Nicaragua Reporter

16
Reporter NICARAGUA nieuws VREDESEILANDEN Twintig jaar geleden bevond Nicaragua zich in het oog van de storm. De Sandinistische guerrilleros kwamen er aan de macht via een revolutie. De reactie van Washington liet niet op zich wachten. De Verenigde Staten financierden massaal een oorlog die het land compleet destabiliseerde. Wat overbleef was: het armste land van het continent, verwoest door een langdurige oorlog. Liesbet Walckiers maakte die jaren mee. Ze ging kijken hoe het geteisterde Midden-Amerikaanse land de nasleep ervan heeft overleefd. Meer dan een kwarteeuw lang was Liesbet Walckiers (1944°) journaliste voor de openbare omroep. Eerst enige tijd voor de televisie, daarna voor de radio. Daar vond ze voorgoed haar draai toen ze zich ging verdiepen in het woelige Latijns-Amerika van de jaren zeventig en tachtig. Er kwam ook een boek uit: Dansen op de vulkaan. Latijns-Amerika op de drempel van de éénentwintigste eeuw (Globe, 1995). De afgelopen jaren werkte ze freelance, steeds rond thema’s van de Noord-Zuid proble- matiek. Ze is voorzitter van het Noord-Zuid-pers- agentschap IPS-Vlaanderen. VREDESEILANDEN NIEUWS | TIJDSCHRIFT VAN DE VZW VREDESEILANDEN | VERSCHIJNT IN JANUARI-APRIL-JUNI-AUGUSTUS-OKTOBER | JAARGANG 28 NR 4 | EDITIE JUNI 2008 | AFGIFTEKANTOOR 8500 | KORTRIJK 1-2E AFD | P108038 | VERANTWOORDELIJKE UITGEVER: JAN AERTSEN, BLIJDE INKOMSTSTRAAT 50, 3000 LEUVEN Foto: Iris Verschaeve

Transcript of Nicaragua Reporter

Page 1: Nicaragua Reporter

ReporterNICARAGUA nieuwsVREDESEILANDEN

Twintig jaar geleden bevond Nicaragua zich in het oog van de storm. De Sandinistische guerrilleros kwamen er aan de macht via een revolutie. De reactie van Washington liet niet op zich wachten. De Verenigde Staten financierden massaal een oorlog die het land compleet destabiliseerde. Wat overbleef was: het armste land van het continent, verwoest door een langdurige oorlog. Liesbet Walckiers maakte die jaren mee. Ze ging kijken hoe het geteisterde Midden-Amerikaanse land de nasleep ervan heeft overleefd.

Meer dan een kwarteeuw lang was Liesbet Walckiers (1944°) journaliste voor de openbare omroep. Eerst enige tijd voor de televisie, daarna voor de radio. Daar vond ze voorgoed haar draai toen ze zich ging

verdiepen in het woelige Latijns-Amerika van de jaren zeventig en tachtig. Er kwam ook een boek uit: Dansen op de vulkaan. Latijns-Amerika op de drempel van de éénentwintigste eeuw (Globe, 1995). De afgelopen jaren werkte ze freelance, steeds rond thema’s van de Noord-Zuid proble-matiek. Ze is voorzitter van het Noord-Zuid-pers-agentschap IPS-Vlaanderen.

VREDESEILANDEN NIEUWS | TIJDSCHRIFT VAN DE VZW VREDESEILANDEN | VERSCHIJNT IN JANUARI-APRIL-JUNI-AUGUSTUS-OKTOBER | JAARGANG 28 NR 4 | EDITIE JUNI 2008 | AFGIFTEKANTOOR 8500 | KORTRIJK 1-2E AFD | P108038 | VERANTWOORDELIJKE UITGEVER: JAN AERTSEN, BLIJDE INKOMSTSTRAAT 50, 3000 LEUVEN

Foto

: Ir

is V

ersc

haev

e

Page 2: Nicaragua Reporter

> 2

Haast vier weken lang hebben meer dan vijftienhonderd mensen – volwassenen en kinderen – de toegang verhinderd tot de reusachtige vuilnisbelt van Managua, la Chureca. De vrachtwagens van de stedelijke vuilnisophaaldienst mochten er niet meer op. Al die tijd bleef het vuil zich opstapelen in de straten van de hoofdstad. Met de onvermijdelijke problemen van dien voor de openbare hygiëne, zeker in de ondragelijke hitte vlak vóór het begin van het regenseizoen.Wat was het probleem? Al die mensen leven van wat ze dagelijks inzamelen op het stort. De meest onvoorstelbare rommel brengt op allerlei parallelle markten wat geld op. Maar veel van die spullen zijn de laatste tijd aanzienlijk in waarde gestegen: koper en andere metalen bijvoorbeeld zijn sinds enige tijd door de grote internationale vraag dure en dus gegeerde grondstoffen. En net daarom worden die materialen nu door de bedienden van de ophaaldienst vooraf uit het vuil geselecteerd. Dat pikken de armoezaaiers niet. Voor hen is dit een broodwinning, ze zien het als oneerlijke concur-rentie. Vandaar de slag om de vuilnisbelt. De opstand van de havelozen, zeg maar. Dit is Nicaragua, het armste land van het Amerikaanse continent.

Wat voorafgingEr was een tijd dat Nicaragua met argusogen door de internationale gemeenschap werd gevolgd. Dat waren de jaren tachtig, de woelige jaren in Latijns-Amerika. Zoals de meeste andere kleine landen in Midden-Amerika, was Nicaragua traditioneel het privé wingewest geweest van een kleine groep fami-lies, die hun rijkdom hadden opge-bouwd dank zij het grootgrondbe-zit. Het specifieke van Nicaragua bestond erin dat één van die fami-lies erin slaagde een ware politieke dynastie uit te bouwen, die tiental-len jaren aan de macht bleef. Het land behoorde haast volledig toe aan de Somoza’s, hun verwanten en hun vrienden. De drie achtereenvol-gende presidenten van de Somoza-dynastie (vader en twee zonen) bestuurden het land met ijzeren hand, met de hulp van een uitge-breide Nationale Garde, die zowat

fungeerde als hun privé-leger. Toen in 1972 een aardbeving de hoofd-stad Managua volledig verwoestte en er een enorme internationale solidariteitscampagne op gang kwam, stak Anastasio Somoza het ingezamelde geld gewoon op zak.

Tegen die extreme vorm van dicta-tuur ontstond in de jaren zeventig een gewapende verzetsorganisatie, die het bewind wou omverwer-pen: het Sandinistisch Nationaal Bevrijdingsfront, zo genoemd naar Sandino, de legendarische leider van een volksopstand uit de jaren dertig. En hoewel er in die tijd heel wat soortgelijke guerrillabe-wegingen opereerden in het conti-nent, zijn de Sandinisten de enigen geweest die er in slaagden –naar het voorbeeld van de Cubanen- een dictator met de wapens te verslaan. De Nationale Garde had nochtans op

bijzonder bloedige wijze gepoogd de opstand te onderdrukken.Tot op het laatst hadden de Verenigde Staten Somoza gesteund, de woorden indachtig van president Franklin D. Roosevelt over zijn vader, destijds: ‘He may be a son of a bitch, but at least he is our son of a bitch’. Uiteindelijk ging hij door de knieën toen een breed front van alle bevol-kingslagen en diverse oppositiepar-tijen zich schaarde achter de gewa-pende revolutionairen. Die namen de macht over in 1979.

Hoewel de Sandinisten zich uitdruk-kelijk hadden uitgesproken voor een gemengde economie, steeg het wantrouwen in Washington al snel ten top. Ronald Reagan was daar pas verkozen, de koude oorlog had de wereld verdeeld in twee blok-ken die vijandig tegenover elkaar stonden en de leiders in Managua

staken hun bewondering voor de Cubaanse revolutie niet onder stoe-len of banken. Het Witte Huis en het Pentagon beschreven president Daniel Ortega als de gewapende arm van Havana en Moskou, die de revolutie zou uitdragen in het hele continent. De spanning esca-leerde en mondde binnen de kort-ste keren uit in een Amerikaanse handelsblokkade tegen Nicaragua. U.S.-vliegtuigen dropten mijnen in de haven van Corinto. President Reagan bewapende de contra’s, een bende anti-Sandinisten die van over de grens het land bestookten en overal vernieling zaaiden, met een uitgesproken voorkeur voor schooltjes of medische projecten. Aan het offensief van de Verenigde Staten kwam slechts een einde na de verkiezingsnederlaag van de Sandinisten, in 1990. Wat overbleef was een puinhoop.

Foto

: Pa

tric

k De

Spi

egel

aere

Page 3: Nicaragua Reporter

3 <

Nicaragua nu

Nicaragua is het armste land van het continent. In het halfrond doet alleen Haïti het nog slechter. De voornaamste bron van inkomsten is het geld dat de uitwijkelingen overmaken aan hun thuisgeble-ven familieleden. Met honderddui-zenden zitten ze in de Verenigde Staten of in het buurland Costa Rica, waar ze het vuile werk opknappen. Naar het juiste aantal kan slechts bij benadering gegist worden. Er zijn namelijk heel wat mensen bij met een illegaal statuut. Volgens de Wereldbank vormen die familiale stortingen uit het buitenland, de remesas, de helft van het inkomen voor 20% van de achtergebleven gezin-nen. En voor nog eens 40% andere betekenen ze bijna de helft van het beschikbare geld. De emigran-ten zijn dus veruit de voornaamste inkomensbron voor het land.

Redenen zijn er te over om te emigreren. Er komt maar geen einde aan. In 1972 wordt de hoofdstad en een deel van het land haast van de kaart geveegd door een reusachtige aardbeving. Tijdens de jaren zeventig was er de gewapende opstand tegen de dictatuur. In de jaren tachtig hadden de rebellen van de contra het gemunt op burgerdoelen. In1998 werd Nicaragua getroffen door de orkaan Mitch ,één van de hevigste uit de geschiedenis, en vorig jaar was het de beurt aan een andere cycloon, Felix. Telkens weer trekt er een spoor van vernie-ling door het land. Telkens weer moet er heropgebouwd worden. En intussen ging het niet al te best met de landbouw. Van de katoen-teelt is haast niets overgebleven. Koffie is het voornaamste export-product. Maar daar word je allesbe-halve rijk van. De schommelingen van de koffieprijs op de wereld-

markt, de onvoorspelbaarheid van natuurrampen, het zijn allemaal factoren die de kleine boeren niet in de hand hebben. De afgelo-pen jaren zijn veel koffieboeren ermee gestopt omdat ze het niet meer zagen zitten. De wereldwij-de stijging van de voedselprijzen moedigt nu de verbouwing aan van andere gewassen, maar dat is nog maar een pril begin. En er staan nog heel wat vraagtekens bij de toekomstige evolutie in die sector.

Het mag dan ook niet verbazen dat de tweede bron van inkom-sten niet de koffie is, maar wel de internationale samenwerking. Zowel de officiële ontwikkelings-samenwerking als de vele buiten-landse NGO’s die investeren in het land. Ze zijn inderdaad niet te tellen: van overal komen ze en van het meest uiteenlopende plui-mage. NGO’s die vaak met de beste bedoelingen projecten uitwerken.

Ze wegen mee op het beleid van het land. Het paternalisme is dan ook nooit veraf. Op elk niveau zijn ze te vinden, de grote en kleine instellingen die hun best doen om zich te schikken naar de wensen van de geldschieters. Maar hier en daar voel je ook wel de reflex om zich daar tegen af te zetten, om zelf het roer in handen te houden.

De relatie met de politieke overheid is een heikel punt voor de ontwik-kelingsorganisaties. Het probleem is dubbel. In hoeverre word je als NGO gebruikt, laat staan gemanipu-leerd door de regeerders. En omge-keerd, in hoeverre wordt de samen-werking ondergeschikt gemaakt aan de eigen voorwaarden van de ontwikkelingsorganisatie. Dat is overal wel zo. Maar Nicaragua is door het recente verleden een heel bijzonder geval. Onder het Sandinistische regime was er een totale verweving van de diverse basisorganisaties (vakbond, vrou-wen, boeren, enz) met de regerings-partij en dus ook met het bewind. Buitenlandse organisaties die er kwamen werken stonden uitdrukke-lijk positief tegenover de politieke lijn die werd gevolgd. Ze steun-den de revolutie en veroordeelden bijvoorbeeld het vijandige beleid van Washington tegen Nicaragua. Na de verkiezingsnederlaag van de Sandinisten in 1990 kwam daar verandering in. De NGO’s die bleven stonden voor een moeilijke

keuze: Sandinistische organisaties blijven steunen, maar nu in de oppositie, of zich zo onafhankelijk mogelijk opstellen. Of met de rege-ring samenwerken… Maar vooral na 1996, toen de rechtse, door en door corrupte, Arnaldo Alemán tot president werd verkozen, bleek dat een vrij onwaarschijnlijke optie. Zo werd in die tijd een deel van de hoofdstad heropgebouwd met overheidshulp van –internationaal toch wel erg geïsoleerde- Taiwan. Nicaragua was uitermate gepolari-seerd geraakt. En dat bleek meer dan ooit na het voorbijtrekken van de orkaan Mitch. Naar gelang het gemeentebestuur in de dorpen rechts of Sandinistisch gekleurd was, werd de hulp uitgedeeld aan de eigen aanhangers. En president Alemán stak publiek de pluim op zijn eigen hoed voor de enorme internationale hulpverlening die op gang was gekomen. In zo’n cliën-telistische maatschappij wordt het voor een NGO een haast onmoge-lijke opdracht om niet te worden gebruikt.

De toestand is nu wel erg veran-derd, maar toch blijft het moeilijk. Sinds de verkiezingen in 2006 zijn de Sandinisten weer aan de macht. Dat moet ongetwijfeld een aantal sociale klemtonen garanderen. Maar omdat ze aanvoelden dat ze te zwak stonden om alleen te regeren hadden ze vooraf een pact gesloten met hun aartsvijand, de

Foto

: Be

rt W

ally

n

Page 4: Nicaragua Reporter

> 4

Foto

: Pa

tric

k De

Spi

egel

aere

Page 5: Nicaragua Reporter

5 <

rechtse partij van oud-president Alemán (intussen tot twintig jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens corruptie en witwasprak-tijken). Dat heeft geleid tot een hele reeks compromissen, maar dat betekent ook grote tegenstellingen binnen de huidige coalitieregering. De meest controversiële toege-ving van Daniel Ortega kwam er al nog vóór hij tot president werd verkozen. Onder druk van de –zeer machtige- Kerk en in ruil voor een aantal sociale maatregelen legde hij zich neer bij het voorstel van zijn rechtse bondgenoot om abor-tus bij wet weer volledig te verbie-den. Een geweldige opdoffer voor de trouwe kern van zijn aanhan-gers, vooral onder de vrouwen. Die wetswijziging is onder andere een reden geweest waarom Zweden zijn ontwikkelingshulp heeft stop-gezet. Een land dat altijd zeer gul was geweest in Nicaragua. De vraag blijft moeilijk: is dat inmen-ging in binnenlandse zaken, zoals de toenmalige Zweedse ambassa-

drice te horen heeft gekregen? Of heeft een donor het recht afstand te nemen van een politiek waar hij het helemaal niet mee eens is? Met eventueel nadelige gevolgen voor een bevolking die niets te maken heeft met de regeringsbe-slissing…

NGO’s hebben het op het eerste zicht makkelijker. Zij kunnen kiezen om samen te werken met organisaties waarvan ze de lijn en de werking ook inhoudelijk steu-nen, ook al wijkt die af van het regeringsbeleid. Ze kunnen zich dus onafhankelijker opstellen. In Nicaragua is dat maar gedeel-telijk waar. Neem nu UNAG, een overkoepelende bond van kleine en middelgrote boeren, een haast vanzelfsprekende partner voor wie met deze mensen wil samenwer-ken. De Sandinisten zijn nog zeer aanwezig in UNAG, dat merk je zodra je medewerkers in het veld tegenkomt. En de vermenging is overduidelijk aan de top: de huidi-

ge minister van landbouw is een vroegere leider - overigens nog altijd vice-voorzitter - van UNAG, zijn voornaamste adviseur is er de huidige voorzitter van en staat meteen aan het hoofd van het overheidsinstituut voor landbouw-ontwikkeling. Politici dus die daar duidelijk met twee petjes zitten. Een kritische opstelling wordt dan al gauw afgestraft: net als presi-dent Alemán destijds is Daniel Ortega onlangs scherp uitgevaren

tegen wat hij de macht van de NGO’s noemt. Het is een moei-lijke discussie, maar feit is dat in Nicaragua, veel meer dan elders in Latijns-Amerika, de invloed van de ontwikkelingsorganisaties op de samenleving weegt. Daar zijn ongetwijfeld heel wat rede-nen voor, maar er zijn zeker twee bepalende factoren geweest: eerst en vooral het afbrokkelen van de sociedad civil, de georganiseerde maatschappij, na de verkiezings-nederlaag van de Sandinisten in 1990 en vervolgens de vloed aan buitenlandse hulpverleningsorga-nisaties die het land overspoelden na de doortocht van de orkaan Mitch, in 1998, en toen de herop-bouw in handen hebben genomen. Voor een NGO die zich respecteert is het dansen op een slappe koord tussen paternalisme aan de ene kant en meewerken aan cliëntelis-tische praktijken anderzijds. Het beste middel om een evenwichtige relatie uit te bouwen is wellicht mee te werken aan de uitbouw van de sociedad civil, met onafhanke-lijke en mondige basisorganisaties.

Nul hongerOp de coöperatie Santa Rosa, nabij Ocotal, worden we vriendelijk en ontspannen ontvangen. Wij, dat zijn Carolina, van Vredeseilanden Nicaragua, en Armando, van UNAG, de bond van kleine en middelgrote boeren. Don Jose, de voorzitter nodigt ons uit om in de schaduw te komen zitten, samen met enkele van zijn kompanen. Mannen en vrou-

wen, oud en jong, ze glimlachen verlegen, maar als hen gevraagd wordt het woord te nemen, zie je dat ze dat gewoon zijn. Hier wordt doorgaans een flink stukje verga-derd, dat merk je. Zoals Santa Rosa zijn er niet veel coöperaties overge-bleven. Het is een collectief bedrijf. Het land, een vroeger grootgrond-bezit, dat ze aan de landhervorming

hebben overgehouden, wordt samen bewerkt. Het is nu al drieëntwintig jaar geleden dat ze de eigendoms-titel hebben verkregen –één enkele voor alle gezinnen samen- en het draait goed. Dit model heeft het op erg weinig plaatsen uitgehouden. De meeste coöperaties bestaan nu uit boeren die elk hun lap grond bewerken, maar het beheer en de commercialisering samen aanpak-ken. Niet zo in Santa Rosa. Niet alleen bewerken ze de grond samen, ze hebben ook een molen waarmee alle leden van de coöperatie maïs en koffie malen, ze planten gezamen-lijk jonge boompjes om het bosbe-stand op peil te houden , ze orga-niseren samen de inenting van het vee. Dat vee is wel privé-bezit van elk afzonderlijk, maar de coöperatie waarborgt dat er voldoende graas-grond is. Bonen, pepers, citroenen, sinaasappelen, avocado’s, tomaten, sla, kolen, yucca (maniok), dat produceren ze voor de markt, onder meer de uitvoer naar Honduras.

Ze hebben al die jaren ook op hun strepen leren staan. ‘Vroeger durf-den we zelfs niet de stem te verhef-fen om met vreemde mensen te praten’, zegt don Jose. Ze waren toen bijna allemaal analfabeet,

intussen kunnen ze bijna allemaal lezen en schrijven. Ze zijn naar de burgemeester van het nabijgelegen Ocotal gestapt om twee bijkomende onderwijzers te vragen voor hun schooltje. Sindsdien kunnen hun kinderen alle jaren van het basison-derwijs op de coöperatie volgen. En er zijn intussen al 80 jongeren die voortstuderen. Ooit zijn ze begon-nen met 37 families, nu zijn het er 107. Samen zijn dat 647 mensen, kinderen inbegrepen. Sinds een paar jaar hebben ze stromend water, elektriciteit en –daar zijn ze bijzon-der trots op- nu ook telefoon.

Toch betekent dat niet dat de armoede is uitgebannen in de gemeenschap. Verschillende gezin-nen komen er in aanmerking voor het armoedebestrijdingprogramma dat door de regering is opgezet. Dat programma heeft de naam Hambre Cero meegekregen, Nul Honger, dus. Naar een soortgelijk programma dat enige tijd geleden is opgezet door president Lula in Brazilië. Enkelen hier op Santa Rosa hebben hun deel al ontvangen. Een jong stel neemt ons mee om hun aanwinst te bewonderen: in een splinternieuwe kraal staat een koe, met naast haar een kalfje. De koe heet Murillo,

We zijn geen vogels,

die leven van de lucht

We zijn geen vissen,

die leven van het water

We zijn mensen,

die leven van het land

BERNARDINO

DIAZ OCHOA

(stichter van de Nicaraguaanse

boerenbond UNAG)

Verschillende gezinnen, zoals dit koppel, komen in aanmerking voor het armoedebestrijdingsprogramma van de overheid, dat de naam “Nul honger” heeft gekregen.

Foto

: Li

esbe

t W

alck

iers

Page 6: Nicaragua Reporter

> 6

wordt mij met een grote glimlach verteld. Rosario Murillo is de naam van de -nogal prominente- presi-dentsvrouw, de vrouw van Daniel Ortega. Ik vraag mij nog altijd af of het ironisch bedoeld is… Op termijn moet het programma de voedselveiligheid van 75.000 arme boerengezinnen waarborgen. Dat cijfer is niet lukraak vastgelegd. Het staat voor de allerarmsten onder de bevolking van kleine en middel-grote boeren. Die worden samen op ruim 171.000 geschat. Elk van die armste gezinnen ontvangt een (gedekte) koe, een varken, enkele kippen en materiaal om er een hok voor te bouwen. En ze krijgen er ook zaaigoed bij. Het is geen gift. Het wordt beschouwd als een lening, voor een bedrag van 2.000 dollar, die ze moeten afbetalen.

Die terugbetaling wordt bekostigd door de verkoop van de biggen en de kalveren die ze zo gaan kweken. De koe en de zeug mogen ze vooral niet verkopen, dat is hun kapi-taal. Daar berust het hele systeem op. Een essentieel punt van het programma is dat de dieren eigen-dom worden van de vrouw in het gezin. Altijd, ook als de man daar niet zo gelukkig mee is. Zoals de man die op een informatieverga-dering boos opsprong en riep: ‘De vrouw is van mij, dus is de koe ook van mij!’ Er wordt van uitgegaan –en daar zijn alle boerenorgani-saties het over eens- dat de vrouw de continuïteit vertegenwoordigt in het gezin en dus niet geneigd zal zijn dat kapitaal van de hand te doen. Vrouwen staan er overigens ook om bekend dat ze zeer fideel

leningen terugbetalen. Hambre Cero bestaat onder die naam nog maar één jaar, maar de regering heeft het idee –met enkele wijzigin-gen- overgenomen van een met de Sandinisten gelieerde NGO, CIPRES, die het eerder al had uitgeprobeerd met 4.500 gezinnen. Ze hebben er dus al enige ervaring mee, waar de regering nu op voortbouwt. Wat wij willen, zeggen ze ons daar, is niet alle gezinnen in Nicaragua bijstaan. Wij willen een geldig alternatief bieden voor de bestrijding van de honger. En we zij blij dat dit nu ook een prioriteit is voor de regering.

De hele onderneming moet zich-zelf nog bewijzen, natuurlijk. Maar hogerhand leeft duidelijk het besef dat landbouw in de huidige context essentieel is. En in de eerste plaats

de rol van kleine en middelgrote boeren, die onder de vorige regerin-gen verwaarloosd zijn. Sinds 1990 is de aandacht van het beleid volle-dig gegaan naar de agro- business, de industriële exportlandbouw. Met gewassen als katoen en aardnoot, bijvoorbeeld. En uiteraard naar de veeteelt. Terwijl CIPRES heeft uitgerekend dat 70 procent van de landbouwgrond wordt bewerkt door kleine en middelgrote boeren, die samen staan voor 75 procent van de voedselproductie. Nu de spectaculaire stijging van de voed-selprijzen wereldwijd ongerust-heid veroorzaakt, is het dus uiterst dringend die kleine en middelgrote landbouw te gaan steunen.

Lees verder op pag. 8

“De koe heet Murillo, wordt mij met een grote glimlach verteld. Rosario Murillo is de naam van de -nogal prominente- presidentsvrouw. Ik vraag mij nog altijd af of het ironisch bedoeld is…”

Foto

: Li

esbe

t W

alck

iers

Page 7: Nicaragua Reporter

ROOD OF ZWART

Rijst en bonen. Dat is het dagelijks dieet van een Midden-Amerikaan. Zwarte bonen in heel wat landen. Rode bonen in Nicaragua. Toen er op een bepaald moment ook in Nicaragua door een aantal produ-centen op zwarte bonen werd over-geschakeld, stuitte dat op alge-meen verzet van de consument. Maar geen nood, het land heeft een overschot aan bonen en de gehate zwarte groente dient voor de export naar het buitenland, waar ze gretige afnemers vindt. Er zitten weinig grondstoffen in de Nicaraguaanse ondergrond. Landbouwproducten, voedsel dus, dat is zijn rijkdom. De spectacu-laire stijging van de voedselprij-zen op de wereldmarkt is op het eerste gezicht een goede zaak voor Nicaragua. Het ondermaatse inko-men van de boeren kan er alleen maar beter van worden, zo lijkt het. Toch is het op langere termijn een tweesnijdend zwaard. Want voor hun eigen consumptie moeten ze natuurlijk ook meer gaan neer-tellen. En ook voor brandstof, openbaar vervoer, zaaigoed… Voor stadsmensen is het nu al een ramp. Die hebben geen lapje grond waarop ze voor eigen verbruik wat groenten kunnen verbouwen. En door de stijging van de brand-stofprijzen is ook het openbaar vervoer op korte tijd veel duurder geworden. Daarvoor heeft de rege-ring een kleine tegemoetkoming gedaan, maar dat is niet meer dan een druppel op een hete plaat.

Wat ook de nabije toekomst moge brengen, bonen (rode dan) hebben een sterke mythische, historische betekenis voor de Nicaraguaan, zoals in heel de regio. Het staat ook voor voedselzekerheid, voor

inheemse zelfredzaamheid. Het herontdekken van traditionele gewassen, dat is vrij nieuw in het land. Onder de Somoza-dicta-tuur hadden de grootgrondbe-zitters de prioriteit gelegd bij extensieve veeteelt. Alleen oudere mensen kennen nog de vroegere groenten en kruiden. Daar groeit nu een nieuwe interesse voor (hoewel groenten door de meeste Nicaraguanen nog steeds minach-tend als gras worden beschouwd!). Er wordt weer gezocht naar oude, inheemse soorten zaaigoed, om de kwaliteit van het product op te voeren. Boeren zetten zaadbanken op voor uitwisselingen.

Die hele trend dreigt op termijn te verdwijnen, als we niet waakzaam zijn. Latijns-Amerika slaagt er niet echt in een dam op te werpen tegen de toenemende golf van genetisch gemanipuleerde gewas-sen. Of wil het niet. En één van de kenmerken die multinational Monsanto zijn producten heeft meegegeven, is dat ze maar één seizoen meegaan. Boeren moeten dus voor elke oogst opnieuw van die zaden kopen. Dat betekent het einde van de zaadbanken en –uitwisselingen. Nu is het verbou-wen van genetisch gemanipuleerde gewassen momenteel wel bij wet verboden in Nicaragua. Maar toen ik landbouwminister Ariel Bucardo vroeg of daar binnen de regering een consensus over bestond, begon hij hartelijk te lachen. ‘Tenminste, met de president wel…’, was het antwoord. Met andere woorden, er zijn zeker ministers die vatbaar zijn voor de druk van de multina-tionale agro-business. Overigens, zo voegde hij er aan toe, de invoer kunnen we niet tegenhouden. En

tussen de geïmporteerde produc-ten zijn er heel wat die genetisch gemanipuleerd materiaal bevatten.

Nicaraguaanse Frijol –zoals de boon ginds heet- moet dus ook de buurlanden bevoorraden. Zo wordt er traditioneel naar Honduras uitgevoerd. Maar de jongste tijd zijn twee heel nieuwe markten aangeboord. Eerst en vooral wat zo mooi de mercado nostálgico wordt genoemd, de nostalgische markt. Bedoeld zijn de Hispanics, de uitgeweken Latijns-Amerikanen in de Verenigde Staten, die graag ‘zoals thuis’ willen eten en de nodige ingrediënten laten invoe-ren. En daarnaast zijn er de eerste tekenen van de toenadering tussen

7 <

Nicaragua en het Venezuela van president Hugo Chavez, binnen de prille alliantie, de ALBA, waar-bij ook Bolivia is toegetreden. Venezuela kampt momenteel met een tekort aan sommige voedsel-producten. Het levert goedkope olie aan Nicaragua. In ruil voor een grootscheeps exportprogramma van zwarte bonen. En er is intussen ook al een eerste zending vertrokken van enkele honderden melkkoeien. Bonen zijn dus niet alleen belang-rijk voor het eigen verbruik. De kleine boeren moeten met ander woorden ook geholpen worden bij de toegang tot de plaatselijke markt en tot de uitvoer.

Foto

: Ir

is V

ersc

haev

e

Foto

: Li

esbe

t W

alck

iers

Foto

: Li

esbe

t W

alck

iers

Page 8: Nicaragua Reporter

> 8

Vredeseilanden in Midden AmerikaIn Nicaragua heet Vredeseilanden VECO. Dat staat voor de afkor-ting van Vredeseilanden Country Office, het plaatselijk kantoor van Vredeseilanden. Dat bekt alleszins beter voor wie geen Nederlands spreekt. Het regionaal verband in Nicaragua, Costa Rica en Honduras opereert dan weer onder de afkor-ting VECOMA: Vredeseilanden Midden-Amerika. Vredeseilanden heeft een lange weg afgelegd. Traditioneel is er altijd veel aandacht gegaan naar de famili-ale landbouw, de kleine boeren in het Zuiden, de zwaksten onder de zwakken. De laatste jaren is er een serieuze koerswijziging inge-zet. Gedaan met tractoren leveren, gebouwtjes neerzetten, materiaal financieren, projecten opzetten die prompt weer ineenstorten wanneer de buitenlandse steun opdroogt.

Vredeseilanden wil af van ontwik-kelingssamenwerking die zichzelf onmisbaar maakt.

Op een zwoele avond in Estelí, tegen de achtergrond van een legertje tjilpende krekels, legt Carolina Ulmos, de verantwoor-delijke voor het Nicaragua-programma van Vredeseilanden, het mij van naaldje tot draadje uit. Het uiteindelijke streefdoel, zo vertelt ze, is de georganiseerde boerenfamilies weerbaar maken.

Empowerment, zoals dat in het jargon heet. ‘Georganiseerd’, dat is het woord waarop hier de klemtoon ligt. De boeren duidelijk maken dat ze alleen maar de concurren-tie aankunnen met de industriële landbouw en het gevecht voor een eerlijke verloning als ze dat samen aanpakken. Op hun eentje zullen ze daar nooit is slagen, staan ze veel te zwak. Daarom wordt er samengewerkt met georganiseerde partners. Coöperaties, bijvoor-beeld, of vrouwengroeperingen, overkoepelende organisaties voor de verwerking of vermarkting van producten, netwerken voor biolo-gische landbouw, consumentenor-ganisaties. Maar het hoeven niet altijd zulke groeperingen te zijn. Er wordt ook samengewerkt met de privé-sector: een verwerkings-fabriekje, een sociaal geëngageerd

bedrijf, dat kan ook. De medewer-kers van Vredeseilanden voeren zelf geen projecten uit op het terrein. Ze denken samen met de plaatselij-ke partnerorganisaties na over hun werking, brengen hen in contact met andere actoren, zetten proef-projecten op, ondersteunen waar dat nodig blijkt. Hun uiteindelijke bedoeling is altijd: zich op termijn overbodig maken, zorgen dat de boeren zelf hun lot in handen nemen en er beter van worden. Het veron-derstelt een heel leerproces. Voor

een deel groeit dat uit de praktijk, maar het wordt ook begeleid via vormings- en opleidingsprogram-ma’s. Of via onderzoek, bijvoorbeeld naar de meest rendabele producten. Samenwerkingsverbanden worden op die manier begeleid, ze worden niet meer door Vredeseilanden zelf uitgewerkt. Het is geen makkelijke omschake-ling. NGO’s worden door de betrok-kenen nog heel erg gezien als een soort van sinterklazen, die gul blijven uitdelen zo lang je erom vraagt. En –het moet gezegd- heel wat buitenlandse organisaties passen ook nog in dat patroon. De partners van Vredeseilanden hebben het er soms moeilijk mee. Ze begrijpen het niet altijd. Dat heb ik herhaaldelijk gemerkt tijdens mijn rondreis. Het cliënte-lisme zit er diep ingebakken bij de

Nicaraguanen. Daar van afstappen, zonder de indruk te wekken dat je ze in de steek laat, die boodschap moet je duidelijk overbrengen. Dat is zeker één van de lastigste taken voor de medewerkers.

Hoe vertaalt die nieuwe betrok-kenheid zich in de praktijk? Het voornaamste doel, dat steeds voor ogen wordt gehouden, is: de boeren helpen om zich een toegang tot de markt te banen. Daarmee wordt bedoeld, naar gelang van de groep

en het product dat ze verbouwen: de lokale markt of de export. De belangrijkste partner daarvoor is UNAG, de grootste bond van kleine en middelgrote boeren, die over een uitgebreid netwerk beschikt in het hele land. In het Noorden wordt er bijvoorbeeld gewerkt met koffieboeren, met telers van bonen. Een vrouwengroep wordt gesteund die eigen gekweekte biologische groenten verkoopt op de markt van de noordelijke stad Ocotal. Er is ook steun voor een pas opgestart coöperatief melk- en kaasfabriekje. In het Zuiden is er een samenwer-king met boeren en boerinnen die biologische producten telen, zoals honing, kurkuma en sesamzaad. En er wordt ook nauw samengewerkt met UNAG om te lobbyen op het vlak van landbouw- en handels-beleid. Er is een enorme inhaal-

beweging nodig, want de vorige –rechtse- regeringen hebben de sector van de familiale landbouw zwaar verwaarloosd. Maar UNAG is niet alleen zalig-makend. Zo is een groep vrouwen uit de bond gestapt, uit protest tegen het feit dat ze niet werden gehoord door het bestuur. Ze hebben een vrouwenvakbond opge-richt; FEMUPROCAN. Ze doen aan vorming en alfabetisering onder de boerinnen. En enkele onder hen hebben een marktje opgezet langs de Panamericanaweg naar het Noorden, waar ze de groenten verkopen die ze samen met hun mannen verbouwen. Ze hebben er ook een kleine zadenbeurs opgezet, waar ze vorming geven over inheemse zaden, om andere boeren aan te moedigen terug te

Foto

: Li

esbe

t W

alck

iers

“Het uiteindelijke

streefdoel is de boer-

enfamilies weerbaar

maken. En hen duideli-

jk maken dat ze alleen

maar het gevecht voor

een eerlijke verloning

aankunnen als ze dat

samen aanpakken. Op

hun eentje zullen ze

daar nooit in slagen”

Lees verder op pag. 10

Page 9: Nicaragua Reporter

9 <

Vredeseilanden in Midden Amerika

Mocht Nicaragua ooit op zoek zijn naar een nieuwe vlag, met een nieuw symbool erin, dan zou dat rustig een plastic zak mogen zijn. Overal slingeren ze rond, langs alle wegen, op elk erf, in alle straten. Wanneer je met de bus uit het zuidelijke buurland Costa Rica binnenrijdt, is er geen vergis-sing mogelijk: waar de zwermen gebruikte plastic zakken beginnen, begint Nicaragua. Ecologisch besef, zo blijkt, is er nog niet echt inge-burgerd.

Akkoord, het is slechts een detail, maar wel de uiting van een ruim verspreide mentaliteit. Essentiëler is de enorme ontbossing die hele stukken van het tropische regen-woud heeft vernietigd. Jarenlang is kostbaar hout via de moeilijk controleerbare Atlantische kust uit het land illegaal uitgevoerd. Ook het dagelijks gebruik van brandhout om eten klaar te maken is een zware belasting voor het milieu. Er beginnen regeringsmaat-regelen te komen om dat tegen te gaan, maar de weg is nog lang. En ook in de huizenbouw moet er op het gebruik van hout bezuinigd worden. In een overlevingsecono-mie als de Nicaraguaanse wordt milieubewustzijn nog vaak als een luxe ervaren. Dat geldt ook voor biologische voeding. Paradoxaal genoeg is dat minder een zorg voor de allerarmsten, die vaak de middelen niet hebben om pesti-ciden of kunstmeststof te kopen. Hun maïs, bonen en bananen, hun honing zijn doorgaans biologisch. Uit armoede. Zodra er aan schaal-vergroting wordt gedacht –en zeker voor de export- wordt er wel naar chemicaliën gegrepen.

Ten tijde van de dictatuur was de grond in handen van enkele fami-lies, die aan extensieve landbouw deden. Maar er was vooral veeteelt, voor de uitvoer. Dat bracht onrechtstreeks ook wijzigingen mee in het voedselpatroon van de Nicaraguanen. Eten, dat was: vlees

eten. Als je het kon betalen. Dat was een teken van welstand, niet iedereen kon zich dat veroorlo-ven. Het vergt bijgevolg heel wat overtuigingskracht om de mensen ervan te overtuigen dat het ook anders kan. En chemische behan-deling was een bewijs van vakken-nis. In heel de regio, overigens. Een topverantwoordelijke van de koffiecoöperaties in Costa Rica zei me ooit: ‘Toen we destijds in de Verenigde Staten voor ingenieur studeerden werd ons met handen en voeten uitgelegd hoe alle heil kwam van de kunstmeststoffen. Nu leggen ze ons –alweer- met handen en voeten- uit hoe diezelf-de kunstmeststoffen uit den boze

zijn’. Want inderdaad, de bio-trend komt in de eerste plaats overge-waaid uit het buitenland, vooral dan uit de Verenigde Staten. Daar zijn op enkele jaren tijd talloze nichemarkten ontstaan, vooral voor biologische koffie. En ook in Europa merken we dat bijvoor-beeld het fairtrade publiek meestal samen valt met het bio-publiek. Maar in hoeveelheden uitgedrukt blijft dat een marginale markt. Toch is organico –het Spaanse woord voor biologisch- momenteel een sleutelwoord. Omdat er vraag naar is via de alternatieve kanalen en vooral omdat er hogere prijzen voor geboden worden.

Ook Vredeseilanden moedigt zijn partners aan om zo duurzaam mogelijk te produceren. Dat kan - maar hoeft niet noodzakelijk - biologisch te zijn. Maar dan in de eerste plaats met de bedoeling het thema op de lokale markt binnen te loodsen. Het brengt ook organi-saties samen van divers pluimage , die elkaar vinden omdat ze –onder meer- bezig zijn met één of andere vorm van biologische landbouw. Die dan bijvoorbeeld –zoals in het stadje Carazo- samen een bio-winkeltje open houden en samen naar de markt trekken met hun bio-producten. Op vormingssessies wordt uitgelegd hoe je op organi-sche wijze de chemische behande-ling kunt vervangen. Dat dit beter is voor je gezondheid, kwamen ze mij met overtuiging vertellen. Maar of de kopers dan ook bereid waren

daar meer geld voor neer te tellen, zoals dat in Europa en de Verenigde Staten het geval is? Daar keken ze van op. Integendeel, om klanten te werven zijn de vrouwen van de coöperatie in Ocotal bijvoorbeeld begonnen hun zelfgeteelde groen-ten op de markt van aan te bieden onder de marktprijs. Iets waar ze prompt mee zijn gestopt na een rel omdat ze door de traditionele verkoopsters werden beschuldigd van concurrentievervalsing. Nu hebben ze hun prijzen afgestemd op die van de andere kramen. Maar hogere prijzen, nee, dan zouden ze nog geen komkommer verkocht krijgen! In een arm land als Nicaragua blijft betaalbaarheid verkoopsargument nummer één.

Bio

Foto

: Li

esbe

t W

alck

iers

“Organico – het Spaanse

woord voor biologisch

– is momenteel het

sleutelwoord. Omdat

er vraag naar is via

alternatieve kanalen en

vooral omdat er hogere

prijzen voor geboden

worden”

Page 10: Nicaragua Reporter

> 10

grijpen naar traditionele zaden, die worden hergebruikt en ook onder elkaar geruild. De druk van de multinationale zaadproducen-ten is immers nooit veraf. En er is een begin gemaakt met een klein wegrestaurant, waar ze hun eigen producten klaarmaken. Een kersverse partner is NICARAOCOOP, die coöperaties groepeert waar veel aandacht gaat naar biologische productie. Ze beheren een bedrijf waar ze eigen maïs roosteren en bonen drogen. En organiseren de export van bio-producten naar het buurland Costa Rica. Onder meer honing, jam, chocolade en natuurlijk koffie en bonen.

Dat biologische accent staat ook centraal in de plannen van Vredeseilanden om in de toekomst meer op regionaal vlak te gaan werken. In Midden-Amerika wordt daarmee bedoeld: niet alleen Nicaragua, maar ook de buur-landen Costa Rica en Honduras. Landen die, hoewel ze vaak soort-gelijke producten op de markt

brengen, een zeer verschillende graad van ontwikkeling kennen. Honduras steekt Nicaragua naar de kroon als armste land van der regio, terwijl Costa Rica het naar Latijns-Amerikaanse normen erg goed doet. Zo staat de zorg voor het milieu vrij hoog op de agenda van de Costaricaanse regering. Je kunt over een aantal aspecten ervan wel kritiek hebben –zo is het soms meer retoriek dan effectieve prak-tijk- maar feit is dat er bijvoorbeeld werk wordt gemaakt van de strijd tegen ontbossing. Intussen staat Nicaragua op dat punt nog zogoed als nergens. De jongste regering heeft wel een aantal maatregelen afgekondigd, bijvoorbeeld om de verkoop van hout in te perken, maar ze is er voorlopig nog niet in echt in geslaagd de plundering van het tropische regenwoud te stoppen. Ook de biologische markt staat in Costa Rica al veel verder dan in de buurlanden. Overigens staat de sociedad civil er bijzonder sterk. Zo is onder meer bij massale protestacties gebleken dat zowat

de helft van de bevolking het niet eens is met het bilaterale vrijhan-delsakkoord dat de regering heeft gesloten met de Verenigde Staten. En door zo’n massaal protest zijn ze er ook bijvoorbeeld in geslaagd de geplande privatisering van de elektriciteit tegen te houden. Vredeseilanden steunt een organi-satie, Oro Verde (groen goud) van kleine boeren over het hele land, die bio-producten in de plaatse-lijke supermarkt brengt. Maar op vrij korte termijn zullen de partners in Costa Rica sterk genoeg zijn om op eigen benen te staan. Het is dan ook de bedoeling om de financiële ondersteuning gelei-delijk aan stop te zetten. Vanaf 2010 zou die dan volledig gecon-centreerd worden op Nicaragua en ook op het relatief recente werk-terrein in Honduras. Daar staat de samenwerking nog in de kinder-schoenen. Zo is er een poefproject in het Zuiden, vlak over de grens met Nicaragua, waar cashewnoten worden gekweekt. De mannen doen er de oogst, ze verkopen die aan de vrouwen, die een coöperatie

vormen voor de verwerking en de verkoop aan fairtrade organisaties. Oxfam-wereldwinkels België is daar één van. Een ander project in de maak is een netwerk van Hondurese boerenorganisaties en NGO’s die werken aan de promotie van lokale voedselproducten. Ze proberen een tegengewicht te vormen voor ketens uit de Verenigde Staten, zoals Pizza Hut en KFC.

Uiteindelijk komen we een gelijk-lopende problematiek tegen in de verschillende landen van Midden-Amerika, ook al verschilt de poli-tieke en economische context vaak aanzienlijk. Daarom zal Vredeseilanden in de toekomst, vanuit het centrale kantoor in Managua, meer gaan werken op het regionale vlak. Er wordt vooral uitgekeken naar wat in de regio ‘solidaire handel’ wordt genoemd. Daarmee wordt bedoeld dat de sociale en ecologische waarden er meer aan bod komen en dat de nadruk meer ligt op lokale handel (in eigen land en binnen het geheel van de regio) dan op export.

Samenwerking over de grenzen

Foto

: Pa

tric

k De

Spi

egel

aere

Page 11: Nicaragua Reporter

11 <

VrouwenHet paradijselijke eiland Ometepe ligt midden in het Meer van Nicaragua, in het zuiden van het land. De eerste dag breng ik er door op de prachtig gelegen Finca Magdalena, een drukbezocht hotel voor rugzaktoeristen, dat gerund wordt door de plaatselijke coöpe-ratie. Die verbouwt daarnaast ook koffie en onder meer groenten (bio, wat dacht je?) voor de bevoorrading van de gasten. Samen bewerken ze een gebied dat vroeger toebehoor-de aan een grootgrondbezitter, die bevriend was met de Somoza’s. Overigens behoorde drie vierde van het eiland destijds toe aan de presidentiële familie. De coöperatie heeft de gronden verworven dank zij de landhervorming. ’s Avonds heeft het bestuur een vergade-ring belegd om mij uit te leggen hoe zij werken. Later, thuisgeko-men, zal ik tussen de bladzijden van mijn notitieboekje tientallen dode mugjes terugvinden , die mij aan die avond herinneren. En hoe ze mij vertellen dat ze hun koffie verkopen via een verbroederings-netwerk van eilanden (zoals je zustersteden hebt). Één eiland vóór de kust van Vancouver, in Canada, en een ander vóór de kust van de staat Washington, in de Verenigde Staten. Wat mij opvalt, is dat er in heel dat bestuur maar één enkele vrouw zit, de ernstig kijkende en zwijgzame schatbewaarster. Voor het overige, alleen mannen. In zijn geheel telt de groep vierentwintig leden: negentien mannen en vijf vrouwen.

’s Anderendaags bezoek ik enkele kleinere coöperaties in de buurt. Niet zo ver van de Finca Magdalena houd ik halt bij Las Palmas , waar ik een afspraak heb met een kleine vrouwencoöperatie. We vinden er niemand, er was een misverstand over het uur. Drie vrouwen worden uiteindelijk opgetrommeld . Ze moesten weg , maar dat maakt niet uit. Ze ontvangen mij alsof ze de hele ochtend op mij hadden zitten wachten. En ze beginnen te vertel-len. Met plezier, dat is duidelijk. Dat ze met vijftien zijn, veertien

vrouwen en –ze monkelen- één man. Waarom ze niet zijn aanges-loten bij de grote coöperatie, verderop? Omdat zij geen grond hebben, ze willen gewoon hun eigen ding doen. Ze zaaien maïs en bananen en vooral, ze malen maïs en koffie. Die koffie moeten ze zelf kopen. Daarna verkopen ze de producten op de plaatselijke markt. Dat is een probleem wanneer de prijs hoog is. Dan houden ze bijna niets over. Het is allemaal nog erg artisanaal – een echte molen zou welkom zijn- maar ze zien het wel zitten. En waarom er –op één na- geen mannen bij zijn? Die mogen erbij komen, als ze dat willen, waarom niet? Maar dan moeten ze niet de baas komen spelen. Marta, Juana (foto) en Dañana vormen het bestuur, dat verandert nu en dan. Maar dat regelen de leden onder elkaar. Als wij een lening krijgen, dan is dat ook een goede zaak voor de mannen, zegt Dañana. Wij weten welke verbintenissen er zijn aangegaan, wij gaan voorzichtig met geld om, vele mannen kunnen dat niet. Hier en daar is er al een man die helpt in het huishouden. En dat de vrouwen ook geld binnenbrengen, dat bezorgt hen een vorm van onafhankelijkheid in het gezin. Zij laten zich niet doen. De mannen hebben geleerd ons te vertrouwen, zegt Juana. Als ik eens te laat thuis kom van de coöperatie, dan leg ik mijn man uit hoe dat komt en dan gelooft hij mij. Hier zijn er tenminste veert-ien vrouwen, zegt Marta, die geen slaag krijgen van hun man.

Dat kunnen er inderdaad niet veel zeggen. Huiselijk geweld is –in heel Midden-Amerika, niet alleen in Nicaragua- een nationale kwaal. Er is een groot netwerk, van meer dan zeventig lokale organisa-ties, actief rond het thema en er is een campagne –onder meer op de televisie- die daar de aandacht wil op vestigen, maar er is nog veel werk aan de winkel. Sandra Galbusera, de vertegenwoordig-ster van Vredeseilanden voor heel Centraal-Amerika, kan het weten.

Toen ze nog in België woonde was ze voorzitster van het VOK, het Vrouwen Overleg Komité. Één van de initiatieven die zij aanmoed-igt, zijn de nog uit te werken mannenworkshops, die worden opgezet samen met de Zweedse organisatie Mannen tegen Geweld. In door en door macho-gemeen-schappen zoals ze nog bestaan in Nicaragua en de buurlanden moet je ook met de mannen aan een mentaliteitswijziging werken. Het

is voor hen niet altijd zo duidelijk dat vrouwenmishandeling geen vanzelfsprekend onderdeel is van een relatie, dat het huwelijk je als man niet alle rechten verleent op je partner.

Marta, Juana en Dañana willen perse dat ik blijf eten. De mannen hebben net versgevangen vis meegebracht. Maar ik moet verder. Juana roept mij nog grappend na dat ze de vis mooi vers zal houden tot ik terugkom. Later vertelt men mij dat het een bekend gezegde is op het eiland: wie er vis eet, zal zeker terugkomen. Die avond slaap ik bij Don Feliciano en Doña Rosario. Zij wonen in het

dorpje Balgüe. Hij is vice-voor-zitter van de coöperatie Carlos Diaz, die ook de Finca Magdalena beheert. De rijkdom van het huisje is een diepvriezer, waarin zij plas-tic zakjes met ijs aanmaakt, voor de verkoop. Zij lenen mij voor de gelegenheid hun bed, in de ruimte waar ook twee van hun vier kinder-en slapen. Nu ja, kinderen…het meisje heeft zelf al een baby. De ouders slapen die nacht dan maar in hun hangmat. Terwijl de gekko’s

mij uit mijn slaap houden lig ik te bedenken wat nog een andere eigenheid is van het vrouwenleven in Nicaragua. Het is het land met één van de hoogste geboortecijfers van het continent: 3,4 per vrouw in de stad, 4,5 zelfs op het plat-teland. Het aantal tienerzwanger-schappen is onwaarschijnlijk hoog. Twintig procent van de zwangere vrouwen zijn jonger dan zeventien. En een –nog vrij jong- gezin als dit: ouders en vier kinderen, een kleinkind, en dan nog een eerdere dochter van de vrouw, die ook al zwanger is… zijn geen uitzonder-ing. De grootmoeder past op het kleinste, terwijl de jonge moeder naar school gaat.

Foto

: Li

esbe

t W

alck

iers

“Wij laten ons niet doen. En de mannen hebben

geleerd ons te vertrouwen”, zegt Juana. “Als ik

eens te laat thuis kom van de coöperatie, dan

leg ik mijn man uit hoe dat komt en dan gelooft

hij mij. Hier zijn er tenminste veertien vrouwen

die geen slaag krijgen van hun man.”

Page 12: Nicaragua Reporter

Foto

: Li

esbe

t W

alck

iers

Die avond slaap ik bij Don Feliciano en Doña Rosario. De rijkdom van het huisje is een diepvriezer, waarin zij plastic zakjes met ijs aanmaakt, voor de verkoop.

Maria Teresa Blandón, één van de bekendste Nicaraguaanse feministes.

> 12

Terug in Managua neemt Sandra Galbusera mij mee naar Maria Teresa Blandón, één van de bekend-ste Nicaraguaanse feministes. Zij was een Sandiniste van het eerste uur, maar staat nu zeer kritisch tegenover de huidige politiek van president Daniel Ortega. In over-leg met de Kerk drukte die een wetwijziging door waardoor elke vorm van abortus wordt verboden. Ook abortus om medische redenen. Vrij cynisch, zegt ze, voor een man met een revolutionair verleden, als je weet dat Nicaragua één van de weinige Latijns-Amerikaanse landen was waar de zogenaamde therapeutische abortus al meer dan een eeuw – 135 jaar, om precies te zijn- bij wet was toeges-taan. Het gevolg is dat artsen nu weigeren een abortus uit te voer-en, zelfs als de gezondheid van de vrouw in gevaar is, omdat ze een gerechtelijke sanctie vrezen. Negen feministen staan terecht omdat ze, samen met de organisa-ties voor de mensenrechten een minderjarig meisje, dat verkracht was door haar stiefvader, hebben geholpen om –illegaal dus- een abortus te verkrijgen. Nochtans hadden medici geadviseerd dat er een risico was voor haar gezond-heid. Volgens Maria Teresa Blandón gaat de verstrenging van de abor-tuswet gepaard met een volledig verdraaide seksuele opvoeding op school. Seksualiteit wordt voorg-esteld als iets wat uit den boze is en de enige vorm van geboorte-beperking waar officieel over

wordt gesproken, is onthouding. Het hoeft dan ook niet te verba-zen dat er zoveel tienerzwanger-schappen zijn.

Toen de Sandinisten aan de macht waren, in de jaren tachtig, werd er nochtans militante taal gesproken over de gelijkheid man-vrouw. Er waren ook prominente vrouwen op het hoogste niveau binnen de part-ij. Hoe is die radicale ommezwaai dan te verklaren? Dat is geen ommezwaai, zegt Maria Teresa Blandón. De Sandinisten zagen de vrouwenbeweging als een onderde-el van de klassenstrijd: gelijk loon voor gelijk werk, bijvoorbeeld, dat was een streefdoel. Mar ze hebben zich nooit bekommerd om de onderdrukking op het privé-vlak. Nooit is het partnergeweld aan bod gekomen. Nooit het zelfbeschik-kingsrecht van de vrouw inzake seksualiteit. Bovendien waren er wel vrouwen op belangrijke posten binnen de partij, het parlement en de regering, maar daar is nooit werk gemaakt van pariteit tussen mannen en vrouwen. Er ook nooit één vrouw geweest in het hoog-ste bestuur. Hun eigenste vrou-wenorganisatie heeft het heel moeilijk gehad om zich te doen gelden binnen de partij. Ooit is er door de top zelfs nagedacht over een mogelijke afschaffing ervan. Ze bestaat nog altijd, maar ten koste van heel wat toegevingen. Zo zitten er bijvoorbeeld heel wat gaten in de huidige wet op gelijk-berechtiging. Maar het feit alleen

al dat er zo’n wet kwam, hoe beperkt die ook mag zijn, wilden de vrouwen van de partij niet op de helling zetten.

En de Liberale Partij dan, de rechtse coalitiepartner van de Sandinisten, hoe staat die daartegenover? Er zijn enkele vrij ruimdenkende vrou-wen binnen de partij, zegt Maria Teresa Blandón. Zo bijvoorbeeld Maria Dolores, de dochter van de voormalige president Alemán. Zij hebben er voor gezorgd dat de partij quota heeft ingevoerd waarbij er minstens 40 procent vrouwen op de kieslijst moeten staan (tegenover 30 procent bij de Sandinisten). Maar daar blijft het bij. Ze hebben geen enkel stand-punt over de discriminatie van de vrouw. Daarvoor is de invloed van de Kerk binnen de partij veel te groot. Ze zijn het helemaal eens met de nieuwe wet op abortus en met de manier waarop seksuele voorlichting wordt gegeven op school. Vrouwenrechten zijn geen thema voor hen.

Die strijd speelt zich op een ander vlak af. Er bestaat een veelvoud aan kleine en grote verenigin-gen die vrouwen groeperen rond specifieke onderwerpen waarmee ze nergens anders terecht kunnen. Rond de sociale rechten van fabrieksarbeidsters, rond huisel-ijk geweld, rond seksueel zelfbe-schikkingsrecht, rond de sociaal-economische problematiek van plattelandsvrouwen, noem maar op. Jarenlang, zegt Maria Teresa Blandón, hebben de achtereen-volgende regeringen dat terrein braak laten liggen. Er was geen interesse voor. Dus hebben ze dat overgelaten aan de niet-gouverne-mentele organisaties. De huidige regering wil dat onderwerp nu naar zich toe trekken. Tenminste,

wat het sociaal-economische aspect betreft. Op dat vlak speelt Rosario Murillo, de vrouw van pres-ident Ortega, een belangrijke rol. Centraal in haar bekommernis staat de vaststelling dat 75 procent van de Nicaraguanen in armoede leeft, 45 procent in extreme armoede (daarmee wordt bedoeld, mensen die met minder dan één dollar per dag moeten rondkomen). En het zijn de vrouwen –de behoedsters van het gezin- die daar de zwaarste gevolgen van dragen. Daarom heeft ze aangedrongen opdat er in het regeringsprogramma concrete punten worden opgenomen voor de gelijkberechtiging van de vrouw. Maar over het seksueel getinte onderwerpen, geen woord. De Kerk waakt. Zo is er bijvoorbeeld ook geen politiek inzake AIDS. Geen cijfers, geen preventiecampagne, niets. Nu is AIDS niet direct het meest acute probleem in dit land, maar toch zijn er hier en daar gevallen. Bijvoorbeeld in de grens-streek, waar veel migratie is.

Daar liggen zeker nog heel wat mogelijkheden voor een geza-menlijke Midden-Amerikaanse aanpak van Vredeseilanden, vindt Sandra Galbusera. Een eerste stap is dus de werking inzake huisel-ijk geweld. En zo is er ook een boek uitgekomen met getuigenis-sen van vrouwen uit Nicaragua en Costa Rica. Het is de neerslag van een wedstrijd waaraan alle –niet-professionele- vrouwen konden deelnemen. Er hoort ook een CD bij, waarop de verhalen van de vrouwen worden voorgelezen, en waarrond een radioprogramma wordt uitgezonden. Een jaarlijks initiatief. Fo

to: Li

esbe

t W

alck

iers

Page 13: Nicaragua Reporter

13 <

De oorlog voorbijHelemaal in het noorden van het land, dicht tegen de grens met Honduras aan, ligt de verlo-ren plek Ciudad Antigua. Het is zondag wanneer wij er aanko-men. En het heetste moment van het lome middaguur. De krekels maken zo’n oorverdovend lawaai dat we mekaar nauwelijks verstaan. Don Wilfredo, -Don Wil, zo kent iedereen hem hier- is even afwezig, hij is naar de kerk-dienst. Hij en zijn familie zijn methodisten. Wanneer hij thuis-komt gaan we allemaal samen in de schaduw van het houten portiek zitten. Naast zijn huis staat een trapiche. Dat is een molen voor de verwerking van suikerriet. Een primitieve instal-latie, waartussen de varkentjes, de honden en de katten rondlo-pen. Nu en dan is er een hond die zijn poot opheft tegen een stapel gekapt suikerriet. Don Wil weet dat het anders kan, hij heeft in het buurland Costa Rica grote, ultramoderne silo’s bezocht. Zoiets zou hij ook wel willen. Voor hem en voor heel de coöperatie waar hij deel van uitmaakt, allen samen zo’n dertig gezinnen. Maar dat is toekomst-muziek. Vóór alles zouden ze hun oven willen verbouwen. Die werkt nog met brandhout en door het tekort aan hout en het –vrij recente- kapverbod, om de ontbossing tegen te gaan- is dat een dure zaak geworden. Daarom willen ze een oven die werkt op bagazo, het afval van het suiker-riet. Dat is efficiënt, ecologisch en kost niets. Daarvoor wil hij een beroep doen op UNAG, de overkoepelende vereniging die kleine en middelgrote boeren groepeert, en die voor dit soort collectieve initiatieven gesteund

wordt door Vredeseilanden. Daarom is Armando mee. Hij is de regionale vertegenwoordiger van die unie. Zoals in heel het georganiseerde verenigingsle-ven zijn in de coöperaties de vroegere Sandinistische revolu-tionairen nog heel aanwezig. Zo ook Armando, al loopt hij er niet mee te koop. In de jaren tach-tig, toen de Sandinisten aan de macht waren, heeft hij nog in de toenmalige Sovjet-Unie gestu-deerd. .

Don Wil neemt ons mee naar de heuvel naast zijn huis. Eerst langs de trapiche, daarna verder op, naar de top. Hij wil ons een uitzicht bieden op zijn rietvel-den. We lopen te hijgen, maar daarboven is het inderdaad spec-taculair. Ik vraag hem of hij de gronden via de landhervorming heeft verkregen. Hij reageert gepikeerd: niks gekregen, alle-maal met eigen geld gekocht. Intussen tuurt Armando in de verte. Hij meent iets te herken-nen: welke heuvel dat is, ginds aan de horizon? Don Wil kent ze allemaal bij naam en somt ze op. O, zegt Armando, achter die heuvel heb ik tijdens de oorlog gelegen. Wel, antwoordt Don Wil, ik lag daar aan de overkant. En ze lachen allebei. Plots heb ik het begrepen: die twee, die nu zo rustig naast elkaar staan, hebben daar toen op elkaar liggen schieten. Armando van het Sandinistische regeringsleger, en Ramón -beter bekend onder zijn oorlogsnaam Don Wilfredo- van de contras, de door de Verenigde Staten gefinancierde rebellen die bij voorkeur burgerdoelen in de fik staken om het regime te destabiliseren. Niet de eerste

Foto

: Li

esbe

t W

alck

iers

Page 14: Nicaragua Reporter

> 14

de beste, die Wilfredo. Hij was brigadechef . Hij toont mij een prachtige struik in volle bloei, diep in de vallei. Daaronder, zegt hij, ligt een compañero van mij, ik heb hem eigenhandig begraven. Hier hadden ze zwaar geschut staan, zegt Armando, ’s nachts een oog dicht doen zat er voor ons niet in.Toen er een einde was gekomen aan de oorlog, na de verkiezings-nederlaag van de Sandinisten, beslisten Don Wil en zijn vrouw na enige tijd vanuit Honduras terug te keren naar Nicaragua. Hij besteedde de opbrengst van zijn gevechtsjaren aan het opkopen van gronden . Eerst deden ze een poging in de veeteelt, het vak dat hij destijds van zijn vader had geleerd. Maar al snel gingen ze over op suikerriet. Tot voor kort nog met misprijzen bejegend, maar sinds de recente hype van biobrandstof weer een toekomst-gewas. De Sandinisten hadden de macht afgegeven, maar in het bestuur van de gemeenten waren ze overal wel in min of meerder mate aanwezig. En iedereen daar in Ciudad Antigua wist wel wie hij was…Vroeg of laat maken ze me kapot, dacht hij en hij wacht-te en wachtte, maar het kwam er niet van. Ook niet toen ze ook

op nationaal vlak weer aan de macht kwamen. Hij vormde een coöperatie samen met zijn buren, die ook suikerriet verbouwen. En we hebben maar één bekom-mernis, zegt Don Wil, ons land bewerken, ons bedrijf uitbreiden. Nog niet zo lang geleden, vertelt hij, ben ik voor de formalitei-ten van een grondaankoop zelfs naar de administratie in Managua getrokken.Wie had gedacht dat ik ooit in zo’n Sandinistennest zou binnenstappen? Politiek, daar wil ik niets meer te maken hebben. Geen politiek woord in mijn mond, geen politieke zelfklever op mijn auto. Onze vroegere leiders, die hebben ons gewoon laten stikken. En de rechtse partijen, de tegenstanders van de Sandinisten, die doen gewoon of ze ons niet kennen, of wij nooit bestaan hebben.

Armando staat erbij en luistert. Daarna spreken ze af hoe hij het verder aan boord moet leggen voor de ombouwing van de trapi-che. Vervolgens verplaatst de aandacht zich naar een stevige maaltijd van rijst, bonen en bakbananen. En als ik ze tot slot samen op de foto wil, vinden ze dat de gewoonste zaak ter wereld.

Vlak na de revolutie, begin jaren tachtig, was alfabetisering één van de prioriteiten voor de nieuwe machthebbers. Naar het histori-sche voorbeeld van het jonge Cuba destijds werden studenten uitge-stuurd naar de verste uithoeken van het land om volwassenen van elke leeftijd te leren lezen. En waar het enigszins kon werden er schooltjes gebouwd om de kinderen tenmin-ste basisonderwijs te bieden. Het aantal analfabeten was ten tijde van de Somoza-dictatuur één van de hoogste van het hele continent. Er was dus werk aan de winkel voor wie de achterstelling van het land wou aanpakken. Ik herinner mij de trots van oudere mensen die voor het eerst hun naam konden schrij-ven. Zoveel jaren later is er van de toenmalige inspanningen niet veel

meer te merken. Het is bij die eerste inspanning gebleven en de kennis die er was is vaak verloren gegaan. Zowat één op vier Nicaraguanen is nog altijd analfabeet. Daarom is de regering een nieuwe alfabe-tiseringscampagne begonnen. De methode is ietwat gewijzigd, maar zoals de vorige komt ze uit Cuba. Ook nu levert dat land onderwijs-materiaal en gespecialiseerde instructeurs. De financiering komt uit Venezuela. Onderwijs blijft een zwak punt, vooral in de armere boerenge-meenschappen. Soms omdat er te weinig scholen zijn, maar vooral omdat er nog heel wat kinderen niet naar school gaan. Ik herinner mij nog hoe jonge koffieboeren die ik enkele jaren geleden was tegen-

gekomen mij vertelden hoe ze op school hadden afgehaakt de dag dat hun schoenen helemaal versle-ten waren. Want blootsvoets mocht je de school niet binnen, en voor nieuwe schoenen was er geen geld geweest. Erger nog werd het toen de rechtse president Alemán beslis-te dat schoolkinderen verplicht een uniform moesten dragen. Dat was helemaal onbetaalbaar voor vele mensen. Die beslissing is gelukkig ongedaan gemaakt door de huidige regering. De coöperatie Carlos Díaz op het eiland Ometepe, bestaat uit dyna-mische mensen. En toch gingen tot voor kort heel wat van hun kinderen niet naar school. Nu het verplichte uniform is afgeschaft is het aantal gestegen tot 95 procent. Kinderen helpen nog wel mee bij

de koffiepluk, tijdens de vakantie. Maar ze blijven niet meer weg uit de klas. En ze kunnen daarna naar de middelbare school op het eiland. Voor wie geschikt wordt bevonden om daarna naar de universiteit te gaan, wordt het nog ingewikkelder, want dan moet je met de overzet-boot naar het vasteland. En dat kost nog eens extra geld.

Voor het hele land liggen de cijfers heel wat lager. Volgens het ministe-rie van onderwijs gaan bijna veer-tien procent van de kinderen niet naar school. En van elke honderd kinderen die dat wel doen, maken er maar veertig de school met succes af. Leren is nog altijd niet vanzelfsprekend in Nicaragua.

Leren

Foto

: Li

esbe

t W

alck

iers

Don Armando (rechts) en Don Wil met zijn dochtertje.

“Plots heb ik het be-

grepen. Die twee die

nu zo rustig naast

elkaar staan, hebben

toen in die heuvels

op elkaar liggen

schieten.”

Page 15: Nicaragua Reporter

15 <

“Ons” nieuw Amerika

Boekenwinkels zoals de Librería Rigoberto López Pérez zijn er niet veel in Managua. Het is een beetje een vreemde eend in de bijt van het moderne winkelcen-tum. Kunstboeken, geschiedenis, essays, literatuur, je vindt het er allemaal. En helemaal achteraan in de smalle boekenkrocht zit de boekenhandelaar, de historicus Aldo Díaz Lacayo. Een grote, char-mante en uitbundige grijsaard die me prompt een Duits standaard-werk over het Sandinisme in de handen duwt om mij het hoofdstuk te tonen dat hij erin heeft geschre-ven. Aan drempelvrees hoef je bij hem niet te lijden, glimachend en met grote gebaren begint hij dadelijk te vertellen. Díaz Lacayo is een man van de wereld. Je kunt er zo aan zien dat hij ten tijde van het Sandinistische bewind, in de tumultueuze jaren tachtig, ambas-sadeur is geweest. Overigens is hij nog altijd adviseur van president Ortega. De geknipte man om naar zijn visie te vragen over de plaats van het huidige Nicaragua in de wereld. Waarmee in de eerste plaats uiteraard bedoeld wordt: de relatie tussen Nicaragua en de vroegere aartsvijand, de Verenigde Staten.

Het onderwerp is brandend actu-eel. Er waait een nieuwe wind door Latijns-Amerika. In diverse landen zijn –soms erg verschil-lende- figuren opgestaan tegen de dominante rol van Washington in het continent en voor een controle over de eigen bodemrijkdommen. De pogingen van achtereenvol-gende Amerikaanse presidenten om één grote vrijhandelszone ‘van Alaska tot Vuurland’ op te richten, zijn mislukt. De Verenigde Staten hebben voor een stuk hun greep op hun ‘achtertuin’ verloren. En het verzet in een aantal landen van de regio heeft vorm gegeven aan een eigen alternatief. De stuwende kracht daartoe is momenteel Hugo Chávez (foto), van Venezuela. ALBA, zo heet het, staat voor Alternativa Bolivariana para los pueblos de nuestra América. Een mondvol, die verwijst naar Simón Bolívar, de Zuid-Amerikaanse vrij-heidsheld uit de negentiende eeuw,

die ijverde voor de eenheid van Latijns-Amerika. ‘Nuestra America’, ‘ons’ Amerika, zeg maar het conti-nent zonder de Verenigde Staten. De alliantie omvat totnogtoe naast Venezuela, het Bolivia van Evo Morales, het Cuba van Raúl Castro en het Nicaragua van Daniel Ortega. En er wordt uitgekeken naar nieuwe leden. Rafaël Correa, van Ecuador, heeft ook interesse. De band tussen die landen is eenzelfde wil om af te stappen van de neoliberale politiek van de afgelopen tientallen jaren en te streven naar meer sociale recht-vaardigheid, de kloof tussen arm en rijk aan te pakken, die in Latijns-Amerika groter is dan waar ook. Concreet is een essentieel punt uit hun programma het verwerven van de controle over hun grondstoffen, bijvoorbeeld door gehele of gedeel-telijke nationalisatie. Zo willen Venezuela en Bolivia bijvoorbeeld eindelijk eerlijke prijzen voor hun olie, hun gas, hun ertsen, om daar sociale projecten mee te financie-ren.

Nicaragua is niet rijk aan grond-stoffen. Integendeel, het moet de dure olie invoeren. Daar speelt nu de solidariteit tussen de bondge-noten binnen ALBA. Van Venezuela krijgt het goedkope olie geleverd en in ruil daarvoor verkoopt het landbouwproducten. Zoals bijvoor-beeld zwarte bonen, een basispro-duct waar momenteel een tekort aan is in Venezuela. Ook nog ande-re voedingsmiddelen, overigens. Hugo Chávez van zijn kant heeft dan weer het geld ter beschikking gesteld voor de bouw van een nieu-we olieraffinaderij ten westen van Managua.

Deze samenwerking is natuurlijk een doorn in het oog van Washington: de oude boeman, Daniel Ortega, en de nieuwe, Hugo Chávez, slaan de handen in elkaar. Vóór de verkiezin-gen van 2006 hebben de Verenigde Staten nog al het mogelijke gedaan om de twee rechtse partijen in Nicaragua te overtuigen om samen te werken, zodat ze de Sandinisten van de macht zouden afhouden. Tot groot ongenoegen van Washington heeft het niet mogen zijn, de

interne tegenstellingen binnen het rechtse kamp waren te sterk. De grote vijand van jaren tachtig is weer aan de macht. Maar de koude oorlog ligt al enige tijd achter ons en er wordt een toontje lager gezongen, van beide kanten. Nu heet de vijand Hugo Chávez en hij is nog altijd –ondanks de weder-zijdse scheldpartijen- de derde olieleverancier van de Verenigde Staten. ‘Het grote verschil met de jaren tachtig, zegt de historicus Aldo Díaz Lacayo, is dat we toen heel alleen stonden. Met uitzondering van Cuba konden we op geen enke-le steun rekenen. Dat is nu anders, we zitten niet meer in een mili-taire confrontatie met de Verenigde Staten. We beleven nu een geopo-litieke confrontatie, gebaseerd op revolutionaire ideeën. Dat is omdat er sinds enkele jaren een heel belangrijke evolutie aan de gang is in Latijns-Amerika, een streven naar een gezamenlijk politiek optreden. Elk land is bezig zijn identiteit, zijn onafhankelijkheid te herbevestigen. Belangrijk is dat dit gebeurt tegen-over verzwakte Verenigde Staten. Vóór de jaren negentig zaten we

als het ware vastgeklonken in een bipolaire wereld, tussen twee grote rivaliserende ideologieën. Dat heeft plaatsgemaakt voor een unilate-rale militaire macht. En vanaf dat ogenblik begonnen de Verenigde Staten aan macht in te boeten. Er kwam vanzelf van overal verzet tegen, want zo’n unipolaire macht betekent een ontkenning van de soevereiniteit van alle landen. Dat is overvloedig bewezen met hun optreden in het Midden Oosten. Het is de grote paradox: ze zijn de enig overgebleven supermacht en toch zijn ze heel wat van hun macht kwijt’. ‘Daartegenover zijn nieuwe allian-ties ontstaan, zoals ALBA bijvoor-beeld. ALBA is de kern van wat een grote regionale politieke eenheid zal worden, zegt Díaz Lacayo vol overtuiging, een regionale coör-dinatie. We zien daar al aanzet-ten toe. Zoals de aanloop naar een regionale ontwikkelingsbank, over de landsgrenzen heen. Of de inspanningen om de grote energie-crisis, en de crisis van het water, gezamenlijk op te lossen.’ -Is die eenheidsdroom wel realis-tisch? vraag ik. Al de landen van de regio hebben toch verschillende opvattingen, zien de toekomst niet op dezelfde manier… -Natuurlijk is dat zo. Zo is de Europese Unie toch ook begonnen. En er zijn toch nog altijd politieke verschillen tussen de Europese landen? Maar vergeet niet: ook Europa is ontstaan omwille van de energieproblematiek Dat ging toen over kolen en staal. En dat was duizend keer minder ingrij-pend dan de olieproblematiek de dag van vandaag…En alles evolu-eert vandaag ontzettend veel snel-ler rond die olie dan rond kolen en staal in 1951.

Een onverbiddelijke optimist, die Aldo Díaz Lacayo: ‘De wereld is grondig aan het veranderen en wij hier staan op de drempel van de nieuwe toekomst’ zegt hij enthousi-ast, terwijl hij mij tussen de stapels boeken naar de uitgang begeleidt. Ik wens het hem toe, uit de grond van mijn hart.

De Verenigde Staten hebben voor een stuk hun greep op hun ‘achtertuin’ verloren. ALBA heeft vorm gegeven aan een eigen alternatief, en Hugo Chávez, president van Venezuela, is de stuwende kracht.

“De wereld is grondig

aan het veranderen

en wij hier staan op

de drempel van een

nieuwe toekomst”,

zegt historicus en

ex-ambassadeur

Aldo Díaz Lacayo.

This

pho

togr

aph

was

pro

duce

d by

Agê

ncia

Bra

sil,

Page 16: Nicaragua Reporter

BELGIE/BELGIqUEPB/PPBC 6712

VREDESEILANDEN NIEUWS | TIJDSCHRIFT VAN DE VZW VREDESEILANDEN | VERSCHIJNT IN JANUARI-APRIL-JUNI-AUGUSTUS-OKTOBER | EDITIE JUNI 2008 | JAARGANG 28 NR 4 | AFGIFTEKANTOOR 8500 KORTRIJK 1-2E AFD | P108038 | VERANTWOORDELIJKE UITGEVER: JAN AERTSEN, BLIJDE INKOMSTSTRAAT 50, 3000 LEUVEN

hoofdkantooR VRedeseilanden | Blijde Inkomststraat 50, 3000 Leuven | tel. ++32(0)16/31 65 80 | fax ++32(0)16/31 65 81 | e-mail en website: [email protected] | www.vredeseilanden.be | RekeningnummeR: 000-0000052-52 | VRijwilligeRscoöRdinatoRen: Nationaal Verantwoordelijke vrijwilligers: An Bosmans | Kaulillerweg 147, 3950 Bocholt | Tel 089/77.49.33 | 0496/27.79.17 | [email protected] | Vrijwilligerscoördinator Regio Oost: Filip Cuypers | Elshage 10, 2850 Boom | tel: 03/844.97.32 | gsm: 0485/57.54.66 | [email protected] | Vrijwilligerscoördinator Regio West: Werner Musenbrock | Magerstraat 35, 9050 Gentbrugge | Tel: 09/232.32.49 | gsm: 0474/87.54.49 | Vrijwilligerscoördinator Regio Centraal: Arianne De Caluwe | BVA-wijk B71, 9240 Zele | 052/44.77.64 | 0478/26.42.12 | [email protected] | Vrijwilligerscoördinator regio Limburg: An Kindermans | Kampweg 48, 3582 Beringen | Tel 0494268765 | [email protected] | Voor leerkrachten en scholen: Bert Wallyn | 016/31.65.80 | [email protected] | teksten: Liesbet Walckiers | tekstcoRRectie: Jelle Goossens | hoofdRedactie: Nele Claeys lay-out: theparkinglot.com | PaPieR: Dit magazine wordt gedrukt op gerecycleerd papier

191 landen ondertekenden een akkoord om tegen 2015 de armoede in de wereld te halveren. Voer samen met de Vlaamse Noord-Zuidbeweging actie om de politici aan hun belofte te herinneren én de lat hoger te leggen. Armoede moet de wereld uit! www.detijdloopt.be

“Het is mijn droom om aan duizenden vrouwen te tonen dat verandering mogelijk is.Dat we geliefd kunnen worden zoals we werkelijk zijn.Dat we lief kunnen hebben en genieten zonder ons schuldig te voelen.Dat we kunnen zeggen wat we denken, zonder schrik om slaag te krijgen.Dat we kunnen studeren en kansen krijgen om ons als persoon te ontwikkelen.Dat we kunnen gaan werken, zonder nagewezen te worden als een slechte moeder.Dat we niet de onderdanige rol moeten spelen die ons van kindsbeen af wordt ingeprent.”

“Het is mijn droom dat mijn dochtertje van 2 jaar een betere wereld zal kennen.Een wereld waar ze haar stem kan laten horen zonder als gestoord of ongehoorzaam bestempeld te worden.Een wereld waarin ze zelf kan beslissen of ze kinderen wil en hoeveel kinderen ze wil.”

“Ik hoop dat mijn zoontje een ‘normale’ man wordt. Een man die zich niet superieur voelt ten opzichte van anderen. Die zijn verantwoordelijkheid als vader op zich neemt, niet alleen als kostwinner. Een man die zijn vrouw respecteert en die zijn liefde deelt met haar en zijn gezin. Een man die luiers ververst …”

“Ik droom van een wereld waarin mannen en vrouwen elkaar beschouwen als gelijkwaardige menselijke wezens met eigen verantwoordelijkheden en capaciteiten. Met wederzijds respect en vertrouwen.”

Bovenstaande getuigenis komt uit de 3de editie van de wedstrijd Voces, Imágenes y Testimonios. De wedstrijd, die deze keer werd georganiseerd in Costa Rica en Nicaragua, geeft vrouwen de kans om, al dan niet anoniem, hun verhaal te vertellen. Sommige van de verhalen en foto's worden gebundeld in een boek en op de radio voorgelezen. Zo hopen de organisatoren bij te dragen tot een mentaliteitswijziging in Midden-Amerika die vrouwen meer kansen geeft.

In onze Senegal Reporter van november 2007 stond een kleine wedstrijd. De winnaar is Luk De Becker uit Leuven.