Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

25
Losse nummers 9,50 Fytotherapie Nederlands Tijdschrift voor Juli 2011 24 e jaargang, nr. 3 werking en werkzaamheid van natuurproducten Medicinale honing Honingverbanden en wondgenezing Antibacteriële eigenschappen Boekweit-, Manuka- en angelloze bijen- honing Fenegriek bij brandend maagzuur Apis mellifera (honingbij) op Althaea rosea (stokroos)

Transcript of Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

Page 1: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

Losse nummers € 9,50

FytotherapieNederlands Tijdschrift voor

Juli 201124e jaargang, nr. 3

werking en werkzaamheid van natuurproducten

Medicinale honing

Honingverbanden en wondgenezing

Antibacteriële eigenschappen

Boekweit-, Manuka- en angelloze bijen- honing Fenegriek bij brandend maagzuur

Apis mellifera (honingbij) op Althaea rosea (stokroos)

Page 2: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 1

ColofonHet Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie (NTvF) wordt uitgegeven door de Nederlandse Vereniging voor Fytotherapie (NVF). Een abonnement kost per jaar (vier uitgaven) € 33,00 (incl. BTW en verzenden) en is kosteloos voor leden van de NVF.Redactie: drs. A.G. M. van Asseldonk, dr. M. Groot, dr. S.B.A. Halkes, M.R. de Jong, MSc, drs. L.K. de Munck-Khoe, N. Tode-Gottenbos. Bureauredactie: S.F. des Tombe.NVF-bestuur: dr. C.J. Beukelman, dr. S.F.A.J. Horsten, drs. L.K. de Munck-Khoe, dr. M.T.I.W. Schüsler-van Hees.Redactie- en administratieadres: NVF-bureau, Rijksstraatweg 158, 6573 DG Beek-Ubbergen. Tel. 024-6844301; fax 024-6843939; e-mail: [email protected]; www.fyto.nl ISSN 1384-8925Advertentie-exploitatie: JN/Media Sales, Deventer Tel. 0570-516873; [email protected] Druk: Oranje/van Loon, Den Haag© NVF, 2011Artikelen in het NTvF of gedeelten daarvan mogen uitsluitend na schriftelijke toestemming van de redactie worden overge-nomen.

InhoudTen geleide .................................................................. 2S.B.A. Halkes

Honing; laatste redmiddel óf eerste keus? .................... 3H. Wierbos

20 jaar ontwikkeling van honingverbanden in Nederland ................................................................... 8D. van Kalkeren

Honingverband en wondgenezing - klinische ervaring met boekweithoning .................................... 11E. Valk

Ontrafeling van de antibacteriële werking van medical-grade honing ................................................ 13P.H.S. Kwakman, S.A.J. Zaat

Antibacteriële activiteit van de honing van angelloze bijen uit Costa Rica ................................................... 16L.G. Zamora, S.B.A. Halkes, C.J. Beukelman, A.J.J. van den Berg, M.L. Arias, E. Umaña en I. Aguilar

Vezels uit fenegriek als veilig en doeltreffend alternatief bij brandend maagzuur ............................................. 19R. Simons en M.A. Verbruggen

Vaste rubriekenAgenda ........................................................................ 1 Korte berichten ......................................................... 22NVF-nieuws .............................................................. 24NVF-ledenservice .......................................................... Definitie fytotherapeutica .............................................. Wat wil en doet de NVF ................................................

IllustratiesVoorkant en pag. : H. Albers, IEZ. Overige: Auteurs van de artikelen

WBP-verklaring Indien u geen NVF-lid of NTvF-abonnee bent ontvangt u deze editie van dit tijdschrift omdat u als relatie in onze database staat. Het NVF-bestuur vindt het belangrijk dat u op de hoogte wordt gehouden van onze activiteiten en van de ontwikkelingen die in deze editie beschreven staan. U ontvangt alle edities of incidenteel een editie van het NTvF gratis. De toezending kan onregelmatig zijn. Wilt u verze-kerd zijn van tijdige toezending en/of de vereniging willen steunen dan vragen we u abonnee of lid te worden. Mocht u geen prijs stellen op deze toezending of wilt u helemaal uit ons bestand verwijderd worden, geef dit dan door aan het NVF-bureau (adres hierboven). De NVF stelt haar adressenbestand nooit ter beschikking van derden.

Agenda 25-27 juli 2011XVth International Congress PHYTOPHARM 2011Plaats: Neurenberg, Duitsland.Informatie: www.adaptogen.ru/phyto2011.html

4-9 september 201159th International Congress and Annual Meeting of the Society for Medicinal Plant and Natural Product ResearchPlaats: Antalya, Turkije.Informatie: www.ga2011.org

9-10 september 2011Herbal products in Animal Health and NutritionPlaats: Antalya, Turkije.Informatie: www.herban2011.org

11-14 september 201142nd International Symposium on Essential Oils (ISEO 2011)Plaats: Antalya, Turkije.Informatie: www.iseo2011.org

8-12 september 2011Second World Biodiversity Congress (WBC -2)Plaats: Kuching, Sarawak, Malaysia.Informatie: www.worldbiodiversity2011.com

19-22 september 20116. Fachtagung Arznei- und Gewürzpflanzen: Innova-tion, Vielfalt & NutzenPlaats: Berlijn, Duitsland.Informatie: http://tagung.agp.jki.bund.de

10-12 november 20115th Mistletoe symposiumPlaats: Nonnweiler, Duitsland.Informatie: www.mistelsymposium.de

Page 3: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 2 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 3

Ten geleideIn dit themanummer staat de plant als fytotherapeuti-cum niet centraal maar wordt eens een ander natuurlijk product – honing – belicht. De laatste jaren is voor de geneeskrachtige en met name wondhelende eigenschap-pen van honing veel belangstelling ontstaan. Dit heeft vooral te maken met het steeds grotere probleem van antibioticaresistentie van bacteriën en de zoektocht naar alternatieven voor deze antibiotica. Wetenschappelijk onderzoek heeft recent aangetoond dat (medicinale) honing een antibacteriële werking heeft en geïnfecteerde wonden snel weer bacterievrij kan krijgen. Van sommige honingsoorten, waaronder Manuka-honing afkomstig van bijen die nectar verzamelen van de bloemen van de in Nieuw-Zeeland en Australië groeiende struik Lep-tospermum scoparium, is inmiddels bekend dat ze ook werkzaam zijn tegen resistente bacteriestammen zoals de bekende meticillineresistente Staphylococcus aureus. De antibacteriële activiteit van Manuka-honing kan, in ieder geval ten dele, worden toegeschreven aan de stof methylglyoxaal. Andere medicinaal toegepaste honing-soorten bevatten weer andere antibacteriële stoffen. Zo worden multiflorale honing uit Chili, boekweithoning en honing die onder gecontroleerde omstandigheden wordt geproduceerd in kassen in dit opzicht vooral ge-kenmerkt door de aanwezigheid van respectievelijk het enzym glucoseoxidase (dat continu kleine hoeveelheden van de ontsmettende stof waterstofperoxide aanmaakt), fenolische verbindingen en antibacterieel werkende pep-tiden. Honing van angelloze bijen uit Midden-Amerika (Costa Rica) blijkt eveneens een sterke antibacteriële activiteit te bezitten, die in veel gevallen die van Manu-ka-honing overstijgt maar nader onderzoek moet nog uitmaken welke inhoudsstoffen hiervoor verantwoorde-lijk zijn.

Het voordeel van medicinale honing ten opzichte van antiseptische en/of antibiotische wondverzorgingspro-ducten is dat niet alleen de wond bacterievrij wordt gemaakt maar ook het wondgenezingsproces positief wordt beïnvloed. Zo blijken verschillende medicinale honingsoorten bijvoorbeeld rijk aan antioxidant te zijn en sterke ontstekingsmodulerende eigenschappen te be-zitten. Hierdoor wordt overmatige weefselbeschadiging voorkomen en zwelling en pijn verminderd. Doordat de zwelling wordt verminderd, kan de doorbloeding en zuurstofvoorziening van het wondbed worden verbe-terd, wat uiteindelijk weer een positief effect heeft op het weefselherstel. De natuurlijke zuurgraad van veel honingsoorten draagt eveneens bij aan een optimale zuurstoftoevoer naar de wond. Deze gunstige effecten komen nog eens bovenop de algemene effecten van ho-ning op het wondbed die worden veroorzaakt door de hoge suikerconcentratie. Door deze grote hoeveelheid suiker in de wond wordt water aan het onderliggende weefsel onttrokken. Het wondbed wordt hierdoor enigs-zins vochtig waardoor een gunstige omgeving wordt gecreëerd die zuurstof en voeding geeft aan het kapotte weefsel. Doordat de honing(zalf) weinig vloeibaar is, wordt de wond ook goed afgesloten en blijft beschermd tegen nieuwe infecties.

Deze aspecten –en meer– komen in dit themanummer uitgebreid aan bod in bijdragen van Wierbos, Van Kal-keren, Valk, Kwakman en Zaat en Zamora et al.. Eén aspect wordt in deze artikelen echter slechts terloops besproken omdat het misschien vanzelfsprekend is maar desalniettemin belangrijk: de kwaliteit van deze pro-ducten. Medicinale honing moet onderscheiden worden van consumptiehoning die in de supermarkt verkocht wordt. Deze laatste moet voldoen aan de eisen voor voedselveiligheid maar verder worden weinig eisen ge-steld. Voor medicinale honing geldt idealiter dat deze onder gecontroleerde omstandigheden wordt geprodu-ceerd en verwerkt zodat een optimale werkzaamheid en veiligheid kunnen worden gegarandeerd. In de praktijk betekent dit dat medicinale honing moet worden getest op potentiële chemische (zoals bestrijdingsmiddelen, antibiotica en zware metalen) en bacteriële (Clostridium botulinum) verontreinigingen. Een mogelijke verontrei-niging die in dit tijdschrift niet ongenoemd mag blijven en waarover eigenlijk nog maar weinig bekend is, is de verontreiniging van (medicinale) honing met toxische plantenstoffen. Een voorbeeld is de aanwezigheid van pyrrolizidine alkaloïden in honing, waarover recent een aantal publicaties is verschenen. Ook voor de veiligheid en werkzaamheid is het van belang dat de medicinale honing op een juiste manier wordt gesteriliseerd. Steri-lisatie door middel van hoge temperatuur is in dit geval niet wenselijk omdat de afbraak van thermolabiele inhoudsstoffen in de honing de werkzaamheid negatief kan beïnvloeden. Gamma-sterilisatie waarbij potentiële ziektekiemen worden gedood maar de antibacteriële en wondhelende eigenschappen behouden blijven, is daar-om de aangewezen weg.

Naast al deze honingverhalen ten slotte in dit nummer toch ook nog aandacht voor een interessant fytothe-rapeuticum in de bijdrage van de hand van Simons en Verbruggen. Deze auteurs belichten een mogelijk nieuwe toepassing van een (vezelrijk) extract van fenegriek (Trigonella foenum-graecum) voor de behandeling van brandend maagzuur.

De redactie wenst u veel leesplezier toe,Bart Halkes, thema-coördinator

Page 4: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 2 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 3

Tegenwoordig maakt honing een ware renaissance door en het aantal publicaties dat de effectieve werking van honing in de wondzorg onderbouwt, neemt hand over hand toe. Honing benadert het ‘ideale’ wondbehande-lingsproduct sterk en er is inmiddels veel klinisch bewijs voor met name Manuka-honing, afkomstig van bijen die nectar verzamelen op de Nieuw-Zeelandse Manuka-struik (Leptospermum scoparium). Steeds vaker worden honingcrèmes ingezet bij de behandeling van (mild) eczeem, incontinentieletsel, intertrigo en impetigo. Deze medicinale honingproducten kunnen een goed alter-natief zijn voor het gebruik van topicale antibiotica en corticosteroïden.

Het ‘ideale’ wond-antisepticumDe keuze van een antiseptisch middel voor het behande-len van geïnfecteerde of gekoloniseerde wonden is een moeilijke. Veelal ontbreekt robuust bewijs voor de effec-tiviteit en kunnen bijwerkingen tot ernstige vertraging of stagnatie van de wondgenezing leiden [1]. Niet zelden ontstaat een trial and error situatie waarin met allerhan-de middelen geprobeerd wordt de wond te ontsmetten en het genezingsproces op gang te krijgen.De eigenschappen waaraan het ‘ideale’ antisepticum zou moeten voldoen, zijn als volgt gedefinieerd [2]:- een snelle bactericide werking;- effectief tegen een breed spectrum van micro-organis-

men, zelfs onder de ongunstige omstandigheden van exsuderende, gecontamineerde of geïnfecteerde won-den;

- een stimulatie en versnelling van het fysiologische pro-ces van wondgenezing (debridement, granulatie) ook als het product langere tijd toegepast wordt;

- geen lokale of systemische neveneffecten (allergie, toxiciteit);

- geen resistentievorming; en- kostenefficiënt.

Hoe verHoudt Honing zicH tot Het ‘ideaal’?Om honing op waarde te kunnen schatten is een verge-lijking met het ‘ideale’ antisepticum op haar plaats. Ho-ning is een breedspectrum (niet-specifiek) antibacterieel middel waarvan sommige soorten zoals Manuka-honing (in Nederland onder andere op de markt gebracht in het product Medihoney ® (Figuur 1)) zelfs effectief zijn tegen antibiotica-resistente stammen waaronder meticil-line-resistente Staphylococcus aureus en vancomycine-resistente Enterococcus en biofilms [3-6]. Sommige honingsoorten zijn tevens antimycotisch en in de juiste toedieningsvorm uitstekend geschikt voor de behande-

ling van schimmels zoals Candida en Aspergillus [7]. Honing stimuleert de wondgenezing door het creëren van een optimaal vochtig milieu, het terugdringen van ontstekingsmediatoren, het inactiveren van proteasen en het activeren van cytokinenproductie (zie ook hieron-der). Ten slotte is honing non-toxisch en non-allergeen en kan dus langdurig en veilig ingezet worden.De meeste honingproducten waren tot voor kort alleen beschikbaar als wondzalf of als geïmpregneerd gaas, hetgeen beperkingen gaf in het praktische gebruik. Met name pijnervaring bij de patiënt na het opbrengen van de honing en sterk exsuderende wonden maakten ho-ning ongeschikt. Inmiddels zijn er moderne preparaten ontwikkeld in de vorm van visceuze wondgels, honing-colloïden en met honing geïmpregneerde alginaten wel-ke breed inzetbaar zijn bij verschillende typen wonden en die nauwelijks of geen pijn veroorzaken [8-10].Samengevat voldoet honing op vrijwel alle punten aan het ideaal, behalve met betrekking tot de snelle bacte-ricide werking. Om als antisepticum te mogen worden aangemerkt moet een middel binnen 10 minuten een log-5 reductie van het aantal micro-organismen realise-ren. Afhankelijk van de soort honing geldt voor honing een langere contacttijd van meestal enkele uren. In de praktijk blijkt dit geen belemmering aangezien honing-verbanden of andere honingpreparaten in het algemeen meerdere dagen in situ blijven. Ook als profylaxe bij bijvoorbeeld insteekopeningen van katheters of botpen-nen lijkt honing als topicaal antisepticum een uitstekend alternatief voor antibioticacrèmes [11].

waarom Honing werktHoning bezit veel eigenschappen die kunnen bijdragen tot een optimale wondgenezing. Hieronder worden kort enkele belangrijke aspecten van honing in dit verband besproken.

Samenstelling Honing bestaat voor het grootste deel uit suikers (70%)

Honing; laatste redmiddel óf eerste keus?H. Wierbos

Dat sommige honingsoorten bijzondere antibacteriële eigenschappen bezitten en de wondgenezing in sterke

mate stimuleren mag als bekend worden beschouwd. Tot het midden van de vorige eeuw was honing po-

pulair bij de behandeling van geïnfecteerde wonden, echter met de komst van moderne antibiotica is de

toepassing van honing op de achtergrond geraakt. In het afgelopen decennium is honing echter weer steeds

vaker onderwerp van onderzoek geweest en zijn haar bijzonder eigenschappen uitgebreid in kaart gebracht.

Figuur 1: Een voorbeeld van een honingverband op basis van Manuka-honing (afkomstig van bijen die nectar verzamelen op de Nieuw-Zeelandse Manuka-struik (Leptospermum sco-parium)), in dit geval een zogenaamde gel sheet dressing, een flexibel, niet-verklevend verband met 95% Manuka-honing.

Page 5: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 4 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 5

en water (20%) en bevat verder vitaminen, mineralen, en-zymen en antioxidanten. Sommige soorten bevatten bo-vendien een hoge concentratie fytochemicaliën, waaron-der methylglyoxaal, die een sterke antibacteriële werking vertonen. Bij het opzuigen van de nectar voegen bijen via hun speekselklieren het enzym invertase toe waar-door sucrose (het hoofdbestanddeel van nectar) wordt omgezet in het beter oplosbare glucose en fructose. Door met hun vleugels te wapperen creëren bijen een warme luchtstroom in de korf. De superverzadigde nectaroplos-sing wordt door deze aerobics van de bijen nog verder ingedampt waarmee het een hoge osmolariteit verkrijgt en groei van micro-organismen wordt voorkomen. Daar-naast wordt het enzym glucoseoxidase toegevoegd en wordt waterstofperoxide gevormd dat op haar beurt de nectar steriliseert bij de omzetting in honing. Een neven-product van deze enzymatische reactie is gluconzuur, dat honing een hoge zuurgraad geeft [12-15].

Zuurgraad van honing bevordert wondgenezingZuurstof is de beperkende factor voor de snelheid waar-mee fibroblasten groeien [16,17]. In een wond is door de slechte capillaire vaatvoorziening het zuurstofaanbod beperkt en ontsteking en oedeem in het omliggende weefsel verergeren deze situatie [18]. Hemoglobine in de capillaire vaten geeft bij een normale zuurgraad (pH 7,4) slechts 25% van de gebonden zuurstof af. Als de zuurgraad verlaagd wordt tot pH 6,8 dan verdubbelt de zuurstofafgifte tot 50%. Het is aangetoond dat door het verlagen van de zuurgraad in de wond de genezing ver-sneld wordt [19,20]. Verzuring van wonden belemmert bovendien de proteaseactiviteit in het onderliggende weefsel waardoor de afbraak wordt verminderd van de extracellulaire matrix en groeifactoren die noodzakelijk zijn voor weefselherstel (zie ook hieronder). Op deze manier heeft de lage zuurgraad van honing dus ook een positieve invloed op de wondgenezing.

Osmotische werking van honingDoor de osmotische werking van honing wordt de uit-stroom van lymfe vanuit de onderliggende weefsels naar het wondbed gestimuleerd. Daarmee worden proteasen die de wondgenezing belemmeren, weggespoeld en worden voedingstoffen aangevoerd ten gunste van de nieuwe cellen. Ook neemt hierdoor oedeem in het om-liggende weefsel af en dit heeft weer een positief effect op de zuurstofvoorziening van het wondbed. In dit op-zicht biedt honing dezelfde voordelen als de toepassing van negatieve druktherapie. De osmotische werking van honing geeft tevens een vochtig, antibacterieel wondmi-lieu en zorgt ervoor dat wondverband niet verkleeft aan de wond [21].

Antioxidanten neutraliseren vrije radicalenTijdens de afbraak van dode cellen en bacteriën door fagocyten in het wondbed worden door een enzym in de celmembraan van deze cellen reactieve zuurstofme-tabolieten en vrije radicalen geproduceerd. Dit is een normaal fysiologisch proces maar bij een overmatige vorming van radicalen kunnen essentiële celcompo-nenten zoals eiwitten, DNA en celmembranen worden beschadigd. Sommige honingsoorten bevatten een hoge concentratie aan antioxidanten [12,14,22-26] die deze directe schadelijke effecten van vrije radicalen neutra-liseren. Met name Manuka-honingsoorten bezitten de

bijzondere eigenschap dat zij een hoge concentratie aan methylsyringaat bevatten, een antioxidant dat super-oxide neutraliseert [14,27].Op een indirecte manier dragen vrije radicalen ook bij aan het ontstaan van weefselschade, met name door een activerende werking op matrixmetalloproteasen. De schade die hierdoor wordt veroorzaakt is mogelijk zelfs groter dan die van de directe beschadiging van celcomponenten door vrije radicalen [28]. Zo kan een wond door activatie van matrix-metalloproteasen gaan ulcereren en kan een eerst oppervlakkige brandwond (partial thickness) verdiepen (full thickness). Cytokinen en groeifactoren die een essentiële regulerende functie hebben, worden eveneens vernietigd door geactiveerde proteasen. Proteasen beschadigen ook de extracellulaire matrix die van groot belang is voor de celhechting en de migratie van cellen over het wondbed. Het antioxideren-de vermogen van honing speelt dan ook een belangrijke rol bij de bescherming van het wondweefsel en in een een klinische studie is aangetoond dat honing de ver-slechtering van een oppervlakkige brandwond naar een diepe brandwond kan voorkomen, waardoor plastische chirurgie achterwege kan blijven [15,29]. Het staat inmiddels vast dat vrije radicalen ook betrok-ken zijn bij de vorming van hypertrofisch littekenweefsel [30]. Naast een lange ontstekingsperiode en hypersti-mulatie die kunnen leiden tot hypergranulatie en fibrose zijn hierbij oxidatieve reacties betrokken (oxidatie van NF-kB) die gestopt worden door antioxidanten [16,26]. Ook bij het minimaliseren van hypertrofisch littekenvor-ming zijn de antioxidatieve eigenschappen van honing daarom van belang en een groot aantal klinische publi-caties onderbouwt inmiddels de therapeutische waarde van honing bij het beperken en voorkomen van litteken-weefsel bij brandwonden [8,30-33].

Antibacteriële eigenschappen in relatie tot wondontsteking De antibacteriële werking van honing speelt een belang-rijke rol in het terugdringen van de ontstekingsreacties in wonden doordat componenten in de celwand van bacteriën de ontstekingsreactie stimuleren en een vici-euze cirkel induceren (zie Figuur 2 [18]). De processen die hierbij betrokken zijn –met name de fagocyten, vrije radicalen en cytokinen [15,18,27,34]– zijn hierboven al besproken, evenals de beïnvloeding hiervan door honing. Ook de aanwezigheid van wondbeslag veroor-zaakt ontstekingsreacties en door deze met honing te verwijderen wordt de ontsteking geremd [35,36].

Figuur 2: De antibacteriële werking van honing speelt een belangrijke rol in het terugdringen van ontstekingsreacties in wonden omdat componenten in de celwand van bacteriën de ontstekingsreactie stimuleren en een vicieuze cirkel induceren.

Page 6: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 4 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 5

Terugdringen van wondgeurDe positieve invloed van honing op wondgeur is deels het gevolg van een direct antibacterieel effect maar deels ook toe te schrijven aan de aanwezigheid van grote hoeveelheden glucose in honing. De typische, nare geur van ontstoken wonden wordt veroorzaakt door zwa-velverbindingen, aminen en ammoniak die vrijkomen als eiwitten in het wondvocht door bacteriën worden gemetaboliseerd. Omdat bacteriën de metabolisatie van glucose prefereren boven die van aminozuren, verklaart de aanwezigheid van glucose in honing waarom nare wondgeuren snel worden geneutraliseerd wanneer ho-ning toegepast wordt [37,38].

Honing als voedings- en energiebronHoewel de samenstelling per soort varieert, bevat ho-ning relatief grote hoeveelheden aan mineralen, amino-zuren en vitaminen [13,23]. Het is uitvoerig beschreven dat de topicale toepassing van deze voedingstoffen de wondgenezing aanzienlijk versnelt [19,39]. Honing stimuleert de wondgenezing tevens doordat ze kera-tinocyten voorziet van glucose die dit als energiebron gebruiken om tijdens de fase van re-epithelisatie over het wondbed te kunnen migreren [17]. Honing voorziet daarnaast ook in de energiebehoefte van macrofagen die zorg dragen voor het verwijderen van bacteriën en dood weefsel (debris) en die de cascade van cytokinen en groeifactoren initiëren [15].

niet alle Honing is HetzelfdeOp de eerste plaats moet er onderscheid worden ge-maakt tussen medicinale honing en honing voor con-sumptie. Het is sterk af te raden om deze laatste voor wondbehandeling te gebruiken aangezien bacteriesporen (waaronder Clostridium) en verontreinigingen tot ern-stige infecties kunnen leiden. Medicinale honing is daar-entegen volgens een streng protocol verwerkt, gezuiverd en gamma-gesteriliseerd en moet altijd geregistreerd zijn als medisch hulpmiddel.Het idee dat alle medicinale honingsoorten hetzelfde zijn, is echter een misvatting. De werking van honing berust op een aantal eigenschappen die per soort sterk verschillen. Deze eigenschappen hangen nauw samen met de plantensoort waarvan de honing afkomstig is en het gebied waar deze planten groeien [3,15,21,25]. Maar evenzo is de wijze waarop de honing geselecteerd en verwerkt is belangrijk. Lang is ervan uitgegaan dat de antibacteriële activiteit toe te schrijven zou zijn aan de sterke osmotische werking. Tegenwoordig is echter bekend dat dit slechts één van de mechanismen is die een rol spelen. Een belangrijk ander mechanisme is de vorming van waterstofperoxide dat ontstaat uit glucose en water onder invloed van glucoseoxidase. De concen-tratie waterstofperoxide is weliswaar laag maar is door de lange contactduur zeer effectief. Ook de verlaging van de zuurgraad door gluconzuur speelt een rol bij de remming van de bacteriegroei en het deactiveren van schadelijke proteasen [19,20] (zie ook hierboven). Naast deze factoren zijn er enkele honingsoorten die nog de beschikking hebben over niet-peroxide-afhanke-lijke factoren. Deze stoffen geven de honing behoud van antibacteriële eigenschappen, ook nadat de in de wond gevormde waterstofperoxide is uitgewerkt. Het gehalte aan niet-peroxide-afhankelijke factoren is afhankelijk van de honingsoort. Voor Manuka-honing is dit de

Unieke Manuka Factor (UMF; inmiddels geïdentificeerd als methylglyoxaal) [3,28,37,40,41]. Om de concentra-tie van deze factor in Manuka-honing te kwantificeren, is een internationaal erkende methode in het leven geroepen waarbij de antibacteriële activiteit van de honing wordt bepaald ten opzichte van de equivalente concentratie fenol. Terwijl meerdere studies aantonen dat in verschillende Manuka-honingsoorten uit Nieuw-Zeeland de UMF 18 tot 30 bedraagt, is deze activiteit in andere honingsoorten zeer laag tot niet aantoonbaar [3,5,10,21,28,40,41].

conclusieZoals geen enkel middel mag ook honing niet als een panacee worden beschouwd. Echter, honing heeft enorme potentie als middel bij de behandeling van chro-nische wonden en huidaandoeningen. Tot op heden is er geen vergelijkbaar breedspectrum antibacterieel agens beschikbaar dat effectief is tegen antibioticagevoelige en -resistente micro-organismen, dat de biofilmvorming remt, de wondgenezing stimuleert en niet-toxisch is voor de humane cellen [4,6,26,27,42]. Met de moderne toedieningsvormen kan honing breed èn veilig worden ingezet en laat ze daarbij een snellere wondgenezing zien [28,31,35,36,43]. Het inzetten van honing als eerste keus bij de behandeling van (geïnfecteerde) wonden en verschillende huidaandoeningen lijkt daarom alleszins gerechtvaardigd.

auteursgegevens:Ing. H. (Harry) Wierbos is directeur van SpringMedical Benelux (www.spring-

medical.nl). E-mail adres voor correspondentie: [email protected].

referenties1 Vermeulen H, Ubbink DT, Goossens A, et al. Systematic review of dressings

and topical agents for surgical wounds healing by secondary intention. Br J

Surg 2005;92(6):665-72

2 Kramer A, Daeschlein G, Kammerlander G, et al. Consensus recommen-

dation for the choice of antiseptic agents in wound care. Hygiene Med

2004;29:147-57.

3 Allen KL, Molan PC, Reid GM. A survey of the antibacterial activity of

some New Zealand honeys. J Pharm Pharmacol 1991;43:817-22.

4 Blaser G, Santos K, Bode U, et al. Effect of medical honey on wounds

colonized or infected with MRSA. J Wound Care 2007;16:325-8.

5 George NM, Cutting KF. Antibacterial honey (Medihoney™): in vitro

activity against clinical isolates of MRSA,VRE, and other multiresistant

gram-negative organisms including Pseudomonas aeruginosa. Wounds-

Accompend Clin Res Pract 2007;19: 231-6.

6 Lerrer B, Zinger-Yosovich KD, Avrahami B, Gilboa-Garber N. Honey and

royal jelly, like human milk, abrogate lectin-dependant infection-preceding

Pseudomonas aeruginosa adhesion. ISME J 2007;1:149-55.

7 Irish J, Carter DA, Shokohi T, Blair SE. Honey has an antifungal effect

against Candida species. Med Mycol 2006;44:289-91.

8 Dunford CE, Cooper R, Molan PC. Using honey as a dressing for infected

skin lesions. Nurse Times 2000;96(14 NT-plus):7-9.

9 Dunford CE, Hanano R. Acceptability to patients of a honey dressing for

non-healing venous leg ulcers. J Wound Care 2004;13:193-7.

10 Molan PC. The evidence supporting the use of honey as a wounddressing.

Int J Low Extrem Wounds 2006;5: 40-54.

11 Johnson DW, Van Eps C, Mudge DW, et al. Randomized controled triaI of

topical exit-site application of honey (Medihoney™) versus mupirocin for

the prevention of catheter-associated infections in heamodialysis patients. J

Am Soc Nephrol 2005;16:1456-62.

12 Bang LM, Bunting C, Molan PC. The effect of dilution on the rate of

hydrogenperoxide production in honey and its implications for wound hea-

Page 7: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 6 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 7

ling. J Altern Complement Med 2003;9(2):267-73.

13 Haydak MH, Crane E, Duiberg H, et al. Biological properties of honey.

Heinemann, London 1975.

14 Inoue K, Muryama S, Seshiomo F, et al. Identification of phenolic com-

pound in manuka honey as specific superoxide anion radical scavenger

using electron spin resonance (ESR) and liquid chromatography with coulo-

metric array detection. J Sci Food Agric 2005;85(5):872-8.

15 Tonks AJ, Cooper RA, Jones KP, et al. Honey stimulates inflammatory

cytokine production from monocytes. Cytokine 2003;42:113-20.

16 Murrell GAC, Francis MJO, Bromley L. Modulation of fibroblast prolifera-

tion by oxygen free radicals. Biochem J 1990;265:659-65.

17 Silver IA. The physiology of wound healing. In: Hunt TK (red.) Wound hea-

ling and wound infection: therapy and surgical practice. Appleton-Century-

Crofts, New York 1990:11-28.

18 Ryan GB, Majno G. Acute inflammation: a review. Am J Pathol

1977;86:183-276.

19 Kaufman T, Levin M, Hurwitz DJ. The effect of topical hyperalimentation

on wound healing rate and granulation tissue formation of experimental

deep second degree burns in guinea-pigs. Burns 1984;10(4):84-90.

20 Leveen HH, Falk G, Borek B, et al. Chemical acidification of wounds. An

adjuvant to healing and the unfavourable action of alkalinity and ammonia.

Ann Surg 1973;178(6):745-53.

21 Molan PC Why honey is effective as a medicine: the scientific explanation

of its effects. Bee World 2001;82(1):22-40.

22 Blasa M, Candiracci M, Accorsi A, et al. Raw Millifiori honey is packed

full of antioxidants. Food Chem 2006;97(2):217-22.

23 D Árcy BR. Antioxidants in Australian floral honeys-identification of

health-enhancing nutrient components. Report for the Rural Industrial

Research and Development Corporation, Australia 2005:1-84.

24 Frankel S, Robinson GE, Berenbaum MR. Antioxidant capacity and cor-

related characteristics of 14 unifloral honeys. J Apic Res 1998;37(1):27-31.

25 Gheldof N, Engeseth NJ. Antioxidant capacity of honeys from various

floral sources on the determination of oxygen radical absorbance capacity

and inhibition of in vitro lipoprotein oxidation in human serum samples. J

Agric Food Chem 2002;50(10):3050-5.

26 Henriques A, Jackson S, Cooper R, Burton N. Free radical production and

quenching in honeys with wound healing potential. J Antimicrob Chemo-

ther 2006;58(4):773-7.

27 Flohé L, Beckmann R, Giertz H, Loschen G. Oxygen-centred free radicals

as mediators of inflammation. In: Sies H (red.) Oxidative stress. Academic

Press, London,1985. 403-35.

28 White R, Cooper RA, Molan PC (red.). Honey: a modern wound manage-

ment product. Wounds UK, Aberdeen 2005.

29 Subrahmanyam M, Sahapure AG, Nagane NS, et al. Free radical control-

the main mechanism of the action of honey in burns. Ann Burns Fire Disas-

ters 2003;16(3):135-8.

30 Wan KC, Evans JH. Free radical involvement in hypertrophic scar forma-

tion. Free Radic Biol Med 1999;26(5-6):603-8.

31 Efem SE. Recent advances in the management of Fournier’s gangrene:

preliminary observations. Surgery 1993;113(2):200-4.

32 Subrahmanyam M. Topical application of honey in treatment of burns. Br J

Surg 1991;78(4):497-8.

33 Subrahmanyam M. A prospective randomize clinical and histological study

of superficial burn wound healing with honey and silver sulphadiazine.

Burns 1998;24:157-61.

34 Klyubin IV, Kirpichnikova KM, Gamaley IA. Hydrogen peroxide-

induced chemotaxis of mouse peritoneal neutrophils. Eur J Cell Biol

1996;70(4):347-51.

35 Efem SE. Clinical observations on the wound healing properties of honey.

Br J Surg 1988;75(7):679-81.

36 Gething G, Cowman S. Bacteriological changes in sloughy venous leg

ulcers treated with Manuka honey or hydrogel: an RCT. J Wound Care

2008;17(6):241-7.

37 Molan PC. Re-introducing honey in the management of wounds and ulcers,

theory and practice. Ostomy/Wound Management 2002;48(11):28-40.

38 Nychas GJ, Dillon VM,Board RG. Glucose, the key substrate in the mi-

crobiological changes in meat and certain meat products. Biotechnol Appl

Biochem 1988;10:203-31.

39 Silvetti AN, Krejci-Simmons C, Schwartz D. Accelerated wound healing

and infection control through topical application of nutrients. Fed Proc

1981;40(3, part II):922 (abstract no. 3929).

40 Adams CJ, Boult CH, Deadman BJ, et al. Isolation by HPLC and charac-

terization of the active fraction of New Zealand manuka (Leptospermum

scoparium) honey. Carbohydr Res 2008;343(4):651-9.

41 Al-Mamary M, Al-Meeri A, Al-Habori M. Antioxidant activities and total

phenolics of different types of honey. Nutrition Res 2002;22(9):1041-7.

42 Cooper RA, Molan PC, Harding KG. Antibacterial activity of honey

against strains of Staphylococcus Aureus from infected wounds. J R Soc

Med. 1999;92(6): 283-5.

43 Efem SE, Udoh KT, Iwara CI. The antimicrobial spectrum of honey and its

clinical significance. Infection 1992;20:227-9

Bij fouragerend op een Brassicaceae plant

Page 8: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 6 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 7

De Hahnemann apotheek in Heiloo

wil haar team versterken met een

enthousiaste jonge apotheker diebelangstelling heeft voor homeopathie.De Hahnemann apotheek is een zelfstandige homeopathische apotheek die zich de afgelopen 11 jaar een heldere positie binnen de gezondheidszorg heeft verworven. De meeste receptuur komt via post, fax- en internet-bestellingen, juist omdat wij de enige apotheek in Nederland zijn die zich heeft toegelegd op de homeopathische magistrale bereidingen. De Nederlandse Apotheek Normen zijn voor ons de vanzelfsprekende leidraad voor het door ons gehanteerde kwaliteitssysteem. Wij leveren naast de homeopathica ook veel voedingssupplementen en energetica, dit alles voor meer dan 90% n.a.v. voorschriften. Omdat er geen standaard bijsluiters zijn besteden we veel aandacht aan voorlichting aan de patiënt. Ook onze eigen mensen krijgen veel interne scholing op dit specifieke vakgebied.Wij zoeken een collega die de belangstelling voor de homeopathie en allopathie wil combineren. Ervaring in een openbare apotheek strekt tot aanbeveling. Een eerste taak zal de afronding zijn van het lopende certificeringtraject. In opzet denken we aan een gecombineerde functie waarbij bv 2 of 3 dagen voor onze apotheek wordt gewerkt en daar naast in een reguliere apotheek. Doorgroei binnen onze apotheek is op termijn bespreekbaar.

Voor vragen of een reactie graag contact opnemen met

Martin Dicke, apothekerDe Krommert 121851ZE Heilootel [email protected]. hahnemann.nl

www.natuurenmilieu.nl

Voor een duurzame toekomst

Natuur & Milieu is dé milieuorganisatie die zich hard maakt voor een duurzame toekomst. Uw huis voorzien van stroom van windmolens, een elektrische auto voor de deur en gezond voedsel in uw koelkast. Doe mee, word nu donateur en ontvang nu tijdelijk de prachtige DVD-box ‘Human Planet’ over de relatie tussen mens en de natuur.

Page 9: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 8 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 9

20 jaar ontwikkeling van honing-verbanden in NederlandD. van Kalkeren

Sinds 1992 staat in Nederland de medische toepassing van honing in de belangstelling. Op initiatief van

Hans Hoekstra, arts-onderzoeker namens de stichting Brandwonden Research Instituut is destijds (dier)

experimenteel onderzoek verricht naar het medisch gebruik van honing. Omdat onderzoek naar de wer-

king van honing werd beoordeeld als van weinig toegevoegde waarde voor het verkrijgen van verder

wetenschappelijk inzicht –aan honing werd geen meerwaarde toegekend anders dan die van een hype-

rosmolaire suikeroplossing–waren financiële middelen slechts beperkt beschikbaar. Toen al was echter

meer dan voldoende literatuur beschikbaar waaruit de gunstige werking van honing genoegzaam bleek.

experimenteel onderzoekIn het in 1992/1993 uitgevoerde onderzoek bij expe-rimentele brandwonden bleek dat met Gram-kleuring aan het wondoppervlak bacteriekolonies konden wor-den aangetoond bij het gebruik van honing en bij een hyperosmolaire suikeroplossing, terwijl bij de toepas-sing van zilversulfadiazine (1%) crème geen bacteriën te zien waren. Bij de suikeroplossing waren niet alleen bacteriekolonies zichtbaar, maar ook duidelijke tekenen van wondinfectie. In met honing behandelde wonden was echter geen wondinfectie waarneembaar. Ook kon bij experimentele brandwonden worden vastgesteld dat honing ten opzichte van zilversulfadiazine een kwantita-tief snellere en kwalitatief betere wondgenezing gaf met duidelijk minder littekenvorming [1,2].Sinds 1996 is getracht een honingverband te ontwikke-len, waarbij honing van voor medisch gebruik geschikte kwaliteit in een acetaatgaas is geïmpregneerd. Dit mede omdat in 1993 in een editorial in het medisch-weten-schapppelijke tijdschrift Surgery werd geschreven dat aan honing weliswaar een werkzaamheid kon worden toegeschreven, maar dat het desondanks een “smeer-boel” was, hetgeen een wezenlijke beperking in het ge-bruik ervan zou betekenen [3]. Zes jaar nadien, in 2002, is HoneySoft® als eerste in Nederland geproduceerde en CE-gecertificeerde honingproduct beschikbaar gekomen. De in dit honingverbandgaas verwerkte honing is een multiflorale honing afkomstig uit de pre-Andes in Chili. De pre-Andes kent grote hoogteverschillen, waardoor de bijen elk jaargetijde een andere bloemen- en plan-tenpopulatie kunnen aanvliegen. Hierdoor ontstaat een rijke honing met veel variatie in de herkomst van de nectar, hetgeen voordelig kan zijn voor het antibacteri-ële karakter van de honing. Immers, de herkomst van de nectar is bepalend voor het asgehalte (met name kalium) en de zuurgraad en hiermee de elektrische geleidbaar-heid van de honing [4]. De elektrische geleidbaarheid –mogelijk door een beïnvloeding van het transport van vrije radicalen– is gecorreleerd met de antibacteriële werking van honing; met name honing van multiflorale herkomst, met een hoge elektrische geleidbaarheid, is sterk antibacterieel werkzaam [5]. Dit geeft ook precies aan waarom een medicinale honing bij voorkeur van “gecontroleerde herkomstbenaming” moet zijn. Slechts

een vage aanduiding als “een speciaal geprepareerde honing” of “geproduceerd onder geconditioneerde om-standigheden in kassen” zegt weinig over de herkomst of samenstelling van de honing.Overigens wordt de multiflorale honing speciaal geselec-teerd op aanwezigheid van hoge gehaltes glucoseoxida-se, fructose, fenolen en andere antibacteriële fytochemi-sche bestanddelen. De honing is vrij van zware metalen, antibiotica uit de landbouw, pesticiden, insecticiden en het mogelijk (cyto)toxische methylglyoxaal.

(pre)kliniscH gebruikIn 2003 werd verbandgaas met multiflorale honing voor de eerste maal toegepast in het brandwondencentrum van het Universitair Ziekenhuis in Gent bij twee ernstig verbrande patiënten van wie de brandwonden na drie maanden behandeling nog voor een derde deel niet wa-ren genezen. De wondoppervlakken waren uitgebreid gekoloniseerd met resistente pathogenen, waaronder Pseudomonas aeruginosa, die niet (meer) reageerden op de gebruikelijke antimicrobiële therapie en antisep-tica. Dergelijk probleempatiënten overleven over het algemeen het brandwondentrauma niet. Destijds werd uit therapeutische “armoede” begonnen met het behan-delen van de wonden met verbandgaas met multiflorale honing. Het resultaat van deze behandeling was opzien-barend; de defecten waren binnen ongeveer vier weken voor het grootste deel genezen (met epitheel bedekt), waarbij opvallend weinig littekenvorming werd waarge-nomen. Ook opvallend was de stabiele hechting van het uitgegroeide epitheel aan de wondbodem zonder enige blaarvorming. Ondanks deze eerste positieve resultaten bleek het een groot probleem deze behandeling geaccepteerd te krij-gen binnen de medische wereld. De boodschap dat de meest moeilijk te behandelen wonden met een “niet wetenschappelijk bewezen” methode tot genezing waren gebracht, bleek moeilijk over te brengen. In dit opzicht heeft in Nederland de plastisch chirurg Refaat Karim, verbonden aan het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam en pionier in de specialistische behande-ling van wonden met honing [6], een belangrijke rol gespeeld. Pas veel later, in 2010, is onder andere door middel van een zogenaamde Klinische Anwendungs

Page 10: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 8 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 9

Beobachtung (KAB) die in Duitsland werd uitgevoerd, getracht een betere indruk te krijgen van de potentie van honing voor de algemene wondbehandeling in de eer-ste lijn in plaats van de vaak te overmatig en langdurig toegepaste topicale antiseptica. Er werden in deze KAB tot nu toe 23 patiënten met verbandgaas met multi-florale honing behandeld, 13 mannen en 10 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 64 jaar (20-93 jaar). Er waren zes patiënten met een traumatische wond, twee met een brandwond en één met injectieletsel. Verder 12 patiënten met een ulcus cruris en twee met een diabe-tische voetwond. Alle wonden waren in de beginfase van ontwikkeling, zonder specifieke diagnostiek of spe-cialistische interventie. In 41,3% van de gevallen werd na de start van de behandeling met verbandgaas met multiflorale honing direct een verbetering waargenomen wat betreft debridement en primaire genezingstendens. Werden de wonden beoordeeld op het oplossen van ne-crotisch weefsel of beslag, vermindering van ontsteking, afname van wondexsudaat, verbetering van de geur, toename van granulatieweefsel en tekenen van epitheli-satie, dan werd zelfs in 72% van de gevallen verbetering waargenomen. In 13,8% werd geen verandering gezien, in slechts 4,3% was er sprake van een achteruitgang en in 9,4% kon geen oordeel worden gegeven. Bij 20 van de 23 behandelde patiënten werden geen bijwerkingen waargenomen. In één geval was sprake van minimale pijn (prikkelende sensatie), bij één patiënt van sterke pijn (waardoor de behandeling slechts twee dagen heeft geduurd) en in één geval van lichte irritatie van de om-gevende huid. De gemiddelde behandelingsduur bedroeg 4,7 weken (variërend van één dag tot 11 weken). Bij wonden in de initiële fase van de ontwikkeling werd dus in bijna driekwart van de gevallen verbetering geboekt, zonder toepassing van antiseptica.

in vitro studieHoewel honing in een experimenteel model voor brand-wonden in antimicrobieel opzicht minder effectief bleek dan zilversulfadiazine, heeft honing wel degelijk ook antibacteriële eigenschappen. Zo is in een in vitro stu-die van Henriques, Burton en Cooper [7] bijvoorbeeld aangetoond dat met multiflorale honing een snelle af-name van het aantal Staphylococcus aureus kolonies kan worden bereikt. De multiflorale honing was in dit opzicht effectiever dan andere in verbandgaas verwerkte honingsoorten zoals Manuka-honing (in de producten Advancis en Apinate). De resultaten van dit onderzoek tonen het belang aan van vergelijkend onderzoek van

verschillende soorten honing in relatie tot hun toedie-ningsvorm om allerhande claims van fabrikanten ten aanzien van de antibacteriële werking van medicinale honingsoorten op hun juistheid te kunnen beoordelen.

conclusieHet toepassen van medicinale honing zal kunnen bij-dragen aan het verminderen van het gebruik van anti-septica en daarmee samenhangend aan de beteugeling van resistentievorming en biofilmvorming. Met name dit laatste fenomeen –waarbij bacteriën zich in een bescher-mend slijmkapsel inbouwen– vormt een steeds groter probleem bij de wondbehandeling omdat hierbij de ge-voeligheid voor antibacteriële therapie afneemt. Door de behandeling met verbandgaas met multiflorale honing kan onnodige antiseptische therapie worden vermeden terwijl het bacteriologische evenwicht in de wond beter kan worden gehandhaafd door te voorkomen dat bacte-riën zich hechten en een biofilm kunnen vormen [8]. Het optreden van huidirritatie wordt soms waarge-

Tabel 1: Vergelijking van verschillende honingsoorten in medicinale honingverbanden ten aanzien van de in vitro antibacteriële activiteit op Staphylococcus aureus [7].

Multiflorale honing (HoneySoft®) Manuka-honing (Advancis) Manuka-honing (Apinate)

Aantal kolonies (%) SD* Aantal kolonies (%) SD* Aantal kolonies (%) SD*

0 uur 100 0 100 0 100 01 uur 0,6 0,6 1,4 1,2 38,2 53,62 uur 0,2 0,2 0,2 0,3 14,8 24,33 uur 0 0 < 0,1 < 0,1 14,5 23,84 uur 0 0 0 0 0,6 0,9

* SD = standaarddeviatie

Figuur 1: Vergelijking van verschillende honingsoorten in me-dicinale honingverbanden ten aanzien van de in vitro antibac-teriële activiteit op Staphylococcus aureus [7].

Page 11: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 10 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 11

nomen en is over het algemeen van korte duur. Pijn-klachten als gevolg van het hygroscopische karakter van honing komen zeer zelden voor bij de behandeling met dit honingverbandgaas. Overmatige pijn gaat vaak gepaard met arteriële doorbloedingsstoornissen en deze vragen om een andere aanpak dan alleen de keuze voor de juiste wondbehandeling. Daarnaast leidt gewenning aan de initiële honingbehandeling ook meestal tot een afname van de lichte pijnklachten. Het verbandgaas met multiflorale honing lijkt daarom een uitstekende vervan-ger te zijn van topicale antiseptica.

auteursgegevens:Ir. D. (Dick) van Kalkeren is directeur/eigenaar van Taureon. E-mail adres voor

correspondentie: [email protected].

referenties1 Hoekstra H, Du Pont JS, Dutrieux RP. HoneySoft: een Bij-zonder verband.

WCS Nieuws 2001;4:28-31.

2 Hoekstra MJ, Hupkens P, Dutrieux RP, Bosch MM, Brans TA, Kreis RW. A

comparative burn wound model in the New Yorkshire pig for the histopa-

thological evaluation of local therapuetuc regimens; silver sulphadiazine as

a standard. Br J Plast Surg 1993;46(7):585-9.

3 Condon RE. Curious interaction of bugs and bees. Surgery

1993;113(2):234-5.

4 Bogdanov S. Harmonised methods of the International Honey Commission.

International Honey Commission, 2002 (beschikbaar via: (http://www.

apiculturacluj.com/ApiculturaCluj/italiano/Documents/IHCmethods_e.pdf).

5 Vorlova L, Karpiskova R, Chabiniokova I, Kalabova K, Brazdova Z. The

antimicrobial activity of honeys produced in the Czech Republic. Czech J

Anim Sci 2005;50(8):376-84.

6 Ahmed AK, Hoekstra MJ, Hage J, Karim RB. Honey-medicated dressing:

transformation of an ancient remedy into modern therapy. Ann Plast Surg

2003;50(2):143-8.

7 Henriques A, Burton N, Cooper RA. In vitro efficacy of 3 honey impregna-

ted wound dressings in inhibiting Staphylococcus aureus. Poster Presenta-

tion, University of Wales Institute Cardiff, Cardiff.

8 Lerrer B. Honey and royal jelly, like human milk, abrogate lectin-dependant

infection-preceding Pseudomonas aeruginosa adhesion. ISME J 2007;1

(2):149-55.

Honingverband en wondgenezing –klinische ervaring met boekweithoningE. Valk

Altijd was verband zacht, wit, had een gaasstructuur en bedekte het probleem op elegante wijze.

Met de opkomst van moderne, bio-actieve componenten in speciaal ontwikkelde dragers ziet ver-

band er tegenwoordig soms heel anders uit. Het verband bedekt de wond nog steeds maar be-

invloedt nu ook actief processen in het wondbed en draagt zo bij aan het genezingsproces.

De ontregeling van fysiologische processen in het wond-bed is een van de belangrijkste kenmerken van chroni-sche wonden. Een onderliggende pathologie (bijvoor-beeld diabetes mellitus) of een infectie kan de verstoorde wondgenezing veroorzaken. Modern wondverband worden daarom vaak geïmpregneerd met bioactieve stoffen van diverse aard die opgenomen worden in het wondbed, de weefsellaag waar opgeruimd en gebouwd wordt. Herstel van microbiologisch evenwicht en be-strijding van infectie is de voornaamste taak van deze stoffen. Door de bioactieve stoffen ook nog te mengen met medicinale honing ontstaat een oud, effectief mid-del in een nieuwe jas. In dit artikel worden kort de re-sultaten besproken van drie afzonderlijke onderzoeken die betrekking hebben op de behandeling van diverse soorten wonden met een combinatie van speciaal ge-selecteerde en verwerkte donkere boekweithoning en andere toegevoegde sporenelementen ((metaal)-ionen). De boekweithoning is geselecteerd op basis van antibac-teriële potentie en ontstekingsremmende werking [1] en wordt gecontroleerd op zuurgraad, sucrosegehalte en de aanwezigheid van eventuele contaminatie (onder andere sulfonamiden, pesticiden en zware metalen). Verwerking van de honing tot geïmpregneerde verbandgazen vindt

plaats onder gecontroleerde omstandigheden in een zo-genaamde cleanroom en het in folie verpakte gaas wordt daarna gamma-gesteriliseerd (MelMax; Figuur 1).

kliniscH ervaringenIn de hieronder beschreven studies is gebruikgemaakt van gestandaardiseerde protocollen, case report forms en in-clusie- en exclusiecriteria (in de studies bij brandwonden en vasculaire ulcers). Naast klinische beoordeling werd gebruikgemaakt van meetinstrumenten om het wondop-pervlak en de diepte van wonden te bepalen. In de studies bij brandwonden en de verpleeghuis-casuïstiek werd ge-bruikgemaakt van Laser-Doppler-techniek om inzicht te verkrijgen in respectievelijk de diepte van de verbranding en de circulatie van de onderste extremiteit. Daarnaast werden standaard digitale foto’s genomen van de won-den. Behandeling vond plaats tot wondsluiting, of ten minste gedurende een periode van zes weken.

BrandwondenIn een studie uitgevoerd in het universitair ziekenhuis te Gent, België, werden 21 patiënten behandeld met honingverband [2]. De onderzoeksgroep bestond voor-

Page 12: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 10 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 11

namelijk uit slachtoffers van een industriële gasexplosie. Het doel van deze studie was het vaststellen van de vei-ligheid en werking van dit type honingverband. Bij ver-brandingen is vaak een groot huidoppervlak aangedaan. Wondinfecties komen veelvuldig voor en de eerste taak van een verband is dan ook het voorkomen/bestrijden hiervan te ondersteunen. Daarnaast gaat het bij wond-sluiting bij brandwonden vooral ook om restverschijnse-len. Omdat de soepelheid van de huid na genezing en de vorming van littekens belangrijke criteria voor de suc-cesvolle behandeling van brandwonden zijn, werd ook gekeken naar de effecten van het wondverband hierop.

De behandeling van in totaal 35 bij de patiënten voor-komende en in de studie geïncludeerde wonden gaf de volgende resultaten. Bacteriologische analyse van het wondbed toonde aan dat aanwezige infecties onder controle werden gebracht, waarbij de microbiologische belasting en de soorten aanwezige bacteriën als maatge-vend werden gezien. Gedurende de behandeling nam de productie van wondvocht af en werd het ontstaan van granulatieweefsel en progressieve epithelialisatie van de wondranden waargenomen. Wondsluiting vond plaats bij 94% van de wonden, gemiddeld na 25,6 dagen na de start van de behandeling.

Vasculaire ulcersEen vergelijkende studie werd uitgevoerd in het der-matologisch centrum van het universitair ziekenhuis te Ljubljana, Slovenië [3]. De behandelde wonden waren als therapie-resistent geclassificeerde vasculaire ulcera (wonden ontstaan door stoornissen in de bloedcircula-tie). De 60 deelnemende patiënten werden gerandomi-seerd verdeeld in twee groepen die werden behandeld met honingverband (n = 30) of met een actief zilver en koolstof bevattend verband (n = 30). Zowel zilver als koolstof worden algemeen ingezet ter bestrijding van wondcontaminatie en -infectie [4].

Op basis van een vergelijking van de afname van de ab-solute wondgrootte bij beide groepen werd een sterkere genezingstendens gezien na behandeling met honingver-band; de afname van het wondoppervlak gedurende de observatieperiode was 0,4% voor de groep behandeld

met actief zilver en koolstof bevattend verband tegen 36,7% voor de groep behandeld met honingverband. De afname in de productie van wondvocht (exsudaat) –een belangrijke indicator voor de mate van contaminatie en/of infectie– was nagenoeg gelijk in beide groepen. Ver-der werd een interessant verschil gevonden ten aanzien van de hoeveelheid toegediende systemische antibiotica in beide groepen. Vooraf werden in totaal 15 patiënten geïdentificeerd bij wie ondersteunende behandeling met antibiotica noodzakelijk was, negen in de groep met honingverband en zes in de groep met actief zilver en koolstof bevattend verband. Aan het einde van de stu-dieperiode was dit aantal respectievelijk één en zes.

Chronische wondenIn een derde studie werd gedurende 42 dagen het effect van honingverband bij verschillende chronische wonden zoals die typisch voorkomen in een (in dit geval Engels) verpleeghuis geobserveerd [5]. Deze casuïstiek omvat

Figuur 1: Met boekweithoning geïmpregneerd wondgaas.

A

B

Figuur 2: Patiënt GB 06-S1, Universitair Ziekenhuis Gent; brandwond na een industriële gasexplosie. Totaal verbrand lichaamsoppervlak = 31%, derde-graads verbranding = 31%. Foto A: bij aanvang van behandeling op 24-8-2004; foto B: na zeven weken behandeling.

BA

Figuur 3: Patiënt GB 11-S1, Universitair Ziekenhuis Gent; brandwond na een industriële gasexplosie. Totaal verbrand lichaamsoppervlak = 12%, derde-graads verbranding = 2%, tweede-graads verbranding = 10%. Foto A: dorsale vlak bij elleboog bij aanvang van behandeling op 3-9-2004; foto B: volledige genezing na 7,5 weken behandeling.

Page 13: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 12 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 13

31 patiënten met wonden die ten minste drie maanden aanwezig waren, geen tekenen vertoonden van normale progressie en dus als recalcitrant aangemerkt kunnen worden. Verandering van de wondgrootte (oppervlakte-metingen), genezingstendens (visuele inspectie van weef-sel), productie van wondvocht en wondgeur (vragenlijst) werden onderzocht als parameters om het klinische effect van het honingverband uit te drukken (Figuren 4, 5 en 6). In samenhang met de klinische effecten werd ook gekeken naar de kosteneffectiviteit van behandeling met honingverband. Terwijl in het begin van de obser-vatieperiode de verbandwissels elke één tot drie dagen plaatsvonden (bij 67% van de wonden), was dit tegen het einde van de observatieperiode gedaald tot eens per vier tot zeven dagen (bij 78% van de wonden). Dit bete-kende een kostenreductie van 44% in materiaalgebruik. De tijdbesparing voor het verzorgend personeel (£22,- per 15 minuten voor zogenaamde practice nurses en gemiddeld £51,- voor een consult van een district nurse) betekende gezamenlijk ook een aanzienlijke besparing voor de National Health Service.

conclusieBacteriële resistentie door overmatig gebruik van antibio-tica heeft geleid tot de introductie van moderne wondver-banden waaronder met honing geïmpregneerd verband-gaas. Deze wondverbanden worden over het algemeen op de markt gebracht als medisch hulpmiddel (CE klasse 2B verbandmiddelen). Door deze status zijn fabrikanten ver-plicht tot een jaarlijkse rapportage van een gedetailleerde post-market surveillance waarbij het gebruik van het ho-ningverband in de praktijk wordt geëvalueerd. Incidenten en negatieve klinische ervaringen worden bijgehouden in een register en moeten worden gemeld tijdens de inspec-ties voor de CE-keur. Het in dit artikel besproken honing-verband wordt sinds 2005 zonder klachten in Europa ge-voerd. Er zijn geen klinische bijwerkingen aangetoond bij het gebruik van verband op basis van honing. Dit geldt in algemene zin voor alle honingproducten. Daarnaast laten de resultaten van drie studies zien dat positieve klinische effecten zijn te bereiken met honingverband en maken ze aannemelijk dat ook honing op deze manier een brede en krachtige antibacteriële werking heeft.

auteursgegevens:Drs. E. (Erik) Valk is directeur van Principelle BV. E-mail adres voor correspon-

dentie: [email protected].

referenties:1 Van den Berg AJJ, Van den Worm E, Quarles van Ufford HC, Halkes SBA,

Hoekstra MJ, Beukelman CJ. An in vitro examination of the antioxidant

and anti-inflammatory properties of buckwheat honey. J. Wound Care

2008;17(4):172-8.

2 Hoeksema H, Pirayesh A, Hoekstra MJ, Blondeel P, Monstrey S. A clinical

prospective study assessing the efficacy of a fenolic rich honey and PHI-5 dres-

sing in therapy resistant and colonized burn defects. 11th European Burns

Association Congress, Estoril, Portugal, September 2005. Abstract O-014

3 Rucigaj TP. Comparative effects of Polyhydrated Ionogens/Honey based dres-

sings and Silver based dressings on the healing of venous leg ulcers. 16th An-

nual meeting, European Tissue Repair Society, Pisa, Italy, September 2006.

4 Vowden P, Cooper RA. An integrated approach to managing wound infection.

In: Calne S (red.) Management of wound infection. EWMA position docu-

ment. Medical Education Partnership Inc., London 2006:2-6 (beschikbaar via

http://ewma.org/fileadmin/user_upload/EWMA/pdf/Position_Documents/2006/

English_pos_doc_2006.pdf).

5 Hampton S, Kerr A, Bree-Aslan C. An observational study of a honey impreg-

nated dressing (MelMax) in the treatment of wounds. UK Wounds, Harrogate,

Verenigd Koninkrijk, November 2007.

689

303

0

100

200

300

400

500

600

700

800

Voor behandeling Na behandeling

Tot

aal w

ondo

pper

vlak

(cm

2 )

Figuur 4: Het effect van behandeling met honingverband van chronische wonden zoals die typisch voorkomen in een (En-gels) verpleeghuis [5]; verandering van het totale oppervlak van alle wonden (in cm2) gedurende de observatieperiode (42 dagen).

41

24

34

67

33

00

20

40

60

80

100

Geen geur Lichte geur Sterke geur

Per

cent

age

(%)

Begin

Eind

Figuur 5: Het effect van behandeling met honingverband van chronische wonden zoals die typisch voorkomen in een (En-gels) verpleeghuis [5]; verandering in wondgeur gedurende de observatieperiode (42 dagen).

4047

13

81

19

00

20

40

60

80

100

Helder Rood wondvocht Purulent

Per

cent

age

(%)

Begin

Eind

Figuur 6: Het effect van behandeling met honingverband van chronische wonden zoals die typisch voorkomen in een (En-gels) verpleeghuis [5]; verandering in wondvocht gedurende de observatieperiode (42 dagen).

Page 14: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 12 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 13

Ontrafeling van de antibacteriële werking van medical-grade honingP.H.S. Kwakman, S.A.J. Zaat

Antibioticaresistentie is een ernstig probleem: de percentages ziekteverwekkende bacteriën die resistent zijn

tegen verschillende antibiotica nemen steeds verder toe terwijl er nauwelijks nieuwe antibiotica beschik-

baar komen [1-4]. De noodzaak voor nieuwe antimicrobiële strategieën wordt dan ook steeds urgenter.

Honing wordt al sinds de tijd van de oude Egyptenaren gebruikt voor behandeling van wonden en de directe an-tibacteriële werking van honing werd reeds eind negen-tiende eeuw beschreven [5]. De effectiviteit van honing tegen antibioticaresistente bacteriën heeft geleid tot een toename van interesse in dit oude antimicrobiële mid-del vanuit de moderne geneeskunde. Onvolledige kennis van het werkingsmechanisme en de variatie in antibacte-riële activiteit zijn echter obstakels voor de toepasbaar-heid van honing in de moderne geneeskunde.

Omdat honing van nature bacteriële sporen kan bevat-ten die een potentieel probleem zijn bij gebruik op won-den, worden honingen bestemd voor medische toepas-sing gesteriliseerd om de mogelijk aanwezige sporen te doden. Momenteel zijn onder andere gamma-bestraalde Revamil® (geproduceerd door Bfactory in Rhenen) en verschillende Manuka-honingen (onder andere Mediho-ney® en Active Manuka®) goedgekeurd als medical-gra-de honing voor toepassing op wonden. De eerstgenoem-de medical-grade honing wordt onder gecontroleerde omstandigheden in kassen geproduceerd, waarbij het proces gericht is op een hoge H2O2-productiecapaciteit van de honing, terwijl Manuka-honing uit zijn natuur-lijke habitat verkregen wordt en juist bekend staat om zijn sterke niet-peroxide antibacteriële activiteit [6,7].

antibacteriële activiteit van medical-grade HoningOm de reproduceerbaarheid van de bactericide activiteit van de onder gecontroleerde omstandigheden in kas-sen geproduceerde honing (hierna kortweg aangeduid als kas-honing) te bepalen, hebben we 11 verschillende batches van deze honing getest tegen Bacillus subtilis, een bacterie met een hoge gevoeligheid voor honing. De 11 geteste batches bleken minder dan tweevoudige spreiding in bactericide concentratie te vertonen, wat aangeeft dat deze honing goede reproduceerbare anti-bacteriële activiteit heeft [8]. Daarnaast heeft deze ho-ning potente activiteit tegen de belangrijke wondpatho-genen methicillineresistente Staphylococcus aureus (de ziekenhuisbacterie MRSA) en ESBL (extended-spectrum beta-lactamase) producerende Escherichia coli.

Als model voor een mogelijke topicale klinische toepas-sing hebben we onderzocht in welke mate deze honing de huidkolonisatie van gezonde vrijwilligers kon ver-minderen. Na 48 uur applicatie van honing op de huid van de onderarm van gezonde vrijwilligers bleek de mate van microbiële kolonisatie honderdvoudig afgeno-men ten opzichte van de controlegroep zonder honing

(p<0,0001) [8]. Het percentage positieve kweken was verminderd van 79% voor de controles naar 19% voor de met honing behandelde huid (p<0,0001).De reproduceerbare, breed-spectrum in vitro antimicro-biële activiteit en de effectieve antimicrobiële werking op humane huid geven aan dat deze honing potentie heeft voor klinische topicale toepassingen. Op dit mo-ment werken we met de Intensive Care afdeling van het Academisch Medisch Centrum aan een studie naar de effectiviteit van deze medical-grade honing voor reductie van microbiële kolonisatie van de huid rondom kathe-terinsteekopeningen bij intensive care-patiënten. Bacteri-en afkomstig van de huid zijn in grote mate verantwoor-delijk voor kathetergerelateerde bloedbaaninfecties. Dergelijke infecties leiden tot een verhoogde ziektelast van toch al ernstig zieke patiënten en een toename van medische kosten. Verhindering van kolonisatie van de katheterinsteekopening zou kunnen leiden tot een verla-ging van de kans op kathetergerelateerde infecties.

ontrafeling van de antibacteriële werking van kasHoningDe hoge suikerconcentratie en de productie van H2O2 zijn de meest bekende antimicrobiële componenten in honing. Meer recent is methylglyoxaal (MGO) beschre-ven als een antimicrobiële component die in hoge con-centraties voorkomt in Manuka-honing [9,10]. MGO wordt tijdens de rijping van honing gevormd via een niet-enzymatisch proces uit dihydroxyaceton, een stof die in hoge concentraties aanwezig is in nectar van de Manuka-plant (Leptospermum scoparium) [11]. De reden dat zulke hoge concentraties dihydroxyaceton specifiek in de nectar van Manuka-planten voorkomen is echter nog onduidelijk.

De mate waarin deze bovenstaande componenten en mogelijke additionele factoren bijdragen aan de bacteri-cide activiteit van honing is nog grotendeels onbekend. Om de rol van reeds bekende antibacteriële compo-nenten voor de activiteit van honing te bepalen en om aanwijzingen te vinden voor eventueel aanwezige ad-ditionele factoren hebben we een methode ontwikkeld waarin H2O2 en MGO specifiek geneutraliseerd konden worden in kashoning. Na neutralisatie van H2O2 door toevoeging van catalase behield de niet-gamma gesterili-seerde bron van kashoning beduidend meer bactericide activiteit dan een oplossing die qua suikerconcentratie equivalent was aan kashoning [12]. De sterke activiteit van honing tegen B. subtilis nam zelfs helemaal niet af na neutralisatie van H2O2. B. subtilis is vervolgens

Page 15: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 14 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 15

gebruikt als indicator voor identificatie van additionele componenten in de kashoning. Enzymatische neutrali-satie van MGO leidde wel tot enige reductie in activiteit van kashoning tegen B. subtilis – wat aangeeft dat deze component betrokken is bij de bactericide activiteit –maar ook na neutralisatie van MGO behield kashoning sterke activiteit [12].

Om componenten te identificeren die bijdragen aan de nog aanwezige activiteit werden verschillende fractio-neringen uitgevoerd en is het kationische antimicrobiële peptide bee defensin-1 in kashoning aangetoond. Dit peptide (ook wel royalisin genoemd) is een bekend on-derdeel van het immuunsysteem van bijen [13-16] maar was nooit eerder in honing aangetoond. Door specifieke neutralisatie met behulp van antilichamen hebben we aangetoond dat bee defensin-1 het enige antimicrobiële peptide in kashoning is, en dat dit peptide een zeer aan-zienlijke bijdrage levert aan de resterende bactericide activiteit van deze honing tegen B. subtilis [12]. Neutra-lisatie van H2O2, MGO en bee defensin-1, gecombineerd met titratie van honing van pH 3.4 naar pH 7, resul-teerde in reductie van de activiteit tegen B. subtilis tot het niveau van een honing-equivalente suikeroplossing. Hieruit kan worden geconcludeerd dat alle factoren betrokken bij activiteit van kashoning tegen B. subtilis gekarakteriseerd zijn. De gekarakteriseerde componen-ten bleken tevens volledig verantwoordelijk te zijn voor de activiteit van de honing tegen alle andere geteste bac-teriën. Dit is de eerste keer dat de antibacteriële werking van een honing volledig is ontrafeld.

bijdrage van geïdentificeerde factoren voor de anti-bacteriële activiteit van manuka-HoningVervolgens hebben we onderzocht in welke mate de gekarakteriseerde factoren bijdragen aan de activiteit van een batch Manuka-honing met sterke niet-peroxide activiteit. De onderzochte Manuka-honing bevatte een veertig keer hogere concentratie MGO dan kashoning, terwijl H2O2 en bee defensin-1 niet gedetecteerd werden in deze honing [17]. Neutralisatie van MGO leidde tot een aanzienlijke verlaging van de activiteit van Manuka-honing tegen S. aureus and B. subtilis, waarmee voor het eerst direct bewijs is geleverd voor de rol van MGO voor de activiteit van Manuka-honing. Na neutralisatie van MGO behield Manuka-honing echter activiteit te-gen alle geteste bacteriën. Neutralisatie van de pH leidde tot verdere verlaging van activiteit, maar na neutralisatie van alle beschreven componenten behield Manuka-ho-ning activiteit tegen B. subtilis, E. coli en Pseudomonas aeruginosa. Deze activiteit werd slechts ten dele geneu-traliseerd door kationische componenten weg te vangen. Dit betekent dat meerdere typen – zowel kationische als niet-kationische – onbekende componenten bijdragen aan de antibacteriële activiteit van Manuka- honing.

Honing als een bron van nieuwe antimicrobiële middelenDe twee door ons in detail onderzochte honingen be-vatten dus een totaal verschillend panel antibacteriële componenten. Terwijl H2O2 en bee defensin-1 van groot belang zijn voor de activiteit van kashoning, is Manuka-honing afhankelijk van de aanwezigheid van een hoge concentratie MGO en verschillende vooralsnog niet-gei-dentificeerde componenten. Dit geeft aan dat er enorme

variatie in zowel type als hoeveelheid antibacteriële componenten in verschillende honingen te verwachten valt. Kennis van de antibacteriële activiteit van verschil-lende honingen zou op termijn ook kunnen bijdragen tot het maken van rationele keuzes voor het gebruik van bepaalde honing voor specifieke klinische toepassingen of voor het produceren van menghoning met gestan-daardiseerde samenstelling en antibacteriële activiteit.

Door de variatie in florale afkomst, geografische locatie en bijen-subspecies is er een nagenoeg onuitputtelijke variatie in honingsoorten. Met de beschreven aanpak van karakterisatie en sequentiële neutralisatie van com-ponenten in honing kan in een breed scala van honingen gezocht worden naar interessante, additionele antimi-crobiële componenten. Wellicht kunnen dergelijke com-ponenten gebruikt worden voor de ontwikkeling van nieuwe antimicrobiële middelen.

auteursgegevensDr. P.H.S. (Paul) Kwakman en dr. S.A.J. (Bas) Zaat zijn verbonden aan de afde-

ling Medische Microbiologie van het Academisch Medisch Centrum, Universiteit

van Amsterdam, Amsterdam. Het hier beschreven onderzoek is een korte samen-

vatting van het proefschrift getiteld “Thrombocidins and honey: mechanisms of

action and optimization of antimicrobial activity” van Paul Kwakman.

referenties1 European Antimicrobial Resistance Surveillance Network. EARSS annual

report 2008. EARSS, Bilthoven 2009 (beschikbaar via: www.rivm.nl/earss/

result/Monitoring_reports/).

2 Levy SB. The antibiotic paradox: how misuse of antibiotics destroys their

curative powers. Perseus Publishing, Cambridge 2002.

3 Levy SB, Marshall B. Antibacterial resistance worldwide: causes, challenges

and responses. Nat Med 2004;10:S122-9.

4 Nathan C. Antibiotics at the crossroads. Nature 2004;431:899-902.

5 Majno G. Man and wound in the ancient world. Harvard University Press,

Cambridge, Massachusetts 1975.

6 Allen KL, Molan PC, Reid GM. A survey of the antibacterial activity of

some New Zealand honeys. J Pharm Pharmacol 1991;43:817-22.

7 Willix DJ, Molan PC, Harfoot CG. A comparison of the sensitivity of

wound-infecting species of bacteria to the antibacterial activity of manuka

honey and other honey. J Appl Bacteriol 1992;73:388-94.

8 Kwakman PHS, Van den Akker JPC, Guclu A, Aslami H, Binnekade JM, de

Boer L, Boszhard L, Paulus F, Middelhoek P, Te Velde AA, Vandenbroucke-

Grauls CMJE, Schultz MJ, Zaat SAJ. Medical-grade honey kills antibiotic-

resistant bacteria in vitro and eradicates skin colonization. Clin Infect Dis

2008;46:1677-82.

9 Adams CJ, Boult CH, Deadman BJ, Farr JM, Grainger MN, Manley-Harris

M, Snow MJ. Isolation by HPLC and characterisation of the bioactive

fraction of New Zealand manuka (Leptospermum scoparium) honey. Car-

bohydr Res 2008;343:651-9.

10 Mavric E, Wittmann S, Barth G, Henle T. Identification and quantification

of methylglyoxal as the dominant antibacterial constituent of Manuka

(Leptospermum scoparium) honeys from New Zealand. Mol Nutr Food

Res 2008;52:483-9.

11 Adams CJ, Manley-Harris M, Molan PC. The origin of methylglyoxal in

New Zealand manuka (Leptospermum scoparium) honey. Carbohydr Res

2009;344:1050-3.

12 Kwakman PHS, Te Velde AA, de Boer L, Speijer D, Vandenbroucke-Grauls

CMJE, Zaat SAJ. How honey kills bacteria. FASEB J 2010;24:2576-82.

13 Bachanova K, Klaudiny J, Kopernicky J, Simuth J. Identification of ho-

neybee peptide active against Paenibacillus larvae larvae through bacterial

growth-inhibition assay on polyacrylamide gel. Apidologie 2002;33:259-

69.

14 Casteels-Josson K, Zhang W, Capaci T, Casteels P, Tempst P. Acute trans-

Page 16: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 14 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 15

criptional response of the honeybee peptide-antibiotics gene repertoire and

required post-translational conversion of the precursor structures. J Biol

Chem 1994;269:28569-75.

15 Fujiwara S, Imai J, Fujiwara M, Yaeshima T, Kawashima T, Kobayashi K. A

potent antibacterial protein in royal jelly. Purification and determination of

the primary structure of royalisin. J Biol Chem, 1990;265:11333-7.

16 Klaudiny J, Albert S, Bachanova K, Kopernicky J, Simuth J. Two struc-

turally different defensin genes, one of them encoding a novel defensin

isoform, are expressed in honeybee Apis mellifera. Insect Biochem Mol Biol

2005;35:11-22.

17 Kwakman PHS, Te Velde AA, de Boer L, Vandenbroucke-Grauls CMJE,

Zaat SAJ. Two major medicinal honeys have different mechanisms of bacte-

ricidal activity. PLoS One 2011;6:e17709.

Wat is, wil en doet de NVF?De Nederlandse Vereniging voor Fytotherapie (NVF) werd opgericht in 1988. Haar doelstelling is het bevor-deren van de kwaliteit van fytotherapie en fytothera-peutica en een verantwoorde voorlichting daarover aan alle belangengroepen. De NVF is geen beroepsvereni-ging maar een wetenschappelijke vereniging met een omvangrijk netwerk, de NVF. De statuten van de NVF staan op de website www.fyto.nl (zie “Vereniging”).

De NVF is aangesloten bij de Nederlandse FMWV (Fe-deratie van Medisch Wetenschappelijke Verenigingen). Op Europees niveau vertegenwoordigen NVF-leden Nederland in de ESCOP® (European Scientific Coo-perative on Phytotherapy). Het werk van de ESCOP (o.a. de productie en uitgave van SPC’s) werd meerdere keren gehonoreerd met subsidies van de EU. Ook in Nederland participeert de NVF in verschillende over-heidsgesubsidieerde projecten op gebied van onderwijs en onderzoek.

activiteitenActiviteiten die de NVF in Nederland heeft ondernomen en (deels) continueert zijn o.a.:* De uitgave van het “Nederlands Tijdschrift voor Fyto-

therapie”.* De organisatie van studiedagen, wetenschappelijke

symposia en klinische avonden.* Het stimuleren van onderzoek naar fytotherapie en

fytotherapeutica en van de publicatie en verspreiding van onderzoeksresultaten. Onder meer is een pilot-studie naar Chinese kruiden bij menopauzale klachten gerealiseerd. * De oprichting van het “R.P. Labadiefonds”, dat onder meer scriptie- en posterprijzen toekent en subsi-dies verleent.

* Het geven van voorlichting en gastcolleges aan diverse (onderwijs)instellingen en organisaties.

* De instelling van de bijzondere leerstoel “Immuno-logie van plantenstoffen” aan de Universiteit Utrecht (later door de Universiteit overgenomen).

* De oprichting van de “Commissie Toetsing Fytothe-rapeutica” (CTF), ondergebracht in een zelfstandige

stichting (STF) die preparaten toetst op kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid; inmiddels is de CTF op-geheven en functioneert onder de STF een CKF (Com-missie Keuring Fytoproducten).

* Het inventariseren en adviseren betreffende oplei-dingsmogelijkheden in de fytotherapie.

* Het participeren in onderwijs- en onderzoeksprojecten (opleiding Voeding en Gezondheid, opleiding CAM therapeut, Fyto-V, Natuurlijk Gezond e.a.).

* Het geven van feedback op (aangekondigd) overheids-beleid.

* Het kritisch volgen van en zelf naar voren treden in publieksmedia betreffende fytotherapie en fytothera-peutica.

De activiteiten worden verricht door de NVF-leden die in diverse commissies, redactie, studie- en werkgroepen participeren en professioneel ondersteund door het NVF-bureau.

lidmaatscHap nvfLeden van de NVF zijn universitair of hbo-opgeleiden die een professionele relatie tot de fytotherapie heb-ben. Van de ongeveer 330 leden is ongeveer een kwart officine apotheker, de overige leden zijn artsen, farma-cognosten, biologen, hbo-opgeleide fytotherapeuten en academici uit de handel-, industrie- of overige sectoren. Toetreding loopt via de Toelatingscommissie. De contri-butie voor 2010 bedraagt € 73,04 inclusief BTW (hoog tarief), contributie ESCOP, FMWV (abonnement Medi-ator) en abonnement op het NTvF. Aan studenten en senioren kan desgevraagd 50% reductie op de geldende contributiebedragen worden verleend.

donatiesGiften aan de NVF, alsmede stortingen in het door de NVF beheerde R.P. Labadiefonds, zijn fiscaal aftrekbaar. Overmaken naar gironummer 1271388 ten name van NVF, Beek-Ubbergen, met vermelding “Gift NVF” of “R.P. Labadiefonds” volstaat.

aanmeldingsformulieren en nadere informatie bij: Drs A.G.M. van Asseldonk, NVF-bureau, Rijksstraat-weg 158, 6573 DG Beek, tel. 024-6844301, fax 024-6843939, e-mail: [email protected] website: http://www.fyto.nl

Page 17: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 16 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 17

De Meliponini-bijen zijn van groot belang voor de be-stuiving van zowel de wilde tropische flora als geculti-veerde gewassen [1,2]. Daarnaast hebben de Meliponini een belangrijke plaats in de medisch-farmaceutische geschiedenis die teruggaat tot de tijd van de Meso-Amerikaanse beschavingen van de Maya’s en Azteken. De medicinale eigenschappen van Meliponini worden eveneens beschreven in de vroegste Zuid-Amerikaanse, Afrikaanse, Aziatische en Australische samenlevingen [3,4]. Binnen de Mayacultuur is het houden van angel-loze bijen in bijenkorven (meliponicultuur) begonnen en werd de honing en was gewonnen als voedingsmiddel en medicijn maar ook voor religieuze toepassingen [3]; de bijen werden als heilig beschouwd en er bestonden goden voor honing (Ah Mucen Kab) en voor de bijen-korf (Balam Cab) [5]. Dat deze bijen een centrale plaats hebben in de Mayacultuur blijkt duidelijk uit de Maya-codices, oude geschriften waarin astronomische waarne-mingen, rituelen en voorspellingen werden beschreven. Zo is in de zogenaamde Codex Tro-Cortesianus of Madridcodex een hoofdstuk gewijd aan de verzorging van angelloze bijen [6]. Het medicinale gebruik van de honing van angelloze bijen zoals vermeld in de Mayafar-macopees omvat onder andere de toepassing als wond-verband en voor de (lokale) behandeling van spijsverte-ringsklachten, staar en conjunctivitis. Deze toepassingen worden ook genoemd in de traditionele geneeskundige systemen van de Meso-Amerikaanse regio waar melipo-nicultuur een gewoonte is [5,7,8].

Costa Rica is een land dat bekendstaat om zijn grote biodiversiteit en dat geldt ook voor de angelloze bijen; ongeveer 10% van de bekende soorten angelloze bijen komen hier voor. De angelloze bijen worden in het hele land gehouden; de regio’s Nicoya en Santa Cruz in de provincie Guanacaste, Miramar in de provincie Punta-renas en Atenas at Alajuela en Perez Zeledón in de pro-vincie San José zijn voorbeelden van gebieden waar de meliponicultuur plaatsvindt. Over het algemeen wordt de kennis over deze vorm van bijenhouderij van mond tot mond overgedragen. Bijenkorven blijven vaak gene-ratieslang in dezelfde familie en de bijenvolken worden als een kostbaar bezit en als onderdeel van de traditie en cultuur beschouwd [3,9,10]. De honing van angel-loze bijen wordt voor veel meer geld verkocht dan de gewone honing van Apis mellifera en wordt nog steeds gewaardeerd vanwege de hieraan toegeschreven medici-nale kwaliteiten [3,7,9].

In Costa Rica zijn vooral de soorten Tetragonisca an-gustula en Melipona beecheii –plaatselijk bekend als respectievelijk ‘mariola’ en ‘jicote gato’– gedomesti-ceerd en van commercieel belang (Figuur 1; [3,6,10]). Momenteel is nog weinig onderzoek gedaan naar de samenstelling en biologische activiteit van de honing van angelloze bijen. Er zijn geen officiële kwaliteits-standaarden en de honing wordt nog steeds verkregen met primitieve, eigengemaakte gereedschappen die de microbiële veiligheid niet ten goede komen. Dit laatste aspect is vooral belangrijk omdat deze honingsoorten vaak worden verkocht voor de lokale behandeling van (brand)wonden, staar en conjunctivitis [3,11,12]. Het doel van het hier beschreven onderzoek was dan ook de potentiële gezondheidsrisico’s van het gebruik van de honing van angelloze bijen te inventariseren. Daarnaast is de antibacteriële activiteit ten opzichte van enkele veelvoorkomende (brand)wondpathogenen onderzocht en vergeleken met uit Nieuw-Zeeland afkomstige Manu-ka-honing (afkomstig van de plant Leptospermum sco-parium). Manuka-honing wordt onder meer verwerkt in het product Medihoney® (Derma Sciences, Inc) dat onlangs door de Food and Drug Administration in de Verenigde Staten is toegelaten als honingverband [13].

gebruikte onderzoeksmetHodenHoningmonsters (n = 65) van de angelloze bijensoorten T. angustula and M. beecheii afkomstig uit Costa Rica werden verzameld en vergeleken met Manuka-honing als referentie (Active Manuka UMF 16+). De microbiële veiligheid van de honingmonsters werd vastgesteld aan

Antibacteriële activiteit van de honing van angelloze bijen uit Costa RicaL.G. Zamora, S.B.A. Halkes, C.J. Beukelman, A.J.J. van den Berg, M.L. Arias, E. Umaña en I. Aguilar

Bijen van de stam Meliponini (familie van de Apidae) komen voor in de (zuid-)tropische delen van de wereld. Er

zijn meer dan 600 soorten in 56 geslachten beschreven. Deze bijen zijn sociale, in de vorm van kolonies samen-

levende insecten en worden angelloze bijen genoemd omdat –in tegenstelling tot de gewone honingbij (Apis

mellifera)– bij de Meliponini een functionele angel ontbreekt die als verdedigingswapen kan worden gebruikt.

Figuur 1: De angelloze bijen Tetragonisca angustula, vlie-gend (links) en Melipona beecheii, bij de ingang van het nest (rechts). Foto’s van Drs. Reichle van Ulm Universität, Ulm, Duitsland.

Page 18: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 16 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 17

de hand van metingen van het totale aantal aerobe bac-teriën, het totale aantal gisten en schimmels en het totale en fecale aantal coliforme bacteriën (Escherichia coli als indicator) volgens de methode van de American Public Health Association [14]. Om het risico op de aanwezig-heid van de sporen van Clostridium botulinum in te schatten, werd een polymerase chain reaction (PCR) test uitgevoerd met primers voor de C. botulinum-serotypen A, B, E en F [15].De antibacteriële activiteit van de honingmonsters werd bepaald in een microtiterplaattest aan de hand van de minimale inhiberende concentratie (MIC-waarde [16]). Deze test werd uitgevoerd met geselecteerde en getypeer-de Gram-positieve en Gram-negatieve bacteriestammen (American Type Culture Collection, ATCC) die veel voorkomen bij geïnfecteerde (brand)wonden: Staphylo-coccus aureus (ATCC 25923), St. epidermidis (klinisch isolaat), Listeria monocytogenes (ATCC 19116), E. coli (ATCC 25922), Pseudomonas aeruginosa (ATCC 9027) en Salmonella enteritidis (ATCC 13076). Bepaling van de normaal distributie en beschrijvende statistiek wer-den uitgevoerd met InfoStat software (InfoStat, Univer-sidad Nacional de Córdoba, Argentinië).

resultaten en conclusiesAlle onderzochte honingmonsters van de angelloze bijensoorten T. angustula en M. beecheii afkomstig uit Costa Rica vertoonden een laag totaal aantal aerobe bacteriën (<1,0 x 101 colony-forming units (cfu) per gram honing) en een laag aantal gisten en schimmels (<1,0 x 101 cfu/g). E. coli bacteriën waren niet aanwe-zig in de honing (<3 most probable number (MPN) per gram honing). Met PCR-analyse kon de aanwezigheid van C. botulinum sporen van de serotypen A, B, E en F worden uitgesloten. De microbiële veiligheid van de onderzochte honing van angelloze bijen is dus goed en deze kan zonder risico voor de volksgezondheid worden gebruikt voor het genezen van (brand)wonden.De MIC-waarden van de honingmonsters tegen de ge-teste bacteriestammen werden in eerste instantie geana-lyseerd met de Modified Shapiro-Wilks test om vast te stellen of de resultaten een normaal distributie vertoon-den. Omdat geen van de MIC-waarden een normaal distributie lieten zien (P < 0,0001), werd beschrijvende statistiek gebruikt om de resultaten te presenteren.

De honingmonsters hadden alle een antibacteriële acti-viteit tegen de onderzochte bacteriestammen. Meer dan 50% van de honingsoorten had bovendien een sterker antibacterieel effect dan de Manuka-honing tegen St. aureus, L. monocytogenes, E. coli, P. aeruginosa en S. enteritidis (Tabel 1). Voor de bacteriestammen St. epi-dermidis en S. enteritidis gold dit voor meer dan 30% van de honingsoorten (Tabel 1). Deze resultaten tonen aan dat honing van de angelloze bijensoorten T. angus-tula en M. beecheii afkomstig uit Costa Rica een veelbe-lovend alternatief kan zijn voor Manuka-honing bij de behandeling van geïnfecteerde (brand)wonden.

auteursgegevens:Drs. L.G. (Gabriel) Zamora werkt bij het Centro de Investigaciones Apícolas

Tropicales (CINAT), Facultad de Ciencias de la Tierra y el Mar van de Univer-

sidad Nacional (UNA), Heredia, Costa Rica. Het in dit artikel beschreven on-

derzoek is onderdeel van zijn promotie-project bij de Disciplinegroep Medicinal

Chemistry & Chemical Biology, Farmaceutische Wetenschappen, Universiteit

Utrecht. Dr. S.B.A. (Bart) Halkes, Dr. C.J. (Kees) Beukelman en Dr. A.J.J. (Bert)

van den Berg zijn verbonden aan de Disciplinegroep Medicinal Chemistry &

Chemical Biology, Farmaceutische Wetenschappen, Universiteit Utrecht en daar-

naast werkzaam bij PhytoGeniX, een bedrijf dat zich richt op het wetenschap-

pelijk onderzoek aan bestaande fytotherapeutica en de ontwikkeling van nieuwe

plantaardige geneesmiddelen. Dr. M.L. (María Laura) Arias is werkzaam bij het

Centro de Investigaciones en Enfermedades Tropicales (CIET), Facultad de Mi-

crobiología van de Universidad de Costa Rica (UCR), San José, Costa Rica. Dr.

E. (Eduardo) Umaña en Dr. I. (Ingrid) Aguilar zijn verbonden aan het Centro de

Investigaciones Apícolas Tropicales (CINAT), Facultad de Ciencias de la Tierra

y el Mar van de Universidad Nacional (UNA), Heredia, Costa Rica.

referentiesMichener CD. The bees of the world. John Hopkins University Press, 1

Baltimore 2000.

Roubik DW. Ecology and natural history of tropical bees. Cambridge 2

University Press, New York 1989.

Cortopassi-Laurino M, Imperatriz-Fonseca VL, Roubik DW, Dollin A, 3

Heard T, Aguilar I, Venturieri GC, Eardley C, Nogueira-Neto P. Global

meliponiculture: challenges and opportunities. Apidologie 2006;37:275-92.

Crane E. The past and present status of beekeeping with stingless bees. Bee 4

World 1992;73(1):29-42.

Vail G. The Maya Codices. Ann Rev Anthropol 2006;35:497-519.5

De Jong H. The land of corn and honey. The keeping of stingless bees (meli-6

poniculture) in the ethno-ecological environment of Yucatan (Mexico) and

El Salvador. Ph.D. thesis, Utrecht University, Utrecht 1999.

Tabel 1: Antibacteriële activiteit van Costa Ricaanse honingmonsters van de angelloze bijen Tetragonisca angustula en Melipona beecheii tegen bacteriestammen die veel voorkomen bij geïnfecteerde (brand)wonden. De minimale inhiberende concentratie (MIC-waarde) is een maat voor de antibacteriële activiteit (hoe lager de MIC-waarde, hoe groter de antibacteriële werking).

Manuka-honing Honing van angelloze bijen (Tetragonisca angustula en Melipona beecheii)

Gemiddelde MIC-waarde (mg/ml)

Aantal monsters met een antibacteriële activiteit (%)

Aantal monsters met een lagere MIC-waarde dan Manuka-honing (%)

Gemiddelde MIC-waarde (mg/ml)

BacteriestamStaphylococcus aureus 50,6 95 70 37,8 ± 12,2St. epidermidis 25,4 97 31 20,8 ± w5,4Listeria monocytogenes 101,3 88 74 69,8 ± 28,1Escherichia coli 101,3 91 52 88,8 ± 18,2Pseudomonas aeruginosa 50,6 95 70 37,8 ± 12,2Salmonella enteritidis 101,3 98 78 73,4 ± 24,8

Page 19: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 18 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 19

Kent RB. Mesoamerican stingless bees. J Cultural Geography 1984;4(2):14-7

28.

Vit P, Medina M, Enríquez ME. Quality standards for the medicinal use 8

of Meliponinae honey in Guatemala, Mexico and Venezuela. Bee World

2004;85(1):2-5.

Sommeijer MJ. Beekeeping with stingless bees: a new type of hive. Bee 9

World 1999;80(2):70-9.

Sommeijer MJ. A regional programme for training and research on tropical 10

beekeeping and tropical bees in Costa Rica. Bee World 1996;77(1):3-7.

Vit P, Tomás-Barberan FA. Flavoniods in Meliponinae honeys from Ve-11

nezuela related to their botanical, geographical and entomological origin

to asses their putative anticataract activity. Z. Lebensm Unters Forsch A.

1998;206:288-93.

De Bruijn LLM, Sommeijer MJ. The composition and properties of ho-12

neys of stingless bees (Melipona). In: Sommeijer MJ, Beetsma J, Boot WJ,

Robberts EJ, De Vries R. (red.), Perspectives for honey production in the

tropics: proceedings of the Netherlands Expertise Centre for Tropical Api-

cultural Resources (NECTAR), symposium held in Utrecht, December 18,

1995. NECTAR, Utrecht1997: 139-48.

Food and Drug Administration. Summary for Derma Sciences OTC API-13

MED, Medihoney Primary and Medihoney 100% Honey Dressings with

Active Manuka Honey, 2008 (beschikbaar via: http://www.accessdata.fda.

gov/cdrh_docs/pdf8/K081584.pdf).

Pouch-Downes F, Ito K. Compendium of methods for the microbiological 14

examination of foods. APHA, Washington D.C. 2001.

Fournier T, Gamboa MM, Arias ML. Genes that encode botulism neuro-15

toxins A,B,E and F in neotropical bee honey identified by the Polymerase

Chain Reaction. Rev Biol Trop 2006;54(1):29-34.

Breukink E. Protocol for Minimum Inhibitory Concentrations (MIC’s). 16

Institute of Biomembranes, Utrecht University, Utrecht 2006.

Hyperiplant tabletten. Samenstelling: Per filmomhulde tablet: 300 mg droog extract van Hypericum perforatum L.[Sint Janskruid] (3-7:1), overeenkomend met 0,36 mg tot 0,84 mg hypericine en 9-18 mg hyperforine. Extractiemiddel: 80 % methanol (v/v). Indicatie: Bij milde tot matige depressieve klachten. Dosering: 3 maal daags 1 tablet. De tabletten kunnen het best ´s morgens, ´s middags en ´s avonds met een glas water, in hun geheel, dus zonder te kauwen worden in-genomen. Het innametijdstip is onafhankelijk van maaltijden. Het kan 4-6 weken duren alvorens een duidelijke verbetering van de symptomen optreedt. Indien na deze periode geen merkbare verbetering is opgetreden, heeft verdere behande-ling geen zin. Het is niet aangetoond dat langer behandelen dan 6 weken effec-tief is.Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor een van de bestanddelen van het product of een bestaande lichtovergevoeligheid. Niet gebruiken bij kinderen onder de 12 jaar. Waarschuwingen/voorzorgsmaatregelen: zie Interacties. Interacties: Hypericum perforatum extract versterkt de werking van het lever-enzym cytochroom P450 en van de P-glycoproteinepomp. Waargenomen is dat geneesmiddelen met Hypericum perforatum extract de werking van de volgende geneesmiddelen kunnen verminderen: antidepressiva zoals nortriptyline en ami-triptyline; benzodiazepinen toegepast als hypnotica zoals midazolam; diverse trip-tanen voor neurologische aandoeningen; remmers van het immuunsysteem bij-voorbeeld ciclosporine, tacrolimus; antistollingsmiddelen van het coumarinetype, zoals acenocoumarol en fenprocoumon; anti-epileptica: fenobarbital, fenytoïne en carbamazepine; luchtwegverwijders: theofylline; hartglycosiden bij hartfalen en hartritmestoornissen: digoxine; remmers van het HIV-virus: dit geldt voor zowel de protease remmers, zoals bijvoorbeeld indinavir, als voor non-nucleotide reverse transcriptase remmers zoals efavirenz en nevirapine; simvastatine; oncolytica zo-als imatinib en irinotecan. Gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen tegen depres-siviteit van het SSRI-type wordt afgeraden, vanwege een mogelijk ontstaan van het serotoninesyndroom. Bij gelijktijdig gebruik van Hypericum perforatum extract en de orale anticonceptiepil, kan er sprake zijn van een verminderde bescherming tegen zwangerschap. Dit is gebaseerd op meldingen van doorbraakbloedingen en zeer incidenteel van gevallen van zwangerschap. Zwangerschap en lactatie: Er zijn onvoldoende gegevens bekend voor gebruik tijdens zwangerschap en lacta-tie. Hyperiplant behoort niet te worden gebruikt tijdens zwangerschap en gebruik tijdens lactatie wordt afgeraden. Bijwerkingen: Fotosensibilisatie kan optreden, in het bijzonder bij personen met een gevoelige huid. Gastro-intestinale klachten, allergische huidreacties, moeheid of rusteloosheid kunnen in zeldzame gevallen optreden. Afleverstatus: U.A.; RVG 32887 Verkorte productinformatie 201105. Raadpleeg voor meer informatie de geregistreerde productinformatie van VSM Geneesmiddelen bv, Postbus 9321, 1800 GH Alkmaar. www.vsm.nl.

Blijf op de hoogteBlijf op de hoogteBlijf op de hoogteBlijf op de hoogteBlijf op de hoogteBlijf op de hoogte

NaturaFoundation_advertentie_nieuwsbrieven_NL_85x60mm_defLC.indd 1 04-07-11 12:06

Het Ambacht 196931 EZ Westervoort

Tel.: +31 (0)26 311 5660Fax: +31 (0)26 311 7752

[email protected] [email protected]

www.euroherbs.nl - www.euroherbs.de - www.malariaherbs.com

Acupunctuur &

Chinese Kruiden Leveringen binnen 24-uur!

Acupunctuur Acupunctuur Acupunctuur &

Acupunctuur &

Chinese Kruiden Chinese Kruiden Acupunctuur

Chinese Kruiden Acupunctuur Acupunctuur

Chinese Kruiden Acupunctuur Acupunctuur

Chinese Kruiden Acupunctuur Acupunctuur

Chinese Kruiden Acupunctuur Acupunctuur

Chinese Kruiden Acupunctuur Acupunctuur

Chinese Kruiden Acupunctuur

Chinese Kruiden &

Chinese Kruiden &

Acupunctuur &

Acupunctuur Chinese Kruiden Acupunctuur

&Acupunctuur

&Chinese Kruiden

&Chinese Kruiden Acupunctuur

&Chinese Kruiden

Voor een compleet assortiment gecertifi ceerde chinese kruiden en acupunctuurbenodigdheden.

www.euroherbs.nl

EH_Adv_Fyto_85x124_09-12-09.indd1 1 10-12-2009 10:21:45

KRUIDEN SPECIALITEITEN

Nieuwstraat 8 7814 PX Weerdingetelefoon: 0591-648793telefax: 0591-514908e-mail: [email protected]: www.cruydhof.nl

Page 20: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 18 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 19

Vezels uit fenegriek als veilig en doeltref-fend alternatief bij brandend maagzuurR. Simons, M.A. Verbruggen

Gastro-oesofagale reflux (Engels: gastroesophageal reflux disease) is een veelvoorkomende condi-

tie waarbij een deel van het maagzuur de slokdarm instroomt. Het maagzuur kan hierbij het slijm-

vlies van de slokdarm irriteren of beschadigen, wat leidt tot een onaangenaam branderig ge-

voel in de slokdarm. Bekende symptomen van oesofagale reflux zijn brandend maagzuur, pijn of

slikproblemen. Oesofagale reflux is niet alleen vervelend, het kan over een lange periode ook schade be-

rokkenen aan de gezondheid door bijvoorbeeld de verhoging van het risico op slokdarmkanker [1-3].

Oesofagale reflux komt voor bij 10-20% van de westerse bevolking [4]. Er bestaan al langer vermoedens bij artsen en medisch specialisten dat er sprake is van een toene-mende trend in de prevalentie van oesafagale reflux. Deze signalen werden onlangs bevestigd door een overzichts-artikel dat werd gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Clinical Gastroenterology and Hepatology. In dit artikel werd een significante toename aangetoond in de prevalentie van oesofagale reflux in Europa en Noord-Amerika in de afgelopen 20 jaar [5]. De kosten van doktersconsulten, doorverwijzingen en behandelingen in de Verenigde Staten worden geschat op bijna één miljard dollar per jaar [6,7]. Hierin zijn indirecte kosten zoals verminderde arbeidsproductiviteit niet inbegrepen.

beHandelingDe voornaamste oorzaak van brandend maagzuur is het niet volledig sluiten van de sluitspier tussen maag en slok-darm. Dit komt relatief vaker voor bij zwangere vrouwen en personen met overgewicht, omdat de druk in de buik groter is dan gemiddeld. Er is een grote verscheidenheid aan medicijnen op de markt die helpen de symptomen van brandend maagzuur te verminderen. Deze medicijnen zijn veelal zonder recept verkrijgbaar en werken enerzijds door het maagzuur te binden met neutraliserende stoffen (zoals calciumcarbonaat) en anderzijds door de produc-tie en uitscheiding van maagzuur te remmen (met onder meer protonenpompremmers en H2-antagonisten). Een derde categorie medicijnen brengt juist een beschermend

Medihoney™ Gel Sheet5 cm x 5 cm10 cm x 10 cm

Medihoney™ Apinate Alginaat dressing10 cm x 10 cm

Medihoney™ Tulledressing10 cm x 10 cm10 cm x 30 cm

Medihoney™ is de wereldstandaard voor medicinale honing. Haar superieure kwaliteit wordt al meer dan 15 jaar onderbouwd door uitgebreid klinisch onderzoek.

• ‘Evidence-based’ superieur aan andere aseptische wondverbanden

• Effectief tegen breed spectrum micro-organismen en biofi lms

• Géén bijwerkingen. Dus veilig, ook voor kinderen!

• Creëert optimaal wondmilieu waardoor snellere genezing

• Breed inzetbaar

• ‘Barrier’ barrière crème; effectief tegen bacteriën én schimmels

Er is meer dan 1 reden om voor te kiezen...

T: 0031 (0)55 - 356 05 44 • F: 0031 (0)55 - 356 37 99

E: [email protected] • I: www.springmedical.nl

Medihoney™Barrier CreamTube 50 g

Page 21: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 20 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 21

laagje aan op het slijmvlies van de slokdarm en maag. Maagzuurremmers vormen een van de grootste kosten-posten in de Nederlandse zorg [8].

beHandeling met natuurlijk alternatiefChronische behanding van oesofagale reflux met maag-zuurremmers wordt in verband gebracht met bepaalde bijwerkingen zoals een verminderde bescherming tegen bacteriële infecties [3]. Mede hierdoor zijn steeds meer mensen op zoek naar natuurlijke alternatieven. Helaas zijn de bewijzen voor (klinische) effectiviteit van veel van dit soort alternatieven vaak beperkt. Voedingsvezels worden als een mogelijk natuurlijk alter-natief gezien. Er is al aangetoond dat een vezelrijk dieet geassocieerd wordt met een verminderde prevalentie van brandend maagzuur [9,10]. De voedingsvezels uit de zaden van fenegriek (Trigonella foenum-graecum) worden al langer toegepast als middel ter ondersteuning bij programma’s ter bevordering van gewichtsverlies en ter ondersteuning van de controle van bloedsuikerspie-gels. Daarnaast is er een verband aangetoond tussen het gebruik van fenegriekvezels en een verminderde kans op maagzweren [11]. In de hier beschreven studie werd on-derzocht of voedingsvezels uit fenegriek ook als alterna-tief gebruikt kunnen worden tegen brandend maagzuur.

Humane studie met vezelrijk fenegriek extractDiSilvestro et al. hebben recentelijk het verband tussen het gebruik van fenegriekvezels en de vermindering van

brandend maagzuur bevestigd [12]. In deze studie kre-gen drie groepen van elk 15 proefpersonen een placebo (zetmeel in vier capsules per dag), fenegriekvezelextract (vier capsules van 500 mg fenegriekvezel (FenuLife®) per dag) of een positieve controle (ranitidine (Zantac 75 ®); tweemaal daags twee capsules van 75 mg per dag. Voor deze studie werden gezonde mannen (n=21) en vrouwen (n=24) geselecteerd tussen de 32 en 62 jaar die drie tot acht maal per dag last hadden van brandend maagzuur en daar geen medicijnen voor gebruikten. De placebo-groep en de fenegriekgroep werden geblindeerd; alleen de individuen uit de ranitidine-groep wisten dat ze tot de positieve controlegroep behoorden.De eerste week van de studie fungeerde als controleweek (nulmeting) en werd gevolgd door twee weken interven-tie. Tijdens de hele studie hielden alle proefpersonen een dagboek bij waarin zowel de incidentie van brandend maagzuur werd bijgehouden als ook de hevigheid ervan. De proefpersonen kregen de opdracht twee zwaardere en één lichte maaltijd per dag te eten. Tijdens week twee en drie kregen de proefpersonen de opdracht twee capsules met het toegekende product (placebo, fenegriekvezels of ranitidine) 30 minuten voor de zwaardere maaltijd in te nemen. Tijdens de hele studie waren er kauwtabletten met calciumcarbonaat ter beschikking (TUMS E-X®) als noodoplossing voor ernstige gevallen van brandend maagzuur.

resultaten Humane studieDe hevigheid van het brandend maagzuur bleek in week twee en drie significant te verminderen voor de groep die fenegriekextract kreeg en de positieve controlegroep (Figuur 1). Daarnaast was er een significante afname in het aantal gevallen van brandend maagzuur in de fenegriek- en ranitidinegroep (Figuur 2). Ondanks het placebo-effect voor zowel hevigheid als frequentie van brandend maagzuur, bleek de mate van verdere afname van beide parameters voor de fenegriekgroep significant. Uit Figuur 1 en 2 is verder af te leiden dat het fenegriek extract even effectief is als de positieve controle in de vermindering van de incidentie en hevigheid van bran-dend maagzuur.

Er werd ook gekeken naar het aantal symptoomvrije da-gen aan het einde van de derde week (Tabel 1). De place-bogroep scoorde 0,72 symptoomvrije dagen, in tegenstel-

ling tot 1,87 en 2,21 symptoomvrij dagen voor respectie-velijk de fenegriekgroep en de ranitidinegroep. Alleen het aantal symptoomvrije dagen voor de fenegriekgroep ver-schilde significant van de placebogroep. De spreiding in de resultaten in de ranitidinegroep bleek zodanig groot, dat het verschil met de placebogroep niet groot genoeg meer was voor statistische significantie. Verder blijkt ook dat de effecten van de fenegriek- en ranitidinebehandeling

Figuur 1: Hevigheid van brandend maagzuur bij drie groepen patiënten na behandeling met placebo, fenegriekextract of rani-tidine [12]. De getallen geven de som van de totale ernst van de klachten weer (op basis van een subjectieve score van de klach-ten) en zijn uitgedrukt als het gemiddelde ± standaardafwijking.

Figuur 2: Frequentie van brandend maagzuur bij drie groepen patiënten na behandeling met placebo, fenegriekextract of ra-nitidine [12]. De getallen geven het aantal dagen met klachten van brandend maagzuur weer en zijn uitgedrukt als het gemid-delde ± standaardafwijking.

Tabel 1: Aantal symptoomvrije dagen bij drie groepen patiën-ten na de derde week van behandeling met placebo, fenegriek-extract of ranitidine [12].De waarden vertegenwoordigen het gemiddelde ± standaardafwijking.

Placebo 0,73 ± 0,33

Fenegriek extract 1,87 ± 0,52

Ranitidine 2,21 ± 1,09

Page 22: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 20 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 21

niet significant van elkaar verschillen, wat impliceert dat fenegriek en ranitidine een vergelijkbare verhoging van het aantal symptoomvrije dagen tot gevolg hebben.

Zowel fenegriek als ranitidine bleken ook een gunstig effect te hebben op het gebruik van noodmedicatie in geval van ernstig brandend maagzuur. Figuur 3 laat het aantal tabletten zien dat gebruikt werd binnen elke groep tijdens de hele studie*. Ondanks dat er ook in de placebo-groep minder tabletten werden gebruikt in week twee en drie, in vergelijking tot week één, was het verschil tussen de placebo en fenegriekextract, en tussen placebo en ranitidine significant.

Samenvattend, in alle opzichten liet het vezelrijke fene-griekextract dezelfde significante verbetering zien als de conventionele maagzuurremmer ranitidine. Zowel de frequentie als de hevigheid van brandend maagzuur werden significant verminderd bij het gebruik van het fenegriekextract. Daarnaast steeg het aantal symptoom-vrije dagen significant tot circa twee dagen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat fenegriek een gelijkwaardig alternatief voor conventionele maagzuurremmers zou kunnen zijn. Gelet op het voorgestelde mechanisme, lijken fenegriek vezels acuut op een fysische en directe manier te werken. Echter met het oog op het gebruik van fenegriek voor langere termijn verwachten de on-derzoekers een verdere verbetering van resultaten. Deze verwachting is gebaseerd op een eerdere studie naar de effectiviteit van ranitidine, die een constante verbetering laat zien over een periode van 12 weken [13].

effectiviteit van vezelrijk fenegriekextract voor maag-darmgerelateerde klacHtenDe resultaten uit deze studie laten duidelijk zien dat de vezels uit fenegriek in staat zijn tot een effectieve ver-mindering van brandend maagzuur, een van de sympto-men van oesofagale reflux. Twee eerdere studies naar de effecten van een specifiek vezelrijk fenegriekextract op het maag-darmkanaal lieten zien dat de onverteerbare oplosbare vezels een gunstig effect hebben op de bloed-suikerwaarden na inname van glucose. In patiënten met een milde vorm van diabetes mellitus type II zorgde dit specifieke vezelrijke fenegriekextract (vier gram per dag, gedurende acht weken) voor een significante verlaging van de bloedsuiker in vergelijking met de placebo [14]. De dosering kon vervolgens gehalveerd worden om het

dan behaalde bloedsuikerniveau vast te houden. Daar-naast bleek dat het gebruik van het specifieke vezelrijke fenegriekextract in combinatie met conventionele medi-catie in ernstige diabetes patiënten een additioneel effect had op de bloedsuikerspiegel. In een andere studie werd in een gezonde groep jonge vrijwilligers het effect van ditzelfde fenegriekextract op de bloedsuikerwaarden on-derzocht in vergelijking met andere vezelrijke extracten (weegbreezemelen en vezels uit haver) [15]. Alleen het specifieke vezelrijke fenegriekextract was in staat tot een significante verlaging van de bloedsuikerwaarden. Het mechanisme achter de gunstige werking op de bloedsuikerwaarden en brandend maagzuur komen waarschijnlijk voort uit het waterbindend vermogen van de oplosbare onverteerbare vezels uit fenegriek. Wan-neer oplosbare vezels in contact komen met vloeistof-fen zwellen deze tot een visceuze oplossing. Enerzijds voorkomt deze gel-achtige substantie dat het maagzuur oprispt in de slokdarm en anderzijds lijkt ze de opname van glucose door de maagwand te vertragen [11]. De vorming van deze gel blijkt ook van invloed op het hongergevoel. Mathern et al. (2009) lieten zien dat het fenegriekextract een zodanig significante onderdrukking van het hongergevoel geeft dat het kan leiden tot een verminderde energie-inname tijdens de volgende maal-tijd [16].Het gebruik van een specifiek vezelrijk fenegriekextract lijkt dus een goed en natuurlijk alternatief voor het gebruik van maag-darmklachten zoals het veelvoor-komende brandend maagzuur. Daarnaast lijkt het ook een gunstig effect op de bloedsuikerspiegel te hebben en hongergevoel te verminderen. Voorzover bekend zijn er geen bijwerkingen als gevolg van inname van dit speci-fieke vezelrijke fenegriek extract.

auteursgegevens:Drs. R. (Rudy) Simons en Dr. M.A. (Marian) Verbruggen zijn werkzaam bij

Frutarom Netherlands B.V., Landjuweel 5, 3905 PE, Veenendaal. E-mail adres

voor correspondentie: [email protected].

referenties1 Ang D, Sifrim D, Tack J. Mechanisms of heartburn. Nat Clin Pract Gas-

troenterol Hepatol 2008;5:383-92.

2 Kahrilas PJ. Diagnosis of symptomatic gastroesophageal reflux disease. Am

J Gastroenterol 2003;98:S15-23.

3 Richter JE. The many manifestations of gastroesophageal reflux disease:

presentation, evaluation, and treatment. Gastroenterol Clin North America

2007;36:577-99.

4 Dent J, El-Serag HB, Wallander MA, Johansson S. Epidemiology of gastro-

oesophageal reflux disease: a systematic review. Gut. 2005;54: 710-7.

5 El-Serag HB. Time trends of gastroesophageal reflux disease: a systematic

review. Clin Gastroenterol Hepatol 2007;5:17-26.

6 American Gastroenterological Association. The burden of gastrointestinal

diseases, American Gastroenterological Association, Bethesda 2001.

7 Wahlqvist P, Reilly MC, Barkun A. Systematic review: the impact of gastro-

oesophageal reflux disease on work productivity. Aliment Pharmacol Ther

2006;24:259-72.

8 GIPdatabank. College voor Zorgverzekeraars (beschikbaar via: www.

gipdatabank.nl).

9 El-Serag HB, Satia JA, Rabeneck L. Dietary intake and the risk of gastro-

oesophageal reflux disease: a cross sectional study in volunteers. Gut

2005;54:11-7.

10 McEligot AJ, Gilpin EA, Rock CL, Newman V, Hollenbach KA, Thom-

son CA, Pierce JP. High dietary fiber consumption is not associated with

gastrointestinal discomfort in a diet intervention trial. J Am Diet Assoc

Figuur 3: Aantal kauwtabletten calciumcarbonaat dat als noodmedicijn werd gebruikt door de drie groepen patiënten na behandeling met placebo, fenegriekextract of ranitidine [12]. De getallen vertegenwoordigen het gemiddelde ± stan-daarddeviatie.

Page 23: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 22 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 23

Korte berichtennatuurlijke stoffen mogelijk effectief tegen kankerNatuurlijke stoffen die voorkomen in groente, fruit en planten kunnen wellicht helpen in de bestrijding van kanker. Dat blijkt uit het celbiologisch promotieonder-zoek van Roberta Ruela de Sousa, die op 20 juni j.l. promoveerde aan de RijksUniversiteit Groningen. Ze toonde aan dat de stoffen fisetin, apigenin en ferruginol in staat zijn tumorcelgroei te remmen door de celcyclus te blokkeren en kankercellen te laten afsterven. Verder is relevant dat in haar onderzoek apigenin de effectiviteit van het veelgebruikte kankermedicijn vincristine lijkt te verminderen. Ruela de Sousa laat zien dat de werkzaam-heid van de natuurlijke stoffen schuilt in verschillende moleculaire mechanismen. Bij alle onderzochte stoffen lijken fosfatasen, een familie van eiwitten waarvan het belang in kanker tot dusver onderbelicht bleef, een rol te spelen. Maar naar de precieze manier waarop de stoffen hun effect uitoefenen moet nog veel nader onderzoek worden gedaan.

Bron: Persbericht RUG (www.rug.nl/corporate/nieuws/archief/archief2011/promoties_oraties/24_DeSousa).

master-opleiding complementaire en alternatieve geneeswijzen in milaanDe faculteit Sociologie van de universiteit Milano-Bicoc-ca is in samenwerking met andere faculteiten en univer-siteiten gestart met de masteropleiding Health Systems, Traditional and Non Conventional Medicine. De na-druk ligt hierbij vooral op de integratie van complemen-taire en alternatieve geneeswijzen (CAM) in internati-onale gezondheidszorgsystemen en de omslag naar een meer vraaggestuurd aanbod van gezondheidszorg in de toekomst. Met het oog op de overal toenemende vraag naar CAM wordt de Italiaanse cursus aangeboden aan (dieren)artsen, (CAM-)therapeuten, apothekers, gezond-heidszorgmanagers (bijvoorbeeld van ziekenhuizen en verzekeraars) en andere BSc- of MSc-opgeleiden in de sfeer van de gezondheidszorg.

Bron: Persbericht universiteit Milaan (www.master-sistemisanitari-medicinenonconvenzionali.org).

knoflook in combinatie met captoprilIndiase onderzoekers hebben een homogenaat van verse knoflook (Allium sativum) en het bioactieve bestanddeel

S-allyl cysteïne sulfoxide (SACS) onderzocht, waarbij het erom ging of dit de effectiviteit van captopril zou kunnen versterken. Bij ratten werd hypertensie opge-wekt door ze drie weken lang een 10% fructoseoplos-sing te geven. Vervolgens werd, terwijl de fructosetoe-diening doorging, drie weken lang knoflookhomogenaat (125 en 250mg/kg/dag, oraal) of de hiermee overeen-komstige hoeveelheid SACS (0,111 en 0,222mg/kg/dag, oraal) gegeven. In de alleen met captopril en de met een combinatie van captopril en het homogenaat of SACS behandelde groepen, werd captopril in de zesde week gegeven in een dosering van 30 mg/kg. Ook werden verschillende doseringen van de combinatie van SACS en CAP (in een 4:1 verhouding) getest. Zowel captopril als de beide doseringen van het knof-lookhomogenaat, los of in combinatie, lieten een af-name zien van de vloeistofinname door de ratten en van hun lichaamsgewicht. De combinatie van knoflookho-mogenaat (250mg/kg) en captopril was hierbij effectie-ver wat betreft het reduceren van de systolische bloed-druk en het cholesterol-, triglyceriden- en glucosegehalte van het bloed.Omdat het knoflookhomogenaat, al dan niet met capto-pril, effectiever bleek te zijn dan SACS, lijkt het erop dat nog andere bioactieve bestanddelen van de knoflook bij deze effecten een rol spelen. Omdat de combinatie van SACS met CAP een synergistische werking liet zien wat betreft het dalen van de bloeddruk en de remming van het enzym angiotensin-converting enzym, waarschuwen de auteurs voor interacties bij gelijktijdig gebruik van knoflook of SACS met captopril.

Bron: Asdaq SM, Inamdar MN. Potential of garlic and its active constituent, S-allyl cysteine, as antihyper-tensive and cardioprotective in presence of captopril. Phytomedicine 2010;17(13):1016-26.

moerbeiblad bij dyslipidemieEen kliniek in Thailand voerde een observationele studie uit met 23 non-diabetische patiënten met een milde dys-lipidemie. De deelnemers voldeden aan de criteria voor dyslipidemi van het National Cholesterol Education Program Adult Treatment Panel uit de Verenigde Staten en vier weken dieet waren bij deze mensen niet succes-vol geweest. De deelnemers namen 12 weken lang drie-maal daags voor de maaltijd drie tabletten met 254,8 mg extract van moerbeiblad (Morus alba L.; overeen-komend met 0,367 mg 1-deoxynojirimycine). Elke vier weken werden bloedmonsters afgenomen, die werden onderzocht op lipidengehalte en en leverfunctie. Na vier

2002;102:549-51.

11 Suja Pandian R, Anuradha CV, Viswanathan P. Gastroprotective effect of

fenugreek seeds (Trigonella foenum graecum) on experimental gastric ulcer

in rats. J Ethnopharmacol 2002;81:393-7.

12 Disilvestro RA, Verbruggen MA, Offutt EJ. Anti-heartburn effects of a

fenugreek fiber product. Phytother Res 2011;25:88-91.

13 Havelund T, Laursen LS, Skoubo-Kristensen E, Andersen BN, Pedersen SA,

Jensen KB, Fenger C, Hanberg-Sorensen F, Lauritsen K. Omeprazole and

ranitidine in treatment of reflux oesophagitis: double blind comparative

trial. BMJ 1988;296:89-92.

14 Abe H. Effects of fenugreek extract powder (Fenulife) on blood glucose in

non-insulin dependent (Type II) diabetic patients. Niet gepubliceerd rap-

port, Kudan Clinic, Japan 2002.

15 Wolever T. Effects of fenugreek fiber extract, psyllium husk and oat bran

concentrate on postprandial blood glucose responses. Niet gepubliceerd

rapport, Glycaemic Index testing Inc., Canada 2002.

16 Mathern JR, Raatz SK, Thomas W, Slavin JL. Effect of fenugreek fiber

on satiety, blood glucose and insulin response and energy intake in obese

subjects. Phytother Res 2009;23:1543-8.

Page 24: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 22 NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 23

en acht weken therapie was het triglyceridengehalte van het bloed significant gedaald met respectievelijk 10.2% (p < 0.05) en 12.5% (p < 0.05). Na 12 weken was het totaal cholesterol verlaagd met 4.9% (p < 0.05), het tryglyceridengehalte met 14.1% (p < 0.05) en het LDL-gehalte met 5.6% (p < 0.05). Het HDL-gehalte was ver-hoogd met 19.7% (p < 0.05).Er werden enkele bijwerkingen gerapporteerd waaron-der milde diarree (26%), duizeligheid (8.7%) en consti-patie/opgeblazen gevoel (4.3%). In het algemeen wordt de therapie als werkzaam en veilig beoordeeld door de auteurs alhoewel de resultaten iets minder waren dan die van een eerdere studie.

Bron: Aramwit P, Petcharat K, Supasyndh O. Efficacy of mulberry leaf tablets in patients with mild dyslipidemia. Phytother Res 2011;25(3):365-9.

Hibiscus bij Hypertensie: veel vragenVan Hibiscus sabdariffa L. wordt in veel landen zowel thee als limonade gemaakt. In deze landen is deze plant

doorgaans ook in de volksgeneeskunde populair en zou tegen vele kwaaltjes helpen, waaronder hypertensie. De auteurs zochten in alle relevante literatuurbestan-den naar publicaties over onderzoek dat deze plant in verband brengt met hypertensie. Van de 523 gevonden studies zijn er vier geselecteerd voor inclusie in een meta-analyse, maar drie van deze vier waren slecht van kwaliteit. Zo werd in twee gevallen de bereidingswijze voor de thee niet vermeld, laat staan dat er sprake was van een gestandaardiseerde bereidingswijze. Uiteindelijk bleek het dus niet mogelijk een meta-analyse te maken. De auteurs concluderen dat op basis van de nu beschik-bare studies geen aanbeveling kan worden opgesteld voor het drinken van deze thee bij hypertensie.

Bron: Wahabi HA, Alansary LA, Al-Sabban AH, Glas-ziuo P. The effectiveness of Hibiscus sabdariffa in the treatment of hypertension: a systematic review. Phyto-medicine 2010;17:83-6.

NVF-nieuwscongres caH/nvf 22 november 2011: global opportunities for plants & HealtH in tHe 21st centuryOver het SIA-RAAK project Innovatieve Ketens voor Voeding en Gezondheid (IKVG) van de Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten (CAH) is najaar 2010 in dit tijdschrift geschreven door Limburg en Korthout. Dit project richt zich op teeltmethodes en standaardisa-tie van medicinale planten. Het wil daarbij de hele keten betrekken, vanaf de etnobotanische oorsprong tot en met de consumentenverpakking.De afsluitende conferentie van dit project zal op 22 november a.s. plaatsvinden op de CAH in Dronten. In een gezamenlijke bijeenkomst van CAH, NVF en andere partijen zullen sprekers uit diverse Europese landen de perspectieven schetsen van de teelt van geneesplanten, en gezamenlijk de mogelijke kwaliteit- en werkzaam-heidgaranties bespreken. Het is de bedoeling dat deze werkconferentie tevens de aftrap vormt voor vervolgac-tiviteiten met alle geïnteresseerde partijen in de kwali-teitsborging ‘van land tot consument’ voor medicinale planten.

Meer informatie kunt u opvragen bij het NVF-bureau ([email protected]) .

onderzoek westerse fytotHerapieHebt u zich ook wel eens afgevraagd waarom de NVF geen werkgroep Westerse fytotherapie kent terwijl er wel veel leden in dat veld actief zijn en het onderwerp binnen de NVF meer aandacht zou verdienen? De NVF is toch de wetenschappelijke vereniging die onder meer tot doel heeft wetenschappelijk onderzoek naar de aard, werkzaamheid en veilig gebruik van fytotherapeutica te bevorderen. Veel leden zetten zich op vrijwillige basis in om fytotherapie meer bekendheid te geven. Denk daar-bij aan de werkgroep Oost-West, de studiegroep Dier & Kruid, het tijdschrift NTvF en de periodieke bijeen-

komsten. Het bestuur wil daar graag een onderzoeks-werkgroep Westerse Fytotherapie aan toevoegen en roept leden op zich daar voor op te geven. Het bestuur realiseert zich heel goed dat iedereen het al heel druk heeft en dat zo’n werkgroep ook echt een toegevoegde waarde moet hebben. Wij denken dat het doel van de werkgroep zou moeten liggen in kennisoverdracht en informatie-uitwisseling over (lopend) onderzoek naar westerse fytotherapie, primair tussen de leden van de werkgroep met mogelijkheden tot verbreding. Wij horen ook graag van de leden zelf wat voor hen een reden zou kunnen zijn om lid te worden van deze werkgroep. Wij stellen ons voor te beginnen met het in kaart brengen van lopend onderzoek en daarover informatie uitwis-selen. Dat hoeft niet altijd op een bijeenkomst, maar kan daarnaast ook digitaal. Dr. Willem Kramers en dr. Marij Schüsler zijn bereid de kar te trekken. Belangstel-lenden kunnen zich bij Marij opgeven: [email protected]

bestuursverkiezingOp de ALV van 22 november 2011 zijn dr. Kees Beu-kelman en drs. Kiauw de Munck-Khoe reglementair aan de beurt om af te treden; zij hebben zich beiden herkiesbaar gesteld. Er is daarnaast een (niet obligaat op te vullen) plek in het bestuur vacant, bij voorkeur voor een (dieren)arts. NVF-leden die zich kandidaat voor het bestuur willen stellen wordt verzocht zich op korte ter-mijn te melden bij het NVF-bureau.

ricHtlijn traditionele kruidengeneesmiddelen geeft aanleiding tot media-aandacHt voor fytotHerapeuticaDit tijdschrift heeft diverse keren, onder meer in inter-views met het College ter Beoordeling van Geneesmid-delen, aandacht besteed aan de EU-richtlijnen voor traditionele en innovatieve kruidengeneesmiddelen. Gedurende de hele maand april werd het NVF-bureau door verschillende media benaderd voor informatie hier-over. Berichten verschenen uiteindelijk in de Volkskrant (30 april), Grasduinen (juni) en op de Boeddhistische omroep (11 juni). Daarnaast werd op de publiekssite

Page 25: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie

NEDERLANDS TI JDSCHRIFT VOOR FYTOTHERAPIE, 24e JAARGANG, NR 3, Ju l i 2011, 24

www.infofyto.nl door de NVF al eerder antwoord ge-geven op de vele paniekverhalen rond de implementatie van de Traditional Herbal Medicinal Products Directive per 1 mei 2011.

De vakbladen Pharmaceutisch Weekblad (PW) en Me-disch Contact (MC) zagen een aanleiding om de Vereni-ging tegen Kwakzalverij (VTdK) een en ander te laten toelichten over kruidengeneesmiddelen in het algemeen en traditioneel-Chinese kruiden in het bijzonder. Omdat veel lezers van dit tijdschrift bovengenoemde bladen ook lezen lijkt het nuttig enkele kanttekeningen te maken.

Het PW plaatste op 22 april 2011 een artikel van Van Zwieten en Kieft, dat vrijwel letterlijk een herhaling was van een artikel van dezelfde auteurs dat gepubliceerd werd in het Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalve-rij van september 2010. In dit artikel wordt een artikel van Zeng en Jiang (Analysis of the adverse reactions in-duced by natural product-derived drugs. Br J Pharmacol 2010;159:1374-91) aangehaald om de hele sector na-tuurproducten in een kwaad daglicht te stellen. Het be-treffende artikel handelt over de situatie in China, waar zeer veel en vaak intraveneus kruidenpreparaten worden toegediend in ziekenhuizen, en probeert een inschatting te maken van de risico’s hiervan. Met de situatie rond de toepassing van de Traditionele Chinese Geneeskunde of de verkoop van kruidengeneesmiddelen in Nederland heeft dit niets te maken, maar toch werden in het PW alle incidentele ongelukken met kruiden (zoals de do-delijke cocktail van reguliere middelen en ongecontro-leerde kruiden die Belgische artsen in de vorige eeuw in een vermageringskliniek hebben toegepast, waarbij pati-

ënten zijn gestorven) als afschrikwekkende voorbeelden van de analyse van Zeng en Jiang aangehaald. Feitelijke en genuanceerde informatie over veiligheid en farmacovigilantie is te vinden in eerdere edities van dit tijdschrift met onder meer een toelichting op de database voor kruiden van het bijwerkingcentrum van de Wereld Gezondheids Organisatie (De Boer HJ, Mey-boom R, Ericsson J, Farah M. Farmacovigilantie van fytotherapeutica door het Uppsala Monitoring Centre. Ned Tijdschr Fytother 2004/2005;17(4):2-4) en van het Lareb (Van Hunsel FPAM. Farmacovigilantie bij fytotherapeutica. Ned Tijdschr Fytother 2007;20(2):20-2 (beschikbaar via: www.lareb.nl/documents/fyto2007_2419.pdf)).

In MC van 3 juni 2011 schrijft Catherine de Jong, an-esthesioloog en bestuurslid van de VtdK over de datum 1 mei 2011: “In Nederland hebben twaalf van deze middelen een registratie gekregen. De rest is vanaf nu in de ban. Volkomen terecht.’’ Het artikel wordt opge-smukt met de kop “Achttien vrouwen hebben nier- of blaaskanker door het innemen van kruiden’’. In het ar-tikel wordt de term kruidengeneesmiddel als synoniem gebruikt voor onbewezen werkzaamheid; de registratie van enkele innovatieve bewezen werkzame kruidenge-neesmiddelen wordt verzwegen. Naast de weinig objec-tieve toonzetting is de informatie onjuist: er verandert op 1 mei helemaal niets voor (nog) niet geregistreerde middelen, ze blijven als voorheen in de warenwet. Zie voor een nadere toelichting op de “1 mei verwarring” de vorige editie van dit tijdschrift.