gebruikt en ongebruikt kladpapier in bij de surveillant
en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst.
32. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens de tentamenlocatie te
verlaten.
66
BIJLAGE C: Gedragsregels voor surveillanten bij schriftelijke/digitale tentamens Het CvB heeft op 27-08-2013 de taken, competenties en eisen m.b.t. de surveillant vastgesteld. In de HANdleiding voor de surveillant heeft het Tentamenbureau Techniek veel relevante/gedetailleerde informatie opgenomen. Hieronder staan de belangrijkste bepalingen m.b.t. de surveillance bij schriftelijke en digitale tentamens.
De surveillant: Gedrag
1. geeft studenten duidelijke instructies en gaat respectvol met hen om;
2. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen z.s.m. contact op met de
coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid - met het tentamenbureau.
3. volgt tijdens tentamens de regels van het tentamenbureau, deze zijn bindend. Mocht er een
docent aanwezig zijn geweest tijdens een tentamen, vermeld dit dan altijd op de
presentielijst bij “bijzonderheden tijdens de zitting”.
Voorafgaand aan het tentamen
4. meldt zich minimaal 30 minuten voor aanvang van het tentamen bij de coördinerende
surveillant. Van hem/haar krijgt hij/zij de tentamenopdracht(en), ander relevant materiaal en
worden eventuele bijzonderheden gemeld;
5. gaat direct naar het lokaal zoals vermeld op envelop/voorblad, en maakt zo nodig, en indien
mogelijk, het lokaal in orde (o.a. opstelling tafels, draagt zorg voor een voor ieder student
waarneembare klok etc.);
De tentamens worden niet eerder dan 30 minuten voor aanvang meegegeven. WEL NIET
6. zorgt dat in de PC / TP-lokalen de tussenbladen indien mogelijk omhoog blijven. Het meubilair
in een tentamenlokaal moet bij aanvang van het tentamen altijd in tentamenopstelling staan.
Identificatie en toelating
7. laat de student vanaf 15 minuten voor aanvang van het tentamen toe tot het tentamenlokaal;
8. verzoekt de student bij binnenkomst zijn/haar geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs
te tonen:
een paspoort
een Europees identiteitsbewijs
een Nederlands rijbewijs
een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die
partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het
rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is
een Nederlands vreemdelingendocument.
a. Wanneer de student geen collegekaart of geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt
hij/zij uitgesloten van tentamendeelname;
b. Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van
het identiteitsbewijs, kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een
originele aanvraag nieuw identiteitsbewijs van de gemeente een
tentamentoelatingsbewijs aangevraagd worden bij het tentamenbureau van
Studentzaken om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie;
67
9. vinkt de student af op de presentielijst ter bevestiging van deelname aan het tentamen. De
surveillant vermeldt het aantal aanwezige studenten op de presentielijst;
10. ontzegt de student de toegang tot het lokaal en deelname aan het tentamen bij het ontbreken
van de vereiste legitimatievorm en maakt hiervan aantekening op het proces-verbaal;
11. laat indien er een normale tot grote groep studenten verwacht wordt de eerste studenten
vooraan plaatsnemen en laat de volgende studenten aansluiten. Als er een kleine groep
studenten verwacht wordt dan ziet de surveillant erop toe dat de studenten verspreid over het
lokaal plaatsnemen, beginnend vooraan in het lokaal. Dit om onregelmatigheden te
voorkomen.
Aanvang
12. bij onvoorziene omstandigheden, zoals weersomstandigheden, treinstakingen, e.d. beslist
de tentamenorganisatie inzake de aanvangstijd;
13. ziet er op toe dat studenten jassen, mutsen, dassen, tassen, étuis, horloges, (uitgezette)
digitale gegevensdragers, resp. (uitgezette) apparatuur met geïntegreerde digitale
gegevensdrager(s)5 etc. neerleggen op de door de surveillant aangewezen plaats (voorin het
lokaal is gebruikelijk).
14. ziet er op toe dat enkel zaken die toegestaan zijn voor het maken van een tentamen mogen
op de hoek van de tafel gelegd worden, zoals pen, potlood, gum, geldige collegekaart/geldig
identificatiebewijs en de toegestane studiematerialen die vermeld staan. De surveillant
controleert toegestane hulpmiddelen zoals rekenmachines, handboeken en wettenbundels.
15. geeft de mogelijkheid van toiletbezoek aan in de resterende ‘administratietijd’ tot het uitdelen
van het tentamen;
16. draagt er zorg voor dat alvorens het tentamen feitelijk aanvangt de belangrijkste
gedragsregels bij tentamens kort worden toegelicht (onder meer hoe eventuele schrapkaarten
behoren te worden ingevuld).
17. deelt op het tijdstip waarop het tentamen formeel begint de tentamenformulieren uit. Hiervóór
mag geen enkel tentamendocument (schrapkaart, uitleg, kladpapier) op de tafels liggen. Dit
mag pas samen met de tentamenopgaven bij de daadwerkelijke aanvangstijd van het
tentamen worden uitgedeeld.
18. verzoekt de studenten bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten hun naam,
studentnummer, klas/groep en overige door de surveillant gevraagde gegevens te vermelden;
19. laat het tentamen exact op de aanvangstijd beginnen. Het is dus niet de bedoeling dat de
surveillant het tentamen in de administratietijd laat beginnen, omdat ‘alle studenten toch al
zitten’ of om een andere reden.
Aanvullend voor studenten met extra faciliteiten: 20. draagt er zorg voor dat studenten – die daarvoor in aanmerking komen op grond van een
onderwijsovereenkomst en een besluit van de examencommissie/studieloopbaanbegeleider –
gebruik kunnen maken van extra tentamenfaciliteiten (bijvoorbeeld: laptop, A3 formaat
tentamen, extra tijd).
Tijdens het tentamen
21. mag de student tijdens de tentamenzitting van 120 minuten of korter geen gebruik maken van
het toilet6. Bij een tentamenzitting die langer duurt dan 120 minuten, is toiletbezoek na 120
minuten onder begeleiding van een surveillant toegestaan.
22. belt – waar nodig - de coördinerend surveillant en/of de dienstdoende medewerker van het
tentamenbureau als een student verzoekt naar het toilet te mogen gaan en dit toegestaan is.
De coördinerend surveillant en/of dienstdoende medewerker vraagt de student de
broekzakken leeg te maken. Het is niet toegestaan dat een student zonder toezicht naar het
toilet gaat of dat er meerdere studenten tegelijk naar het toilet gaan.
23. laat 30 minuten na de feitelijke aanvang van het tentamen geen studenten meer toe tot het
lokaal. Alsnog – reglementair - toegelaten studenten krijgen geen extra tentamentijd;
5 Voorbeelden: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, horloges, speciale brillen, oordopjes. 6 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Studieloopbaanbegeleider kan van deze regel afgeweken worden.
68
24. blijft, als zich geen studenten melden voor het tentamen, tot 30 minuten na aanvang van het
tentamen in het lokaal. Na 30 minuten mogen studenten het lokaal niet meer betreden, de
surveillant levert dan het ongemaakte werk in bij het coördinatielokaal.
25. ziet erop toe dat tijdens de eerste 30 minuten na uitdelen van het tentamen, studenten niet
mogen vertrekken. Na de eerste 30 minuten levert de student het werk bij surveillant in.
26. ziet erop toe dat studenten tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen en geeft zelf het
goede voorbeeld. Drinken is wel toegestaan, mits uit af te sluiten flesje. Bij een
tentamenzitting van 150 minuten of langer mag de student etenswaren nuttigen die geen
onnodige hinder voor medestudenten veroorzaken.
27. dient actief te surveilleren. Dit houdt in: zodanig positie innemen dat overzicht houden
mogelijk is, goed rondkijken en af en toe rondlopen.
28. draagt zorg voor de rust in het lokaal door er op toe te zien dat studenten niet eten, praten,
telefoneren e.d.
29. geeft zelf het goede voorbeeld door zich tijdens het tentamen te onthouden van bezigheden
die afleiden van het surveilleren. Lezen, puzzelen, privé-telefoneren, andere bezigheden met
een telefoon/smartphone, eten, onnodig praten e.d. zijn niet toegestaan.
30. maakt een aantekening indien er extra (klad)papier wordt uitgedeeld. Zo houdt de surveillant
controle over de inlevering van alle tentamendocumenten.
31. ziet erop toe dat de uitwerking van het tentamen door de student uitsluitend met zwarte of
blauwe pen gemaakt wordt – uitgezonderd bij het maken van tekeningen.
32. ziet erop toe dat bij een multiple-choice tentamen de schrapkaarten juist worden ingevuld (m.n.
het juist invullen van het studentnummer).
33. meldt, zodra de laatste 15 minuten van het tentamen ingaan, dit aan de studenten.
Hulpmiddelen
34. ziet erop toe dat alleen die (toegestane) hulpmiddelen gebruikt worden die vermeld staan op
het tentamenvoorblad. Toegestaan kladpapier is meegeleverd vanuit het Tentamenbureau en
moet altijd worden ingeleverd (voorzien van naam, studentnummer, tentamennummer).
35. ziet erop toe dat de hulpmiddelen niet zijn voorzien van “aantekeningen”, behalve als op het
tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is. De surveillant kan
steekproefsgewijs in toegestane woordenboeken en/of handboeken controleren.
(Vermoedelijke) Onregelmatigheid
36. grijpt in geval van een vermoedelijke onregelmatigheid direct in. Hij/zij laat de student onder
voorbehoud het tentamen afmaken, en neemt alle bescheiden in waarmee de (vermoedelijke)
onregelmatigheid gepleegd is. De surveillant vult een formulier geconstateerde
onregelmatigheid in (zie Bijlage D). De student ontvangt ter plekke een kopie-exemplaar (geel
doorslagformulier) van het formulier. Alle bescheiden worden door de surveillant na afloop van
het tentamen direct ingeleverd bij de coördinerend surveillant (of buiten de tentamenweken:
bij het Tentamenbureau). Via het Tentamenbureau gaat het formulier naar de (ambtelijk)
secretaris van de examencommissie. De examencommissie onderzoekt de onregelmatigheid
en neemt een besluit of er sprake is geweest van onregelmatigheid. Dit wordt aan de
surveillanten teruggekoppeld door het Tentamenbureau.
Na afloop tentamen
37. zorgt ervoor dat studenten aan tafel blijven waarna de surveillant controleert of op alle
ingeleverde stukken de naam, studentnummer en alle andere gevraagde gegevens zijn
ingevuld (een student mag geen lege schrapkaart inleveren, deze dient tenminste te zijn
voorzien van naam en studentnummer) en controleert of alle in te leveren stukken
daadwerkelijk worden ingeleverd. Kladpapier en fout ingevulde schrapkaarten dienen ook
coördinatielokaal te worden afgegeven.
69
38. zorgt dat tentamenopgaven die gedeeltelijk als antwoordformulieren worden gebruikt en
antwoordformulieren of bijlage(n) die bij de uitwerking horen, door de student in het
uitwerkpapier worden gestopt;
39. controleert of de student uitgereikte stukken niet mee naar huis neemt;
40. zet bij het inleveren van de uitwerkingen door de student een vinkje op de presentielijst en
vermeld het aantal ingeleverde werken;
41. nummert elk tentamendocument (schrapkaarten, lijntjespapier, kladpapier, de
tentamenopgaven etc.) aan de hand van het nummer dat bij de student vermeld staat op de
presentielijst. Dit om het zoekraken van tentamenwerk te voorkomen. De documenten dienen
op volgorde gesorteerd te worden ingeleverd. De schrapkaart mag niet in de tentamenopgave
worden gevouwen.
42. sorteert op volgorde van groep de tentamenuitwerkingen.
43. controleert of het tentamenlokaal netjes achtergelaten wordt door de studenten en zichzelf en
controleert of er geen tentamendocumenten zijn achtergebleven. Indien het lokaal bij aanvang
afgesloten was, wordt het lokaal door hem/haar opnieuw afgesloten. De lokaalloper wordt
ingeleverd bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid – bij het Tentamenbureau.
44. vult een proces-verbaal in en levert dit in bij de coördinerend surveillant. In het proces-verbaal
worden alle (eventuele) onregelmatigheden vermeld die zich hebben voorgedaan tijdens het
tentamen. Ook vult de surveillant in wanneer de laatste student het lokaal heeft verlaten
(exclusief de student(en) met recht op extra tijd).
45. meldt zich af bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid – het Tentamenbureau
alvorens te vertrekken.
70
BIJLAGE D: Formulier geconstateerde vermoedelijke onregelmatigheid Formulier geconstateerde vermoedelijke onregelmatigheid Naam surveillant…………………………………………………………………………… Naam student………………………………………………………………………………. Studentnummer ………….……………………………………….................................... Naam en code tentamen…………………………………………………………………… Datum………………………………………………………………………………………… Tijdstip………………………………………………………………………………………… Tentamenlocatie.……………………………………………………………………………. Plaats ………………………………………………………………………………………… Beknopt verslag van de surveillant van het gebeurde:
Beknopt verslag van de student van het gebeurde:
Handtekening surveillant: ……………………………… Handtekening van student: ……………………………..
De surveillant grijpt in geval van vermoedelijke onregelmatigheid (zie regeling onregelmatigheid) direct in. Hij laat de student onder voorbehoud het tentamen afmaken en neemt alle bescheiden in waarmee de vermoedelijke onregelmatigheid heeft plaatsgevonden. De surveillant vult het formulier Geconstateerde vermoedelijke onregelmatigheid in en levert dit met alle bescheiden na afloop van het tentamen direct in bij de coördinator surveillant. De student ontvangt een kopie van het ingevulde formulier. Via het Tentamenbureau gaat het formulier vervolgens naar het ambtelijk secretariaat van de examencommissie.
71
Regeling externe toezichthouders bij examens 1. Positie en benoeming externe toezichthouders 1.1. De instituutsdirectie benoemt voor elk van de tot het instituut behorende opleidingen een of meer
externe deskundigen (verder te noemen “externe toezichthouder(s)”), zoals bedoeld in artikel 7.11a van de Onderwijs- en examenregeling, belast met het houden van toezicht op de kwaliteit van het bachelorexamen of associate degree examen (verder te noemen “het examen”).
1.2. Een externe toezichthouder is géén lid van de examencommissie van de betreffende opleiding en is ook niet als docent of examinator werkzaam voor de opleiding(en) waar hij/zij als externe toezichthouder fungeert.
2. Taak externe toezichthouder en daaraan gerelateerde taken instituutsdirectie 2.1 Een externe toezichthouder heeft tot taak zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van het
examen en hierover schriftelijk te rapporteren aan de betreffende instituutsdirectie. De beoordeling door de externe toezichthouder betreft in het bijzonder7:
A. De kwaliteit van toetsing en beoordeling Belangrijke aspecten8 :
- validiteit (a), - betrouwbaarheid (b), - borging en bewaking (c), - deskundigheid examinatoren (d).
Door de externe toezichthouder wordt m.b.t. de aspecten a t/m c een keuze gemaakt uit de 6 kernvragen die in Bijlage 1 staan.
B. De kwaliteit van studenten (realisatie van de beoogde (eind)kwalificaties)
Belangrijke aspecten: - competentieniveau, - integratie theorie en praktijk, - visie op beroepsuitoefening, - geschiktheid als beginnend
beroepsbeoefenaar.
C. De organisatorische kwaliteit van het examen Belangrijke aspecten: - hantering relevante bepalingen, - organisatie van het examen, - informatieverstrekking aan studenten.
2.2 Ter zake relevante documenten worden de externe toezichthouder tijdig beschikbaar gesteld –en waar nodig toegelicht - door of namens de instituutsdirectie.
2.3 De externe toezichthouder stelt in overleg met de instituutsdirectie een (“screenings”)programma op ten behoeve van de kwaliteitsbeoordeling van het examen.
2.4 De instituutsdirectie draagt er tijdig zorg voor dat de (ambtelijk) secretaris van de betreffende examencommissie schriftelijk geïnformeerd wordt over de naam (namen) van de externe toezichthouder(s) en het (“screenings”)programma.
2.5 De examencommissie van de betreffende opleiding(en) verleent medewerking aan de taakuitoefening van de externe toezichthouder. Onder meer door hem: - tijdig kennis te laten nemen van een representatief deel van de examen-/tentamen-opdrachten en
–producten, evenals de beoordeling daarvan;
- in de gelegenheid te stellen een of meer tentamens9/examens bij te wonen;
- in de gelegenheid te stellen een of meer vergadering(en) van de examencommissie bij te wonen.
2.6 In de maand september zendt de externe toezichthouder een beknopte schriftelijke rapportage van zijn bevindingen met betrekking tot de examens van het daaraan voorafgaande studiejaar naar de instituutsdirectie. In de rapportage worden – waar nodig - ook suggesties opgenomen met betrekking tot de verbetering van de kwaliteit van de examens.
2.7 Desgewenst maakt de externe toezichthouder bij zijn rapportage ook gebruik van de bijlage met 11 “stellingen”.
7 Zie ook bijlage 2 (‘stellingen’ inzake kwaliteit van het Ba-examen). 8 Voor een nadere toelichting op de eerste drie aspecten (a t/m c) zie bijlage 1. 9 Onder tentamen wordt in deze regeling ook verstaan ‘integrale toets’.
72
2.8 De instituutsdirectie bespreekt de bij 2.6 bedoelde rapportage z.s.m. met de externe toezichthouder en de examencommissie. Een verslag van deze bespreking wordt door de instituutsdirectie zo spoedig mogelijk gestuurd naar de externe toezichthouder, de examencommissie en de faculteitsdirectie. De rapportage van de externe toezichthouder wordt als bijlage aan dit verslag toegevoegd.
3. Competentieprofiel externe toezichthouder 3.1 Kennis:
- Op de hoogte zijn van de actuele theorie en praktijk betreffende werkvelden die relevant zijn voor de opleiding.
- Op de hoogte zijn van de (eind)kwalificaties van de betreffende opleiding. - Op de hoogte zijn van in het hbo gehanteerde toets- en beoordelingssystemen en
onderwijsmethodieken. 3.2 Vaardigheden:
- Zodanig kunnen handelen/interacteren dat zowel de student als de examinator ervaart met een ter zake deskundige te communiceren.
- Tentamen-/examenopdrachten en -producten kunnen beoordelen op relevantie en consistentie. - Onderzoeken kunnen beoordelen in perspectief van - en relevantie voor - het betreffende
beroepenveld. - In staat zijn een gefundeerd oordeel te geven over de inhoud van het examen/de tentamens,
evenals de kennis, het inzicht, de vaardigheden en de houding (competenties) van de kandidaat.
- Eigen beoordelingen van examen-/tentamenopdrachten en -producten in heldere bewoordingen kunnen toelichten.
- Examinatoren kunnen beoordelen op hun methode(n) van examineren en beoordelen. 3.3 Houding:
- Zich kunnen inleven in de positie van de deelnemers aan een examen-/tentamengesprek. - Constructieve kritiek durven en kunnen leveren op examinatoren en/of student(en).
3.4 Randvoorwaarden: - Werkzaam zijn op minimaal hbo-niveau en een opleiding op masterniveau hebben voltooid. - Meerjarig werkzaam zijn in een voor de opleiding relevant beroepenveld. - Bereid en in staat zijn tot het bijwonen van (een representatief aantal) tentamens / examens
en vergaderingen van de examencommissie.
4. Vergoeding De externe toezichthouder ontvangt de daarvoor binnen de HAN geldende financiële vergoeding. De instituutsdirectie draagt er zorg voor dat aan de externe toezichthouder declaratieformulieren met betrekking tot vacatiegelden en reis- en verblijfkosten worden verstrekt. De uitbetaling van vergoedingen geschiedt door of namens de HAN.
5. Vaststelling en inwerkingtreding Deze regeling is vastgesteld op 30 augustus 2018 door de faculteitsdirecteur en treedt in werking per 1 september 2018.
73
BIJLAGE 1: Nadere toelichting op de (aspecten a t/m c van) kwaliteit van toetsing en beoordeling Door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) wordt (onder meer) de volgende standaard gehanteerd bij de beoordeling van een opleiding. Deze standaard heeft een ‘knockout’-karakter.
‘De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd’. De kernpunten van een adequaat toets- en beoordelingssysteem worden in onderstaand overzicht samengevat.
Trefwoord: Validiteit Kernvragen 1. Meet de opleiding wat ze beoogt te meten?
2. Wat gebruikt de opleiding als meetlat/cesuur?
Gewenst resultaat - Eindkwalificaties (bijv. competenties), geoperationaliseerd op eindniveau en tussenliggende niveaus (in bijv. indicatoren) zijn inzichtelijk10 gemaakt, op een manier die helder is voor alle (in- en externe) betrokkenen (eventueel schematisch). - Beoordelingscriteria en standaard (cesuur) per (tussenliggende en afsluitende) toets/beoordelings(moment) zijn inzichtelijk gemaakt (met herkenbare link naar de eindkwalificaties op de beheersingsniveaus).
Trefwoord: Betrouwbaarheid Kernvragen 3. Is er overeenstemming tussen de (alle) beoordelaars?
4. Hoe komt deze overeenstemming tot stand? (systematisch of bij toeval?). 5. Worden de afwegingen hoe tot een oordeel is gekomen inzichtelijk gemaakt?
Gewenst resultaat - Er vindt systematisch afstemming plaats tussen alle beoordelaars om tot overeenstemming te komen over de procedure van de toetsing en beoordeling, de (interpretatie van de) beoordelingscriteria en standaard (cesuur) en de beoordeling/feedback die gegeven dient te worden.
- In de organisatiestructuur is ingebouwd dat beoordelaars (intern en extern) systematisch afstemmen over de procedure van de toets, de (interpretatie van de) beoordelingscriteria en standaard (cesuur), en de feedback die gegeven dient te worden.
- Afwegingen/argumentatie op basis waarvan het oordeel tot stand is gekomen wordt inzichtelijk gemaakt na afloop van de beoordeling (bijv. op beoordelings- of feedbackformulier).
Trefwoord: Borging/Bewaking Kernvragen 6. Hoe wordt de kwaliteit van toetsing en beoordeling geborgd en bewaakt?
Gewenst resultaat - Procedures van toetsing en beoordeling van de eindkwalificaties (per beheersingsniveau) zijn inzichtelijk gemaakt (zonder aanleiding voor discussie tussen beoordelaars).
- Procedures voor de ontwikkeling van de toetsing en beoordeling zijn inzichtelijk gemaakt. - Systeem dat systematisch (dus nu en in de toekomst) streeft naar steeds meer
overeenstemming tussen beoordelaars, is beschreven (plan), wordt ook op die manier uitgevoerd (do) en werkt (check, act). - De rol en verantwoordelijkheden van de examencommissie (en eventueel andere betrokken gremia), in het borgen en bewaken van de kwaliteit van toetsing en beoordeling, zijn inzichtelijk gemaakt.
- Eisen aan de competenties van (in- en externe) examinatoren, begeleiders en toetsontwikkelaars, en sturing hierop (professionalisering, intervisie e.d.) worden inzichtelijk gemaakt.
10 Inzichtelijk = afgestemd, vastgelegd (beschreven in opleidingsdocumentatie) en gecommuniceerd.
74
BIJLAGE 2: “Stellingen” inzake kwaliteit van het BA-examen De externe toezichthouder kan dit formulier invullen en als bijlage toevoegen aan zijn rapportage. Het formulier bevat 11 stellingen, met per stelling een vijfpuntsschaal. Bij gebruik s.v.p. het van toepassing zijnde rondje aankruisen.
Naam externe toezichthouder: ……………………………………………………………………………… Ba-opleiding waarop het scoreformulier betrekking heeft: ……………………………………………….
A. KWALITEIT VAN TOETSING EN BEOORDELING11
1. De toetsing en beoordeling is valide. zeer oneens
O O O O O zeer eens
2. De toetsing en beoordeling is betrouwbaar. zeer oneens
O O O O O zeer eens
3. De kwaliteit van toetsing en beoordeling wordt adequaat geborgd en bewaakt.
zeer oneens
O O O O O zeer eens
4. De examinatoren geven duidelijk blijk van deskundigheid m.b.t. toetsing en beoordeling.
zeer oneens
O O O O O zeer eens
B. KWALITEIT VAN STUDENTEN
5. Het (competentie-)niveau van de geslaagde studenten is qua
- kennis minstens voldoende zeer oneens
O O O O O zeer eens
- inzicht minstens voldoende zeer oneens
O O O O O zeer eens
- vaardigheden/toepassing minstens voldoende
zeer oneens
O O O O O zeer eens
- houding minstens voldoende zeer oneens
O O O O O zeer eens
6. De geslaagde studenten zijn in staat tot een adequate integratie van theorie en praktijk
zeer oneens
O O O O O zeer eens
7. De geslaagde studenten zijn in staat een onderbouwde visie over de beroepsuitoefening te formuleren.
zeer oneens
O O O O O zeer eens
8. Op grond van de examenresultaten acht ik de geslaagde studenten geschikt als beginnend beroepsbeoefenaar
zeer oneens
O O O O O zeer eens
C. ORGANISATORISCHE KWALITEIT VAN HET EXAMEN
9. Het examen heeft conform de van toepassing zijnde bepalingen plaatsgevonden.
zeer oneens
O O O O O zeer eens
10. De organisatie van het examen is adequaat. zeer oneens
O O O O O zeer eens
11. De informatieverstrekking door de opleiding aan de studenten is adequaat.
zeer oneens
O O O O O zeer eens
11 Zie ook de nadere toelichting in Bijlage.
75
Deel 3: Beschrijving van het onderwijs De inhoud van dit deel maakt onverkort deel uit van de Onderwijs- en examenregeling (OER) die in deel 2 van dit opleidingsstatuut is opgenomen.
Hoofdstuk 1: Curriculumoverzichten (voltijd)
Samenstelling propedeutische fase (voltijd en bijzondere eigenschap MBO-route)
Conform artikel 4.1 lid 1 van de OER.
De propedeutische fase omvat per inrichtingsvorm als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van de OER en per programma met een bijzondere eigenschap als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 van de OER de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast.
Propedeuse, 1e Jaar,
Niveau 1 (hoofdfase-bekwaam)
Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4
Course 1 De strandtent BT
(5 stp)*
Course 2 Het rijtjeshuis AR
(5 stp)*
Course 3 Het oude gebouw
BT (5 stp)
Course 4 Het woonhuis AR
(5 stp)
Course 1 De strandtent OR
(5 stp)*
Course 2 Het rijtjeshuis CO
(5 stp)*
Course 3 Het oude gebouw
OR (5 stp)
Course 4 Het woonhuis CO
(5 stp)
Course 1 Wiskunde en Mechanica 1
(2,5 stp)
Course 2 Wiskunde en Mechanica 2
(2,5 stp)
Course 3 Wiskunde en Mechanica 3
(2,5 stp)
Course 4 Statistiek en Mechanica 4
(2,5 stp)
Course 1 Generieke hbo-competenties 1
(2,5 stp)*
Course 2 Generieke hbo-competenties 2
(2,5 stp)*
Course 3 Generieke hbo-competenties 3
(2,5 stp)
Course 4 Generieke hbo-competenties 4
(2,5 stp)
* Vrijstelling voor MBO-route Samenstelling post-propedeutische fase (voltijd en bijzondere eigenschap MBO-route)
Conform artikel 6.1 lid 1 van de OER. Voor het overzicht van alle vrijstellingen voor de MBO-route zie hoofdstuk 4 van deel 3.
De post-propedeutische fase omvat per inrichtingsvorm als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van de OER en per programma met een bijzondere eigenschap als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 van de OER de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast.
Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4
Hoofdfase, 2e Jaar,
Niveau 2 (afstudeer-bekwaam)
Course 5 Inleidende stage
(15 stp)*
Course 6 Inleidende stage
(15 stp)*
Course 7 Het BE gebouw BT
(7,5 stp)
Course 8 De naoorlogse woonwijk AR
(7,5 stp)
Course 7 Het BE gebouw CO
(7,5 stp)
Course 8 De naoorlogse woonwijk OR
(7,5 stp)
Hoofdfase, 3e Jaar,
Niveau 2 (afstudeer-bekwaam)
Course 9 Hoog van de toren
(15 stp)
Course 10 Hoog van de toren
(15 stp)
Course 11/12 Verdiepende stage
(30 stp)
Hoofdfase, 4e Jaar,
Niveau 2/3 (beroeps-bekwaam)
Course 13/14 Minor
(30 stp)
Course 15/16 Afstuderen
(30 stp)
* Vrijstelling voor MBO-route. Voor het overzicht van alle vrijstellingen voor de MBO-route zie hoofdstuk 4 van deel 3.
76
Hoofdstuk 2: Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen propedeutische fase
Conform artikel 3.2 lid 6 en 7 en artikel 4.1 lid 2 van de OER.
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 1-BT Demontabel bouwen “De Strandtent” (Demountable building “The Beach Club”) (B1BT)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Voltijd propedeusestudenten Bouwkunde (havo/vwo-instroom, vrijstelling voor mbo Bouwkunde-instroom)
3. Beroepstaak Bouwtechnisch Ontwerpen (BT)
4. (Beroeps)Producten
De beroepsproducten bestaan uit;
Verslag excursie incl. schetsen
Ontwerp van een strandtent
Elementenoverzicht
Tekenwerk van plattegronden, gevels, kap, details en doorsnede
Uitvoeringstekeningen van gevelkozijnen
Constructieadvies m.b.t. stabiliteit
Installatieplan
Bouwfysische visualisaties en beschrijvingen
Eindrapportage
5. Studiepunten/ studielast
5 Studiepunten. Totaal 140 SBU.
Hoorcolleges 9
Werkcolleges 12
Studiebegeleiding 20
(deel)tentamens 10
Overige activiteiten 9
Projectwerk 40
Zelfstudie 40
Totaal 140 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
Samen met de andere OWE’s uit course 1 ‘De Strandtent’ legt deze OWE het fundament voor OWE’s in de daarop volgende course.
7. Ingangseisen Niet van toepassing.
8. Algemene omschrijving
Bij het ontwikkelen van een strandtent zijn veel bouwtechnische aspecten van toepassing, waaronder de technische realisatie, materiaalkeuze, installatie, constructieve aspecten en visualisatie van een demontabel gebouw. Van het ontwerp wordt uiteindelijk ook een maquette gemaakt. De duurzame aspecten zijn: milieuvriendelijke materiaalkeuze en duurzame detaillering.
9. Competenties
In deze OWE komen de volgende inhoudelijke competenties op niveau 1 aan bod: C1, C2, C3, C6
77
Daarnaast werkt de student in deze OWE ook aan de volgende generieke HBO-competenties op niveau 1: C7, C8, C9
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
THM1BT-opdr
Het ontwerpen van een strandtent. Het met de groep bouwtechnisch uitwerken van het door de groep gekozen architectonisch ontwerp.
Het op de juiste wijze toepassen van het Programma van Eisen. De rapportage dient in correct Nederlands te zijn geschreven en helder te zijn van opzet.
C2, C7
Het individueel ontwikkelen van alternatieven op constructief, detail- en materiaaltechnisch gebied. Het afwegen van de mogelijke materialen en toepassingen.
Getoetst op kennis, inzicht en toepassing waarbij duidelijkheid, overzichtelijke uitwerkingen, netheid van belang zijn. Inhoudelijk wordt er getoetst op maatvoering, materiaalkeuze en duurzaamheidaspecten en/of correcte bouwtechnische oplossingen zijn gegenereerd.
C1, C2
Maken van een elementenboek, visualisatietekeningen, bouwfysica-opdrachten, duurzame installaties, bouwtechnische onderdelen t.b.v. het montage- en demontageboek.
Compleetheid, overzichtelijke wijze van rapporteren, correcte rekenwijze toegepast, alternatieve mogelijkheden bekeken en keuzen onderbouwd. Vervaardigd tekenwerk: juistheid, netheid, compleetheid, werkbaarheid, omschrijving, maatvoering.
C2, C3
De student legt diens vervaardigde product(en) tijdens de expertassistentie(s) voor aan de expert en ontvangt hierop feedback.
Min. 80% actieve deelname aan de expertassistentie, bijgehouden op de assistentiekaart.
C6
De studenten presenteren aan het eind van de course het gemaakte werk.
Opbouwen van de maquette is een onderdeel van de presentatie. De presentatie wordt beoordeeld op vorm (uitstraling, structuur, ed.) en op inhoud (beroepstaken, vakken, diepgang ed.).
C8
THM1BT De student toont aan de hand van het beantwoorden van bouwtechnische vraagstukken m.b.t. een demontabel gebouw (constructieve en architectonische eigenschappen, duurzame detailleringen, installatie, bouwfysica), aan dat hij/zij over voldoende bouwtechnische kennis beschikt op het niveau dat hoort bij de OWE
Vervaardigd tekenwerk: juistheid, netheid, compleetheid, werkbaarheid, omschrijving, maatvoering. Juist jargon toegepast binnen de antwoorden, correcte keuze. Juiste toepassingen van de verkregen formules betreffende bouwfysica met daarbij de correcte berekeningsmethodieken en uitkomsten.
C2, C7
THM1IPV Functioneringsbeoordeling betreffende de individuele project vaardigheden (IPV) van de student m.b.t. de deelname aan het groepsproces.
Er wordt voldoende blijk gegeven van het volgende:
Inzet
Houden aan regels en afspraken
Aanwezig op de afgesproken uren
Besteden van de aanwezige uren aan de opdr. De overige criteria moeten uitgemiddeld op minstens op een voldoende uitkomen.
C8, C9
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
78
Toets Her.
1 Deelopdrachten Bouwtechniek THM1BT-opdr C 5,5 50% Groepsopdrachten 1 1
2 Thematoets bouwtechniek 1 THM1BT C 5,5 50% Schriftelijk 1 2
3 Individuele Projectvaardigheden THM1IPV C 5,5 0 Peerassessment 1 1* *THM1IPV: Bij een onvoldoende dient de student het groepswerk van de gehele course over te doen bij een groep in het volgende schooljaar.
12. Onderwijsperiode Periode 1, Semester 1
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 1-OR Demontabel bouwen “De Strandtent” (Demountable building “The Beach Club”) (B1OR)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Voltijd propedeusestudenten Bouwkunde (havo/vwo-instroom, vrijstelling voor mbo Bouwkunde-instroom)
3. Beroepstaak Organiseren (OR)
4. (Beroeps)Producten
De beroepsproducten bestaan uit :
Bouwplaatsinrichting;
Montage- en demontageplan
Materieelkeuze
Mensinzet en mensuren
Logistiek plan
Planning
Verslag m.b.t. bouwregelgeving
5. Studiepunten/ studielast
5 Studiepunten. Totaal 140 SBU.
Hoorcolleges 9
Werkcolleges 12
Studiebegeleiding 20
(deel)tentamens 10
Overige activiteiten 9
Projectwerk 40
Zelfstudie 40
Totaal 140 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
Samen met de andere OWE’s uit course 1 ‘De Strandtent’ legt deze OWE het fundament voor OWE’s in de daarop volgende course.
7. Ingangseisen Niet van toepassing
8. Algemene omschrijving
De organisatorische aspecten van een demontabel gebouw worden aan de hand van de ontworpen strandtent duidelijk gemaakt. Het doel is om inzicht te verschaffen in: de inzet van personeel, planning, logistiek. Tevens zal deze problematiek tot uiting komen bij het vervaardigen van de maquette
9. Competenties In deze OWE komen de volgende inhoudelijke competenties op niveau 1 aan bod:
79
C3, C4, C6 Daarnaast werkt de student in deze OWE ook aan de volgende generieke HBO-competenties op niveau 1: C7, C8, C9
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
THM1OR-opdr Vanuit de transport en montage middelen alternatieven en varianten ontwikkelen
- De rapportage dient in correct Nederlands te zijn geschreven en helder van opzet.
- De organisatorische aspecten van de opdrachten moeten voldoen aan de volgende algemene beoordelingscriteria: kennis, inzicht en toepassing.
- De gemaakte documenten worden beoordeeld op: juistheid, netheid, compleetheid, werkbaarheid, omschrijving, maatvoering, toepassen van juist jargon.
- Antwoord op de vraag of d.m.v. de gekozen uitvoeringsmethode de gevraagde kwaliteit in voldoende mate geborgd kan worden.
- Het kritieke pad in de planning wordt bepaald. Planning bevat de inzet van personeel en materieel.
- Belangen van de opdrachtgever en opdrachtnemer en bestemmingsplan en vergunningen zijn beschreven.
C3, C4, C7
Kennis verkrijgen van de deelnemers van het bouwproces
Maken van en het vervaardigen van logistieke bouwplaats tekening, berekenen van de inzet van arbeid, materiaal en materieel i.v.m. kostenaspecten.
Logistiek en opslagproblematieke in kaart brengen en oplossen aan de hand van een klein onderzoekje door het identificeren van de juiste vraag en het afwegen van de mogelijke oplossingen.
Tijdens de expertassistentie worden de vervaardigde producten geëvalueerd.
Min. 80% actieve deelname aan de expertassistentie, bijgehouden op de assistentiekaart.
C6
THM1OR Maken van organisatorische vraagstukken m.b.t. een demontabel gebouw. Aan de orde komen de onderdelen van visualisatie, opzetten van een planning, aspecten m.b.t. deelnemers aan het bouwproces, vergunningen stelsel. Arbeids- en kosten aspecten. De volledige kennis verkregen tijdens de thema colleges en vak colleges.
Vervaardigd tekenwerk: juistheid, netheid, compleetheid, werkbaarheid, omschrijving, maatvoering. Juist jargon toegepast binnen de antwoorden, correcte keuze.
C3, C4
THM1IPV Functioneringsbeoordeling betreffende de deelname aan het groepsproces.
Er wordt voldoende blijk gegeven van het volgende:
Inzet
Houden aan regels en afspraken
Aanwezig op de afgesproken uren
Besteden van de aanwezige uren aan de opdr. Het gemiddelde resultaat van de overige criteria moet ten minste een voldoende zijn.
C8, C9
11. Tentaminering Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
Toets Her.
1 Deelopdracht Organisatie THM1OR-opdr C 5,5 50% Groepsopdrachten 1 1
2 Thematoets Organisatie THM1OR C 5,5 50% Schriftelijk 1 2
3 Individuele Projectvaardigheden THM1IPV C 5,5 0 Peerassessment 1 1* *THM1IPV: Bij een onvoldoende dient de student het groepswerk van de gehele course over te doen bij een groep in het volgende schooljaar.
80
12. Onderwijsperiode Periode 1, Semester 1
Titel onderwijseenheid Course 1-WIS-MEC Wiskunde en Mechanica 1 (Mathematics and Statics 1) (B1AWIS-MEC)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Voltijd propedeusestudenten Bouwkunde (havo/vwo-instroom, en mbo Bouwkunde-instroom).
3. Beroepstaak Constructief Ontwerpen (CO)
4. (Beroeps)Producten Niet van toepassing
5. Studiepunten/studielast
2,5 Studiepunten. Totaal 70 SBU.
Hoorcolleges 21
Werkcolleges 0
Studiebegeleiding 11
(deel)tentamens 3
Overige activiteiten 0
Projectwerk 0
Zelfstudie 35
Totaal 70 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
Ondersteuning voor de constructieve en bouwtechnische beroepstaak. De OWE B1AWIS-MEC vormt samen met de OWE’s B1BT, B1OR en B1HBO een course.
7. Ingangseisen Niet van toepassing
8. Algemene omschrijving
Analyse van krachten en vervormingen in constructies en rekenkundige vaardigheden om deze te kunnen berekenen. Basiskennis wiskunde.
9. Competenties
In deze OWE komt de volgende inhoudelijke competentie op niveau 1 aan bod:
C3- Specificeren
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
WIS1 De student kan werken met breuken, machten, haakjes, eerstegraads en tweedegraads functies, gecombineerde functies en vergelijkingen met, en van, breuken en machten, exponentiële en logaritmische functies. C3.
De wiskundige opgaven worden juist opgelost en overzichtelijk (controleerbaar) uitgewerkt. Eisen aan de beantwoording van de vragen worden op het tentamen gegeven.
C3
MEC1 Werken met de beginselen van de krachtenleer, Bepalen van de grootte, de richting en het aangrijpingspunt van de resultante kracht, grafisch en analytisch. Bepalen van de oplegreacties bij statisch bepaalde liggers, scharnierliggers en pendelstaven. C3.
Tekenen van krachtenveelhoeken. Bepalen van resultanten van puntlasten, gelijkmatig verdeelde belastingen, driehoeksbelastingen en momenten. Berekenen oplegreacties: • Liggers op twee steunpunten • Ingeklemde liggers • Geknikte liggers • Scharnierliggers • Pendelstaven
C3
81
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
1 Wiskunde 1 WIS1 C 5,5 100% Schriftelijk 1 2 3 4*
2 Mechanica 1 MEC1 C 5,5 100% Schriftelijk 1 2 3 4*
* Wiskunde 1 en Mechanica 1 worden aangeboden in de reguliere tentamenweken van periode 1, 2, 3 en 4. Studenten hebben twee gelegenheden per studiejaar (OER Artikel 7.3) en kunnen zelf bepalen van welke momenten ze gebruik maken.
12. Onderwijsperiode Periode 1, Semester 1
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 1-HBO Generieke hbo-competenties (General competences 1) (B1HBO)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Voltijd propedeusestudenten Bouwkunde (havo/vwo-instroom, vrijstelling voor mbo Bouwkunde-instroom)
3. Beroepstaak Organiseren (OR), Bouwtechnisch Ontwerpen (BT)
4. (Beroeps)Producten Maquette;
Rapportage mbt kennisvraag;
Agenda en notulen van bouwvergaderingen;
Actueel DPF.
5. Studiepunten/ studielast
2,5 Studiepunten. Totaal 70 SBU.
Hoorcolleges 0
Werkcolleges 20
Studiebegeleiding 20
(deel)tentamens 4
Overige activiteiten 8
Projectwerk 0
Zelfstudie 18
Totaal 70 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
Samen met de andere OWE’s uit course 1 ‘De Strandtent’ legt deze OWE het fundament voor OWE’s in de daarop volgende course.
7. Ingangseisen Niet van toepassing
8. Algemene omschrijving
Om processen binnen de organisatorische en bouwtechnische beroepstaken naar behoren te laten verlopen zijn de generieke HBO-competenties van wezenlijk belang. Hierbij zijn een onderzoekende houding (C7), communicatief vermogen (C8) en management kwaliteiten (C9) noodzakelijk.
9. Competenties
In deze OWE komen de volgende generieke HBO-competenties op niveau 1 aan bod : C7, C8, C9
82
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
SLB1 Volgen slb-lessen. Schrijven CV, autobiografie en sterkte- zwakteanalyse. Op het beroepenveld oriënteren aan de hand van opdrachten bij het bijwonen van stagepresentaties. Reflecteren op de producten en de samenwerking in course 1 met behulp van aangeleverde vragenlijst. Eerste opzet portfolio maken volgens aangeleverd indelingsformat. Voorbereiden functioneringsgesprek en verslaglegging ervan.
Aanwezigheid van alle producten in het digitale portfolio. Producten zijn compleet en hebben een heldere stijl van formulering. Reflecties bevatten concrete activiteiten/handelingen. Concrete persoonlijke leereffecten worden benoemd. Volledige en heldere verslaglegging van het functioneringsgesprek. Aanwezigheid bij 2 stagepresentaties van ouderejaarsstudenten
C8, C9
MAQ1 Het samenwerken en opbouwen in de werkplaats bij het maken van de maquette
Aanwezigheid tijdens ingeroosterde momenten, opstellen van planning en planmatig werken.
C8, C9
OND1 Het ontwikkelen van een kennisvraag ter ondersteuning van de materiaalkeuze voor het
ontworpen demontabele gebouw.
Juiste vraagstelling waarbij een duidelijke afbakening aanwezig is, het toepassen van correcte bronnen
C7
BMA-LAB1 Het voorbereiden en uitvoeren van een materialen onderzoek.
Juist vooronderzoek, PvE, en op juiste wijze uitvoeren van een materialenproef in het laboratorium.
C7, C8, C9
11. Tentaminering Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
Toets Her.
1 Studieloopbaanbegeleiding SLB1 V V n.v.t. Schriftelijk 1 2
2 Maquette MAQ 1 C 5,5 33⅓% Practicum 1 2
3 Kennisvraag OND1 C 5,5 33⅓% Schriftelijk 1 2
4 Bouwmaterialen laboratorium BMA-LAB1 C 5,5 33⅓% Practicum 1 2
12. Onderwijsperiode Periode 1, Semester 1
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 2-AR Het Hollandse Rijtjeshuis (Serial housing block “Terraced House”) (B2AR)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep
Voltijd propedeusestudenten Bouwkunde (havo/vwo-instroom), doorstroom vanuit Course 1, vrijstelling voor MBO Bouwkunde-instroom
3. Beroepstaak Architectonisch Ontwerpen (AR)
4. (Beroeps)Producten
De beroepsproducten bestaan uit;
Plan van Aanpak van de course;
Analyserapport van de stedenbouwkundige context en architectonisch aspecten;
Programma van Eisen (PvE) t.b.v de opdrachtgever;
83
Structuur- en schetsontwerptekeningen van plattegronden, gevels en doorsneden VO;
Ruimtelijke modellen (maquette / Revit);
Milieuvriendelijke materiaalopstelling (materiaalcollage);
Compleet tekenwerk;
Bouwfysische concepten en berekeningen;
Ontwerp, vervaardiging, bemonstering van de toe te passen metselsteen.
5. Studiepunten / studielast
5 Studiepunten. Totaal 140 SBU.
Hoorcolleges 10
Werkcolleges 12
Studiebegeleiding 20
(deel)tentamens 10
Overige activiteiten 8
Projectwerk 40
Zelfstudie 40
Totaal 140 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE borduurt voort op de kennis van de OWE’s uit de vorige course. In samenhang met de OWE’s van de huidige course ‘Het Hollands Rijtjeshuis’, legt deze OWE het fundament voor OWE’s in de daar op volgende course.
7. Ingangseisen Niet van toepassing
8. Algemene omschrijving
Bij het ontwikkelen van een rijtjeshuis zijn veel architectonische aspecten van toepassing, met inbegrip van de technische realisatie, materiaalkeuze, installatie, constructieve aspecten en de visualisatie van hedendaags seriematige woningbouw. De duurzame aspecten zijn: milieuvriendelijke materiaalkeuze en duurzame detaillering.
9. Competenties
In deze OWE komen de volgende inhoudelijke competenties op niveau 1 aan bod:
C1, C2, C3, C4, C5, C6 Daarnaast werkt de student in deze OWE ook op niveau 1 aan de volgende generieke HBO-competenties:
C7, C8, C9 10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
THM2AR-opdr Analyse van de stedenbouwkundige context Programma van Eisen t.b.v. opdrachtgever. Structuur- en schetsontwerptekeningen van plattegronden, gevels en doorsneden. Ruimtelijke modellen (maquette / Revit), baksteenmonster Bestek en indieningsgereed (complete tekenwerk). Het maken van een eindrapportage (identificeren van de vraag, afweging van mogelijke oplossingen, eisen, doelstelling en randvoorwaarden identificeren, het interpreteren van informatie en conclusies formuleren).
Voor of op de aangegeven datum ingeleverd De rapportage dient in correct Nederlands te zijn geschreven en helder van opzet. Alle producten worden getoetst op: kennis, inzicht en toepassingen. Daarnaast wordt nog op compleetheid, zorgvuldigheid en netheid, overzichtelijkheid ordening ,structuur en samenhang beoordeeld Verkregen kennis correct toegepast waarin onderscheid wordt gemaakt in hoofd en bijzaak, relevante informatie, leesbaarheid, taalgebruik
C1 t/m C7
84
Integrale aanpak binnen de groep Authenticiteit Inventiviteit en eigen initiatief Actieve deelname aan de expertassistentie.
THM2AR Aan de orde komen: Architectonische opgaven aan de hand van een casus. Verdere onderdelen zijn: Bouwtechnische detaillering, Bouwfysica, regelgeving en geschiedenis van de seriematige grondgebonden woningbouw en duurzame detailleringen.
Vervaardigd tekenwerk: juistheid, netheid, compleetheid, werkbaarheid, omschrijving, maatvoering. Juist jargon toegepast binnen de antwoorden, correcte keuze. Materiaal: toepassing, duurzame materiaalkeuze.
C1 t/m C7
THM2IPV Functioneringsbeoordeling betreffende de individuele project vaardigheden (IPV) van de student m.b.t. de deelname aan het groepsproces.
Er wordt voldoende blijk gegeven van het volgende:
Inzet
Houden aan regels en afspraken
Aanwezig op de afgesproken uren
Besteden van de aanwezige uren aan de opdr. Het gemiddelde resultaat van de overige criteria moet ten minste een voldoende zijn.
C8, C9
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen- moment (periode)
Toets Her.
1 Deelopdrachten THM2AR-opdr C 5,5 50% Groepsopdrachten 2 2
2 Thematoets Architectuur THM2AR C 5,5 50% Schriftelijk 2 3
3 Individuele Projectvaardigheden THM2IPV C 5,5* 0 Peerassessment 2 2 *THM2IPV: toetsmoment 1 geldt hierbij als ‘tussentijdse IPV’, de herkansing geldt als ‘Eind-IPV’ en geldt als eindoordeel. Bij een onvoldoende eindoordeel dient de student het groepswerk van de gehele course over te doen. De student dient mee te doen aan beide toetsmomenten (tussentijdse IPV en eind-IPV). Hiermee wijkt de IPV-beoordeling enigszins af van de rest van de andere toetsen.
12. Onderwijsperiode Periode 2, Semester 1
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 2-CO Het Hollandse Rijtjeshuis (Serial Housing “Terraced House”) (B2CO)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep
Voltijd propedeusestudenten Bouwkunde (havo/vwo-instroom), die doorstromen vanuit Course 1, vrijstelling voor MBO Bouwkunde-instroom
3. Beroepstaak Constructief Ontwerpen (CO)
4. (Beroeps)Producten
Voor het constructief ontwerp werkt de student in deze OWE aan de volgende producten:
Het opstellen van eenvoudige gewichtsberekeningen t.b.v. ontwerp fundering;
Het opstellen van een stabiliteitsbeschouwing van het gehele plan;
Heipalen tekening, fundatietekening, begane grond tekening, 1ste en 2de verdiepingstekening.
5. Studiepunten/ 5 Studiepunten.
85
studielast Totaal 140 SBU.
Hoorcolleges 10
Werkcolleges 12
Studiebegeleiding 20
(deel)tentamens 10
Overige activiteiten 8
Projectwerk 40
Zelfstudie 40
Totaal 140 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE borduurt voort op de kennis van de OWE’s uit de vorige course. In samenhang met de OWE’s van de huidige course ‘Het Hollands Rijtjeshuis’, legt deze OWE het fundament voor OWE’s in de daar op volgende course.
7. Ingangseisen Niet van toepassing
8. Algemene omschrijving
Door het uitvoeren van de constructieve werkzaamheden wordt kennis ontwikkeld die noodzakelijk is voor het bouwkundig uitwerken van bouwprojecten. Met kennis van de constructie is het mogelijk de bouwkundige tekeningen op een waarheidsgetrouwe manier uit te werken naar een Definitief Ontwerp. Bij het ontwikkelen van een rijtjeshuis zijn veel constructieve werkzaamheden van toepassing, waaronder de globale dimensionering van de constructie onderdelen van de hedendaags seriematige woningbouw. De duurzame aspecten zijn: milieuvriendelijke materiaalkeuze en duurzame detaillering, installaties.
9. Competenties
In deze OWE komen de volgende inhoudelijke competenties op niveau 1 aan bod:
C2, C3, C4, C5, C6 Daarnaast werkt de student in deze OWE ook op niveau 1 aan de volgende generieke HBO-competenties:
C7, C8, C9
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
THM2CO-opdr Het opstellen van een fundatie advies gebaseerd op de huidige regelgeving en de verkregen informatie;
Vervaardigen van globale ontwerp berekeningen met de daarbij behorende tekeningen;
Heipalen tekening, fundatietekening, begane grond tekening, 1ste en 2de verdiepingstekening;
Het identificeren van een onderzoeksvraag, afweging van mogelijke oplossingen, eisen, doelstelling en randvoorwaarden identificeren, het interpreteren van informatie en conclusies formuleren;
Het inventariseren van installatietechnische voorzieningen in hedendaags seriematige woningbouw.
Voor of op de aangegeven ingeleverd De rapportage dient in correct Nederlands te zijn geschreven en helder van opzet. De opdrachten worden beoordeeld op: toepassing van de verkregen kennis, inzicht, juiste analyse van de constructieve problemen Constructieve problemen vertalen naar mechanica modellen Volgorde van berekeningen Zorgvuldigheid en netheid maatvoering Actieve deelname aan de expertassistentie.
C2 t/m C7
THM2CO De student wordt op zijn individuele specifieke vakinhoudelijke kennis binnen de beroepstaak ‘constructief ontwerpen’ getoetst in een individuele thematoets. Dit betreft een casustentamen dat bestaat uit een compilatie van de verworven kennis, vaardigheden van de bij THM2CO-opdr
De beoordelingscriteria zijn:
Compleetheid
Zorgvuldigheid en netheid
Volgorde van berekeningen
C2 t/m C6
86
omschreven producten gecombineerd met aanvullende vakken. Onderwerpen kunnen zijn:
Stabiliteit;
Gewichtberekening;
Ontwerpregels;
Maatvoeringen;
Materiaalomschrijvingen;
Detaillering;
Materiaalkennis;
Handmatig tekenen van casus onderdelen;
Installatietechniek, hedendaags seriematige woningbouw.
Juiste berekeningswijze
Verkregen kennis correct toegepast
THM2IPV Functioneringsbeoordeling betreffende de deelname aan het groepsproces.
Er wordt voldoende blijk gegeven van het volgende:
Inzet
Houden aan regels en afspraken
Aanwezig op de afgesproken uren
Besteden van de aanwezige uren aan de opdr. Het gemiddelde resultaat van de overige criteria moet ten minste een voldoende zijn.
C6, C8 en C9
11. Tentaminering Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
Toets Her.
1 Deelopdrachten Constructie THM2CO-opdr C 5,5 50% Groepsopdrachten 2 2
2 Thematoets Constructie THM2CO C 5,5 50% Schriftelijk 2 3
3 Individuele projectvaardigheden
THM2IPV C 5,5* 0 Peerassessment 2 2
*THM2IPV: Bij een onvoldoende dient de student het groepswerk van de gehele course over te doen bij een groep in het volgende schooljaar. 12. Onderwijsperiode Periode 2, Semester 1
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 2-WIS-MEC Wiskunde en Mechanica 2 (Mathematics and Statics 2) (B2AWIS-MEC)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep
Voltijd propedeuse havo/vwo-instroom studenten die doorstromen vanuit course 1 Voltijd propedeuse MBO-instroom studenten die doorstromen vanuit Course1-WIS-MEC
3. Beroepstaak Constructief Ontwerpen (CO)
4. (Beroeps)Producten Niet van toepassing
5. Studiepunten/ studielast
2,5 Studiepunten. Totaal 70 SBU.
Hoorcolleges 21
87
Werkcolleges 0
Studiebegeleiding 11
(deel)tentamens 3
Overige activiteiten 0
Projectwerk 0
Zelfstudie 35
Totaal 70 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
Ondersteuning voor de constructieve beroepstaak. De OWE B2AWIS-MEC vormt samen met de OWE’s B2AR, B2CO en B2HBO een course.
7. Ingangseisen Niet van toepassing
8. Algemene omschrijving
Analyse van krachten en vervormingen in constructies en rekenkundige vaardigheden om deze te kunnen berekenen. Basiskennis wiskunde.
9. Competenties
In deze course komt de volgende inhoudelijke competenties op niveau 1 aan bod:
C3- Specificeren.
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
MEC2 Werken met de D‐ en M‐lijn voor puntlasten, momenten, gelijkmatig verdeelde en driehoeksbelasting. C3.
Tekenen en berekenen van D‐ en M‐lijnen voor
statisch
bepaalde constructies:
• Liggers op twee steunpunten
• Ingeklemde liggers
• Geknikte liggers
• Scharnierliggers
C3
WIS2 In deze tweede wiskundetoets komen de volgende onderdelen aan bod: Werken met goniometrie, limieten, en 1e afgeleiden.
Juist kunnen uitwerken en oplossen van opgaven. C3
11. Tentaminering Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
1 Wiskunde 2 WIS2 C 5,5 50% Schriftelijk 1 2 3 4*
2 Mechanica 2 MEC2 C 5,5 50% Schriftelijk 1 2 3 4*
* Wiskunde 2 en Mechanica 2 worden aangeboden in de reguliere tentamenweken van periode 1, 2, 3 en 4. Studenten hebben twee gelegenheden per studiejaar (OER Artikel 7.3) en kunnen zelf bepalen van welke momenten ze gebruik maken.
12. Onderwijsperiode Periode 2, Semester 1
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 2-HBO Generieke HBO-Competenties 2 (General Competences 2) (B2HBO)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
88
2. Doelgroep
Voltijd propedeusestudenten Bouwkunde (havo/vwo-instroom) die doorstromen vanuit course 1 (vrijstelling voor MBO Bouwkunde-instroom)
3. Beroepstaak Architectonisch Ontwerpen (AR), Constructief Ontwerpen (CO)
4. (Beroeps)Producten Agenda en notulen van bouwvergaderingen
Actueel DPF
PvA materialenonderzoek
Onderzoeksrapportage
5. Studiepunten / studielast
2,5 Studiepunten. Totaal 70 SBU.
Hoorcolleges 4
Werkcolleges 10
Studiebegeleiding 20
(deel)tentamens 4
Overige activiteiten 8
Projectwerk 14
Zelfstudie 10
Totaal 70 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
De OWE B2HBO vormt samen met de OWE’s B2AR, B2CO en B2WISMEC een course.
7. Ingangseisen Niet van toepassing
8. Algemene omschrijving
Om processen binnen de architectonische en constructieve beroepstaken naar behoren te laten verlopen zijn de generieke HBO-competenties van wezenlijk belang. Hierbij zijn een onderzoekende houding (C7), communicatief vermogen (C8) en management kwaliteiten (C9) noodzakelijk.
9. Competenties
De student werkt in deze OWE op niveau 1 aan de volgende generieke HBO-competenties:
C7, C8, C9
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
SLB2 Volgen SLB-lessen. Op het beroepenveld oriënteren aan de hand van opdrachten bij:
Oriënterende stage;
Bijwonen stagepresentaties;
Presentatie geven over een bedrijf van de bedrijvenmarkt.
Schrijven van reflecties op de producten uit course 2 en de samenwerking m.b.v. aangeleverde vragenlijst. Vullen portfolio met producten van course 2. Voorbereiden functioneringsgesprek en verslaglegging ervan.
Aanwezigheid van alle producten in het digitale portfolio. Producten zijn compleet en hebben een heldere stijl van formulering. Reflecties bevatten concrete activiteiten/handelingen. Concrete persoonlijke leereffecten worden benoemd. Volledige en heldere verslaglegging van het functioneringsgesprek.
C7, C8, C9
BMA-LAB2 Het voorbereiden en uitvoeren van een materialen onderzoek.
Juist vooronderzoek, PvE, en op juiste wijze uitvoeren van een materialenproef in het laboratorium.
C7, C8, C9
89
OND2 Het rapporteren van een onderzoek Juiste vraagstelling waarbij een duidelijke afbakening aanwezig is, juiste argumentatie van alternatieven, onderbouwing van een keuze, het toepassen van correcte bronnen
C7
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen- moment (periode)
Toets Her.
Studieloopbaanbegeleiding SLB2 V V n.v.t. Schriftelijk 2 3
Bouwmaterialen laboratorium BMA-LAB2 C 5,5 50% Practicum 2 2
Onderzoek OND2 C 5,5 50% Schriftelijk 2 2
12. Onderwijsperiode periode 2, Semester 1
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 3-BT Herbestemming: “Het Oude Gebouw” (Building Refurbishment: “The Old Building”) (B3BT)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Voltijd propedeusestudenten Bouwkunde (havo/vwo-instroom) die doorstromen vanuit course 2 Voltijd propedeusestudenten MBO-Bouwkunde instroom, die starten met de opleiding.
3. Beroepstaak Bouwtechnisch Ontwerpen (BT)
4. (Beroeps)Producten
Een bouwtechnische en architectonische inventarisatie en analyse van het bestaande gebouw;
Een technische uitwerking van de herbestemming op basis van gegeven structuurontwerp (LOD 200);
Een technische uitwerking van een fragment van de herbestemming (LOD 300);
Een beperkte toetsing van de bouwfysische kwaliteit van de herbestemming (warmte en vocht);
Een realistisch model in Revit van de herbestemming (LOD 200) op basis van gegeven model van de bestaande toestand;
Een uitspraak of voorgestelde aanpassingen voldoen aan redelijke eisen van welstand;
Een onderzoek naar duurzaamheidsprincipes en opstellen van een duurzaamheidsambitie;
Presentatie van de resultaten door middel van een digitale presentatie en een adviesrapportage, inclusief tekeningen.
5. Studiepunten/ studielast
5 Studiepunten. Totaal 140 SBU.
Hoorcolleges 9
Werkcolleges 12
Studiebegeleiding 20
(deel)tentamens 10
Overige activiteiten 9
Projectwerk 40
Zelfstudie 40
Totaal 140 uur
90
6. Samenhang met andere OWE’s
De OWE Course 3-BT vormt samen met OWE Course 3-OR, Course 3-WIS-MEC en Course 3-HBO een course. De OWE course 3 BT richt zich op de (bouw)technische ontwerpaspecten van de herbestemming. De OWE course 3-OR richt zich op de uitvoeringsmatige, regelgevings- en financiële aspecten van de herbestemming. Beide OWE’s dragen zijn nodig om uiteindelijk uitspraak te doen of de voorgenomen herbestemming haalbaar is. In de OWE’s course 4-AR en course 4-CO wordt (individueel) doorgewerkt aan dezelfde casus. Constructief Ontwerpen is van toepassing in en wordt ondersteund door de vakken
Mechanica MEC3; beoordeling wordt verwerkt in OWE Course 3-WIS-MEC
Wiskunde WIS3; beoordeling wordt verwerkt in OWE Course 3-WIS-MEC
7. Ingangseisen Niet van toepassing
8. Algemene omschrijving
In deze course wordt de haalbaarheid onderzocht van een herbestemming van een bestaand gebouw. Er is speciale aandacht voor verschillende duurzaamheidsconcepten en de bouwkundige verbeteringen aan het gebouw, hetgeen uiteindelijk resulteert in een adviesrapportage.
9. Competenties
In deze course komen de volgende technische competenties op niveau 1 (basis) aan bod:
C1, C2, C3, C4, C5, C6 Daarnaast toont de student ook aan dat hij op niveau 1 (basis) over de volgende generieke HBO competenties beschikt.
C7, C8, C9
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
THM3BT-opdr Het opstellen van een gedegen onderzoek naar de uitgangspunten van de opdracht, met als onderdelen
Helder uitgewerkt plan van aanpak van de totale opdracht;
Getekend rapport van de analyse van het bestaande gebouw en de omgeving
Opzet uitwerking van het ontwerp van de herbestemming.
De producten:
zijn compleet;
zijn zo opgesteld dat ze passend zijn voor de specifieke opdracht;
geven blijk van het op een juiste wijze toepassen van kennis volgens de aangereikte theorieën;
geven inzicht in het doorlopen proces;
zijn in correct Nederlands (B2-niveau) geschreven en helder van opzet.
zijn duidelijk en navolgbaar.
C1 t/m C7
Het opstellen van beslissingsdocumenten ten aanzien van de verdere uitwerking van het bestaande gebouw, met als onderdelen:
Een goed geïllustreerd rapport over de technische uitwerking van de toepassing van het gepresenteerde duurzaamheidsconcept;
Een eerste aanzet voor een detailboek, met daarin individuele (handgetekende) details;
Een goed geïllustreerd rapport over de bouwfysische analyse op het gebied van warmteweerstand en vocht;
De producten:
zijn compleet;
zijn zo opgesteld dat ze passend zijn voor de specifieke opdracht;
geven blijk van het op een juiste wijze toepassen van kennis volgens de aangereikte theorieën;
geven blijk van het op een juiste wijze toepassen van aangereikte methodieken
91
geven inzicht in het doorlopen proces;
zijn in correct Nederlands (B2-niveau) geschreven en helder van opzet.
Zijn duidelijk en navolgbaar.
Het opstellen van een rapportage m.b.t. de haalbaarheid van de beoogde herbestemming, met als onderdelen:
Bouwtechnische overzichten en details
Een toets van de plannen aan de welstandsnota;
Een materiaallijst van toe te passen materialen;
Een onderbouwing van de bouwfysische prestaties en duurzaamheidambitie
Een eindpresentatie waarin de vraagstelling, het doorlopen proces om te komen tot een uitspraak omtrent de haalbaarheid en de eindconclusies op een heldere wijze wordt gepresenteerd.
De rapportage:
is compleet;
is in correct Nederlands (B2-niveau) geschreven en helder van opzet.
is voorzien van bronvermelding volgens APA-norm.
is bruikbaar voor het doel waarmee ze wordt opgesteld;
laat zien dat op basis van correcte aangeleverde producten heldere en goed beargumenteerde conclusies getrokken zijn m.b.t. de haalbaarheid van het project als geheel.
De eindpresentatie wordt beoordeeld d.m.v. een peer-assesment op de volgende onderdelen:
de presentatie geeft goed beargumenteerd een antwoord op de onderzoeksvraag:
de presentatie is mooi gemaakt, is leuk om naar te kijken en is origineel:
de presentatie is inspirerend:
de presentatie is overtuigend:
de groepsleden geven correct antwoord op vragen.
Hand- en digitale tekenvaardigheden ter ondersteuning van het project worden individueel aangeleerd en geoefend in de vakken Visualisatie (VIS3) en Revit (REVIT3). Hiervoor dienen handtekeningen en digitale tekeningen te worden gemaakt.
De tekeningen:
zijn compleet;
zijn met zorg gemaakt volgens de aangegeven richtlijnen;
geven blijk van het op een juiste wijze toepassen van aangereikte vaardigheden.
Tijdens de expertassistentie worden de vervaardigde producten geëvalueerd.
Actieve deelname aan de expertassistentie, producten conform gegeven planning gereed (bespreekbaar), minimaal 80% aanwezigheid bij de assistenties.
C8
92
THM3BT Beantwoorden van schriftelijke vragen aan de hand van een casuïstiek die vergelijkbaar is met het project dat in de course aan de orde is geweest. De vragen richten zich op de vakgebieden bouwtechniek, bouwfysica, installatietechniek, visualisatie, werk- en themacolleges.
Beoordelingscriteria conform antwoordmodel deeltentamen. Algemene criteria:
Juist jargon toegepast binnen de antwoorden, correcte keuze;
Juiste toepassingen van de verkregen formules betreffende bouwfysica en installatietechniek met daarbij de correcte berekeningsmethodieken en uitkomsten.
C1 t/m C3, C8
THM3IPV Functioneringsbeoordeling betreffende de deelname aan het groepsproces.
Er wordt voldoende blijk gegeven van het volgende:
Inzet
Houden aan regels en afspraken
Aanwezig op de afgesproken uren
Besteden van de aanwezige uren aan de opdr.
Het gemiddelde resultaat van de overige criteria moet ten minste een voldoende zijn.
C8 en C9
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
Toets Her.
1 Deelopdrachten THM3BT-
opdr C 5,5 50% Groepsopdrachten
H/V: 3 MBO: 1
H/V: 3 MBO: 1
2 Thematoets Bouwtechniek THM3BT C 5,5 50% Schriftelijk H/V: 3
MBO: 1 H/V:4
MBO: 2
3 Individuele projectvaardigheden THM3IPV C 5,5* 0 Peerassessment H/V: 3
MBO: 1 H/V: 3
MBO: 1
*THM3IPV: Bij een onvoldoende dient de student het groepswerk van de gehele course over te doen bij een groep in het volgende schooljaar. 12. Onderwijsperiode Periode 3 voor havo/vwo-instroom, periode 1 voor MBO-instroom
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 3-OR Herbestemming: “Het Oude Gebouw” (Building Refurbishment: “The Old Building”) (B3OR)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Voltijd propedeusestudenten Bouwkunde (havo/vwo-instroom) die doorstromen vanuit course 2 Voltijd propedeusestudenten MBO-Bouwkunde instroom, die starten met de opleiding.
3. Beroepstaak Organiseren (OR)
4. (Beroeps)Producten
Een plan van aanpak (PvA) met analyse van vraagstelling en planning;
Een technische uitwerking van een gegeven ruimtelijk programma van eisen (PvE);
Een constructieve inventarisatie en analyse van het bestaande gebouw;
93
Een beknopt werkplan voor de sloop (slooptekening en technische uitwerking van eventuele tijdelijk constructieve voorzieningen);
Een werkplan voor de uitvoering (uitvoeringsmethodiek) voor nieuwbouwonderdelen, op basis van analyse van de situatie en het bestaande gebouw’;
Een beknopte toetsing van de juridische kwaliteit van de herbestemming (bouwbesluitonderdelen: veiligheid en bruikbaarheid);
Een technische uitwerking van de constructieve opzet van de herbestemming, inclusief relevante details;
Een calculatie van de (ver)bouwkosten (detailbegroting), een investeringsraming en een BAR-berekening met toelichting, om een uitspraak te kunnen doen over de financiële haalbaarheid van het plan;
Presentatie van de resultaten door middel van een digitale presentatie en een adviesrapportage.
5. Studiepunten/ studielast
5 Studiepunten. Totaal 140 SBU.
Hoorcolleges 9
Werkcolleges 12
Studiebegeleiding 20
(deel)tentamens 10
Overige activiteiten 9
Projectwerk 40
Zelfstudie 40
Totaal 140 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
De OWE course 3-OR vormt samen met OWE Course 3-BT, Course 3-WIS-MEC en Course 3-HBO een course. De OWE met de beroepstaak ‘bouwtechnisch ontwerpen’ richt zich op de (bouw)technische ontwerpaspecten van de herbestemming. De OWE met de beroepstaak ‘organiseren’ richt zich op de praktische en financiële aspecten van de herbestemming. Beide zijn nodig om uiteindelijk uitspraak te doen of de voorgenomen herbestemming haalbaar is. In de OWE’s course 4-AR en course 4-CO wordt (individueel) doorgewerkt aan dezelfde casus. Constructief Ontwerpen is van toepassing in de vakken
Mechanica MEC3; beoordeling wordt verwerkt in OWE Course 3-WIS-MEC
Wiskunde WIS3; beoordeling wordt verwerkt in OWE Course 3-WIS-MEC
7. Ingangseisen Niet van toepassing
8. Algemene omschrijving
In deze course wordt de haalbaarheid onderzocht van een herbestemming van een bestaande gebouw. Er is speciale aandacht voor verschillende duurzaamheidsconcepten en de bouwkundige verbeteringen aan het gebouw, hetgeen uiteindelijk resulteert in een adviesrapportage.
9. Competenties
In deze course komen de volgende inhoudelijke competenties op niveau 1 aan bod:
C1, C2, C3, C4, C5 Daarnaast toont de student ook aan dat hij op niveau 1 over de volgende generieke HBO competenties beschikt.
C8
94
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
THM3OR-opdr
Het opstellen van een gedegen onderzoek naar de uitgangspunten van de opdracht, met als onderdelen
Helder uitgewerkt plan van aanpak van de totale opdracht;
Een inventarisatie en analyse van het bestaande gebouw en haar constructie en een inventarisatie en analyse van de omgeving ten aanzien van de logistiek, materialisatie, benodigde ingrepen t.b.v. functiewijziging.
Een voorstudie naar toepasbare duurzaamheidsprincipes en een schriftelijke duurzaamheidsambitie.
De producten:
zijn compleet;
zijn zo opgesteld dat ze passend zijn voor de specifieke opdracht;
geven blijk van het op een juiste wijze toepassen van kennis volgens de aangereikte theorieën;
geven inzicht in het doorlopen proces;
zijn in correct Nederlands (B2-niveau) geschreven en helder van opzet.
zijn duidelijk en navolgbaar.
C1, C2
Het opstellen van een P.v.E., en mogelijke uitwerkingen daarvan in de vorm van varianten ten aanzien van de uitbreiding van het herbestemmingsgebouw, met als onderdelen:
Een sloopplan met bijbehorende tekeningen, m.n. gericht op de te volgen sloopwijze.
Een uitvoeringsplan, m.n. gericht op bereikbaarheid en veiligheid tijdens uitvoering;
Een bouwbesluittoets op bruikbaarheid en (beperkt) op veiligheid;
Een begroting op detailniveau van enkele onderdelen van de herbestemming.
De producten:
zijn compleet;
zijn zo opgesteld dat ze passend zijn voor de specifieke opdracht;
geven blijk van het op een juiste wijze toepassen van kennis volgens de aangereikte theorieën;
geven blijk van het op een juiste wijze toepassen van aangereikte methodieken
geven inzicht in het doorlopen proces;
zijn in correct Nederlands (B2-niveau) geschreven en helder van opzet.
Zijn duidelijk en navolgbaar.
C2 t/m C5
Het opstellen van een rapportage m.b.t. de haalbaarheid van de beoogde herbestemming, met als onderdelen:
Constructieve overzichten en details;
Een planning van de bouwwerkzaamheden;
Een investeringsraming en BAR-berekening inclusief toelichting;
Een adviesrapportage de hand van het verrichte haalbaarheidsonderzoek.
Een eindpresentatie waarin de vraagstelling, het doorlopen proces om te komen tot een uitspraak omtrent de haalbaarheid en de eindconclusies op een heldere wijze wordt gepresenteerd.
De rapportage:
is compleet;
is in correct Nederlands (B2-niveau) geschreven en helder van opzet.
is voorzien van bronvermelding volgens APA-norm.
is bruikbaar voor het doel waarmee ze wordt opgesteld;
laat zien dat op basis van correcte aangeleverde producten heldere en goed beargumenteerde conclusies getrokken zijn m.b.t. de haalbaarheid van het project als geheel.
De eindpresentatie wordt beoordeeld d.m.v. een peer-assessment op de volgende onderdelen:
de presentatie geeft goed beargumenteerd een antwoord op de onderzoeksvraag:
C2, C4, C5, C8
95
de presentatie is mooi gemaakt, is leuk om naar te kijken en is origineel:
de presentatie is inspirerend:
de presentatie is overtuigend:
de groepsleden geven correct antwoord op vragen.
Tijdens de expertassistentie worden de vervaardigde producten geëvalueerd.
Actieve deelname aan de expertassistentie, producten conform gegeven planning gereed (bespreekbaar), minimaal 80% aanwezigheid bij de assistenties .
THM3OR Beantwoorden van schriftelijke vragen aan de hand van een casuïstiek die vergelijkbaar is met het project dat in de course aan de orde is geweest. De vragen richten zich op de vakgebieden organisatie, bouwmaterialen en constructie, werk- en themacolleges.
Beoordelingscriteria conform antwoordmodel deeltentamen. Algemene criteria:
Juist jargon toegepast binnen de antwoorden, correcte keuze;
Materiaal: toepassing, juiste materiaalkeuze, duurzaamheid, verduurzaming.
C1 t/m C3, C8
Thm3IPV Functioneringsbeoordeling betreffende de deelname aan het groepsproces.
Er wordt voldoende blijk gegeven van het volgende:
Inzet
Houden aan regels en afspraken
Aanwezig op de afgesproken uren
Besteden van de aanwezige uren aan de opdracht.
Het gemiddelde resultaat van de overige criteria moet ten minste een voldoende zijn.
C8
11. Tentaminering
*THM3IPV: Bij een onvoldoende dient de student het groepswerk van de gehele course over te doen bij een groep in het volgende schooljaar.
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen- moment (periode)
Toets Her.
1 Deelopdrachten THM3OR-opdr C 5,5 50% Groepsopdrachten H/V: 3
MBO: 1 H/V: 3
MBO: 1
2 Thematoets Organisatie THM3OR C 5,5 50% Schriftelijk H/V: 3
MBO: 1 H/V: 4
MBO: 2 3 Individuele projectvaardigheden
THM3IPV C 5,5* 0 Peerassessment H/V: 3
MBO: 1 H/V: 3
MBO: 1
12. Onderwijsperiode Periode 3 voor havo/vwo-instroom, periode 1 voor MBO-instroom
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 3-WIS-MEC Wiskunde en Mechanica 3 (Mathematics and Statics 3) (B3AWIS-MEC)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
96
2. Doelgroep
Voltijd propedeuse havo/vwo-instroom studenten die doorstromen vanuit course 2 Voltijd propedeuse MBO-instroom studenten die doorstromen vanuit de OWE Course2-WIS-MEC
3. Beroepstaak Constructief Ontwerpen (CO)
4. (Beroeps)Producten Niet van toepassing
5. Studiepunten/studielast
2,5 Studiepunten. Totaal 70 SBU.
Hoorcolleges 21
Werkcolleges 0
Studiebegeleiding 11
(deel)tentamens 3
Overige activiteiten 0
Projectwerk 0
Zelfstudie 35
Totaal 70 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
Ondersteuning voor de constructieve beroepstaak. De OWE B3AWIS-MEC vormt samen met de OWE’s B3BT, B3OR en B3HBO een course.
7. Ingangseisen Portfolio MEC1 voldoende
8. Algemene omschrijving
Analyse van krachten en vervormingen in constructies en rekenkundige vaardigheden om deze te kunnen berekenen. Basiskennis wiskunde.
9. Competenties
In deze course komt de volgende technische competentie op niveau 1 (basis) aan bod:
C3- Specificeren.
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
MEC3 Berekenen van zwaartepunt, weerstandsmoment en
traagheidsmoment van niet-symmetrische doorsneden.
Berekenen van lengteveranderingen door normaalkracht en temperatuur. Dimensioneren van een ligger op buiging. C3.
De berekeningen worden correct uitgevoerd met de juiste gegevens, duidelijk beschreven en waar nodig voorzien van duidelijke, relevante schetsen.
C3
WIS3 Hebben van basiskennis van inverse functies, integreren. Kennis kunnen toepassen.
Opgaven worden correct en controleerbaar uitgewerkt en opgelost
C3
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
1 Wiskunde 3 WIS3 C 5,5 100% Schriftelijk 1 2 3 4*
2 Mechanica 3 MEC3 C 5,5 100% Schriftelijk 1 2 3 4* * Wiskunde 3 en Mechanica 3 worden aangeboden in de reguliere tentamenweken van periode 1, 2, 3 en 4. Studenten hebben twee
gelegenheden per studiejaar (OER Artikel 7.3) en kunnen zelf bepalen van welke momenten ze gebruik maken.
12. Onderwijsperiode Periode 3
97
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 3-HBO Generieke HBO-Competenties 3 (General Competences 3) (B3HBO)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Voltijd propedeuse havo/vwo-instroom studenten die doorstromen vanuit course 2 Voltijd propedeuse MBO-instroom studenten die starten met de opleiding
3. Beroepstaak Organiseren (OR) en Bouwtechnisch Ontwerpen (BT)
4. (Beroeps)Producten Agenda en notulen van bouwvergaderingen;
Actueel DPF;
PvA materialenonderzoek: eisen, opties, keuze;
Landmeetpracticum
Onderzoeksrapportage: correcte inleiding.
5. Studiepunten/ studielast
2,5 Studiepunten. Totaal 70 SBU.
Hoorcolleges 4
Werkcolleges 10
Studiebegeleiding 20
(deel)tentamens 4
Overige activiteiten 8
Projectwerk 14
Zelfstudie 10
Totaal 70 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
De OWE course 3-HBO vormt samen met OWE’s Course 3-BT, Course 3-OR en Course 3-WIS-MEC een course.
7. Ingangseisen Niet van toepassing
8. Algemene omschrijving
Om processen binnen de organisatorische en bouwtechnische beroepstaken naar behoren te laten verlopen zijn de generieke HBO-competenties van wezenlijk belang. Hierbij zijn een onderzoekende houding (C7), communicatief vermogen (C8) en management kwaliteiten (C9) noodzakelijk.
9. Competenties
De student werkt in deze OWE op niveau 1 aan de volgende generieke HBO-competenties:
C7, C8, C9
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
SLB3 Volgen SLB-lessen. Op het beroepenveld oriënteren aan de hand van opdrachten bij:
Oriënterende stage;
Bijwonen stagepresentaties. Schrijven van reflecties op de producten uit course 3 en de samenwerking m.b.v. aangeleverde vragenlijst. Vullen portfolio met producten van course 3.
Aanwezigheid van alle producten in het digitale portfolio. Producten zijn compleet en hebben een heldere stijl van formulering. Reflecties bevatten concrete activiteiten / handelingen. Concrete persoonlijke leereffecten worden benoemd.
C7, C8 en C9
98
BMA-LAB3
Het voorbereiden en uitvoeren van een materialen onderzoek. Juist vooronderzoek, PvE, op juiste wijze uitvoeren van een materialenproef in het laboratorium.
C7, C8, C9
LAM3prak
Uitvoeren van een hoogtemeting. Uitzetten van een toekomstig gebouw.
Het op een correcte wijze uitvoeren van de metingen volgens een gegeven werkwijze; Het op een correcte wijze interpreteren van de resultaten van de uitgevoerde meting.
C7, C8
OND3 Het rapporteren van een onderzoek: een correctie inleiding opstellen.
Juiste en leesbare opbouw van de inleiding, met als onderdelen aanleiding, doelstelling en leeswijzer. Correcte spelling en zinsbouw toegepast, correcte bronvermelding volgens APA toegepast.
C7
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen- moment (periode)
Toets Her.
Studieloopbaanbegeleiding SLB3 V V n.v.t. Schriftelijk H/V: 3
MBO: 1 H/V: 4
MBO: 2
Bouwmaterialen laboratorium BMA-LAB3 C 5,5 50% Practicum H/V: 3
MBO: 1 H/V: 3
MBO: 1 Landmeetpracticum LAM3prak V V n.v.t. Practicum
Onderzoek OND3 C 5,5 50% Schriftelijk
12. Onderwijsperiode Periode 3 voor havo/vwo-instroom, periode 1 voor MBO-instroom
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 4-AR “Het Woonhuis” (The Dwelling House) (B4AR)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Voltijd propedeuse studenten die doorstromen vanuit course 3
3. Beroepstaak Architectonisch Ontwerpen (AR) 4. (Beroeps)Producten
Architectonische analyse;
Ontwerpvarianten n.a.v. PvE d.m.v. toelichtende schetsen waarin de ontwikkeling van het ontwerp zichtbaar is;
Uitwerking van het ontwerp op basis van onderbouwde gemaakte keuze tot definitief ontwerp (DO);
Tekeningen van het ontwerp op niveau DO, situatie, plattegronden, gevels, doorsneden en details;
Ondersteunende Bouwbesluitberekeningen fasen VO;
Getekend verslag toetsing duurzaamheidsconcept;
Schetsboek visualisatie en maquette;
Voorbereiding omgevingsaanvraag;
Presentatie.
99
De integrale toets bestaat uit een portfolio met beroepsproducten en een assessment waarin het portfolio wordt toegelicht.
5. Studiepunten/studielast
5 Studiepunten. Totaal 140 SBU.
Hoorcolleges 12
Werkcolleges 20
Studiebegeleiding 6
Overige activiteiten 6
Projectwerk 68
Zelfstudie 28
Totaal 140 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
De OWE course 4-AR vormt samen met OWE Course 4-CO, Course 4-STAT-MEC en Course 4-HBO een course. De OWE met de beroepstaak ‘architectonisch ontwerpen’ richt zich op ontwerpdomeinen waarbinnen het ontwerp van de beheerderswoning tot stand kan komen. De OWE met de beroepstaak ‘constructief ontwerpen' richt zich op de aspecten die nodig zijn voor een constructief verantwoord ontwerp. De casus waaraan gewerkt wordt is voor beide OWE’s dezelfde. Beide beroepstaken zijn nodig om uiteindelijk te komen tot een gedegen ontwerpvoorstel voor de woning.
7. Ingangseisen Niet van toepassing voor THM4AR-opdracht. Voor de ITP gelden de volgende ingangseisen;
- Minimaal 7,5 studiepunten behaald
- Schriftelijke goedkeuring op het portfolio door de SLB-er
Assessoren hebben 1 week van tevoren toegang tot een afgerond portfolio
8. Algemene omschrijving
In deze course wordt aan een serie van opdrachten gewerkt ten behoeve van het realiseren van een passend woonhuis bij een bestaand gebouw. De activiteiten staan in het teken van de uiteindelijke aanvraag van een omgevingsvergunning In het assessment toon je de samenhang aan tussen de beroepstaken, de opgeleverde beroepsproducten en de competenties op niveau 1. Als basis neem je hiervoor het portfolio wat je in de loop van de propedeuse hebt opgebouwd. Tijdens het assessment stellen de examinatoren aanvullende vragen over je producten en je leerervaring.
9. Competenties
In deze course komen de volgende technische competenties op niveau 1 aan bod:
C1, C2, C3 Daarnaast toont de student ook aan dat hij op niveau 1 over de volgende generieke HBO competenties beschikt:
C7, C8, C9 10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
THM4AR-opdr
Architectonische analyse, waarin de architectonische opgave wordt geïdentificeerd, een afweging van mogelijke oplossingsrichtingen wordt gemaakt en informatie wordt geïnterpreteerd;
Ontwerpvarianten en alternatieven d.m.v. toelichtende schetsen;
Getekend verslag toetsing Bouwbesluit en duurzaamheid. Met aandacht voor het identificeren van de juiste vraag en
Algemene beoordelingscriteria
De rapportage dient in correct Nederlands te zijn geschreven en helder van opzet (B2 niveau);
Analyses en verslagen worden hoofdzakelijk opgezet met beeldmateriaal en tekeningen;
Beschikbare informatie is geanalyseerd en beoordeeld op bruikbaarheid en relevantie;
C1, C2, C3
100
het afwegen van de mogelijke oplossingen. Voor een correcte interpretatie van de informatie en het formuleren van steekhoudende conclusies, die geïmplementeerd worden bij de uitwerking van de uitbreiding;
Ondersteunende Bouwbesluitberekeningen fasen VO;
Bouwkundig tekenwerk (1:50-1:200) VO, met plattegronden, doorsneden, gevels en gevelfragment;
Visualisatie en REVIT;
Maquette;
Aanvraag omgevingsvergunning;
Presentatieposter.
Producten zijn logisch van opbouw: geordend en gestructureerd, hoofd- en bijzaken gescheiden;
Analyses zijn logisch, daarbij lettend op: juistheid, netheid, compleetheid, werkbaarheid, omschrijving;
Juist jargon toegepast binnen de antwoorden, correct taalgebruik v.w.b. formulering en spelling;
Tekeningen zijn goed leesbaar en voorzien van relevante informatie;
Het methodisch onderzoeksdeel wordt getoetst op kennis, inzicht en toepassing;
Deelname aan geroosterde ateliersessies is verplicht;
Houden aan regels en afspraken;
Aanwezigheid en actieve deelname op de afgesproken tijden;
Overbrengen van beroepsgericht informatie;
Geeft op de juiste wijze feedback;
Staat open voor kritiek en dan deze ook verwerken.
ITP Integrale bouwkundige ontwikkeling Inhoud en indeling portfolio
Bij groepsproducten is duidelijk de individuele inbreng aangegeven.
Portfolio is dusdanig geordend en hanteerbaar dat de beoordelaars in 30 minuten tot een oordeel kunnen komen
Het portfolio bevat een SLB-verklaring, een autobiografie/mindmap en een actueel CV.
Een kopie van het Formulier Integrale Toets Propedeuse wordt door de student bewaard.
C7, C8, C9
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
Toets Her.
1 Deelopdrachten THM4AR-opdr
C 5,5 100% Opdrachten (individueel)
H/V 4 MBO 2
H/V 4 MBO 2
2 Integrale toets propedeuse ITP V V n.v.t. Portfolio & assessment
H/V 4 MBO 2
H 4 MBO 2
12. Onderwijsperiode Periode 4 voor havo/vwo-instroom, periode 2 voor MBO instroom
101
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 4-CO “Het Woonhuis” (The Dwelling House) (B4CO)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Voltijd propedeuse studenten die doorstromen vanuit course 3
3. Beroepstaak Constructief Ontwerpen (CO)
4. (Beroeps)Producten
De beroepsproducten bestaan uit;
Plan van Aanpak
Alternatieven voor de constructie van de ontwerpvarianten op niveau VO
Tekenwerk van het definitief ontwerp van constructieve plattegronden, doorsneden en kritische details op niveau DO
Indienen aanvraag omgevingsvergunning: sterkteberekeningen van constructieonderdelen uitgevoerd in hout en/of staal
Presentatie
Maquette De integrale toets bestaat uit een portfolio met beroepsproducten en een assessment waarin het portfolio wordt toegelicht.
5. Studiepunten / studielast
5 Studiepunten. Totaal 140 SBU.
Hoorcolleges 12
Werkcolleges 20
Studiebegeleiding 6
Overige activiteiten 6
Projectwerk 68
Zelfstudie 28
Totaal 140 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
De OWE course 4-CO vormt samen met OWE Course 4-AR, Course 4-STAT-MEC en Course 4-HBO een course. De OWE met de beroepstaak ‘architectonisch ontwerpen’ richt zich op ontwerpdomeinen waarbinnen het ontwerp van de woonhuis tot stand kan komen. De OWE met de beroepstaak ‘constructief ontwerpen' richt zich op de aspecten die nodig zijn om voor een standvastig ontwerp. De casus waaraan gewerkt wordt is voor beide OWE’s hetzelfde. Beide beroepstaken zijn nodig om uiteindelijk te komen tot een gedegen ontwerpvoorstel voor de woonhuis. In deze OWE wordt individueel doorgewerkt op basis van de resultaten van de themaopdracht van OWE Course 3-BT en OWE Course 3-OR, mits deze beoordeeld is met een voldoende. Anders wordt een vervangende uitwerking beschikbaar gesteld.
7. Ingangseisen Niet van toepassing voor THM4CO-opdracht. Voor de ITP gelden de volgende ingangseisen;
Minimaal 7,5 studiepunten behaald;
Schriftelijke goedkeuring op het portfolio door de SLB-er. Assessoren hebben 1 week van tevoren toegang tot een afgerond portfolio
102
8. Algemene omschrijving
In deze course wordt in een serie van opdrachten gewerkt aan het realiseren van een passende uitbreiding: een bijgebouw met woonfunctie voor het bestaande gebouw. De activiteiten staan in het teken van de uiteindelijke aanvraag van een omgevingsvergunning. In het portfolio en het daarop volgende assessment toon je de samenhang aan tussen de beroepstaken, de opgeleverde beroepsproducten en de competenties op niveau 1. Als basis neem je hiervoor het portfolio wat je in de loop van de propedeuse hebt opgebouwd. Tijdens het assessment stellen de examinatoren aanvullende vragen over je producten en je leerervaring.
9. Competenties
In deze course komen de volgende inhoudelijke competenties op niveau 1 aan bod:
C1, C2 C3 C4, C6 Daarnaast toont de student ook aan dat hij op niveau 1 over de volgende generieke HBO competenties beschikt.
C7, C8, C9
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
THM4CO-opdr
Een plan van Aanpak van de totale opdracht;
Constructieontwerpen van de ontwerpvarianten;
Constructieberekeningen volgens Eurocode;
Constructietekeningen en detailleringen;
Maquette;
Presentatieposter;
Visualisatie en REVIT;
Algemene beoordelingscriteria
De rapportage dient in correct Nederlands te zijn geschreven en helder van opzet (B2 niveau);
Compleet;
Analyses en verslagen worden hoofdzakelijk opgezet met beeldmateriaal en tekeningen;
Producten zijn logisch van opbouw : geordend en gestructureerd, hoofd- en bij zaken gescheiden;
Analyses zijn logisch, daarbij lettend op: juistheid, netheid, compleetheid, werkbaarheid, omschrijving;
Juist jargon toegepast, correct taalgebruik vwb. formulering en spelling;
Juiste toepassingen van de methodes volgens Eurocode met daarbij de correcte berekeningsmethodieken en uitkomsten;
Tekeningen zijn goed leesbaar en voorzien van relevante informatie;
Inzet;
Houden aan regels en afspraken;
Aanwezigheid en actieve deelname op de afgesproken tijden;
Overbrengen van beroepsgerichte informatie;
Geeft op de juiste wijze feedback;
C1 t/m C4, C6, C7 t/m C9
103
Staat open voor kritiek en dan deze ook verwerken.
Tijdens de expertassistentie worden de vervaardigde producten geëvalueerd.
Actieve deelname aan de expertassistentie. C6
ITP Integrale bouwkundige ontwikkeling Inhoud en indeling portfolio
Bij groepsproducten is duidelijk de individuele inbreng aangegeven.
Portfolio is dusdanig geordend en hanteerbaar dat de beoordelaars in 30 minuten tot een oordeel kunnen komen
Het portfolio bevat een SLB-verklaring, een autobiografie/mindmap en een actueel CV.
Een kopie van het Formulier Integrale Toets Propedeuse wordt door de student bewaard.
C7, C8, C9
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
Toets Her.
1 Deelopdrachten THM4CO-opdr C 5,5 100% Opdrachten (individueel)
H/V 4 MBO 2
H/V 4 MBO 2
2 Integrale Toets Propedeuse ITP V V n.v.t Portfolio &
assessment H/V 4
MBO 2 H/V 4
MBO 4
12. Onderwijsperiode Periode 4 voor havo/vwo-instroom, periode 2 voor MBO-instroom
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 4-STAT-MEC Statistiek en Mechanica 4 (Statistics and Statics 4) (B4ASTAT-MEC)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep
Voltijd propedeuse havo/vwo-instroom studenten die doorstromen vanuit course 3 Voltijd propedeuse MBO-instroom studenten die doorstromen vanuit de OWE Course3-WIS-MEC
3. Beroepstaak Constructief Ontwerpen (CO)
4. (Beroeps)Producten Niet van toepassing
5. Studiepunten/studielast
2,5 Studiepunten. Totaal 70 SBU.
Hoorcolleges 21
Werkcolleges 0
Studiebegeleiding 11
(deel)tentamens 3
Overige activiteiten 0
104
Projectwerk 0
Zelfstudie 35
Totaal 70 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
Ondersteuning voor de constructieve beroepstaak. De OWE B4ASTAT-MEC vormt samen met de OWE’s B4AR, B4CO en B4HBO een course.
7. Ingangseisen Niet van toepassing.
8. Algemene omschrijving
Analyse van krachten en vervormingen in constructies en rekenkundige vaardigheden om deze te kunnen berekenen. Basiskennis wiskunde:(on)nauwkeurigheid, kansberekening.
10. Competenties
In deze course komt de volgende technische competentie op niveau 1 aan bod:
C3
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
STAT4 Werken met statistiek: onnauwkeurigheden, kansen, gemiddelde, variantie, standaardafwijking, alternatieve verzamelingen, steekproeven.
Opgaven worden correct en controleerbaar uitgewerkt en opgelost.
C3
MEC4 Berekenen van de schuifspanning over de hoogte van de doorsnede bij een op dwarskracht belaste ligger. Berekenen van de kracht in de staven van een vakwerkligger met methode Ritter. Rekenen met combinaties van buigspanningen en normaalspanningen. Kennis hebben van het principe van voorspanning. Bepalen van de berekeningen worden correct uitgevoerd met de juiste gegevens, duidelijk beschreven en waar nodig voorzien van duidelijke, relevante schetsen.
Berekenen van de schuifspanning over de hoogte van de doorsnede bij een op dwarskracht belaste ligger. Berekenen van de kracht in de staven van een vakwerkligger met methode Ritter. Rekenen met combinaties van buigspanningen en normaalspanningen. Kennis hebben van het principe van voorspanning. Bepalen van de berekeningen worden correct uitgevoerd met de juiste gegevens, duidelijk beschreven en waar nodig voorzien van duidelijke, relevante schetsen.
C3
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
1. Statistiek 4 STAT4 C 5,5 50% Schriftelijk 2 3 4 4*
2. Mechanica 4 MEC4 C 5,5 50% Schriftelijk 2 3 4 4* *Statistiek 4 en Mechanica 4 worden aangeboden in de reguliere tentamenweken van periode 2, 3 en 4 en in de herkansingsweek van
periode 4. Studenten hebben twee gelegenheden per studiejaar (OER Artikel 7.3) en kunnen zelf bepalen van welke momenten ze gebruik
maken.
12. Onderwijsperiode Periode 4
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 4-HBO Generieke hbo-competenties (General competences 4) (B4HBO)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Voltijd propedeuse studenten die doorstromen vanuit course 3
3. Beroepstaak Architectonisch Ontwerpen (AR), Constructief Ontwerpen (CO)
105
4. (Beroeps)Producten Actueel DPF;
PvA materialenonderzoek;
Onderzoeksrapportage.
5. Studiepunten / studielast
2,5 Studiepunten. Totaal 70 SBU.
Hoorcolleges 4
Werkcolleges 10
Studiebegeleiding 20
(deel)tentamens 4
Overige activiteiten 8
Projectwerk 14
Zelfstudie 10
Totaal 70 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
De OWE course 4-HBO vormt samen met OWE’s Course 4-AR, Course 4-CO en Course 4-STAT-MEC een course.
7. Ingangseisen Niet van toepassing
8. Algemene omschrijving
Om processen binnen de architectonische en constructieve beroepstaken naar behoren te laten verlopen zijn de generieke HBO-competenties van wezenlijk belang. Hierbij zijn een onderzoekende houding (C7), communicatief vermogen (C8) en management kwaliteiten (C9) noodzakelijk.
9. Competenties
De student werkt in deze OWE op niveau 1 aan de volgende generieke HBO-competenties:
C7, C8, C9
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
SLB4 Volgen SLB-lessen;
Voorbereiden op stages a.d.h.v. opdrachten: Sollicitatiebrief + CV StagePOP Schrijven reflectieverslag course 3+4 m.b.v. aangeleverd format (alleen havo/vwo-instroom) Aanvullen portfolio volgens aangeleverd indelingsformat. Volgen en actief deelnemen aan alle communicatie workshops en sollicitatietraining.
Uitvoeren van vergader gerelateerde opdrachten: - Opstellen agenda; - Notuleren; - Voorzitten;
Het geven van een presentatie gerelateerd aan een course;
Voorbereiden functioneringsgesprekken en verslaglegging ervan..
Aanwezigheid van alle producten in het digitale portfolio. Producten zijn compleet en hebben een heldere stijl van formulering. (Stage)POP is SMART geformuleerd en bevat verschillende leerdoelen. Reflectieverslag bevat concrete activiteiten/handelingen. Concrete persoonlijke leereffecten worden benoemd. Actief meedoen aan de communicatieworkshops en sollicitatietraining. Vergadervaardigheden aangetoond Presentatie vaardigheden aangetoond Volledige en heldere verslaglegging van de functioneringsgesprekken.
C7, C8, C9
106
NED Het beheersen van de Nederlandse taal op B2-niveau.. Werkwoordspelling;
Spelling algemeen;
Zinsstructuur;
Algemeen taalgebruik; Om in aanmerking te komen voor het certificaat van Hogeschooltaal dient de kandidaat minimaal 80 % te behalen voor het onderdeel Werkwoordspelling en gemiddeld 80% of hoger te scoren voor de hierboven genoemde vier onderwerpen.
C8
LAM4prak Uitvoeren van een hoogtemeting. Uitzetten van een toekomstig gebouw.
Het op een correcte wijze uitvoeren van de metingen volgens een gegeven werkwijze;
Het op een correcte wijze interpreteren van de resultaten van de uitgevoerde meting.
C7, C8
BMA-LAB4 Het voorbereiden en uitvoeren van een materialen onderzoek.
Juist vooronderzoek, PvE, op juiste wijze uitvoeren van een materialenproef in het laboratorium.
C7, C8, C9
OND4 Het rapporteren van een onderzoek Juiste vraagstelling waarbij een duidelijke afbakening aanwezig is, juiste argumentatie van alternatieven, onderbouwing van een keuze, het toepassen van correcte bronnen
C7
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
Toets Her.
Studieloopbaanbegeleiding SLB4 V V n.v.t Schriftelijk
H/V 4 MBO 2
H/V 4 MBO 3
Nederlands NED V V n.v.t Schriftelijk
Landmeetpracticum* LAM4prak V V n.v.t. Practicum
Bouwmaterialen laboratorium BMA-LAB4 C 5,5 50% Practicum
Onderzoek OND4 C 5,5 50% Schriftelijk
* Vrijstelling voor MBO-instroom
12. Onderwijsperiode Periode 4 voor havo/vwo-instroom, periode 2 voor MBO-instroom
Hoofdstuk 3: Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen post-propedeutische fase
Conform artikel 3.2 lid 6 en 7 en artikel 6.1 lid 2 van de OER.
Titel onderwijseenheid
(OWE)
Course 5 Inleidende Stage
(Introductory Internship) (B05) 1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
107
2. Doelgroep Voltijd studenten die doorstromen vanuit de propedeuse (havo/vwo-instroom)
3. Beroepstaak Bouwtechnisch Ontwerpen (BT), Constructief Ontwerpen (CO), Architectonisch Ontwerpen (AR) en/of Organiseren (OR)
4. (Beroeps)Producten In je portfolio verzamel je de producten die je tijdens de stage maakt. Zie voor de inhoud van dit portfolio de
stagehandleiding en onderstaande beoordelingscriteria.
5. Studiepunten/
studielast
15 Studiepunten / 420 SBU (binnen deze studiebelasting behoort tevens de voorbereidingen op de
stage binnen het SLB programma)
6. Samenhang met andere
OWE’s
Deze course vormt samen met de stage in course 6 het blok ‘tweedejaars-stages’. In dit blok doorloopt de student twee
keer een inleidende stage. Eén aan de voorbereidende kant van het bouwproces en één de uitvoerende kant van het
bouwproces. Course 5 is gericht op de ene stage en course 6 op de andere stage.
7. Ingangseisen - Minimaal 45 Studiepunten uit propedeusefase zijn behaald.
- SLB-verklaring
8. Algemene omschrijving
Tijdens deze inleidende stage loopt de student gedurende 10 weken stage bij één bedrijf.
In één stage ‘binnen het blok tweedejaars-stages’ (course 5-6) doet de student ervaring op aan de voorbereidende kant
van het bouwproces en in de andere stage aan de uitvoerende kant van het bouwproces. De student mag in beide stages
zelf weten aan welke beroepstaak hij werkt.
9. Competenties
In de stageperiode kunnen vrijwel alle competenties worden geoefend op niveau 1. De student geeft in zijn stage-POP
aan op welke competenties hij de nadruk wil leggen.
10. Beoordelingscriteria Indicatoren Weging Min.
oordeel
Beoordelingscriteria
Stage5
Presentatie
C8, C9
20% 5,5 Beoordeeld wordt op vorm, vakinhoud en reflectief vermogen zowel vakinhoudelijk als
sociaalcommunicatief.
Vorm:
- Spreekt duidelijk en afwisselend
- Gebruikt hulpmiddelen op juiste wijze
- Logische opbouw presentatie
Vakinhoud/reflectief vermogen:
- De student verantwoord zijn competentiebewijzen en aan welke technische
competenties (C1 t/m C6) hij heeft gewerkt. Hij laat zien hoe hij aan de
competenties heeft gewerkt.
- De student laat zijn leerproces ontwikkeling zien op het gebied van de technische
competenties (C1 t/m C6).
- De student verantwoord zijn competentiebewijzen en aan welke generieke hbo-
competenties (C7 t/m C9) hij heeft gewerkt. Hij laat zijn hoe hij aan de
competenties heeft gewerkt.
- De student laat zijn leerproces ontwikkeling zien op het gebied van de generieke
hbo-competenties (C7 t/m C9).
- De student geeft adequaat antwoord op gestelde vragen.
Portfolio
C1 t/m C9
40% 5,5 Beoordeeld wordt op inhoud, vorm en kwaliteit van het bewijsmateriaal. Duurzame aspecten
zullen tijdens de beoordeling van het portfolio aandacht krijgen.
Vorm:
- Het portfolio is geordend en overzichtelijk
108
Kwaliteit
Het portfolio voldoet aan de kwaliteitscriteria:
- Authenticiteit (producten zijn daadwerkelijk van jou afkomstig)
- Relevantie (product en competentie(indicator) komen overeen)
- Kwantiteit en variatie (er worden meerdere producten getoond per
competentie(indicator))
Inhoud:
- De relatie tussen het stage-POP en de producten in het portfolio is zichtbaar.
- In het portfolio is ten minste opgenomen:
POP (1e en definitieve versie)
Sollicitatie (brief en verslag van gesprek)
Verslagen van tussentijdse gesprekken en het eindgesprek
Arbeidscontracten
Urenstaat
Beroepsproducten/competentiebewijzen inclusief reflecties
Bedrijfsbeoordeling
Duurzaamheidsopdracht (De student inventariseert wat er binnen het
stagebedrijf wordt gedaan op het gebied van duurzaamheid en doet een
verbetervoorstel)
Eindreflectie
Herkansing voor het portfolio moet binnen 10 weken na de laatste stagedag worden
aangeleverd door de student.
Bedrijfsbeoordeling
C1 t/m C9
40% 5,5 Beoordeeld wordt op de kwaliteit van de producten in relatie tot de complexiteit ervan en de
zelfstandigheid waarmee er aan gewerkt is, alsmede op de algemene indruk op de
onderdelen: inzet, belangstelling voor het werk, initiatief en verantwoordelijkheidsgevoel.
Bedrijfsbeoordeling is een advies voor de examinator.
11. Tentaminering Deeltentamens Code Oordeel
(Cijfer / Vink)
Min.
grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-
moment
(periode)
Inleidende stage course 5 Stage5 C 5,5 100% Portfolio en
assessment
1
12. Onderwijsperiode Periode 1
Titel onderwijseenheid
(OWE)
Course 6 Inleidende Stage
(Introductory internship) (B06) 1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Voltijd studenten die doorstromen vanuit de propedeuse (havo/vwo-instroom)
3. Beroepstaak Bouwtechnisch Ontwerpen (BT), Constructief Ontwerpen (CO), Architectonisch Ontwerpen (AR) en/of Organiseren (OR)
4. (Beroeps)Producten
In je portfolio verzamel je de producten die je tijdens de stage maakt. Zie voor de inhoud van dit portfolio de
stagehandleiding en onderstaande beoordelingscriteria.
109
5. Studiepunten/
studielast
15 Studiepunten / 420 SBU (binnen deze studiebelasting behoort tevens de voorbereidingen op de
stage binnen het SLB programma)
6. Samenhang met andere
OWE’s
Deze course vormt samen met de stage in course 5 het blok ‘tweedejaars-stages’. In dit blok doorloopt de student twee
keer een inleidende stage. Eén aan de voorbereidende kant van het bouwproces en één de uitvoerende kant van het
bouwproces. Course 5 is gericht op de ene stage en course 6 op de andere stage.
7. Ingangseisen - Minimaal 45 Studiepunten uit propedeusefase zijn behaald.
- SLB-verklaring
8. Algemene omschrijving
Tijdens deze inleidende stage loopt de student gedurende 10 weken stage bij één bedrijf.
In één stage ‘binnen het blok tweedejaars-stages’ (course 5-6) doet de student ervaring op aan de voorbereidende kant
van het bouwproces en in de andere stage aan de uitvoerende kant van het bouwproces. De student mag in beide stages
zelf weten aan welke beroepstaak hij werkt.
9. Competenties
In de stageperiode kunnen vrijwel alle competenties worden geoefend op niveau 1. De student geeft in zijn stage-POP
aan op welke competenties hij de nadruk wil leggen.
10. Beoordelingscriteria Indicatoren Weging Min.
oordeel
Beoordelingscriteria
Stage6
Presentatie
C8, C9
20% 5,5 Beoordeeld wordt op vorm, vakinhoud en reflectief vermogen zowel vakinhoudelijk als
sociaal-communicatief.
Vorm:
- Spreekt duidelijk en afwisselend
- Gebruikt hulpmiddelen op juiste wijze
- Logische opbouw presentatie
Vakinhoud/reflectief vermogen:
- De student verantwoord zijn competentiebewijzen en aan welke technische
competenties (C1 t/m C6) hij heeft gewerkt. Hij laat zien hoe hij aan de
competenties heeft gewerkt.
- De student laat zijn leerproces ontwikkeling zien op het gebied van de technische
competenties (C1 t/m C6).
- De student verantwoord zijn competentiebewijzen en aan welke generieke hbo-
competenties (C7 t/m C9) hij heeft gewerkt. Hij laat zijn hoe hij aan de
competenties heeft gewerkt.
- De student laat zijn leerproces ontwikkeling zien op het gebied van de generieke
hbo-competenties (C7 t/m C9).
- De student geeft adequaat antwoord op gestelde vragen.
Portfolio
C1 t/m C9
40% 5,5 Beoordeeld wordt op inhoud, vorm en kwaliteit van het bewijsmateriaal. Duurzame aspecten
zullen tijdens de beoordeling van het portfolio aandacht krijgen.
Vorm:
- Het portfolio is geordend en overzichtelijk
Kwaliteit
Het portfolio voldoet aan de kwaliteitscriteria:
- Authenticiteit (producten zijn daadwerkelijk van jou afkomstig)
- Relevantie (product en competentie(indicator) komen overeen)
110
- Kwantiteit en variatie (er worden meerdere producten getoond per
competentie(indicator))
Inhoud:
- De relatie tussen het stage-POP en de producten in het portfolio is zichtbaar.
- In het portfolio is ten minste opgenomen:
POP (1e en definitieve versie)
Sollicitatie (brief en verslag van gesprek)
Verslagen van tussentijdse gesprekken en het eindgesprek
Arbeidscontracten
Urenstaat
Beroepsproducten/competentiebewijzen inclusief reflecties
Bedrijfsbeoordeling
Duurzaamheidsopdracht (De student inventariseert wat er binnen het
stagebedrijf wordt gedaan op het gebied van duurzaamheid en doet een
verbetervoorstel)
Eindreflectie
Herkansing voor het portfolio moet binnen 10 weken na de laatste stagedag worden
aangeleverd door de student.
Bedrijfsbeoordeling
C1 t/m C9
40% 5,5 Beoordeeld wordt op de kwaliteit van de producten in relatie tot de complexiteit ervan en de
zelfstandigheid waarmee er aan gewerkt is, alsmede op de algemene indruk op de
onderdelen: inzet, belangstelling voor het werk, initiatief en verantwoordelijkheidsgevoel.
Bedrijfsbeoordeling is een advies voor de examinator.
11. Tentaminering Deeltentamens Code Oordeel
(Cijfer / Vink)
Min.
grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-
moment
(periode)
Inleidende stage course 6 Stage6 C 5,5 100% Portfolio en
assessment
2
12. Onderwijsperiode Periode 2
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 7-BT “Het BE Gebouw” (Commercial buildings: “The BE Building”) (B07BT)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Voltijd studenten die doorstromen vanuit course 5 en 6 (of course 4 voor MBO-instroom)
3. Beroepstaak Bouwtechnisch Ontwerpen (BT)
4. (Beroeps)Producten
De beroepsproducten bestaan uit;
Het ontwerpen van een integraal- en duurzaam klimaatbeheersingsinstallaties
5. Studiepunten/studielast
7,5 Studiepunten. Totaal 210 SBU.
Hoorcolleges 26
Werkcolleges 35
Studiebegeleiding 20
111
(deel)tentamens 10
Overige activiteiten 10
Opdrachten 59
Zelfstudie 50
Totaal 210 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE borduurt voort op de kennis van de OWE’s uit de vorige course. In samenhang met de OWE’s van de huidige course ‘Het BE-Gebouw’, legt deze OWE het fundament voor OWE’s in de daar op volgende course.
7. Ingangseisen Havo/vwo-instroom:
Minimaal 45 Studiepunten uit propedeusefase zijn behaald.
Deelname aan course 5 en 6 aangetoond. MBO-instroom:
Minimaal 15 Studiepunten uit course 3+4 zijn behaald.
Deelname aan course 3 en 4 aangetoond.
8. Algemene omschrijving
Er wordt in projectgroepen gewerkt aan het informatie verzamelen, structureren, analyseren, ontwerpen, berekenen en tekenen van een in- en uitpandige uitbreidingen van het BE-gebouw. Duurzaamheid krijgt de aandacht in de vorm van het zoeken naar een optimale balans van gebouw-, energie- en klimaatinstallatieconcepten in relatie met het comfort voor de gebruiker beschouwd en beschouwd voor de gehele levenscyclus van het gebouw.
9. Competenties
In deze course komen de volgende technische competenties op niveau 2 aan bod:
C1, C2, C3, C4, C5, C6 Daarnaast toont de student ook aan dat hij op niveau 2 over de generieke competenties beschikt.
C7, C8, C9
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
THM7BT-opdr
Aan de hand van een gestructureerd onderzoek wordt aangeleverd een integraal ontwerp van een gebouw met een gezond en behaaglijk binnenklimaat. Hiervoor dient de verkregen methodieken te worden toe te passen. Waarbij het inzetten van een gebouw-, energie en klimaatinstallatieconcepten worden beargumenteerd. Vervolgens de bevindingen in een onderzoeksrapport weer te geven.
De rapportage dient in correct Nederlands te zijn geschreven en helder van opzet.
Het aantonen van kennis, inzicht en toepassingsvaardigheid hebben van integraal ontwerpen in relatie met een gezond- en comfortabel binnenklimaat.
Onderzoek wordt getoetst op: kennis, inzicht, toepassing, analyse, synthese en evaluatie.
Analyseren en selecteren van de van de verschillende klimaatinstallatieconcepten in de verschillende bouwfasen waarbij beoordeeld wordt op;
- de opbouw en integraliteit van de concepten - de werking van de
klimaatbeheersingsinstallaties;
C1 t/m C7
112
- capaciteitsberekening, selecteren en dimensionering van de klimaatbeheersingsinstallatie systemen
Meetpracticum
Het uitvoeren van een comfortmeting en het opstellen van een meetrapport
Verschillende ruimten worden geanalyseerd op het akoestisch- en visueel comfort. Dit wordt gedaan aan de hand van de kennis, inzicht en toepassingsvaardigheden verkregen middels de aangereikte lesstof.
Uitvoeren van een risicoanalyse voor geluid;
Kennis, inzicht en toepassingsvaardigheid van nagalmtijd en geluiddrukniveau in ruimten;
Kennis, inzicht en toepassingsvaardigheid van daglichttoetreding, uitzicht en kunstverlichting;
Advies geven over geluid- en licht technische maatregelen.
Het totale onderzoek van het gebouw wordt beschreven in een adviesrapport.
Schrijven van een programma van eisen, voorlopig- en definitief ontwerp;
Het opstellen van adviesrapport;
Scheiden van hoofd- en bijzaken;
Juiste vakjargon;
Het presenteren van het adviesrapport;
C8
THM7BT
Uitleggen wat de noodzaak en functie is van een klimaatbeheersingsinstallatie in de gebouwde omgeving; Het herkennen en toepassen van de belangrijkste gebouw- en installatieconcepten. Verkregen kennis en vaardigheden betreffende installatiekunde en bouwfysica worden getoetst aan de hand van een schriftelijk tentamens
Het op juiste wijze toepassen van de:
Kennis en inzicht van de verschillende klimaatsystemen met de daarbij behorende berekeningsmethodieken
Kennis, inzicht en toepassingsvaardigheid van nagalmtijd en geluiddrukniveau in ruimten met de daarbij behorende berekeningsmethodieken;
Kennis, inzicht en toepassingsvaardigheid van daglichttoetreding, uitzicht en kunstverlichting met de daarbij behorende berekeningsmethodieken.
THM7IPV Functioneringsbeoordeling betreffende de deelname aan het groepsproces.
De student toont aan dat hij in staat is om deel te nemen aan het groepsproces door een voldoende te scoren op de volgende onderwerpen: • Analyserend vermogen • Oplossingsgerichtheid • Organisatie van het werk • Ondernemerschap • Respect, openheid, teamgeest en integriteit
C8, C9
SLB7 Opstellen van een POP voor semester 1
Schrijven reflectieverslag course 7
Portfolio vullen met producten uit course 7
Aanwezigheid van de producten in het digitale portfolio;
Producten zijn compleet en hebben een heldere stijl van formulering;
POP is SMART geformuleerd en bevat verschillende specifieke leerdoelen;
Reflectieverslag bevat concrete activiteiten/handelingen;
C8, C9
113
Concrete persoonlijke leereffecten worden benoemd.
IBC7 Het schriftelijk beheersen van de Engelse taal op niveau B2
De student wordt geacht de volgende onderwerpen te herkennen en op correcte wijze toe te kunnen passen (schriftelijk):
- werkwoordspelling; - spelling; - zinsstructuur; - algemeen taalgebruik.
C8
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen- moment (periode)
Toets Her.
1 Deelopdrachten THM7BT-opdr C 5,5 50% Groepsopdrachten 3 3
2 Thematoets Bouwtechniek THM7BT C 5,5 50% Schriftelijk 3 4
3 Individuele Projectvaardigheden THM7IPV C 5,5* 0 Peerassessment 3 3
4 Studieloopbaanbegeleiding SLB7 V V n.v.t. Schriftelijk 3 4
5 International Business communication
IBC7 V V 0 Schriftelijk (digitaal) 3 4
* THM7IPV: Bij een onvoldoende dient de student het groepswerk van de gehele course over te doen bij een groep in het volgende schooljaar. 12. Onderwijsperiode Semester 2, Periode 3
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 7-CO “Het BE Gebouw” (Commercial buildings: “The BE Building”) (B07CO)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Voltijd studenten die doorstromen vanuit course 5 en 6 (of course 4 voor MBO-instroom)
3. Beroepstaak Constructief Ontwerpen (CO)
4. (Beroeps)Producten
De beroepsproducten bestaan uit: het ontwerpen en dimensioneren van een stalen brug tussen het BE-gebouw en het gebouw Engineering, een uitbreiding van het BE-gebouw en een inpandige uitbreiding;
5. Studiepunten/studielast
7,5 Studiepunten. Totaal 210 SBU.
Hoorcolleges 26
Werkcolleges 35
Studiebegeleiding 20
(deel)tentamens 10
Overige activiteiten 10
Opdrachten 59
Zelfstudie 50
114
Totaal 210 uur
6. Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE borduurt voort op de kennis van de OWE’s uit de vorige course. In samenhang met de OWE’s van de huidige course ‘Het BE-Gebouw’, legt deze OWE het fundament voor OWE’s in de daar op volgende course.
7. Ingangseisen Havo/vwo-instroom:
Minimaal 45 Studiepunten uit propedeusefase zijn behaald.
Deelname aan course 5 en 6 aangetoond. MBO-instroom:
Minimaal 15 Studiepunten uit course 3+4 zijn behaald.
Deelname aan course 3 en 4 aangetoond.
8. Algemene omschrijving
Er wordt in projectgroepen gewerkt aan het informatie verzamelen, structureren, analyseren, ontwerpen, berekenen en tekenen van in- en uitpandige uitbreidingen van het BE-gebouw.
9. Competenties
In deze course komen de volgende inhoudelijke competenties op niveau 2 aan bod:
C1, C2, C3, C4, C5, C6
Daarnaast toont de student ook aan dat hij op niveau 2 over de volgende generieke HBO competenties beschikt.
C7, C8, C9
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
THM7CO-opdr
Het opstellen van een constructieve analyse van een bestaand gebouw aan de hand van een warme opname. De analyse dient te bestaan uit: Tekeningen en berekeningen staalconstructie, stabiliteit, voorlopig ontwerp Tekeningen en berekeningen staalconstructie, definitief ontwerp Principe detaillering ligger op kolom Windverband op ligger-kolom
Gehele groepsopdracht opdelen in individuele opdrachten tijdens de assistenties worden de vervaardigde producten geëvalueerd. Voor de uitbreiding van het gebouw dient te worden opgesteld: Funderingsadvies vanuit het geologierapport van de locatie, berekenen puntdraag- en schachtdraagvermogen van de fundering. Het berekening van de momenten in de funderingsbalk. Tevens wordt een locatiebezoek gemaakt aan een bouwwerk waarbij het heiwerk wordt uitgevoerd. Dit bezoek dient te worden gerapporteerd aan de hand van een verslag. Dit wordt gedaan aan de hand van het uitzoeken van sonderingen en gewichtsberekening
De rapportage dient in correct Nederlands te zijn geschreven en helder van opzet.
De rapportage wordt op correcte wijze, volgens de juiste regelgeving en berekeningsmethodieken helder en zakelijk beschreven en visueel gemaakt.
Tijdens assistentie wordt op professionele wijze antwoord gegeven op de vragen van de expert;
Het goed formuleren van ter zake doende vragen en het vermogen van het doorvragen.
Het op de juiste wijze uitvoeren van de toetsingen en berekeningen;
C1 t/m C7
115
THM7CO Ontwerpen en toetsen stalen liggers op sterkte en stijfheid. Ontwerpen en toetsen stalen kolom. Kunnen opstellen van stabiliteitsbeschouwing van gebouw met geschoord staalskelet. Ontwerpen en dimensioneren van een fundering op basis van een gegeven sondering Vaststellen van het type fundering Vaststellen van het type paalfundering en kennis van de verschillende paalsystemen. Veiligheids-beschouwing op basis van de Eurocode. Inzicht in de statische onbepaaldheid van Funderingsconstructies
Het op de juiste wijze uitvoeren van de toetsingen en berekeningen;
Bij het niet voldoen van een onderdeel, een passende oplossing kunnen omschrijven;
50% inzicht en 50% rekenvaardigheid.
C1 t/m C6
THM7IPV Functioneringsbeoordeling betreffende de deelname aan het groepsproces.
De student toont aan dat hij in staat is om deel te nemen aan het groepsproces door een voldoende te scoren op de volgende onderwerpen: • Analyserend vermogen • Oplossingsgerichtheid • Organisatie van het werk • Ondernemerschap • Respect, openheid, teamgeest en integriteit
C8/C9
MEC7 Bepalen van vervormingen, (hoekverdraaiingen en verplaatsingen) op basis van vergeet-me-nietjes en de momentvlakmethode. Bepalen van de M- en D-lijnen van enkelvoudige statisch onbepaalde constructies met verplaatsingen / of hoekverdraaiingsmethode.
Hoekverdraaingen en verplaatsingen zijn met behulp van vergeet-me-nietjes en/of momentvlakmethode
bepaald.
M- en D-lijnen van een enkelvoudig statisch onbepaalde constructie zijn bepaald.
C3/C4
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
Toets Her
1 Deelopdrachten Constructie THM7CO-opdr C 5,5 50% Groepsopdrachten 3 3
2 Thematoets constructie THM7CO C 5,5 50% Schriftelijk 3 4
3 Individuele Projectvaardigheden THM7IPV C 5,5* 0 Peerassessment 3 3
4 Mechanica 7 MEC7 C 5,5 0 Schriftelijk 3 4 * THM7IPV: Bij een onvoldoende dient de student het groepswerk van de gehele course over te doen bij een groep in het volgende schooljaar.
12. Onderwijsperiode Semester 2, periode 3
Titel onderwijseenheid
(OWE) OWE Course 8-AR Wijkontwikkelingen: De naoorlogse wijk
(Area Development, "The Post-war Quarter”) (B08AR) 1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
116
2. Doelgroep Tweedejaars voltijd studenten die doorstromen vanuit course 7
3. Beroepstaak Architectonisch Ontwerpen (AR)
4. (Beroeps)Producten
In deze OWE wordt bij de beroepstaak AR gewerkt aan Architectonische ontwerpaspecten bij de renovatie/nieuwbouw van een naoorlogse wijk. Vooral de combinatie met zorgaspecten krijgt hierin de aandacht. Hiervoor worden de volgende deelproducten opgeleverd:
Architectonische analyse bestaand gebouw.
Stedenbouwkundige analyse omgeving / locatie t.b.v. gebiedsmaquette 1:500
Ontwikkelen en vormgeven van een nieuwe (duurzame) gevel t.b.v. bestaande gebouw
Ontwerpen en op DO-niveau uitwerken van een aangrenzend gebouw (voorlopig ontwerp / definitief ontwerp, en technische omschrijving).
5. Studiepunten/
studielast
7,5 studiepunten voor de beroepstaak Architectonisch Ontwerpen (AR) Totaal 7,5 studiepunten / 210 SBU
Hoorcolleges 30
Werkcolleges 19
Studiebegeleiding 16
(deel)tentamens 13
Overige activiteiten 33
Zelfstudie 99
Totaal 210 uur
6. Samenhang met andere
OWE’s
Deze OWE borduurt voort op de kennis van de OWE’s uit de vorige course. In samenhang met de OWE’s van de huidige course ‘Wijkontwikkeling: De naoorlogse wijk’, legt deze OWE het fundament voor OWE’s in de daar op volgende course.
7. Ingangseisen Deelname aan course 7 aangetoond
8. Algemene omschrijving
De beroepstaken Architectonisch ontwerpen en Organisatie worden door de opdrachtgeefster, Gemeente Arnhem, HAN, VHL en ArteZ, samengebracht. De opdracht luidt: Het transformeren van een woongebied rondom Park Presikhaaf. Dit gebied is afhankelijk van externe opdrachtgevers. Deze locatie is het vertrekpunt van de opgave waarbij vraagstukken over revitalisering op gebied van sociale interactie tussen de bewoners, levensloopbestendig en energetische renovatie. Het geheel overeenkomstig de ontwikkelingen van de overheid met betrekking tot BENG en NOM en langer thuis wonen (mantelzorg). Binnen deze course worden twee projectprocessen gelijktijdig opgepakt. Het eerste proces is het ontwerpen/ontwikkelen van een nieuw te bouwen kleinschalig utilitair gebouw. In het utilitair gebouw zullen verschillende functies worden geïntegreerd zoals: uitgiftebalie, vergaderruimte, ontmoetingsruimten. Bij deze OWE wordt ingegaan op de Architectonische ontwerpaspecten bij nieuwbouw van “headoffice” verhuur startuplocaties in een naoorlogse wijk en te renoveren gebouwen uitgewerkt. Duurzaamheid en integraliteit van functies krijgen hierbij de aandacht.
Algemene duurzame aspecten toepassen bij uitwerken van de courseproducten:
Aandacht vooral gericht op people-kant van duurzame ontwikkeling
117
De sociale kant van groenvoorzieningen
Landschap en bebouwing in balans brengen in relatie tot het welzijn/welbevinden van gebruikers van de locatie.
Binnenmilieu en gezondheid in de bouw (vitamine-G, waarin de G staat voor Groen)
trendbestendig bouwen
Communicatie bevorderend ontwerpen Bijzonderheden
9. Competenties
In deze course komen de volgende technische competenties op niveau 2 aan bod:
C1, C2, C3, C4, C5, C6
Daarnaast toont de student ook aan dat hij op niveau 2 over de volgende generieke HBO competenties beschikt.
C7, C8, C9
10. Beoordelingscriteria OWE Indicatoren Beoordelingscriteria
1.THM8AR-opdr De wensen van de opdrachtgever, de belangen van derden en maatschappelijke belangen dienen te worden verwerkt naar architectonische randvoorwaarden. Aspecten als haalbaarheid en uitvoerbaarheid zijn relevant bij de definitieve uitwerking van het project. Aan de hand van het opgestelde programma van eisen en de projectdefinitie zijn verschillen ontwerpoefeningen, significant verschillende varianten voor de nieuwbouw op een dusdanige wijze technisch uitgewerkt (getekend en beschreven) dat ze alle informatie bieden die nodig is voor verdere uitwerking en die passen binnen de kaders van de uitgangspunten en randvoorwaarden (C1 t/m C7).
Alle producten die de student oplevert moeten voldoen aan de volgende algemene beoordelingscriteria: 1. De rapportage dient in correct Nederlands te zijn geschreven.
Beschikbare informatie is geanalyseerd en beoordeeld op bruikbaarheid.
2. Producten zijn logisch van opbouw. 3. Analyses zijn logisch, daarbij lettend op: juistheid, netheid,
compleetheid, werkbaarheid, omschrijving. 4. Juist jargon toegepast binnen de antwoorden, correcte keuze. 5. Juiste toepassingen van de methodes met daarbij de correcte
berekeningsmethodieken en uitkomsten. 6. Onderzoek wordt getoetst op: kennis, inzicht, toepassing,
analyse, synthese en evaluatie Bron vermelding volgens APA-norm
Maquette beoordelingscriteria Stedenbouwkundige maquette, schaal 1:500 Schaalmodel zorgcentrum schaal 1:100 of 1:50. Foto’s van de schaalmodellen worden bewerkt in een omgevingsfoto en opgenomen in projectmap
Er wordt een Headoffice ontworpen in de bestaande wijk gelegen nabij het bestaande tuincentrum. De stedenbouwkundige context kan van belang zijn bij dit ontwerp. Een stedenbouwkundige maquette kan een goed beeld opleveren en het ontwerp ondersteunen
2.THM8AR casus- tentamen
In de specifieke toets wordt specialistische kennis van de beroepstaak ‘Architectonisch ontwerpen’ getoetst in een individuele thematoets. Dit betreft een casustentamen die bestaat uit een compilatie van de verworven kennis en vaardigheden van de in het project omschreven producten (voor 75%) gecombineerd met aanvullende lijnvakken zoals bouwtechniek en bouwfysica. Onderwerpen kunnen zijn:
architectuurgeschiedenis,
architectuuranalyse,
handmatig tekenen van een casusonderdeel (visualisatie),
materialenkennis bouwtechniek (C1 t/m C6).
De student wordt op zijn individuele specifieke vakinhoudelijke kennis binnen de beroepstaak ‘Architectonische ontwerpen’ getoetst door een individuele thematoets. Dit betreft een casustentamen die bestaat uit een compilatie van de verworven kennis en vaardigheden van de in het project omschreven producten en gegeven architectuurcolleges.
118
3. THM8IPV De student toont aan dat hij in staat is om deel te nemen aan het groepsproces door een voldoende te scoren op de volgende onderwerpen (C8 / C9): • Analyserend vermogen • Oplossingsgerichtheid • Organisatie van het werk • Ondernemerschap • Respect, openheid, teamgeest en integriteit
Aan het functioneren van de individuele student in de projectgroep worden eisen gesteld. De student wordt hierop halverwege en aan het eind van de course beoordeeld. De studenten geven daartoe feedback op elkaars functioneren via een peer assessment. De beoordelingen worden gegeven door de tutor.
De beoordeling halverwege de course dient bij een onvoldoende functioneren als waarschuwing. De herkansing voor het functioneren, zit in de rest van de course.
De beoordeling aan het einde van de course levert het tentamencijfer
Bij een onvoldoende tentamencijfer dient de student het groepswerk van de gehele course over te doen bij een groep in het volgende schooljaar.
5. SLB8 De student heeft alle gevraagde producten in het DPF opgenomen. De producten zijn compleet en hebben een heldere stijl van formulering. De student is in staat een POP te schrijven en hierin verschillende specifieke leerdoelen te benoemen die SMART geformuleerd zijn. Gemotiveerd wordt aan welke competenties de student expliciet wil werken. De student is in staat een reflectieverslag te schrijven dat concrete activiteiten/handelingen bevat. De student geeft aan wat hij geleerd heeft en trekt duidelijke conclusies. Daarnaast worden alternatieven (hoe zou het anders kunnen) duidelijk verwoord en beschrijft de student nieuwe leerdoelen. Aan de hand van een afgetekende HBO kaart bewijst de student te voldoen aan de gestelde competenties C7, C8 en C9
De student toont aan dat hij heeft gewerkt aan zijn professionele ontwikkeling door:
Het volgen van de SLB-lessen
Schrijven van een POP voor course 7 en 8
Schrijven 1e versie POP course 9 en 10
Schrijven reflectieverslag course 7 en 8.
Maken van reflectieverslagen voor alle individuele portfolioproducten
Voeren van een persoonlijk functioneringsgesprek
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel
(Cijfer / Vinkje)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen- moment (periode)
Toets Her.
1 Deelopdrachten Architectuur THM8AR-opdr.
C 5,5 50% Opdrachten 4 4
2 Thematoets Architectuur THM8AR C 5,5 50% Schriftelijk 4 4
3 Individuele Projectvaardigheden
THM8IPV C 5,5* 0 Peerassessment 4 4
4 Studieloopbaanbegeleiding SLB8 V Nvt n.v.t. Schriftelijk 4 4
*THM8IPV: Bij een onvoldoende dient de student het groepswerk van de gehele course over te doen bij een groep in het volgende schooljaar.
12. Onderwijsperiode Semester 2, blok 4
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE Course 8-OR Wijkontwikkelingen: De naoorlogse wijk (Area Development, "The Post-war Quarter”) (B08OR)
119
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Tweedejaars voltijd studenten die doorstromen vanuit course 7
3. Beroeps- taak/taken Organisatie (OR)
4. (Beroeps)Producten
In deze OWE wordt binnen een naoorlogse wijk wijktransformatie toegepast. Deze wijktransformatie bestaat uit het verduurzamen en herontwikkelen van de bestaande woningbouw binnen het ontwikkelgebied. Binnen de beroepstaak OR werkt de student aan Organisatorische ontwerp- en uitvoeringsaspect. Vooral de combinatie de invloeden van de wijk, duurzaamheid, wijkenergieconcepten en levensloopbestendigheid krijgen hierin de aandacht.. Hiervoor worden de volgende deelproducten opgeleverd:
Plan van aanpak, t.b.v. het course proces
Opzetten van een wijkplan
Programma van Eisen voor energetische aanpassingen en levensloopbestendig renoveren
Onderzoek naar Share - en stakeholders analyse en de mate van invloed
Analyse van bestaande toestand doormiddel van een bouwkundige opname,
Opstellen van een sloopplan en sloopplanning
Kostenraming sloop, levensloopbestendige en energetische aanpassingen;
het opstellen van een rendementsberekening betreffende de investeringen op duurzaamheids- en levensloopbestendigheidsgebied.
Opdrachtgever adviseren m.b.t. de meest geschikte contractvormen tussen de verschillende partijen.
5. Studiepunten/
studielast
7,5 studiepunten voor de beroepstaak Organisatie (OR) Totaal 7,5 studiepunten / 210 SBU
Hoorcolleges 30
Werkcolleges 19
Studiebegeleiding 16
(deel)tentamens 13
Overige activiteiten 33
Zelfstudie 99
Totaal 210 uur
6. Samenhang met andere
OWE’s
Deze OWE borduurt voort op de kennis van de OWE’s uit de vorige course. In samenhang met de OWE’s van de huidige course ‘Wijkontwikkeling: De naoorlogse wijk’, legt deze OWE het fundament voor OWE’s in de daar op volgende course.
7. Ingangseisen Deelname aan course 7 aangetoond
8. Algemene omschrijving
De beroepstaken Architectonisch ontwerpen en Organisatie worden door de opdrachtgeefster, Gemeente Arnhem, HAN, VHL en ArteZ, samengebracht. De opdracht luidt: Het transformeren van een woongebied rondom Park Presikhaaf. Dit gebied is afhankelijk van externe opdrachtgevers. Deze locatie is het vertrekpunt van de opgave waarbij vraagstukken over revitalisering op gebied van sociale interactie tussen de bewoners, levensloopbestendig en energetische renovatie. Het geheel overeenkomstig de ontwikkelingen van de overheid met betrekking tot BENG en NOM en langer thuis wonen (mantelzorg). Binnen deze course worden twee projectprocessen gelijktijdig opgepakt. Het eerste proces is het
120
ontwerpen/ontwikkelen van een nieuw te bouwen kleinschalig utilitair gebouw. In het utilitair gebouw zullen verschillende functies worden geïntegreerd zoals: uitgiftebalie, vergaderruimte, ontmoetingsruimten. Bij deze OWE wordt ingegaan op de Organisatorisch zaken bij de renovatie of nieuwbouw van een naoorlogse wijk. De keuze tussen renovatie of nieuwbouw heeft nadrukkelijk de aandacht. Ook wordt gekeken naar de contractuele aspecten. Het beheer en onderhoud van het gebouw wordt ook meegenomen.
Algemene duurzame aspecten toepassen bij uitwerken van de courseproducten:
Aandacht vooral gericht op people-kant van duurzame ontwikkeling
De sociale kant van groenvoorzieningen
Wijkenergie concepten
Win-win situatie creëren tussen de ontwikkelingen rondom het tuincentrum en bestaande bewoners
Herbestemming van bestaande bouw(functie, materiaal en omgeving)
Levensloopbestendig bouwen
Duurzame financiering (groenleningen) Bijzonderheden
VOL-VCA certificaat wordt aangeboden
Oriëntatie op zorg: toegankelijkheid, domotica, levensloopbestendig bouwen.
9. Competenties
In deze course komen de volgende technische competenties op niveau 2 aan bod:
C1, C2, C3, C5, C6
Daarnaast toont de student ook aan dat hij op niveau 2 over de volgende generieke HBO competenties beschikt.
C7, C8, C9
10. Beoordelingscriteria OWE Indicatoren Beoordelingscriteria
THM8OR-opdr De organisatorische aspecten van het haalbaarheidsonderzoek voldoen aan de volgende inhoudelijke beoordelingscriteria: Opstellen van een planning over de werkzaamheden van de course aan de hand van de verkregen informatie. Op de juiste manier opzetten van een Plan van Aanpak Sloop waarin arbo, werkmethodiek en veiligheid de hoofdonderdelen zijn. Het opstellen van een Programma van Eisen volgens de gegevens van het Lectoraat AIH. Sloopplannen controleren op logica qua indeling arbeidsmethodieken, installatieadviezen, veiligheid, wetgeving en bouwbesluit en ARBO aspecten. Een technisch omschrijving opstellen van het definitieve architectonisch ontwerp. Een contractadvies geven voor het totale project Opstellen van een bouwplaatsinrichting (C1 t/m C7)
Alle producten die de student oplevert moeten voldoen aan de volgende algemene beoordelingscriteria: 1. De rapportage dient in correct Nederlands te zijn geschreven en
helder van opzet. Ondersteund met de correcte berekeningsmethodieken en uitkomsten
2. Beschikbare informatie is geanalyseerd en beoordeeld op bruikbaarheid.
3. Producten zijn logisch van opbouw. 4. Analyses zijn logisch, daarbij lettend op: juistheid, netheid,
compleetheid, werkbaarheid, omschrijving. 5. Juist jargon toegepast binnen de antwoorden, correcte keuze. 6. De uitgereikte kennis en vaardigheden op correcte wijze
toegepast. Juiste toepassingen van de methodes
Architecture in Health is onderdeel wat bij organisatie behoord. De inhoud van de colleges en workshop geven een indruk van de complexiteit van informatie die nodig is om een
De student is in staat een juiste keuze in onderwerpen te kunnen maken en te kunnen toepassen binnen de stedenbouwkundige context van de woningen en de woningen op het gebied van
121
wijk/woning levensloopbestendig te ontwikkelen en te renoveren.
levensloopbestendig wonen. Deze keuzen zijn vermeld in de rapportages.
THM8OR
In de specifieke toets wordt specialistische kennis van de organisatorisch beroepstaak getoetst in een individuele thematoets. Dit betreft een onderwerpententamen die bestaat uit een compilatie van de verworven kennis en vaardigheden van de in het project omschreven producten (voor 75%) gecombineerd met aanvullende lijnvakken (C1 t/m C6).
De student wordt op zijn individuele specifieke vakinhoudelijke kennis binnen de beroepstaak ‘Organisatorisch ontwerpen’ getoetst door een individuele thematoets. Dit betreft een tentamen die bestaat uit een compilatie van de verworven kennis en vaardigheden van de in het project omschreven producten en gegeven organisatiecolleges.
THM8IPV De student toont aan dat hij in staat is om deel te nemen aan het groepsproces door een voldoende te scoren op de volgende onderwerpen (C8 / C9): • Analyserend vermogen • Oplossingsgerichtheid • Organisatie van het werk • Ondernemerschap • Respect, openheid, teamgeest en integriteit
Aan het functioneren van de individuele student in de projectgroep worden eisen gesteld. De student wordt hierop halverwege en aan het eind van de course beoordeeld. De studenten geven daartoe feedback op elkaars functioneren via een peer assessment. De beoordelingen worden gegeven door de tutor.
De beoordeling halverwege de course dient bij een onvoldoende functioneren als waarschuwing. De herkansing voor het functioneren, zit in de rest van de course.
De beoordeling aan het einde van de course levert het tentamencijfer
Bij een onvoldoende tentamencijfer dient de student het groepswerk van de gehele course over te doen bij een groep in het volgende schooljaar.
IBC8 Het mondeling toe kunnen passen van algemene Engelse grammatica zoals geleerd in IBC7 (C8 / C9).
De student wordt geacht de volgende onderwerpen te herkennen en op correcte wijze toe te kunnen passen (mondeling):
- werkwoordspelling; - spelling; - zinsstructuur; - algemeen taalgebruik.
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vinkje)
Min. grens
Weging Tentamenvorm
Tentamen- moment (periode)
Toets Her.
1 Deelopdrachten THM8OR-opdr C 5,5 50% schriftelijk / presentatie
4 4
2 Thematoets Organisatie THM8OR C 5,5 50% Schriftelijk 4 4
3 Individuele projectvaardigheden
THM8IPV C 5,5 0 Peerassessment 4 4
4 International Business Communications
IBC8 V V n.v.t. Mondeling (digitaal)
4 4
* THM8IPV: Bij een onvoldoende dient de student het groepswerk van de gehele course over te doen bij een groep in het volgende schooljaar.
12. Onderwijsperiode Tweede studiejaar periode 4
122
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 9 Hoogbouw (High rising Buildings) (B09AR of B09BT of B09CO of B09OR)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Hoofdfase studenten; voltijd studenten van de opleiding Bouwkunde
3. Beroepstaken Architectonisch Ontwerpen (AR) Bouwtechnisch Ontwerpen (BT) Constructief Ontwerpen (CO) Organiseren (OR)
4. (Beroeps)Producten
Studenten ontwikkelen een gebiedsvisie voor het Coberco-terrein of een ander gebied met een vergelijkbare context. Studenten maken een uitwerking van een deel van de bebouwing, het terrein en de voorzieningen van dat gebied. Naast specifieke eisen die aan dergelijke beroepsproducten gesteld worden, geldt dat er in het algemeen gelet wordt op:
1. Duurzaamheid: het project levert een aanmerkelijke bijdrage aan de verduurzaming en het bevorderen van het duurzaam gebruik van de bestaande gebouwde omgeving. Het gaat om technische maatregelen op o.a. het gebied van materialen, water en energie. Het project dient aantoonbaar energie- en CO2-beperkt ontwikkeld te worden.
2. Innovatie: het project kent innovatieve en vindingrijke oplossingen met voorbeeldwaarde op gebieden als organisatie, proces, communicatie en techniek.
3. Maatschappelijke meerwaarde: de leefbaarheid van het gebied is door de renovatie of de (gebied)transformatie sterk verbeterd en indien van toepassing is het vestigingsklimaat voor bedrijven, winkels en voorzieningen aantrekkelijker geworden. Omschreven wordt wat de appreciatie is van bewoners, gebruikers en/of omwonenden (het publiek) en of sprake is van een verbindende werking voor de gemeenschap.
5. Studiepunten/studielast 15 studiepunten (420 SBU)
Hoorcolleges 50
Werkcolleges 60
Studiebegeleiding 30
(deel)tentamens 20
Overige activiteiten 50
Zelfstudie 210
Totaal 420
6. Samenhang met andere OWE’s
Course 9 en 10 hebben betrekking op hetzelfde onderwerp, gedurende 1 semester wordt gewerkt aan dezelfde gebiedsontwikkeling. Deze OWE borduurt voort op de kennis van de OWE’s uit de vorige course. In samenhang met de OWE’s van de huidige course ‘Hoogbouw’, legt deze OWE het fundament voor OWE’s in de daar op volgende course.
7. Ingangseisen Deelname aan course 8 aangetoond.
Minimaal 105 Studiepunten van de major behaald uit voorgaande courses waarvan 60 studiepunten behaald in het 1e jaar voor de Havo-instroom.
123
Minimaal 105 Studiepunten van de major behaald uit voorgaande courses waarvan 50 studiepunten behaald in het 1e jaar voor de MBO-instroom.
8. Algemene omschrijving
Voor de eerste keer krijgen studenten de gelegenheid om zich binnen één van de vier beroepstaken te specialiseren, naast ontwikkeling in de breedte van de bouwkunde. Voorafgaande de course hebben zij een beroepstaak als afstudeerrichting gekozen. Vanuit dat gekozen uitstroomprofiel krijgen de studenten specifieke taken binnen het groepswerk toebedeeld, ook zijn er de eerste verdiepende bijeenkomsten per beroepstaak. Dit is de aanzet voor verdere verdieping in de volgende course en verdere specialisatie in de courses daarna. Daarnaast wordt er ook van de studenten verwacht te opereren in samenstellingen waarin het belang de projectgroep overstijgt. De gebiedsvisie en de contouren van de invulling moeten in samenwerking met andere groepen ontwikkeld worden. Voor de uiteindelijke invulling van een deel van het plan is de groep verantwoordelijk, welke in samenhang en afzonderlijk aan het einde van de course wordt gepresenteerd en beoordeeld. Datgene dat in de breedte (aan studenten van alle beroepstaken) wordt aangeboden vormt de basis van een afsluitende individuele toets. Middels een ontwerpopgave worden de kennis- en vaardigheidscomponenten op niveau 2 getoetst. De inhoud en procedure van de toets worden gepubliceerd op de digitale leeromgeving (OnderwijsOnline).
9. Competenties
Technische inhoudelijke competenties op niveau 2:
C1, C2, C3, C4, C5 en C6
Daarnaast toont de student ook aan dat hij op niveau 2 over de volgende generieke HBO competenties beschikt: C7, C8 en C9.
10 Beoordelingscriteria Course 9
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
THM9-IPV Aan het functioneren van de individuele student in de projectgroep worden eisen gesteld. De student wordt hierop halverwege en aan het eind van de course beoordeeld. De studenten geven daartoe feedback op elkaars functioneren via een peer assessment. De beoordelingen worden gegeven door de tutor.
De beoordeling halverwege de course dient bij een onvoldoende functioneren als waarschuwing. De herkansing voor het functioneren zit in de rest van de course.
De beoordeling aan het einde van de course levert het tentamencijfer
Bij een onvoldoende tentamencijfer dient de student het groepswerk van course 9 over te doen bij een groep in het volgende schooljaar.
De student toont aan dat hij in staat is om deel te nemen aan het groepsproces door een voldoende te scoren op de volgende onderwerpen: • Analyserend vermogen • Oplossingsgerichtheid • Organisatie van het werk • Ondernemerschap • Respect, openheid, teamgeest en integriteit
C8
SLB9 De student is in staat een POP te schrijven en hierin verschillende specifieke leerdoelen te benoemen die SMART geformuleerd zijn. Gemotiveerd wordt aan welke competenties de student expliciet wil werken. De student is in staat een reflectieverslag te schrijven dat concrete activiteiten/handelingen bevat. De student geeft aan wat hij geleerd heeft en trekt duidelijke conclusies. Daarnaast worden alternatieven verwoord en beschrijft de student nieuwe leerdoelen.
De student toont aan dat hij heeft gewerkt aan zijn professionele ontwikkeling door:
Het volgen van de SLB-lessen
Definitief maken zijn POP voor course 9/10
Voeren van een persoonlijk functioneringsgesprek
C7, C8, C9
124
IBC9 De verschillen tussen de Nederlandse cultuur en een andere cultuur dienen helder en concreet beschreven te zijn. De adviezen over de communicatie zijn helder beschreven, reëel en praktisch uitvoerbaar. De Engelse grammatica wordt correct toegepast: Bronvermelding volgens APA en professionele lay-out
Het schrijven van een Engelstalige handleiding waarin wordt gekeken naar de verschillen tussen de Nederlandse cultuur en een andere cultuur. De student is in staat om op basis hiervan aanbevelingen te geven over communicatie tussen de verschillende culturen.
C8
THM9-indv De student is in staat om kennis en vaardigheden die aan alle studenten gedurende course 9 (ongeacht afstudeerrichting) wordt aangeboden, integraal toe te passen middels een individuele toets. In het collegeoverzicht is middels kleuren aangegeven welke bijeenkomsten (OR-, AR-, BT-, CO- en themacolleges) dit betreft. Bij deze bijeenkomsten worden de afzonderlijke producten benoemt die in aanmerking komen voor toetsing bij THM9-indv. Tijdens de bijeenkomsten kan ook verwezen worden naar kennis en vaardigheid die is behandeld gedurende courses 1 t/m 8.
Ingediende werk is ontvankelijk mits volledig en indien wordt voldaan aan de voorwaarde dat de BT-opdrachten (uitwerkingen en rapportages van de colleges) zijn uitgevoerd. De beoordeling is opgesplitst in 4 onderdelen, zijnde: AR, BT, CO en OR. Voor elk van deze onderdelen dient een voldoende (deelcijfer ≥ 5,5) behaald te worden. Vakinhoudelijke kennis wordt beoordeeld op
Authenticiteit;
Navolgbaarheid van de argumentatie;
Samenhang producten;
Idioom gebruik.
C1 t/m C6
PRES9 Een aansprekende presentatie wordt gedaan voor bezoekers uit gemeente, bedrijven en onderwijs. De student geeft in groepsverband een tentoonstelling / presentatie over het project waarin de diverse beroepsproducten / specialisaties zijn opgenomen. Doel is om het niveau van het verrichte werk op een overtuigende manier te verantwoorden. Het niveau van het verrichte werk wordt verantwoord en de communicatie skills worden getoetst. Presentatie wordt gedaan aan het einde van course 9 en betreft visie, structuurontwerp en voorontwerp en onderbouwende activiteiten ten behoeve van de parkeergarage en hoogbouw.
De presentatie en de getoonde producten moeten voldoen aan de volgende algemene beoordelingscriteria:
1. Beschikbare informatie is geanalyseerd en beoordeeld op bruikbaarheid.
2. Producten zijn logisch van opbouw. 3. Analyses zijn logisch, daarbij lettend
op: juistheid, netheid, compleetheid, werkbaarheid, omschrijving.
4. Juist jargon toegepast binnen de antwoorden, correcte keuze.
C8
THM9-CO In deze specifieke toets wordt specialistische kennis van de beroepstaken Constructief ontwerpen getoetst middels BTC9 en MEC 9.
BTC9 50% (≥ 4,0) MEC9 50% (≥ 4,0)
C1 t/m C4
BTC9 Maken van een betonberekening conform de vigerende normen betreffende: belastingen, veiligheidsfactoren, belastingcombinaties, rekenmodellen, schematiseren, vloeren, balken, buiging, scheurwijdte, drukwapening, brand en overspannen in twee richtingen
Alle deelopgaven die de student oplevert moeten voldoen aan de volgende algemene beoordelingscriteria:
1. Beschikbare informatie is geanalyseerd en beoordeeld op bruikbaarheid.
2. Producten zijn logisch van opbouw. 3. Analyses zijn logisch, daarbij lettend
op: juistheid, netheid, compleetheid, werkbaarheid, omschrijving.
4. Juist jargon toegepast binnen de antwoorden, correcte keuze.
5. Juiste toepassingen van de methodes met daarbij de correcte
C1 t/m C4
MEC9 Opfrissen van mechanica kennis, afleiding VGM, hoek-verdraaiingen, SB en SOB, Cross, druk- en treklijnen
125
berekeningsmethodieken en uitkomsten.
11 Tentaminering course 9
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamen-vorm
Tentamen-moment (periode)
Toets Her.
Algemene onderdelen geldend voor alle studenten B3AR, B3BT, B3OR en B3CO die deelnemen aan course 9
1. Individuele opdracht THM9-
ind C
Per onderdeel
≥ 5,5 80% Schriftelijk 1 2
2. Presentatie/tentoonstelling course 9 in groepsverband
PRES9 C 5,5 20% Presentatie 1 2
3. Individuele projectvaardigheden THM9-IPV
C 5,5* 0 Peer-
assessment 1 1
4. Studieloopbaanbegeleiding SLB9 V V n.v.t. Schriftelijk 1 2
5. International Business Communication 9 IBC9 V V n.v.t. Schriftelijk 1 2 *THM9-IPV: Bij een onvoldoende dient de student het groepswerk van de gehele course over te doen bij een groep in het volgende schooljaar.
Aanvullend geldend voor studenten B3CO die deelnemen aan course 9
6. Thematoets Constructie THM9CO C 5,5* 0 Schriftelijk 1 2
7. Betonconstructies 9 BTC9 C 4,0 0 Schriftelijk 1 2
8. Mechanica 9 MEC9 C 4,0 0 Schriftelijk 1 2 *THM9CO is gemiddelde van BTC9 en MEC9.
12. Onderwijsperiode Periode 1
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 10 Hoogbouw (High rising Buildings) (B10AR of B10BT of B10CO of B10OR)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Hoofdfase studenten; voltijd studenten van de opleiding Bouwkunde die doorstromen vanuit course 9.
3. Beroepstaken Architectonisch Ontwerpen (AR) Bouwtechnisch Ontwerpen (BT) Constructief Ontwerpen (CO) Organiseren (OR)
126
4. (Beroeps)Producten
Met de beroepsproducten wordt het gebouwontwerp, zoals dat in course 9 door de groep is ontwikkeld, verdiepend uitgewerkt. Middels een individueel Plan van Aanpak (PvA) beschrijft de student bij aanvang van de course welke individuele beroepsproducten, passend bij het gekozen uitstroomprofiel (afstudeerrichting), hij gaat maken en wat de integrale samenhang is met de beroepsproducten van de groepsleden. De student stelt een showcase-portfolio samen van de individuele beroepsproducten. De student geeft in groepsverband een presentatie, waarin de groep het niveau van integrale samenwerking aantoont. De student stelt een ontwikkelingsportfolio samen, waarin de student aantoont competent te zijn op niveau 2. Middels een assessment kan de student toelichting geven bij de ontwikkeling. (=ITPP)
5. Studiepunten/studielast 15 studiepunten (420 SBU).
Hoorcolleges 30
Werkcolleges 100
Studiebegeleiding 20
(deel)tentamens 10
Overige activiteiten 50
Zelfstudie 210
Totaal 420
6. Samenhang met andere OWE’s
Course 9 en 10 hebben betrekking op hetzelfde onderwerp, gedurende 1 semester wordt gewerkt aan dezelfde gebiedsontwikkeling.
7. Ingangseisen Deelname aan course 9 aangetoond.
Voor de ITPP geldt daarnaast dat de propedeuse behaald moet zijn en dat de assessoren 48 uur van tevoren toegang hebben tot het afgeronde ontwikkelingsportfolio.
8. Algemene omschrijving
Deze course bouwt verder op de differentiatie die in course 9 is ingezet. Per beroepstaak is er een eigen programma waarin individueel gewerkt wordt aan het groepsontwerp uit course 9, met het doel diepgang te halen. De groep moet als geheel zorgdragen voor integrale samenhang van de in delen uitgevoerde uitwerking van het groepsontwerp. Daarvoor en voor de nodige verbreding, is er ook een gezamenlijk programma.
9. Competenties
Technische inhoudelijke competenties op niveau 2:
C1, C2 ,C3, C5, C6 Generieke HBO competenties beschikt.
C7, C8, C9 In de integrale toets (ITPP) komen alle competenties (C1 t/m C9) aan bod.
127
10 Beoordelingscriteria Course 10
Architectonisch Ontwerpen, geldend voor studenten B3AR
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
THM10AR-indv
Aan de beroepsproducten worden aparte criteria gesteld aan de hand van de competenties. In het individueel portfolio worden deze aangetoond in producten.
C1 – De student toont aan dat hij in staat is om relevante kennis te verzamelen, te ordenen/analyseren, te beoordelen en toe te passen in:
Plan van Aanpak met een globale groepsplanning evenals het opstellen van een Programma van Eisen (PvE) De student is in staat om een (groeps-)visie te formuleren waarmee ontwerpuitgangspunten kunnen worden vastgesteld en dit in een ruimtelijke onderbouwing voor een planprocedure in een gesprek bij de gemeente Arnhem te verwoorden.
C2 - De student toont aan dat hij in staat is om vanuit de ontwerpvisie, het PvE en overheidsvoorschriften ontwerpvarianten te maken op Voorontwerp(structuurplan-) en Definitief ontwerp niveau, te beoordelen om vervolgens tot een afgewogen en beargumenteerde keuze te komen voor een voorkeursvariant
C3 – De student toont aan dat hij in staat is om op indieningniveau (Omgevingsvergunning) de vereiste informatie aan te leveren. De student toont aan dat hij in staat is om op Technisch Ontwerpniveau de vereiste informatie aan te leveren die voor het opstellen van het Bestek van belang zijn ;
C3 – De student toont aan dat hij in staat is om de uitwerking van het ontwerp om te zetten tot contractdocumenten waarbij de realisatie/uitvoerbaarheid en integraliteit centraal staat; Daarin wordt geen ruimte meer gelaten voor meervoudige interpretaties ;
C5 – De student toont aan dat hij in staat is om kennis van bouwmethoden en bouwmaterialen te kunnen selecteren om ontwerptechnisch aan de veiligheids- en gezondheidsaspecten als verwoord in het bouwprocesbesluit te kunnen voldoen en daartoe gefundeerd de juiste alternatieven te kunnen kiezen.
C6 – De student toont aan dat hij in staat is om door middel van multidisciplinair overleg en trans disciplinair overleg (met de overheid) de ontwerpuitgangspunten vast te houden, te vertalen en daar waar nodig aan te passen.
Alle producten die de student oplevert moeten voldoen aan de volgende algemene beoordelingscriteria:
1. Beschikbare informatie is geanalyseerd en beoordeeld op bruikbaarheid.
2. Producten zijn logisch van opbouw. 3. Analyses zijn logisch, daarbij lettend
op: juistheid, netheid, compleetheid, werkbaarheid, omschrijving.
4. Juist jargon toegepast binnen de antwoorden, correcte keuze.
5. Juiste toepassingen van de methodes met daarbij de correcte berekeningsmethodieken en uitkomsten.
Voor elk afzonderlijk product die de student oplevert gelden specifieke beoordelingscriteria uit de beroepspraktijk. De eindpresentatie in groepsverband wordt eind course 10 getoetst, het cijfer hiervan telt voor 30 % mee in het individueel portfolio van elke student.
C1, C2, C3, C5, C6
THM10-AR In de specifieke toets wordt specialistische kennis van de beroepstaak Architectonisch Ontwerpen getoetst. Onderwerpen die aan bod kunnen komen zijn: stedenbouwkundige analyse, architectonische analyse, (integraal)ontwerpproces, architectonisch detailleren, ruimtelijk ontwerpen, visie- en conceptvorming, P.v.E. /gebruikseisen
De student wordt op zijn individuele specifieke vakinhoudelijke kennis binnen de beroepstaak ‘Architectonische Ontwerpen’ getoetst door een individuele thematoets. Dit betreft een casustentamen dat bestaat uit een compilatie van de verworven kennis en vaardigheden van de in het project omschreven producten en gegeven architectuur-colleges.
C1 t/m C6
128
Bouwtechnisch Ontwerpen, geldend voor studenten B3BT
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
THM10BT-indv
Aan de beroepsproducten worden aparte criteria gesteld aan de hand van de competenties. In het individueel portfolio worden deze aangetoond in producten .
C1 –De student toont aan dat hij/zij vanuit een helicopterview en een brede materialenkennis de ontstaande problematiek kan vertalen naar een relevante opgave. Hierbij dient de student randvoorwaarden op te zetten voor het verder oplossen van de probleemstelling.
C2 - De student toont aan dat hij/zij in staat is om de problematiek vanuit een ontwerp, oplossingsgericht en onderbouwd met kennis en alternatieven kan oplossen. Duidelijk inzicht heeft in de juiste materiaalkeuze die voldoen aan de uitgangsspecificatie van het PvE. Centraal daarin zijn: Mens, Markt, Techniek en Milieu. Uitgaande van Bouwmethodiek, montage technieken, milieubelasting, bouwfysische- installatietechnische mogelijkheden en constructief stabiel.
C3 – De student toont aan dat hij/zij in staat de uitgewerkte opgaven te specificeren op detailniveau vanuit de aangereikte theorie uit de vorige courses en samenhang brengt tussen de beroepstaken Ar, Co en Or. Hierbij zijn de verschillende uitwerkingsniveaus van toepassing (SO, VO, DO en TO). Ter bevestiging van de kennis dient een “evidence based” logboek in APA-norm te worden aangeleverd.
C4 - De student toont aan dat hij/zij tekenwerk kan aanleveren waarmee het project kan worden gerealiseerd. Onderdelen kunnen zijn: plattegronden, installatie opzetten en uitwerkingen, bouwfysische aspecten en berekeningen, detailleringen met verduidelijkingen (naar voorbeeld van SBR)
C5 – De student toont aan dat hij/zij de materiaalkeuze selecteert zodat dit een positieve werking heeft op de levensduur, herbruikbaarheid (circulaire karakter van de materialen) en het onderhoud van het bouwwerk.
C6 – De student toont aan dat hij/zij de uitwerkingen binnen de groep kan monitoren, toetsen en evalueren zodat er uiteindelijk een consistent project wordt opgeleverd.
Alle producten die de student oplevert moeten voldoen aan de volgende algemene beoordelingscriteria:
Beschikbare informatie is geanalyseerd en beoordeeld op bruikbaarheid.
Producten zijn logisch van opbouw.
Analyses zijn logisch, daarbij lettend op: juistheid, netheid, compleetheid, werkbaarheid, omschrijving.
Juist jargon toegepast binnen de antwoorden, correcte keuze.
Juiste toepassingen van de methodes met daarbij de correcte berekeningsmethodieken en uitkomsten.
Voor elk afzonderlijk product die de student oplevert gelden specifieke beoordelingscriteria uit de beroepspraktijk. De eindpresentatie in groepsverband wordt eind course 10 getoetst, het cijfer hiervan telt voor 30 % mee in het individueel portfolio van elke student.
Kennis opgedaan vanuit de collegereeks en aanvullende kennis verkregen door zelfstudie en onderzoek.
C1 t/m C6
THM10-BT In deze specifieke toets wordt specialistische kennis van de beroepstaken Bouwtechnisch ontwerpen getoetst.
De student wordt op zijn individuele specifieke vakinhoudelijke kennis binnen de beroepstaak ‘Bouwtechnisch Ontwerpen’ getoetst door een individuele thematoets. Dit betreft een casustentamen die bestaat uit een compilatie van de verworven kennis en vaardigheden van de in het project omschreven producten en gegeven bouwtechniek-, installatietechniek- en bouwfysica-colleges.
C1 t/m C6
129
Kennis opgedaan vanuit de collegereeks en aanvullende kennis verkregen door zelfstudie en onderzoek
Constructief ontwerpen, geldend voor studenten B3CO
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
1.THM10 CO-indv
Aan de beroepsproducten worden aparte criteria gesteld aan de hand van de competenties. In het individueel portfolio worden deze aangetoond in producten uit de competentie reeks C1 t/m C9 zijnde:
SO van de parkeergarage en nieuwe hoogbouw gebaseerd op vuistregels of eenvoudige ontwerpreglement
Ontwerp van de globale opbouw
Uitvoering met onderbouwing
Onderzoek naar ontwerp/berekening bouwkuip
Interview met een geotechnisch adviseur
Onderbouwing van fundering op staal of op palen
Controleberekening van het opdrijven en evt. de berekening van de h.o.h. van de trekpalen
Overzicht van belastingen
Globale gewichtsberekeningen om keuze fundering te onderbouwen
Overzichtstekeningen met minimaal 4 volledig uitgewerkte constructiedetails Uitvoeringsberekeningen en –tekeningen van gewapende betonnen onderdelen zijnde verdiepingsvloer, betonbalk en –kolomverbouwing van fundering op staal of op palen. Voor de groep(en) co: een extra gezamenlijke opdracht bij hergebruik van de toren
Alle producten die de student oplevert moeten voldoen aan de volgende algemene beoordelingscriteria:
1. Beschikbare informatie is geanalyseerd en beoordeeld op bruikbaarheid.
2. Producten zijn logisch van opbouw. 3. Analyses zijn logisch, daarbij lettend op:
juistheid, netheid, compleetheid, werkbaarheid, omschrijving.
4. Juist jargon toegepast binnen de antwoorden, correcte keuze.
5. Juiste toepassingen van de methodes met daarbij de correcte berekeningsmethodieken en uitkomsten.
Voor elk afzonderlijk product die de student oplevert gelden specifieke beoordelingscriteria uit de beroepspraktijk. De eindpresentatie in groepsverband wordt eind course 10 getoetst, het cijfer hiervan telt voor 30 % mee in het individueel portfolio van elke student.
C1 t/m C6
2. THM10- CO
In deze specifieke toets wordt specialistische kennis van de beroepstaken Constructief ontwerpen getoetst.
(BTC10+MEC10+STC10) gesommeerd en vervolgens gedeeld door 3 is het eindcijfer
C1 t/m C6
7. BTC10 Maken van een betonberekening conform de vigerende normen betreffende: dwarskracht, kolommen, wanden en het wapenen van vloeren en balken op basis van momentenlijnen
Alle deelopgaven die de student oplevert moeten voldoen aan de volgende algemene beoordelingscriteria:
1. Beschikbare informatie is geanalyseerd en beoordeeld op bruikbaarheid.
2. Producten zijn logisch van opbouw. 3. Analyses zijn logisch, daarbij lettend op:
juistheid, netheid, compleetheid, werkbaarheid, omschrijving.
4. Juist jargon toegepast binnen de antwoorden, correcte keuze.
C3
8. MEC10 Maken van berekeningen aangaande symmetrie en antimetrie, plasticiteit liggers, elastisch ondersteunde liggers.
9. STC10 Maken van een staalberekening van een geboute en gelaste verbindingen conform de vigerende normen.
130
5. Juiste toepassingen van de methodes met daarbij de correcte berekeningsmethodieken en uitkomsten.
Organisatie, geldend voor studenten B3OR
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
THM10OR-indv
Aan de beroepsproducten worden aparte criteria gesteld aan de hand van de competenties. In het individueel portfolio worden deze aangetoond in producten.
C1 – De student toont aan dat hij in staat is om relevante kennis van DNR 2011- STB 2009 toe te passen in een processpecificatie (PVA) met bijbehorende (team)planning.
Op basis van een initiële behoefte, een markt-, klant- en concurrentiewaarde-analyse te kunnen opstellen En vervolgens mee te werken aan een vraagspecificatie, als mede een prestatieomschrijving op basis van het vooronderzoek en relevante wetgeving te kunnen opstellen
C2 – De student toont aan dat hij in staat is kennis uit de relevante CROW-publicatie en parkeervisie te verwerken in een parkeerplaatsberekening en parkeerbalansberekening. Als mede een berekening voor fiets parkeren te kunnen uitwerken
C2- De student toont aan dat hij in staat is kennis uit de NEN2699 te verwerken in een investeringsopzet en rendementsberekening waarbij uit een aantal ontwerpvarianten een onderbouwde keuze gemaakt wordt voor parkeergarage en hoogbouw
C3 - De student toont aan dat hij in staat is om relevante kennis met betrekking tot gemeentelijke regelgeving, landelijke wetgeving en praktijkrichtlijnen, alsmede een ruimtelijk onderbouwing te genereren vanuit de Wro, Bro en de Bor en Mor. En deze te verwerken in een WRO-advies met bestemmingsplanonderzoek.
C5 – De student toont aan dat hij in staat is om kennis van de richtlijnen van VVE’s en basiskennis marketing toe te passen in een evaluatierapport waarin keuzes aangaande organisatiestructuur toren, bijdrage VVE, servicekosten, verhuurkosten en overige aspecten voor huur- en/of koop zijn gepresenteerd en verantwoord.
De student toont aan dat hij in staat is kennis van het Bouwbesluit 2012 toe te passen in een brandadvies met schetsmatige tekeningen, adviesrapport, berekening persoonsbezetting en vluchttijdberekening.
C5 – Kennis te hebben van specifieke uitvoeringsgerichte regelgevingen, bouwmethoden, calculaties en planningen. En deze te verwerken in een procesplanning en advies contractvorming conform de UAV, UAV-gc, ARW en
Alle producten die de student oplevert moeten voldoen aan de volgende algemene beoordelingscriteria:
1. Beschikbare informatie is geanalyseerd en beoordeeld op bruikbaarheid.
2. Producten zijn logisch van opbouw. 3. Analyses zijn logisch, daarbij lettend op:
juistheid, netheid, compleetheid, werkbaarheid, omschrijving.
4. Juist jargon toegepast binnen de antwoorden, correcte keuze.
5. Juiste toepassingen van de methodes met daarbij de correcte berekeningsmethodieken en uitkomsten.
Voor elk afzonderlijk product die de student oplevert gelden specifieke beoordelingscriteria uit de beroepspraktijk. De eindpresentatie in groepsverband wordt eind course 10 getoetst, het cijfer hiervan telt voor 30 % mee in het individueel portfolio van elke student.
C1, C2, C3, C5
131
Aanbestedingswet 2012. Waarbij de diverse bouwsamenwerkingsvormen omschreven zijn en hieruit een onderbouwde keuze gemaakt wordt.
THM10-OR In de specifieke toets wordt specialistische kennis van de beroepstaken Organiseren getoetst. Onderwerpen die aan bod kunnen komen zijn: Veiligheid- en gezondheid, plannen, begroten, ruimtelijke ordening, Bouwbesluit, VVE, Marketing, klantwaarde.
De student wordt op zijn individuele specifieke vakinhoudelijke kennis binnen de beroepstaak ‘Organiseren’ getoetst door een individuele thematoets. Dit betreft een casustentamen die bestaat uit een compilatie van de verworven kennis en vaardigheden van de in het project omschreven producten en gegeven organisatie-colleges.
C1 t/m C6
Algemeen programma geldend voor alle studenten B3AR, B3OR, B3BT en B3CO
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria Competenties
THM10-IPV Aan het functioneren van de individuele student in de projectgroep worden eisen gesteld. De student wordt hierop halverwege en aan het eind van de course beoordeeld. De studenten geven daartoe feedback op elkaars functioneren via een peer assessment. De beoordelingen worden gegeven door de tutor.
De beoordeling halverwege de course dient bij een onvoldoende functioneren als waarschuwing. De herkansing voor het functioneren zit in de rest van de course.
De beoordeling aan het einde van de course levert het tentamencijfer.
De student toont aan dat hij in staat is om deel te nemen aan het groepsproces door een voldoende te scoren op de volgende onderwerpen: • Analyserend vermogen • Oplossingsgerichtheid • Organisatie van het werk • Ondernemerschap • Respect, openheid, teamgeest en integriteit
C1 t/m 6
SLB-10 De student heeft alle gevraagde courseproducten in het DPF opgenomen. De producten zijn compleet en hebben een heldere stijl van formulering. Per product is er een reflectieverslag opgesteld. De student is in staat een POP te schrijven en hierin verschillende specifieke leerdoelen te benoemen die SMART geformuleerd zijn. Gemotiveerd wordt aan welke competenties de student expliciet wil tijdens zijn stage . De student is in staat een reflectieverslag te schrijven dat concrete activiteiten/handelingen bevat. De student geeft aan wat hij geleerd heeft en trekt duidelijke conclusies.
De student toont aan dat hij heeft gewerkt aan zijn professionele ontwikkeling door:
Het volgen van de SLB-lessen
Definitief maken zijn stagepop
Maken van reflectieverslagen voor alle individuele portfolioproducten
Voeren van een persoonlijk functioneringsgesprek
Aanvullen portfolio
Afgetekende SLB-Kaart
C7, C8, C9
IBC10
Het geven van een Engelstalige presentatie waarin de verschillen tussen de Nederlandse cultuur en een andere cultuur wordt toegelicht. Daarnaast worden er adviezen gegeven over communicatie tussen de verschillende culturen. De basis voor deze presentatie is de handleiding van IBC9. C8.
- De verschillen tussen de Nederlandse cultuur en een andere cultuur dienen helder en concreet gepresenteerd te worden.
- De aanbevelingen over de communicatie zijn helder gepresenteerd, reëel en praktisch uitvoerbaar.
- De Engelse grammatica wordt correct toegepast in de presentatie
- Professionele presentatie De presentatietijd is evenredig verdeeld over de studenten in de groep en de tijd wordt niet overschreden.
C8
132
6. ITPP De student levert een portfolio op waarin hij aantoont dat hij alle BWK en HBO competenties op niveau 2 kan afsluiten. Hierbij worden alle beroepstaken in samenhang getoetst. Deze integrale toets wordt aan het einde van deze OWE afgenomen en afgesloten met een vink. De studiepunten van course 10 worden vrijgegeven als de Integrale Toets Post Propedeuse met voldoende resultaat is afgesloten. De toets wordt afgenomen over course 7 tot en met 10. De INTPP wordt afgenomen in de laatste courseweek van course 10. Bij het behalen van deze INTPP, IBC course 10, IPV10, SLB10, THM10-indv per afstudeerrichting en THM10 per afstudeerrichting zullen 15 studiepunten vrijvallen
Het portfolio wordt beoordeeld op de algemene beoordelingscriteria. Daarnaast tellen de volgende aanvullende eisen:
Portfolio is dusdanig geordend en hanteerbaar dat de beoordelaars in 30 minuten tot een oordeel kunnen komen
Reflectie op beroepstaken en bijbehorende producten
Een verantwoording (opgesteld door de student) waarin aangegeven hoe elke competentie C1 t/m C6 (m.u.v. C4) behaald is
De individueel gemaakte producten (en deels in groep gemaakte producten die duidelijk zijn voorzien van individuele inbreng)
De Algemene HBO-competenties; C7 t/m C9 zijn bewezen aangetoond bij volledig afgetekende SLB-kaart
Formulier Integrale Toets Post Propedeuse is bewijsstuk van afname assessments en van het behaalde niveau
Het portfolio bevat een actueel CV en een autobiografie/mindmap.
Kopie van het Formulier Integrale Toets Post Propedeuse wordt door de student bewaard
C1 t/m C9
11 Tentaminering course 10
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamen-vorm
Tentamen-moment (periode)
Toets. Her.
Geldend voor alle studenten B3AR die deelnemen aan course 10
1 Individuele opdracht Architectuur THM10AR-ind C 5,5 50% Opdrachten 2 3
2 Thematoets Architectuur THM10-AR C 5,5 50% Schriftelijk 2 3
Geldend voor alle studenten B3BT die deelnemen aan course 10
1 Individuele opdracht Bouwtechniek THM10BT-ind C 5,5 50% Opdrachten 2 3
2 Thematoets Bouwtechniek THM10-BT C 5,5 50% Schriftelijk 2 3
Geldend voor alle studenten B3OR die deelnemen aan course 10
1 Individuele opdracht organisatie THM10OR-ind C 5,5 50% Opdrachten 2 3
2 Thematoets Organisatie THM10-OR C 5,5 50% Schriftelijk 2 3
Geldend voor alle studenten B3CO die deelnemen aan course 10
1 Individuele opdracht constructie THM10CO-ind C 5,5 50% Opdrachten 2 3
133
2 Thematoets Constructie THM10-CO C 5,5 50% Schriftelijk 2 3
7 Betonconstructies 10 BTC10 C 4,0 0 Schriftelijk 2 3
8 Mechanica 10 MEC10 C 4,0 0 Schriftelijk 2 3
9 Staalconstructies 10 STC10 C 4,0 0 Schriftelijk 2 3
Geldend voor alle studenten B3AR, B3BT, B3OR en B3CO die deelnemen aan course 10
3 Individuele projectvaardigheden THM10-IPV C 5,5* 0 Peer-assessment
2 2
4 Studieloopbaanbegeleiding SLB10 V V n.v.t. Schriftelijk 2 3
5 International Business Communication 10
IBC10 V V n.v.t. Schriftelijk 2 3
6 Integrale toets postpropedeuse ITPP V V n.v.t. Assessment 2 4 *THM10IPV: Bij een onvoldoende dient de student het groepswerk van de gehele course over te doen bij een groep in het volgende schooljaar.
12. Onderwijsperiode Periode 2
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 11-12 Verdiepende Stage (Advanced Internship) (B11-12BT of B11-12CO of B11-12AR of B11-12OR)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Voltijd Studenten die doorstromen vanuit course 10.
3. Beroepstaken Bouwtechnisch Ontwerpen (BT), Constructief Ontwerpen (CO), Architectonisch Ontwerpen (AR) en/of Organiseren (OR)
4. (Beroeps)Producten
In je portfolio verzamel je de producten die je tijdens de stage maakt. Zie voor de inhoud van dit portfolio de stagehandleiding en onderstaande beoordelingscriteria.
5. Studiepunten/ studielast
30 Studiepunten/840 SBU 20 weken x 5 dagen = 100 dagen
6. Samenhang met andere OWE’s
De verdiepende stage is aan het eind van de theoretische fase in de opleiding geplaatst (eind derde studiejaar). Dit om zo de verworven kennis en vaardigheden (competenties) toe te passen en te verdiepen. Hierdoor verscherpt het beeld op de beroepspraktijk waardoor de studie een verdieping en een betere context krijgt. Middels de stage wordt de theoretische studie in de hoofdfase als het ware ‘afgerond’ voordat afstuderen op een hoger niveau gaat plaatsvinden.
7. Ingangseisen Deelname aan course 9 en 10 aangetoond
Een 5,5 of hoger voor THM10IPV
Minimaal 120 studiepunten van de major behaald, waarvan 60 studiepunten uit de propedeusefase (course 1 t/m 4).
SLB-verklaring
8. Algemene omschrijving
In de verdiepende stage wordt de aanwezige kennis verdiept in het bedrijfsleven. De stageplaats moet passen bij de gekozen afstudeerrichting. De student loopt gedurende 20 weken stage.
134
9. Competenties
In de stageperiode kunnen vrijwel alle competenties worden geoefend op niveau 2. Deze moeten in het POP van de student staan omschreven.
10. Beoordelingscriteria Indicatoren Weging Min.
oordeel
Beoordelingscriteria
Stage11-12
Presentatie
C8, C9
20% 5,5 Beoordeeld wordt op vorm, vakinhoud en reflectief vermogen zowel vakinhoudelijk als
sociaalcommunicatief.
Vorm:
- Spreekt duidelijk en afwisselend
- Gebruikt hulpmiddelen op juiste wijze
- Logische opbouw presentatie
Vakinhoud/reflectief vermogen:
- De student verantwoord zijn competentiebewijzen en aan welke technische
competenties (C1 t/m C6) hij heeft gewerkt. Hij laat zien hoe hij aan de
competenties heeft gewerkt.
- De student laat zijn leerproces ontwikkeling zien op het gebied van de technische
competenties (C1 t/m C6).
- De student verantwoord zijn competentiebewijzen en aan welke generieke hbo-
competenties (C7 t/m C9) hij heeft gewerkt. Hij laat zijn hoe hij aan de
competenties heeft gewerkt.
- De student laat zijn leerproces ontwikkeling zien op het gebied van de generieke
hbo-competenties (C7 t/m C9).
- De student geeft adequaat antwoord op gestelde vragen.
Portfolio
C1 t/m C9
40% 5,5 Beoordeeld wordt op inhoud, vorm en kwaliteit van het bewijsmateriaal. Duurzame aspecten
zullen tijdens de beoordeling van het portfolio aandacht krijgen.
Vorm:
- Het portfolio is geordend en overzichtelijk
Kwaliteit
Het portfolio voldoet aan de kwaliteitscriteria:
- Authenticiteit (producten zijn daadwerkelijk van jou afkomstig)
- Relevantie (product en competentie(indicator) komen overeen)
- Kwantiteit en variatie (er worden meerdere producten getoond per
competentie(indicator))
Inhoud:
- De relatie tussen het stage-POP en de producten in het portfolio is zichtbaar.
- In het portfolio is ten minste opgenomen:
POP (1e en definitieve versie)
Sollicitatie (brief en verslag van gesprek)
Verslagen van tussentijdse gesprekken en het eindgesprek
Arbeidscontracten
Urenstaat
Beroepsproducten/competentiebewijzen inclusief reflecties
Bedrijfsbeoordeling
Duurzaamheidsopdracht (De student inventariseert wat er binnen het
stagebedrijf wordt gedaan op het gebied van duurzaamheid en doet een
verbetervoorstel)
135
Eindreflectie
Herkansing voor het portfolio moet binnen 20 weken na de laatste stagedag worden
aangeleverd door de student.
Bedrijfsbeoord
eling
C1 t/m C9
40% 5,5 Beoordeeld wordt op de kwaliteit van de producten in relatie tot de complexiteit ervan en de
zelfstandigheid waarmee er aan gewerkt is, alsmede op de algemene indruk op de
onderdelen: inzet, belangstelling voor het werk, initiatief en verantwoordelijkheidsgevoel.
Bedrijfsbeoordeling is een advies voor de examinator.
11. Tentaminering Deeltentamen Code Oordeel Cijfer / Vink
Min. Grens
Weging Tentamen- vorm
Tentamen-moment (periode)
Stagebeoordeling course 11-12 Stage11-12 C 5,5 100% Portfolio en assessment
4
Deeltentamens worden afgenomen aan het einde van het semester waarin stage wordt gelopen. 12. Onderwijsperiode Semester 2 (of 1)
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 15-16 Afstuderen (Graduation Project) (B15-16AR of B15-16BT of B15-16CO of B1516OR)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Studenten die de ‘proeve van bekwaamheid’ willen afleggen en doorstromen vanuit de minor of course 11-12.
3. Beroepstaken Afstudeerproject waarin normaalgesproken één van de volgende beroepstaken centraal staat op niveau 3 (zelfstandig)
Architectonisch Ontwerpen (AR) of
Bouwtechnisch Ontwerpen (BT) of
Constructief Ontwerpen (CO) of
Organiseren (OR) Het afstudeerproject kan ook een onderzoeksopdracht zijn op HBO-niveau.
4. (Beroeps)Producten
Afstudeerwerk conform afstudeerprotocol (zie Onderwijs Online), meestal bestaand uit:
PvA
Afstudeerverslag (hoofdverslag)
Bijlagen bij het verslag
Procesmap
Competentielijst
Literatuurstudie
Ephorusverklaring
Eindpresentatie
5. Studiepunten/ studielast
30 Studiepunten/840 SBU
6. Samenhang met andere OWE’s
In deze OWE worden alle competenties welke benodigd zijn voor het behalen van de bachelor-graad afgesloten.
136
7. Ingangseisen Gestart mag worden als er minimaal 165 studiepunten van de major (zie hoofdstuk 5 van deel 1 van het statuut), waaronder de propedeuse, zijn behaald. De eindpresentatie mag gehouden worden bij het behalen van 180 studiepunten uit de major anders is er toestemming nodig van de examencommissie.
8. Algemene omschrijving
Het afstudeerproject vormt de afsluiting van de bacheloropleiding Built Environment. De studenten voeren in groepen van twee of maximaal drie een bedrijfsopdracht uit. De groep kan samengesteld zijn uit verschillende afstudeerrichtingen van het Instituut. Ook is het mogelijk een combinatie te vormen met studenten van een ander instituut.
9. Competenties
De student wordt geacht minimaal vijf van de negen competenties op niveau drie af te ronden, waarvan ten minste twee op niveau 3 (zelfstandig) van de generieke HBO-competenties. Onderstaand de bijbehorende competentielijst. Zes technische competenties
C1, C2, C3, C4, C5, C6 Drie generieke competenties
C7, C8, C9
10. Beoordelingscriteria In deze OWE werken de studenten aan een zelf gekozen onderwerp. Het eindproduct hiervan wordt beoordeeld op niveau 3. Hieronder worden de beoordelingscriteria op hoofdlijnen beschreven. Algemene beoordelingscriteria Het eindproduct/rapport moet voldoen aan de volgende algemene beoordelingscriteria:
Beschikbare informatie is geanalyseerd en beoordeeld op bruikbaarheid.
Producten zijn logisch van opbouw.
Analyses zijn logisch, daarbij lettend op: juistheid, netheid, compleetheid, werkbaarheid, omschrijving.
Juiste vakjargon is toegepast.
Juiste toepassingen van de gekozen methodes.
Indicatoren Beoordelingscriteria
ITafst Proces Omvang, relaties, doelgerichtheid en doelmatigheid
Inhoud
Probleemdefinitie en –analyse Genereren van oplossing en synthese Uitwerking, conclusies en rapportage Toepassing van fundamentele kennis en vaardigheden
Verzorging Presentatie in schriftelijke en mondelinge vorm
Competentielijst Juistheid en compleetheid met de ingevulde beroepsproducten
137
11. Tentaminering Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer/ Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
Toets Her.
Integrale Toets Afstuderen ITafst C 5,5 100% Assessment 2 4 1 3
Deeltentamen Korte omschrijving
Afstuderen
Beoordeling schriftelijk werk en het bijbehorende mondeling assessment tijdens de eindpresentatie samen met de ingevulde competentielijst. Op deze competentielijst geeft de student aan met behulp van zijn/haar gemaakte beroepsproducten dient aan te tonen dat het vereiste niveau behaald is. De beoordeling vindt plaats op basis van het beoordelingsformulier (zie de beoordelingscriteria en de betreffende bijlage bij de coursehandleiding).
12. Onderwijsperiode Semester 1 of 2
138
Hoofdstuk 4: Verkorte programma’s
Conform artikel 7.9 lid 5 van de OER. Voor sommige welomschreven doelgroepen is het mogelijk op basis van vrijstellingen aan een verkort programma deel te nemen. Verkorte leerroute bachelor, MBO instroom BOUWKUNDE De aanvrager die op grond van het voldoen aan de specifieke toelatingsvoorwaarde(n), te weten:
- een MBO-opleiding niveau 4, beroepsopleidende leerweg (BOL) , opleidingsdomein Bouw en infra-structuur, sector Techniek en beroepssector Bouw;
- alle vakken met een voldoende zijn afgesloten; - het getuigschrift niet ouder is dan 2 jaar dan deze vrijstellingsaanvraag
is vrijgesteld van de deeltentamens: - Deelopdrachten Bouwtechniek course 1 (THM1BT-opdr) - Thematoets Bouwtechniek 1 (THM1BT) - Individuele Projectvaardigheden course 1(THM1IPV) - Deelopdrachten Organisatie course 1 (THM1OR-opdr) - Thematoets Organisatie 1 (THM1OR) - Studieloopbaanbegeleiding course 1 (SLB1) - Maquette (MAQ1) - Kennisvraag (OND1) - Deelopdrachten Architectuur course 2 (THM2AR-opdr) - Thematoets Architectuur 2 (THM2AR) - Individuele Projectvaardigheden course 2 (THM2IPV) - Deelopdrachten Constructie course 2 (THM2CO-opdr) - Thematoets Constructie 2 (THM2CO) - Studieloopbaanbegeleiding course 2 (SLB2) - Bouwmaterialen laboratorium (BMA-LAB2) - Onderzoek (OND2) - Landmeetpracticum (LAM4prak) - Inleidende stage bouwtechnisch ontwerpen (Stage5) - Inleidende stage organiseren (Stage6)
en is toelaatbaar tot de voltijd hbo-bacheloropleiding Bouwkunde van Built Environment. In onderstaand overzicht worden de deeltentamens van course 1, 2, 3, 4, 5 en 6 weergegeven. In de laatste kolom wordt aangegeven of een student met een relevante MBO vooropleiding hier vrijstelling voor krijgt. Voor de courses 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16 krijgt de student geen vrijstelling voor deeltentamens.
Deeltentamens Code Vrijstelling
Deelopdrachten Bouwtechniek THM1BT-opdr X
Thematoets bouwtechniek 1 THM1BT X
Individuele Projectvaardigheden THM1IPV X
Deelopdracht Organisatie THM1OR-opdr X
Thematoets Organisatie THM1OR X
Wiskunde 1 WIS 1
Mechanica 1 MEC 1
Studieloopbaanbegeleiding SLB1 X
Maquette MAQ 1 X
Kennisvraag OND1 X
Deelopdrachten THM2AR-opdr X
Thematoets Architectuur THM2AR X
Individuele Projectvaardigheden THM2IPV X
Deelopdrachten Constructie THM2CO-opdr X
Thematoets Constructie THM2CO X
Mechanica 2 MEC2
Wiskunde 2 WIS2
Studieloopbaanbegeleiding SLB2 X
Bouwmaterialen laboratorium BMA-LAB2 X
Onderzoek OND2 X
Deelopdrachten THM3BT-opdr
Thematoets Bouwtechniek THM3BT
Individuele projectvaardigheden THM3IPV
139
Deelopdrachten THM3OR-opdr
Thematoets Organisatie THM3OR
Wiskunde 3 WIS3
Mechanica 3 MEC3
Studieloopbaanbegeleiding SLB3
Bouwmaterialen laboratorium BMA-LAB3
Onderzoek OND3
Deelopdrachten THM4AR-opdr
Integrale toets propedeuse ITP
Deelopdrachten THM4CO-opdr
Mechanica 4 MEC4
Statistiek 4 STAT4
Studieloopbaanbegeleiding SLB4
Landmeetpracticum LAM4prak X
Nederlands NED
Bouwmaterialen laboratorium BMA-LAB4
Onderzoek OND4
Inleidende stage bouwtechnisch ontwerpen Stage 5 X
Inleidende stage - Organiseren Stage 6 X
140
Hoofdstuk 5: Gegevens HAN-gecertificeerde minoren en daartoe behorende onderwijseenheden
Opsomming van de HAN-gecertificeerde minoren die de opleiding verzorgt. Conform artikel 3.4 lid 8 van de OER.
Title Education Unit (EDU)(OWE)
Course 13-14 Dutch Architecture (B1314AR)
1. Education Building Engineering (Department Built Environment)
2. Target group Main phase students with specialization Architecture or Building-Construction Technique
3. Professional task Architectural Design (AD)(AR)
4. (Professional) Products
The professional products consist of:
Project definition
Elaboration of individual architectural designs on different scale levels
Research results of theoretical subjects/lectures
Presentation(s) of products and results
Reflection(s) on products, process and own development
5. Credits Total 30 Credits. Total study load 840 hours. (HAN-share 15 Credits)(ArtEZ-share 15 Credits)
Guest lectures 64
Lectures 20
Workshops 48
Work colleges 112
Excursions 40
Project guidance 56
Other activities 48
Selfstudy 452
Total study load in hours 840
6. Consistency with other OWE’s (EDU’s)
Deepening minor, level 3, specialization Architecture and Building-Construction Technique.
7. Entry requirements Propaedeutic exam obtained
Specialization Architecture or Building-Construction Technique, level 2 accomplished (that is: the major exclusive graduation project); students are allowed a maximum of 15 credits lagging behind OR
Admission through portfolio assessment
8. General description
To promote connection with further education and architectural professional practice this minor Dutch Architecture will be organized in cooperation with ArtEZ school of Arts. You will learn about the history of Dutch Architecture and how it finds its way into the World. You will visit the highlights of modern Dutch Architecture and have a hands-on, inside-out experience on the spot. You will discover design tools and learn to use them. Learning goals:
141
Learn hands-on about modern Dutch Architecture
Learn to reflect, think, talk and write about the subject
Learn how to handle design tools in different way’s
Learn different visualization tools
Learn about the dynamics in a design process
Learn to communicate your product to professionals
9. Competences
In this course, the following substantive competences, on level 3, are addressed:
C1 – Define theme and problem/project task (Design project definition)
C2 – Architectural design (Drafting and assessing alternatives in design fases)
C3 – Detailing and materialization (Prepare project data for permit application)
C6 – Planned and project work in cyclic processes Personal competences, level 3.
C7 – Research, collecting and analyzing architectural data
C8 – Communicate on visual and authentic manner
C9 – Steer professional development, determining your position
10. Assessment criteria EDU (OWE) Indicators Assessment criteria Form / Competence
1 Minor B-AR
Paper modern architectural history A clear and comprehensive paper handling about an architectural theme and its development in time.
Theory C1, C2, C7
Building analysis, making an architectural analysis of an existing building
A clear and comprehensive, visual presented, architectural analysis
C7
Individual Architectural Designs (landscape, urban planning, architecture, interior)
A clearly stated and presented architectural design which gives a solution for the project definition
Short projects C2, C3, C7, C8, C9
Individual Architectural Design (architecture in its surroundings)
A clearly stated and presented architectural design which gives a solution for the project definition
Long project C1, C2, C3, C7, C8, C9
Paper(s) A clear and comprehensive paper(s) on products, design process and your professional development
Reflection C9
Presentation and web-design A clear and comprehensive visual presentation in an authentic manner
Presentations C8
Paper(s) (project definition) A clear and comprehensive project definition handling about the chosen theme and project task
Themes and project task C1
11. Assessment
Part exam Code Judgement (Mark/Tick)
Lower limit Weighting Form Exam moment (period)
Test Re.
1 Minor B-AR BEminAR M 5,5 100% Assessment 2 2
12. Education period Period 1 and 2, Semester 1
142
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 13-14 Minor 'Low Ec & High Tec', Bouwtechniek (B1314LeHt)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Studenten die een verdiepende minor op het gebied van Bouwtechniek en Duurzaam Bouwen willen volgen.
3. Beroepstaken Bouwtechnisch Ontwerpen (BT), Architectonisch Ontwerpen (AR), Organiseren (OR), niveau 2 of 3
4. (Beroeps)Producten
De student werkt in deze minor aan een portfolio waarin de volgende deelproducten zijn opgenomen:
Onderzoeksrapporten op basis van het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) en casus gerelateerde probleemstellingen.
Casus gerelateerde producten op het gebied van bouwtechnisch en architectonisch ontwerpen en bouwmanagement, waarbij de bouwtechniek zowel maatgevend als ondersteunend aanwezig dient te zijn:
gevelfragmenten, doorsneden, plattegronden, installatietechniek, details, maquettes, ev. energie- en klimaatconcepten. Betreffende het bouwmanagement zouden producten kunnen zijn: bouwmethodieken, proces- en projectmanagement
onderzoeken, bouwkostencalculaties enzovoort. Strategieën als Cradle to Cradle, Trias Energetica, Circulair Bouwen en vergaande energiebesparing en -opwekking vormen voor alle beroepsproducten de gewenste invalshoek.
Liggende A0 poster met daarop de conclusies van de groep studenten als presentatiemiddel.
Reflecties op het proces en de producten als onderdeel van het portfolio.
5. Studiepunten/ studielast
30 Studiepunten
Hoorcolleges 28
Werkcolleges 56
Studiebegeleiding 88
(deel)tentamens 6
Overige activiteiten 30
Zelfstudie 632
Totaal 840
6. Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE is een verdiepende of verbredende minor (niveau 2/3) op het gebied van bouwtechniek en andere bouw gerelateerde OWE’s. Door de gevarieerdheid sluit de minor aan op de individuele ontwikkeling van de student op niveau 2.
7. Ingangseisen Studenten hebben voldoende voorkennis en interesse op het gebied van bouw gerelateerde opleidingen als: Constructie, Bouwkundige Bedrijfskunde, Installatietechniek, Facility Management of Architectuur op niveau 2. Als formele toelatingseis geldt dat de propedeuse van de major Bouwkunde is behaald. Course 5 tot en met 12 van de major Bouwkunde, met specialisatie Architectonisch, Bouwtechnisch ontwerp te zijn gevolgd (dat wil zeggen: de major exclusief het Afstuderen). Daarnaast ook opleidingen als: Werktuigbouw, Constructief Ontwerpen, Facility Management. De studenten mogen maximaal 15 studiepunten achterstand hebben. Tevens is toelating van andere HBO instellingen mogelijk, mits wordt voldaan aan een maximale achterstand van 15 studiepunten.
8. Algemene omschrijving
De studenten werken bij voorkeur in groepen van 2 personen aan casus gerelateerde probleemstellingen die in de breedste zin gericht zijn op de op handen zijnde transitieopgave in de bouw, met name de overstap op niet fossiele energie en de circulariteit van bouwmaterialen. Centraal staat hierbij het welzijn en de gezondheid van de gebruiker.
143
De uitdaging voor de student ligt erin deze aspecten op een vergaande, maar evenwichtige manier met elkaar te integreren. Om deze complexe opgave te kunnen uitvoeren worden naast colleges en workshops sprekers uit het beroepenveld, excursies, ontwerptheorieën en toetsinstrumenten aangereikt. Naast een meer conceptmatige overalluitwerking worden bepaalde onderdelen verdiepend onderzocht en uitgewerkt. Hierin maakt de student in overleg met de docenten op basis van zijn POP eigen keuzes. Voor studenten met de beroepstaken Bouwtechniek (BT) of Architectuur (AR) is het voor de hand liggend om verdiepend, op niveau 3 te werken. Voor studenten met andere achtergrond, zoals omschreven onder 7 is de verbredende insteek op niveau 2 aan te bevelen.
9. Competenties
In deze minor komen de volgende inhoudelijke competenties op niveau 2 of 3 aan bod:
C1 - Initiëren en sturen
C2 - Ontwerpen
C3 - Specificeren
C5 - Beheren
C6 - Monitoren, toetsen en evalueren Daarnaast toont de student te beschikken over de volgende generieke HBO competenties op niveau 2 of 3.
C7 - Analyseren en onderzoeken
C8 - Communiceren en samenwerken
C9 - Managen en innoveren
10. Beoordelingscriteria
Indicatoren Beoordelingscriteria
1.a MNV2
1.b MNV3
• POP, Persoonlijk Ontwikkel Plan met: - gemotiveerde keuze voor niveau 2 (verbredend) - de hoofdonderwerpen waarop de student zich wil focussen - het leerproces qua tijd - welke ondersteuning de student verwacht
POP, Persoonlijk Ontwikkel Plan met: - gemotiveerde keuze voor niveau 3 (verdiepend) - de hoofdonderwerpen waarop de student zich wil focussen - het leerproces qua tijd - welke ondersteuning de student verwacht
Beoordelingscriteria gelden voor MNV2 en MNV3;
Correcte beargumentering voor het te behalen niveau 2 OF 3.
Gemotiveerd wordt aan welke competenties de student expliciet wil werken.
Leervragen of leerdoelen zijn SMART uitgewerkt
De activiteiten zijn concreet en reëel.
De resultaten worden in de vorm van producten beschreven.
Het tijdspad is reëel.
Heldere stijl van formulering.
De student op niveau 2 (zie ingangseisen onder 7) richt zich op het verbreden van zijn kennis over duurzaam, transitiegericht bouwen en de daarbij aan bod komende ontwerpeisen en technieken. Hij kan na afloop van deze course aangeven hoe een bouwkundig ontwerp uitgewerkt moet worden om aan vergaande duurzaamheidseisen te voldoen. De student op niveau 3 (BT, AR) beschikt over voldoende voorkennis om op specifieke technische aspecten van duurzaam, transitiegericht bouwen en de daarbij aan bod komende ontwerpeisen in te gaan. Hij is na afloop van deze course in staat om zelfstandig een ontwerpopgave op te lossen die aan vergaande duurzaamheidseisen voldoet.
144
2.1 MinorBT Portfolio (weging 40%)
De student werkt gedurende zijn minor aan een portfolio dat bestaat uit de volgende onderdelen:
onderzoeksrapporten
bouwtechnische tekeningen op verschillende schaal, zoals plattegronden, doorsneden, aanzichten, gevelfragmenten, details, installatietechnische tekeningen
energieconcepten, bestaande uit berekeningen en tekeningen
klimaatconcepten, bestaande uit schema's en eventueel berekeningen
Reflectieverslagen
Portfolio:
Authenticiteit: de producten zijn daadwerkelijk van de student afkomstig.
Relevantie: product en competentie-(indicator) komen overeen.
Kwantiteit, kwaliteit en variatie: er worden meerdere producten getoond per competentie(indicator).
Relatie tussen POP en de producten in het portfolio is duidelijk.
Portfolio toont voldoende aan dat er aan de competentie-eisen is voldaan.
De relatie tussen reflectieverslag en portfolio producten is duidelijk.
Een ordelijk en overzichtelijk portfolio presentatie.
De producten zijn voorzien van inleiding en verantwoording/reflectie. Reflectieverslagen:
Geeft aan wat hij wilde leren in de OWE.
Geeft concreet aan wat er gedaan is (handelingen). In de ik-vorm.
Geeft aan wat hij er geleerd is in de ik-vorm (=resultaten).
Trekt duidelijke conclusies.
Geeft aan hoe de taken anders aangepakt kunnen worden (alternatieven).
Beschrijft nieuwe leerdoelen.
Er is sprake van een heldere stijl van formulering.
Het verslag ziet er verzorgd uit.
2.2 MinorBT Presentatie per groep (weging 20%)
De studenten communiceren de opzet en de speerpunten van hun uitwerking (presentatie). Samenvattend poster A0.
Juiste toepassing van presentatiemiddelen;
Studenten zijn in staat het afgelegde proces (POP tot uitwerking) in het kort weer te geven;
Verhelderen en onderbouwen de specifieke aspecten van hun uitwerking.
2.3 MinorBT Assessment (weging 40%)
Groepsportfolio met gewaarmerkte individuele producten.
de student kan op een vakkundige wijze uitleg geven over zijn producten en kan verbanden leggen tussen verschillende producten / beroepstaken;
de student kan zijn procesmatige ontwikkeling aantonen, leermomenten benoemen en onderbouwen op welke wijze hij heeft bijgedragen aan een zo consistent mogelijke (groeps)-uitwerking;
de student kan reflecteren op het verband tussen zijn POP en het afgelegde proces.
11. Tentaminering
Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer/Vink)
Min. grens Weging Tentamenvorm Tentamenmoment (periode)
Toets Her.
1a MinorNV2 MNV2 V V n.v.t. Schriftelijk 2 2
1b MinorNV3 MNV3 V V n.v.t. Schriftelijk 2 2
145
2 MinorBT, bestaande uit: 2.1 Portfolio 2.2 Presentatie 2.3 Assessment
MinorBT C
C C C
5,5 - - -
100%
40% 20% 40%
Schriftelijk Mondeling Mondeling
2 2
De minor wordt behaald als de deeltentamens 1a of 1b en 2 met een voldoende wordt afgerond.
12. Onderwijsperiode Semester 1, periode 1 en 2
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 13-14 Minor Stad en Land, Co-Creatie en Transitie12 (B13-14SV/1) (“City and Countryside”)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment), i.s.m. HAN Civil Society Lab13
2. Doelgroep
Deze minor is geschikt voor bachelor-studenten die op basis van hun majoropleiding (zijdelings) in aanraking kunnen komen met het stedenbouwkundig bouwen in zowel de stedelijke als landelijke omgeving, gericht op vernieuwing door co-creatie.
3. Beroepstaken Voor de minor zijn de volgende beroepstaken geformuleerd:
Stedenbouwkundig, interdisciplinair14 en integraal15 analyseren van de problematiek binnen een stedelijke en een landelijke situatie;
Stedenbouwkundige, interdisciplinaire en integrale synthese in ontwerpvoorstellen;
Rapporteren van analyse en synthese.
4. (Beroeps)Producten
Deelnemers aan de minor werken aan onderzoek binnen het thema Co-Creatie in Stedenbouwkundige Transitie. Zij produceren in het kader van dit thema als groep de volgende producten:
Plan van Aanpak (PvA);
Literatuurstudie (onderwerp binnen 25% vrije co-creatieve groepsruimte);
Stedenbouwkundige Interdisciplinaire Analyse;
Stedenbouwkundige Interdisciplinaire Ontwerpstudie;
Rapportage analyse en synthese. Daarnaast ontwikkelen de deelnemers een portfolio waarin de individuele kennisontwikkeling ten aanzien van Minor Co-Creatie in Stedenbouwkundige Transitie wordt vastgelegd (25% vrije individuele ruimte)
5. Studielast 840 SBU / 30 Studiepunten
Hoorcolleges 28
Werkcolleges 56
12 De Engelstalige OWE van deze minor wordt later in het jaar via een bijlage beschikbaar gesteld. Deze zal vanaf het tweede semester studiejaar 2018-2019 van start gaan. 13 In het Civil Society Lab (CSL) brengen docenten en studenten van 2 minoren de duurzame maatschappij een stapje dichterbij. De integrale minor 'Stad & Land, cocreatie en transitie' en de sociale minor 'Civil Society, cocreatie en transitie' realiseren een ontmoeting ín het onderwijs tussen wonen, zorg en welzijn.www.han.nl/onderzoek/werkveld/projecten/civil-society-lab/ Er is een nieuw paradigma nodig: een professional ‘nieuwe stijl’ (of professional 2.0), state of art integrale technische toepassingen en een andere manier van organiseren. 14 Interdisciplinair betekent dat de domeinen wonen, zorg en welzijn aan bod komen. 15 Integraal betekent dat oplossingen voor de fysieke, sociale en digitale wereld integraal zijn benaderd.
146
Studiebegeleiding 28
(deel)tentamens 6
Overige activiteiten 30
Zelfstudie 692
Totaal 840
6. Samenhang met andere OWE’s
Niet van toepassing
7. Ingangseisen
Propedeuse + 90 studiepunten behaald
Of studenten worden toegelaten tot de minor op basis van selectie door een motivatiebrief en vervolgens een intakegesprek.
8. Algemene omschrijving
In deze OWE werken studenten aan een stedenbouwkundige analyse & ontwerp op het gebied van co-creatie16 en transitie17. De focus van de minor wordt gevormd door de vraagstukken op het brede terrein van wonen, welzijn en zorg in kleine kernen, zowel in stedelijke wijken als op het platteland. Maatschappelijke ontwikkelingen als bevolkingskrimp, ontgroening en vergrijzing hebben een sterk negatief effect op zowel de levenskwaliteit als de economische ontwikkeling in kleine kernen. Dat wordt nog versterkt door een terugtredende overheid. De zorg die de afgelopen decennia ‘uit de samenleving is geprofessionaliseerd’ is ondoelmatig en onhoudbaar in termen van stijgende kosten voor wonen, zorg en welzijn. Dit alles vraagt anders denkende en werkende professionals uit techniek, welzijn/zorg en economie, anders organiseren van het aanbod en meer en betere inzet van technologie. Kortom een algehele transitie. Naast de noodzaak tot veranderen door de maatschappelijke ontwikkelingen is er ook een ideologisch motief: burgers krijgen meer vrijheid, sociale verbanden en maatschappelijk organisaties krijgen nieuw leven ingeblazen en komt er ruimte voor cocreatie om te voorzien in de voormalige publieke diensten. De uitdaging is om met de adequate burgerparticipatie en projectmanagement de transitie in te zetten. Zowel in de stad als op het platteland, met integrale scenario’s voor wonen, zorg, welzijn. Vormgegeven in de fysieke, sociale en digitale wereld
9. Competenties Specifieke competenties (Built Environment):
C1- Initiëren en sturen
C2- Ontwerpen
C3- Specificeren
C5- Beheren
C6- Monitoren, toetsen en evalueren
C7- Analyseren en onderzoeken
C8- Communiceren en samenwerken
C9- Managen en innoveren Waaronder de navolgende competenties specifiek aan bod komen:
16 Co-creatie is een vorm van samenwerking, waarbij alle deelnemers invloed hebben op het proces en het resultaat van dit proces, zoals een plan, advies of product. Kenmerken van co-creatie zijn dialoog, 'common ground', enthousiasme, daadkracht en focus op resultaat.…. Co-creatie wordt geacht goed bruikbaar te zijn voor het oplossen van complexe vraagstukken en het realiseren van veranderingen. (Bron: Wikipedia) 17 Een transitie is een structurele verandering die het resultaat is van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld economie, cultuur, technologie, instituties en natuur en milieu. (Bron: Wikipedia)
147
Planmatig en projectmatig werken, niveau 3
Interdisciplinair leren en werken, niveau 3
Faciliteren van co-creatie, niveau 3
Rapporteren, niveau 3
Integraal en interdisciplinair analyseren t.a.v. leefbaarheid, niveau 2
Integraal en interdisciplinair ontwerpen en creëren, niveau 2 (Nb. de algemene competenties op niveau 3 = gelijk aan afstudeerniveau, de beroepscompetenties op niveau 1 = beginnend)
10 Beoordelingscriteria De student vergaart kennis op het gebied van stedenbouwkundige analysen & ontwerpen. Daarbij worden op hoofdlijnen onderstaande criteria gebruikt.
Indicatoren Beoordelingscriteria
Tussenrapportage
project als groep
Proces
De groep heeft aangetoond over analyse en schrijfvaardigheden te beschikken en deze voor een integrale analyse met enige zelfstandigheid te kunnen inzetten.
Er is verantwoording afgelegd over het proces waarmee het product tot stand is gekomen. Gedurende het proces is sprake van zelfreflectie.
Product
Het eindproduct van de minor bevat een integrale analyse waaronder een literatuurstudie, een omgevings- een stakeholders en een data-analyse..
De eindproducten voldoen inhoudelijk aan de voorwaarden als genoemd in de studeerwijzer.
Presentatie
De presentatie van de tussenrapportage gebeurt schriftelijk en mondeling in de groepspresentatie De presentatie voldoet aan de voorwaarden als genoemd in de studeerwijzer.
Moeilijkheidsgraad
De complexiteit van het onderzoeksonderwerp wordt in de beoordeling verdisconteerd in relatie tot de
zelfstandigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd.
Eindrapportage
project als groep
Proces
De groep heeft aangetoond over analyse en ontwerpvaardigheden te beschikken en deze in een onderzoek met enige zelfstandigheid te kunnen inzetten.
Er is verantwoording afgelegd over het proces waarmee het product tot stand is gekomen.
Gedurende het proces is sprake van zelfreflectie. De groep is voldoende aanwezig bij lezingen en activiteiten die in het kader van de minor worden georganiseerd.
Product
Het eindproduct van de minor bevat een analyse en ontwerp/co-creatieverslag, en de integrale analyse. De
eindproducten voldoen inhoudelijk aan de voorwaarden als genoemd in de studeerwijzer.
Presentatie
De presentatie van het onderzoek en de producten gebeurt schriftelijk en mondeling in de groepspresentatie
De presentatie voldoet aan de voorwaarden als genoemd in de studeerwijzer.
Moeilijkheidsgraad
De complexiteit van het onderzoeksonderwerp wordt in de beoordeling verdisconteerd in relatie tot de
zelfstandigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd.
Individueel
portfolio
Proces
De student heeft aangetoond binnen de groep over de zes specifieke minorcompetenties te beschikken en deze in een onderzoek met enige zelfstandigheid te kunnen inzetten.
Er is verantwoording afgelegd over het proces waarmee het product tot stand is gekomen.
Gedurende het proces is sprake van zelfreflectie.
De student heeft gebruik gemaakt van begeleidingsmomenten, deze momenten vastgelegd in notulen en aantoonbaar gebruik gemaakt van de input van de begeleiders.
De student heeft een eigen inbreng bij begeleidingsmomenten. De student is voldoende aanwezig bij lezingen en activiteiten die in het kader van de minor worden georganiseerd.
148
Product
Het eindproduct bevat een portfolio. De eindproducten voldoen inhoudelijk aan de voorwaarden als genoemd in de studeerwijzer.
Presentatie De presentatie van het portfolio gebeurt schriftelijk en wordt mondeling getoetst via een assessment.
Moeilijkheidsgraad
De complexiteit van het onderzoeksonderwerp wordt in de beoordeling verdisconteerd in relatie tot de
zelfstandigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd.
11 Tentaminering Deeltentamens Code Oordeel (Cijfer / Vink)
Min. grens
Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
Toets Her.
1. Integrale analyse als groep B-M-CST-ANA Cijfer 5,5 25% Schriftelijk 2 4
2. Project als groep B-M-CST-PROJ Cijfer 5,5 25% Schriftelijk 2 4
3. Individueel portfolio B-M-CST-PORT Cijfer 5,5 50% Assessment 2 4
12. Onderwijsperiode Deze minor wordt enkel in het eerste zowel in het Nederlands als Engels en tweede semester in het Engels aangeboden onafhankelijk van het aantal deelnemers.
Titel onderwijseenheid (OWE)
Course 13-14 Minor Zorggericht Bouwen (B1314ZB) (“Building with Care”)
1. Opleiding Bouwkunde (Instituut Built Environment)
2. Doelgroep Deze minor is geschikt voor bachelor-studenten die op basis van hun majoropleiding (zijdelings) in aanraking kunnen komen met de sociale, organisatorische, (bouw)technische uitdagingen van het realiseren van woonomgevingen voor mensen (met een zorgvraag).
3. Beroepstaken Voor de minor zijn de volgende beroepstaken geformuleerd:
Het operationaliseren van een kennisvraag in een onderzoeksplan.
Het uitvoeren van toegepast onderzoek.
Het rapporteren van een onderzoek.
4. (Beroeps)Producten
In deze minor staat het doen van ontwerpend onderzoek centraal als een middel om tot innovatieve en doelmatige oplossingen en/of producten te komen. Studenten ontwikkelen bij deze minor specifieke kennis en vaardigheden, die betrekking hebben op het doen van onderzoek naar, en productontwikkeling voor, de woonomgeving.
5. Studiepunten / studielast
840 SBU/30 Studiepunten
Hoorcolleges 10
Werkcolleges 80
Studiebegeleiding
(deel)tentamens
Overige activiteiten
Zelfstudie 750
Totaal 840 uur
149
6. Samenhang met andere OWE’s
Niet van toepassing
7. Ingangseisen Propedeuse behaald. Studenten worden toegelaten tot de minor op basis van een intakegesprek.
8. Algemene omschrijving
Bij het realiseren van leefomgevingen voor mensen komt veel meer kijken dan alleen techniek, bouwtekeningen en bouwprocedures; het gaat vooral om een zoektocht naar een integrale aanpak en innovatieve oplossingen voor het bevorderen van kwaliteit van leven van mensen. Dat maakt het tot een complex, multidisciplinair, mensgericht en bijzonder interessant vakgebied waarin duurzame samenwerking met partners uit meerdere sectoren een basisvereiste is. Het lectoraat Architecture in Health, die deze minor aanbiedt, beschikt daarvoor over een multidisciplinaire omgeving waar je alvast de proef op de som kunt nemen van wat je in de praktijk te wachten staat. Dit gebeurt met informatie, verrijkende lezingen, excursies, workshops enzovoort, maar met name in het ‘atelier’ van de minor, waar je elkaar en je begeleiders wekelijks ontmoet en werkt aan een opdracht binnen een gemeenschappelijk thema. In het atelier ontmoet je je medestudenten en deskundigen vanuit diverse disciplines zoals bouwkunde, zorg, sociologie, culturele antropologie, (facility) management, (zorg) technologie en ICT. Door betrokkenheid bij elkaars projecten krijg je (beter) inzicht in elkaars activiteiten en disciplines en kun je van elkaar leren. Door een methodische aanpak en multidisciplinair denken, het aandragen van slimme oplossingen, brede werk- en denkwijzen, word je in deze minor toegerust voor het leveren van een bijdrage aan het bevorderen van de kwaliteit van leven in een duurzame samenleving.
9. Competenties
In deze course komen de volgende inhoudelijke competenties op niveau 3 aan bod:
C1: Initiëren en sturen
C2: Ontwerpen
C3: Specificeren
C5: Beheren
C6: Monitoren, toetsen en evalueren Daarnaast toont de student ook aan dat hij op niveau 3 over de volgende generieke HBO-competenties beschikt.
C7: Analyseren en onderzoeken
C8: Communiceren en samenwerken
C9: Managen en innoveren
10. Beoordelingscriteria
OWE Indicatoren Beoordelingscriteria
1 B-M-ZB De student heeft specifieke kennis over het realiseren van leefomgevingen van mensen (met een zorgvraag). De student begrijpt dat deze kennis een multidisciplinair, sectoroverstijgend karakter heeft. De student begrijpt het principe van een gebruikersgerichte probleemaanpak en begrijpt de betekenis hiervan voor ontwerp-, onderzoeks- en bedrijfsprocessen. De student heeft daarnaast vaardigheden ontwikkeld die hij/zij in staat stellen om een (ontwerpend) onderzoek te definiëren en uit te voeren.
Ontwerp (45%)
Prototype/ontwerp
Verbeterd ontwerp Onderzoeksverslag(en) (25%)
Lay-Out, Opmaak, Verzorging
Aanleiding & Inleiding
Dataverzameling
Analyse
Conclusie en discussie
150
Ontwerp en onderzoek (70%)
Prototype/ontwerp
Verslag Proces (20%)
Portfolio
IPV
Vooruitgang
Creatieve week
Feedback verwerken Presentaties (10%)
Colloquium
Eindpresentatie
Proces (20%)
Verantwoording afgelegd over het proces
Beschikt over onderzoeksvaardigheden
Zelfstandigheid
Samenwerking
Zelfreflectie
Er is gebruik gemaakt van de input van begeleiders
Eigen inbreng in begeleidingsmomenten
Aanwezigheid bij lezingen en activiteiten Presentatie (10%)
Kwaliteit van de mondelinge presentatie (te letten op duidelijkheid en volgbaarheid van de presentatie, logische opbouw, tijdsindeling, non-verbale communicatie)
11. Tentaminering
Deeltentamen Code Oordeel (Cijfer/ Vink)
Min.grens Weging Tentamenvorm Tentamen-moment (periode)
Toets Her.
Onderzoek B-M-ZB C 5,5 100% Assessment 2 4
12. Onderwijsperiode Semester 1 of 2/2 periodes lang.
151
Bijlage 1 Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut
(belangrijkste begrippen in alfabetische volgorde)18
In het studentenstatuut en in het opleidingsstatuut en de daarin opgenomen reglementen en regelingen wordt verstaan onder:
A
Alluris: het studentinformatiesysteem binnen de HAN
Afstudeerbekwaam (bacheloropleiding): de student die het eerste deel van de postpropedeutische fase van een bacheloropleiding met succes heeft afgerond door het behalen van de bijbehorende tentamens en integrale toetsen.
Afstudeerbekwaam (AD opleiding): de student die het eerste deel van de opleiding met succes heeft afgerond door het behalen van de bijbehorende tentamens en integrale toetsen.
Afstudeerrichting: een specialisatie binnen een opleiding zoals vastgesteld in de OER.
Ambtelijk secretaris: een medewerker die voor een commissie voorbereidend en administratief werk verricht. Hij is toegevoegd aan de betreffende commissie als niet stemhebbend lid.
Associate degree-opleiding: een in het CROHO geregistreerde opleiding van ten minste 120 studiepunten in het hbo leidend tot de wettelijke graad van associate degree.
B
Bacheloropleiding in het hbo: een in het CROHO geregistreerd onderwijsprogramma van 240
studiepunten. Dit bestaat uit een major van maximaal 210 studiepunten en één of meerdere
minor(en) van ieder 30 studiepunten. Major en minor (gezamenlijk) leiden de student op tot het
bachelorgetuigschrift.
Beoordelingscriteria: criteria waaraan de prestatie / het handelen / de uitvoering / de producten van
de student worden beoordeeld.
Beroepenveldcommissie: deskundigen uit het werkveld van een opleiding die de opleiding
adviseren over de inhoud, het eindniveau en de kwaliteit van de opleiding, tegen de
achtergrond van de aansluiting van het curriculum op het beroepenveld, en die toezicht
houden op de toetsing van het eindniveau van de opleiding.
Beroepsbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen
van het afsluitende examen succesvolle afronding van de hbo-opleiding die tot dat beroep op-
leidt, ook genoemd startbekwaam.
Beroepsproduct: het resultaat van een beroepstaak.
Beroepstaak: een betekenisvolle hele taak zoals deze in alle complexiteit in de feitelijke complexiteit
van de beroepscontext door de beroepsbeoefenaar wordt uitgevoerd.
Bezwaarprocedure: verzoek tot heroverweging van een besluit bij de Geschillenadviescommissie.
Beroepsprocedure: verzoek tot vernietiging of wijziging van een besluit door een ander daartoe
aan- gewezen orgaan (het college van beroep voor de examens).
Bureau klachten en geschillen: een faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW binnen de HAN.
C
CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het hoger beroepsonderwijs.
Certificaat: schriftelijke verklaring van een examencommissie, dat een student een module in de deeltijdse of duale opleiding met goed gevolg heeft afgelegd.
Cesuur: de scheiding tussen de resultaten die als voldoende - geslaagd - en de resultaten die als onvoldoende - niet geslaagd - worden beoordeeld.
Cohort: een groep studenten die op dezelfde peildatum voor de eerste maal is ingeschreven voor een opleiding waarop de op dat moment geldende OER voor de regulier geprogrammeerde studieduur van toepassing is.
College van Beroep voor de examens: het college van beroep van de HAN voor de examens als bedoeld in artikel 7.60 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dit
18 In deze begrippenlijst zijn naast algemeen geldende begrippen uit het opleidingsstatuut ook de begripsbepalingen opgenomen uit de onderwijs – en examenregeling (OER), het reglement examencommissie, het reglement opleidingscommissie (OC) en het studentenstatuut.
152
college behandelt door studenten ingesteld beroep tegen besluiten van de opleiding over hem/haar. Het reglement van het college van beroep voor de examens is opgenomen in het studentenstatuut HAN.
College van bestuur (CvB) van de HAN: het instellingsbestuur van de HAN.
Commissie profileringsfonds HAN: commissie als bedoeld in artikel 7.51 WHW die verantwoordelijk is voor het behandelen van de aanvragen voor een financiële ondersteuning van studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet.
Competentie: een geïntegreerd geheel van kennis en inzicht, vaardigheden en attitudes. Een competentie is het vermogen om beroepstaken die essentieel zijn voor een functie/rol adequaat te verrichten. Een competente student is in een bepaalde context in staat om de meest geschikte handelingen en hulpmiddelen te kiezen om beroepstaken uit te voeren en het beoogde resultaat te bereiken.
Coördinator: (van bijv. de propedeutische fase, de deeltijd en het duale onderwijs, enz.) degene die namens de instituutsdirectie aanspreekpunt is en de organisator van het betreffende onderwijs.
Coördinerend surveillant: degene die namens het instellingsbestuur en eventueel namens de voorzit- ter van de examencommissie optreedt in de tentamenlocatie.
Curriculair: betrekking hebbend op het curriculum.
Curriculum: het geheel van toetsprogramma, onderwijsaanbod en praktijk/stagebeleid.
D
Delegatie: het overdragen van de bevoegdheid, inclusief de verantwoordelijkheid. De bevoegdheid om in eigen naam besluiten te nemen.
Deeltijd onderwijs: een opleiding die zodanig is ingericht dat de student de mogelijkheid heeft benevens een volledige dagtaak elders de benodigde competenties te verwerven.
Dagelijkse commissie (DC) van de examencommissie: de commissie zoals bedoeld in artikel 4.3 van het reglement examencommissies.
Deficiëntie: tekort(en) in de vereiste vooropleiding.
Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO): uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) bestaande waarin de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) en de Centrale Financiën Instellingen (CFI) zijn ondergebracht.
Directie service bedrijf HAN: directeur van het service bedrijf HAN.
Docent: degene die aangesteld is bij de HAN en daar onderwijstaken verricht.
Domein: afgegrensd gebied van beroepshandelen en daaraan gerelateerde onderwijsinhoud conform domeinindeling HAN. Een domein omvat een of meer opleidingen.
Duale opleiding: een inrichtingsvorm van de opleiding dusdanig dat competenties in onderlinge samenhang worden ontwikkeld in binnenschoolse en buitenschoolse werk-/leersituaties en dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. Het gedeelte van een duale opleiding dat bestaat uit het volgen van onderwijs, wordt aangeduid als onderwijsdeel.
E
Eenheid van leeruitkomsten: basiseenheid van HAN-onderwijs met betrekking tot een of meer leeruitkomsten in de experimenten leeruitkomsten en vraagfinanciering, waar studiepunten aan gekoppeld zijn.
Eindkwalificaties/eindtermen: welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover een student moet beschikken als hij de opleiding heeft afgerond.
Erkenning Verworven Competenties (EVC): erkenning van competenties opgedaan tijdens werkervaring of gevolgde opleidingen, zowel voor als na de start van je opleiding. EVC’s worden via intakeassessments bepaald en kunnen leiden tot vrijstelling van het afleggen van (het) de tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin deze competenties centraal staan.
Examen: een examen als bedoeld in artikel 7.3 en 7.10 WHW.
Examencommissie: commissie als bedoeld in artikel 7.12 WHW die wordt ingesteld voor een opleiding of groep van opleidingen.
Examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW. Externe toezichthouder: een externe niet in dienst zijnde van de HAN welke tot taak heeft een oordeel te vormen over de kwaliteit van het examen.
153
Externe examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW afkomstig van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort.
F
Faculteit: Organisatorische eenheid van de HAN waarin instituten met verwante opleidingen zijn samengebracht. De HAN kent vier faculteiten: Economie en Management; Techniek; Educatie; Gezondheid, Gedrag en Maatschappij).
Faculteitsdirectie: de directie van de faculteit.
Faculteitsraad: Medezeggenschapsorgaan in de HAN op het niveau van de faculteit (deelraad als bedoeld in het medezeggenschapsreglement van de HAN).
Fraude: elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokken wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt.
G
Geschillenadviescommissie: een adviescommissie ten behoeve van (aanstaande) studenten en extranei als bedoeld in art. 7.63a lid 1 WHW. Het reglement van de Geschillenadviescommissie is opgenomen in het Studentenstatuut.
Gezamenlijke vergadering: vergadering over gezamenlijke punten van de opleidingscommissies die behoren tot een instituut.
Geschillencommissie medezeggenschap: de geschillencommissie als bedoeld in artikel 10.26 WHW. H
HAN: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
HAN-website: de via de startpagina www.han.nl bereikbare internetpagina’s van de HAN. HAN-SIS: het voormalig StudentInformatisSysteem van de HAN. Hogeschool: de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN).
Honoursprogramma: een verdiepend of verbredend programma voor studenten die meer kunnen en willen dan hetgeen aangeboden wordt in het reguliere onderwijsprogramma. Het volgen van een honoursprogramma is een uitbreiding van de studielast van 22,5 studiepunten of meer. Via een honoursprogramma kunnen studenten alsdan extra studiepunten verzamelen, bovenop de 210 studiepunten van de major en de 30 studiepunten van de reguliere minor.
Hoofdfasebekwaam: de student die de propedeutische fase succesvol heeft afgerond door het behalen van het propedeutische examen.
I Inrichtingsvorm van een opleiding: de vorm waarin een opleiding wordt verzorgd zoals voltijd, deeltijd
en duaal. Instituut: organisatie-eenheid binnen een faculteit die één of meer opleidingen omvat.
Instituutsdirectie: de directie van een instituut binnen de HAN. Intakeassessement: methode om het beginniveau van aanwezige competenties vast te stellen bij
anderen dan HAN-studenten. Integrale toets: een toets waarin de student aantoont dat hij de onderlinge samenhang van de
beroepstaken (en de daaraan gerelateerde onderwijseenheden) begrijpt en kan hanteren in het praktische handelen.
Internationaal diplomasupplement (IDS): Engelstalig document dat voldoet aan internationale afspraken en de volgende informatie bevat: een specificatie van de behaalde graad, beknopte informatie over het gevolgde onderwijs, het beoordelingssysteem en de behaalde studieresultaten en -punten. Verder bevat het beknopte informatie over de HAN University en het Nederlandse onderwijsstelsel.
J
Judicium Abeundi: de bevoegdheid van het college van bestuur om in bijzonder gevallen na advies van de examencommissie en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen te besluiten dat een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan te beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening.
154
K Kamer van de opleidingscommissie: binnen de opleidingscommissie kunnen een of meerdere kamers
zijn gesteld. Een kamer kan worden ingesteld naar inrichtingsvorm, bijzondere eigenschap van de opleiding of locatie van de opleiding.
Kopopleiding: opleidingsvariant van een opleiding tot leraar van de tweede graad met een studielast van 60 studiepunten toegankelijk voor studenten in het bezit van een wo- of hbo-getuigschrift van een verwante vakopleiding zoals beschreven in de bijlage bij artikel 6a.1 van de Regeling studiefinanciering 2000.
L
Leerbron: bron die de student kan gebruiken ter ontwikkeling van zijn competenties, bijvoorbeeld: college, werkgroep, project, literatuur (hardcopy of digitaal), individuele opdracht, stage, enz.
Leerroute: weg die de student volgt om de competenties te verwerven die horen bij de door hem gevolgde opleiding.
Leeruitkomsten: beschrijving van inhoud en niveau van kennis, inzicht en vaardigheden en, zo aan de orde attitude van een lerende na afronding van een leerproces in een flexibel ingericht traject dat deel uitmaakt van de opleiding.
Leerwegonafhankelijk tentamen: een tentamen bij de start van de opleiding dan wel gedurende de opleiding zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheid/-heden waarin de competenties centraal staan die de student meent te beheersen.
M
Mandaat: het overdragen van de bevoegdheid zonder de verantwoordelijkheid over te dragen. De bevoegdheid om in naam van een ander besluiten te nemen.
Major: de hoofdrichting van de bacheloropleiding waarin de student zijn beroepscompetenties ontwikkelt. De major omvat maximaal 210 studiepunten inclusief de propedeuse.
Masteropleiding in het hbo: een onderwijsprogramma waarvoor tenminste als toelatingsvoorwaarde geldt een getuigschrift van een verwante hbo-bacheloropleiding. Deze omvat tenminste 60 studiepunten. Hij leidt de student op tot het mastergetuigschrift.
Minor: deel van de postpropedeutische fase van de bacheloropleiding dat gericht is op verbreding of verdieping van de studie. De minor heeft een studielast van 30 studiepunten en betreft een gecertificeerde HAN-minor of een vrije minor.
Module: is een intern samenhangend en in zekere mate zelfstandig deel van de propedeutische of postpropedeutische fase van de deeltijdse en van de duale opleiding dat is gericht op een reëel cluster van kwalificaties ontleend aan de beroepspraktijk.
Mondeling tentamen: een tentamen dat door middel van een gesprek tussen de examinator(en) en de student wordt afgenomen.
N
Nominale studieduur van de opleiding: zie regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding. Noodfonds HAN: Het Noodfonds is een voorziening voor studenten die in een financiële noodsituatie verkeren, die op geen enkele andere wijze opgelost kan worden.
Nuffic: (Netherlands Universities' Foundation for International Cooperation, of: Stichting Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs): een Nederlandse non-profit dienstverlenende organisatie en expertisecentrum op het terrein van internationaal georiënteerd onderwijs die is gevestigd in Den Haag. Bovendien besteedt Nuffic bijzondere aandacht aan studenten en onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden, om de kenniskloof tussen landen te verkleinen.
NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie: een bij verdrag tussen Nederland en Vlaanderen opgerichte publieke binationale instelling die in beide regio's de kwaliteit van het hoger onderwijs waarborgt door middel van onder andere het beoordelen van opleidingen en het verlenen van een keurmerk.
O
Onderwijs- en examenregeling (OER): regeling als bedoeld in artikel 7.13 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en onderdeel van het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut.
155
Onderwijsarsenaal: de onderwijs- en begeleidingsactiviteiten die de opleiding nieuwe stijl aan de student aanbiedt ter ondersteuning van het behalen van de (deel-)tentamens behorende bij de opleiding.
Onderwijseenheid: basiseenheid van HAN-onderwijs, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden en , zo aan de orde attitude, waar studiepunten aan gekoppeld zijn.
Onderwijsovereenkomst: overeenkomst tussen student en HAN in het kader van het experiment vraagfinanciering en/of in het kader van het experiment leeruitkomsten.
Onderwijsperiode: periode in een studiejaar waarin onderwijs wordt aangeboden. Bij de HAN is dit een periode van 10 weken.
Onregelmatigheid: elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing. Onder de definitie van onregelmatigheid wordt onder andere ook fraude begrepen.
Opleiding – in het experiment leeruitkomsten: een associate degree-, bachelor- of masteropleiding, dan wel een overige CROHO-geregistreerde opleiding die verzorgd wordt door de HAN die een samenhangend geheel van eenheden van leeruitkomsten omvat, in de zin van de Subsidieregeling subsidiëring flexibel hoger onderwijs voor volwassenen.
Opleiding – niet in het experiment leeruitkomsten: een associate degree-, bachelor- of masteropleiding, dan wel een overige CROHO-geregistreerde opleiding die verzorgd wordt door de HAN die een samenhangend geheel van onderwijseenheden omvat, in de zin van artikel 7.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Opleidingscommissie; een adviesorgaan voor de directie van de betreffende (groep van) opleiding(en) over alle aangelegenheden betreffende het onderwijs in de desbetreffende (groep van) opleiding(en). De commissie heeft tot taak te adviseren over het bevorderen en waarborgen van de kwaliteit van de opleiding en het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de OER. De commissie heeft instemmingsrecht en adviesrecht op onderdelen van de OER.
Opleidingsstatuut: het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut. Dit bevat informatie over de opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs; studentenvoorzieningen, voorzieningen betreffende studiebegeleiding, de OER en opleidingsspecifieke regelingen die de rechten en plichten van studenten beogen vast te leggen.
P Postpropedeutische fase: hoofdfase, het gedeelte van de bacheloropleiding, dat volgt op de
propedeutische fase. Portfolio: (digitale) bewaarplaats van bestanden/documenten waarmee een student zijn eigen
individuele ontwikkeling (het leerproces) zichtbaar maakt en zijn behaalde niveau (leerproducten, bewijs voor verworven competenties en beheersing van beroepstaken) aantoont. Het portfolio vervult de functies van persoonlijk leerarchief, interactiemiddelen tussen student en opleiding betreffende planning, ontwikkeling en prestaties van de student, en in voorkomende gevallen beoordeling.
Praktijkleerovereenkomst: overeenkomst gesloten door HAN, een student en een bedrijf of organisatie met betrekking tot de beroepsuitoefening binnen een duale opleiding als bedoeld artikel 7.7 lid 5 WHW.
Presentatiedeel van het portfolio: deel van het portfolio waarin bewijzen worden opgenomen van beheersing van competenties voor beroepstaken ten behoeve van het tentamen of de integrale toets.
Profileringsfonds HAN: fonds van de HAN als bedoeld in artikel 7.51 WHW die financiële ondersteuning toekent aan studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet.
Propedeutische fase: eerste fase van de bacheloropleiding met een studielast van 60 studiepunten.
R Raad van toezicht: de raad van toezicht van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding: de minimumduur van de opleiding in tijd
vanwege het feitelijk geprogrammeerde volledige onderwijs van de opleiding, ook wel nominale studieduur genoemd.
S
SBU: studiebelastingsuren
156
Secretaris examencommissie: het lid van de examencommissie dat samen met de voorzitter van de examencommissie de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie verzorgt.
Service bedrijf HAN: organisatieonderdeel van de HAN voor ondersteuning van onderwijs-, beleids- en beheersprocessen binnen de HAN.
Stage: buitenschools leerarrangement dat als leerbron bijdraagt aan het verwerven van beroepscompetenties.
Startbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van het afsluitende examen succesvolle afronding van de hbo-opleiding die tot dat beroep opleidt; ook genoemd beroepsbekwaam.
Student: hij/zij die als student staat ingeschreven aan een opleiding van de HAN voor het volgen van onderwijs en/of het afleggen van de toetsen en de examens van die opleiding.
Studentenstatuut: Het statuut waarin de rechten en plichten van de studenten zijn vermeld. Dit bestaat uit 2 delen: 1. het Instellingspecifieke, HAN-brede deel: dit bevat rechten en plichten van de student op basis van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en een over- zicht van regelingen die de rechten van studenten beogen te beschermen. In de praktijk wordt deel 1 het Studentenstatuut genoemd. Het tweede deel is het opleidingsspecifieke deel. Zie voor het tweede deel bij opleidingsstatuut.
Studentinformatiesysteem: Hierin zijn voor de student zijn studieresultaten en studiecontract digitaal te raadplegen.
Studentzaken: service unit van het service bedrijf HAN voor dienstverlening aan studenten en medewerkers van de HAN betreffende studenten van de HAN, zoals lokaalreservering en roosters.
Studenten Inschrijf Administratie (SIA): onderdeel van de service unit studentzaken van het service bedrijf HAN die de backoffice administratie rondom het aanmelden, in- en uitschrijven van studenten verzorgt.
Studieadvies: advies van de opleiding aan de student over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding, uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase.
Studiebelastingsuur (SBU): eenheid van 60 minuten te besteden aan studie. De omvang van onderwijseenheden wordt uitgedrukt in studiebelastingsuren. Daarnaast staat een studiepunt voor 28 studiebelastingsuren.
Studiejaar: het tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar.
Studieloopbaanbegeleider (SLB-er): de medewerker belast met studieloopbaanbegeleiding van een of meer studenten.
Studieloopbaanbegeleiding (SLB): activiteiten die er op gericht zijn om studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Hierbij ligt de nadruk op de individuele studievoortgang van de student.
Studiepunt in onderwijseenheid: maat die overeenkomt met een normatieve studielast van 28 studiebelastingsuren (SBU).
Studiepunt in eenheid van leeruitkomsten: maat die uitdrukking geeft aan het belang van de eenheid van leeruitkomsten ten opzichte van het totaal van eenheden van leeruitkomsten dat leidt tot de opleidingskwalificatie.
Surveillant: degene die toezicht houdt in de tentamenlocatie.
T Talentenprogramma: een verdiepend of verbredend programma voor studenten die meer kunnen
en willen dan hetgeen aangeboden wordt in het reguliere onderwijsprogramma. Het volgen van een talentenprogramma is een uitbreiding van de studielast van minder dan 22,5 studiepunten. Via een talentenprogramma kunnen studenten dan extra studiepunten verzamelen, bovenop de 210 studiepunten van de major en de 30 studiepunten van de reguliere minor.
Tentamen: een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Het tentamen is een onderdeel van een onderwijseenheid. Een tentamen kan bestaan uit meerdere deeltentamens.
Timeslot: vorm van roostering waarbij binnen een onderwijsperiode bepaalde tijdstippen gereserveerd worden voor bepaalde activiteiten.
Toelatingsonderzoek: ook wel colloquium doctum genoemd, is een onderzoek dat door een toelatingscommissie wordt verricht naar de geschiktheid van betrokkene voor het desbetreffende
157
onderwijs en naar de vraag of betrokkene de Nederlandse taal voldoende beheerst. De betrokkene dient 21 jaar of ouder te zijn.
V
Verkort programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door de mogelijkheid van het verkrijgen van een pakket aan vrijstellingen.
Verkorte studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding, vanwege verkregen vrijstellingen en/of afgelegde leerwegonafhankelijke tentamens.
Verlengd programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur langer in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep.
Verlengde studieduur: feitelijke studieduur van een student langer in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding.
Verschoning: het recht van de vertrouwenspersonen, leden van de klachtencommissie ongewenst gedrag en het college van beroep om zich terug te trekken, omdat anders de onpartijdigheid niet voldoende gewaarborgd zou zijn.
Versneld programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door aantoonbare eigenschappen en competenties om een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode te realiseren dan die van het reguliere programma.
Versneld traject gericht op studenten met een vwo-diploma: een versneld traject dat toegankelijk is voor studenten met een vwo diploma dan wel op grond van een ministeriële regeling of naar oordeel van de instituutsdirecteur daaraan tenminste als gelijkwaardig beschouwd.
Versnelde studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding vanwege het realiseren van een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode dan regulier geprogrammeerd.
Voltijd onderwijs: onderwijs dat zodanig is ingericht dat de gehele week beschikbaar is om de student de benodigde competenties te laten verwerven.
Vrije minor: een minor die een student bij een andere (onderwijs)instelling volgt, samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of andere (onderwijs)instelling..
Vrijstelling: de beslissing van de examencommissie dat de student niet hoeft deel te nemen aan het (de) tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin de competenties centraal staan die de student naar het oordeel van de examencommissie vol- doende beheerst.
Voorzitter examencommissie: een lid van de examencommissie, dat leiding geeft aan de examencommissie.
W
Werkdag: dag niet zijnde zaterdag, zondag, officiële feest- of vakantiedag conform de HAN-jaarplanning (zie opleidingsstatuut).
Werkveldadviescommissie: zie beroepenveldcommissie.
Wet: wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).
WHW: wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Wraking: het door de klager of aangeklaagde, kenbaar maken van zijn mening dat op grond van feiten en/of omstandigheden een onpartijdig oordeel van een lid of voorzitter van de Klachten- of beroepscommissie wordt bemoeilijkt, met de bedoeling dit lid of de voorzitter te laten vervangen.