Oefenen Met Ontleden
Transcript of Oefenen Met Ontleden
Oefenen met ontleden
Ontleden leer je door te doen
Stappenplan van ontleden1. Zoek de persoonsvorm (PV)
* Maak de zin vragend, de PV komt vooraan de zin te staan.
2. Benoem het onderwerp (O) * Wie of wat doet de handeling?
3. Benoem het werkwoordelijk gezegde (WG) * Dit zijn alle werkwoorden in een zin.
4. Kijk of er een lijdend voorwerp in de zin staat (LV) * Deze vind je door te vragen: wie of wat + onderwerp + gezegde
5. Kijk of er een meewerkend voorwerp in de zin staat (MV) * Deze vind je door te vragen: aan of voor wie + LV + O + WG
6. Benoem de bijwoordelijke bepalingen (BWB)
* Dit is het antwoord op de ‘wwh-vragen’: Waar? Wanneer? Waardoor? Hoe?
* Woorden als niet, soms, altijd enz. zijn ook BWB
Oefeningen
Ontleed de zinnen
Gebruik het stappenplan en ontleed
onderstaande zinnen. Benoem de gevraagde zinsdelen
en kijk naar de antwoorden. Klik vervolgens
het juiste antwoord aan.
Doe je best!
Benoem de PV en het onderwerp
1. Daar weet ik echt niets van!
• Daar = PV
ik = O
• weet = PV
ik = O• niets = PV
ik = O
Goed!Ga door met de volgende zin.
Zin 2
Fout…
Tip: maak de zin vragend, de PV komt dan vooraan te staan.
Terug naar de zin
Benoem de PV, het onderwerp en het WG
2. Ik ga met mijn vrienden zwemmen.
• ga = PV
mijn vrienden = O
ga zwemmen = WG• ga = PV
ik = O
ga zwemmen = WG• ga = PV
ik = O
zwemmen = WG
Yes! Goed geantwoord
Ga door met zin 3
Fout..
Denk goed na, het onderwerp vertelt wie de handeling doet.
Terug naar de zin
Helaas..
Tip: het WG bestaat uit alle werkwoorden in een zin
Zin 2
Benoem de PV, het onderwerp en het WG
3. Jij zou dat best even kunnen doen.• zou = PV
jij = O
zou kunnen doen = WG• kunnen = PV
jij = O
zou best kunnen = WG• zou = PV
jij = O
zou best even kunnen doen = WG
Helemaal goed!
Ga door met zin 4
Verder
Probeer het nog eens..
Denk er aan: het WG bestaat alleen uit werkwoorden
Terug
Zin 4: benoem het onderwerp, het WG en het LV
Ik wil best een cadeautje krijgen.
• een cadeautje = O wil krijgen = WG best = LV• ik = O wil best krijgen = WG een cadeautje = LV• ik = O wil krijgen = WG een cadeautje = LV
Nee..
Denk erom: een LV is het antwoord op de vraag ‘wie of wat + O + WG’
Terug naar zin 4
Nee..
Je weet, een WG bestaat alleen uit werkwoorden.
Terug naar zin 4
Whoehoe, helemaal goed!
Ga door naar zin 5
Benoem de PV, het onderwerp en het LV
5. Hij wil een nieuwe voetbal.
• Hij = PV wil = O nieuwe = LV• wil = PV Hij = O voetbal = LV• wil = PV Hij = O een nieuwe voetbal = LV
Denk nog eens goed..
Verdeel de zin eens in zinsdelen, het LV bestaat uit één heel zinsdeel.
Ga terug
Goal!
Heel goed, ga zo door.
zin 6
Benoem het volgende: O, WG, LV en MV
6. De buurvrouw heeft een taart voor mijnmoeder gebakken.
• mijn moeder = O heeft gebakken = WG De buurvrouw = LV een taart = MV• De buurvrouw = O heeft gebakken = WG voor mijn moeder = LV een taart = MV• De buurvrouw = O heeft gebakken = WG een taart = LV voor mijn moeder = MV
Hou alles goed uit elkaar..
LV = wat + O + WG?
MV= voor wie + O + WG + LV?
Probeer het nog eens
Super! Je doet het goed.
Ga snel door
Benoem alle BWB’s uit de zin
7. Gister ben ik met de auto naar het station gegaan.
• Gister, met de auto, naar het station• Gister, met de auto, het station, gegaan• Gister, ik, de auto, het station
Hmmm..
Een BWB is het antwoord op vragen als:
Wanneer? Waarheen? Waarom? Hoe?
Kijk nog eens goed en kies het juiste antwoord
Geweldig!
Je bent bijna klaar, nog 3 zinnen te gaan..
Volgende
Oké, je bent goed bezig.
We gaan nu kijken of je het echt hebt begrepen. De laatste 3 zinnen zijn al
ontleed, alleen jij moet kiezen welk van de drie opties de juiste ontleding is.
Doe je best!
8. Morgen ga ik nieuwe schoenen kopen.• kopen= PV ik= O ga kopen=WG nieuwe schoenen=MV morgen=BWB
• ga= PV nieuwe schoenen= O ga kopen=WG ik=LV morgen=BWB
• ga = PV ik = O ga kopen = WG nieuwe schoenen = LV morgen = BWB
Helaas, denk nog eens aan de vragen die je moet stellen..
PV: maak de zin vragendO: wie doet de handelingWG: alle werkwoordenLV: wat + O + WGMV: voor wie + O + WG + LVBWB: antwoord op de ‘wwh-vragen’
Terug naar de zinT
Je snapt het echt!
Zin 9
9. Mijn oom heeft mij een voetbal gegeven voor mijn verjaardag.
• heeft = PV
mijn oom = O
een voetbal = LV
voor mijn verjaardag = MV• heeft = PV
mijn oom = O
een voetbal = LV
mij = MV• heeft = PV
mijn oom = O
voor mijn verjaardag = BWB
een voetbal = MV
Hoe vind je het MV?
• Aan wie + LV + WG + O
Terug
Heel goed gedaan, laat nog één keer zien dat je het snapt.
Ga naar de laatste zin
10. Kees heeft een kilo bananen gekocht bij de groenteboer.
• heeft = PV Kees = O gekocht = WG een kilo bananen = LV bij de groenteboer = MV• heeft = PV Kees = O heeft gekocht = WG een kilo bananen = LV bij de groenteboer = BWB• gekocht = PV Kees = O heeft gekocht = WG bij de groenteboer = LV een kilo bananen = MV
Heel goed gedaan
Je bent klaar.
Nee..
Denk nog eens heel goed na.
terug naar de zin