Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000...

181
Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) Provincie Gelderland Augustus 2009

Transcript of Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000...

Page 1: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

Provincie Gelderland

Augustus 2009

Page 2: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO
Page 3: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

©

Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

dossier : C0005.01.001

registratienummer : WA-LW20090344

versie : 4

Provincie Gelderland

Augustus 2009

Page 4: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO
Page 5: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 1 -

INHOUD BLAD

1 VAN RIO TOT EN MET DE VELUWE 5 1.1 Europa wil achteruitgang biodiversiteit stopzetten 5 1.2 Het beheerplan Veluwe is een instrument voor het behoud van biodiversiteit 6 1.3 Gezamenlijk werken aan een soortenrijke toekomst voor de Veluwe 8 1.4 Wettelijke kaders en relevante plannen en projecten 8 1.5 Leeswijzer 10

2 DE VELUWE: EEN COMPLEET SYSTEEM? 11 2.1 Een uitgestrekt, afwisselend, multifunctioneel landschap rijk aan soorten 11 2.2 Geomorfologie, bodem en waterhuishouding 13 2.3 Milieutekorten 14 2.4 De Veluwe is een samenhangend ecosysteem 15 2.5 Open zandlandschap 16 2.6 Oud boslandschap 19 2.7 Vennenlandschap 21 2.8 Bekenlandschap 24 2.9 Systeemanalyse 26 2.10 Knelpunten 27 2.11 Kennislacunes 28

3 DE DOELEN VAN HET BEHEERPLAN VELUWE 29 3.1 Instandhoudingsdoelstellingen en actuele situatie 29 3.2 Analyse ontwerp-aanwijzingsbesluit 31 3.3 Begrenzing Natura 2000-gebied 34 3.4 Beschermde Natuurmonumenten 35

4 ACTIVITEITEN OP EN ROND DE VELUWE 36 4.1 Wat wordt bedoeld met activiteiten? 36 4.2 Beschrijving van de activiteiten 37 4.3 Kennislacunes 53

5 TOETSING: EFFECTEN VAN ACTIVITEITEN OP DE DOELSTELLINGEN 54 5.1 Methodiek 54 5.2 Bos- en natuurbeheer 56 5.3 Landgoederen 60 5.4 Landbouw 60 5.5 Recreatie en toerisme 64 5.6 Wonen 68 5.7 Werken 70 5.8 Infrastructuur 72 5.9 Water 76 5.10 Defensie 81 5.11 Natuurbegraving en asverstrooiing 87 5.12 Cumulatieve effecten 88 5.13 Kennislacunes 89

Page 6: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 2 -

6 UITWERKING VAN DOELEN IN RUIMTE EN TIJD 91 6.1 Het proces 91 6.2 De inhoud 91 6.3 De stappen in de totstandkoming 91 6.4 Naar een robuust, samenhangend en rijk open zandlandschap 92 6.5 Naar een robuust, samenhangend, gevarieerd en rijk oud boslandschap 93 6.6 Geïsoleerde vennenlandschappen met hoge natuurwaarden 95 6.7 Voldoende schoon water in de Veluwse beken 96 6.8 Perspectief activiteiten Veluwe 97

7 MAATREGELEN 99 7.1 Maatregelen gehele Veluwe 99 7.2 Maatregelen voor het open zandlandschap 104 7.3 Maatregelen voor het oude boslandschap 107 7.4 Maatregelen voor het vennenlandschap 109 7.5 Maatregelen voor het bekenlandschap 110 7.6 Overige ambities en maatregelen 111

8 WAT KAN ER WEL EN NIET OP DE VELUWE 115 8.1 Principes voor de toetsing: wat mag niet, wat mag wel? 115 8.2 Consequenties van het vergunningkader voor de sectoren 116 8.3 Vergunningenkader nieuwe vergunningen 128 8.4 Toezicht en handhaving 130

9 MONITORING EN ONDERZOEK 131 9.1 Monitoring 131 9.2 Nader onderzoek 134

10 UITVOERING 136 10.1 Realisatie door samenwerking 136 10.2 Regulering 136 10.3 Financiën 137 10.4 Communicatie 139

11 SOCIAAL-ECONOMISCHE EFFECTEN NATURA 2000 VELUWE 141 11.1 Landbouw 141 11.2 Recreatie 142 11.3 Wonen 142 11.4 Werken 142 11.5 Infrastructuur 142 11.6 Bosbeheer 143 11.7 Kosten van maatregelen 143

WOORDENLIJST 144

AFKORTINGENLIJST 146

COLOFON 147

Page 7: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 3 -

Page 8: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO
Page 9: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 5 -

1 VAN RIO TOT EN MET DE VELUWE

Voorliggend rapport is het Natura 2000-beheerplan voor de Veluwe.

1.1 Europa wil achteruitgang biodiversiteit stopzetten

In 1992 is in Rio de Janeiro het Verdrag inzake Biodiversiteit door een groot aantal landen ondertekend.

Ook Nederland en andere Europese landen hebben dit Verdrag ondertekend en daarmee aangegeven

zich te willen inspannen voor het behoud van biodiversiteit.

De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld uiterlijk in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te

stoppen. De Europese Commissie wil dit bereiken door een netwerk van belangrijke natuurgebieden te

realiseren, het Natura 2000-netwerk. Alle lidstaten nemen maatregelen die nodig zijn om een gunstige

staat van instandhouding te realiseren van soorten en habitattypen, die een graadmeter zijn voor de

biodiversiteit van een Natura 2000-gebied.

De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) vormen het kader voor het Natura 2000-netwerk1. In deze

richtlijnen is bepaald dat de lidstaten speciale beschermingszones (sbz’s) met kwetsbare soorten en

habitattypen aanwijzen. Dit zijn gebieden die het

duurzame voortbestaan van deze natuurwaarden

dienen te verzekeren. Nederland draagt aan dit

Natura 2000-netwerk bij met 162 gebieden. Voor al

deze gebieden zijn zogenaamde

instandhoudingsdoelstellingen vastgelegd in ontwerp-

aanwijzingsbesluiten. Per soort of habitattype is

bepaald op basis van beschikbare informatie en

expert judgement, of er verbetering van kwaliteit of

een toename in aantallen of oppervlakte nodig is, of

dat het voldoende is om de natuurwaarden te

behouden door behoud van de huidige situatie, om

een gunstige staat van instandhouding voor de soort

of het habitattype te bewerkstelligen. De wettelijke

bescherming van de Natura 2000-gebieden is per 1

oktober 2005 geregeld in de vernieuwde

Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet 1998). In de

Nbwet 1998 is vastgelegd dat er binnen 3 jaar na het vaststellen van het aanwijzingsbesluit een

beheerplan moet zijn vastgesteld. Met de Minister van LNV is afgesproken dat voor 1 september 2009

voor gebieden waarvan de provincies bevoegd gezag zijn op basis van de coincept beheerplannen een

advies over toepassing en doelen wordt aangereikt. Op grond van dit advbies stelt het Ministerie LNV het

definitief Aanwijzingsbesluit op. Hierop is de AwB-procedure van toepassing.

1 Ministerie van LNV (2005) Algemene handreiking Natuurbeschermingswet 1998

Box 1: Soorten en habitattypen

Natura 2000-gebieden worden aangewezen als standplaats voor specifieke habitattypen (bijvoorbeeld droge heiden), als

leefgebied voor specifieke habitatsoorten (bijvoorbeeld vliegend hert) en als broed- en/of leefgebied voor specifieke

vogelsoorten. Voor vogels wordt er onderscheid gemaakt tussen broedvogels en niet-broedvogels. Deze habitattypen,

habitatsoorten en vogelsoorten staan allemaal in meer of mindere mate onder druk in de Europese Unie. De Natura 2000-

gebieden zijn dus zones waar de leefgebieden van specifieke Europese bedreigde plant- en diersoorten een plek krijgen.

Page 10: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 6 -

Dit beheerplan heeft dus de status van

concept. Pas nadat het definitief

Aanwijzingsbesluit is vastgesteld kan

het beheerplan definitief worden

vastgesteld door de bevoegde

gezagen. Van de Veluwe zijn dit naast

de provincie Gelderland, het Ministerie

LNV, het Ministerie van Defensie en het

Ministerie van Financiën.

Een beheerplan wordt opgesteld voor

een termijn van maximaal zes jaar; na

deze termijn kan aanpassing

plaatsvinden of een nieuw beheerplan

worden opgesteld. Voor activiteiten die

mogelijk een significant effect hebben

op de instandhoudingsdoelstellingen

moet een vergunning in het kader van de Nbwet 1998 worden aangevraagd

In dit concept Natura 2000-beheerplan worden de instandhoudingsdoelstellingen uit het ontwerp-

aanwijzingsbesluit nader uitgewerkt in omvang, ruimte en tijd. Vervolgens wordt aangegeven welke

maatregelen nodig zijn om de doelstellingen te bereiken. Het gebruik dat al plaatsvindt in het gebied wordt

getoetst op mogelijke effecten op het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen. Bestaand gebruik

dat geen effect heeft kan doorgang vinden zonder Nbwet-vergunning. Bestaand gebruik waarvan effecten

niet uitgesloten kunnen worden behouden de vergunningplicht. Het beheerplan biedt duidelijkheid aan

gebruikers en beheerders van het gebied over wat er wel en niet kan zonder vergunning.

Provincie Gelderland is het bevoegd gezag voor het opstellen van de beheerplannen in de provincie die

voor meer dan de helft van het oppervlak geen staatseigendom zijn (bijvoorbeeld Natuurmonumenten). De

Veluwe is een van deze gebieden, wat betekent dat de provincie voor dit gebied het opstellen van het

beheerplan coördineert.

1.2 Het beheerplan Veluwe is een instrument voor het behoud van biodiversiteit

Het Natura 2000-gebied Veluwe valt binnen de eerste lichting (tranche) met gebieden waarvan de officiële

aanwijzingsprocedure is gestart. Het ontwerp-aanwijzingsbesluit is gepubliceerd op 9 januari 2007 en

heeft zes weken ter inzage gelegen. Het voorliggende concept beheerplan zal door de minister van LNV

als onderlegger gebruikt worden bij definitieve aanwijzing van het gebied. Op deze manier zullen

belangrijke conclusies over de concept begrenzing, instandhoudingsdoelstellingen en haalbare en

betaalbare maatregelen als basis dienen in de definitieve aanwijzing van het Natura 2000-gebied.

Op het ontwerp-aanwijzingsbesluit zijn bijna 500 zienswijzen ingediend. De provincie heeft de zienswijzen

laten samenvatten en bundelen. De zienswijzen zijn voor zover zij ecologische of technische argumenten

bevatten, meegenomen bij het advies over beperkingen en doelen.

Het Natura 2000-beheerplan Veluwe beschrijft hoe de biodiversiteit van de Veluwe behouden en versterkt

wordt, door vast te stellen:

Box 2: Omkeergebieden

Volgens de Nbwet 1998 dient er binnen 3 jaar na aanwijzing een beheerplan vastgesteld te zijn. In deze situatie wordt het

aanwijzingsbesluit vastgesteld zonder wisselwerking met het beheerplan. Het beheerplan wordt opgesteld op basis van het

aanwijzingsbesluit. Het Interprovinciaal Overleg (IPO) heeft met de minister van LNV afgesproken dat voor de

beheerplannen waarvoor de provincies bevoegd gezag zijn, het concept beheerplan gebruikt zal worden als basis voor het

aanwijzingsbesluit. Om deze reden dienen de beheerplannen voor september 2009 in concept gereed te zijn. Volgens

afspraak tussen provincie Gelderland en het ministerie van LNV moeten de Natura 2000-beheerplannen, waarvoor

Provincie Gelderland initiërend bevoegd gezag is, voor september 2009 in concept zijn afgerond.

Page 11: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 7 -

• welke doelen we waar willen realiseren en wanneer;

• welke beheermaatregelen we gaan nemen om die doelen te realiseren;

• hoe we die beheermaatregelen financieren.

Het Natura 2000-beheerplan Veluwe beschrijft hoe ecologie en economie met elkaar in balans worden

gebracht, door spelregels af te spreken over menselijke activiteiten in en rondom het Natura 2000-gebied,

die:

• wel zijn toegestaan (eventueel onder voorwaarden) zonder dat daarvoor een vergunning in het kader

van de Nbwet 1998 aangevraagd hoeft te worden;

• niet zijn toegestaan omdat ze de natuurlijke kenmerken van het gebied aantasten;

• het vergunningtraject moeten doorlopen omdat er mogelijk negatieve effecten optreden of de

kennis over de invloed op de natuur van deze activiteiten nog onvoldoende is. De initiatiefnemer van

deze activiteiten moet het vergunningtraject in het kader van de Nbwet 1998 doorlopen.

Belangrijke procesmatige uitgangspunten bij het opstellen van het beheerplan zijn:

• Het vaststellen van het beheerplan en het aanwijzingsbesluit zijn gekoppelde processen;

• Provinciale Staten stelt als voorwaarde dat het opstellen van het beheerplan plaatsvindt met

betrokkenheid van alle partijen;

• Beheerders en belanghebbenden zijn vanaf het begin betrokken, samen wordt gezocht naar

oplossingen;

• De uitvoering van het beheerplan staat centraal;

• Een duurzame relatie met de betrokken partijen is noodzakelijk voor de uitvoering;

• Er wordt recht gedaan aan de brede opgave van provincie Gelderland: natuurbeleid is in balans met

economie en recreatie.

Belangrijke inhoudelijke uitgangspunten voor het beheerplan zijn:

• Het ontwerp-aanwijzingsbesluit is het uitgangspunt;

• De natuurwaarden staan centraal, het beheerplan is een middel;

• De Veluwe is groot (> 90.000 ha), dat biedt ruimte voor flexibiliteit;

• Het is een beheerplan op hoofdlijnen waar mogelijk, er is aandacht voor 'pareltjes' waar nodig

(bijvoorbeeld gradiëntenrijkdom);

• Het koesteren van biodiversiteit en beheerdiversiteit, de samenhang van het systeem en het

soortenoverschrijdend beheren is belangrijk.

• Op grond van artikel 6, lid 1 en 2 van de Habitatrichtlijn, dient rekening te worden gehouden met de

vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied. Instandhoudingsdoelstellingen kunnen

stapsgewijs en gefaseerd worden bereikt. Op deze manier kan ruimte worden geboden aan andere

gebruiksfuncties in het gebied.

Belangrijke jurisprudentie bij het opstellen van het beheerplan zijn:

● Voor de instandhoudingsdoelstellingen van de broedvogels worden geen aantallen broedparen

aangehouden, zoals in het ontwerp-besluit staat aangegeven. Noch artikel 10a van de

Natuurbeschermingswet 1998 noch de Vogel- of de Habitatrichtlijn verplichten ertoe om de doelen

voor bepaalde soorten te kwantificeren. Verder zijn de genoemde aantallen volgens het besluit

geen streefaantallen, maar vormen zij slechts een indicatie voor de gewenste draagkracht van het

gebied2.

● Aan het bestaan van een milieuvergunning (bestaand recht) kunnen geen rechten worden ontleend

waar bij het verlenen van een Natuurbeschermingswetvergunning rekening mee gehouden zou

moeten worden3.

● In het kader van het ontwerp-aanwijzingsbesluit mogen uitsluitend overwegingen van ecologische

aard worden betrokken bij de begrenzing van het gebied en mag geen rekening worden gehouden

met vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied4.

2 Zaaknummer Raad van State 200802545/1, artikel 2.13.1, woensdag 5 november 2008

3 Zaaknummer Raad van State 200802600/1/R2, woensdag 1 april 2009

4 Zaaknummer Raad van State 200802545/1, woensdag 5 november 2008

Page 12: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 8 -

● Uit de juridische toets van de doelensystematiek Natura 2000 in Nederland5 volgt dat de

instandhoudingsdoelstelling per gebied op dat niveau moet worden gesteld van een gunstige staat

van instandhouding voor de soorten en habittypen waarvoor het gebied is aangewezen, ongeacht

de landelijke doelstelling voor de betreffende soort/habitattype. Op grond van de doelstellingen van

het Natura 2000 regime zijn argumenten aan te voeren om een salderingsbenadering mogelijk te

maken. Vooralsnog is echter nog niet helder hoeveel ruimte er voor saldering binnen een Natura

2000-gebied bestaat. Ook moet worden geconcludeerd dat de richtlijnen en de uitvoeringspraktijk

geen eenduidige aanwijzing geven met betrekking tot een “ijkmoment” dat bepalend zou zijn voor

het ambitieniveau van de instandhoudingsdoelstellingen. Er zijn geen aanwijzingen dat gebieden

die er slecht voor staan “opgegeven” mogen worden omdat het moeilijk is daar een gunstige staat

van instandhouding te krijgen, zeker niet indien de achteruitgang het gevolg is van reeds bestaande

activiteiten of de wijze van exploitatie.

1.3 Gezamenlijk werken aan een soortenrijke toekomst voor de Veluwe

Het Natura 2000-beheerplan Veluwe is tot stand gekomen onder regie van Provincie Gelderland en in

samenwerking met het Ministerie van LNV, achttien gemeenten, drie waterschappen Veluwe, Vallei en

Eem, en Rijn en IJssel,) terreinbeherende organisaties (Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Het

Gelders Landschap, Kroondomeinen, Min. Van Defensie), Vitens (Drinkwatervoorziening) Gelders

Particulier Grondbezit, en de belangenorganisaties van gebruikers zoals LTO-Noord, Gelderse

Milieufederatie, Faunaubeheer/Vereniging Wildbeheer Veluwe, de klankbordgroep Recreatie en Toerisme,

de Kamer van Koophandel, VNO/NCW, de VKK (vereniging van Kleine Kernen), Leefbaarheid GPVO .

Het opstellen vond plaats in overleg met eigenaren, gebruikers en andere overheden. Het proces rond de

totstandkoming is uitgevoerd volgens de principes van de Mutual Gains Approach, waarbij men door te

onderhandelen komt tot consensus (in plaats van compromissen) die leidt tot een win-win uitkomst.

Er is een Taskforce Natura 2000-Veluwe gevormd, belast met het nemen van besluiten onder leiding van

een onafhankelijk voorzitter. Hierin zijn alle voornoemde organisaties vertegenwoordigd. De Taskforce

werd in haar taken gefaciliteerd door een projectteam van de provincie.

De Taskforce werd geadviseerd door inhoudelijke begeleidingsgroepen die vanuit de gebiedspartners

en belanghebbenden zijn geformeerd. Deze begeleidingsgroepen zijn thematisch en sectoraal (landbouw,

recreatie & toerisme, water, ecologie, wonen & werken, overig). In de groepen is informatie gedeeld, het

werk uitgevoerd, zijn de consequenties van keuzen duidelijk gemaakt en resultaten gecontroleerd.

Gedurende het proces is er een groot aantal bijeenkomsten geweest, in verschillende samenstellingen.

PM Zie bijlage Overzicht samenstelling begeleidingsgroepen en bijeenkomsten

Het bevoegd gezag voor de Veluwe is in eerste instantie de Provincie Gelderland. Daar waar het

rijksgronden betreft (o.a. defensieterreinen, Staatsbosbeheerterreinen en eigendommen van

Rijkswaterstaat) ligt het bevoegd gezag bij de betreffende ministeries. Voor de definitieve aanwijzing van

de Veluwe als Natura 2000-gebied is nauwe samenwerking tussen deze partijen gerealiseerd via het

Bevoegde gezagen overleg.

1.4 Wettelijke kaders en relevante plannen en projecten

Het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Veluwe gebeurt binnen

de kaders van de (inter)nationale wetgeving en rijks/provinciaal beleid. Daarnaast hangt het opstellen van

een beheerplan nauw samen met andere plannen op het gebied van natuur, ruimtelijke ordening, water,

landbouw, milieu, etc., die mogelijk effecten hebben op het Natura 2000-gebied. In Tabel 1.1 wordt een

globaal overzicht gegeven van de relevante wettelijke kaders en hoe deze bijdragen aan of effect hebben

op het behalen van instandhoudingsdoelstellingen. In bijlage 1 is een korte beschrijving van alle

genoemde wetten, richtlijnen, plannen en projecten opgenomen.

Tabel 1.1 Overzicht van relevante wettelijke kaderes en relevante plannen en projecten

5 Bastmeijer et al. (2009) Juridische toets doelensystematiek Natura 2000 in Nederland. Vogelbescherming

Page 13: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 9 -

Internationale verdragen en Europese richtlijnen

Europese Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn

(1992)

-verbeteren of instandhouden van wilde planten en

dieren en hun leefgebieden

-activiteiten in of nabij een Natura 2000-gebied

moeten getoetst worden op mogelijke effecten

Kaderrichtlijn Water Kwaliteit en kwantiteit van oppervlakte- en

grondwater op orde krijgen, gekoppeld aan

natuurdoelen

Rijksbeleid en –regelgeving

Natuurbeschermingswet 1998 Regeling voor bescherming van en

vergunningverlening ten behoeve van Natura 2000-

gebieden, o.a. verbod op activiteiten met

significante negatieve effecten

Wet ruimtelijke ordening Geeft provincies de mogelijkheid in te grijpen in

bestemmingsplannen met effect op Natura 2000-

gebied

Wet ammoniak en veehouderij Ammoniak van landbouw terugdringen voor

beschermen van verzuring-gevoelige natuur

Tweede Structuurschema Militaire Terreinen Vastleggen van militaire (natuur) terreinen en

natuurbeheer op militaire terreinen

Structuurschema Groene Ruimte Vastleggen van de ecologische hoofdstructuur;

opgave om deze in 2018 gerealiseerd te hebben

Provinciaal beleid en regelgeving

Streekplan 2005

-Groen-blauw raamwerk In deze gebieden ruimte geven aan natuur;

verstedelijking niet toegestaan

-Ecologische hoofdstructuur (EHS) Nadere begrenzing EHS, hierin geldt de “nee,

tenzij”-benadering. Nieuwe projecten zijn niet

toegestaan als er effecten op EHS zijn

-Ecologische poorten Realisatie van 12 robuuste ecologische

verbindingszones tussen de Veluwe en de (natte)

omgeving

-Nationaal landschap Veluwe Bescherming Veluwe met de status “Nationaal

Landschap”. In het uitvoeringsprogramma worden

de kernkwaliteiten versterkt.

-Waardevol landschap Veluwe Begrenzing en afwegingsformules opgesteld voor

Waardevolle landschappen

-Recreatie Groei & Krimp Recreatiebedrijven mogen krimpen op voor de

natuur kwetsbare locaties en te groeien op minder

gevoelige plaatsen

Waterplan In 2027 het watersysteem op orde brengen voor

duurzame instandhouding van Natura 2000-

gebieden

Gelders Milieuplan In 2010 moeten doelen gerealiseerd zijn, o.a.:

-gezonde, schone en veilige leefomgeving

-geluidbelasting van verkeerslawaai met 80%

terugbrengen

-effecten op luchtkwaliteit a.g.v. verkeer verbeteren

Gewenst Grond- en oppervlaktewaterregime

(GGOR)

Aanpassen van de waterhuishouding aan

natuurdoelen in verdroogde natte natuurparels.

Resultaten uit GGOR staan in dit beheerplan

Gebiedsplan Natuur en landschap Natuur-, bos- en landschapsdoelen die worden

gerealiseerd met de Subsidieregeling Agrarisch

Page 14: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 10 -

Natuurbeheer en de Subsidieregeling Natuurbeheer

Veluwe 2010 Gezamenlijke visie voor kwaliteitsimpuls van alle

overheden, terreinbeheerders,

recreatieorganisaties, landbouwers en bedrijfsleven

Reconstructieplan Veluwe -Landbouw, recreatie e.a. functies worden (bijna)

opnieuw verdeeld zodat

ontwikkelingsmogelijkheden vergroten

-Milieubelasting op natuurgebieden van andere

functies moet verminderen

-Nieuwe natuur voor (nieuwe vormen van) recreatie

Fietstotaalplan Fietsvoorzieningen op de Veluwe opknappen en

nieuw aanleggen

Gemeentelijk beleid en -regelgeving

Bestemmingsplannen Vastleggen van bestemmingen/functies, toetsen of

nieuwe ontwikkelingen effect hebben op Natura

2000

Brandweer Voorkómen van onbeheersbare branden op de

Veluwe

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden de karakteristieken van het systeem de Veluwe beschreven en wordt ingegaan op

de instandhoudingsdoelstellingen. Hoofdstuk 3 gaat in op de doelstellingen die gelden op de Veluwe en in

hoofdstuk 4 worden de huidige activiteiten die plaatsvinden op en rond de Veluwe beschreven. In

hoofdstuk 5 zijn deze activiteiten getoetst aan de Nbwet 1998. In hoofdstuk 6 worden de doelstellingen

uitgewerkt in ruimte en tijd en wordt de ambitie voor de korte en lange termijn beschreven. Hoofdstuk 7

beschrijft de maatregelen en de kosten daarvan. In hoofdstuk 8 is het toetsingskader beschreven: wat mag

er nog wel en niet op de Veluwe. In hoofdstuk 9 is beschreven hoe monitoring en onderzoek zullen

plaatsvinden. Hoofdstuk 10 geeft een beeld van de uitvoering van het beheerplan. In hoofdstuk 11 wordt

ingegaan op de sociaal-ecomische effecten van dit beheerplan.

De hoofdstukken 1 tot en met 6 zijn geschreven door DHV, in samenwerking met provincie Gelderland. De

hoofdstukken 7 tot en met 11 zijn geschreven door provincie Gelderland, deels in samenwerking met DHV.

Page 15: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 11 -

2 DE VELUWE: EEN COMPLEET SYSTEEM?

De Veluwe wordt primair gekenmerkt door haar bijzondere en veelzijdige natuurwaarden. Het gebied wordt

al ver voor de jaartelling door mensen bewoond en voor diverse doeleinden gebruikt. Het is niet mogelijk of

zinvol om de natuurlijke karakteristieken en de menselijke invloeden totaal los van elkaar te zien. De

huidige natuurwaarden zijn het product van een samenspel tussen natuurlijke processen, klimatologische

gegevens, abtiotische omstandigheden en menselijke activiteiten. In dit hoofdstuk wordt eerste een

globale karakterschets gegeven van de Veluwe als multifunctioneel landschap. Daarna wordt het systeem

Veluwe aan de hand van de natuurwaarden per landschap beschreven.

De beschrijvingen in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op informatie uit het handboek Natuurdoeltypen6 en

diverse ecologische onderzoeken die Provincie Gelderland heeft laten uitvoeren naar het ecosysteem van

de Veluwe, de factsheets voor broedvogels7, habitattypen

8 en habitatsoorten

9 voor Natura 2000-gebieden

in Gelderland. Deze beschrijvingen vormen de basis voor een voorstel voor de begrenzing en de

instandhoudingsdoelstellingen in het definitieve aanwijzingsbesluit (zie hoofdstuk 3). De

instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen in bijlage 2. De factsheets zijn opgenomen in bijlage 6.

2.1 Een uitgestrekt, afwisselend, multifunctioneel landschap rijk aan soorten

Een droge stuwwal in een delta

De totale omvang van het Natura 2000-gebied de Veluwe bedraagt ongeveer 91.200 ha. Een belangrijk

kenmerk van de Veluwe is het voorkomen van relatief hoge stuwwallen die in de voorlaatste ijstijd (circa

150.000 jaar geleden) door het landijs zijn gevormd. Hoewel de hoogteverschillen sindsdien door wind en

water zijn afgevlakt, reiken de hoogste toppen van de stuwwallen tot ruim 110 m +NAP. Door de hogere

ligging heeft het gebied van de Veluwe grotendeels een zeer droog karakter vergeleken met de lager

liggende omgeving die wordt gekarakteriseerd door beek- en rivierdalen. Grotendeels, want op de Veluwe

komen ook circa 350 vennen voor, op de plekken waar het regenwater vast wordt gehouden. De Veluwe

wordt omringd door de dalen van de IJssel (oost), de Neder-Rijn (zuid) en de Grift (west). Ten noorden van

de Veluwe liggen de randmeren. Langs de randen van de Veluwe ontspringen diverse (sprengen)beken,

waar beekvegetaties en zeer plaatselijk bronbossen voorkomen. Deze beken stromen richting de IJssel,

Neder-Rijn, Gelderse Vallei en de randmeren en vormen ecologische verbindingen met de regio. In het

zuiden staat de Veluwe in contact met de uiterwaarden van de Neder-Rijn. De Veluwe wordt verder

omringd door agrarische cultuurlandschappen.

Een hoge biodiversiteit

De Veluwe is een zeer groot laaglandnatuurgebied en bevat uitgestrekte bossen, heiden en stuifzanden.

Plaatselijk komen natte heiden met vennen en veentjes voor en op enkelen locaties komen heischrale

graslanden voor. Langs de flanken van de Veluwe ontspringen enkele beken. Het gebied kent een grote

soortenrijkdom (biodiversiteit) en herbergt grote aantallen plantensoorten, reptielen, vlinders, zoogdieren,

insecten, broedvogels en enkele amfibieën. De landschappelijke afwisseling en samenhang tussen

droge en natte gebieden, stilstaand en stromend water, open heidecomplexen en uitgestrekte bossen en

alle tussenliggende gradiënten, is één belangrijke peiler voor de hoge biodiversiteit op de Veluwe. Hoe

meer afwisseling in een landschap, des te meer verschillende biotopen er aanwezig zijn, des te meer

verschillende soorten van een landschap gebruik kunnen maken. Een geleidelijke gradiënt van open

stuifzand naar opgaand bos biedt biotopen voor een scala aan soorten. De verschillen in microklimaat

(lokale temperatuur, temperatuurschommelingen, vochtigheid, wind, licht, etc) tussen een beschut bos en

een open zandvlakte zijn groot. Hierdoor komen in een bos heel andere soorten voor dan op de

6 Bal et al, Handboek Natuurdoeltypen

7 Sierdsema, H., J. van Diermen, B. Aarts, L. van den Bremer en A. van Kleunen (2008). Factsheets van broedvogels in

de Natura 2000-gebieden van Gelderland. SOVON onderzoeksrapport 2008/14 8 Bijlsma et al, Natura 2000-habitattypen in Gelderland (2008) Alterra, Wageningen

9 Schut et al, 2008, Factsheets Natura 2000 Gelderland. Habitatrichtlijnsoorten in Natura 2000-gebieden. Natuurbalans

Limes Divergens BV, Nijmegen

Page 16: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 12 -

stuifzanden. Bossoorten zijn aangepast aan stabiele, relatief donkere omstandigheden. Soorten van open

gebieden (heide, stuifzanden) moeten aangepast zijn aan extreme schommelingen in temperatuur.

Op de Veluwe bevinden zich lokaal leemhoudende bodems. Regenwater infiltreert zeer snel door een

zandbodem, een leemlaag kan ervoor zorgen dat water stagneert. Het resultaat zijn de circa 350 vennen

op de Veluwe, en locaties waar de heiden een vochtig tot nat karakter hebben. De afwisseling en

overgangen tussen de droge, vochtige, natte gebieden en vennen zijn eveneens zeer waardevol voor de

biodiversiteit. PM Foto invoegen

Voor veel soorten bevat een optimaal leefgebied dergelijke overgangen tussen nat en droog, open en

gesloten. Als voorbeeld kunnen we de grauwe klauwier noemen, een broedvogel die jaagt op de grote

insecten en kleine gewervelden die volop voorkomen in open landschap waar vochtige en droge gebieden

elkaar afwisselen10

. De broedvogel broedt in het struikgewas of jonge bossen, en jaagt op overgangen.

De tweede belangrijke peiler voor de biodiversiteit is de grote oppervlakte, de uitgestrektheid en de

samenhang van de Veluwe. Het maximale aantal soorten binnen een bepaald gebied is gerelateerd aan

de oppervlakte van het gebied en de bereikbaarheid. In een klein, geïsoleerd landschap zullen per ha

minder soorten voorkomen, dan in een groot en goed bereikbaar landschap

Een lange geschiedenis van menselijke invloed

Op de flanken van de Veluwe is tijdens de IJzertijd landbouw uitgeoefend op zogenaamde raatakkers, ook

wel ‘Celtic fields’ genoemd. De lage wallen rondom de kleine akkers van circa 20 bij 40 meter zijn soms nu

nog in het veld zichtbaar. Tevens komen uit deze tijd nog veel grafheuvels op de Veluwe voor. Tijdens de

vroege middeleeuwen was de Veluwe een voor West-Europa belangrijke plek voor ijzerproductie. Veel van

de oorspronkelijke bossen zijn als hakhout beheerd voor het hout (o.a. houtskool) en gekapt om ruimte te

maken voor landbouw en veeteelt. Langs de randen van de Veluwe bevinden zich een aantal

sprengenbeken, die zijn gegraven om molens aan te drijven voor de papierindustrie, wasserijen,

oliepersen en zagerijen11

.

Door eeuwenlang menselijk gebruik (beweiding, branden, plaggen) verdwenen grote stukken bos en

ontstonden de karakteristieke voedselarme heidevelden, stuifzanden en schrale graslanden. Door een

steeds intensiever gebruik van de heidevelden (plaggen en branden) nam het aantal stuifzandgebieden

toe. Rond 1900 waren grote delen van de Veluwe dan ook bedekt met uitgestrekte stuifzandgebieden.

Vanaf 1900 zijn de meeste stuifzanden door herbebossing gestabiliseerd. Hoewel deze stuifzanden en de

andere voedselarme gebieden voor mensen minder bruikbaar zijn, zijn het zeer belangrijke leefgebieden

voor specifieke plant- en diersoorten. Tegenwoordig is er in totaal nog 2400 hectare stuifzand op de

Veluwe. Kootwijkerzand is op dit moment nog één van de grootste actieve stuifzandgebieden van Europa.

De Veluwe was vroeger al een aantrekkelijk recreatiegebied voor welgestelde Nederlanders, die talloze

landgoederen en villa’s hebben gerealiseerd op de flanken van de Veluwe. De vele landgoederen en

buitenplaatsen hebben er voor gezorgd dat onder andere veel oude bossen bewaard zijn gebleven zoals

de Kroondomeinen van Landgoed ’t Loo, Landgoed Petrea, Middachten en Hof te Dieren. De

landgoederen werden vaak gebruikt als jachtgronden en werden zorgvuldig in stand gehouden. Om deze

reden komen nu nog steeds wilde zwijnen en edelherten voor op de Veluwe.

Het recreatienetwerk op de Veluwe is zeer uitgestrekt en kent verscheidene vormen (wandelen, fietsen,

paardrijden, motor- en autocross, drijfjachten), wat ook betekent dat er bijna geen plekken op de Veluwe te

vinden zijn waar nog sprake is van echte rust. Daarnaast zijn er talrijke hotels, bungalowparken en

campings op de Veluwe. Het ministerie van Defensie maakt van delen van de Veluwe gebruik als

oefenterrein. De aanwezige militaire oefenterreinen zoals de Harskamp, Oldebroekse heide, Doornspijkse

heide, Eder- en Ginkelse heide hebben in de twintigste eeuw geleid tot de instandhouding van open heide-

en stuifzandgebieden. Binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied de Veluwe zijn enkele dorpen

met woonhuizen en landbouwenclaves aanwezig zoals Uddel, Elspeet, Garderen en Kootwijk. Deze

landbouwenclaves bieden een zekere variatie in het landschap. Hier bevinden zich de overgangen van

10

Sierdsema, H., J. van Diermen, B. Aarts, L. van den Bremer en A. van Kleunen (2008). Factsheets van broedvogels

in de Natura 2000-gebieden van Gelderland. SOVON onderzoeksrapport 2008/14

11 Bijlsma R.J., J.A.M. Janssen, R. Haverman, R.W. de Waal, E.J. Weeda (2008) Natura 2000 habitattypen in

Gelderland; Alterra-Factsheets Gelderland v10 i.o.v. Provincie Gelderland

Page 17: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 13 -

bos naar cultuurlandschap, waar sommige soorten zoals de kamsalamander en das leefgebied vinden. Op

de Veluwe wordt op een aantal locaties grondwater ontrokken voor de drinkwatervoorziening. Het gebied

wordt verder doorsneden door drie snelwegen en diverse provinciale en lokale wegen. Deze wegen

vormen scherpe barrières in het landschap.

Het centrale deel van de Veluwe is in eigendom van een klein aantal terreinbeherende organisaties zoals

Stichting Het Nationaal Park De Hoge Veluwe, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Defensie,

Kroondomeinen en Domeinen. De randen van de Veluwe zijn in eigendom bij een groot aantal m.n.

particulieren, landgoederen, gemeenten en overige overheden, Het Geldersch Landschap, Nuon en

Vitens. De eigendomssituatie is in kaart 2.1 opgenomen.

2.2 Geomorfologie, bodem en waterhuishouding

De Veluwe omvat een stuwwallandschap dat ontstaan is

door opstuwing in de voorlaatste ijstijd (Saalien). In de

laatste ijstijd (Weichselien) is het sterk versneden en

ontstonden er diepe dalen waarbij veel geërodeerd

materiaal is afgezet.

Door de hoge ligging van de Veluwe fungeert het gebied

vooral als infiltratiegebied van regenwater. Het regenwater

infiltreert in de bodem en stroomt in verschillende richtingen

via het eerste watervoerende pakket naar de flanken van

de Veluwe. Een deel van het grondwater stroomt ook

verder richting de diepe polders van Zuidelijk Flevoland.

Door de opstuwing zijn de afzettingen in een veelal schuine

positie geschoven. Hierdoor is het hydrologische karakter

van de Veluwe zeer divers. Op de hoge delen van de

Veluwe komen vooral goed doorlatende grove zanden,

dek- en stuifzanden voor. Door de goede doorlatendheid

van deze gronden ligt het grondwater in grote delen van de

Veluwe op meer dan 10 m beneden maaiveld. Hier

overheersen zure omstandigheden onder invloed van

neerslag.

Natte terreinen op de Veluwe liggen vaak hoog boven het

grondwaterniveau en worden onder andere veroorzaakt

door stagnerend grondwater op ondoorlatende lagen, de

zogenaamde schijngrondwaterspiegels. Deze slecht

doorlatende lagen kunnen bestaan uit:

• Klei- en leemlenzen (Mosterdveen);

• Overstoven veenlagen (Kootwijkerveen);

• Inspoelingslagen van organisch materiaal en ijzer

(gliedelaag) (Waskolk, Gerritsfles, Elspeterheide,

Loofles en Zandfles).

Op plekken waar dikke leem- en kleilagen in de ondergrond

aanwezig zijn, zal het infiltrerende regenwater deels oppervlakkig afgevoerd worden. Vaak komt dit water

op de flanken in beekdalen als (basenhoudende) kwel aan het maaiveld wordt dit water verder afgevoerd

door de beken en sprengen.

Deze beken liggen voornamelijk aan de oost en zuidzijde van de Veluwe in de oude erosiegeulen.

Bovenstrooms zijn ze veelal gegraven en ontspringen in sprengkoppen zoals bij de Heelsumse beek,

Wolfhezerbeek en Renkumse beek.

Door drinkwaterwinning, industriële onttrekkingen en drainage zijn de flanken van de Veluwe in de loop

der tijd veel droger geworden. Daardoor bevatten veel beken minder water of staan ze droog.

Page 18: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 14 -

2.3 Milieutekorten

Alterra12

heeft in opdracht van provincie Gelderland een nulmeting uitgevoerd naar de milieutekorten van

de habitattypen van de Natura 2000-gebieden Veluwe, Teeselinkven, Korenburgerveen en Wooldse veen

gezamelijk. De bodemkwaliteit is hiervoor in beeld gebracht. In Tabel 2.1 zijn de milieutekorten per

habitattype weergegeven.

Tabel 2.1 Gemiddelde procentuele milieutekorten per habitattype, geschat op basis van 3900

vegetatieopnamen. Tekorten met een – konden niet worden berekend.

Habitattype Ca GHG GLG GVG K Mg NH4 NO3 Ntot pH PO4 Ptot vocht

H2310 – Stuifzandheiden

met struikheide 68 0 0 0 6 0 0 0 0 0 49 65 -

H2320 – Binnenlandse

kraaiheidebegroeiing 68 0 0 1 4 0 0 0 0 0 49 68 -

H2330 – Zandverstuivingen 80 21 25 1 0 1 0 0 25 20 0 14 0

H3130 – Zwak gebufferde

vennen 36 100 74 100 0 3 7 0 31 30 65 0 25

H3160_B – Zure vennen

H3260_A – Beken en

rivieren met waterplanten 46 100 96 90 0 0 - 100 16 94 5 0 18

H4010_A Vochtige heide 92 94 82 100 2 12 0 0 2 13 5 0 39

H4030 – Droge heide 61 0 0 0 9 0 0 0 2 0 29 86 -

H5130 –

Jeneverbesstruwelen 96 0 0 0 1 3 0 0 3 0 35 6 0

H6230 – *Heischrale

graslanden 97 31 18 37 10 0 0 0 2 5 28 0 0

H6410 – Blauwgrasland 77 100 58 100 0 0 0 0 14 9 37 0 2

H7110_B – *Heideveentjes 100 21 4 9 0 0 0 0 0 0 2 0 5

H7150 – Pioniervegetatie

met snavelbies

H9120 – Beuken-eikenbos

met hulst 79 0 0 0 1 1 0 0 0 0 19 0 0

H9190 – Oude eikenbossen 48 0 0 0 2 11 0 0 3 0 22 3 -

H91E0_C –

*Beekbegeleidende bossen 50 0 3 0 0 0 0 0 21 10 8 0 0

Ca = Calcium Mg = Magnesium PO4 = Fosfaat

GHG = Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand NH4 = Ammonium Ptot = Totaal fosfaatgehalte

GLG = Gemiddelde Laagste Grondwaterstand NO3 = Nitraat

GVG = Gemiddelde Voorjaars Grondwaterstand Ntot = Totaal nitraatgehalte

K = Kalium pH = Zuurgraad

De milieutekorten voor magnesium zijn groter dan die voor pH. De gebieden met tekorten liggen verspreid

over de hele Veluwe. Opvallend zijn de tekorten voor de gebieden met droge en natte heide. Magnesium

vormt samen met calcium de groep van basische kationen, die een sterke relatie met de pH hebben.

Problemen met het magnesiumgehalte kan, samen met het calcium gehalte, toekomstige problemen met

de pH indiceren.

De milieutekorten voor calcium zijn groot. Een aantal plekken met oude eikenbossen en incidenteel

andere typen op de Veluwe vertonen geen tekorten. De grootste tekorten worden op de Veluwe berekend

voor de verschillende heide-habitattypen.

De milieutekorten voor het totale stikstofgehalte in de bodem zijn relatief klein. Er is sprake van een tekort

als er teveel stikstof in de bodem wordt berekend. Op de Veluwe worden de tekorten vooral voor de open

gebieden berekend (heide, blauwgrasland).

Voor het totaal fosforgehalte in de bodem wordt in meer gebieden milieutekorten voor habitattypen

berekend dan voor stikstof. Tekorten worden vooral berekend voor wat nu heiden zijn en deels voorde

bossen op de Veluwe.

12

Wamelink, G.W.W., M.H.C. van Adrichem & H.F. van Dobben (2009). Milieutekorten in Gelderse

habitatgebieden; nulmeting op basis van vegetatieopnamen. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1892.

Page 19: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 15 -

Milieutekorten voor GVG geeft een te lage grondwaterstand (te droog) weer. Op de Veluwe zijn er tekorten

aanwezig voor de natte habitattypen (bijvoorbeeld het Renkumse beekdal). Daarnaast zijn er tekorten voor

de combinatie van droge en vochtige heiden. De tekorten worden berekend voor de vochtige heide en

sommige binnenlandse kraaiheibegroeingen, vooral aan de noordkant van de Veluwe.

De resultaten voor de GLG en GHG vertonen overeenkomsten met die voor de GVG. De milieutekorten

zijn echter wat kleiner.

Voor het fosfaatgehalte in de bodem wordt in vrij veel gebieden een milieutekort berekend, zowel in droge

als in natte gebieden. Tekorten komen voor in de meeste habitattypen, maar de meer open vegetatietypen

vertonen het vaakst milieutekorten. Net als voor het totale fosfor gehalte zijn er tekorten in de natte

gebieden, maar ook in de droge gebieden in Gelderland. Op vele plekken in Gelderland is het

fosfaatgehalte te hoog om goed ontwikkelde habitattypen mogelijk te maken.

Het ammonium- en nitraatgehalte in de bodem zorgt voor nagenoeg geen problemen voor de habitattypen

in Gelderland. Daar waar de gehalten in de bodem hoger zijn dan de randvoorwaarde van de

verschillende habitattypen is het tekort vaak groot (in de hoogste milieutekort klasse). Dit resultaat is

enigszins onverwacht, gezien de stikstofdepositie. De afwezigheid van tekorten kan worden veroorzaakt

doordat het om een molecuul gaat dat meestal maar kort in de bodem aanwezig is. Of het wordt

opgenomen door planten, of het wordt omgezet door bacteriën, waardoor het niet snel ophoopt. De

bepaling van ammonium in de bodem is echter lastig en ook dit kan onzekerheden veroorzaken.

2.4 De Veluwe is een samenhangend ecosysteem

Het huidige landschap en de samenhang van de verschillende soorten natuur is te begrijpen vanuit

vormen van historisch landgebruik die afhankelijk waren van terreinvorm, bodemvruchtbaarheid en

aanwezigheid van water. Mensen zijn altijd zeer bepalend geweest: de Veluwe is overal een antropogeen

landschap. Op de hoge en droge zandgronden komen stuifzanden, heischrale graslanden, droge heiden,

struwelen en bossen voor. Op de natte plekken die vooral onder invloed staan van stagnerend regenwater

bevinden zich natte heiden, venen en vennetjes. De beekdalen staan meer onder invloed van gebufferd

grondwater en hier zijn soortenrijke natte graslanden en natte bossen te vinden.

Al deze typen natuur komen in een mozaïek of gradiënt voor op de Veluwe. Dit mozaïek kan in de loop

van de tijd veranderen, verschuiven en verkleuren onder invloed van natuurlijke successie, natuurlijke

dynamische processen (wind, omvallen van bomen en begrazing) en menselijke ingrepen (plaggen,

branden, kappen, begrazing).

Door te sturen op deze bovenstaande processen, kan invloed worden uitgeoefend op het

landschapsmozaïek en op de biodiversiteit. Om op deze processen te kunnen sturen is het van belang om

de Veluwe als systeem te benaderen en de benadering op standplaatsniveau (en dus afzonderlijke

habitats) los te laten. Wij onderscheiden een viertal landschapstypen in het systeem Veluwe:

• Open zandlandschap

• Oud boslandschap

• Vennenlandschap

• Bekenlandschap

Deze vier landschapstypen omvatten de habitattypen en soorten waarvoor de Veluwe is aangewezen (zie

bijlage 3) op één na. De meervleermuis is voor de Veluwe moeilijk in één van de landschapstypen te

passen en wordt daarom afzonderlijk behandeld.

Binnen elk landschapstype zijn de omstandigheden niet homogeen. Lokale verschillen in de bodem of in

het grondgebruik kunnen er bijvoorbeeld toe leiden dat in het open zandlandschap op de ene plaats droge

heide voorkomt en verderop een zandverstuiving. Zo heeft elk landschapstype eigen habitattypen en

soorten. Deze habitattypen en soorten zijn niet altijd gebonden aan één bepaald landschap. Hieronder

worden de vier landschapstypen beschreven. Een aparte beschrijving van de habitattypen en soorten en

de verspreiding op de Veluwe is te vinden in bijlage 3. De globale geografische ligging van de habitattypen

is opgenomen in kaart 2.2.

Page 20: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 16 -

2.5 Open zandlandschap

PM Kaart invoegen

2.5.1 Habitattypen en soorten van het open zandlandschap

PM Foto's invoegen

In Tabel 2.2 is een overzicht weergegeven van de habitattypen van de Veluwe die behoren tot het open

zandlandschap. Per habitattype is aangegeven welke soorten hier voorkomen.

Het open zandlandschap omvat de hoge droge delen van de Veluwe. In zandbodems die buiten het bereik

van het grondwater liggen, spoelen tijdens perioden met een neerslagoverschot de bufferende stoffen

geleidelijk uit naar de ondergrond, waardoor de buffercapaciteit tegen verzuring afneemt. In het huidige

open zandlandschap zijn grofweg twee typen bodems te onderscheiden op grond van de buffercapaciteit.

Op de sterk uitgeloogde bodems en zure bodems zien we soortenarme heide- en stuifzandvegetaties of

soortenarme naald- en loofbossen, deels aangeplant en deels oorspronkelijke oude bossen. Minder

uitgeloogde bodems worden enigszins gebufferd en op deze zwak gebufferde bodems ontwikkelen zich in

principe dezelfde vegetaties als op de sterk uitgeloogde zure bodems, maar ze zijn veel soortenrijker. Op

zwak gebufferde bodems komen in de heiden en stuifzanden allerlei elementen van heischrale graslanden

voor en in de bossen is de diversiteit aan vaatplanten, varens, mossen, wolfsklauwen en paddenstoelen

veel hoger. Met name op de overgangen naar het bekenlandschap en vennenlandschap kan sprake zijn

van een wat hogere voedselrijkdom en/of basenverzadiging. Verstuiving is een natuurlijk proces dat voor

enige buffering kan zorgen. Door verstuiving kunnen namelijk minder zure bodems bloot komen te liggen

en mogelijk draagt de verstuiving ook bij aan een snellere verwering en dus het vrijkomen van bufferende

stoffen.

Tabel 2.2 Samenhang habitattypen en soorten van het open zandlandschap op de Veluwe

Open

zandlandschap

A2

24

Na

chtz

wa

luw

A2

33

Dra

aih

als

A3

38

Gra

uw

e

kla

uw

ier

A2

46

Bo

om

lee

uw

e

rik

A2

55

Du

inp

iep

er

A2

76

Ro

od

bo

rstt

ap

uit

A2

77

– T

ap

uit

H2310 –

stuifzandheiden met

struikhei

H2320 –

Binnenlandse

kraaiheibegroeiing

H2330 - Stuifzanden

H4030 – Droge heide

H5130 -

Jeneverbesstruwelen

H6230 – Heischrale

graslanden

Page 21: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 17 -

Dit landschap herbergt de meeste habitattypen en soorten waarvoor de Veluwe als Natura 2000-gebied is

aangewezen. Deze habitattypen vormen vaak samenhangende mozaïeken waar niet altijd scherp is aan te

wijzen waar één habitattype begint en een ander eindigt. Voor veel diersoorten is het belangrijk dat de

ruimtelijke overgangen geleidelijk van aard zijn en dat de habitattypen elkaar kleinschalig afwisselen. De

verschillende habitattypen en soorten die worden aangetroffen in het open zandlandschap hebben

onderling een sterke relatie. De habitattypen wisselen elkaar af in ruimte én in tijd. Gedurende het

successieproces vervangen bepaalde habitattypen elkaar.

Stuifzanden (H2330) PM Foto invoegen kunnen worden gezien als het beginpunt van de successie. Het

betreft open, zeer schaarse begroeiingen op stuifzand. Het is een voor veel plant- en diersoorten

ongastvrij microklimaat. Er is weinig beschutting, de grond houdt zeer slecht vocht vast, een humuslaag

ontbreekt en de temperaturen kunnen zeer sterk schommelen. Enkele vaatplanten die in staat zijn zich te

vestigen in het droge zand zijn heidespurrie en buntgras. Grote aaneengesloten stuifzanden kunnen door

windwerking hun openheid behouden. Kleinere gebieden groeien vaak vanaf de randen langzaam dicht

met struikhei of grassen. De randen vormen goede broedplekken voor vogels. De belangrijkste

stuifzandgebieden op de Veluwe zijn het Harskampse zand, Kootwijkerzand en Hulshorst.

Stuifzanden ontwikkelen zich in de loop der tijd tot stuifzanden met struikhei, en vallen dan onder het

habitattype stuifzandheide met struikhei (H2310). Dit zijn heidevegetaties op een stuifzandbodem

gedomineerd door struikhei met een karakteristieke rijkdom aan korstmossen. Dit habitattype is op de

Veluwe in goed ontwikkelde vorm te vinden op het Wekeromse zand, Caitwicker zand, Asselse heide,

Beekhuizerzand, Planken Wambuis en de Hoge Veluwe. Een verdere ontwikkeling van de vegetatie kan

leiden tot de habitattypen droge heiden (H4030) en binnenlandse kraaiheibegroeiing (H2320). Dit zijn

droge heidebegroeiingen gedomineerd door respectievelijk struikhei of kraaihei. Kraaihei heeft in

Nederland de zuidelijkste verspreidingsgrens bereikt en het habitattype kan daarmee beschouwd worden

als de noordelijke variant van stuifzandheide (H2330) en droge heide (H4030). Binnenlandse

kraaiheibegroeiing (H2320) wordt vooral aangetroffen op de Doornspijkse heide terwijl droge heide met

struikheide verspreid over de hele Veluwe voorkomt met als grootste gebieden Oldebroekse heide,

Elspeetse heide, Ermelose heide, Houtdorperveld, Eder- en Ginkelse heide en de Hoge Veluwe.

Zodra op een heide de verhouding tussen grassen en struiken meer richting grassen gaat, kan worden

gesproken over het habitattype heischrale graslanden (H6230). Deze verschuiving richting grassen vindt

plaats op locaties waar de grond licht gebufferd is, of waar wat meer verstoring aanwezig is waardoor zich

geen humuslaag kan ontwikkelen. Op de droge zandgronden komen heischrale graslanden (H6230) op

enkele locaties vlakdekkend voor, met name op defensieterreinen. Meestal zijn het lijnvormige elementen

op de grenzen en overgangen van habitattypen. De verschijningsvorm van heischrale graslanden

(H6230) is zeer afwisselend qua soortensamenstelling en –rijkdom. De samenstelling wordt sterk

beïnvloedt door de beschikbaarheid van basen (buffering van de bodem) en vocht. Op de Veluwe komen

jeneverbesstruwelen (H5130) vooral voor nabij de stuifzanden zoals op de Doornspijkse heide,

Maanschoten, Caitwickerzand en het Otterlose bos. Dit habitattype betreft clusters van volwassen

jeneverbesstruiken in een open landschap.

Nachtzwaluw (A224), draaihals (A233), boomleeuwerik (A246), duinpieper (A255), roodborsttapuit

(A276) en tapuit (A277) PM Foto's invoegen maken in meer of mindere mate gebruik van de

bovengenoemde habitattypen om te nestelen of te foerageren. Het zwaartepunt van hun leefgebieden ligt

in de open gebieden op de Veluwe. Daarnaast zijn overgangen met bos en struweel essentieel voor het

foerageren, broeden, rusten en schuilen. De duinpieper (A255) en tapuit (A277) zijn soorten die een

voorkeur hebben voor de openheid van stuifzanden en heide en minder afhankelijk zijn van (bos)randen.

2.5.2 Instandhoudingsdoelstellingen en staat van instandhouding

De kernopgaven voor het open zandlandschap zijn:

• Structuurrijke droge heide: vergroting areaal stuifzandheiden met struikhei (H2310), binnenlandse

kraaiheibegroeiingen (H2320), heiden (H4030) en zandverstuivingen (H2330) én verbeteren van de

kwaliteit door vergroting van de variatie in structuur en ontwikkeling van geleidelijke overgangen met

Page 22: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 18 -

bos, mede t.b.v. vogelsoorten als duinpieper (A255), nachtzwaluw (A224), draaihals (A233) en tapuit

(A277).

• Stuifzandlandschappen: vergroting areaal gevarieerde zandverstuivingen (H2330) met overgangen

naar droge heiden en open bossen, mede als leefgebied van de draaihals (A233), tapuit (A277),

duinpieper (A255) en nachtzwaluw (A224).

• Intern verbinden: verbinden heide- en stuifzandencomplexen met oog op karakteristieke fauna.

De staat van instandhouding en trend zijn per habitattypen en soort in Tabel 2.3 samengevat.

Tabel 2.3 Trend en staat van instandhouding voor de soorten en habitattypen van het open

zandlandschap van de Veluwe gebaseerd op het ontwerp-aanwijzingsbesluit, het doelendocument

en de factsheets

Open zandlandschap Oppervlakte Kwaliteit Verspreiding Staat van

instandhouding

landelijk

Trend Staat van

instandhouding

Veluwe

Habitattype

H2310 –

Stuifzandheiden met

struikheide

Matig

ongunstig

Zeer

ongunstig

Zeer

ongunstig

Zeer ongunstig < Zeer ongunstig

H2320 – Binnenlandse

kraaiheidebegroeiing

Gunstig Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

< Matig

ongunstig

H2330 –

Zandverstuivingen

Matig

ongunstig

Zeer

ongunstig

Zeer

ongunstig

Zeer ongunstig < Zeer ongunstig

H4030 – Droge heide Matig

ongunstig

Zeer

ongunstig

Zeer

ongunstig

Zeer ongunstig < Zeer ongunstig

H5130 –

Jeneverbesstruwelen

Gunstig Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

< Matig

ongunstig

H6230 – *Heischrale

graslanden

Zeer

ongunstig

Zeer

ongunstig

Zeer

ongunstig

Zeer ongunstig < Zeer ongustig

H7150 –

Pioniervegetatie met

snavelbies

Gunstig Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

> Matig

ongunstig

Leefgebied

Broedvogelsoorten

Kwaliteit Oppervlakte

A224 – Nachtzwaluw Matig

ongunstig

Gunstig Matig

ongunstig

> Gunstig

A233 – Draaihals Zeer

ongunstig

Zeer ongunstig Zeer ongunstig < Zeer ongunstig

A246 – Boomleeuwerik Gunstig Gunstig Gunstig > Gunstig

A255 – Duinpieper Zeer

ongunstig

Zeer ongunstig Zeer ongunstig < Zeer ongunstig

A276 – Roodborsttapuit Gunstig Gunstig Gunstig > Gunstig

A277 – Tapuit Zeer

ongunstig

Zeer ongunstig Zeer ongunstig < Zeer ongunstig

A338 – Grauwe klauwier Zeer

ongunstig

Zeer ongunstig Zeer ongunstig < Zeer ongunstig

(>: positieve trend; <: negatieve trend)

De oppervlakte van habitattypen van het open zandlandschap is in de periode 1850-1950 enorm

afgenomen door de grootschalige ontginning en bosaanplant. Door deze verkleining van het oppervlak zijn

sterk versnipperde leefgebieden ontstaan van karakteristieke fauna als zoals heivlinder, zandhagedis. Ook

zijn belangrijke geleidelijke overgangen van bos naar open zandlandschap door de herbebossing

veranderd in strakke lijnen. De soortenrijkdom neemt dan ook als gevolg van verkleining en versnippering

van leefgebied sinds 1950 sterk af. Sinds 1950 blijft het areaal min of meer stabiel maar wordt de kwaliteit

aangetast door vermesting en verzuring als gevolg van veranderingen in de luchtkwaliteit. Vergrassing

door overschotten aan nutriënten (fosfaat en/of stikstof) en gebrek aan Ca+ is hiervan het gevolg. Op van

oudsher kalkrijkere locaties is de buffercapaciteit van de bodem nagenoeg verdwenen door de verzurende

Page 23: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 19 -

invloed van deze nutriënten. Sinds 1994 verbetert de luchtkwaliteit en gaat ook de kwaliteit van de

habitattypen, mede door herstelbeheer, weer vooruit.

Het open zandlandschap is voor de recreant aantrekkelijk om er op allerlei manieren te vertoeven. Dit

betekent dat met name in dit landschap sprake is van rustverstoring vanwege recreatieve activiteiten. Dit is

een groot probleem voor de meeste broedvogels van dit landschap.

Uit historisch-ecologisch onderzoek blijkt dat heischrale graslanden (H6230) voor de 19e eeuw het

heidelandschap domineerden als ‘groene heide’13

. Door intensivering van het landgebruik ontstond daarna

de met dwergstruiken gedomineerde paarse heide. De toename van het areaal heischraal grasland lijkt

moeilijk te realiseren door atmosferische depositie, een kortlevende zaadbank, versnippering en beperkt

dispersievermogen. De huidige heischrale graslanden kunnen gezien worden als restpopulaties.

Belangrijke terreinen zijn onder andere Harskamp en Oldebroek.

De jeneverbesstruwelen (H5130) hebben eenzelfde achteruitgang gekend en komen nu vooral nog voor in

de ondergroei van naaldbossen. Het probleem bij jeneverbessen is verder dat de soort nauwelijks nog

verjongt. De meeste struwelen dateren dan ook van de periode 1900-1950. De oorzaak van de

kiemingsproblemen is niet geheel bekend. Op een aantal terreinen is de laatste jaren sprake van

verjonging.

Het is niet bekend of de kraaiheibegroeiingen (H2320) ook een sterke achteruitgang hebben gekend als

gevolg van de bebossing. Kraaihei is een schaduwtolerante soort en komt met name voor binnen heide-

en stuifzandbebossingen. Mogelijk is in die periode de verspreiding van kraaihei (tijdelijk) toegenomen.

De afname van het areaal van stuifzanden (H2330) heeft zich na 1950 ook verder voortgezet, in

tegenstelling tot de andere droge habitattypen, als gevolg van natuurlijke verjonging vanuit de

stuifzandbebossing. Inmiddels is er slechts een klein oppervlak over. Hierdoor staan de karakteristieke

soorten van stuifzanden onder druk. Recent worden allerlei plannen gemaakt om de stuifzanden weer te

laten stuiven, zoals De Pollen op de Hoge Veluwe en het Wekeromse zand.

2.6 Oud boslandschap

Op enkele locaties in de Veluwe, die minder sterk beïnvloed zijn door mensen, komen habitattypen voor

die zich in een verder successiestadium bevinden. Hieronder vallen de habitattypen beuken- en

eikenbossen met hulst (H9120) en oude eikenbossen (H9190). De beuken- en eikenbossen liggen op

oude stuwwalgronden en de oude eikenbossen op de wat armere leemarme bodems. Het laatste bostype

kent twee ontstaanswijzen: ingestoven en overstoven bossen langs stuifzanden en strubbenbossen op

voormalige heide die onder invloed van begrazing zijn ontstaan. Deze bossen komen voor in gesloten

landschappen en in mozaïeklandschappen waar gesloten bos wordt afgewisseld met open plekken.

De bossen vormen het broed- en leefgebied voor de wespendief (A072) en de zwarte specht (A236).

Bovendien vormen zonnige bosranden het leefgebied voor het vliegend hert (H1083). Deze

boshabitattypen zijn vooral te vinden ten oosten van Elspeet en Uddel.

In Tabel 2.4 is een overzicht weergegeven van de habitattypen van de Veluwe die behoren tot het oud

boslandschap. Per habitattype is aangegeven welke soorten hier voorkomen.

13

Bijlsma R.J., J.A.M. Janssen, R. Haverman, R.W. de Waal, E.J. Weeda (2008) Natura 2000 habitattypen in

Gelderland; Alterra-Factsheets Gelderland v10 i.o.v. Provincie Gelderland.

Page 24: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 20 -

Tabel 2.4 Samenhang habitattypen en soorten van het oud boslandschap op de Veluwe

Oud boslandschap

H1083 –

Vlie

gend h

ert

A072 –

Wespendie

f

A236 –

Zw

art

e s

pecht

H9120 – Beuken-eikenbossen met

hulst

H9190 – Oude eikenbossen

Diverse habitattypen zijn vervangingsstadia van elkaar, en velen kunnen alleen in stand blijven via

ingrijpen door de mens. In de voedselarme bossen zoals die nu zijn ontstaan vanuit heide of

zandverstuivingen, vindt een voorzetting van de natuurlijke successie plaats, waarbij onder meer de

vervanging van naaldhout door loofhout hoort.

Binnen het oud boslandschap zijn bijna altijd vochtige elementen (o.a. vennen, natte hei) aanwezig.

Hoewel deze feitelijk onderdeel uitmaken van hetzelfde mozaïeklandschap worden deze apart besproken

onder het vennenlandschap.

2.6.1 Instandhoudingsdoelstellingen en staat van instandhouding

De kernopgaven voor het oud boslandschap zijn:

• Oude eikenbossen (H9190): behoud areaal oude eikenbossen (m.n. strubbebossen) en verbeteren

kwaliteit, ook als habitat voor vliegend hert (H1083).

De instandhoudingsdoelstellingen en staat van instandhouding zijn per habitattypen en soort in

Tabel 2.5 samengevat.

Beuken-eikenbossen met hulst (H9120) komen van oorsprong slechts in een klein areaal op de Veluwe

voor. De standplaats werd ingenomen door eikenhakhout vanwege de behoefte aan hout. Ook hulst kon

zich in hakhout niet goed handhaven. In de 20e eeuw zijn de standplaatsen ingeplant met snelgroeiend

naaldhout als douglasspar en lariks. Het areaal van het habitattype neemt nu toe door kolonisatie van

beuk vanuit de oude bosgroeiplaatsen. Hulst wordt op de Veluwe de laatste eeuwen voornamelijk

verspreid vanuit tuinen. Door een steeds groter aandeel van beuk ontstaat strooiselaccumulatie en

daardoor een verarming van de bosflora. De toekomstverwachting is dat de beuk het in Nederland moeilijk

krijgt als gevolg van de klimaatverandering. De beuk kan slecht tegen droge zomers.

De oude eikenbossen (H9190) vinden hun oorsprong in ‘verwaarloosde’ hakhoutbossen op arme gronden.

Op dit moment liggen de kansen vooral in de jonge grove dennenbossen waar zomereik zich tamelijk veel

verjongt en op de overgangen van hei naar bos. Achteruitgang van dit type wordt veroorzaakt door

uitbreiding van beuk en atmosferische depositie. Op de Veluwe wordt dit bostype behouden door de

graasdruk van edelhert en ree waardoor de successie traag verloopt. De ondergroei van dit bostype staat

onder druk door bodemverstoring door wilde zwijnen. Deze verstoring is goed voor de

kiemingsmogelijkheden, maar de frequentie is te hoog voor de vestiging van verschillende kruiden,

mossen en paddestoelen.

Het aantal waarnemingen van het vliegend hert (H1083) PM Foto's invoegen is de laatste jaren

toegenomen, maar als gevolg van toenemend aantal waarnemers. Een betrouwbare trend is daarom niet

aan te geven. De grootste bedreigingen voor het vliegend hert worden gevormd door afname van kwaliteit

van leefgebied (o.a. voortplantingslocaties) en versnippering van populaties.

Page 25: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 21 -

Tabel 2.5 Trend en staat van instandhouding voor de soorten en habitattypen van het oud

boslandschap van de Veluwe gebaseerd op het ontwerp-aanwijzingsbesluit, het doelendocument

en de factsheets

Oud boslandschap Oppervlakte Kwaliteit Verspreiding Staat van

instandhouding

landelijk

Trend Staat van

instandhouding

Veluwe

Habitattype

H9120 – Beuken-

eikenbos met hulst

Gunstig Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

Matig ongunstig > Matig ongunstig

H9190 – Oude

eikenbossen

Gunstig Matig

ongunstig

Zeer

ongunstig

Matig ongunstig < Matig ongunstig

Leefgebied Habitatrichtlijnsoorten

Kwaliteit Oppervlakte

H1083 – Vliegend hert Matig

ongunstig

Matig ongunstig Matig ongunstig ? Matig ongunstig

Broedvogelsoorten

A072 – Wespendief Matig

ongunstig

Gunstig Gunstig < Matig ongunstig

A224 – Nachtzwaluw Matig

ongunstig

Gunstig Matig ongunstig > Gunstig

A236 – Zwarte specht Matig

ongunstig Gunstig Gunstig ? Matig ongunstig

(>: positieve trend; <: negatieve trend; ?: onbekend)

2.7 Vennenlandschap

2.7.1 Habitattypen en soorten van het vennenlandschap

In Tabel 2.6 is een overzicht weergegeven van de habitattypen van de Veluwe die behoren tot het

vennenlandschap. Per habitattype is aangegeven welke soorten hier het zwaartepunt van hun

verspreiding hebben. De vogelsoorten zijn niet uitsluitend gebonden aan het vennenlandschap. Deze

soorten komen ook voor op de droge heide van het open zandlandschap.

Het vennenlandschap omvat de natte en vochtige delen van de Veluwe. Er komt een groot aantal poelen,

kuilen, plassen en vennen voor. Het gaat met name om plaatsen waar regenwater ‘stagneert', bovenop

een slecht doorlatende laag in de ondiepe ondergrond (schijngrondwaterspiegel), hier ontstaan de zure

vennen. Zwak gebufferde vennen worden deels gevoed door grondwater en liggen daardoor aan de

randen van het Veluwemassief. Verder zijn er ook aanwijzingen dat ten zuiden van Uddel vennen worden

gevoed door dieper, ijzerrijk en (zwak) gebufferd grondwater14

.

In de wereld van overwegend zure, voedselarme omstandigheden betekent een geringe verhoging van het

voedingsstoffen- en basenniveau een duidelijke toename van de soortenrijkdom. Zo is vochtig heischraal

grasland in feite een soortenrijke overgang tussen natte heide op de arme zandgronden en nat

schraalgrasland in de beekdalen. Binnen de natte heide zijn de meeste doelsoorten aanwezig op leemrijke

bodems of op plaatsen waar enige kwel uittreedt. Iets dergelijks geldt ook voor vennen en hoogvenen.

Zwakgebufferde vennen zijn veel soortenrijker dan zure vennen. Zure voedselarme situaties hebben hun

eigen waarde en is hun aanwezigheid vaak ook een voorwaarde om op lange termijn de overgangen naar

de iets rijkere omstandigheden in stand te kunnen houden. Welk habitattype in dit landschap op een plek

voorkomt, hangt allereerst af van het onderliggende geohydrologische systeem. Ondergrond,

waterkwaliteit (vooral zuurgraad), buffering, voedselrijkdom, reliëf en fluctuatie van de waterstand spelen

samen een sleutelrol.

Verder zijn er plaatsen waar grondwater naar toe stroomt vanuit een groter grondwatersysteem en dit

grondwater het maaiveld of de wortelzone bereikt. Op de Veluwe is dit laatste vooral van toepassing in de

beekdalen en wordt besproken onder het bekenlandschap.

14

'Landgoed Glaszhorst EGM vooronderzoek', André Jansen, Bosgroep Midden Nederland.

Page 26: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 22 -

Tabel 2.6 Samenhang habitattypen en soorten van het vennenlandschap op de Veluwe

Vennenlandschap

H1042 –

Gevle

kte

witsnuitlib

el

H1166 –

Kam

sala

mander

H1831 –

Drijv

ende

wate

rweegbre

e

A224 –

Nachtz

walu

w

A338 –

Gra

uw

e

kla

uw

ier

A276 –

Roodbors

ttapuit

H3130 – zwak

gebufferde vennen

H3160 – Zure

vennen

H4010 – Vochtige

heide

H7110 –

Heideveentjes

H7150 –

Pioniervegetaties

met snavelbies

Vennen vormen de laaggelegen gebieden, de ‘putjes' in het zandlandschap, waardoor ze erg gevoelig zijn

voor veranderingen in de omgeving, met name in de toestroming van water. Dat geldt vooral voor de zwak

gebufferde vennen (H3130) die, naast regenwater, zwak gebufferd grondwater uit een lokaal

grondwatersysteem ontvangen. Zwak gebufferde vennen komen onder andere voor in het Beschermd

Natuurmonument de Leemputten van Staverden. Zure vennen (H3160) worden gevoed met voornamelijk

regenwater, waardoor ze zuur van aard zijn. De hoeveelheid en kwaliteit van het toestromende lokale

grondwater zijn sturend in de waterkwaliteit van het ven en de daarin voorkomende planten- en

diersoorten. De zure en zwakgebufferde vennen hebben vaak sterk fluctuerende waterpeilen, waardoor de

successie stagneert. Voorbeelden zijn Smitsveen, Wisselse veen en Deelsense veld. Op locaties met een

permanente hoge waterstand in de zure vennen kan actief hoogveen (H7170) voorkomen. Deze twee

habitattypen hebben daarom een sterke samenhang. Op de meest laaggelegen locaties in het

venlandschap, waar er permanent water aanwezig is, kan veenontwikkeling plaatsvinden. Rondom deze

‘veenkernen’ bevindt zich een landschap van vochtige heide, zure vennen en pioniervegetaties met

snavelbiezen. Het habitattype actief hoogveen (H7170) komt op de Veluwe slechts sporadisch voor in de

vorm van heideveentjes, zoals op het Mosterdveen. De vochtige heiden (H4010) komen voor op natte tot

vochtige locaties waar regenwater weliswaar stagneert, maar geen grondwater aanwezig is (Gerritsfles en

Elspeter heide). De begroeiingstypen van het vennenlandschap hebben ook in de tijd relaties met elkaar.

De begroeiingen veranderen in de loop van de natuurlijke successie en gaan daarbij van het ene type in

een ander type over. Zo kunnen vennen bijvoorbeeld, evenals sommige natte heiden met een zeer

constante, hoge grondwaterstand, vroeg of laat overgaan in kleine hoogveentjes (actief hoogveen)

(H7170b). Het habitattype pioniersvegetatie met snavelbiezen (H7150) komt zeer kleinschalig voor in

mozaïek met de overige habitattypen zoals vochtige heide, op locaties met een bepaalde dynamiek of

verstoring. Dit kan in de vorm zijn van een betreding door wild (zwijnen, reeën), of menselijke activiteiten

zoals militaire activiteiten (tankopstelplaatsen) of op plekken waar water lokaal stagneert. Het habitattype

ontstaat eveneens langs vennen en op vochtige heiden waar de grond geplagd wordt. Deze

pioniersbegroeiingen verdwijnen echter al snel als gevolg van successie. De drijvende waterweegbree

(H1831) is een waterplant die typerend is voor pionierssituaties. De soort kan zich vlot vestigen op kale

(bijvoorbeeld droogvallende) oevers van vennen, maar wordt snel weggeconcurreerd door andere

plantsoorten.

Broedvogels die onder andere gebruik maken van het open, vennenlandschapzijn de nachtzwaluw

(A224), de grauwe klauwier (A338) en de roodborsttapuit (A276). Deze soorten komen eveneens voor

op droge heide met mozaïeken naar meer gesloten landschap. De gevlekte witsnuitlibel (H1042) en de

kamsalamander (H1166) kunnen voorkomen in zwakgebufferde vennen, indien deze een goed

ontwikkelde oevervegetatie bevatten. Het is niet waarschijnlijk dat er zich een permanente zomerpopulatie

Page 27: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 23 -

van de gevlekte witsnuitlibel op de Veluwe bevindt, de meest constante waarnemingen zijn in de

Leemputten van Staverden.

2.7.2 Instandhoudingsdoelstellingen en staat van instandhouding

PM Foto's invoegen

De kernopgaven voor het vennenlandschap zijn:

• Zure vennen (H3160): kwaliteitsverbetering

• Heideveentjes (H7110): kwaliteitsverbetering

Tabel 2.7 Trend en staat van instandhouding voor de soorten en habitattypen van het

vennenlandschap van de Veluwe gebaseerd op het ontwerp-aanwijzingsbesluit, het

doelendocument en de factsheets

vennenlandschap Oppervlakte Kwaliteit Verspreiding Staat van

instandhouding

landelijk

Trend Staat van

instandhouding

Veluwe

Habitattype

H3130 – Zwak

gebufferde vennen

Gunstig Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

> Matig

ongunstig

H3160_B – Zure vennen Gunstig Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

> Matig

ongunstig

H4010_A Vochtige

heide

Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

= Matig

ongunstig

H7110_B –

*Heideveentjes

Matig

ongunstig

Zeer

ongunstig

Zeer

ongunstig

Zeer ongunstig < Zeer ongunstig

H7150 –

Pioniervegetaties met

snavelbies

Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

> Matig

ongunstig

Leefgebied Populatie Habitatrichtlijnsoorten

Kwal. Opp. Veluwe

H1042 – Gevlekte

witsnuitlibel

MO ZO Geen Zeer ongunstig ? Zeer ongunstig

H1813 – Drijvende

waterweegbree

MO ZO Geen Matig

ongunstig

< Zeer ongunstig

(MO: matig ongunstig, ZO: zeer ongunstig, >: positieve trend; <: negatieve trend; ?: onbekend).

In de 19e eeuw en eerste helft van de 20

e eeuw zijn natte heiden met vennen en venen grotendeels

verdwenen door grootschalige ontginningen. De laatste 50 jaar zijn veel natte heiden, venen en vennen in

kwaliteit achteruitgegaan door vermesting, verzuring en verdroging. Door de optredende vergrassing en

dichtgroeien met opslag worden kwaliteitssoorten als klokjesgentiaan en heideblauwtje bedreigd.

De laatste tijd is gebleken dat herstel van vennen in veel gevallen mogelijk is. Het areaal neemt dan ook

de laatste tijd toe, maar is nog niet op het oorspronkelijke niveau. Ook de achteruitgang van natte heide is

door plagbeheer min of meer tot staan gebracht. Dit plagbeheer is eveneens gunstig geweest voor

pioniersituaties waar het habitattype pioniervegetatie met snavelbies (H7150) van heeft geprofiteerd, met

soorten als moeraswolfsklauw. Plagwerkzaamheden zullen in de toekomst minder vaak uitgevoerd worden

vanwege de afname van stikstofdepositie terwijl verdroging wel een aandachtspunt blijft.

Voor de gevlekte witsnuitlibel (H1042) is geen trend aan te geven omdat op de Veluwe slechts enkele

losse waarnemingen zijn gedaan. Alleen bij de Leemputten van Staverden zijn enkele malen 2 exemplaren

van de soort waargenomen. Voortplanting van de soort is nog nooit op de Veluwe vastgesteld. Habitat

leefgebied wordt bedreigd door verzuring waardoor goed ontwikkelde watervegetaties verdwijnen.

Door het ontbreken van monitoringgegevens kan voor de kamsalamander (H1166) geen trend

aangegeven worden. Wel is bekend dat een deel van de kamsalamanderpopulatie op de Veluwe in kleine

en versnipperde populaties voorkomt. Voor populaties met meerdere voortplantingswateren (Staverden en

de Ginkel) is de staat van instandhouding naar verwachting gunstiger.

Page 28: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 24 -

De verspreiding van de drijvende waterweegbree (H1813) is de laatste decennia sterk achteruit gegaan

door verdroging, verzuring, vermesting en concurrentie van andere waterplanten.

Slechts een beperkt deel van de vennen is nu gekwalificeerd als Natura 2000 habitattypen zwak

gebufferde vennen (H3130) of zure vennen (H3160), omdat de huidige kwaliteit (in vorm van aanwezige

vegetatietypen) nu niet voldoet. De milieucondities voor de vennen zijn niet ideaal omdat er op sommige

locaties een tekort is aan buffercapaciteit waardoor zwakgebufferde vennen verzuren. Ook is de

nutriëntenbelasting van de bodem en de lucht te hoog waardoor vermesting (met fosfaat en stikstof)

plaatsvindt. Verdroging door te lage grondwaterstanden als gevolg van verdamping door toename van het

areaal bos, is eveneens een knelpunt voor de systeemkenmerken van het vennenlandschap15

.

2.8 Bekenlandschap

2.8.1 Habitattypen en soorten van het bekenlandschap

In Tabel 2.8 is een overzicht weergegeven van de habitattypen van de Veluwe die behoren tot het

bekenlandschap. Per habitattype is aangegeven welke soorten hier voorkomen. Alle soorten zijn

gebonden aan water en komen daardoor uitsluitend in het bekenlandschap voor, met uitzondering van de

gevlekte witsnuitlibel en de kamsalamander die ook in zwak gebufferde vennen in het vennenlandschap

voorkomen.

Tabel 2.8 Samenhang habitattypen en soorten van het bekenlandschap op de Veluwe

Bekenlandschap

H1042 –

Gevle

kte

witsnuitlib

el

H1096 –

Beekprik

H1163 –

Riv

ierd

onder

pad

H1166 –

Kam

sala

ma

nder

H1831 –

Drijv

ende

wate

rweegb

ree

A229 –

IJsvogel

H3130 – Zwak

gebufferde vennen

H3260 – beken en

rivieren met

waterplanten

H6410 -

Blauwgraslanden

H91E0 –

beekbegeleidende

bossen

H9160 – eiken

haagbeukenbossen*

* Het habitattype H9160 komt niet voor op de Veluwe

Het bekenlandschap wordt vooral begrensd door het open zandlandschap en het vennenlandschap. Op de

Veluwe betreft het de relatief laaggelegen gebieden aan weerszijden van de beken. Hier zijn van nature

grote variaties aanwezig wat betreft voedselrijkdom, zuurgraad en bodemsubstraat. In de laaggelegen

gebieden treedt veelal voeding met mineraalrijk grondwater op, net als in de beken zelf. Mede daardoor

zijn de bodems hier veel minder zuur dan in de hoger gelegen gebiedsdelen (droog en vennenlandschap),

van waaruit ze worden gevoed. Ook het waterregime is afwisselend: matig droge omstandigheden

heersen op de overgang naar hoger gelegen landschappen en vochtige tot zeer natte in de lagere delen.

Open water is aanwezig in de beken en poelen en soms ook in bronnen. Lokaal is vaak sprake van kwel

en van stroming en overstroming van het beekwater. Al deze factoren maken dat de graslanden,

moerassen, wateren, struwelen en bossen in het bekenlandschap in beginsel zeer soortenrijk zijn. De

soortenrijkdom wordt bovendien nog bevorderd door de kleinschalige afwisselingen binnen het landschap.

Belangrijke beken op de Veluwe zijn voornamelijk aan de zuid- en oostzijde te vinden. De betreffende

habitattypen van het bekenlandschap zijn grotendeels beperkt tot de omgeving van Staverden

(Staverdense beek) en Wisselse veen, Renkum, Beekbergen, Apeldoorn, Tongeren/Wissel.

15

Knelpunten en kansenanalyse (2007) Kiwa Water Research/EGC-consult

Page 29: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 25 -

De iets minder natte delen langs de beek raken van nature bedekt met broekbos welke kunnen behoren

tot de habitattypen beekbegeleidende bossen (H91E0) en eiken- en haagbeukbossen (H9160). Eiken-

en haagbeukenbossen (H9160) komen echter niet voor op de Veluwe. Waar beekbegeleidende bossen

in het verleden zijn vervangen door grasland, zijn dotterbloemgraslanden en natte schraallanden ontstaan.

Blauwgraslanden (6410) worden aangetroffen op locaties waar de bodem regelmatig inundeert met

basenrijk grondwater. Hierdoor wordt de bufferende capaciteit van de bodem behouden, en kunnen de

karakteristieke soorten voor blauwgraslanden blijven bestaan. Op de flanken van de Veluwe richting de

beekdalen komen eveneens zwakgebufferde vennen (H3130) voor. In de Veluwe ontspringen enkele

beken die stromen richting de IJssel, Eem, Rijn en randmeren. Het habitattype snelstromende beken en

rivieren met waterplanten (H3260) heeft betrekking op de beken met ondergedoken of drijvende

vegetatie met Vlottende waterranonkel en/of Grote waterranonkel.

In de beken jaagt de ijsvogel (A299) vanaf overhangende takken op kleine vis en graaft holen in

oeverwallen. In de beken komen vissen voor zoals de beekprik (H1096) en de rivierdonderpad (H1163).

In de vochtige beekdalen waar zwakgebufferde vennen aanwezig zijn komen habitatsoorten voor die

vochtig tot nat leefgebied nodig hebben zoals de kamsalamander (H1166) en de gevlekte witsnuitlibel

(H1042). De kamsalamander komt in een redelijk aaneengesloten populatie voor bij Staverden en de

Ginkel. Verder zijn er kleinere verspreid liggende populaties aanwezig.

2.8.2 Instandhoudingsdoelstellingen en staat van instandhouding

Specifiek voor het bekenlandschap zijn geen kernopgaven opgesteld voor de Veluwe. In Tabel 2.9 staan

de instandhoudingsdoelstellingen die voor habitattypen en soorten van dit landschap zijn opgesteld.

Tabel 2.9 Trend en staat van instandhouding voor de soorten en habitattypen van het

bekenlandschap van de Veluwe, gebaseerd op het ontwerp-aanwijzingsbesluit, het

doelendocument en de factsheets

Bekenlandschap Oppervlakte Kwaliteit Staat van

instandhouding

landelijk

Trend Staat van

instandhouding

Veluwe

Habitattype

H3130 – Zwak

gebufferde vennen

Gunstig Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

> Matig

ongunstig

H3260_A – Beken en

rivieren met

waterplanten

Matig ongunstig Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

> Matig

ongunstig

H6410 –

Blauwgrasland

Matig ongunstig Zeer

ongunstig

Zeer ongunstig < Zeer ongunstig

H91E0_C –

*Beekbegeleidende

bossen

Matig ongunstig Matig

ongunstig

Matig

ongunstig

< Zeer ongunstig

Leefgebied Populatie Habitatrichtlijnsoorten

Kwal. Opp. Veluwe

H1096 – Beekprik Matig

gunstig

Zeer

ongunstig

Buiten

begrenzing

Zeer ongunstig - Zeer ongunstig

H1163 –

Rivierdonderpad

Gunstig Zeer

ongunstig

Buiten

begrenzing

Matig

ongunstig

- Matig

ongunstig

Broedvogelsoorten

A229 – IJsvogel Gunstig Gunstig Buiten

begrenzing

Gunstig ? Gunstig

(>: positieve trend; <: negatieve trend; ?: onbekend; -: niet van toepassing)

Het bekenlandschap met de bijbehorende habitats en soorten zijn van oorsprong ook voornamelijk aan de

randen van de Veluwe aanwezig. Dit landschap heeft nooit een groot aandeel gehad binnen de Natura

2000-begrenzing.

Page 30: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 26 -

De oppervlakte en kwaliteit beken (H6230) op de Veluwe zijn in de 20e eeuw afgenomen door

watervervuiling, verdroging en rechttrekken van beken (normalisatie). De verdroging wordt veroorzaakt

door ontwatering (drainage) in de randzone van de Veluwe, onttrekkingen ten behoeve van drinkwater en

industrie, verdamping door toename aanplant bos, drainerende werking van sprengkoppen en overige

ontwateringen. Door deze verdroging zijn beken niet altijd meer jaarrond watervoerend wat van invloed is

op de natuurlijke beekdynamiek waar ’s winters veel water wordt afgevoerd en ’s zomers weinig. Op

moment dat beken voor lange tijd droogvallen is dit van invloed op de flora en fauna omdat geschikt

leefgebied dan ontbreekt. Daarnaast is het grootste deel van de Veluwse beken gegraven ten behoeve

van o.a. de papierindustrie, wasserijen en landgoederen, waardoor er vrijwel nergens sprake is van een

natuurlijk systeem. Op locaties waar beken door of langs landbouwgebied stromen, ontvangen zij

nutriënten die de waterkwaliteit in gevaar brengen16

.

Door herstelwerkzaamheden (o.a. hermeandering) sinds 1990 neemt het areaal weer enigszins toe. De

waterkwaliteit in de sprengenbeken op de Veluwe zijn als voldoende beoordeeld. Ook de

beekbegeleidende bossen (H91E0C) zijn in kwaliteit en oppervlakte achteruitgegaan door verdroging,

waardoor kenmerkende soorten als zwarte rapunzel, moerasstreepzaad en slanke sleutelbloem zeldzaam

zijn geworden. De blauwgraslanden (H6410) zijn over het algemeen sterk achteruitgegaan door

intensivering van de landbouw.

Voor een beschrijving van de trend en staat van instandhouding van de habitatsoorten zie hiervoor de

beschrijving bij het vennenlandschap.

2.9 Systeemanalyse

Uit een analyse van de hernieuwde inzichten en ecologische gegevens wordt geconcludeerd dat het

merendeel van de instandhoudingsdoelstellingen uit het ontwerp-aanwijzingsbesluit geschikte

graadmeters zijn om de biodiversiteit te meten. Enkele soorten en habitattypen zijn minder of niet geschikt

als graadmeter.

Voor de volgende Natura 2000-habitatsoorten, habitattypen en broedvogels wordt aangegeven waarom ze

niet goed passen in (de landschappen van) het ecosysteem Veluwe en de typische kenmerken. Dit

betekent niet dat deze worden genegeerd – ze moeten vooralsnog worden meegenomen in de toetsing

van activiteiten - maar ze kunnen alleen indirect worden meegenomen in systeemgerichte aanpak, die in

dit beheerplan wordt voorgestaan.

• Voor de habitattypen en –soorten die behoren tot een bekenlandschap (beken met waterranonkels,

beekbegeleidende bossen, beekprik en rivierdonderpad) geldt dat deze voor het grootste gedeelte

buiten de huidige begrenzing van het Natura 2000-gebied Veluwe vallen17,18

. Zoals gezegd vormt het

dal van de Leuvenumse, Hierdense en Staverdensebeken hierop een uitzondering. Hier liggen nog

goed kansen voor de uitbreiding van type beekbegeleidend bos (H91E0).

• De zwarte specht is een vogelsoort die de Veluwe pas heeft gekoloniseerd na de grootschalige

aanplant van naaldbossen in begin 20ste eeuw, wat de belangrijkste foerageergebieden van deze

soort zijn19

. De zwarte specht is daarom een representatie van het aangeplante naaldbos en veel

minder van de voor het ecosysteem van de Veluwe. Hij voelt zich goed thuis in oud bos met veel

staand en liggend dood hout.

• De wespendief is een vogelsoort waarvoor niet helemaal duidelijk is hoe de relatie hiervan is met het

ecosysteem van de Veluwe en hoe deze gebruik maakt van het landschap van de Veluwe en ander

16

Knelpunten en kansenanalyse (2007) Kiwa Water Research/EGC-consult

17 Bijlsma R.J., J.A.M. Janssen, R. Haverman, R.W. de Waal, E.J. Weeda (2008) Natura 2000 habitattypen in

Gelderland; Alterra-Factsheets Gelderland v10 i.o.v. Provincie Gelderland 18

Schut, D., R. Felix, R. Krekels (2008) Factsheets Natura 2000 Gelderland. Habitatsoorten in Natura 2000 gebieden.

Natuurbalans 19

Sierdsema, H., J. van Diermen, B. Aarts, L. van den Bremer en A. van Kleunen (2008). Factsheets van broedvogels

in de Natura 2000-gebieden van Gelderland. SOVON onderzoeksrapport 2008/14

Page 31: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 27 -

landschappen. Voor een goede, verantwoorde schatting van de populatie Wespendieven op de

Veluwe moeten de resultaten uit het langjarig onderzoek worden afgewacht. De fluctuaties in de

populaties worden mogelijk mede veroorzaakt worden door het verblijf van de soort in de

regenwouden rond de evenaar in West- en Centraal Afrika gedurende bijna 8 maanden per jaar.

Voorts blijkt uit de inventarisatie dat het leefgebied van de wespendief de gehele Veluwe omvat. Er

zijn echter verstorende elementen zoals verkeer (onder meer rijkswegen), verblijfsrecreatie en

intensief benutten van randen voor dagrecreatie, die vooral de foerageercondities beperken.

• De meervleermuis heeft op de Veluwe een winterverblijf in een bunkercomplex. Dit behoort niet tot

het ecosysteem van de Veluwe. Maatregelen om dit winterverblijf te behouden en beschermen

worden weliswaar genomen, de soort zal weinig profiteren van de systeemgerichte aanpak;

• De gevlekte witsnuitlibel is een laagveensoort; laagveen wordt weinig aangetroffen op de Veluwe.

Hoewel er een volledige, vlakdekkende inventarisatie ontbreekt (de Veluwe heeft ca. 350 vennen)

wordt aangenomen dat deze typische laagveensoort maar in zeer beperkte aantallen voorkomt op de

hogere zandgronden, waarbij zeker geen sprake is van een (meta)populatie. Van Gelderland zijn na

1990 4 locaties in stilstaand water bekend op de Veluwe. De beschikbare data bestaan uit losse

waarnemingen. Ecologisch gezien is de Gevlekt witsnuitlibel niet te beschouwen als een graadmeter

voor de biodiversiteit op de Veluwe.

• De kamsalamander is een soort die specifiek hoort bij een cultuurlandschap met poelen, sloten en

landschappelijke elementen. Deze soort behoort daarom niet tot (de landschappen van) het

ecosysteem Veluwe;

• De drijvende waterweegbree komt slecht sporadisch voor in de enkele zwakgebufferde vennen op

de Veluwe, er geen sprake van een levensvatbare populatie op de Veluwe. Deze soort zal dus niet

heel sterk profiteren van de systeemaanpak.

2.10 Knelpunten

Uit de factsheets die voor habitattypen, broedvogels en habitatrichtlijnsoorten zijn opgesteld in combinatie

met een onderzoek naar de milieutekorten voor de habitattypen blijkt dat:

1. De ruimtelijke samenhang binnen de habitattypen en tussen de habitattypen en landschappen

onvoldoende is, waardoor noodzakelijk gradiënten tussen habitattypen onderling en de

landschappen onderling ontbreken. De ecologische infrastructuur is hierdoor versnipperd, wat

merkbaar is aan het voorkomen van karakteristeike flora en fauna (kwaliteit van habitattypen);

2. De bodemkwaliteit als gevolg van verzuring en vermesting van gevoelige habitattypen

(Blauwgrasland en Beekbegeleidende bossen) veroorzaken een slechte kwaliteit door een

overmaat aan stikstof afkomstig uit atmosferische depositie vanwege landbouw, verkeer en

industrie. Ook een overmaat aan fosfaat, ontstaan uit voormalige bosbemestingen in de

crisisjaren 1930, levert voor deze habitattypen een verminderde bodemkwaliteit wat resulteert in

een beperkte kwaliteit;

3. Er sprake is van een calciumgebrek in de bodems met open, korte vegetaties (heiden en

schraalgraslanden). Verder onderzoek is nodig;

4. Bij met name de natte habitattypen is sprake van verdroging;

5. Veel soorten te lijden hebben van verstoring van rust en stilte, met name op de grotere, open

terreinen.

6. Bovenstaande knelpunten die betrekking hebben op de bodemkwaliteit en milieutekorten hebben

ook invloed op de insectivore fauna (insekteneters), waar een groot deel van de broedvogels van

afhankelijk zijn, wat mogelijk te maken heeft met een verstoord bodemleven.

Page 32: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 28 -

2.11 Kennislacunes

Broedvogels20

• In het algemeen geldt dat insectenetende dieren (vooral vogels zoals draaihals, wespendief, grauwe

klauwier, tapuit, duinpieper en reptielen) het op de Veluwe tamelijk moeilijk hebben. Door

onderzoeksburau St. Bargerveen wordt een relatie met bodem (kalktekorten), bodemfauna en

insecten vermoed. Nader onderzoek is zeer gewenst.

• Voor de duinpieper is relatie tussen de voedselbeschikbaarheid onder invloed van

vegetatiekenmerken, microklimaat en beheermaatregelen onbekend. Dit is nodig om te bepalen of en

waar hervestiging mogelijk is.

• Verspreiding en trend van de ijsvogelpopulatie op de Veluwe is onvoldoende bekend.

• Voor de grauwe klauwier is het niet voldoende bekend van welke prooien de soort afhankelijk is en of

dit beïnvloed wordt door landschappelijke veranderingen.

• Verspreiding en limiterende voedselfactoren van de wespendief op de Veluwe is niet compleet

bekend.

• Ook van de zwarte specht ontbreekt een actueel inzicht in aantal, dichtheid en terreingebruik op basis

van grote steekproeven.

• De invloed van gebeurtenissen tijdens het verblijf in buitenlandse overwinteringsgebieden of relaties

met buitenlandse populaties op de populatie in Nederland van de wespendief, draaihals, tapuit,

duinpieper, grauwe klauwier en nachtzwaluw.

Habitatsoorten21

• Een trend van het vliegend hert op de Veluwe is niet aan te geven omdat er geen structureel

onderzoek naar de soort heeft plaatsgevonden.

• Vliegroutes en foerageergebieden van de meervleermuis op de Veluwe zijn niet in beeld gebracht.

• Er is geen systematisch onderzoek naar verspreiding van de gevlekte witsnuitlibel, kamsalamander en

drijvende waterweegbree.

Habitattypen

• Naast het uitgevoerde onderzoek naar de eerste resultaten van de milieutekorten van de bodems van

verschillende habitattypen ontbreken detailgegevens over het voorkomen van karakteristieke

kwaliteitssoorten, structuur van habitattypen, waarmee een kwaliteit aan habitattypen conform de

factsheets habitattypen kan worden toegekend.

• De resultaten van het onderzoek naar milieutekorten22

laat zien dat er nagenoeg geen problemen zijn

met het ammonium- en nitraatgehalte in de bodem. Dit resultaat is enigszins onverwacht, gezien de

stikstofdepositie. De afwezigheid van tekorten kan worden veroorzaakt doordat het om een molecuul

gaat dat meestal maar kort in de bodem aanwezig is. Of het wordt opgenomen door planten, of het

wordt omgezet door bacteriën, waardoor het niet snel ophoopt. De bepaling van ammonium in de

bodem is echter lastig en ook dit kan onzekerheden veroorzaken.

• Onderzoek naar de mogelijkheden voor uitbreiding van Habitattype H9190 (Oude zuurminnende

eikenbossen). Er is nauwlijks iets bekend over de wijze waarop door gericht beheer oude eikenbossen

verjongen.

• Onderzoek naar de consequenties van grootschalig procesbeheer op de Natura 2000 doelen op korte

en lange termijn.

20

Sierdsema, H., J. van Diermen, B. Aarts, L. van den Bremer en A. van Kleunen (2008). Factsheets van broedvogels

in de Natura 2000-gebieden van Gelderland. SOVON onderzoeksrapport 2008/14 21

Schut, D., R. Felix, R. Krekels (2008) Factsheets Natura 2000 Gelderland. Habitatsoorten in Natura 2000 gebieden.

Natuurbalans 22

Wamelink, G.W.W., M.H.C. van Adrichem & H.F. van Dobben (2009). Milieutekorten in Gelderse

habitatgebieden; nulmeting op basis van vegetatieopnamen. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1892

Page 33: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 29 -

3 DE DOELEN VAN HET BEHEERPLAN VELUWE

Dit hoofdstuk gaat in op de instandhoudingsdoelstellingen uit het ontwerp-aanwijzingsbesluit Veluwe.

Bekeken wordt of de doelstellingen, die enige jaren geleden zijn opgesteld, nog steeds passen bij de

actuele situatie. Hetzelfde geldt voor de begrenzing van het Natura 2000-gebied. Daarnaast wordt

ingegaan op de doelstellingen van delen van de Veluwe die waren aangewezen als Beschermd

Natuurmonument.

3.1 Instandhoudingsdoelstellingen en actuele situatie

De instandhoudingsdoelstellingen zijn afzonderlijke habitattypen, habitatsoorten en broedvogels waarvoor

een behoud of uitbreidingsdoelstelling is geformuleerd. Deze instandhoudingsdoelstellingen representeren

het scala aan levensvormen op de Veluwe. De instandhoudingsdoelstellingen vormen de thermometers,

parameters of graadmeters voor de biodiversiteit van de Veluwe, voor de natuurlijke kenmerken van de

Veluwe en voor de staat waarin het ecosysteem Veluwe zich bevindt. Een slechte staat van

instandhouding van bijvoorbeeld een habitatsoort (vliegend hert of beekprik) kan een aanwijzing zijn dat er

iets mis is met het ecosysteem van de Veluwe. Het is ook mogelijk dat een slechte staat van

instandhouding wordt veroorzaakt door externe factoren, buiten de beinvloedingssfeer van ‘de Veluwe’

(provincie, gemeenten, beheerders, bewoners, gebruikers, landbouwers etc.). Broedvogels zijn hier een

goed voorbeeld voor, omdat deze vaak grote periodes in het buitenland verblijven (Afrika bijvoorbeeld).

Het ecosysteem Veluwe kan perfect op orde zijn, als de wespendieven in de zomermaanden sterven in

Afrika, kan deze soort alsnog een slechte staat van instandhouding hebben.

De kernboodschap is:

● De instandhoudingsdoelstellingen zijn vooral parameters om te bepalen wat de staat is van het

ecosysteem Veluwe. Maatregelen zullen ook vooral op het ecosysteem niveau worden gepland en

uitgevoerd.

● Indien blijkt dat de afzonderlijke instandhoudingsdoelstellingen niet meeliften op verbetering van het

ecosysteem, is er iets vreemds aan de hand. De soort hoort misschien niet in het systeem, of

externe factoren spelen hier een rol.

De hoofdlijnen van de formulering van de Natura 2000-doelen vindt u in het Doelendocument, pp.10-11.

De instandhoudingsdoelstellingen van de Veluwe vloeien voort uit de kernopgaven die voor het Natura

2000-landschap Hogere zandgronden zijn opgesteld in het Doelendocument23

. De kernopgaven hebben in

het bijzonder betrekking op habitattypen en soorten die sterk onder druk staan en/of waarvoor Nederland

van groot of zeer groot belang is. De kernopgaven omvatten vaak meerdere soorten en habitattypen die in

het kader van beheer en inrichting om een samenhangende aanpak vragen op landschapsniveau en op

gebiedsniveau. Ze geven de belangrijkste behoud- en herstelopgaven per Natura 2000-landschap.

Voor het Natura 2000-landschap de Hoge zandgronden zijn 15 kernopgaven opgesteld, 6 daarvan gelden

voor de Veluwe. De algemene kernopgave luidt:

Vergroten van interne samenhang van gebieden door herstel van evenwichtige verdeling van open en

gesloten met meer geleidelijke overgangen van zandverstuivingen, heide, vennen, graslanden en bos.

Versterken van het ruimtelijk netwerk van bos, heide- of stuifzandgebieden, waarbij tussenliggende

gebieden gebruikt kunnen worden als stapstenen, met name voor soorten als reptielen en vlinders.

Versterken van overgangen van droge naar natte gebieden, zoals beekdalen en herstel van vennen op

landschapsschaal.

De Veluwe is verder aangewezen voor een drietal prioritaire habitattypen. Prioritaire habitattypen zijn die

habitattypen die gevaar lopen te verdwijnen en waarvoor de Europese Unie een bijzondere

verantwoordelijkheid draagt omdat een belangrijk deel van hun natuurlijke verspreidingsgebied binnen het

grondgebied van de EU is gelegen. De drie prioritaire habitattypen op de Veluwe zijn Heischraal grasland

23

Ministerie van LNV (2006) Natura 2000 Doelendocument. Duidelijkheid bieden, richting geven en ruimte laten.

Page 34: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 30 -

(H6230), Actief hoogveen (heideveentjes) (H7110_B) en Bossen op alluviale grond (beekbegeleidende

bossen) (H91CE0_C).

Op basis van de kernopgaven zijn voor de 34 habitattypen en soorten waarvoor de Veluwe is aangewezen

instandhoudingsdoelstellingen voorgesteld in termen van:

• behoud en/of verbetering van de kwaliteit en verspreiding en

• behoud en/of vergroting van de oppervlakte van het betreffende habitattype of leefgebied.

Deze doelen zijn vastgesteld in het ontwerp-aanwijzingsbesluit dat van 9 januari tot 19 februari 2007 ter

inzage heeft gelegen (zie ook bijlage 3). Hierbij is uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een

gebied redelijkerwijs kan leveren voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk

niveau.

In Tabel 3.1 zijn de huidige aanwezige oppervlakten van het voorkomen van de habitattypen op de Veluwe

weergegeven. Deze zijn berekend op basis van de habitattypenkaart (kaart 2.2) PM: welke op dit moment

nog een aantal fouten bevat, waardoor ook in deze tabel nog fouten staan.

Tabel 3.1 Oppervlakte per habitattype in Natura 2000-gebied Veluwe

Habitattype Oppervlakte (ha)

H2310 – Stuifzandheiden met struikheide 2.128

H2320 – Binnenlandse kraaiheidebegroeiing 77

H2330 – Zandverstuivingen 2.384

H3130 – Zwak gebufferde vennen 14

H3160_B – Zure vennen 23

H3260_A – Beken en rivieren met waterplanten 6

H4010_A Vochtige heide 230

H4030 – Droge heide 10.785

H5130 – Jeneverbesstruwelen 146

H6230 – *Heischrale graslanden 771

H6410 – Blauwgrasland 53

H7110_B – *Heideveentjes 16

H7150 – Pioniervegetatie met snavelbies 16

H9120 – Beuken-eikenbos met hulst 4.718

H9160_A – Eiken-haagbeukenbos 0

H9190 – Oude eikenbossen 2.682

H91E0_C – *Beekbegeleidende bossen 22

PM Tabel invoegen aantallen broedvogels /lomvang leefgebieden habitatsoorten

De instandhoudingsdoelstellingen zijn gebaseerd op beperkte gegevens uit de jaren ‘90 en expert-

judgement. De factsheets die door Alterra24

, SOVON25

en Bureau Natuurbalans26

in opdracht van de

provincie zijn opgesteld zijn gebaseerd op actuele inventarisatiegegevens en geven een nauwkeuriger

beeld van de situatie van de habitattypen en soorten op de Veluwe. Zo blijkt bijvoorbeeld dat het eiken-

haagbeukenbos (H9160) niet op de Veluwe voorkomt en dat het niet waarschijnlijk is dat een

voortplantende populatie van de gevlekte witsnuitlibel (H1042) op de Veluwe te vinden is.

In onderstaande paragrafen is de samenhang tussen de habitattypen en soorten op de Veluwe

beschreven, aan de hand van de vier landschapstypen. Daarnaast zijn de kernopgaven en

instandhoudingsdoelstellingen van de Veluwe beschreven, in combinatie met de trend in toename/afname

24

Bijlsma R.J., J.A.M. Janssen, R. Haverman, R.W. de Waal, E.J. Weeda (2008) Natura 2000 habitattypen in

Gelderland; Alterra-Factsheets Gelderland v10 i.o.v. Provincie Gelderland 25

Sierdsema, H., J. van Diermen, B. Aarts, L. van den Bremer en A. van Kleunen (2008). Factsheets van broedvogels

in de Natura 2000-gebieden van Gelderland. SOVON onderzoeksrapport 2008/14

26

Schut, D., R. Felix, R. Krekels (2008) Factsheets Natura 2000 Gelderland. Habitatsoorten in Natura 2000 gebieden.

Natuurbalans

Page 35: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 31 -

van oppervlakte en verspreiding van de habitattypen en leefgebieden van soorten. Dit geeft een beeld van

de staat van instandhouding van deze habitattypen en soorten op de Veluwe. De gegevens zijn ontleend

aan de onderzoeken die beschreven zijn in de verschillende, al eerder genoemde, factsheets.

3.2 Analyse ontwerp-aanwijzingsbesluit

Uit een analyse van de hernieuwde inzichten en ecologische gegevens wordt geconcludeerd dat het

merendeel van de instandhoudingsdoelstellingen uit het ontwerp-aanwijzingsbesluit geschikte

graadmeters zijn om de biodiversiteit te meten. Enkele soorten en habitattypen zijn minder of niet geschikt

als graadmeter.

Voor de volgende Natura 2000-habitatsoorten, habitattypen en broedvogels wordt aangegeven waarom ze

niet goed passen in (de landschappen van) het ecosysteem Veluwe en de typische kenmerken. Dit

betekent niet dat deze worden genegeerd – ze moeten vooralsnog worden meegenomen in de toetsing

van activiteiten - maar ze kunnen alleen indirect worden meegenomen in systeemgerichte aanpak, die in

dit beheerplan wordt voorgestaan.

3.2.1 Open zandlandschap

Draaihals (A233)

Tot voor kort had de draaihals de status van broedvogel op de Veluwe. In de vorige eeuw lag het aantal

broedparen ruim boven de honderd. Belangrijke broedterreinen liggen (lagen) vooral op de centrale en

zuidelijke Veluwe. Vanaf eind jaren negentig is er een zeer sterk dalende trend die anno 2009 de

onderzoekers doet concluderen dat de draaihals als regelmatige broedvogel op de Veluwe is verdwenen.

Op dit moment is de status: incidenteel broedvogel. Er zijn voor deze enorme achteruitgang geen

eenduidige oorzaken aan te wijzen. Er zijn wel aanwijzingen dat het verdwijnen van berken op de heiden

en vergrassing van schrale vegetaties als ook de verstorende invloed van recreatieve activiteiten en

autoverkeer negatieve invloeden hebben. Mogelijk heeft de soort ook problemen in zijn

overwinteringsgebied in Afrika.

Het potentieel leefgebied van de draaihals is op de Veluwe aanwezig maar heeft baat bij de realisering

van de doelen die voor habitattypen van het open zandlandschap zijn geformuleerd.

Voorstel voor doelstelling is verbetering van de omvang en de kwaliteit van het leefgebied van de

Draaihals door realisering van de instandhoudingsdoelen voor stuifzandheide (H2310), droge heide

(H4030) en heischrale graslanden (H6230).

Duinpieper (A255)

Doelstelling is uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een

populatie van ten minste 40 paren.

Op dit moment is de duinpieper uitgestorven. Ook voor de Duinpieper geldt dat realisering van doelen

geformuleerd voor habitattypen (in dit geval stuifzandheide H2310, stuifzand H2330, droge heide H4030)

de enige mogelijkheid voor terugkeer van de Duinpieper biedt.

Voorstel voor doelstelling is verbetering van de omvang en de kwaliteit van het leefgebied van de

duinpieper door realisering van de doelen voor stuifzandheide H2310, stuifzanden (H2330), droge heide

(H4030) en heischrale graslanden (H6230).

Tapuit (A277)

Doelstelling is uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een

populatie van ten minste 100 paren.

De populatie op de Veluwe wordt geschat op 20-25 paar. De populatie is beperkt en de omstandigheden

voor toename zijn nagenoeg afwezig. Ook voor de tapuit geldt dat realisering van doelen voor habitattypen

stuifzandheide (H2310), stuifzand (H2330) en droge heide (H4030) voorwaarde is voor uitbreiding van

omvang en kwaliteit van het leefgebied van deze soort.

Voorstel voor doelstelling is verbetering van de omvang en de kwaliteit van het leefgebied van de tapuit

door realisering van de doelen voor stuifzandheide (2310), stuifzanden (H2330) en droge heide (H4030).

Page 36: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 32 -

3.2.2 Oude boslandschap

Zuurminnende Atlantische beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (H9120)

Het doel is uitbreiding oppervlakte en behoud van kwaliteit.

Het habitattype omvat oude beuken- en eikenbossen op lemige bodem, in de meest typische vorm met

Hulst (Ilex aquifolium) in de struik- en boomlaag. Het verschil met habitattype H9190 wordt veroorzaakt

door de bodemvruchtbaarheid. Hulst is niet kenmerkend voor het habitattype. De meeste oude

eikenbossen dienen derhalve niet als habitattype H9190 (oude zuurminnende eikenbossen) opgevat te

worden. De oppervlakte wordt als gunstig en de kwaliteit als matig ongunstig beoordeeld. Op de Veluwe

wordt gestreefd naar omzetting van delen van naaldbossen naar loofbossen. Voorstel is om de doelstelling

te veranderen in uitbreiding van oppervlakte en verbetering van kwaliteit.

Sub-Atlantische en midden-Europese wintereikenbossen of eikenhaagbeukenbossen behorend tot

het Carpinion-betuli (H9160)

Het doel is uitbreiding oppervlakte en behoud van kwaliteit.

Dit habitattype komt conform de definitie in het gewijzigde profielendocument en de Factsheets

Habitattypen in de provincie Gelderland (Alterra, 2008) niet voor. Voorstel is dit habitattype niet meer op te

nemen.

Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met Quercus robur (H9190)

Het doel is uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit.

Dit habitattype is gebonden aan de arme, droge, hogere zandgronden. Alleen oude bosgroeiplaatsen en

oude bossen behoren tot dit type. De groeiplaatsen zijn vaak sterk geaccidenteerd (reliëfrijke, overstoven

terreinen) en onduidelijk begrensd ten opzichte van aangrenzende heide (strubbenbossen). Bijzondere

groeiplaatsen vormen de randwallen in de directe nabijheid van stuifzanden. De hoge natuurwaarde van

het habitattype doet zich vooral voor op de oude bosgroeiplaatsen. Andere vormen zijn strubbenbos als

gedegradeerd overbegraasd bos (de heide met struiken) en de hierboven genoemde randwallen. De

huidige oppervlakte kan als gunstig worden aangemerkt, de kwaliteit als matig ongunstig. Op de Veluwe

wordt gestreefd naar omzetting van delen van naaldbossen naar loofbossen.

Voorstel als doelstelling voor de Veluwe is uitbreiding van oppervlakte en verbetering van kwaliteit.

Wespendief (A072)

Doelstelling is behoud van omvang en kwaliteit van het leefgebied met een draagkracht voor een populatie

van tenminste 150 paren. In 2007 is gestart met langjarig onderzoek naar het voorkomen en het

ruimtegebruik van de Wespendief. De totale populatie op de Veluwe wordt anno 2008 geschat op 70-90

broedparen, op basis van de voorlopige resultaten met data van ca. 30% van de oppervlakte Natura 2000

Veluwe. Uit analyse van de gegevens wordt nu geconcludeerd dat aantalschattingen van 150 broedparen

in het verleden veel te optimistisch zijn ingeschat maar dat wel sprake is geweest van een neerwaartse

trend in de negentiger jaren van de vorige eeuw. Het wordt steeds waarschijnlijke geacht dat de

neergaande trend ook te wijten is aan (sterke) vermindering bvan het areaal regenwoud in Afrika. Het lijkt

er nu op dat er min of meer sprake is van een stabiele situatie in het aantal broedparen. Voor een goede,

verantwoorde schatting van de populatie Wespendieven op de Veluwe moeten de resultaten uit het

langjarig onderzoek worden afgewacht.

De fluctuaties in de populaties worden mogelijk mede veroorzaakt worden door het verblijf van de soort in

de regenwouden rond de evenaar in West- en Centraal Afrika gedurende bijna 8 maanden per jaar. Voorts

blijkt uit de inventarisatie dat het leefgebied van de wespendief wel de gehele Veluwe omvat, maar dat niet

de gehele Veluwe continu als leefgebied in gebruik is.

Er zijn verstorende elementen zoals verkeer (onder meer rijkswegen), verblijfsrecreatie en intensief

benutten van randen voor dagrecreatie, die vooral de foerageercondities beperken. Terugdringen van

deze menselijke activiteiten is niet haalbaar en betaalbaar. Voorlopig wordt de Wespendief matig

ongunstig/gunstig ingetekend.

De doelstelling dient zich, totdat meer zicht op de soort is verkregen, te richten op behoud van de kwaliteit

van het leefgebied van de Wespendief.

Zwarte Specht (A236)

Page 37: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 33 -

Het doel is behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste

430 paren.

Op grond van informatie over het meest recente onderzoek in het kader van het landelijk atlasproject

broedvogels van SOVON (1998-2000) kan worden betwijfeld of dit een realistisch doel is. Op grond van

het onderzoek wordt het aantal broedparen anno 2005 geschat op 350 tot 400. De soort komt op de

Veluwe voor vanwege het naaldhout (foerageerplekken) in combinatie met ruim aanbod van nestbomen

(vooral oude beuken). Gelet op de ontwikkeling in het areaal naaldhout is de behoudsdoelstelling het

maximaal haalbare. Het streefgetal zou moeten worden bijgesteld. Tevens is het onvermijdelijk dat de

uitbreidingsdoelen voor de heide-habitattypen (H2310, H2330, H4030) ten gaat van leefgebied van de

Zwarte specht (zie Prioritering van doelen hieronder).

Voorstel is om als doel behoud van omvang en verbetering van kwaliteit aan te houden.

3.2.3 Vennenlandschap

Gevlekte witsnuitlibel (H1042)

De doelstelling voor deze soort is uitbreiding verspreiding, omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor

uitbreiding populatie tot een duurzame populatie van ten minste 500 volwassen individuen.

Hoewel er een volledige, vlakdekkende inventarisatie ontbreekt (de Veluwe heeft ca. 350 vennen) wordt

aangenomen dat deze typische laagveensoort maar in zeer beperkte aantallen voorkomt op de hogere

zandgronden, waarbij zeker geen sprake is van een (meta)populatie. Van Gelderland zijn na 1990 4

locaties in stilstaand water bekend op de Veluwe. De beschikbare data bestaan uit losse waarnemingen.

Ecologisch gezien is de Gevlekt witsnuitlibel niet te beschouwen als een graadmeter voor de biodiversiteit

op de Veluwe.

De doelstelling voor de soort: een leefgebied voor een duurzame populatie van tenminste 500 volwassen

individuen is niet haalbaar. In het beheerplan worden binnen de beperking van het gebied (hogere

zandgronden) wel optimale leefomstandigheden voor de Gevlekte witsnuitlibel gecreëerd.

Voorstel is om voor de gevlekte witsnuitlibel geen kwantitatieve doelstelling te formuleren. De soort lift mee

op de instandhoudingsdoelstellingen voor onder meer de vennen in het gebied.

3.2.4 Bekenlandschap

Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitantis en het

Callitrichio-Batrachion (H3260)

Het doel is uitbreiding verspreiding en oppervlakte en verbetering kwaliteit.

Dit habitattype bevindt zich vooral buiten de Natura 2000 begrenzing. Binnen het gebied is de omvang

zeer beperkt. Voorstel is om de doelstelling bij te stellen: behoud van oppervlakte en verbetering van de

kwaliteit.

Wel is er samenhang met de doelen voor IJsvogel, Beekprik en Rivierdonderpad. Zoals hierna nog zal

worden aangegeven liggen de leefgebieden van deze soorten ook grotendeels buiten het Veluwe gebied.

Beekbegeleidende bossen (H91E0)

Het doel is uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit.

Dit habitattype bevindt zich vooral buiten de Natura 2000 begrenzing. Binnen het gebied is de omvang

zeer beperkt. Voorstel is het doel voor dit type naar beneden bij te stellen. Het haalbare doel is behoud

van oppervlakte en verbetering van de kwaliteit.

Beekprik (H1096)

Doel is uitbreiding van de verspreiding, de omvang en een verbetering leefgebied.

De beekprik heeft zijn leefgebied vooral stroomafwaarts buiten de huidig voorgestelde begrenzing. Er zijn

twee opties mogelijk: de beken verder stroomafwaarts mee begrenzen of het doel uitbreiding van omvang

van leefgebied niet op te nemen en de ontwikkeling van de soort ook buiten het gebied te monitoren.

Het voorstel is de waterlopen van de beken verder stroomafwaarts mee te begrenzen. Het gaat hier dan

alleen om het begrenzen van de waterloop, inclusief de directe oevers in verband met de effecten van

beplanting. Dit geeft de ruimte om het leefgebied zowel in omvang als in kwaliteit verder uit te bereiden, en

Page 38: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 34 -

dus het doel te behouden zoals het is. De uitbreiding met de waterlopen heeft geen beperkende invloed op

bijvoorbeeld het huidige landbouwkundig gebruik en eventuele toekomstige ontwikkelingen.

In het beheerplan wordt aangegeven dat de ontwikkeling van de soort zal worden gemonitord, waarbij de

monitoring zich richt op de waterloop plus de directe oevers.

De doelstelling luidt: behoud van de omvang van het leefgebied uitbreiden, de kwaliteit ervan te

verbeteren en de populatie behouden.

Rivierdonderpad (H1163)

Doel is uitbreiding van de omvang en het behoud van de kwaliteit van het leefgebied.

De populatie rivierdonderpadden op de Veluwe komt uitsluitend voor in de Hierdensche beek en is een

populatie die na het droogvallen van de beek via het Veluwerandmeer de beek weer heeft gekoloniseerd,

of in een niet drooggevallen stuk heeft weten te overleven. Voor de Rivierdonderpad zijn de beken tussen

het Veluwerandmeer en de Veluwe van groot belang. Deze beken vallen ver buiten de huidig voorgestelde

begrenzing van de Veluwe. De beken worden gekoloniseerd vanuit het Veluwerandmeer, waarin deze

beken uitmonden.

Het doel dient voor de Veluwe te zijn: behoud van kwaliteit en een geringe uitbreiding van omvang van het

leefgebied. De Rivierdonderpad zal meeliften met het doel H1096 Beekprik, mede door het voorstel om

waterlopen – zonder oevers – aan de oostzijde van de Veluwe mee te begrenzen. De populatie kan echter

beter beschermd worden door de beken tussen het Veluwerandmeer en de Veluwe mee te begrenzen.

Het is echter logischer deze op te nemen binnen de begrenzing van het Natura 2000 gebied

Veluwerandmeer (nr. 76) en niet vanuit de Veluwe, omdat de kolonisatie via het Veluwerandmeer

plaatsvindt.

PM Meervleermuis invoegen

Drijvende waterweegbree (H1831)

Doel is behoud van omvang en kwaliteit van de biotoop voor behoud van de populatie.

Uit inventarisaties is gebleken dat deze habitatsoort de afgelopen jaren slechts zeer beperkt is

waargenomen. In het ontwerp-aanwijzingsbesluit wordt uitsluitend verwezen naar het voorkomen in de

Hierdense Beek. Uit ons bekende gegevens blijkt een zeer sporadisch en efemeer voorkomen van deze

pioniersoort in vennen op de Veluwe Bij realisatie van de doelen voor habitattypen H3130

(zwakgebufferde vennen) en H3160 (Zure vennen) zullen de voorwaarden voor het vóórkomen van

Drijvende waterweegbree worden gerealiseerd. Het vóórkomen van de Drijvende waterweegbree zal in de

eerste planperiode worden gemonitord.

Het instandhoudingsdoel voor de Drijvende waterweegbree dient te worden gekoppeld aan de doelen voor

de zwakgebufferde vennen (H3130) en de zure vennen (H3160).

IJsvogel (A229)

Het doel is behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste

30 paren

Opgemerkt dient te worden dat het leefgebied van de IJsvogel zich grotendeels buiten de begrenzing van

Natura 2000 Veluwe uitstrekt. De soort heeft zich de afgelopen jaren bij zachte winters goed ontwikkeld,

maar is kwetsbaar gebleken voor strengere winter zoals die van 2008/2009. De behoudsdoelstelling wordt

ondersteund. Om zicht te krijgen op de ontwikkeling van de soort als bijdrage aan de biodiversiteit wordt

de monitoring van de ontwikkeling niet tot het Natura 2000-gebied beperkt, maar strekt die zich uit tot de

beken aan de oostelijke zijde van de Veluwe bij Epe en Apeldoorn.

3.3 Begrenzing Natura 2000-gebied

De basis voor de begrenzing van het Natura 2000-gebied Veluwe is het ontwerp-aanwijzingbesluit. De

buitengrens wordt in beginsel gevormd door de overgang van het aaneengesloten bos- en natuurgebied

naar de cultuurgronden en bebouwde kommen van de omringende plaatsen (Arnhem, Wageningen, Ede,

Barneveld, Lunteren, Otterlo, Putten, Harderwijk, Hattem, Apeldoorn en Dieren). Ook enkele beken nabij

Wissel en Emst (Tongerense beek, Verloren beek en Smallertse beek) maken deel uit van het Natura

2000-gebied. De begrenzing is weergegeven in kaart 3.1.

Page 39: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 35 -

De Veluwe is begrensd als Vogel-, Habitatrichtlijngebied. Het bunkercomplex Schaarsbergen is het enige

deel van de Veluwe dat uitsluitend is aangewezen als Habitatrichtlijngebied vanwege het voorkomen van

overwinteringsplaatsen van de meervleermuis. Binnen de begrenzing vallen de bos- en natuurterreinen.

De gronden die in agrarisch gebruik zijn maken geen deel uit van het Natura 2000-gebied. Verder wordt

voor de begrenzing van Natura 2000-gebieden gebruik gemaakt van een algemene exclaverings-formule

(gebieden die buiten de begrenzing vallen):

• Bebouwing, inclusief erven en tuinen (ook van landbouw- en recreatiebedrijven);

• Verhardingen: verharde wegen, parkeervoorzieningen en erfverhardingen;

• Spoorwegen.

Het Ministerie van LNV en Rijkswaterstaat hebben afgesproken dat in het definitieve aanwijsbesluit de

begrenzing van de Natura 2000-gebieden zal liggen ter hoogte van de wildrasters, in plaats van de 13 m

obstakelvrije zone, zoals die nu in het ontwerp-besluit is genoemd. De wildrasters zijn in het veld

herkenbaar en daarom geschikter om als Natura 2000-grens te dienen.

3.4 Beschermde Natuurmonumenten

Binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied Veluwe bevinden zich de Beschermde

Natuurmonumenten Mosterdveen en Leemputten bij Staverden. Dit zijn gebieden die in het kader van de

Natuurbeschermingswet 1967 zijn aangewezen als beschermd gebied. Deze Beschermde

Natuurmonumenten zullen komen te vervallen op het moment dat de aanwijzing als Natura 2000-gebied

onder de Natuurbeschermingswet 1998 definitief is. Een deel van de doelstellingen uit de oude

aanwijzingsbesluiten worden afgedekt door de doelstellingen in het huidige ontwerp-aanwijzingsbesluit,

een ander deel niet. De doelstellingen die niet worden afgedekt moeten worden opgenomen in het Natura

2000-beheerplan. Voor beide Beschermde Natuurmonumenten binnen de Veluwe bestaat een apart

beheerplan waarin maatregelen zijn opgenomen.

Page 40: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 36 -

4 ACTIVITEITEN OP EN ROND DE VELUWE

Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de activiteiten die plaatsvinden op en rond de Veluwe. Een

beschrijving is noodzakelijk om te kunnen toetsen of de huidige activiteiten het bereiken van de gunstige

staat van instandhouding in de weg staan.

Om de bestaande activiteiten te inventariseren heeft er een werksessie plaatsgevonden met alle 18

gemeenten binnen en aan de rand van de Veluwe, de begeleidingsgroep recreatie, de begeleidingsgroep

landbouw en de begeleidinggroep water. Tijdens deze bijeenkomsten per sector is besproken welke

activiteiten plaatsvinden en waar de locaties met een intensief karakter liggen. Hieronder wordt dit kort

toegelicht:

• Gemeenten: Voor de werksessies zijn afzonderlijk afspraken gemaakt met de gemeenten. De

personen waren afkomstig van afdelingen als RO, civiel en de buitendienst. De werksessies

bestonden uit twee delen: een algemene toelichting op het begrip bestaand gebruik, de werkwijze, de

bestuurlijke context, etc. Daarna vond een werksessie plaats rondom een zogenaamde maptable.

• Landbouw: Om te komen een inventarisatie van de bestaande activiteiten van de landbouw is in

eerste instantie gesproken met de klankbordgroep van de LTO en vertegenwoordigers van de

provincie. Welke activiteiten waar plaatsvinden kan gedurende het jaar verschillen afhankelijk van het

gewas, teeltwisseling, houden van vee etc. Het is dus van belang te weten welke gronden en

gebouwen onafgebroken in gebruik zijn bij de landbouw sinds 2005. Op basis daarvan is besloten dat

we de inventarisatie zullen beperken tot een inventarisatie van gronden die in gebruik zijn als

landbouwgrond op basis van de Landgebruikkaart Nederland 5 (LGNL, situatie zomer 2005) en

locaties van stallen en bedrijfsgebouwen op basis van IDAM-onderzoek.

• Recreatie: Om te komen tot een inventarisatie van bestaand gebruik van de recreatie is twee maal

gesproken met de klankbordgroep recreatie. In de eerste bijeenkomst is vooral gekeken naar de

vormen van bestaand gebruik en welk detailniveau wenselijk is. Hieruit is de indeling zoals

gehanteerd gedestileerd en in de tweede bijeenkomst voorgelegd. In de tweede bijeenkomst is

gekeken naar de beschikbare informatie van gemeenten en provincie op hoofdlijnen en is

afgesproken dit in eerste instantie als basis te nemen.

• Water: Om te komen tot inventarisatie bestaand gebruik water is bilateraal overleg geweest de

provincie, de waterschappen en Vitens.

Omdat de Veluwe een groot gebied is en er zeer veel activiteiten plaatsvinden is het niet mogelijk om

helemaal compleet te zijn en is ervoor gekozen om een globale beschrijving op te nemen. Waar mogelijk

wordt de beschrijving geïllustreerd met kaarten, welke zoveel mogelijk compleet maar niet limitatief zijn.

Naast een beschrijving van de huidige activiteiten wordt ook zoveel mogelijk beschreven wat de verwachte

ontwikkelingen zijn in het gebruik.

4.1 Wat wordt bedoeld met activiteiten?

In dit beheerplan wordt onder activiteiten verstaan: alle activiteiten die plaatsvonden op en rond de Veluwe

op het moment dat de inventarisatie plaatsvond (december 2008) en sindsdien niet of nauwelijks zijn

gewijzigd. Dit wijkt af van de definitie van bestaand gebruik volgens de Nbwet 1998, waarin het moment

van het inwerkingtreden van de Nbwet als ijkmoment wordt gehanteerd. De reden daarvoor is dat het niet

mogelijk en niet noodzakelijk is om de exacte datum van 1 oktober 2005 te hanteren. Het is niet mogelijk

om de precieze stand van zaken van een bepaald moment in het verleden te beschrijven. Daarnaast is het

alleen relevant dat er een overzicht gegeven wordt van de bestaande situatie in en rondom het Natura

Page 41: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 37 -

2000-gebied op het moment dat een beheerplan wordt opgesteld. het gaat er immers om, vast te stellen of

er nu sprake is van activiteiten met een mogelijk significant effect.

Artikel 19a, lid 1 van de Natuurbeschermingswet geeft daarnaast niet aan dat niet méér activiteiten

beschreven en getoetst mogen worden.

Een aantal activiteiten heeft een vergunning zoals een milieuvergunning of is in een bestemmingsplan

vastgelegd, maar nog niet (volledig) ten uitvoer gebracht. Het gebruik dat vergund of bestemd is kan groter

zijn dan het feitelijke gebruik. In dit beheerplan wordt voor milieuvergunningen uitgegaan van het vergunde

gebruik en voor de overige activiteiten van het huidige actuele en feitelijke gebruik.

4.2 Beschrijving van de activiteiten

In de beschrijvingen van de activiteiten in deze paragraaf wordt een globaal overzicht gegeven van de

activiteiten die kenmerkend zijn voor het gebruik op en rond de Veluwe en die nodig zijn voor een normale

bedrijfsvoering. Voor een gedetailleerd overzicht van de activiteiten per type gebruik wordt verwezen naar

de ‘Quick scan bestaand gebruik & Natura 2000’27

. Voor de kaarten geldt dat deze zo zorgvuldig mogelijk

zijn opgesteld, maar dat het vanwege de schaal van de Veluwe niet mogelijk is alle details expliciet op te

nemen. De kaarten zijn ondersteunend aan de tekst.

In het aangewezen gebied zijn een aantal vormen van gebruik die buiten de begrenzing vallen. Bestaande

bebouwing, erven, tuinen, verhardingen, gronden die in agrarisch gebruik zijn en hoofdspoorwegen maken

geen deel uit van het aangewezen gebied. Hierbij is rekening gehouden met de exclaveringsformule zoals

deze genoemd wordt in het ontwerp-aanwijzingsbesluit voor Natura 2000-gebied Veluwe. Alhoewel deze

vormen van gebruik buiten het Natura 2000-gebied vallen, worden deze wel beschreven in verband met

mogelijke externe werking.

4.2.1 Bos- en natuurbeheer

Bij het beheer van bos- en natuurgebieden gaat het veelal om langlopende processen die periodiek of

incidenteel om ingrepen vragen. De volgende vormen van bos- en natuurbeheer worden onderscheiden;

• Natuurbeheer

• Bosbouw

• Faunabeheer

Bosbeheer

Houtexploitatie betreft het commercieel gebruik van bossen voor het telen en oogsten van hout. Aan dit

gebruik zijn onder meer de volgende activiteiten/handelingen gerelateerd: zaaien, planten, rasteren,

opsnoeien, uitdunnen, oogsten en lichten. Een groot deel (circa 20.000 ha) van de bosbouwgebieden op

de Veluwe wordt volgens het FSC-keurmerk28

beheerd.

Natuurbeheer

Voor de fauna van bos, heide en stuifzand is de Veluwe het belangrijkste kerngebied van ons land. De

natuurgebieden worden in de meeste gevallen extensief beheerd. In sommige gevallen wordt tijdelijk een

intensief beheer uitgevoerd, bijvoorbeeld om natuurwaarden te herstellen of om te vormen. Veel

27

Steunpunt Natura 2000 i.s.m. met Arcadis (2008) Quick scan bestaand gebruik & Natura 2000. 28

Het FSC-keurmerk (Forest Stewardship Council) wordt toegekend aan hout dat op een duurzame manier is

geëxploiteerd.

Page 42: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 38 -

voorkomende vormen van beheer zijn onder andere begrazen, maaien, rasteren, zaaien en planten,

plaggen en het kappen van bomen. Bos- en natuurbeheer is in een aantal gevallen noodzakelijk om

Natura 2000-doelen te bereiken.

Voor zowel bosbouw als natuurbeheer is een gedragscode opgesteld op basis van de Flora- en faunawet.

Deze Gedragscodes geven regels voor de planning en de uitvoering van beheersmaatregelen. Wanneer

aannemers en natuurbeheerders deze regels volgen, zullen mogelijk negatieve effecten van de

werkzaamheden voor de te beschermen soorten beperkt blijven. Er geldt dan een vrijstelling van de

verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet en de beheerder hoeft géén ontheffing aan te vragen voor

de Flora- en faunawet. In de toetsing in hoofdstuk 4 zal onderzocht worden of het werken volgens de

Gedragcode ook negatieve effecten op de Natura 2000-doelen voorkomt.

Faunabeheer

In het Natura 2000 gebied Veluwe vindt in grote delen van het gebied (jacht,) beheer en schadebestrijding

plaats. De wettelijke mogelijkheden om schade te bestrijden op grond van ontheffingen en vrijstellingen

zijn echter ruimer dan het huidige gebruik. Bij de toets is uitgegaan van wat op grond van de Flora- en

faunawet mogelijk is. Bij de samenstelling van de lijst van wettelijk toegestane handelingen is uitgegaan

van de wettelijke mogelijkheden die er zijn om schade te bestrijden. Gekeken is naar 44 verschillende

manieren om dieren te doden en de effecten van preventieve middelen.

Tabel 4.1 Mogelijke vormen van jacht, beheer en schadebestrijding in en rondom het Natura 2000-

gebied Veluwe.

Activiteit Soort(en)

Afschot voor de voet (met hond) Fazant, Haas, Konijn, Wilde eend, Meerkoet,

Zwarte kraai, Kauw, Vos, ganzen,

Knobbelzwaan, Muskusrat en Beverrat

Afschot middels drijven Fazant, Haas, Konijn en Vos

Vangen met behulp van jachtvogel Fazant, Haas, Konijn en Houtduif

Afschot met behulp van kunstlicht Haas, Konijn, (Wild zwijn) en Vos

Afschot middels aanzit Konijn, Houtduif, Wilde eend, grofwild (incl.

Ree), Meerkoet, Zwarte kraai, Kauw en Vos

Vangen met behulp van Fret en buidel Konijn

Afschot in de schemerperiode / natuurlijk licht grofwild (incl. Ree) en Wild zwijn

Afschot middels bersen grofwild (incl. Ree)

Vangen met vangkooi Vos

Vangen met behulp van aardhond Vos

Eieren rapen ganzen en Knobbelzwanen

Vangen met netten ganzen

Vangen met klemmen Muskusrat en Beverrat

Gebruik van akoestische preventieve middelen

voor schadebestrijding

N.v.t

Gebruik van fysieke preventieve middelen voor

schadebestrijding

N.v.t

Page 43: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 39 -

Beheer en onderhoud van cultuurhistorische elementen

Het streekplan29

beschrijft voor de Veluwe ecologische doelen in combinatie met landschappelijke en

cultuurhistorische doelen door de aanwijzing als enerzijds Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en

anderzijds door de overlappende aanwijzing als Waardevol Landschap. Kernkwaliteiten zijn bijvoorbeeld:

rijk aan aardkundige kwaliteiten (vooral het reliëf), karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle open

essen op de flanken en rust, ruimte, donkerte. Voor zover cultuurhistorisch van karakter zijn de

kernkwaliteiten ontleend aan het cultuurhistorische beleid van de provincie “Belvoir”. Hierin zijn voor de

zogenaamde Belvoirgebieden waarvan de Veluwe er een is, “identiteiten” vastgesteld: wingewest (relicten

van ijzerwinning, waterwinning (sprengen), boscultuur), doorgangsgebied ‘transit’ (hessenwegen,

koningswegen, postkoetsroutes, herbergen, grenzen, grenspalen. Bij het beheer en onderhoud van dit

soort elementen gaat het bijvoorbeeld om het vrijhouden van begroeiing, maaien en instandhouden van

landschappelijke kenmerken zoals houtwallen, begraafplaatsen en paden.

4.2.2 Landgoederen

Landgoederen zijn multisectoraal van samenstelling en bevatten verschillende functies: bos, natuurterrein,

cultuurgronden, bebouwingskernen, landschappelijke en cultuurhistorische elementen zoals houtwallen,

lanen, houtsingels, zichtassen, ontsluitingspatroon met wegen en paden, e.d.. Zowel de

beheerdoelstellingen als het gebruik zijn multisectoraal, d.w.z. dat binnen de beheereenheid van

landgoederen tegelijkertijd meerdere functies worden vervuld. Soms wordt zelfs nagenoeg dezelfde locatie

en terreintype voor meerdere functies gebruikt. Kenmerkend is dat door het centrale beheer de genoemde

functionaliteiten op elkaar worden afgestemd, zodat alle aspecten tot hun recht kunnen komen.

4.2.3 Landbouw

In kaart 4.1 wordt het landbouwkundig gebruik op en rond de Veluwe weergegeven. Er wordt onderscheid

gemaakt in de volgende bedrijfstypen:

• Melkveehouderij, Overige graasdierhouderij, Intensieve veehouderij;

• Akkerbouw, Fruitteelt, Boomteelt, Tuinbouw opengrond.

Door de grote schaal van de Veluwe is ervoor gekozen om bepaalde activiteiten samen te voegen op

basis van de bedrijfstypen.

PM Invoegen tabel met diertypen en aantallen

Melkveehouderij, overige graasdierhouderij, intensieve veehouderij

Melkveebedrijven, overige graasdierhouderijbedrijven en intensieve veehouderijbedrijven zijn op de

Veluwe te vinden in agrarische enclaves en aan de randen van de Veluwe. Kenmerkende activiteiten voor

deze bedrijfstypen zijn onder andere: beweiding, beregening en drainage van gronden.

Akkerbouw, fruitteelt, boomteelt, tuinbouw opengrond

In agrarische enclaves op de Veluwe en aan de randen van de Veluwe zijn akkerbouw bedrijven

aanwezig. Tuinbouw op open grond is met name te vinden in de nabijheid van Elburg en Otterlo. Rondom

Wageningen en Otterlo liggen een aantal kersen- en wijngaarden. Verder ligger er rondom de Veluwe een

aantal boomteeltlocaties. Activiteiten die kenmerkend zijn voor deze bedrijfstypen zijn onder meer

grondbewerking, gewasbewerking en –verzorging.

29

(Het streekplan geldt sinds de inwerkingtreding van de fundamenteel herziene ruimtelijke wetgeving “Wet ruimtelijke

ordening” op 1 juli 2008 als “structuurvisie”)

Page 44: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 40 -

De landbouw laat over een reeks van jaren een duidelijke verandering zien: het aantal bedrijven daalt en

er vindt schaalvergroting plaats op de bedrijven die worden voortgezet. Daarnaast vindt er binnen de

landbouwsector een bepaalde mate van verbreding plaats, onder meer richting sectoren zoals recreatie en

toerisme. De verwachting is dat deze trends ook in de nabije toekomst worden voortgezet.

PM Kaart invoegen

In het reconstructieplan van de Veluwe en de Gelderse Vallei/Utrecht-Oost wordt een zonering van de

intensieve veehouderij weergegeven. De zonering intensieve veehouderij geeft ruimtelijke sturing aan de

concentratie en ontwikkeling van de intensieve veehouderij in bepaalde zones en zorgt voor de geleidelijke

afbouw van de intensieve veehouderij in extensiveringsgebieden. Hierdoor krijgen veehouderijbedrijven

die op slot zitten vanwege de strenge regelgeving de mogelijkheid te ontwikkelen op meer geschikte

locaties. Tegelijkertijd ontstaat een afwaartse beweging van de intensieve veehouderij ten opzichte van

natuurgebieden en woonkernen.

De agrarische activiteiten in de Veluwe en in de omgeving van de Veluwe worden hieronder globaal

beschreven:

Grondbewerking

• Op de agrarische percelen grenzend aan het Natura 2000 gebied de Veluwe wordt ondiepe

grondbewerking toegepast tot een diepte van 50 cm. Alle mogelijke vormen van grondbewerking

zoals ploegen, frezen, spitten en egaliseren worden toegepast.

• Diepe grondbewerking als diepspitten, diepploegen, aanleg drainage (zie ‘drainage en watergangen’)

en dergelijke vindt incidenteel plaats.

Gewasbewerking en –verzorging

• Op de agrarische percelen wordt gebruik gemaakt van bestrijdingsmiddelen. Het gebruik van

bestrijdingsmiddelen wordt met name volvelds (mechanisch) toegepast. In beperkte mate wordt

gebruik gemaakt van toepassing met veldspuit. Ter voorbereiding van nieuwe teelten wordt roundup

(volvelds) gebruikt. Op grasland vindt daarna selectieve bestrijding van onkruiden plaats. Op

akkerpercelen worden bestrijdingsmiddelen gebruikt voor het voorkomen van ziekten en plagen.

• Bemesting vindt plaats conform de meststoffenwet. Bemesting op zand is toegestaan van 1 februari

tot 1 september. Er wordt gebruik gemaakt van zowel organische mest als kunstmest.

• Alle vormen van bewerken van grasland en het oogsten van gras worden toegepast, o.a. frezen,

maaien en schudden.

• Vrijwel alle soorten akkerbouwgewassen worden in of in de omgeving van het Natura 2000-gebied

verbouwd. Er zijn geen speciale voorwaarden verbonden aan het telen en oogsten van gewassen.

• Op alle agrarische percelen vindt teeltrotatie plaats.

Beweiding grazers

• Er zijn geen beheersovereenkomsten afgesloten die voorwaarden verbinden aan beweiding op de

agrarische percelen grenzend aan het Natura 2000-gebied. Grenzend aan het Natura 2000-gebied

worden percelen beweid door koeien, schapen, paarden en overig vee. In de meeste gevallen zijn de

percelen uitgerasterd.

Beregening

• Er zijn diverse vergunningen voor beregening afgegeven, maar niet binnen de Natura 2000-

begrenzing. Op dit moment wordt weinig beregening vanuit het grondwater toegepast. Wel zijn

voorzieningen (diepere putten) om te beregenen vrijwel overal aanwezig. Bij de stallen zijn diepere

putten aanwezig die in gebruik zijn.

Page 45: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 41 -

• Er wordt geen oppervlaktewater gebruikt voor beregening.

• Op de agrarische percelen zijn bijna overal watervoorzieningen voor het vee aanwezig. Er wordt

gebruik gemaakt van putten (ondiepe en diepe grondwateronttrekking).

Lozingen

• Het Lozingenbesluit en het waterhuishoudingsplan vormen het kader voor lozingen. Er zijn binnen de

begrenzing van het Natura 2000-gebied van de Veluwe en in de directe omgeving geen

lozingsvergunningen afgegeven.

• Tijdens periodes met zeer veel neerslag vindt afspoeling van verhard oppervlak plaats.

Ontwatering en watergangen

• Er vindt geen bemaling plaats, afwatering vindt plaats door natuurlijk verval.

• In en in de omgeving van het gebied zijn veel percelen voorzien van drainage.

• Er vinden ook andere activiteiten plaats die gericht zijn op detailontwatering zoals uitdiepen, graven

van perceel- en kavelslootjes. Het herstellen, wijzigen of aanbrengen van oeverbeschoeiing en/of het

profiel van een waterloop gebeurt in overeenstemming met de waterbeheerder.

Regulier onderhoud watergangen

• Regulier onderhoud van watergangen vindt jaarlijks in het najaar plaats. Zowel agrariërs als

waterschap Veluwe zijn verantwoordelijk voor het onderhoud. Uitvoeren van onderhoudsmaatregelen

gebeurt mechanisch.

Rooien (hoog) opgaande (erf)beplanting

• Regulier onderhoud aan erfbeplanting en overige landschapelementen (maaien, knotten, snoeien,

e.d.) wordt jaarlijks uitgevoerd.

• het rooien van houtopstanden vindt plaats op grond van een door de desbetreffende gemeente

afgegegeven (kap-)vergunning.

Reguliere aan- en afvoer (mest, melk, voeders, dieren, geoogst producten etc)

• Er vindt aan- en afvoer plaats met vrachtwagens behorend bij normale agrarische bedrijfsvoering over

de openbare weg.

4.2.4 Recreatie en toerisme

De Veluwe is een van de bekendste recreatiegebieden van Nederland. Door het gevarieerde en

uitgestrekte terrein is het een zeer geschikt gebied om op verschillende manieren te recreëren. De Veluwe

is voor een groot deel opengesteld voor het publiek, onder voorwaarde dat men zich aan de

openstellingsregels houdt (van zonsopgang tot en met zonsondergang). Recreatie kan onderverdeeld

worden in dag- en verblijfrecreatie. Dagrecreatie betreft het verblijf buiten de woning voor recreatieve

doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat. Het gaat om doe-activiteiten die

gebruik maken van het Natura 2000-gebied. Bij verblijfsrecreatie is sprake van een verblijf buiten de

woning voor recreatieve doeleinden binnen het Natura 2000-gebied met een overnachting in een

voorziening die zelf geen onderdeel is van het Natura 2000-gebied. In kaart 4.2 worden de dag- en

verblijfsrecreatiegebieden van de Veluwe weergegeven.

Dagrecreatie

Door een fijnmazige padenstructuur vindt dagrecreatie over de gehele Veluwe plaats. Het recreatieve

gebruik is intensiever aan de randen van de Veluwe, door de uitloop vanuit de dorpen en steden. In het

zuiden is het gebruik het meest intensief, omdat hier de dichtheid aan steden en dorpen hoger is in

Page 46: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 42 -

vergelijking met de andere delen van de Veluwe. Verder is het gebruik intensief in en rond de

verblijfsrecreatieclusters (zie Verblijfsrecreatie) en parkeerplaatsen. Dagrecreatie vindt vooral plaats in de

weekenden, met mooi weer en tijdens feestdagen en vakantieperiodes. Activiteiten die hier bijhoren zijn

niet georganiseerd en op eigen initiatief zoals wandelen, fietsen, joggen, nordic walking, paardrijden,

mountainbiken, GPS wandelen, vliegeren, modelvliegen en zweefvliegen.

Op de Veluwe komen verschillende vormen van dagrecreatie voor die aan specifieke

voorzieningen/gebouwen zijn gebonden, zoals: wellnesscentra, attractieparken, sportvoorzieningen

(golfbaan, manege), zweefvliegvelden en grootschalige dagrecreatieterreinen. De sportvoorzieningen,

zoals motorcross- en golfterreinen komen vooral aan de randen van de Veluwe voor. Recreatieve en

toeristische activiteiten zoals zwembaden, (attractie)parken (Koningin Julianatoren, Apenheul, Burgers

Zoo, Openluchtmuseum), zweefvliegvelden en dagrecreatieterreinen komen op verschillende plekken op

de Veluwe voor. Beheer en onderhoud van dergelijke voorzieningen behoort bij bestaand gebruik.

Evenementen

Evenementen zijn activiteiten die incidenteel georganiseerd worden zoals mountainbiketochten,

openluchtconcerten, survivaltochten en herdenkingen van D-day.

Verblijfrecreatie

Onder verblijfrecreatie vallen voorzieningen, zoals campings, bungalowparken en hotels. In het kader van

Groei en Krimp regeling is een aantal groeiclusters voor verblijfsrecreatie aangewezen. Deze clusters

liggen verspreid over de Veluwe. De verblijfsrecreatie wordt het hele jaar door gebruikt. Daarbij is wel een

piek te zien in de vakanties in het voorjaar en de zomer, vooral bij de kampeerterreinen.

Door een toenemende verstedelijking rondom de Veluwe en een steeds groter wordend tekort aan

recreatiemogelijkheden in de Randstad is het de verwachting dat de sector ‘recreatie en toerisme’ binnen

de Veluwe in de komende jaren zal blijven groeien.

4.2.5 Wonen

Op en rond de Veluwe wonen ruim 800.000 mensen verdeeld over 18 gemeenten (zie Tabel 4.2). Het

grondgebied van de Veluwe is onevenredig verdeeld over deze gemeenten. Apeldoorn en Ede hebben

gezamenlijk bijvoorbeeld al ruim 40% van het totale oppervlakte van de Veluwe binnen hun

gemeentegrenzen.

Het grootste deel van de inwoners woont in dorpen en steden aan de rand van de Veluwe en slechts een

beperkt deel woont op de Veluwe30

. Steeds meer boerderijen worden alleen nog gebruikt voor de

woonfunctie, vooral door mensen uit de steden. In kaart 4.3 worden de woonkernen op en rond de Veluwe

weergegeven. De drie grootste steden rond de Veluwe maken ieder deel uit van een groter stedelijk

netwerk, namelijk: Stedendriehoek (Apeldoorn-Deventer-Zutphen), KAN (Arnhem-Nijmegen) en WERV

(Wageningen-Ede-Rhenen-Veenendaal).

De bebouwde kom van de dorpen en steden vallen buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied

Veluwe. Binnen de Natura 2000-begrenzing vindt wel bewoning van huizen die buiten de bebouwde kom

vallen plaats. Activiteiten die plaatsvinden rond wonen zijn: vervoer van en naar de woning, wandelen,

hond uitlaten, spelen, muziek, e.d.

30

Brief van 16 december 2008 Vereniging Kleine Kernen Gelderland, Rapportage over inventarisatie bestaand gebruik

wonen. Zaaknummer 2008-017800

Page 47: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 43 -

In de steden en dorpen rondom de Veluwe worden in de komende jaren ongeveer 15.000 nieuwe

woningen gebouwd. De grootste uitbreidingen vinden plaats in Ede, Harderwijk en Apeldoorn. Daarnaast

zijn er een groot aantal zoekzones aangewezen waarin over een langere termijn uitbreidingen kunnen

plaatsvinden. De meeste zoekzones bevinden zich bij steden en dorpen aan de rand van de Veluwe. Deze

zoekzones zijn opgenomen in de streekplanuitwerking. Voor deze zoekzones is tevens reeds een

Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet voor uitgevoerd31

.

Tabel 4.2 Aantal inwoners van steden en dorpen rond de Veluwe

Gemeente Inwoners

Apeldoorn 155.994

Arnhem 141.776

Barneveld 50.084

Brummen 21.442

Ede 105.507

Elburg 21.736

Epe 33.310

Ermelo 26.546

Harderwijk 40.688

Hattem 11.812

Heerde 18.369

Nunspeet 26.619

Oldebroek 22.926

Putten 23.172

Renkum 31.768

Rheden 44.835

Rozendaal 1.508

Wageningen 35.098

Totaal 813.190

4.2.6 Werken

Op en rond de Veluwe bevinden zich ongeveer 34.000 geregistreerde bedrijven. Een deel van deze

bedrijven bevindt zich op bedrijventerreinen kaart 4.4. De bedrijven zijn in categorieën ingedeeld op basis

van de indeling in milieucategorieën die door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is opgesteld

voor bedrijfstypen. Er worden tien milieucategorieën onderscheiden met bijbehorende richtafstanden

(beïnvloedingsgebied). De richtafstanden zijn indicatieve afstanden van bedrijven tot een zogeheten

rustige woonwijk waarbij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd wordt. Daarbij wordt vooral

gekeken naar de volgende parameters: geur, stof, geluid en externe veiligheid. In milieucategorie 1 staan

bedrijven uit branches met weinig tot geen verstoringen zoals detailhandel, zakelijke dienstverlening,

openbaar bestuur, e.d.

In Tabel 4.3 zijn de verschillende milieucategorieën weergegeven van de bedrijven die met hun

verstoringcirkel binnen de Veluwe vallen (3.076 bedrijven), met de bijbehorende richtafstanden. De

richtafstand van 45dB(A) is gebaseerd op gegevens van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De

richtafstanden voor 40dB(A) die van belang is als drempelwaarde voor verstoring van vogelsoorten is

31

Streekplanuitwerking stedelijke functies, voortoets Natura 2000 Gelderland, Arcadios, 20 oktober 2006

Page 48: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 44 -

gebaseerd op een rapport van Alterra32

. Bij een afname van de richtafstand met 6 dB(A) verdubbelt de

verstoringsafstand, dit is bepaald op basis van expert judgement. Tevens is aangegeven hoeveel

bedrijven op en rond de Veluwe behoren tot de desbetreffende milieucategorie.

Tabel 4.3 Aantal en percentage bedrijven per milieucategorie

Milieucategorie Richtafstanden

45dB(A)

Richtafstanden

40dB(A)

Aantal

bedrijven

Percentage

1 10 meter 20 meter 131 4,3

2 30 meter 60 meter 1.642 53,4

3.1 50 meter 100 meter 591 19,2

3.2 100 meter 200 meter 476 15,5

4.1 200 meter 400 meter 101 3,3

4.2 300 meter 600 meter 70 2,3

5.1 500 meter 1.000 meter 36 1,2

5.2 700 meter 1.400 meter 18 0,6

5.3 1.000 meter 2.000 meter 11 0,4

6 1.500 meter 3.000 meter 0 0

In de komende jaren wordt in de dorpen en steden rondom de Veluwe ongeveer 500 ha nieuw

bedrijventerrein ontwikkeld.Vooral in de gemeenten Apeldoorn en Ede wordt een aantal grootschalige

bedrijventerreinen ontwikkeld.

4.2.7 Infrastructuur

De activiteiten aan de rijkswegen vallen onder bevoegd gezag van Rijkswaterstaat (Ministerie van Verkeer

& Waterstaat).

In kaart 4.5 zijn de belangrijkste wegen op en rond de Veluwe weergegeven. Door en om de Veluwe lopen

een aantal rijkswegen. Aan de oostkant is dit de A50, aan de westkant de A28 en A30 en aan de zuidkant

de A12. De A1 snijdt dwars door het gebied. In Tabel 4.4 zijn de verkeerscijfers op werkdagen

aangegeven33

.

Tabel 4.4 Aantal motorvoertuigen per wegvak op werkdagen

Wegvak Aantal motorvoertuigen

A1 Kootwijk – Hoenderloo (2006) 66.900

A1 Apeldoorn Zuid – knooppunt Beekbergen (2007) 77.300

A12 Wageningen – Oosterbeek (2007) 88.600

A12 knooppunt Grijsoord – knooppunt Waterberg (2006) 113.100

A50 Heteren – Renkum (2007) 99.300

A50 Renkum – knooppunt Grijsoord (2006) 83.000

A50 knooppunt Waterberg – Arnhem Centrum (2007) 70.400

A50 Apeldoorn Noord – Vaassen (2007) 69.400

32

D. Kleijn (2008) Effecten van geluid op wilde soorten – implicaties voor soorten betrokken bij de aanwijzing van

Natura 2000-gebieden. Alterra rapport nr. 1705 33

www.verkeersgegevens.nl/site/about.aspx

Page 49: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 45 -

Daarnaast doorsnijden provinciale en lokale wegen de Veluwe. De dichtheid van de wegenstructuur is op

de Veluwe duidelijk lager dan de dichtheid van de wegenstructuur rondom de Veluwe.

In en rond het Natura 2000 gebied ligt ook een aantal spoorwegen. De spoorlijnen Zwolle-Utrecht,

Apeldoorn-Amersfoort en Arnhem-Utrecht doorkruisen het gebied.

Rondom de Veluwe bevinden zich tevens een aantal kleine vliegvelden zoals Lelystad Airport en Teuge

Airport. Vanaf deze vliegvelden worden regelmatig vluchten over de Veluwe gehouden. Voor

vliegtoestellen, zoals kleine commerciële en privé propellervliegtuigen (tot 6.000 kg), geldt een minimale

hoogte van 150 m buiten de bebouwde kom. Vliegbasis Deelen ligt deels binnen de Natura 2000-

begrenzing (zie paragraaf Defensie).

Door de toenemende verstedelijking zal de verkeersdruk op de wegen op en rond de Veluwe naar

verwachting toenemen en daarmee mogelijk ook de geluidverstoring en N-depositie. Door maatregelen uit

het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan kunnen de verkeersintensiteiten op de Veluwe echter beperkt

worden of zelfs afnemen. Provincie Gelderland wil de Veluwe zoveel mogelijk verkeersluw maken. Het is

de bedoeling het verkeer zo snel mogelijk naar buiten af te wikkelen en doorgaand verkeer zoveel mogelijk

te voorkomen. Op de rijkswegen worden wel hogere verkeersintensiteiten verwacht. Om deze

verkeersintensiteiten in de toekomst beter te kunnen verwerken wordt de A50 knooppunt Grijsoord -

knooppunt Valburg verbreed naar 2x3 rijstroken. Voor de A12 worden plannen ontwikkeld om de capaciteit

van de rijksweg te vergroten tussen Ede en knooppunt Grijsoord en knooppunt Waterberg - knooppunt

Velperbroek (zogenaamd versnellingsproject).

4.2.8 Water

Bij deze beschrijving is onderscheid gemaakt in het gebruik van grond- en oppervlaktewater. Hierbij wordt

een verder onderscheid gemaakt in onttrekkingen, lozingen en het beheer van oppervlaktewater.

Onttrekken grondwater

In Tabel 4.5 is aangegeven het aantal onttrekkingslocaties dat zich in het Natura 2000-gebied en in de 3

km zone rond de Veluwe bevindt (zie kaart 4.6). De 3 km zone is in eerste instantie aangehouden omdat

onttrekkingen daarbuiten naar verwachting geen invloed binnen de Veluwe hebben.

Tabel 4.5 Aantal onttrekkingslocaties op en rond de Veluwe

Locatie Aantal

Drinkwaterwinningen in N2000 gebied 13

Drinkwaterwinningen in 3 km zone 5

Onttrekkingen in N2000 gebied 55

Onttrekkingen in 3 km zone 785

Totaal 858

In totaal bevinden zich in het beïnvloedingsgebied 858 onttrekkingslocaties. De meeste onttrekkingen

vinden plaats in de bufferzone van de Veluwe. Daarnaast vinden er vanuit het agrarische gebruik ook

onttrekkingen plaats, namelijk:

• Onttrekkingen door middel van een pompinstallatie, veelal met als doel beregening of drenking

van vee;

• Drainages van landbouwpercelen.

Page 50: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 46 -

Een relatief nieuw gebruik van grondwater is de zogenaamde Koude – Warmte Opslag ofwel KWO. KWO

installaties hebben over het algemeen een vrijwel gesloten waterbalans. Er gaat geen water verloren, er

wordt echter wel water in de ondergrond verplaatst. Dit kan leiden tot lokale fluctuaties in de

grondwaterstanden. Verder dient de thermische balans neutraal te zijn zodat geen opwarming en afkoeling

van de ondergrond plaatsvindt (vereiste vanuit Grondwaterwetvergunningen voor KWO). Binnen het

Natura 2000-gebied en een zone van 1500 meter rond de Veluwe zijn 43 KWO locaties bekend.

Sprengen op de Veluwe zijn gegraven om landgoederen en watermolens van water te voorzien. Feitelijk

onttrekken sprengen grondwater uit het watervoerendpakket dat ze aansnijden34

.

Onttrekking van oppervlaktewater

Binnen de Natura 2000-begrenzing Veluwe zijn geen tijdelijke of permanente onttrekkingen van

oppervlaktewater bekend.

Lozingen oppervlaktewater

Binnen de Natura 2000-begrenzing zijn geen lozingen bekend. De overstorten van Uddel en Elspeet

liggen buiten het Natura 2000-gebied, maar hebben gezien hun bovenstroomse ligging wel invloed op de

Hierdense beek. Ook overstort van riool Groevenbeekse heide ligt binnen de Veluwe. Vanuit de KRW,

HEN en Convenant Agrarische Enclave wordt gewerkt aan terugdringing en saneren van deze

overstorten.

Beheer van oppervlaktewater

Het beheer van het oppervlaktewater is een van de meest sturende factoren voor de ecologische kwaliteit

van twee typen wateren met een zeer hoge ecologische waarde: HEN (Hoogste Ecologische niveau) en

SED (Specifieke Ecologische Doelstelling) wateren. Het provinciale beleid is gericht op bescherming van

deze wateren. Daarnaast zijn ook de inrichting en abiotische factoren zoals hydrologie, chemie en

geomorfologie van belang voor de ecologische kwaliteit. Het beheer wordt uitgevoerd door de

waterschappen conform de gedragscode horende bij de Flora- en faunawet.

De Europese Kaderrichtlijn Water verplicht lidstaten om in principe voor 2015 (met uitloop naar 2027) een

goede ecologische en chemische waterkwaliteit te realiseren van het grond- en oppervlaktewater. De

verwachting is dat deze verplichting tot een verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater zal

leiden. De uitvoering zal echter gefaseerd plaatsvinden, zodat maatregelen ook na 2015 worden

uitgevoerd. Dit betekent dat de chemische en ecologische waterkwaliteitsverbetering vooral tussen 2015

en 2027 gestalte zal krijgen.

Het gewenste grond- en oppervlakte regime (GGOR) is een instrument om hydrologich herstel van

verdroogde natte natuur te realiseren. Afhankelijk van het landgebruik (natuur, landbouw) wordt een

gewenst oppervlaktewater regime opgesteld. Naar verwachting zullen de KRW regels, tezamen met het

GGOR instrument de komende jaren zorgen voor een verbetering van de waterkwaliteit en kwantiteit.

4.2.9 Defensie

Het ministerie van Defensie gebruikt een aantal gebieden op de Veluwe als militaire terreinen (zie kaart

4.7), waarvan de meeste terreinen ook in eigendom zijn van Defensie. In deze paragraaf is een korte

beschrijving van het gebruik in deze gebieden opgenomen. Defensie maakt incidenteel ook gebruik van

gebieden buiten de aangewezen militaire terreinen. Het gaat daarbij om verplaatsingen en oefeningen van

34

Knelpunten en kansenanalyse (2007) Kiwa Water Research/EGC-consult

Page 51: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 47 -

eenheden te voet of rijdend. In beperkte mate verblijven eenheden voor korte of langere tijd buiten de

defensieterreinen, maar wel binnen de Natura 2000-begrenzing.

Over een groot deel van de Veluwe ligt het militair laagvlieggebied VII. In dit gebied wordt geoefend in het

laagvliegen met helikopters. Militaire laagvliegactiviteiten en alle activiteiten die met vliegen verband

houden worden in een aparte Nbwet-vergunning geregeld.

In of rond het Natura 2000-gebied Veluwe bevinden zich ook militaire objecten, zoals kazernes en

opslagplaatsen. De activiteiten die daar plaatsvinden zijn vergelijkbaar met wonen en werken: vervoer van

mensen en goederen, wandelen, e.d.

Van de onderstaande vier Defensieterreinen is een uitgebreid overzicht van de militaire activiteiten

beschikbaar op basis van:

• N2000 deelbeheerplan Artillerieschietkamp Oldenbroek c.a. (Dienst Vastgoed Defensie, 2008)

• Deelbeheerplan Natura 2000 Veluwe, OT Arnhemse Heide, MTL Deelen (Dienst Vastgoed Defensie,

2008)

• Ontwerp beheerplan Infanterieschietkamp, De Harskamp (Bureau Bakker, 2007)

• Passende beoordeling Eder- en Ginkelse heide (Bureau Meervelt, 2008)

• De activiteiten van de overige terreinen staan weergegeven in onderstaande tabel en zijn gebaseerd

op de Globale effectenanalyse militair gebruik op Natura 2000 gebied Veluwe (Commando

Dienstencentra, 2009).

Arnhemse Heide en Vliegbasis Deelen

Op het oefenterrein Arnhemse heide wordt gebruik gemaakt van wielvoertuigen en rupsvoertuigen. De

wiel- en rupsvoertuigen mogen uitsluitend gebruik maken van bestaande wegen en paden binnen het

plangebied (tankbanen). Het rijden op het terrein van MLT Deelen vindt buiten de grenzen van het Natura

2000 gebied Veluwe plaats.

Voor het voltooien van de AMO-opleiding (Algemene Militaire Opleiding) worden veelal oefeningen

uitgevoerd op de Arnhemse Heide. Het groepsverband waarin geoefend wordt kan variëren van een

enkele man tot een kleinere groep tot een gehele compagnie. Nachtelijke activiteiten vinden voor het

grootste deel plaats op de bivakterreinen op het terrein. Deze activiteiten moeten zowel te voet als met

ondersteuning van gemotoriseerde middelen worden uitgevoerd.

Op de Arnhemse Heide is het gebruik van helikopters toegestaan en is in veel gevallen een onderdeel van

de oefeningen. De helikopters landen om de vracht of manschappen af te zetten. Of de helikopters blijven

vlak boven de grond hangen waarbij manschappen deze kunnen verlaten waarna de helikopter het terrein

weer verlaat. Wanneer geland wordt op de helikopterterreinen kunnen de motoren worden stopgezet wat

zorgt voor geluidsreductie. Aan het aantal landingen op de grond is geen maximum verbonden. Het gaat

dan vaak uitsluitend om verplaatsingen van manschappen of materieel. De vliegbewegingen en gebruik

van helikopters op MLT Deelen vindt alleen plaats buiten de begrenzing van het Natura 2000 gebied

Veluwe.

De activiteit graven wordt alleen uitgevoerd tijdens de afronding van de AMOopleiding in de vorm van

putjes graven op handkracht. Na afloop van de oefening worden de putjes weer dichtgemaakt (alleen

toegestaan in graafstroken). Op de bivakterreinen kunnen lig- en kookgleuven worden gegraven tijdens

oefeningen, naderhand worden deze weer dichtgemaakt.

De militairen die oefeningen uitvoeren met de Luchtmobiele troepen zijn bewapend met handvuurwapens,

in incidentele gevallen wordt hiermee met oefenmunitie geschoten op de Arnhemse Heide. Daarnaast

wordt er geschoten op de schietbaan, deze ligt echter buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied

Veluwe.

Page 52: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 48 -

De handgranaatbaan op de Arnhemse Heide ligt buiten de begrenzing van het Natura 2000 gebied

Veluwe.

Artillerieschietkamp Oldebroek(ASK)

Het Artillerieschietkamp bestaat uit een schietterrein en de oefenterreinen Woldberg, Soerel Oost, Soerel

West, ’t Harde en Wezeperberg. Het gehele terrein is gedurende het gehele jaar in gebruik, uitgezonderd

drie weken in de zomer (vakantieperiode bouwvak). Het huidige militaire gebruik bestaat uit militaire

oefeningen met diverse typen vuurmonden en wapensystemen, explosieven en munitie, bivak en andere

terreinoefeningen en proefnemingen.

Op het Artillerieschietkamp wordt gereden met diverse voertuigen, waaronder diverse typen

terreinwagens, vrachtwagens, pantservoertuigen, rupsvoertuigen, mijnenleggers en brandweervoertuigen.

Rijden is aan alle voertuigen behalve rupsvoertuigen toegestaan op de geasfalteerde wegen en

zandwegen en -banen, in bivakterreinen op open plekken en in verzamelgebieden uitsluitend op

zandpaden en –banen, incl. parkeren in de randen daavan. Rupsvoertuigen maken alleen gebruik van de

zandbanen en de opstelplaatsen.

De manschappen verplaatsen zich op het Artillerieschietkamp ook te voet. In principe hoeven

manschappen zich niet te houden aan de padenstructuur, bijv. in het kader van een oefening. Een aantal

plaatsen – waaronder de jeneverbesstruwelen op de Doornspijkse Heide – mogen niet betreden worden.

Oefeningen met onbemande vliegtuigen en radiografisch bestuurbare (model)vliegtuigen vinden plaats in

het hele gebied. De inzet van helikopters blijft beperkt. Helikopters landen en stijgen niet op van het

Artillerieschietkamp (met uitzondering van incidenten). In het OT Woldberg ligt wel een vliegstrip-

/landingsplaats, waar jaarrond geland en opgestegen mag worden. Verder is er een

helikopterlandingsplaats nabij het oefengebied voor de genie (Wezeperberg). Op de Oldebroekse heide is

een gebied specifiek bestemd voor oefeningen met blusheli’s.

Graafwerkzaamheden (ingravingen en grondverzet) in handkracht vinden uitsluitend plaats op “vrij terrein”

en de bivakterreinen.

Schietoefeningen betreft met vrijwel alle kalibers munitie, met als maximum kaliber de 203 mm houwitsers.

Aan de schietoefeningen zijn diverse locaties gerelateerd, zoals de vaste stellinggebieden met de

opstelplaatsen, lanceerterreinen, schietbanen en kogelvangers, oefenheuvels, twee doelengebieden en

waarneemposten. Vanaf de Oldenbroekse Heide en de Doornspijkse Heide wordt geschoten met

Houwitsers, mortieren, lichte antitankwapens en overige wapensystemen.

Op de bivakterreinen slaan variabele groepen manschappen (tot 200 man) hun bivak op d.w.z. stellen

verspreid tenten en voertuigen op, graven latrines en koken in het veld. De kampementen worden 24 uur

per dag intensief gebruikt en bestaan gedurende aaneengesloten periodes van enkele dagen tot 1,5 week.

In het mijnenleggebied (Wezeperberg) wordt geoefend met voertuigen t.b.v. het mijnen leggen. Het

werken met explosieven is gebonden aan de springputten. De bijzondere munitie betreft het gebruik van

rookpotten (om rookschermen mee aan te leggen), het afschieten van lichtkogels (om doelen te verlichten)

en het gebruik van rode en witte fosfor (rode op de grond, witte in de lucht). Deze projectielen hebben hun

werking midden in het doelengebied Oldebroekse heide.

Eder- en Ginkelse heide (EGH)

De Eder- en Ginkelse heide zijn afzonderlijke militaire oefenterreinen die hoofdzakelijk gebruikt worden

door de Luchtmobiele Brigade van de Koninklijke Landmacht en andere eenheden. Op de Eder- en

Ginkelse heide worden zeer frequent verschillende typen militaire oefeningen gehouden. Voor de Eder- en

Ginkelse Heide is een passende beoordeling gemaakt. Op basis daarvan is een Nbwet-vergunning

verkregen.

Page 53: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 49 -

Boven de Eder- en Ginkelse heide worden oefenvluchten uitgevoerd door helikopters:

• vluchten in het kader van het Jaarlijks Oefen Programma (JOP) en diverse opleidingen.

• vluchten op de confined area. Dit houdt in het aanvliegen van, het landen op en het starten van een

landingsplaats in een bosperceel. De routestructuur bestaat uit circuitachtige vliegpatronen.

• overvliegen van Eder- en Ginkelse heide tijdens een navigatievluchten

• technische controlevluchten, koersvluchten en transfervluchten.

Rupsvoertuigen worden uitsluitend gebruikt op de Ginkelse heide en rijden over bestaande zandwegen.

Wielvoertuigen (vrachtwagens, lichte terreinwagens en motoren) worden zowel op Eder- als op Ginkelse

heide gebruikt. Wielvoertuigen maken uitsluitend gebruik van bestaande wegen en paden met

uitzondering van de bivakterreinen en de helilandingsgebieden. Bij de oefeningen worden verschillende

typen (oefen)munitie gebruikt. Tijdens de oefeningen worden geen knallen van kanonnen geproduceerd.

Ook wordt niet met scherp geschoten. Op de Ginkelse heide wordt incidenteel geschoten, het zwaartepunt

ligt op de Ederheide. Daarnaast wordt er ook gebruik gemaakt van seinpatronen en struikeldraad-

lichtsignalen in de avond- en nachtperiode.

Het graven van schuttersputten en ligsleuven vindt uitsluitend plaats in de bivakgebieden met zandgrond

(bosgrond) en niet in de terreinen met Buntgras. Onderkomens en schuttersputten voor één of twee

personen worden alleen gegraven in de graafstroken. Ten aanzien van de Ederheide dient aangemerkt te

worden dat het oefenterrein zuidwest van de Hessenweg (Compagnieopstellingsgebied 4) nagenoeg niet

gebruikt wordt. De reden hiervoor is dat er veel dagrecreanten en loslopende honden in het gebied

aanwezig zijn. Een deel van het gebied is aangewezen als locatie waar honden mogen loslopen.

Infanterieschietkamp Harskamp (ISK)

Het Infanterie Schietkamp de Harskamp is een terrein dat primair bedoeld is voor schietoefeningen met

lichte wapens (handgranaten, handwapens, antitankwapens, mortieren en op voertuigen gemonteerde

wapens). Dat zijn wapens die gedragen kunnen worden door soldaten en gemonteerd op voertuigen. Dit

gebruik vindt gelocaliseerd plaats op 34 banen die langs de randen van het terrein gesitueerd zijn voor

een periode van 45-47 weken per jaar. Het schootsveld is naar het centrum van het terrein gericht, dat

fungeert als veiligheidszone. Er wordt niet gereden met rupsvoertuigen en er vinden beperkt

vliegbewegingen plaats:

• Er is een vergunning op 12 dagen per jaar onbeperkt landingen uit te voeren op de landingsplaatsen

(in praktijk 6 tot 10 landingen per dag);

• Buiten de landingsdagen vinden er taktische oefeningen plaats met helikopters nabij schietbanen (10-

15 dagen per jaar met 10-20 aan- en afvliegbewegingen);

• Vliegbewegingen starten en eindigen buiten het terrein;

Er zijn twee bivakterreinen aanwezig. In de bivakterreinen worden tenten opgezet, om eenheden één of

meerdere dagen te huisvesten. Een bivak moet als een soort "legering te velde" worden gezien, van

waaruit andere militaire activiteiten, waaronder schietoefeningen, worden gehouden. In bivakterreinen

kunnen keukenopstellingen worden neergezet, worden voertuigen geparkeerd en kunnen statische

militaire activiteiten worden gehouden, zoals opstellingen voor verbindingen. Verder kunnen in

bivakterreinen aggregaten worden gebruikt voor stroomvoorziening.

PM Titel bij tabel invoegen (volgende pagina's)

Page 54: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 50 -

Rijd

en

Lopen

Sport

Vlie

gen

Gra

ven

Schie

ten

Fie

tsen

Paard

rijd

en

Sta

tionaire a

ctiviteiten

Pyro

technis

che m

iddele

n

ASK Oldenbroek Op alle

aanwezige

infrastructuur

Rupsvoertuigen

op zandbanen

Gehele terrein

(m.u.v.

jenever-

besstruwelen)

Gehele

terrein

Onbemande

vliegtuigen in

hele gebied

Helikopters op

OT Woldberg

Op ‘vrij terrein’

en bivak-terrein

Diverse locaties

Zware wapens in

stellinggebied

Op wegen

en paden

Op ruiter-

routes

Bivakterrein,

verzamel-

gebied en

pioniergebied

Mijnenleggebied,

springputten,

bijzondere

munitie, kruitver-

branding

Regio ASK

Oldenbroek

Kazerneterrein

Mobiliteits- en

Munitiecomplex

Op alle

aanwezige

infrastructuur

Gehele terrein Sport-

terrein

Indoor

schietbaan

Op alle

aanwe-

zige infra

Op alle

aanwe-

zige infra

Gehele

terrein

Munitie-complex,

laden, lossen en

prepareren

Regio Harderwijk

Beekhuizerzand

Interneringskamp

Op alle

aanwezige infra.

Rupsvoertuigen

op paden in

open terrein

Gehele terrein Helikopter in

open terrein

Op open

terrein

Diemaco in

gehele terrein

Losse munitie,

rookpotten/rook

handgranaten,

hangranaat

nabootsers en

artillerie

nabootsers

Regio Ermelose

heide

Sparrendaal

Ermelose heide

Op alle

aanwezige infra.

Rupsvoertuigen

op paden in

open terrein

Gehele terrein Helikopter in

open terrein

Bivak terreinen

Sparrendaal +

Pioniersgebied

Diemaco in

gehele terrein

Losse munitie,

rookpotten/rook

handgranaten,

hangranaat

nabootsers en

artillerie

nabootsers

Page 55: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 51 -

Regio Ermelose

heide

Mobilieits- en

Munitiecomplex

Op alle

aanwezige

infrastructuur

Gehele terrein Sport-

terrein

Indoor

schietbaan

Op alle

aanwe-

zige infra

Op alle

aanwe-

zige infra

Milieu-eiland

en tankplaats

Munitie-complex,

laden, lossen en

prepareren

Regio Milligen

Garderense veld

Op alle

aanwezige infra.

Rupsvoertuigen

op paden in

open terrein

Gehele terrein Gehele terrein Diemaco in

gehele terrein

Losse munitie,

rookpotten/rook

handgranaten,

hangranaat

nabootsers en

artillerie

nabootsers

Regio Millingen

Nieuw Millingen

Bewaking op

onverharde

paden

van Kamp

richting t'Sol

tijdens JOP

Diemaco gehele

terrein van

KAMP, Convooi,

Zenders,

Ontvangers

Oefening van

externe

klanten op

Greenwood,

t'Sol en

Convooi

Springstof en

oefenmijnen op

Kamp, Convooi,

zenders,

Ontvangers

Regio Stroese

zand

Stroese zand

Op alle

aanwezige infra.

Rupsvoertuigen

op paden in

open terrein

Gehele terrein Helikopter in

open terrein

Pionierterrein

op enkele

toegestane

locaties

Diemaco in

gehele terrein

Losse munitie,

rookpotten/rook

handgranaten,

hangranaat

nabootsers en

artillerie

nabootsers

ISK Harskamp Verharde wegen

langs rand

gebied

Gehele

gebied, vooral

langs randen

Beperkt met

helikopters op

landings-

plaatsen

Gehele terrein 34 schietbanen Bivakterrein rookpotten

Regio ISK

Harskamp

Kazerneterrein en

Mobiliteits- en

Op alle

aanwezige

infrastructuur

Gehele terrein Sport-

terrein

Indoor

schietbaan

Op alle

aanwe-

zige infra

Op alle

aanwe-

zige infra

Gehele

terrein

Munitie-complex,

laden, lossen en

prepareren

Page 56: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

13 augustus 2009, versie 4 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 52 -

Munitiecomplex

Scherpenberg Op alle

aanwezige

infrastructuur

Gehele terrein Wapen Op alle

aanwe-

zige infra

Op alle

aanwe-

zige infra

Bivakterrein

Eder- en Ginkelse

heide

Rupsvoertuigen

op paden in

Ginkelse heide

Wielvoertuigen

op alle

bestaande infra

Gehele terrein Helikopter in

gehele terrein

Op bivakterrein Voornameling

Ederheide met

oefenmunitie

Bivakterrein

Regio Eder- en

Ginkelse heide

Kazerneterrein en

Mobiliteits- en

Munitiecomplex

Op alle

aanwezige

infrastructuur

Gehele terrein Sport-

terrein

Indoor

schietbaan

Op alle

aanwe-

zige infra

Op alle

aanwe-

zige infra

Gehele

terrein

Munitie-complex,

laden, lossen en

prepareren

Arnhemse heide

Arnhemse heide

Vliebasis Deelen

Op alle

aanwezige

infrastructuur

(ook

rupsvoertuigen)

Gehele terrein Helikopter in

gehele terrein.

Vliegbewegin-

gen Deelen

buiten N2000

In graafstroken

en bivakterrein

Op Arnhemse

heide en

schietbaan

buiten N2000

Handgranaatbaan

buiten N2000

Regio Arnhemse

heide

Kazerneterrein en

Mobiliteits- en

Munitiecomplex

Op alle

aanwezige

infrastructuur

Gehele terrein Sport-

terrein

Indoor

schietbaan

Op alle

aanwe-

zige infra

Op alle

aanwe-

zige infra

Gehele

terrein

Munitie-complex,

laden, lossen en

prepareren

Page 57: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 53 -

4.3 Kennislacunes

• Een overzicht van de ligging van drainage ontbreekt

• Een overzicht van de intensiteitgegevens van recreanten die gebruik maken van de verschillende

recreatieve voorzieningen ontbreekt.

Bij het opstellen van het beheerplan was geen beschikking over:

• Een overzicht van activiteiten van natuurbeheer, bosbeheer en beheer van cultuurhistorische

elementen op de Veluwe

• Watergangen en andere ontwateringen

• Openstellingsregels van de natuurgebieden

• De ligging van de hondenlosloopgebieden

Page 58: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 54 - WA-LW20090344

5 TOETSING: EFFECTEN VAN ACTIVITEITEN OP DE DOELSTELLINGEN

In dit hoofdstuk worden de bestaande activiteiten die zijn beschreven in hoofdstuk 4 globaal getoetst aan

de instandhoudingsdoelstellingen voor de Veluwe. Dit kan worden beschouwd als een voortoets. Verkend

wordt of het gebruik negatieve effecten heeft en of deze effecten mogelijk ‘significant’ zijn. Dit betekent dat

door de uitvoering van deze activiteit de instandhoudingsdoelstellingen mogelijk niet gehaald zullen

worden. Ook de effecten van ontwikkelingen in het gebruik en de optelsom (cumulatie) van de effecten van

alle activiteiten worden beschreven.

5.1 Methodiek

In de volgende paragraaf wordt op hoofdlijnen beschreven wat de resultaten zijn van de globale toetsing

van de diverse activiteiten op de Veluwe aan de vier landschappen en de instandhoudingsdoelstellingen

(zie hiervoor hoofdstuk 2 en 3). Het gaat hierbij om de activiteiten natuurbeheer, landbouw, recreatie,

wonen, werken, infrastructuur en water.

De toetsing bestaat uit de volgende stappen:

1. Benoemen van de deelactiviteiten

2. Bepalen gevoeligheid van landschap voor activiteiten op basis van de effectenindicator

3. Bepalen effecten en de mogelijke significantie

4. Cumulatie van effecten

Benoemen deelactiviteiten

De activiteiten die plaatsvinden op en rondom de Veluwe zijn beschreven in hoofdstuk 4.

Bepalen gevoeligheid

Op basis van de knelpuntenanalyse van KIWA35

, het milieutekortenrapport van Alterra36

en de

effectenindicator van LNV is per landschap en bijbehorende soorten een selectie gemaakt van de

gevoeligheid van instandhoudingsdoelen voor mogelijke effecten van activiteiten. In bijlage 4 is de

effectenindicator voor de gehele Veluwe weergegeven.

Op basis van een vergelijking van deze resultaten in relatie tot de systeemkenmerken en knelpunten uit

hoofdstuk 2 zijn de belangrijkste gevoeligheidheden benoemd. Voor de Veluwe gaat het vooral om:

Oppervlakteverlies

Ruimtelijke samenhang (versnippering zowel binnen landschappen als Veluwebreed)

Kwaliteit (aantasting kwaliteit bodem, water, lucht en rust)

In

Tabel 5.1 is een overzicht weergegeven van de gevoeligheden van de vier landschappen

35

Knelpunten en kansenanalyse (2007) Kiwa Water Research/EGC-consult 36

Wamelink, G.W.W., M.H.C. van Adrichem & H.F. van Dobben (2009). Milieutekorten in Gelderse

habitatgebieden; nulmeting op basis van vegetatieopnamen. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1892

Page 59: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 55 -

Tabel 5.1 Samenvatting van de belangrijkste gevoeligheidsindicatoren van de vier landschappen

van de Veluwe.

Kwaliteit Oppervlakte-

verlies

Ruimtelijke

samenhang Bodem Water Lucht Rust

Open zandlandschap

- habitattypen

- soorten

X

XX

X

XX

XX

X

XX

X

XX

X

0

XX

Oud boslandschap

- habitattypen

- soorten

X

XX

X

XX

XX

X

XX

X

XX

X

0

XX

Vennenlandschap

- habitattypen

- soorten

X

XX

X

XX

XX

X

XX

X

XX

X

0

XX

Bekenlandschap

- habitattypen

- soorten

X

XX

X

XX

XX

X

XX

X

XX

X

0

XX

0 = niet gevoelig, x = gevoelig, xx = zeer gevoelig

Bepalen effecten

Omdat de gegevens over de huidige activiteiten op de Veluwe grotendeels op een globaal detailniveau

bekend zijn worden de effecten op het niveau van de vier landschappen bepaald aan de hand van de

belangrijkste gevoeligheden (oppervlakte, ruimtelijke samenhang en kwaliteit). Voor sommige activiteiten

is een aparte toetsing uitgevoerd, die is overgenomen in dit beheerplan. Het gaat hierbij om:

• Houtexploitatie en bosbeheer

• Faunabeheer

• Militaire activiteiten

• Drinkwateronttrekkingen

• Industriële onttrekkingen

• Rijksinfrastructuur

• Natuurbegraven

De gehanteerde methodiek en detailniveau verschillen onderling. De conclusies worden daarom op het

niveau van de landschappen beschreven, zodat op hoofdlijnen de toetsingen vergelijkbaar zijn.

Vervolgens wordt voor de gevoelige activiteiten beoordeeld of de activiteiten mogelijk significante effecten

hebben. We maken daarbij onderscheid in:

• Zeker geen negatief effect en mogelijk zelfs positief

• Effect, maar zeker niet significant

• Effect en kans op significantie

• Dit is per activiteit weergegeven in een tabel met een toelichting.

De toetsing beoogt een tweetal doelen:

1. identificatie van bestaande activiteiten die vergunningplichtig moeten zijn omdat ze als een

plan/project zijn te beschouwen met mogelijk significante effecten

2. identificatie van bestaande situaties die bijgestuurd moeten worden (of gestopt) om de doelen te

halen/ dan wel verslechtering te voorkomen (dus: wáár moet ingegrepen worden).

Cumulatie van effecten

Als laatste wordt bepaald wat de cumulatieve effecten zijn van alle activiteiten gezamenlijk en wordt nog

een keer gekeken of de kernopgaven significant worden beïnvloed.

Page 60: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 56 - WA-LW20090344

5.2 Bos- en natuurbeheer

5.2.1

5.2.2 Gevoeligheid

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Natuurbeheer

Incidentele ingrepen

Periodiek beheer

X

X

X

X

X

X

X

X

XX

X

X

X

XX

X

X

X

Bosbeheer X X XX XX X X X X

Faunabeheer 0 X 0 X X X 0 X

Beheer van

cultuurhistorische

elementen

X X X X X X X X

0 = niet gevoelig, x = gevoelig, xx = zeer gevoelig

5.2.3 Natuurbeheer

Het merendeel van het natuurbeheer op de Veluwe omvat het beheer dat sinds jaar en dag plaatsvindt en

vooral gericht is op het verminderen van de effecten als gevolg van vermesting, verzuring en verdroging.

Op hoofdlijnen gaat het hierbij met name om instandhouden, ontwikkelen en vergroten van de heide- en

stuifzandgebieden met de daarbij behorende vegetaties. Dit sluit aan op de instandhoudingsdoelstellingen

van de Veluwe.

Naast het reguliere beheer en onderhoud is er ook sprake van herstel- en inrichtingsmaatregelen. Dit zijn

grotere ingrepen die niet tot het bestaand gebruik behoren, omdat deze niet continu op een bepaalde wijze

worden uitgevoerd. Deze ingrepen worden in principe niet in het beheerplan getoetst en daarvan zal apart

beoordeeld moeten worden of een Natuurbeschermingswetvergunning nodig is, tenzij deze maatregelen

uiteindelijk in het maatregelenpakket van dit beheerplan zijn opgenomen.

Effecten op oppervlakte

Natuurbeheer heeft tot doel om de bestaande oppervlakte van alle habitattypen en leefgebieden minimaal

in stand te houden en te vergroten op locaties waar door beheer verbetering van de kwaliteit ontstaat

(bijvoorbeeld het plaggen van vergraste heide). Natuurbeheerorganisaties werken conform de

gedragscodes Natuurbeheer en Bosbeheer. Deze gedragscodes zijn opgesteld in het kader van de Flora-

en faunawet (soortbescherming) en behouden ook de oppervlaktes van leefgebieden van soorten.

Effecten op ruimtelijke samenhang

De ruimtelijke samenhang binnen de landschappen ontbreekt op dit moment deels door scherpe

overgangen tussen bos en heide/stuifzanden en beken, beperkte afwisseling, structuur en heteroginiteit,

waardoor mozaïeken van habitattypen niet voldoende ontwikkeld zijn. Een dergelijke situatie levert

belemmeringen voor verschillende foerageer- en broedgebieden van de vogelsoorten (nachtzwaluw,

draaihals, boomleeuwerik, duinpieper, roodborsttapuit, tapuit, grauwe klauwier, wespendief en zwarte

specht) van de Veluwe. Ook versnippering van kleine oppervlakten van habitattypen met name aan de

randen van de Veluwe belemmert de ruimtelijke samenhang. Het huidige natuurbeheer heeft er tot nu toe

niet toe geleid dat deze ruimtelijke samenhang goed is ontwikkeld.

Effecten op kwaliteit

• Verstoring door geluid

• Optische verstoring

• Verstoring door mechanische effecten

Page 61: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 57 -

• Verstoring door menselijke activiteiten door natuurbeheermaatregelen, inventarisatie en monitoring is

vooral relevant voor de broedvogels en de meervleermuis, omdat deze soorten hier gevoelig voor zijn.

Rustverstoring veroorzaakt een afname van de kwaliteit van betreffende leefgebieden. De overige

habitatsoorten (gevlekte witsnuitlibel, vliegend hert, beekprik, rivierdonderpad, kamsalamander en

drijvende waterweegbree) zijn niet gevoelig voor verstoring door menselijke activiteiten.

Bij het periodieke beheer, zoals begrazen, maaien, verwijderen boomopslag en plaggen, wordt gewerkt

volgens de gedragscodes Natuurbeheer en Bosbeheer. Deze gedragscodes zijn opgesteld in het kader

van de Flora- en faunawet (soortbescherming) en voorkomen verstoring van habitat- en vogelsoorten.

Monitoringswerkzaamheden, kartering en onderzoek vindt zorgvuldig plaats (m.n. in betredingsgevoelige

habitattypen als blauwgrasland en hoogveenveentjes, zodat geen negatief effect op de

instandhoudingsdoelstellingen optreedt.

De kwaliteit van de oude eikenbossen wordt belemmerd door opslag van Amerikaanse vogelkers en beuk.

Het huidige natuurbeheer heeft deze kwaliteitsafname niet kunnen tegenhouden.

5.2.4 Bosbeheer

Onderstaande toetsing is gebaseerd op de rapportage ‘Perspectieven bosbeheer onder Natura 2000

Veluwe’ van Stichting Probos37

. Voor een volledig overzicht en onderbouwing van de relatie tussen

bosbeheer en Natura 2000, wordt verwezen naar bovenstaande rapportage.

Het bosbeheer bestaat kortweg uit het vellen, rooien en aanplanten van bomen, omvormen van bossen en

alle logistiek die daarvoor nodig is. Bosbeheer kan ook bijdragen aan het behalen van de

instandhoudingsdoelstellingen door het creëren van een betere bosstructuur (doodhout, mozaïeken, open

plekken en verbeteren overgangen heide en stuifzand).

Het bosbeheer op de Veluwe kan mogelijk direct invloed hebben op twee aan bosmilieus gebonden

habitattypen (beuken-eikenbos met hulst en oude eikenbossen) en op vijf soorten (zwarte specht,

wespendief, nachtzwaluw, draaihals en vliegend hert) die voor hun instandhouding afhankelijk van bos. De

overige habitattypen en –soorten worden zeker niet door bosbeheer beïnvloed en ondervinden dus geen

effect.

Effecten op oppervlakte

Het bosbeheer heeft een negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van het boslandschap als

het gaat om oppervlakteverlies als gevolg van:

• Kap van nestbomen;

• Grootschalig omvormen van naaldbos;

• Kap van bomen voordat deze de zeer oude boomfase en vervalfase kunnen bereiken;

• Dicht laten groeien van bos zodat deze minder geschikt wordt voor insecten;

• Creëren van kapvlaktes.

Het bosbeheer heeft een negatief effect van het vliegend hert indien sprake is van het verloren gaan van

leefgebied in de vorm van dode en kwijnende eiken en stobben. Het bosbeheer heeft een negatief effect

op de instandhoudingsdoelstellingen van de zwarte specht, wespendief en draaihals als het gaat om

verwijderen van nestbomen. Het verwijderen van nestbomen is verboden in het kader van de Flora- en

faunawet en de gedragscode bosbeheer en zal in de praktijk in principe niet meer voorkomen. Verder

ondervindt de zwarte specht negatieve effecten van het bosbeheer als het gaat om het omvormen van

grote oppervlaktes naaldbos wat een belangrijk foerageergebied is. Daarnaast heeft de soort oude bomen

nodig die in de oude boomfase of vervalfase zitten.

Oppervlakteverlies als gevolg van het kappen van percelen bos en omvorming binnen de habitattypen

beuken-eikenbos met hulst en oude eikenbos naar andere bostypen heeft een negatief effect op het

oppervlak van deze habitattypen.

Effecten op ruimtelijke samenhang

37

Perspectieven bosbeheer onder Natura 2000 Veluwe’ (2009) Stichting Probos

Page 62: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 58 - WA-LW20090344

De ruimtelijke samenhang ontbreekt binnen deels binnen het boslandschap als gevolg van het dicht laten

groeien van bossen, bosranden en paden. Het laten dichtgroeien van bossen, bosranden en het afsluiten

en laten dichtgroeien van bospaden heeft een negatief effect op de instandhoudingsdoelstelling van de

draaihals, zwarte specht en wespendief, omdat hiermee de kwaliteit van het leefgebied en

foerageergebied (insecten) verloren gaat door minder zonlicht dat op de bodem kan doordringen.

De nachtzwaluw is vooral afhankelijk van heidegebieden, waardoor het bosbeheer slechts beperkte

invloed heeft op deze soort in de vorm van het laten dichtgroeien van bos en bosranden, wat zowel broed-

als foerageergebied betreft.

Effecten op kwaliteit

• Verstoring door geluid

• Optische verstoring

• Verstoring door mechanische effecten

Bij het bosbeheer wordt gewerkt volgens de gedragscode Bosbeheer, waardoor geen verstoring op

habitat- en vogelsoorten optreedt. Het broedseizoen van de nachtzwaluw en de wespendief loopt echter

tot eind augustus. Deze periode is niet in zijn geheel gedekt door de eisen die de gedragscode bosbeheer

stelt aan uitvoeringsperioden van het bosbeheer. Werkzaamheden binnen het leefgebied van de

nachtzwaluw en de wespendief in deze periode hebben bosbeheeractiviteiten in de directe omgeving van

nestbomen hebben invloed op de kwaliteit van het leefgebied van de nachtzwaluw door verminderde rust.

Daarnaast is de wespendief erg gevoelig voor verstoring tijdens het foerageren op wespennesten dat

vooral in de periode van mei en eind augustus plaatsvindt als de werksters van en naar het nest vliegen,

waardoor de wespendief ze kan lokaliseren. Deze periode wordt niet gedekt door de gedragscode, wat

betekent dat de uitvoering van bosbeheeractiviteiten invloed heeft op de foerageergebieden van de

wespendief. Er zijn geen aanwijzingen dat de mogelijke verstoring van deze vogelsoorten als gevolg van

bosbeheer een negatieve invloed heeft op de instandhoudingsdoelstellingen.

De kwaliteit van de oude eikenbossen wordt belemmerd door opslag van Amerikaanse vogelkers en beuk.

Het huidige bosbeheer heeft deze kwaliteitsafname niet kunnen tegenhouden.

5.2.5 Faunabeheer

Onderstaande toetsing is gebaseerd op de rapportages van Altenburg & Wymenga en Bureau Oord

Faunatechniek (2008)38

en Fopma (Provincie Gelderland, 2009)39

. Voor een volledig overzicht en

onderbouwing van de relatie tussen bosbeheer en Natura 2000, wordt verwezen naar deze rapportages.

Activiteiten in het kader van het faunabeheer bestaan uit het afschot en vangen van dieren met

verschillende middelen. Het belangrijkste effect is het verstoren van soorten en betreden van habitattypen.

Het faunabeheer op de Veluwe heeft daarom invloed op twee vogelsoorten (nachtzwaluw en duinpieper)

en twee habitattypen (actief hoogveen en blauwgrasland). Voor alle overige soorten en habitattypen geldt

dat voor alle getoetste vormen van jacht, beheer en schadebestrijding er geen sprake is van een mogelijk

effect. Voor jacht beheer en schadebestrijding buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied worden

geen effecten op de instandhoudingsdoelen verwacht.

Effecten op oppervlakte

Faunabeheer heeft geen effect op de oppervlakte van habitattypen en leefgebieden van soorten.

Effecten op ruimtelijke samenhang

Faunabeheer heeft geen effect op de ruimtelijke samenhang van habitattypen en leefgebieden van

soorten.

38

Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek en Bureau Oord Faunatechniek; Effectenstudie jacht, beheer en

schadebestrijding in Natura 2000 –gebieden (A&W-rapport 1036, Veenwouden 2008) 39

Ontwerp beheerplan Veluwe, Toets jacht, beheer en schadebestrijding (2009). A. Fopma, Provincie Gelderland

(intern werkdocument)

Page 63: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 59 -

Effecten op kwaliteit

• Betreding van gevoelige habitattypen (verstoring door mechanische effecten)

• Verstoring van gevoelige soorten (verstoring door geluid, licht en optische verstoring)

Het habitattype heideveentjes komt op enkele plaatsen op de Veluwe voor (Kootwijkerveen en

Mosterdveen). De begroeiingen zijn zeer gevoelig voor betreding. Omdat het hier om hoogveenvennen en

hellingveentjes gaat, zal het in de praktijk weinig voorkomen dat de meest kwetsbare delen betreden

moeten worden in het kader van jacht, beheer of schadebestrijding. Geschoten wild kan opgehaald

worden door een jachthond. In andere delen van de Veluwe zijn er ontwikkelingsmogelijkheden voor actief

hoogveen. Ook op deze kansrijke plekken zal regelmatige betreding door mensen (drijvers) moeten

worden vermeden.

Op enkele plekken op de Veluwe komt het habitattype blauwgrasland voor. Vooral in de overgangszones

van de hoger liggende zandgronden naar lager gelegen leemgronden en veen komen de meer kwetsbare

vegetaties voor. Deze delen zijn gevoelig voor intensieve betreding. Jacht, beheer en schadebestrijding

kunnen hier plaats vinden mits deze kwetsbare delen worden ontzien en niet regelmatig worden betreden

(drijvers) en het geschoten wild wordt opgehaald door een jachthond.

Jacht, beheer en schadebestrijding hebben een verstorende werking op nachtzwaluw voor zover het

activiteiten betreft die plaatsvinden in de schemering en nachtelijke uren in heidegebieden met bos tijdens

het broedseizoen. Er gaat vooral een verstorende werking uit van activiteiten die gepaard gaan met lawaai

en licht (honden en het gebruik van kunstlicht).

Jacht, beheer en schadebestrijding hebben een verstorende werking op het leefgebied van de

broedvogels voor zover het dagactiviteit betreft in en rondom de broedgebieden in open

stuifzandgebieden. Er gaat vooral een verstorende werking uit van bewegende elementen in het veld

(drijvers, jacht voor de voet en vooral de aanwezigheid van honden) en het geluid van schoten. Jacht op

konijnen heeft alleen dan een negatief effect wanneer in het open veld wordt gejaagd en met een

jachtvogel. Jacht, beheer en schadebestrijding die overdag plaats vinden moeten in de open

stuifzandgebieden worden vermeden.

5.2.6 Beheer van cultuurhistorische elementen

Het gaat hierbij om het instandhouden van cultuurhistorische elementen als lanen, grafheuvels, celtic

fields, sprengenbeken en bebouwing.

Effecten op oppervlakte

Beheer van cultuurhistorische elementen heeft geen effect op de oppervlakte van habitattypen en

leefgebieden van soorten.

Effecten op ruimtelijke samenhang

Beheer van cultuurhistorische elementen heeft geen effect op de ruimtelijke samenhang van habitattypen

en leefgebieden van soorten.

Effecten op kwaliteit

Beheer van cultuurhistorische elementen heeft geen effect op de kwaliteit van habitattypen en

leefgebieden van soorten, omdat het instandhouden van een bestaande situatie op zeer kleine schaal

betreft. Tevens moet hierbij ook rekening worden gehouden met de Flora- en faunawet waardoor effecten

op vogel- en habitatsoorten niet optreden.

5.2.7 Conclusie

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Page 64: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 60 - WA-LW20090344

Natuurbeheer 0 0 0 0 0 0 0 0

Bosbeheer

- areaalverlies

- kwaliteitsverlies

0

0

0

0

0

X

X

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Faunabeheer

- verstoring

- betreding

0

0

X

0

0

0

0

0

0

X

0

0

0

X

0

0

Beheer van

cultuurhistorische

elementen

0 0 0 0 0 0 0 0

0 = geen effect, x = effect, xx = kans op significant effect

Aanbevelingen

Indien bij het bos- en natuurbeheer gewerkt wordt conform de gedragscodes bosbeheer en natuurbeheer

is er geen sprake van een negatief effect. Wel moet het huidige natuurbeheer aangepast worden om de

ruimtelijke samenhang te verbeteren. De opslag van Amerikaanse vogelkers en beuk binnen de

habitattype oude eikenbossen moet beter besteden worden in het bos- en natuurbeheer.

Het faunabeheer heeft geen negatief effect op habitattypen en soorten. Wel moet betreding van

heideveentjes en blauwgraslanden voorkomen worden. Verstoring tijdens nachtelijke uren in leefgebieden

van de nachtzwaluw moet gemeden worden. Ook de duinpieper (niet meer aanwezig op de Veluwe) is hier

gevoelig voor.

5.3 Landgoederen

Alle activiteiten die plaatsvinden op landgoederen vallen onder de overige sectoren en zijn daar getoetst.

5.4 Landbouw

Onder landbouw verstaan we de bedrijfstypen: melkveehouderij, overige graasdierhouderij en intensieve

veehouderij, akkerbouw, fruitteelt, boomteelt en tuinbouw. Voor de landbouw geldt dat de percelen waar

landbouw plaatsvindt buiten de begrenzing vallen van het Natura 2000-gebied. Voor de effectbeoordeling

zijn met name effecten die uitstraling binnen de Natura 2000-begrenzing hebben van belang. Tevens zijn

er soorten die voor hun voortbestaan afhankelijk zijn van de landbouwgebieden of hun leefgebied deels in

landbouwgebied hebben zoals de wespendief, ijsvogel, kamsalamander, rivierdonderpad en beekprik.

5.4.1 Gevoeligheid

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Grond- en

gewasbescherming

X 0 X 0 X 0 X X

Bemesting XX X XX X XX X XX X

Lozing en

wateronttrekking

0 0 0 0 XX XX XX XX

Onderhoud X X X X X X X X

Veehouderijen XX X XX X XX X XX X

0 = niet gevoelig, x = gevoelig, xx = zeer gevoelig

5.4.2 Grond/gewasbewerking en -bescherming

Het gaat hierbij om werkzaamheden die nodig zijn om de grond en gewas te bewerken (maaien en

ploegen e.d.) en te beschermen (bestrijdingsmiddelen).

Page 65: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 61 -

Effecten op oppervlakte

Activiteit heeft geen effect op oppervlakteverlies habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden.

Effecten op ruimtelijke samenhang

Activiteit heeft geen effect op de ruimtelijke samenhang van habitattypen en leefgebieden soorten, omdat

de activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden.

Effecten op kwaliteit

• Verstoring door menselijke activiteit en machinerie;

• Verontreiniging door bestrijdingsmiddelen;

Deze werkzaamheden veroorzaken vooral verstoring door mechanische effecten. Deze effecten vinden

alleen op de agrarische gronden plaats en zullen niet doorwerken tot in de habitattypen binnen het Natura

2000-gebied. Gebruik van bestrijdingsmiddelen kan zorgen voor verontreiniging. Het wettelijk kader ‘Wet

gewasbeschermingsmiddelen en biociden’ zorgt ervoor dat de uitspoeling beperkt is. De hoeveelheid

bestrijdingsmiddelen die de habitattypen bereikt is daarom verwaarloosbaar. Grond- en gewasbeperking

en grond- en gewasbescherming veroorzaakt geen negatief effect op het behalen van de

instandhoudingsdoelstellingen.

5.4.3 Bemesting

Het gaat hierbij om bemesting van agrarische gronden door kunstmest, en zodenbemesting en

mestinjectie.

Effecten op oppervlakte

Activiteit heeft geen effect op oppervlakteverlies habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden. Wel kan door een dermate grote

kwaliteitsafname een gebied niet (meer) kwaliferend zijn als habitattype of leefgebied van een soort. Dit is

dan beschreven bij de kwaliteitseffecten.

Effecten op ruimtelijke samenhang

Activiteit heeft geen effect op de ruimtelijke samenhang habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden.

Effecten op kwaliteit

• Afname kwaliteit van bodem en water door toename nutriënten (vermesting).

Bemesting vindt buiten de Natura 2000-begrenzing plaats en kan individueel en/of cumulatief zorgen voor

kwaliteitsverlies door vermesting als de uit- en afspoeling effect heeft op de kwaliteit van oppervlaktewater-

en grondwaterstromen richting Natura 2000-gebied. Nagenoeg alle habitattypen van de Veluwe zijn

gevoelig voor vermesting. Er is op dit moment onvoldoende informatie over de invloed van bemesting op

habitattypen en soorten voorhanden om het effect goed te kunnen bepalen. De effecten zijn afhankelijk

van de locatie van bemesting, grondwaterstromen en de ligging van gevoelige habitattypen.

Er zijn indicaties dat de volgende habitattypen en soorten negatieve gevolgen ondervinden van bemesting

als gevolg van toestroming van nutriënten- en sulfaatrijk grondwater door bemesting buiten Natura 2000-

gebied: beken met waterplanten, blauwgraslanden, zwak gebufferde vennen, heischrale graslanden,

vochtige heide, heideveentjes, pioniervegetatie met snavelbies en vochtige alluviale bossen40

. Hierdoor

wordt ook de drijvende waterweegbree negatief beïnvloed vanwege afname van de kwaltieit van de

standplaats41

. Het is mogelijk dat hierdoor bepaalde gebieden zich niet (meer) kwalificeren als habitattype.

40

Knelpunten en kansenanalyse (2007) Kiwa Water Research/EGC-consult 41

Schut, D., R. Felix, R. Krekels (2008) Factsheets Natura 2000 Gelderland. Habitatsoorten in Natura 2000 gebieden.

Natuurbalans

Page 66: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 62 - WA-LW20090344

5.4.4 Lozing, drainage, beregening en overige wateronttrekkingen

Er zijn geen lozingsvergunningen bekend op de Veluwe, zodat deze activiteiten niet nader getoetst

worden. Drainage, beregening en overige waterontrekkingen voor landbouwkundige doeleinden vinden

buiten de Natura 2000-begrenzing plaats. Een compleet overzicht van hoeveelheden en locaties is niet

bekend.

Effecten op oppervlakte

Genoemde activiteiten hebben geen effect op oppervlakteverlies habitattypen en leefgebieden soorten,

omdat de activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden. Wel kan door een dermate grote

kwaliteitsafname een gebied niet (meer) kwaliferend zijn als habitattype of leefgebied van een soort. Dit is

dan beschreven bij de kwaliteitseffecten.

Effecten op ruimtelijke samenhang

Activiteit heeft geen effect op de ruimtelijke samenhang habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden.

Effecten op kwaliteit

• Verdroging door grondwaterstandsdaling

Er is geen compleet overzicht van de aanwezigheid en ligging van dergelijke activiteiten. Individueel zijn

dergelijke activiteiten echter dermate kleinschalig dat een negatief effect op de instandhoudings-

doelstellingen van de Veluwe niet aan de orde zijn in het Hierdense beekdal . Cumulatief echter is er wel

een negatief effect.

Grondwaterstandsdaling als gevolg van alle ontwateringen binnen landbouwgronden aan de randzone van

de Veluwe en in intrekgebieden heeft zeker negatieve gevolgen voor vochtige heide en alluviale bossen.

Mogelijk treden ook negatieve gevolgen op binnen beken met waterplanten, heischrale graslanden,

blauwgraslanden, heideveentjes en pioniervegetatie met snavelbies42,43

. Door verdroging neemt de

kwaliteit van deze habitattypen af als gevolg van vochtgebrek, toename van nutriënten door mineralisatie

en afname van de natuurlijke dynamiek van het waterregime. Indien deze kwaliteitsafname groot is,

kwalificeert een dergelijk gebied niet meer als habitattype. Deze kwaliteitsafname heeft daardoor ook

gevolgen voor de kwaliteit van het leefgebied van de soorten die afhankelijk zijn van deze habitattypen. Dit

zijn de soorten van het vennen- en bekenlandschap (gevlekte witsnuitlibel, kamsalamander, drijvende

waterweegbree, beekprik, rivierdonderpad, nachtzwaluw, grauwe klauwier en roodborsttapuit).

5.4.5 Onderhoud watergangen en erfbeplanting

Het gaat hiebij om het schonen en baggeren van watergangen en dunnen en snoeien van erfbeplanting.

Effecten op oppervlakte

Activiteit heeft geen effect op oppervlakteverlies habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden.

Effecten op ruimtelijke samenhang

42

Knelpunten en kansenanalyse (2007) Kiwa Water Research/EGC-consult 43

Wamelink, G.W.W., M.H.C. van Adrichem & H.F. van Dobben (2009). Milieutekorten in Gelderse

habitatgebieden; nulmeting op basis van vegetatieopnamen. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1892

Page 67: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 63 -

Activiteit heeft geen effect op de ruimtelijke samenhang habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden.

Effecten op kwaliteit

• Lokale verstoring door menselijke activiteiten en machinerie.

Deze werkzaamheden vinden plaats buiten de Natura 2000-begrenzing en de optredende verstoring

veroorzaakt geen externe werking op de instandhoudingsdoelstellingen van de Veluwe. Wel moet

rekening worden gehouden met de Flora- en faunawet om effecten op beschermde soorten zoals

broedvogels, kamsalamander, rivierdonderpad en beekprik te voorkomen, die ook als

instandhoudingsdoelstellingen van de Veluwe van belang zijn.

5.4.6 Intensieve en grondgebonden veehouderijen

Bij deze activiteit gaat het om het houden van vee met als gevolg de emissie van stikstof en de depositie

van deze stikstof in het Natura 2000-gebied.

Effecten op oppervlakte

Activiteit heeft geen effect op oppervlakteverlies op habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden. Wel kan door een dermate grote

kwaliteitsafname een gebied niet (meer) kwalificerend zijn als habitattype of leefgebied van een soort. Dit

is dan beschreven bij de kwaliteitseffecten.

Effecten op ruimtelijke samenhang

Activiteit heeft geen effect op de ruimtelijke samenhang habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden.

Effecten op kwaliteit

Een deel van de depositie van stikstof op de Veluwe is afkomstig vanuit de landbouw. PM Tabel invoegen

Op de Veluwe komen verschillende habitattypen voor die gevoelig zijn voor stikstofdepositie. Deze

habitattypen kennen verschillende zogenaamde kritische depositiewaarden. Dit zijn waarden die

wetenschappelijk zijn bepaald en die tot uitdrukking brengen dat bij een depositie beneden deze waarde

een habitattype geen schade ondervindt van de depositie van stikstof/ammoniak. Voor de habitattypen op

de Veluwe variëren deze waarden van 410 mol/ha/jr voor zwakgebufferde vennen tot meer dan 2400 mol

ha/jr voor beken met waterplanten. Uit onderzoek van Alterra uit 2009 blijkt dat de totale depositie op de

Veluwe varieert van ruim 2300 mol/ha/jr in het noordoostelijk deel van het Veluwe tot bijna 2650 mol/ha/jr

in het zuidwestelijke deel van het gebied. Voor de meeste habitattypen is dit enkele malen hoger dan de

kritische depositiewaarde.

De effecten moeten bepaald worden als de analyse op basis van de IDAM-gegevens bekend zijn.

Duidelijkheid moet komen tussen het onderzoek naar de milieukwaliteiten waar gevolgen van N-depositie

niet terug te vinden zijn in ammonium- en nitraatoverschotten in de bodem en het onderzoek naar N-

depositie.

Page 68: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 64 - WA-LW20090344

5.4.7 Conclusie

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Grond- en

gewasbescherming

0 0 0 0 0 0 0 0

Bemesting

- vermesting

0

0

0

0

X/XX

X/XX

X/XX

X/XX

Lozing en

wateronttrekking

- verdroging

0

0

0

0

X/XX

X/XX

X/XX

X/XX

Onderhoud 0 0 0 0 0 0 0 0

Veehouderijen

- N-depositie

XX

X/XX

XX

X/XX

XX

X/XX

XX

X/XX

0 = geen effect, x = effect, xx = kans op significant effect

Aanbevelingen

Een nadere effectanalyse is noodzakelijk om duidelijkheid te krijgen waar bemesting, onttrekking, drainage

en beregening een concreet knelpunt vormt voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen.

Afstemming tussen de onderzoeken van N-depositie en milieutekorten om discrepanties tussen beperkte

ammonium- en nitraatoverschotten in de bodem maar wel te hoge N-depositie op te helderen.

5.5 Recreatie en toerisme

Er komen op en rond de Veluwe verschillende vormen van recreatie voor zoals dagrecreatie,

verblijfsrecreatie (campings en bungalowparken) en parkeerplaatsen/transferia van waaruit mensen op de

Veluwe gaan wandelen (al dan niet met hond), fietsen, mountainbiken, paardrijden (al dan niet met

aangespannen wagens), etc. Het is niet mogelijk om de toetsing van alle type recreatieve activiteiten

afzonderlijk uit te voeren, omdat hiervoor gegegens over exact gebruik en intensiteiten ontbreken. Om een

globale indicatie te krijgen van de impact van recreatieve activiteiten wordt de verspreiding van recreanten

vanaf parkeerplaatsen en verblijfsrecreatieterrein bepaald. Vanuit het Groei & Krimp beleid van de

provincie wordt voor het beïnvloedingsgebied een maximale verstoringszone van 3 kilometer

aangehouden, omdat de inschatting is dat de recreatieve activiteiten maximaal zover reiken vanaf

parkeerplaatsen en verblijfsrecreatie. Hierbij zal in een kleine zone rondom de recreatievoorziening de

intensiteit van recreanten groter zijn dan op een afstand van 3 kilometer, zoals Tabel 5.2 is aangegeven.

Tabel 5.2 Verstoringsafstanden van recreatieve voorzieningen

5.5.1 Gevoeligheid

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Recreatieve

activiteiten

0 XX 0 XX 0 XX 0 XX

0 = niet gevoelig, x = gevoelig, xx = zeer gevoelig

Afstand tot recreatieve voorziening Type recreatie

Tot 50 meter Hoge recreatiedruk (intensief gebruik)

Tot 1 kilometer Matige recreatiedruk (rondje om)

Tot 3 kilometer Lage recreatiedruk (extensieve recreatie)

Page 69: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 65 -

5.5.2 Recreatieve activiteiten

De gehele Veluwe is bedekt met een groot, fijnmazig netwerk van paden en wegen waarop recreanten

zich verspreiden, waardoor de invloed van recreanten in beginsel op de hele Veluwe merkbaar zal zijn. Er

wordt vanuit gegaan dat recreanten zich voornamelijk bewegen op wegen en paden, na zonsopgang en

voor zonsondergang en met aangelijnde honden. Dit laatste geldt niet voor de hondenlosloopgebieden.

Effecten op oppervlakte

• Oppervlakteverlies door betreding

De habitattypen ondervinden geen oppervlakteverlies van recreatieve activiteiten door betreding en

andere activiteiten die de vegetatie aantasten, omdat betreding voornamelijk op bestaande wegen en

paden plaatsvindt. Kwetsbare plekken op de Veluwe zoals de Leemputten zijn overigens niet toegangelijk

voor recreanten. Daarnaast is het habitattype stuifzanden gebaat bij betreding omdat op deze manier het

zand open en stuivend wordt gehouden. Negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van

habitattypen op de Veluwe als gevolg van betreding is niet aan de orde.

Ook andere vormen van recreatie en toerisme leiden niet tot fysieke aantasting van habitattypen. Wel kan

door een dermate grote kwaliteitsafname een gebied niet (meer) kwaliferend zijn als leefgebied van een

soort. Dit is dan beschreven bij de kwaliteitseffecten.

Effecten op ruimtelijke samenhang

Activiteit heeft geen effect op ruimtelijke samenhang habitattypen en leefgebieden soorten, omdat geen

sprake is van fysieke aantasting.

Effecten op kwaliteit

• Verstoring als gevolg van de aanwezigheid van mensen, paarden, honden etc.

Habitattypen zijn niet verstoringsgevoelig voor aanwezigheid van mensen, mede omdat recreanten zich

voornamelijjk via wegen en paden verspreiden, die niet zijn aangewezen als habitattype. De

habitatsoorten waarvoor de Veluwe is aangewezen zijn ook niet verstoringsgevoelig voor aanwezigheid

van mensen, met uitzondering van de meervleermuis. De meervleermuis overwintert uitsluitend in bunkers

op de Veluwe. Deze zijn niet toegankelijk voor recreanten en daarom is hiervan geen effect te verwachten.

Recreatieve activiteiten hebben daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van

habitattypen en –soorten.

De broedvogels van de Veluwe zijn wel gevoelig voor de aanwezigheid van mensen, met uitzondering van

de roodborsttapuit44

. In veel studies is een verband aangetoond tussen de recreatiedruk, dichtheden van

broedvogels en een verminderd broedsucces45

. Het effect van de verstoring wordt bepaald door een

aantal mechanismen: locatie, periode, intensiteit, recreatievorm, verplaatsingssnelheid, aantal deelnemers

e.d. Het type en de schaal van een reactie op verstoring verschilt per vogelsoort46

. Zelfs binnen een soort

is de reactie afhankelijk van tijd, plaats en individu. In sommige gevallen treedt gewenning op.

Deskundigen schatten de invloed van wandelaars met honden het hoogst in, vooral bij loslopende

honden44

. Het effect van fietsers wordt laag ingeschat. Omdat de fietser zich relatief snel en geruisloos

over een verhard pad beweegt, is te verwachten dat de verstoring door fietsers minder zal zijn dan door

wandelaars. Dit komt doordat de voorspelbaarheid van de beweging groter is en de duur van de verstoring

minder lang is44

. Dit is mogelijk anders voor mountainbikers, aangezien zij gebruik maken van de

onverharde paden. Er is in Nederland weinig onderzoek gedaan naar de effecten van mountainbikers.

44

Sierdsema, H., J. van Diermen, B. Aarts, L. van den Bremer en A. van Kleunen (2008). Factsheets van broedvogels

in de Natura 2000-gebieden van Gelderland. SOVON onderzoeksrapport 2008/14 45

Krijgsveld K.L., Van Lieshout, S.M.J., Van der Winden J., en Dirksen S. (2004), Verstoringsgevoeligheid van vogels.

Literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Rapport 03-197. Bureau Waardenburg bv, Culemborg. 46

Henkens R. (1998) Ecologische capaciteit natuurdoeltypen I, Methode voor bepaling effect recreatie op broedvogels,

IBN-rapport 363, Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen

Page 70: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 66 - WA-LW20090344

De invloedzone van 3 kilometer rondom parkeerplaatsen en verblijfsrecreatieve voorzieningen laat in een

worst-case scenario zien dat bijna de gehele Veluwe wordt beïnvloed door menselijke aanwezigheid (zie

kaarten 5.1 t/m 5.8), als gevolg van de grote spreiding van recreatieve voorzieningen. Dit komt overeen

met het beeld van de recreatieve spreiding als de dichtheid aan paden wordt beschouwd. Dit betekent dat

nagenoeg alle leefgebieden van vogels beïnvloed worden door recreanten. Of dit mogelijk een negatief

effect heeft op het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen is afhankelijk van de

verstoringsgevoeligheid, de staat van instandhouding en de trend in aantallen van de verschillende

soorten.

In Tabel 5.3 is een overzicht weergegeven van de trends, staat van instandhouding en gevoeligheid van

soorten voor recreatie. Op basis hiervan is bepaald of een negatief effect aanwezig kan zijn en of deze

ook groot is. Of het effect in strijd is met de instandhoudingsdoelstellingen wordt vervolgens bepaald voor

de vogelsoorten waarvoor negatieve effecten worden verwacht.

Tabel 5.3 Overzicht van de trends, staat van instandhouding en gevoeligheid van soorten voor

recreatie

Soort Gevoelig voor recreatie47

Trend Staat van instandhouding Veluwe

A072 – Wespendief Ja < Matig ongunstig

A224 – Nachtzwaluw Ja > Gunstig

A229 – IJsvogel Ja ? Gunstig

A233 – Draaihals Ja < Zeer ongunstig

A236 – Zwarte specht Ja ? Matig ongunstig

A246 – Boomleeuwerik Ja > Gunstig

A255 – Duinpieper Ja < Zeer ongunstig

A276 – Roodborsttapuit Nee > Gunstig

A277 – Tapuit Ja < Zeer ongunstig

A338 – Grauwe klauwier Mogelijk < Zeer ongunstig

Het broedsucces van de roodborsttapuit wordt niet negatief beïnvloed door recreanten. Het broedsucces

van de boomleeuwerik, nachtzwaluw, wespendief, zwarte specht en ijsvogel worden wel negatief

beïnvloed door intensief recreatief medegebruik. Uit een steekproef op de Veluwe (Planken Wambuis)

blijkt broedsucces van de nachtzwaluw in een opengesteld gebied te dalen naar 12% ten opzichte van

60% succes in een gebied zonder recreatie. De ijsvogel is gevoelig voor waterrecreatie, wanneer nesten

per ongeluk worden vertrapt of vogels dusdanig worden verstoord dat het nest met jongen verlaten wordt.

Omdat dergelijke waterrecreatie op de Veluwe niet plaats vindt, wordt op de Veluwe het broedsucces van

ijsvogel niet negatief door recreanten beïnvloed. De wespendief is met name gevoelig voor verstoring

(door recreatie) tijdens het foerageren. Broedplekken van zwarte specht langs paden en wegen zijn niet

ongewoon. Op dit moment is de situatie op de Veluwe zodanig dat ondanks een hoge recreatiedruk er een

positieve trend in de aantallen broedende boomleeuwerik, nachtzwaluw en ijsvogel aanwezig is en

bovendien de staat van instandhouding gunstig is. Verslechtering voedselaanbod door stikstofdepositie en

verdroging lijken de grootste lokale knelpunten te zijn voor de succes van de wespendief. De rol van

recreatie als verstorende invloed tijdens het foerageren is nog niet volledig ontrafeld, maar lijkt sterk

ondergeschikt aan het voedselaanbod. De effecten van recreatie op de instandhoudingsdoelstellingen

voor de boomleeuwerik, nachtzwaluw, wespendief, zwarte specht en ijsvogel zijn negatief, maar zeker niet

als significant beoordeeld, dit met name vanwege de gunstige staat van instandhouding en de overwegend

prositieve trend in het voorkomen van deze soorten

PM Tekst over voedselaanbod invoegen

De populatiedichtheid van de draaihals wordt negatief beïnvloed door intensieve recreatie. De draaihals is

sterk afhankelijk van een leefgebied met voldoende nestgelegenheden (oude spechtholen in berk) en

voldoende voedsel (wegmier en wellicht humusmier). De staat van instandhouding en trend zijn beide zeer

47

Sierdsema, H., J. van Diermen, B. Aarts, L. van den Bremer en A. van Kleunen (2008). Factsheets van broedvogels

in de Natura 2000-gebieden van Gelderland. SOVON onderzoeksrapport 2008/14

Page 71: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 67 -

negatief. Hoewel er geen empirische gegevens bekend zijn over de verstoringgevoeligheid van de

draaihals, wordt de soort door Henkens (1998)48

en SOVON (2009) PM Voetnoot toevoegen op basis

van soortkenmerken en aannames beschouwd als ‘gevoelig tot zeer gevoelig’. Bovenstaande in

ogenschouw nemend kunnen significante negatieve effecten van recreatie op het

instandhoudingsdoelstellingen voor de draaihals niet worden uitgesloten.

Het broedsucces van de duinpieper wordt negatief beïnvloed door intensief recreatief medegebruik.

Mogelijk wordt potentieel geschikt broedgebied niet gebruikt door intensief aanwezige recreatie. De

broedplekken van duinpiepers zijn kaal zand in grote stuifzanden en de randen van stuifzanden. Op

dergelijke locaties komt veel recreatie voor. De staat van instandhouding en trend zijn beide zeer negatief,

het perspectief voor de soort is ongunstig. De instandhoudingsdoelstellingen van 40 broedparen op de

Veluwe is een zeer grote uitdaging. De soort blijkt negatief beïnvloed te worden door recreatieve

verstoring. Bovenstaande in ogenschouw nemend kunnen significante negatieve effecten van recreatie op

het instandhoudingsdoelstellingen voor de duinpieper niet worden uitgesloten.

De grauwe klauwier heeft een voorkeur voor gradiëntrijke overgangszones (open naar gesloten; nat naar

droog) met een warm microklimaat; open, geëxponeerde hellingen op heideterreinen, hoogveengebieden

en lijnelementen in agrarisch cultuurlandschap. Het afgenomen voedselaanbod is een groot knelpunt voor

de grauwe klauwier. In Nederland is de rijkdom en diversiteit aan grote insecten en kleine gewervelde

sterk afgenomen door afname van goed ontwikkelde vegetaties met veel structuur en afwisseling.

Dergelijke rijke overgangen worden juist door recreanten veel gebruikt als aantrekkelijke routes om langs

te bewegen. De staat van instandhouding en trend zijn beide zeer negatief, het perspectief voor de soort

op de Veluwe is daardoor ongunstig. Een negatief effect op deze doelstelling zal hierdoor snel als

significant worden beschouwd. Hoewel er geen empirische gegevens bekend zijn over de

verstoringgevoeligheid van de grauwe klauwier, wordt de soort door Henkens (1998) op basis van

soortkenmerken en aannames beschouwd als ‘gevoelig tot zeer gevoelig’. Bovenstaande in ogenschouw

nemend kunnen significante negatieve effecten van recreatie op het instandhoudingsdoelstellingen voor

de grauwe klauwier niet worden uitgesloten.

De tapuit broed in open landschappen in holen (bij voorkeur oude konijnenholen) en onder puin, wortels

en andere overhangende structuren. De dichtheid van broedende tapuiten neemt af nabij paden en

wegen, wat duidt op gevoeligheid voor (recreatieve) verstoring. Open landschappen op de Veluwe zijn

juist ook voor recreanten aantrekkelijk. Hoge dichtheden aan broedende tapuit worden gevonden op

defensieterreinen waar geen recreatie in toegestaan. Landelijk blijkt het broedsucces lang niet voldoende

groot om sterfte te compenseren (gemiddeld 2,5 levende uitvliegers per nest, ten opzichte van 4,5-5,9 in

de jaren 80 in Nederland of onverstoorde gebieden in Wales). Een belangrijke component in het

leefgebied van de tapuit is het konijn. Deze houdt door begrazing de vegetatie kort en geschikt als

foerageergebied voor de tapuit, daarnaast levert het konijn broedplekken (konijnenholen). De staat van

instandhouding en trend zijn beide zeer negatief, het perspectief voor de soort op de Veluwe is ongunstig.

Een negatief effect op deze doelstelling zal hierdoor snel als significant worden beschouwd. Verstoring

door recreatie en habitatverslechtering door stikstofdepositie en afname van de konijnenpopulatie lijken de

grootste lokale knelpunten te zijn voor het succes van de tapuit. Bovenstaande in ogenschouw nemend

kunnen significante negatieve effecten van recreatie op het instandhoudingsdoelstellingen voor de tapuit

niet worden uitgesloten.

Een kans op een significant effect als gevolg van recreatieve activiteiten treedt alleen cumulatief en binnen

de leefgebieden van tapuit, grauwe klauwier, duinpieper en draaihals op. De overige vogelsoorten

ondervinden wel een negatief effect, maar deze is niet significant.

Aanbeveling

48

Henkens R. (1998) Ecologische capaciteit natuurdoeltypen I, Methode voor bepaling effect recreatie op broedvogels,

IBN-rapport 363, Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen

Page 72: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 68 - WA-LW20090344

Nader onderzoek naar welke recreatieve activiteiten en/of voorzieningen invloed hebben op leefgebieden

van de tapuit, grauwe klauwier, duinpieper en draaihals en hoe deze opgeheven kunnen worden.

5.5.3 Conclusie

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Recreatieve

activiteiten

- verstoring

0

X/XX

0

X/XX

0

X/XX

0

X

0 = geen effect, x = effect, xx = kans op significant effect

Aanbevelingen

Een nadere effectenanalyse van recreatieve activiteiten op de draaihals, duinpieper, grauwe klauwier en

tapuit is noodzakelijk om significante effecten van recreatieve voorzieningen te kunnen uitsluiten. Voor

grauwe klauwier en tapuit betreft het recreatieve voorzieningen binnen een 3 kilometerzone rondom de

betreffende leefgebieden (zie kaart 5.1 en 5.2). Overige recreatieve voorzieningen dragen niet bij aan een

mogelijk significant negatief effect. Voor draaihals en duinpieper zijn op dit moment geen leefgebieden

aanwezig omdat de soorten niet of heel beperkt voorkomen, zodat ook niet bepaald kan worden welke

recreatieve voorzieningen op de Veluwe bijdragen aan een mogelijk significant negatief effect.

De duinpieper is gevoelig voor recreatie en betreding van terreinen door recreanten kan hervestiging in

geschikte terreinen in de weg staan. Ook voor boomleeuwerik en nachtzwaluw kan toenemende recreatie

een probleem vormen voor uitbreiding van de populatie.

5.6 Wonen

De woonkernen op de Veluwe liggen in de landbouwenclaves zoals Speuld, Garderen, Elspeet en Uddel.

Verder liggen de woonkernen binnen de Veluwe (Vierhouten, Hoenderloo, Hoog-Soeren en Kootwijk, deze

kernen zijn wel uitbegrensd) en buiten de Veluwe.

Het is niet exact bekend wat de bestemming van elke individuele woning buiten de woonkernen is. De

individuele woningen binnen de begrenzing van de Veluwe bestaan voor het overgrote deel uit

recreatiewoningen. Deze worden apart getoetst bij recreatie en toerisme. Verder zijn er veel verspreide

woningen buiten de Natura 2000-begrenzing in de landbouwenclaves en aan de rand van de Veluwe

aanwezig.

Vanuit de woningen in en rondom de Veluwe is ook sprake van menselijke activiteiten. Het gaat hierbij om

het zogenaamde ‘rondje met het hondje’. Dit is de afstand die een persoon aflegt tijdens een dagelijkse

wandeling, al dan niet met hond. Door de Stichting Recreatie is bepaald dat deze ronde reikt tot 950 m

vanaf de woning. Vanaf een woonkern moet gerekend worden met 700 m, omdat een deel van de ronde

binnen de woonkern valt en dit is niet van belang voor de effectbeoordeling. Naast het ‘rondje met het

hondje’ vindt er vanuit de woonkernen ook andere vooral route gebonden recreatieve activiteiten plaats als

mountainbiken. Deze activiteiten worden globaal beoordeeld bij de recreatieve activiteiten en worden

daarmee niet gerekend tot effecten vanuit woonbestemmingen. In de kaarten 5.9 tot en met 5.16 is de

overlap van het verstoorde gebied met de leefgebieden van de broedvogels weergegeven.

5.6.1 Gevoeligheid

Activiteit Open zand- Oud Vennen- Bekenlandschap

Page 73: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 69 -

landschap boslandschap landschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Activiteiten vanuit

woonkernen

0 XX 0 XX 0 XX 0 XX

0 = niet gevoelig, x = gevoelig, xx = zeer gevoelig

5.6.2 Activeiten vanuit woonkernen

Effecten op oppervlakte

Activiteit heeft geen effect op de oppervlakte van habitattypen en leefgebieden soorten, omdat geen

sprake is van fysieke aantasting.

Effecten op ruimtelijke samenhang

Activiteit heeft geen effect op ruimtelijke samenhang habitattypen en leefgebieden soorten, omdat geen

sprake is van fysieke aantasting.

Effecten op kwaliteit

• Verstoring door menselijke activiteit.

Habitattypen zijn niet verstoringsgevoelig voor aanwezigheid van mensen, mede omdat recreanten zich

voornamelijk via wegen en paden verspreiding die niet zijn aangewezen als habitattype. De habitatsoorten

waarvoor de Veluwe is aangewezen zijn ook niet verstoringsgevoelig voor aanwezigheid van mensen, met

uitzondering van de meervleermuis. De meervleermuis overwintert uitsluitend in bunkers op de Veluwe.

Deze zijn niet toegankelijk voor recreanten en daarom is hiervan geen effect te verwachten. Recreatieve

activiteiten hebben daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van habitattypen en

–soorten.

De broedvogels van de Veluwe zijn wel gevoelig voor de aanwezigheid van mensen, met uitzondering van

de roodborsttapuit en boomleeuwerik49

. Voor een verdere onderbouwing wordt verwezen naar de vorige

paragraaf over recreatie. De invloedzone van menselijke activiteiten vanuit woonkernen (m.n. Hoog

Buurlo/Radio Kootwijk) overlapt slechts voor kleine delen de leefgebieden van de roodborsttapuit,

nachtzwaluw en boomleeuwerik. De overlap met het leefgebied van de vogels is zo beperkt in relatie tot

het totale leefgebied, de huidige staat van instandhouding en trend, dat de instandhoudingsdoelstellingen

van deze vogels als gevolg van bestaande bewoning in de woonkernen niet wordt aangetast. Er is geen

sprake van een negatief effect. De leefgebieden van de wespendief en zwarte specht worden met name

langs de randen met een groter oppervlak beïnvloed door menselijke activiteiten vanuit de woonkernen.

De wespendief is met name gevoelig voor verstoring tijdens het foerageren, niet tijdens het broeden. De

staat van instandhouding is positief, de trend mogelijk negatief, het perspectief voor de soort op de Veluwe

lijkt matig. Verslechtering voedselaanbod door stikstofdepositie en verdroging lijken de grootste lokale

knelpunten te zijn voor het succes van de wespendief. De rol van wonen speelt hierbij een zeer kleine rol.

Broedplekken van zwarte specht langs paden en wegen zijn niet ongewoon. De staat van instandhouding

is positief, de trend licht negatief, het perspectief voor de soort op de Veluwe lijkt gunstig. Bovenstaande in

ogenschouw nemend worden er geen negatieve effecten verwacht voor de wespendief en zwarte specht.

5.6.3 Conclusie

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

49

Sierdsema, H., J. van Diermen, B. Aarts, L. van den Bremer en A. van Kleunen (2008). Factsheets van broedvogels

in de Natura 2000-gebieden van Gelderland. SOVON onderzoeksrapport 2008/14

Page 74: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 70 - WA-LW20090344

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Activiteiten vanuit

woonkernen

0 0 0 0 0 0 0 0

0 = geen effect, x = effect, xx = kans op significant effect

5.7 Werken

Op en rondom de Veluwe zijn ruim 34.000 bedrijven aanwezig. Vanuit de verschillende bedrijven op en

rondom de Veluwe strekt zich ook een beïnvloedingszone uit. De bedrijventerreinen zijn geëxclaveerd. Via

de externe werking hebben bedrijven toch mogelijk invloed op de instandhoudingsdoelen vanwege

emissie en depositie van stikstof via de lucht, invloed van geluid, licht en verkeersaantrekkende werking.

Er zijn geen niet-agrarische bedrijven op en rond de Veluwe die significante hoeveelheden stikstof

emitteren.

Voor geluidproducerende bedrijven zijn zones vastgesteld. De bedrijven zijn ingedeeld in

milieucategorieën waarbij is uitgegaan van een geluidcontour bij een kritische waarde 40 dB(A)

(vermoedelijke ervaren geluidhinder bij vogels)50

, zie ook paragraaf 4.2.6. De overlap van de zones van

verstoring door bedrijventerreinen en individuele bedrijven met leefgebieden van de meeste broedvogels is

beperkt, of de verstoring die bedrijven veroorzaken is niet relevant voor de desbetreffende soort (zie

kaarten 5.17 tot en met 5.24).

Tabel 5.4 Geluidscontour per milieucategorie van bedrijven

Milieucategorie Afstand 40 dB(A)

geluidcontour (m)

1 20

2 60

3.1 100

3.2 200

4.1 400

4.2 600

5.1 1000

5.2 1400

5.3 2000

6 3000

50

D. Kleijn (2008) Effecten van geluid op wilde soorten – implicaties voor soorten betrokken bij de aanwijzing van

Natura 2000-gebieden. Alterra rapport nr. 1705

Page 75: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 71 -

5.7.1 Gevoeligheid

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Invloed vanuit

bedrijven

0 XX 0 XX 0 XX 0 XX

0 = niet gevoelig, x = gevoelig, xx = zeer gevoelig

5.7.2 Invloed vanuit bedrijven

Effecten op oppervlakte

Activiteit heeft geen effect op de oppervlakte van habitattypen en leefgebieden soorten, omdat geen

sprake is van fysieke aantasting.

Effecten op ruimtelijke samenhang

Activiteit heeft geen effect op ruimtelijke samenhang habitattypen en leefgebieden soorten, omdat geen

sprake is van fysieke aantasting.

Effecten op kwaliteit

• Verstoring door geluid

De invloedszone van bedrijven is vooral aan de rand van de Veluwe te vinden. Hier bevindt zich vooral

leefgebied van de ijsvogel, wespendief en zwarte specht. Kleine oppervlaktes van leefgebieden van de

grauwe Klauwier (Doornspijkse heide en Renkums beekdal), nachtzwaluw (Doornspijkse heide, Otterlose

zand en Herikhuizerveld), tapuit (Doornspijkse heide), roodborsttapuit en boomleeuwerik (alle

voorgenoemde gebieden) worden mogelijk beïnvloed door bedrijven.

Tabel 5.5 Overzicht van de trends, staat van instandhouding en gevoeligheid van soorten voor

geluid

Soort Gevoelig voor geluid51

Trend Staat van instandhouding Veluwe

A072 – Wespendief Nee < Matig gunstig

A224 – Nachtzwaluw Nee > Gunstig

A229 – IJsvogel Mogelijk ? Gunstig

A233 – Draaihals Ja < Zeer ongunstig

A236 – Zwarte specht Ja ? Matig ongunstig

A246 – Boomleeuwerik Mogelijk > Gunstig

A255 – Duinpieper Ja < Zeer ongunstig

A276 – Roodborsttapuit Nee > Gunstig

A277 – Tapuit Ja < Zeer ongunstig

A338 – Grauwe klauwier Mogelijk < Zeer ongunstig

Voor de boomleeuwerik, roodborsttapuit, nachtzwaluw, wespendief, ijsvogel en zwarte specht is op basis

van huidige staat van instandhouding, grootte van het leefgebied en gevoeligheid voor geluid niet te

verwachten dat de bestaande bedrijvigheid de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar brengen. Er is

geen sprake van een negatief effect.

51

Sierdsema, H., J. van Diermen, B. Aarts, L. van den Bremer en A. van Kleunen (2008). Factsheets van broedvogels

in de Natura 2000-gebieden van Gelderland. SOVON onderzoeksrapport 2008/14

Page 76: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 72 - WA-LW20090344

De staat van instandhouding en trend van de grauwe klauwier zijn beide zeer negatief, het perspectief

voor de soort op de Veluwe is ongunstig. Hoewel er geen empirische gegevens bekend zijn over de

verstoringgevoeligheid van de grauwe klauwier, wordt de soort door Henkens (1998) op basis van

soortkenmerken en aannames beschouwd als ‘gevoelig tot zeer gevoelig’. Het is echter niet de

verwachting dat verstoring door bedrijven bijdraagt aan de slechte staat van instandhouding van de soort,

omdat het afgenomen voedselaanbod een groot knelpunt is voor de grauwe klauwier. In Nederland is de

rijkdom en diversiteit aan grote insecten en kleine gewervelde sterk afgenomen door afname van goed

ontwikkelde vegetaties met veel structuur en afwisseling. De voedselrijke gradiënten zijn bij uitstek de

locaties waar de grauwe klauwier graag foerageert, deze gradienten worden echter met name door de

recreatie verstoord. Bovenstaande in ogenschouw nemend worden vanuit bedrijven geen negatieve

effecten verwacht voor de grauwe klauwier.

De tapuit broedt in open landschappen in holen (bij voorkeur oude konijnenholen) en onder puin, wortels

en andere overhangende structuren. Uit landelijk onderzoek blijkt het broedsucces lang niet voldoende

groot om sterfte te compenseren (gemiddeld 2,5 levende uitvliegers per nest, ten opzichte van 4,5-5,9 in

de jaren 80 in Nederland of onverstoorde gebieden in Wales). Een belangrijke component in het

leefgebied van de tapuit is het konijn. Deze houdt door begrazing de vegetatie kort en geschikt als

foerageergebied voor de tapuit, daarnaast levert het konijn broedplekken. De staat van instandhouding en

trend zijn beide zeer negatief, het perspectief voor de soort op de Veluwe is ongunstig. Het is echter niet

de verwachting dat verstoring door bedrijven in belangrijke mate bijdraagt aan de slechte staat van

instandhouding van de soort, omdat het knelpunt in de staat van instandhouding vooral ligt bij het

broedsucces en de recreatie. Bovenstaande in ogenschouw nemend worden er geen negatieve effecten

verwacht voor de tapuit.

De draaihals is sterk afhankelijk van een leefgebied met voldoende nestgelegenheden (oude spechtholen

in berk) en voldoende voedsel (wegmier en wellicht humusmier). Het broedsucces van de duinpieper wordt

negatief beïnvloed door intensieve recreatie. Mogelijk wordt potentieel geschikt broedgebied niet gebruikt

door intensief aanwezige recreatie. De broedplekken van duinpiepers zijn kaal zand in grote stuifzanden

en de randen van stuifzanden. Op dergelijke locaties komt veel recreatie voor. De draaihals en duinpieper

hebben op dit moment geen (optimaal geschikt) leefgebied op de Veluwe Dit wordt echter niet veroorzaakt

wordt verstoring vanuit omliggende bedrijven. Een negatief effect als gevolg van deze bedrijven is dan ook

niet aan de orde.

5.7.3 Conclusie

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Invloed vanuit

bedrijven

0 0 0 0 0 0 0 0

0 = geen effect, x = effect, xx = kans op significant effect

5.8 Infrastructuur

Op de Veluwe is verschillende infrastructuur aanwezig in de vorm van (rijks)wegen, spoorwegen,

hoogspanningsleidingen en ondergrondse kabels en leidingen. Verharding van dergelijke infrastructuur ligt

buiten de begrenzing van Natura 2000. Voor rijkswegen is afgesproken dat als grens de wildrasters

aangehouden moeten worden.

5.8.1 Gevoeligheid

Activiteit Open zand- Oud Vennen- Bekenlandschap

Page 77: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 73 -

landschap boslandschap landschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

(Spoor)wegen XX XX XX XX XX XX XX XX

Beheer en onderhoud X X X X X X X X

Vliegvelden XX XX XX XX XX XX XX XX

0 = niet gevoelig, x = gevoelig, xx = zeer gevoelig

5.8.2 (Spoor)wegen

Onderstaande effectbeschrijvingen zijn ontleend aan:

• Kwak, Reijnen en Kuipers, 2006 (SOVON)52

• Hill Ris Lambers, Brekelmans, Lensink en Smit, 2008 (Bureau Waardenburg)53

Het gaat hierbij om het gebruik van de (rijks)wegen die door de Veluwe lopen: A1, A12, A50 en A28. En

een groot aantal provinciale en lokale wegen. Daarnaast worden de volgende ecoducten aangelegd:

• Hierden/Hierdense poort (A28 en spoor)

• Petrea/Hattemse Poort (A50)

• Hoog Buurlo (A1)

• Jac. P. Thijsse (A12)

• Middachten (A348)

• Oud Reemst (provinciale weg N310)

Effecten op oppervlakte

Activiteit heeft geen effect op oppervlakteverlies habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden. Wel kan door een dermate grote

kwaliteitsafname een gebied niet (meer) kwaliferend zijn als habitattype of leefgebied van een soort. Dit is

dan beschreven bij de kwaliteitseffecten.

Effecten op ruimtelijke samenhang

Barrièrewerking

De rijkswegen vormen een barrière voor de verspreiding van de meeste soorten op de Veluwe. De

habitatsoorten en broedvogels van de Veluwe ondervinden geen directe hinder van de versnipperende

werking omdat de broedvogels deze kunnen passeren en er geen aanwijzingen zijn dat de habitatsoorten

in hun voortbestaan worden bedreigd door de barrièrewerking als gevolg van rijkswegen. Een uitzondering

hierop zijn het vliegend hert en meervleermuis. De ligging en verlichting van A12 en A50 (mogelijk ook

A28) vormen mogelijk barrières voor de meervleermuis, maar door het ontbreken van informatie over de

ligging van foerageergebieden en trekroutes is de grootte van het effect niet te bepalen. Wegen in het

algemeen vormen voor het vliegend hert een barrière om nieuwe gebieden te koloniseren en er vallen veel

slachtoffers als gevolg van het verkeer54

. Dit betreft een negatief effect maar is niet als significant

beoordeeld omdat de interne versnippering binnen bestaande bosgebieden en de deels beperkte kwaliteit

van de leefgebieden een groter knelpunt vormen. De ecoducten die de komende jaren worden aangelegd

verbeteren de ruimtelijke samenhang van de landschappen op de Veluwe. Dit komt ook ten goede aan de

instandhoudingsdoelen.

Effecten op kwaliteit

52

Kwak, R.G.M., M.J.S.M. Reijnen & H. Kuipers (2006). Nadere verkenning van de invloed van verkeerslawaai op

broedvogels in Natura 2000 gebieden. Alterra, Wageningen. 53

Hill Ris Lambers, Brekelmans, Lensink en Smit (2008) Bestaand gebruik van rijksinfrastructuur en Natura 2000-

gebieden. Bureau Waardenburg rapport nr. 07-124

54

Schut, D., R. Felix, R. Krekels (2008) Factsheets Natura 2000 Gelderland. Habitatsoorten in Natura 2000 gebieden.

Natuurbalans

Page 78: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 74 - WA-LW20090344

• Verstoring als gevolg van geluid

• Vermesting als gevolg van N-depositie

Over verstoring als gevolg van licht is te weinig onderzoek naar gedaan om uitspraken over te kunnen

doen.

De effecten van verkeerslawaai hebben alleen gevolgen voor broedvogels. De habitattypen en –soorten

zijn niet gevoelig voor geluidverstoring en ondervinden geen negatieve gevolgen van het verkeerslawaai.

Om de effecten van verkeerslawaai op broedvogels te bepalen heeft Rijkswaterstaat een studie laten

uitvoeren door Alterra en SOVON55

. Voor de bosvogels wespendief en zwarte specht is er voldoende

onbelast habitat voorhanden waar de instandhoudingsdoelstellingen bepaald kunnen worden. Gezien de

enorme grootte van de individuele territoria van de wespendief blijft binnen elke territorium ongetwijfeld

voldoende onverstoord habitat voorhanden.

Voor de meeste andere vogelsoorten is eveneens voldoende onverstoord habitat aanwezig om de ten doel

gestelde aantallen te kunnen herbergen. Alleen voor de duinpieper lijkt de situatie precair, omdat de soort

voorkomt op stuifzanden wat een habitattype is dat voor een kwart onder invloed staat van verkeerslawaai.

Op de Veluwe komen verschillende habitattypen voor die gevoelig zijn voor stikstofdepositie. Deze

habitattypen kennen verschillende zogenaamde kritische depositiewaarden. Dit zijn waarden die

wetenschappelijk zijn bepaald en die tot uitdrukking brengen dat bij een depositie beneden deze waarde

een habitattype geen schade ondervindt. Voor de habitattypen op de Veluwe variëren deze waarden van

410 mol/ha/jr voor zwakgebufferde vennen tot meer dan 2400 mol ha/jr voor beken met waterplanten. Uit

onderzoek van Alterra uit 2009 blijkt dat de totale depositie op de Veluwe varieert van ruim 2300 mol/ha/jr

in het noordoostelijk deel van het Veluwe tot bijna 2650 mol/ha/jr in het zuidwestelijke deel van het gebied.

Voor de meeste habitattypen is dit enkele malen hoger dan de kritische depositiewaarde, waardoor een

duurzame instandhouding niet meer gegarandeerd kan worden. De snelwegen op de Veluwe veroorzaken

een deel van de lokale N-depositie op de Veluwe en dragen daarmee bij aan een slechte kwaliteit van

deze habitattypen die grenzen aan de wegen en uiteindelijk leefgebieden van soorten. Exacte gegevens

met betrekking tot de bijdrage van rijkswegen aan (mogelijke) knelpunten als gevolg van stikstofdepositie

zijn niet te geven. Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat een negatieve bijdrage van rijkswegen aan de

instandhoudingdoelstellingen van bovengenoemde habitattypen (in vergelijking met andere factoren)

mogelijk is.

5.8.3 Beheer en onderhoud

Het gaat hierbij om regulier beheer en onderhoud langs (spoor)wegen zoals maaiwerkzaamheden,

baggeren van watergangen en snoeien van beplanting

Effecten op oppervlakte

Activiteit heeft geen effect op oppervlakteverlies habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden.

Effecten op ruimtelijke samenhang

• Aantasting migratieroute meervleermuis (versnippering)

Activiteit heeft geen effect op de ruimtelijke samenhang habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden, met uitzondering van de meervleermuis. De

meervleermuis heeft vaste rust- en verblijfplaatsen op de Veluwe. De meervleermuis maakt 's nachts

gebruik van vaste vliegroutes tussen vaste verblijfplaatsen (in gebouwen) en foerageergebied (boven open

water, bijvoorbeeld de Randmeren). Waar deze routes zich exact bevinden in en om het Natura 2000-

gebied de Veluwe is niet bekend. Mogelijk kruisen de migratieroutes de rijkswegen A12, A28 en A50. Zo

kunnen duikers onder de A28 van betekenis zijn voor dieren die foerageren op de Veluwerandmeren en

vormen de A12 en A50 barrières richting de Rijn en IJssel. De meervleermuis kan bij migratie en

55

Kwak, R.G.M., M.J.S.M. Reijnen & H. Kuipers (2006). Nadere verkenning van de invloed van verkeerslawaai op

broedvogels in Natura 2000 gebieden. Alterra, Wageningen.

Page 79: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 75 -

foerageren verstoord worden door verlichting en geluid van bijvoorbeeld onderhoudswerkzaamheden aan

wegen. Door bij werkzaamheden aan rijkswegen rekening te houden met de meervleermuis wordt er van

uitgegaan dat een negatieve bijdrage van rijkswegen aan de instandhoudingdoelstelling van de

meervleermuis te voorkomen is.

Effecten op kwaliteit

Activiteiten hebben geen effect op de kwaliteit van habitattypen ne leefgebieden van soorten, omdat deze

buiten de Natura 2000-begrenzing worden uitgevoerd.

5.8.4 Vliegvelden

Rondom de Veluwe bevinden zich tevens een aantal kleine vliegvelden zoals Lelystad Airport en Teuge

Airport. Vanaf deze vliegvelden worden regelmatig vluchten over de Veluwe gehouden. Voor

vliegtoestellen, zoals kleine commerciële en privé propellervliegtuigen (tot 6.000 kg), geldt een minimale

hoogte van 150 m buiten de bebouwde kom. Vliegbasis Deelen en Terlet liggen deels binnen de Natura

2000-begrenzing.

Effecten op oppervlakte

Activiteit heeft geen effect op oppervlakteverlies habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten of buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden of geen habitattypen of leefgebieden

omvatten.

Effecten op ruimtelijke samenhang

Activiteit heeft geen effect op ruimtelijke samenhang habitattypen en leefgebieden soorten, omdat geen

sprake is van fysieke aantasting.

Effecten op kwaliteit

• Geluidverstoring

• N-depositie

Effecten van geluidverstoring vanuit vliegverkeer op broedvogels is niet exact bekend. Geluidverstoring

treedt met name op vanaf vliegvelden die binnen de Veluwe liggen zoals Deelen en Terlet. Het gebruik

van vliegveld Deelen is door Defensie getoetst (zie paragraaf Defensie). Vliegveld Terlet wordt met name

gebruikt door zweefvliegtuigen, maar deze worden ofwel met een lier ofwel met een motorisch vliegtuig de

lucht in gezonden, van waaruit ook geluidverstoring optreedt.

Vliegveld Terlet is leefgebied van de zwarte specht, wespendief, roodborsttapuit, nachtzwaluw, grauwe

klauwier en boomleeuwerik. Verstoring van deze vogelsoorten is aannemelijk, maar de effecten worden

niet als significant beoordeeld omdat met name de cumulatieve verstoring vanuit recreatie en

kwaliteitsafname van het leefgebied als gevolg van N-depositie de knelpunten voor de instandhouding van

deze soorten is.

De vliegvelden op de Veluwe veroorzaken evenals wegen en veehouderijen een deel van de lokale N-

depositie op de Veluwe en dragen daarmee bij aan een slechte kwaliteit van deze habitattypen die

grenzen aan de vliegvelden en uiteindelijk leefgebieden van soorten. Exacte gegevens met betrekking tot

de bijdrage van vliegvelden aan (mogelijke) knelpunten als gevolg van stikstofdepositie zijn niet te geven,

maar het bekenlandschap ligt niet in de omgving van de vliegvelden, zodat hier geen effecten optreden.

Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat een negatieve bijdrage van vliegvelden aan de

instandhoudingdoelstellingen van bovengenoemde habitattypen (in vergelijking met andere factoren)

mogelijk is.

5.8.5 Conclusie

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

Page 80: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 76 - WA-LW20090344

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

(Rijks)wegen

- verstoring geluid

- N-depositie

- versnippering

0

XX

0

XX

X/XX

0

0

XX

0

X

X/XX

X

0

XX

0

X

XX

0

0

XX

0

X

XX

0

Beheer en onderhoud 0 0 0 0 0 0 0 0

Vliegvelden

- verstoring geluid

- N-depositie

0

XX

X

X/XX

0

XX

X

X/XX

0

XX

0

XX

0

0

0

0

0 = geen effect, x = effect, xx = kans op significant effect

Aanbevelingen

Nader onderzoek naar foerageergebieden en trekroutes van de meervleermuis op de Veluwe moet meer

duidelijkheid scheppen over de effecten van versnippering als gevolg van (rijks)wegen.

Een significant effect van verkeerslawaai op de duinpieper kan niet worden uitgesloten. Omdat er feitelijk

geen leefgebieden van de duinpieper op de Veluwe aanwezig zijn is het nodig om onderzoek te doen naar

de oorzaken hiervoor. Daarbij is de combinatie met andere mogelijke oorzaken zoals recreatie een

belangrijk punt van aandacht.

Een significant effect op de kwaliteit van de gevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten als gevolg

van N-depositie vanuit verkeer en vliegvelden kan niet uitgesloten worden. Nader onderzoek is nodig naar

de effecten van N-depositie, ook in combinatie met depositie vanuit de landbouw.

5.9 Water

Effecten die hier beschreven worden betreffen de activiteiten die grondwaterstandsdaling tot gevolg

hebben. Het gaat hierbij om:

• 18 grondwateronttrekkingen van Vitens

• 31 grote industriële onttrekkingen

• 809 overige kleinere onttrekkingen (niet vergunningplichtig)

• 43 locaties met waar koude-warmte opslag

• Watergangen en sprengen

5.9.1 Gevoeligheid

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Drinkwaterwinning 0 0 0 0 XX XX XX XX

Industriële onttrekking 0 0 0 0 XX XX XX XX

Koude-warmte opslag 0 0 0 0 X X X X

Watergangen en

sprengen

0 0 0 0 XX XX XX XX

0 = niet gevoelig, x = gevoelig, xx = zeer gevoelig

5.9.2 Drinkwaterwinningen

Vitens heeft 18 grondwateronttrekkingen voor drinkwater in en rondom de Veluwe en heeft een eigen

onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de drinkwateronttrekkingen op de natuurwaarden van de

Veluwe. De ‘Overeenkomst Duurzame Drinkwatervoorziening Gelderland’ tussen provincie en Vitens heeft

tot doel de verdrogende effecten van de winning zoveel mogelijk te verminderen, compenseren of

mitigeren.

Voor het beheerplan is gebruik gemaakt van door Vitens aangeleverde informatie over de effecten van de

waterwinningen in het gebied.

Page 81: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 77 -

Effecten op oppervlakte

Activiteit heeft geen effect op oppervlakteverlies habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden. Wel kan door een dermate grote

kwaliteitsafname een gebied niet (meer) kwaliferend zijn als habitattype of leefgebied van een soort. Dit is

dan beschreven bij de kwaliteitseffecten.

Effecten op ruimtelijke samenhang

Activiteit heeft geen effect op ruimtelijke samenhang habitattypen en leefgebieden soorten, omdat geen

sprake is van fysieke aantasting.

Effecten op kwaliteit

• Grondwaterstandsdaling (verdroging)

In onderstaande tabel is op basis van onderzoek van Vitens aangegeven welke onttrekkingen negatieve

gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen. Doelstelling is dat in de “Overeenkomst

duurzame waterwinning” tussen Vitens en de provincie de effecten van de winningen worden opgeheven.

Naam winning Effect op

N2000

Veluwe

Opmerkingen

Amersfoortseweg Nee Winning heeft enig effect op sprengensysteem in Paleispark en

Koningsbeek. Dit wordt gecompenseerd door middel van een

pompje in het Paleispark. Onderzocht wordt of door vermindering

van de winning dit pompje overbodig kan worden. Door

vermindering van de winning kan achter grondwateroverlast in

Apeldoorn ontstaan. Maatregel is dus niet gericht op

instandhoudingsdoelstellingen.

Boele Nee Ligt binnen Veluwe, geen effect op natte natuur.

De Haere Nee Ligt buiten Veluwe, geen effect op natte natuur.

Eerbeek Nee Nbwet-toetsing heeft reeds plaatsgevonden en Nb-wetvergunning

is in 2008 verleend. Voorgestelde maatregelen worden uitgevoerd.

Elburg Nee Deze winning gaat sluiten in 2011. Er zal een studie / scan naar

de mogelijk ongewenste effecten van de sluiting plaatsvinden.

Ellecom Nee Voor de winning Ellecom wordt onderzocht hoe het verdrogende

effect op een toplijstgebied (buiten Natura2000) gehalveerd kan

worden. In het onderzoek worden meerdere alternatieven bekeken

(verdiepen winning, infiltratie/terugwinning), in combinatie met

wijziging van de landbouwontwatering.

Epe Mogelijk De winning Epe heeft invloed op het Wisselse en Tongerense

Veen en wordt daarom jaarlijks voor circa 50 % gemitigeerd door

infiltratie van 1,5 - 2 miljoen m3 beekwater. Onderzocht wordt of

uitbreiding van de infiltratie naar 4 - 6 miljoen m3 mogelijk is,

waardoor de effecten van de winning volledig gemitigeerd zouden

worden.

Harderwijk Nee Ligt buiten Veluwe, geen effect op natte natuur.

Hoenderloo Nee Het beïnvloedingsgebied is heel groot door de ligging midden op

de stuwwal. Effecten op kwel en natte natuurgebieden zijn

marginaal.

Putten Nee De winning ligt in het Natura 2000 gebied. Effecten op kwel en

natuur zijn marginaal.

Pinkenberg Nee Pinkenberg wint geheel uit het tweede watervoerende pakket. Er is

een geringe invloed op natuurwaarden. Wel is er in een groot

areaal met grondwaterstandverandering kleiner dan 5 cm.

Schalterberg Mogelijk De winning heeft effect op beken en sprengen in de omgeving. Het

Page 82: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 78 - WA-LW20090344

MER Infiltratie Schalterberg is ingediend. In 2009 wordt de NBwet-

vergunningaanvraag ingediend voor deze maatregel.

Speuld Nee De winning ligt in het Natura 2000 gebied. Er is geen invloed van

winning op Dal Staverdensebeek/ Hierdense beek. Deze winning

wordt op korte termijn gesloten (2012).

Edese Bos Ja Edese Bos is één van de winningen op de Zuid-Veluwe waarvoor

het effect op de Renkumse en Heelsumse beken onderzocht

wordt. Dit gebied wordt ook beïnvloed door een grote industriële

winning.

La Cabine Ja La Cabine is één van de winningen op de Zuid-Veluwe waarvoor

het effect op de Renkumse en Heelsumse beken onderzocht

wordt. Dit gebied wordt ook beïnvloed door een grote industriële

winning.

Wageningse Berg Ja Wageningse Berg is één van de winningen op de Zuid-Veluwe

waarvoor het effect op de Renkumse en Heelsumse beken

onderzocht wordt. Dit gebied wordt ook beïnvloed door een grote

industriële winning.

Fikkersdries Mogelijk Deze winning ligt in het Rivierengebied. De winning onttrekt het

van nature richting het rivierengebied afstromende Veluwewater.

Door de onttrekking is deze afstroming licht toegenomen ten

opzichte van de situatie zonder onttrekking.

Hemmen Mogelijk Deze winning ligt in het Rivierengebied. De winning onttrekt het

van nature richting het rivierengebied afstromende Veluwewater.

Door de onttrekking is deze afstroming licht toegenomen ten

opzichte van de situatie zonder onttrekking.

Verlaging van de grondwaterstand als gevolg van drinkwateronttrekkingen hebben mogelijk invloed op de

zwak gebufferde vennen, vochtige heide en heideveentjes. Daarnaast is er waarschijnlijk invloed op

heischrale graslanden en blauwgraslanden. Er treedt zeker een negatief effect op het habitattype beken

met waterplanten56

. Door verdroging neemt de kwaliteit van deze habitattypen af als gevolg van

vochtgebrek, toename van nutriënten door mineralisatie en afname van de natuurlijke dynamiek van het

waterregime. Indien deze kwaliteitsafname groot is kwalificeerd een dergelijk gebied niet meer als

habitattype. Deze kwaliteitsafname heeft daardoor ook gevolgen voor de kwaliteit van het leefgebied van

de soorten die afhankelijk zijn van deze habitattypen. Dit zijn de soorten van het vennen- en

bekenlandschap (gevlekte witsnuitlibel, kamsalamander, drijvende waterweegbree, beekprik,

rivierdonderpad, nachtzwaluw, grauwe klauwier en roodborsttapuit).

5.9.3 Industriële grondwateronttrekkingen

In en in de omgeving van het plangebied zijn 31 grote industriële winningen. Voor het beheerplan is

gebruik gemaakt van door Provincie Gelderland aangeleverde informatie over de effecten van de

waterwinningen in het gebied.

Effecten op oppervlakte

Activiteit heeft geen effect op oppervlakteverlies habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden. Wel kan door een dermate grote

kwaliteitsafname een gebied niet (meer) kwalificerend zijn als habitattype of leefgebied van een soort. Dit

is dan beschreven bij de kwaliteitseffecten.

Effecten op ruimtelijke samenhang

Activiteit heeft geen effect op ruimtelijke samenhang habitattypen en leefgebieden soorten, omdat geen

sprake is van fysieke aantasting.

56

Knelpunten en kansenanalyse (2007) Kiwa Water Research/EGC-consult

Page 83: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 79 -

Effecten op kwaliteit

• Grondwaterstandsdaling

Voor vier onttrekkingen waarvan op basis van ligging en hoeveelheden de grootste effecten verwacht

worden (Parenco en drie onttrekkingen voor de papierindustrie bij Eerbeek) wordt op dit moment

onderzoek naar de effecten op natuur uitgevoerd. Voor de overige wateronttrekkingen is uit onderzoek

van de provincie gebleken dat deze individueel geen effect hebben op de instandhoudingsdoelstellingen.

5.9.4 Kleine onttrekkingen

Dit betreffen 809 kleine onttrekkingen zoals beregening waarvoor geen onttrekkingsvergunning

noodzakelijk is.

Effecten op oppervlakte

Activiteit heeft geen effect op oppervlakteverlies habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden. Wel kan door een dermate grote

kwaliteitsafname een gebied niet (meer) kwalificerend zijn als habitattype of leefgebied van een soort. Dit

is dan beschreven bij de kwaliteitseffecten.

Effecten op ruimtelijke samenhang

Activiteit heeft geen effect op ruimtelijke samenhang habitattypen en leefgebieden soorten, omdat geen

sprake is van fysieke aantasting.

Effecten op kwaliteit

• Grondwaterstandsdaling

Individueel zijn dergelijke onttrekkingen dermate kleinschalig dat een negatief effect op de

instandhoudingsdoelstellingen van de Veluwe niet aan de orde zijn. Grondwaterstandsdaling als gevolg

van alle ontwateringen binnen landbouwgronden aan de randzone van de Veluwe en in intrekgebieden

heeft zeker negatieve gevolgen voor vochtige heide en alluviale bossen. Mogelijk treden ook negatieve

gevolgen op binnen beken met waterplanten, heischrale graslanden, blauwgraslanden, heideveentjes en

pioniervegetatie met snavelbies57,58

. Door verdroging neemt de kwaliteit van deze habitattypen af als

gevolg van vochtgebrek, toename van nutriënten door mineralisatie en afname van de natuurlijke

dynamiek van het waterregime. Indien deze kwaliteitsafname groot is, kwalificeert een dergelijk gebied niet

meer als habitattype. Deze kwaliteitsafname heeft daardoor ook gevolgen voor de kwaliteit van het

leefgebied van de soorten die afhankelijk zijn van deze habitattypen. Dit zijn de soorten van het vennen-

en bekenlandschap (gevlekte witsnuitlibel, kamsalamander, drijvende waterweegbree, beekprik,

rivierdonderpad, nachtzwaluw, grauwe klauwier en roodborsttapuit).

5.9.5 Koude-warmte opslag

Een relatief nieuw gebruik van grondwater is de zogenaamde Koude – Warmte Opslag ofwel KWO. KWO

installaties hebben over het algemeen een vrijwel gesloten waterbalans. Er gaat geen water verloren, er

wordt echter wel water in de ondergrond verplaatst. Binnen het Natura 2000-gebied en een zone van 1500

meter rond de Veluwe zijn 43 KWO locaties bekend.

Effecten op oppervlakte

Activiteit heeft geen effect op oppervlakteverlies habitattypen en leefgebieden soorten, omdat de

activiteiten buiten de Natura 2000-begrenzing plaatsvinden. Wel kan door een dermate grote

57

Knelpunten en kansenanalyse (2007) Kiwa Water Research/EGC-consult 58

Wamelink, G.W.W., M.H.C. van Adrichem & H.F. van Dobben (2009). Milieutekorten in Gelderse

habitatgebieden; nulmeting op basis van vegetatieopnamen. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1892

Page 84: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 80 - WA-LW20090344

kwaliteitsafname een gebied niet (meer) kwaliferend zijn als habitattype of leefgebied van een soort. Dit is

dan beschreven bij de kwaliteitseffecten.

Effecten op ruimtelijke samenhang

Activiteit heeft geen effect op ruimtelijke samenhang habitattypen en leefgebieden soorten, omdat geen

sprake is van fysieke aantasting.

Effecten op kwaliteit

• Fluctuaties van grondwaterstanden

KWO kan leiden tot lokale fluctuaties in de grondwaterstanden. Afhankelijk van de locatie en

uitstralingseffecten kan dit van invloed zijn op de natte habitattypen met bijbehorende soorten van zwak

gebufferde vennen, vochtige heide, heideveentjes, heischrale graslanden, blauwgraslanden en de alluviale

bossen. Verder dient de thermische balans neutraal te zijn zodat geen opwarming en afkoeling van de

ondergrond plaatsvindt (vereiste vanuit Grondwaterwetvergunningen voor KWO).

5.9.6 Natuurlijke onttrekkingen

De aanwezigheid van watergangen, sprengen, Flevopolder en bosopslag betreffen geen activiteiten maar

moeten gezien worden als een huidige situatie die de ontwikkeling van habitattypen als gevolg van

verdroging belemmert. De effecten betreffen enerzijds verdroging en anderzijds verzuring omdat minder

toestroom van basenrijk grondwater optreedt59

.

Bosopslag vergroot de verdamping waardoor natte habitattypen verdroogd worden. Dit betreft zeker de

zure vennen, vochtige heide, heischrale graslanden en heideveentjes. Mogelijk heeft bosopslag ook effect

op de zwak gebufferde vennen, blauwgraslanden en beken met waterplanten.

De aanwezigheid van sprengkoppen heeft zeker een negatief effect op de alluviale bossen als gevolg van

een drainerende werking. Mogelijk worden ook blauwgraslanden, vochtige heide en beken met

waterplanten negatief beïnvloed.

De aanwezigheid van diepe waterlopen zoals de Hierdense beek draineert de omgeving zodat dit zeker

van invloed is op de alluviale bossen en mogelijk ook op beken met waterplanten, vochtige heide,

heischrale graslanden, heideveentjes en pioniervegetaties met snavelbies.

De inpolderling van Flevoland heeft ertoe geleidt dat grondwater richting de polder wordt weggevangen

wat een grondwaterstandsdaling aan met name de westkant van de Veluwe tot gevolg heeft. Dit is zeker

van invloed op de alluviale bossen en mogelijk op zwak gebufferde vennen, vochtige heide, heischrale

graslanden, blauwgraslanden en heideveentjes.

5.9.7 Conclusie

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Drinkwaterwinning 0 0 0 0 X/XX X X/XX X

Industriële onttrekking 0 0 0 0 X/XX X X/XX X

Kleine onttrekkingen 0 0 0 0 X/XX X/XX X/XX X/XX

Koude-warmte opslag 0 0 0 0 X X X X

Huidige situatie 0 0 0 0 X X XX XX

0 = geen effect, x = effect, xx = kans op significant effect

Aanbeveling

Individuele onttrekkingen hebben ieder afzonderlijk geen effect op de instandhoudingsdoelstellingen van

de Veluwe. Voor de industriële onttrekking Parenco en de drie onttrekkingen bij Eerbeek zijn significant

negatieve effecten nog niet uit te sluiten. Dit geldt ook voor de drinkwateronttrekkingen Epe, Schalterberg,

Edese bos, La Cabine, Wageningse berg, Fikkersdries en Hemmen. Daarbij is ook kans op een significant

59

Knelpunten en kansenanalyse (2007) Kiwa Water Research/EGC-consult

Page 85: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 81 -

effect als alle 858 onttrekkingen gezamenlijk bekeken worden. Er is weinig tot niets bekend van het

cumulatieve effect van drinkwaterwinningen, industriële winningen en kleine onttrekkingen in relatie tot de

instandhoudingsdoelstellingen. Nader onderzoek hiernaar is nodig.

5.10 Defensie

De toetsing van de militaire activiteiten heeft plaatsgevonden door of in opdracht van het Ministerie van

Defensie. De volgende rapportages liggen ten grondslag van deze toetsing:

• Globale effectenanalyse militair gebruik op Natura 2000 gebied Veluwe (Commando Dienstencentra,

2009)

• N2000 deelbeheerplan Artillerieschietkamp Oldenbroek c.a. (Dienst Vastgoed Defensie, 2008)

• Deelbeheerplan Natura 2000 Veluwe, OT Arnhemse Heide, MTL Deelen (Dienst Vastgoed Defensie,

2008)

• Ontwerp beheerplan Infanterieschietkamp, De Harskamp (Bureau Bakker, 2007)

• Passende beoordeling Eder- en Ginkelse heide (Bureau Meervelt, 2008)

ASK Oldebroek

Het heidegebied binnen het Artillerieschietkamp Oldenbroek is één van de grootste en meest structuurrijke

van Nederland. Door het brandbeheer is de heide weinig vergrast. Het bestaand gebruik en beheer

hebben geen negatieve effecten op omvang, verspreiding en kwaliteit van de aanwezige habitattypen. De

instandhouding is gegarandeerd.

Ten aanzien van een aantal vogelsoorten waarvoor Veluwe is aangewezen als Natura 2000 gebied is de

bijdrage van het Artillerieschietkamp aan de instandhoudingsdoelen voor Veluwe aanzienlijk. Met name

van boomleeuwerik, roodborsttapuit, nachtzwaluw en grauwe klauwier zijn de dichtheden in het terrein

hoog. Voor deze soorten en voor zwarte specht, wespendief is de gunstige staat van instandhouding in het

terrein gegarandeerd bij het huidige gebruik en beheer, inclusief de additionele maatregelen.

Voor tapuit en draaihals geldt dat van een gunstige staat van instandhouding in het terrein en in Nederland

geen sprake is. Oorzaken hiervoor zijn onbekend en/of kunnen niet toegeschreven worden aan het

militaire gebruik en beheer. Voor de Tapuit geldt dat, in tegenstelling tot de landelijke afname, het aantal

territoria in het terrein de laatste jaren licht is gestegen. Er zijn geen aanwijzingen dat gelijkblijvend gebruik

en beheer de staat van instandhouding negatief zal beïnvloeden.

Ten aanzien van eventuele verstoringsaspecten door laagvliegen wordt opgemerkt dat hierover met LNV

is besloten om alle vliegactiviteiten te beoordelen in een passende beoordeling voor alle militaire

laagvliegactiviteiten voor heel Nederland.

In het terrein worden de landelijke normen voor vermestende en voor de jeneverbesstruwelen ook

verzurende depositie nog steeds overschreden. Om de schadelijke depositie te verminderen wordt zowel

landelijk als regionaal en lokaal beleid gevoerd.

Omgeving ASK

• Prinses Margriet Kazerne

• LKOL Tonnet Kazerne

• LBO

De gebieden liggen buiten de Natura 2000-begrenzing. Alleen verstoring is aan de orde. Mogelijk

optredende verstoringsfactoren op de kazerneterreinen en de legerplaats zijn het rijden met diverse

voertuigen en schieten. Voor een deel wordt verstoring door deze factoren ingeperkt doordat de

terreinen in een boszone liggen of omringd worden door bomen. Door regulier gebruik van de terreinen

treedt echter geen verstoring op. Een negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen wordt

uitgesloten.

Omgeving Harderwijk

• Beekhuizerzand

• SB Harderwijk

• VM Interneringskamp

Page 86: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 82 - WA-LW20090344

Het Beekhuizerzand en het Interneringskamp liggen binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied

Veluwe, SB Harderwijk is niet begrensd. Er is een geringe mate van geluidsbelasting vanuit de schietbaan

Harderwijk op het Natura 2000-gebied. Mogelijke verstoringsfactoren zijn: verontreiniging, geluid

(pyrotechnische middelen), verlichting, trilling (rupsvoertuigen), optische verstoring

(voertuigen/manschappen) en mechanische effecten. Het gehele terrein wordt gebruikt. Het bepalen van

effecten is door het ontbreken van gegevens niet mogelijk. In 2009 wordt een inventarisatie uitgevoerd.

Vooralsnog lijkt het militaire gebruik bij te dragen aan het openhouden van het habitattype

Zandverstuivingen. De verstoring van het gebruik op broedvogels is echter nog niet bekend. Een

significant effect wordt echter niet aannemelijk geacht.

Ermelose heide

• Sparrendaal

• Ermelose heide

• JV Schaffelaar Kazerne

• Gen Spoorkazerne

De kazerneterreinen liggen buiten de Natura 2000-begrenzing en worden aan de zuid- en oostzijde

omsloten door terreinen (bos) met relatief lage natuurwaarden (natuurwaarden noordzijde niet bekend).

Een verstorend effect door de militaire activiteiten op de kazerneterreinen op de natuurwaarden waarvoor

Veluwe is aangewezen wordt niet aannemelijk geacht, omdat deze niet in de directe omgeving van de

kazernes voorkomen of niet gevoelig zijn voor het type verstoring.

Ten aanzien van de militaire activiteiten op oefenterrein de Ermelose heide is er mogelijk (in cumulatie)

wel sprake van verstoring, met name van Nachtzwaluw. Hier wordt in het noorden en midden

geconstateerd dat territoria van de Nachtzwaluw ontbreken in zeer geschikt broedgebied. Uit de gegevens

van Natuurbalans blijkt dat minder druk bezochte delen (militair en recreatie) voldoende mogelijkheden

aan de soort bieden om toch nog 7 territoria te vestigen. Deze dichtheid van het aantal territoria komt

overeen met die van andere heideterreinen in noordwest Veluwe. Een significant negatief effect wordt

derhalve uitgesloten. Een effectbeoordeling van het militaire gebruik op basis van de habitattypenkaart van

de Ermelose heide wordt nog uitgevoerd.

Regio Milligen

• OT Garderense veld

• AOCS NW Milligen

• Convooi AOCS

• Diverse zenderparken

• Kamp NW Milligen

Alle locaties liggen geheel of deels (AOCS NW Milligen en Kamp NW Milligen) binnen de Natura 2000-

begenzing. Negatieve effecten van het militair gebruik op de aanwezige habitattypen in de oefenterreinen

zijn niet bekend. Het aantal boomleeuweriken is afgenomen van 4 naar 1 territorium in OT Garderense

veld. De reden van afname is niet bekend. Bij de overige soorten uit de vogelgroep van open bos en

bosranden waartoe Boomleeuwerik behoort (Boompieper en Geelgors) heeft een dergelijke afname niet

plaatsgevonden (Boompieper 6 in 2002, 5 in 2008; Geelgors 6 in 2002, 9 in 2008). Een verschil met beide

soorten is dat Boomleeuwerik een grondbroeder is en daardoor mogelijk gevoeliger voor verstoring dan

Boompieper en Geelgors. De potentie van beide oefenterreinen is groter. De dichtheid van Boomleeuwerik

en Nachtzwaluw is zeer laag. De oorzaken voor deze lage dichtheden dienen waarschijnlijk gezocht te

worden in de combinatie gebruik/beheer. In hoeverre het militaire gebruik limiterend is of juist het

recreatieve gebruik, is niet bekend.

Gezien in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen zijn de effecten van gebruik en beheer niet

significant vanwege de zeer lage aantallen van Boomleeuwerik en Nachtzwaluw op beide terreinen.

Ten aanzien van het gebruik van de overige terreinen: de beide kampen grenzen over een lengte van

enkele kilometers aan de west- en oostzijde aan het N2000 gebied Veluwe. Deze grensgebieden bestaan

voornamelijk uit bosgebied (geen habitattype toegewezen) en op grotere afstand van het habitattype

Droge Europese heide. Een (significant) negatief effect op de natuurwaarden waarvoor Veluwe is

aangewezen door verstorende factoren vanuit de kampen, is niet aan de orde.

Page 87: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 83 -

Stroese Zand

• Legerplaats Stroe

• Stroese Zand

Mogelijke verstoringsfactoren zijn: verontreiniging, geluid, verlichting, trilling (rupsvoertuigen), optische

verstoring (voertuigen/manschappen) en mechanische effecten. Het Stroese Zand is een typisch

stuifzandterrein, waarin nog kleine delen open zand voorkomen. Opvallend is de aanwezigheid van

Jeneverbes die over bijna het gehele terrein voorkomt. Het habitattype Droge heide komt in kleine

oppervlakten voor in het noordelijke deel van het terrein.

Overige soorten die voorkomen zijn de boomleeuwerik (16 territoria), nachtzwaluw (1 territiorium) en

zwarte specht (1 territorium).

Gezien de omvang van het stuifzandgebied en de gemiddelde territoria-dichtheden van de soort, zou er

nog plaats zijn voor 1 of 2 extra territoria van de nachtzwaluw. Mogelijk hebben de ingrepen in het

stuifzand in de toekomst een positief effect op de soort en neemt het aantal territoria toe. Knelpunt hierbij

is het intensieve gebruik van het terrein door oefenende militairen en ook door andere gebruikers (b.v.

scoutingclubs)60

. De soort is gevoelig voor verstoring. Voor het behoud van de nachtzwaluw is een

zonering van oefeningen en recreatie nodig, waarbij de leefgebieden van deze soort worden ontzien. Dit

zijn vooral de randzones van het stuifzand, waar veel dood hout, grote heidepollen of kleine boompjes

nestgelegenheid bieden. De delen van het terrein die dynamiek nodig hebben om dichtgroeien te

voorkomen moeten wel betreden worden59

. Van deze soort werd een territorium aangetroffen in 2002.

Op grond van de resultaten zijn geen harde conclusies te trekken ten aanzien van populatieontwikkelingen

en het effect van beheer en de ingrepen op de fauna. Hiervoor is het onderzoek niet systematisch en

intensief genoeg geweest. Er is mogelijk wel een negatief effect op het voorkomen van Nachtzwaluw

gezien de lage dichtheid in het gebied.

ISK

• ISK

• Gerritsfles

De aanwezige ecologische rijkdom op de Harskamp heeft zich kunnen handhaven, gegeven het huidige

militaire gebruik. De natuurwaarden die zijn ontstaan in het samenspel tussen geologische en andere

abiotische factoren en menselijke invloeden, zijn voor een relatief groot deel nog aanwezig in dit gebied,

mede dank zij het operationele beheer. Een belangrijke reden is dat het gebied niet is opengesteld,

waardoor er slechts zeer weinig mensen in het gebied komen. Dit geldt met name voor het centrum van

het gebied, dat deels onveilig is als gevolg van blindgangers. De soorten die hier aanwezig zijn, komen

hier voor ondanks de hoge geluidsniveaus die optreden bij schietoefeningen. Een nachtactieve, voor

verstoring kwetsbare, soort als de nachtzwaluw heeft op de Harskamp zijn grootste populatie in

Nederland, ondanks intensief avondgebruik van schietbanen. Ook kan als voorbeeld gelden dat het laatste

broedgeval van de duinpieper in Nederland is waargenomen op de Harskamp ondanks schietoefeningen

met mortieren en helikoptervluchten op die plaats. De zeer soortenrijke heischrale graslanden komen voor

als gevolg van het gevoerde brandbeheer, dat hier wordt uitgevoerd ten behoeve van het militaire gebruik

(voorkomen van branden bij schietoefeningen). Brandbeheer wordt in Nederland vrijwel uitsluitend nog op

militaire terreinen gevoerd, en heeft ter plekke een zeer rijke flora tot gevolg. De soortenrijkdom van de

stuifzanden en heiden heeft zich kunnen ontwikkelen in een periode dat dergelijke open gebieden op grote

schaal op de Veluwe aanwezig waren. Veel gebieden op de Veluwe zijn in de vorige eeuw volledig

ingeplant met dennenbos, op de Harskamp is een deel van het stuifzand nog open en op een vrij grote

schaal aanwezig. Veel soorten van stuifzand (waaronder duinpieper en kleine heivlinder) nemen echter

ook op de Harskamp in aantal af. Dit vraagt om gericht ingrijpen om de overgangszone tussen stuifzand

60

Gilissen (2008). Inventarisatie en Monitoring van Natuurwaarden op Defensieterreinen. Stroese Zand Monitoring

2006-2007. Rapportnummer N540-08/017. Dienst Vastgoed Defensie directie Noord, Inventarisatie- en

Monitoringgroep, Wageningen.

Page 88: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 84 - WA-LW20090344

en bos gevarieerder te maken. De conclusie kan zijn dat de instandhoudingdoelstellingen haalbaar zijn,

gegeven het huidige gebruik, mits inrichtingsmaatregelen (terugzetten van de bosrand) worden uitgevoerd.

ISK Harskamp

• Hoefbos

• MC Hoenderloo I en II

• Legerplaats Harskamp

• MC Harskamp

Mogelijk optredende verstoringsfactoren door het gebruik van de munitiecomplexen en de legerplaats

beperken zich tot geluid en menselijke activiteit. Deze verstoringsfactoren aan de rand van het Natura

2000-gebied zijn echter weinig relevant gezien de al aanwezige verstoring in ISK Harskamp zelf. In het

deelbeheerplan is nagegaan in hoeverre er sprake is van verstoring door geluid op de aanwezige

broedvogels waarvoor Veluwe is aangewezen. Uit deze analyse kan geconcludeerd worden dat de

aanwezige broedvogelbevolking geen negatieve effecten ondervindt van het geluid in en buiten het

gebied.

OT Scherpenberg

Gezien het feit dat niet bekend is welke natuurwaarden het gebied heeft, kan geen uitspraak gedaan

worden over mogelijke effecten door het militaire gebruik.

Eder- en Ginkelse heide

Voor het gebruik in dit gebied heeft een passende beoordeling plaatsgevonden en is een

Natuurbeschermingswetvergunning verleend.

Omgeving Eder- en Ginkelse heide

• MC De Driesprong

• Kazernecomplex Ede-Oost

• Prins Maurits Kazerne

De drie bovengenoemde complexen vallen buiten de Natura 2000-begrenzing. De verspreiding van

boomleeuwerik en roodborsttapuit op de Eder- en Ginkelse heide rond de kazerneterreinen vertoont geen

afwijkend patroon. Vestiging van deze soorten en van zwarte specht vindt plaats op basis van geschikt

biotoop; een negatief effect door het gebruik van de kazerneterreinen/munitiecomplexen is niet aan de

orde.

Van Nachtzwaluw is de verspreiding op de Eder- en Ginkelse heide niet bekend. De belangrijkste

betekenis heeft het noordelijke deel van de Ederheide, gezien de geschiktheid van het biotoop aldaar.

Aangenomen mag worden dat storingsfactoren als licht en geluid geen negatief effect hebben op deze

soort wanneer de activiteiten die deze storingsfactoren tot gevolg hebben, zich beperken tot het

munitiecomplex (gewenning).

OT Arnhemse Heide en Vliegbasis Deelen

De activiteiten schieten, rijden en graven kunnen mogelijk op beperkte schaal vermesting en vernatting

van stuifzandheide met struikhei, zandverstuivingen, droge heide, heischrale graslanden en oude

eikenbossen tot gevolg hebben. De habitattypen zijn gevoelig voor menselijke aanwezigheid en

mechanische effecten, zoals bodemverdichting. Echter kunnen ze enige mate van betreding aan en is

betreding soms zelfs wenselijk om pioniersstadia in stand te houden. Gebruik van wielvoertuigen en

manschappen tijdens oefeningen hebben een positief effect op de structuurrijkdom van de open- en

gesloten heide61

. Het systeem kan tijdelijke pioniersituaties goed aan. Voertuigen mogen grotendeels

alleen rijden over de aanwezige wegen/paden. Bij de uitvoer van beheermaatregelen kan lokaal op kleine

schaal bodemverdichting ontstaan, echter de maatregelen zijn noodzakelijk om de instandhoudingsdoelen

van dit cultuurhistorische landschap te behalen. Gezien de zeer lokaal optredende effecten is er geen

sprake van een significant negatief effect door de militaire activiteiten op deze typen in het licht van de

instandhoudingdoelstellingen voor Veluwe.

61

Expertisecentrum LNV (2001) Effecten van militair gebruik en recreatie op flora en fauna, een literatuuronderzoek.

Page 89: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 85 -

De puinberg waar de meervleermuis overwintert, ligt tegen de westelijke grens van vliegbasis Deelen op

enige afstand van de vliegbanen en de gebouwen. In de omgeving van de puinberg vinden weinig

activiteiten plaats. Gezien de afstand en de vrij besloten ligging is er geen verstoring door de verlichting bij

de gebouwen.

De boomleeuwerik is tussen 1997 en 2003 toegenomen in de Arnhemse Heide; op vliegbasis Deelen is de

populatie stabiel gebleven. Negatieve effecten door militair gebruik zijn mogelijk plaatselijk te verwachten,

aangezien de terreinen ook in de broedperiode voor oefeningen wordt gebruikt (boomleeuwerik is een

grondbroeder). De staat van instandhouding in Veluwe wordt beoordeeld als gunstig. De trend van

boomleeuwerik voor Veluwe laat na een sterke toename van 1985 tot 1998 een lichte daling zien. Het

belang van de Arnhemse Heide en vliegbasis Deelen voor de boomleeuwerik in verhouding tot het

richtlijngebied Veluwe (minder dan 1% van de populatie komt hier voor) is zeer gering. Een significant

effect op de populatie in het licht van de instandhoudingdoelstelling voor Veluwe door het militaire gebruik

kan niet worden aangetoond en wordt uitgesloten gezien de recente toename op de Arnhemse Heide, het

geringe belang van de populatie voor Veluwe in het geheel en de gunstige staat van instandhouding in

Veluwe.

De roodborsttapuit is gevoelig voor verstoring door geluid, oppervlakteverlies, barrièrewerking en

versnippering. Deze verstoringsfactoren worden in bepaalde mate veroorzaakt door het militaire gebruik

op Arnhemse Heide. De toename van territoria vindt echter evenredig verdeeld plaats in de delen die door

tankbanen doorsneden worden en de delen die relatief ongestoorder zijn. De staat van instandhouding van

de roodborsttapuit in Veluwe is gunstig. De trend van roodborsttapuit is na een sterke stijging vanaf 1988

de laatste jaren stabiel. Gezien de uitbreiding van de populatie in de Arnhemse Heide is het aannemelijk

dat er gewenning optreedt aan de militaire activiteiten. Een (significant) negatief effect door de militaire

activiteiten op de populatie in het Natura 2000-gebied Veluwe en in het licht van de

instandhoudingsdoelstelling voor deze soort wordt uitgesloten.

Negatieve effecten door militair gebruik op de nachtzwaluw zijn op lokaal niveau mogelijk te verwachten,

aangezien het terrein ook in de broedperiode voor oefeningen wordt gebruikt. Daartegenover kan worden

gesteld dat terreinen met een consequent (militair) gebruik (die geen recreatief medegebruik kennen) en

dus een consequente bron en vorm van ‘verstoring’, in richtlijngebied Veluwe de hoogste dichtheden

herbergen (Harskampse Zand, voor een belangrijk deel militair oefenterrein met als functie schietkamp. In

dit geval lijkt gewenning aan bepaalde activiteiten en in het bijzonder aan geluid, trilling en

luchtverplaatsing op te treden. De activiteiten zijn voornamelijk schieten (met pistool, geweer en lichte

artillerie) en verplaatsingen van voertuigen over de grond over vaste paden. Waarschijnlijk zijn deze

activiteiten van zeer geringe invloed op het voorkomen van de nachtzwaluw in de omgeving van

Harskamp. Ten aanzien van verplaatsingen van personen kan worden aangenomen dat het verstorende

effect van deze activiteit op individuele broedparen in potentieel geschikte broedgebieden aanwezig is

(vergelijkbaar met verstoring door recreatie). Bij grootschalige oefeningen in de broedtijd in het

voorkeurshabitat van de nachtzwaluw treedt mogelijk lokaal verstoring op (Nachtzwaluw is een

grondbroeder). De staat van instandhouding van nachtzwaluw in Veluwe wordt door beoordeeld als matig

ongunstig. De meest recente aantalschatting voor Veluwe bedraagt 610 paren. De index voor Veluwe laat

een sterk stijgende trend zien voor Nachtzwaluw. Het belang van de Arnhemse Heide voor de

Nachtzwaluw in verhouding tot het richtlijngebied Veluwe gering. Een significant effect op de populatie in

het licht van de instandhoudingdoelstelling (behoud omvang en kwaliteit leefgebied) voor Veluwe is

uitgesloten.

De wespendief staat bekend als een verstoringsgevoelige soort. De wespendief is vooral gevoelig voor

verstoring door menselijke aanwezigheid. In Veluwe verkeert de wespendief in een matig gunstige staat

van instandhouding. Het nagestreefde aantal broedparen in dit richtlijngebied bedraagt tenminste 150. De

meest recente aantalschatting bedraagt 150 paar. Gezien het zeer geringe belang van de Arnhemse

Heide voor Veluwe (ontbreken van geschikt broedbiotoop en grotendeels ongeschikt foerageergebied) is

er geen sprake van een significant negatief effect door de militaire activiteiten in het licht van de

instandhoudingdoelstelling voor Veluwe voor de Wespendief.

Page 90: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 86 - WA-LW20090344

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen negatieve effecten als gevolg van het militaire gebruik,

natuurbeheer en negatieve effecten als gevolg van het recreatieve gebruik. Uit de effectenbeoordeling

blijkt dat het gebruik op geen van de habitattypen en soorten waarvoor Veluwe is aangewezen, een

significant negatief effect heeft, gezien in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen.

Omgeving Arnhemse Heide

• Vrijland Noord

• Oud Nieuw Vrijland

• Oranje kazerne c.a.

• OT Galgenberg

Vrijland Noord, Oud Nieuw Vrijland en Oranje kazerne c.a. vallen buiten de Natura 2000-begrenzing. OT

Galgenberg wordt in 2010 overgedragen aan gemeente Arnhem. De verspreiding van de

broedvogelsoorten wespendief, nachtzwaluw, boomleeuwerik en roodborsttapuit op de Arnhemse heide

rond de kazerneterreinen vertoont geen afwijkend patroon. Vestiging van deze soorten vindt plaats op

basis van geschikt biotoop; een negatief effect door het gebruik van de

kazerneterreinen/munitiecomplexen is niet aan de orde. Aangenomen mag worden dat dit ook geldt voor

het overige aangrenzende Natura 2000 terrein.

5.10.1 Conclusie

Activiteit

Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

ASK Oldebroek 0 0 0 0 0 0 0 0

Omgeving ASK 0 0 0 0 0 0 0 0

Omgeving Harderwijk 0 ? 0 ? 0 0 0 0

Ermelose heide ? X ? 0 0 0 0 0

Regio Milligen ? X ? 0 0 0 0 0

Stroese zand ? X ? 0 0 0 0 0

ISK X X 0 0 0 0 0 0

ISK Harskamp ? 0 ? 0 0 0 0 0

OT Scherpenberg ? ? ? ? 0 0 0 0

Eder- en Ginkelse

heide

- - - - - - - -

Omgeving Eder- en

Ginkelse heide

0 0 0 0 0 0 0 0

OT Arnhemse heide

en vliegbasis Deelen

X X 0 X 0 0 0 0

Omgeving Arnhemse

heide

0 0 0 0 0 0 0 0

0 = geen effect, x = effect, xx = kans op significant effect, ? = niet bekend

Voor activiteiten op de Ermelose heide en Stroese zand zijn negatieve effect op nachtzwaluw niet uit te

sluiten. Activiteiten binnen regio Milligen hebben een negatief effect op nachtzwaluw en boomleeuwerik.

Als laatste hebben activiteiten op OT Arnhemse heide en vliegbasis Deelen een negatief effect op de

nachtzwaluw, roodborsttapuit, boomleeuwerik en wespendief. Geen van deze effecten is beoordeeld als

significant.

Aanbeveling

Uit voorgaande tabel blijkt dat voor veel terreinen gegevens ontbreken om uitspraken te doen over de

effecten van militaire activiteiten.

Page 91: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 87 -

5.11 Natuurbegraving en asverstrooiing

5.11.1 Gevoeligheid

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Natuurbegraven en

asverstrooiing

X X X X X X X X

0 = niet gevoelig, x = gevoelig, xx = zeer gevoelig

5.11.2 Natuurbegraven en asverstrooiing

Effecten oppervlakte

Activiteit heeft geen effect op oppervlakteverlies habitattypen en leefgebieden soorten.

Effecten ruimtelijke samenhang

Activiteit heeft geen effect op ruimtelijke samenhang habitattypen en leefgebieden soorten, omdat geen

sprake is van fysieke aantasting.

Effecten kwaliteit

• Vergraving, verstoring en eutrofiëring

Natuurbegraven in de zin van zo sober en zo min mogelijk de natuur (en het milieu) belasten, is op

traditionele begraafplaatsen altijd al mogelijk. Dit geldt, sinds crematie weer in zwang is gekomen, ook

voor het uitstrooien van as en het begraven van urnen. De wens om dit in natuurterreinen te doen is

ingegeven door de sfeer van de entourage en het vermeende idee van “teruggeven aan de natuur”. Bij dat

teruggeven kunnen echter de volgende kanttekeningen worden geplaatst:

De algehele natuurverstoring door natuurbegraven en door verstrooien van crematieas in natuurterreinen

kan (afhankelijk van dichtheid, frequentie en kuildiepte) aanzienlijk zijn. Voor het begraven van asurnen is

dit over het algemeen geringer. De effecten van natuurbegraven en urnen begraven in natuurterreinen zijn

vooral het gevolg van het graven van het graf. De effecten van verstrooien van as in natuurterreinen zijn

vooral het gevolg van de eutrofiërende werking van de as. Verstrooien van as betekent door het hoge

gehalte aan fosfor en kalk (hyper)eutrofiëring.

De invloed van het bezoek (betreding, rustverstoring e.d.) is relatief gering. Het bezoek bij begraven van

urnen en verstrooien van as is als regel veel minder dan bij natuurbegraven.

De algehele verstoring van de natuur is niet in alle bostypen even groot. De ernst is in productiebos met

een vrijwel afwezige ondergroei gering tot verwaarloosbaar, maar kan wel de perspectieven voor

ontwikkeling van waardevollere andere bostypen min of meer beperken. De algehele verstoring in oud en

natuurlijk bos met een rijke en gevarieerde ondergroei van kruiden, mossen en padden stoelen veel groter.

Park- en stinsebossen zijn wat dit betreft intermediair. De verstoring is in heide het grootste in droge

korstmosrijke Callunaheide en natte veenmosrijke Ericaheide, in grasland in kruidenrijke voedselarmere,

relatief natte en relatief droge typen.

Deze effecten hebben zowel betrekking op habitattypen (met name de heide en stuifzanden) en als

vogelsoorten vanwege de verstoringsgevoeligheid. De activiteiten vinden echter op een dermate kleine

schaal plaats dat ze geen negatieve effecten veroorzaken op de instandhoudingsdoelstellingen van de

Veluwe.

Page 92: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 88 - WA-LW20090344

5.11.3 Conclusie

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Natuurbegraven en

asverstrooiing

0 0 0 0 0 0 0 0

0 = geen effect, x = effect, xx = kans op significant effect

5.12 Cumulatieve effecten

Uit bovenstaande toetsing is gebleken dat op de Veluwe sprake is van dermate cumulatieve effecten dat

het optreden van significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen niet uitgesloten kan

worden. Het gaat hierbij om:

• Verdroging als gevolg van grondwaterstandsdaling

• Verstoring als gevolg van recreatieve activiteiten

• Vermesting/verzuring als gevolg van N-depositie

Verdroging

De Veluwe is verdroogd en dat is onder andere merkbaar aan veel sprengkoppen en sprengen die het

hele jaar door niet meer watervoerend zijn, terwijl deze van oorsprong gegraven zijn om water aan te

voeren richting papiermolens, wasserijen en landgoederen. De volgende habitattypen op de Veluwe zijn

zeer gevoelig voor verdroging:

• Zwak gebufferde vennen

• Zure vennen

• Beken met waterplanten

• Vochtige heide

• Blauwgraslanden

• Actieve hoogvenen

• Pioniervegetatie met snavelbies

De effecten van de grondwateronttrekkingen ten behoeve van industrie en drinkwater zullen individueel

niet gauw een significant effect veroorzaken op de instandhoudingsdoelstellingen. Gezamenlijk en ook in

combinatie met ondiepe onttrekkingen die voor de landbouw nodig zijn (drainage, beregening e.d.) is een

significant negatief effect echter niet meer uit te sluiten, omdat bekend is dat er sprake is van een

verdroogde situatie die de kwaliteit van de habitattypen en leefgebieden van diverse soorten aantast. Hoe

groot dit effect is en welke maatregelen nodig zijn, is op dit moment niet bekend en zal nader onderzocht

moeten worden.

Verstoring

Over de hele Veluwe zijn voorzieningen getroffen voor een breed scala aan recreatieve activiteiten. Het

gaat hierbij om motorcrosterreinen, vliegvelden, zweefvliegterreinen, golfbanen, hondenuitlaatterreinen,

fiets/wandel/ruiterpaden, modelzweefvliegterreinen, mountainbikeroutes, parkeerplaatsen en andere

recreatieve activiteiten. Indien elk aspect afzonderlijk beoordeeld zou worden, zal niet gauw sprake zijn

van een verstoring waardoor de duurzame instandhouding van de vogelsoorten van de Veluwe in gevaar

komt. Gezamenlijk veroorzaken ze echter een verstoring van de gehele Veluwe waardoor de

broedvogelstand onder druk is komen te staan. Een significant effect is daarom niet uit te sluiten voor de:

• Draaihals

• Duinpieper

• Grauwe klauwier

• Tapuit

Enkele vogelsoorten laten op dit moment een positieve trend zien en de huidige aantallen broedparen

liggen boven de doelstelling. Voor deze soorten is gesteld dat een negatief effect niet uitgesloten kan

Page 93: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 89 -

worden, omdat ze zeker wel gevoelig zijn voor verstoring. Een significant effect op de

instandhoudingsdoelstellingen is echter niet aan de orde. Het gaat hierbij om:

• Boomleeuwerik

• IJsvogel

• Nachtzwaluw

• Zwarte specht

• Wespendief

De Roodborsttapuit is een soort die minder verstoringsgevoelig is voor recreanten en op dit moment een

zodanig positieve trend laat zien, dat een negatief effect voor deze soort niet aan de orde is.

N-depositie

Stikstofdepositie uit verkeer, industrie en landbouw veroorzaakt een hogere voedselrijkdom voor de natuur

op de Veluwe dan wat optimaal is. Uit onderzoek is gebleken dat er op dit moment al een veel hogere

waarde van N-depositie aanwezig is, dan de kritische depositiewaarde van de habitattypen van de

Veluwe. Hiermee is het behalen van met name de kwaliteitsdoelstellingen van de habitattypen, maar ook

van de foerageergebieden van de broedvogels niet meer te garanderen. Omdat door deze condities de

instandhoudingsdoelstellingen mogelijk niet gehaald kunnen worden, is sprake van een mogelijk

significant effect. Dit effect wordt niet veroorzaakt door een individuele boer of bestuurder op de snelweg.

Het betreft een cumulatieve situatie die voor deze overbelasting zorgt.

Een significant effect van de gecumuleerde veroorzakers van stikstofdepositie kan niet uitgesloten worden

voor alle habitattypen met uitzondering van de Jeneverbesstruwelen, omdat deze een hoge kritische

depositiewaarde hebben en op een locatie voorkomen (Doornspijkse heide) waar de huidige depositie het

laagste is van de Veluwe. Verder zijn de volgende soorten indirect (op habitatniveau) gevoelig voor N-

depositie.

• Drijvende waterweegbree

• Gevlekte witsnuitlibel

• Duinpieper

• Draaihals

• Grauwe klauwier

• Tapuit

• Zwarte specht

• Wespendief

Ook voor deze soorten is een significant effect niet uit te sluiten, met name omdat door de N-depositie de

kwaliteit van hun leefgebied onder druk is komen te staan.

5.13 Kennislacunes

Invloed van bemesting van landbouwgronden op de instandhoudingsdoelstellingen.

Exacte locaties waar onttrekking, drainage en beregening een concreet knelpunt voor het behalen van de

instandhoudingsdoelstellingen zijn onbekend.

Exacte locaties waar recreatieve activiteiten en/of voorzieningen invloed hebben op leefgebieden van de

tapuit, grauwe klauwier, duinpieper en draaihals en oplossingen waarmee deze opgeheven kunnen

worden zijn onbekend.

Er is weinig tot niets bekend van het cumulatieve effect van drinkwaterwinningen, industriële winningen en

kleine onttrekkingen en drainage in relatie tot de instandhoudingsdoelstellingen.

Van activiteiten op enkele militaire terreinen ontbreken gegevens over effecten of aanwezige habitattypen

en soorten. Het gaat om: omgeving Harderwijk, Ermelose heide, regio Milligen, Stroese zand, ISK

Harskamp en Scherpenberg.

Het is (nog) onduidelijk welke bronnen te veel N-depositie veroorzaken op gevoelige habitats van de

Veluwe en in hoeverre dit een significant negtatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen opleverd.

Cruciale factoren in de dalende landelijke trends van landelijke populaties van nachtzwaluw, draaihals,

tapuit en grauwe klauwier.

Page 94: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 90 - WA-LW20090344

Page 95: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 91 -

6 UITWERKING VAN DOELEN IN RUIMTE EN TIJD

In dit hoofdstuk is de uitwerking van de doelen in ruimte en tijd beschreven. Per type landschap is

aangegeven hoe en waar de doelen behaald zullen worden. Het hoofdstuk begint met een beschrijving

van de totstandkoming hiervan. De ingrediënten voor de totstandkoming zijn expert judgement van lokale

ecologen, ecologisch veld- en bureauonderzoek, wensen van betrokken partijen, kansen voor

natuurontwikkeling, werksessies en overleg.

6.1 Het proces

De uitwerking van de doelen in ruimte en tijd is een samenspel geweest tussen expert judgement,

ecologische onderzoeken, de Integrale Begeleidingsgroep en de Taskforce. Ter voorbereiding op het

opstellen van het beheerplan Veluwe heeft de Provincie Gelderland een aantal ecologische onderzoeken

uit laten voeren. Daarnaast zijn in een aantal werksessies met vertegenwoordigers van de betrokken

partijen de verschillende belangen, de wensen en knelpunten geïnventariseerd. In andere werksessies is

samen met de ecologen van verschillende partijen onderzocht hoe de doelen uitgewerkt kunnen worden.

6.2 De inhoud

De provincie Gelderland heeft een aantal belangrijke onderzoeken uit laten voeren naar de huidige stand

van zaken van de voor Natura 2000-relevante broedvogels, habitattypen en habitatsoorten. Een

habitattypekartering is opgesteld op basis van oude veldinventarisaties en nieuwe veldgegevens. Alterra 62

heeft grondig onderzocht waar kansrijke locaties liggen voor het realiseren van de uitbreidingsdoelen voor

de habitattypen van het open en droge zandlandschap. Daarnaast heeft Alterra factsheets opgesteld voor

de Gelderse habitattypen met belangrijke informatie zoals verspreidingsgegevens, sleutelprocessen,

knelpunten en kwaliteitscriteria. Voor de broedvogels zijn factsheets opgesteld door SOVON (2009), met

recente verspreidingsgegevens, leefgebieden, trends en knelpunten voor het behalen van de

Instandhoudingsdoelstellingen. Daarnaast zijn factsheets opgesteld voor de habitatsoorten, eveneens met

verspreidingsgegeven, trends, kansen & knelpunten63

. Het VOFF heeft onderzocht hoe de versnipperde

populaties van soorten van heideterreinen op de Veluwe kunnen worden verbonden64

. Hierin is

aangegeven waar de belangrijkste (met de hoogste soortendichtheid) leefgebieden liggen voor soorten

van heideterreinen. Vervolgens is aangegeven waar heideverbindingen gerealiseerd kunnen worden om

deze leefgebieden weer met elkaar te verbinden. Deze nieuwe gegevens zijn gecombineerd met een

aantal bestaande informatiebronnen zoals het concept-ontwerpbesluit, de kansen en knelpunten-analyse

voor waterafhankelijke natuur van het KIWA en de profieldocumenten van de habitattypen.

6.3 De stappen in de totstandkoming

De basis voor de uitwerking van de doelen in ruimte en tijd is de kaart met de huidige verspreiding van de

habitattypen geweest. Het uitgangspunt voor het behalen van de uitbreidingsdoelstellingen is dat er wordt

gestreefd naar robuuste structuren die aansluiten bij de bestaande aanwezige habitattypen. Vervolgens

zijn ‘kansrijke ecologische ontwikkelgebieden’ geïdentificeerd. Dit zijn zones waar habitattypen met een

uitbreidingsdoelstelling tot ontwikkeling gebracht kunnen worden op basis van abiotische factoren en

historische gegevens (luchtfoto, bodemkaart, vegetatiekaart van van der Werff 1975, Eerste Bosstatistiek).

De kansrijke gebieden voor de ontwikkeling van stuifzanden, schraalgraslanden en heiden zijn door Alterra

62

A.J.M. Koomen & G.J. Maas (2009). Zoekgebieden voor heide, stuifzand en heischraal grasland op

de Veluwe (Natura 2000). Inventarisatie van geschikte gebieden voor uitbreiding en verbinding.

Wageningen, Alterra 63

Schut, D., R. Felix, R. Krekels (2008) Factsheets Natura 2000 Gelderland. Habitatsoorten in Natura 2000 gebieden.

Natuurbalans 64

De Veluwse heide verbonden (2009) VOFF

Page 96: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 92 - WA-LW20090344

geïdentificeerd65

. Daarnaast zijn aanvullend de bestaande heideterreinen, waarvan de kwaliteit dusdanig

slecht is dat ze niet tot het habitattype droge heide zijn gerekend, ook aangeduid als ‘kansrijk ecologisch

ontwikkelgebied’. In deze gebieden kan het habitattype worden gerealiseerd door de kwaliteit van het

gebied door middel van gericht beheer te verbeteren. In de studie van VOFF66

wordt beschreven hoe de

robuuste open zandlandschappen kunnen worden verbonden. De habitattypen van het oude

boslandschap kunnen worden uitgebreid in de oude bosgebieden die nog niet tot het habitattypen zijn

gerekend. Deze gebieden zullen in de loop der tijd zich ontwikkelen tot habitattype.

De terreinbeherende organisaties hebben vervolgens op basis van alle bovenstaande informatiebronnen

en overlegmomenten een ambitie neergelegd waarin het behalen van de instandhoudingsdoelen in ruimte

en tijd is uitgewerkt.

In de volgende paragrafen worden per landschap de volgende zaken besproken:

1) Toekomstbeeld: waar willen we naartoe met natuur?

2) Knelpunten: welke knelpunten bevinden zich tussen nu en het toekomstbeeld?

3) Strategie: hoe gaan we de afzonderlijke knelpunten oplossen?

4) Ambitie korte termijn: wat wordt in de eerste beheerplanperiode bereikt?

In hoofdstuk 7 zal vervolgens worden ingegaan op de concrete maatregelen die genomen worden om de

ambitie van de korte termijn te behalen en op de leemtes in kennis die opgevuld moeten worden om de

ambitie te kunnen behalen.

Bij het uitwerken van de natuurdoelen is expliciet rekening gehouden met de belangen en activiteiten die

op de Veluwe aanwezig zijn. Bijvoorbeeld: Uitbreiding van het open zandlandschap vindt in eerste

instantie plaats op locaties waar dit niet ten koste gaat van landbouw, recreatie of andere belangen. De

strategie is om op lange termijn een geleidelijke en ongedwongen verplaatsing en clustering van functies

te realiseren waardoor de landschappen robuuster kunnen worden. Dit wordt duidelijk in de volgende

paragrafen.

6.4 Naar een robuust, samenhangend en rijk open zandlandschap

Toekomstbeeld: Het open zandlandschap is een compleet systeem, bestaande uit actieve stuifzanden

met overgangen naar stuifzandheiden, kraaiheiheiden en droge heiden, jeneverbesstruwelen, heischrale

graslanden en vochtige heiden met pioniervegetaties van snavelbiezen en overgangen naar

heidehoogveentjes met de daarbij behorende broedvogels zoals duinpieper, draaihals, tapuit, grauwe

klauwier, nachtzwaluw, boomleeuwerik en roodborsttapuit. Er zijn veel geleidelijke overgangen met

opgaand loofbos, die een belangrijk onderdeel zijn van het leefgebied van de vogels. Deze geleidelijke

overgangen kunnen zeer lang zijn (honderden meters), van open landschap naar dichtgegroeid bos met

snippers (overblijfsels) open landschap. Daarnaast zijn er bepaalde gebieden in het open landschap en

bepaalde elementen binnen het landschap waar de rust overheerst, waar broedvogels onverstoord kunnen

broeden en leven. Op de Veluwe vormt het open zandlandschap een robuust en samenhangend netwerk

voor leefgebied van kenmerkende fauna, zoals zandhagedis, levendbarende hagedis, gentiaanblauwtje,

gladde slang, heivlinder. De kwaliteit van de habitattypen is goed, wat onder andere betekent dat er

bijzondere kenmerkende soorten voorkomen en dat de vegetatiestructuur goed is. Binnen het open

zandlandschap hebben natuurlijke processen op specifieke locaties de ruimte. Successie, verjonging,

verstuiving en natuurlijke begrazing vormen hier het landschap.

Knelpunten:

• Verslechtering kwaliteit landschap door vergrassing als gevolg van stikstofdepositie vanuit landbouw

en verkeer;

65

Koomen A., G. Maas (2009) Zoekgebieden voor heide, stuifzand en heischraal grasland op de Veluwe (Natura 2000).

Inventarisatie van geschikte gebieden voor uitbreiding en verbinding. Alterra 66

INVOEGEN LITERATUURVERWIJZING

Page 97: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 93 -

• Het huidige open landschap is gefragmenteerd en versnipperd door de aanplant van naaldbossen en

door infrastructuren;

• Slechte kwaliteit van het landschap als leefgebied voor broedvogels als gevolg van verstoring door

recreatie en toerisme;

• Onvoldoende geleidelijke overgangen naar natte landschappen en/of boslandschappen en een tekort

aan ‘rafelige randen’;

• Verslechtering kwaliteit landschap en leefgebied fauna door verdroging van vochtige locaties als

gevolg van grondwateronttrekkingen en hoge verdamping;

• Verlies en tekort aan oppervlakte aan actief stuivend zand als gevolg van (natuurlijke) successie,

aanplant naaldhout en vergrassing door stikstofdepositie. Hierdoor gaat leefgebied voor kenmerkende

fauna (duinpieper, etc) verloren.

Strategie: De ruimtelijke samenhang van dit landschap dient aanzienlijk versterkt te worden en de totale

oppervlakte dient vergroot te worden. Dit betekent dat voor de lange termijn vooral gestreefd moet worden

naar zo robuust mogelijke samenhangende terreinen waar alle genoemde habitattypen voldoende in

oppervlakte en kwaliteit aanwezig zijn met voldoende geleidelijke overgangen. Dit betekent gebieden

aanwijzen waar deze robuuste, samenhangende terreinen (verder) uitgebreid en ontwikkeld kunnen

worden. Deze gebieden met doelen voor uitbreiding, verbinding en kwaliteitsverbetering voor de lange

termijn zijn hier in beeld gebracht. Het streven naar robuuste, samenhangende gebieden betekent dat we

niet, koste wat kost, kleine, geïsoleerde terreinen met gekwalificeerde habitattypen zullen trachten te

behouden. Het wil ook niet zeggen dat ze zo maar opgegeven mogen worden. Snippers van open

landschap binnen beboste gebieden hebben eveneens een eigen kenmerkende waarde als afwisseling

binnen boslandschappen.

Het bereiken van de doelen voor het open zandlandschap betekent een verkleining van het leefgebied van

de Zwarte specht en waarschijnlijk ook voor de Wespendief. Deze oppervlaktevermindering wordt in

belangrijke mate opgevangen door het behalen van de doelen voor het oude boslandschap (volgende

paragraaf).

Korte termijn ambitie: In de komende planperiode wordt het volgende bereikt:

• Meer ruimtelijke samenhang en een vergroting van het oppervlakte open zandlandschap met 1180 ha

(zie kaart 6.1);

• Er is meer rust voor kwetsbare broedvogels;

• Aanpakken van milieutekorten in bodem en lucht: geen toename stikstof, geen toename fosfaat,

toename calcium, afname verdroging.

6.5 Naar een robuust, samenhangend, gevarieerd en rijk oud boslandschap

Toekomstbeeld: Op de Veluwe bevinden zich grote, aaneengesloten oppervlakten aan oud loofbos. Er

zijn veel geleidelijke overgangen en rafelige randen naar het open zandlandschap aanwezig. Veel open

plekken in de bossen bieden waardevolle variatie in het landschap. Het oude boslandschap vormt een

belangrijk kernleefgebied voor Natura 2000-soorten vliegend hert, wespendief en zwarte specht, en voor

kenmerkende soorten als boommarter, groene specht, wild zwijn, edelhert en ree.

Knelpunten:

• Het leefgebied van aan bossen gebonden fauna is versnipperd (o.a. vliegend hert), het boslandschap

is nog niet voldoende samenhangend;

• De bossen hebben onvoldoende (natuurlijke) variatie tussen gesloten en meer open, rafelige randen

naar open landschap, en hierdoor een te eentonig microklimaat, omdat het bosbeheer en de

houtexploitatie nog onvoldoende is afgestemd op het behalen van hoge biodiversiteit en een natuurlijk

systeem;

• Oude eikenbossen veranderen gestaag in eiken-beukenbossen;

Page 98: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 94 - WA-LW20090344

• De kwaliteit van het landschap neemt af (vergrassing, verstoring bodemfauna, verstoring

voedselketen) als gevolg van stikstofdepositie;

• Er zijn onvoldoende grote rustgebieden aanwezig, waar met name grote zoogdieren onverstoord

kunnen verblijven.

Strategie: Kwaliteitsverbetering en het ouder laten worden van deze habitattypen schept goede

uitgangscondities voor het Vliegend hert. Daarnaast dienen de aanbevelingen uit het beschermingsplan

voor het Vliegend hert67

te worden overgenomen. Ook voor Wespendief en Zwarte specht betekent het

halen van de doelen voor het boslandschap op habitatniveau een aanzienlijke kwaliteitsverbetering van

hun beider leefgebied. Op welke

manieren verjonging van oud eikenbos kan worden gerealiseerd is nog niet volledig bekend, dit dient in de

komende beheerplanperiode experimenteel te worden onderzocht. Verjonging in grove dennen bossen is

een bekend verschijnsel, dit kan worden gestimuleerd.

Ambitie korte termijn: de komende zes jaar worden de volgende resultaten bereikt:

• Meer ruimtelijke samenhang en vergroting van het areaal oud boslandschap (zie kaart 6.2);

• Kwaliteitsverbetering van habitattype Beuken-eikenbos (H9120) en Oud eikenbos (H9190) o.a. voor

het vliegend hert;

• Aanpakken van milieutekorten in bodem en lucht: geen toename stikstof, geen toename fosfaat;

• Bos- en natuurbeheer wordt uitgevoerd zonder/met zo min mogelijk nadelige effecten op de

kenmerken van het oude boslandschap;

• Meer rust in het oude boslandschap voor de kwetsbare soorten.

67

Duinen, G., e.a., Overlevingsplan bos+natuur, 2004

Page 99: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 95 -

Kaart 6.1 Ambitie open zandlandschap. De cirkels geven globaal aan waar naaldbos wordt gekapt en

hoeveel hectare er op de lange termijn / korte termijn wordt gekapt. PM: deze kaart klopt niet en wordt nog

aangepast

6.6 Geïsoleerde vennenlandschappen met hoge natuurwaarden

Toekomstbeeld: Verspreid over de Veluwe liggen kleine en grote waardevolle vennenlandschappen met

zwakgebufferde en zure vennen en overgangen naar heidehoogveentjes en vochtige heiden en met

Page 100: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 96 - WA-LW20090344

leefgebied voor de Habitatrichtlijnsoorten Drijvende waterweegbree, Kamsalamander en Gevlekte

witsnuitlibel. Het hydrologische systeem van deze vennenlandschappen is op orde; er is voldoende water

van goede kwaliteit. Hierdoor vindt op locaties met een continu hoge waterspiegel veenvorming plaats. De

buffercapaciteit van de zwakgebufferde vennen is voldoende. Er zijn waardevolle en geleidelijke

overgangen aanwezig naar het droge zandlandschap, naar het oude boslandschap en naar het

bekenlandschap. In het vennenlandschap is een hoge biodiversiteit aanwezig.

Knelpunten:

Van veel vennen is de kwaliteit onvoldoende om als habitattype gekwalificeerd te worden, dit

kwaliteitsverlies wordt veroorzaakt door:

• Verdroging door wateronttrekking en hoge verdamping (door met name naaldbomen);

• Verzuring en vermesting door stikstofdepositie vanuit landbouw en verkeer;

• Verzuring van zwakgebufferde vennen door het opraken van de buffercapaciteit (tekort aan calcium).

Strategie: Om de knelpunten voor de vennenlandschappen op te lossen wordt aangesloten bij de

doelstellingen vanuit de Kaderrichtlijn Water en het instrument GGOR (gewenste grond- en

oppervlaktewater regime). De verwachting is dat door deze beleidslijnen de kwaliteit en kwantiteit van het

grond- en oppervlaktewater zal verbeteren, waardoor de kwaliteit van het vennenlandschap toeneemt.

Ambitie korte termijn: In de komende planperiode wordt het volgende bereikt:

• Kwaliteitsverbetering van een aantal vennen zodat deze zich kwalificeren als habitattype Zwak

gebufferde vennen (H3130) of Zure vennen (H3160);

• Kwaliteitsverbetering van reeds gekwalificeerde vennen;

• De milieutekorten zijn voor een deel verbeterd: geen toename stikstof, geen toename fosfaat, waar

nodig toename calcium, tegengaan verdroging.

6.7 Voldoende schoon water in de Veluwse beken

Toekomstbeeld: Ook al ligt het grootste deel van de beken en de daarbij horende vegetaties en

leefgebieden van ijsvogel, beekprik en rivierdonderpad buiten de huidige ontwerpbegrenzing van Natura

2000 is een goede waterkwaliteit en waterkwantiteit van belang. De beken die ontspringen op de Veluwe

bevatten voldoende water van voldoende kwaliteit, waardoor het behalen van de instandhoudingdoelen

voor de aan het bekenlandschap gerelateerde doelstellingen haalbaar zijn, ook buiten de begrenzing van

de Veluwe.

Knelpunten:

• Verdroging door verlaging waterafvoer door grondwaterwinningen;

• Onnatuurlijke morfologie.

Strategie: De effecten van grondwateronttrekkingen worden de komende jaren onderzocht. Door in dit

beheerplan de GGOR maatregelen en de maatregelen voor HEN en SED wateren op te nemen wordt de

nagestreefde kwaliteitsverbetering voor de beken geborgd.

Korte termijn ambitie:

PM, input van het Waterschap.

Page 101: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 97 -

Kaart 6.2 Ambitie oud boslandschap. De cirkels geven globaal aan waar naaldbos wordt omgevormd naar

loofbos en hoeveel hectare er op de lange termijn / korte termijn wordt gekapt. PM: deze kaart klopt niet en

wordt nog aangepast

6.8 Perspectief activiteiten Veluwe

Om de ambities die in de vorige paragrafen worden beschreven te bereiken is het nodig dat activiteiten en

ontwikkelingen hier rekening mee houden. In deze paragraaf wordt aangegeven wat het perspectief is

Page 102: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 98 - WA-LW20090344

voor de verschillende activiteiten op de Veluwe en nieuwe ontwikkelingen. Wat kan nog wel? Onder welke

voorwaarden? Wat kan niet?

Ontwikkelen onder voorbehoud

Nieuwe ontwikkelingen op de Veluwe zullen moeten worden getoetst aan de Natuurbeschermingswet en

zijn alleen toegestaan als de ontwikkeling het behalen van de natuurdoelen niet in de weg staat. Dit

betekent dat voor de activiteiten die op dit moment al een knelpunt veroorzaken voor het bereiken van de

natuurdoelen, geen netto uitbreiding mag plaatsvinden. Dus netto mogen de volgende verstorende

activiteiten niet toenemen:

• Verstoring van leefgebied vogels door recreanten;

• Vermesting en verzuring van habitattypen door stikstofemissie uit landbouw en verkeer;

• Verdroging door wateronttrekking.

De korte termijn ambitie is om deze knelpunten de komende jaren te verminderen. Om de Veluwe niet op

slot te zetten, en ontwikkelingen mogelijk te houden, kunnen er salderingsprincipes worden ontwikkeld in

samenwerking met de sectoren. Het salderingsprincipe voor de verblijfsrecreatie uit de

streekplanuitwerking Groei & Krimp kan daarbij als voorbeeld dienen voor andere sectoren.

Page 103: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 99 -

7 MAATREGELEN

Wat er bereikt moet worden op de Veluwe staat beschreven in hoofdstuk 6. Dit hoofdstuk beschrijft welke

maatregelen worden genomen om dit te bereiken en hoe dit effect heeft op andere plannen.

De maatregelen staan per landschap beschreven (paragraaf 7.2 t/m 7.5, gekoppeld aan de korte termijn

ambities (uit hoofdstuk 6) voor het landschap. Voorafgaand daaraan worden de maatregelen beschreven

voor bodem, lucht en water die voor de gehele Veluwe gelden (paragraaf 7.1). Verder worden in

aansluiting op de maatregelen voor de landschappen nog een aantal specifieke maatregelen benoemd,

zoals voor omgaan met recreatie op de Veluwe en ambities of maatregelen waarvoor nog een leemte in

kennis bestaat (paragraaf 7.6). Het hoofdstuk sluit af met een paragraaf waarin wordt beschreven hoe dit

doorwerkt in andere plannen.

Zoals al op verschillende plaatsen in dit beheerplan is aangegeven is er in het recente verleden al veel

beleid voor de Veluwe geformuleerd dat in zijn uitwerking een positieve invloed heeft op de uitvoering van

dit beheerplan en het behalen van de instandhoudingsdoelen. Een belangrijke maatregel is dat de reeds

en elders geformuleerde beleidsvoornemens en maatregelen daadwerkelijk worden uitgevoerd. Door die

uitvoering worden de doelen uit dit beheerplan al voor een belangrijk deel dichterbij gebracht. De

verschillende bestaande initiatieven komen in dit hoofdstuk ook aan de orde.

7.1 Maatregelen gehele Veluwe

Een aantal typen maatregelen komt ten goede aan de instandhoudingdoelstellingen voor de gehele

Veluwe. In hoofdzaak zijn maatregelen nodig die bijdragen aan rust en stilte op de Veluwe, verbetering

van de kwaliteit van lucht, bodem en grond- en oppervlaktewater en tegengaan en opheffing van

verdroging.

• Maatregelen die betrekking hebben op de kwaliteit van bodem, lucht en water. Zij komen ten goede

aan de habitattypen en verbeteren daarmee ook de kwaliteit van de leefgebieden voor verschillende

soorten.

• Maatregelen ter bevordering van stilte en rust voorkomen verstoring en bevorderen zo de kwaliteit van

de leefgebieden van soorten.

• Maatregelen ter opheffing van verdroging zijn voor delen van de Veluwe van belang voor de

verbetering van de kwaliteit van de waterafhankelijke habitats.

• Daarnaast zijn maatregelen nodig die onze kennis van de invloed van deze factoren op de staat van

instandhouding bevorderen.

7.1.1 Verbetering van de luchtkwaliteit

Zoals aangegeven is de stikstof/ammoniakdepositie op de Veluwe in veel gevallen te hoog voor het

waarborgen van de instandhouding van habitats. De ambitie is daarom dat de totale depositie omlaag

moet, tot een niveau waarbij de depositiewaarden een goede staat van instandhouding waarborgen. De

kritische depositiewaarden (KDW) op de Veluwe zijn verschillend per habitat. Stuifzanden in het westen

hebben een lage KDW van 760 mol/ha/jr. Ander habitats hebben waarden van 1100 of hoger. Zeer voor

verzuring gevoelige vennen (410 mol/ha/jr) zijn op grotere afstand gelegen van de stikstofbronnen en

kunnen via hydrologische maatrregelen en effectgericht beheer ondersteund worden, zodat kan worden

uitgegaan van hogere depositiewaarden.68

De ambitie is om in drie beheerplanperioden een

depositiewaarde op de rand van de Veluwe te bereiken van 1100 mol/ha/jr. Hieraan moet naar

evenredigheid worden bijgedragen door verkeer, landbouw en industrie (en energiebedrijven).

68

Alterra, 2008 op. cit.

Page 104: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 100 - WA-LW20090344

Maatregelen

• Onderzoek waar N-depositie als gevolg van landbouw, verkeer en infrastructuur een significant

negatief effect veroorzaakt op de instandhoudingsdoelstellingen.

• In de eerste planperiode dragen landelijke generieke maatregelen bij aan de vermindering van

de stikstofdepositie vanwege verkeer, landbouw en industrie.

• Voor intensieve veehouderijen zal het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (AMvB

Huisvesting) rond 2013 een belangrijke bijdrage leveren aan de vermindering van

ammoniakemissies.

• Voor agrarische en andere bedrijven die hun activiteiten willen uitbreiden is er beperkte ruimte

om de emissie te verhogen, om te voorkomen dat de neerwaartese depositietrend teniet wordt

gedaan. In het vergunningenkader in hoofdstuk 9 is aangegeven waaraan bedrijven worden

getoetst.

- technische voorzieningen;

- salderling van emissierechten.

• Uitvoering van de reconstructieplannen waarbij intensieve veehouderijen uit de

extensiveringszones worden geplaatst leidt tot het wegnemen van bijna alle piekbelastende

bedrijven op en rond de Veluwe.

• In de Midtermreview Reconstructie die voor 2011 is voorzien, wordt de inhoud van dit

beheerplan betrokken.

• Agrarische bedrijven worden ondersteund via subsidieregelingen van de provincie (Verplaatsing

Intensieve veehouderijen (VIV) – Gelderland) en via EU-subsidieregelingen.

• Instellen van een subsidieregeling voor technische maatregelen voor de grondgebonden

veehouderij (stallen, beweiding, bedrijfsvoering, voedingsspoor).

• Bij rijksoverheid aandringen op belastingmaatregelen ten gunste van bedrijfsbeëindiging.

Actoren

• Rijk: De rijksoverheid (ministeries van VROM, LNV en V&W) formuleert en implementeert

generiek beleid gericht op vermindering van stikstofdepositie.

• Provincie: vergunningverlenend gezag en via het PMJP gelden beschikbaar stellen;

herprioritering van gelden via de midtermreview van ILG.

• Gemeenten: als bevoegd gezag voor bouw- en milieuvergunningen een signalerende en

informerende functie.

• Landbouworganisaties: overleg over salderingsmethoden.

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

generiek beleid

(waaronder AMvB

Huisvesting)

kosten voor rekening

sector

technische

maatregelen

20 €150.000

(zeer divers)

€3.000.000 deels provinciale subsidie

(PMJP) overig sector

verplaatsing bedrijven

in kader Reconstructie

tientallen variërend VIV – Gelderland breed

verplaatsing bedrijven nog

onbekend

€1.000.000 geen/nieuw

onderzoek

salderingsmethode

€50.000 geen

Page 105: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 101 -

7.1.2 Verbetering van de waterkwaliteit

De waterkwaliteit kan verbeteren door vermindering van de hoeveelheid fosfaat en nitraat in het water.

Deze stoffen komen in het water door depositie vanuit de lucht (zie hierboven), uitspoeling via de bodem,

lozingen en instroom via sloten langs wegen en spoorwegen.

In het Gewenst Grond en Oppervlaktewater Regime (GGOR) van de waterschappen Veluwe, Valei&Eem

en Rijn en IJssel worden onder meer maatregelen opgenomen die de kwaliteit van de oppervlaktewater en

grondwater verder moeten verbeteren.

Maatregelen

• Reduceren van directe lozingen tot nul.

• Afkoppelen van belaste langs sporen en wegen sloten.

• Baggeren van watergangen: wegnemen vervuilde waterbodems.

• Maatregelen uit het GGOR van de waterschappen.

• Onderzoek naar de exacte locaties waar bemesting een knelpunt vormt voor het behalen van de

instandhoudingsdoelen van het vennen- en bekenlandschap en uitvoeren van hieruit

voortvloeiende maatregelen.

Actoren

• Waterschappen Veluwe, Vallei&Eem, Rijn en IJssel: uitvoering GGOR via beheerplannen

• Terreinbeherende organisaties: medewerking aan realisatie verbeteringen.

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

Uit GGOR (PM) PM PM PM PMJP en begroting

waterschap

7.1.3 Verbetering van de bodem via effect gericht beheer

Om direct de abiotische condities voor habitattypen te verbeteren en om negatieve effecten van vervuiling

via lucht, bodem en water tegen te gaan, zullen effectgerichte beheermaatregelen genomen kunnen

worden. Daardoor wordt de voedselrijkdom van de bodems verminderd. Daardoor krijgen voedselarme

vegetaties zoals blauwgraslanden en heiden meer kans om zich te ontwikkelen.

Maatregelen

• Afgraven voedselrijke toplagen (inrichting).

• Verschraling door maaien en afvoeren, plaggen en branden van lage vegetaties.

• Verwijderen van bosopslag: tegengaan van verruiging .

• Toevoegen van stoffen aan de bodem die gewenste vegetaties stimuleren (onder meer calcium).

• Onderzoek doen naar calciumtekort.

Actoren

• Terreinbeherende organisaties: beheer en onderhoud

• Particuliere grondbezitters: beheer en onderhoud

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

Beheren van terreinen* 40.000

ha

€3.000.000 ILG en SN-regeling

Baggeren PM PM begroting waterschap

* niet alle terreinen en terreinbeherende instanties vallen onder de SN-regeling

Page 106: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 102 - WA-LW20090344

7.1.4 Bevordering van rust en stilte op (delen van) de Veluwe.

In dit beheerplan is inzicht gegeven in het voorkomen van soorten op de Veluwe. Delen van de Veluwe

vormen leefgebieden voor broedvogels. Rust en stilte in elk geval in het broedseizoen is daarvoor vereist.

Menselijke activiteiten, met name in de vorm van recreatieve activiteiten (inclusief vrijetijdsbesteding vanuit

woonkernen), kunnen daarop een inbreuk vormen. Om dat te voorkomen dienen zones te worden

ingesteld waarin gedurende bepaalde perioden geen menselijke activiteiten plaatsvinden.

Maatregelen

• Opnemen van zones langs fiets- en wandelpaden in een zoneplan. Deze zones hebben een

breedte van 50 meter.

• In overleg met stakeholders maken van een zoneringsplan.

• Onderzoek naar afsluiting van niet meer in gebruik zijnde paden in kerngebieden van

broedvogels.

• Opstellen van reglementen voor recreatieve activiteiten op vrij toegankelijke plekken (rust-,

speel-, picknickplaatsen) langs fiets- en wandelpaden en in de nabijheid van terreinen voor

verblijfsrecreatie, ter voorkoming van verstorend gedrag.

Actoren

• Provincie: bevorderen dat zoneplannen worden opgesteld.

• Terreinbeherende organisaties: opstellen van zoneplannen en gebruiksreglementen in

aanvulling op bestaande reglementen voor de gebieden die in eigendom zijn.

• Recreatiebedrijven en recreatie-organisaties: opstellen van zoneplannen en

gebruiksreglementen voor recreanten voor.

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

opstellen

zoneringsplannen

X €100.000 geen; nieuw

onderzoek en afsluiting

paden

X PM PM begroting TBO’s

7.1.5 Vermindering en voorkoming van verdroging van de Veluwe

Delen van de Veluwe zijn gevoelig voor verdroging. In die gebieden dienen de oorzaken van verdroging

(grondwateronttrekking en snelle waterafvoer via beken) worden weggenomen. Daarnaast is er een

leemte in kennis van de invloed gezamelijke invloed van grootschalige industriële en drinkwaterwinningen

op de verdroging op de Veluwe.

Maatregelen

• Voorlichting aan agrariërs inzake vermindering van kleinschalige grondwateronttrekkingen.

• Voorlichting aan burgers en bedrijven inzake vermindering van kleinschalige

grondwateronttrekkingen.

• Onderzoek naar alternatieven voor industriële grondwaterwinningen.

• Onderzoek waar drinkwateronttrekkingen, industriële onttrekking, kleine onttrekkingen, drainage

en overige ontwateringen op beken- en vennenlandschap concreet de instandhoudingsdoelen

frustreren en uitvoeren van in het onderzoek voorgestelde maatregelen

• Onderzoek naar effecten van drinkwaterwinningen aan de Amersfoortse weg en op de Zuid-

Veluwe en naar industriële winningen van de papierindustrie op en rond de Veluwe.

• Uitvoering afspraken Waterovereenkomst Vitens-Provincie Gelderland.

• Midterm review Waterovereenkomst Vitens-Provincie Gelderland.

• Onderzoek naar alternatieven voor grootschalige industriële onttrekkingen (voortzetting

Page 107: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 103 -

bestaande onderzoeken en zo nodig initiëren van nieuwe onderzoeken).

Actoren

• Vitens: onderzoek en maatregelen drinkwateronttrekkingen en uitvoering onderzoek

• Bedrijven die grootschalig grondwater onttrekken

• Waterschappen Veluwe, Vallei&Eem en Rijn en IJssel

• Agrariërs

• Provincie: bevorderen onderzoek

• Papierindustriële bedrijven op en rond de Veluwe: onderzoek naar alternatieven

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

Herinrichting beken

(GGOR)

PM PM PM PMJP en begroting

waterschap

Onderzoek

alternatieven

grootschalige

grondwaterwinning

1 € 150.000 €150.000 geen/nieuw

Voorlichting

kleinschalige

grondwateronttrekking

PM PM €100.000 geen/nieuw

Uitvoering Epe,

Schalterberg en

Eerbeek

3 van €400.000

tot €4.000.000

€7.640.000 Overeenkomst duurzame

waterwinning

Onderzoeken

drinkwaterwinningen

divers €490.000 Overeenkomst duurzame

waterwinning

Onderzoek industriële

winningen (4 locaties)

4 PM PM Wordt uitgevoerd door

provincie

7.1.6 Meer inzicht in de invloed van abiotische factoren op de staat van instandhouding van habitats

De staat van instandhouding wordt door verschillende abiotische factoren beïnvloed.: hydrologie, kwaliteit

van bodem en lucht en effectgericht beheer. Maatregelen gericht op de ene categorie abiotische factoren

hebben invloed op te nemen maatregelen in de andere categorie. Er is nog weinig zicht op de onderlinge

en gezamenlijke invloed van de factoren op de staat van instandhouding van habitats. Voorts wordt door

de minister van LNV onderkend dat tot nu toe teveel het accent heeft gelegen op de kritische

depositiewaarden. Onderzocht wordt of er tussenwaarden zijn te formuleren voor een bepaalde periode.

Maatregelen

• Onderzoek naar de gezamenlijke invloed van abiotische factoren op de kwetsbare habitats op

de Veluwe, zoals de relatie tussen hoge N-depositie maar geen te hoge waarden voor nitraat- en

ammoniumgehalten in de bodem.

• Onderzoek om te bepalen hoeveel stikstof en fosfaat minder en hoeveel calcium meer nodig is

en op welke locatie.

• Bijdragen aan onderzoek naar de toepasbaarheid van tussenwaarden voor ammoniak op de

Veluwe.

Actoren

• Ministerie van LNV: subsidiëring landelijke onderzoeken

• Provincie: uitvoeren onderzoek op Veluwe

• Waterschappen: onderzoek naar invloed hydrologische maatregelen

Page 108: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 104 - WA-LW20090344

kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

Onderzoek abiotische

factoren

PM PM PM geen/nieuw

Onderzoek stoffen 1 70.000 70.000 geen/nieuw

Bijdrage

toepasbaarheid

waarden ammoniak

1 50.000 50.000 geen/nieuw

7.2 Maatregelen voor het open zandlandschap

Om de instandhoudingsdoelstellingen die we aan het open zandlandschap hebben verbonden te

realiseren en de knelpunten weg te nemen, moeten al op korte termijn maatregelen genomen worden.

Naast algemene verbetering van de milieucondities die in de vorige paragraaf zijn genoemd, gaat het om

het verbeteren van de ruimtelijke samenhang en het vergroten van het oppervlakte/areaal van de

habitattypen en leefgebieden. Daarbij dient een integrale benadering te worden gehanteerd, waarbij wordt

voorkomen dat er nieuwe knelpunten tussen natuur en landbouw gaan ontstaan. Dit is het geval wanneer

een veehouderijbedrijf zonder uitbreiding van aantallen dieren of andere aanpassingen een 'piekbelaster'

(hoger van 50% van de kritische depositiewaarde) wordt voor een nieuw habitat, of gedwongen wordt tot

het nemen van verdergaande maatregelen dan noodzakelijk in de situatie van bestaand gebruik.

7.2.1 Vergroting areaal en verbetering ruimtelijke samenhang

Aansluitend aan het bestaande open landschap kan uitbreiding worden gerealiseerd, waardoor duurzame

oppervlaktes ontstaan.

Maatregelen

• Omzetten van naaldbossen in open zandlandschap door kap van naaldbossen, aansluitend aan

bestaande zandverstuivingen en stuifzandheiden: in totaal 806 ha in de eerste planperiode.

• Aanleg van verbindingszones tussen de nieuwe ha open zandlandschap door het kappen van

naaldbos (350 ha).

• Aanleggen van 6 ecoducten (bestaand beleid).

• Waar mogelijk grotere oppervlakte aan geleidelijke overgangen en rafelige randen tussen bos en

open zandlandschap door plaatselijk kappen van bos. Onbekend aantal hectares

• Aanleg van groene buffers (beplanting die ammoniak opneemt) tussen landbouw en

zandverstuivingen en stuifzandheiden voor afvang van ammoniak.

Actoren

• Terreinbeherende organisaties: boskap en aanleg

• Rijkswaterstaat: beleid en uitvoering voor aanleg ecoducten

• Provincie: beleid en uitvoering voor aanleg ecoducten

• Gemeenten: eventueel aanpassing bestemmingsplan

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

creëren extra open

zandlandschap door

kappen bos

806 ha gemiddeld

€5.000

PM PMJP. Een deel is

opgenomen in overkomst

provincie -

terreinbeherende

instantie.

Overig geen dekking

Page 109: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 105 -

aanleg

verbindingszones

350 ha gemiddeld

€5.000

€1.750.000 PMJP. Een deel is

opgenomen in overkomst

provincie -

terreinbeherende

instantie.

Overig geen dekking

creëren rafelige randen X ha € 5.000 PM PMJP. Een deel is

opgenomen in overkomst

provincie -

terreinbeherende

instantie.

Overig geen dekking

aanleg 6 ecoducten 6 gemiddeld

€2.800.000

€17.000.000 PMJP

aanleg groene buffers 50 € 5.000 € 250.000 geen/nieuw

verlies aan

houtproduktie

X ha €200 per ha

per jaar

PM Terreinbeherende

organisaties.

7.2.2 Cyclisch en regulier beheer

Het cyclisch en bestaand beheer van de terreinbeherende organisaties en andere terreinbeheerders

draagt bij aan het open houden van het landschap en de ruimtelijke samenhang. De kosten ervan zullen

door omvang van de arealen toenemen.

Maatregelen

• Voortzetting van bestaand beheer van bestaande arealen.

• Intensivering van het beheer voor terreinen die door inrichtingsmaatregelen worden omgezet.

• Structurele verhoging van de vergoeding voor natuurbeheer is noodzakelijk.

Actoren

• Terreinbeherende organisaties voor uitvoering beheer

• Provincie voor subsidiëring van natuurbeheer.

• Ministerie van LNV voor middelen voor Staatsbosbeheer en verhoging subsidies natuurbeheer

van andere organisaties

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

beheren terreinen* * * * (deels) SN-regeling

Verhoging subsidies 40.000

ha

PM € 1 mln geen/nieuw

* maatregel opgenomen onder '6.1 maatregelen gehele veluwe'

7.2.3 Bevordering rust en stilte

Maatregelen

• Ontwikkelen van Veluwetransferia, conform het PVVP

• Verleggen van wandel- en fietspaden in relatie tot nieuwe arealen open landschap

• Zonering van wandel- en fietspaden in zoneringsplan

• Evalueren bestaande reglementen tot betreding percelen open zandlandschap

Page 110: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 106 - WA-LW20090344

• Verstoring tijdens nachtelijke uren door faunabeheer in het leefgebied van de nachtzwaluw moet

voorkomen worden.

• Het gemotoriseerd verkeer dient zoveel mogelijk weg gehouden te worden van terreinen met

open zandlandschappen.

Actoren

• Provincie: vanwege het PVVP PM Literatuurverwijzing

• Gemeenten: bestemmingsplan

• Organisaties voor recreatie en toerisme voor opstellen zoneringplan in relatie tot open

zandlandschappen

• Terreinbeherende organisaties en particulier grondbezet voor bijdragen aan opstelling van het

zoneringplan

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

Veluwe transferia / P-

Veluwe

PM PM € 6 mln. PMJP

Verleggen wandel- en

fietspaden

PM PM PM PMJP

Onderzoek

zoneringsplannen*

* * * geen/nieuw

* maatregel opgenomen onder '6.1 Maatregelen gehele Veluwe'

7.2.4 Onderzoek

Voor effectieve maatregelen dient een actueel inzicht te bestaan in de locaties waar rust nodig is

(bestaande situaties en nieuwe arealen). Op grond daarvan kunnen nadere voorstellen worden gedaan

voor zonering en eventuele verplaatsing van verstoringsbronnen, zoals terreinen voor verblijfsrecreatie.

Maatregel

• Uitvoering onderzoek naar rustlocaties;

• Uitvoering onderzoek 'Milieutekorten habitattypen';

• Onderzoek naar welke recreatieve activiteiten en/of voorzieningen invloed hebben op

leefgebieden van de tapuit, grauwe klauwier, draaihals en duinpieper en of deze significant is en

welke maatregelen nodig zijn om een eventueel significant effect op te heffen.

• Onderzoek naar de gevolgen van recreatie en verkeerslawaai op het verdwijnen van de

duinpieper op de Veluwe, in relatie tot de ambitie voor herstel hiervan.

• Onderzoek naar onderlinge voedselrelaties.

Actoren

• Terreinbeherende organisaties

• Klankbordgroep Recreatie en Toerisme

• Provincie

• Ministerie LNV

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

Onderzoek rustlocaties 1 50.000 50.000 geen/nieuw

Onderzoek

'Milieutekorten

habitattypen'

1 75.000 75.000 geen/nieuw

Page 111: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 107 -

7.3 Maatregelen voor het oude boslandschap

De doelstellingen voor het oude boslandschap en de daarbij behorende typen en soorten worden

gerealiseerd door te zorgen voor meer ruimtelijke samenhang, vergroting oppervlakte, verbetering van de

kwaliteit, verbetering van de milieukwaliteit en het bevorderen van rust en stilte ten behoeve van de

soorten die hun leefgebied in dit landschap vinden. Uitbreiding van de arealen mag er niet toe leiden dat

nieuwe knelpunten met bijvoorbeeld de landbouw ontstaan. Daarbij moet rekening worden gehouden bij

de locaties voor de uitbreiding. Deze voorwaarde zal goed kunnen worden vervuld omdat toename van de

arealen grotendeels plaats vinden binnen de huidige arealen bos. Het beheer is er op gericht bestaand

bos op een kwalitatief goede manier oud te laten worden.

7.3.1 Vergroting ruimtelijke samenhang

De vergroting van de ruimtelijke samenhang en oppervlakte wordt verkregen door in de eerste plaats

ruimte te geven aan natuurlijke processen op specifieke locaties die leiden tot geleidelijke uitbreiding van

arealen en door op een aantal locaties eiken aan te planten die vervolgens de tijd krijgen om geleidelijk

onderdeel te worden van het oude boslandschap.

Maatregelen

• Geleidelijke ontwikkeling van Beuken-eikenbos (H9120) laten ontstaan door natuurlijke

processen op locatie PM Kaart invoegen

• Geleidelijke ontwikkeling van Oud eikenbos (H9190) door natuurlijke verjonging onder scherm

van grove den op locatie n door toestaan van successie in open landschappen op locatie PM

Kaart invoegen

• Bestaand bos oud laten worden.

• Ruimte geven voor naaldbossen om oude naaldbossen te worden voor de leefgebieden van een

aantal broedvogelsoorten.

Actoren

• Terreinbeherende organisaties

• Provincie: subsidiëring investering natuurbeheer

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

geleidelijke

ontwikkeling Beuken -

Eikenbos

X ha €200 per ha

per jaar

PM geen/nieuw

geleidelijke

ontwikkeling oud-

eikenbos

x ha €200 per ha

per jaar

PM geen/nieuw

creëren oude

naaldbossen

x ha €200 per ha

per jaar

PM geen/nieuw

7.3.2 Kwaliteitsverbetering Beuken-eikenbos en Oud eikenbos

De kwaliteitsverbetering van bostypen wordt behalve door verbetering van de abiotische condities voor de

gehele Veluwe gerealiseerd door specifieke beheersmaatregelen. Deze sluiten aan bij de bestaande

vormen van beheer. Het cyclisch en bestaand beheer van de terreinbeherende organisaties en andere

Page 112: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 108 - WA-LW20090344

terreinbeheerders draagt bij aan het de kwaliteit van het boslandschap en de ruimtelijke samenhang. De

kosten ervan zullen door omvang van de arealen toenemen. Het beheer zelf dient plaats te vinden op een

wijze die niet leidt tot schade aan het landschap en verstoring van soorten in dat landschap.

Maatregelen

• Intensivering van het beheer voor terreinen waar kwaliteitsverbetering moet worden

gerealiseerd. Het gaat daarbij om maatregelen zoals:

• selectieve kap loof- en naaldbos

• dood hout laten liggen

• aanplanten van eiken

• houtwallen behouden en herstellen

• bosranden natuurlijker ontwikkelen*

• open plekken aanleggen*

• De gedragscodes voor bos- en natuurbeheer worden gebruikt en waar nodig afgestemd op het

natuurlijke systeem van de Veluwe

• Structurele verhoging van de vergoeding voor natuurbeheer is noodzakelijk

Actoren

• Terreinbeherende organisaties voor uitvoering beheer

• Provincie voor subsidiëring van natuurbeheer.

• Ministerie van LNV voor middelen voor Staatsbosbeheer en verhoging subsidies natuurbeheer

van andere organisaties

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

verhoging vergoeding

voor beheer

PM PM PM geen/nieuw

7.3.3 Bevordering rust en stilte

Vormen van verkeer (wandelen, fietsen) dienen zodanig te worden geleid dat, tenminste in de broedtijd,

verstoring wordt voorkomen.

Maatregelen

• Ontwikkelen van Veluwetransferia, conform het PVVP

• Verleggen van wandel- en fietspaden binnen oude boslandschap

• Zonering van wandel en fietspaden in zoneringplan

• Evalueren van bestaande reglementen tot betreding percelen oude boslandschap

Actoren

• Provincie: vanwege het PVVP

• Gemeenten: bestemmingsplan

• Organisaties voor recreatie en toerisme voor opstellen zoneringplan in relatie tot open

zandlandschappen

• Terreinbeherende organisaties en particulier grondbezet voor bijdragen aan opstelling van het

zoneringplan

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

Veluwe transferia / P-

Veluwe*

* * * PMJP

Verleggen wandel- en ** ** ** PMJP

Page 113: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 109 -

fietspaden**

Onderzoek

zoneringsplan**

** ** ** geen/nieuw

* maatregel opgenomen onder '6.1 maatregelen gehele veluwe'

** maatregel opgenomen onder 'open zandlandschappen'

7.4 Maatregelen voor het vennenlandschap

Zoals aangegeven kent de Veluwe een potentieel van 350 vennen die te samen een waardevol

vennenlandschap kunnen betekenen. Het accent kan komen te liggen op kwaliteitsverbetering van de

vennen door tegengaan van verdroging, verbetering van de overige abiotische condities. Het waterschap

Veluwe is blijkens het Waterbeheersplan 2010-2015 een herstelplan opstellen voor HEN/SED-vennen:

een rapportage over de toestand, knelpunten en mogelijke maatregelen gericht op behoud, herstel en

kwaliteitsverbetering. Dit vennenprogramma wordt een belangrijk instrument om stappen te zetten in het

realiseren van de ambities voor het vennenlandschap.

7.4.1 Verbetering abiotische condities

In aansluiting op de verbetering van de milieucondities voor de Veluwe als geheel, dient in de buurt van

vennen extra aandacht te worden beteed aan het voorkomen van uitspoeling van meststoffen. Dit betekent

dat in een zone van 100 meter rond een ven geen meststoffen uitgereden mogen worden of andere

vormen van verrijking van de bodem mogen plaatsvinden. PM Onderbouwen 100-meterzone

Page 114: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 110 - WA-LW20090344

Maatregel

• Beperkingsmaatregelen voor bemesting van grondpercelen aangrenzend aan een ven.

• Betreding van heideveentjes door faunabeheer moet voorkomen worden.

Actoren

• Terreinbeherende organisaties

• Agrarische bedrijven

• Wildbeheereenheid

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

Vermindering

uitspoeling meststoffen

PM PM PM PMJP

7.4.2 Specifieke beheermaatregelen

De kwaliteitsverbetering van vennen wordt voorts gerealiseerd door specifieke beheersmaatregelen. De

kosten ervan zullen door omvang van de arealen toenemen.

Maatregelen

• Opstellen vennenprogramma.

• Intensivering van het beheer via maatregelen zoals:

- Plaggen van gronden om vennen;

- Kappen van houtopslag langs vennen

- Baggeren/opschonen van de vennen;

- Vis verwijderen

Actoren

• Waterschappen Veluwe, Vallei&Eem, Rijn en IJssel

• Terreinbeherende organisaties

• Overige particuliere landgoedeigenaren met vennen op hun terreinen

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

opstellen

vennenprogramma

PM PM PM begroting waterschap

maatregel vennen* PM PM PM ten dele nieuw en ten

dele begroting

waterschap en PMJP

* de te nemen maatregelen zijn afhankelijk van onderzoek vennenprogramma

7.5 Maatregelen voor het bekenlandschap

Het bekenlandschap is beperkt van omvang op de Veluwe. De maatregelen gericht op het herstel van het

landschap en verbetering van de waterkwaliteit van de beken worden door de waterschappen opgenomen

in de beheerplannen op basis van het GGOR en ter uitvoering van de Kader Richtlijn Water. De

maatregelen zullen vooral gericht zijn op het vasthouden van water in het gebied (dit dient ook doelen

inzake veiligheid tegen hoogwater) en de kwaliteit van de wateren en de oevers.

Page 115: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 111 -

7.5.1 Uitvoering van de beheerplannen van de waterschappen

Nadat de GGOR’s voor de Veluwe zijn opgesteld zullen de waterschappen hun beheerplannen daarop

aanpassen.

Maatregelen

• Opstellen GGOR

• Opstellen en uitvoeren beheerplannen op basis van het GGOR

Actoren

• Waterschap: beleid en uitvoering

• Provincie: beleid

• Wildbeheereenheid

Kosten en dekking

maatregelen aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

Opstellen GGOR 3 PM PM begroting waterschap en

bijdrage uit Natura 2000

TOP-gelden

GGOR PM PM PM begroting waterschap en

PMJP

Betreding van blauwgraslanden tijdens faunabeheer moet voorkomen worden.

7.6 Overige ambities en maatregelen

7.6.1 Selectieve ontwikkeling verblijfsrecreatie op de Veluwe

Op de Veluwe zijn natuur en recreatie met elkaar verweven. Deze verwevenheid is de aantrekkelijkheid

van de Veluwe maar vormt tevens een bedreiging voor met name de rust en stilte in delen van de Veluwe

waar uit oogpunt van de instandhoudingsdoelstellingen rust en stilte gewenst zijn. Voor de Veluwe bestaat

de ambitie om de recreatiedruk in en ronds kwetsbare habitats en leefgebieden te vermindern.

De provincie heeft een Streekplanuitwerking ‘Groei & krimp’ vastgesteld. In het Groei & Krimp beleid wordt

de verblijfsrecreatie geconcentreerd in bepaalde groeiclusters. Tegelijkertijd worden recreatiebedrijven op

de meest kwetsbare plaatsen op vrijwillige basis gesaneerd of uitgeplaatst. Krimplocaties worden

teruggegeven aan de natuur. De krimphectaren komen beschikbaar als groei- en uitbreidingsruimte voor

recreatieclusters in de groeiclusters. Saldering dient niet alleen plaats te vinden op basis van oppervlakte,

maar vooral op basis van de invloedssfeer van een recreatiebedrijf op de staat van instandhouding van

een habitattype of leefgebied van een soort.

Maatregel

• Uitvoering Streekplanuitwerking Groei en Krimp.

• Evaluatie van het Groei & Krimp beleid en aanpassing naar aanleiding van dit Natura 2000-

beheerplan voor de Veluwe.

Actoren

• Provincie

• Recreatieorganisaties en recreatiebedrijven.

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per totaal bestaande

Page 116: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 112 - WA-LW20090344

eenheid regeling/dekking

Uitvoering Groei en

Krimp

PM PM € 26 mln. Provincie, PMJP

Evaluatie

Groei en Krimp

1 100.000 €100.000 PMJP

7.6.2 Selectieve ontwikkeling dagrecreatie en kleinschalige evenementen

Dagrecreatie op de Veluwe uit zich met name door wandelen en fietsen en (andere) vormen van

recreatieve sport. In de loop van vele jaren zijn wandel- en fietspaden en terreintjes voor dagrecreatie

aangelegd en zijn ze ook op andere wijze (spontaan) ontstaan. Ambitie is om ook de recreatieve druk in

en rond kwetsbare gebieden van de dagreacreatie te verminderen.

Sommige paden worden niet of nauwelijks gebruikt, maar hebben wel de potentie van gebruik en zijn

potentieel, vanwege het voorzorgbeginsel, als belastend te kwalificeren. Daaraan moet meer sturing

worden gegeven door voorzieningen voor dagrecreatie en kleinschalige evenementen daar te realiseren

waar ze geen significant effect hebben op de instandhoudingsdoelstellingen in de verschillende

landschapstypen. Tegelijkertijd kunnen niet of nauwelijks in gebruik zijnde voorzieningen voor dagrecreatie

en kleinschalige evenementen worden opgeheven.

Maatregelen

• Onderhoud en aanleg wandel- en fietspaden en terreintjes voor dagrecreatie en evenementen

waar en op een wijze waardoor er geen significant negatieve effecten te verwachten zijn voor

leefgebieden (verstoring rust en stilte) en habitattypen (vertrappen).

• Afsluiting van niet of nauwelijks meer in gebruik zijnde wandel- en fietspaden en terreintjes voor

dagrecreatie en evenementen.

Actoren

• Terreinbeherende organisaties: regulering en uitvoering.

• Overige particuliere grondeigenaren: uitvoering.

• Gemeenten: regulering.

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

Onderhoud terreinen PM PM PM TBO’s

Afsluiting wandel-

fietspaden en tereinen*

PM PM PM PMJP ogelijk deels uit

fietspadenplan

* combinatie met onderzoek recreatieve zonering

7.6.3 Wegnemen van kennisleemtes

Gekoppeld aan de beide voorgaande maatregelen is onderzoek naar de daadwerkelijke verstoringeffecten

van geluid en licht op soorten. Daarover zijn al studies verschenen, maar de uitkomsten zijn nog in

discussie. In landelijk verband zou meer kennis moeten ontstaan om de ongewisse werking van het

voorzorgbeginsel te verminderen.

Maatregel

• Opstellen van een onderzoeksprogramma op basis van de Natura 2000 beheerplannen gericht

op onderbouwing van negatieve effecten van activiteiten op typen en soorten.

• Onderzoek naar foerageergebieden en trekroutes van de meervleermuis op de Veluwe om

effecten van de versnipperende werking van (rijks)wegen te kunnen beoordelen.

• Onderzoek naar leemten in kennis over aanwezige habitattypen en soorten op de volgende

defenstieterreinen: omgeving Harderwijk, Ermelose heide, regio Millingen, Stroese zand, ISK

Page 117: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 113 -

Harskamp en OT Scherpenberg.

Actoren

• Ministerie van LNV: opdrachtgever en financier

• Kennisinstituten: uitvoering

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

Onderzoeksprogramma

ministerie LNV

PM PM PM geen / ministerie LNV

7.6.4 Subsidie Natuurbeheer (SN en SAN) pakketten

Voor een groot deel van de Veluwe zijn Subsidie Natuurbeheer (SN) en Subsidie Agrarisch natuurbeheer

(SAN) pakketten afgesloten. Dit betreft een subsidieregeling van de provincie voor het beheer van

terreinen. Binnen de begrenzing zijn de volgende pakketten van toepassing. Daarbij dient opgemerkt te

worden dat bepaalde partijen (bijvoorbeeld Staatsbosbeheer, Defensie) geen aanspraak maken op SN-

subsidies. In onderstaande tabel staat aangegeven voor hoeveel ha SN-pakketten op de Veluwe zijn

afgesloten69

.

Tabel 7.1 Aantal hectares per subsidiepakket

Subsidiepakketten Hectares

Bos 20328

Bos met verhoogde natuurwaarde 10158

Soortenrijke heide 3980

Heide 3285

Natuurbos 2784

Natuurlijke eenheid met begrazing 726

(Half-) natuurlijk grasland 538

Akker 181

Soortenrijk stuifzand 126

Maatregelen

• Afstemming Natuurbeheerplan met Natura 2000 beheerplan

• Uitvoering Programma Beheer

• Uitvoering Regeling groen-blauwe diensten

Actoren

• Provincie

• Terreinbeherende organisaties

• Overigen particuliere grondbezitters en particuliere beheerders (agrarische bedrijven)

Kosten en dekking

maatregel aantal kosten per

eenheid

totaal bestaande

regeling/dekking

Natuurbeheer en

beheer groen blauwe

diensten *

diverse PM PM PMJP

69

BRONVERWIJZING

Page 118: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 114 - WA-LW20090344

* reeds genoemd onder '6.1 maatregelen gehele Veluwe'

Page 119: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 115 -

8 WAT KAN ER WEL EN NIET OP DE VELUWE

Dit hoofdstuk is bedoeld om duidelijkheid te bieden aan zowel vergunningverleners als ondernemers en

gebruikers over wat wel en wat niet mag op en rond de Veluwe. De jurisiche basis hiervoor is artikel 19d

van de Natuurbeschermingswet, het beheerplan geeft het vergunningenkader

In het beheerplan kunnen handelingen en ontwikkelingen worden vrijgesteld van deze vergunningplicht,

mits het bereiken van de instandhoudingsdoelen niet in gevaar gebracht wordt (mede gelet op de

instandhoudingsmaatregel die getroffen wordt). Dit volgt uit een combinatie van de artikelen 19a lid 1 en

19d lid 2. De nadruk moet hierbij gelegd worden op het feit dat er alleen vrijstellingen (eventueel onder

voorwaarden en/of beperkingen) gegeven kunnen worden als het behalen van de instandhoudingsdoelen

niet in gevaar gebracht wordt.

Nieuwe activiteiten, projecten en plannen op en rond de Veluwe moeten dus getoetst worden op de vraag

of ze het bereiken van de doelen uit dit beheerplan in de weg staan. Als er op basis van het beheerplan

niet met zekerheid gesteld kan worden dat een nieuwe activiteit de instandhoudingsdoelen niet in gevaar

brengt, dient de initiatiefnemer dit buiten het beheerplan om aan te tonen. Als de initiatiefnemer hierbij kan

aantonen dat er geen effect is, is de activiteit vergunningvrij. Als een effect niet is uitgesloten volgt

automatisch volgens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet de vergunningprocedure.

Uit een onderzoek van Alterra70

blijkt dat in de periode van oktober 2005 tot 31 juli 2008 voor de Veluwe in

totaal 118 vergunningen in het kader van de NB-wet zijn aangevraagd en dat er daarvan 89 aanvragen

zijn vergund. De andere dossiers liepen nog op het moment van het onderzoek. Volgens het onderzoek

zijn er geen vergunningen geweigerd.

8.1 Principes voor de toetsing: wat mag niet, wat mag wel?

Het beoordelingproces

De initiatiefnemer heeft het voornemen om een activiteit of handeling uit te gaan voeren. Hiervoor heeft de

initiatiefnemer op basis van verschillende wetten misschien een vergunning nodig, één daarvan is de NB-

wet. De initiatiefnemer dient de vergunningverlener van informatie te voorzien op basis waarvan deze een

beslissing kan nemen. De vergunningverlener heeft voor het vaststellen van de aan- of afwezigheid van

effecten de beschikking over de informatie uit vooroverleg en het natuureffectenrapport of een passende

beoordeling opgesteld door de initiatiefnemer.

Om deze beoordeling te kunnen uitvoeren heeft de vergunningverlener enerzijds goed inzicht nodig in wat

de activiteit behelst en anderzijds in de natuurdoelen van het specifieke gebied en de dosis-effectrelaties

tussen de verstoringscomponeten die voortvloeien uit de activiteit en de gevoeligheden van de

verschillende natuurdoelen..

De beoordeling vindt plaats op basis van een inhoudelijke toets. Hiervoor zijn de volgende uitkomsten

mogelijk:

• De activiteit heeft geen negatief effect: er is geen vergunning nodig

• De activiteit heeft een verstorend effect: er is geen vergunning nodig

70

M.E.A Broekmeyer, et al, Vergunningverlening Natuurbeschermingswet nr: 1748, Alterra, Wageningen, 2008

Artikel 19d van de NB-wet stelt dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan die

vergunning verbonden voorschriften, projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidelijk te

verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de

habitats van soorten in een Natura 2000 gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend

effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

Page 120: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 116 - WA-LW20090344

• De activiteit heeft een verslechterend effect: een vergunning is nodig en wordt verleend (evt onder

voorwaarden) als bevoegd gezag van mening is dat ondanks het verslechterende effect de activiteit

toch plaats dient te vinden.

• De activiteit heeft een significant negatief effect: een vergunning is nodig en wordt verleend als er een

passende beoordeling is uitgevoerd en er aan de ADC criteria wordt voldaan én de provincie van

mening is dat ondanks het effect de activiteit toch plaats dient te vinden.

Er is geen sprake van een vergunningentraject op het moment dat de initiatiefnemer kan aantonen dat er

geen effect bestaat of dat er slechts sprake is van een verstorend effect. De effecten worden getoetst aan

de hand van de volgende criteria:

• oppervlakte

• ruimtelijke samenhang (structuur en functie, typische soorten)

• kwaliteit (lucht, bodem, water, rust/stilte)

Een verstorend effect is een effect dat per definitie tijdelijk is en waarbij nadat de activiteit is afgerond de

natuurlijke situatie weer terugkeert. Er is dus geen sprake van effecten op de (fysieke aspecten van de)

genoemde criteria.

Een verslechterend effect is een effect waarbij tenminste één of meer van de genoemde criteria negatief

wordt beïnvloed.

Een significant negatief effect is een effect waarbij tenminste één of meer van de genoemde criteria zo

wordt beïnvloed dat het behalen van de natuurdoelen gesteld in hoofdstuk 6 niet meer realiseerbaar zijn

binnen de daarvoor gestelde termijn van dit beheerplan. Hierbij wordt in acht genomen de uitbreidings- en

ontwikkelingsgebieden voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen.

In de toetsing van hoofdstuk 5 is duidelijk geworden dat een aantal belangrijke knelpunten het bereiken

van de doelstellingen op dit moment in de weg staan. Deze knelpunten zijn:

• Verstoring van met name de leefgebieden van broedvogels;

• Vermesting (en verzuring) door stikstofdepositie van de habitattypen en indirect de leefgebieden van

soorten;

• Verdroging van habitattypen en indirect leefgebieden van soorten.

Deze drie knelpunten moeten tijdens de komende beheerplanperiode netto op de Veluwe afnemen.

Activiteiten, projecten of plannen die resulteren in een netto vergroting van de knelpunten zijn dus in

principe niet toegestaan, omdat ze het behalen van de doelen verder frustreren. Een activiteit, plan of

project kan pas vergund worden als blijkt dat het behalen van de doelen niet in de weg wordt gestaan.

Positionering van de doelen

De instandhoudingsdoelstellingen (uitbreiding oppervlakte en/of verbetering kwaliteit) van de verschillende

landschappen zijn in hoofdstuk 6 en 7 uitgewerkt in ruimte en tijd. Op de locaties waar uitbreiding of

verbetering plaats gaat vinden, zijn nieuwe activiteiten, projecten of plannen met verslechterende effecten

op de te ontwikkelen instandhoudingsdoelstellingen niet toegestaan.

Buiten de ontwikkelgebieden (zie hoofdstuk 6 en 7) en de huidige gebieden (zie hoofdstuk 2) wordt door

de vergunningverlener het principe aangehouden dat vergunningen die worden aangevraagd met

verslechterende effecten verleend zullen worden, omdat een verslechterend effect in de meeste gevallen

het behalen van de instandhoudingsdoelen niet in de weg staat. Dit biedt dus perspectief voor het

ontwikkelen van activiteiten, projecten en plannen. In de volgende paragrafen wordt besproken wat het

bovenstaande vergunningskader voor consequenties heeft voor de verschillende sectoren.

8.2 Consequenties van het vergunningkader voor de sectoren

Deze paragraaf geeft weer welke huidige activiteiten zonder vergunning toegestaan zijn op de Veluwe en

onder welke voorwaarden. Daarnaast beschrijft het voor welke activiteiten het vergunningentraject van de

Nbwet 1998 moet worden doorlopen.

Page 121: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 117 -

8.2.1 Bos- en natuurbeheer

Huidige activiteiten

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Natuurbeheer 0 0 0 0 0 0 0 0

0

X

Bosbeheer

- areaalverlies

- kwaliteitsverlies

0

0

0

0 X 0

0

0

0

0

0

0

0

0

X

0

0

Faunabeheer

- verstoring

- betreding

0

0 0

0

0

0

0 X

0

0 X

0

0

Beheer van

cultuurhistorische

elementen

0 0 0 0 0 0 0 0

0: geen effect, X: effect, Groen: vergunningvrij, Oranje: vergunningvrij onder voorwaarden (anders

vergunningtraject)

Voorwaarden

• Werken conform de gedragscodes bosbeheer en natuurbeheer

• Huidig natuurbeheer meer richten op de ruimtelijke samenhang tussen habitattypen en landschappen

en geleidelijke gradiënten.

• De opslag van Amerikaanse vogelkers en beuk binnen het habitattype oude eikenbossen moet

bestreden worden.

• Betreding van heideveentjes en blauwgraslanden voorkomen (conform Faunabeheerplan).

• Verstoring door faunabeheer tijdens nachtelijke uren in leefgebieden van de nachtzwaluw moet

gemeden worden. Ook de duinpieper (niet meer aanwezig op de Veluwe) is hier gevoelig voor.

• Voor grootschalige ingrepen als vellingen en herinrichting die niet meer onder regulier beheer vallen

zijn vergunningplichtig.

Nieuwe activiteiten

Het is niet de verwachting dat er binnen deze beheerplanperiode nieuwe reguliere beheeractiviteiten en of

methoden (welke niet zijn opgenomen in hoofdstuk 4) binnen het natuur- en bosbeheer ontwikkeld worden

die andere effecten zullen hebben dan genoemd in hoofdstuk 5. Daarom zijn nieuwe beheeractiviteiten

vrijgesteld onder de volgende voorwaarden:

• Werken conform de gedragscodes bosbeheer en natuurbeheer

• Huidig natuurbeheer meer richten op de ruimtelijke samenhang tussen habitattypen en landschappen

en geleidelijke gradiënten.

• De opslag van Amerikaanse vogelkers en beuk binnen het habitattype oude eikenbossen moet

bestreden worden.

• Betreding van heideveentjes en blauwgraslanden voorkomen (conform Faunabeheerplan).

• Verstoring door faunabeheer tijdens nachtelijke uren in leefgebieden van de nachtzwaluw moet

gemeden worden. Ook de duinpieper (niet meer aanwezig op de Veluwe) is hier gevoelig voor.

• Voor grootschalige ingrepen als vellingen en herinrichting die niet meer onder regulier beheer vallen

zijn vergunningplichtig.

• Geen aantasting van de ruimtelijke samenhang, kwaliteit en rust van de instandhoudingdoelstellingen.

8.2.2 Landgoederen

Landgoederen zijn multisectoraal van samenstelling. Zowel de beheerdoelstellingen als het gebruik zijn

multisectoraal, d.w.z. dat binnen de beheereenheid van landgoederen tegelijkertijd meerdere functies

Page 122: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 118 - WA-LW20090344

worden vervuld. Soms wordt zelfs nagenoeg dezelfde locatie en terreintype voor meerdere functies

gebruikt. Kenmerkend is dat door het centrale beheer de genoemde functionaliteiten op elkaar worden

afgestemd, zodat alle aspecten tot hun recht kunnen komen en het geheel meer is dan de som der delen.

Het gevolg is dat voor de landgoederen voor zowel de huidige activiteiten als de nieuwe activiteiten geen

specifieke vergunningvrijstelling valt te geven, maar dat deze verwerkt zijn bij de specifieke sector.

8.2.3 Landbouw

Huidige activiteiten

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Grond- en

gewasbescherming

0 0 0 0 0 0 0 0

Bemesting

- vermesting

0

0

0

0

X/XX

X/XX

X/XX

X/XX

Lozing en

wateronttrekking

- verdroging

0

0

0

0

X/XX

X/XX

X/XX

X/XX

Onderhoud 0 0 0 0 0 0 0 0

Veehouderijen

- N-depositie

XX

X/XX

XX

X/XX

XX

X/XX

XX

X/XX

0: geen effect, X: effect, XX: kans op significant effect, Groen: vergunningvrij, Rood: vergunningtraject (of

maatregelen)

Een nader onderzoek als vervolg op de voortoets in dit beheerplan is noodzakelijk om duidelijkheid te

krijgen waar bemesting, onttrekking, drainage en beregening een concreet knelpunt vormt voor het

behalen van de instandhoudingsdoelstellingen. Het nemen van instandhoudingsmaatregelen kan dan

nodig zijn. In de eerste beheerplanperiode zijn dergelijke activiteiten voorlopig vergunningvrij.

Voor de veehouderijbedrijven hoeft in de eerste beheerplanperiode geen vergunning te worden

aangevraagd voor lopende activiteiten, mits de maximale belasting vanwege het bedrijf aantoonbaar

minder is dan 50 % van de kritische depositiewaarde. Dat is voor vrijwel alle bedrijven buiten de

extensiveringszones van de Reconstructieplannen Veluwe en Gelderse Vallei het geval. Hierbij wordt

uitgegaan van een kritische depositiewaarde (KDW) van 760 mol/ha/jr. voor bedrijven die onder de

invloedssfeer van zandverstuivingen en stuifzandheiden zijn gelegen (met name grenzend aan het

zuidwestelijk deel van de Veluwe) en 1100 mol/ha/jr. voor de overige agrarische gebieden op en rond de

Veluwe. Tevens is hierbij de voorwaarde dat de vergunning in het kader van de WAV rechtskracht heeft en

het bedrijf op de 1 oktober 2005 in werking was. Het huidige gebruik van het bedrijf dient wel te worden

geregistreerd door het bevoegd gezag.

De invloed van de AMvB huisvesting (Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij) op de intensieve

veehouderijen is in deze beheerplanperiode zodanig dat in de beheerplanperiode wordt gewaarborgd dat

er in dat geval sprake is van vermindering van de ammoniakdepositie op de habitattypen. Alterra heeft

berekend dat de vermindering tot 2020 als gevolg van het generiek beleid vanwege de doorwerking ervan

op de bedrijven in de gebieden op en rond de Veluwe zal variëren van 40 tot 45 procent. De doorwerking

ervan op bedrijven van elders (bijdrage aan de totale achtegronddepositie is 25 tot 30 procent.71

Voorwaarde

bij onderhoud van watergangen gewerkt wordt volgens de gedragscode waterbeheer die ihkv de flora en

faunawet is opgesteld

Nieuwe activiteiten die niet stikstofgerelateerd zijn

71

Alterra, Effecten van maatregelen in de landbouw op de stikstofdepositie in N2000 gebieden. In progress,

Wageningen 2009a. Alterra gaat in zijn berekeningen ui9t van scenario’s die groei van de veestapel betekenen.

Page 123: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 119 -

Het is niet de verwachting dat er binnen deze beheerplanperiode nieuwe activiteiten en of methoden

(welke niet zijn opgenomen in hoofdstuk 4) binnen de landbouwsector zullen worden ontwikkeld, die

andere effecten zullen hebben dan genoemd in hoofdstuk 5. Grond- en gewasbescherming en onderhoud

zijn daarom vergunningvrij.

Zolang geen duidelijkheid is over de locatie waar bemesting, onttrekking, drainage en beregening een

concreet knelpunt vormt voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen, geldt de volgende

beperking:

• nieuwe drainage, wateronttrekkingen en bemestingen in de gebieden die invloed kunnen hebben op

de bestaande en nieuw te ontwikkelen instandhoudingsdoelen (3 labda vanaf natte habitattypen) niet

zijn toegestaan, tenzij de initiatiefnemer kan aantonen dat verslechterende effecten op de genoemde

criteria zijn uitgesloten.

Voorwaarden

Bij onderhoud van watergangen gewerkt wordt volgens de gedragscode waterbeheer die ihkv de flora en

faunawet is opgesteld

Nieuwe acitiviteiten die wel stikstofgerelateerd zijn

Ook bij uitbreiding van veehouderijen (toename aantal dieren, verandering van diercategorieën) moet

worden gewaarborgd dat per saldo sprake is van afname van de stikstof/ammoniakbelasting vanwege de

landbouw, naar evenredigheid van het aandeel van de landbouw in de totale depositie op de habitats.

Hierboven is al aangegeven dat als gevolg van generiek beleid kan worden uitgegaan van reducties van

ammoniakdeposities van 40 tot 45 procent. Er wordt voorts vanuit gegaan dat in de eerste planperiode ook

voor grondgebonden bedrijven generiek beleid wordt ontwikkeld dat zich richt op ver mindermindering van

emissie van stikstof/ammoniak.

Bedrijven die willen uitbreiden of op andere wijze hun bedrijfsvoering of inrichting willen veranderen en die

een bijdrage aan de depositie leveren van tussen de 0,5 en 50 % van de kritische depositiewaarde (dit

betekent tussen respectievelijk 4 mol/ha/jr. en variërend maximaal 370 tot 900 mol, afhankelijk van de

afstand tot locaties met habitattypen), zijn vergunningplichtig. Bedrijven die met hun depositie op de

habitats en aangeduide uitbreidingslocaties voor habitats beneden de 4 mol/ha/jr. blijven, zijn

vergunningvrij.

Uit berekeningen van het bureau Alterra blijkt dat bij een drempelwaarde van 0,5 % van de KDW is

gewaarborgd dat de cumulatieve toename van de depositie in 2020 minder is dan de afname van de

depositie bij autonome ontwikkeling van de landbouw (inclusief generiek beleid).72

Vergunningplichtige bedrijven kunnen de uitbreiding realiseren via externe en interne saldering. Dit begrip

wordt hierna nader uitgelegd. Voor alle nieuwe vestigingen of wijzigingen in het LOG Kootwijkerbroek geldt

een vergunningplicht.

Intern salderen en technische maatregelen

In het geval van interne saldering waarbij emissiebeperkende technieken worden toegepast boven op het

generieke beleid (dat wil dus zeggen toepassing van BBT+ of BBT++), kunnen emissierechten worden

opgevuld met een reductie van de ammoniakuitstoot van de betreffende tak of stal waar de

emissiebeperkende techniek wordt toegepast. Bij aantoonbare per saldo reductie van de emissie en

depositie bovenop de effecten van het gennerieke beleid (zoals de AMvB-huisvesting), wordt de

vergunning zonder meer verleend, waarbij de reductie in de vergunning wordt opgenomen.

Extern salderen

72

Bij een hoger percentage is dit voor de westzijdse van de Veluwe ook nog het geval, maar aan de oostzijde niet.

Alterra 2009a, op. cit.

Page 124: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 120 - WA-LW20090344

Bij externe saldering dienen emissierechten binnen de het gebied waar een bedrijf in is gelegen te worden

verworven (dit kan zijn: Gelderse Vallei, gebied tussen Veluwe en Veluwerandmeren, IJsselvallei en

Veluwezoom). Van de te verwerven emissierechten dient een bepaald minimum percentage te worden

afgeroomd om in te zetten bij de bedrijfsontwikkeling (het percentage is nog onderwerp van overleg tussen

provincie landbouwsector en natuur- en milieu-organisaties; dit overleg wordt in het najaar van 2009

afgerond).

Tegelijkertijd dient er ook sprake te zijn van vermindering van de depositie vanwege de verworven

emissierechten van tenminste 50 %. De mate waarin dit laatste reeds wordt gerealiseerd door afroming

van de emissierechten, hangt onder meer af van de mate waarin sprake is van ruimtelijk afwaartse

beweging van de emissierechten.

De vergunning van het emissierechten verstrekkende bedrijf wordt bij saldering ingetrokken. Bij saldering

dient het zeker te zijn dat de depositie op hetzelfde habitattype (bijv. Zandverstuiving of Droge heide) zal

afnemen.

Voor salderen wordt vooralsnog uitgegaan van verhandeling van emissierechten tussen bedrijven. Om

ongewenste kostenontwikkelingen te voorkomen, zal de provincie met de agrarische sector in het begin

van de eerste planperiode overleggen over mogelijkheden voor reductie van de prijs van emissierechten

(tot mogelijk nul euro) en over de mogelijkheid van het opzetten van een registratiesysteem en/of een bank

voor emissierechten (per gebied of provinciebreed). Uitgangspunt daarbij is hierbij, dat de administratieve

lasten zoveel mogelijk worden beperkt.

Zowel bij intern salderen als bij extern salderen kunnen technische maatregelen worden ingezet en kan de

bedrijfsvoering op verschillende aspecten worden aangepast. De provincie zal de haar beschikbare

subsidiemaatregelen inzetten om bedrijfsverplaatsingen en verdergaande technische maatregelen

(BBT+(+)) te stimuleren.

Bedrijfsplannen

In bijzondere gevallen kan via een bedrijfsplan worden bepaald, dat van bovenstaande

salderingssystematiek wordt afgeweken en toch wordt gewaarborgd dat er geen negatief significant effect

op de habitats zal optreden.

Een bedrijfsplan met daarin maatregelen opgenomen die een verdere reductie van emissie en depositie

waarborgen wordt opgesteld:

• voor de periode van een beheerplan om tijdelijk een verhoging van de depositie op een habitat toe te

staan, mits wordt aangegeven op welke wijze in de beheerplanperiode de emissie zodanig vermindert,

dan de tijdelijke toename van de depositie op het betreffende habitat teniet wordt gedaan;

• om beperkte of geen vermindering van de afroming van de emissie (alleen in de eerste planperiode)

toe te staan, indien kan worden aangetoond dat een grotere bijdrage wordt geleverd aan de

vermindering van de depositie dan 50 %. Het bedrijfsplan is onderdeel van de vergunningaanvraag

waarop wordt beschikt.

Generiek beleid

De landelijke Taskforce Stikstof/Ammoniak (Taskforce Trojan) heeft in haar advies in 2008 aangegeven

dat vermindering van stikstof/ammoniakdepositie moet plaatsvinden via generiek beleid en via

gebiedsspecifiek beleid. Voor de intensieve veehouderij is er de AMvB huisvesting die er toe moet leiden

dat de bijdrage vanuit de veehouderijen vermindert. Alterra heeft berekend dat bij uitvoering van deze en

andere generieke maatregelen de depositie zal verminderen in 2020 met 13 tot 20 %73. Daarnaast zal de

uitvoering van de WAV en de uitvoering van de reconstructieplannen er toe leiden dat de depositie verder

afneemt.

Er wordt vanuit gegaan dat in de eerste beheerplanperiode landelijk ook voor grondgebonden

veehouderijen generiek beleid wordt ontwikkeld dat zich richt op vermindering van de emissie van

stikstof/ammoniak.

73

Alterra 2009a op cit.

Page 125: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 121 -

8.2.4 Recreatie en toerisme

Huidige activiteiten

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Recreatieve

activiteiten

- verstoring

0

X/XX

0

X/XX

0

X/XX

0

X

0: geen effect, X: effect, XX: kans op significant effect, Groen: vergunningvrij, Rood: vergunningtraject (of

maatregelen)

Een kans op een significant effect als gevolg van recreatieve activiteiten treedt alleen cumulatief en binnen

de leefgebieden van tapuit, grauwe klauwier, duinpieper en draaihals op. De overige vogelsoorten

ondervinden wel een negatief effect, maar deze is niet significant. Als vervolg op de voortoets is nader

onderzoek naar welke recreatieve activiteiten en/of voorzieningen invloed hebben op leefgebieden van de

tapuit, grauwe klauwier, duinpieper en draaihals en hoe deze opgeheven kunnen worden. De duinpieper is

gevoelig voor recreatie en betreding van terreinen door recreanten kan hervestiging in geschikte terreinen

in de weg staan. Ook voor boomleeuwerik en nachtzwaluw kan toenemende recreatie een probleem

vormen voor uitbreiding van de populatie. Op basis hiervan worden instandhoudingsmaatregelen

opgesteld (zoneringsplan). In de eerste beheerplanperiode zijn bestaande recreatieve voorzieningen en

activiteiten voorlopig vergunningvrij.

Voorwaarden:

Binnen deze beheerplanperiode wordt door de provincie een beleidsvoorstel (zoneringsplan) opgesteld.

Dit beleidsvoorstel dient maatregelen te bevatten om binnen de eerste beheerplanperiode alle significante

effecten op de habitats van de Grauwe klauwier, Tapuit, Draaihals en Duinpieper te voorkomen. Daarnaast

dient dit beleidsplan maatregelen te bevatten om de infrastructuur en objecten die iedere individuele

activiteit mogelijk maken binnen de eerste twee beheerplanperiodes zo te veranderen dat verslechterende

effecten niet meer optreden,

deze binnen de door de terreineigenaar gestelde openstellingsregels plaatsvinden,

evenementen plaatsvinden op bestemde evenemententerreinen of binnen de grenzen van bebouwde kom.

er gebruik gemaakt wordt van bestaande infrastructuur en objecten (tenzij de geldende regels van de

terreineigenaar anders zijn)

Nieuwe activiteiten

Voor de recreatie geldt dat cumulatief significant negatieve effecten niet uitgesloten kunnen worden. Dit

betekent dat er voor nieuwe activiteiten per saldo geen toename mag zijn van effecten. Hierdoor kunnen

nieuwe activiteiten niet algemeen vrijgesteld worden in het beheerplan. De enige uitzondering daarop zijn

ontwikkelingen die conform de Groei & krimp-principes tot stand zijn gekomen. Deze krijgen van het

bevoegd gezag een Nbwet-vergunning.

Nieuwe activiteiten moeten in ieder geval passen binnen de beleidsplannen Groei- en Krimp, het

Fietstotaalplan, P-Veluwe, Ecoducten op de Veluwe, Veluwe-transferia en Hart van Veluwe. Echter,

uitbreidingsactiviteiten die zijn genoemd in deze beleidsplannen zijn niet automatisch vrijgesteld van een

vergunning. De initiatiefnemer dient conform de Natuurbeschermingswet aan te kunnen tonen dat de

voorgenomen activiteit geen effecten heeft op het behalen van de instandhoudingsdoelen. De

initiatiefnemer dient dit te doen aan de hand van de criteria opppervlakte, ruimtelijke samenhang en

kwaliteit (m.n. rust en stilte).

Oppervlakte

Page 126: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 122 - WA-LW20090344

Nieuwe recreatieve die plaatsvinden op of binnen bestaande voorzieningen hebben geen effect op de

huidige oppervlakte. Overige recreatieve activiteiten hebben mogelijk een effect op de huidige oppervlakte

van bestaande instandhoudingdoelstellingen en daarnaast op de te ontwikkelen oppervlakte aan

instandhoudingdoelstellingen. De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabbellen in dit

beheerplan bepalen of zijn activiteit geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect

heeft op het criteria oppervlakte. Als de activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met bestaande of

te ontwikkelen instandhoudingsdoelen (waardoor het criterium) oppervlakte verslechtert, kan er geen

vergunning verleend worden.

Ruimtelijke samenhang

Nieuwe recreatieve die plaatsvinden op of binnen bestaande voorzieningen hebben geen effect op de

huidige ruimtelijke samenhang. Overige recreatieve activiteiten hebben mogelijk een effect op de

ruimtelijke samenhang. De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabellen in dit beheerplan

bepalen of zijn activiteit geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op het

criteria ruimtelijke samenhang. Als de activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met bestaande of

te ontwikkelen instandhoudingsdoelen waardoor de ruimtelijke samenhang verslechtert, kan er geen

vergunning verleend worden.

Kwaliteit

Nieuwe recreatieve activiteiten hebben mogelijk een effect op de lucht-, water-, bodemkwaliteit, rust en

stilte. De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabellen in dit beheerplan bepalen of zijn

activiteit geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op het criteria kwaliteit.

Met name de broedvogelsoorten zijn hier gevoelig voor. Als de activiteit in de omgeving plaatsvindt van

locaties met bestaande of te ontwikkelen instandhoudingsdoelen waardoor de kwaliteit verslechtert, kan er

geen vergunning verleend worden.

Activiteiten die niet zijn toegestaan

• Er is per saldo geen uitbreiding van wandel-, fiets- en ruiterpaden toegestaan. Er dient in de komende

beheerplanperiode in overleg met de sector een zodanige zonering van wandel-, fiets- en ruiterpaden

te worden ingesteld dat negatieve effecten worden beperkt;

• Er is per saldo geen uitbreiding van de parkeergelegenheden toegestaan. Nieuwe Veluwetransferia

en andere parkeerplaatsen kunnen pas gerealiseerd worden als er elders parkeerplaatsen verdwijnen

en de bestemming omgezet wordt naar de bestemming natuur;

• Er kunnen geen nieuwe evenemententerreinen ontwikkeld worden met mogelijk significant negatieve

effecten op de instandhoudingsdoelstellingen. Uitbreidingen van bestaande terreinen dienen getoetst

te worden aan Nbwet 1998;

• Uitbreidingen van of nieuwe (model)zweefvliegvelden, hondenuitlaatterreinen, motorcrossterreinen,

schietbanen, maneges, etc. zijn per saldo niet toegestaan.

8.2.5 Wonen

Huidige activiteiten

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Activiteiten vanuit

woonkernen

0 0 0 0 0 0 0 0

0 = geen effect, x = effect, xx = kans op significant effect, Groen: vergunningvrij

Alle huidige activiteiten die met wonen samenhangen worden in het hoofdstuk toetsing op de te toetsen

criteria ruimtelijke samenhang, oppervlakte en kwaliteit als hooguit verstorend gekwalificeerd op het

systeem. Dit betekent dat de activiteiten zoals omschreven in hoofdstuk 3 zonder voorwaarden en

beperkingen volledig zijn vrijgesteld.

Page 127: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 123 -

Nieuwe activiteiten

Kleine woningaanpassingen en kwaliteitsverbeteringen aan bestaande woningen zijn niet

vergunningplichting conform de NB-wet 1998. Uitbreiding en nieuwe activiteiten zijn momenteel

onvoldoende inzichtelijk om deze adequaat te toetsen. De initiatiefnemer dient bij voorgenomen nieuwe

activiteiten aan te kunnen tonen dat er geen negatieve effecten zijn.

Woningbouwprojecten zijn er van kleine (een tot enkele woningen) tot groot (meerdere woningen). De

grootte van het project zegt niet per definitie iets over de mogelijke effecten. De bouw van een enkel huis

in of in de buurt van bestaande of te ontwikkelen instandhoudingsdoelen kan immers al een

verslechterend effect hebben. De initiatiefnemer dient dus aan te kunnen tonen wat de effecten zijn op de

volgende criteria:

Oppervlakte

De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabbellen in dit beheerplan bepalen of zijn activiteit

geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op het criteria oppervlakte. Als

de activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met bestaande of te ontwikkelen

instandhoudingsdoelen waardoor het oppervlakte verslechtert kan er geen vergunning verleend worden.

Ruimtelijke samenhang

De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabellen in dit beheerplan bepalen of zijn activiteit

geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op het criteria ruimtelijke

samenhang. Als de activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met bestaande of te ontwikkelen

instandhoudingsdoelen waardoor de ruimtelijke samenhang verslechtert kan er geen vergunning verleend

worden.

Kwaliteit

De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabellen in dit beheerplan bepalen of zijn activiteit

geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op het criteria kwaliteit. Als de

activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met bestaande of te ontwikkelen instandhoudingsdoelen

waardoor de kwaliteit verslechtert kan er geen vergunning verleend worden.

8.2.6 Werken

Huidige activiteiten

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Invloed vanuit

bedrijven

0 0 0 0 0 0 0 0

0 = geen effect, x = effect, xx = kans op significant effect, Groen: vergunningvrij

Alle huidige activiteiten die met werken samenhangen worden in het hoofdstuk toetsing op de te toetsen

criteria ruimtelijke samenhang, oppervlakte en kwaliteit als hooguit verstorend gekwalificeerd op het

systeem. Dit betekent dat de activiteiten zoals omschreven in hoofdstuk 4 zijn vrijgesteld onder de

beperking dat er gebruik gemaakt wordt van bestaande infrastructuur en objecten.

Nieuwe activiteiten

Kleine bedrijfsaanpassingen en kwaliteitsverbeteringen aan bestaande bedrijven zijn niet

vergunningplichting conform de Nbwet 1998.

Uitbreiding en nieuwe activiteiten zijn momenteel onvoldoende inzichtelijk om deze adequaat te toetsen.

De initiatiefnemer dient bij voorgenomen nieuwe activiteiten aan te kunnen tonen dat er geen negatieve

effecten zijn. Nieuwe activiteiten dienen ook aan andere wetgevingseisen te voldoen, zoals de wet

Page 128: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 124 - WA-LW20090344

milieubeheer, Arbowet, bestemmingsplan enz. De initiatiefnemer dient aan te kunnen tonen wat de

effecten zijn op de volgende criteria:

Oppervlakte

De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabbellen in dit beheerplan bepalen of zijn activiteit

geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op het criteria oppervlakte. Als

de activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met bestaande of te ontwikkelen

instandhoudingsdoelen waardoor het oppervlakte verslechtert kan er geen vergunning verleend worden.

Ruimtelijke samenhang

De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabellen in dit beheerplan bepalen of zijn activiteit

geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op het criteria ruimtelijke

samenhang. Als de activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met bestaande of te ontwikkelen

instandhoudingsdoelen waardoor de ruimtelijke samenhang verslechtert kan er geen vergunning verleend

worden.

Kwaliteit

De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabellen in dit beheerplan bepalen of zijn activiteit

geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op het criteria kwaliteit. Als de

activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met bestaande of te ontwikkelen instandhoudingsdoelen

waardoor de kwaliteit verslechtert kan er geen vergunning verleend worden.

8.2.7 Infrastructuur

Huidige activiteiten

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

0

XX

0

X

0

X

0

X

XX X/XX XX X/XX XX XX XX XX

(Rijks)wegen

- verstoring geluid

- N-depositie

- versnippering 0 0 0 X 0 0 0 0

Beheer en onderhoud 0 0 0 0 0 0 0 0

0

X

0

X

0

0

0

0

Vliegvelden

- verstoring geluid

- N-depositie XX X/XX XX X/XX XX XX 0 0

0: geen effect, X: effect, XX: kans op significant effect, Groen: vergunningvrij, Rood: vergunningtraject (of

maatregelen)

De huidige effecten van gebruik van infrastructurele voorzieningen laat zien dat een significant negatief

effect als gevolg van geluidverstoring op de (terugkeer van) duinpieper en kwaliteit van de habitattypen en

leefgebieden van soorten als gevolg van N-depositie niet uitgesloten kan worden. Daarom moet er door de

bevoegde gezagen binnen de eerste beheerplanperiode een beleidsplan opgesteld wordt om de

cumulatief significant effecten op het systeem te verminderen.

Voorwaarden

Er gebruik gemaakt wordt van bestaande infrastructuur en objecten.

Nieuwe activiteiten

Page 129: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 125 -

Voor de aanleg of het doen van aanpassingen aan rijksinfrastructuur is het Rijk (ministerie van LNV)

bevoegd gezag en niet de provincie. Het rijk is de instantie die gaat over eventuele vergunningplicht. Voor

de aanleg of het doen aanpassingen van provinciale, gemeentelijke en waterschapsinfrastructuur is de

provincie bevoegd gezag.

Nieuwe infrastructurele activiteiten kunnen niet algemeen vrijgesteld worden in het beheerplan. De

initiatiefnemer dient dus aan te kunnen tonen wat de effecten zijn op de volgende criteria om in

aanmerking te kunnen komen van een vergunning:

Oppervlakte

De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabbellen in dit beheerplan bepalen of zijn activiteit

geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op het criteria oppervlakte. Als

de activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met bestaande of te ontwikkelen

instandhoudingsdoelen waardoor het oppervlakte verslechtert kan er geen vergunning verleend worden.

Ruimtelijke samenhang

De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabellen in dit beheerplan bepalen of zijn activiteit

geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op het criteria ruimtelijke

samenhang. Als de activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met bestaande of te ontwikkelen

instandhoudingsdoelen waardoor de ruimtelijke samenhang verslechtert kan er geen vergunning verleend

worden.

Kwaliteit

De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabellen in dit beheerplan bepalen of zijn activiteit

geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op de lucht-, water-,

bodemkwaliteit, rust en stilte. Speciale aandacht moet hierbij uitgaan naar gevolgen van N-depositie en

geluidverstoring op nieuwe leefgebieden van duinpier. Als de activiteit in de omgeving plaatsvindt van

locaties met bestaande of te ontwikkelen instandhoudingsdoelen waardoor de kwaliteit verslechtert kan er

geen vergunning verleend worden.

8.2.8 Water

Huidige activiteiten

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Drinkwaterwinning 0 0 0 0 X/XX X X/XX X

Industriële onttrekking 0 0 0 0 X/XX X X/XX X

Kleine onttrekkingen 0 0 0 0 X/XX X/XX X/XX X/XX

Koude-warmte opslag 0 0 0 0 X X X X

Huidige situatie 0 0 0 0 X X XX XX

0: geen effect, X: effect, Groen: vergunningvrij, Oranje: vergunningvrij onder voorwaarden (anders

vergunningtraject), Rood: vergunningtraject (of maatregelen)

Individuele onttrekkingen hebben ieder afzonderlijk geen effect op de instandhoudingsdoelstellingen van

de Veluwe. Voor de industriële onttrekking Parenco en de drie onttrekkingen bij Eerbeek zijn significant

negatieve effecten nog niet uit te sluiten. Dit geldt ook voor de drinkwateronttrekkingen Epe, Schalterberg,

Edese bos, La Cabine, Wageningse berg, Fikkersdries en Hemmen. Daarbij is ook kans op een significant

effect als alle 858 onttrekkingen gezamenlijk bekeken worden. Er is weinig tot niets bekend van het

cumulatieve effect van drinkwaterwinningen, industriële winningen en kleine onttrekkingen in relatie tot de

instandhoudingsdoelstellingen. Nader onderzoek als vervolg op de voortoets is nodig (huidige activiteiten

van Parenco en de papierfabrieken Eerbeek worden onder regie van de provincie nader onderzocht) Op

basis hiervan worden maatregelen opgesteld. Maatregelen om significant negatieve effecten te voorkomen

Page 130: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 126 - WA-LW20090344

worden meegenomen in de midtermreview van de Waterovereenkomst tussen Vitens en de provincie. Tot

die tijd zijn in de eerste beheerplanperiode huidige activiteiten voorlopig vergunningvrij.

Huidige activiteiten rond oppervlaktewaterbeheer die worden uitgevoerd volgens de aanpak van GGOR,

HEN en SED wateren hebben een positieve uitwerking op het bereiken van de

instandhoudingdoelstellingen en zijn vrijgesteld van een vergunning in het kader van de Nb-wet 1998.

Voorwaarde

Er gebruik gemaakt wordt van bestaande infrastructuur en objecten.

Nieuwe activiteiten

Nieuwe activiteiten kunnen vanwege een niet uit te sluiten cumulatief significant negatief effect als gevolg

van waterstandsdaling (verdroging) niet algemeen vrijgesteld worden in het beheerplan. De initiatiefnemer

dient dus aan te kunnen tonen wat de effecten zijn op de volgende criteria om in aanmerking te kunnen

komen van een vergunning:

Oppervlakte

De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabbellen in dit beheerplan bepalen of zijn activiteit

geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op het criteria oppervlakte. Als

de activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met bestaande of te ontwikkelen

instandhoudingsdoelen waardoor het oppervlakte verslechtert kan er geen vergunning verleend worden.

Ruimtelijke samenhang

De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabellen in dit beheerplan bepalen of zijn activiteit

geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op het criteria ruimtelijke

samenhang. Als de activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met bestaande of te ontwikkelen

instandhoudingsdoelen waardoor de ruimtelijke samenhang verslechtert kan er geen vergunning verleend

worden.

Kwaliteit

De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabellen in dit beheerplan bepalen of zijn activiteit

geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op de lucht-, water-,

bodemkwaliteit, rust en stilte. Speciale aandacht moet hierbij uitgaan naar de gevolgen van verdroging op

de natte habitattypen. Als de activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met bestaande of te

ontwikkelen instandhoudingsdoelen waardoor de kwaliteit verslechtert kan er geen vergunning verleend

worden.

Page 131: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 127 -

8.2.9 Defensie

Huidige activiteiten

Activiteit

Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

ASK Oldebroek 0 0 0 0 0 0 0 0

Omgeving ASK 0 0 0 0 0 0 0 0

Omgeving Harderwijk 0 ? 0 ? 0 0 0 0

Ermelose heide ? X ? 0 0 0 0 0

Regio Millingen ? X ? 0 0 0 0 0

Stroese zand ? X ? 0 0 0 0 0

ISK X X 0 0 0 0 0 0

ISK Harskamp ? 0 ? 0 0 0 0 0

OT Scherpenberg ? ? ? ? 0 0 0 0

Eder- en Ginkelse

heide

Vergunning is reeds verleend

Omgeving Eder- en

Ginkelse heide

0 0 0 0 0 0 0 0

OT Arnhemse heide

en vliegbasis Deelen

X X 0 X 0 0 0 0

Omgeving Arnhemse

heide

0 0 0 0 0 0 0 0

0 = geen effect, x = effect, xx = kans op significant effect, ? = niet bekend, Groen: vergunningvrij, Oranje:

vergunningvrij onder voorwaarden (anders vergunningtraject

Voor activiteiten op de Ermelose heide en Stroese zand zijn negatieve effect op nachtzwaluw niet uit te

sluiten. Activiteiten binnen regio Millingen hebben een negatief effect op nachtzwaluw en boomleeuwerik.

Als laatste hebben activiteiten op OT Arnhemse heide en vliegbasis Deelen een negatief effect op de

nachtzwaluw, roodborsttapuit, boomleeuwerik en wespendief. Geen van deze effecten is beoordeeld als

significant.

Deze activiteiten zijn vergunningvrij onder de volgende voorwaarden:

• oefeningen plaatshebben zoals omschreven in de door Defensie opgestelde voorschriften en

handboeken waaronder de standaard oefenkaart, gebruikskaarten en VS1014

• er gebruik gemaakt wordt van bestaande infrastructuur en objecten.

• Mijden van de leefgebieden van de betreffende vogelsoorten binnen het broedseizoen

• Uit voorgaande tabel blijkt dat voor veel terreinen gegevens ontbreken om uitspraken te doen over de

effecten van militaire activiteiten. Deze lacune moet in de eerste beheerplanperiode opgehelderd

worden.

Nieuwe activiteiten

Voor nieuwe manieren van gebruik of aanpassingen daarvan binnen en buiten de daarvoor aangewezen

terreinen is het Rijk (ministerie van LNV) bevoegd gezag.

Page 132: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 128 - WA-LW20090344

8.2.10 Overig

Huidige activiteiten

Activiteit Open zand-

landschap

Oud

boslandschap

Vennen-

landschap

Bekenlandschap

habitats soorten habitats soorten habitats soorten habitats soorten

Natuurbegraven en

asverstrooiing

0 0 0 0 0 0 0 0

0: geen effect, Groen: vergunningvrij

De huidige activiteiten in het kader van natuurbegraven en asverstrooing hebben geen effect op de

instandhoudingsdoelstellingen en zijn volledig vrijgesteld van vergunningplicht.

Nieuwe activiteiten

Uitbreiding en nieuwe activiteiten zijn momenteel onvoldoende inzichtelijk om deze adequaat te toetsen.

De initiatiefnemer dient bij voorgenomen nieuwe activiteiten aan te kunnen tonen dat er geen negatieve

effecten zijn. De initiatiefnemer dient dus aan te kunnen tonen wat de effecten zijn op de volgende criteria

om een vergunning te kunnen krijgen:

Oppervlakte

De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabbellen in dit beheerplan bepalen of zijn activiteit

geen dan wel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op het criteria oppervlakte. Als

de activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met bestaande of te ontwikkelen

instandhoudingsdoelen waardoor het oppervlakte verslechtert kan er geen vergunning verleend worden.

Ruimtelijke samenhang

De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabellen in dit beheerplan bepalen of zijn activiteit

geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op het criteria ruimtelijke

samenhang. Als de activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met bestaande of te ontwikkelen

instandhoudingsdoelen waardoor de ruimtelijke samenhang verslechtert kan er geen vergunning verleend

worden.

Kwaliteit

De initiatiefnemer kan door middel van de kaarten en tabellen in dit beheerplan bepalen of zijn activiteit

geen danwel een verstorend, verslechterend of een significant effect heeft op de lucht-, water-,

bodemkwaliteit, rust en stilte en lichtverstoring. Als de activiteit in de omgeving plaatsvindt van locaties met

bestaande of te ontwikkelen instandhoudingsdoelen waardoor de kwaliteit verslechtert kan er geen

vergunning verleend worden.

8.3 Vergunningenkader nieuwe vergunningen

In het geval dat er geen algemene vrijstelling geldt dient de initiatiefnemer voor nieuwe activiteiten aan te

kunnen tonen dat er geen negatieve effecten zijn. In deze paragraaf staat omschreven welke stappen

doorlopen dienen te worden.

De initiatiefnemer doet er goed aan om al vanaf het begin contact te zoeken met het bevoegde gezag

(provincie of Ministerie van LNV) om aan te geven dat een activiteit op stapel staat. Door de conclusie van

elke tussenstap met het bevoegd gezag te delen is er sprake van wederzijds begrip en kunnen conclusies

wederzijds gedeeld worden.

In de tekst hierboven kan per thema opgezocht worden welke criteria van belang zijn en wat er inhoudelijk

aangetoond dient te worden. De beschrijving hieronder is een procesbeschrijving. In bijlage 5 is een

stroomschema te vinden. Bij het doorlopen van de stappen is het volgende nog van belang. Als de

conclusie van stap 5 (zie onder) is dat er slechts sprake is van een verstorend effect, is er geen

Page 133: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 129 -

vergunning nodig. Als de effecten niet uit te sluiten zijn, dan staat er vanaf stap 6 (zie onder) aangegeven

hoe de vergunningprocedure in zijn werk gaat.

Stap 1:

De initiatiefnemer kan zelfstandig bepalen uit welke verstoringscomponenten de activiteit bestaat. Elke

activiteit hoe klein ook veroorzaakt bepaalde verstoringscomponenten. Deze componenten zijn

bijvoorbeeld geluid, licht, verstoring, oppervlakte verlies maar ook meer ingewikkelder zaken zoals

silhouetwerking door menselijke aanwezigheid, veranderingen in populatiedynamiek en verandering van

soortensamenstelling. Op de website van het ministerie van LNV (www.minlnv.nl) staat een

effectenindicator. Hier worden aan bepaalde activiteit verstoringscomponenten toegewezen. De

initiatiefnemer dient zelf duidelijk te maken uit welke verstoringscomponenten zijn activiteit bestaat.

Stap 2:

In de factsheets habitattype Gelderland, de factsheets vogels en de factsheetshabitatsoorten wordt

aangegeven voor welke verstoringscomponenten de Natura 2000 doelen gevoelig zijn en in welke mate.

Dit is kant en klaar te gebruiken voor de initiatiefnemer. Daarmee zijn de twee belangrijkste zaken door de

intiatiefnemer zelf makkelijk inzichtelijk gemaakt.

Stap 3:

Het moeilijkste deel is het bepalen in hoeverre er een beïnvloeding is van de activiteit op het Natura 2000

doel en in welke mate. Afhankelijk van de mate van beïnvloeding kan er namelijk wel sprake zijn van een

lokaal negatief effect, maar dit hoeft niet significant negatief te zijn voor het behalen van de doelen in het

gehele gebied. Alhoewel dit deel lastiger is zijn er al enkele zaken die de initiatiefnemer zelf makkelijk kan

uitvoeren. Immers als de verstoringscomponent en de gevoeligheid in ruimte en tijd gescheiden zijn, kan

er geen sprake zijn van beïnvloeding. Op de atlas groengelderland (www.gelderland.nl) is te vinden waar

er in Gelderland Natura 2000 beschermde habitattypen, en leefgebieden van vogels als ook de

habitattypesoorten voorkomen. Door gebruik te maken van de kaarten en de beïnvloedingscirkels in de

bijlagen is het mogelijk om uit te zoeken of de verstoringscomponent en de gevoeligheid geografisch

gescheiden zijn of niet. Als er sprake is van een scheiding is er geen beïnvloeding en dus ook geen effect,

er is geen vergunning nodig.

Stap 4:

Als er wel een geografische overlap in beïnvloedingzone is, kan het nog steeds zo zijn dat de beïnvloeding

tussen verstoring en gevoeligheid in tijd van elkaar gescheiden zijn. De activiteit vindt dan plaats op het

moment dat het beschermde Natura 2000 doel niet gevoelig is voor die verstoring. Het doel is immers in

die periode niet aanwezig een voorbeeld hiervan is mogelijk een evenement in de winter omdat het doel in

de winter niet op die plek aanwezig is en dus niet beïnvloed kan worden. Als er geen sprake is van een

scheiding in tijd dient de tijdelijkheid en de mate van verstoring inzichtelijk gemaakt te worden.

Stap 5:

Als het gaat om een activiteit die slechts een tijdelijke verstoring veroorzaakt is er in beginsel geen sprake

van een verslechterend danwel een significant effect.De vraag hierbij is hoe lang kan tijdelijk voortduren

voordat er wel sprake is van een negatief effect omdat er dan niet meer gesproken wordt over een tijdelijke

verstoring. Een mogelijk voorbeeld hiervan is het aanleggen van een nieuwe woonwijk. De bouw zelf is

mogelijk een tijdelijke verstoring, maar de woonwijk zelf is niet tijdelijk en die heeft mogelijk wel een

negatief effect. Daarnaast kan het achterelkaar uitvoeren van tijdelijke activiteiten wel en permanent

durende beïnvloeding veroorzaken, een mogelijkheid hiervan is een evenemententerrein. Elk evenement

afzonderlijk heeft alleen een tijdelijke verstoring, maar alle evenementen bijelkaar over het jaar hebben

mogelijk een blijvend effect. Als er aangetoond kan worden dat er sprake is van een tijdelijke verstoring is

een vergunning niet nodig. Het is wel steeds van belang deze conclusies te delen met het bevoegde

gezag zodat niet achteraf onenigheid over de conclusies kan ontstaan en activiteiten door het bevoegd

gezag worden stilgelegd met alle nare gevolgen van dien.

Page 134: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 130 - WA-LW20090344

Stap 6:

Als geen sprake is van een tijdelijke verstoring zal de initiatiefnemer een vergunningprocedure moeten

starten. In deze vergunningprocedure zal de mate van significantie moeten worden bepaald ten opzichte

de instandhoudingsdoelen. Dit is een zeer lastige klus. Het ministerie van LNV heeft een notitie `nadere

uitleg van het begrip ´significante´ gevolgen uit de natuurbeschermingswet` opgesteld. In deze notitie

wordt uitleg gegeven hoe significantie bepaald en uitgesloten kan worden. Dit is echter zeer specialistisch

werk.

Stap 7:

Als significant negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten dient aan de ADC-criteria worden

voldaan. Dit betekent dat er voor de activiteit geen alternatieven dienen te zijn, dat er een dwingende

reden van groot openbaar belang is en dat er op een goede manier wordt gecompenseerd. Meestal zijn er

alternatieven, en is er geen sprake van dwingende redenen van openbaar belang. Als hier wel sprake van

is, is het bepalen van een goede compensatie vaak zeer specialistisch werk.

8.4 Toezicht en handhaving

Zonder adequaat toezicht en handhaving is een goede implementatie van de Natuurbeschermingswet

1998 moeilijk. Toezicht en handhaving zien enerzijds toe op de controle op de naleving van voorschriften

en de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend en anderzijds het opsporen van en optreden

tegen activiteiten waarvoor een vergunning aangevraagd had moeten worden of die worden uitgevoerd

terwijl op de vergunningaanvraag negatief is beslist (er is geen vergunning verleend).

Met het toezicht op de naleving van de wet zijn belast:

� De door de Minister van LNV aangewezen ambtenaren.

� De door de Minister van Justitie op grond van artikel 17 Wet op de economische delicten met de

opsporing van de bij of krachtens de Nbwet 1998 strafbaar gestelde feiten belaste ambtenaren.

� De bij besluit van Gedeputeerde Staten aangewezen ambtenaren.

Voor het hebben van een adequaat handhavinginstrumentarium is het noodzakelijk om doelgroepen te

benoemen. Voor deze doelgroepen dient een profiel te worden opgesteld betreffende de wettelijke normen

waarmee deze in aanraking kunnen komen. Vervolgens kunnen handhavinginspanningen worden

benoemd specifiek gericht op de handelingen van de doelgroepen in relatie tot de wettelijke normen en

een van te voren bepaald risicoprofiel. Van belang is dat de verschillende betrokken organisaties hetzelfde

omgaan met de doelgroepen het risicoprofiel en eventueel daaruit volgende prioritering in het

handhavinginstrumentarium.

De natuurbeschermingswet is een zeer jonge wet, welke zeer recent (februari 2009) is gewijzigd en er

loopt momenteel zelfs een discussie over het samenvoegen van de groene wetten. Hierdoor is er binnen

de benoemde doelgroepen mogelijk te weinig kennis over de wettelijke normen, waardoor deze onbewust

getreden kunnen worden. Preventieve communicatie en repressief waarschuwen krijgt hierdoor een hoge

prioriteit.

In de eerste beheerplanperiode zal invulling gegeven worden door het opstellen van een aqequaat

handhavingsbeleid.

Page 135: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 131 -

9 MONITORING EN ONDERZOEK

9.1 Monitoring

Kennis en informatie spelen een belangrijke rol bij het kiezen van maatregelen en het beoordelen van de

effecten van activiteiten op de beschermde natuurwaarden. Gebleken is dat die kennis en informatie niet

altijd voldoende beschikbaar is. Gezien de verantwoordelijkheid voor het bereiken van de

instandhoudingsdoelen en het voorkomen

onnodige consequenties voor mensen en bedrijven moet er goede informatie beschikbaar zijn of komen.

Om te weten hoe de natuur en de menselijke activiteiten zich in de tijd ontwikkelen binnen en buiten De

Veluwe is monitoring nodig.

Daarnaast dient er onderzoek te worden gedaan naar de relatie tussen ingrepen en de gevolgen daarvan.

Al deze gegevens zijn nodig voor de evaluatie van dit beheerplan (zijn de doelen gehaald en zijn de

maatregelen effectief) en tussentijds bij het beoordelen van vergunningaanvragen.

Uitgangspunt is dat bij de monitoring zoveel mogelijk wordt uitgegaan van bestaande

monitoringsprogramma’s. De verantwoordelijkheid voor het verzamelen van informatie ligt in beginsel bij

het gezag dat bevoegd is tot het vaststellen van het beheerplan, dat wil zeggen bij de de provincie en de

betrokken departementen van de rijksoverheid. Het is wenselijk om halverwege de looptijd van het

beheerplan (2013) een voortgangsrapportage op te stellen om zo de voortgang en het effect van de

maatregelen te bewaken.

Om monitoring van de grond te krijgen wordt aan het begin van de beheerplanperiode een

monitoringsplan opgesteld. Dat plan bouwt voort op dit hoofdstuk en bevat de volgende onderdelen die

worden gemonitord:

• instandhoudingsdoelstellingen

• abiotische randvoorwaarden

• instandhoudingsmaatregelen

• gebruik / activiteiten op en rond de Veluwe

Monitoring instandhoudingsdoelstellingen

Het is belangrijk te gaan bijhouden hoe de komende jaren de natuur zich gaat ontwikkelen op de Veluwe

in relatie tot het waarborgen van behoud en verbetering van de biodiversiteit en specifiek de

instandhoudingsdoelsetllingen. De monitoring geeft inzicht in die ontwikkeling en in de doorwerking van de

maatregelen in dit plan.

De Habitatrichtlijn geeft voor monitoring een aantal verplichtingen. Het is de verwachting dat het Ministerie

van LNV een landelijke rapportage zal opstellen en dus niet gebiedsspecifiek de staat van instandhouding

zal monitoren. In 2013 dient opnieuw gerapporteerd te worden over de staat van instandhouding van

habitattypen en -soorten op basis van de gerichte monitoring zoals beschreven in dit beheerplan. Ook

hiervoor is het Ministerie van LNV verantwoordelijk.

Omdat deze landelijke monitoring niet gebiedsspecifiek is, zal er voor N2000-gebied de Veluwe

gemonitord moeten worden. Het monitoringplan hiervoor moet zoveel mogelijk aansluiten op bestaande

monitoringssystemen zoals de ‘basismonitoring voor de EHS’. De regie hiervan komt te liggen bij de

provincie. De basismonitoring voor de EHS is nog in ontwikkeling. Het ligt in de bedoeling het plan hiervoor

eind 2009 klaar te hebben. Vervolgens moet bepaald worden of de indicatoren voor de realisering van

doelen en maatregelen van het beheerplan onderdeel uitmaakt van de basismonitoring. Als dat niet zo is,

moet worden bepaald of deze zijn in te voegen in de inventarisaties voor de basismonitoring of dat het

apart onderzoek vergt.

Bestaande monitoringsprogramma’s waarvan gebruik wordt gemaakt, zijn:

• NEM, het Netwerk Ecologische Monitoring van het ministerie van LNV;

Page 136: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 132 - WA-LW20090344

• Monitoring in het kader van EGM/OBN regelingen;

• Monitoringsprogramma’s van Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Gelders Landschap;

• Faunatellingen van de provincie;

• Provinciaal meetnetwerk verdroging;

• Monitoring in het kader van Programma Beheer;

• Hydrolobiologische monitoring van de waterschappen;

Een mogelijk monitoringssysteem voor N2000 is het in ontwikkeling zijnde algemene

monitoringsprogramma WOT IN. Wageningen Universiteit en Research Centre (WUR) werkt momenteel in

opdracht van LNV aan dit algemene monitoringsprogramma. Dit betekent dat uit de verschillende

genoemde onderzoeks- en monitoringsprogramma’s één methodiek gevormd wordt in het kader van de

instandhoudingsdoelstellingen. Het WOT IN moet aansluiten op de Europese wensen/eisen. Het

Interprovinciaal Overleg (IPO) standpunt is dat er zoveel mogelijk gekoppeld moet worden aan de

monitoring voor het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) en dat er voorkomen moet worden dat er

weer een nieuw monitoringssysteem wordt opgezet. Dit betekent dat hierin ook de EHS monitoring wordt

opgenomen.

In Tabel 9.1 staat aangegeven welke inspanningen al worden verricht om broedvogels in beeld te krijgen.

Tabel 9.1 Bekende onderzoeks-inspanningen gericht op broedvogels van terreinbeheerders en

eigenaren op de Veluwe anno 2007 (Alterra 2007).

naam omvang Periodiciteit (jr) belang meetnet

SBB Alles 10 +++

Defensie alles ? ++

NP Hoge Veluwe steekproef 1-? +

HGL deel ? +

NM deel ? ++

Kroondomein steekproef ? +

Gemeenten deel ? -

Provincie steekproef 1-4 -

Abiotische randvoorwaarden

Naast de ecologische monitoring zal in het monitoringplan een uitwerking worden gegeven van monitoring

abiotische randvoorwaarden. Bestaande programma’s zijn:

• Waterkwaliteits- en kwantiteitsmetingen van de waterschappen;

• Luchtkwaliteitsmetingen van het RIVM.

Monitoring van de luchtkwaliteit richt zich op meting van stikstof/ammoniakdepositie. Daartoe is het

noodzakelijk om meetpunten op de locaties van voor verzuring gevoelige habitats te realiseren. De

provincie zal hiertoe samen met het RIVM een meetwerknetwerk opstellen. Via monitoring zal worden

gevolgd of de ontwikkeling van jaar tot jaar zich beweegt in de richting van de gestelde

instandhoudingsdoelstellingen en van de richtwaarde voor stikstof/ammoniakdepositie. Indien de

ontwikkeling van de depositie en/of de staat van instandhouding hiervan gaat afwijken, zal via het hand-

aan-de-kraan-principe, de beleidslijn zoals die in dit beheerplan is uitgezet voor

stikstof/ammoniakdepositie kunnen worden bijgesteld.

Instandhoudingsmaatregelen

Voor de instandhoudingsmaatregelen uit dit beheerplan bestaat er geen monitoringprogramma. Het is wel

van groot belang de voortgang en het effect van die maatregelen te bewaken. Daarom wordt voorgesteld

halverwege de komende beheerplanperiode (2013) een overzicht op te stellen met daarin de volgende

elementen:

• een overzicht van uitgevoerde maatregelen;

• een overzicht van maatregelen die in voorbereiding zijn;

Page 137: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 133 -

• een overzicht van de maatregelen die geen doorgang hebben gevonden, met een beschrijving van de

redenen waarom zij niet zijn doorgegaan;

• een oordeel over het effect van de uitgevoerde maatregelen;

• een overzicht van de verleende vergunningen.

Bij het beoordelen van de effectiviteit gaat het er om, om op relatief eenvoudige en snelle wijze een indruk

te geven of de maatregelen ook daadwerkelijk hebben bijgedragen aan behoud of verbetering van de staat

van instandhouding van aangewezen habitattypen en/of soorten.

Activiteiten op en rond de Veluwe

De volgende programma’s kunnen reeds worden benut:

• Registratie van verleende vergunningen door de Provincie Gelderland;

• Fietstellen;

• Landbouwtellingen CBS;

• Verkeerstellingen door provincie en gemeenten.

Menselijke activiteiten kunnen direct invloed hebben op leefgebieden van soorten en ook via de abiotische

voorwaarden. Om te weten of de ontwikkelingen duurzaam zijn en niet op termijn strijdig kunnen worden

met de instandhoudingsdoelen, dient er zicht te zijn op het gebruik in en rond het gebied. De monitoring

heeft betrekking op de volgende elementen:

• ontwikkelingen van recreatieve activiteiten en evenementen, verkeer, landbouw, wonen, overige

bedrijvigheid;

• de nieuwe plannen en projecten in en om de Veluwe die bij de provincie bekend worden via het

vooroverleg in het kader van de NB-wet;

• de ruimtelijke ontwikkelingen in en om de Veluwe.

De ontwikkelingen van het gebruik kunnen grotendeels gevolgd worden met bestaande

monitoringsprogramma's. Nieuwe plannen, projecten en ruimtelijke ontwikkelingen die een negatief effect

hebben op de instandhoudingsdoelen kunnen worden gevolgd via het vooroverleg in het kader van de

Nbwet en de aanvragen van vergunningen (ook milieuvergunningen). De Provincie Gelderland zet een

systematiek op om de effecten van wijzigingen in het bestaande gebruik en van nieuwe activiteiten te

kunnen bijhouden. Dit wordt aangeduid met een “cumulatieboekhouding”. De provincie zorgt voor een

goede ontsluiting van de cumulatieboekhouding, zodat deze

door alle belanghebbenden kan worden gebruikt.

De kosten van het opzetten van monitoring volgens een moniotirngsplan waarin alle genoemde aspecten

staan, worden geschat op € 1 mln.

In Tabel 9.2 wordt een monitoringsplan op hoofdlijnen voorgesteld. Dit moet in de eerst periode van het

beheerplan nader uitgewerkt worden.

Page 138: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 134 - WA-LW20090344

Tabel 9.2 Monitoringplan voor de gehele Veluwe

Soortgroep Specificatie monitoring Frequentie Uitvoerder

Algemeen

Beheer

controleren en in kaart brengen van

uitgevoerde maatregelen per

terreinbeheerder 1x per 3 jaar terreinbeheerders

Hydrologie (AGOR/GGOR), HEN en

SED

controleren grond- en

oppervlaktewaterkwaliteit en –kwantiteit 1x per jaar Provincie/ Waterschap

Luchtkwaliteit

Voortgangsrapportage met depositiekaart

NH3 op basis van IDAM-gegevens en

meetnet 1x per jaar

LNV/Alterra

RIVM

Bodemkwaliteit

Controleren bodemkwaliteit ivm

herstelbeheer heide- en zandlandschap 1x per 6 jaar LNV/Alterra

Maatregelen

1 x per 3

jaar Provincie,

Gebruik / activiteiten periodiek

CBS, provincie,

gemeenten

Natura 2000-doelen

Heidentypen H2310, H2320, H4010

en HH4030, H7110, H7150,

heischrale graslanden (H6230) en

stuifzanden (H2330)

oppervlakte en kwaliteit in kaart brengen

en rapporteren 1x per 6 jaar Extern bureau

Beekdalen H3260 met Beekprik

en/of Rivierdonderpad

oppervlakte/kwaliteit type +

habitatgerichte soortsinventarisatie 1x per 3 jaar Waterschappen

Vennen (H3130 en H3160)

oppervlakte en kwaliteit in kaart brengen

en rapporteren 1x per 6 jaar Waterschappen

Beuken-eikenbossen met hulst

(H9120)

oppervlakte en kwaliteit in kaart brengen

en rapporteren 1x per 6 jaar Extern bureau

Oude eikenbossen (H9190)

oppervlakte en kwaliteit in kaart brengen

en rapporteren 1x per 6 jaar Extern bureau

Vochtige alluviale bossen (H91E0C) oppervlakte en kwaliteit in kaart brengen 1x per 6 jaar Extern bureau

Roodborsttapuit, Boomleeuwerik,

Zwarte specht, Wespendief,

Nachtzwaluw

Via proefvlakmethode habitatgerichte

inventarisatie (steekproeven) jaarlijks SOVON

Grauwe Klauwier, Duinpieper,

Draaihals, Tapuit

Vlakdekkende habitatgerichte

inventarisatie 1x per 2 jaar SOVON

Ijsvogel

Leefgebiedgerichte inventarisatie (dus ook

buiten de N2000 begrenzing) 1x per 2 jaar SOVON

Vliegend hert (H1083)

habitatgerichte inventarisatie en in kaart

brengen van individuen 1x per 2 jaar EIS

Gevlekte witsnuitlibel

habitatgerichte inventarisatie en in kaart

brengen van individuen 1x per 6 jaar Waterschappen

Meervleermuis

het tellen van individuen in de

winterverblijven 1x per 6 jaar VZZ

Kamsalamander

habitatgerichte inventarisatie en in kaart

brengen van individuen 1x per 6 jaar Waterschappen

9.2 Nader onderzoek

In dit beheerplan zijn op verschillende plaatsen leemten in kennis gesignaleerd, met betrekking tot:

• inzicht in de bestaande staat van instandhouding van typen en soorten;

• effecten van abiotische condities en onderlinge relaties tussen effecten van abiotische condities;

Page 139: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 135 -

• effecten van beheer en andere maatregelen op de staat van instandhouding.

Ook hebben we weinig zicht op de invloed van Klimaatverandering op soorten en typen en daarmee op de

realiseerbaarheid van instandhoudingsdoelstellingen.

In elk geval moet in de eerste beheerplanperiode onderzoek plaats vinden naar de volgende onderwerpen.

Milieutekorten/overschotten in bodem en lucht

• Onderzoek om te bepalen hoeveel stikstof en fosfaat minder en hoeveel calcium meer nodig is en op

welke locatie;

• Onderzoek met de relevante stakeholders naar opzetten van baken of registratiesystemen voor

emissierechten;

• Onderzoek met relaevante stakeholders naar de mogelijkheid voor een beëindigingregeling voor

intensieve veehouderij en grondgebonden bedrijven.

Milieutekorten water

• Onderzoek Amersfoortseweg; Winning Amersfoortseweg heeft invloed op de grondwaterstand nabij

de sprengkoppen van de Koningsbeek, waardoor de afvoer van de Koningsbeek is verminderd.

Momenteel wordt de beek kunstmatig gevoed door een lokale grondwateronttrekking die loost in de

beek. De Koningsbeek is in het WHP3 aangewezen als SED-water (Water met een Specifiek

Ecologische Doelstelling). Vitens start een onderzoek dat kan worden opgedeeld in twee fasen. In

fase 1 wordt onderzoek gedaan naar de invloed van de winning op de grondwaterstanden en de

afvoer van de Koningsbeek en naar de effectiviteit van maatregelen bij de winning op de

watervoerendheid van de Koningsbeek . Fase 1 van dit onderzoek wordt uiterlijk in 2009 afgerond.

• Onderzoek Zuid-Veluwe: La Cabine, Edese Bos, Wageningse Berg; Deze winningen liggen op de

Zuid-Veluwerand en hebben invloed op de watervoerendheid van diverse HEN- en SED-wateren. De

effectiviteit van reductie van de winningen in relatie tot lokale ingrepen in de waterhuishouding is nog

niet geheel duidelijk. Daarom start Vitens een onderzoek dat uiterlijk in 2010 is afgerond. Als hieruit

blijkt dat reductie of andere maatregelen een significante verhoging geeft van de watervoerendheid

van de Renkumse en Heelsumse beek, wordt bij één of meerdere van deze winningen de

vergunningshoeveelheid gereduceerd of mitigerende maatregelen genomen.

• Onderzoek Industriële onttrekkingen; De gevolgen van een viertal industriële onttrekkingen op de

Veluwe zal nader onderzicht worden. Het gaat om de winning van Parenco en een drietal winningen

van papierfabrieken nabij Eerbeek.

Overig

• Onderzoek naar leefgebied wespendief;

• Nader onderzoek naar gevoeligheid broedvogels voor verstoring;

• Onderzoek naar spcifieke locaties waar rust nodig is.

• Onderzoek naar verneiuwing van beheer op grond van onderzoek “Milieutekorten habitattypen

Veluwe”.

• Landelijk onderzoek naar de invloed van Klimaatverandering.

De kosten van nader onderzoek worden geschat op 1 mln (exclusief de kosten naar onderzoek

drinkwateronttrekkingen).

Page 140: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 136 - WA-LW20090344

10 UITVOERING

Uitvoering van het beheerplan vindt plaats via verschillende wegen.

• Regulering: vergunningerlening en handhaving;

• Bijdragen aan maatregelen (bekostiging via subsidies en andere financiele bijdragen);

• Communicatie

De bevoegde gezagen zullen in de uitvoering moeten samenwerken met andere overheden, particuliere

organisaties en burgers.

10.1 Realisatie door samenwerking

De realisatie van de instandhoudingsdoelen is niet aan termijnen gebonden. Toch kan worden uitegegaan

van een overzienbare periode van 30 tot 50 jaar (sommige habitattypen kennen een langere hersteltijd).

Als start van deze periode zijn voor de looptijd (6 jaar) van dit eerste beheerplan duidelijke prioriteiten

gesteld en maatregelen geformuleerd. Voor de uitvoering zijn GS en de betrokken ministers

verantwoordelijk. Op hun beurt zijn zij mede afhankelijk van de medewerking van verschillende

organisaties zoals terreinbeherende organisaties, overige particluiere grondeigenaren, bedrijven,

waterschappen, gemeenten en niet te vergeten de burgers. Het beheerplan is namelijk een instrument

voor beheerders, eigenaren en gebruikers en wordt opgesteld in overleg met deze belanghebbenden,

maar kan aan hen geen rechtens afdwingbare verplichtingen opleggen. De noodzakelijke maatregelen en

monitoring in het Natura 2000-gebied zullen in beginsel plaatsvinden op basis van vrijwillige medewerking.

Het beheerplan moet doorwerken in plannen, voornemens en handelingen van anderen.

Dit beheerplan geeft kaders en niet in detail een uitwerking wat waar en hoe moet worden gedaan. Die

uitwerking zal moeten gebeuren in andere beleidsplannen, beheerplannen, ontwikkelplannen en

investeringsplannen. In hoofdstuk 1 en bijlage 1 staan voorbeelden van plannen en regelingen waarin het

beheerplan dient door te werken. Die doorwerking is noodzakelijk om op die manier ook administratieve

lasten bij burgers en bedrijven te voorkomen. Indien deze doorwerking namelijk niet goed plaatsvindt, kan

het tot gevolg hebben dat er bij de uitvoering van concrete projecten en initiatieven eerder sprake is van

strijdigheid met de Natuurbeschermingswet.

De bevoegde gezagen provincie en rijskdepartementen zullen moeten investeren in de

samenwerkingsrelaties met de genoemde actoren. Tegelijkertijd zullen zij er op moeten toezien dat de

samenwerkingspartners daadwerkelijk het beheerplan in hun plannen, voornemens en handelingen laten

doorwerken. Ook moet worden samengewerkt bij het stellen van regels, het verlenen van vergunningen,

het houden van toezicht en het communiceren over Natura 2000 in het algemeen en de consequenties

voor de Veluwe in het bijzonder.

10.2 Regulering

Regulering bestaat uit: het stellen van algemene regels, het stellen van regels in individuele beschikingen

(vergunningen) en handhaving.

Algemene regels

Na vaststelling van het plan wordt door de provincie met de landbouwsector nagegaan of beleidsregels

moeten worden opgesteld voor bijvoorbeeld het generiek verminderen van stikstofemissies naast het

landelijk generiek beleid. Voorts wordt na overleg met gemeenten door de provincie bekeken of er

aanleiding is om via het verordeningsinstrument op grond van de Wet op de ruimtelijke ordening, sturing

moet worden gegeven aan gemeentelijke bestemmingsplannen.

Van de partners wordt verwacht dat zij gedragregels en gebruiksregels opstellen voor burgers bijvoorbeeld

inzake het betreden van terreinen, afwijken van paden, het gebruik van gebieden in het broedseizoen en

openstellingstijden.

Vergunningverlening

Page 141: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 137 -

Hoofdstuk 8 bevat het inhoudelijke kader voor vergunningverlening. De provincie is vergunningverlenend

gezag voor de meeste vergunningplichtige activiteiten. In een aantal gevallen is de minister van LNV

vergunningverlenend gezag.

Toezicht en Handhaving

Handhaving van de Natuurbeschermingswet is een relatief nieuwe activiteit van de provincie. Daarvoor is

beperkte capaciteit beschikbaar in de provinciale organisatie. Toezicht en handhaving in een gebied van

90.200 ha is niet haalbaar zonder intensieve samenwerking met andere isntanties. Er zijn op de Veluwe

verschillende organisaties met toezichtscapaciteit (‘oren en ogen’): toezichthouders van gemeenten,

terreinbeherende organsiaties, waterschappen, Algemene Inspectie Dienst en Politie. De daadwerkelijke

handhaving zal moeten worden uitgevoerd door het bevoegd gezag: in de meeste gevallen Gedeputeerde

Staten (provinciale medewerkers dus) en in een aantal specifieke gevallen de minister van LNV en

opsporingsbevoegden van overheden en particuliere organisaties (BOA’s).

Gelet op het provinciaal bevoegd gezag en het voortouw dat de provincie heeft bij het opstellen van het

beheerplan, ligt een coördinerende taak van de provincie bij toezicht en handhaving voor de hand. De

toezichts- en handhavingssamenwerking kan worden opgezet in aansluiting op de reeds bestaande

vormen van samenwerking. Aan het begin van de eerste planperiode zal vooral moeten worden ingezet op

verspreiding van kennis over Natura 2000, de systematiek van de Natuurbeschermingswet, het

Beheerplan Veluwe, typen en soorten en de invloed van menselijke activiteiten op de

instandhoudingsdoelstellingen voor die typen en soorten.

Het toezicht door de verschillende partners zal door de provincie moeten worden gecoördineerd en

gefaciliteerd. Dat betekent een uitbreiding van het takenpakket van de provincie op het vlak van toezicht

en handhaving en handhavingsamenwerking.

10.3 Financiën

Kosten van Maatregelen

In hoofdstuk 7 zijn bij de maatregelen indicaties gegeven van de kosten van die maatregelen. Veel

kostenposten zijn in dit plan nog als pro memorie posten opgenomen.

Dekking van de kosten

Uitgangspunt voor de bekostiging van het beheerplan is dat monitoring, onderzoek en maatregelen

“haalbaar en betaalbaar” zijn en gefinancierd worden uit bestaande budgetten. Rijk en provincie dienen

zodanig deze regelingen uit te werken en toe te passen dat de voorgestelde maatregelen en de daarbij

noodzakelijke monitoring en onderzoeken kunnen worden bekostigd.

Er zijn diverse subsidieregelingen waar gebruik van kan worden gemaakt ter dekking van de kosten.

Provinciale financieringsbronnen zijn:

• Provinciale subsidieregeling Natuurbeheer (Programma beheer);

• ILG (Investeringsbudget Landelijk gebied, waaronder ook realisatie EHS en groen-blauwe diensten

vallen);

• Plattelandsontwikkeling (POP2).

Daarnaast kunnen mogelijk dekkingen worden gezocht uit de volgende bronnen:

• EGM/ OBN regeling (een rijksoverheidsubsidie);

• LIFE-Nature (LIFE+, een Europese regeling);

• Structuurfondsen.

Tabel 10.1 geeft een totaaloverzicht van de kosten voor de eerste planperiode en de kosten die niet

gedekt worden door bovengenoemde regelingen.

Page 142: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 138 - WA-LW20090344

Tabel 10.1 Kosten van maatregelen en een tekort in de dekking

Onderwerp Maatregelen Indicatie kosten in

mln €

Tekort dekking in

€ mln.

Landbouw Technische matregelen 3,00 -

Verplaatsingen PM PM

Onderzoek 0,05 0,05

Waterbeheer GGOR PM -

Tegengaan verdroging Onderzoeken drinkwater

onttrekkingen

8,40 -

Natuur/Bosbeheer Inrichting 6,03 2,00

Beheer (intensivering) 4,00 1,00

Ecoducten 17,00 -

Geleidelijke ontwikkeling bossen

(stelpost)

0,20 0,20

Recreatie Groei en Krimp 26,00 -

Evaluatie Groei en Krimp 0,10 0,10

Zoneringsplannen 0,10 0,10

Verkeer Transferia 6,00 -

Monitoring Opzet monitoringsysteem in

aanvulling op bestaande systemen

1,00 1,00

Aanvullend onderzoek Ecologische systemen, effecten

abiotische voorwaarden

1,00 1,00

Schadeclaims Compensatie inkomstenderving als

gevolg van de

Natuurbeschermingswet

PM PM

Tekort N2000 - 5,5 + PM

Het tekort aan middelen voor de uitvoering van dit beheerplan ligt rond de € 5,5 mln, exclusief bijkomende

kosten voor verplaatsing van bedrijven of inwilliging van schadeclaims.

De Pro Memorie post kan fors oplopen. De provincie Noord-Brabant heeft berekend dat voor haar 21

natura 2000 gebieden 150 tot 200 mln. Euro nodig is voor maatregelen in de landbouw (sanering van

piekbelastingen en saldering). Voor Gelderland en speicifiek voor de Veluwe is deze berekening nog niet

gemaakt.

Ecologische Hoofdstructuur

Op de Veluwe ligt een opgave voor het afronden van de provinciale ecologische hoofdstructuur (EHS). Rijk

en provincie streven ernaar de EHS in 2018 gereed te hebben. De realisatie van de EHS biedt kansen

voor het bereiken van de instandhoudingsdoelen ook in de komende planperiode. Het merendeel van de

knelpunten en maatregelen vallen binnen de begrenzing aangewezen als EHS (nieuwe natuur). De uit te

voeren maatregelen kunnen dan ook geheel of gedeeltelijk bekostigd worden vanuit de realisatie van de

EHS. Op dit moment is er in Gelderland sprake van tekorten op de beschikbare budgetten voor realisatie

van de EHS. Dit kan zijn weerslag hebben op het tempo waarime de doelen worden gerealiseerd.

Schadevergoeding en compensatie inkomstenvermindering

In het beheerplan wordt het bestaand gebruik zoveel als mogelijk gerespecteerd. Waar maatregelen ten

behoeve van de instandhoudingsdoelen voor de aangewezen habitattypen en –soorten invloed hebben op

het bestaand gebruik, moeten de effecten hiervan goed in beeld worden gebracht.

Zeker waar de maatregelen de landbouw treft en er sprake is van verlies van inkomsten, moeten goede

compensatiemogelijkheden worden geboden. De invulling hiervan dient in overleg en uniform te worden

bepaald.

Page 143: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 139 -

10.4 Communicatie

De gezamenlijke zoektocht die dit beheerplan is, vraagt om een goed communicatieplan. Hiermee is

gewaarborgd dat een ieder die invloed wil hebben op het beheerplan daarvoor de mogelijkheid krijgt en

een perspectief ontstaat voor zowel natuur als voor de economische activiteiten op de Veluwe. Voordat

het in goed overleg opgestelde beheerplan vastgesteld wordt, zijn in 2009 diverse communicatiemiddelen

ingezet om de doelgroepen op de hoogte te stellen van het beheerplan en mee te denken over verder

invulling.

Na vaststelling van de begrenzing van het Natura 2000-gebied en het beheerplan, blijft de inzet van

communicatie van belang. De uitvoering van de maatregelen die in het beheerplan opgenomen zijn

moeten zichtbaar gemaakt worden, net als de samenhang en samenwerking met andere projecten in het

gebied. Communicatie in deze fase maakt duidelijk wat het beheerplan daadwerkelijk voor het gebied

betekent en vormt een bijdrage aan draagvlak voor de volgende beheerplanperiode.

De Natuurbeschermingswet kent een zorgplicht. De zorgplicht richt zich op een ieder en behelst het

voorkomen van schade aan de natuurgebieden. Naast het voorkomen van schade, geldt de plicht ook voor

het beperken en ongedaan maken van negatieve gevolgen. Om hier inhoud aan te kunnen geven is het

wel nodig dat goed bekend is waar die zorg uit bestaat. Het beheerplan heeft dit ingevuld met een

overzicht van schadelijke handelingen en voorwaarden die aan activiteiten worden verbonden. Om deze in

de praktijk tot uiting te laten komen is communicatie van groot belang. Een onderdeel van de

communicatie is ook dat gebruikers, ondernemers, bewoners, organisaties en overheden op de hoogte zijn

van het belang van het Natura 2000 gebied.

Na vaststelling van het beheerplan zal er verder gewerkt worden aan verspreiding van de kennis over de

betekenis van dit beheerplan. Hiervoor is voorlichting nodig die zich specifiek richt op Natura 2000 Veluwe

en daarnaast meer algemene informatie die moet leiden tot bekendheid van de Natuurbeschermingswet.

Voor de gebiedsgerichte communicatie zal een communicatieplan worden opgesteld door de provincie

Gelderland samen met de andere bevoegde gezagen. Voor het ministerie van LNV is een duidelijke rol

weggelegd voor het bereiken van algemene bekendheid van Natura 2000.

In het communicatieplan zal er specifieke aandacht moeten zijn voor bewoners, (agrarische) ondernemers,

particuliere grondeigenaren en recreanten. Om de beoogde bescherming van het zoneringsplan ook

daadwerkelijk te laten plaatsvinden, is gerichte voorlichting aan deze doelgroepen noodzakelijk. In het plan

zelf moet hier een aanzet voor worden gegeven.

Voor communicatie naar recreanten kunnen Het Nationaal Park Hoge Veluwe, de bezoekerscentra, de

recreatiesector en de terreinbeherende organisaties een belangrijke rol spelen.

Bewoners en bedrijven zijn eveneens belangrijke doelgroepen. De provincie Gelderland heeft als

vergunningverlener de eerste verantwoordelijkheid voor de communicatie naar hen over de specifieke

gevolgen van het beheerplan en de vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet. Naast

folders wordt de provinciale website hiervoor gebruikt.

De provincie heeft ook de taak om de lagere overheden, gemeenten en waterschap, te begeleiden in de

afstemming van het beheerplan in beleid en wet- en regelgeving in ruimtelijke plannen. Het Ministerie van

LNV heeft een rol in de ‘algemene’ communicatie over Natura 2000-gebieden en gebruikt hiervoor haar

website, folders en publicaties.

Terreinbeherende organisaties, gemeenten, recreatieschappen en provincie verzorgen de voorlichting aan

het publiek over natuurwaarden, inrichtings- en beheermaatregelen en over de toegestane activiteiten op

de Veluwe via onder meer:

• Informatieborden langs wandel en fietsroutes;

• Websites;

• Informatie bij bezoekerscentra;

• Gebiedsexcursies

Page 144: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 140 - WA-LW20090344

De kosten voor communicatie worden geschat op € 100.000,- per jaar.

Page 145: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 141 -

11 SOCIAAL-ECONOMISCHE EFFECTEN NATURA 2000 VELUWE

In deze paragraaf worden in kwalitatieve termen de mogelijk sociaal-economische gevolgen van Natura

2000 voor de Veluwe beschreven. Zoals eerder is aangegeven in dit beheerplan, bouwt het voort op reeds

bestaand beleid, bestaande plannen en voornemens van diverse publieke en private organisaties voor de

Veluwe. Het bereiken van veel instandhoudingsdoelstellingen zal plaatsvinden door het daadwerkelijk

uitvoeren van dat beleid en die plannen en voornemens. Dat betekent dat de sociaal-economische

gevolgen die al waren voorzien voor het bestaande beleid etc. ook gelden voor Natura 2000. De uitvoering

van het beheerplan voegt daar niet altijd zoveel toe aan effecten van voorgenomen en bestaande

maatregelen van overheden, particuliere organisaties en bedrijven.

Het beheerplan kent drie accenten: verbetering van luchtkwaliteit (voornamelijk stikstof), uitbreiding van

meer gebieden waar rust en stilte heerst en verstorende activiteiten worden voorkomen, en tegengaan van

de verdroging als gevolg van afvoer van water en grondwateronttrekking. Deze accenten treffen een

aantal economische sectoren op de Veluwe in het bijzonder.

Hoofdstuk 8 van dit beheerplan geeft zicht op de economische bedrijvigheid op en rond de Veluwe die kan

blijven bestaan en nieuwe ontwikkelingen die kunnen worden opgepakt zonder dan een Nbwet-vergunning

nodig is.

11.1 Landbouw

Voor de veehouderijen op en rond de Veluwe kunnen autonoom en als gevolg van beleid de volgende

ontwikkelingen worden geschetst.

• Marktontwikkelingen en sociale aspecten (opvolgingssituatie) leiden er toe dat ondernemers hun

bedrijven beëindigen.

• De Reconstructieplannen leiden er toe dat de ontwikkelingsperspectieven voor bedrijven veranderen

en dat afwegingen inzake investeringen moeten worden gemaakt. Per saldo zullen er meer bedrijven

beëindigd worden dan ontwikkeld (nieuwvestiging of uitbreiding).

• De AMvB huisvesting verlangt rond 2013 van ondernemers investeringen. Afhankelijk van de

toekomstperspectieven van de bedrijven zal dit kunnen leiden tot bedrijfsbeeindigingen.

Deze ontwikkelingen vinden plaats los van Natura 2000. In dit beheerplan wordt op deze ontwikkelingen

aangehaakt en worden de consequenties er van mogelijk uitgediept. Natura 2000 onderstreept als het

ware de noodzaak van deze ontwikkelingen en maatregelen. Mogelijk dat dit er toe leidt dat meer

bedrijven in dat kader worden beëindigd dan zonder Natura 2000 het geval zou zijn geweest. Over de

oomvang daarvan valt in aantallen thans geen uitspraak te doen.

In aanvulling daarop kunnen mogelijk bedrijven worden beëindigd of minder renderen in de volgende

gevallen:

• bedrijven met een hogere belasting dan 50 procent van de kritische depositiewaarden die niet onder

de Reconstructiewet vallen en niet voor subsidiëring voor verplaatsing in aanmerking komen

(bedrijven buiten de extensiveringszone, kleine IV-bedrijven en grondgebonden bedrijven);

• bedrijven die in het kader van de Reconstructieplannen zonder meer kunnen uitbreiden, maar in het

kader van de Nbwet een vergunning moeten aanvragen (en in het kader van dit plan moeten

salderen);

• bedrijven die willen uitbreiden, een Nbwet vergunning nodig hebben, maar niet bedrijfseconomisch in

staat zijn om de vereiste interne of externe saldering te realiseren;

• bedrijven voor wie de kosten van de aanvraag van een vergunning (onderzoekslast bij de

initiatiefnemer op grond van de wet) een hinderpaal zijn op weg naar het verkrijgen van een

vergunning. De kosten van een passende beoordeling zijn extra administratieve lasten voor

ondernemers.

Voorts is het zo dat Natura 2000 de perspectieven voor bedrijven om door te groeien naar Megabedrijven

beperkt.

De effecten van dit beheerplan naast de effecten van de genoemde andere beleidsmaatregelen zijn in de

eerste planperiode beperkt, omdat het bestaande gebruik in die periode is vrijgesteld van

Page 146: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 142 - WA-LW20090344

vergunningverlening, tenzij een bedrijf met zijn totale depositie uitkomt boven de 50 procent van de

kritische depositiewaarde van een nabijgelegen habitat.

In dit licht zullen de effecten van Natura 2000 een verlies aan directe en indirecte werkgelegenheid kunnen

betekenen. In beperkte mate zal de trend die is ingezet de afgelopen 20 jaar en die wordt voorzien als

gevolg van al bestaand beleid, worden versterkt. De kwantitatieve omvang daarvan is niet in beeld te

brengen, zoals op dit moment ook nog niet in beeld is te brengen hoeveel bedrijven zullen worden

beëindigd als gevolg van de AMvB huisvesting, de WAV en de Reconstructiewet.

Tegenover verlies aan werkgelegenheid in de veehouderij bestaan perspectieven voor toename van de

werkgelegenheid als gevolg van verbreding van de bedrijfsvoering, via:

• agrarisch natuurbeheer;

• verbreding van de producten, met name op recreatief vlak.

11.2 Recreatie

De recreatieve aantrekkelijkheid van de Veluwe neemt toe als gevolg van het realiseren van de

instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000. Daardoor kan de recreatiedruk op de Veluwe (zowel

dagrecreatie als verblijfsrecreatie) toenemen. Daaraan zijn in dit beheerplan beperkingen gesteld. Dit

beheerplan leidt, naast het bestaande beleid tot:

• behoud, dan wel selectieve uitbreiding van extensieve dagrecreatie;

• selectieve groei van verblijfsrecreatie (conform de streekplanuitwerking Groei en Krimp);

• mogelijke vermindering van oppervlakte van individuele verblijfplaatsen, leidend tot verminderde

aantrekkelijkheid van die verblijfplaatsen;

• randvoorwaarden aan de investeringsmogelijkheden voor ondernemers om terreinen voor

verblijfsrecreatie aantrekkelijk te doen zijn;

• mogelijk relatief duur voorzieningenniveau op terreinen voor verblijfsrecreatie om tegemoet te komen

aan de randvoorwaarden uit het beheerplan.

Per saldo kan het rendement van bedrijven voor verblijfsrecreatie dus onder druk komen te staan.

11.3 Wonen

Het voorgenomen bouwprogramma voor op en rond de Veluwe (15.000 woningen) zal kunnen worden

voortgezet. Mogelijk dat de bouwkosten hoger worden door de randvoorwaarden die worden gesteld aan

verkeersaspecten, licht en geluid van bouwwerkzaamheden in de directe omgeving van leefgebieden voor

kwetsbare soorten. De omvang daarvan is vooralsnog niet te becijferen.

11.4 Werken

Op de Veluwe en in de directe nabijheid van de Veluwe is geen vestigingsruimte voor bedrijven die licht-

en geluidseffecten veroorzaken die de rust en stilte voor bepaalde leefgebieden kunnen beperken. Voorts

kunnen zich geen bedrijven vestigen met een uitstoot van stikstof die op de grens van habitats of

uitbreidingslocaties een hogere stikstof depositie hebben dan 0.5 procent van de KDW (4 mol/ha/jr.). Er

zijn geen aanleidingen om te veronderstellen dat dergelijke bedrijven zich zouden willen vestigen op en

direct rond de Veluwe.

Naar analogie van de toename van de recreatieve waarde van de Veluwe neemt ook de kwaliteit van de

Veluwe als vestigingsplaats toe voor bedrijven zonder emissies via lucht en van geluid en licht.

11.5 Infrastructuur

Natura 2000 Veluwe zal tot gevolg hebben dat het wegennet op en rond de Veluwe niet wordt uitgebreid.

Bij toenemende recreatiedruk en toename van het aantal woningen zal dit betekenen dat het bestaande

provinciale en locale wegennet zwaarder wordt belast. Dit leidt tot hogere onderhoudskosten en mogelijk

de noodzaak van aanleg van voorzieningen voor de verkeersveiligheid.

De voorwaarden die worden gesteld aan onderhoud van wegen in met name kwetsbare gebieden, leidt tot

hogere onderhoudskosten. Dit geldt zowel voor rijkswegen als voor provinciale wegen.

Page 147: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 143 -

Indien opname van reconstructie van Rijkswegen en knooppunten A12 en A50 in het MIRT niet leidt tot

vrijstelling van m.e.r.-plicht en vergunningplicht, zal de reconstructie van die wegen later in de tijd plaats

vinden en zullen fileproblemen later worden opgelost dan thans wordt voorzien.

11.6 Bosbeheer

Op verschillende delen de Veluwe vindt houtexploitatie plaats. In dit beheerplan wordt ingezet op

vermindering van productiebos. Dit laat naar verwachting een inkomstenderving zien van € 300.000,- op

jaarbasis. Daarnaast zullen de kosten van het verkrijgen van naaldhout door selectieve kap toenemen en

zal het rendement van de houtexploitatie op landgoederen en op terreinen van de grote terreinbeherende

organisaties verminderen.

11.7 Kosten van maatregelen

In hoofdstuk 7 zijn de kosten van maatregelen zoveel mogelijk opgenomen. Deze zijn nog eens

samengevat in paragraaf 10.3. Op dit moment zijn nog niet alle kosten te voorzien en in euro’s uit te

drukken. Zoveel als mogelijk wordt gezocht naar bekostiging uit bestaande budgetten, waarbij door

temporisering van maatregelen wordt getracht binnen die beschikbare budgetten te blijven. Gelderland

breed lijken de budgetten voor de EHS en voor de de TOP-gebieden te kort te schieten om de doelen te

realiseren.

Page 148: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 144 - WA-LW20090344

WOORDENLIJST

Aanwijzingsbesluit Besluit waarin staat beschreven welke soorten en habitats in een Natura 2000

gebied worden beschermd en welke doelen hiervoor gelden

Bevoegd gezag overheidsorganen of instanties die door de overheid zijn aangewezen voor een

controlerende functie.

Biodiversiteit soortenrijkdom

Cumulatieve effecten opgetelde effecten (activiteiten die in de buurt van een natuurgebied plaatsvinden

kunnen afzonderlijk geen invloed hebben, maar alle activiteiten tezamen hebben

misschien wel effect)

Externe werking mogelijk verstorende of nadelige effecten die activiteiten kunnen hebben op

natuurwaarden in nabije of verderaf gelegen natuurgebieden.

Fauna alle dieren

Flora alle planten

Gradiënt Overgang, opeenvolging

Gunstige staat van instandhouding Habitat

De ‘staat van instandhouding’ van een habitat wordt als gunstig beschouwd wanneer:

Het natuurlijk verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat

binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen;

De voor behoud op lange termijn nodige specifieke structuur en functies bestaan en

in de afzienbare toekomst vermoedelijk zullen blijven bestaan;

De staat van instandhouding van de voor die habitat typische soorten gunstig is

Soort

De ‘staat van instandhouding’ van een habitat wordt als gunstig beschouwd wanneer:

Uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een

levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt en dat

vermoedelijk op lange termijn zal blijven

Het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen

afzienbare tijd lijkt te zullen worden

Er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de

populaties van die soort op lange termijn in stand te houden.

Habitat (deel van) leefgebied, waarin een dier (een deel van zijn bestaan) of plant leeft

Habitattypen

Ecosysteemtype. Habitattypen waarvoor gebieden worden aangewezen zijn

opgenomen in bijlage 1 van de Habitatrichtlijn

Habitatsoorten Soorten planten en dieren die worden beschermd via de Habitatrichtlijn

Habitatrichtlijngebied Natuurgebied aangewezen als speciale beschermingszone van de Europese

Habitatrichtlijn.

Instandhoudingsdoelstellingen doelen, vastgesteld voor een speciale beschermingszone van de Vogel- of

Habitatrichtlijn, om een soort, habitat of ecosysteem duurzaam te kunnen laten

voortbestaan

Kernopgave Opgaven om een landelijke instandhoudingsdoelstelling te bereiken, opgesteld in het

doelendocument.

Landgoed Groot stuk grond met landerijen, tuinen en een landhuis of ander gebouw dat valt

onder de Natuurschoonwet

Mitigerende maatregelen verzachtende maatregelen welke genomen kunnen worden om negatieve effecten op

natuurwaarden te beperken.

Mutual Gains Approach Aanpak waarbij men door te onderhandelen komt tot consensus (in plaats van

compromissen) die leidt tot een win-win uitkomst

Natura 2000 Europees ecologische netwerk dat bestaat uit speciale beschermingszones van de

Europese Vogel- en Habitatrichtlijn

Natuurwaarden de waarde van de natuur baseert men op speciale habitattypen en in het wild

voorkomende inheemse planten- en diersoorten

Prioritaire soort in kader van Vogel- of Habitatrichtlijn aangewezen zeer belangrijke soort, waarvoor

een land de hoogste verantwoordelijkheid heeft, vanwege het relatief veelvuldig

voorkomen en de grote mate van zeldzaamheid van de soort

Salderingsprincipe Groei/ontwikkeling van een functie op de ene locatie wordt toegestaan bij krimp op

een andere locatie, zodat het de ecologie op belangrijke plaatsen ten goede komt

Page 149: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 145 -

Schijngrondwaterspiegel Stagnerend grondwater op een ondoorlatende laag

Significant effect Wezenlijke verslechtering van de kwaliteit en/of vermindering van de omvang zoals

bedoeld in het instandhoudingsdoel ten gevolge van menselijk handelen, afhankelijk

van de staat van instandhouding en de trends en natuurlijke fluctuaties in

omvang/kwaliteit van habitattypen danwel in populatie-omvang van soorten

Stuwwal Ruggen die zijn opgestuwd in de voorlaatste ijstijd

Taskforce Neemt besluiten tbv beheerplan Veluwe en bestaat uit vertegenwoordigers van

overheden, natuurorganisaties en gebruikers van de Veluwe

Gebaseerd op:

Beheerplan Voornes Duin, woordenlijst, 2007

Alterra rapport 1664 ‘Het bepalen van significante effecten: omgaan met onzekerheden’, 2008.

Ministerie van LNV, gebiedendocument leeswijzer, woordenlijst, 2006

Ministerie van LNV, Toelichting op de N2000 ontwerp-aanwijzingsbesluiten en verklarende woordenlijst,

2008.

Page 150: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 0 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 146 - WA-LW20090344

AFKORTINGENLIJST

EHS Ecologische hoofdstructuur

GGOR Gewenst grond- en oppervlaktewater regime

GHG Gemiddeld hoogste grondwaterstand

GLG Gemiddeld laagste grondwaterstand

GVG Gemiddelde voorjaars grondwaterstand

ha hectare

HEN Hoogste ecologische niveau

IPO Interprovinciaal Overleg

KRW Kaderrichtlijn water

LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwalliteit

LTO Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland

Nbwet 1998 Natuurbeschermingswet 1998

N2000 Natura 2000

Recron Vereniging van Recreatieondernemers Nederland

Sbz Speciale beschermingszone

SED Specifiek ecologisch doel

TOPlijstgebied Gebied met top-prioriteit verdrogingsbestrijding

VHR Europese Vogel- en Habitatrichtlijn

WAV Wet ammoniak en veehouderij

Page 151: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4

- 147 -

COLOFON

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

WA-LW20090344

Opdrachtgever : Provincie Gelderland

Project : Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

Dossier : C0005.01.001

Omvang rapport : 181 pagina's

Auteur : Dorien Grote Beverborg, Diederik van Bentum, Saskia Mulder, Ellen

van Norren, David Michel, Ard Schenk, Chris Rövekamp, Henry

Potman

Interne controle : Jan Bakker

Projectleider : Saskia Mulder

Projectmanager : Johan Krijgsman

Datum : 13 augustus 2009

Naam/Paraaf :

Page 152: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

DHV B.V.

Ruimte en Mobiliteit

Verlengde Kazernestraat 7

7417 ZA Deventer

Postbus 927

7400 AX Deventer

T (0570) 63 93 00

F (0570) 63 93 01

E [email protected]

www.dhv.nl

Page 153: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) bijlage 0

WA-LW20090344 - 1 -

Page 154: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO
Page 155: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) bijlage 1

WA-LW20090344 - 1 -

BIJLAGE 1 Overzicht Wettelijke kaders en relevante plannen en projecten

De (inter)nationale wetgeving vormt het kader voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen

van het Natura 2000-gebied Veluwe. Daarnaast hangt het opstellen van een beheerplan nauw samen met

andere plannen op het gebied van natuur, ruimtelijke ordening, water, landbouw, milieu, etc., die mogelijk

effecten hebben op het Natura 2000-gebied. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van relevante

beleidsplannen, regelgeving en afspraken en wordt beschreven hoe deze verband houden met het

beheerplan voor de Veluwe.

Internationale verdragen en Europese richtlijnen

Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn

Het doel van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG en Richtlijn 92/33/EEG) is

het verbeteren of instandhouden van wilde planten en dieren en hun leefgebieden. Elke lidstaat is verplicht

om speciale beschermingszones in te stellen. Deze vormen samen één Europees netwerk van

natuurgebieden: Natura 2000. De al eerder aangewezen Vogelrichtlijngebieden worden daarbij opnieuw

aangewezen. De Habitatrichtlijngebieden worden dan definitief aangewezen. De aanwijzing van Natura

2000-gebieden is in 2007 begonnen en wordt in 2010 afgerond. De gebiedsbescherming uit de VHR is in

de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd via de Nbwet 1998, de soortenbescherming via de Flora- en

Faunawet.

Kaderrichtlijn Water

Natura 2000 en de Kaderrichtlijn water (KRW) zijn nauw met elkaar verbonden. De KRW ziet erop toe dat

de kwaliteit en de kwantiteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde zijn.

Belangrijke instrumenten hierbij zijn de 'KRW-stroomgebiedsbeheerplannen'. Hierin staan afspraken over

de te behalen kwantitatieve en kwalitatieve waterdoelen en de weg daar naartoe. Per stroomgebied moet

in 2009 in stroomgebiedbeheerplannen zijn aangegeven hoe de waterkwaliteit kan worden verbeterd. In

2015 moet het oppervlaktewater voldoen aan:

normen voor chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire stoffen)

ecologische doelstellingen voor de waterlichamen: een gevarieerde planten- en dierenwereld en een

natuurlijke inrichting

Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Ook moet de grondwatervoorraad

stabiel zijn en mogen natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand.

Door maatregelen in het kader van de KRW zal de basiskwaliteit van ecosystemen verbeterd worden.

Over het algemeen zal dat een positief effect hebben op beschermde soorten en habitattypen in Natura

2000-gebieden.

Rijksbeleid en -regelgeving

Natuurbeschermingswet 1998

In de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet 1998), die per 1 oktober 2005 is gewijzigd, is de

bescherming geregeld van Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. De

Nbwet 1998 geeft aan dat activiteiten geen negatieve effecten mogen hebben op de

instandhoudingsdoelstellingen. Om schade aan de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden zijn

aangewezen, te voorkomen, mogen activiteiten die de kwaliteit van de gebieden kunnen verslechteren of

die een verstorend effect kunnen hebben op soorten en habitattypen, niet plaatsvinden zonder vergunning.

Verder is iedereen verplicht om zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden (zorgplicht). In 2007 is

Page 156: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 1 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 2 - WA-LW20090344

begonnen met de aanwijzing van 162 Natura 2000-gebieden. In de aanwijzingsbesluiten staat waarom die

gebieden zijn uitgekozen, om welke natuurwaarden het gaat, welke natuurdoelen (instandhoudings-

doelstellingen) er gelden en wat de begrenzing van de gebieden is. Zoals in hoofdstuk 1 al is vermeld,

schrijft de Nbwet 1998 voor dat er voor al deze gebieden een beheerplan moet komen.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van bepaalde in Nederland voorkomende plant- en

diersoorten. De doelstelling is het behoud van de gunstige staat van instandhouding van de beschermde

planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een

schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke

handelingen kan onder voorwaarden worden afgeweken met een ontheffing of vrijstelling. Het verlenen

hiervan is de bevoegdheid van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) of, in geval

van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten.

Boswet

De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden buiten de bebouwde kom die ofwel groter

zijn dan 10 are ofwel, in het geval van rijbeplantingen, bestaan uit meer dan twintig bomen. Er wordt

gesproken van bos als de bomen elkaar duidelijk beïnvloeden. Als richtlijn wordt gehanteerd een

bedekkingspercentage van 60%. De Boswet is alleen van toepassing buiten de ‘bebouwde kom Boswet’.

De gemeenteraad stelt deze begrenzing vast. De begrenzing van de ‘bebouwde kom Boswet’ hoeft niet

samen te vallen met de bebouwde kom in het kader van de wegenverkeerswet. Een voorgenomen velling

(die geen dunning is) moet ten minste één maand maar niet langer dan één jaar voor de

vellingswerkzaamheden gemeld worden en moet binnen drie jaar herplant worden. De herplantplicht rust

op het perceel waar de bomen geveld zijn. Er is, al dan niet onder voorwaarden, ontheffing mogelijk van

de bepalingen in de Boswet (artikel 6.2).

Wet ruimtelijke ordening

De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), van kracht sinds 1 juli 2008, heeft tot doel de verhoudingen

tussen de verschillende overheden duidelijk te stellen met het uitgangspunt centraal wat moet, decentraal

wat kan. Deze wet zorgt dus voor een duidelijke taakverdeling tussen de overheden en biedt hen ook het

instrumentarium om deze uit te voeren. Zo kunnen het rijk en provincie bestemmingsplannen opstellen

(inpassingsplannen genoemd) en hoeven gemeenten hun bestemmingsplannen niet meer in het kader van

deze wet ter goedkeuring toe te sturen aan de provincie. De wet vraagt van de overheden om hun doelen

vooraf duidelijk te formuleren en aan te geven hoe zij deze gaan bereiken. De provincie Gelderland heeft

haar provinciale doelen vastgelegd in de Wro-agenda 2008.

Ten aanzien van Natura-2000 is (ondermeer) het volgende opgenomen: ’te streven naar behoud en

ontwikkeling van de habitattypen en leefgebieden van soorten waarvoor Natura 2000 gebieden en

beschermde natuurmonumenten zijn aangewezen.

Uit de invoeringswet Wro vloeit verder voort dat indien bij een bestemmingsplan niet op voorhand niet uit

te sluiten is dat sprake zal zijn van significante effecten en desondanks geen of een onvoldoende

passende beoordeling is bijgevoegd, de provincie een zienswijze in moet dienen. Indien niet aan de

zienswijze tegemoet wordt gekomen kan de provincie goedkeuring op basis van de Nbwet 1998

onthouden. Deze onthouding van goedkeuring gelijk te stellen met reactieve aanwijzing heeft als effect dat

het bestemmingsplan niet in werking treedt. Na doorvoering van de wetswijziging van de Nbwet 1998 zal

ook in dit kader formele goedkeuring komen te vervallen en zal GS eventueel zienswijzen indienen.

Page 157: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) bijlage 1

WA-LW20090344 - 3 -

Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de

belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord

van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en

een aantrekkelijk land. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij

de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. De Nota Ruimte vervangt de ruimtelijk

relevante rijksnota’s c.q. de planologische kernbeslissingen (PKB’s), behorend bij de Vierde nota over de

ruimtelijke ordening Extra en het Structuurschema Groene Ruimte. Naast de Nota Ruimte zal nog een

klein aantal andere PKB’s worden gemaakt.

Het nationaal ruimtelijk beleid voor water en groene ruimte richt zich op borging en ontwikkeling van

natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit, en van bijzondere, ook internationaal

erkende, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Wet ammoniak en veehouderij

Om de natuur te beschermen is het nodig de uitstoot van ammoniak in de landbouw terug te dringen.

Daarvoor is op 8 mei 2002 de Wet Ammoniak en Veehouderij (WAV) in werking getreden. De wet bepaalt

o.a. of veehouderijen op grond van ammoniakemissie in aanmerking komen voor uitbreiding of

nieuwvestiging.

De WAV legt beperkingen op aan mogelijkheden voor uitbreiding of nieuwvestiging van veehouderijen

rond zogenaamde ‘zeer kwetsbare gebieden’. Provinciale staten wijzen de gebieden aan die als zeer

kwetsbaar gebied worden aangemerkt, waarbij rekening gehouden wordt met verzuringsgevoeligheid van

het gebied voor de effecten van ammoniak en met voor verzuring gevoelige aanwezige natuurwaarden in

het gebied. In het kader van de wet wordt een vergunning voor het oprichten van een veehouderij

geweigerd, indien een tot de veehouderij behorend dierenverblijf geheel of gedeeltelijk is gelegen in een

zeer kwetsbaar gebied, dan wel in een zone van 250 meter rond een zodanig gebied74

.

Tweede Structuurschema Militaire Terreinen

Het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT-2) is een planologische kernbeslissing die de

hoofdlijnen bevat van het rijksbeleid voor militaire terreinen en complexen. Het ligt in het verlengde van het

Eerste Structuurschema Militaire Terreinen, de beide partiële herzieningen daarvan en de Defensienota

2000. De beslissingen van wezenlijk belang zijn onderstreept. Het SMT-2 heeft een geldigheidsduur van

tien jaar. De PKB is richtinggevend voor het ruimtelijk beleid van provincies en gemeenten. Doelstelling

van het SMT-2 is het scheppen van de noodzakelijke ruimtelijke voorwaarden voor de gereedstelling en

instandhouding van de krijgsmacht. Verwezenlijking van de infrastructuur voor huisvesten, opleiden en

oefenen.

Tijdens de geldigheidsduur van het SMT-2 zal verder worden gewerkt aan het samengaan van

defensiegebruik met andere functies, bijvoorbeeld natuur en recreatie, om een verdere synergie te

bereiken.

Provinciaal beleid en -regelgeving

Streekplan 2005

De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Het is in september

2005 van kracht geworden en geldt nog steeds. Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten

gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend:

74

Wet ammoniak en veehouderij (Staatsblad 2002, 93); Wijziging van de Wet ammoniak en veehouderij (Staatsblad

2007, 103)

Page 158: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 1 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 4 - WA-LW20090344

Het rode raamwerk - Hier moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Ook de landbouw-

ontwikkelings-gebieden (LOG's) worden tot het rode raamwerk gerekend vanwege het provinciale belang

daarvan.

Het groen-blauwe raamwerk - Hier geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet

toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. Dan moeten er wel compensatie-maatregelen

worden getroffen. Het groene raamwerk omvat onder meer de Veluwe, de grote rivieren en grote delen

van de nationale landschappen in de Achterhoek, het Rivierenland en de Gelderse Poort.

Het multifunctionele gebied - Hier heeft de provincie geen eigen belangen geformuleerd. Het staat

gemeenten vrij hier zelf het ruimtelijk beleid bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden

met waardevolle landschappen in deze gebieden.

Het streekplan is na 2005 aangevuld met een aantal uitwerkingen, bijvoorbeeld van de kernkwaliteiten

natuur en landschap, van regionale waterberging en van zoekzones voor stedelijke functies

(uitbreidingsruimte rond kernen). Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008

heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud

van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

Ook gemeenten krijgen gemeenten een grotere eigen verantwoordelijkheid in het afhandelen van hun

locale zaken.

Relevante uitwerkingen van het streekplan zijn:

Streekplanuitwerking waterberging

De verwachte klimaatveranderingen leiden tot neerslag in grote hoeveelheden en grotere verschillen

tussen droge en natte perioden. Nu al lijkt dit het geval te zijn. Om problemen met wateroverlast te

voorkomen, zal overtollig regenwater moeten worden vastgehouden en tijdelijk, op land of ‘op’ water,

moeten worden geborgen. Landelijk zijn over de aanpak van regionale wateroverlast afspraken gemaakt

tussen rijk, provincies, waterschappen en gemeenten. Een daarvan betrof het reserveren van voldoende

ruimte voor waterberging.

De provincie vindt het belangrijk dat de afspraken over waterberging in het Nationaal Bestuursakkoord

Water, het Derde Waterhuishoudingsplan, de reconstructieplannen en het streekplan worden nagekomen.

Dit betekent dat zij ervan uitgaat dat de benodigde waterberging in 2015 is gerealiseerd. Hiervoor zijn

naast een definitief begrensd bergingsgebied zoekgebieden en begrensde waterbergingsgebieden in

genoemde plannen opgenomen.

Streekplanuitwerking Groei & Krimp

Vanuit het plan Veluwe 2010 is het project “Groei en Krimp Verblijfsrecreatie op de Veluwe” benoemd als

majeur project. Inzet is het bieden van ontwikkelingsperspectief aan de recreatiebedrijven in combinatie

met versterking van de natuur. Om dit mogelijk te maken is een groei-krimp-scenario ontwikkeld om tot

een beter evenwicht te komen. Door bedrijven te krimpen op voor de natuur kwetsbare locaties en te

groeien op minder gevoelige plaatsen, in de zogenaamde recreatieclusters, ontstaat er zowel

ontwikkelingsruimte als natuurwinst.

Aan het eind van de projectperiode (nu voorzien in 2014) resulteert op het Veluwemassief, binnen het

projectgebied, een nulgroei van verblijfsrecreatie in hectaren, en per saldo een kwaliteitswinst voor de

natuur. Kwantitatief is deze ambitie vertaald naar: 100 hectare groei en 100 hectare krimp. Het doel van

deze streekplanuitwerking is de uitvoering voor het project Groei en Krimp op het niveau van de Veluwe te

coördineren en de planvorming in dat kader richting te geven. Daarbij fungeert het als beoordelingskader

voor RO-procedures en de Natuurbeschermingswet.

Page 159: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) bijlage 1

WA-LW20090344 - 5 -

Ecologische Hoofdstructuur

De EHS is door de Rijksoverheid aangewezen in het Structuurschema Groene Ruimte en moet in 2018

gerealiseerd zijn. De Provincie heeft de gebieden nader begrensd en moet voor deze gebieden concrete

plannen maken. In het Streekplan Gelderland heeft de provincie de ecologische hoofdstructuur (EHS)

vastgesteld. De ecologische hoofdstructuur bestaat uit drie onderdelen:

EHS-natuur: bestaat uit bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden;

EHS-verweving: landgoederen, landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een

hoge dichtheid aan bos- en landschapselementen maken onderdeel uit van de EHS-verweving.

ecologische verbindingszones: vormen de verbindingen tussen EHS-natuur en EHS-verweving.

De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de ecologische hoofdstructuur (EHS) is geregeld in het

streekplan. Gedeputeerde Staten hebben op 19 november 2008 de nieuwe grenzen van de EHS voorlopig

vastgesteld. Doel van de herbegrenzing is de EHS ‘robuuster’ te maken. Met robuust wordt bedoeld een

netwerk van natuurgebieden waar waardevolle en kwetsbare natuur optimaal kan voortbestaan.

Binnen of nabij de ecologische hoofdstructuur geldt de nee, tenzij-benadering. Dit betekent dat nieuwe

plannen projecten of handelingen niet toegestaan zijn als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden

van het gebied significant worden aangetast. Alleen als er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van

redenen van groot openbaar belang kan hiervan afgeweken worden. Om te kunnen bepalen of de

wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegde

gezag erop toezien dat hiernaar door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht. Om een zorgvuldige

afweging te kunnen maken, heeft de provincie de te beschermen en te behouden wezenlijke kenmerken

en waarden per gebied gespecificeerd75

. Bestemmingsplanwijzigingen die leiden tot aantasting van de

wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur kunnen door Gedeputeerde Staten alleen worden

goedgekeurd als – naast het ontbreken van reële alternatieven en de aanwezigheid van redenen van groot

openbaar belang – aantoonbaar in hetzelfde bestemmingsplan voorzieningen worden getroffen waarmee

de schade zoveel mogelijk wordt beperkt door mitigerende maatregelen. Compensatie van de resterende

schade dient plaats te vinden in hetzelfde bestemmingsplan of in gekoppelde bestemmingsplannen.

Ecologische poorten

De huidige Ecologische Hoofdstructuur is versnipperd en mede daardoor onvoldoende robuust. Daarom

worden als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur twaalf ‘robuuste ecologische verbindingszones’

gerealiseerd, waaronder de Soerense Poort en de Beekbergse Poort die als doel hebben de Veluwe met

de IJsselvallei te verbinden.

Het poortenbeleid en doelstellingen Natura 2000 zullen elkaar in de meeste gevallen kunnen versterken.

Afstemming is noodzakelijk en voorkomt eventuele strijdigheden.

Kernkwaliteiten Waardevolle Landschappen

Er zijn in Gelderland gebieden van bovenlokaal belang voor wat betreft de natuurlijke, landschappelijke en

cultuurhistorische kwaliteiten. Deze gebieden hebben blijvend belang voor de verstedelijkende

samenleving: als identiteitsrijke ‘groene contramal’ van en in de dynamische stedelijke netwerken, als rust-

en ontspanningsruimte, en als leefgebied voor plant en dier. Gebieden met dergelijke bovenlokale

belangen zijn door de provincie in het Streekplan Gelderland 2005 aangewezen. Tot deze gebieden

behoren die met aanduiding ‘Waardevolle landschappen’. Ze bezitten belangrijke landschappelijke en

cultuurhistorische kwaliteiten, die deels overlappen met natuurlijke kwaliteiten. In het streekplan zijn voor

de Waardevolle landschappen begrenzingen weergegeven en afwegingsformules opgenomen.

75

Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur, streekplanuitwerking, mei 2006

Page 160: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 1 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 6 - WA-LW20090344

Voor een goede doorwerking naar (boven)lokale ruimtelijke plannen en inrichtingsplannen, en voor een

goede invulling van de basisafwegingsformules ‘nee, tenzij’ en ‘ja, mits’ is het nodig om meer concreet aan

te geven om welke landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten het gaat, waar deze voorkomen en

hoe ermee om te gaan. Daarom is in het streekplan hiervoor een uitwerking gemaakt. De uitwerking komt

tevens tegemoet aan de vraag van het Rijk aan de provincie (Nota Ruimte) om de wezenlijke kenmerken

en waarden van Nationale landschappen te beschrijven.

Nationale Landschappen

In de Nota Ruimte zijn 20 Nationale Landschappen opgenomen. Het Natura 2000-gebied Veluwe valt

binnen Nationaal Landschap de Veluwe76

. De provincies staan voor de taak om de Nationale

Landschappen concreet te begrenzen in de streekplannen en om hiervoor integrale

uitvoeringsprogramma’s te ontwikkelen. Op 3 juli 2007 stelde Gedeputeerde Staten het

Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Veluwe, inclusief de begrenzing, definitief vast.

De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Veluwe zijn:

Schaalcontrast van zeer open naar besloten;

Actieve stuifzanden;

De grootte en aaneengeslotenheid van het bos.

Waterplan

In het Waterplan is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema’s, zoals landbouw,

wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze

thema’s is beschreven welke doelstellingen er liggen voor 2027 en 2015. Daarbij is beschreven welke

acties nodig zijn om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema’s gelden aanvullende

waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

Het Waterplan krijgt zodra het overgangsrecht bij de Waterwet in werking treedt, de status van

structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarom is in het Waterplan beschreven

welke onderwerpen van provinciaal belang zijn en waarvoor de provincie het tot haar beschikking staande

instrumentarium uit de Wro wil inzetten. Het gaat om de volgende waterdoelen: regionale waterberging, de

grote Gelderse rivieren, drinkwaterbescherming, de Ecologische Hoofdstructuur, waterafhankelijke natuur

en weidevogelgebieden.

Het Waterplan zet het beleid uit het vorige Waterhuishoudingsplan voort: zorgen dat het watersysteem in

2027 op orde is. Op orde betekent een robuust watersysteem dat tegen een stootje kan vanuit mens of

klimaat. Het kan omgaan met zware regenval en normale perioden van droogte. De functies wonen,

werken en landbouw worden voldoende bediend. Grondwatersystemen werken voldoende voor drinkwater

en kwelafhankelijke natuur. Een basis ecologie functioneert in elk Gelders oppervlaktewater. Speciale en

zeldzame planten en dieren floreren in de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur, HEN en SED-wateren en

Natura 2000-gebieden. Hierbij is duurzame instandhouding gegarandeerd.

Gelders Milieuplan

Op weg naar een duurzame milieukwaliteit in Gelderland. Dat is het motto waaronder de provincie het

milieubeleid uitvoert. In juli 2008 heeft de provincie de looptijd van het derde Gelderse milieuplan (GMP3)

verlengd tot 2010. Iedereen in Gelderland moet in 2010 in een gezonde en veilige omgeving wonen. Dat

betekent dat overlast door lawaai of stank afkomstig van bedrijven en verkeer dan tot het verleden

behoren. In Gelderland is dan de zogeheten 'basiskwaliteit' voor het milieu overal bereikt.

76

vrom.nl/notaruimte (oktober 2005)

Page 161: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) bijlage 1

WA-LW20090344 - 7 -

Leefomgeving voor mens en natuur

In het GMP ligt de nadruk op een gezonde, schone, en veilige leefomgeving voor mens en natuur. Om dit

te bereiken zijn maatregelen nodig die de milieuverontreiniging tegen gaan. De maatregelen zijn gericht op

het verkeer en vervoer, het bedrijfsleven, de landbouw en het wonen.

Actieplan geluid

Vier jaar na de vaststelling van het GMP3 ligt voor de meeste hoofddoelstellingen de uitvoering nog steeds

op koers. Bij verkeerslawaai is dat nog niet het geval en daarom is er een actieplan geluid gemaakt. Dit

moet er toe leiden dat het huidige aantal knelpunten over vier jaar met 80% is afgenomen. De provincie

gaat in het kader van het nationale samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit extra activiteiten uitvoeren.

Eén daarvan is het coördineren van de verbetering van slechte situaties. Mede door een investering van

100 miljoen euro, kunnen naar verwachting alle knelpunten in de luchtkwaliteit worden weggenomen.

Milieu, verkeer en ruimtelijke ordening

Om de Gelderse ambities te realiseren wordt op verschillende beleidsterreinen samengewerkt. Zo krijgt

een flink deel van het milieubeleid zijn beslag in het nieuwe Provinciaal Verkeer en Vervoerplan (PVVP-2)

en de nieuwe Structuurvisie (was: Streekplan). In het PVVP-2 is een aantal maatregelen opgenomen om

de milieuoverlast door verkeer op provinciale wegen aan te pakken. De Structuurvisie speelt een cruciale

rol in het voorkomen van nieuwe milieuknelpunten bij de planning van nieuwe bedrijventerreinen,

infrastructuur of woonwijken.

Gewenst Grond- en Oppervlaktewaterregime (GGOR)

Ontwikkelen van het waterregiem in en rond natte landnatuur betekent dat de waterhuishouding naar

waterstand, stroming en kwaliteit wordt aangepast aan de natuurdoelen ter plekke. De waterschappen

dienen het Gewenste Grond en Oppervlaktewater regiem (GGOR-traject) vast te stellen in nauw overleg

met lokale belanghebbenden. Bij de natte parels is uitgangspunt van de provincie, dat het watersysteem

optimaal aansluit bij de natuurdoelen (stroomgebiedsgerichte aanpak).

In de waterovereenkomst tussen de provincie Gelderland en het Waterschap Veluwe zijn afspraken

vastgelegd over het maken van hydrologische herstelplannen voor enkele verdroogde natte parels (TOP-

lijstgebieden). Onderdeel van deze herstelplannen is het opstellen van het Gewenst Grond- en

Oppervlaktewater Regime (GGOR) voor de TOP-lijstgebieden inclusief de omringende peilvakken. Het

aanpakken van de verdroging is hierbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van provincie, waterschap

en terreinbeheerders. Het waterschap Veluwe zal samen met de betrokken partijen het GGOR uitwerken

van de TOP-lijstgebieden en omgeving in vier clusters. Binnen deze clusters vindt een uitwerking plaats

van het herstelplan.

De resultaten uit de GGOR-studie worden rechtstreeks opgenomen in dit beheerplan. Het GGOR-proces

en het beheerplan-proces zullen ook zoveel mogelijk samenlopen.

Gebiedsplan Natuur en Landschap

Op 3 oktober 2006 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland het ‘Gebiedsplan Natuur en Landschap

Gelderland 2006’ vastgesteld.

Het doel van het gebiedsplan is het versterken van natuur, bos en landschap in de provincie Gelderland.

Dit plan geeft voor de gehele provincie aan welke natuur-, bos- en landschapsdoelen de provincie wil

realiseren met de inzet van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer en de Subsidieregeling

Natuurbeheer. Deze regelingen zijn naast landinrichtingsprojecten en gemeentelijke projecten

Page 162: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 1 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 8 - WA-LW20090344

landschapsbeheer de belangrijkste instrumenten om natuur en landschapsdoelen te halen. De uitvoering

van het gebiedsplan vindt plaats door het aangaan van beschikkingen en door grondverwerving, op basis

van vrijwilligheid.

In 2008 heeft een partiele herziening van het gebiedsplan plaatsgevonden. Er zijn een aantal redenen om

het gebiedsplan aan te passen. De belangrijkste reden is, dat op sommige plaatsen de begrenzingen niet

helemaal meer kloppen, door aanleg van wegen, woonwijken of industriegebieden. In een aantal gebieden

wordt hard aan de realisatie van de EHS gewerkt. Daarbij komt veel informatie naar boven die ten tijde van

het opstellen van het gebiedsplan niet voorhanden was. Met deze kennis zijn we in staat om de

begrenzing verder te concretiseren en aan te passen aan de lokale omstandigheden.

Veluwe 2010

Veluwe2010 is een beleidsplan dat alle betrokkenen mobiliseert om de Veluwe gezamenlijk een

kwaliteitsimpuls te geven. De samenwerkende partners zijn, naast de provincie Gelderland, onder andere

zes rijksdepartementen, achttien gemeenten, terreinbeheerders, recreatieorganisaties, landbouwers,

waterschappen en bedrijfsleven. Zij zijn verenigd in de Veluwecommissie en maken samen plannen voor

de Veluwe. Op sommige onderdelen hangt Veluwe 2010 nauw samen met het Reconstructieplan Veluwe.

Reconstructieplan Veluwe

In Gelderland zijn in 2005 reconstructieplannen opgesteld die de toekomst van het platteland vormgeven.

Dat is gebeurd in drie reconstructiegebieden. Een van deze gebieden is de Veluwe. Het reconstructieplan

Veluwe is nodig om de problemen die op het platteland spelen te kunnen aanpakken. In delen van het

landelijk gebied zitten de (intensieve) landbouw, wonen, werken, recreatie natuur en landschap elkaar te

vaak in de weg. Het gevolg is dat vooral economisch belangrijke sectoren als landbouw en recreatie zich

niet genoeg kunnen ontwikkelen en de kwaliteit van natuur, landschap en water te weinig verbetert.

Dit heeft grote gevolgen voor de leefbaarheid en vitaliteit van het platteland. In het reconstructieplan

worden de functies bijna opnieuw over de gebieden verdeeld en nieuwe ontwikkelmogelijkheden

gestimuleerd. Een aantal onderdelen uit het reconstructieplan wordt rechtstreeks overgenomen in het

Streekplan en de bestemmingsplannen.

Zonering

Een belangrijk onderdeel van het reconstructieplan is de zonering. Gebieden hebben een bepaalde

bestemming gekregen:

gebieden waar landbouw voorrang krijgt (landbouwontwikkelingsgebieden)

gebieden waar de natuur voorrang krijgt (extensiveringsgebieden)

gebieden waar verschillende functies naast elkaar bestaan (verwevingsgebieden)

Deze indeling heeft gevolgen voor bijvoorbeeld vestiging of uitbreiding van intensieve veehouderijen.

Vitaal platteland

Behalve voor een nieuwe toekomst voor de veehouderij is er ook aandacht voor het versterken van de

natuur- en landschapswaarden en voor verbetering van de waterhuishouding en waterkwaliteit. De

belasting van het milieu moet verminderden en infrastructuur, woon- en werkklimaat en de economische

structuur juist verbeteren. Zo ontstaat er weer een vitaal platteland.

Recreatie

Er moet meer ruimte komen voor nieuwe natuurgebieden en nieuwe vormen van recreatie. En er is ook

behoefte aan meer ruimte voor verbrede landbouw en andere niet-agrarische economische functies, zoals

Page 163: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) bijlage 1

WA-LW20090344 - 9 -

een zorg-, kampeer- of kaasboerderij en ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven. Dit is nodig om de

plattelandseconomie vitaal te houden.

Veluwe 2010

Behalve het reconstructieplan zijn op de Veluwe nog vele andere plannen in uitvoering bij Rijk, provincie

en andere partijen. Zoals het beleid van Veluwe 2010. Het reconstructieplan is daarop afgestemd. Zodat

de doelstellingen van Veluwe 2010 ook binnen de reconstructie worden uitgevoerd.

Gemeentelijkbeleid en -regelgeving

Bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. De gemeenteraad stelt het

bestemmingsplan vast. Ze wijst daarin de bestemming, ofwel functie van de grond aan. Ook geeft ze

regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd is (bouwwerken). Bouwvergunningen

moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bepaalt daardoor mede of

ergens gebouwd mag worden. Voor alle grond in Nederland moet een bestemmingsplan gelden.

Gemeenten zijn volgens de Wro verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te

stellen.

Page 164: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 1 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 10 - WA-LW20090344

Page 165: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) bijlage 2

WA-LW20090344 - 1 -

BIJLAGE 2 Instandhoudingsdoelstellingen

Verspreiding Oppervlakte Kwaliteit Toelichting

Habitattype

H2310 – Psammofiele heide

met Calluna en Genista

= > > Verbinden van grote

heideterreinen met oog op

duurzaamheid populaties.

Verbeteren structuur en

overgangen naar bos.

H2320 – Psammofiele heide

met Calluna en Empetrum

nigrum

= = = Matig ongunstige staat van

instandhouding. Rand van

verspreidingsgebied.

H2330 – Open grasland met

Corynephorus- en Agrostis-

soorten op landduinen

= > > Landelijk doel is anderhalf maal

zo grote oppervlakte. Veluwe

moet hiervoor grootste bijdrage

leveren.

H3130 – Oligotrofe tot

mesotrofe stilstaande

wateren met vegetatie

behorend tot het

Littorelletaria uniflorae

en/ofIsoëto-Nanojunctea

= = = Dit habitattype komt sporadisch

voor op de Veluwe, zoals op de

Hoge Veluwe.

H3160_B – Dysotrofe

natuurlijke poelen en meren

= = > Dit habitattype is wijd verspreid.

De kwaliteit is deels matig.

H3260 – Submontane en

laagland rivieren met

vegetaties behorend tot het

Ranunculion fluitantis en het

Callitrichio-Batrachion

> > > Dit habitattype komt voor in

diverse beken en sprengen,

maar is niet overal stabiel en

van goede kwaliteit. Goede

mogelijkheden voor herstel, o.a.

H1096 beekprik.

H4010_A – Noord-Atlantische

vochtige heide met Erica

tetralix

= > > Delen zijn vergrast. Uitbreiding

is nodig en realiseerbaar.

H4030 – Droge Europese

heide

= > > Veluwe levert grootste bijdrage

aan dit habitattype. Uitbreiding

dient gericht te zijn op

verbinden van heideterreinen.

Voortgaande successie is

toegestaan mits netto sprake is

van oppervlakte vergroting.

H5130 – Juniperus

communis-formaties in heide

of kalkgrasland

= = > Verspreiding beperkt tot enkele

deelgebieden. Doornspijkse

Heide herbergt grootste

oppervlakte.

H6230 – *Soortenrijke

heischrale graslanden op

arme bodems van

= > > Enkele best ontwikkelde

voorbeelden van dit habitattype

komen voor op de Veluwe (o.a.

Page 166: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 2 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 2 - WA-LW20090344

berggebieden (en van

submontane gebieden in het

binnenland van Europa)

Harskamp). Landelijk zeer

ongunstige staat van

instandhouding.

H6410 – Grasland met

Molinia op kalkhoudende,

venige of lemige kleibodem

(Molinion caeruleae)

= > > Blauwgrasland verkeerd

landelijk in zeer ongunstige

staat van instandhopuding.

Uitbreiding kan gerealiseerd

worden in samenhang met

H4010 en H6230.

H7110_B – *Actief Hoogveen = > > Heideveentjes komen voor in

een aantal hoogveenvennen en

als hellingveentjes. Uitbreiding

is mogelijk vanuit natte heide of

verdroogde veentjes.

H7150 – Slenken in

veengronden met vegetatie

behorend tot het

Rhynchosporion

- > > Pioniervegetaties met

snavelbiezen komen met name

voor op plagplekken die door

natuurlijke successie overgaan

in H4010.

H9120 – Atlantische

zuurminnende beukenbossen

met Ilex en som ook Taxus in

de ondergroei (Quercion

robori-petraeae of Ilici-

Fagenion)

- > = Komt op enkele locaties voor in

een kwalitatief goede vorm (o.a.

Speulderbos). Deel bestaande

eikenbossen zal zonder beheer

overgaan in dit habitattype.

H9160_A – Sub-Atlantische

en midden-Europese

wintereikenbossen of eiken-

haagbeukenbossen behorend

tot het Carpinion-betuli

- > >

(eiken-

haagbeuke

n-bossen)

Landelijk in zeer ongunstige

staat van instandhouding.

Behoud van groeiplaatsen is op

korte termijn van belang.

Uitbreiding in nabijheid van

bronpopulaties.

H9190 – Oude zuurminnende

eikenbossen op zandvlakten

met Quercus robur

- > > Veluwe levert landelijk grootste

bijdrage. Verbetering mogelijk

op oudebosgroeiplaatsen met

oud-bossoorten.

H91E0_C – *Bossen op

alluviale grond met Alnus

glutinosa en Fraxinus

excelsior (Alno-Padion,

Alnion incanae, Salicion

albae)

- > > Beekbegeleidende bossen

komen op gering oppervlak

voor met matige kwaliteit.

Langs beken en op overgang

IJsseldal grotere en kwalitatief

betere voorbeelden (Hierdense

beek).

Leefgebied Habitatrichtlijnsoorten Verspreiding

Kwal. Opp.

Populatie

H1042 – Gevlekte

witsnuitlibel

> > > > Uitbreiding populatie tot 500

volwassen individuen. Op dit

moment is de landelijke staat

van instandhouding zeer

Page 167: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) bijlage 2

WA-LW20090344 - 3 -

ongunstig.

H1083 – Vliegend hert > > Veluwe is kerngebied voor deze

soort.

H1096 – Beekprik > > > > De soort komt voor in

sprengenbeken m.n. aan de

oostkant van de Veluwe.

Leefgebied is sterk geïsoleerd

dus vergroting van verspreiding

alleen mogelijk via uitzetting.

H1163 - Rivierdonderpad - = > > De soort komt voor in de

Hierdense beek en Verloren

beek. Veluwe levert grote

bijdrage en er zijn

mogelijkheden voor uitbreiding.

H1166 – Kamsalamander = = = = De soort komt voor nabij

landbouwenclaves en langs

randen van de Veluwe. Een

groot deel van de Veluwe is

verder ongeschikt.

H1318 – Meervleermuis - = = = Veluwe van belang als

overwinteringsgebied

H1813 – Drijvende

waterweegbree

= = = = De soort komt in ieder geval in

de Hierdense beek voor.

Behoud is van belang voor de

landelijke staat van

instandhouding.

Vogelrichtlijn: broedvogels Kwaliteit

leefgebied

Omvang leefgebied Populatie

A072 – Wespendief = = 150 paren Vermoedelijk broedt kwart van

NL populatie op de Veluwe.

A224 – Nachtzwaluw = = 610 paren Bijna helft van de NL populatie

broedt op de Veluwe. Veluwe is

meta-populatie.

A229 – IJsvogel = = 30 paren Broedt in sterk fluctuerende

aantallen langs rand van

Veluwe. Onvoldoende

draagkracht voor

sleutelpopulatie.

A233 – Draaihals > > 100 paren Komt voor op grote heide-

/zandgebieden. Voldoende

draagkracht voor

sleutelpopulatie.

A236 – Zwarte specht = = 430 paren Veluwe heeft voldoende

draagkracht voor een

sleutelpopulatie.

A246 – Boomleeuwerik = = 2400 paren Broedt verspreid over hele

Veluwe in meta-populatie.

derde van NL populatie)

Page 168: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 2 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 4 - WA-LW20090344

A255 – Duinpieper > > 40 paren Belangrijkste gebieden zijn

Kootwijker en Harskamper

zand. Verbinden zandgebieden

is van belang

A276 – Roodborsttapuit = = 1000 paren Aaneengesloten meta-

populatie. Voldoende

draagkracht voor

sleutelpopulatie.

A277 - Tapuit > > 100 paren Achteruitgang door bebossing

van heide en stuifzand.

Voldoende draagkracht voor

sleutelpopulatie.

A339 – Grauwe klauwier > > 40 paren Afhankelijk van grote insecten

en kleine gewervelden.

Voldoende draagkracht voor

sleutelpopulatie.

Page 169: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) bijlage 3

WA-LW20090344 - 1 -

BIJLAGE 3 Habitattypen en soorten

Stuifzandheiden met Struikhei (H2310)

Psammofiele heide met Calluna en Genista

Het habitattype omvat droge heiden op binnenlandse stuifzandbodems in het Noordwest-Europese

laagland. De heide wordt doorgaans gedomineerd door struikhei (Calluna vulgaris), en karakteristiek voor

dit habitattype is het voorkomen van korstmossen van stuifzandvegetaties, zoals het

Stuifzandstapelbekertje. De terreinen met stuifzandheide zijn van groot belang voor de landelijke

verspreiding van veel karakteristieke stuifzandkorstmossen. De bodem is uitermate droog en voedselarm.

Binnenlandse kraaiheibegroeiingen (H2320)

Psammofiele heide met Calluna en Empetrum nigrum

Het habitattype bereft droge heide in binnenlandse zandgebieden die worden gedomineerd door

Kraaihei (Empetrum nigrum), al of niet in combinatie met Struikhei (Calluna vulgaris) of bosbessoorten

(Vaccinium). Dit habitattype komt voor op plaatsen die fractioneel minder droog zijn dan overige typen

droge heiden. Kraaihei lijkt zich met name te ontwikkelen op zeer licht vochtige locaties.

Zandverstuivingen (H2330)

Open grasland met Corynephores- en Agrostis-soorten op landduinen

Het habitattype omvat pionierbegroeiingen op zandgrond in binnenlandse stuifduinen. De

pionierbegroeiingen hebben een open vegetatiestructuur en wisselen af met plekken met kaal zand. Het

stuifzandmilieu is rijk aan korstmossen en arm aan vaatplanten. De omstandigheden op het zand zijn

tamelijk extreem; het is droog, en de temperatuur kan zeer sterk schommelen door het gebrek aan

beschutting. Zandverstuivingen kunnen in de loop der successie dichtgroeien met algen, mossen,

korstmossen en grassen. De meer grassige zandverstuivingen worden aangetroffen op de overgangen

van zandverstuivingen naar bos of heide. Kenmerkend voor het habitattype is het reliëf, dat onder invloed

van de wind nog constant aan verandering onderhevig is. Door de sterke invloed van de wind, en de

beperkte aanvoer van dood plantmateriaal, vindt er nauwelijks ontwikkeling plaats van een humuslaag. Dit

ontbreken van een humuslaag is kenmerkend voor de stuifzanden, zodra een humuslaag tot ontwikkeling

komt zal het systeem zich gaan ontwikkelen tot een bos.

Zwak gebufferde vennen (H3130)

Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met een vegetatie behorend tot het Littorelletalia en/of Isoëto-

Nanojuncetea

Dit habitattype betreft begroeiingen van ondiepe, zwak gebufferde wateren zoals vennen, plassen en

poelen met zacht tot matig hard water. Op de oevers en in het open water komt een rijkdom voor aan

pioniersoorten. In en rond dergelijke wateren zijn de lokale omstandigheden zeer afwisselend in ruimte en

tijd waardoor veel gradiënten aanwezig zijn. De waterstand en het microreliëf is variabel, waardoor

sommige plekken langdurig onder water staan, en andere plekken droog blijven. Hierdoor ontstaat een

kleinschalig mozaïek met verschillende microklimaten, waarop verschillende soorten planten groeien. De

zwakgebufferde vennen worden aangetroffen op mineralogisch rijke, stagnerende bodems. Hierdoor wordt

het stagnerende water licht gebufferd. Op de Veluwe zijn oude leemputten vaak standplaatsen van de

voor zwakgebufferde vennen kenmerkende oevervegetaties.

Page 170: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 3 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 2 - WA-LW20090344

Zure vennen (H3160)

Dystrofe natuurlijke poelen en meren

Dit habitattype omvat heidevennen en vennen in de randzone van hoogveengebieden. Lokaal kan enig

grondwater in de vennen doordringen, maar de regenwaterinvloed overheerst, wat de oorzaak is van de

zure omstandigheden. Omdat de zure vennen worden gevoed door regenwater, worden ze gekenmerkt

door sterke fluctuaties in het waterstanden. Zure vennen kunnen periodiek droogvallen, waardoor soorten

voorkomen die bestand zijn tegen de zure en de periodiek droge omstandigheden. Het periodieke

droogvallen frustreert de ontwikkeling van zure vennen naar hoogveen. De vegetatie in zure vennen

bestaat uit open waterbegroeiing en jonge verlandingsstadia (slenkvegetaties), drijvend of op de oever.

Waterveenmos (Sphagnum cuspidatum) is hierbij een dominante soort.

Beken en rivieren met waterplanten (waterranonkels) (H3260A)

Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitantis en het Callitricho-

Batrachion. Subtype A: beken en rivieren met waterplanten (waterranonkels).

Subtype A van het habitattype omvat ondergedoken of drijvende vegetaties in stromende beken en

riviertjes, met name in onbeschaduwde delen. De begroeiing bestaat uit tengere, groenblijvende

waterplanten met ranonkel- en/of sterrenkroossoorten. De beken worden gedeeltelijk gevoed met

grondwater. Ze hebben een natuurlijke, meanderende loop waardoor gradiënten en variatie langs de oever

bestaat. De beken kunnen belangrijk zijn voor migrerende vissen zoals beekprik, en het is daarom van

belang dat de beken vrij optrekbaar zijn.

Vochtige heiden (hogere zandgronden) (H4010A)

Noord-Atlantische vochtige heiden met Erica tetralix. Subtype A: hogere zandgronden.

Dit subtype betreft vochtige en natte heidegemeenschappen op voedselarme, zure zand- en veenbodems

op de hogere zandgronden. Het habitattype wordt gekarakteriseerd door een hoge bedekking met

Gewone dophei (Erica tetralix), en op de Veluwe door Gewone veenbies (Trichophorum cespitosum). De

vochtige heide bevatten soorten, afhankelijk van de zuurgraad en vochtigheidsgraad, die overeenkomen

met hoogveenbegroeiing, blauwgraslanden en heischrale graslanden. De vochtige heiden worden

aangetroffen op bodems met een stagnerend werkende onderlaag, waardoor water wordt vastgehouden.

Het grondwater dient in de wintermaanden tot het maaiveld te komen, en mag in de zomermaanden niet te

ver wegzakken.

Droge heiden (H4030)

Droge Europese heiden

Het habitattype betreft begroeiingen met overheersend Struikhei (Calluna vulgaris) in het laagland en de

gebergtes van Europa. Droge heide komt meestal voor op goed ontwikkelde podzolen, en staat vaak

onder invloed van menselijke ingrepen zoals plaggen, branden, maaien en het begrazen door vee. Het

type beheer heeft een sterke invloed op de vegetatiestructuur van de heide, en daarom ook op de

faunagemeenschap in de heiden.

Jeneverbesstruwelen (H5130)

Juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland

Het habitattype omvat struwelen of struikbegroeiingen van Jeneverbes (Juniperus communis) op zure of

gebufferde bodem. De jeneverbesstruwelen worden aangetroffen in mozaïeken met andere begroeiingen

van het heidelandschap. Een jeneverbesstruweel is pas een habitattype als het minimaal 1 are groot is en

als er minimaal 10 jeneverbesstruiken staan die minimaal 30% bedekken. Jeneverbesstruwelen die zich in

bossen bevinden worden niet tot het habitattype gerekend. Jeneverbessen lijken zich te vestigen op open

niet verzuurde bodems, waar tijdelijk geen begrazing plaatsvindt. Onder sterke begrazing kunnen de jonge

jeneverbessen zich niet ontwikkelen.

Page 171: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) bijlage 3

WA-LW20090344 - 3 -

Heischrale graslanden (H6230)

Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in

het binnenland van Europa)

Heischrale graslanden zijn heideachtige schrale begroeiingen waarin grassen opvallend aanwezig zijn.

Het habitattype omvat min of meer gesloten, halfnatuurlijke graslanden op betrekkelijk zure,

zwakgebufferde droge tot vochtige zand- en grindbodems. Of een begroeiing tot habitattype heischrale

graslanden of tot een (stuifzand)heide wordt gerekend, hangt af van de verhouding tussen het aandeel

grassen en kruiden en dat van dwergstruiken. De heischrale graslanden worden aangetroffen op (lokaal)

basenrijkere bodems, en hebben een aanzienlijk minder dik humusprofiel dan de droge heiden. De variatie

binnen verschillende aangetroffen heischrale graslanden is groot, en de lokale soortsamenstelling wordt

veroorzaakt door voornamelijk de vochthuishouding. Goed ontwikkelde heischrale graslanden zijn zeer rijk

aan grassoorten, kruiden en paddestoelen. Hoewel het habitattype nog veelvuldig wordt aangetroffen als

een strook of overgangszone in andere habitattypen, zijn goed ontwikkelde en vlakdekkende vormen

zeldzaam geworden. De heischrale graslanden betreffen een prioritaire soort, wat betekent dat de

bescherming van dit type extra aandacht moet krijgen. Voor het behoud van heischrale graslanden dient

de zwakbufferende werking van de bodem of het grondwater behouden te blijven. Eveneens dient

verbossing tegengehouden te worden.

Blauwgraslanden (H6410)

Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (Eu-Molinion)

Het habitattype betreft in Nederland blauwgraslanden, soortenrijke hooilanden op voedselarme tot matig

voedselrijke, basenhoudende bodem die ’s winters onder water staat en ’s zomers oppervlakkig uitdroogt.

De blauwgraslanden worden niet overstroomd door beken of andere waterlopen, maar worden

geïnundeerd door hoge grondwaterspiegels. Het habitattype dankt haar naam aan de zeegroene kleur van

aspectbepalende soorten zoals Spaanse ruiter (Cirsium dissectum), Blauwe zegge (Carex panicea) en

Tandjesgras (Danthonia decumbens). De specifieke soortsamenstelling van een blauwgrasland is

afhankelijk van de bodem, hydrologie en de geografische ligging. Op de hoge zandgronden kunnen

soorten uit de heischrale graslanden opvallend aanwezig zijn. Periodieke buffering van de bodem met

basenrijk grond- of oppervlaktewater is noodzakelijk voor het behoud van een blauwgrasland vegetatie.

Actieve hoogvenen (heideveentjes) (H7110)

Actief hoogveen. Subtype B: Heideveentjes (inclusief hellingveentjes) met levend hoogveen.

Kenmerkend voor actief hoogveen zijn de dominantie van veenmossen, een reliëf met bulten en slenken

en een permanent hoge waterstand. Op de bulten komen begroeiingen voor van dwergstruiken, zoals

gewone dophei (Erica tetralix). Subtype B omvat kleinschalig actief hoogveen, in de laagten in het

heidelandschap. Een actief hoogveen is vergelijkbaar met een zuur ven, maar heeft een permanent hoge

waterstand. Deze veentjes worden ook wel hoogveenvennen genoemd. Op de oevers van vennen die

permanent onder water staan kan hoogveenvorming plaatsvinden. Een constant waterpeil is de

belangrijkste voorwaarde voor het bestaan van actief hoogveen.

Pioniervegetaties met snavelbiezen (H7150)

Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion

Dit habitattype omvat pioniergemeenschappen op kale zandgronden in natte heiden. De kale bodem waar

zich de pioniervegetatie met snavelbiezen kunnen ontwikkelen, ontstaan op natuurlijke wijze door

langdurige waterstagnatie in laagten (halfvennen). Invloed van mensen (plaggen, betreden) of dieren

(wildwissels) kan ook zorgen voor de kale omstandigheden in een natte heide waar dit habitattype zich kan

ontwikkelen. Geplagde delen ontwikkelen zich zeer snel tot droge heide. Duurzame standplaatsen van het

de pioniervegetatie bevinden zich bij wildwissels en in halfvennen.

Page 172: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 3 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 4 - WA-LW20090344

Beuken-Eikenbossen met Hulst (H9120)

Zuurminnende Atlantische beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-

petraeae of Ilici-Fagenion)

Het habitattype omvat oude beuken- en eikenbossen op lemige bodem, in de meest typische vorm met

Hulst (Ilex aquafolium) in de struik- en boomlaag.

Eiken-haagbeukbossen (hogere zandgronden) (H9160)

Sub-Atlantische en Midden-Europese Wintereikbossen of Eiken-Haagbeukbossen behorend tot het

Carpinion betuli. Subtype A: Hogere zandgronden.

Dit habitattype wordt gevormd door het vegetatietype Eiken-Haagbeukbos (Stellario-Carpinetum). De

vegetatiestructuur kan rijk zijn, met een hoge (tot 30 meter) en een lage boomlaag, een goed ontwikkelde

struiklaag en een weelderige kruidlaag waaronder diverse voorjaarsbloeiers. Dit habitattype komt niet voor

op de Veluwe.

Oude eikenbossen (H9190)

Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met Quercus robur.

Dit habitattype omvat oude eikenbossen op zeer voedselarme, zandige bodems in de Noordwest-

Europese laagvlakte. De belangrijkste boomsoorten zijn Zomereik (Quercus robur) en Ruwe berk (Betula

pendula). Ook Wintereik (Quercus petraea) kan voorkomen. De kruidlaag bestaat voornamelijk uit

zuurminnende dwergstruiken, grassen en mossen. Het habitattype is rijk aan boombegeleidende

paddenstoelen. In vergelijking met de beuken-eikenbossen met Hulst (H9210), staan de oude

eikenbossen op de armere hoge zandgronden.

Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) (H91E0)

Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae,

Salicion albae). Subtype C: Beekbegeleidende alluviale bossen (verbonden Alno-Padion en Alnion

glutinosae)

Dit subtype omvat bossen uit het Verbond van Els en Vogelkers en Verbond der Elzenbroekbossen op

alluviale bodem, die onder invloed staan van een bron, beek of kleine rivier. De verschijningsvormen lopen

sterk uiteen. Ze kunnen zeer soortenrijk zijn en zeldzame soorten bevatten. De vochtige alluviale bossen

betreft een prioritair habitattype, waardoor de bescherming van dit type extra aandacht vraagt.

Drijvende waterweegbree

De drijvende waterweegbree komt voor in heldere, nutriëntarme wateren. Het is een pioniersoort die in

staat is zich te vestigen op plekken met een hoge dynamiek, bijvoorbeeld op oevers van snelstromende

beken. Bovendien kan de soort zich vegetatief voorplanten, en kan zodoende kale oevers snel

koloniseren. In niet-dynamische systemen, of systemen met een veel stikstof, fosfaten of carbonaat wordt

de soort snel weggeconcurreerd door andere plantsoorten. De drijvende waterweegbree kan zowel

ondergedoken voorkomen als op drooggevallen oevers, en kan voorkomen in diverse typen wateren.

Voor een duurzame instandhouding van een populatie drijvend waterweegbree is een zekere mate van

dynamiek nodig. De soort kan daarom voorkomen in snelstromende wateren, op oevers die regelmatig

droogvallen of worden betreden door grote dieren (en mensen).

Vliegend hert

Het vliegend hert komt voor in relatief open, oude eikenbossen, houtwallen, holle wegen en in oude

eikenhouten bielzen. Het voedsel van de larven van het vliegend hert bestaat uit oude, rottende eiken. De

larven leven in stobben, het wortelstelsel en in omgevallen stammen. Deze houtige delen dienen door

witrot besmet te zijn, en de goede temperatuur en vochtigheidsgraad te hebben, om geschikt te zijn voor

Page 173: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) bijlage 3

WA-LW20090344 - 5 -

het vliegend hert. De soort komt met name voor in de bosranden, omdat de temperatuur hier wat hoger is

dan diep in het bos. Omdat het hout waarmee de larven zich voeden een lage voedingswaarde heeft,

duurt het erg lang voordat de larven volgroeid zijn. De larven worden bovendien gegeten door zwijnen, die

rond de eikenstobben rond wroeten.

De volwassen vliegende herten voeden zich met het wondsap van eikenbomen. De mannetjes vechten in

de paartijd met elkaar, waarbij ze de vervaarlijk uitziende geweien gebruiken om elkaar van takken af te

gooien.

Gevlekte witsnuitlibel

De gevlekte witsnuitlibel komt voor in wateren met jonge verlandingsstadia en een nog grotendeels open

vegetatiestructuur. De vegetatie dient een hoge mate van variatie en structuur te bevatten om geschikt te

zijn als leefgebied voor de gevlekte witsnuitlibel. De soort moet zich kunnen verschuilen in een goed

ontwikkelde oevervegetatie. De eitjes van de gevlekte witsnuitlibel worden in het water afgezet. De larven

jagen een jaar onder het wateroppervlak voordat ze de volwassen levensvorm aannemen. Tijdens het

larvale stadium is de soort gevoelig voor predatie door vissen. Het ideale habitat voor de gevlekte

witsnuitlibel is een vennetje zonder vis, met jonge verlandingsstadia en een goed ontwikkelde

oevervegetatie.

Meervleermuis

De meervleermuis jaagt ’s nachts op insecten en heeft als jachtgebied grote waterpartijen en rivieren. Een

bekend jachtgebied van de meervleermuis is het Markermeer en de randmeren. In de zomermaanden

verblijven de meervleermuizen in kraamkolonies. Dit zijn vaak woonhuizen en kerken. Vanuit deze

kraamkolonies vliegen ze dagelijks langs dezelfde trekroutes naar de jachtgebieden. Hierbij gebruiken ze

landschappelijke elementen zoals watergangen, houtwallen en bomenrijen ter oriëntatie. In de

wintermaanden houden de meervleermuizen winterslaap in de overwinteringgebieden. De Nederlandse

populatie meervleermuizen overwinter op de Veluwe, in bunkercomplexen in de duinen en mergelgroeves

in Zuid-Limburg, en verder in bossen buiten Nederland. De trekroutes tussen de kraamkolonies,

winterverblijven en foerageergebieden maken een wezenlijk onderdeel uit van het leefgebied van de

meervleermuis.

Kamsalamander

De kamsalamander is de grootste in Nederland voorkomende watersalamander en kan maximaal 20

centimeter lang worden. In de voortplantingsperiode zijn de mannetjes te herkennen aan een getande kam

op de rug. De kamsalamander leeft in kleinschalige landschappen met houtwallen, bossen, struwelen en

open stukken. In de winter worden vorstvrije plekke opgezocht. Om geschikt te zijn als leefgebied dienen

er voldoende voortplantingswateren voor de kamsalamander in het landschap aanwezig te zijn. De eitjes

van de kamsalamander worden afgezet op waterplanten, en de larven van de kamsalamander brengen

hun eerste jaar door in het water. Geschikt voortplantingswater kunnen poelen, vennen en slootjes zijn,

waar een goed ontwikkelde vegetatie aanwezig is. De larven van de kamsalamander zijn gevoelig voor

predatie door vissen.

Beekprik

De beekprik is een langwerpige vis die de eerste 3 tot 6 jaar als een larve doorbrengt in de modderlaag

van een rivier. Wanneer de beekprik volwassen is, zoekt deze een paaiplek stroomopwaarts in de rivier.

De beekprik paait op locaties waar de bodem is bedekt met grind of stenen.

Page 174: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 3 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 6 - WA-LW20090344

Rivierdonderpad

De rivierdonderpad is een kleine vis die tot 12 cm lang kan worden en komt van nature voor in

snelstromende beken. De vis heeft veel schuilplekken nodig in de vorm van takken en stenen. De bodem

van de beek dient voldoende afwisseling te bieden.

Boomleeuwerik

De boomleeuwerik is een vrij kleine zangvogel, die van nature voorkomt in pionierssituaties. De vogels

voeden zich met insecten en rupsen. De soort nestelt op heidevelden met wat opslag en boomgroei, door

haarmossen vastgelegde randen van zandverstuivingen, niet te kleine kapvlakten met aanplant tot 6-7 jaar

oud (optimaal is 3-4 jaar) en zandige duinheiden. Voedsel wordt gezocht in korte vegetaties en op

onbegroeide plekken tot 200 m van de nestplaats.

Draaihals

De draaihals is een kleine spechtsoort. De soort broedt in Nederland alleen in de Veluwe, en overwintert in

tropisch Afrika. Voor nestgelegenheid is de Draaihals afhankelijk van bestaande nesten en holen, omdat

ze zelf geen holen kunnen maken. De soort nestelt voornamelijk in oude Berken in bosranden of in

solitaire bomen in de heiden. De Draaihals foerageert op open heide, op zandvlakten en andere kale

gronden. Hier wordt gejaagd op miersoorten waarvan de nesten goed bereikbaar zijn. Dergelijke

foerageergebieden dienen dichtbij de nesten aanwezig te zijn. De Draaihals leeft dus een landschap dat

variatie biedt in de vorm van oude berken, bosranden en open vlaktes. De miersoort die voornamelijk dient

als voedsel is de Wegmier, een soort van pionierssituaties. Zodra vegrassing optreedt wordt het gebied

minder geschikt als foerageergebied voor de Draaihals.

Duinpieper

De duinpieper is een vrij grote, slanke pieper, die als broedvogel praktisch niet meer voorkomt in

Nederland. De vogelsoort overwintert in de Afrikaanse Sahel, heeft broedgebieden in Zuid- en Noord

Europa. Het broedgebied van de Duinpieper bestaat uit stuivende zandvlakten. De vogel nestelt op de

rand van het stuifzand, of langs graspollen midden in het stuifzand. Op het zand wordt gefoerageerd op

allerlei insecten. Waarschijnlijk komt de Duinpieper niet meer voor op de Veluwe, omdat de stuifzanden

ongeschikt zijn geworden als gevolg van intensieve recreatie en successie (en vergrassing).

Grauwe klauwier

De grauwe klauwier is een middelgrote zangvogel (17 centimeter), die leeft in afwisselende

mozaïeklandschappen. De nesten worden gemaakt in doorndragende struiken of struwelen zoals bramen,

meidoornen en sleedoorn. Het voedsel bestaat uit grote insecten (vlinders, sprinkhanen, kevers, libellen

etc.) en kleine gewervelden (kikkers, hagedissen, jonge vogels). Geschikt habitat is voornamelijk te vinden

op overgangen van nat naar droog, voedselarm naar voedselrijk, hoog naar laag en van bos naar open

vlakten. Structuurrijke vegetaties zijn zeer geschikt als foerageergebied, omdat hier veel prooien zitten.

IJsvogel

De ijsvogel is een felgekleurde vogel van spreeuwformaat (16 cm) met een lange puntige snavel waarmee

vissen worden gevangen. De IJsvogel jaagt op vissen in zwak stromende en stilstaande wateren. Daarbij

zit de vogel op takken boven het water. Omdat de IJsvogel op zicht jaagt is het van belang dat het water

helder is. De IJsvogel graaft nesten in aarden wallen langs de oevers van beken. Het is daarom van

belang dat er voldoende van dergelijke nestplaatsen aanwezig zijn. Deze ontstaan door de eroderende

werking van meanderende beken.

Nachtzwaluw

Page 175: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) bijlage 3

WA-LW20090344 - 7 -

De nachtzwaluw is een zwaluw die ’s nachts jaagt op isecten, en is zo groot als een merel (27 cm).

Overdag brengt de vogel in rust door op de grond, en is daartoe zeer goed gecamoufleerd. Het nest

bevindt zich op kale grond op de strooisellaag van dennennaalden. De Nederlandse nachtzwaluwen

verblijven hier ongeveer vier maanden per jaar, en overwinteren in tropisch Afrika. De soort wordt

voornamelijk aangetroffen in open biotopen zoals zandverstuivingen en heidelandschappen. De jacht vindt

voornamelijk plaats langs bosranden en andere overgangen, omdat hier de meeste prooidieren voor

handen zijn.

Roodborsttapuit

De roodborsttapuit is een kort bolrond zangvogeltje (14 cm) met vrij lange poten en een donker snaveltje.

In sommige gevallen verblijft de vogel tijdens de wintermaanden in Nederland. Anders verblijft de

roodborsttapuit circa 7 maanden in Nederland en overwintert in een zone van Marokko tot Frankrijk. De

nesten bevinden zich in kruidenrijke vegetaties in heide- en duinterreinen. Het nest ligt op of net boven de

grond, goed beschut door overhangende vegetatie. Hoe beter het nest bedekt is, hoe groter de kans dat

het legsel overleeft. De roodborsttapuit zoekt voedsel in structuurrijke open gebieden, waar uitkijkposten

aanwezig zijn in de vorm van bomen, struiken of paaltjes. Een heterogene omgeving is voor de

roodborsttapuit een vereiste, met beschutte nestlocatie, uitkijkposten en open foerageerplekken.

Tapuit

De tapuit is een kleine insectetende vogel (15 cm), verwant aan de lijsters. De vogel verblijft circa 5

maanden in Nederland en overwintert in Afrika, met name in de savannegebieden ten zuiden van de

Sahara. De tapuit nestelt in holtes (bijvoorbeeld een konijnenhol) of uitsparingen onder puin, stenen of

wortels. Het landschap waarin wordt gebroed is open en bevat korte vegetaties en zandige plekken.

Ontboste plekken kunnen tijdelijk een goed broedbiotoop zijn. In het landschap zijn vooral randen

overgangen tussen dichte begroeiing en open terreinen geschikt leefgebied. Tapuiten foerageren op kale

bodems met op sommige plekken wat vegetatie. Vegetaties die door konijnen worden begraasd en kort

gehouden zijn zeer geschikt als foerageergebied.

Wespendief

De wespendief is een roofvogel met het formaat van een buizerd, maar lichter gebouwd. Wespendieven

verblijven circa vier maanden in het broedgebied, en overwinteren in de regenwouden in West- en

Centraal Afrika. De vogel broedt in bos, variërend van uitgestrekte aaneengesloten bosgebieden tot

bosfragmenten in open landschappen. De foerageergebieden bevinden zich praktisch overal waar sociaal

levende en in de grond levende wespen voorkomen. Vooral randzones en reliëfrijke stukken zijn geschikt

als foerageergebied. Het voedsel van de wespendief bestaat voornamelijk uit poppen en larven van

sociaal levende wespen. De wespendief spoort wespennesten op, graaf ze open en haalt de raten met

larven en poppen uit het nest. Het dieet wordt aangevuld met andere insecten en kleine gewervelden

zoals kikkers en jonge vogeltjes.

Zwarte specht

De zwarte specht heeft het formaat van een kraai, een grote ivoorkleurige snavel, en een opvallende rode

kopkap (man) of rood achterhoofd (vrouw). De Zwarte specht is een standvogel. Het nest wordt uitgehakt

in de stam van grote bomen, in Nederland meestal in de Beuk. De vogel is een echte bossoort, en het

optimale leefgebied bestaat uit aaneengesloten opgaand bos, met kleinere onderbrekingen of randen waar

de zon op kan vallen. In bossen kleiner dan 100 hectare ontbreekt de soort meestal. De soort jaagt op

mieren en keverlarven door gaten in hout te hakken, en met de tong de insecten te vangen.

Page 176: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO
Page 177: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) bijlage 4

WA-LW20090344 - 1 -

BIJLAGE 4 Effectenindicator

Op

pe

rvla

kte

ve

rlie

s

Vers

nip

pe

rin

g

Verz

uri

ng

Verm

estin

g

Verz

oe

ting

Verz

iltin

g

Vero

ntr

ein

igin

g

Verd

rogin

g

ve

rna

ttin

g

ve

ran

deri

ng

str

oo

msn

elh

eid

ve

ran

deri

ng

ove

rstr

om

ing

sfr

eq

ue

ntie

ve

ran

deri

ng

dyn

am

iek s

ub

str

aa

t

ve

rsto

rin

g d

oor

ge

luid

ve

rsto

rin

g d

oor

lich

t

ve

rsto

rin

g d

oor

trill

ing

op

tisch

e v

ers

tori

ng

ve

rsto

rin

g d

oor

me

ch

an

isch

e e

ffecte

n

ve

ran

deri

ng

in p

op

ula

tie

dyn

am

iek

be

wu

ste

ve

ran

de

rin

g s

oo

rte

nsa

me

nste

llin

g

Stuifzandheiden met struikhei H3210 x x xx xx x xx x x x x x

Binnenlandse kraaiheibegroeiingen H2320 x x xx xx x xx x x x x x

zandverstuivingen H2330 x x xx xx x xx x x x x x

Zwakgebufferde vennen H3130 x x x x xx x xx x x x x

zure vennen H3160 x x x xx x xx x x x x

beken en rivieren met waterplanten H3260A x x xx xx x xx x x x x x x

vochtige heiden H4014A x x xx xx x xx x x x x

droge heiden H4030 x x xx xx x xx x x x x

jeneverbesstruwelen H5130 x x x x xx x xx x x x x

*heischrale graslanden H6230 x x x xx x xx x x x x

blauwgraslanden H6410 x x x xx xx x x x x x x x x

*actieve hoogvenen H7110B x x xx xx x xx x x x x

pioniervegetaties met snavelbiezen H7150 x x x x xx x xx x x x x x

beuken-eikenbossen met hulst H9120 x x x xx x x x x x x

eiken-haagbeukbossen H9160A x x x x xx x x x x x x

oude eikenbossen H9190 x x xx xx x xx x x x x

*vochtige alluviale bossen H91E0C x x x x xx x xx x x x x x x

beekprik H1096 xx xx x xx x xx x xx xx x x xx

drijvende waterweegbree H1831 x xx xx xx x x x x x

gevlekte witsnuitlibel H1042 xx x xx xx xx x xx x x x x x x

kamsalamander H1166 xx xx x x xx xx x x x x x x

meervleermuis H1318 x xx xx x x x x x x x x x x x x

rivierdonderpad H1163 xx xx x x xx xx xx x x xx x xx

vliegend hert H1083 xx xx x x x x x

boomleeuwerik A246 x x x x x x x x x

draaihals A233 xx x x x xx x x x x x

duinpieper A255 xx xx x x x xx x x x x x

grauwe klauwier A338 xx xx x x x x x x x x

ijsvogel A229 x x x x x x x x x x x

nachtzwaluw A224 x x x x x x x x x x x

roodborsttapuit A276 x x x x x x x x x

tapuit A277 xx x x x x x x x x

wespendief A072 x x x x x x x xx xx x

zwarte specht A236 x x x x x x x x

Page 178: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO
Page 179: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) bijlage 5

WA-LW20090344 - 1 -

BIJLAGE 5 Stroomschema vergunningkader

raadpleeg deskundige

door initiatiefnemer zelf te doen

Omschrijving

activiteit

Omschrijving

natuurwaarden

bepalen

verstoring

factoren

input

effect mogelijk

significant

vergunning

aanvragen

vergunningvrij

factsheets

leefgebieden

habitattypen

zoneringen

activiteit in of in

de omgeving

van gevoelig

gebied

tabel met

broedseizoen

en gevoelige

perioden

activiteit in

gevoelige

periode

bepalen

gevoeligheden

input

input

nee ja

nee

verstorings

verslechteringst

oets

ja

passende

beoordeling significant

effect

uitgesloten

mitigerende

maatregelen

Page 180: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

bijlage 5 Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie)

- 2 - WA-LW20090344

Page 181: Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) · 2017. 2. 15. · Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) 11 augustus 2009, versie 4 - 1 - INHOUD BLAD 1 VAN RIO

Provincie Gelderland/Natura 2000 Beheerplan Veluwe (werkversie) bijlage 6

WA-LW20090344 - 1 -

BIJLAGE 6 Factsheets habitattypen, -soorten en vogels

Van de betreffende rapportages zijn soorten en habitats die van belang zijn voor de Veluwe opgenomen.

PM: vanwege de grootte van deze rapporten worden deze pas in het laatste stadium opgenomen.