OPLEIDING Verzorgende-IG Medewerker Maatschappelijke Zorg...

1

OPLEIDING

Verzorgende-IG &

Medewerker Maatschappelijke Zorg

OPDRACHTENBOEK

Fase: Beginner KD 2012

Beroepstaak A startbekwaam Beroepstaak B beginner Beroepstaak C beginner Albeda College Branche Gezondheidszorg Kwalificatieniveau 3 Crebo 95530 Versie 1.0 Naam student: ……………………

Opdrachtenboek Fase: Beginner Opleiding VIG&MMZ

Albeda College Branche Gezondheidszorg 2



Inhoudsopgave

Blz. Inleiding 5 Instructie feedbackformulier 7 Leerlijn 8 Begrippenlijst 10 Oriëntatie 13 Beroepstaak A Ondersteunen bij huishouden en wonen -Startbekwaam

Beroepsopdracht (praktijk) 39

Feedbackformulier 41

Feedbackformulier (zelf invullen) 43

Ondersteuningsmagazijn school 47

Ondersteuningsmagazijn praktijk en praktijkactiviteiten 51

Beroepstaak B Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg -Beginner






Beroepstaak C Begeleiden -Beginner






Rekentaken 165 Toetsen Portfolio



Inleiding In deze inleiding krijg je uitleg over het opdrachtenboek voor de beginnersfase. Na de inleiding vind je de instructie van het gebruik van het feedbackformulier. Hierna staat de leerlijn. Hier staat beschreven aan welke beroepsopdrachten je gaat werken in de beginnersfase. Er is ook een begrippenlijst toegevoegd met de woorden die misschien nog onbekend voor je zijn en die voorkomen in dit opdrachtenboek. De opleiding begint met een oriëntatieperiode. Je zult samen met de groep, de docenten en de SLB een aantal activiteiten doen om kennis te maken met school, het beroep en het werkveld. De activiteiten vind je in het ondersteuningsmagazijn. Na de oriëntatie start je met het inhoudelijke deel van de opleiding. De beginnersfase bestaat uit beroepstaak A, B en C. Beroepstaak A rond je af in de beginnersfase. Je voert de beroepsopdracht op startbekwaam niveau uit. Beroepstaak B en C komen terug in de gevorderde- en startbekwame fase. Het uitgangspunt voor wat je gaat leren zijn de beroepsopdrachten. Lees de beroepsopdracht dus eerst goed door. De beroepsopdrachten zijn toetsen die bepalen of je de werkprocessen en de competenties die behoren bij het beroep van verzorgende & medewerker maatschappelijke zorg op beginnend niveau kunt uitvoeren. De beroepsopdrachten uit dit opdrachtenboek fase: beginner voer je in de praktijk uit. Je kunt de beroepsopdrachten uitvoeren als toets wanneer je voldoende kennis, vaardigheden en houdingaspecten bezit. Dit kun je aanleren door activiteiten te doen op school en in de praktijk. Met dit opdrachtenboek werk je dan ook op school en in de praktijk. Je kunt de beroepsopdracht ook van te voren oefenen door de beroepsopdracht of onderdelen hiervan uit te voeren en feedback te vragen. De feedback kan ingevuld worden op het feedbackformulier. De activiteiten die je kunt doen staan in het ondersteuningsmagazijn. Er is een deel met activiteiten voor op school en een deel met activiteiten voor in de praktijk. De activiteiten zijn per beroepsopdracht onderverdeeld in beroepsproducten en thema’s. Er zijn activiteiten voor het opdoen van kennis, vaardigheden en houdingaspecten. Een beroepsproduct of thema bevat workshops en activiteiten. In overleg met de docent en de student zullen er een of meerdere workshops worden gegeven. De activiteiten, die je op school of thuis uit kunt voeren zijn terug te vinden op het Albeda Portaal. De activiteiten voor in de praktijk vind je op het portaal en zitten ook in dit opdrachtenboek. Je kunt als student een keuze maken uit de activiteiten en er op school, in de praktijk en thuis aan werken. Het is belangrijk om activiteiten te kiezen waar jij van leert. Het aantal activiteiten dat je minimaal moet uitvoeren staat tussen haakjes vermeld. In overleg met je docent, je werkbegeleider of praktijkopleider kan hiervan worden afgeweken. De uitgevoerde activiteiten teken je zelf af in het opdrachtenboek. Als je een beroepsproduct of thema hebt afgerond laat je de uitwerking van de activiteiten zien aan je docent, in de praktijk aan je werkbegeleider of praktijkopleider, zodat zij dit voor jou kan aftekenen. Tijdens de opleiding word je op verschillende manieren getoetst. Op school krijg je kennistoetsen en casustoetsen. In de praktijk word je getoetst door middels van de beroepsopdracht. In het toetsmagazijn staan testen, waarmee je kunt testen of je voldoende kennis, vaardigheden en houdingsaspecten bezit om de toetsen te maken. Op diverse momenten in je opleiding is er een ijkmoment. Je levert dan een portfolio in. Het is handig om een werkplanning te maken voor het eerstvolgende ijkmoment.



De SLB begeleid je onder andere bij het leerproces en het samenstellen van je portfolio. In het begin zal de SLB je hierbij meer ondersteunen dan later in de opleiding. De SLB heeft regelmatig een gesprek met je om de voortgang van de opleiding te bespreken. De assessor waardeert op de ijkmomenten je portfolio en geeft advies aan de subexamencommissie of jij je voldoende hebt ontwikkeld om verder te mogen gaan met de opleiding. Achterin het opdrachtenboek vind je de toetsen van beroepsopdracht A startbekwaam, B beginner en C beginner. Deze toetsen gebruik je om de beroepstaak in de praktijk te toetsen. In overleg met je docent bepaal je wanneer je een kennistoets of casustoets maakt. Met je werkbegeleider of praktijkopleider bepaal je wanneer je de beroepsopdrachten uitvoert. De tijd die je nodig hebt om aan deze beroepstaken in de beginnersfase te werken is afhankelijk van je eigen studietempo. De richtlijn voor de duur van de beginnersfase is 28-40 schoolweken.



INSTRUCTIE FEEDBACKFORMULIEREN INLEIDING Tijdens het leren kun je een beroepsopdracht, of onderdelen daarvan, meerdere keren uitvoeren. Op die manier kun je feedback verzamelen, zodat je het uitvoeren van de opdracht steeds verder kunt verbeteren. Je kunt het feedbackformulier gebruiken bij de beroepsopdracht, waar de werkprocessen al genoemd zijn, of het lege feedbackformulier. Hierop kun je zelf een werkproces met de bijbehorende competenties en prestatie-indicatoren invullen. Instructie voor de student Er zijn verschillende mogelijkheden om het feedbackformulier te gebruiken. Enkele suggesties:

Probeer een goed beeld te krijgen van de competenties en werkprocessen waarvan men verwacht dat je die laat zien. Praat erover met collega’s, met je werkbegeleider enz. Let op hoe anderen het werk uitvoeren en wat jij daarvan kan leren.

Ga na welke competenties je al goed beheerst en met welke competenties je nog moeite hebt. Vraag werkbegeleiders om je op die onderdelen waar je nog moeite mee hebt (competenties/prestatie-indicatoren), feedback te geven. Dit kan door middel van een gesprek, een gerichte observatie enz.

Voer de opdracht meerdere keren uit en vraag verschillende werkbegeleiders het feedbackformulier in te vullen. Bespreek de uitkomsten met je eigen werkbegeleider.

Kruis een paar competenties/werkprocessen aan waar je extra aandacht aan wil schenken. Beschrijf zelf hoe je vindt dat je deze uitvoert en vergelijk je eigen mening met die van collega’s.

Zorg ervoor dat je voldoende feedback hebt verzameld en voeg de formulieren als bewijslast toe aan je portfolio. Gebruik de formulieren in gesprekken met je SLB. Zorg er wel steeds voor dat datum, naam en paraaf van de werkbegeleider op het formulier staan.

Instructie voor de werkbegeleider Er zijn verschillende mogelijkheden om het feedbackformulier te gebruiken. Enkele suggesties:

Samen met de student bekijkt u de inhoud van de opdracht en neemt u de werkprocessen, de competenties en prestatie-indicatoren door. Samen vormt u zich een beeld van wat er verwacht wordt van de student en de betekenis daarvan voor uw praktijksituatie.

Samen met de student neemt u het feedbackformulier door. De student vertelt wat zij/hij daarin moeilijk vindt en wat juist goed gaat. U vertelt de student wat uw bevindingen zijn.

Dit gesprek levert informatie op voor het leren en begeleiden van de student. Er kan een keuze gemaakt worden om de komende tijd extra aandacht te besteden aan bepaalde werkprocessen/competenties.

U vindt dat de student al veel heeft geoefend met onderdelen van de beroepstaak. Volgens u is de student in staat de totale zorg voor bijv. één cliënt uit te voeren. U gebruikt het feedbackformulier om de student van informatie te voorzien over haar/zijn handelen

U vindt dat de student voldoende heeft geleerd om de opdracht uit te voeren en met behulp van feedback haar/zijn handelen te verbeteren. U maakt een planning met de student welke cliënten zij/hij gaat verzorgen en wanneer. U gebruikt het feedbackformulier om de student van feedback te voorzien.

NB: Bij het geven van feedback is het van belang dat u het gedrag van de student altijd bekijkt in het totaal van de opdracht en de werkprocessen. Gebruik hiervoor naast de opdracht altijd het overzicht van de werkprocessen, competenties en prestatie-indicatoren



Leerlijn

De beginnersfase duurt max 1 schooljaar Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4

I Oriëntatie op school

Oriëntatie op het beroep

Oriëntatie in de praktijk

Beroepstaak A:

A1: plannen van werkzaamheden Plannen van werkzaamheden Plannen van werkzaamheden

A2: Huishoudelijk werk Inleiding op de zorg voor de leefsituatie Inleiding op de zorg voor de leefsituatie

Zorg voor de leefsituatie van doelgroepen Zorg voor de leefsituatie van doelgroepen

Voeding en verzorging van doelgroepen Voeding en verzorging van doelgroepen

Ondersteunen bij huishouden en wonen Ondersteunen bij huishouden en wonen

Beroepstaak B: Observeren en rapporteren Observeren en rapporteren

B1: Zorgplan Zorgproces Zorgproces

B2: Basiszorg Persoonlijke verzorging Persoonlijke verzorging Persoonlijke verzorging Persoonlijke verzorging

Opname van voeding en vocht Opname van voeding en vocht Opname van voeding en vocht Opname van voeding en vocht

Uitscheiding Uitscheiding Uitscheiding Uitscheiding

Mobiliteitsproblemen Mobiliteitsproblemen Mobiliteitsproblemen

Bed verzorgen Bed verzorgen Bed verzorgen

Vitale functies Vitale functies Vitale functies

Slaap-en waakritme Slaap-en waakritme Slaap-en waakritme

B3: Crisisituaties EHBO EHBO Reanimatie

Crisissituaties Fysieke Agressie

C2: Psychosociale begeleiding Beroepshouding Sociale vaardigheden en een functionele Zelfbeeld en reflectie

Sociale vaardigheden en een functionele samenwerkingsrelatie

samenwerkingsrelatie Zelfbeeld en reflectie

C3: Groepsbegeleiding Leven in groepen Supported living

Functie van groepen Reminicentie

Diverse doelgroepen in groepen

Nederlands Werken aan generieke taal- en rekentaken Werken aan generieke taal- en rekentaken Werken aan generieke taal- en rekentaken Werken aan generieke taal- en rekentaken

Rekenen (indien nodig) (indien nodig) (indien nodig) (indien nodig)

Werken aan beroepsspecifieke taal- en Werken aan beroepsspecifieke taal- en Werken aan beroepsspecifieke taal- en Werken aan beroepsspecifieke taal- en

rekentaken rekentaken rekentaken rekentaken

Burgerschap

BOL: 4 x per jaar themadag LLB Themadag LLB (BOL en BBL) Themadag LLB (alleen BOL) Themadag LLB (BOL en BBL) Themadag LLB (alleen BOL)

BBL: 2x per jaar themadag LLB

Studieloopbaan POP/PAP POP/PAP POP/PAP POP/PAP

Individuele coaching Individuele coaching

Individuele coaching Groepscoaching Groepscoaching Groepscoaching

Voorbereiding praktijk Voorbereiding praktijk (BOL) Voorbereiding praktijk Voorbereiding praktijk

Praktijk Oriëntatie Activiteiten ter voorbereiding op Activiteiten ter voorbereiding op Activiteiten ter voorbereiding op

beroepsopdracht A startbekwaam Beroepsopdracht A startbekwaam Beroepsopdracht A startbekwaam

beroepsopdracht B en C beginner Beroepsopdracht B en C beginner Beroepsopdracht B en C beginner

Verzorgende-IG

Beginnerfase



Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4

Beroepstaken

Kennis

Vaardigheden/ houding

Oriëntatie op het leren

Oriëntatie Oriëntatie in de praktijk

Oriëntatie in het beroep

A: Ondersteunen bij huishouden A1: Plannen van werkzaamheden A1: Plannen van werkzaamheden

en wonen A2: Huishoudelijk werk A2: Huishoudelijk werk

B: Ondersteunen bij de B1: Plannen van zorg B1: Plannen van zorg

persoonlijke basiszorg B2: Basiszorg B2: Basiszorg B2: Basiszorg B2 Basiszorg

B3: Crissituaties B3: Crisissituaties

C: Begeleiding C2: Psychosociale begeleiding C2:Psychosociale begeleiding C2:Psychosociale begeleiding

C3:Groepsbegeleiding

Werkprocessen 1.1,1.2,1.4,1,5,1.7,1.10,1.11 1.1,1.2,1.4,1,5,1.7,1,9,1.10,1.11 1.1,1.2,1.4,1,5,1,9,1.10,1.11 1.2,1.5,1.6,1.11

1.1,2.1,2.2,2.3,3.3,3.6 1.1,2.1,2.2,2.3,3.3,3.6 1.1,2.1,2.2,2.3,3.3,3.6 2.1,2.2,2.3,3.4,3.6

Competenties C,D,E,F,H,J,K,L,M,N,Q,R,T C,D,E,F,H,J,K,L,M,N,Q,R,T,V C,D,E,F,H,J,K,L,M,N,Q,R,T,V C,D,E,F,J,K,L,R,M,Q,R,T,U

Toetsing Beroepsopdracht A startbekwaam

Casustoets A startbekwaam Beroepsopdracht B beginner

Beroepsopdracht C beginner

Casustoets A startbekwaam

Casustoets B beginner

Casustoets C beginner

Kennistoets beroepstaak B, 1e deel Kennistoets beroepstaak B, 2e deel

Kennistoets beroepstaak B, 3e deel

Nederlands: instaptoets 1F Nederlands: deeltoets 1F Nederlands: eindtoets 1F

Rekenen: instaptoets 1F Rekenen: deeltoets 1F Rekenen: eindtoets 1F

IJkmoment 1: 8-12 weken 2: 14-22 weken NVT 3: 28-40 weken

Kun je de opleiding vervolgen? Kun je de opleiding vervolgen? Kun je naar de gevorderde fase?

Aanwezigheid Aanwezigheid Aanwezigheid

Beroepshouding Beroepshouding Beroepshouding

Competentiegroei Competentiegroei Beroepsopdrachten

Nederlands Kennistoetsen Burgerschap

Rekenen Nederlands Casustoetsen

Rekenen Competentiegroei

Kennistoetsen

Nederlands

Rekenen

Wergeversbeoordeling

(indien aanwezig)

Overzicht periodes en ijkmomenten Verzorgende-IG

Beginnerfase



Begrippenlijst Om dit opdrachtenboek goed te kunnen lezen worden eerst begrippen uitgelegd die gebruikt worden.

Begrip Uitleg

Assessor

Waardeert op de ijkmomenten het portfolio en geeft advies aan de subexamencommissie of de student verder mag gaan met de opleiding.

Beroepsopdracht Een beroepstaak die een student uitvoert op het niveau van beginner, gevorderd en/of startbekwaam niveau. Deze opdracht meet het niveau van de student en wordt in de praktijk of op afgenomen.

Beroepsproduct Een door de beroepsbeoefenaar te leveren dienst (immaterieel) of product (materieel) in de context van het beroep.

Beroepstaak Een beroepstaak is herkenbare taak / onderdeel in het werk (beroep) en bevat een cluster van werkprocessen uit het kwalificatiedossier.

BPV Beroepspraktijkvorming (praktijk/stage)

Branche Een organisatie waar zorg wordt verleend: VVT (verpleeghuis/verzorgingshuis/thuiszorg), GHZ (gehandicaptenzorg), GGZ (geestelijke gezondheidszorg)

Competentie Een vermogen dat kennis (wat je moet weten), houding (gedrag) en vaardigheden (wat je moet kunnen uitvoeren) omvat, om in een concrete beroepssituatie doelen te kunnen bereiken.

IJkmoment

Moment waarop vastgesteld wordt waar de student zich bevindt in het leerproces en of hij/zij verder mag gaan: go/no go.

Kwalificatiedossier

Beschrijft wat de student aan het einde van de opleiding moet kennen en kunnen.

Laagcomplexe cliënt Een cliënt die eenvoudige persoonlijke basiszorg nodig heeft



Begrip Uitleg

Ondersteuningsmagazijn Een gestructureerde verzameling van middelen om het leren van de student te ondersteunen zowel op school als in de praktijk.

PAP

Persoonlijk Activiteiten Plan

POP Persoonlijk Ontwikkel Plan

Portfolio

Een map met bewijzen die laat zien hoe ver de student is in de opleiding

Prestatie-indicatoren Omschrijving van gedrag dat past bij een bepaalde competentie. Deze zijn beschreven in het kwalificatiedossier.

Studieloopbaanbegeleider (SLB)

De student krijgt tijdens zijn opleiding begeleiding van een SLB. Deze begeleiding betreft het leerproces en de loopbaan van de student.

Toetsmagazijn Een gestructureerde verzameling testen en proeftoetsen. Is bedoeld als evaluatie-instrument om te kunnen bekijken hoe ver iemand op een bepaald moment is.

Werkproces Beschrijving van activiteiten die van een beroepsbeoefenaar verwacht worden. Deze zijn beschreven in het kwalificatiedossier.



Oriëntatie

Ondersteuningsmagazijn School

Oriëntatie op school Beginner

Activiteit datum paraaf

Kennismaking school

Zelfevaluatie kennismaking school

Beroepstaken

Opdrachtenboek

Docent, SLB en assessor

Activeren portaal

Invullen POP formulier

Werken met word

Internet zoeken

Verdiepen in competenties

Leerstijlentest

Brief aan jezelf

Presenteer jezelf

Reflecteren

Reflecteren Korthage

Nederlands en rekenen

Ontwikkelboek introductie (verplicht)


Oriëntatie op het beroep Beginner


Motivatie beschrijven

Doelgroepen en brancheverbijzondering

Je werk als VIG & MMZ


Oriëntatie in het werkveld Beginner


Stagevoorbereiding

Praktijkorganisatie excursie



Kennismaking school

Leerdoel De student onderzoekt de indeling van de school en de faciliteiten

Evaluatie Bespreek je resultaat met medestudenten en de docent

Competentie E. Samenwerken en overleggen M. Analyseren

Activiteit

Het is belangrijk dat je de weg leert vinden in school. Ook zal je gedurende de opleiding gebruik maken van diverse faciliteiten, zoals de mediatheek. Met behulp van onderstaande opdracht ga je met een groepje medestudenten de indeling van het schoolgebouw onderzoeken en de faciliteiten. Na afloop breng je mondeling verslag uit in de klas

Werkwijze: Vorm een groepje met 3 of 4 medestudenten; Neem pen en papier mee om notities te maken. Onderzoek van de onderstaande faciliteiten het volgende:

Wat biedt deze faciliteit aan studenten?

Op welke verdieping is deze faciliteit te vinden?

Wat heb je nodig om gebruik van te maken van deze faciliteit?

Wat zijn de openingstijden van de faciliteit?

Wat zijn de regels voor het gebruik ervan? Faciliteiten zijn:

De praktijklokalen voor het vak persoonlijke basiszorg

De AED

Het praktijklokaal voor het vak ondersteunen bij huishouden en wonen

De theorielokalen

Postvak van de docenten

Toiletten

Mediatheek

Laptops (te vinden in de mediatheek)

Open leercentrum (afgekort OLC)

De 2 kantines

Het restaurant

Bakkerswinkeltje

Kantoorboekwinkeltje

Kluisjes (te vinden in de hal)

Fietsenstalling

De lunchroom

De collegezaal

De kopieerapparaten

De brandslangen en brandmelder Onderzoek van onderstaande personen in welke ruimte/kamer zij in het gebouw te vinden zijn:

De docenten van je opleiding

De administratieve van je opleiding

De teamleider van je opleiding



Zelfevaluatie introductie

Leerdoel De student onderzoekt bij zichzelf of hij/zij relevante informatie verworven heeft om de faciliteiten en de materialen te gebruiken.

Evaluatie Bespreek je resultaat met medestudenten en de docent

Competentie M. Analyseren

Activiteit

Met behulp van onderstaande opdracht ga je bij je zelf na of je bent georiënteerd in het gebouw, de materialen en de faciliteiten. Vul de zelfevaluatie zelfstandig in en zet een kruisje wat voor jou klopt

Ik weet de volgende faciliteiten in het gebouw zelfstandig te vinden: Mediatheek 0 ja 0 nee Laptops 0 ja 0 nee Openleercentrum 0 ja 0 nee Praktijklokalen 0 ja 0 nee Huishoudlokaal 0 ja 0 nee Theorielokalen 0 ja 0 nee Toiletten 0 ja 0 nee Docentenkamer 0 ja 0 nee Postvak van de docenten 0 ja o nee Branduitgang 0 ja 0 nee Brandslang en melder 0 ja 0 nee Bakkerswinkel tje 0 ja 0 nee Kantoorboekwinkeltje 0 ja 0 nee Kantines (2) 0 ja 0 nee Het restaurant 0 ja 0 nee Lunchroom 0 ja 0 nee Fietsenstalling 0 ja 0 nee Kluisjes 0 ja 0 nee AED 0 ja 0 nee De collegezaal 0 ja 0 nee De kopieerapparaten 0 ja 0 nee Ik weet hoe ik de volgende materialen zelfstandig kan gebruiken / lezen: Rooster 0 ja 0 nee Inloggen en gebruik van Portaal 0 ja 0 nee Inloggen en gebruik van licenties 0 ja 0 nee

Ik ken de procedure bij brand 0 ja 0 nee

Formuleer je vragen wat je nog wilt weten of waar je nee beantwoord hebt:

Wie heb je nodig om antwoord op je vraag te krijgen?



Beroepstaken

Leerdoel De student benoemt de beroepstaken en kan in globale termen beschrijven wat iedere beroepstaak inhoudt. De student kan benoemen wat de beginnersfase, gevorderd- en startbekwame fase inhoudt.

Evaluatie Zelfevaluatie met behulp van een vragenlijst


Activiteit

Volg de klassikale uitleg over de beroepstaken. Volg de klassikale uitleg over de indeling van de opleiding in o.a beginner, gevorderd en startbekwaam. Maak voor je zelf aantekeningen over dit onderwerp. Maak voor je zelf een schema waarin je de beroepstaken voor aankomend schooljaar neerzet in de juiste volgorde.

Zelfevaluatie; benoem bij iedere taak bij welke beroepstaak deze taak hoort (soms zijn er meerdere mogelijkheden):

Verzorgende taak Beroepstaak

De slaapkamer opruimen

Eten en drinken geven

Medicijnen toedienen

Feedback geven aan een collega

De begeleidingsbehoefte van een cliënt vaststellen

Rapportage schrijven

De persoonlijke was van de cliënt wassen

De bloemen en planten op een kamer verzorgen

Een cliënt observeren tijdens het wassen

De haren wassen van een cliënt

Zorgen voor de hygiëne door je handen te wassen

Samenwerken met collega’s

Een cliënt op de po helpen

Een cliënt in een rolstoel tillen



Opdrachtenboek

Leerdoel De student kan de juiste informatie vinden in het opdrachtenboek. De student kan de benodigde documenten vinden in het opdrachtenboek. De student kan de juiste betekenis geven aan de termen beroepsopdracht en beroepstaak.

Evaluatie Test je zelf en elkaar of je antwoord kan geven op alle onderstaande vragen


Activiteit

Bestudeer het opdrachtenboek onder leiding van de docent of de SLB. Dit kan met behulp van onderstaande vragen en opdrachten. Ook is het mogelijk dat de docent hier een andere werkvorm voor hanteert bijvoorbeeld in de vorm van een QUIZ of een workshop. Het gaat erom dat je leert de juiste documenten te vinden om te gebruiken

Werkwijze: Lees de inleiding van het boek en bespreek in een groepje wat hier toegelicht wordt. Wat betekent de verdeling van ‘ beginner, gevorderd en startbekwaam’? Welke beroepstaak maak je het eerste jaar helemaal af tot en met startbekwaam niveau? Hoeveel beroepstaken worden in dit boek genoemd? Welke beroepstaken worden afgetoetst in het eerste leerjaar? Hoe ziet een beroepsopdracht eruit? Waarom zijn de beroepsopdrachten zo belangrijk? Welke formulieren horen bij de beroepsopdracht? Welke beroepsopdracht wordt op school afgetoetst? Welke beroepsopdrachten worden in de praktijk afgetoetst? Leg aan elkaar uit wat het verband is tussen een beroepsopdracht en de activiteiten in het ondersteuningsmagazijn. Wat is het doel van de aftekenlijsten/ overzichtslijsten in het ondersteuningsmagazijn? Hoe weet je welk boek je moet bestuderen als je werkt aan een activiteit uit het ondersteuningsmagazijn? Waar vind je de praktijkactiviteiten? Wat is het doel van de praktijkactiviteiten?



Docent, SLB en assessor

Leerdoel De student kan een aantal taken beschrijven van de docent, studieloopbaanbegeleider en assessor.

Evaluatie Ga bij je zelf na of je bij een vraag of een probleem direct de juiste persoon hebt benaderd.


Activiteit

Je hebt met diverse docenten te maken. Sommige docenten staan voor de klas en geven les of begeleiden tijdens het leren. Er zijn echter ook docenten aan jouw klas verbonden die een andere taak hebben. Jij gaat onderzoeken welke taak dat is. Verder is het belangrijk dat je met vragen bij de juiste persoon terecht komt. Ook dit ga je onderzoeken. Lees de onderstaande situatie en maak daarna de vragen.

Hanneke heeft de eerste schooldagen op het MBO afgerond. Met een hoofd en een tas vol informatie ging ze iedere dag naar huis. Ze heeft die dagen gesproken met veel medestudenten en docenten. De docent sprak over hoorcolleges, theorielessen en praktijklessen. Verder heeft ze geluisterd naar de uitleg van een docent die zei dat ze de studieloopbaanbegeleider was van de klas en haar zou helpen met leren. Ze heeft ook iets over portfolio’s gezegd en ijkmomenten. Wat bedoelde ze ook al weer met ijkmomenten en assessor?

Vragen Docent Wat is de naam van de docent (of docenten) die de theoretische lessen geven in jouw klas? Waar helpen ze je bij? Wat leggen ze uit? Als je vragen hebt over een boek of lesmateriaal of over de leerstof; aan wie stel je dan de vraag? De docent, SLB of assessor? Met hoeveel theorie docenten heb je te maken in jouw klas gedurende 1 week? Zijn dat steeds dezelfde docenten gedurende enige weken? Wat is de taak van de docent als je bewijsstukken voor je portfolio aan het verzamelen bent? Waar kan de docent je nog meer mee helpen? SLB Heb je kennisgemaakt met een docent die zei je ‘studieloopbaanbegeleider’ (vanaf nu genoemd SLB) te zijn? Wat is zijn of haar naam? Heb je met de hele klas of individueel met de SLB uitleg gehad over waarmee je ze helpt? Waar helpt ze je bij? Wat heeft ze uitgelegd? Als je verzuim hebt; wie gaat dat met jou bespreken? De docent, SLB of assessor? Als je een vraag hebt over een bewijsstuk voor je portfolio; aan wie stel je die vraag? Wat is de taak van de SLB als je je portfolio aan het samenstellen bent? Waar kan de SLB je nog meer mee helpen? Assessor Wat zijn ijkmomenten? Wat heeft het ijkmoment met je portfolio te maken? Wie beoordeelt je portfolio? Wat is de taak van de assessor als je je portfolio hebt ingeleverd? Wat is een positief, positief onder voorwaarden of negatief advies? Ken je de naam van degene die je portfolio beoordeelt?



Activeren portaal

Leerdoel De student kan inloggen op Portaal. De student kan het studentenmateriaal vinden in Portaal. De student kan de protocollen vinden in Portaal. De student kan, de door de docent en de SLB, geplaatste berichten en documenten vinden in Portaal. De student kan de roosters vinden in Portaal.

Evaluatie Bespreek met de docent of het je gelukt is

Competentie L. Materialen en middelen inzetten T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Het is belangrijk dat je goed leert omgaan met dit programma en de weg leert vinden. Neem hier de tijd voor en werk vanaf het begin met dit programma, zodat je er handig in wordt. Het is namelijk een belangrijk medium voor het leren. Volg de klassikale instructie in het OLC of in het lokaal op de laptops. Vraag bij problemen om hulp. Maak gebruik van de handleidingen om te werken in Portaal.



Invullen POP formulier

Leerdoel De student kan een POP formulier invullen.

Theorie Verdiepen in het ziektebeeld van de zorgvrager (zie casus)

Evaluatie Bespreek het formulier met twee medestudenten en vul eventueel aan.

Competentie J. Formuleren en rapporteren M. Analyseren

Activiteit

Maak een keuze uit de volgende situaties. Werk 1 situatie vervolgens uit met behulp van het POP formulier uit het portfolio

Casus 1 Volgende week komt er een nieuwe zorgvrager wonen op de afdeling waar jij stage loopt c.q. werkt. Deze zorgvrager heeft twee geamputeerde benen. Jou is gevraagd deze zorgvrager te gaan verzorgen wanneer jij aanwezig bent. Je wilt je goed voorbereiden op deze taak. Om een planning te maken vul je een POP formulier in. Casus 2 Volgende week komt er een nieuwe zorgvrager wonen op de afdeling waar jij stage loopt c.q. werkt. Deze zorgvrager is sinds een paar maanden blind. Jou is gevraagd deze zorgvrager te gaan verzorgen wanneer jij aanwezig bent. Je wilt je goed voorbereiden op deze taak. Om een planning te maken vul je een POP formulier in.

Casus 3

Volgende week komt er een nieuwe zorgvrager wonen op de afdeling waar jij stage loopt c.q. werkt. Deze zorgvrager is dementerend. Jou is gevraagd deze zorgvrager te gaan verzorgen wanneer jij aanwezig bent. Je wilt je goed voorbereiden op deze taak. Om een planning te maken vul je een POP formulier in.



Werken met Word

Leerdoel De student kan werken met Word

Theorie Vraag hulp aan een medestudent die bekend is met Word

Evaluatie Beoordeling docent

Competentie K Vakdeskundigheid toepassen

Activiteit

Maak een werkstuk van 4 pagina’s (de pagina’s hoeven niet helemaal vol)

In het werkstuk vertel je, wat je gedaan hebt voor je hier op school kwam. Hoe kwam je op het idee deze opleiding te gaan volgen? Wat voor ervaring heb je met de computer? Wat verwacht je van de opleiding en je toekomstige werk? Wat verwacht je van competentiegericht leren? Hoe heb je de eerste schoolweken ervaren? Wat verwacht je van de combinatie werk / privé / studie? Vormgeving Het werkstuk moet het volgende bevatten:

Voorblad (naam, klas, telefoonnummer en eventueel e-mail adres)

Maximaal 4 pagina’s tellen (inclusief voorblad en inhoudsopgave)

Lettertype Arial 11

Inhoudsopgave

Paginanummering

Kop en/of voettekst

Tabel en/of plaatje

Opsommingtekens Overig Je gebruikt het programma Word. Je levert het werkstuk, voorzien van je naam, in op papier.



Internet zoeken

Leerdoel De student kan informatie opzoeken op internet en een email met bijlage versturen

Evaluatie Beoordeling docent

Competentie K Vakdeskundigheid toepassen

Activiteit 1

Opdracht internet (zoeken) Nadat je de theorie hebt gelezen kan je aan de slag met deze opdracht. Je neemt de volgende stappen:

1. Open internet explorer 2. Ga naar de website verzorgende.startpagina.nl 3. Zoek via deze pagina de volgende aspecten en knip en plak deze in de

tekstverwerker Word: a. Wat zijn de onderwerpen in de laatste uitgaven van tijdschrift voor verzorgenden b. Benoem de nieuwspunten die omschreven staan over Alzheimer. c. Wat is het recept van de dag van het voedingscentrum?

Nu heb je gericht gezocht via een website die al bekend was voor je. De volgende opdracht is dat je gaat zoeken naar onderwerpen waar je niet weet op welke website je die moet zoeken.

1. Kies een zoekmachine uit waar jij gebruik van wilt maken (zie theorie verschillende zoekmachines)

2. Kies een onderwerp waar jij wat meer van wilt weten. Denk bijvoorbeeld aan een ziektebeeld, woonvormen, instellingen verzorgingshuis of verpleeghuis e.d.

3. Noteer eerst in Word hoe wat je wilt gaan zoeken en ga daarna in de door jou gekozen zoekmachine zoeken naar dit onderwerp. Denk hierbij aan de zoektermen die je gebruikt.

4. De gevonden informatie knip en plak je in Word. 5. Sla je document op onder de naam “opdracht internet” op je USB-stick.

Activiteit 2

De opdrachten die in opdracht internet (zoeken) zaten heb je opgeslagen op je USB-stick. Het volgende ga je doen:

1. Maak een e-mail met daarin een stukje (max. 5 regels) hoe jij de opdracht internet (zoeken) hebt behaald

2. Pimp je mail door bijvoorbeeld gebruik te maken van gekleurde letters, verschillende grootte etc. Eventueel voeg je een plaatje van internet toe.

3. Als bijlage mail je de opdracht internet (zoeken). De mail stuur je naar de docent.

http://www.verzorgende.startpagina.nl/



Theorie internet (zoeken) Op internet staat ontzettend veel informatie. Waar moet je allemaal op letten bij het zoeken van informatie op internet en hoe werkt het allemaal. Welke informatie is betrouwbaar en welke niet. Zodra je onderstaande leest krijg je antwoord op deze vragen. De zoekmachines zijn op internet zijn onder te verdelen in drie soorten: de internetgids, de zoekrobot en de metazoekmachine. Zoekmachine 1: De Internetgids, ook wel (web)index of directory genoemd. Het belangrijkste kenmerk van een internetgids is dat die door mensen is samengesteld. De makers van een internetgids (de redactie) surfen de hele dag op internet en beoordelen de sites die ze tegenkomen. Als ze een goede site hebben gevonden, dan plaatsen ze een link van die website in een rubriek of categorie van de internetgids. Het resultaat is een grote verzameling links naar sites die van goede kwaliteit zijn. Maar het blijft mensenwerk. Het aantal sites van een internetgids is beperkt. Het is ondoenlijk voor een klein groepje mensen om alle sites van de hele wereld handmatig in de gids op te nemen. Toch zal een index behoorlijk wat vragen kunnen beantwoorden omdat de links in een internetgids meestal naar weer andere gidsen verwijzen: telefoongids, routeplanner, stratenboek, restaurantgidsen, radio- en televisiegidsen, vakantiegidsen, product-, prijs- en winkelvergelijkingsgidsen, receptengidsen, gezondheidssites, vacaturebanken en uitgaansagenda's. De bekendste Nederlandse internetgidsen zijn Startpagina, Track en NL-Menu. Bekende Amerikaanse gidsen zijn LookSmart en Yahoo. Zoekmachine 2: De zoekrobot. Als je vooraf kunt bedenken waar de gezochte informatie overgeveer zal staan, dan kun je het beste een internetgids gebruiken. Maar vaak genoeg, heb je geen flauw idee waar je de informatie kan vinden, laat staan zoeken. Je wilt bijvoorbeeld weten of premier Balkenende kinderen heeft, hoeveel indianen er in Panama wonen of je wilt onderzoeken of Frankrijk in het bezit is van massavernietigingswapens. Op dit soort vragen kun je beter een zoekrobot loslaten. Er zijn er een heleboel, maar de populairste is Google. Andere aanraders zijn Alltheweb, Altavista en Wisenut. Welke de beste is, daarover verschillen de meningen. Zeker is dat Google de bekendste en meest gebruikte zoekrobot is. Daarover later meer. Deze uitleg gaat verder uit van Google. Zoeken met een zoekrobot is een vak apart. Bij het invullen van de zoektermen gaan de meeste mensen al de fout in. Ze krijgen duizenden resultaten, maar niet de pagina waar de gezochte informatie staat. Je zal zien dat het beter gaat als je begrijpt hoe een zoekrobot werkt. Dus vandaar eerst dit: Hoe werkt een zoekrobot? De zoekrobot doet zijn werk in drie 'fasen'. 1. De zoekrobot bezoekt de website, leest alles wat er op staat en volgt alle links naar weer andere pagina's. Ook daar leest hij alles. 2. Alles wat de zoekrobot heeft gevonden, komt terecht in de index of catalogus van de zoekmachine. Dit is als het ware een enorm dik boek met daarin kopieën van alle sites. 3. In de derde fase zoekt de robot naar overeenkomsten tussen de ingetypte zoektermen en de kopieën van de pagina's in de index. De hoeveelheid overeenkomsten en het soort overeenkomsten bepaalt uiteindelijk of de resultaten hoog of laag in de resultatenlijst komen. De zoektermen Na de uitleg van de werking van een zoekrobot noemen we 6 basisprincipes die we kunnen hanteren bij het bedenken van de zoektermen. Voor alles geldt: denk eerst na en spel correct! 1. Hoe meer (relevante) zoektermen, hoe beter de resultaten oftewel: 2. Zoek altijd op twee of meer zoektermen tegelijk. 3. Zit er geen relevante link/zoekresultaat in de eerste twintig resultaten, dan gebruik je de verkeerde zoektermen. 4. Hoe zeldzamer de woorden, hoe minder resultaten, hoe groter de kans op succes. 5. Hieruit volgt: geen lidwoorden of andere veel voorkomende woorden. 6. Wees zo specifiek mogelijk en bedenk hoe de informatie die je zoekt staat beschreven op een mogelijke website. Dus niet 'oude meubelen', maar 'antieke stoelen', niet 'hoe was ik de

http://www.startpagina.nl/

http://www.track.nl/

http://www.nl-menu.nl/

http://www.nl-menu.nl/

http://search.looksmart.com/

http://www.yahoo.com/

http://www.google.com/

http://www.alltheweb.com/

http://www.altavista.com/

http://www.wisenut.com/



hond', maar 'verzorging' 'golden' 'retriever'. Wil je weten of Balkenende kinderen heeft, zoek dan niet op de woorden: 'heeft Balkenende kinderen', maar: 'biografie' 'balkenende' 'kinderen'. Wil je weten of het in februari mooi weer is in Peru, zoek dan niet op 'mooi weer februari peru', maar 'peru' 'temperatuur' 'gemiddelde'. Tips voor beginners Google.nl of Google.com Er zijn twee soorten Google die voor Nederlanders interessant zijn: Google.com en Google.nl. Onthoud dat Google.com zoekt naar pagina's in het Engels en Google.nl alleen naar pagina's in de Nederlandse taal. Je kunt natuurlijk ook zoeken bij een Nederlandse zoekmachine als Vindex, Lycos.nl, Track of Ilse, maar de kwantiteit en kwaliteit van deze zoekrobots zijn meestal minder dan die van Google. Je kunt dit natuurlijk zelf makkelijk uitproberen. Aantal resultaten De meeste zoekmachines geven standaard 10 resultaten. Dat is een beetje weinig, dan moet je de hele tijd doorklikken. Je kunt het aantal verhogen bij 'Preferences' - 'Number of Results/ ('Voorkeuren' - 'Aantal resultaten'. De Titel. In het blauw staat de titel van de internetpagina. Als je teveel resultaten hebt kun je ook zoeken op specifieke woorden die alleen in de titel voorkomen. Dit doe je in het 'geavanceerd zoeken' -scherm. Typ je zoekwoord in bij 'exacte woordcombinaties' en 'zoek'. Fragmenten Onder de titel staat een fragment afkomstig van de webpagina, waar de robot jouw zoekwoorden heeft gevonden. Aan deze context moet je al vrij goed kunnen aflezen of de genoemde website is wat je zoekt.. Het adres van de pagina (in het groen) Het www-adres staat onder het tekstfragment in het groen. Als je een golflijntje ' ~' in het adres ziet staan of als je de woorden members of users tegenkomt in het adres, dan heb je waarschijnlijk te maken met een persoonlijke webpagina. De informatie die daarop staat is niet altijd even betrouwbaar. Verder zijn er nog een aantal standaard adressen die iets zeggen over de maker van de website en dus mogelijk de betrouwbaarheid: .ac = Britse Universiteiten .edu = Amerikaanse onderwijsinstellingen .gov = Amerikaanse overheidsinstelling .org = non-profit organisatie .com = commerciële organisaties Datum Google zet altijd een datum achter het zoekresultaat. Daaraan kun je zien of het resultaat wel actueel is. Wil je alleen pagina's van recente datum, dan kun je dit aangeven bij google.com/advanced_search. Geavanceerd zoeken met Google. Bijna alle zoekmachines hebben allerlei extra trucs om uitgebreid te zoeken. De mogelijkheden vind je meestal onder de knop 'advanced search', geavanceerd zoeken, extra opties of uitgebreid zoeken. Bij Google staan ze onder 'advanced'. We zullen de mogelijkheden hier één voor één uitleggen. Begin hier echter niet aan, als je de mogelijkheden tot nu toe niet al verschillende malen hebt uitgeprobeerd en er redelijk mee overweg kunt. Anders zullen de onderstaande opties het alleen maar onduidelijker maken en het zoeken juist complexer, terwijl het zoek er juist eenvoudiger mee moet worden. De volgorde van deze extra opties is van makkelijk tot moeilijk. Beginners kunnen beter eerst oefenen of ze begrijpen wat er precies gezocht wordt bij de eerste extra zoekopties, voordat ze verder gaan naar de moeilijkere functies.

http://www.google.com/

http://www.google.nl/

http://vindex.nl/

http://lycos.nl/

http://www.track.nl/

http://www.ilse.nl/



Tot slot een aantal sneltoetsen. Druk op CTRL+I om een pagina toe te voegen aan je lijst met favorieten. Druk op CTRL+N om een nieuw venster te openen. Druk op CTRL+W om een venster te sluiten. Druk op CTRL+C om gemarkeerde tekst naar het klembord te kopiëren. Druk op CTRL+V om de gekopieerde tekst elders te plaatsen (plakken). Druk op CTRL+P om de (web)pagina te printen. Druk op F5 om een pagina opnieuw op te vragen. Druk op Home om terug te gaan naar het begin van een pagina. De standaardknoppen

afb.1 enkele standaardknoppen Uitleg enkele standaardknoppen van de werkbalk (zie afb.1): 1. Backbutton of terug-knop of vorige-knop (naar vorig bezochte pagina). 2. Uitklapmenu met een aantal eerder bezochte websites. 3. Als je eenmaal terug bent gegaan via de terug-knop kun je met de vooruit-knop ook weer vooruit 'zappen'. Deze pagina's heb je dus ook al eens bezocht. 4. Stop; deze knop gebruik je als een pagina er lang over doet om bijvoorbeeld een database te raadplegen of foto's te laden. Je verbreekt hiermee de laatste actie. 5. Refresh/ Vernieuwen; een internetpagina wordt in het tijdelijke geheugen van je browser bewaard. De pagina kan inmiddels alweer nieuwe informatie bevatten 6. Home; hiermee ga je terug naar de pagina waarmee je internet begint, je startpagina. Deze kun je zelf instellen of wijzigen. Metazoekmachine is een zoekrobot, maar dan zonder index, zonder een eigen geheugen dus. In plaats daarvan spelen ze de vragen door naar andere zoekrobotten en presenteren de resultaten van al die verschillende zoekrobotten op één pagina. Je kunt precies zien welke robot welk resultaat geeft. Dat klinkt heel handig, maar zeker voor beginners kan het resultaat nogal overweldigend zijn, er zijn heel veel resultaten en lijken allemaal op elkaar. Al met al kun je de verschillende zoekmachines het best zelf uitproberen. Immers: smaken verschillen. Veel succes met het zoeken! Bron: http://www.hccmagazine.nl/index.cfm?fuseaction=home.showTotalCursus&id=45372&pagina=0

http://www.hccmagazine.nl/index.cfm?fuseaction=home.showTotalCursus&id=45372&pagina=0

http://www.hccmagazine.nl/index.cfm?fuseaction=home.showTotalCursus&id=45372&pagina=0



Verdiepen in competenties

Leerdoel De student verdiept zich in de betekenis van de competenties.

Theorie Opdrachtenboek, formulier met de competenties en de prestatie-indicatoren

Evaluatie Bespreek je vorderingen met de SLB

Competentie C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen E. Samenwerken en overleggen F. Ethisch en integer handelen H. Overtuigen en beïnvloeden I. Presenteren J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen L. Materialen en middelen inzetten M. Analyseren Q. Plannen en organiseren R. Op de behoeften en verwachtingen van de “ klant” richten T. Instructies en procedures opvolgen U. Omgaan met veranderingen en aanpassen V. Met druk en tegenslag omgaan

Activiteit

Bespreek met je klasgenoten en je SLB alle competenties op de onderstaande manier. (bijvoorbeeld door elk SLB uur een competentie te behandelen)

Werkwijze In de groep bespreek je regelmatig, tijdens een SLB uur, een of meerdere competenties, net zo lang tot je ze allemaal hebt gehad. Je doet dat door via een “mind-map” op het bord met elkaar het volgende in kaart te brengen (heb je een andere methode om dit uit te werken; is ook prima):

1. Wat betekent die competentie (snap je wat er mee wordt bedoeld)? 2. Wat is het nut/ het belang van die competentie voor het beroep van verzorgende? 3. Hoe presenteert iemand zich die de competentie helemaal beheerst ( wat zie je hem/

haar dan doen)? 4. Hoe ondersteunt de theorie jou bij de verwerving van de competenties? 5. Wat ga je doen om deze competentie te verwerven? 6. Hoe kan de docent jou ondersteunen bij het verwerven van de competenties? 7. Voor welke competenties moet je voor je het volgende ijkmoment een bewijsstuk

inleveren in je portfolio? 8. Op welke manier zou jij op je werkplek/ stage aan die competentie kunnen werken? 9. Op welke manier zou je feedback willen hebben op je werkplek/stage op die

competentie?



Leerstijlentest

Leerdoel De student kan zijn/haar eigen leerstijl benoemen en bespreken

Evaluatie Bespreek met medestudenten welke leerstijl zij hebben. Hoe kunnen jullie elkaar in de groep aanvullen?


Activiteit

Ga naar www.thesis.nl Klik op online testen Selecteer de leerstijlen test van Kolb Maak de test en klik voor de uitslag.

1. Wat is je leerstijl? 2. Wat zijn voor- en nadelen van deze leerstijl? 3. Herken je jezelf in deze leerstijl? 4. Evalueer met medestudenten.

http://www.thesis.nl/



Brief aan jezelf

Leerdoel De student kan beschrijven wat haar/zijn motivatie is om de opleiding Verzorgende IG te volgen en wat hij/zij verwacht van de opleiding en de toekomst

Evaluatie Je krijgt de brief terug bij je diplomering

Competentie J. Formuleren en rapporteren

Activiteit

Schrijf een brief aan jezelf met je verwachtingen en je toekomstbeeld. Lever de brief (in een gesloten envelop met je naam en groep) in bij je docent. De brief wordt bewaard in je dossier en je krijgt de brief terug bij de diplomering.

Vragen die daarbij kunnen helpen: 1. Wat zijn je verwachtingen van deze opleiding (op school en in de praktijk)? 2. Wat is je motivatie om deze opleiding te gaan doen? 3. Wat verwacht je van de toekomst, wat wil je na deze opleiding gaan doen?



Reflecteren

Leerdoel De student kan uitleggen wat reflecteren is

Theorie Internet

Evaluatie Evalueer met medestudenten, vraag zo nodig verduidelijking aan de docent

Competentie E. Samenwerken en overleggen

Activiteit

Bespreek onderstaande vragen met je medestudenten

Reflecteren betekent dat je jezelf een spiegel voorhoudt om zo stil te staan bij hoe je bijvoorbeeld werkt, welke keuzes je daarbinnen maakt, welke vaardigheden je inzet en hoe dat voelt. 1. Zoek in literatuur en op internet naar haar begrip reflectie.

Te raadplegen websites zijn o.a. www.leren.nl en www.carrieretijger.nl 2. Wat is reflectie volgens jullie? 3. Welke reflectiemodellen zijn er? 4. Waarom is reflectie belangrijk? 5. Hoe kijken jullie na dit bestudeerd te hebben tegen reflectie aan?

http://www.leren.nl/

http://www.carrieretijger.nl/



Reflecteren Korthage

Leerdoel De student kan een reflectieverslag schrijven volgens het model van Korthage

Evaluatie Bespreek je reflectieverslag met medestudenten en met de docent

Competentie J. Formuleren en rapporteren M. Analyseren

Activiteit

Kies een recente situatie (op school, in de BPV, privé) waarop je wilt reflecteren. Schrijf een reflectieverslag volgens Korthage.

Het reflectiemodel van Korthagen

Fase 1: Handelen en ervaring opdoen

1. Wat wilde ik bereiken? 2. Waar wilde ik op letten? 3. Wat wilde ik uitproberen? (competenties en persoonlijke leerdoelen benoemen)

Fase 2: Terugblikken

4. Wat gebeurde er concreet? Feitelijk het verloop beschrijven van het handelen en de ervaring zonder enige vorm van interpretatie -Wat wilde ik? - Wat deed ik? - Wat dacht ik? - Wat voelde ik? - Wat denk ik dat de leerlingen wilden, deden, dachten, voelden?

Fase 3: Formuleren van essentiële aspecten, analyse maken

5. Hoe hangen de antwoorden uit de vorige vragen met elkaar samen? Maak een keuze uit een aantal vragen of onderdelen uit fase 2 om op te reflecteren. Maak hierbij gebruik van de theorie vergelijk en analyseer hierbij je eigen gedrag. 6. Wat is daarbij de invloed van de context/de school als geheel? 7. Wat betekent dat voor mij? 8. Wat is dus het probleem?

Fase 4: Alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen

9. Welke alternatieven/oplossingen zie ik? 10. Welke voor- en nadelen hebben die? 11. Wat zijn mijn voornemens voor de volgende keer?

Fase 5: Formuleren van competenties en leerdoelen en wat betekent dit voor mijn POP/PAP

12. Welke competenties heb ik behaald en welke leerdoelen? 13. Welke competenties en leerdoelen kan ik afsluiten? 14. Welke nieuwe leerdoelen zijn er ontstaan? 15. Wat betekent dit voor mijn POP/PAP?



Nederlands en rekenen

Leerdoel De student kan benoemen wat het doel is van rekenen en Nederlands in deze opleiding. De student kan de mogelijkheden op school benutten om rekenen en Nederlands op het vereiste niveau te brengen. De student kan een POP en PAP maken voor het aansturen van zijn leerproces. De student kan de toetsen maken om zijn beginniveau te bepalen. De student kan materiaal verzamelen voor het portfolio en de ijkmomenten.

Evaluatie Regelmatig met je docent van rekenen en Nederlands en je studieloopbaanbegeleider.

Competentie J. Formuleren en rapporteren T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Bij de start van de opleiding wordt jouw niveau van Nederlands en rekenen bepaald. Je moet namelijk aan het eind van de opleiding voldoen aan een bepaald niveau. Gedurende deze opleiding biedt de school mogelijkheden om te werken aan deze vakken. Daartoe volg je de uitleg van de docenten Nederlands en rekenen over wat er van je verwacht wordt. Je volgt de workshops en lessen. Je werkt regelmatig in de programma’s voor rekenen en Nederlands. De docenten Nederlands en rekenen kunnen je helpen en volgen je voortgang. Deze activiteit loopt gedurende de hele opleiding door. Heb je behoefte aan een overzicht of schema dan kun je de workshops en lessen zelf bijhouden op een schema.

Wat heb ik gedaan of ga ik doen voor Nederlands en rekenen?

Nederlands Rekenen Engels datum



Ontwikkelboek introductie

Leerdoel De student kan benoemen hoe de eigen ontwikkeling is verlopen vanaf de geboorte tot nu

Theorie Ontwikkelingspsychologie

Evaluatie Bespreek je levenslijn met een groepje medestudenten

Competenties D: Aandacht en begrip tonen E: Samenwerken en overleggen J: Formuleren en rapporteren

Activiteit: Maak een levenslijn en bespreek de levenslijn met medestudenten

1. Denk eens terug aan alles wat er is gebeurt vanaf dat je geboren werd tot nu. Schrijf

alle feiten en gebeurtenissen, mensen, scholen en banen op die je je herinnert.

2. Teken een lange lijn op een groot papier waarbij je aan de ene kant van de lijn je

geboortedatum zet en aan de andere kant de huidige datum.

3. Verdeel al die gebeurtenissen die je bij stap 1 hebt genoemd over die lange lijn. Laat

door kleurgebruik de emotie zien die bij elke gebeurtenis hoort (bv. Zwart=verdriet,

felle kleuren= blij). Je kunt ook foto’s bij de gebeurtenissen plakken, of passende

plaatjes kiezen of tekenen.

4. Kijk naar je levenslijn. Bedenk dan hoe je deze levenslijn wilt presenteren:

wat was je persoonlijke beleving bij alle gebeurtenissen;

wat waren je verwachtingen;

zijn die verwachtingen uitgekomen;

wat heeft een gebeurtenis je opgeleverd.

5. Bespreek nu jouw levenslijn met medestudenten (samen met de docent kiezen jullie

of dit in de grote groep gebeurd of in kleine groepen)

Opmerking: Je levenslijn is voor jezelf. Dat wat je (nu nog) niet wilt delen met je klasgenoten hoef je ook niet te delen! Belangrijk om te weten is dat elke gebeurtenis invloed heeft gehad op jouw ontwikkeling. En zoals dat voor jouw geldt zal dat ook voor jouw (toekomstige) cliënten zijn.



Motivatie beschrijven

Leerdoel De student kan beschrijven wat haar/zijn motivatie is om de opleiding Verzorgende IG & MMZ te volgen

Evaluatie Bespreek je verslag met medestudenten en met de docent


Activiteit

Beschrijf wat je motivatie is om de opleiding tot VIG&MMZ te volgen

Vorm een groepje met drie of vier medestudenten. Bespreek met elkaar wat het vak van verzorgende IG en medewerker maatschappelijk zorg inhoudt. Als je dat (nog) niet goed weet zoek dan een DVD in de mediatheek, of een filmpje op internet (bijv. www.tvvonline.nl ) Maak twee flappen: één met de leuke en één met de minder leuke kanten van het vak van verzorgende. Houd een brainstorm (geen commentaar op dat wat wordt genoemd) over de leuke en minder leuke kanten van het vak van verzorgende. Haal de punten die voor jou gelden eruit en beschrijf in een verslag wat jou motivatie is om de opleiding tot verzorgende te volgen. Hierbij kun je de volgende vragen als richtlijn gebruiken: 4. Wat is je vooropleiding, wat heb je hiervoor gedaan? 5. Wat is je motivatie om deze opleiding te gaan doen? 6. Hoe is je thuissituatie? Heb je voldoende mogelijkheden om te kunnen studeren? 7. Hoe vindt je omgeving het dat je deze opleiding gaat doen? 8. Welke ambities heb je voor de toekomst? Wat is je toekomstdroom? Deze activiteit kan je helpen bij het schrijven van je motivatieverslag voor ijkmoment 1

http://www.tvvonline.nl/



Doelgroepen en brancheverbijzondering

Leerdoel De student kan met medestudenten een presentatie geven over doelgroepen en een specifieke branche

Praktische voorbereiding Verdeel de groep in vieren en verdeel de onderwerpen (VVT, GHZ, GGZ) Deze opdracht is met name geschikt voor de BOL aan het einde van de beginnerfase.

Evaluatie Evalueer de presentatie met medestudenten en de docent

Competentie E. Samenwerken en overleggen I. Presenteren J. Formuleren en rapporteren

Activiteit

Bereid met medestudenten een presentatie voor over een specifieke branche binnen de verzorgende opleiding

Als verzorgende-IG & MMZ wordt je opgeleid om in alle werkvelden van de verzorging en de maatschappelijke zorg te kunnen werken. Daarnaast is er in de opleiding de mogelijkheid om je te verdiepen in één van de volgende werkvelden:

Verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg (VVT)

Gehandicaptenzorg (GHZ)

Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) Om een keuze te kunnen maken in welk werkveld je je wilt verdiepen is het nodig dat je van alle werkvelden iets weet. Geef met je subgroep een presentatie over de brancheverbijzondering (VVT, GHZ, GGZ) die jullie hebben toebedeeld gekregen. Besteed in de presentatie aandacht aan de volgende onderwerpen:

Wat is de context van deze brancheverbijzondering: waar kun je gaan werken?

Met welke doelgroepen kun je te maken krijgen?

Wat is de rol van de VIG & MMZ in deze branche en welke verantwoordelijkheden heeft de ze?

Probeer in jullie presentatie zo concreet mogelijk te zijn. Laat iets zien of horen vanuit deze branche. Je kunt hierbij gebruik maken van bijvoorbeeld filmmateriaal of een gastdocent.



Je werk als VIG & MMZ

Leerdoel De student kan minimaal 15 taken beschrijven van het beroep VIG & MMZ De student kan benoemen in welke werkvelden deze taken uitgevoerd worden. De student kan globaal benoemen wat een VIG & MMZ moet kennen en kunnen (houding, kennis en vaardigheden).

Theorie Vakbladen (bijvoorbeeld de Nursing), boeken, DVD, internet, folders.

Evaluatie Hang je flapover op de muur of het bord en vergelijk je flap-over met de flap-over van de andere groepen.

Competentie E. Samenwerken en overleggen

Hoe staat het met jouw beroepsbeeld? Je hebt gekozen voor het beroep van VIG & MMZ. Die keuze is bepaald door informatie die je hebt over beide beroepen. Er zijn redenen waarom je dit beroep aantrekkelijk vindt: je hebt familieleden of vrienden die hetzelfde beroep uitoefenen of je voelt je thuis bij het soort mensen dat je in dit beroep tegenkomt. Of je vindt de taken die bij het beroep horen aantrekkelijk. Jij hebt de keuze voor het beroep VIG & MMZ op basis van het beeld wat je hebt over dit beroep. Het is belangrijk dat je een goed beeld hebt van je beroep. Het helpt om je eigen ontwikkeling vorm te geven.

Activiteit

Ga met een groepje medestudenten (3 of 4) nadenken en bespreken wat je al weet over het beroep en probeer een aantal (minimaal 15) taken te vinden. Hulpmiddelen hierbij kunnen zijn: tijdschriften (te lezen in de mediatheek), je kunt een DVD halen over de verzorging en begeleiding van een cliënt en deze bekijken en informatie op internet zoeken. Schrijf de gevonden taken op een vel van een flap-over en plak er artikelen over de zorg en welzijn en plak er plaatjes bij. Daarna geven jullie bij elke taak aan in welke instelling deze taak uitgevoerd wordt. De volgende instellingen (werkvelden) zijn mogelijk:

Verzorgingshuis (VZ)

Verpleeghuis (VP)

Thuiszorg (TZ)

Verstandelijk gehandicaptenzorg (VGZ)

Psychiatrie (PSY) Wat moet je kunnen en kennen als VIG & MMZ? Wat zijn belangrijke eigenschappen? (denk bijvoorbeeld aan geduldig zijn). Zet dit ook op de flap-over. Hang het vel op in de klas en vergelijk jullie informatie met dat van anderen.



Stagevoorbereiding

Leerdoel De student bereidt zich voor op het werken in de BPV

Evaluatie Een ingevulde POP voor deze stageperiode. Je hebt een antwoord op de onderstaande vragen.

Competentie E. Samenwerken en overleggen T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Je gaat werken in de praktijk of je loopt binnenkort stage. In allebei de gevallen moet je de weg vinden in de organisatie. Een groot deel van het leren doe je in de praktijk. Het is dus belangrijk dat je die activiteiten kan doen die nodig zijn voor de opleiding. Het vorm geven aan het leren in de praktijk is een belangrijk onderdeel. Je gaat onderzoeken wie en wat je daar voor nodig hebt. Volg daartoe de klassikale uitleg of workshop van de docent of de SLB. Als je onderstaande vragen kan beantwoorden en de juiste formulieren kunt vinden heb je voldoende kennis om op stage te gaan.

Op welke afdeling/ werkplek ga je werken en leren? Benoem concreet de data van de stageperiodes. Wat verwacht je van je zelf op de werkplek? Noem minstens 1 verwachting. Wat verwacht je van de cliënten? Noem minstens 1 verwachting. Wat verwacht je van de collega’s? Noem minstens 1 verwachting. Hoe ga jij je oriënteren/inwerken op je werkplek? Wat heb je daarvoor nodig? Aan welke competentie of beroepstaak ga je werken? Maak 1 POP voor deze competentie of beroepstaak. Waar kun je de praktijkactiviteiten bij de competentie of beroepstaak vinden? Aan welke praktijkactiviteiten ga je toekomende tijd in de BPV werken? Selecteer er minstens 1. Onder wiens begeleiding kun je/moet je de activiteiten uitvoeren? Wat is een ‘feedbackformulier’? Door wie moet dat worden ingevuld? Waar ben jij verantwoordelijk voor ten aanzien van je leerproces in de BPV? Noem minstens 1 taak. Leg uit aan een klasgenoot wat volgens jou de taak van de werkbegeleider is. Leg uit aan een klasgenoot wat volgens jou de taak van de praktijkopleider is. Wat zijn tussenevaluaties, eindevaluaties en begeleidingsgesprekken? Waar en hoe en bij wie moet je je ziek melden als je ziek bent tijdens de stage/werk?



Praktijkorganisatie excursie

Leerdoel De student kan zich oriënteren op bepaalde werkvelden.

Evaluatie Bespreek met een klasgenoot wat jouw aansprak dit werkveld of tijdens de excursie.

Ondersteuning voor de competenties

M. Analyseren

Activiteit

Een excursie naar een praktijkorganisatie kan je helpen om een beeld te vormen van je beroep. Je kan als VIG & MMZ in verschillende werkvelden werken en verschillende cliënten hulp bieden. Een excursie biedt de mogelijkheid eens te kijken op een bepaalde werkplek waar je anders misschien niet zo snel komt.



Beroepsopdracht Beroepstaak A Startbekwaam Niveau

Toelichting Deze beroepsopdracht is om te leren, vraag feedback met behulp van het feedbackformulier. Als je gaat toetsen, maak je gebruik van de toetsen met het beoordelingsformulier, achterin het opdrachtenboek Beroepsopdracht Ondersteun gedurende een week cliënten van een woongroep met 5-8 bewoners bij het wonen en huishouden, zodat de cliënten volgens eigen wensen en behoeften ondersteund zijn De werkbegeleider mag van jou het volgende verwachten:

Je maakt afspraken met andere betrokkenen bij deze opdracht.

Je plant de werkzaamheden in overleg met je werkbegeleider, cliënten en collega’s.

De ondersteuning bij wonen en huishouden verleen je volgens het opgestelde zorgplan waarin rekening is gehouden met de specifieke wensen, mogelijkheden en omstandigheden van de cliënten.

Je ondersteunt de cliënten in de huishouding volgens eigen wensen en behoeften en zet de juiste materialen in.

Je ondersteunt de cliënt bij het opruimen en schoonhouden van de woning/leefruimte.

Je ondersteunt de cliënt zo nodig bij het doen van de boodschappen.

Je ondersteunt de cliënten op juiste wijze bij de maaltijden.

Je verzorgt textiel van de cliënten volgens de richtlijnen van de instelling en wensen van de cliënt.

Je begeleidt de cliënten bij de zelfredzaamheid, door geen handelingen over te nemen die de cliënt nog kan en je stimuleert de cliënt zelf keuzes te maken.

Je rapporteert, onder begeleiding, in het zorgdossier volgens de richtlijnen, de door jouw geëvalueerde gegevens.

Nederlands: Spreken, gesprekken voeren, luisteren, lezen, schrijven, taalverzorging en taalbeschouwing

Rekenen: Getallen, verhoudingen, meten en meetkunde

Als je deze beroepsopdracht uitvoert, werk je ook aan de bovenstaande onderdelen van Nederlands en rekenen.



FEEDBACKFORMULIER Beroepsopdracht A Ondersteunen bij huishouden en wonen

Naam student:

Datum: Opleiding: VIG&MMZ

Niveau: Startbekwaam

Werkprocessen Beroepstaak A Startbekwaam Niveau

Feedback

1.1, 1.1 Inventariseert de hulpvraag en stelt (mede) het zorgplan op (D-H-J-K-M-N)

1.2, 2.1 Ondersteunt bij de persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden (C-D-E-F-J-K-R)

1.5, 2.3 Begeleidt een cliënt (C-D-L-Q-R)

1.7, 2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden (C-L-R-T)

1.10, 3.3 Stemt de werkzaamheden en zorgverlening af met betrokkenen (E-Q)

1.11, 3.6 Evalueert de zorgverlening en geboden ondersteuning (D-J-M)

Argumentatie Feedback (verplicht invullen) (Maak bij de argumentatie van de feedback gebruik van de competenties zoals benoemd in het overzicht van de beroepstaak op de volgende pagina)

Datum: …………………………………

Naam werkbegeleider/praktijkopleider: Naam student: ………………………………………………

………………………………………………

Paraaf: ……………………………………

Paraaf: ……………………………………



FEEDBACKFORMULIER (zelf invullen)

Naam student:

Datum: Opleiding:

Niveau: Startbekwaam

Ik wil graag feedback op:

Activiteit / Vaardigheid (doorhalen wat niet van toepassing is) Ik kies voor werkproces:

Competenties Prestatie-indicatoren uit het boek of die je zelf bedenkt

Feedback: benoem de sterke en de zwakke kanten (invullen door WB/PO)

Naam en paraaf begeleider: Naam en paraaf student:



Overzicht Beroepstaak A Ondersteunen bij huishouden en wonen

Overzicht: beroepstaak, beroepsproducten, werkprocessen, competenties met prestatie-indicatoren

Beroepstaak A Startbekwaam Beroepsproducten Werkprocessen

Ondersteunen bij huishouden en wonen A.1 Plannen van werkzaamheden

1.1, 1.10, 1.11, 1.1, 3.3, 3.6

A.2 Uitvoeren van huishoudelijk werk

1.2, 1.5, 1.7, 2.1, 2.2, 2.3

Competenties: C. D. E. F. H. J. K. L. M. N. Q. R. T.

Competenties in de werkprocessen

Prestatie-indicatoren

C. Begeleiden

Neemt geen handelingen over die de cliënt zelf kan Stimuleert de cliënt zelf keuzes te maken

D. Aandacht en begrip tonen

Toont interesse, respect en luistert naar de cliënt Luistert wanneer bij de evaluatie zaken naar voren worden

gebracht

E. Samenwerken en overleggen

Raadpleegt collega’s over de ondersteuning bij huishouden en wonen

Stemt de werkzaamheden af met de cliënt en collega’s af

F. Ethisch en integer handelen

Houdt rekening met de leefregels en gewoonten die voor de cliënt belangrijk zijn

Geeft betrouwbare informatie Houdt rekening met de privacy van de cliënt

H. Overtuigen en beïnvloeden

Streeft overeenstemming na en creëert draagvlak Kijkt naar verschillende belangen en mogelijkheden

J. Formuleren en rapporteren

Schrijft in begrijpelijke taal en bespreekt dit met begeleider. Verwerkt gegevens onder begeleiding in het zorgdossier.

K. Vakdeskundigheid toepassen

Voert de vaardigheden met betrekking tot de huishouding volgens protocol uit

Kent de beperkingen en de mogelijkheden van de cliënt en houdt hier rekening mee

Werkt ergonomisch en kan dit motiveren

L. Materialen en middelen inzetten

Kiest passende materialen en middelen Werkt efficiënt en kostenbewust Gebruikt materialen en middelen gericht Zorgt voor onderhoud van materialen

M. Analyseren

Verzamelt met juiste methodiek gegevens Legt verbanden tussen gegevens en bespreekt dit Trekt conclusies uit verkregen gegevens en bespreekt dit

N. Onderzoeken

Leest het zorgplan en stelt vragen aan de cliënt of werkbegeleider om beeld te krijgen van zijn situatie en wensen

Q. Plannen en organiseren

Bepaalt in overleg welke werkzaamheden prioriteit hebben Stemt werkzaamheden op elkaar af Plant werkzaamheden in een logische volgorde met realistische

tijdsplanning

R. Op de behoefte van de “klant” richten

Komt gemaakte afspraken over huishouden en wonen na Inventariseert de wensen en verwachtingen t.a.v. huishouden en

wonen bij de cliënt

T. Instructies en procedures volgen

Volgt de aanwijzingen van leidinggevende/organisatie op Houdt zich aan de protocollen/richtlijnen en

veiligheidsvoorschriften van de organisatie




Beroepstaak A A1 Plannen van werkzaamheden

Startbekwaam

Boek: Hoofdstuk:

De zorgverlening afstemmen en evalueren 1H1: Huishoudelijke taken plannen

Workshop datum paraaf

Plannen van werkzaamheden in de huishoudelijke zorg

Activiteit

Kennis (minimaal 1)

Plannen

Vaardigheden/ Houding (minimaal 3)

Casus vragen met planning

Planning onderhoud kamer

Werkplanning maken met casus

Werkplanning maken

Werkplanning met rijd in woongroep

Akkoord docent


Beroepstaak A A2 huishoudelijk werk

Startbekwaam

Thema: Inleiding op zorg voor de leefsituatie

Boek: Hoofdstuk:

Leefomgeving Thema 1: Inleiding op zorg voor de leefsituatie


Huishoudelijke taken theorie

Huishoudelijke taken praktijk

Activiteit

Kennis (minimaal 5)

Besmettelijke ziekten desinfecteren (verplicht)

Een prettige en functionele leefomgeving

Leefomgeving veiligheid en milieu

Leefsituatie

Privacy en afspraken

Reiniging verpleegartikelen

Ruimte inrichten en materialen

Werkmaterialen onderzoeken


Geschreven en ongeschreven regels

Inrichting werkplek met moodboard

Akkoord docent





Startbekwaam

Thema: Zorg voor de leefsituatie van doelgroepen

Boek: Hoofdstuk:

Leefomgeving Thema 2: zorg voor de leefsituatie van doelgroepen


Aandachtspunten voor het scheppen van sfeer

Activiteit

Kennis (minimaal 3)

De leefomgeving van jongeren

De leefomgeving van mensen met een beperking

De leefomgeving van volwassenen en ouderen

HACCP

Stoornis beperking en handicap

Verzorgen bloemen

Verzorgen dieren

Vaardigheden (minimaal 3)

De leefomgeving van jongeren met casus

De leefomgeving van volwassenen en ouderen met stellingen

De leefsituatie van doelgroepen

Eigen leefomgeving

Welzijnsorganisaties

Akkoord docent

Thema: Voeding en verzorging van doelgroepen

Boek: Hoofdstuk:

Leefomgeving Thema 3: Voeding en verzorging van doelgroepen Thema 4: Ondersteunen bij huishouden en wonen


Voeding en de taken van een verzorgende

Activiteit

Kennis (minimaal 10 )

Mens en voeding

Voeding verzorgen

Gezonde voeding voor jongeren

Zelfverzorging van pubers en adolescenten

Begeleiden van jongeren naar zelfverzorging en gezonde voeding

Achtergronden bij de voeding voor volwassenen en ouderen

De voedingspraktijk voor volwassenen en ouderen

Zorg voor kleding bij volwassenen en ouderen

Mensen met een beperking

Adviezen geven over kleding

Casus dieet

Dieet maaltijden

Gezonde maaltijd

Reclame en voedingsgewoonte

Richtlijnen maaltijd

Voeding herstellende cliënt

Voedingswaarde




Energie inname

Gezonde maaltijd samenstellen

HACCP

Interview menukeuze

Koelkast schoonmaken met vragen

Koffie zetten en apparaat ontkalken

Maaltijdservice

Ondervoed of niet

Samenwerken lunch

Samenwerkend koken

Akkoord docent



Startbekwaam

Thema: Ondersteunen bij wonen en huishouden

Boek: Hoofdstuk:

Leefomgeving Thema 4: Ondersteunen bij huishouden en wonen


Wasverzorging

Zorg voor kleding, linnengoed en schoenen praktijk

Activiteit

Kennis (minimaal 6)

De leefomgeving op orde houden

Textiel uitpluizen tot op de vezel

Inzicht in geldzaken

Onderhoud van de leefomgeving

Ondersteunen bij de HDL

Desinfecteren

HDL interview

Vragen over strijken

Wassen van wol met vragen

Werkvolgorde schoonmaak


Drogen van textiel

Etikettering

Ramen zemen met vragen

Schoenen onderhoud

Stofzuigen met observatie

Strijken

Vloer dweilen en moppen

Was sorteren met etiketten

Wasmachine programmeren

Wassen textiel zonder labels

Akkoord docent

Vervolg: Ontwikkelboek beroepstaak A (verplicht)

Akkoord docent



Toetsmagazijn

Beroepstaak A Startbekwaam

Proeftoets Datum Paraaf

Proefcasustoets A startbekwaam



Ondersteuningsmagazijn Praktijk

Beroepstaak A

Startbekwaam

Activiteiten (minimaal 10) datum paraaf

Bekijken zorgplan

De cliënt en huishouding

Creëren sfeervolle omgeving

Sfeer bepalende aspecten

Besmetting met MRSA of norovirus

Reiniging verpleeg- of verzorgingsartikelen

Desinfecteren in de praktijk

Kleding aanschaffen met een cliënt

Kleding van een cliënt

Organisatie van de was

Organisatie van de wasverzorging

Wasverzorging

Lunch bereiden

Menukeuze begeleiden

Onderzoek voeding opname

Voeding verdeel systeem

Warme maaltijd begeleiden

Akkoord begeleider praktijk



Bekijken zorgplan

Leerdoel De student kan benoemen wat in het zorgdossier of zorgleefplan wordt geschreven over het voeren van een huishouding en hoe het zorgdossier wordt bijgesteld.

Evaluatie Reflectie met de werkbegeleider of collega

Competentie M: Analyseren, N; Onderzoeken, K: vakdeskundigheid toepassen

Activiteit

De cliënt heeft een zorgdossier of zorgplan. Daar staan verschillende afspraken in over de begeleiding in de huishouding. De afspraken moeten soms bijgesteld worden. In een kleinschalige woongroep ben je samen met de cliënten verantwoordelijk voor de huishouding. Vooral het koken is een onderdeel van je vak. Per cliënt staat in het zorgleefplan of zorgdossier wat elke cliënt van jou mag verwachten.

Onderzoek wat in het zorgplan van 3 cliënten staat op het gebied van huishouding. (Woonomgeving op orde houden, zorgen voor een sfeervolle woonomgeving, zorg voor kleding, linnengoed en schoenen, zorg voor voeding.)

Onderzoek hoe het zorgplan of zorgleefplan wordt bijgesteld. Vraag dit aan je begeleider. Onderzoek wat er van jou verwacht wordt ten aanzien van dit bijstellen.

Beantwoord daarna onderstaande vragen, schrijf de antwoorden op een A-viertje.

Vragen

Wie is verantwoordelijk voor het bijstellen van het zorgdossier of zorgleefplan?

Beschrijf in het kort de werkwijze rond het bijstellen.

Wat is jouw taak bij ten aanzien van het bijstellen van het zorgleefplan of zorgplan?

Hoe worden cliënten betrokken bij het bijstellen van het zorgdossier of zorgleefplan?



De cliënt en huishouding

Leerdoel De student kan in een zorgdossier de afspraken vinden over activiteiten van de cliënt op huishoudelijk gebied.

Evaluatie Reflectie met de werkbegeleider of collega

Competentie M: Analyseren, N: Onderzoeken, K: vakdeskundigheid toepassen

Activiteit

De cliënt heeft een zorgdossier of zorgplan. Daar staan verschillende afspraken in. Soms zijn taken op huishoudelijk gebied in het zorgdossier opgenomen als activiteit voor de zorgvrager. Denk aan: zelf het bed opmaken (cliënten met een verstandelijke beperking ) of de slaapkamer onder begeleiding opruimen (cliënten in de psychiatrie). Ook kun je denken aan was opvouwen door een dementerende cliënt of tafel dekken. In de thuiszorg zal een cliënt vaak ook nog een deel zelf kunnen doen van de huishoudelijke taken. Onderzoek de afspraken in het zorgdossier of zorgleefplan van 1 cliënt en gebruik de verkregen informatie om de vragen te beantwoorden. Zijn er bij jou in de instelling geen cliënten die zelf een taak of activiteit kunnen doen (bijvoorbeeld psycho-geriatrie) dan handel je als volgt: je beschrijft vier huishoudelijke taken (bijvoorbeeld de slaapkamer opruimen) en beschrijft vervolgens welke persoon die taak doet. Verder onderzoek je hoe de cliënt daar bij betrokken wordt. Beantwoord de onderstaande vragen en schrijf de antwoorden op een A-viertje.

Vragen

Welke afspraken staan in het zorgdossier over activiteiten van de cliënt op huishoudelijk gebied?

Wat is de reden dat de cliënt wordt betrokken bij huishoudelijke werkzaamheden?

Hoe wordt de cliënt of familie betrokken bij het vaststellen van het zorgdossier?

Hoe wordt geëvalueerd of de cliënt de taken goed uitvoert of aankan?

Waar worden de antwoorden uit de evaluatie genoteerd?



Creëren sfeervolle omgeving

Leerdoel De student kan de met de cliënt onderzoeken wat de wensen zijn rondom de inrichting van de slaapkamer en/of persoonlijke woonruimte van de cliënt. De student houdt rekening met de wensen en behoeften van de cliënt. De student maakt eventueel samen met de cliënt een plan voor inrichting en voert deze uit. De student betrekt de cliënt bij het inrichten De student kan kostenbewust werken met een budget

Praktische voorbereiding

Internet: www.zorgleefplanwijzer.nl Spulletjes van de cliënt of ander materiaal Eventueel budget van de cliënt om spulletjes te kopen Tijdschriften, reclamemateriaal, folders om uit te kiezen

Locatie Slaapkamer of persoonlijke woonruimte van een cliënt

Evaluatie Reflectie met observatielijst ‘ creëren sfeervolle omgeving’ door collega of werkbegeleider.

Competentie C: Begeleiden, D: aandacht en begrip tonen, E: Samenwerken en overleggen, F: Ethisch en integer handelen, J: Formuleren en rapporteren, L: Materialen en middelen inzetten. N: Onderzoeken R: op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

Activiteit

Je gaat met de cliënt onderzoeken wat zijn inrichtingswensen zijn voor de slaap of woonruimte van de cliënt. Dit doe je met behulp van de zorgleefplanwijzer. Als de cliënt dit wil, maak je een plan voor inrichting. Je overlegt of er budget beschikbaar is. Je voert samen met de cliënt de wensen uit. Is er geen budget: dan voer je deze leeractiviteit uit met de aanwezige spulletjes en materiaal en maak met de cliënt een moodboard naar aanleiding van de wensen van de cliënt. Beantwoord daarna de onderstaande vragen en noteer deze op een A4-tje.

Vragen:

Hoe heb je de activiteit voorbereid?

Hoe ben je met de cliënt gaan onderzoeken wat zijn of haar wensen waren?

Wat was de inbreng van de cliënt?

Welke ruimte heb je ingericht?

Wat was het budget?

Op welke manier heb jij persoonlijke betrokkenheid naar je cliënt getoond? (ethisch en integer handelen)

Op welke manier heb jij de cliënt gestimuleerd eigen keuzes te maken? (begeleiden)

Op welke manier werd duidelijk dat jij je kunt inleven in je cliënt? (Aandacht en begrip tonen)

Op welke manier heb jij met de cliënt deze activiteit geëvalueerd? Wat kwam daarin naar voren? (Op de behoefte en verwachtingen van de klant richten)

Welke feedback heb je gehad van de observant?



Sfeer bepalende aspecten

Leerdoel De student kan een gemeenschappelijke woonruimte beschrijven op sfeerbepalende aspecten. De student kan de eigen mening formuleren over de sfeerbepalende aspecten in de woonruimte De student kan suggesties doen en adviezen geven ter verbetering van de sfeer vanuit eigen beleving

Evaluatie Evalueer je aanpak van deze leeractiviteit met de werkbegeleider

Competentie N: Onderzoeken

Activiteit

Je gaat een woonruimte of woonkamer bekijken en beschrijven op de sfeerbepalende aspecten. Je vormt je mening over de sfeer in deze woonruimte. Geef daarna suggesties en adviezen ter verbetering van de sfeer vanuit je eigen beleving.

Werkwijze

Bepaal welke ruimte je gaat onderzoeken

Doe je onderzoek door de vragen over de sfeerbepalende aspecten te beantwoorden.

Vorm je eigen mening over de sfeer in de woonruimte en noteer deze.

Daarna geef je suggesties en adviezen ter verbetering van de sfeer die met kleine ingrepen of veranderingen te realiseren zijn (denk o.a. aan andere verlichting, kleuren). De vorm waarin je de adviezen wilt laten zien is vrij. Houd rekening met de behoefte en gewoonten van je cliënten als je het advies geeft.

Bespreek je suggesties en adviezen met je begeleider.

Vraag daarna om feedback over het uitvoeren van deze activiteit. Vragen over sfeerbepalende aspecten

Hoe schoon is de ruimte?

Hoe vaak wordt de ruimte gestoft en gezogen? En wie doet dat?

Wat staat er aan inventaris in deze ruimte? (Benoem de stoelen, tafels en kasten en andere meubelstukken)

Is er veel vrije ruimte?

Hoe staan de meubels? (Beschrijf globaal de opstelling; mag ook in een tekening of plattegrond)

Hangen er schilderijen of posters op? Zo ja: wie heeft die gekozen? Zo nee; onderzoek hoe het komt dat er niets hangt.

Hangen er foto’s op of staan er foto’s? Zo ja: wie heeft die gekozen? Zo nee: onderzoek hoe het komt dat die er niet zijn

Staan er bloemen en planten? Zo ja: hoeveel planten staan er en wie heeft die gekozen? Zo nee: onderzoek hoe het komt dat er geen planten en bloemen staan

Hoe staan de bloemen en planten erbij?

Wie verzorgt ze?

Welke kleuren zitten er op de muren?

Welke kleur hebben de meubels in hoofdzaak?

Hoe komt het daglicht binnen?

Hoe kun je ventileren?

Hoe hoog is de temperatuur van de woonruimte?

Hangen er gordijnen? Door wie zijn die gekozen?

Hoe is de verlichting?

Staan er spulletjes, prulletjes en ander klein spul?

Waar staat de televisie en radio?

Hoe ruikt de ruimte?

Zijn er huisdieren aanwezig in de ruimte?



Wat is het beleid wat betreft huisdieren voor deze woonruimte? Vragen om de activiteit na te bespreken

Heb je alle vragen kunnen onderzoeken? Geef aan waarom wel of niet.

Hoe heb rekening gehouden met de behoefte en gewoonten van je cliënten? Waar blijkt het uit?

Heb je je adviezen doorgesproken met je begeleider? Welke feedback heb je gekregen op je adviezen? Wat ga je doen met deze feedback?



Besmetting met MRSA of norovirus

Leerdoel De student kan benoemen hoe besmet materiaal gedesinfecteerd moet worden volgens richtlijnen en procedures van de organisatie waar de student werkt of stage loopt. De student kan de beschermende maatregelen benoemen.

Evaluatie Met de werkbegeleider

Competentie M: Analyseren, N: Onderzoeken, T: Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Soms heeft een cliënt een MRSA besmetting opgelopen. Of je begeleidt een cliënt in de thuiszorg met MRSA Jij gaat onderzoeken hoe er dan gehandeld moet worden op jouw werkplek. Beantwoord de vragen.

Activiteit

In de winter is er vaak een uitbraak van het norovirus. Jij gaat onderzoeken hoe er dan gehandeld moet worden op jouw werkplek. Beantwoord de vragen.

Vragen

Zijn er protocollen op jouw werk? En zo ja, welke dan? Zo nee: hoe weet je dan hoe je moet handelen bij de zorgverlening? (onderzoeken en analyseren)

Benoem de beschermende maatregelen voor de jezelf en de cliënten.

Beschrijf wat jouw taak is om uitbreiding van de besmetting te voorkomen. Maximaal 1 A-viertje.

Beschrijf aan de hand van een casus hoe jij de instructies en procedures hebt toegepast. (Instructies en procedures opvolgen)



Reiniging verpleeg- of verzorgingsartikelen

Leerdoel De student kan de organisatie beschrijven voor de reiniging van verpleegartikelen op de afdeling, woongroep of thuiszorg

Theorie De richtlijn ‘ Reiniging, desinfectie en sterilisatie in verpleeghuis en woonzorgcentrum’ van de Stichting Werkgroep Infectie Preventie.

Evaluatie Bespreek de uitkomst van je onderzoek met een collega of werkbegeleider.

Competentie N: onderzoeken M. analyseren J: formuleren en rapporteren,

Leeractiviteit

Je doet onderzoek naar de reiniging van de verpleeg- en verzorgingsartikelen bij jou op de afdeling. Gebruik hierbij tabel 3: ‘Procedure per verpleeg- of verzorgingsartikel’ uit de richtlijn van Stichting Werkgroep Infectie Preventie. Deze kun je vinden of in je instelling of op internet. Volg daarvoor de volgende instructies: Ga naar http://www.wip.nl/;

Kiezen voor documentatie;

Kiezen voor pakketten;

Kiezen voor verpleeghuis- woon en thuiszorg;

Kiezen voor reiniging, desinfectie en sterilisatie in verpleeghuis en woonzorg-centrum; Kiezen voor akkoord;

Scrollen naar blz 14. Gebruik tabel 3 om te bepalen welke artikelen je kunt onderzoeken.

Werkwijze: Benoem minstens 10 verpleeg- of verzorgingsartikelen;

Je zet bij ieder artikel hoe vaak het artikel moet worden gereinigd (= de frequentie van reiniging); beschrijf vervolgens of dat op jouw afdeling ook gebeurt. (analyseren)

Je zet bij ieder artikel welke reinigingstechniek (= hoe moet je het schoonmaken) moet worden gebruikt; beschrijf vervolgens of dat op jouw afdeling ook gebeurt. .(analyseren en vakdeskundigheid toepassen)

Je zet bij ieder artikel het te gebruiken schoonmaakmiddel; beschrijf vervolgens of dat op jouw afdeling ook wordt gebruikt op de voorgeschreven manier. (analyseren, materialen en middelen inzetten)

Je zet bij ieder artikel of jij dat een keer hebt schoongemaakt; beschrijf of je dit volgens de regels hebt gedaan. (instructies en procedures opvolgen)

Je zet bij ieder artikel wie de verantwoording heeft voor het reinigen (dus wie moet het schoonmaken?). (Plannen en organiseren) Je beschrijft waar je de informatie op jouw afdeling kunt vinden hoe je het artikel moet schoonmaken en hoe vaak (= hoe weet je dat je het zo moet doen? Waar staat dat beschreven?) (formuleren en rapporteren)

Noteer wat je ten aanzien van de competenties zou willen leren.

http://www.wip.nl/



Desinfecteren in de praktijk

Leerdoel De student kan besmet materiaal desinfecteren volgens richtlijnen en procedures van de organisatie waar de student werkt of stage loopt


Desinfectantia, beschermende middelen voor de student, materiaal dat gedesinfecteerd moet worden Handelingsschema, richtlijnen, procedures

Evaluatie Met behulp van de reflectielijst met de werkbegeleider

Competentie E: samenwerken en overleggen, K: vakdeskundigheid toepassen, L: materialen en middelen inzetten, N: Onderzoeken, T: instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Cliënten kunnen besmet zijn met een besmettelijke ziekte. De besmetting kan bijvoorbeeld veroorzaakt zijn door MRSA, hepatitis B of het norovirus. Het is ook mogelijk dat je in de thuiszorg een cliënt met een besmetting verzorgt. Jij gaat verpleegmateriaal en eventueel de (woon)omgeving ontsmetten volgens de richtlijnen in je organisatie.

Werkwijze

Overleg met je begeleider wat je gaat ontsmetten of desinfecteren op de afdeling

Zoek de protocollen die van toepassing zijn.

Volg deze richtlijnen op en ga desinfecteren

Evalueer deze activiteit met behulp van de onderstaande punten. Punten voor het nabespreken van deze activiteit

De student heeft zich voorbereid door te informeren welke protocollen van toepassing zijn. (instructies en procedures opvolgen)

De student heeft afspraken gemaakt over het desinfecteren met het team. (samenwerken en overleggen)

De student heeft afspraken gemaakt over het desinfecteren met de cliënt. (samenwerken en overleggen)

De student heeft rekening gehouden met de cliënt door de zorgvrager te informeren.

De student hield rekening met de beperkingen van de zorgvrager door het handelen op de cliënt af te stemmen. (vakdeskundigheid toepassen)

De student is de afspraken met de cliënt nagekomen. (ethisch en integer handelen)

De student heeft beschermende maatregelen voor de cliënt genomen (instructies en procedures opvolgen)

De student heeft de geleverde zorg geëvalueerd met de cliënt (analyseren)

De student heeft de protocollen toegepast. (instructies en procedures opvolgen)

De student heeft het desinfecteren naar behoren uitgevoerd. (instructies en procedures opvolgen, materialen en middelen inzetten)

De student heeft op hygiënische wijze gewerkt. (instructies en procedures opvolgen)

De student heeft veilig gewerkt. (instructies en procedures opvolgen)



Kleding aanschaffen met een cliënt

Leerdoel De student kan met de cliënt onderzoeken wat de wensen zijn rondom het aanschaffen van kleding. De student houdt rekening met de wensen en behoeften van de cliënt. De student maakt eventueel samen met de cliënt een plan voor het kopen van de kleding en voert deze uit. De student is op de hoogte van het budget voor de aan te schaffen kleding. De student kan kostenbewust werken met een budget


Overleg en voorbereiding met begeleider en/of familie van cliënt Budget bespreken van de cliënt om kleding te kopen Eventueel tijdschriften, reclamemateriaal, folders om uit te kiezen

Locatie Winkelcentrum of stad

Evaluatie Reflectie met cliënt en collega of werkbegeleider.

Competentie C: Begeleiden, D: aandacht en begrip tonen, E: Samenwerken en overleggen, F: Ethisch en integer handelen, J: Formuleren en rapporteren, L: Materialen en middelen inzetten, R: op de behoeften en verwachtingen van de klant richten N: Onderzoeken

Activiteit

Je gaat samen met je begeleider of onder begeleiding van de begeleider, met de cliënt onderzoeken welke kledingwensen hij/zij heeft. Als de cliënt dit wil, maak je een samen een lijst met gewenste kleding. Je overlegt of er budget beschikbaar is. Je overlegt of er nog bepaalde specifieke wensen zijn waar je op moet letten (Materiaal, pasvorm, aanpassingen, budget etc.) Je voert samen met de cliënt de wensen uit en gaat kleding kopen.

Vragen:

Hoe heb je de activiteit voorbereid?

Hoe ben je met de cliënt gaan onderzoeken wat zijn of haar wensen waren?

Wat was de inbreng van de cliënt?

Welke kleding heb je gekocht?

Wat was het budget?

Op welke manier heb jij persoonlijke betrokkenheid naar je cliënt getoond? (ethisch en integer handelen)

Op welke manier heb jij de cliënt gestimuleerd eigen keuzes te maken? (begeleiden)

Op welke manier werd duidelijk dat jij je kunt inleven in je cliënt? (Aandacht en begrip tonen)

Op welke manier heb jij met de cliënt deze activiteit geëvalueerd? Wat kwam daarin naar voren? (Op de behoefte en verwachtingen van de klant richten)

Welke feedback heb je gehad van de observant?



Kleding van een cliënt

Leerdoel De student kan in overleg met de cliënt, zorg dragen voor de kleding van de cliënt.

Evaluatie Reflectie met een collega of werkbegeleider aan de hand van punten.

Competentie C: Begeleiden, D: aandacht en begrip tonen, K: vakdeskundigheid toepassen, R: op de behoeften en verwachtingen van de klant richten.

Kies 1 of meerdere van onderstaande leeractiviteiten. Activiteit

Je draagt zorg voor de vuile was van een cliënt. Je zorgt dat de was in de juiste waszakken komt en naar de wasserij gaat. De persoonlijke was van de zorgvrager, zoals panty’s of steunkousen, wordt door jou verzorgd. Na je handeling evalueer je de verleende zorg met de cliënt.

Activiteit

Je helpt een cliënt met het kiezen van zijn kleding. Je geeft adviezen over de kleding of aanpassingen in de kleding, zodat de cliënt comfortabel gekleed is. Je houdt rekening met de wensen en zelfzorgtekorten van de cliënt. Je helpt de cliënt met aankleden. Na je handeling evalueer je de verleende zorg met de cliënt.

Activiteit

Je zorgt dat de schone was van een cliënt netjes in de kasten komt. Dit doe je samen met de cliënt. Na je handeling evalueer je de verleende zorg met de zorgvrager.

Activiteit

Je poetst de schoenen van de cliënt. Of je poetst samen met de cliënt zijn schoenen. Na je handeling evalueer je de verleende zorg met de cliënt.

Punten voor reflectie

item houding

Toonde de student respect voor de cliënt door beleefd en correct gedrag? (aandacht en begrip tonen)

Heeft de student de cliënt gevraagd naar zijn wensen? (op de behoefte en verwachtingen van de klant richten)

Heeft de student de juiste benaderingswijze toegepast voor de cliënt? (aandacht en begrip tonen)

Hield de student rekening met de zelfzorgtekorten van de cliënt door het handelen op de cliënt af te stemmen? (vakdeskundigheid toepassen)

Heeft de student de cliënt gestimuleerd? (Begeleiden)

Heeft de student de zorg geëvalueerd? (op de behoefte en verwachtingen van de klant richten)



Organisatie van de was

Leerdoel De student kan de organisatie rond de wasprocedure benoemen. De student kan de eigen taak benoemen en uitvoeren.

Evaluatie Met de werkbegeleider of collega op de juistheid van de antwoorden.

Competentie K: Vakdeskundigheid toepassen, M: Analyseren

Activiteit

De vuile was en de schone was leggen een bepaalde route af. Je onderzoekt welke weg het wasgoed aflegt van vuil naar schoon in de kast van de cliënt of de afdeling. Hoe is dat bij jou op de werkplek of stageplaats geregeld? Wat is jouw taak? Gebruik onderstaande vragen om dit onderzoek te doen.

Vragen

Wordt de was binnen de instelling of buiten de instelling gewassen?

Hoe is het wasgoed gemerkt, zodat het weer op de juiste plaats terugkomt?

Wie repareert bijvoorbeeld beschadigingen zoals knopen die eraf zijn of gescheurde naadjes?

Wie bergt de schone was op?

Beschrijf jouw taak in deze organisatie wat betreft de was.

Hoe wordt de cliënt of familie betrokken bij de zorg voor het wasgoed?

Wat moet je doen als er kleding wordt vermist of is beschadigd?

Wat was de feedback van de werkbegeleider op de uitvoering van deze leeractiviteit?



Organisatie van de wasverzorging

Leerdoel De student kan zorg dragen voor de kleding en de was van een aantal cliënten. De student kan de persoonlijke was van de cliënten bij terugkomst uit de wasserij controleren op beschadigingen en vermissing. De student kan de persoonlijk was naar behoren opbergen en doet dit naar de wensen en behoeften van de cliënten.

Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van de reflectielijst

Competentie D: Aandacht en begrip tonen, E: Samenwerken en overleggen, M: analyseren, R: op de behoeften en verwachtingen van de klant richten. T: instructies en procedures opvolgen, U: Omgaan met veranderingen en aanpassen

Activiteit

De verzorging van de persoonlijke was van cliënten is op een bepaalde wijze georganiseerd. Jij gaat voor een aantal cliënten zorg dragen voor hun persoonlijke was. Je betrekt de cliënten bij jouw activiteiten wat betreft de was.

Werkwijze

Je informeert bij de cliënten wat hun wensen zijn t.a.v. de persoonlijke was.

Je zorgt dat de persoonlijke was van een aantal cliënten wordt aangeboden aan de wasserij;

De kwetsbare textiel van cliënten ga jij behandelen volgens het wasvoorschrift;

Als de persoonlijke was terugkomt uit de wasserij controleer jij de was en je zorgt ervoor dat vermissingen of beschadigingen verholpen worden;

Daarna zorg je dat het wasgoed in de kasten van de zorgvragers komt; dit doe je samen met de zorgvragers;

Je evalueert je handelen met de zorgvrager en noteert feedback

Je evalueer de activiteit met je begeleider aan de hand van de reflectiepunten. Noteer feedback.

Reflectiepunten

De student heeft de was op de juiste wijze aan de wasserij aangeboden en de voorschriften wat betreft hygiënisch werken toegepast. (instructies en procedures opvolgen)

De student heeft overlegd met de cliënten over de kwetsbare textiel die de cliënten gewassen wilde hebben en op de juiste wijze behandeld. (Samenwerken en overleggen, vakdeskundigheid toepassen)

De student heeft het wasgoed gecontroleerd en eventueel actie ondernomen op beschadigingen en vermissingen. (Omgaan met veranderingen en aanpassen)

De student heeft de cliënten geïnformeerd over beschadigingen (samenwerken en overleggen)

De student heeft de was op zorgvuldige wijze opgeborgen in de kasten en daarbij de aanwijzingen en wensen van de cliënten uitgevoerd (op de behoefte van de klant richten)

De student heeft zich correct en respectvol naar de cliënten opgesteld (aandacht en begrip tonen)

De student is de afspraken met de cliënten nagekomen (Ethisch en integer handelen)

De student heeft de geleverde zorg geëvalueerd met de cliënten (analyseren, op de behoefte van de klant richten)

De student kan de gehele wasprocedure uitvoeren voor de persoonlijke was (vakdeskundigheid toepassen)



Wasverzorging

Leerdoel De student kan de was verzorgen. De student kan de zorg voor de was afstemmen op de behoeften en wensen van de cliënt.

Locatie Woonsituatie van de cliënt

Evaluatie Met de werkbegeleider of collega met behulp van de reflectielijst

Competentie D: Aandacht en begrip tonen E: samenwerken en overleggen K: vakdeskundigheid toepassen T: Instructies en procedures volgen, R: Op de behoefte van de klant richten, U: Omgaan met veranderingen en aanpassen.

Activiteit

Je verzorgt de was van de cliënt.

Werkwijze Je stemt je handelen af met de cliënt. Hoe wil hij/zij de was gewassen hebben en gedroogd? Reflecteer over de activiteit, hiervoor kun je de reflectielijst gebruiken. Bespreek je activiteit na met je begeleider aan de hand van de reflectielijst. Reflectielijst

De student heeft de was op de juiste wijze gewassen (vakdeskundigheid toepassen)

De student heeft bij het sorteren van de was hygiënisch gewerkt (Instructies en procedures opvolgen)

De student heeft bij het vullen van de wasmachine ergonomisch gewerkt (Vakdeskundigheid toepassen)

De student heeft bij het was opvouwen en verplaatsen van de was ergonomisch gewerkt (Vakdeskundigheid toepassen)

De student heeft de taak volgens de instructies en richtlijnen van de cliënt uitgevoerd. (Instructies en procedures volgen)

De student heeft het wasgoed gecontroleerd en eventueel actie ondernomen op beschadigingen. (Omgaan met veranderingen en aanpassen)

De student heeft overlegd over de planning en uitvoering van de activiteit. (samenwerken en overleggen)

De student toonde respect en inlevingsvermogen (Aandacht en begrip tonen)



Lunch bereiden

Leerdoel De student kan een lunch voorbereiden voor en/of met de cliënt(en). De student kan samenwerken met collega’s.

Evaluatie Met de werkbegeleider of een collega met behulp van de lijst met reflectie punten.

Competentie D: aandacht en begrip tonen, K: vakdeskundigheid toepassen, L: materialen en middelen inzetten, R: Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten, E: samenwerken en overleggen, Q: plannen en organiseren. U: omgaan met veranderingen en aanpassen.

Activiteit

Je verzorgt de lunch met of voor een groepje cliënten. Je zorgt voor een sfeervolle tafelschikking en je maakt iets speciaals met of voor de cliënten klaar. Je kunt denken aan soep of pannenkoeken of een snack. Je houdt rekening met de wensen van de cliënten. Je zorgt dat de cliënten tijdens het bereiden en tijdens het eten de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben

Werkwijze:

Je brengt het team op de hoogte van deze leeractiviteit, vraagt naar bijzonderheden en je verdeelt de taken voor de lunch over je collega’s

Je vraagt aan de cliënten wat ze voor extra’s willen eten of wat de wensen zijn

Of je bepaalt vanuit het zorgdossier waar de voorkeur van de cliënten (als deze dit niet meer zelf kunnen aangeven) naar uit gaat

Je zorgt voor de materialen om de tafel sfeervol en leuk te schikken

Je zorgt voor de voedingsmiddelen en materialen om het extraatje te maken Lijst met punten voor reflectie

Onderwerp samenwerken en overleggen

De student heeft het team op de hoogte gesteld van het bereiden van de lunch en de medewerking gevraagd

De student heeft met de collega’s overlegd hoe de taak ‘ van de lunch bereiden’ aan te pakken

De student heeft de taken verdeeld over de aanwezige collega’s en dit met de betreffende collega’s besproken

De student heeft het doel van de opdracht uitgelegd aan de collega’s

De student toonde bereidheid om te luisteren naar feedback van collega’s en heeft zijn/haar gedrag of werkwijze zo nodig aangepast (Omgaan met veranderingen en aanpassen)

item houding

De student toonde respect voor de cliënten door beleefd en correct gedrag (aandacht en begrip tonen)

De student heeft de cliënten gevraagd naar hun wensen (op de behoefte en verwachtingen van de klant richten)

De student heeft rekening met de beperkingen van de cliënten gehouden en zijn/haar begeleiding en houding afgestemd op de behoefte van de cliënt (vakdeskundigheid toepassen, op de behoefte van de klant richten)

De student heeft de uitvoering van de lunch geëvalueerd met de cliënten (op de behoefte en verwachtingen van de klant richten)

Item vaardigheid lunch bereiden (vakdeskundigheid toepassen en materialen en middelen inzetten)

De student heeft (in samenwerking met de cliënt) de lunch bereid

De tafel was gezellig, doelmatig en sfeervol gedekt

De student heeft een smakelijke lunch met iets extra’s klaargemaakt

De student heeft de tafel afgeruimd en het serviesgoed afgewassen



Menukeuze begeleiden

Leerdoel De student kan een cliënt begeleiden bij de menukeuze

Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van de lijst met punten voor reflectie

Competentie C: Begeleiden, D: Aandacht en begrip tonen, K: Vakdeskundigheid toepassen, R: Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten

Activiteit

In het verpleeghuis of verzorgingshuis moet je soms de cliënt helpen met de menukeuze. Ook in kleinschalig wonen, kun je samen met de cliënten het menu samen stellen In deze leeractiviteit ga jij samen met 1 cliënt of een groep cliënten de menukaart invullen. Je houdt hierbij rekening met de wensen van de cliënten en met specifieke menuwensen. Ook draag je er zorg voor dat de menukeuze verantwoord is.

Lijst met punten voor reflectie

item houding

De student toonde respect voor de cliënt(en) door beleefd en correct gedrag (aandacht en begrip tonen)

De student heeft de cliënt (en) geïnformeerd (begeleiden)

De student heeft de cliënt gevraagd naar de wensen (op de behoefte en verwachtingen van de klant richten)

De student heeft zich op de hoogte gesteld van voedings- en dieetvoorschriften van de cliënt(en) (vakdeskundigheid toepassen)

De student hield rekening met de beperkingen van de cliënt(en) door het handelen op de cliënt(en) af te stemmen (vakdeskundigheid toepassen, aandacht en begrip tonen)

De student heeft de cliënt(en) gestimuleerd om zelf een keuze te maken (begeleiden)

De student heeft aan de cliënt(en) gevraagd of het invullen naar wens is verlopen (op de behoefte en verwachtingen van de klant richten)

Item vaardigheid

De student heeft zich voorbereid

De student heeft de juiste menukaart ingevuld

De student heeft zorgvuldig gewerkt door de kaart goed leesbaar in te vullen en zorg te dragen voor verantwoorde keuzes

De student heeft zich op de hoogte gesteld van voedings- en dieetvoorschriften van de cliënt(en)

De student heeft de ingevulde menukaart op de juiste plaats afgeleverd



Onderzoek voeding opname

Leerdoel De student kan zorg dragen voor de voeding van de cliënt. De student kan beoordelen of de voeding overeenstemt met de richtlijnen voor voeding en (dieet)voorschriften voor de voeding die gelden voor de betreffende cliënt De student kan het gewicht van de cliënt beoordelen met de Quetelet-index (of een ander hulpmiddel voor de relatie lengte en gewicht) De student kan de resultaten bespreken met de verantwoordelijke voor deze bewoners

Evaluatie Met de werkbegeleider of collega met behulp van de reflectielijst

Competentie C: Begeleiden, D: aandacht en begrip tonen, E: samenwerken en overleggen, M: analyseren, Q: plannen en organiseren, R: Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten.

Activiteit

Je bent dagelijks betrokken bij de voeding van cliënten. Je gaat onderzoeken of de cliënt daadwerkelijk de voeding en hoeveelheid vocht opneemt die wenselijk voor de cliënt is. Verder ga je beoordelen of het gewicht van de cliënt wenselijk is voor de betreffende cliënt en het resultaat van je onderzoek bespreken.

Werkwijze:

Breng het team op de hoogte van jouw onderzoek zodat zij mee kunnen werken eraan.

Je inventariseert van een aantal cliënten hun inname van voeding en vocht voor een periode van 24 uur. Dit doe je voor minimaal 2 – maximaal 4 cliënten.

Bespreek met de cliënten wat je gaat doen, hoe je het doet en wat het doel is

Houd, samen met de cliënt, gedurende 24 uur nauwkeurig bij wat de cliënten eten en drinken. Vraag je collega’s mee te werken om dit bijhouden.

Na deze inventarisatie onderzoek je of de opgenomen voeding voldoet aan de diëten of voorschriften voor de cliënt

Je bepaalt de Quetelet-index voor deze cliënten

Bespreek je bevindingen met je begeleider en daarna met je cliënten.

Vraag daarna om feedback aan je begeleider over het gesprek met je zorgvrager.

Reflecteer daarna aan de hand van onderstaande criteria. Geef aan hoe je deze punten gedaan hebt.

Criteria De student heeft het team op de hoogte gesteld van het onderzoek en hen gevraagd mee te werken. (samenwerken en overleggen) De student heeft bij minimaal 2 of maximaal 4 cliënten de voeding onderzocht. (analyseren) De student heeft de cliënten geïnformeerd over het onderzoek. (Aansturen) De student heeft de cliënten betrokken bij dit onderzoek en vraagt hun medewerking. (aandacht en begrip tonen) De student heeft blijk gegeven van zorgvuldig kunnen werken door een duidelijke lijst aan te leggen en deze goed bij te houden (Plannen en organiseren) De student heeft de Qutelet-index bepaald voor de cliënten en de cliënten uitgelegd wat het doel was van het meten en wegen. (begeleiden) De student heeft de voeding geëvalueerd met de zorgvragers. (op de behoefte van de klant richten, analyseren) De student heeft het resultaat van het onderzoek en de evaluatie besproken met de begeleider



Voeding verdeelsysteem

Leerdoel De student kent het voeding verdeelsysteem voor maaltijden.


Competentie N: Onderzoeken, M: analyseren

Activiteit

Je gaat onderzoeken hoe de voeding in jouw instelling wordt verdeeld. Geef je mening over dit verdeelsysteem.

Werkwijze: Werk het onderstaande uit in een verslag:

Hoe ziet het verdeelsysteem eruit?

Welk serveersysteem wordt er gebruikt?

Hoe worden de maaltijden geproportioneerd?

Geef je mening over het verdeel en serveersysteem waarbij je ingaat op voor en nadelen van deze systemen.

Geef tips om de systemen eventueel aan te passen of te verbeteren.

Bespreek deze tips met je begeleider.



Warme maaltijd begeleiden

Leerdoel De student kan zorg dragen voor de voeding van de zorgvrager. De student kan samenwerken met collega’s.


Competentie E: samenwerken en overleggen, F: ethisch en integer handelen, K: vakdeskundigheid toepassen, M: analyseren, R: Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten, T: instructies en procedures opvolgen.

Activiteit

Je verzorgt en begeleidt de warme maaltijd voor 1 of meer cliënten.

Werkwijze:

Je brengt het team op de hoogte van deze leeractiviteit en je overlegt welke cliënt(en) jij bij de maaltijd begeleidt;

Heb je de mogelijkheid: kook de warme maaltijd of help bij de bereiding.

Je begeleidt de cliënt(en) gedurende de hele maaltijd;

Evalueer je activiteit met je begeleider aan de hand van onderstaande criteria.

Noteer de feedback. Criteria

De student heeft het team op de hoogte gesteld (samenwerken en overleggen)

De student heeft met de collega’s overlegd over het uitvoeren van de activiteit (samenwerken en overleggen)

De student informeerde of de cliënt wilde bidden en / of danken (op de behoefte van de klant richten, ethisch en integer handelen.)

De student heeft de cliënt gevraagd naar de wensen (op de behoefte van de klant richten)

De student heeft zich op de hoogte gesteld van voedings- en dieetvoorschriften van de cliënt (vakdeskundigheid toepassen)

De student heeft de juiste hulpmiddelen toegepast voor de cliënt (vakdeskundigheid toepassen)

De student hield rekening met de beperkingen van de cliënt door het handelen op de cliënt af te stemmen (vakdeskundigheid toepassen)

De student heeft de uitvoering van de maaltijd geëvalueerd met de cliënt (op de behoefte van de klant richten, analyseren)

De student heeft de cliënt gelegenheid gegeven de tanden te poetsen (Ethisch en integer handelen)

De student heeft hygiënisch gewerkt (Instructies en procedures opvolgen)



Beroepsopdracht Beroepstaak B Beginnend niveau

Toelichting Deze beroepsopdracht is om te leren, vraag feedback met behulp van het feedbackformulier. Als je gaat toetsen, maak je gebruik van de toetsen met het beoordelingsformulier, achterin het opdrachtenboek Beroepsopdracht Werk, onder begeleiding van een gediplomeerde, mee aan de in het zorgplan omschreven basiszorg aan 3-5 cliënten. De werkbegeleider mag van jou het volgende verwachten:

De zorg verleen je volgens het opgestelde zorgplan.

Je ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging, voeding en vocht, uitscheiding, mobiliteitsproblemen en het bevorderen van het slaap- en waakritme.

Je begeleidt de cliënt bij de zelfredzaamheid, door geen handelingen over te nemen die de cliënt nog kan en je daagt ze uit om zelf keuzes te maken bij de persoonlijke basiszorg en dagindeling.

Je begeleidt de cliënt op psychosociaal gebied door de cliënt de gelegenheid te geven over problemen en gevoelens te praten.

Tijdens de begeleiding en uitvoering van de basiszorg vraag je hoe de cliënt de zorg en ondersteuning ervaart.

Gewenste veranderingen geef je door aan je werkbegeleider, zodat zij het kan veranderen in het zorgdossier.

Je stemt je werkzaamheden af met collega’s, maakt afspraken en draagt zorg over.

Wanneer er iets onverwachts gebeurt onderneem je de juiste actie en roep je tijdig de hulp in van een gediplomeerd verzorgende of andere discipline.

Je rapporteert in het zorgdossier (in overleg met de werkbegeleider) je bevindingen.

Nederlands: Spreken, gesprekken voeren, luisteren, lezen, schrijven, taalverzorging en taalbeschouwing

Rekenen: Getallen, verhoudingen, meten en meetkunde




FEEDBACKFORMULIER Beroepsopdracht B Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg

Naam student:


Niveau: Beginner

Werkprocessen Beroepstaak B Beginnend Niveau

Feedback

1.1/ 1.1 Inventariseert de hulpvragen en stelt (mede) het zorgplan op (D-H-J-K-M-N)

1.2 /2.1 Ondersteunt bij persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden (C-D-E-F-J-K-R)

1.5 Begeleidt de cliënt (C-D-R)

1.9 Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties (E-T-V)

1.10/3.3 Stemt de werkzaamheden en zorgverlening af met betrokkenen (E-Q)

1.11/3.6 Evalueert de zorgverlening en geboden ondersteuning (D-J-M)


Datum: …………………………………


………………………………………………

Paraaf: ……………………………………

Paraaf: ……………………………………




Naam student:

Datum: Opleiding:

Niveau: Beginner








Overzicht Beroepstaak B Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg


Beroepstaak B Beginner Beroepsproducten Werkprocessen

Basiszorg B1 Zorgplan 1.1, 1.10, 1.11, 1.1, 3.3, 3.6

B2 Basiszorg 1.2, 1.5, 2.1

B3 Crisissituaties 1.9

Competenties: C. D. E. F. H. J. K. M. N. Q. R. T. V.



C. Begeleiden

Benoemt het belang van de zelfredzaamheid van de cliënt Neemt geen handelingen over die de cliënt zelf kan Stimuleert de cliënt zelf keuzes te maken


Kan zich inleven in andermans gevoelens Luistert actief, toont interesse en respect Observeert de cliënt op het psychosomatische welbevinden en

bespreekt dit met de cliënt Behandeld de cliënt met respect en geduld Staat open voor problemen en de vragen van de cliënt Geeft verkregen informatie door aan de werkbegeleider


Is aanwezig bij overlegmomenten Stemt de zorg af met de cliënt en collega’s in overleg met

werkbegeleider

F. Ethisch en integer handelen

Toont persoonlijke betrokkenheid bij het welzijn van cliënten Verdiept zich in waarden en normen van de cliënten door het

stellen van vragen Houdt rekening met de privacy van de cliënt

H. Overtuigen en beïnvloeden

Streeft overeenstemming na en creëert draagvlak Kijkt naar verschillende belangen en mogelijkheden


Rapporteert volgens de richtlijnen Schrijft in begrijpelijke taal en bespreekt dit met de werkbegeleider

K. Vakdeskundigheid toepassen

Benoemt de beperkingen en mogelijkheden van de cliënt Voert de vaardigheden met betrekking tot de basiszorg

ergonomisch en volgens protocol uit

M. Analyseren

Verzamelt onder begeleiding gegevens Benoemt mogelijke zorgbehoefte Evalueert met de cliënt de zorg

N. Onderzoeken

Leest het zorgplan en stelt vragen aan de cliënt of werkbegeleider om beeld te krijgen van zijn situatie en wensen


Maakt in samenwerking met de werkbegeleider een dagindeling Vertelt welke doelen zij wil behalen en maakt hiervoor een

planning Houdt zich aan gemaakte afspraken


Voert het opgestelde zorgplan uit Observeert de behoeften van de cliënt Bespreekt de observaties met de werkbegeleider

T. Instructies en procedures volgen

Verdiept zich in de wettelijke richtlijnen en procedures die gelden voor onvoorziene situaties en crisissituaties

Observeert het handelen van collega’s tijdens onvoorziene situaties en crisissituaties en bespreekt dit na

V. Met druk en tegenslag omgaan

Roept bij crisissituaties zo nodig hulp in van collega’s Kan eigen grenzen aangeven en gevoelens bespreekbaar maken




Beroepstaak B B1 Zorgplan

Beginner

Boek: Hoofdstuk:

Het zorgplan vaststellen Thema 1: H01, H02 Thema 2: H01 Thema 5: 01-03

De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 2: H01

Methodiek van begeleiden Thema 1: Blz:1-4


Zorgproces

Rapporteren

Activiteit

Kennis (minimaal 7)

Methodisch werken

Methodisch handelen

Observaties

Basiszorg plannen

Mondeling rapporteren

Schriftelijk rapporteren

Het zorgdossier

Begrippen plannen van zorg

Rapporteren gedrag

Zelfredzaamheid

Zelftest rapporteren


Ethisch dilemma

Fasen uit het zorgproces

Methodisch handelen toepassen

Mondeling rapporteren

Rapportage subjectief en objectief

Rapporteren hoofd- en bijzaken

Rapporteren subjectief en objectief TV programma

Wetgeving beroepsgeheim

Rapporteren SOAP

Akkoord docent




Beroepstaak B B2 basiszorg

Beginner

Thema 1: Persoonlijke verzorging

Boek: Hoofdstuk:

Anatomie en ziekteleer voor verzorgende-IG deel 1 Thema 1: H01, Thema 2: H01-H05

Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg Thema 1: H01-H05


Persoonlijke verzorging

Wassen en uiterlijke verzorging

Hulpmiddelen

Anatomie persoonlijke verzorging

Activiteit

Kennis (minimaal 9)

Algemene inleiding anatomie

Hulp bij aan- en uitkleden

Hulp bieden bij het wassen en de uiterlijke verzorging

Observaties bij de uiterlijke verzorging

Het gebruik van hulpmiddelen

Complicaties van langdurige inactiviteit voorkomen

Anatomie Hulp bij de persoonlijke verzorging

Bedcomplicaties

Beroepsmatige hygiëne

Gebitsverzorging

Gebitsprothese verzorgen

Hoortoestel

Lengte en gewicht

Steunkousen

Stomatitis

Tanden poetsen

Wetgeving


Aan en uitkleden

Gebitsprothese verzorgen

Handen wassen

Haren wassen op bed

Lengte en gewicht

Steunkousen

Uiterlijke verzorging

Wassen op bed

Akkoord docent





Beginner

Thema 2: Opname van voeding en vocht

Boek: Hoofdstuk:

Anatomie en ziekteleer voor verzorgende-IG deel 1 Thema 3: H01-04

Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg Thema 2: H01-04


Opname van voeding en vocht

Opname van voeding en vocht anatomie

Activiteit

Kennis (minimaal 4)

Hulp bieden bij eten en drinken

Voedingsproblemen en vochtbalans

Maatregelen ter bevordering van de eetlust

Voedings- en dieetvoorschrift hanteren

Anatomie Ondersteunen bij de opname van voeding en vocht

Hulpmiddelen eten en drinken

Vaardigheden/ Houding (minimaal 2 )

Hulp bij eten en drinken

Hulpmiddelen drinken

Hulpmiddelen eten

Vochtbalans bijhouden

Akkoord docent

Thema 3: Uitscheiding

Boek: Hoofdstuk:


Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg Thema 3: H 01-09


Uitscheiding

Uitscheiding anatomie

Activiteit

Kennis (minimaal 7)

Hulp bieden bij de toiletgang

Blaastraining

Incontinentie

Een cliënt met een verblijfskatheter verzorgen

De uitscheiding bevorderen

Hulp bieden bij het opgeven van sputum

Hulp bieden bij het braken

Hulp bieden bij de menstruatie

Hulp bieden bij hevige transpiratie

Anatomie Hulp bij de uitscheiding

CD-ROM uitscheiding

Voorbehoedsmiddelen


Braken

Incontinentie

Incontinentiemateriaal toepassen

Kathetertoilet en katheterzak verwisselen

Obstipatie

Ondersteek plaatsen

Uritip aanbrengen

Akkoord docent





Beginner

Thema 4: Mobiliteitsproblemen

Boek: Hoofdstuk:




Mobiliteitsproblemen

Mobiliteitsproblemen anatomie

Activiteit

Kennis (minimaal 3)

Een cliënt helpen bij het voortbewegen

Tillen en verplaatsen van de cliënt

Een geschikte lichaamshouding

Stimuleren tot bewegen

Anatomie hulp bij mobiliteitsproblemen


Actieve tillift

Rolstoel gebruiken

Hulp bieden bij lopen

Hulp bij opstaan uit de stoel

Passieve tillift

Rolstoel

Verplaatsen in bed met glijzeil

Verplaatsen in bed

Verplaatsen cliënt in en uit bed

Wisselligging

Akkoord docent

Thema 5: Bed verzorgen

Boek: Hoofdstuk:



Bed verzorgen

Activiteit

Kennis (minimaal 2)

Bed opmaken

Diverse soorten bedden

Hulpmiddelen bij de bedverzorging


Bed verzorgen

Hulpmiddelen

Akkoord docent





Beginner

Thema 6: Vitale functies

Boek: Hoofdstuk:




Vitale functies

Vitale functies anatomie

Activiteit

Kennis (minimaal 4)

Normale of afwijkende waarden van vitale functies

Maatregelen bij afwijkende waarden van vitale functies

Anatomie bewaken van vitale functies

Bloeddruk

Glasgow coma schaal


Ademhaling tellen

Hartslag meten

Meten bloeddruk

Temperatuur meten

Glasgow coma schaal toepassen

Akkoord docent

Thema 7: Slaap- en waakritme

Boek: Hoofdstuk:

Anatomie en ziekteleer voor verzorgende-IG deel 1 Thema 7 H01

Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg Thema 6 H01-04


Slaap- en waakritme

Slaap- en waakritme anatomie

Activiteit

Kennis (minimaal 2)

Anatomie zorg voor een evenwichtig activiteiten rustpatroon

Een evenwichtig slaap- en waakritme

Slaap waakritme


Hand- en voetmassage

Hoofdhuidmassage

Akkoord docent




Beroepstaak B B3 Crisissituaties

Beginner

Boek: Hoofdstuk:


Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg Thema 8: H01

De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 5: H04


Crisissituaties

Reanimatie

EHBO

Fysieke agressie

Activiteit

Kennis (minimaal 7)

Adequaat reageren bij ongevallen

Anatomie reageren bij ongevallen en onvoorziene situaties

Agressie theorie

Bedreigd worden

Botbreuken

Eerste hulp, de 5 belangrijke punten

Ernstige bloedingen

Reanimatie film

Samenhang vitale functies

Stoornissen ademhaling

Stoornissen in bewustzijn en de ademhaling

Verslikken

Vooronderzoek agressie


Reanimatie

Stabiele zijligging

Workshop EHBO

Workshop omgaan met fysieke agressie

Akkoord docent

Vervolg: Ontwikkelboek beroepstaak B (verplicht)

Akkoord docent

Toetsmagazijn

Beroepstaak B Beginner

Zelftesten Datum Paraaf

Zelftest Anatomie Persoonlijke verzorging

Zelftest Anatomie Voeding en vocht

Zelftest Anatomie Uitscheiding

Zelftest Anatomie Mobiliteit

Zelftest Anatomie Slaap-en rustpatroon

Zelftest Anatomie Vitale functies

Zelftest Anatomie Reageren bij ongevallen en onvoorziene situaties

Proeftoets

Proefcasustoets B beginner




Beroepstaak B B1 Zorgplan

Beginner


Oriënteren zorgplan

Zelfredzaamheid

Zorgplan analyseren

Zorgplan lezen

Werkplanning maken

Rapporteren

Rapporteren SOAP in de praktijk



Beroepstaak B B2 Basiszorg

Beginner


Oriëntatie basiszorg

Persoonlijke verzorging meerdere cliënten


Voeding en vocht



Oriëntatie uitscheiding

Hulp bij toiletgang

Incontinentiemateriaal hanteren


Tillen en verplaatsen met hulpmiddelen

Tillen en verplaatsen zonder hulpmiddelen

Bed verzorgen

Vitale functies oriëntatie

Vitale functies controleren

Vitale functies rapporteren

Oriëntatie slaap- en waakritme

Slaap- en waakritme bevorderen



Beroepstaak B B 3 Crisissituaties

Beginner


Handelen in crisissituaties (kennis)

Veiligheidsprocedures op de afdeling

Handelen in crisissituaties vaardigheid

Omgaan met agressie




Oriënteren zorgplan

Leerdoel De student kan vanuit het zorgdossier op de afdeling benoemen uit welke onderdelen het zorgplan bestaat en beschrijven wat deze inhouden.

Theorie Boek Het zorgplan vaststellen

Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van de vragen

Competenties M. Analyseren J. Formuleren en rapporteren N: Onderzoeken

Met zorgplan wordt ook bedoeld: zorgleefplan, ondersteuningsplan, begeleidingsplan, activiteitenplan, enzovoorts

Activiteit

Je oriënteert je op de zorgplannen op de afdeling door van één cliënt de verschillende onderdelen van het zorgplan te benoemen en te beschrijven wat deze onderdelen inhouden aan de hand van de onderstaande vragen.

Vragen

Wat is het doel van het zorgplan? Waar staat/ ligt het zorgplan?

Wie is verantwoordelijk voor het opstellen van het zorgplan van deze cliënt?

Uit welke onderdelen bestaat het zorgplan? Wat staat er beschreven over deze cliënt bij de verschillende onderdelen?

Wanneer en door wie wordt er in het zorgplan iets opgeschreven?

Wanneer en door wie wordt het zorgplan aangepast?

Kan en mag iedereen het zorgplan lezen? Waarom wel/ niet? Wie wel/ niet? Wat vind je hiervan?



Zelfredzaamheid

Leerdoel De student krijgt inzicht in het belang van het stimuleren van de zelfredzaamheid

Theorie Boek het zorgplan vaststellen

Evaluatie Bespreek de opdracht na met je werkbegeleider

Competenties C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen H. Overtuigen en beïnvloeden

Activiteit

Beschrijf een casus uit je werk of stageplaats waarin sprake is van het stimuleren van de zelfredzaamheid van een cliënt. Beantwoord daarna onderstaande vragen.

Vragen

Waarom is het stimuleren van zelfredzaamheid belangrijk bij deze cliënt?

Leg uit wat jouw aandeel als verzorgende is in het stimuleren van de zelfredzaamheid van deze cliënt.

Wat de zijn de gevolgen voor deze cliënt als de zelfredzaamheid niet gestimuleerd wordt?



Zorgplan analyseren

Leerdoel De student kan door een zorgplan te lezen benoemen welke zorg en begeleiding er gegeven moet worden aan drie cliënten.


Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van de evaluatie vragen

Competenties: D. Analyseren N: Onderzoeken


Activiteit

Je leest het zorgplan van drie cliënten en beschrijft puntsgewijs de zorg en begeleiding die aan de cliënten gegeven moet worden in één week op één A4tje. Doe dit met behulp van onderstaande vragen.

Vragen

Welke zorg wordt er verleend aan de drie de cliënten in één week?

Welke begeleiding wordt er verleend aan de drie cliënten in één week?

Komt de zorg en begeleiding die verleend moet worden overeen met wat beschreven staat in het zorgplan?

Vind je dat de zorg en begeleiding die verleend moet worden overeenkomt met de zelfzorgmogelijkheden en zelfzorgtekorten van de cliënten?

Wordt er in het zorgplan rekening gehouden met het vergroten of behouden van de zelfredzaamheid van de cliënten?



Zorgplan lezen

Leerdoel De student kan door een zorgplan te lezen benoemen welke zorg en begeleiding er gegeven moet worden aan één cliënt



Competenties J. Formuleren en rapporteren M. Analyseren N: Onderzoeken


Activiteit

Je leest het zorgplan van een cliënt en schrijft puntsgewijs de zorg en begeleiding die aan de cliënt gegeven moet worden in 24 uur op een A4tje. Doe dit met behulp van onderstaande vragen.

Vragen

Welke zorg wordt er gegeven aan de cliënt in 24 uur?

Welke begeleiding wordt er gegeven aan de cliënt in 24 uur?

Komt de zorg en begeleiding die gegeven moet worden overeen met wat beschreven staat in het zorgplan?

Vind je dat de zorg en begeleiding die gegeven wordt overeenkomt met de zelfzorgmogelijkheden en zelfzorgtekorten van de cliënt?

Wordt er in het zorgplan rekening gehouden met het vergroten of behouden van de zelfredzaamheid van de cliënt?

Op welke manier wordt de continuïteit van zorg gewaarborgd? Ga uit van de gekozen cliënt en kijk hoe de zorg gecontinueerd wordt tijdens de verschillende diensten van 24 uur.



Werkplanning maken

Leerdoel De student kan na het lezen van het zorgplan een werkplanning maken en de zorg en begeleiding geven volgens dit plan aan één cliënt



Competenties: C. Begeleiden E. Samenwerken en overleggen Q. Plannen en organiseren


Activiteit

Je leest het zorgplan van één cliënt. Maak met je werkbegeleider een werkplanning en verleen de zorg en begeleiding die in het zorgplan beschreven staat voor deze cliënt gedurende één werkdag.

Evaluatievragen

Heb je een dagplanning gemaakt met je begeleider? Ja/nee motiveer je antwoord

Heb je de zorg en begeleiding verleend volgens het zorgplan? Zo nee, waarom niet?

Heb je rekening gehouden met de zelfredzaamheid van de cliënt? Zo ja, op welke manier?



Rapporteren

Leerdoel De student kan na de uitvoering van de zorg en begeleiding rapporteren volgens de richtlijnen van de instelling in overleg met de werkbegeleider.

Theorie Boek Het zorgplan vaststellen Zorgplannen van de cliënten

Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van de evaluatie vragen.

Competenties J. Formuleren en rapporteren

Activiteit

Rapporteer van 3 tot 5 cliënten naar aanleiding van de zorg en begeleiding die gegeven is, door jou of door je werkbegeleider, je bevindingen in het zorgdossier volgens de richtlijnen van de instelling/ organisatie.

Werkwijze Voorbereiding:

Kies in overleg met je begeleider de cliënten uit die geschikt zijn om deze opdracht uit te voeren.

Lees de zorgplannen.

Bestudeer de rapportages van je collega’s en vraag onduidelijkheden na bij je werkbegeleider

Ga na wat de richtlijnen zijn binnen de instelling/organisatie om te rapporteren

Observeer je werkbegeleider of collega bij het uitvoeren van de persoonlijke verzorging en begeleiding bij deze cliënt of voer zelf de zorg en begeleiding uit

Bespreek met je werkbegeleider je bevindingen en bespreek wat er gerapporteerd moet worden.

Rapporteer je bevindingen volgens de richtlijnen van de instelling/ organisatie Evaluatievragen

Hoe is de voorbereiding van deze activiteit verlopen?

Heb je de zorgplannen gelezen en de rapportages bestudeerd?

Op welke manier ben je nagegaan wat de richtlijnen zijn binnen de organisatie/ instelling om te rapporteren?

Heb je een collega geobserveerd tijdens de uitvoering van de zorg en begeleiding of heb je zelf de zorg en begeleiding uitgevoerd?

Zijn er bijzonderheden opgevallen tijdens je observatie of uitvoering van de zorgen begeleiding, die je gerapporteerd hebt? Zo ja, welke?

Kwam hetgeen jij wilde rapporteren overeen met wat je begeleider belangrijk vond om te rapporteren? Licht je antwoord toe.

Is het nodig om deze activiteit uit te voeren bij meer cliënten om de beroepsopdracht uit te kunnen voeren? Licht je antwoord toe.



Rapporteren SOAP in de praktijk

Leerdoel De student kan observaties rapporteren volgens de SOAP methode.

Theorie Boek: Het zorgplan vaststellen.


Ondersteuning voor de competentie

D. Aandacht en begrip tonen J. Formuleren en rapporteren

Activiteit

Kies in overleg met je werkbegeleider een cliënt uit. Observeer deze cliënt aan de hand van zijn/haar gezondheidsproblemen en rapporteer je bevindingen.

Werkwijze:

Je kiest in overleg met je begeleider een cliënt uit.

Je leest het zorgdossier en bepaalt wat je zou willen observeren.

Je observeert de cliënt op de vooraf bepaalde punten.

Je schrijft kort op wat jij ziet ten aanzien van de punten die jij wilde observeren.

Je rapporteert wat vandaag is opgevallen aan deze cliënt volgens de SOAP methode. Evaluatie:

Welke cliënt heb je gekozen en waarom?

Wat vond je belangrijk om te rapporteren en waarom?

Wat ging goed en minder goed tijdens het rapporteren? (formulering, subjectieve en objectieve bevindingen noteren, analyse en plan noteren)

Welke tips kreeg je van je begeleider ten aanzien van het rapporteren?

Herhaal deze activiteit als het rapporteren nog niet goed ging.



Oriëntatie basiszorg Leerdoel De student kan van minimaal 5 cliënten op de afdeling de

aandachtspunten m.b.t. de persoonlijke basiszorg benoemen

Theoretische voorbereiding

Zorgplannen op de afdeling Boek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg

Evaluatie Bespreek met je werkbegeleider of praktijkbegeleider aan de hand van de omschreven vragen de aandachtspunten m.b.t. de persoonlijke basiszorg van minimaal 5 cliënten.

Competenties J Formuleren en rapporteren, R. Op behoefte en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit

Beschrijf en/of bespreek van minimaal 5 cliënten op de afdeling de aandachtspunten bij onderdelen van de persoonlijke basiszorg op de volgende gebieden:

aan en- uitkleden

wassen (op bed, aan wastafel, onder douche en haren wassen)

uiterlijke verzorging (gezicht, nagels, handen, scheren)

het gebruik van hulpmiddelen/ prothesen ( hoortoestel, gebitsprothese, steunkousen)

Werkwijze

Kies in overleg met je werkbegeleider de cliënten uit die geschikt zijn op deze activiteit uit te voeren

Bestudeer de zorgplannen op de aandachtspunten bij de persoonlijke basiszorg

Observeer eventueel je werkbegeleider of collega bij het uitvoeren van de persoonlijke verzorging bij deze cliënt

Beantwoord de onderstaande vragen per cliënt en bespreek deze met je werkbegeleider Vragen

Welke persoonlijke basiszorg wordt er gegeven en op welke manier?

Kun je uitleggen waarom de persoonlijke zorg op deze manier wordt gegeven?

Zijn er specifieke aandachtspunten bij de persoonlijke zorg? Leg dit uit.

Zijn er ook andere mogelijkheden om de persoonlijke basiszorg te geven bij deze cliënten? Leg dit uit.

Op welke manier wordt er rekening gehouden met de persoonlijke wensen van de cliënt?

Op welke manier wordt er rekening gehouden met de zelfzorgtekorten en de zelfzorgmogelijkheden van de cliënt? (betrek hierin ook het ziektebeeld)



Persoonlijke verzorging meerdere cliënten

Leerdoel De student kan na het uitvoeren van deze opdracht meerdere cliënten die laag-complexe zorg nodig hebben, ondersteunen bij de persoonlijke verzorging.

Theorie Boek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg

Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van de evaluatie vragen.

Competenties C Begeleiden D Aandacht en begrip tonen E Samenwerken F. Ethisch en integer handelen J Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen R. Op behoefte en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit

Je voert de persoonlijke basiszorg uit bij 3-5 cliënten die laagcomplexe zorg nodig hebben en biedt daarbij hulp bij:

aan en- uitkleden



het gebruik van hulpmiddelen/ prothesen (hoortoestel, gebitsprothese, steunkousen)

complicaties van langdurige inactiviteit voorkomen.


Kies in overleg met je begeleider de cliënten uit die geschikt zijn om deze opdracht uit te voeren

Lees het zorgplannen

Observeer zonodig je werkbegeleider of collega bij het uitvoeren van de persoonlijke verzorging bij deze cliënten

Bespreek met je werkbegeleider de aandachtspunten bij de persoonlijke verzorging die specifiek zijn voor deze cliënten (persoonlijke wensen, ziektebeeld)

Maak een POP, waarin je helder maakt welke onderdelen van de persoonlijke verzorging je nog moet oefenen

Plan je werkzaamheden in overleg met je begeleider Uitvoering:

Verzorg gedurende een dag de cliënten zoveel mogelijk zelfstandig volgens het zorgplan

Stimuleer de zelfredzaamheid door geen handelingen over te nemen die de cliënten zelf nog kunnen en stimuleer de cliënten om zelf keuzes te maken

Eventueel gewenste en ongewenste veranderingen geef je door aan je begeleider zodat zij/hij het zorgplan bij kan stellen

Raadpleeg bij onduidelijkheden en twijfel je begeleider

Evalueer tijdens de zorgverlening met de cliënten Evaluatie:

Evalueer met je begeleider met behulp van de volgende evaluatievragen Vragen:

Hoe is de voorbereiding van deze activiteit verlopen? Licht je antwoord toe.

Heb je gedurende een dag de cliënten zoveel mogelijk zelfstandig verzorgd volgens het zorgplan? Licht je antwoord toe.

Heb je de zelfredzaamheid gestimuleerd door geen handelingen over te nemen die de cliënt zelf nog kan en heb je de cliënten gestimuleerd om zelf keuzes te maken? Licht je antwoord toe.



Heb je gewenste en ongewenste veranderingen doorgegeven aan je begeleider zodat zij/hij het zorgplan bij kan stellen? Licht je antwoord toe.

Heb je bij onduidelijkheden en twijfel je begeleider geraadpleegd?

Heb je tijdens en na de zorgverlening met de cliënten geëvalueerd? Licht je antwoord toe.

Is het nodig om deze activiteit meerdere malen te doen om de beroepsopdracht uit te kunnen voeren? Zo ja, waarom?




Leerdoel De student kan na het uitvoeren van deze opdracht een cliënt die laag-complexe zorg behoeft ondersteunen bij de persoonlijke verzorging

Theorie Boek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg


Competenties C Begeleiden D Aandacht en begrip tonen E Samenwerken en overleggen J Formuleren en rapporteren F. Ethisch en integer handelen K. Vakdeskundigheid toepassen R. Op behoefte en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit

Je voert de persoonlijke basiszorg uit bij een cliënt die laagcomplexe zorg nodig heeft en biedt daarbij hulp bij:

aan en- uitkleden



het gebruik van hulpmiddelen/ prothesen (hoortoestel, gebitsprothese, steunkousen)

complicaties van langdurige inactiviteit voorkomen.


Kies in overleg met je begeleider de cliënt uit die geschikt is om deze opdracht uit te voeren

Lees het zorgplan

Observeer zondig je werkbegeleider of collega bij het uitvoeren van de persoonlijke verzorging bij deze cliënt.

Bespreek met je werkbegeleider de aandachtspunten bij de persoonlijke verzorging die specifiek zijn voor deze cliënt (persoonlijke wensen, ziektebeeld)

Maak een POP, waarin je helder maakt welke onderdelen van de persoonlijke verzorging je nog moet oefenen

Plan je werkzaamheden in overleg met je begeleider Uitvoering:

Verzorg gedurende een dag de cliënt zoveel mogelijk zelfstandig volgens het zorgplan

Stimuleer de zelfredzaamheid door geen handelingen over te nemen die de cliënt zelf nog kan en stimuleer de cliënt om zelf keuzes te maken

Eventueel gewenste en ongewenste veranderingen geef je door aan je begeleider zodat zij/hij het zorgplan bij kan stellen

Raadpleeg bij onduidelijkheden en twijfel je begeleider

Evalueer tijdens de zorgverlening met de cliënt Evaluatie: Evalueer met je begeleider met behulp van de volgende evaluatievragen Vragen:

Hoe is de voorbereiding van deze activiteit verlopen? Heb je gedurende een dag de cliënt zoveel mogelijk zelfstandig verzorgd volgens het zorgplan? Licht je antwoord toe

Heb je de zelfredzaamheid gestimuleerd door geen handelingen over te nemen die de cliënt zelf nog kan en heb je de cliënt gestimuleerd om zelf keuzes te maken? Licht je antwoord toe.



Heb je gewenste en ongewenste veranderingen doorgegeven aan je begeleider zodat zij/hij het zorgplan bij kan stellen? Licht je antwoord toe

Heb je bij onduidelijkheden en twijfel je begeleider geraadpleegd? Licht je antwoord toe.

Heb je tijdens en na de zorgverlening met de cliënt geëvalueerd?

Is het nodig om deze activiteit uit te voeren bij meer cliënten om de beroepsopdracht uit te kunnen voeren? Waarom niet/ waarom wel?



Voeding en vocht

Leerdoel De student kan van minimaal 5 cliënten op de afdeling de aandachtspunten m.b.t. voeding en vocht benoemen of bespreken

Theorie Gebruik de zorgplannen op de afdeling Boek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg

Evaluatie Bespreek met je werkbegeleider of praktijkbegeleider aan de hand van de omschreven vragen de aandachtspunten m.b.t. het eten en drinken van minimaal 5 cliënten.

Competenties K. Vakdeskundigheid toepassen M. Analyseren R. Op behoefte en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit

Beschrijf en/of bespreek van minimaal 5 cliënten op de afdeling de aandachtspunten bij onderdelen van de persoonlijke basiszorg op de volgende gebieden:

Hulp bieden bij het eten

Hulp bieden bij het drinken


Werkwijze

Kies in overleg met je begeleider de cliënten uit die geschikt zijn om deze activiteit uit te voeren

Bestudeer de zorgplannen op de aandachtspunten bij de voeding en vocht

Observeer eventueel je begeleider of collega bij het bieden van hulp bij het eten en drinken bij deze cliënten

Beantwoord de onderstaande vragen per cliënt en bespreek deze met je begeleider Vragen

Welke hulp wordt er gegeven bij het eten en drinken en op welke manier?

Kun je uitleggen waarom de hulp bij het eten en drinken op deze manier wordt gegeven?

Zijn er specifieke aandachtspunten bij het bieden van de hulp bij het eten en drinken? Leg dit uit.

Zijn er ook andere mogelijkheden om hulp te geven bij het eten en drinken bij deze cliënten? Leg dit uit.






Leerdoel De student kan zorg verlenen aan 3-5 cliënten die hulp nodig hebben bij het eten en drinken.

Theorie Zorgplannen van de cliënten, boek: Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg

Evaluatie Evalueer zelf met behulp van de vragen en bespreek deze met je werkbegeleider.

Competenties C Begeleiden D Aandacht en begrip tonen E Samenwerken en overleggen F Ethisch en integer handelen J Formuleren en rapporteren R Op behoefte en verwachtingen van de “klant” richten;

Activiteit

Ondersteun gedurende een dag 3-5 cliënten bij de opname van voeding en vocht.

Werkwijze

Kies in overleg met je begeleider cliënten uit die geschikt zijn om deze activiteit te doen

Verleen zorg aan je cliënten gedurende de hele dag

Bereid je voor door je te verdiepen in het zorgplannen

Plan je werkzaamheden in overleg met je begeleider

Help de cliënten bij het eten en drinken volgens het protocol Vragen

Hoe is de voorbereiding van deze activiteit verlopen? Licht je antwoord toe

Heb je de werkzaamheden volgens de gemaakte werkplanning uit kunnen voeren? Licht je antwoord toe.

Heb je gedurende een dag de cliënten zoveel mogelijk zelfstandig hulp gegeven bij het eten en drinken volgens het protocol? Licht je antwoord toe

Welke hulpmiddelen heb je gebruikt bij het geven van eten en drinken? Motiveer waarom je die gebruikt hebt.


Heb je gewenste en ongewenste veranderingen doorgegeven aan je begeleider zodat zij/hij het zorgplan bij kan stellen? Licht je antwoord toe.


Heb je tijdens en na de zorgverlening met de cliënten geëvalueerd?

Is het nodig om deze activiteit meerdere malen te doen om de beroepsopdracht uit te kunnen voeren? Zo ja, wat is daarvan de reden?




Leerdoel De student kan na het uitvoeren van deze activiteit de vochtbalans bijhouden van 3-5 cliënten.

Theorie Boek: Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg.

Evaluatie Met je begeleider met behulp van de evaluatie vragen.

Competenties J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen. R. Op behoefte en verwachtingen van de “klant” richten;

Activiteit

Houd van 3-5 cliënten de vochtbalans bij en maak na 24 uur de vochtbalans op.


Kies in overleg met je begeleider de cliënten uit die geschikt zijn om deze activiteit te doen

Lees de zorgplannen

Observeer zondig je werkbegeleider of collega bij het invullen van de vochtbalansen

Bespreek met je werkbegeleider de aandachtspunten bij het maken van een vochtbalans (wie noteert wat, hoeveelheid ml per kopje, beker, mok e.d.)

Plan je werkzaamheden in overleg met je begeleider. Uitvoering:

Vul zoveel mogelijk zelfstandig de vochtlijsten in van de cliënten

Maak na 24 uur de vochtbalans op

Rapporteer je uitkomsten in het zorgplan Evaluatie: Evalueer met je begeleider met behulp van de volgende evaluatievragen Vragen


Heb je gedurende een dag de vochtbalans zoveel mogelijk zelf ingevuld? Licht je antwoord toe

Heb je na 24 uur de vochtbalans op kunnen maken?

Hoe was de uitkomst van de vochtbalansen?

Wat kun je zeggen van de uitkomst van de vochtbalansen?

Moest er naar aanleiding van de uitkomsten nog actie ondernomen worden? Licht je antwoord toe.



Oriëntatie uitscheiding

Leerdoel De student kan van minimaal 5 cliënten op de afdeling de aandachtspunten m.b.t. de uitscheiding benoemen of beschrijven


Gebruik de zorgplannen op de afdeling Boek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg

Evaluatie Bespreek met je werkbegeleider of praktijkbegeleider aan de hand van de omschreven vragen de aandachtspunten m.b.t. de hulp bij de uitscheiding van minimaal 5 cliënten.

Competenties F. Ethisch en integer handelen K. Vakdeskundigheid toepassen R. Op behoefte en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit

Beschrijf en/of bespreek van minimaal 5 cliënten op de afdeling de aandachtspunten bij de uitscheiding op één of meerdere gebieden: (probeer zoveel mogelijk verschillende onderdelen te kiezen)

Incontinentie

Obstipatie

Hulp bieden bij de toiletgang

Geven van een kathetertoilet

Verwisselen katheterzak

Incontinentiemateriaal gebruiken

Urinaal aanleggen/ ondersteek hanteren

Uritip aanleggen

Werkwijze


Bestudeer de zorgplannen op de aandachtspunten bij de uitscheiding

Observeer eventueel je werkbegeleider of collega bij het bieden van hulp bij de uitscheiding


Welke hulp wordt er gegeven bij de uitscheiding en op welke manier?

Kun je uitleggen waarom de hulp bij de uitscheiding op deze manier wordt gegeven?

Zijn er specifieke aandachtspunten bij het bieden van hulp bij de uitscheiding?

Zijn er ook andere mogelijkheden om hulp te geven bij het bieden van hulp bij de uitscheiding bij deze cliënten? Leg dit uit.





Hulp bij de toiletgang

Leerdoel De student kan cliënt(en) ondersteunen die hulp nodig hebben bij de toiletgang.


Zorg dat je de beschikking hebt over de protocollen die je nodig hebt om desbetreffende cliënten te verzorgen:

hulp bieden bij de toiletgang

urinaal aanleggen

ondersteek hanteren

Evaluatie Evalueer met behulp van de vragen.

Competenties C. Begeleiden D Aandacht en begrip tonen F. Ethisch en integer handelen K. Vakdeskundigheid toepassen

Activiteit

Ondersteun gedurende een dag cliënten die ondersteuning nodig hebben bij de toiletgang.

Kies in overleg met je begeleider cliënten uit die geschikt zijn om deze activiteit te doen.

Ondersteun je cliënten gedurende de hele dag.

Bereid je voor door je te verdiepen in het zorgplannen.

Plan je werkzaamheden in overleg met je begeleider.

Help de cliënten bij de toiletgang de hele dag zoveel mogelijk zelfstandig Vragen


Heb je de werkzaamheden volgens de gemaakte werkplanning uit kunnen voeren? Licht je antwoord toe

Heb je gedurende een dag de cliënt zoveel mogelijk zelfstandig hulp gegeven bij de toiletgang volgens het protocol? Licht je antwoord toe

Welke hulpmiddelen heb je gebruikt bij de toiletgang? Motiveer waarom je die gebruikt hebt.


Heb je gewenste en ongewenste veranderingen doorgegeven aan je begeleider zodat zij/hij het zorgplan bij kan stellen?


Heb je tijdens en na de zorgverlening met de cliënt geëvalueerd? Licht je antwoord toe

Is het nodig om deze activiteit uit te voeren bij meer cliënten om de beroepsopdracht uit te kunnen voeren?



Incontinentiemateriaal hanteren

Leerdoel De student kan cliënt(en) ondersteunen die hulp nodig hebben bij het hanteren van incontinentiemateriaal.

Theorie Protocol.


Competenties C. Begeleiden D Aandacht en begrip tonen F. Ethisch en integer handelen R. Op behoefte en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit

Begeleid gedurende een dag cliënten die ondersteuning nodig hebben bij het hanteren van incontinentiemateriaal.


Verleen zorg aan je cliënten gedurende de hele dag.



Help de cliënten bij het hanteren van incontinentiemateriaal de hele dag zoveel mogelijk zelfstandig.

Vragen



Heb je gedurende een dag de cliënt zoveel mogelijk zelfstandig hulp gegeven bij het hanteren van incontinentiemateriaal volgens het protocol? Licht je antwoord toe

Welke incontinentiematerialen heb je gebruikt? Motiveer waarom je deze gebruikt hebt.









Leerdoel De student kan van minimaal 5 cliënten op de afdeling de aandachtspunten m.b.t. de mobiliteit benoemen.


Evaluatie Bespreek met je werkbegeleider of praktijkbegeleider aan de hand van de omschreven vragen de aandachtspunten m.b.t. mobiliteitsproblemen van minimaal 5 cliënten.

Competenties K. Vakdeskundigheid toepassen R. Op behoefte en verwachtingen van de “klant” richten T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Beschrijf en/of bespreek van minimaal 5 cliënten op de afdeling de aandachtspunten bij mobiliteit op de volgende gebieden:

hulp bij lopen

hulp bij opstaan uit een stoel

verplaatsen in bed (wisselligging)

verplaatsen in en uit bed

tillen en verplaatsen met hulpmiddelen (actieve en passieve lift, glijzeil)

Werkwijze

Kies in overleg met je werkbegeleider cliënten uit die geschikt zijn om deze activiteit uit te voeren

Bestudeer de zorgplannen op de aandachtspunten bij de voeding en vocht

Observeer eventueel je werkbegeleider bij het bieden van hulp bij mobiliteit bij deze cliënten


Welke hulp wordt er gegeven bij mobiliteitsproblemen en op welke manier?

Kun je uitleggen waarom de hulp bij mobiliteitsproblemen op deze manier wordt gegeven?

Zijn er specifieke aandachtspunten bij het bieden van de hulp bij mobiliteitsproblemen? Leg dit uit.

Zijn er ook andere mogelijkheden om hulp te geven bij mobiliteitsproblemen bij deze cliënten? Leg dit uit.





Tillen en verplaatsen met hulpmiddelen

Leerdoel De student kan cliënt(en) ondersteunen die hulp nodig hebben bij hun mobiliteit en waarbij hulpmiddelen worden gebruikt.

Theorie Zorg dat je de beschikking hebt over de protocollen die je nodig hebt om desbetreffende cliënten verplaatsen:

verplaatsen in bed met een glijzeil

verplaatsen van cliënt m.b.v. een actieve lift

verplaatsen van cliënt m.b.v. een passieve lift

Evaluatie Evalueer met behulp van de vragen

Competenties C Begeleiden D Aandacht en begrip tonen E Samenwerken en overleggen K. Vakdeskundigheid toepassen. R. Op behoefte en verwachtingen van de “klant” richten T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Til en verplaats gedurende een dag cliënten met de volgende hulpmiddelen:

verplaatsen in bed met een glijzeil

verplaatsen van een cliënt m.b.v. een actieve lift

verplaatsen van een cliënt m.b.v. een passieve lift

Werkwijze





Help de cliënten bij de mobiliteit de hele dag zoveel mogelijk zelfstandig Vragen



Heb je gedurende een dag de cliënt zoveel mogelijk zelfstandig hulp kunnen geven bij mobiliseren volgens het protocol? Licht je antwoord toe

Welke hulpmiddelen heb je gebruikt bij mobiliseren? Motiveer waarom je die gebruikt hebt.








Tillen en verplaatsen zonder hulpmiddelen

Leerdoel De student kan cliënt(en) ondersteunen die hulp nodig hebben bij hun mobiliteit, maar waarbij geen hulpmiddelen worden gebruikt.

Theorie Zorg dat je de beschikking hebt over de protocollen die je nodig hebt om desbetreffende cliënten te verzorgen:

hulp bij lopen




Evaluatie Evalueer met behulp van de vragen

Competenties C Begeleiden D Aandacht en begrip tonen E Samenwerken en overleggen K. vakdeskundigheid toepassen R. Op behoefte en verwachtingen van de “klant” richten T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Til en verplaats gedurende een dag cliënten die hulp nodig hebben op de volgende gebieden:

hulp bij lopen








Help de cliënten bij de mobiliteit de hele dag zoveel mogelijk zelfstandig Vragen



Heb je gedurende een dag de cliënt zoveel mogelijk zelfstandig hulp gegeven bij mobiliseren volgens het protocol? Licht je antwoord toe








Bed verzorgen

Leerdoel De student kan een bed opmaken zowel met- als zonder cliënt en daarbij hulpmiddelen hanteren.

Theorie Boek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg. Protocollen.

Evaluatie Evalueer met je werkbegeleider aan de hand van de onderstaande vragen

Competenties C Begeleiden D Aandacht en begrip tonen E Samenwerken en overleggen K. Vakdeskundigheid toepassen R. Op behoefte en verwachtingen van de “klant” richten T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Verzorg de bedden van de cliënten gedurende een dagdeel waarbij je:

een bed opmaakt zonder cliënt

een bed opmaakt waarin de cliënt ligt

hulpmiddelen plaatst die in bed gebruikt kunnen worden, op de juiste wijze

Werkwijze

Kies in overleg met je begeleider bedden en cliënten uit die geschikt zijn om deze activiteit uit te voeren.



Maak een bed op zonder cliënt volgens protocol.

Maak een bed op met cliënt volgens protocol.

Plaats hulpmiddelen op de juiste wijze in bed. Vragen



Heb je de vaardigheden volgens protocol uitgevoerd?

Heb je tijdens en na de zorgverlening met de cliënt geëvalueerd? Licht je antwoord toe.




Vitale functies oriëntatie

Leerdoel De student kan van minimaal 5 cliënten op de afdeling de aandachtspunten benoemen m.b.t. de controle van vitale functies.


Evaluatie Bespreek met je werkbegeleider of praktijkbegeleider aan de hand van de omschreven vragen de aandachtspunten m.b.t. de controle van vitale functies van minimaal 5 cliënten.

Competentie K. Vakdeskundigheid toepassen M. Analyseren T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Beschrijf en/of bespreek van minimaal 5 cliënten op de afdeling de aandachtspunten bij het controleren van de vitale functies op de volgende gebieden:

Observatie ademhaling

Hartslag meten

Temperatuur meten

Bloeddruk meten

Werkwijze

Kies in overleg met je werkbegeleider de cliënten uit die geschikt zijn op deze activiteit uit te voeren.

Bestudeer de zorgplannen op de aandachtspunten bij de controle van de vitale functies.

Observeer eventueel je werkbegeleider of collega bij het controleren van de vitale functies bij deze cliënten.

Beantwoord de onderstaande vragen per cliënt en bespreek deze met je werkbegeleider. Vragen

Welke controles m.b.t. vitale functies worden er uitgevoerd en op welke manier?

Kun je uitleggen waarom de controles op deze manier worden gedaan?

Zijn er specifieke aandachtspunten bij het controleren van de vitale functies? Leg dit uit.

Zijn er ook andere mogelijkheden om de controles bij deze cliënten uit te voeren? Leg dit uit.





Vitale functies controleren

Leerdoel De deelnemer kan de vitale functies controleren bij 3-5 cliënt(en)

Theorie Zorg dat je de beschikking hebt over de protocollen die je nodig hebt om desbetreffende cliënten te controleren op de vitale functies:

observatie ademhaling

hartslag meten

temperatuur meten

bloeddruk meten


Competentie K. Vakdeskundigheid toepassen T. Instructies en procedures opvolgen M. Analyseren

Activiteit

Controleer bij 3-5 cliënten de vitale functies waaronder:


hartslag meten

temperatuur meten

bloeddruk meten

Werkwijze

Kies in overleg met je begeleider cliënten uit die geschikt zijn om deze activiteit te doen

Bereid je voor door je te verdiepen in het zorgplannen

Plan je werkzaamheden in overleg met je begeleider

Controleer bij de cliënten de vitale functies Vragen



Heb je gedurende een dag de vitale functies gecontroleerd volgens het protocol? Licht je antwoord toe

Welke hulpmiddelen heb je gebruikt? Motiveer waarom je die gebruikt hebt

Heb je de zelfredzaamheid gestimuleerd door geen handelingen over te nemen die de cliënt zelf nog kan en heb je de cliënt gestimuleerd om zelf keuzes te maken? Licht je antwoord toe







Vitale functies rapporteren

Leerdoel De student kan na het uitvoeren van deze activiteit de vitale functies op de juiste wijze rapporteren van 3-5 cliënten

Theorie Zorg dat je de beschikking hebt over de zorgdossiers van de betreffende cliënten.


Competenties J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Verwerk de uitkomsten van de controles van de vitale functies van 3-5 cliënten op de juiste wijze in het zorgdossier (temperatuurslijst) waaronder:


hartslag meten

temperatuur meten

bloeddruk meten


Kies in overleg met je begeleider de cliënten uit die geschikt zijn om deze activiteit uit te voeren.

Lees de zorgplannen

Zorg dat je weet waar en hoe je de uitkomsten van de controles van vitale functies behoort te rapporteren in het zorgdossier (temperatuurlijst)

Observeer zo nodig je werkbegeleider of collega bij het invullen van de zorgdossiers na het controleren van de vitale functies

Bespreek met je werkbegeleider de aandachtspunten bij het maken van de rapportage in het zorgdossier/ invullen van de temperatuurslijst

Plan je werkzaamheden in overleg met je begeleider. Uitvoering:

Rapporteer zoveel mogelijk zelfstandig de uitkomsten in het zorgdossier (temperatuurslijst)

Ga na of er nog actie ondernomen moet worden naar aanleiding van de uitkomsten van de controles.

Evaluatie: Evalueer met je begeleider met behulp van de volgende evaluatievragen Vragen:


Heb je gedurende een dag de zorgdossiers (temperatuurslijsten) zoveel mogelijk zelf ingevuld?

Wat kun je zeggen van de uitkomst van de vitale functies?

Moest er naar aanleiding van de uitkomsten nog actie ondernomen worden?

Ben je in staat geweest zonder fouten en correcties de gegevens te registreren?



Oriëntatie slaap- en waakritme

Leerdoel De student kan van minimaal 5 cliënten op de afdeling de aandachtspunten m.b.t. het slaap en waakritme benoemen

Theorie Gebruik de zorgplannen op de afdeling Boek: Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg

Evaluatie Bespreek met je werkbegeleider of praktijkbegeleider aan de hand van de omschreven vragen de aandachtspunten m.b.t. het slaap en waakritme van minimaal 5 cliënten.

Competenties R. Op behoefte en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit

Beschrijf en/of bespreek van minimaal 5 cliënten op de afdeling de aandachtspunten bij onderdelen van het slaap- en waakritme.

Werkwijze


Bestudeer de zorgplannen op de aandachtspunten bij het slaap- en waakritme

Observeer eventueel je werkbegeleider of collega bij het bevorderen van het slaap- en waakritme bij deze cliënten


Welke hulp wordt er gegeven om het slaap- en waakritme te bevorderen en op welke manier?

Kun je uitleggen waarom de hulp bij het slaap- en waakritme op deze manier wordt gegeven?

Zijn er specifieke aandachtspunten bij het bevorderen van het slaap- en waakritme? Leg dit uit.

Zijn er ook andere mogelijkheden om hulp te geven bij het bevorderen van het slaap- en waakritme van deze cliënten? Leg dit uit.


Op welke manier wordt er rekening gehouden met de zelfzorgtekorten en de zelfzorgmogelijkheden van de cliënt (betrek hierin ook het ziektebeeld)?



Slaap- en waakritme bevorderen

Leerdoel De student kan het slaap- en waak ritme bevorderen bij 3-5 cliënt(en)

Theorie Boek: Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg.


Competenties C Begeleiden D Aandacht en begrip tonen E Samenwerken en overleggen F. Ethisch en integer handelen R. Op behoefte en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit

Bevorder het slaap- en waakritme van 3 tot 5 cliënten

Werkwijze

Kies in overleg met je begeleider cliënten uit die geschikt zijn om deze activiteit uit te voeren.



Observeer het slaap- waakritme van de cliënten gedurende 24 uur Vragen


Heb je bij de cliënten het slaap- en waakritme bevorderd? Beschrijf hoe je dat gedaan hebt.

Heb je hulpmiddelen gebruikt? Motiveer hoe en waarom je die gebruikt hebt.





Handelen in een crisissituatie Leerdoel De student kan benoemen/ beschrijven wanneer er bij een cliënt sprake

is van een crisissituatie en op welke manier er gehandeld moet worden tijdens een crisissituatie.

Theorie Boek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Zorgplannen van cliënten

Evaluatie Bespreek de activiteit met je werkbegeleider of praktijkbegeleider aan de hand van de onderstaande vragen

Competenties E. Samenwerken en overleggen. T. Instructies en procedures opvolgen V. Met druk en tegenslag omgaan.

Activiteit

Beschrijf en/of bespreek van één of meerdere cliënten wanneer er sprake is van een crisissituatie en op welke manier er gehandeld wordt in deze crisissituatie.

Werkwijze

Kies in overleg met je begeleider cliënten uit waarvan je op voorhand verwacht dat er kans is dat er een crisissituatie kan optreden. Bijvoorbeeld: een cliënt met een verhoogde kans op agressie of een cliënt met verhoogde kans op verslikken of laag bloedsuikergehalte.

Bereid je voor door je te verdiepen in de zorgplannen van desbetreffende cliënt(s).

Maak afspraken met je werkbegeleider hoe en wanneer je in geval van een crisissituatie op de hoogte wordt gebracht.

Observeer je werkbegeleider/ collega zo mogelijk tijdens een crisissituatie. Vragen


Heb je de activiteit volgens de gemaakte planning uit kunnen voeren? Licht je antwoord toe.

Heb je kunnen observeren hoe er gehandeld is tijdens de crisissituatie? Licht je antwoord toe.

Is het voor jou als leerling-verzorgende duidelijk wat jij kan/mag doen tijdens een crisissituatie zoals deze?



Veiligheidsprocedures op de afdeling

Leerdoel De student kan de veiligheidsprocedures benoemen die binnen de afdeling/ instelling gelden.

Theorie Procedures en protocollen van de instelling.

Evaluatie Bespreek met je werkbegeleider of praktijkbegeleider aan de hand van de omschreven vragen de veiligheidsprocedures.

Competenties T. Instructies en procedures opvolgen. V. Met druk en tegenslag omgaan.

Activiteit

Beschrijf en/of bespreek de veiligheidsprocedures op de afdeling of instelling die er zijn. Te denken valt aan:

EHBO calamiteiten

Brand

Diefstal

Agressie

Werkwijze

Bespreek met je werkbegeleider welke veiligheidsprocedures er zijn en waar deze zijn te lezen.

Onderzoek wie de veiligheidsprocedures maakt en vaststelt.

Onderzoek wie en op welke manier het personeel van de instelling op de hoogte wordt gebracht van de veiligheidsprocedures.

Vragen

Welke veiligheidsprocedures zijn er op de afdeling/ instelling?

Wie heeft deze veiligheidsprocedures gemaakt en vastgesteld?

Op welke manier wordt het personeel op de hoogte gesteld van de veiligheidsprocedures en door wie wordt dit gedaan?



Handelen en crisissituaties vaardigheid

Leerdoel De student onderneemt wanneer er iets onverwachts gebeurt/ sprake is van een crisissituatie de juiste actie en roept tijdig hulp in van een gediplomeerd verzorgende of andere discipline.

Theorie Protocollen en procedures van de instelling.

Evaluatie Evalueer met je werkbegeleider met behulp van de onderstaande vragen

Competenties E. Samenwerken en overleggen T. Instructies en procedures opvolgen V. Met druk en tegenslag omgaan

Activiteit

Beschrijf of benoem een onverwachte situatie/ crisissituatie en op welke manier je gehandeld hebt tijdens de crisissituatie aan de hand van de onderstaande vragen.

Vragen

Welke situatie , waarbij sprake was van een onverwachte situatie/ crisissituatie heeft zich voorgedaan?

Wat was je eerste reactie op deze situatie?

Kun je beschrijven hoe je je op dat moment voelde?

Welke actie heb je ondernomen?

Ben je tevreden over jouw aandeel tijdens deze actie? (Licht je antwoord toe)

Heb je hulp ingeroepen van een gediplomeerd verzorgende of andere discipline? Waarom wel/ niet?

Heb je tijdens en na deze situatie met de cliënt of andere betrokkenen geëvalueerd? Licht je antwoord toe

Is het nodig om deze activiteit uit te voeren bij meerdere cliënten om de beroepsopdracht uit te kunnen voeren?



Omgaan met agressie

Leerdoel De student onderneemt wanneer er sprake is van een vorm van agressie de juiste actie en roept tijdig hulp in van een gediplomeerd verzorgende of andere discipline.

Theorie Protocollen en procedures van de instelling.

Evaluatie Evalueer met je begeleider met behulp van de onderstaande vragen.

Competenties E. Samenwerken en overleggen T. Instructies en procedures opvolgen V. Met druk en tegenslag omgaan

Activiteit

Beschrijf of benoem de situatie, waarbij sprake was van agressie en beschrijf hoe je hierbij gehandeld hebt.

Vragen

Welke situatie, waarbij sprake was van agressie heeft zich voorgedaan?

Wat was je eerste reactie op deze situatie?

Kun je beschrijven hoe je je op dat moment voelde?

Welke actie heb je ondernomen?

Ben je tevreden over jouw aandeel tijdens deze actie? (Licht je antwoord toe)

Heb je hulp ingeroepen van een gediplomeerd verzorgende of andere discipline? Waarom wel/ niet?

Heb je tijdens en na deze situatie met de cliënt of andere betrokkenen geëvalueerd? Licht je antwoord toe

Is het nodig om deze activiteit uit te voeren bij meerdere cliënten om de beroepsopdracht uit te kunnen voeren?



Beroepsopdracht Beroepstaak C Beginnend niveau

Toelichting Deze beroepsopdracht is om te leren, vraag feedback met behulp van het feedbackformulier. Als je gaat toetsen, maak je gebruik van de toetsen met het beoordelingsformulier, achterin het opdrachtenboek Beroepsopdracht Geef gedurende 3-5 dagen, onder begeleiding van een gediplomeerde, de in het zorgplan omschreven begeleiding en activiteiten aan 3 tot 5 cliënten De werkbegeleider mag van jou het volgende verwachten:

De zorg verleen je volgens het opgestelde zorgplan en activiteitenplan.

Je observeert en signaleert veranderingen van de cliënt en rapporteert deze.

Je begeleidt de cliënt bij de zelfredzaamheid, door geen handelingen over te nemen die de cliënt nog kan.

Je daagt de cliënt uit en zet activiteiten in om de cliënt te stimuleren zelf keuzes te maken bij de basiszorg, wonen, huishouden en dagbesteding.

Je begeleidt de cliënt op psychosociaal gebied door de cliënt de gelegenheid te geven om over problemen en gevoelens te praten.

Je ondersteunt de cliënt bij de dagbesteding.

Je onderneemt activiteiten met cliënten in groepsverband passend bij hun behoeften en wensen.

Gewenste veranderingen geef je door aan je werkbegeleider, zodat zij het kan veranderen in het zorgdossier.

Je stemt je werkzaamheden af met collega’s, maakt afspraken en draagt zorg over.

Je rapporteert in het zorgdossier (in overleg met de werkbegeleider) je bevindingen.

Nederlands: Gesprekken voeren, luisteren, spreken, lezen, schrijven, taalverzorging en taalbeschouwing

Rekenen: Getallen, verhoudingen




FEEDBACKFORMULIER Beroepsopdracht C Begeleiden

Naam student:


Niveau: Beginner

Werkprocessen Beroepstaak C Beginnend Niveau

Feedback

1.5/2.2/2.3 Ondersteunt en begeleidt een cliënt bij wonen, huishouden en dagbesteding (C-D-L-R-T-Q)

1.6/2.4 Begeleidt een groep cliënten op sociaal maatschappelijk gebied (C-E-L-Q-U)

1.11/3.6 Evalueert de zorgverlening en geboden ondersteuning (D-J-M)


Datum: …………………………………


………………………………………………

Paraaf: ……………………………………

Paraaf: ……………………………………




Naam student:

Datum: Opleiding:

Niveau: Beginner








Overzicht Beroepstaak C Begeleiden


Beroepstaak C Beginnend Beroepsproducten Werkprocessen

Begeleiden C2 Psychosociale begeleiding

1.5, 1.11, 2.2, 2.3, 3.6

C3 Groepsbegeleiding 1.6, 1.11, 2.4, 3.6

Competenties: C. D. E. J. M. Q. R. T. U



C. Begeleiden

Voert onder begeleiding activiteiten uit waarbij de cliënt kan oefenen met ander gedrag

Motiveert en stimuleert de cliënt Benoemt het belang van de zelfredzaamheid van de cliënt Neemt geen handelingen over die de cliënt zelf kan Stimuleert de cliënt zelf keuzes te maken Inventariseert de behoeften van een groep cliënten op sociaal

gebied Organiseert activiteiten die een groep cliënten wil ondernemen


Kan zich inleven in andermans gevoelens Luistert actief, toont interesse en respect Observeert de cliënt op het psychosomatische welbevinden en

bespreekt dit met de cliënt Staat open voor problemen en de vragen van de cliënt


Overlegt voor en tijdens de activiteit met de werkbegeleider over de aanpak en voortgang van de activiteit


Rapporteert volgens de richtlijnen Schrijft in begrijpelijke taal en bespreekt dit met de werkbegeleider

M. Analyseren

Verzamelt onder begeleiding gegevens Benoemt mogelijke zorgbehoefte Evalueert met de cliënt de zorg


Maakt in overleg met de werkbegeleider een planning Overlegt de voortgang van de planning met de werkbegeleider


Sluit aan bij de mogelijkheden, behoefte en verwachtingen van de cliënt

Observeert de behoeften van de cliënt op sociaal gebied Controleert of aan de wensen en verwachtingen van de cliënt

wordt voldaan

T. Instructies en procedures opvolgen

Werkt volgens voorgeschreven werkprocedures en veiligheidsvoorschriften

U. Omgaan met veranderingen en aanpassen

Is in staat om te gaan met diversiteit tussen verschillende groepsleden

Past communicatie, gedrag en begeleidingsvormen aan, zodat alle groepsleden zich op passende wijze behandeld voelen




Beroepstaak C C2 Psychosociale begeleiding

Beginner

Thema: Beroepshouding

Boek: Hoofdstuk:

De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 02 Beroepshouding

De zorgverlening afstemmen en evalueren T05 H02 T06 H01-02-03-04


Beroepshouding in je werk als VIG&MMZ

Kernkwaliteiten en competenties bij het uitoefenen van je werk als VIG&MMZ

De beroepscode en het beroepsprofiel van een VIG&MMZ

Identiteit: gewoontes, gedragspatronen en socialisatie

Normen: taak- en omgangsnormen, geschreven of ongeschreven normen en afwijkend gedrag

Rolgedrag: de positie van jouw rol als VIG&MMZ

Conformeren aan groeps- en instellingscultuur

Activiteit

Kennis (minimaal 5)

Houding, grondhouding en beroepshouding

Identiteit

Conformeren

Casus beroepscode en beroepsprofiel

Conformeren vragen

Je eigen identiteit


Beroepshouding toepassen

Beroepshouding

Competenties

Intimiteit en ethisch en integer handelen

Normen en waarden spel

Normen en waarden

Respectvolle bejegening van de cliënt

Rolgedrag

Akkoord docent

Thema: Sociale vaardigheden en een functionele samenwerkingsrelatie

Boek: Hoofdstuk:

1. De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 3 Sociale vaardigheden

2. De zorgverlening afstemmen en evalueren T04 H01-02-03-04-05-06-07-08 T05 H01-03-04-05 T06 H05-06


Communicatie op inhoudsaspect en relatieaspect

Positief communiceren

Actief en empatisch luisteren

Omgaan met feedback (a.d.h.v. activiteiten)

Open en gesloten vragen (a.d.h.v. activiteiten)



Activiteit

Kennis (minimaal 8)

Sociale en communicatieve vaardigheden

Assertiviteit en conflictsituaties

Actief luisteren en contact maken

Omgaan met feedback

Zelfreflectie en omgangsvormen

Afspraken en informeren

Communicatie stijlen

Sociale en communicatieve vaardigheden casus

Verantwoordelijkheid dragen


Aanraken

Actief luisteren

Afspraken

Concretiseren

Een gesprek beginnen

Feedback geven en ontvangen

Feedback geven tip en top

Feedback, waardering en kritiek

Intimiteiten

Intonatie, emotie en gebaren

Non-verbale en verbale communicatie

Ooghoogte tijdens een gesprek

Open en gesloten vragen

Uiten van gevoelens

Waarden en normen

Simulatie kennismaking

Simulatie omgaan met boosheid

Simulatie omgaan met verdriet

Akkoord docent



Beginner

Thema: Zelfbeeld en reflectie

Boek: Hoofdstuk:

1. Methodiek van begeleiden Thema 3 Zelfbeeld en reflectie


Hoe ontstaat gedrag

Socialisatie

Persoonlijkheid

Reflecteren

Activiteit

Kennis (minimaal 5)

Gedrag en interpretatie

Groepen en zelfbeeld

Ontwikkeling van persoonlijkheid

Het zelfbeeld en anderen

Zelfreflectie en zelfbeeld

Betrokkenheid versus zelfbeeld, zelfvertrouwen en zelfwaardering

Socialisatie




Aanleg, omgeving en persoonlijkheid

De invloed van het zelfbeeld

Gedrag

Persoonlijkheid

Zelfbeeld

Akkoord docent


Beroepstaak C C3 Groepsbegeleiding

Beginner

Boek Hoofdstuk:

1.Methodiek van begeleiden Thema 2 Begeleiden van groepen


Wat zijn de kenmerken van verschillende groepen

Verschillende doelgroepen begeleiden

De cliënt centraal

Activiteit

Kennis (minimaal 5)

Groepen

Leven in groepen

Belang en functie van groepen

Wat is begeleiden

Pubers en adolescenten in groepen

Volwassenen en ouderen in groepen

De cliënt centraal


Activiteiten die passen bij mensen met een verstandelijke adolescenten

Activiteiten die passen bij mensen met een verstandelijke beperking

Activiteiten voor mensen met een lichamelijke beperking

Activiteiten voor mensen met psychiatrische problemen

Activiteiten voor ouderen

Supported living

Reminiscentie

Akkoord docent

Vervolg: Ontwikkelboek beroepstaak C (verplicht)

Akkoord docent

Toetsmagazijn

Beroepstaak C Beginner

Zelftesten Datum Paraaf

Proeftoets

Proefcasustoets C beginner




Kennismaken

Afspraken maken

Afspraken nakomen

Autonomie bewaken en zelfredzaamheid bevorderen

Contact maken met de cliënt

Informeren over de zorgverlening

Agressie

Assertief opstellen

Assertiviteit 1

Assertiviteit 2

Beroepsgeheim

Eigen grenzen bewaken

Emoties en gevoelens

Respectvolle bejegening

Zorgvuldig handelen bij intimiteiten

Omgaan met agressie

Onderhandelen

Ongewenste intimiteiten

Werk en privé

Bespreekbaar maken van werkwijze en beroepshouding

Omgaan met feedback

Samenwerken



Beroepstaak C C3 Groepsbegeleiding

Beginner


Dagprogramma samenstellen

Groep begeleiden

Activiteiten begeleiden

Activiteiten begeleiden en overleggen over de aanpak en voortgang

Activiteiten ontwikkelen

Krant voorlezen (taaltaak)

Spelinstructie (taaltaak)

Vragen stellen




Beginner



Kennismaken Leerdoel De student maakt kennis met de doelgroep op de afdeling

Theorie Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een cliënt en zijn naasten Hoofdstuk 1 contact maken met de zorgvrager


Competentie C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen. T. Instructies en procedures opvolgen.

Activiteit

Bereid aan de hand van onderstaand stappenplan een kennismakingsgesprek voor waarin je je zelf voorstelt aan een groep cliënten. Zorg ervoor dat je praktijkbegeleider/werkbegeleider deze bijeenkomst kan beoordelen.

5 stappenplan.

Stap 1: Beginsituatie.

Aan welke doelgroep ga je jezelf voorstellen en hoe groot is de groep?

Wat zijn de behoeften (contact, aandacht, zekerheid) van de groep ?

Wat is de sociaal-culturele achtergrond van de groep?

Welke beperkingen zijn er waar je rekening mee moet houden? Stap 2: Doelformulering. Het doel is jezelf aan de groep voorstellen.

Stap 3: Strategiebepaling

Is er tijd en ruimte gereserveerd?

Is de praktijkbegeleider op de hoogte gebracht?

Welke informatie over je opleiding vind je belangrijk om te vertellen? Motiveer je antwoord

Wat vertel je wel en niet over jezelf aan de groep?

Wat kan de groep van jou verwachten ?

Welke verwachtingen heb jij van de groep? Stap 4: Uitvoering Ga de activiteit uitvoeren. Stap 5: Evaluatie van de activiteit. Beantwoord de volgende vragen:

In hoeverre heb je de beginsituatie goed ingeschat?

In hoeverre heb je de activiteit voorbereid? Was dit voldoende?

Hoe vond je het voorstellen gaan? Wat ging goed en minder goed?

Hoe reageerden de cliënten? Wat vond je van deze reactie? Conclusies:

Wat is het belangrijkste wat je geleerd hebt van deze activiteit?

Wat zou je de volgende keer anders doen?



Afspraken maken

Leerdoel De student beschrijft welke tijdelijke, vaste en losse afspraken er gemaakt worden op de afdeling

Theorie Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een cliënt en zijn naasten Hoofdstuk 3 Afspraken maken


Competentie C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen. T. Instructies en procedures opvolgen.

Activiteit

Je inventariseert welke tijdelijke, vaste en losse afspraken er gemaakt worden op de afdeling.

Werkwijze

Je bespreekt de activiteit met je werkbegeleider

Je beschrijft alle afspraken op een A-viertje

Je evalueert je verslag met je werkbegeleider.

Evaluatievragen;

Wat zijn de losse afspraken op de afdeling?

Wat zijn de tijdelijke afspraken op de afdeling?

Wat zijn de vaste afspraken op de afdeling?

Zijn de afspraken die je hebt gevonden vastgelegd in instructies of procedures?

Hoe ben je aan de informatie gekomen?

Wat heb je van deze opdracht geleerd?

Wat vond je werkbegeleider van je bevindingen en van je verslag?




Afspraken nakomen

Leerdoel De student beschrijft welke losse, tijdelijke en vaste, afspraken hij maakt en nakomt met collega’s, werkbegeleider en cliënten

Theorie Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een cliënt en zijn naasten Hoofdstuk 3 Afspraken maken Hoofdstuk 4 Afspraken nakomen


Competentie M: Analyseren D: Aandacht en begrip tonen T. Instructies en procedures opvolgen.

Activiteit

Gedurende een week beschrijf je welke afspraken je hebt gemaakt en bent nagekomen met je collega’s, werkbegeleider en cliënten

Werkwijze


Je maakt een plan van aanpak.

Je voert de activiteit gedurende 1 week uit.

Je beschrijft je bevindingen op een A-viertje.

Je evalueert met je werkbegeleider.

Evaluatievragen

Was je plan van aanpak duidelijk? Waarom wel? Waarom niet

Welke losse afspraken op de afdeling heb je gemaakt?

Welke tijdelijke afspraken op de afdeling heb je gemaakt?

Welke vaste afspraken op de afdeling heb je gemaakt?

Welke afspraken ben je nagekomen of juist niet? Geef aan waarom je de afspraak na bent gekomen of juist niet.

Wat vond je werkbegeleider van je bevindingen?




Zelfredzaamheid bevorderen

Leerdoel De student toont aan hoe zij de zelfredzaamheid van de cliënt bevorderd

Theorie Internet

Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van de vragen die je voor je

reflectieverslag gebruikt

Competentie C Begeleiden

D Aandacht en begrip tonen


R Op de behoeften en verwachtingen van de “klant”

richten.

Activiteit

Gedurende een week laat je zien hoe je de zelfredzaamheid bevordert van de cliënten.

Hiervan maak je een verslag, waarin je de reflectie vragen beantwoord.

Werkwijze

Zoek informatie op het internet over zelfredzaamheid bij ouderen. Kijk bijvoorbeeld op de site van Vilans: http://www.vilans.nl/Pub/Informatiecentrum/Informatiecentrum-overig/Zelfredzaamheid-bij-ouderen-stimuleren.html

Selecteer de informatie die jij belangrijk vindt

Bespreek vervolgens de gevonden informatie met je werkbegeleider en vraag hoe je werkbegeleider aan kijkt tegen het belang van zelfredzaamheid van de cliënten, hoe denkt zij hierover en hoe denk jij hierover? Wat kun je doen om die zelfredzaamheid te bevorderen? Wat valt je op bij andere collega’s?

Maak een plan van aanpak waarin je verwerkt waar je bij jezelf op gaat letten, wie gaat jou observeren, etc.

Je voert de activiteit gedurende een week uit

Je maakt een verslag waarin je de reflectievragen beantwoord (minimaal 1 – maximaal 3 A-viertjes)

Je bespreekt dit verslag na met je werkbegeleider.

Reflectievragen

Heb je de cliënt altijd naar zijn mening

gevraagd wanneer er een keuze gemaakt

moest worden?

Geef een voorbeeld wanneer wel en

wanneer niet

Hoe heb je de zelfstandigheid bevorderd van

de cliënt op het lichamelijk gebied? Bijv.

tijdens de verzorging

Hoe heb je de zelfstandigheid bevorderd van

de cliënt op het sociale gebied? Bijv.

aanbieden van activiteiten of helpen met

contact maken van andere mensen

Heb jij nog op andere manieren de

zelfredzaamheid van de cliënt bevorderd?

Waar was je tevreden over?


http://www.vilans.nl/Pub/Informatiecentrum/Informatiecentrum-overig/Zelfredzaamheid-bij-ouderen-stimuleren.html

http://www.vilans.nl/Pub/Informatiecentrum/Informatiecentrum-overig/Zelfredzaamheid-bij-ouderen-stimuleren.html



Contact maken met de cliënt

Leerdoel De student maakt contact met de cliënt door middel van een gesprek

Theorie Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een cliënt en zijn naasten H1 Contact maken met de cliënt, H2 Adequaat communiceren Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 3 – Sociale vaardigheden

Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van de vragen die je voor je reflectieverslag gebruikt

Competentie D Aandacht en begrip tonen, R. op de behoefte van de “klant” richten

Activiteit

Je voert met minimaal 2 cliënten een kennismakingsgesprek.

Werkwijze

Je kiest in overleg met je werkbegeleider 2 cliënten uit om deze activiteit uit te voeren.

Je neemt van te voren het zorgplan van de cliënten door.

Je bereidt je kennismakingsgesprek voor; hoe pak je het aan, hoe stel je je voor wanneer ga je het gesprek voeren, welke vragen heb je voorbereid, waar let je op bij jezelf.

Je bespreekt je voorbereiding met je werkbegeleider en bepaalt wanneer je het gesprek gaat uitvoeren..

Je voert de kennismakingsgesprekken uit

Van ieder gesprek met een cliënt schrijf je een A-viertje waarin je de onderstaande vragen beantwoord.

Je evalueert met je werkbegeleider de kennismakingsgesprekken aan de hand van wat jij geschreven hebt.

Reflectievragen

Je hebt je gesprek in overleg met je werkbegeleider gepland ?

Wat vond je goed gaan tijdens het voorbereiden van de activiteit? Hoe kwam dat?

Wat vond je minder goed gaan tijdens het voorbereiden van de activiteit? Hoe kwam dat?

Hoe ben je het gesprek begonnen? Hoe vond je dit?

Heb je het gesprek op gang gehouden door vragen te stellen? Vond je dat makkelijk of juist niet? Leg uit

Hoe was je non-verbale houding tijdens het gesprek? Was je hier tevreden mee?

Ben je te weten gekomen wat je wilde weten?

Wat vond je goed gaan tijdens het gesprek en wat niet?




Informeren over de zorgverlening

Leerdoel De student is in staat tijdens een informeel informatiegesprek de cliënt te vertellen welke zorg hij op dat moment krijgt en wat er van hem verlangd wordt

Theorie Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een cliënt en zijn naasten ; H8 Informeren over de zorgverlening Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 3 – Sociale vaardigheden


Competentie C Begeleiden D Aandacht en begrip tonen, R Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit

Gedurende een week voer je met minstens 4 mensen een informeel informatiegesprek.

Werkwijze

Je kiest in overleg met je werkbegeleider 4 cliënten uit om deze activiteit uit te voeren.

Je neemt van te voren het zorgplan van de cliënten door.

Je bereidt je informele informatiegesprek voor; hoe pak je het aan, wat ga je doen welke informatie wil je geven, welke vragen heb je voorbereid, waar let je op bij jezelf?

Je voert het informatiegesprek uit en let erop of de cliënt begrijpt wat je bedoelt.

Van ieder gesprek met de cliënt schrijf je op een A-viertje de antwoorden van onderstaande vragen.

Je evalueert met je werkbegeleider de gesprekken.

Reflectievragen;

Heb je je gesprek in overleg met je werkbegeleider gepland?

Hoe ben je het gesprek begonnen? Hoe vond je dit?

Heb je de informatie in 1 keer gegeven of heb je de informatie verdeeld in stukken? Leg uit

Heb je de informatie gegeven tijdens de verzorgingssituatie waar de informatie bij past? Leg uit

Heb je de informatie die je wilde geven aangepast aan het niveau en beperkingen van de cliënt; bijv. taalgebruik, snelheid van praten

Heb je gevraagd of gemerkt dat de cliënt je heeft begrepen? Hoe ben je hier achter gekomen?

Wat vond je goed of minder goed gaan tijdens het informele informatiegesprek?




Agressie

Leerdoel De student beschrijft agressief gedrag.

Theorie Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 5 Assertief opstellen H4 Agressie

Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van je verslag en de conclusies die je hieruit hebt getrokken

Competentie M Analyseren C Begeleiden

Activiteit

Stelling: Onder agressie verstaan wij alle vormen van ongewenst gedrag, waardoor een ander zich onveilig of bedreigt voelt. Hieronder valt bijvoorbeeld slaan, knijpen, spugen, maar ook zwijgen, negeren, dwingen. Ga observeren of je dit gedrag ziet op jouw afdeling.

Werkwijze


Je maakt een verslag waarin je je observaties verwerkt.

Je bespreekt je verslag en conclusies na met je werkbegeleider Welk gedrag heb je gezien? Voorbeeld

Geen rekening houden met de ander.

De ander de mond snoeren of belachelijk maken.

De ander aanvallen door kwaad worden.

De ander niet aan het woord laten.

De ander de schuld geven van iets wat mislukt is.

De ander veroordelen.

De ander geen uitleg geven over handelingen.

De ander dwingen zich aan te passen.

De ander overheersen door machtsmisbruik.

De ander wordt geslagen, geknepen, bespuugd.

De ander wordt genegeerd of verzwegen.



Assertief opstellen

Leerdoel De student stelt zich assertief op


Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 5 Assertief opstellen - H1 Assertiviteit Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 3 – Sociale vaardigheden

Evaluatie Evalueer met je werkbegeleider aan de hand van de evaluatievragen

Competentie U. Omgaan met veranderingen en aanpassen

Activiteit

Beschrijf of vertel aan je werkbegeleider dat je je assertief hebt opgesteld in een werksituatie aan de hand van de onderstaande punten

In deze situatie ben ik voor mezelf opgekomen.

In deze situatie durfde ik mijn eigen mening te geven

In deze situatie heb ik me zelfstandig opgesteld en was ik niet afhankelijk van anderen

In deze situatie durfde ik mijn emoties en gevoelens te uiten

Ik heb in deze situatie een keuze durven maken.

In deze situatie heb ik ‘nee’ gezegd

In deze situatie heb ik initiatief genomen

In deze situatie heb ik laten zien dat ik de visie en de mening van anderen gelijkwaardig vond aan die van mij

Evaluatievragen

Was de situatie beschreven vanuit de werksituatie?

Is in de beschrijving duidelijk naar voren gekomen dat de student voor zichzelf is opgekomen? Licht antwoord toe.

Is in de beschrijving naar voren gekomen dat de student zijn eigen mening heeft gegeven? Licht antwoord toe.

Is in de beschrijving duidelijk geworden dat de student zich zelfstandig heeft opgesteld? Licht je antwoord toe.

Heeft de student emoties en gevoelens geuit? Licht je antwoord toe.

Is in de beschrijving duidelijk geworden dat de student een keuze durfde te maken? Licht je antwoord toe.

Is in de beschrijving duidelijk geworden dat de student ‘nee’ heeft durven zeggen? Licht je antwoord toe.

Is in de beschrijving duidelijk geworden dat de student initiatief heeft genomen? Licht antwoord toe.

Is in de beschrijving duidelijk geworden dat de student? Licht antwoord toe.

Is in de beschrijving duidelijk geworden dat de student laten zien dat ze de visie en de mening van anderen gelijkwaardig vond aan die van zichzelf? Licht antwoord toe.



Assertiviteit 1

Leerdoel De student beschrijft met behulp van voorbeelden wanneer hij wel en niet assertief reageert

Theorie Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 5 Assertief opstellen - H1 Assertiviteit Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 2 - Beroepshouding en Thema 3 – Sociale vaardigheden

Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van je logboek, waarin je de onderstaande vragen hebt beantwoord en je POP

Competentie M Analyseren U. Omgaan met veranderingen en aanpassen

Activiteit

Gedurende een week houd je in een logboek bij wanneer je wel en niet assertief hebt gereageerd op cliënten, collega’s en werkbegeleider. In je logboek beantwoord je voor jezelf de onderstaande vragen. Vervolgens maak je hiervan een POP, deze bespreek je met je werkbegeleider

Werkwijze

Je bespreekt deze activiteit met je werkbegeleider

Je voert de activiteit uit

Je maakt een logboek waarin je onderstaande vragen beantwoord

Je maakt een POP

Je bespreekt je het logboek en POP na met werkbegeleider. Vragen

Durf je voor jezelf op te komen? Beschrijf een situatie wanneer wel. Beschrijf een situatie wanneer niet.

Durf je je eigen mening te uiten? Beschrijf een situatie wanneer je dit deed. Beschrijf een situatie wanneer je dit niet deed.

Stel je je zelfstandig of afhankelijk van anderen op? Leg dit uit met voorbeelden.

Durf je je emoties en gevoelens te uiten? Wanneer deed je dit? Wanneer deed je dit niet?

Durf je keuzen te maken en nee te zeggen? Leg uit wanneer je dit hebt gedaan en wanneer je dit niet hebt gedaan.

Durf je initiatieven te nemen? Leg uit wanneer je dit deed en wanneer je dit niet deed en juist afwachtend was.

Vind je dat jouw mening gelijkwaardig is aan die van anderen? Leg uit.

Maak naar aanleiding van de antwoorden een POP.



Assertiviteit 2

Leerdoel De student beschrijft met behulp van voorbeelden assertief gedrag van cliënten en collega’s

Theorie Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 5 Assertief opstellen H1 Assertiviteit Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 2 - Beroepshouding en Thema 3 – Sociale vaardigheden

Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van je verslag waarin je de onderstaande vragen hebt beantwoord.

Competentie M Analyseren,

Activiteit

Gedurende een week observeer je assertief gedrag van cliënten en collega’s (minimaal 3 personen) Je doet dit aan de hand van de kenmerken van assertief gedrag uit je boek. Je bespreekt je bevindingen met je werkbegeleider. Let op: noteer niet de namen van je geobserveerde personen. Het gaat om het herkennen van gedrag en niet om de personen zelf.

Werkwijze


Je voert de activiteit uit. (Kies minimaal 1 cliënt die je gaat observeren.)

Je maakt een verslag, waarin je de mensen die je hebt geobserveerd vergelijkt met de kenmerken van assertief gedrag (zie hieronder). Per item geef je 1 voorbeeld wat je hebt geobserveerd bij jouw drie geobserveerde personen.

Je bespreekt je verslag na met je werkbegeleider Kenmerken van assertief gedrag Geef 1 voorbeeld per geobserveerd persoon

Durven de personen voor zichzelf op te komen? Waaraan zag je dat?

Durven deze personen de eigen mening te uiten? Waaraan zag je dat?

Zijn de personen niet afhankelijk van anderen, maar stellen zij zich zelfstandig op? Waaraan zag je dat?

Durven deze personen eigen emoties en gevoelens te uiten? Waaraan zag je dat?

Durven zij keuzen te maken? Waaraan zag je dat?

Durven zij ”nee” te zeggen? Waaraan zag je dat?

Durven zij initiatieven te nemen? Waaraan zag je dat?

Hebben deze personen zich gelijkwaardig aan de ander gedragen? Waaraan zag je dat?



Beroepsgeheim

Leerdoel De student beschrijft hoe hij/zij en minimaal 2 collega’s in de praktijk omgaan met het beroepsgeheim.

Theorie Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 2 - Beroepshouding


Competentie M. Analyseren T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Je voert een gesprek met 2 collega’s over het beroepsgeheim. Je stelt hen vragen en maakt hiervan een verslag waarin je antwoorden verwerkt. Dit vul je aan met een eigen conclusie.

Werkwijze

Je bespreekt deze activiteit met je werkbegeleider; met welke collega’s ga je een gesprek beginnen over het beroepsgeheim?

Je maakt een plan van aanpak; je bereid je vragen voor, je vraagt aan je collega’s of ze een gesprek met je willen voeren over het beroepsgeheim en je spreekt een tijd en plaats af

Je maakt het verslag waarin je onderstaande vragen beantwoord. Vul dit verslag aan met een eigen conclusie.

Je bespreekt dit verslag na met je werkbegeleider. Vragen

Hoe zorgvuldig gaan je collega’s om met het beroepsgeheim? Hoe merk je dat je collega’s zorgvuldig omgaan met het beroepsgeheim? Wordt er thuis weleens gesproken over een cliënt? Is het moeilijker het beroepsgeheim te hanteren als je iemand verzorgd uit je eigen privéleven? Leg uit. Wordt er in overlegsituaties op het werk over persoonlijke dingen van de cliënt gesproken? Zaken die niet belangrijk zijn voor de verzorging? Wat mag je wel en niet aan je collega’s en hulpverleners vertellen? Weten je collega’s welke instructies en procedures er binnen de instelling zijn m.b.t. het beroepsgeheim Weten je collega’s wat de gevolgen kunnen zijn van het schenden van het beroepsgeheim? Spreken jullie als collega elkaar erop aan als je merkt dat het beroepsgeheim wordt geschonden? Is het altijd eenvoudig te weten wat bij een beroepsgeheim hoort en wat niet?.

Wat heb jij van de gesprekken geleerd? Waar ga jij op letten? POP?



Eigen grenzen bewaken

Leerdoel De student reflecteert op het bewaken van de eigen grenzen tijdens haar/zijn werkzaamheden.



competentie M. Analyseren

Activiteit

Gedurende een week inventariseer je wanneer je je grenzen wel en niet hebt bewaakt tijdens het werken met de cliënt, je collega’s en je werkbegeleider. Je noteert je bevindingen en bespreekt deze met je werkbegeleider. Maar hierna een plan van aanpak.

Werkwijze

Je bespreekt de activiteit met je werkbegeleider; wat is het belang van het bewaken van je grenzen binnen je beroep van verzorgende? Je kunt hierbij denken aan; taken en verantwoordelijkheden, relatie met de cliënt, collega’s, werkdruk, waarden en normen.

Je maakt een dagboek waarin je iedere dag beschrijft wat je tegenkwam en hoe je je grenzen wel of niet hebt bewaakt.

Je evalueert het verslag met je werkbegeleider.

Reflectievragen

Vind jij het belangrijk om je grenzen binnen het beroep van verzorgende te bewaken? Leg uit

Hoe geef jij je grenzen aan tijdens je werk met de cliënten? Hoe merk je dat iemand over je grenzen heengaat? Wat heb toen gedaan of wat doe je dan?

Hoe geef jij je grenzen aan tijdens je werk met je collega’s? Hoe merk je dat iemand over je grenzen heengaat? Wat heb toen gedaan of wat doe je dan?

Wanneer vind je het makkelijk om je grenzen aan te geven? Hoe komt dat?

Wanneer vind je het moeilijk om je grenzen aan te geven? Hoe komt dat?

Wat zou je hierin willen leren? Maak hiervan een POP



Emoties en gevoelens

Leerdoel De student onderzoekt op welke manier emoties en gevoelens een rol kunnen spelen binnen het beroep



Competentie D Aandacht en begrip tonen, M Analyseren

Activiteit

Je interviewt 2 collega’s en vraagt of ze bereid zijn je vragen over emoties en gevoelens te beantwoorden. Je maakt hiervan een verslag, waarin je tot slot jouw mening geeft. Je bespreekt de activiteit na met je werkbegeleider

Werkwijze

Je bespreekt deze activiteit met je werkbegeleider. Bespreek de volgende zaken en stel deze vragen aan je collega’s: Op welke manier spelen gevoelens een rol binnen je werk? Wanneer zijn emoties vervelend tijdens je werk, hoe kun je er op een goede manier mee omgaan? Hoe ga je om met boosheid van een cliënt of collega’s? Is het belangrijk om met je collega’s te kunnen praten over je gevoelens? Moet je altijd eerlijk zeggen wat je voelt? Gebeurd het wel eens dat je het moeilijk vind om dingen van je werk los te laten en wat doe je dan?

Je mag deze rij vragen aanvullen met eigen vragen.

.Maak een plan van aanpak, wie ga je interviewen?


Je bespreekt de activiteit na met je werkbegeleider. Reflectievragen

Heb je de activiteit voorbereid met je werkbegeleider? Hoe vond je dat?

Was het makkelijk of juist niet om de juiste vragen te maken? Leg uit

Waren de mensen bereid om te praten over hun gevoelens en emoties? Leg uit Werden er dingen gezegd die je opvielen tijdens de interviews? Leg uit

Ben je tevreden of niet tevreden over je interviews? Leg uit

Wat heb je van de activiteit geleerd? Leg uit Waar ga je bij jezelf op letten wat betreft emoties en gevoelens?



Respectvolle bejegening

Leerdoel De student beschrijft hoe zij/hij in de praktijk de cliënt op een respectvolle manier bejegent.

Theorie Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 2 – Beroepshouding en Thema 3- Sociale vaardigheden Protocol ‘bejegening’ van de BPV


Competentie D Aandacht en begrip tonen, R op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit

Je let de komende week op het uitvoeren van gesprekken met cliënten. Je let bij jezelf op de kenmerken van respectvolle bejegening (zie bij de reflectievragen). Je schrijft een reflectie verslag over het hanteren van deze kenmerken.

Werkwijze

Je gaat bij jouw BPV op zoek naar een protocol waarin de belangrijkste aspecten van bejegening worden uitgewerkt.

Je gaat in gesprek met je begeleider: - Leg de activiteit uit - Neem samen het protocol door: zien jullie de aspecten terug in eigen

handelen en die van de collega’s

Je probeert een week lang te handelen volgens de genoemde aspecten

Ook observeer je een week lang je collega’s waarbij je kijkt of je de genoemde aspecten terugziet in hun handelen.

Je maakt het verslag ( minimaal 1 – maximaal 3 A-viertjes) waarin je een conclusie trekt over het respectvol bejegenen van de cliënt door jou zelf én door je collega’s.

Je bespreekt dit verslag na met je werkbegeleider

Je verwerkt je leerpunten in je POP en PAP



Zorgvuldig handelen bij intimiteiten

Leerdoel De student beschrijft hoe zij/hij rekening houdt met de cliënt tijdens het handelen bij intimiteiten

Theorie Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 2 – Beroepshouding


Competentie D Aandacht en begrip tonen, R Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit

Je beschrijft hoe je rekening houdt met de gevoelens, wensen en gewoonten bij de intieme zorg van 2 cliënten. Bijvoorbeeld tijdens het wassen, aankleden, de toiletgang of gesprekken over intieme onderwerpen. Je hebt een gesprek met je werkbegeleider aan de hand van de reflectievragen.

Werkwijze

Vooraf bespreek je deze activiteit met je werkbegeleider. Zorgvuldig handelen bij intimiteiten heeft te maken met het bewaken van grenzen. Hoe gaat je werkbegeleider hiermee om en wat vind jij daarvan?

Maak een plan van aanpak.

Je voert de activiteit uit.

Schrijf voor jezelf de antwoorden van de reflectievragen op een A-viertje. Zo bereid je jezelf voor op het gesprek met je werkbegeleider.

Je bespreekt je activiteit na met je werkbegeleider waarbij je de reflectievragen kunt gebruiken.

Reflectievragen

Wat versta jij onder intieme zorg?

Welke intieme zorg heb je uitgevoerd? Hoe vond je dat?

Hoe ben je omgegaan met de gevoelens en wensen van de cliënt?

Hoe ben je omgegaan met je eigen gevoelens als je intieme zorg uitvoert?

Hoe ben je omgegaan met de gewoonten van de cliënt?

Hoe vind jij het dat cliënten hun gedachten en gevoelens met je delen? Hoe ga je daar mee om?

Hoe heb je je eigen grenzen bewaakt bij het uitvoeren van intieme zorg?

Waar was je tevreden over? Leg uit wat je de volgende keer anders zou doen? Noteer dit in het verslag



Omgaan met agressie

Leerdoel De student kan reflecteren over een situatie met agressie.


Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 5 Assertief opstellen - H4 Agressie Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 3- Sociale vaardigheden

Evaluatie Bespreek je reflectie met je werkbegeleider


Activiteit

Beschrijf of vertel aan je werkbegeleider hoe je bent omgegaan met agressie aan de hand van de volgende vragen.

Vragen

Beschrijf/ vertel de situatie

Welk gevoel overheerste bij jou in deze situatie?

Hoe heb jij op deze situatie gereageerd?

Had je reactie het gewenste effect?

Heb je na afloop nog meer actie ondernomen?

Ben je tevreden over de manier waarop je hebt gehandeld?

Wat zijn leerpunten voor je om mee te nemen naar een volgende situatie?



Onderhandelen

Leerdoel De student kan reflecteren op een onderhandelingssituatie.


boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 5 Assertief opstellen - H5 Onderhandelen Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 2 – Beroepshouding



Activiteit

Beschrijf of vertel aan je werkbegeleider aan de hand van een werksituatie dat je hebt onderhandeld met een cliënt of een collega.

Vragen

Beschrijf/ vertel de situatie waarin je hebt onderhandeld.

Wat was je doel in deze situatie?

Wat waren de wensen van de cliënt of collega?

Heb je een keuze aangegeven?

Is het gelukt om een vaste afspraak te maken?

Is de vertrouwensrelatie goed gebleven? Licht je antwoord toe.





Ongewenste intimiteiten

Leerdoel De student kan reflecteren over een situatie met ongewenste intimiteiten.


Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 5 Assertief opstellen - H3 Ongewenste intimiteit



Activiteit

Beschrijf of vertel aan je werkbegeleider hoe je bent omgegaan met ongewenste intimiteiten aan de hand van de volgende vragen.

Vragen

Beschrijf/ vertel de situatie

Wat was voor jou het ongewenste in de situatie?

Hoe heb jij op deze situatie gereageerd?

Had je reactie het gewenste effect?

Heb je na afloop nog meer actie ondernomen?





Werk en privé

Leerdoel De student beschrijft haar mening over het onderwerp werk en privé.

Theorie Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 2 – Beroepshouding


Competentie D Aandacht en begrip tonen,

Activiteit

In overleg met je werkbegeleider ga je met een collega een gesprek voeren over het onderwerp: werk en privé. Vervolgens maak je met behulp van de reflectievragen een verslagje en bespreek je dit met je werkbegeleider

Werkwijze

Vooraf bespreek je deze activiteit met je werkbegeleider

Je zoekt een collega waarmee je het gesprek voert

Je maakt een A-viertje waarin je de reflectievragen beantwoord

Je bespreekt dit A-viertje na met je werkbegeleider. Reflectievragen

Hoe heb je het gesprek voorbereid?

Wat kan je zeggen over de betrokkenheid van je collega bij de cliënten?

Heeft je collega weleens een situatie op haar werk meegemaakt wat ze niet kon scheiden met haar privéleven? Zo ja, leg eens uit

Is je collega in staat om makkelijk over haar gevoelens te praten op haar werk en thuis?

Heb jij al meegemaakt dat je je werk mee naar huis nam? Hoe was dat? Kun jij thuis praten over wat je hebt meegemaakt op je werk? Begrijpen ze dat? Hoe vind je dat?

Wat heb je geleerd van het gesprek met je collega?

Schrijf zo nodig een POP



Bespreekbaar maken van werkwijze en beroepshouding

Leerdoel De student reflecteert op het bespreekbaar maken van zijn werkwijze en beroepshouding

Theorie Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 6 Collegiaal opstellen - H3 Het bespreken van je werkwijze en beroepshouding Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 2 – Beroepshouding

Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van je reflectieverslag


Activiteit

Voor deze activiteit heb je minimaal 2 weken gewerkt op de afdeling. Schrijf op een A-viertje de antwoorden op onderstaande vragen. Je bespreekt dit met je werkbegeleider.

Werkwijze

Je bespreekt de activiteit met je werkbegeleider.

Je voert de activiteit uit.

Je schrijft de antwoorden op onderstaande vragen, geef van alles een voorbeeld.

Je bespreekt je antwoorden na met je werkbegeleider. Vragen Voorbeeld

Hoe vraag jij feedback over je eigen werkwijze en beroepshouding? Vind je dit moeilijk of makkelijk? Leg uit.

Zijn er vaste momenten waarop je feedback vraagt? Met wie en wanneer doe je dat?

Op welke momenten maak jij je eigen werkwijze en beroepshouding nog meer bespreekbaar?

Maken je collega’s hun eigen werkwijze en beroepshouding ook bespreekbaar? Met andere woorden: vragen zij ook wel eens feedback? Wanneer doen ze dat en met wie? Geef jij hen wel eens feedback? Waarom wel, waarom niet?

Wat is het nut om je eigen werkwijze en beroepshouding bespreekbaar te maken?



Omgaan met feedback

Leerdoel De student geeft en ontvangt feedback.

Theorie Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 6 Collegiaal opstellen -bH6 Feedback van collega’s Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 3- Sociale vaardigheden

Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van je reflectieverslag

Competentie C Begeleiden

Activiteit

Voor deze activiteit vraag je aan 1 collega of ze je feedback (kritiek of waardering) wil geven. Houd hierbij rekening met de aandachtspunten van het ontvangen van feedback, zoals die beschreven staan in je boek (hfd. 6/31.2.3) Jij geeft ook feedback (kritiek of waardering) aan 1 collega. Je zorgt ervoor dat je feedback professioneel geeft. Je maakt een reflectieverslag van 1 A-viertje met eventuele leerpunten (POP) Je bespreekt het verslag met je werkbegeleider.

Werkwijze

Je bespreekt de activiteit voor met je werkbegeleider


Je maakt een reflectieverslag (1 A-viertje) waarin je onderstaande vragen verwerkt

Je bespreekt je verslag na met je werkbegeleider Geven van feedback

Ben je de feedback met “ik” begonnen? Waarom wel of niet?

Heb je je gevoelens en gedachten onder woorden kunnen brengen?

Kon je het gedrag van de ander feitelijk en logisch beschrijven?

Wat vond je moeilijk of makkelijk aan het geven van feedback?

Ontvangen van feedback

Hoe heb jij geluisterd naar de feedback? Wat merkte je bij jezelf toen je de feedback kreeg?

Kon je je open stellen voor de feedback? Zo ja, waaraan merkte je dat? Zo nee, wat gebeurde er dan?

Heb je om verduidelijking gevraagd als je het niet begreep?

Ging de feedback over het effect van jouw gedrag op de ander? Hoe heb je dit ervaren?

Wat heb je gedaan met de feedback?



Samenwerken

Leerdoel De student beschrijft aan de hand van 2 werksituaties zijn manier van samenwerken.

Theorie Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 6 Collegiaal opstellen - H1 Samenwerken

Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van je verslag

Competentie C. Begeleiden, E. Samenwerken M. Analyseren

Activiteit

Je beschrijft 2 situaties waarin je met collega’s hebt samengewerkt aan een taak. Vervolgens bespreek je dit met je werkbegeleider en maak je een POP.

Werkwijze



Je schrijft de antwoorden op onderstaande vragen op een A-viertje.

Je bespreekt dit met je werkbegeleider

Vervolgens maak je een POP, waarin je je leerpunten beschrijft Vragen voor je verslag

Om welke taak ging het? Wie waren erbij betrokken?

Welk doel wilden jullie bereiken? Is dat doel gehaald? Waarom wel of niet?

Hoe verliep de samenwerking? Wat was jouw bijdrage? Met welk resultaat?

Waarover ben je tevreden en waarover ben je minder tevreden?

Wat zou je in het vervolg anders doen?



Dagprogramma samenstellen

Leerdoel De student kan met behulp van cliënt gegevens een dagprogramma samenstellen en uitvoeren voor 2 cliënten

Theorie Boek Methodiek van Begeleiden Thema 1 Methodisch handelen; wat is het Thema 2 Begeleiden van groepen

Evaluatie Evalueer met behulp van de beoordelingscriteria.

Competenties C. Begeleiden, D. Aandacht en begrip tonen, R. Op de behoeften van de “klant” richten, U. Omgaan met veranderingen een aanpassen

Activiteit

Stel een dagprogramma met activiteiten samen voor 2 cliënten . Het gaat om dagelijks terugkerende activiteiten. Beschrijf de wijze waarop elke cliënt aan deze activiteit kan deelnemen. Voer het dagprogramma uit.

Werkwijze

Kies in overleg met je begeleider cliënten uit die geschikt zijn voor deze activiteit.

Ga bij de beschrijving van je dagprogramma uit van de keuzes, de zelfredzaamheid en de autonomie van de cliënt. Houd ook rekening met gezamenlijke activiteiten die voor deze cliënten belangrijk zijn.

Raadpleeg bij onduidelijkheden en twijfel je begeleider.

Lever het dagprogramma in wij je werkbegeleider en bespreek de planning voor het uitvoeren ervan.

Voer het dagprogramma uit.

Evalueer het dagprogramma met de cliënten en aanwezige collega’s. .

Beoordelingscriteria

De student: Ja Nee

Heeft met de begeleider overlegd over de keuze van de cliënten;

Heeft het doel van de opdracht uitgelegd aan de werkbegeleider en collega’s die betrokken waren tijdens de uitvoering van het dagprogramma.

Heeft bij het samenstellen van het dagprogramma gebruik gemaakt van de cliënt gegevens.

Heeft beschreven op welke wijze de cliënt aan de activiteiten van het dagprogramma kan deelnemen.

Heeft de cliënten om medewerking gevraagd.

Is bij de samenstelling van het dagprogramma uitgegaan van de keuzes, de zelfredzaamheid en de autonomie van de cliënt.

De student heeft het dagprogramma met de cliënten geëvalueerd.

De student heeft , indien nodig, n.a.v. feedback van de cliënten of collega’s aanpassingen in het programma aangebracht.



Groep begeleiden

Leerdoel De student kan gedurende een dagdeel groepsbegeleiding verlenen aan maximaal 3 cliënten in een laagcomplexe zorgsituatie.



Zorg dat je beschikking hebt over de richtlijnen die je nodig hebt om desbetreffende cliënten te begeleiden.

Evaluatie Evalueer met behulp van de beoordelingscriteria.

Competentie C. Begeleiden, U. Omgaan met veranderingen een aanpassen T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Draag gedurende een dagdeel (ochtend of middag) zorg voor maximaal 5 cliënten in een laagcomplexe zorgsituatie waarbij begeleiding geboden wordt bij dagbesteding op minimaal 2 van de volgende activiteiten

- maaltijd (voor) bereiden en opdienen - boodschappenlijst maken en boodschappen doen - zorg voor huisdieren en/of bloemen en planten - doornemen van actualiteiten - een spelletje of een andere activiteit gericht op ontspanning

Werkwijze

Kies in overleg met je begeleider cliënten uit die geschikt zijn voor deze activiteit.

begeleid je cliënten gedurende een afgesproken dagdeel.

Bereid je voor door je te verdiepen in de dag – en activiteitenprogramma`s op de woongroep/afdeling

Plan je werkzaamheden in overleg met je begeleider en kies bij welke 2 activiteiten je begeleiding gaat geven

Begeleid de cliënten gedurende de hele dag zoveel mogelijk zelfstandig volgens de richtlijnen.

Stimuleer de zelfredzaamheid door geen handelingen of over te nemen die de cliënten zelf nog kunnen en stimuleer hen om zelf keuzes te maken.

Raadpleeg bij onduidelijkheden en twijfel je begeleider.

Evalueer tijdens en na de begeleidding met de cliënt.

Je rapporteert in het zorgdossier (in overleg met je begeleider) je bevindingen.

Evalueer met je begeleider met behulp van de beoordelingscriteria.



Groep begeleiden criteria De student:

Item samenwerken Ja Nee

heeft met de begeleider overlegd over de keuze van de cliënten;

heeft het doel van de activiteit uitgelegd aan de werkbegeleider en collega’s

Heeft de keuze voor 2 activiteiten bepaald, de bijbehorende richtlijnen bestudeerd en heeft dit besproken met de werkbegeleider.

heeft geluisterd naar feedback van collega’s en heeft haar/zijn gedrag of werkwijze zonodig aangepast

item houding

heeft de cliënten om medewerking gevraagd

heeft tijdens de uitvoering van de activiteiten aan de cliënten gevraagd hoe zij de begeleiding hebben ervaren.

toonde respect voor de cliënten door beleefd en correct gedrag

stimuleert de zelfredzaamheid door geen handelingen over te nemen die de cliënten zelf nog kunnen en zij/hij stimuleert de cliënt om zelf keuzes te maken.

heeft de cliënten gevraagd naar hun wensen en gaf hen de gelegenheid om over problemen en gevoelens te praten of te uiten

heeft bij onverwachte gebeurtenissen de juiste actie ondernomen en zo nodig tijdig de hulp ingeschakeld van een gediplomeerd verzorgende of andere discipline.

Item vaardigheden

De student heeft de begeleiding gegeven volgens de richtlijnen van de dagen activiteitenprogramma`s

De student heeft relevante gegevens verwerkt in het zorgplan

De student heeft de begeleiding verleend volgens de van de instelling



Activiteiten begeleiden

Leerdoel De student voert onder begeleiding een activiteit uit waarbij de cliënt kan oefenen met ander gedrag

Theorie Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 2 - Beroepshouding en Thema 3 – Sociale vaardigheden


Competentie C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen. E. Samenwerken R. Op de behoeften van de “klant” richten U. Omgaan met veranderingen en aanpassen

Activiteit

Motiveer een cliënt om een activiteit uit te voeren. Het gaat hierbij om een nieuwe activiteit of een activiteit waar een cliënt een (lichte) weerstand tegen heeft. De activiteit heeft als doel om te oefenen met ander gedrag.

Werkwijze


Je kiest in samenspraak met je werkbegeleider een cliënt die gaat oefenen met ander gedrag

Je maakt een methodisch opgesteld plan van aanpak

Je begeleidt de activiteit meerdere malen (minimaal 2).

Je beschrijft je bevindingen op een A-viertje

Je evalueert je verslag met je werkbegeleider. Ideeën

Een cliënt wil nooit mee doen met een spel, jij gaat de cliënt zo begeleiden dat deze wél gaat mee doen. Hoe pak je dit aan?

Een cliënt kan zelfstandig eten maar doet dit niet, jij begeleidt de cliënt naar zelfstandigheid, hoe pak je dit aan?

Een cliënt is inactief, jij stimuleert om actief mee te helpen met bv. het voorbereiden van de maaltijd (tafeldekken, aardappels schillen, afwassen etc.), hoe pak je dit aan?



Activiteiten begeleiden en overleggen over de aanpak en voortgang

Leerdoel De student voert onder begeleiding een activiteit uit waarbij de cliënt kan oefenen met ander gedrag

Theorie Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 2 - Beroepshouding en Thema 3 – Sociale vaardigheden Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een cliënt en zijn naasten


Competentie C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen. E. Samenwerken R. Op de behoeften van de “klant” richten U. Omgaan met veranderingen en aanpassen

Activiteit

Begeleidt, samen met je werkbegeleider, één of meerdere cliënten tijdens een activiteit. Overleg vooraf én tijdens de activiteit over de aanpak en voortgang

Werkwijze

Je bespreekt de aanpak van de uit te voeren activiteit met je werkbegeleider

Je voert de activiteit, samen met je werkbegeleider, uit.

Tussendoor overleg je over de aanpak en de voortgang

Je beschrijft je bevindingen op een A-viertje

Je evalueert je verslag met je werkbegeleider.



Activiteiten ontwikkelen

Leerdoel De student ontwikkelt een methodisch plan voor een activiteit

Theorie Boek De professionele werker in de maatschappelijke zorg Thema 2 - Beroepshouding en Thema 3 – Sociale vaardigheden Boek De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een cliënt en zijn naasten


Competentie E. Samenwerken Q. Plannen en organiseren R. Op de behoeften van de “klant” richten

Activiteit

Ontwikkel in overleg met de werkbegeleider een methodisch uitgewerkte activiteit

Werkwijze

Je bespreekt deze activiteit met je werkbegeleider

Je stelt een methodisch plan op voor een activiteit met één of meerdere cliënten

Je laat dit plan lezen aan je werkbegeleider en vraagt feedback.



Krant voorlezen

Leerdoel De student kan actueel nieuws (bijvoorbeeld uit de krant) voorlezen en bespreken met een groepje cliënten (max 5)

Theorie Boek Methodiek van Begeleiden Thema 2 Begeleiden van groepen

Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van de criterialijst

Competentie C. Begeleiden, U. Omgaan met veranderingen een aanpassen R. Op de behoefte van de klant richten

Activiteit

Lees een of meerdere onderwerpen uit de krant voor aan een groepje cliënten. Voer vervolgens een gesprekje over de voorgelezen onderwerpen. De opdracht duurt maximaal 20 minuten.

Werkwijze:

Je brengt het team op de hoogte van deze leeractiviteit en je overlegt met welke cliënt(s) jij deze activiteit doet

Je plant tijd en ruimte en aanwezigheid van je werkbegeleider Criterialijst

Item samenwerken/ planning Ja Nee

De student heeft een groepje van maximaal 5 cliënten geformeerd om de opdracht mee uit te voeren

De student heeft tijd en ruimte gereserveerd om de opdracht uit te voeren

De student heeft aanwezigheid van de werkbegeleider geregeld om de activiteit te beoordelen

De student heeft bronnenmateriaal verzameld

item houding/ vaardigheid

De student peilt of de aandacht van iedereen op hem/haar gericht is

De student leidt het onderwerp in

De student maakt contact door de anderen nu en dan aan te kijken

De student is goed verstaanbaar qua volume

De student heeft een goed spreektempo

De student kan desgevraagd het voorgelezen artikel samenvatten

De student peilt de reacties van de anderen

De student heeft de uitvoering geëvalueerd met het groepje cliënten



Spelinstructie

Leerdoel De student kan de werkwijze van een spel uitleggen aan cliënten en hen begeleiding geven tijdens de uitvoering


Type bij “google” gezelschapsspellen in. Ga vervolgens naar Lijst van gezelschapsspellen

Evaluatie De werkbegeleider beoordeelt de opdracht aan de hand van onderstaande criteria.


Activiteit

Kies een gezelschapsspel uit die je met een groep cliënten wilt gaan doen. Leg aan een groep cliënten uit hoe het spel werkt en begeleidt hen tijdens de uitvoering van het spel.

Criterialijst Ja Nee

De student heeft een geschikt groepje cliënten geformeerd

De student heeft het doel van de instructie uitgelegd

De student heeft kort en in logische volgorde de werkwijze/ spelregels uitgelegd

De student heeft gepeild of de instructie duidelijk is overgekomen

De student heeft antwoord gegeven op vragen en onduidelijkheden

De student peilt of de aandacht van iedereen op hem/haar gericht is

De student leidt het onderwerp in

De student maakt contact door de anderen nu en dan aan te kijken

De student is goed verstaanbaar qua volume

De student heeft een goed spreektempo

De student kan desgevraagd de instructie samenvatten

De student peilt de reacties van de anderen tijdens de uitvoering

De student heeft de uitvoering geëvalueerd met het groepje cliënten



Vragen stellen

Leerdoel De student kan door middel van een vraaggesprek de ervaringen peilen t.a.v. leven in een woongroep



Stel een lijst met vragen op die je zou willen stellen.

Evaluatie De werkbegeleider evalueert deze activiteit aan de hand van onderstaande criterialijst.


Activiteit

Stel minimaal 10 vragen op om er achter te komen hoe een cliënt “de groep” waarin hij leeft ervaart. Denk bij het opstellen van de vragen aan groepsgrootte, sfeer, interesse, voor-en nadelen, autonomie etc. Let op dat je open vragen maakt maar dat deze niet te veel het gesprek bepalen. Je mag tijdens het gesprek afwijken van je vragenlijst en andere vragen ervoor in de plaatst stellen. Voer een gesprek met een bewoner uit jouw instelling (maximaal 15 minuten) Schrijf een verslag van dit gesprek op1 A 4tje aan de hand van de criterialijst.

Criterialijst verslag

De student: Ja Nee

Heeft in het verslag zijn keuze voor een bepaalde cliënt duidelijk gemaakt

Heeft beschreven hoe en waar hij dit gesprek had gepland

Heeft in zijn verslag de vragen die hij gesteld heeft genoemd

Heeft de antwoorden van de cliënt in zijn verslag opgenomen

Heeft een beeld gegeven van de sfeer waarin het gesprek verliep

Heeft beschreven wat de bewoner van het gesprek vond

Heeft benoemd wat hij zelf goed en minder goed vond gaan tijdens het gesprek

Heeft toegelicht welke vragen hij goed en minder goed vond

Heeft aan het eind van zijn verslag zijn conclusie weergegeven t.a.v. de ervaringen van de cliënt in een woongroep en hij heeft aangegeven welke consequenties hier eventueel aan verbonden moeten worden



Rekentaken

nr. domein omschrijving datum paraaf

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24



25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

OPLEIDING Verzorgende-IG Medewerker Maatschappelijke Zorg...

Documents

Transcript of OPLEIDING Verzorgende-IG Medewerker Maatschappelijke Zorg...