Ons Utrecht Week 20 Journaliste Daan Westerink Wil De Dood Bespreekbaar Maken

1
Woensdag 19 mei 2010 UOE.1421.18 Heising, afkomstig uit Duitsland, deed in de jaren zeventig de oplei- ding visuele communicatie in Aken en daarna de kunstacademie in Wenen. In de tachtiger jaren kwam ze naar Utrecht, werkte als beeld- houwster, maar schilderde ook. Dat laatste heeft haar niet meer losgela- ten. Grote en kleine kleurige doeken staan in het atelier opgesteld en visualiseren een scala van menselij- ke wezens, vogels, vissen, in elkaar vervlochten motieven als handen, vleugels en runen-tekens. Niet alleen doeken, ook objecten staan in het atelier. “Ik ben gefascineerd door afval en dingen die kapot zijn. Weg- gegooide tegelfragmenten maak ik weer tot een geheel, beschilder ze en zo worden het echte schilderij- tjes.” Ze laat een stuk batikstof zien, dat ze deels beschilderd heeft met een voorstelling van Jonas die wordt opgeslokt door de walvis: de combi- natie van de gekleurde motieven van de stof en de voorstelling geeft een verrassend effect. Over een ander object: “Hier zie je een blaadje met een ontzettende kwetsbaarheid, een steentje en wat vormpjes, die ik heb samengebracht. Ik heb, geloof ik, een heler-syndroom, ik probeer alles heel te maken. Oude dingetjes, daar ga ik mee spelen. Het is een kinderlijk spel. Ik ben een vinder, ter- wijl ik niet weet wat ik zoek. Ik kijk gewoon. Daarom gooi ik ook niets weg.” Symbolen en tekens komen steeds weer terug in het werk van Heising. Ze laat een rond gipsobject zien met geheime tekens: “Ik maak ze zo geheim dat ik zelf niet weet wat het is. Maar dat hoeft ook niet” Ook de vier elementen (water, aar- de, lucht, vuur) vormen een vast the- ma in haar werk. Ze komen in haar schilderijen voor, maar ook meer concreet: gekleide objecten van tempels, gewijd aan vuur en aarde. En dan komt Heising met een humoristische variant op het gege- ven van de tempel. “Kijk, dit is een tempel voor mijn kwast, waar ik jarenlang mee geschilderd heb.” Het blijkt een houten drieluikje dat, als je het open doet, een gemonteerde kwast laat zien op het centrale deel. Ze geniet van de vrijheid om dit te kunnen maken. “Zonder subsidie, zonder Sociale Dienst. Ik heb het geluk dat ik nog altijd van mijn werk kan leven. Dat vind ik een grote rijk- dom.” We gaan naar haar (voltooide) schilderijen kijken. Die hangen in het deel van haar atelier dat zij geksche- rend het Louvre noemt. Elementen uit allerlei culturen zie je erin terug- komen. “Soms zeggen mensen: je was echt in Peru, hè? Nee hoor. Ik reis, maar dan in mijzelf. Mijn avon- tuur begint hier en de diepten zijn er eindeloos.” Ze laat een drietal schilderijen zien waarin ze na voltooiing ervan haar eigen verhaal (een worsteling in een bepaalde levensperiode) terug vond. “Mensen die hier naar kijken, hoe- ven dat helemaal niet te weten. Ze mogen hun eigen verhaal eraan ver- binden. Of gewoon opmerken: ach wat een heerlijke lentedag of wat een leuk zeilbootje. Soms zeggen mensen: het is zo vol in jouw schil- derijen. Voor mij bestaan geen lege ruimtes. Ruimte ervaar ik in vorm en kleur. Ik moet alles vol maken.” Bij Heising gaat het gebruik van tradi- tionele middelen samen met eigen- tijdse media: “Ik ben ontzettend blij met mijn iPhone. Ik heb een pro- grammaatje ontdekt en daar schilder ik mee. Alles met een vinger. Ik heb bewust gekozen voor een program- ma met een beperking - corrigeren is uitgesloten - maar juist die beperking geeft mij, net als bij het hakken in steen, een soort spontaniteit. Het is een hele snelle manier van werken met een ongelooflijke kracht qua kleurintensiteit. In anderhalf jaar heb ik bijna 1000 tekeningen gemaakt.” Een deel van deze digitale schilderij- tjes heeft ze gebruikt voor de uitgave van een weekkalender en losse kaar- ten, die te bestellen zijn via haar website (www.giselaheising.nl). Ze laat ook een doos ronde kaarten zien. “Deze kaarten ging ik beschil- deren met restjes verf van mijn palet. In eerste instantie als leuke plaatjes voor CD-hoesjes of onder- zetters. Op een gegeven moment vroeg ik mij af: waar ben ik nu mee bezig? Toen besloot ik bij het schilde- ren om alles toe te laten wat ging komen. Zo ontstonden 75 schilderij- tjes met intense krachtige kleuren. Intussen werkte ik ook al tien jaar lang als docent en mentor bij Coche- nille, een 3-jarige scholing vanuit het creatieve proces en transpersoonlijke levensvisie.” Daar begon ze met deze kaarten te werken. “Als mensen iets ernstigs hebben meegemaakt, is het niet makkelijk erover te praten. Deze kaarten hebben geen titel. Maar als mensen zo’n kaart zien, gaan ze erover praten en hebben niet in de gaten dat ze over zichzelf vertellen.” Als voorbeeld toont ze een kaart met een patroon van een rooster. “De een ziet er een appeltaart in en associeert het met verbinding en samenzijn, een ander ervaart de afbeelding als de tralies van een gevangenis.” De tauruskaarten zoals Heising ze noemt, gebruikte ze ook bij een bedrijf waar werknemers waren vast- gelopen. “Het helpt ze verder bij vra- gen als ‘waar sta ik in het bedrijf en waar wil ik naar toe?’ en wat ver- wacht ik van het bedrijf?” Inmiddels werken verschillende therapeuten en coaches met deze kaarten. Over het kijken naar de voorstellin- gen zegt ze: “Wees even kind. Dit is mijn les die ik ook bij mijn beeld- houwcursussen toepas.” Elke week begeleidt ze cursisten op de werf van de Nieuwegracht bij de Brigitten- brug. Werken naar voorbeeld, daar doet ze niet aan. “Ik stimuleer ze om het gesprek met de steen aan te gaan. Die steen heeft miljoenen jaren van alles in zich opgenomen. Communicatie vind ik een geweldig thema. Ik probeer mijn cursisten naar zichzelf toe te brengen en van daaruit vorm te geven aan de steen.” Bij Gisela Heising draait het vooral om communicatie De beeldhouwcursisten aan het werk op de werf van de Nieuwegracht bij de Brigittenbrug. (Foto: Jetty Krijnen) Door Jetty Krijnen O p de zolder van een monumentaal pand aan de Koningslaan heeft Gisela Heising haar atelier, dat uit verschillende ruimtes bestaat. De makkelijk te verwarmen kleine ruimte voor de winter heeft ze zojuist verruild voor de grote lichte kamer die ze ’s zomers benut. Ze waakt ervoor dat haar vader last krijgt van haar pubergedrag. Hij wordt daarom op haar initiatief niet lastig gevallen met telefoontjes van school als ze een keer een les heeft gemist. Ik regel alles zelf wel, is vanaf dan het credo. De sterke drang om te overle- ven wordt met de dag meer en meer gevoed. Ze vertrekt van Twente naar Utrecht en na de School voor Journalistiek vindt ze een baan bij de NCRV. Ver- volgens zoekt ze haar heil bij Ende- mol, waar ze jarenlang redacteur is en programmaformats bedenkt. Car- rièretechnisch gezien gaat het haar voor de wind. Tot ze op haar 32ste haar vader verliest. Een hartaanval wordt hem fataal. Voor Westerink reden om het roer in de journalistiek om te gooien. Haar succesvolle car- rière in de televisiewereld zegt ze vaarwel, rouw wordt haar 'niche' als journalist. Vrienden van haar kunnen er geen chocola van maken. Och, meid, je bent nog zo jong, wordt er verschei- dene keren opgemerkt. Westerink deert het niet: ze wil de dood bespreekbaar maken. Ze ontdekt dat er voor jongeren nog weinig litera- tuur over rouw voorhanden is en besluit te kiezen voor het schrijven van verhalen met een laag ‘emo- gehalte’. “De dood is zo iets intens. Je stijgt als individu uit boven het gebruikelijke op het moment dat een naaste komt te overlijden. Daar schrijf ik over: kracht. Ik schrijf niet over jongeren omdat ik ze zielig vind, ik wil jonge- ren hun eigen kracht laten zien.” Volgens Westerink zie je niet aan jon- geren dat ze rouwen. Dat ondervindt ze ook op 'haar' School voor Journa- listiek in Utrecht waar ze nu zelf twee dagen in de week lesgeeft. Hier merkt ze dat school soms puur als afleiding dient voor jongeren. “De confrontatie komt pas als ze thuisko- men en dát ziet niemand. Het is belangrijk om verteld te krijgen.” Daarom schreef ze het boek 'Verder zonder jou', waarin 28 jongeren aan het woord komen over het verlies van een naaste op jonge leeftijd. Westerink: “'Verder zonder jou' moet voor die jongeren een handvat bie- den.” Volgens Westerink zijn er veel men- sen die op jonge leeftijd een ouder, broer of zus verliezen en dat tijdelijk of voor langere tijd negeren. Ze pra- ten er niet over. “Blijkbaar moet er toch iets van oerkracht in je zitten, waardoor je het aankunt om te rou- wen. Niet iedereen kan die kracht direct vinden.” Toch weigert Weste- rink de jongeren met satijnen hand- schoentjes te behandelen. Als jonge- ren zichzelf zielig vinden, gaat ze daar tegenin. “Daar krijg je bij mij de kans niet voor. Je bent niet eeuwig slacht- offer, hoe rot het ook voor je is.” Het mag gerust een understatement genoemd worden: een gezin in rouw is geen leuk gezelschap. Maar hulp van buitenaf moet in de ogen van Westerink wel zorgvuldig aangebo- den worden. “Niks is zo vervelend als iemand die langs komt, puur om te praten. Je denkt als jongere al snel: gadverdamme, we moeten er wéér over lullen. Er wordt wel eens gedacht dat wanneer jongeren thuis niet praten over verlies, er dan iets mis is. Dat is onzin. Ze willen er alleen niet de hele tijd met volwasse- nen over praten. Maar als ze positief contact blijven houden met leeftijds- genoten is dat een goed teken. ” Wat wel helpt? Mensen om je heen die niet alleen maar met je meehui- len. Westerink: “Een gezin in rouw kan heel snel in eenzaamheid verval- len. Daarom moet je voor de kinde- ren heel veel tijd steken in het creë- ren van een veilige haven, een solide basis. Dingen die gewoon zijn, moe- ten gewoon blijven.” Als voorbeeld noemt Westerink een jongen die voorheen elke zaterdag met zijn onlangs overleden vader naar het voetbal ging. “Zoek in zulke gevallen naar iemand die het kind vertrouwt en laat diegene hem wekelijks naar het voetbal brengen. Heel praktisch denken. Die persoon moet niet voor plaatsvervangend vader willen spelen. Maar het is wel fijn dat iemand er gewoon op vaste tijden is.” Westerink weet dat er in de samenle- ving over het algemeen weinig com- passie is met rouwende mensen. Ze gaat uit van het principe dat wanneer de dood bespreekbaar is, het alle- maal een stuk minder eng is. ”Anek- dotes over mijn periode bij Endemol doen het altijd goed op feestjes. Maar als ik over de dood begin, komt het ineens heel dichtbij. Daarover spreken, is voor heel veel mensen waanzinnig confronterend. In de Amsterdam Arena met een biertje in je hand André Hazes herdenken is geen punt, maar aan je buurvrouw vragen hoe het écht met haar is, drie maanden nadat haar man is overle- den, zit er niet in.” En dat terwijl in die periode het ver- driet misschien wel het heftigst is, weet Westerink. “Als een vriendin van je haar vader verliest, dan kan het zijn dat ze de eerste maanden totaal afwezig is, nergens zin in heeft en na een half jaar huilbuien krijgt. Je kan op een gegeven moment denken: de hele tijd dat gedoe om haar dode vader, nu wil ik wel weer dat het net als eerst is. Maar dat kost tijd." Daan Westerink 'Verder zonder jou' Uitgeverij Ten Have 19,90 euro De 3e druk verscheen in april. Journaliste Daan Westerink maakt de dood bespreekbaar Westerink ontdekt dat er voor jongeren nog weinig literatuur over rouw voor- handen is. (Foto: Lisa Matulessya) Door Merlijn Ensing D aan Westerink is na de dood van haar moeder geen veertien meer. Ze transformeert: allerhande puberale zorgen verdrijft ze naar de achter- grond, verantwoordelijkheid wordt vanaf dat moment met een hoofd- letter geschreven.

description

\' “De dood is zo iets intens. Je stijgt als individu uit boven het gebruikelijke op het moment dat een naaste komt te overlijden. Daar schrijf ik over: kracht. Ik schrijf niet over jongeren omdat ik ze zielig vind, ik wil jongeren hun eigen kracht laten zien.” Volgens haar zie je niet aan jongeren dat ze rouwen. Dat ondervindt ze ook op de School voor Journalistiek in Utrecht waar ze twee dagen in de week lesgeeft. Hier merkt ze dat school soms puur als afleiding dient voor jongeren. “De confrontatie komt als ze thuiskomen en dát ziet niemand. Het is belangrijk om verteld te krijgen.”\'

Transcript of Ons Utrecht Week 20 Journaliste Daan Westerink Wil De Dood Bespreekbaar Maken

Page 1: Ons Utrecht Week 20 Journaliste Daan Westerink Wil De Dood Bespreekbaar Maken

Woensdag 19 mei 2010UOE.1421.18

Heising, afkomstig uit Duitsland,deed in de jaren zeventig de oplei-ding visuele communicatie in Akenen daarna de kunstacademie inWenen. In de tachtiger jaren kwamze naar Utrecht, werkte als beeld-houwster, maar schilderde ook. Datlaatste heeft haar niet meer losgela-ten.Grote en kleine kleurige doekenstaan in het atelier opgesteld envisualiseren een scala van menselij-ke wezens, vogels, vissen, in elkaarvervlochten motieven als handen,vleugels en runen-tekens. Niet alleendoeken, ook objecten staan in hetatelier. “Ik ben gefascineerd doorafval en dingen die kapot zijn. Weg-gegooide tegelfragmenten maak ikweer tot een geheel, beschilder zeen zo worden het echte schilderij-tjes.”Ze laat een stuk batikstof zien, dat zedeels beschilderd heeft met eenvoorstelling van Jonas die wordtopgeslokt door de walvis: de combi-natie van de gekleurde motievenvan de stof en de voorstelling geefteen verrassend effect. Over eenander object: “Hier zie je een blaadjemet een ontzettende kwetsbaarheid,een steentje en wat vormpjes, die ikheb samengebracht. Ik heb, geloofik, een heler-syndroom, ik probeeralles heel te maken. Oude dingetjes,daar ga ik mee spelen. Het is eenkinderlijk spel. Ik ben een vinder, ter-wijl ik niet weet wat ik zoek. Ik kijkgewoon. Daarom gooi ik ook nietsweg.”Symbolen en tekens komen steedsweer terug in het werk van Heising.Ze laat een rond gipsobject zien metgeheime tekens: “Ik maak ze zogeheim dat ik zelf niet weet wat hetis. Maar dat hoeft ook niet”

Ook de vier elementen (water, aar-de, lucht, vuur) vormen een vast the-ma in haar werk. Ze komen in haarschilderijen voor, maar ook meerconcreet: gekleide objecten vantempels, gewijd aan vuur en aarde.En dan komt Heising met eenhumoristische variant op het gege-ven van de tempel. “Kijk, dit is eentempel voor mijn kwast, waar ikjarenlang mee geschilderd heb.” Hetblijkt een houten drieluikje dat, als jehet open doet, een gemonteerdekwast laat zien op het centrale deel.Ze geniet van de vrijheid om dit tekunnen maken. “Zonder subsidie,zonder Sociale Dienst. Ik heb hetgeluk dat ik nog altijd van mijn werkkan leven. Dat vind ik een grote rijk-dom.” We gaan naar haar (voltooide)schilderijen kijken. Die hangen in hetdeel van haar atelier dat zij geksche-rend het Louvre noemt. Elementenuit allerlei culturen zie je erin terug-komen. “Soms zeggen mensen: jewas echt in Peru, hè? Nee hoor. Ikreis, maar dan in mijzelf. Mijn avon-tuur begint hier en de diepten zijn ereindeloos.”Ze laat een drietal schilderijen zienwaarin ze na voltooiing ervan haareigen verhaal (een worsteling in eenbepaalde levensperiode) terug vond.“Mensen die hier naar kijken, hoe-ven dat helemaal niet te weten. Zemogen hun eigen verhaal eraan ver-binden. Of gewoon opmerken: achwat een heerlijke lentedag of wateen leuk zeilbootje. Soms zeggenmensen: het is zo vol in jouw schil-derijen. Voor mij bestaan geen legeruimtes. Ruimte ervaar ik in vorm enkleur. Ik moet alles vol maken.”Bij Heising gaat het gebruik van tradi-tionele middelen samen met eigen-tijdse media: “Ik ben ontzettend blij

met mijn iPhone. Ik heb een pro-grammaatje ontdekt en daar schilderik mee. Alles met een vinger. Ik hebbewust gekozen voor een program-ma met een beperking - corrigeren isuitgesloten - maar juist die beperkinggeeft mij, net als bij het hakken insteen, een soort spontaniteit. Het iseen hele snelle manier van werkenmet een ongelooflijke kracht quakleurintensiteit. In anderhalf jaar hebik bijna 1000 tekeningen gemaakt.”Een deel van deze digitale schilderij-tjes heeft ze gebruikt voor de uitgavevan een weekkalender en losse kaar-ten, die te bestellen zijn via haarwebsite (www.giselaheising.nl). Zelaat ook een doos ronde kaartenzien. “Deze kaarten ging ik beschil-deren met restjes verf van mijnpalet. In eerste instantie als leukeplaatjes voor CD-hoesjes of onder-zetters. Op een gegeven momentvroeg ik mij af: waar ben ik nu mee

bezig? Toen besloot ik bij het schilde-ren om alles toe te laten wat gingkomen. Zo ontstonden 75 schilderij-tjes met intense krachtige kleuren.Intussen werkte ik ook al tien jaarlang als docent en mentor bij Coche-nille, een 3-jarige scholing vanuit hetcreatieve proces en transpersoonlijkelevensvisie.”Daar begon ze met deze kaarten tewerken. “Als mensen iets ernstigshebben meegemaakt, is het nietmakkelijk erover te praten. Dezekaarten hebben geen titel. Maar alsmensen zo’n kaart zien, gaan zeerover praten en hebben niet in degaten dat ze over zichzelf vertellen.”Als voorbeeld toont ze een kaart meteen patroon van een rooster. “Deeen ziet er een appeltaart in enassocieert het met verbinding ensamenzijn, een ander ervaart deafbeelding als de tralies van eengevangenis.”

De tauruskaarten zoals Heising zenoemt, gebruikte ze ook bij eenbedrijf waar werknemers waren vast-gelopen. “Het helpt ze verder bij vra-gen als ‘waar sta ik in het bedrijf enwaar wil ik naar toe?’ en wat ver-wacht ik van het bedrijf?” Inmiddelswerken verschillende therapeutenen coaches met deze kaarten.Over het kijken naar de voorstellin-gen zegt ze: “Wees even kind. Dit ismijn les die ik ook bij mijn beeld-houwcursussen toepas.” Elke weekbegeleidt ze cursisten op de werfvan de Nieuwegracht bij de Brigitten-brug. Werken naar voorbeeld, daardoet ze niet aan. “Ik stimuleer ze omhet gesprek met de steen aan tegaan. Die steen heeft miljoenenjaren van alles in zich opgenomen.Communicatie vind ik een geweldigthema. Ik probeer mijn cursistennaar zichzelf toe te brengen en vandaaruit vorm te geven aan de steen.”

Bij Gisela Heising draait het vooral om communicatie

DDee bbeeeellddhhoouuwwccuurrssiisstteenn aaaann hheett wweerrkk oopp ddee wweerrff vvaann ddee NNiieeuuwweeggrraacchhtt bbiijj ddee BBrriiggiitttteennbbrruugg..((FFoottoo:: JJeettttyy KKrriijjnneenn))

DDoooorr JJeettttyy KKrriijjnneenn

OOpp ddee zzoollddeerr vvaann eeeenn mmoonnuummeennttaaaall ppaanndd aaaann ddee KKoonniinnggssllaaaann hheeeeffttGGiisseellaa HHeeiissiinngg hhaaaarr aatteelliieerr,, ddaatt uuiitt vveerrsscchhiilllleennddee rruuiimmtteess bbeessttaaaatt.. DDeemmaakkkkeelliijjkk ttee vveerrwwaarrmmeenn kklleeiinnee rruuiimmttee vvoooorr ddee wwiinntteerr hheeeefftt zzee zzoojjuuiisstt

vveerrrruuiilldd vvoooorr ddee ggrroottee lliicchhttee kkaammeerr ddiiee zzee ’’ss zzoommeerrss bbeennuutt..

Ze waakt ervoor dat haar vader lastkrijgt van haar pubergedrag. Hij wordtdaarom op haar initiatief niet lastiggevallen met telefoontjes van schoolals ze een keer een les heeft gemist.Ik regel alles zelf wel, is vanaf dan hetcredo. De sterke drang om te overle-ven wordt met de dag meer en meergevoed.Ze vertrekt van Twente naar Utrechten na de School voor Journalistiekvindt ze een baan bij de NCRV. Ver-volgens zoekt ze haar heil bij Ende-mol, waar ze jarenlang redacteur isen programmaformats bedenkt. Car-rièretechnisch gezien gaat het haarvoor de wind. Tot ze op haar 32stehaar vader verliest. Een hartaanvalwordt hem fataal. Voor Westerinkreden om het roer in de journalistiekom te gooien. Haar succesvolle car-rière in de televisiewereld zegt zevaarwel, rouw wordt haar 'niche' alsjournalist.Vrienden van haar kunnen er geenchocola van maken. Och, meid, jebent nog zo jong, wordt er verschei-dene keren opgemerkt. Westerinkdeert het niet: ze wil de doodbespreekbaar maken. Ze ontdekt dater voor jongeren nog weinig litera-tuur over rouw voorhanden is enbesluit te kiezen voor het schrijvenvan verhalen met een laag ‘emo-

gehalte’.“De dood is zo iets intens. Je stijgt alsindividu uit boven het gebruikelijkeop het moment dat een naaste komtte overlijden. Daar schrijf ik over:kracht. Ik schrijf niet over jongerenomdat ik ze zielig vind, ik wil jonge-ren hun eigen kracht laten zien.”Volgens Westerink zie je niet aan jon-geren dat ze rouwen. Dat ondervindtze ook op 'haar' School voor Journa-listiek in Utrecht waar ze nu zelf tweedagen in de week lesgeeft. Hiermerkt ze dat school soms puur alsafleiding dient voor jongeren. “Deconfrontatie komt pas als ze thuisko-men en dát ziet niemand. Het isbelangrijk om verteld te krijgen.”Daarom schreef ze het boek 'Verderzonder jou', waarin 28 jongeren aanhet woord komen over het verliesvan een naaste op jonge leeftijd.Westerink: “'Verder zonder jou' moetvoor die jongeren een handvat bie-den.”Volgens Westerink zijn er veel men-sen die op jonge leeftijd een ouder,broer of zus verliezen en dat tijdelijkof voor langere tijd negeren. Ze pra-ten er niet over. “Blijkbaar moet ertoch iets van oerkracht in je zitten,waardoor je het aankunt om te rou-wen. Niet iedereen kan die krachtdirect vinden.” Toch weigert Weste-

rink de jongeren met satijnen hand-schoentjes te behandelen. Als jonge-ren zichzelf zielig vinden, gaat ze daartegenin. “Daar krijg je bij mij de kansniet voor. Je bent niet eeuwig slacht-offer, hoe rot het ook voor je is.”Het mag gerust een understatementgenoemd worden: een gezin in rouwis geen leuk gezelschap. Maar hulpvan buitenaf moet in de ogen vanWesterink wel zorgvuldig aangebo-den worden. “Niks is zo vervelend alsiemand die langs komt, puur om tepraten. Je denkt als jongere al snel:gadverdamme, we moeten er wéérover lullen. Er wordt wel eensgedacht dat wanneer jongeren thuisniet praten over verlies, er dan ietsmis is. Dat is onzin. Ze willen eralleen niet de hele tijd met volwasse-nen over praten. Maar als ze positiefcontact blijven houden met leeftijds-genoten is dat een goed teken. ”Wat wel helpt? Mensen om je heendie niet alleen maar met je meehui-len. Westerink: “Een gezin in rouwkan heel snel in eenzaamheid verval-len. Daarom moet je voor de kinde-ren heel veel tijd steken in het creë-ren van een veilige haven, een solidebasis. Dingen die gewoon zijn, moe-ten gewoon blijven.”Als voorbeeld noemt Westerink eenjongen die voorheen elke zaterdagmet zijn onlangs overleden vadernaar het voetbal ging. “Zoek in zulkegevallen naar iemand die het kindvertrouwt en laat diegene hemwekelijks naar het voetbal brengen.Heel praktisch denken. Die persoonmoet niet voor plaatsvervangend

vader willen spelen. Maar het is welfijn dat iemand er gewoon op vastetijden is.”Westerink weet dat er in de samenle-ving over het algemeen weinig com-passie is met rouwende mensen. Zegaat uit van het principe dat wanneerde dood bespreekbaar is, het alle-maal een stuk minder eng is. ”Anek-dotes over mijn periode bij Endemoldoen het altijd goed op feestjes.Maar als ik over de dood begin, komthet ineens heel dichtbij. Daaroverspreken, is voor heel veel mensenwaanzinnig confronterend. In deAmsterdam Arena met een biertje inje hand André Hazes herdenken isgeen punt, maar aan je buurvrouwvragen hoe het écht met haar is, drie

maanden nadat haar man is overle-den, zit er niet in.”En dat terwijl in die periode het ver-driet misschien wel het heftigst is,weet Westerink. “Als een vriendin vanje haar vader verliest, dan kan het zijndat ze de eerste maanden totaalafwezig is, nergens zin in heeft en naeen half jaar huilbuien krijgt. Je kanop een gegeven moment denken:de hele tijd dat gedoe om haar dodevader, nu wil ik wel weer dat het netals eerst is. Maar dat kost tijd."

Daan Westerink'Verder zonder jou'Uitgeverij Ten Have19,90 euroDe 3e druk verscheen in april.

Journaliste Daan Westerink maakt de dood bespreekbaar

WWeesstteerriinnkk oonnttddeekktt ddaatt eerr vvoooorr jjoonnggeerreenn nnoogg wweeiinniigg lliitteerraattuuuurr oovveerr rroouuww vvoooorr--hhaannddeenn iiss..

((FFoottoo:: LLiissaa MMaattuulleessssyyaa))

DDoooorr MMeerrlliijjnn EEnnssiinngg

DDaaaann WWeesstteerriinnkk iiss nnaa ddee ddoooodd vvaann hhaaaarr mmooeeddeerr ggeeeenn vveeeerrttiieenn mmeeeerr.. ZZeettrraannssffoorrmmeeeerrtt:: aalllleerrhhaannddee ppuubbeerraallee zzoorrggeenn vveerrddrriijjfftt zzee nnaaaarr ddee aacchhtteerr--ggrroonndd,, vveerraannttwwoooorrddeelliijjkkhheeiidd wwoorrddtt vvaannaaff ddaatt mmoommeenntt mmeett eeeenn hhooooffdd--

lleetttteerr ggeesscchhrreevveenn..