Mythische Zorgverzekering ontrafeld · 2018. 3. 23. · onder ons aanbelangt. Deze surplus van 130...
Transcript of Mythische Zorgverzekering ontrafeld · 2018. 3. 23. · onder ons aanbelangt. Deze surplus van 130...
Bachelorproef Professionele Opleidingen
Studiegebied Gezondheidszorg
Academiejaar 2014-2015
Mythische Zorgverzekering ontrafeld:
cui bono?
Bachelorproef aangeboden door Angélique Van Landuyt
tot het behalen van de graad van Bachelor in de verpleegkunde
Interne begeleider: Marijke Goedemé
1
ABSTRACT
De Vlaamse Zorgverzekering krijgt steeds meer een ‘mythisch karakter’. Dit wordt nog versterkt door
de verkeerde interpretaties en veronderstellingen die heersen onder de Vlamingen. Bovendien is de
beschikbare literatuur gedateerd waardoor niet alle informatie even eenduidig is. Het doel van deze
bachelorproef is dan ook het geven van een recente analyse. Er werd ook onderzocht wie baat heeft
bij het verkrijgen van een tegemoetkoming of erkenning.
Eerst wordt er een beknopte weergave van de Belgische sociale zekerheid gegeven. Deze omkadering
is noodzakelijk om een overzicht te kunnen bewaren. Hierbij wordt ook gesitueerd binnen welke
staatsstructuur de Vlaamse Zorgverzekering kadert.
Vervolgens wordt de Vlaamse Zorgverzekering verder ontleed waarbij het accent wordt gelegd op de
reden van ontstaan van deze verzekering. Hierna volgt een bespreking van de essentieelste aspecten
van de Zorgverzekering, waaronder een analyse van het nieuwe meetinstrument BelRAI. Daarna
worden er enkele internationale alternatieven besproken. Aan het einde van dit hoofdstuk wordt deze
verzekering op de korrel genomen zowel op juridisch als op maatschappelijk vlak.
In de praktijkstudie wordt stilgestaan bij de opmerkingen die door middel van interviews werden
verzameld. Daarenboven worden enkele realistische casussen beschreven en bestudeerd. Hieruit blijkt
dat een eenduidige toepassing van de Zorgverzekering in de praktijk niet altijd even vanzelfsprekend
is. De meetinstrumenten die worden gebruikt, zijn subjectief van aard. Dit blijkt een voedingsbodem
te zijn voor malinterpretaties. Ook sommige groepen van zorgbehoevenden vallen buiten een
tegemoetkoming waardoor het eigenlijke doel van de Vlaamse Zorgverzekering niet ten volle wordt
bereikt.
2
INHOUD
Abstract ................................................................................................................................................... 1
Woord vooraf .......................................................................................................................................... 4
Inleiding ................................................................................................................................................... 5
Deel 1: Literatuurstudie ........................................................................................................................... 7
Hoofdstuk 1: een beknopte weergave van de Belgische sociale zekerheid ........................................ 7
Inleiding ............................................................................................................................................ 7
Sociale zekerheid versus sociale bijstand ...................................................................................... 11
De sociale zekerheid bekeken vanuit geschiedkundig opzicht ...................................................... 12
Hoofdstuk 2: De Vlaamse Zorgverzekering ........................................................................................ 14
De vergrijzingsproblematiek als grondslag van de Vlaamse Zorgverzekering ............................... 14
De verdere uitwerking van de Vlaamse Zorgverzekering .............................................................. 16
Toezicht en controle op de Vlaamse Zorgverzekering ................................................................... 22
De Vlaamse Zorgverzekering in cijfers ........................................................................................... 25
Leden van de Vlaamse Zorgverzekering ......................................................................................... 26
Meet – en afhankelijkheidsschalen ................................................................................................ 28
Katz-schaal ................................................................................................................................. 30
Bel-profielschaal ........................................................................................................................ 32
BELRai: een alternatief? ............................................................................................................ 34
De Vlaamse Zorgverzekering binnen Europa ................................................................................. 38
Het Duitse stelsel ....................................................................................................................... 38
Het Nederlanse stelsel ............................................................................................................... 41
Compromis à la Belge: beroepsprocedures ................................................................................... 45
Kritische kijk ................................................................................................................................... 46
Deel 2: praktijkstudie ............................................................................................................................ 50
Inleiding ............................................................................................................................................. 50
CM Midden-Vlaanderen nader bekeken ........................................................................................... 51
3
CM Midden-Vlaanderen, Dienst Maatschappelijk werk ................................................................ 52
‘Project ZP3’ ................................................................................................................................... 55
De Vlaamse Zorgverzekering in het werkveld ................................................................................... 56
Zorgverzekering binnen de Christelijke Mutualiteit ...................................................................... 56
Opmerkingen werkveld .................................................................................................................. 57
Casussen ......................................................................................................................................... 62
Casus één – een positieve, eerste aanvraag ............................................................................. 63
Casus twee – een negatieve herziening bij een slechtziende ................................................... 64
Casus drie – een negatieve beslissing bij een kankerpatiënt .................................................... 67
Casus vier – een negatieve herziening bij een mindervalide .................................................... 68
Casus vijf – een afscoring door Mediwe .................................................................................... 71
Besluit .................................................................................................................................................... 74
Tabellen en figuren ................................................................................................................................ 76
Bibliografie ............................................................................................................................................ 77
Bijlagen .................................................................................................................................................. 82
Bijlage één: organogram CM-midden Vlaanderen ............................................................................ 82
Bijlage twee: BEL-profielschaal .......................................................................................................... 83
4
WOORD VOORAF
Met het schrijven van deze bachelorproef sluit ik op gepaste wijze mijn driejarige opleiding tot (sociale)
verpleegkundige af. Zonder de steun, het eindeloze geduld en de niet-aflatende motivatie van mijn
naaste omgeving had ik dit schrijfproces nooit tot een goed einde kunnen brengen. Ook al is het
moeilijk mijn dankbaarheid hiervoor te verwoorden, toch richt ik een welgemeende dankjewel naar
hen toe.
Allereerst wil ik een hartelijke dankjewel richten naar mijn promotor en stagebegeleidster, Marijke
Goedemé, voor alle tijd en moeite die zij aan mij gespendeerd heeft. Haar verhelderende inzichten
hebben mij geholpen mijn bachelorproef te realiseren.
Evenzeer wil ik de Christelijke Mutualiteit, Sonja Osselaer en Marleen Van Ginderdeuren vermelden
voor de aangeboden hulp en informatie bij het schrijven van het praktische gedeelte. Een speciale dank
gaat uit naar mijn stagelector, Geertrui Van Bogaert. Zij investeerde haar eindeloze energie en vrijetijd
in het nalezen van mijn bachelorproef. Ze heeft mij een fantastische stage-ervaring bezorgd. Dankjewel
voor alles!
Ook een innige dankjewel aan mijn vriend voor zijn eindeloos geduld en zijn niet-afnemende
optimisme. De voorbij twee jaar was hij mijn grootste steun en toeverlaat. Dankzij hem sluit ik deze
studieloopbaan af met een positief gevoel!
Ten slotte wil ik graag mijn bachelorproef opdragen aan mijn grootvader, bij wie tijdens het schrijven
ervan geheel onverwacht gemetastaseerde kanker werd vastgesteld. Dankjewel, pepe, voor de vele
herinneringen en de talloze uren geduld bij het helpen maken van mijn huiswerk. Later zal ik aan jou
terugdenken wanneer ik hiervan de vruchten pluk.
Angélique Van Landuyt
Gijzegem, mei 2015
5
INLEIDING
De Vlaamse Zorgverzekering... . De zoveelste verzekering die moet worden betaald. Je hoort de
gemiddelde Vlaming mopperen wanneer deze rekening opnieuw in de bus valt. Sterker nog, begin dit
jaar werd de bijdrage zelfs verdubbeld! Doch staat er niemand stil bij het feit dat je ze in de toekomst
wel eens nodig kan hebben. De Vlaamse Zorgverzekering is dan ook een verzekering die de meeste
onder ons aanbelangt. Deze surplus van 130 euro kan het verschil maken… .
Bovendien krijgt de Vlaamse Zorgverzekering steeds meer een ‘mythisch karakter’. Dit wordt nog
versterkt door de malinterpretaties en veronderstellingen die heersen onder de Vlamingen. Ook de
overgrote meerderheid van de beschikbare literatuur was gedateerd. Vandaar dat de uitdaging des te
groter was om hierover een volledig eindwerk te kunnen schrijven. Dit werd dan ook het voornaamste
doel van deze bachelorproef: het bieden van een recente publicatie aan alle (kritische)
geïnteresseerden.
Allereerst schets ik een algemeen beeld van de Belgische sociale zekerheid. Hiermee tracht ik te
verduidelijken welke plaats de Vlaamse Zorgverzekering inneemt binnen onze sociale
zekerheidsstructuur. Vervolgens wordt het opvangen van de huidige vergrijzingsproblematiek, de
reden voor het ontstaan van deze verzekering, belicht. De uitdaging waarop de Vlaamse
Zorgverzekering zich wil toespitsen, is de stijging van de niet-medische kosten bij zwaar
zorgbehoevenden. Vandaag worden acute, medische aandoeningen met veel meer succes behandeld
of voorkomen. Hierdoor komen chronische aandoeningen, zoals dementie en artrose, frequenter voor
en worden bejaarden steeds meer afhankelijk van derden voor hun dagdagelijkse activiteiten. De rol
van de toezichts-en controleorganen worden hierbij besproken. Door middel van cijfermateriaal wordt
een globaal beeld weergegeven van de leden die aangesloten zijn bij de Zorgverzekering. Ten slotte
wordt deze verzekering op de korrel genomen zowel op juridisch als maatschappelijk vlak.
De literatuurstudie werd voornamelijk gebaseerd op wetenschappelijke artikels die werden verkregen
door het raadplegen van verschillende databases, waaronder Limo en Google Scholar. Ook enkele
boeken, krantenartikelen en tijdschriften waren goede hulpbronnen bij het realiseren van de
literatuurstudie.
Om het literaire gedeelte te toetsen aan het werkveld heb ik gekozen voor het afnemen van interviews.
Tijdens individuele gesprekken werden de (kritische) meningen van verscheidene hulpverleners, uit de
diverse hoeken van het werkveld, beluisterd en bediscuteerd.
6
Daarbij verzamelde ik gedurende mijn stage enkele opmerkelijke casussen in kader van het toekennen
van de Vlaamse Zorgververzekering. Het doel hiervan was de literatuur te staven aan de hand van
realistische casussen waarbij de Zorgverzekering opnieuw op de korrel wordt genomen. Of de
meningen gelijklopend zijn en wie baat heeft bij een tegemoetkoming van de Vlaamse
Zorgverzekering, leest u verder in deze bachelorproef.
7
DEEL 1: LITERATUURSTUDIE
HOOFDSTUK 1: EEN BEKNOPTE WEERGAVE VAN DE BELGISCHE SOCIALE ZEKERHEID
INLEIDING
Na de Tweede Wereldoorlog breidde België prompt uit tot een verzorgingsstaat. “Ruim 40% van alles
wat we in België produceren (BNP) gaat naar sociale uitkeringen en diensten” (Vogels, 2011). De
overheid organiseert door middel van deze inkomsten onder meer de sociale zekerheid, de hulp aan
armen en de correctie van sociale onrechtvaardigheden. “De ontwikkeling van die verzorgingsstaat
heeft ervoor gezorgd dat de levensstandaard van het grootste deel van de bevolking enorm gestegen
is. Toch staat het verzorgingsstaatsmodel alsmaar meer onder druk” (Vogels, 2011).
De federale staat België heeft een parlementaire democratie. De overheid is in drie verschillende
niveaus verdeeld: de federale overheid, de deelstaten (drie gemeenschappen en drie gewesten) en de
lokale overheden (provincies en gemeenten). De gezondheidszorgzorg is zowel de
verantwoordelijkheid van de federale overheid als die van de gefedereerde entiteiten. Onder de
federale bevoegdheden valt voornamelijk alles omtrent het algemene belang van de bevolking zoals
de sociale zekerheid en de belangrijkste regelingen van de sociale bescherming (pensioenen en ziekte-
en invaliditeitsverzekering). Onder andere gezondheidsbevordering en preventie, coördinatie en
samenwerking in de eerstelijns gezondheidszorg en palliatieve zorg zijn verantwoordelijkheden die
onder de gefedereerde entiteiten vallen. Er worden regelmatig interministeriële conferenties
georganiseerd om de samenwerking tussen de federale en gefedereerde overheden te garanderen
(Belgische Federale Overheidsdiensten, 2015).
Het Belgische gezondheidszorgstelsel wordt gekenmerkt door solidariteit tussen rijk en arm, gezonde
en zieke mensen en dit zonder risicoselectie (het verzorgingsstaatmodel). De verplichte
ziekteverzekering wordt ingericht door zes private ziekenfondsen en één openbaar, nationaal verbond.
Hun belangrijkste verantwoordelijkheid is het vergoeden van de voordelen uit de gezondheidszorg en
het vertegenwoordigen van hun aangesloten leden bij het Nationale Instituut voor Ziekte – en
Invaliditeitsverzekering (RIZIV). Om van de beschikbare medische diensten gebruik te kunnen maken,
moet de burger voldoen aan bepaalde voorwaarden, waaronder een ziekteverzekering afsluiten. Deze
verplichte regeling zorgt ervoor dat werknemers en zelfstandigen op een solidaire manier bijdragen
aan de financiering van het gezondheidszorgstelsel. De constante evolutie van de sociale zekerheid en
de gezondheidszorg verzekert het aanbod van kwaliteitszorgen.
8
Onder de sociale zekerheid verstaat men “het geheel van maatregelen en instellingen die tot doel
hebben aan elke burger voldoende bestaansmiddelen te waarborgen, op ogenblikken waarop diens
bestaanszekerheid ten gevolge van bepaalde risico’s wordt bedreigd” (Heylen, et al, 2013).
Traditioneel worden zeven takken tot de sociale zekerheid gerekend: rust – en overlevingspensioen,
werkloosheid, arbeidsongevallenverzekering, beroepsziekteverzekering, gezinsbijslag, ziekte – en
invaliditeitsverzekering en de jaarlijkse vakantie.
Het begrip ‘sociale zekerheid’ moet ruimer bekeken worden dan het begrip ‘sociale verzekering’.
Hoewel beide begrippen zekerheid willen geven aan de burgers, gebeurt de financiering van dit
verplichte verzekeringssysteem voornamelijk door de bijdragen die de verzekerden betalen. De sociale
zekerheid daarentegen is een onderdeel van de socio-economische politiek. Het Belgische sociale
zekerheidssysteem is gebaseerd op twee belangrijke principes: het solidariteitsprincipe en het
verzekeringsprincipe, waardoor dit beschouwd kan worden als een mengeling van het Beveridgemodel
en het Bismarkconcept. Enerzijds is er solidariteit tussen werkenden en werklozen, jongeren en
ouderen, gezonden en zieken, mensen met en zonder een inkomen en gezinnen met en zonder
kinderen et cetera (het zogenaamde herverdelingssyteem). “Het verzekeringsprincipe impliceert dat
er bijdragen betaald worden in verhouding tot de verzekerde risico’s in verband met gezondheid en
arbeid en in verhouding tot de financiële risico’s die men wil dekken. Er is hier een duidelijke band
tussen het risico en de vergoeding. Het solidariteitsprincipe daarentegen betekent dat elke burger
financieel tussenkomt ten behoeve van de lagere inkomenscategorieën. De noodlijdenden worden
gesteund door de hele gemeenschap” (Mostinckx, Deven, & Dauwe, 2013). Deze ideologische
achtergrond van de sociale zekerheid vindt zijn oorsprong bij twee belangrijke inspiratiefiguren:
Bismarck en Beveridge. De Duitse kanselier Bismarck werkte eind 19de eeuw een
sociaalzekerheidssyteem uit waarbij de financiering voornamelijk ondersteund werd door werkgevers
en werknemers. De pensioenen werden door een staatsbijdrage gefinancierd. Hij koppelde de
uitkeringen aan de lonen zodat alle arbeiders hun levensstandaard konden behouden bij het optreden
van bepaalde sociale risico’s. Lord Beveridge meende dat de gehele bevolking recht heeft op
bestaanszekerheid.
9
Ongeacht het type tewerkstelling bestemde hij een eenzelfde forfaitaire uitkering voor elke burger
door middel van belastingen. Zoals eerder vermeld bevat het Belgische systeem kenmerken van beide
stromingen.
De financiering van sociale zekerheid wordt betaald door de bijdragen op het loon van werknemers.
Wie meer geld verdient, betaalt een hogere bijdrage in vergelijking met iemand met een lager loon.
Dankzij deze bijdragen, de financiering door de gemeenschap en de vakbonden, ziekenfondsen en
werkgeversorganisaties, die mee beslissen over het systeem, wordt de solidariteit gewaarborgd.
Binnen het huidige vangnet van de sociale zekerheid, zorgt de Belgische overheid voor het opvangen
van negen hoofdrisico’s met behulp van financiële vergoedingen (zie figuur één).
Het sociale verzekeringssysteem in België kent een verplicht karakter. Men heeft met andere woorden
niet de keuze om eraan te willen deelnemen en enkel voor een persoonlijk risico een verzekering aan
te gaan. Zo kunnen bijvoorbeeld werknemers zonder kinderen niet weigeren om bijdragen te betalen
voor het aspect ‘gezinsbijslag’. In de sociale zekerheid onderscheidt men drie stelsels: het stelsel der
loontrekkenden (‘algemeen stelsel’, zie figuur twee), het stelsel van de zelfstandigen en het stelsel
voor de ambtenaren. Daarnaast zijn er nog andere stelsels voor specifieke groepen zoals expats,
studenten, leerkrachten, enzovoort.
Figuur 1 - Risicovergoedingen binnen Sociale Zekerheidsstelsel (Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, 2015)
Figuur 2 - Voorbeeldstructuur van de sociale zekerheid binnen het werknemersstelselFiguur 3 - Risicovergoedingen binnen Sociale
Zekerheidsstelsel (Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, 2015)
Figuur 4 - Voorbeeldstructuur van de sociale zekerheid binnen het werknemersstelsel
Tabel 1 – Verdeling volgens leeftijdsgroepen op 1 januari 2012 per gewest (FOD Economie , 2013)Figuur 5 - Voorbeeldstructuur van
de sociale zekerheid binnen het werknemersstelselFiguur 6 - Risicovergoedingen binnen Sociale Zekerheidsstelsel (Federale
Overheidsdienst Sociale Zekerheid, 2015)
Figuur 7 - Voorbeeldstructuur van de sociale zekerheid binnen het werknemersstelselFiguur 8 - Risicovergoedingen binnen Sociale
Zekerheidsstelsel (Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, 2015)
10
De inspectiediensten van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid en RSZ hebben het recht om
waarschuwingen te geven en om een proces-verbaal op te stellen bij de niet-naleving van de RSZ-wet
en haar uitvoeringsbesluiten. Het Sociale Strafwetboek voorziet hiervoor zware sancties.
Het gedecentraliseerde Belgische systeem bevat onnoemelijk veel instellingen die (on)rechtstreeks
betrokken zijn bij de administratie van de sociale zekerheid. In meerdere instellingen is er vaak een
dossier ter beschikking van iedere sociaal verzekerde. De gegevens, waarover elke instelling moet
beschikken om het recht op een sociale uitkering correct te kunnen vaststellen en berekenen,
overlappen elkaar doorgaans. Om de gegevensuitwisseling tussen de verschillende instellingen te
organiseren, werd de Kruispuntbank van de sociale zekerheid in het leven geroepen. Dit elektronisch
netwerk “beheert een repertorium dat aangeeft welke instelling over een dossier betreffende een
bepaalde persoon beschikt, en welke soort gegevens in dat dossier beschikbaar is” (Heylen, et al.,
2013). Het gaat hier enkel om verwijzingen naar gegevens; het is dus geen centrale databank. Wanneer
de gevraagde gegevens nog niet bij een andere instelling beschikbaar zijn, mag de instelling de
benodigde gegevens bij de werkgever of de sociaal verzekerde opvragen. “Binnen de hele sociale
zekerheid wordt één enkele identificatiesleutel per persoon gebruikt (INSZ-nummer), waardoor de
contacten tussen de instellingen van sociale zekerheid onderling en tussen deze instellingen en de
sociaal verzekerde vlotter kunnen verlopen” (Heylen, et al., 2013). Het Handvest van de sociaal
verzekerde trad in werking vanaf 1 januari 1997. Het omvat een aantal belangrijke aspecten
betreffende de rechten en plichten van de sociaal verzekerden in hun contacten met de sociale
zekerheidsinstellingen.
Figuur 2 - Voorbeeldstructuur van de sociale zekerheid binnen het werknemersstelsel
Tabel 2 – Verdeling volgens leeftijdsgroepen op 1 januari 2012 per gewest (FOD Economie , 2013)Figuur
9 - Voorbeeldstructuur van de sociale zekerheid binnen het werknemersstelsel
Tabel 3 – Verdeling volgens leeftijdsgroepen op 1 januari 2012 per gewest (FOD Economie , 2013)
Tabel 4 – Verdeling volgens leeftijdsgroepen op 1 januari 2012 per gewest (FOD Economie , 2013)
Tabel 5 - Leeftijdspiramiden van de Belgische bevolking (FOD Economie , 2013)Tabel 6 – Verdeling
volgens leeftijdsgroepen op 1 januari 2012 per gewest (FOD Economie , 2013)
Tabel 7 – Verdeling volgens leeftijdsgroepen op 1 januari 2012 per gewest (FOD Economie , 2013)
Tabel 2 - Leeftijdspiramiden van de Belgische bevolking (FOD Economie , 2013)Tabel 8 – Verdeling
volgens leeftijdsgroepen op 1 januari 2012 per gewest (FOD Economie , 2013)
Tabel 9 – Verdeling volgens leeftijdsgroepen op 1 januari 2012 per gewest (FOD Economie , 2013)
Tabel 10 - Leeftijdspiramiden van de Belgische bevolking (FOD Economie , 2013)Tabel 11 – Verdeling
volgens leeftijdsgroepen op 1 januari 2012 per gewest (FOD Economie , 2013)
Tabel 12 – Verdeling volgens leeftijdsgroepen op 1 januari 2012 per gewest (FOD Economie , 2013)
11
Het merendeel van deze rechten en plichten was reeds van kracht maar het handvest zorgde voor
systematiek. Dankzij het Handvest wordt de bevolking beschermd door een geheel van regels die de
instellingen moeten naleven. De overheid wil de burger meer en beter inlichten. Ten eerste zijn de
sociale zekerheidsinstellingen verplicht burgers duidelijk te informeren in verband met hun rechten.
Een sociaal verzekerde heeft enerzijds de mogelijkheid om zelf vragen te formuleren aan een instelling,
anderzijds is de instelling verplicht op eigen initiatief de bevolking in kennis te stellen. Tevens moet de
sociale zekerheidsinstelling binnen vier maanden een aanvraag beantwoorden en vervolgens binnen
de vier maanden een uitkering uitbetalen.
SOCIALE ZEKERHEID VERSUS SOCIALE BIJSTAND
Naast de sociale zekerheid bestaat er ook nog de sociale bijstand. Dit behoort niet tot het sociale
zekerheidsstelsel maar maakt wel deel uit van de Belgische sociale bescherming. Het doel hiervan is
om een minimuminkomen te garanderen aan de hele bevolking wanneer mensen over onvoldoende
bestaansmiddelen beschikken. Ieder die op een legale manier in België verblijft, kan hier een beroep
op doen. “Op 1 oktober 2002 werd de nieuwe Wet van 26 mei 2002 op het leefloon van kracht” (Vogels,
2011). Er zijn enkele verschilpunten tussen sociale bijstand en de klassieke sociale zekerheid. Ten
eerste zijn sociale bijstandsuitkeringen niet-contributief. Dit wil zeggen dat de financiering gebeurt
vanuit de belastingen en niet door bijdragen van de werknemers. Het heeft dus te maken met
solidariteit van de bevolking: iedereen is namelijk verplicht belastingen te betalen. Ten tweede kan
men zich pas beroepen op sociale bijstandsregelingen als men geen recht heeft op sociale
zekerheidsuitkeringen (residuair). Ten slotte zijn deze uitkeringen niet loongerelateerd zoals dit bij
sociale zekerheidsuitkeringen wel het geval is. Het gaat om vaste bedragen die niet gekoppeld zijn aan
het loon dat men voorheen verdiende.
Sociale bijstand heeft enkel tot doel een garantie op een minimuminkomen te geven om van te kunnen
leven (Heylen, et al., 2013). De sociale bijstand wordt in vier categorieën ingedeeld: tegemoetkoming
aan gehandicapten, leefloon, gewaarborgde gezinsbijslag en inkomensgarantie voor ouderen.
Vooraleer men sociale bijstand kan ontvangen, moet er aan bepaalde voorwaarden voldaan worden.
Daarom doet het OCMW steeds onderzoek naar de bestaansmiddelen van de aanvrager. Hierbij gaat
het OCMW na welke persoonlijke of familiale hulp het meest geschikt is voor die persoon en kan dan
eventueel gepaste middelen aanbieden om in zijn behoefte tussen te komen.
12
DE SOCIALE ZEKERHEID BEKEKEN VANUIT GESCHIEDKUNDIG OPZICHT 1
De eerste sporen van het huidige sociale zekerheidssysteem waren al in de late middeleeuwen
zichtbaar onder de vorm van het gildewezen. Dit waren plaatselijke verenigingen die bestonden uit
zelfstandige ambachts- of handwerkslieden van hetzelfde beroep. Ze werden opgericht om de
belangen van hun leden te verdedigen. Hun doel was om ondersteuning te bieden aan gildebroeders
die getroffen werden door extra kosten zoals door ziekte of overlijden.
Het ontstaan van het Belgische socialezekerheidsstelsel ging niet over één nacht ijs. Het is het resultaat
van een ontwikkelingsproces gespreid over 150 jaar en dat nauw samen hangt met de geschiedenis
van België. Er werd zoveel en zo goed mogelijk geprobeerd om in te spelen op de steeds wijzigende
maatschappelijke behoeften.
De periode van de eerste industriële revolutie valt samen met het begin van ons sociaal
zekerheidssysteem. Vanaf dan werd armoede als een samenlevingsprobleem beschouwd, dat
voorheen werd opgelost door aalmoezen of in familieverband. Dit leidde tot de oprichting van de
voorlopers van de huidige OCMW ’s. Het ontstaan van de industriële revolutie bracht specifieke risico’s
(werkloosheid, ziekte, arbeidsongevallen et cetera) met zich mee doordat de burgers verplicht waren
om als arbeiders in de fabrieken aan de slag te gaan. De arbeiders namen zelf het initiatief om zichzelf
te beschermen tegen deze nieuwe sociale risico’s door de oprichting van ‘Maatschappijen voor
Onderlinge Bijstand’. Onder impuls van de arbeidersbewegingen werden deze Maatschappijen voor
Onderlinge Bijstand omgevormd tot mutualiteiten. Er was nog geen sprake van bijdragen door de
overheid, het ging dus om privé-initiatieven. Na de nationale stakingen van 1886 was het overduidelijk
dat een interventie door de overheid ondenkbaar was. Daardoor ging de overheid vanaf 1891 de
mutualiteiten subsidiëren. Deze inmenging door de overheid heeft positieve effecten gehad op zowel
financieel als structureel gebied. Door de groepering van de plaatselijke mutualiteiten ontstonden de
huidige ‘landsbonden’. Desalniettemin bleef de ziekteverzekering op vrijwillige basis. Het was pas in
1903 dat de eerste verplichte verzekering tegen arbeidsongevallen ontstond.
De verplichte verzekering werd tussen de twee wereldoorlogen uitgebreid. Voortaan waren
werknemers verplicht zich te verzekeren voor beroepsziekten, pensioenen, gezinsbijslag en jaarlijkse
vakantie. In deze periode kwam ook de eerste wet aangaande het gewaarborgd inkomen voor
gehandicapten tot stand.
1 (FOD Sociale Zekerheid; Van Massenhove, F., 2011)
13
Toch bleven de “sociale risico’s” (ziekte, invaliditeit en werkloosheid) in de privésfeer van
mutualiteiten en syndicaten. Tijdens Wereldoorlog Twee werd het “Ontwerp van Overeenkomst tot
Sociale Solidariteit” door drie partijen ondertekend (afgevaardigden van werknemerssyndicaten,
werkgeversorganisaties en enkele hoge functionarissen). Dit sociale pact steunde op twee pijlers: de
sociale vrede tussen de werknemers en werkgevers en het solidariteitsprincipe. De sociale verzekering
moest ervoor zorgen dat de leefomstandigheden van de werknemers verbeterden. Hoewel het pact
slechts een coördinatie was van wat voorheen was gegroeid, toch zorgde het voor enkele belangrijke
vernieuwingen onder andere:
- De verplichting van alle sociale verzekeringen voor alle werknemers;
- Een stijging van de uitkeringen;
- De oprichting van de RSZ;
- Het beheer van de sociale zekerheid dat paritair werd.
In het sociale pact werd niets vermeld over de arbeidsongevallen en de beroepsziekten, noch over het
gehandicaptenbeleid. Bovendien gold het enkel voor werknemers en niet voor zelfstandigen. Pas in
1967 werd het “sociaal statuut van de zelfstandigen” opgericht. In de naoorlogse periode kende het
sociale zekerheidssysteem in navolging van de economie een sterke expansie. Zowel bestaande
prestaties (pensioenen, werkloosheid en kinderbijslag) als nieuwe sociale categorieën kenden
positieve veranderingen. Er vond ook een wijziging in de financieringswijze plaats: de overheid had
voortaan meer inbreng. De wet inzake het bestaansminimum (1974) was één van de indicaties dat het
Belgische socialezekerheidsstelsel stilaan evolueerde van een gewone verzekering tegen sociale
risico’s naar een waarborg voor bestaanszekerheid voor iedereen. Echter door de crisis midden 1970
werd er begin jaren tachtig een crisisbeleid gevoerd door de overheid. Er werden verschillende
categorieën in de werkloosheidsregeling ingevoerd.
Tegen het einde van de twintigste eeuw werd de werkgeversbijdrage verlaagd en deels vervangen door
alternatieve financieringsbronnen (BTW-inkomsten). Op deze manier wou de overheid de concurrentie
tussen de ondernemingen vergroten. Het minimumpensioen voor zelfstandigen werd opgetrokken en
de wetten inzake bestaansminimum (het huidige leefloon) en de “inkomensgarantie voor ouderen”
werden aangepast. De zelfstandigen hebben nu recht op een terugbetaling voor de geneeskundige
verzorging van “kleine risico’s”. In 2008 werd er tevens een nieuw financieringsmechanisme in de
gezondheidszorg ingevoerd. Tot slot werd er in 2011 een grondige hervorming van de sociale zekerheid
doorgevoerd om de onkosten van de pensioenen en werkloosheid terug te schroeven. Tegelijk werden
de bevoegdheden voor de gezinsbijslag en de tegemoetkomingen voor hulp aan bejaarden
overgedragen naar de Gemeenschappen.
14
HOOFDSTUK 2: DE VLAAMSE ZORGVERZEKERING
DE VERGRIJZINGSPROBLEMATIEK ALS GRONDSLAG VAN DE VLAAMSE ZORGVERZEKERING
“De naoorlogse sociale zekerheid bouwt voort op de veronderstelling dat er voldoende werkende
mannen zijn om de pensioenen te financieren en voldoende niet-werkende vrouwen om onbetaald de
zorg op te nemen voor kinderen en voor ouderen. Beide vooronderstellingen hebben thans hun
geldigheid verloren. Daarom is ‘zorg’ een nieuw sociaal risico geworden dat door de sociale zekerheid
onvoldoende wordt gedekt” (Cantillon, 2004).
De expressie ‘vergrijzing van de bevolking’ kan, volgens de website van de Belgische sociale zekerheid,
op twee mogelijke evoluties duiden: ofwel op een stijging van de gemiddelde leeftijd van de bevolking,
ofwel op een toename van het percentage ouderen. In België kan men zelfs spreken van een dubbele
vergrijzing van de bevolking aangezien zowel de gemiddelde leeftijd als het percentage ouderen
almaar toeneemt. Daling van het geboortecijfer, verhoging van de levensverwachting en het ouder
worden van de naoorlogse babyboomgeneratie zijn mogelijke verklaringen waaraan de toenemende
vergrijzing kan geweten worden. Op 1 januari 2012 telde het Belgische grondgebied 11.035.948
miljoen inwoners. 17,5% van de totale bevolkingsgroep was 65 jaar en ouder (zie tabel één). De
vergrijzingsintensiteit van de Belgische bevolkingsgroep is aanzienlijk: het aantal (hoog)bejaarde
mensen heeft nog nooit zo hoog gelegen.
Tabel 1 – Verdeling volgens leeftijdsgroepen op 1 januari 2012 per gewest (FOD Economie , 2013)
Tabel 15 – Verdeling volgens leeftijdsgroepen op 1 januari 2012 per gewest (FOD Economie , 2013)
Tabel 16 - Leeftijdspiramiden van de Belgische bevolking (FOD Economie , 2013)Tabel 17 –
Verdeling volgens leeftijdsgroepen op 1 januari 2012 per gewest (FOD Economie , 2013)
Tabel 18 – Verdeling volgens leeftijdsgroepen op 1 januari 2012 per gewest (FOD Economie , 2013)
Tabel 2 - Leeftijdspiramiden van de Belgische bevolking (FOD Economie , 2013)Tabel 19 –
15
De leeftijdscategorie boven 80 jaar is, zoals uit de leeftijdspiramide af te leiden is (zie tabel twee), in
omvang toegenomen. Aan de onderkant van de piramide stellen we vast dat het geboortecijfer
opnieuw stijgt. Volgens wetenschappers zou dit slechts een tijdelijk fenomeen zijn. Uit studies blijkt
dat het bevolkingsaantal almaar zal toenemen. Men schat dat de Belgische bevolkingsgroep tussen
2013 – 2060 met meer dan 12% zal stijgen en dit in het nadeel van de jongere leeftijdsgroep (daling
van 8%).
Om de vergrijzing te kunnen opvangen, concludeerde de Europese Commissie dat België 10 miljard
euro meer zal nodig hebben tegen 2060 dan eerst werd berekend. Het is een proces dat zich in de
Westerse samenlevingen decennia lang zal doorzetten. Het zal er ongetwijfeld toe leiden dat er meer
voorzieningen zullen komen, een groter budget zal moeten worden voorzien voor zorgbehoevenden
en dat voor de financiering andere geldstromen zullen moeten aangesproken worden. Het
zorgsysteem zal enerzijds in omvang en anderzijds in performantie moeten verbeteren. Er zijn nu al
wachtlijsten in de woonzorgcentra. Bovendien overschrijden mantelzorgers steeds vaker hun
draagkracht en krijgen niet alleen onvoldoende financiële tegemoetkoming, ook later worden ze
benadeeld wanneer ze geen eigen sociale – of pensioenrechten hebben opgebouwd.
De vergrijzing heeft demografische veranderingen tot gevolg. Uiteraard blijft dit niet enkel beperkt tot
de pensioenstelsels maar ook een ontelbaar aantal aspecten van ons dagelijks leven wordt hierdoor
getroffen. Dit is voornamelijk het geval wat de goederen en diensten van bejaarden aangaat. Daardoor
worden heel wat landen – waaronder ook België – geconfronteerd met de veelvuldige vraag naar
systemen van “Zorgverzekering”. Als gevolg van het gebrek aan solidariteit van de private
verzekeringsmarkt, besloot de overheid zelf een Zorgverzekering in te richten.
Tabel 2 - Leeftijdspiramiden van de Belgische bevolking (FOD Economie , 2013)
Tabel 54 - Leeftijdspiramiden van de Belgische bevolking (FOD Economie , 2013)
Figuur 12 - Leeftijdsverdeling van erkenningen (2009) (VanCorenland, Avalosse, Verniest, &
Callens, 2011)Tabel 55 - Leeftijdspiramiden van de Belgische bevolking (FOD Economie ,
2013)
Tabel 56 - Leeftijdspiramiden van de Belgische bevolking (FOD Economie , 2013)
16
Ongeacht de bestaansmiddelen of inkomsten ondervangt dit verzekeringsinstrument alle verzekerden
die met een zorgrisico te maken krijgen. De Vlaamse Zorgverzekering keert maandelijks een financiële
tenlasteneming uit voor de niet-medische kosten van zwaar zorgbehoevenden met een verminderd
zelfzorgvermogen. “Het zelfzorgvermogen van iemand bestaat uit het zelfstandig kunnen nemen van
dagelijkse beslissingen en uitvoeren van handelingen om te voorzien in de eigen basisbehoeften en de
daarbij aansluitende activiteiten zoals huishouden en (sociale) ontplooiing. Of het zelfzorgvermogen
langdurig en ernstig verminderd is, wordt vastgesteld aan de hand van bestaande
afhankelijkheidsschalen” (Rottiers, 2005). Op basis van dergelijke afhankelijkheidsschaal kan iemands
afhankelijkheid van derden gemeten worden. De rechthebbenden moeten ofwel in een (semi-)
residentiële, ofwel in een ambulante setting verblijven. De rekeningen kunnen voor zorgbehoevenden
namelijk fors oplopen, zoals kosten voor thuiszorg, professionele residentiële zorg of mantelzorg. De
Vlaamse Zorgverzekering beoogt hiermee een respons te geven op de dubbele
vergrijzingsproblematiek.
DE VERDERE UITWERKING VAN DE VLAAMSE ZORGVERZEKERING
De uitdaging waarop de Vlaamse Zorgverzekering zich wil toespitsen, is de stijging van de niet-
medische kosten bij zwaar zorgbehoevenden. Vandaag worden acute, medische aandoeningen met
veel meer succes behandeld of voorkomen. Hierdoor komen chronische aandoeningen, zoals
dementie en artrose, frequenter voor en worden bejaarden steeds meer afhankelijk van derden voor
hun dagdagelijkse activiteiten. Omdat de traditionele zorgverleners almaar schaarser worden, stijgt de
vraag naar professionele hulpverlening. De grotere vraag zorgt niet alleen voor prijsstijgingen maar
brengt ook een nieuwe kost voor zorgbehoevenden met zich mee.
In de nasleep van het jaar 1998 werd er een voorstel van decreet ingediend vanuit de
meerderheidsfractie (de toenmalige CVP). Korte tijd nadien volgde er een tegenvoorstel vanuit de VLD-
fractie. De behandeling van het decreet werd spoedig afgewerkt omdat de ontbinding van het
parlement hangende was. In de plenaire vergadering werd het decreet quasi unaniem goedgekeurd.
Dit leidde tot de vastlegging van enkele krachtlijnen maar er werd ook de keuze gelaten aan de Vlaamse
regering een aantal opties zelf in te vullen, onder andere aangaande de financiering, de
uitvoeringsorganisatie, de doelgroepen, enzovoort. Daarom werd er in de parlementaire
voorbereiding hoofdzakelijk gesproken over een kaderdecreet. In het geval echter van de Vlaamse
Zorgverzekering is dit ontoereikend om een aantal essentiële beslissingen te nemen.
17
Deze ontoereikendheid werd slechts gedeeltelijk weggewerkt door de latere wijzigingen die werden
doorgevoerd. Dit resulteerde in een decreet dat stoelde op tegenstrijdige ideeën en dat bij de
uitvoering een aantal problemen teweeg bracht. Na politiek getouwtrek over verschillende voorstellen
– zoals dienstencheques of goedkopere bejaardenhulp – stemde het Vlaams Parlement op 30 maart
1999 als compromis het ‘decreet houdende de organisatie van de Zorgverzekering’. En zo werden de
fundamenten voor een Vlaamse sociale verzekering gegoten. Aangezien de vergrijzing in Wallonië
trager evolueert en de financiële middelen er tekort schieten om een eigen verzekering op te richten,
wordt er daar voorlopig geen werk gemaakt van een Zorgverzekering.
Dat de uitvoering van het decreet niet evident zou zijn, bleek onder andere uit het feit dat de
Zorgverzekering – waarbij de eerste tenlastenemingen volgens het decreet zouden gebeuren op 1
januari 2000 – pas twee jaar later effectief werd uitgevoerd. De Vlaamse Zorgverzekering betaalde
toen elke maand aan 150.000 zwaar zorgbehoevenden een tenlasteneming uit. Sindsdien is dit cijfer
bijna verdubbeld. In 2014 betaalde de Vlaamse Zorgverzekering immers aan ruim 231.000 Vlamingen
130 euro per maand uit (Belga, 2014). Dat bedrag wordt rechtstreeks op de rekening van de
zorgbehoevende uitgekeerd. De financiering van de Zorgverzekering gebeurt hoofdzakelijk via drie
bronnen: belastinggeld (dotatie), de jaarlijkse verplichte bijdrage van de aangesloten leden en
inkomsten uit beleggingen. Het is dus een gemengd systeem van kapitalisatie en repartitie. Hiermee
wordt de toekomstige betaalbaarheid van de Zorgverzekering (kapitalisatie) verzekerd maar tevens
worden de middelen gedeeltelijk aangewend voor de huidige uitbetalingen (repartitie).
De Vlaamse Zorgverzekering is een vorm van sociale bijstand en valt niet onder het klassieke sociaal
zekerheidsrecht. Door de Belgische staatsstructuur is het voor de Vlaamse Gemeenschap onmogelijk
een zorgverzekeringssysteem uit te werken op basis van de klassieke sociale zekerheid. Daarom
vergoedt de Vlaamse Zorgverzekering enkel niet-medische kosten, aangezien de vergoeding van
medische kosten federale materie is. Het is belangrijk op te merken dat mantel – en thuiszorg door de
Zorgverzekering als een evenwaardige zorgvorm worden beschouwd. Steeds meer ouderen willen hun
autonomie behouden en thuis blijven wonen.
De verzekering biedt dekking bij risico’s waaraan “kosten voor niet-medische hulp- en dienstverlening
verbonden zijn”. Deze terminologie wordt verklaard in artikel twee van het decreet. “Niet-medische
hulp en dienstverlening is de hulp en bijstand verleend door derden aan een persoon met een
verminderd vermogen tot zelfzorg in residentieel, semi-residentieel of ambulant verband.
18
Onder zelfzorg wordt dan weer verstaan: de beslissingen en de acties van een natuurlijke persoon in
het dagelijkse leven met het oog op het voorzien in de basisbehoeften, en de daarbij aansluitende
activiteiten die voornamelijk betrekking hebben op de uitvoering van huishoudelijke activiteiten en de
mogelijkheid om sociale contacten te leggen, zich te ontplooien en zich te oriënteren in tijd en ruimte”
(Vansteenkiste, 2004).
Het gedekte risico dat door de Zorgverzekering wordt beschreven, is een sociaal risico. Het is een
verzekering tegen het risico ‘afhankelijkheid’ of ‘niet-zelfredzaamheid’, waardoor er soms gesproken
wordt van ‘afhankelijkheidsverzekering’. Deze afhankelijkheid maakt de nood aan niet-medische hulp
van derden groter, waardoor extra kosten. Die kosten worden dan geheel of gedeeltelijk opgevangen
door de ‘afhankelijkheidsverzekering’. Deze sociale verzekering is verplicht voor burgers die in
Vlaanderen wonen en facultatief voor burgers die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen (artikel
4, §2 van het decreet). Zij hebben dus de keuzemogelijkheid aangezien de Vlaamse Gemeenschap niet
de bevoegdheid heeft om verplichtingen op te leggen aan inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest. Personen die in Wallonië wonen, vallen niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse
Zorgverzekering en kunnen bijgevolg niet aansluiten. Op dit uitsluitingscriterium geldt er echter een
uitzondering die opgelegd werd door een Europese regelgeving. EU-walen, en personen ten laste van
EU-walen, zijn verplicht zich aan te sluiten vanaf 1 januari 2010.
De intergenerationele solidariteit in de Zorgverzekering wordt gegarandeerd door de verplichte
aansluiting. Bovendien moeten personen die niet in België wonen maar wel in een andere Europese
lidstaat, een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) of Zwitserland wonen en
tewerkgesteld zijn in Vlaanderen, zich verplicht aansluiten bij de Vlaams Zorgverzekering. In
tegenstelling tot de federale sociale verzekeringen, geldt bij de Zorgverzekering het criterium
‘woonplaats’ of ‘ingezetenschap’ (zie tabel drie). Vanaf het jaar dat men 26 wordt, is men verplicht
zich binnen een termijn van zes maand aan te sluiten bij een erkende zorgkas en moet men de jaarlijkse
bijdrage betalen. Zwaar zorgbehoevenden die jonger zijn dan 25 jaar kunnen zich niet aansluiten bij
een zorgkas maar komen wel in aanmerking voor een tenlasteneming. Het ‘personeel
toepassingsgebied’ wordt geregeld door artikel vier van het decreet. In het nieuwe regeerakkoord
2014 – 2019 van de Vlaamse Regering werd een verdubbeling van de bijdrage van de Vlaamse
Zorgverzekering opgenomen. Sinds 1 januari 2015 werd de bijdrage opgetrokken van 25 euro naar 50
euro. Ook voor personen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming werd de bijdrage
opgetrokken van 10 euro naar 25 euro. De Vlaamse Zorgverzekering is gebaseerd op een jaarrecht: de
situatie op 1 januari bepaalt de bijdrage.
19
Tabel 3 – Overzicht aansluiting Vlaamse Zorgverzekering (Landsbond der Christelijke Mutualiteiten, 2014)3
De carensperiode tussen de aanvraag en de eerste uitbetaling van de tenlasteneming bedraagt drie
maanden. Concreet wordt de tenlasteneming vanaf de vierde maand volgend op de aanvraag
uitbetaald. Dit benadrukt de voorwaarde dat de Zorgverzekering enkel betaalt aan iemand met een
langdurig en ernstig verminderd zelfzorgvermogen. Er is een retroactieve vergoeding mogelijk voor
laattijdige aanvragen. Deze kan maximaal zes maand uitbetaald worden. De duurtijd van een positieve
beslissing wordt door de zorgkas bepaald.
2 Persoon ten laste
3 (*) de bewoner is ingeschreven in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister, niet in het wachtregister. Wie in het wachtregister ingeschreven staat, kan wel tot de verplichte ziekteverzekering toetreden.
(**) onder andere lidstaat wordt verstaan:
- Lidstaten van de EU sinds 1 januari 2007
- Lidstaten van de Europese Economische Ruimte (EER): IJsland, Liechtenstein en Noorwegen
- Zwitserland
WOONPLAATS(*)
SOCIAAL VERZEKERD (**)
AANSLUITING
ZORGVERZEKERING?
VLAANDEREN OF BRUSSEL Andere lidstaat Geen
VLAANDEREN Belgisch (*) Verplicht
BRUSSEL Belgisch (*) Facultatief
ANDERE LIDSTAAT België (*) – tewerkstelling in
Vlaanderen
Verplicht vanaf 01-01-2005
PTL2 verplicht vanaf 01-01-
2011
ANDERE LIDSTAAT België(*) – tewerkstelling in
Brussel
Facultatief vanaf 01-01-2005
PTL verplicht vanaf 01-01-
2011
ANDERE LIDSTAAT België(*) – tewerkstelling in
Wallonië
Geen
ANDERE LIDSTAAT België (*) – tewerkstelling in
Vlaanderen of Brussel
Geen
20
Attesten die worden afgeleverd voor zorgbehoevenden in de residentiële zorg zijn steeds van
onbepaalde duur. In de mantel – en thuiszorg geldt de algemene regel: minimum zes maand en
maximum 36 maand. Er bestaan echter enkele uitzonderingen op deze algemene regel:
Een attest integratietegemoetkoming of een attest hulp aan bejaarden is geldig tot aan de
vermelde einddatum op het attest. In sommige gevallen kan deze onbeperkt zijn;
Een attest van bijkomende kinderbijslag: de einddatum wordt vermeld op het attest
(maximum tot de leeftijd van 21 jaar);
Een attest dat werd afgeleverd door de thuisverpleging:
- De zorgbehoevende <75 jaar en heeft een attest thuisverpleging: duurtijd tot de
einddatum op het attest (maximum 12 maanden);
- De zorgbehoevende is >75 jaar en heeft een attest thuisverpleging: duur 36 maanden;
Een zorgbehoevende, ouder dan 80 jaar, met een attest indicatiestelling BEL + 35 punten4.
De ledenbijdrage moet uiterlijk op 30 april gestort zijn op de rekening van de aangesloten zorgkas. “Als
iemand de jaarlijkse bijdrage aan de Vlaamse Zorgverzekering niet betaalt, schorst de Zorgkas het recht
op tenlasteneming met vier maanden voor elk jaar dat de bijdrage niet werd betaald. Die schorsing
gaat in op het moment dat de zorgbehoevende recht heeft op tenlasteneming in het kader van de
Vlaamse Zorgverzekering” (Vogels, 2011). Als iemand drie jaar niet of gedeeltelijk zijn bijdrage betaalt,
wordt een boete van 250 euro (of 100 euro voor wie een verhoogde tegemoetkoming heeft) opgelegd
door het Vlaamse Zorgfonds (‘boeteteller’). De geldboete werd ingevoerd opdat iedereen zijn bijdrage
betaalt.
“De Zorgverzekering kan immers pas werken als iedereen zijn deeltje bijdraagt” (Agentschap Zorg &
Gezondheid, 2015). Vooraleer deze geldboete opgelegd wordt, verstuurt de mutualiteit een
aangetekende brief om de verschuldigde bijdragen alsnog doen te betalen. Deze brief wordt verstuurd
vóór 31 maart. Er wordt geen boete opgelegd wanneer alle achterstallige bijdragen vóór 30 april
betaald worden. Wie niet akkoord gaat met de boete heeft twee maanden de tijd om bezwaar aan te
tekenen. Naast een geldboete worden tevens alle achterstallige bijdragen teruggevorderd door het
Zorgfonds. Aangeslotenen kunnen in het volgende jaar vrijwillig van zorgkas veranderen. Het is
onmogelijk bij twee zorgkassen tegelijk in te schrijven en zo twee tenlastenemingen te ontvangen.
4 In voege sinds 1 januari 2015. Voor meer uitleg hierover, zie verder.
21
Voorbeeld één (Agentschap Zorg & Gezondheid, 2015):
Persoon X heeft de ledenbijdragen voor 2009, 2011 en 2013 nog niet betaald. De zorgkas
verstuurt hem in het voorjaar van 2013 een aangetekende brief met de vraag om de bijdragen
2009, 2011 en 2013 te betalen voor 30 april 2013. Hij betaalt die bijdragen op 15 april 2013.
Persoon X zal geen administratieve geldboete opgelegd krijgen omdat hij de verschuldigde
ledenbijdragen tijdig betaald heeft aan de zorgkas.
Voorbeeld twee (Agentschap Zorg & Gezondheid, 2015):
Persoon Y heeft de ledenbijdragen voor 2010, 2012 en 2013 nog niet betaald. De zorgkas
verstuurt hem in het voorjaar van 2013 een aangetekende brief met de vraag om de bijdragen
2010, 2012 en 2013 te betalen voor 30 april 2013. Hij betaalt die bijdragen op 31 mei 2013.
Persoon Y zal een administratieve boete opgelegd krijgen door het Vlaamse Zorgfonds omdat
hij de bijdragen betaald heeft na het verstrijken van de termijn.
Een tenlasteneming voor de mantel- en thuiszorg is niet onbeperkt cumuleerbaar met andere
tussenkomsten:
Het persoonlijk assistentiebudget (PAB);
Een voltijds verblijf in een door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
(VAPH) erkende voorziening;
Ingeschreven in een internaat of opvangcentrum van een Medisch Pedagogisch Instituut (MPI)
van het Gemeenschapsonderwijs;
Een voltijds verblijf in een gelijkaardige voorziening zoals die van het VAPH, die gevestigd is in
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of Wallonië;
Afgeleid principe om discriminatie te vermijden: gelijkaardige instellingen zoals hierboven
werden vermeld maar niet worden gesubsidieerd door Vlaamse Gemeenschap
(gemeenschapsonderwijs, Waalse tegenhanger van Vlaams Fonds).
Het is belangrijk in deze beide gevallen toch een erkenning Zorgverzekering aan te vragen:
Wanneer het PAB wordt stopgezet of de zorgbehoevende de instelling verlaat, heeft men
onmiddellijk recht op de zorgvergoeding;
Bij een voltijds verblijf in een instelling heeft de zorgafhankelijke persoon ook recht op:
22
- De tenlasteneming wordt uitgekeerd voor 1 maand als de zorgbehoevende in de periode
van 1 september tot en met 31 augustus meer dan 30 dagen afwezig is uit de instelling;
- De tenlasteneming wordt uitgekeerd voor 2 maanden indien de zorgbehoevende meer
dan 100 dagen afwezig is.
De dagelijkse uitvoering valt onder de verantwoordelijkheid van de zeven zorgkassen: vijf
mutualistische, één privé (DKV) en de vzw Vlaamse Zorgkas (openbare zorgkas). “De voornaamste
taken van een zorgkas zijn het aansluiten van leden, het innen van ledenbijdragen, het onderzoeken
van aanvragen voor tenlastenemingen, het uitbetalen van de tenlastenemingen en het rapporteren
aan het Vlaamse Zorgfonds. De vzw Vlaamse Zorgkas heeft een specifieke opdracht naast de opdracht
van andere zorgkassen. Deze vormt het vangnet voor personen die zich niet vrijwillig aansluiten in
Vlaanderen. Zij sluit ambtshalve personen aan die nergens lid zijn” (Agentschap Zorg en Gezondheid,
2013).
TOEZICHT EN CONTROLE OP DE VLAAMSE ZORGVERZEKERING
In het kader van het decreet van 30 maart 1999, houdende de organisatie van de Zorgverzekering,
werd het Vlaams Zorgfonds opgericht. De Vlaamse Regering richtte dit reservefonds op, met de
stijgende vergrijzing in gedachten, om tegemoet te komen aan de bijhorende niet-medische kosten.
Volgens de bepalingen van dit decreet is de Vlaamse Regering verplicht een jaarlijks rapport voor te
leggen aan het Vlaams Parlement inzake de inkomsten, de uitgaven en de werking van het Vlaams
Zorgfonds.
Dit verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid maakt deel uit van het Vlaams Agentschap
Zorg en Gezondheid, dat behoort tot het Vlaams Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
“De missie en taken van het Vlaams Zorgfonds zijn decretaal vastgelegd. Het Vlaams Zorgfonds heeft
als missie het voeren van een actief beleid met het oog op het verzekeren van de betaalbaarheid voor
de huidige en toekomstige generatie van de niet-medische hulp – en dienstverlening die gegeven
wordt aan personen die getroffen zijn door een langdurig ernstig verminderd zelfzorgvermogen
(Agentschap Zorg en Gezondheid, 2013).”
Momenteel is Mediwe het enige onafhankelijk controleorgaan dat door het Vlaamse Zorgfonds werd
geselecteerd om controles uit te voeren binnen de Zorgverzekering. Deze VZW kan bij een gebruiker
van mantel – en thuiszorg met een positieve beslissing, steunend op de BEL-profielschaal of een attest
van gezinszorg, de graad van zorgbehoevendheid controleren.
23
Het controleorgaan kan, zowel op eigen initiatief als op verzoek van het Vlaamse Zorgfonds, controles
uitoefenen. Aangezien het Zorgfonds de bevoegdheid heeft over het toezicht van de praktische
organisatie van de zorgverlening, heeft zij tevens de verantwoordelijkheid te toetsen of de beschikbare
fondsen goed benut worden. Tegelijk wil het Zorgfonds hulpbehoevenden de mogelijkheid geven om
in beroep te gaan tegen beslissingen van hun mutualiteit. Hiervoor wordt Mediwe aangewend die de
feitelijke toestand nagaat en onpartijdige informatie verstrekt zodat het Vlaamse Zorgfonds een
gerechtvaardigde uitspraak kan doen. Het Zorgfonds bepaalt zelf welke gebruikers door Mediwe
gecontroleerd moeten worden. De controleprocedure verloopt als volgt (VZW Mediwe, 2014):
“Mediwe organiseert de controle: minimum 14 dagen vooraf wordt de controle per brief
aangekondigd”;
“Binnen een maand na die aankondiging wordt de controle uitgevoerd”;
“Het resultaat van de zorgkas wordt door Mediwe meegedeeld aan de zorgkas waarbij de
persoon aangesloten is. De zorgkas zal daarna haar beslissing aan de zorgbehoevende of
zijn/haar vertegenwoordiger meedelen”;
Gebruikers die geen woonplaats hebben in Vlaanderen of in Brussel, controleert Mediwe
telefonisch.
De lopende beslissing wordt stopgezet wanneer de gebruiker tweemaal geen controle toelaat. De lijst
van afwezigen bij een controlebezoek wordt doorgegeven aan de mutualiteit waarbij zij aangesloten
zijn. Deze gaat na of reden voor afwezigheid terecht was en speelt dit door aan Mediwe.
Wanneer een gebruiker twee keer zonder waarschuwing afwezig is of twee keer geen medewerking
verleend, heeft de zorgkas het recht de beslissing stop te zetten. De stopzetting gaat in op de eerste
dag van de maand na de inspectie. “Naar aanleiding van een controle op een indicatiestelling neemt
de zorgkas een positieve beslissing bij een BEL-score van 35 of meer punten. Ze neemt een negatieve
beslissing bij een BEL-score van minder dan 35 punten, ook als de zorgbehoevende op dat moment
nog over een geldig attest, afgenomen in kader van gezinszorg, beschikt. Dat attest mag niet meer
gebruikt worden om een recht op een tenlasteneming te openen” (Vlaams Zorgfonds, 2011).
Tegen een beslissing van de zorgkas kan bezwaar aangetekend worden door de hulpbehoevende of
zijn vertegenwoordiger. Binnen de 60 dagen na ontvangst van de administratieve beslissing moet het
bezwaar, voorzien van alle gegronde bewijsstukken, ingediend worden het Vlaamse Zorgfonds.
Wanneer de zorgbehoevende voldoende motiveert, kan het bezwaar aanvaard worden. Een
ontvankelijk bezwaarschrift wordt binnen de 15 dagen doorgestuurd aan de bezwaarcommissie.
24
Het gemotiveerd advies van de bezwaarcommissie wordt binnen een periode van drie maand bezorgd
aan het Vlaams Zorgfonds. Na het ontvangen van het advies neemt de leidende ambtenaar een
beslissing. Indien de zorgbehoevende hiermee niet akkoord gaat, heeft hij de kans een beroep in te
stellen bij de arbeidsrechtbank.
25
DE VLAAMSE ZORGVERZEKERING IN CIJFERS
Tabel 4 - Aantal leden in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Agentschap Zorg & Gezondheid, 2013)
Aanvankelijk werd de Zorgverzekering opgericht om ouderen in hun zorgbehoeften tegemoet te
komen maar in de praktijk kunnen alle leeftijdscategorieën een tussenkomst aanvragen. Enkel indien
de aanvrager in Brussel woont, gelden er bijkomende voorwaarden.
Uit tabel vier kunnen we afleiden dat de aangeslotenen die in Brussel wonen, slechts minder dan 1%
van het totale ledenaantal vertegenwoordigen. In 2013 waren er 4.584.188 mensen aangesloten bij
de Vlaamse Zorgverzekering, waarvan 4001 grensarbeiders. Het aandeel “VT’ers” ten opzichte van het
aantal leden was goed voor 13,17% (zie tabel vijf).
“De Vlaamse Zorgverzekering betaalde in 2013 voor 323,6 miljoen euro tegemoetkomingen uit aan
meer dan 231.000 zwaar zorgbehoevende personen. Daarvan waren er ongeveer 74.100
tenlastenemingen bestemd voor personen die verblijven in een residentiële voorziening en ongeveer
157.300 tegemoetkomingen waren bestemd voor personen die in het thuismilieu verblijven
(Agentschap Zorg & Gezondheid, 2013)”. Ook vierduizend minderjarigen met een zware handicap of
langdurige ziekte ontvingen in 2014 een tegemoetkoming.
Tabel 5 - Aandeel van de VT'ers per zorgkas (Agentschap Zorg & Gezondheid, 2013) (FOD Economie , 2013)
Zorgkas Vlaanderen Brussel Totaal
180 - CM zorgkas 2.282.627 12.903 2.295.530
280 - Neutrale zorgkas 126.312 2.094 128.406
380 - Socialistische
zorgkas
892.308 9.197 901.505
480 - Liberale zorgkas 274.509 1.763 276.272
580 - Onafhankelijke
zorgkas
475.891 11.269 487.160
680 - Vlaamse zorgkas 409.104 7.120 416.224
880 - DKV zorgkas 78.378 713 79.091
Totaal 4.539.129 45.059 4.584.188
26
In de mantel- en thuiszorg doet zich een merkelijke stijging voor. In de woonzorgcentra is de stijging
eerder gering. Er wordt verwacht dat het aantal tenlastenemingen in de nabije toekomst zal blijven
toenemen ten gevolge van de demografische evolutie.
LEDEN VAN DE VLAAMSE ZORGVERZEKERING
Het merendeel van de erkende zorgverzekerden wordt thuis verzorgd. “Een erkenning is een dossier
dat goedgekeurd is door de zorgkas en waarmee het recht op het ontvangen van zorgvergoedingen
geopend wordt” (VanCorenland, Avalosse, Verniest, & Callens, 2011). In 2009 had de mantel- en
thuiszorg een aandeel van 64% in het totale aantal erkenningen. In de meeste gevallen wordt de
zorgbehoevendheid vastgesteld aan de hand van een indicatiestelling, verricht door de dienst
maatschappelijk werk van een mutualiteit. Voor een residentiële erkenning is een verblijfsattest van
een RVT of ROB (97% van de gevallen) of van een PVT (3% van de gevallen) voldoende. Het is belangrijk
op te merken dat – ongeacht waar de zorgbehoevende verblijft – deze zelf het initiatief moet nemen
om een aanvraagdossier in te dienen bij de zijn mutualiteit.
Zorgkas Leden VT'ers % VT'ers tov aantal
leden
180 - CM zorgkas 2.295.530 312.511 13,61%
280 - Neutrale zorgkas 128.406 15.410 12,00%
380 - Socialistische
zorgkas
901.505 138.916 15,41%
480 - Liberale zorgkas 276.272 42.846 15,51%
580 - Onafhankelijke
zorgkas
487.160 37.671 7,73%
680 - Vlaamse zorgkas 416.224 51.815 12,45%
880 - DKV zorgkas 79.091 4.351 5,50%
Totaal 4.584.188 603.520 13,17%
27
De hoeveelheid erkenningen stijgt jaar na jaar (zie figuur drie). In 2005 waren er slechts 109.396
erkenningen ten opzichte van 134.801 in 2009.
Globaal gezien hebben personen die erkend zijn – de mantel-en thuiszorg en de residentiële setting
samen – een mediaan leeftijd van 81 jaar. Zoals af te lezen is uit figuur twee, zijn personen die
verblijven in de residentiële zorg gemiddeld ouder (85 jaar) dan die binnen de mantel – en thuiszorg
(78 jaar). Kinderen of jongeren vertegenwoordigen slechts een kleine minderheid van alle erkenden
en komen (bijna) louter voor in de mantel – en thuiszorg. Het leeftijdsverschil in de mantel-en thuiszorg
is veel groter dan die in de residentiële setting, waar de spreiding eerder beperkt is (zie tabel zes).
Tabel 6 - Evolutie aantal erkenningen zorgbehoevendheid
26-644%
65-7919%
80-8953%
90+24%
RESIDENTIËLE ZORG
26-64 65-79 80-89 90+
0-254%
26-6420%
65-7931%
80-8937%
90+8%
MANTEL - EN THUISZORG
0-25 26-64 65-79 80-89 90+
0
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
120.000
140.000
160.000
Aan
tal l
op
end
e er
ken
nin
gen
Evolutie aantal erkenningen (residentieel en mantel -en thuiszorg)
Figuur 3 - Leeftijdsverdeling van erkenningen (2009) (VanCorenland, Avalosse, Verniest, & Callens, 2011)
28
Het grootste deel van de erkenningen in de Vlaamse Zorgverzekering is voor vrouwen. Dit is niet
onlogisch aangezien de meeste personen binnen de Zorgverzekering in een hogere leeftijdscategorie
vallen. “59% van de mantel – en thuiszorgerkenningen betreft vrouwen, bij de residentiële erkenning
loopt dit zelfs op tot 73%” (VanCorenland, Avalosse, Verniest, & Callens, 2011). Het is interessant een
blik te werpen op het traject dat de erkenningen volgt. Reeds 154.500 (of 56%) van de 273.607
erkenningen, die tussen de periode 2002 tot 2010 werden opgestart, werden beëindigd.
MEET – EN AFHANKELIJKHEIDSSCHALEN
“Lang niet alle volwassen personen kunnen in hun dagelijks leven voor zichzelf zorgen, althans niet in
de volgende zeer basale betekenis: de eigen persoonlijke verzorging (zichzelf wassen bijvoorbeeld), het
huishouden beredderen (koken bijvoorbeeld), de eigen administratie voeren of instaan voor de eigen
mobiliteit (zich in huis of erbuiten zelfstandig verplaatsen). Wanneer blijvend één of meerdere van deze
activiteiten van het dagelijks leven wegvallen, wordt men zorgafhankelijk (Breda, 2004).”
Uit cijfers van de Gezondheidsenquête (2013) die werd uitgevoerd door Wetenschappelijk Instituut
Volksgezondheid, blijkt dat 38,8% van de personen van 15 jaar5 en ouder als gevolg van een langdurige
aandoening, voortdurend belemmerd zijn in dagdagelijkse activiteiten. 3,3% zegt zelfs hierdoor
chronisch bedlegerig te zijn. Uitgaande van deze twee graadmeters werd er een schatting gemaakt in
welke mate personen van 15 jaar en ouder beperkingen ondervinden: 17,4% heeft hierdoor een
ernstige beperking, 26,6% een matige beperking, 25,1% een lichte beperking en ten slotte 31,0% heeft
geen beperkingen. Ook voor personen van 65 jaar en ouder werden cijfers berekend. Bedlegerigheid
door een chronische aandoening komt voor bij 4,6%. Naar schatting blijkt dat 20,5% van de zieke 65-
plussers hierdoor ernstige beperkingen ervaart (Van der Heyden & Charafeddine, 2014). Deze cijfers
tonen aan dat een groot deel van de totale Belgische bevolking ernstig gehinderd wordt in het dagelijks
leven. Niettemin correleren deze resultaten met de gebruikte meetschalen: welke criteria verwerkt
men en wat verstaat men onder ‘ernstige’ of ‘langdurige’ beperking?
Om het recht op de zorgvergoeding te kunnen opnemen, moet de aanvrager een bewijs van ernstig en
langdurig verminderd zelfzorgvermogen kunnen voorleggen. Dit kan aan de hand van verschillende
documenten aangetoond worden. De thuis- en mantelzorgpremie kan aangevraagd worden aan de
hand van bepaalde attesten, die in sommige gevallen gebaseerd kunnen zijn op een indicatiestelling.
5 Deze leeftijdscategorie werd bij het onderzoek toegepast.
29
Attesten die in aanmerking komen in de mantel – en thuiszorg (Vogels, 2011) (Agentschap
Zorg en Gezondheid, 2013):
- Minstens score B op de KATZ-schaal in de thuisverpleging;
- Minstens score 35 op de BEL-profielschaal;
- Minstens score 15 op de medisch-sociale schaal voor de evaluatie van de graad van
zelfredzaamheid bij het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming;
- Minstens score C op de evaluatieschaal voor de staving van de aanvraag voor een
tegemoetkoming in een dagverzorgingscentrum of een centrum voor kortverblijf;
- Extra kinderbijslag voor een kind met een handicap van minstens 66% en minstens 7
punten op de medisch-sociale schaal voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid;
- Extra kinderbijslag op basis van minstens 18 punten op de medisch – sociale schaal voor
de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid.
- Kine E-attest: dit attest kan enkel aanvaard worden in het geval dat de zorgbehoevende
een verlenging aanvraagt. Hij moet gedurende minstens drie jaar over een positieve
beslissing voor mantel – en thuiszorg beschikken;
- VESTA-attest6 op basis van inschaling door de diensten voor gezinszorg en aanvullende
thuiszorg (minstens 35 punten op de BEL-profielschaal).
Attesten die in aanmerking komen in de residentiële zorg (Vogels, 2011):
- Het bewijs van opname in een rusthuis of een rust – en verzorgingstehuis;
- Een bewijs van opname in een psychiatrisch verzorgingstehuis.
Opgelet! Wanneer een zorgbehoevende ouder is dan 80 jaar en een erkenning heeft van 36 maanden
op de BEL-profielschaal, dan wordt deze erkenning blijvend verlengd. Echter wanneer via een controle
of via VESTA (jaarlijks uitgevoerd) een attest BEL -35 wordt bezorgd aan de zorgkas dan wordt deze
erkenning wel gestopt.
Personen die één van deze attesten nog niet in hun beschikking hebben, kunnen hun verminderd
zorgvermogen laten vaststellen door een gemachtigde indicatiesteller van de dienst maatschappelijk
werk van hun mutualiteit, de OCMW ’s en de Diensten voor Gezinszorg.
6 BEL-score in het kader van gezinszorg, schoonmaakhulp of karweihulp
30
Indicatiestellers zijn van rechtswege gemachtigd door de Vlaamse Overheid om de ernst en de duur
van het verminderd zelfzorgvermogen vast te stellen op de BEL-profielschaal. Brusselaars kunnen hun
indicatiestelling niet laten uitvoeren door de OCMW ‘s maar door de gemachtigde Lokale
Dienstencentra.
“Om iets te meten heb je een instrument nodig dat de werkelijkheid omzet in een formele taal, meestal
codes of cijfers. Het meetinstrument dient om ordening en structuur in de werkelijkheid aan te
brengen, zodat er gemakkelijker mee kan worden gewerkt. Bij deze omzetting gaat steeds een stuk
van de werkelijkheid verloren. Zaak is om dat verlies zo klein mogelijk te houden. Er zijn verschillende
soorten meetinstrumenten. Een meetinstrument is een formeel systeem om waarnemingen,
antwoorden op vragen, observaties en tellingen om te zetten in een formele weergave van de realiteit.
Een formele weergave van de realiteit bestaat meestal uit een of meer codes of cijfers waaraan een
betekenis kan worden gekoppeld.” (de Jong, Vandenbroele, Glorieux, De Maesschalck, & Visser, 2008).
KATZ-SCHAAL
In de meetinstrumenten die de overheden toepassen, zijn domeinen en censuur zeer belangrijk
aangezien zij een onmiddellijke weerslag hebben op het aantal ‘gerechtigden’. Daarbij focust het
merendeel van de instrumenten op één specifieke toestand, domein of gedrag. Eén instrument dat op
alle domeinen ingrijpt, is om die reden veel te beperkt. Daarom werd in de VS na de Tweede
Wereldoorlog, het model ‘KATZ Activiteiten van het Dagelijks Leven’ (ADL) ontwikkeld om het dagelijks
functioneren te meten bij oncologische - en revalidatiepatiënten.
Dit is een schaal waarbij door middel van zes primaire en psychosociale criteria, de zorgbehoefte van
het individu bepaald wordt. “Een schaal is het geheel van items waarvan de gezamenlijke antwoorden
kunnen worden gebruikt door omzetting in een of meer schaalmetingen” (de Jong, Vandenbroele,
Glorieux, De Maesschalck, & Visser, 2008). In de jaren 1960 onderscheidde Katz twee grote groepen
van ADL. Enerzijds de 'basisactiviteiten’ met betrekking tot zelfzorg, zoals baden, aankleden, eten,
vrijwillige controle over de sluitspier, verzorging en wandelen. Anderzijds de 'instrumentale'
activiteiten zoals licht huishoudelijk werk, het bereiden van maaltijden, het innemen van medicatie,
het doen van boodschappen of aankleden, het gebruik van een telefoon en geldbeheer.
31
Figuur 4 – Het scoren van zorgafhankelijkheid volgens de KATZ-schaal (Van Nieuwenhove, 2015)
Na het bestuderen van een onderzoek, waarin een groot aantal activiteiten door een groep patiënt
met een heupfractuur werd onderzocht, stelde Katz een lijst op van zes ADL-functies:
onafhankelijkheid, wassen, aankleden, toiletbezoek, transfer (in of uit bed / stoel), continentie en
voeding. De KATZ-schaal wordt gebruikt als internationale standaard om het fysieke vermogen van een
zieke te beoordelen. Het gaat hier dus enkel om fysische factoren die niet altijd voldoende zijn om een
zorgbehoefte vast te stellen. Bij een stijgende afhankelijkheid ontdekte hij in het uitvallen van functies
een bepaalde volgorde. De schaal wordt toegepast door middel van interviews en observaties door de
professional.
Elke ADL wordt bepaald via een vierpuntenschaal (zie figuur vier): functioneert de persoon of heeft hij
persoonlijke begeleiding (supervisie of richtlijnen) nodig? De gegevens, die zijn opgenomen, worden
vertaald in afhankelijkheid of onafhankelijkheid. Er wordt rekening gehouden met de beperkingen bij
de evaluatie van elk criterium, om het even wat de oorsprong is (e.g. cardiorespiratoire pathologie,
locomotorische aandoening, etc.) en onafhankelijk van de verleende zorg (thuis- en/of
mantelzorg).Het eindresultaat van deze ADL-functies wordt gebruikt om een ordinale schaal van zes
categorieën te genereren (categorie O tot categorie C dement). Dit is een hiërarchische reeks die de
categorieën van zorgbehoevendheid bepaalt. Een persoon wordt bestempeld als ‘afhankelijk’ wanneer
hij ‘drie’ of ‘vier’ scoort op het betreffende criterium. Volgens de schaal geldt ‘categorie O’ als
onafhankelijk en ‘categorie c dement’ als volledig afhankelijk.
32
De ADL-schaal wordt internationaal aanvaard en veelvuldig gebruikt in verschillende instellingen
waarvoor ze oorspronkelijk werd ontworpen: kinderen, volwassen alsook gemeenschappen en
instellingen. Bovendien wordt de schaal gebruikt om de zorgbehoevendheid (cf. de Vlaamse
Zorgverzekering) te beoordelen, de effectiviteit van een behandeling en als leermiddel in een
revalidatieproces.
Meetresultaten die gebaseerd zijn op ADL, zoals de KATZ-schaal, zijn bekritiseerd omwille van enerzijds
een te enge focus op de fysieke functie of de aanwezigheid van een ziekte (dementie) en anderzijds
het effect op het isoleren van het individu van zijn of haar fysieke en sociale context. Dit resulteert in
een gecontextualiseerd perspectief van de functionaliteit van de oudere volwassenen. Tevens heeft
de ontwikkeling van speciale apparatuur en hulpmiddelen ervoor gezorgd dat zorgbehoevenden alle
ADL-functies toch kunnen uitvoeren. Doch is de KATZ-schaal vandaag niet aangepast om deze nieuwe
technologische ontwikkelingen in rekening te brengen.
BEL-PROFIELSCHAAL
De Handleiding verkiest de BEL-profielschaal van de gezinszorg. Afgezien daarvan zijn er geijkte
minimumscores beschikbaar voor mensen waarvan de afhankelijkheid op basis van een ander
meetinstrument is gemeten. Dit is onmisbaar aangezien de meetinstrumenten de inschatting van de
omvang van de afhankelijkheid sterk beïnvloeden.
“De vaststelling van het langdurig en ernstig verminderd zelfzorgvermogen, in de wetgeving
‘indicatiestelling’ genoemd, moet gebeuren door een gemachtigde persoon, organisatie, voorziening
of professionele zorgverlener” (Rottiers, 2005).
Door middel van de BEL-profiel schaal (“Basis Eerste Lijns” - profielschaal) wordt er gepeild naar de
beperkingen, los van de diagnose of handicap, van de persoon in de ruime betekenis van het woord.
Voor kinderen jonger dan 18 jaar werd er een aangepaste BEL-kinderschaal ontwikkeld. Onder de
leeftijd van vijf jaar kan er geen BEL-schaal worden gescoord. Zij kunnen enkel beroep doen op
verhoogde kinderbijslag. De BEL-foto is een geldig attest indien er 35 punten of meer op gescoord
wordt voor de Zorgverzekering. Bij personen van 5 tot 17 jaar wordt er enkel gescoord op het tweede
blok, namelijk de lichamelijke ADL. Voor deze leeftijdscategorie is het ‘baby BEL-attest’ geldig wanneer
er minimum 10 punten worden gescoord. Bij de BEL-profielschaal voor volwassenen wordt er gescoord
op basis van 27 items die ondergebracht zijn in vier blokken: huishoudelijke ADL, lichamelijke ADL,
sociale ADL en geestelijke gezondheid. Op elk item wordt er afzonderlijk gescoord.
33
Hierbij wordt er geen rekening mee gehouden of dat de zorgbehoevende reeds gebruikt maakt of zal
gebruik maken van een bepaalde hulp (bv. de aanwezigheid van een mantelzorger). Indicatiestellers
meten enkel de beperkingen die voortkomen uit de zorgbehoevendheid. Een indicatiestelling houdt
met andere woorden geen rekening met een handicap, een medische diagnose of psychiatrische
problematiek. Dit betekent dat bijvoorbeeld een kankerpatiënt of een blinde persoon relatief laag
kunnen scoren, aangezien zij nog voldoende zelfredzaam zijn op een aantal vlakken.
Voor blokken A, B en C wordt dit verwoord in:
- Score 0 → geen zorgbehoefte;
- Score 1 → enige zorgbehoefte (tijd en moeite);
- Score 2 → meer zorgbehoefte (hulp nodig van personen of hulpmiddelen);
- Score 3 → volledige zorgbehoefte.
Voor blok D en voor het item ‘incontinentie’ uit blok B wordt de behoefte verwoord in mate
van voorkomen:
- Score 0 → komt niet voor;
- Score 1 → komt nu en dan voor;
- Score 2 → komt meestal voor;
- Score 3 → komt voortdurend voor.
Figuur 5 – Indeling BEL-scores
34
Het uitgangspunt van de BEL-profielschaal is het scoren van de zorgbehoefte. Daarom is het belangrijk
dat de indicatiestellers een correcte interpretatie maken van de items: in welke mate doet de persoon
de activiteit of doet hij ze niet? Als de persoon de activiteit niet doet, is er met betrekking tot deze
activiteit een zorgbehoefte? Hiervoor dienen er bijkomende afwegingen gemaakt worden door de
indicatiestellers. Het uiteindelijke eindresultaat is een optelsom van de behaalde scores op de
verschillende blokken. De indicatiesteller kan na de berekening van de totaalscore een schatting
maken hoe lang de zorgbehoevende aan deze graad van zorgbehoevendheid zal lijden. De duurtijd kan
variëren van 0 tot en met 36 maanden. Eigenlijk gaat het hier om een subjectieve inschatting die wordt
gemaakt. Dit is het verschil met de KATZ-schaal. De items van blok B uit de BEL-foto worden hierbij
beoordeeld door verpleegkundigen. Deze schaal is geen optelling van de scores maar hierbij weegt
bijvoorbeeld het item ‘het zich (niet) kunnen verplaatsen’ zwaarder door dan bijvoorbeeld het
criterium ‘incontinentie’ bij het bepalen in welk forfait de zorgbehoevende valt. Beide schalen hebben
uiteindelijk hetzelfde doel – het meten van de zorgbehoevendheid en de zelfredzaamheid –
desalniettemin houden de zorgsectoren vast aan een door hen gebruikte profielschaal. Het is dan ook
niet verwonderlijk dat zorgbehoevende personen op korte tijd door verschillende diensten met een
andere profielschaal beoordeeld worden.
Als gevolg van het scala aan meetinstrumenten is het niet mogelijk alle metingen onderling te
vergelijken waardoor de inschatting wie zorgbehoeftig is, varieert.
BELRAI: EEN ALTERNATIEF?
Eind jaren ’80 werd in de Verenigde Staten het Resident Assessment Instrument (RAI) ontwikkeld om
op een gestandaardiseerde en gestructureerde manier de gezondheids- en welzijnssituatie van
ouderen in instellingen weer te geven. Dit had als doel de realisatie van een hoogkwalitatieve
zorgplanning en kwaliteitsmonitoring. Ondertussen werd het instrument internationaal gevalideerd en
wordt het in meer dan twintig landen gebruikt. Ook voor de andere zorgsectoren werden RAI-
instrumenten ontwikkeld: instrument Home Care (thuisomgeving), Long Term Care Facility (thuis
vervangende omgeving) en acute care (ziekenhuisomgeving). Met behulp hiervan worden de
cliëntengegevens in de verschillende zorgsettings op een uniforme en web-gebaseerde manier
geregistreerd. De informatie in het kader van de zorgbehoefte van de cliënt zijn toegankelijk voor
zowel de voorziening, de gezondheidszorgsector als de overheid. Dit internationale
beoordelingsinstrument werd inhoudelijk en structureel geadapteerd aan de Belgische context. Er is
zowel een Nederlandstalige als een Franstalige vertaling verkrijgbaar.
35
Bovendien is het instrument wetenschappelijk onderbouwd en wordt het op geregelde tijdstippen
herzien (cfr. evolutie in de gezondheid – en welzijnszorg). Het is niet bedoeld ter vervanging van het
klassieke, medische dossier maar als een aanvulling ervan (e.g. communicatie, gedrag, algemeen
dagelijks functioneren, ziektebeelden, et cetera).
Dit internationaal, gevalideerd instrument bestaat uit drie verschillende aspecten. Door het opmaken
van de “Minimum Data Set (MDS)” worden de gegevens verzameld voor RAI. Deze vragenlijst omvat
meer dan 400 gegevenselementen zoals onder andere: cognitief functioneren, ziektediagnose,
speciale behandelingen en procedures, voeding, medicatie, et cetera. De focus van deze concrete
vragen ligt voornamelijk op het observeerbare gedrag van de patiënt. De antwoorden op deze vragen
worden verwerkt, zodat er richtlijnen voor een zorgplan ontstaan. Voor het berekenen van de
zorgzwaarte wordt er gebruikt gemaakt van een classificatiesysteem, namelijk “Rescource Utilization
Groups (RUG’s)”.
Tien jaar geleden ontstond - onder leiding van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de
voedselketen en Leefmilieu – het proefproject BelRAI. Het ministerie had aan het Centrum voor
Huisartsengeneeskunde in Leuven de opdracht te geven op zoek te gaan naar een instrument waarmee
het best een beeld kon worden geschetst van de ouderenzorg. In tegenstelling tot de KATZ-schaal die
enkel de ADL-functies waarneemt, was RAI een instrument dat beter aansloot bij de vraag van het
ministerie. Het is een integraal meetinstrument dat zowel een inzicht geeft in de ADL-functies als in de
sociale en psychische gezondheid van de patiënt. Wanneer de meerwaarde van RAI was bewezen,
verzocht het ministerie de Universiteit van Luik en het LUCAS het instrument aan de Belgische situatie
aan te passen. BelRAI moest op alle domeinen in de ouderenzorg inzetbaar zijn. Bovendien moesten
de gekoppelde kwaliteitsindicatoren ervoor zorgen dat de overheid een overzicht kreeg op de kwaliteit
van de Belgische ouderenzorg. Tegelijk eiste de overheid dat het RAI-instrument toegepast kon worden
in de verschillende zorgsectoren, onder meer thuiszorg, woon-en zorgcentra en ziekenhuizen.
Een zorgbehoevende persoon kan beroep doen op verschillende diensten zowel op hetzelfde tijdstip
als achtereenvolgend. Om aan de combinatie van verschillende zorgsettings tegemoet te komen,
werden in april 2005 de ‘Integrated Suite of Assessment Instruments’, kortweg interRAI-
beoordelingsinstrumenten, ingevoerd. Deze instrumenten helpen de professionele hulpverleners
informatie te verzamelen, door middel van gestructureerde items, over de zorgbehoefte en
zelfredzaamheid van de cliënt. “Elk interRAI-beoordelingsinstrument bestaat uit een twintigtal
hoofdstukken zoals persoonlijke gegevens, stemming en gedrag, psychosociaal welzijn, continentie,
ziektebeelden, gezondheidstoestand, geneesmiddelen enz… .
36
De beoordelingsinstrumenten stellen de zorgverleners in staat het functioneren, de gezondheid, de
sociale steun en het gebruik van diensten van de cliënt te beoordelen” (Vanneste, 2010). De resultaten
uit de antwoorden op deze vragen, worden berekend op basis van internationaal gevalideerde
algoritmes. ‘Clinical Assessment Protocols’ (CAP’s) en ‘Zorgschalen’ zijn voorbeelden van zulke
resultaten.
“Bepaalde aspecten van de vragen fungeren als triggers en koppelen de beoordelingsgegevens aan het
basisprobleem dat in een CAP uiteengezet wordt” (Vanneste, 2010). Dergelijke ‘CAP-triggers’ dienen
voor de identificatie van cliënten die voordeel kunnen hebben bij de zorg. “De zorgdoelen in de
verschillende CAP’s variëren en omvatten de mogelijkheid een probleem op te lossen, gevaar voor
achteruitgang van de gezondheid te verminderen of een klimaat voor verbetering te scheppen
(Vanneste, 2010)”.
Om de essentiële, onderliggende conditie te exploreren bevat elke CAP richtlijnen, zodat hulpverleners
met een flexibele en autonome benadering een holistische zorgplanning kunnen verwezenlijken.
Hieruit kan er geconcludeerd worden dat de interRAI-beoordelingsinstrumenten voornamelijk de
klemtoom leggen op de bestaande vaardigheden in plaats van de verminderde zelfredzaamheid van
de cliënt. CAP’s liggen hierbij aan de basis. Dit zijn namelijk richtlijnen die een mogelijkheid tot
verbetering of aanpassing voorstellen. De zorgverlener wordt hierdoor geïnformeerd in welke mate
recuperatie (niet meer) mogelijk is bij de zorgbehoevende. BelRAI moet dienst doen als het enige
inschalingsinstrument, ter vervanging van onder andere BEL en KATZ zodat de zorgbehoevendheid
slechts eenmaal moet worden gemeten. Het geeft een diepgaander beeld over de zorgnood van een
cliënt.
Figuur 6 – Stappenplan BelRAI (DeVriendt, 2014)
37
De volgende opsomming geeft een overzicht van de belangrijkste speerpunten van het BelRAI-
instrument:
Opportuniteiten
- Zorgplannen en noden zijn aangepast aan een individuele patiënt / cliënt;
- BelRAI is een gestandaardiseerd inschalinginstrument waardoor er uniformiteit bestaat in
de interpretatie van de items;
- Er bestaat continuïteit in de gegevensverzameling tussen de verschillende zorgsettings;
- Problemen bij een cliënt worden tijdig opgespoord;
- Benchmarking;
- Screening van de patiënt of cliënt gebeurt steeds op een gestandaardiseerde en
systematische wijze;
- Combinatie met actuele systemen.
Zwaktes
- Registratie van de gegevens is tijdrovend;
- Moeilijkheden op organisatorisch vlak;
- Samenloop op verschillende domeinen met reeds ontwikkelde systemen;
- De zorgsector en de webapplicatie zijn onvoldoende op elkaar afgestemd (o.a. snelheid);
- Het instrument is enkel toegankelijk via computer, internet en e-health.
Bedreiging
- Gering aantal middelen beschikbaar;
- Uitwisseling van de gegevens met de thuiszorginstellingen verloopt stroef;
- Cumulatie met reeds ontwikkelde instrumenten;
- Het geven van opleidingen aan personeelsleden is onontbeerlijk.
38
DE VLAAMSE ZORGVERZEKERING BINNEN EUROPA
Binnen de Europese Unie hebben lidstaten de bevoegdheid om hun nationale sociale zekerheid
autonoom in te richten. Deze bevoegdheid moet verzoend worden met de basisbeginselen van het
Verdrag van Rome. Dit verdrag vormde de grondbeginselen voor de EEG-verordeningen nummers drie
en vier, die uiteindelijk vervangen werden door Verordeningen n°1408/71 en n°574/72. EG-
verordening n°1408/71 bestaat uit verschillende regels waardoor werknemers en zelfstandigen en hun
gezinsleden binnen de Europese Unie mobiel kunnen zijn zonder hun aanspraak op de sociale
zekerheid van de lidstaat van herkomst te verliezen. In wezen kan deze Verordening enkel voor
‘grensoverschrijdende’ disputen een oplossing bieden. Het omvat bepalingen die voor elk individueel
geval uitmaken welke lidstaat bevoegd is. Het gevolg hiervan is dat het sociaal zekerheidsstelsel van
slechts één lidstaat op eenzelfde persoon van toepassing is. Verordening n°1408/71 heeft geenszins
de bedoeling om in te grijpen in het interne sociale zekerheidsrecht. België is met andere woorden vrij
zijn sociale zekerheid zelf in te richten, aangezien Europa bestaat uit zeer verschillende
welvaartsstaatsmodellen. Het rechtstreekse gevolg hiervan is dat Verordening n°1408/71 een
complexe materie is. Daarnaast wordt deze regelgeving continu aangevuld en gewijzigd. Om deze
reden voerde het Europese Parlement op 1 maart 2010 de gemoderniseerde en vereenvoudigde
Verordening n°883/2004 in. Dit had grote gevolgen op de sociale zekerheidsregeling van alle
onderdanen binnen de EU maar had geen onmiddellijk effect op de Vlaamse Zorgverzekering.
De Vlaamse Zorgverzekering is een unicum in Europa: een gedecentraliseerde sociale
zekerheidsvoorziening, hoewel deze internrechtelijk een sociale bijstandsvoorziening is. Bovendien is
dit enkel van toepassing op een bepaald gedeelte van het grondgebied.
HET DUITSE STELSEL
Als vijfde pijler van de sociale zekerheid werd op 1 januari 1995 een Zorgverzekering (‘Soziale
Pflegeversicherung’) voor de thuiszorg ingevoerd. Eén jaar later volgde er één voor de residentiële
zorg. De Zorgverzekering is geen volledige verzekering. Om volledige bescherming te genieten, is het
afsluiten van een particuliere Zorgverzekering nodig. Vanuit Belgisch perspectief kan het Duitse
verzekeringssysteem een waardevolle casestudy zijn. Niet alleen het socialebeschermingssysteem
maar ook de economische organisatie zorgen ervoor dat het Duitse en Belgische systeem het best met
elkaar te vergelijken zijn.
39
“Meer nog, beide landen hebben een federale structuur en hebben dus hetzelfde soort problematiek
inzake fiscaal federalisme. De Duitse wetgever heeft gekozen voor een federale organisatie van het
Zorgverzekeringssysteem.
Dit wordt gekenmerkt door een verplichte dekking van alle in Duitsland tewerkgestelde werknemers”
(Jousten, 2004). De Duitse Zorgverzekering is een aparte pijler binnen de gezondheidszorg, naast de
ziekteverzekering. Betreffende lidmaatschap en administratie gelden er dezelfde grondbeginselen als
de ziekteverzekering. “Individuen verzekerd onder het sociale ziekteverzekeringssysteem zijn
eveneens verzekerd onder het sociale zorgverzekeringssysteem (92 procent van de bevolking), terwijl
degenen die bij een privé-maatschappij verzekerd zijn voor de gezondheidsrisico’s, dat ook zijn voor
de risico’s op zorgbehoevendheid” (Jousten, 2004). De financiering van deze verzekering is
gewaarborgd doordat de overheid de bijdragen inhoudt van zowel werknemersinkomsten als van rust-
en overlevingspensioenen. De bijdragen zijn met andere woorden inkomensgerelateerd, in
tegenstelling tot de Vlaamse Zorgverzekering. Dankzij de grote solidariteit is de financiële
houdbaarheid gewaarborgd: “de uitgaven zullen slechts stijgen tot 2,5% van de lonen in 2030”
(Pacolet, 2004). Toch is sinds de invoering een bijkomende financiering relatief gelimiteerd. Enkel
zorgbehoevenden die minstens twee jaar hebben bijgedragen, kunnen de voordelen opeisen. Vanuit
de visie van de Duitse overheid is een zorgbehoevende ‘iemand die – ten gevolge van een fysische,
psychologische en/of mentale aandoening of beperking - hulp nodig heeft bij hygiënische zorgen, het
nuttigen van voedsel, mobiliteit en huishoudelijke taken en dit gedurende minstens zes maanden.’
De burger kan kiezen tussen twee alternatieven inzake vergoeding voor thuisverzorging. “Ofwel kiezen
het individu en zijn gezin voor de terugbetaling van de kosten voor de dienstverlening door
professionele dienstverleners (met grensbedragen voor de terugbetaling van de mate van
zorgbehoevendheid), ofwel kiezen ze voor een vergoeding voor informele dienstverlening” (Pacolet,
2004). De Zorgverzekering biedt twee soorten tussenkomsten aan voor informele dienstverlening.
Enerzijds een systeem dat een forfaitaire vergoeding uitkeert, afhankelijk van de verminderde
zelfredzaamheid. Anderzijds, indien de informele dienstverlener beantwoordt aan bepaalde
voorwaarden, draagt het systeem bij aan de pensioenverzekering. Zo wordt ook de hulpverlener
gecompenseerd voor de geleverde inspanningen. Het argument hierachter is dat de Duitse overheid
wou vermijden dat er teveel beroep werd gedaan op formele dienstverlening. Hoeveel het
verzekeringssysteem al dan niet uitbetaalt, is afhankelijk van de zorgzwaarte van de cliënt.
Medisch geschoolden gaan langs bij de zorgbehoevende en bepalen de zorgafhankelijkheid op
voeding, drinken, aan- en uitkleden, persoonlijke verzorging, verplaatsing en het uitvoeren van
huishoudelijke taken.
40
Op basis van een medische zorgschaal wordt de graad van zorgafhankelijkheid bepaald:
- Zorgniveau I: de behoefte aan bijstand van een andere bedraagt minstens 90 minuten per
dag. Hiervan moet minimum 45 minuten gespendeerd worden aan basiszorgen;
- Zorgniveau II: de verzorging duurt minstens 180 minuten per dag, waarvan meer dan 120
minuten aan de ondersteuning in basiszorgen wordt gespendeerd;
- Zorgniveau III: minstens 300 minuten per dag worden gespendeerd aan het vervullen van
de zorgbehoeften. Het aandeel ‘basiszorg’ moet hoger zijn dan 240 minuten per dag.
Tevens moet er ’s nachts (22u – 6u) een regelmatige nood zijn aan ondersteuning;
- Zorgniveau 0: dementerenden, mentaal en/of fysiek gehandicapten die beperkingen
ondervinden bij het uitvoeren van alledaagse vaardigheden, hebben ook recht op een
soortgelijke zorgtoelage, de zogenaamde ‘laagdrempelige voorziening’.
De Duitse overheid kent verschillende bedragen toe, afhankelijk van de soort zorg die de
zorgbehoevende inschakelt en de zorgzwaarte. Deze maandelijkse geldsom wordt jaarlijks
geïndexeerd om tegemoet te komen aan de stijgende zorgonkosten, bijvoorbeeld de zorgtoelage voor
mantelzorgers7:
Zorgniveau 0: €123 Zorgniveau I: €214 - €316
Zorgniveau II: €458 - €545 Zorgniveau III: €728
Tabel 7 - Geldbedragen die gekoppeld zijn aan de verschillende zorgniveau ‘s
Voor familieleden of andere onbetaalde verzorgers, die verpleegkundige zorg verstrekken, betaalt de
staat bijdragen voor pensioenpremies, ongevallenverzekering, bijdragen aan
werkloosheidsuitkeringen en andere sociale voordelen, zoals gratis trainingen of het betalen van
vervangende zorg (‘respijtzorg’). De kwaliteit wordt gewaarborgd door een begeleidende dienst vanuit
de Zorgverzekering. Zij brengen regelmatig een bezoek aan de gerechtigde en dienen ervoor de zorgen
dat er adequate, verpleegkundige zorg wordt verleend door de mantelzorger(s). Wanneer een
‘gevaarlijke zorgsituatie’ wordt vastgesteld, verliest de patiënt het recht op de vergoeding.
7 Deze bedragen zijn van toepassing sinds 1 januari 2015
41
De Zorgverzekering keert enkel de tenlasteneming uit ten opzichte van de aanvrager en zolang als hij
het nodig heeft. Vanaf de leeftijd van 15 jaar kan de gerechtigde een aanvraag doen. Voor ‘jongere’
minderjarigen moeten een ouder of voogd als wettelijke vertegenwoordiger optreden.
De vergoeding kan ook uitgekeerd worden aan iemand die tijdelijk of permanent in de EU, IJsland,
Noorwegen, Liechtenstein of Zwitserland woont. Indien de toestand van de zorgbehoevende
verergert, kan een herziening van zorgniveau aangevraagd worden bij de medische eenheid van de
zorgverzekeraar. Het medische verzekeringsfonds heeft vijf weken de tijd om hun schriftelijke
beslissing mee te delen aan de aanvrager.
HET NEDERLANSE STELSEL
Ieder natuurlijk persoon, die legaal verblijft in Nederland, is verplicht zich aan te sluiten bij de
publiekrechtelijke verzekering: ‘de volksverzekering’. Hieronder valt onder meer de voormalige
‘Algemene Wet voor Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)’ omtrent langdurige zorg. Deze wet voor
collectieve ziektekostenverzekering werd op 1 januari 2015 geamendeerd door de Wet Langdurige
Zorg (Wlz). Het Nederlandse kabinet heeft de bedoeling zorgbehoevenden zolang mogelijk thuis te
laten wonen. Hierdoor bespaart de overheid onnodige kosten. Patiënten die langdurig
gehospitaliseerd zijn, bejaarden, mentaal en fysisch gehandicapten en mensen die lijden aan een
chronische aandoening hebben – onder bepaalde voorwaarden – recht op de zorgregeling.
Verschillende soorten zorg worden door de overheid vergoed (Europese Commissie, 2015):
- Persoonlijke verzorging (e.g. hulp bij het dagelijks toilet);
- Thuisverpleging (e.g. wondzorg, het geven van injecties);
- Ondersteunende begeleiding (e.g. begeleiding bij activiteiten);
- Behandelingen (e.g. revalidatie, behandeling van een chronische aandoening);
- Langdurig of kortdurend verblijf in een zorginstelling (e.g. een verpleeghuis, een
verzorgingstehuis).
Iedereen die werkzaam is of een ingezetene is van Nederland en tevens aangesloten is voor Wlz,
voldoet aan de voorwaarden voor een vergoeding. Om deze tegemoetkoming op te kunnen eisen,
heeft de zorgbehoevende wel een indicatie nodig van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het
centrum bezit het alleenrecht op vlak van indicatiestelling. De beslissing van het CIZ bepaalt of iemand
recht heeft op Wlz-zorg en hoeveel. De maximale geldigheid van de Wlz –indicatie is vijf jaar. De zorg
voor kinderen jonger dan 18 jaar die psychiatrische of psychologische problemen hebben, wordt
voorgeschreven door zorgverleners en de Bureau’s Jeugdzorg.
42
Bij het nemen van een indicatiebesluit wordt er onderzoek verricht naar (Centrum Indicatiestelling
Zorg, 2012):
- “De algemene gezondheidstoestand van de zorgvrager;
- De beperkingen die de zorgvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van
somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een
verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke handicap;
- De woning en de woonomgeving van de zorgvrager;
- Het psychisch en sociaal functioneren van de zorgvrager;
- De sociale omstandigheden van de zorgvrager;
- De aard en de omvang van de aan de zorgvrager geboden professionele en niet-
professionele hulp en zorg en de mogelijkheden tot continuering en uitbreiding daarvan;
- Welk cliëntenprofiel het beste bij de zorgvrager past.”
Voor dit onderzoek wordt het trechtermodel, een uniform afwegingsmodel, gebruikt. De zorgsituatie
van de hulpbehoevende wordt bepaald en gescoord op een vierpuntenschaal. Er worden punten
gegeven op beperkingen, stoornissen en disfunctioneren in participatie.
Stoornissen (Centrum Indicatiestelling Zorg, 2012):
- Score 0: geen probleem of geen hulp van een ander nodig;
- Score 1: er is wel een probleem aanwezig. De zorgbehoevende heeft af en toe hulp,
toezicht of sturing nodig. Er treedt nu en dan een zorgvraag op (één- tot zesmaal per
week);
- Score 2: er is wel een probleem aanwezig. De zorgbehoevende heeft vaak hulp, toezicht
of sturing nodig. Dit leidt vaak tot een zorgvraag (één – tot tweemaal per dag);
- Score 3: er is wel een probleem aanwezig. De zorgbehoevende heeft continu hulp, toezicht
of sturing nodig. Er is voortdurend sprake van een zorgvraag (drie tot meerdere keren per
dag).
Beperkingen en disfunctie in participatie (Centrum Indicatiestelling Zorg, 2012):
- Score 0: de zorgbehoevende kan deze activiteit zelf of er is geen hulp van een ander nodig.
Deze score wordt toegekend als de hulpvrager geen beperkingen ondervindt ten opzichte
van de activiteit;
43
- Score 1: de zorgbehoevende kan deze activiteit zelf maar een ander moet toezien of
stimuleren. Deze score wordt toegekend als de hulpvrager een andere persoon nodig
heeft die hem ondersteunt, begeleidt, stimuleert en instrueert om de activiteit zelf uit te
voeren. De ander ziet erop toe dat de activiteit werkelijk wordt uitgevoerd;
- Score 2: de zorgbehoevende kan deze activiteit slechts met veel moeite of een ander moet
helpen. Deze score wordt toegekend als de hulpvrager de activiteit gedeeltelijk of slechts
met veel moeite zelf kan uitvoeren. Een andere persoon moet de activiteit deels
overnemen, waarbij de resterende zelfredzaamheid van de hulpvrager gerespecteerd
en/of zoveel mogelijk bevorderd wordt;
- Score 3: de zorgbehoevende kan deze activiteit niet zelfstandig uitvoeren. Een ander moet
dit overnemen. Deze score wordt toegekend als zorgbehoevende de activiteit geheel niet
zelf kan uitvoeren. Een andere persoon moet de activiteit overnemen.
Figuur 7 - Het trechtermodel: het afwegingskader van het CIZ
44
Voor sommige soorten Wlz-zorg is geen indicatie vereist, e.g. vaccinaties, abortus of zorg voor blinden
en doven. Wlz-zorg kan op twee wijzen georganiseerd worden:
- Enerzijds zorg in natura. Hierbij wordt de manier waarop de zorgbehoevende de zorg
krijgt, wordt bepaald door de zorgaanbieder;
- Anderzijds persoonsgebonden budget. De zorgbehoevende arrangeert zelf de zorg (enkel
van toepassing voor persoonlijke verzorging, thuisverpleging, begeleiding of kortdurend
verblijf in een zorginstelling). Persoonsgebonden budget kan aangewend worden voor
ofwel informele zorgverleners (mantelzorgers), ofwel voor formele zorgverleners (e.g.
gespecialiseerde bureau’s). Mantelzorgers die aan iemand langdurige zorg verlenen,
hebben jaarlijks recht op een ‘mantelzorgcompliment’ van 200 euro.
Bij het onderzoek dat plaats vindt in het kader van het indicatiebesluit en de registratie, wordt een
door het CIZ overeengekomen set formulieren toegepast. Deze formulieren zijn gebaseerd op:
- “Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, versie vier” (DSM-IV-TR);
- “International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems, versie
tien” (ICD-10). Hiermee worden ziektebeelden en aandoening bepaald;
- “International Classifciation of Functioning, Disability and Health” (ICF). Met behulp van
dit instrument worden stoornissen, beperkingen en disfuncties in participatie vastgesteld.
De hulpbehoevende opent pas de toegang tot de zorg in het geval dat er één of meerdere grondslagen
zijn vastgesteld. Bij het vaststellen van die grondslag, worden de verstrekte diagnostiek en informatie
over de stoornis(sen) en beperking(en) onderzocht. Alvorens een besluit hierover wordt genomen,
evalueert het CIZ de adequaatheid van de verleende informatie. Ze beschouwen de deskundigheid en
beoordeling van de professionals ten gronde als integer. Het betekent niet dat alle grondslagen
aanspraak kunnen maken op alle zorgvormen (zie tabel acht).
Tabel 8 - Grondslagen en de toegang tot de zorgvormen (Centrum Indicatiestelling Zorg, 2012)
45
Voor een indicatiebeslissing geldt een maximumduur van 15 jaar, waarmee tevens rekening wordt
gehouden met de volgende factoren:
- De (evolutie in de) beperkingen van de zorgbehoevende cliënt;
- De veranderingen in gezinssamenstelling en woongelegenheid;
- De levensverwachting van de cliënt. Ingeval deze - conform de beoordeling van de
geneesheer – minder is dan drie maand, dan blijft het attest geldig tot aan het overlijden
van de cliënt.
Over elk dossier wordt binnen de zes weken, na ontvangstdatum van de aanvraag, beraadslaagd en
wordt er een beslissing genomen. In kritische zorgsituaties neemt het CIZ binnen een tweetal weken
een besluit. De geldigheid van het attest van op de dag dat het indicatiebesluit door het CIZ werd
genomen.
COMPROMIS À LA BELGE: BEROEPSPROCEDURES
Het doel van de Vlaamse Gemeenschap was om de groeiende vergrijzing op te vangen door middel
van een Zorgverzekering. Dit zorgde echter voor heel wat politieke wrevel aangezien het Waalse
landsgedeelte dergelijke regeling niet had. Wallonië vond dit discriminerend en vreesde tegelijk voor
een stap in de richting van de splitsing van België. Ook door Europa werd de Vlaamse Zorgverzekering
op de korrel genomen. Europa beschouwt de Zorgverzekering namelijk als een aspect van het Sociale
Zekerheidsstelsel. Deze aspecten mogen niet gelimiteerd worden tot inwoners van een bepaald
landsgedeelte. De inrichting moet dus met andere woorden arbeidsgebonden zijn en niet afhankelijk
van de verblijfplaats.
Eind 1998 werd er – nog voor de inwerkingtreding van het decreet – reeds tweemaal beroep tot
nietigverklaring bij het Arbitragehof opgestart. Eerst door de ‘Hulpkas voor Ziekte- en
Invaliditeitsverzekering’ en later door de Franse Gemeenschap. Alle argumenten – op één na – werden
door het arrest van 13 maart 2001 verworpen. Artikel 23 van het decreet werd daarom nietig verklaard
waardoor de Zorgverzekering, mits enkele maanden vertraging, dan toch werd geïntroduceerd. Niet
veel later – januari 2002 – werd er opnieuw een beroep in het kader van de Zorgverzekering ingesteld,
deze keer door de Franse Gemeenschapscommissie. Deze stelde dat het zorgverzekeringssysteem
onder federale bevoegdheid valt, aangezien er volgens hen sprake is van een
verzekeringsmechanisme. Ook dit beroep werd verworpen. De commissie diende daarop alweer twee
verzoekschriften in tot schorsing en tot een nietigverklaring van twee besluiten, ditmaal bij de Raad
van State. Beide verzoeken tot schorsing werden afgewezen.
46
In datzelfde jaar meenden twee Nederlandstalige Europarlementsleden dat de Zorgverzekering valt
onder de Europese regelgeving over vrij verkeer van werknemers en goederen. Net deze regelgeving
is van essentieel belang om de Europese, economische gedachte te vervullen. De Europese Commissie
sloot zich hierbij aan en startte, na het geven van een waarschuwing, een inbreukprocedure tegen
België op. Nadat een tweede procedure werd gestart, paste België zijn decreet met terugwerkende
kracht aan zodat men voldeed aan de Europese wetgeving. Parallel met de Nederlandse
Zorgverzekering werd er één artikel toegevoegd aan het Vlaamse decreet.
Na deze aanpassing stapten zowel de Franse Gemeenschap als het Waals Gewest, eind 2004, wederom
naar de rechtbank voor de vernietiging van het decreet. Hierdoor werd in de periode 2005 tot 2008 de
regelgeving omtrent de Zorgverzekering meermaals gewijzigd. De finale uitspraak werd door het
Grondwettelijk Hof in januari 2009 gedaan: de Zorgverzekering werd als wettelijk bestempeld, toch
moest de regelgeving opnieuw aangepast worden zodat Vlaanderen voldeed aan de Europese
bepalingen. Dit nieuwe decreet ging in op 30 april 2009. Indien de andere gemeenschappen zich van
een vergelijkbaar recht willen verzekeren, dan moeten zij zelf instaan voor het opzetten van zulke
constructie.
KRITISCHE KIJK
“Solidariteit is in deze tijd van sterke individualisering niet vanzelfsprekend. De overheid moet het
moeilijke evenwicht zoeken tussen de solidariteit die ze vraagt van een bepaalde groep mensen en wat
ze diezelfde groep mensen daarvoor in de plaats kan bieden” (Vogels, 2011). Initieel was het de
bedoeling dat de Vlaamse Zorgverzekering een systeem werd dat zou bijdragen in de kosten voor niet-
medische zorg aan 65-plussers. Achteraf werd het duidelijk dat het niet vanzelfsprekend was aan
jongeren vanaf 25 jaar een bijdrage te vragen voor een systeem dat hen pas iets opleverde vanaf 65
jaar. Daarom werd de Vlaamse Zorgverzekering ingericht als een verzekering waarop iedereen een
beroep kan doen.
Het feit dat inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest facultatief kunnen aansluiten, levert
enkele specifieke onenigheden op. Het gevaar bestaat immers schuilt, is dat Brusselse inwoners zich
alleen aansluiten wanneer ze in aanmerking komen voor de Vlaamse Zorgverzekering. Om die reden
voerde de decreetgever twee ontradingsmechanismen in. Enerzijds is er een wachttijd die analoog is
met de schorsingsperiode in Vlaanderen. “Voor elk jaar dat een inwoner uit Brussel de mogelijkheid
had om zich aan te sluiten – er wonen en ouder zijn dan vijfentwintig – maar daar niet op inging, loopt
hij een wachttijd op van vier maanden” (Rottiers, 2005).
47
Anderzijds “moeten personen uit Brussel die zich laattijdig aansluiten minstens tien jaar
ononderbroken zijn aangesloten vooraleer ze een aanvraag tot tenlasteneming kunnen indienen. Pas
na die periode kunnen ze een aanvraag indienen, en pas dan kan hun eventuele wachttijd beginnen te
lopen” (Rottiers, 2005). Bovendien levert de tweetaligheid een bijkomend probleem op.
De decreetgever loste dit op door in te voeren dat gebruikers enkel gebruik mogen maken van
Nederlandstalige of erkende bicommunautaire instellingen. Het is namelijk niet de bedoeling dat
Franstalige instellingen gesteund worden door de Vlaamse gemeenschap. Er is nog een verschilpunt
tussen de Vlaamse en Brusselse inwoners. Deze laatste kunnen pas een tegemoetkoming voor
mantelzorg krijgen indien zij zich binnen dezelfde maand beroepen op professionele voorzieningen.
Hierbij gaat het om “een dienst voor gezinszorg, een lokaal of regionaal dienstencentrum, een centrum
voor kortverblijf, een dagvoorzieningscentrum, een dienst voor oppashulp, een serviceflat of de in het
kader van de Zorgverzekering erkende schoonmaakhulp door een dienst voor gezinszorg of het
OCMW. Al deze diensten moeten erkend zijn door de Vlaamse regering” (Rottiers, 2005).
Bij de financiële houdbaarheid en de sociale doelmatigheid van de Zorgverzekering worden grote
vraagtekens geplaatst. Doordat de Zorgverzekering het Beveridgeaans verzekeringssysteem toepast
betalen alle burgers dezelfde forfaitaire bijdrage, en krijgen alle rechthebbenden dezelfde forfaitaire
uitkeringen. Er werd nochtans bij aanvang geopperd om een inkomensafhankelijke financiering in te
voeren maar dit bleek politiek niet verenigbaar. Aangezien iedereen dezelfde bijdrage betaalt, mag
deze de draagkracht van alle inkomenscategorieën niet overschrijden. Hierdoor blijven de inkomsten
laag waardoor de Zorgverzekering nooit een volledige bescherming kan verschaffen. Bovendien wordt
er geen verschil gemaakt tussen de verschillende zorgbehoevenden, ondanks hun verschillende
uitgaven. Daardoor is het systeem van forfaitaire uitkeringen sociaal ondoelmatig.
Volgens de studiedienst van de PVDA en Geneeskunde voor het Volk is dit, afgezien van het nieuwe
regeringsakkoord, nog steeds het geval. Zij bestempelen de Vlaamse Zorgverzekering als ‘asociaal,
kafkaiaans en ontoegankelijk’. Doordat de criteria steeds strikter gehanteerd worden, verloren heel
wat zwaar zorgbehoevenden – zelfs bij een de slechtere gezondheidstoestand - hun tenlastenemingen
door de Vlaamse Zorgverzekering. “Bovenal toont de Vlaamse Zorgverzekering dat communautaire
splitsing leidt tot kafkaiaanse toestanden. Vlamingen die niet betalen, krijgen een boete en een sanctie.
Walen hebben geen recht op een Zorgverzekering. Brusselaars mogen kiezen. Maar een Brusselaar die
bijvoorbeeld in 2006 is ingestapt, zal eerst ononderbroken tien jaar zijn bijdrage moeten betaald
hebben vooraleer hij ervan kan genieten. Een Vlaming die in Wallonië woont en in Vlaanderen werkt,
kan geen aanspraak maken op de Zorgverzekering. Je moet er wonen én werken, tenzij je burger bent
van een ander Europees land.
48
Een Nederlander die in Nederland woont en in Vlaanderen werkt, moet verplicht aansluiten. Europa
verbiedt namelijk discriminatie van burgers van Europese lidstaten in andere staten, niet in andere
gewesten” (Claessens, 2014).
Het is een uitdaging voor de Vlaamse overheid om voldoende financiering te blijven verzekeren voor
de tenlastenemingen. Uit een studie die werd uitgevoerd op vraag van de Vlaamse regering blijkt dat
het reservefonds van de Vlaamse Zorgverzekering – 899 miljoen euro – tegen 2029 zal uitgeput zijn in
plaats van in 2033 zoals eerst werd aangenomen.
Omdat de Vlaamse overheid de kwaliteit van het zorgaanbod wil garanderen moet de voorziening,
waar de zorgbehoevende verblijft, erkend zijn. De bewijslast van gemaakte kosten in de thuiszorg werd
echter afgeschaft waardoor de gewaarborgde kwaliteit uitgehold wordt. Een tenlasteneming voor de
thuiszorg wordt de facto enkel bepaald door de mate van zorgbehoevendheid. Gemiddeld spendeert
een Vlaamse bejaarde 1361 euro per maand aan zijn rusthuisverblijf (AG Insurance , 2014). Deze
kostprijs ligt in 60% van de gevallen hoger dan de maandelijkse inkomsten van een bewoner. Het hiaat
– dat bij één op de vijf bewoners oploopt tot meer dan 500 euro – moet worden opgevuld met behulp
van spaarcenten of financiële interventies van aanverwanten. Ook een studie van Onderzoeks – en
Informatiecentrum van de Verbruikers Organisatie (OIVO) komt tot hetzelfde besluit. Tevens
berekende deze studie hoeveel spaarinspanning een Belg moet leveren om een rusthuisverblijf van
tien jaar te bekostigen.
Een Vlaming moet – aan een rentevoet van 1,5% à 2,5% - gedurende 32 jaar 100 euro per maand opzij
leggen. Voor een inwoner van Brussel is dit circa 23 jaar; voor een Waal is dit slechts 15 jaar. België
heeft, in vergelijking met de rest van Europa, het laagste pensioen. Het gemiddeld vervangingsinkomen
van een gepensioneerde werknemer uit de privésector bedraagt €1080. Aangezien het gros van de
bevolking geen volledige loopbaan heeft doorlopen, komt het individuele pensioen op €823. Ondanks
de premiestijging (130 euro), die in het voorjaar van 2009 werd doorgevoerd, is de bijdrage
ontoereikend. Bovendien stijgen de verwachtingen van de verwende bevolking steeds meer. Hierom
worden taken regelmatig doorgeschoven naar de overheid met lange wachttijden als gevolg (cf.
woonzorgcentra). Daarbij zijn de tenlastenemingen niet geïndexeerd waardoor ze bijgevolg niet
welvaartvast zijn. Door onder andere de stijging van de dagprijzen van de residentiële setting wordt
de tenlasteneming overtroffen. “Wil de Vlaamse Zorgverzekering een volwaardige verzekering voor
niet-medische kosten worden, dan moeten de uitbetaalde premies hoger en moeten ze minstens
geïndexeerd worden” (Vogels, 2011). Ook politici geven toe dat dit enkel mogelijk is door het invoeren
van inkomensgebonden bijdragen.
49
Maar in de ogen van bepaalde partijen veronderstelt een inkomensgerelateerde bijdrage een nieuwe
belasting. Dit behoort niet tot de legitimiteit van de Vlaamse regering.
In het nieuwe regeerakkoord werd beslist dat de bijdrage aan de Vlaamse Zorgverzekering van 25 naar
50 euro zou stijgen. Voor personen met een verhoogde tegemoetkoming verhoogt de bijdrage van 10
naar 25 euro. Dit zou in totaal ongeveer 104 miljoen euro moeten opleveren doch dit wordt deels
geneutraliseerd door de lagere dotatie van de Vlaamse Gemeenschap. Door de verhoging wordt het
budget enerzijds in evenwicht gehouden maar anderzijds kan er ook een nieuw beleid worden gevoerd
in onder andere de welzijnssector. Inhoudelijk gezien zijn er redenen genoeg voor dergelijke
aanpassing. Tijdens de afgelopen tien jaar werd de bijdrage aan de Zorgverzekering nooit verhoogd of
geïndexeerd. De tenlasteneming werd evenwel systematisch verhoogd. “Om het verzekeringsprincipe
te versterken en omdat de tussenkomsten van de Zorgverzekering de komende jaren sterk zullen
uitbreiden, is een herschikking van de ontvangsten aangewezen. De premie is belangrijk voor de
toekomst van de sociale bescherming in Vlaanderen”. Door deze herschikking wordt er ruimte
gecreëerd om de Zorgverzekering door middel van een autonome financieringsbron, om te vormen tot
een Vlaamse sociale bescherming. Hiermee verkiest de Vlaamse overheid resoluut het
verzekeringssysteem. Wie een bijdrage betaalt, opent daarmee het recht – wanneer de nood ontstaat
aan langdurige zorg – op ondersteuning.
In onze maatschappij van vandaag zijn mantelzorgers een onmisbare schakel. “Vermaatschappelijking
van de zorg is een belangrijke pijler in de visie op de organisatie van de zorg in Vlaanderen”
(Braeckman, 2015). In de zorgketen krijgen mantelzorgers een duidelijke positie en wordt hun belang
meer erkend. Het begrip ‘vermaatschappelijking’ impliceert dat de zorg in de samenleving steeds meer
zal worden geïncludeerd. Tegelijk wordt iedereen hierbij betrokken. Wij mogen echter niet vergeten
dat onze samenleving alsmaar evolueert: er ontstaan nieuwe gezinssamenstellingen, steeds meer
mensen gaan verder van huis wonen en steeds meer mensen worden alleenstaand. Dit zorgt ervoor
dat mantelzorg niet vanzelfsprekend is. Bovendien is mantelzorg niet noodzakelijk de goedkoopste
oplossing. “Heel wat mantelzorgers gaan minder werken of gaan sneller met pensioen. Dat kost de
maatschappij geld. En het gebeurt ook vaak dat mantelzorgers te ver gaan in hun zorg en zelf
overbelast geraken. Ook dat moet je in rekening brengen” (Braeckman, 2015).
50
DEEL 2: PRAKTIJKSTUDIE
INLEIDING
In voorafgaande literatuurstudie werd er een globaal overzicht geschetst van de Vlaamse
Zorgverzekering. De titelkeuze toont expliciet aan dat deze verzekering omstreden is. Deze is echter
moeilijk te concretiseren zonder het gebruik van relevante praktijkvoorbeelden. De voornaamste
doelstelling van de praktijkstudie is het staven van de kritische beschouwingen aan de hand van
voorbeelden. Mede daarom heb ik tien weken stage gelopen op de dienst Maatschappelijk Werk van
de Christelijke Mutualiteit Midden-Vlaanderen. Tevens heb ik ook de gelegenheid gekregen
verscheidene indicatiestellingen mee te volgen.
“Ruim 51% van alle mensen die zijn aangeslotenen bij een zorgkas, is een lid CM Vlaanderen”
(VanCorenland, Avalosse, Verniest, & Callens, 2011). De Christelijke Mutualiteit is, dankzij haar 4,5
miljoen leden, het grootste ziekenfonds in België. Ze bestaat uit elf Vlaamse, zeven Waalse en één
bilinguaal ziekenfonds. Deze 19 regionale ziekenfondsen worden geleid door de Landsbond der
Christelijke Mutualiteiten (LCM). De CM evolueerde gaandeweg van de maatschappijen van onderlinge
bijstand naar een ondernemend verbond, dat op talrijke domeinen aanwezig is.
Het ziekenfonds stelde in 2001 zelfs haar eigen zorgkas samen in het kader van de invoering van de
Vlaamse Zorgverzekering: CM-Zorgkas Vlaanderen. Doorheen haar evolutie, blijft de CM een open en
kwaliteitsvolle gezondheidszorg voor iedere burger ambiëren. Tevens voert ze een niet-aflatende strijd
in de zoektocht naar een betere levenskwaliteit voor chronisch zieken en zorgbehoevenden. Een
voorbeeld hiervan is de manifestatie die eind september 1997 plaatsvond: hierbij bracht de CM 30.000
mensen op de been en dwong de overheid tot meer voordelen voor langdurig zieken en personen met
een handicap of beperking. De demonstratie had geen ongewenst effect: ze liet een diepe indruk na
bij de toenmalige regering.
Ter gelegenheid van het 100-jarige bestaan van de katholieke Landsbond, werden enkele
fundamentele doelstellingen en keuzes vooropgesteld tijdens een intensief debat tussen alle CM-
bestuursorganen.
51
In een twaalftal speerpunten worden de bevindingen van dit debat samengevat (Landsbond
Christelijke mutualiteit , 2015):
- Solidariteit.
- Geen winstoogmerk.
- Geen besparingen in het nadeel van de cliënt.
- CM als eindverantwoordelijke in het beleid.
- Voorrang aan het paritaire overleg.
- Correct beheer als goede huisvader.
- Leden worden op de eerste plaats gesteld.
- Een ruim aanbod van diensten en voordelen met een achterliggende visie.
- Respect voor vrijwilligers.
- Naast een ziekenfonds fungeert CM als een ‘gezondheidsfonds’.
- Eigen accenten leggen op de medisch – sociale initiatieven.
- Duurzame samenwerking met partnerorganisaties in het buitenland.
CM MIDDEN-VLAANDEREN NADER BEKEKEN
CM (zie bijlage één) treedt hoofdzakelijk op als terugbetaler van medische kosten maar het
ziekenfonds is meer dan een verzekeringsinstelling. Ze reikt haar leden ook een breed pakket van
diensten en voordelen aan. Daarnaast fungeert CM als een dynamische, sociale beweging. Als
medebeheerder van de verplichte ziekteverzekering is het ziekenfonds onder andere actief betrokken
bij het sluiten van tariefovereenkomsten en heeft zij mee inspraak in bepaalde diensten van het RIZIV.
Tegelijk neemt CM haar rol op als uitvoerder van de ziekteverzekering, waardoor zij onder meer de
ziektekosten aan haar leden terugbetaalt, een vergoeding uitkeert bij arbeidsongeschiktheid en instaat
voor de uitvoering van de Zorgverzekering. Bovendien werkt de mutualiteit als partner samen met het
‘interMutualistisch Agentschap (IMA)’. Deze VZW werd door de verschillende mutualiteiten gesticht.
Het Agentschap voert, met behulp van ziekenfondsgegevens, studies uit en doet aanbevelingen aan
de overheid.
De algemene doelstelling, voortvloeiend uit de christelijk-evangelische achtergrond van de CM, is het
verzekeren van de bestaanszekerheid van haar leden. Vanuit die algemene doelstelling heeft het
ziekenfonds enkele beleidskeuzes gemaakt, die bepalend waren voor de opdrachten van de dienst
Maatschappelijk Werk.
52
- Bijzondere aandacht voor chronisch zieke cliënten;
- Het innemen van een duidelijk standpunt inzake thuiszorg en het opnemen van de
hiermee samenhangende verantwoordelijkheid;
- Het verzekeren van kwaliteitsvolle, integrale dienstverlening.
CM MIDDEN-VLAANDEREN, DIENST MAATSCHAPPELIJK WERK8
“Een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds is een voorziening die als opdracht heeft hulp –
en dienstverlening te bieden aan gebruikers en aan hun mantelzorgers, in het bijzonder als zij door
ziekte, handicap, ouderdom of vanuit sociale kwetsbaarheid blijvend of tijdelijk problemen
ondervinden”.
Aan een aantal inhoudelijke domeinen zijn er automatisch verscheidene aanspreekpunten verbonden
binnen het ziekenfonds: een consulent, een maatschappelijk werker of een adviserende geneesheer.
Wanneer er sprake is van een geïsoleerde vraag 9 , kan deze ook behandeld worden door niet-
maatschappelijk werkers. Indien er een ruimere vraagverheldering vereist is, wordt er doorverwezen
naar de dienst Maatschappelijk Werk.
De dienst Maatschappelijk Werk heeft als functie te informeren over de sociale regelgeving, de
organisatie van thuiszorg en over het ondersteuning bieden in langdurige zorgsituaties
(zorgbegeleiding). Op Vlaams niveau vindt de reguliere werking zijn situering binnen het
‘woonzorgdecreet’, op federaal vlak valt dit binnen de ‘wet op de ziekenfondsen artikel 3’. In eerste
instantie richt het aanbod van het domein Zorg10 de aandacht op de leden en hun omgeving in de
ruime zin van het woord (gezin, familie, mantelzorgers, …).
Op deze manier probeert het ziekenfonds een integrale, kwaliteitsvolle en toegankelijke dienst – en
hulpverlening aan te bieden. Deze hulpverlening is aangepast aan de zorgvragen en zorgbehoeften. De
nadrukkelijke aandacht ligt vooral op zorgbehoevenden, zieken, personen met een handicap en
ouderen. De kwetsbaarheid, die is ontstaan uit hun zorgbehoefte, kan al dan niet voorkomen in
combinatie met financiële, problematische situaties of andere problemen.
8 Gebaseerd op (CM Midden-Vlaanderen, 2014)
9 Bij een geïsoleerde vraag is er geen sprake van een complexe (onderliggende) problematiek.
10 Domein Zorg omvat volgende diensten: Maatschappelijk Werk, Regionale Dienstencentra, Zorgend Vrijwilligerswerk, Zorg-projecten, MOB Zorgkas
53
Bij voorkeur wordt ondersteuning geboden in de thuisomgeving. CM wacht niet altijd totdat mensen
zelf toenadering zoeken tot de desbetreffende dienst, maar gaat ook proactief tewerk. Door in te
spelen op maatschappelijke evoluties, toenemende en wijzigende behoeften inzake zorg – en
technische ontwikkelingen, treedt het ziekenfonds op als trendsetter. Het zorgaanbod wordt op maat
van het individu aangeboden, waarbij maximaal gebruik wordt gemaakt van de eigen mogelijkheden.
Het regionaal ziekenfonds CM Midden-Vlaanderen heeft als missie en visie: ‘zorgen voor elkaar is
zorgen voor’:
- “De voor iedereen toegankelijke, betaalbare en breed dekkende gezondheidszorg;
- Het correct en klantgericht uitvoeren van het stelsel van de ziekteverzekering;
- Het opnemen van de voortrekkersrol in het ontwikkelen en uitvoeren van het gezondheids –
en welzijnsbeleid. Dit alles is zorgen voor een goed leven”.
Deze missie en visie werden afgeleid uit de opdrachten die beschreven worden binnen het
woonzorgdecreet: “de dienst Maatschappelijk Werk wil binnen de contouren van het woonzorgdecreet
en binnen de strategie van CM een kwaliteitsvol en resultaatgericht hulp-, zorg- en
dienstverleningsaanbod realiseren voor elke zorgbehoevende en de mantelzorger(s) opdat zij zo lang
mogelijk in de eigen woonzorgomgeving kunnen blijven functioneren.” Ook voor het opstellen van de
strategie voor de dienst Maatschappelijk Werk, volgde CM Midden-Vlaanderen de doelstellingen zoals
deze werden omschreven in artikel 15 van het woonzorgdecreet:
- “1° ondersteuning bieden bij het oriënteren van hulp – en zorgvragen van gebruikers of
mantelzorgers op basis van vraagverheldering en vraagverduidelijking, of die personen naar
de georganiseerde thuiszorg leiden;
- 2° de gebruikers en mantelzorgers worden in staat gesteld door informatie, advies,
ondersteuning en bemiddeling hun rechten maximaal uit te putten en maximaal toegang te
hebben tot zorg;
- 3° administratieve en psychosociale ondersteuning aanbieden, indien de draagkracht of
vaardigheden van de gebruikers of mantelzorgers ontoereikend zijn;
- 4° het zelfzorgvermogen evalueren;
- 5° gebruikers, met een indicatie van verminderd zelfzorgvermogen, proactief benaderen
- 6° in complexe zorgsituaties of indien een wijziging van zorgvorm wenselijk is, de mogelijkheid
tot langdurige begeleiding en ondersteuning aanbieden. Daarbij kan de gebruiker in elke fase
van zijn persoonlijke zorgtraject een beroep doen op een professionele zorgverlener;
- 7° belemmerende factoren beleidsgericht signaleren.”
54
Tijdens de hulpverleningscontacten wordt er steeds uitgegaan van een (ruime) vraagverheldering. Op
deze manier kan een aangepast aanbod geformuleerd worden aan de cliënt. Dit aanbod wordt
samengevat in volgende hulpverleningsmodules:
- Directe hulp en ondersteuning
Deze standaardmodule wordt aan alle cliënten aangeboden, in functie van de realisatie van
zijn rechten.
De maatschappelijk werker maakt de cliënt wegwijs in het bestaande hulpaanbod en geeft
ondersteuning bij de keuze die hij/zij maakt. Dit heeft als doel problemen op psychosociaal en
sociaal-administratief gebied te voorkomen en sociale desintegratie tegen te gaan.
- Indicatiestelling VAPH
Toeleiding van de cliënt tot het Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap.
- Indicatiestelling ZVZ
Het opmaken van een zorgbehoefte-profiel in het kader van en toeleiding tot de Vlaamse
Zorgverzekering.
- Psychosociale begeleiding bij verliesverwerking
Hierbij wordt de cliënt op een intensieve manier ondersteund bij aspecten als zelfbeeld,
emotionele noden, eigen levensgeschiedenis, relaties, gedragsproblematiek, et cetera. Het
voornaamste doel is het verhogen van het probleemoplossend vermogen van de cliënt. De
maatschappelijk werker begeleidt de cliënt bij overgangsmomenten in het leven en biedt hulp
bij het leren omgaan met de nieuwe situatie (e.g. verlies van gezondheid, werk, sociale
contacten, …).
- Trajectbegeleiding
Deze module wordt aangeboden aan specifieke doelgroepen, zoals verkeersslachtoffers en
personen met een handicap, waarbij men met behulp van een hulpverleningsstrategie een
vooropgesteld doel wil bereiken. Trajectbegeleiding kan beschouwd worden als een vorm van
procesbegeleiding. De rol van de maatschappelijk werker omvat het ondersteunen en
opvolgen van het traject dat de cliënt en zijn naaste omgeving volgen. Zij worden actief
bijgestaan in het duidelijk maken van hun behoeften en geholpen bij het samenstellen,
coördineren en opvolgen van de bestaande hulpverlening.
55
- Zorgbegeleiding in complexe thuissituaties
Zorgbegeleiding is het volledige pakket van maatschappelijk werk- en hulpverlening in de
thuiszorg. Vertrekkend uit de situatie van het cliëntensysteem werkt men aan het welzijn van
de cliënt en zijn omgeving in alle aspecten (e.g. werken aan onevenwicht in de balans
draagkracht – draaglast, bewaken van de grenzen van de thuiszorg).
Bovenop deze zes hulpverleningsmodules werd ook geopteerd voor een bijkomende modaliteit: het
proactief aanbod. In kader van die proactieve acties worden de meest kwetsbare groepen
“aangeklampt”. Het ministerieel besluit van 29 november 2011, houdende de bepalingen van
resultaatgerichte indicatoren, formuleert het volgende met betrekking tot de proactieve acties:
“De dienst benadert ten minste vijf verschillende doelgroepen door een aantoonbare proactieve actie.
Bij ten minste 20% van het totale aantal proactief benaderde personen leidt de proactieve actie tot een
vervolgactie door de maatschappelijk werker in het dossier van de benaderde persoon.”
‘PROJECT ZP3’
Het ‘project ZP3’ werd opgestart bij de aanvang van het pilootproject BelRAI. Dit project gaat op zoek,
met behulp van BelRAI-screenings, naar een nieuwe, alternatieve en ondersteunende zorgvorm voor
zorgbehoevenden ouder dan 65 jaar. De achterliggende doelstelling hiervan is hen zo lang mogelijk
thuis te laten wonen. Dit initiatief probeert zoveel mogelijk bij de behoeften van de oudere en hun
mantelzorgers aan te sluiten. Dit kan onder andere door een uitbreiding van de reeds bestaande hulp,
het aanbieden van zorg op maat en het maken van goede afspraken tussen de verschillende partijen
(oudere, hulpverleners en mantelzorgers). Hiervoor is er een nauwe samenwerking nodig tussen de
deelnemende woonzorgcentra en de thuiszorgdiensten. Door het organiseren van overlegmomenten
probeert men samen met alle betrokken partijen naar de beste oplossing te zoeken en deze ook te
realiseren. Daarom wordt de ondersteuning thuis geoptimaliseerd en kan een verhuis naar een andere
woonvorm zolang mogelijk uitgesteld worden. Tijdens zo’n overleg wordt de nodige zorg
georganiseerd of eventueel uitgebreid. Deze extra hulp kan onder andere bestaan uit: nachtzorg aan
huis, begeleiding door een ergotherapeut, kinesist of logopedist en psychosociale begeleiding.
Daarnaast blijft de (reeds bestaande) reguliere thuiszorg bestaan.
56
DE VLAAMSE ZORGVERZEKERING IN HET WERKVELD
ZORGVERZEKERING BINNEN DE CHRISTELIJKE MUTUALITEIT11
De CM-Zorgkas Vlaanderen telde, eind 2014, 2.288.636 leden. Het ledenaantal kende hiermee een
daling van 4046 personen ten opzicht van het voorafgaande jaar. Als mutualistische zorgkas, kan de
CM enkel leden aansluiten die reeds CM-lid zijn voor de verplichte ziekteverzekering. Het aantal
erkende zwaar zorgbehoevenden door de CM-Zorgkas blijft stijgen. “In totaal telt de CM-Zorgkas
131.659 lopende dossiers, waarvan 88.146 van mensen die thuis worden verzorgd en 43.513 van
personen in een residentiële instelling” (CM-Zorgkas, 2014).
In 2013 werden er enkele belangrijke wijzigingen aan de regelgeving doorgevoerd. Door de wijziging
van het besluit van de Vlaamse regering is de automatische toekenning van de Vlaamse
Zorgverzekering mogelijk op basis van een attest uit Vesta. Dit is een systeem dat elektronische
uitwisseling van gegevens mogelijk maakt tussen enerzijds diensten voor gezinszorg en aanvullende
thuiszorg of logistieke hulp en anderzijds het VAPH. Eén jaar later werd de Vlaamse Sociale
Bescherming opgenomen in het Vlaams Regeerakkoord van 2014. Hierdoor werd het fundament
gelegd voor de consolidatie van de Zorgverzekering. In 2014 werd ook het principe van oneindige
erkenning bij 80-plussers voor mantel-en thuiszorg bekrachtigd.
11 Ethias Zorgkas werd stopgezet op 1 januari 2006
56%
2%
20%
7%
10%2%
1%2%
VERDELING AANTAL LEDEN 2002
CM-Zorgkas Neutrale ZF
Soc. Mutualiteit Lib. Mutualiteit
Onafhankelijk ZF Vlaamse Zorgkas
Ethias Zorgkas DKV
51%
3%
20%
6%
10%
8% 2%
VERDELING AANTAL LEDEN 2011
CM-ZorgkasNeutrale ZFSoc. MutualiteitLib. MutualiteitOnafhankelijk ZFVlaamse Zorgkas
Figuur 8 - Evolutie aantal leden van de verschillende zorgkassen (CM-Zorgkas, 2014)
57
Het idee hierachter is dat wanneer een zorgbehoevende persoon 80 jaar of ouder is op het moment
van indicatiestelling en een indicatiestelling krijgt voor minstens 36 maanden, deze onmiddellijk wordt
omgezet naar een oneindige erkenning.
De CM-Zorgkas Vlaanderen wordt bestuurd door een algemene vergadering, een raad van bestuur en
een bureau. Het bureau komt maandelijks samen. Bij de uitvoering van de Zorgverzekering, die
hoofdzakelijk decretaal wordt toegepast door lokale zorgkassen, waren in 2014 een 50-tal werknemers
betrokken. Door het betalen van een jaarlijkse bijdrage is men aangesloten bij de zorgkas. In 2014 zijn
er 2.288.636 personen aangesloten bij de CM-Zorgkas Vlaanderen, waarvan ongeveer 13% van de
leden boven 25 jaar een verminderde bijdrage moest betalen.
Van het totale aantal leden zijn er 2.277.649 (99,52%) bijdrageplichtig, 10.987 zijn niet-bijdrageplichtig
omwille van collectieve schulden regeling of het jonger zijn dan 26 jaar (0,48%). Deze laatst genoemde
ledengroep kende een opvallende stijging van 5,89% in vergelijking met het vorige jaar. Door het
wegvallen van één van de twee zorgkassen van de privéverzekeringsmaatschappijen en door de
uitbreiding van de Zorgverzekering in het kader van de Europese regelgeving, steeg het ledenaantal
tot 2012. Hierna werd opnieuw een daling ingezet. Deze trend zet zich ook voort in 2014. Het
ziekenfonds-zorgkas Sint-Michielsbond ziet zijn ledenaantal het meest dalen. Dit is te wijten aan het
vrijwillige karakter van aansluiten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Via bijdrage – en
herinneringsmailings slaagt de CM-Zorgkas erin om 97,72% van haar leden hun bijdrage te laten
betalen. Dit is een relatief hoog aantal en is ten opzichte van 2013 gestegen. Ongeveer 52.000 van de
bijdrageplichtigen betaalden hun bijdrage niet voor 2014.
OPMERKINGEN WERKVELD
Door het afnemen van enkele interviews wordt er gepoogd een antwoord te kunnen formuleren op
de deelvraag ‘cui bono?’. Hierbij werd er gekozen voor hulpverleners uit de verschillende
werkdomeinen:
- Geertrui Van Bogaert, CM Midden-Vlaanderen – Dienst Maatschappelijk Werk;
- Karel Deroo, Securex – Maatschappelijk assistent en inspecteur bij het Agentschap Zorg en
Gezondheid;
- Sonja Osselaer, CM Midden-Vlaanderen – Dienst Indicatiestellingen;
- Steven Van Nieuwenhoven, WZC Denderrust Herdersem – Sociale Dienst
58
Hieronder volgt er een samenbundeling van alle relevante citaten, opmerkingen en bevindingen die
aansluiten bij de geuite kritiek in de literatuurstudie.
“Bij het toekennen van de Vlaamse Zorgverzekering wordt er beroep gedaan op verschillende
schalen, die elk andere punten belichten of benadrukken. Toch willen ze hetzelfde evalueren,
namelijk zorgbehoevendheid. Doorheen de tijd zijn de indicatiestellers, wat betreft de BEL-
profielschaal, de zaken steeds strenger moeten gaan beoordelen. Mensen hebben er het
bijvoorbeeld moeilijk mee dat ze drie jaar geleden wel in aanmerking kwamen en nu geen
tegemoetkoming meer uitbetaald krijgen. Ook een voorbeeld van interpretatie en subjectiviteit is
het verschil in geslacht dat zich vertaalt in de BEL-profielschaal. Bijvoorbeeld: een (oudere) man
heeft nooit iets in het huishouden gedaan omdat hij het werk buiten op zich nam en krijgt op het
item huishoudelijke ADL het maximum aan punten toegekend. Terwijl vrouwen dit altijd opgenomen
hebben en vaak nog proberen minimaal huishoudelijke taken op te nemen en worden dus negatief
gescoord.”
“De Vlaamse Zorgverzekering is momenteel de enige tegemoetkoming die niet-inkomensgebonden
is. Op deze manier wordt iedereen als gelijkwaardig beschouwd. Er wordt geen onderscheid
gemaakt onder (zieke) mensen. Deze vorm van erkenning vanuit de maatschappij is, zeker in het
aanvaardingsproces, psychisch belangrijk voor mensen.”
“Tijdens het nalezen van deze bachelorproef ervoer ik het systeem dat in Duitsland wordt toegepast
als positief. Er wordt een onderscheid gemaakt in zorgbehoevendheid waardoor mensen erkenning
krijgen voor hun ziekte of aandoening. Dit is zeer belangrijk! Indien de zorgverzekering zich zou
baseren op categorie drie, vier en vijf van FOD, zou er op basis hiervan automatisch een onderscheid
gemaakt worden tussen zwaar zorgbehoevenden en zeer zwaar zorgbehoevenden. Terwijl er in het
huidige systeem enkel een onderscheid met zeer zwaar zorgbehoevend wordt gemaakt… .”
“Concreet vind ik dat de zorgverzekering op zich wel mag blijven bestaan, maar er dienen andere
beoordelingssystemen gehanteerd te worden. De BEL-profielschaal is te subjectief en té gevoelig
voor interpretatie!”
59
“De Vlaamse Zorgverzekering kent enkele tegenstrijdigheden. Eén daarvan gaat over de aansluiting
van (interim) grensarbeiders. Sinds het Europees arrest uit 2009 moeten zij verplicht aansluiten.
Wanneer een Vlaming in het buitenland werkzaam is, heeft hij niet de mogelijkheid aan te sluiten
bij de zorgverzekering. Het is een absurde situatie binnen Europa: elk EU-land regelt zelf zijn interne
keuken. Inkomende Waalse grensarbeiders hebben in theorie de mogelijkheid aan te sluiten bij de
zorgverzekering. In de praktijk blijkt echter dat deze regelgeving enkel geïmplementeerd werd opdat
België formeel in orde zou zijn met de Europese regelgeving. Daarenboven is de zorgverzekering het
resultaat van politieke compromissen. Er werd gekozen voor een stijging van de jaarlijkse bijdrage
in plaats van een indexering, met alle gevolgen van dien: een serieuze toename van wanbetalers.
Een indexering zou voor de mensen financieel dragelijker geweest zijn (e.g. 1 euro per jaar).”
“In 15 jaar tijd is de Vlaamse Zorgverzekering verstrengd. Desondanks proberen mensen het
systeem uit te buiten aangezien het gaat om een momentopname. Indicatiestellers pogen naar eer
en geweten te oordelen en kijken, via hun ervaring, door de façade heen. BelRAI biedt in mijn ogen
niet de kant-en-klare oplossing. Het gaat nog steeds om een subjectieve beoordeling. De KATZ-
schaal evalueert de zorgbehoevendheid enger dan de BEL-foto. Hierbij wordt er enkel geëvalueerd
op basis van lichamelijke ADL. Bij een dementie-profiel is het noodzakelijk dat de bevindingen
achteraf worden besproken met de mantelzorger. Dit brengt mij tot enkele opmerkingen inzake het
gesprek. Bij het scoren van de BEL-foto gaat het om een gestuurd interview waarbij richtlijnen
gevolgd worden door de indicatiestellers. Zij proberen de zorgbehoevendheid af te toetsen binnen
een beperkte tijdspanne. Dit brengt ons opnieuw bij het feit dat het gaat om een momentopname:
niet alles wordt opgemerkt. Een thuisverpleegkundige zal in sommige gevallen lager scoren op de
KATZ-schaal omdat de mantelzorger veel taken opneemt. Wanneer de zorgbehoevende in het
verleden een verpleegforfait B toegekend heeft gekregen, neigen de indicatiestellers bij een
herziening vaak (teveel) naar het toekennen van 35 punten.”
“De Vlaamse Zorgverzekering zou moeten aangepast worden zodat de toekenning
inkomensgerelateerd is. Voor “vermogende” mensen is 130 euro per maand niet strikt noodzakelijk
terwijl deze som voor sommige mensen, die slechts matig zorgbehoevend zijn, een wereld van
verschil maakt. De toekenning van de provinciale premie verliep naar mijn mening op een eerlijkere
manier. De zorgbehoevende had tussen de 30 à 34 punten nodig voor het toekennen van de premie
en deze was bovendien inkomensgerelateerd. Deze premie werd echter afgeschaft door de interne
staatshervorming. Bovendien gelden er, tussen de gemeentes onderling, andere regelgevingen. De
gemeente Roeselare kent bijvoorbeeld 15 euro per maand toe bovenop de zorgverzekering.”
60
“De BEL-profielschaal is, vanuit mijn visie als indicatiesteller, een nuttig beoordelingsinstrument dat
iemands zorgbehoevendheid meet. Toch valt het mij op dat, door het verstrengen van de
zorgverzekering, de fysieke ADL doorslaggevend is geworden. Mensen proberen vaak hun best te
doen ondanks hun beperkingen en worden hierop afgescoord. Het is ook opvallend dat bejaarden
van vreemde origine apathischer zijn in vergelijking met autochtonen.”
“Het toekennen van de zorgverzekering, op basis van verschillende attesten, zorgt voor een
verlichting van ons werk. Gezinszorg heeft nu ook de mogelijkheid attesten af te leveren maar vaak
zitten zij niet op dezelfde lijn met ons als indicatiestellers. Mijn ervaring hiermee is dat gezinszorg
positieve Bel-scores zolang mogelijk probeert uit te stellen. Op basis van een toekenning Vlaamse
Zorgverzekering zijn zij namelijk verplicht korting te geven op het aangerekende bedrag per uur van
de verzorgende. Ook bij het toekennen van de tegemoetkoming door het OCMW heb ik mijn twijfels.
Eens een zorgbehoevende door hen positief gescoord werd, blijven zij het attest steeds verlengen
ondanks een eventuele verbetering. Bovendien is hun interpretatie van de beoordelingscriteria
verschillend met die van onze indicatiestellers.”
“Een tweetal jaar terug ben ik, samen met twee andere collega’s van CM Midden-Vlaanderen, in
een proefproject rond de Bel-RAI screening gestapt. De opdracht was 20 verschillende situaties
scoren op basis van drie verschillende beoordelingsinstrumenten: de KATZ-schaal, de BEL-foto
profielschaal en het Bel-RAI instrument. Zorgbehoevende kinderen werden uit het onderzoek
geweerd. Het mocht enkel gaan over thuissettings. Ook ziekenhuizen en rusthuizen behoorden tot
één van de uitsluitingcriteria. Tot op heden heb ik hiervan nog geen resultaten ontvangen. Maar wat
mij toen opviel, was dat het ‘criterium gezin’, dat een onderdeel is van de BEL-foto, uit het Bel-RAI
instrument werd geschrapt. Voor sommige zorgbehoevenden kan dit criterium doorslaggevend zijn.
Onlangs had ik bijvoorbeeld een jonge kankerpatiënte die, dankzij haar kinderen, de zorgverzekering
toegekend krijgt. Bovendien liggen de punten ook veel lager bij het Bel-RAI instrument. Dit maakt
onderlinge vergelijking moeilijk. Ook het accent op de zorgbehoevendheid wordt bij de twee
beoordelingsinstrumenten anders gelegd. Een zorgbehoevende die bijvoorbeeld gebruik maakt van
een stok of een rollator, zal volgens de BEL-foto een score drie toegekend krijgen. Wanneer dezelfde
persoon op basis van het Bel-RAI instrument beoordeeld wordt, scoort hij nul punten (zelfstandig)
op verplaatsing.”
“De controles van Mediwe verlopen, naar mijn mening, goed. Zij controleren niet alleen
ziekenfondsen maar ook de (afgeleverde) attesten. Door het verstrengen van de zorgverzekering zijn
er ook steeds meer afscoringen door Mediwe, ook binnen de CM.”
61
“Wij hebben niet de bevoegdheid een beoordeling te maken op medisch gebied. Wij zijn hiervoor
onvoldoende geschoold. Mensen kunnen heel veel zorg nodig hebben maar daar kan geen waarde
aan gehecht worden. Dit zijn steeds moeilijke boodschappen om over te brengen. Bijgevolg uit zich
dit in conflicten of persoonlijke aanvallen. Daarenboven wordt dit ook gestimuleerd door de vele
misverstanden die er circuleren rond de Vlaamse Zorgverzekering. Mensen zien deze verzekering
eerder als een tussenkomst in hun medische kosten in plaats van in de bekostiging van extra
thuiszorg. Sinds vorig jaar vermelden we expliciet dat de zorgverzekering bestemd is voor zwaar
zorgbehoevenden. Dit zorgt voor een vermindering van het aantal conflicten na een negatieve
score.”
“Als sociaal verpleegkundige kom ik, binnen het woonzorgcentrum, niet vaak in contact met de BEL-
profielschaal. Ik kom echter veel vaker in contact met de KATZ-schaal. Dit meetinstrument geeft wel
een beeld maar het zou veel uitgebreider moeten. Zo was er een situatie in mijn eigen naaste
omgeving waarbij een zorgbehoevende bejaarde een A-profiel toegekend kreeg, ook al deed ze zelf
niet meer zoveel. Bovendien was er sprake van een lichte dementieproblematiek. Daarbij gaat het
steeds over een momentopname. Wanneer je de KATZ-schaal verschillende malen per dag bij
eenzelfde patiënt zou invullen, zal je telkens een ander eindresultaat bekomen. Ook frequente
omgevingsveranderingen (thuisomgeving, ziekenhuis, kortverblijf) kunnen de scores beïnvloeden.
62
CASUSSEN1213
Er moet eerst een aanvraag ingediend worden om in aanmerking te kunnen komen voor een
zorgvergoeding. Hierbij moet men gebruik maken van een door de overheid ter beschikking gesteld
aanvraagformulier. Tevens moet de aanvrager voldoen aan een aantal, formele voorwaarden en
aangesloten zijn bij de zorgkas waar de aanvraag ingediend wordt. De zorgkas zal een besluit nemen
over de zorgbehoevendheid van de aanvrager op basis van de informatie in het aanvraagdossier. In
totaal werden er in 2014, 71.668 aanvragen tot erkenning als zwaar zorgafhankelijke ingediend bij de
CM-Zorgkas. Hiervan waren 31.823 nieuwe aanvragen en 39.845 aanvragen tot herziening, verlenging
of wijziging van de woonvorm. Ten opzichte van 2013 daalt het aantal nieuwe aanvragen terwijl het
aantal herzieningen opnieuw is toegenomen.
Na het indienen van de aanvraag heeft de zorgkas 60 dagen beslissingstijd. Indien ze geen beslissing
kan nemen binnen deze periode, dan heeft ze de verplichting een brief te sturen om mee te delen dat
er 90 dagen na ontvangst, een negatieve beslissing zal vallen. De aanvrager heeft bij een negatieve
beslissing 60 dagen de tijd om een bezwaarschrift in te dienen bij het Vlaams Zorgfonds. In de loop van
2014 werden 62.415 van de 71.668 aanvragen positief beslist (87,09%). Er werden ongeveer een 800-
tal bezwaarschriften ingediend door betrokkenen die ontevreden waren met de beslissing van de
Zorgkas. Ondanks het feit dat het aantal bezwaarschriften toeneemt, kent het aantal positief besliste
bezwaren een daling. Dit is onder andere te wijten aan de aanpassing van de werking van de
bezwaarcommissie. Deze wint sinds een aantal jaren meer informatie in bij de indicatiestellers. Het
percentage van de positieve beslissingen die worden genomen, op basis van een indicatiestelling door
een gemachtigde indicatiesteller van de Diensten Maatschappelijk Werk, bedraagt 41%. Op basis van
een verblijfattest in een RVT of woonzorgcentrum is dit 22%.
Voor de periode tussen 1 januari 2014 en 31 december 2014 werd er voor een totaal bedrag van
185.094.067 euro uitbetaald door de CM-Zorgkas. Dit is een stijging van 2,89% als gevolg van de
demografische evolutie. Ongeveer 64,68% van dit totaalbedrag wordt gespendeerd aan de mantel- en
thuiszorg, terwijl 35,32% wordt uitgekeerd aan de residentiële zorg.
12 Alle namen die gebruikt worden, zijn fictief.
13 Zie bijlage twee
63
CASUS ÉÉN – EEN POSITIEVE, EERSTE AANVRAAG
Huishoudelijke ADL
De cliënte in kwestie zorgde voor de inkomsten aangezien haar echtgenoot werkzoekend was.
De meeste huishoudelijke taken worden door de echtgenoot opgenomen met de
ondersteuning van een poetshulp en gezinshulp. Hij smeert zelfs haar boterhammen, zij heeft
er de kracht niet toe. De cliënte is niet in staat het huishouden te beredderen. Zij merkte wel
op dat de vorige poetshulp haar werk niet goed deed.
Lichamelijke ADL
Op medisch vlak is het tot op heden onduidelijk waaraan de cliënte lijdt. De artsen hebben nog
steeds geen diagnose kunnen stellen bij de cliënte. Ze heeft regelmatig last van
bloeddrukdalingen, waardoor ze al een aantal keren zwaar ten val is gekomen, met kneuzingen
tot gevolg. Bovendien werd er onlangs diabetes mellitus type twee bij haar gediagnosticeerd.
Hiervoor krijgt zij vier maal per dag insuline toegediend. Zij is heel futloos en heeft weinig
kracht. Hiervoor was zij een heel actieve dame. Er werd geen verpleegforfait toegekend
aangezien de thuisverpleegkundige, die langskomt om haar dochter te wassen, tevens aan
haar hulp biedt. Buitenshuis verplaatst zij zich enkel met een rolwagen.
Sociale ADL
Mevrouw heeft een beperkt, sociaal netwerk. Ze woont samen met haar mindervalide
dochter, echtgenoot, zoon en kleindochter die via co-ouderschap inwoont. De cliënte trekt
zich niets aan op gebied van administratie. Ze kijkt enkel de rekeninguittreksels na.
Cliëntgegevens
Naam
Leeftijd
KG1 / KG2
Geslacht
Van Laethem Elisabeth
55 jaar
110/110
Vrouwelijk
Profiel
Burgerlijke staat
Nationaliteit
Taal
Arbeider
Gehuwd
Belg
Nederlands
64
Geestelijke gezondheid
De cliënte heeft het heel moeilijk met het aanvaarden van haar beperkingen. Tijdens het
bezoek van de indicatiesteller weent zij veel. Ze kan niet over haar gevoelens praten met
anderen. Mevrouw geeft een apathische indruk. In het gezelschap van haar kleindochter fleurt
zij op.
Deze casus toont aan dat de Zorgverzekering slechts een momentopname is. Gelet op een onduidelijke
evolutie kreeg de cliënte een score van 38 punten toegekend voor zes maanden. Of dit al dan niet een
terechte positieve beslissing is, wordt in het midden gelaten. De duurtijd toont aan dit een
twijfelachtige beslissing is maar zonder medische scholing is het moeilijk iemands symptomen in twijfel
te trekken. In het verslag van de indicatiesteller wordt dan ook de opmerking gemaakt, om bij een
volgend bezoek de medische gegevens van de cliënte na te vragen. Toch is deze beslissing frappant
wanneer die vergeleken wordt met de volgende vier casussen.
CASUS TWEE – EEN NEGATIEVE HERZIENING BIJ EEN SLECHTZIENDE
De cliënt heeft een achttal jaar geleden een hersenbloeding doorgemaakt met zware visusstoornissen
tot gevolg. Hiervoor onderging hij een lange revalidatiebehandeling. De cliënt woont sinds drie jaar
alleen en heeft de laatste jaren veel moeten verwerken: een hersenbloeding, visusverlies, relatiebreuk,
huis moeten verkopen, ... . Hierdoor heeft hij te kampen met depressieve episodes. Doordat hij echter
terug alleen woont, is dit beter onder controle. De man heeft echter nog steeds problemen met het
verwerken van zijn beperkingen. Bijgevolg kent hij een vrij geïsoleerd bestaan. Wegens zijn
visusproblematiek is de cliënt afhankelijk van zijn moeder voor de huishoudelijke taken.
Cliëntgegevens
Naam Tim Melckebeek Profiel Arbeider
Leeftijd 35 jaar Burgerlijke staat Ongehuwd
KG1 / KG2 121/121 Nationaliteit België
Geslacht Mannelijk Taal Nederlands
65
Ook zijn schoonzus en broer ontfermden zich over hem en kwamen wekelijks langs. Onlangs is zijn
schoonzus, door relatieproblemen met zijn broer, weggevallen. Andere sociale contacten heeft hij niet.
In 2011 deed de cliënt een aanvraag voor een VAPH-erkenning voor het verkrijgen van zicht – en
leeshulpmiddelen (IMB-aanvraag). Eén jaar later werden deze hulpmiddelen toegekend. Hij had
eveneens een tegemoetkoming die werd uitgekeerd door FOD Sociale Zekerheid. Doordat hij de
verandering van zijn gezinssamenstelling niet heeft aangegeven, kreeg hij een terugvordering.
Hierdoor is zijn recht op een tenlasteneming tijdelijk ontnomen. In 2012 kreeg de cliënt een
tegemoetkoming toegekend voor drie jaar. Dit gebeurde via de Vlaamse Zorgverzekering op basis va
neen indicatiestelling. Hij scoorde toen 40 punten op de BEL-profielschaal. Drie jaar later, maart 2015,
krijgt de cliënt een herziening Zorgverzekering. Ditmaal krijgt hij slechts 31 punten toegekend. Hij geeft
zelf aan hierin ontgoocheld te zijn. Dit zal financieel een probleem kunnen worden aangezien hij
zelfstandig woont.
Huishoudelijke ADL
De cliënt neemt deeltaken op zich: hij stoft af, tijdens de zomermaanden poetst hij zelf de
ramen. Doch kan hij in beide gevallen niet zien of het wel degelijk proper is. De andere
huishoudelijke taken worden door de moeder op zich genomen. Zijn warme maaltijden
worden dagelijks aan huis gebracht. De cliënt weet wat de organisatie van het huishouden
inhoudt. Enerzijds zorgen zijn visusstoornissen echter voor dat hij het niet afdoende kan
inschatten. Anderzijds ontbreekt het hem aan moed.
Lichamelijke ADL
De cliënt wast en kleedt zichzelf. De verpleging komt dagelijks langs voor het geven van
inspuitingen en het verzorgen van zijn onderste ledematen. Zijn moeder legt elke ochtend zijn
kledij klaar. Hij verplaatst zich buitenshuis met ondersteuning van een witte stok. Bij een
toiletbezoek ondervindt de cliënt ernstige moeilijkheden bij het zichzelf reinigen: hij ziet niet
of hij grondig proper is. Er is geen sprake van een incontinentieprobleem. Omwille van zijn
visusstoornissen bereikt hij het toilet soms te laat. Moeder helpt bij het snijden van zijn
middagmaal.
66
Sociale ADL
De cliënt ondervindt zeer veel moeilijkheden bij het verwerken van zijn beperkingen. Hij leeft
vrij geïsoleerd waardoor hij slechts één vriend overhoudt. Zijn moeder houdt toezicht op zijn
medicatie en legt ze wekelijks klaar. Soms laat hij echter een pil op de grond vallen. Hij wacht
dan totdat zijn moeder langskomt om de pil te laten oprapen.
Gezien zijn medische voorgeschiedenis is het innemen van medicatie op verschillende
tijdstippen verre van ideaal. De cliënt woont aan een drukke steenweg. Hij blijft enkel aan de
kant van zijn woning wanneer hij naar buiten gaat. Administratie laat hij voorlezen door een
aangepaste computer. Hij kan zelfstandig betalen met contant geld doordat hij de munten
erkend aan de randjes eraan.
Geestelijke gezondheid
De cliënt weet soms niet welke dag het is, het terugvinden van zijn weg in het centrum is
moeilijk, ... . Hij wordt niet snel kwaad, enkel wanneer het gaat om oude zaken die worden
opgerakeld (e.g. ex-vriendin). Als hij zich niet goed voelt, kruipt hij terug in bed. De cliënt heeft
reeds drie maal een crisis gehad waarbij de huisarts noodgedwongen een kalmeermiddel heeft
moeten toedienen. Door zijn beperkte vrijetijdsbesteding kan hij weemoedig worden. De
cliënt heeft geen angststoornissen. De thuiszorg verloopt goed met ondersteuning van de
moeder.
Deze casus toont nogmaals de subjectiviteit van de BEL-profielschaal aan. De cliënt heeft een VAPH-
en een FOD-erkenning. Het is dan toch frappant dat hij een negatieve score voor de Vlaamse
Zorgverzekering wordt toegekend. Dit gaat voorbij aan de sociale doelmatigheid van de
Zorgverzekering. De maandelijkse tegemoetkoming werd in het leven geroepen voor het vergoeden
van de niet-medische kosten voor zwaar zorgbehoevenden. En een jonge man, met ernstige
visusstoornissen, behoort dan niet tot de doelgroep ‘zwaar zorgbehoevenden’? Bovendien lijkt 130
euro een klein bedrag maar zoals de cliënt zelf aangeeft maakt het financieel wel degelijk een verschil.
De cliënt werd geadviseerd vanuit dienst Maatschappelijk Werk om een bezwaarschrift in te dienen
tegen deze beslissing.
67
CASUS DRIE – EEN NEGATIEVE BESLISSING BIJ EEN KANKERPATIËNT
Huishoudelijke ADL
De echtgenote van de cliënt draagt het volledige huishouden. De cliënt belegt zelf zijn
boterhammen. Het eten gaat zeer moeizaam en kost hem veel tijd.
Lichamelijke ADL
Vorig jaar werd de cliënt gediagnosticeerd met longkanker nadat hij was opgenomen ten
gevolge van een longembolie. Zowel de chemobehandeling als de radiotherapie werden
stopgezet. Hij is minstens 12u per dag zuurstofafhankelijk. Momenteel is zijn
gezondheidstoestand zodanig achteruit gegaan dat de cliënt in de terminale fase zit. De artsen
geven een prognose van hooguit een week. Het wassen en aankleden is vermoeiend door het
gebrek aan zuurstof. Hij kan zich niet ver verplaatsen zonder zuurstof. Buitenshuis verplaatst
hij zich met een rolwagen. Na een toiletbezoek moet de cliënt zich rechttrekken aan de
wastafel. Als nevenwerking van de chemobehandeling zijn de smaak- en geurzintuigen
verstoord. Er is geen valproblematiek aanwezig.
Sociale ADL
De cliënt was voor zijn ziekte voorzitter van een organisatie. Hij is nu niet meer in staat dit te
doen. De medicatie wordt door de echtgenote opgevolgd samen met de huisarts. De
echtgenote beheert zowel de administratie als de financiën maar de cliënt is nog betrokken.
Geestelijke gezondheid
De cliënt rust en slaapt veel gedurende de dag. De cliënt probeert zich naar de situatie te
stellen en optimistisch te blijven.
Cliëntgegevens
Naam Edgar De Wilde Profiel Gepensioneerd
Leeftijd 75 jaar Burgerlijke staat Gehuwd
KG1 / KG2 130/130 Nationaliteit België
Geslacht Mannelijk Taal Nederlands
68
Door de lage inschatting van zijn levensverwachting vroeg de huisarts eind augustus 2014 reeds de
palliatieve premie aan. In september werd er tegelijkertijd een aanvraag ingediend bij FOD Sociale
Zekerheid en bij de zorgkas voor het verkrijgen van de Vlaamse Zorgverzekering. Tijdens de
indicatiestelling krijgt hij slechts een score van 30 punten terwijl FOD hem een maand later 15 punten
toekent. Op basis van deze erkenning wordt de Zorgverzekering toch toegekend. Vaak krijgen
kankerpatiënten een negatieve beslissing toegekend door een indicatiesteller. Zij zijn niet zwaar
zorgafhankelijk volgens de interpretatie van de BEL-profielschaal. Het is niet omdat men zwaar ziek is
dat men daardoor zorgbehoevend is. Toch is het moeilijk te verklaren dat er een negatieve BEL-score
wordt opgemaakt en toch een FOD-erkenning van 15 punten wordt toegekend.
CASUS VIER – EEN NEGATIEVE HERZIENING BIJ EEN MINDERVALIDE
Elize werd geboren als oudste in een gezin van zeven kinderen. Zij werd door haar ouders verstoten en
tot tweejarige leeftijd opgevoed door haar grootouders. Hierna werd ze opnieuw opgenomen in haar
oorspronkelijke gezin waar ze diende als zondebok voor alles. De cliënt heeft een matige, mentale
retardatie (IQ 43) waarvoor zij begeleiding krijgt via een dienst begeleid zelfstandig wonen. Zij lijdt aan
congenitale scoliose met bilaterale klompvoeten. Rechts heeft zij een bekkenkanteling met een
hoogteverschil van 1,9 cm. Haar toenemende verplaatsingsmoeilijkheden zijn te wijten aan
locomotorische degeneratie. Zij lijdt aan incontinentie die niet behandelbaar is omwille van haar
mentale beperkingen. Omdat de cliënte zich niet zonder ondersteuning kan handhaven, is sedert april
2011 begeleid wonen ingeschakeld. Zij heeft enkel nog contact met haar vriend en met één broer.
Omwille van de afstand is het niet mogelijk deze vaak te zien doch hij belt regelmatig. Verder bestaan
haar sociale contacten voornamelijk uit deze met de hulpverleners die langskomen. Verplaatsingen
binnenshuis gebeuren met een rollator. Verplaatsingen buitenshuis zijn enkel mogelijk met
begeleiding: ofwel vervoert men haar met de auto, ofwel duwt men de rolwagen manueel.
Cliëntgegevens
Naam Elize Vinke Profiel Arbeider
Leeftijd 59 jaar Burgerlijke staat Ongehuwd
KG1 / KG2 121/121 Nationaliteit België
Geslacht Vrouwelijk Taal Nederlands
69
Ook rechtop staan zonder steun lukt voor haar niet meer. De cliënte neemt geen trappen meer, ze
maakt overal gebruik van een lift. Transfers naar stoel, bed of toilet zijn mogelijk indien er voldoende
mogelijkheid is om op beide handen te steunen. De verpleging komt dagelijks langs om mevrouw te
wassen, te verschonen en aan te kleden. Alleen de nacht doorbrengen lukt maar overdag is er nood
aan toezicht. Eenmaal per 14 dagen komt er een poetsvrouw langs. Minstens drie keer per week komt
er ook een verzorgende langs van Familiehulp. Deze doet samen met Elize de boodschappen, kookt,
wast en doet de strijk. Een, door het VAPH, erkende voorziening doet de administratie en regelt de
financiële zaken van de cliënte. Zij krijgt twee maal per week kinesitherapie ter behandeling van haar
aandoening. De cliënte is verbaal zwak. Ze heeft een starre, stereotiepe denktrant en kan zich moeilijk
aanpassen.
Regelmaat en structuur zijn van groot belang. Met veranderingen heeft ze het zeer moeilijk. Dit uit zich
in het steeds terugvallen op vroeger geleerde zaken. Mevrouw kan noch lezen, noch schrijven. Zij moet
zich erg concentreren om een gesprek of TV/radio te kunnen volgen. Zij heeft het soms erg moeilijk
met alleen zijn en kan dan al eens beginnen wenen. In 2005 is zij gestopt met werken omdat het fysiek
niet meer ging. Het RIZIV erkende haar vanaf april 2005 ononderbroken als arbeidsongeschikt/invalide
met hulp van derden. De incontinentiepremie RIZIV (type zwaar zorgbehoevend) is toegekend. Er is
een FOD-erkenning 12 punten (80%) en een erkenning in het kader van de Zorgverzekering op basis
van verpleegforfait. Bij het VAPH heeft de cliënte de erkenning gezinsvervangend tehuis-bezigheid,
doelgroep matig mentaal en IMB: aanvulling van de onderste ledematen.
Begin oktober 2014 werd door haar begeleidster, via de dienst Maatschappelijk Werk, een aanvraag
Vlaamse Zorgverzekering afgeleverd. Op basis van het verpleegforfait B werd het recht op de Vlaamse
Zorgverzekering automatisch geopend. De eerste uitbetaling volgde vanaf eind januari 2015. In maart
2015 werd er echter een verpleegforfait A toegekend aan de cliënte waardoor haar automatisch recht
wegviel en een herziening door een indicatiesteller nodig was. De beslissing in dit dossier is negatief.
De cliënte haalt slechts een score van 33 punten. Volgende informatie werd gebaseerd op basis van
het verslag van de indicatiesteller. Dit toont aan dat de informatie daadwerkelijk verschilt van het
verslag, dat werd opgesteld door de dienst Maatschappelijk Werk.
Huishoudelijke ADL
De cliënte ruimt zelf de tafel af en doet een kleine afwas. Zij steekt zelf de wasmachine in, al
verloopt dit moeizaam. Zij moet hierbij rustpauzes inlassen. Familiehulp doet de strijk,
boodschappen en kookt. Het smeren van boterhammen en het opwarmen van maaltijden
wordt door mevrouw zelf gedaan.
70
Mevrouw geeft zelf aan welke huishoudelijke taken uitgevoerd moeten worden. Gezien haar
mentale beperking is er toch een zekere nood aan toezicht.
Lichamelijke ADL
De verpleging wast betrokkene volledig. De cliënte wast wel zelfstandig haar gezicht. ’s
Morgens kleedt de verpleging haar aan, ’s avonds kleedt zij zich zonder hulp uit. Binnenshuis
verplaatst zij zich zonder hulpmiddelen. Buitenshuis verplaatst zij zich met behulp van een
rolwagen. Het toiletbezoek verloopt moeizaam maar lukt wel. Zij trekt zich recht aan de
wastafel. Haar incontinentieproblematiek is verbeterd, in tegenstelling tot vorige jaar, al
draagt zij nog steeds incontinentiemateriaal.
Sociale ADL
De cliënte voelt zich eenzaam door haar beperkt, sociaal netwerk. Zij neemt geen medicatie
in, al is er wel toezicht nodig op haar gezondheid. Haar begeleidster doet de volledige
administratie en financiën van mevrouw.
Geestelijke gezondheid
De cliënte kan haar tijdsbesteding nuttig invullen. Zij heeft wel regelmatig huilbuien. Mevrouw
heeft angst om te vallen. Ondanks het feit dat zij niet in staat is om trappen te doen en hierdoor
afhankelijk is van de lift, vertrouwt zij dit niet.
Na de indicatiestelling werd het dossier in beraad gehouden. Uiteindelijk werd een negatieve beslissing
genomen. De begeleidster vindt dit zeer jammer want zij gelooft wel dat de cliënte in aanmerking komt
voor de Zorgverzekering. Aangezien mevrouw mentaal gehandicapt is, antwoordt zij niet altijd correct.
Gezien de medische problematiek van deze cliënte en de erkenning / tegemoetkomingen die zij reeds
krijgt, is deze afscoring opvallend. Zoals door iemand uit het werkveld wordt opgemerkt, overleggen
zij na de indicatiestelling steeds met een begeleider of mantelzorger.
Dit is echter slechts in theorie mogelijk. In praktijk is dit helemaal anders. Enerzijds is er geen tijd voor
een tweede gesprek. Anderzijds kan iemand fysiek zelfredzaam zijn maar met de nood aan (constante)
begeleiding wordt geen rekening gehouden. Ook bijvoorbeeld op het kunnen smeren van een
boterham wordt binnen de BEL-profielschaal lager gescoord. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn
dat mensen een zekere fierheid hebben. Vanuit hun eigenwaarde willen zij toch een kleine deeltaak
op zich nemen.
71
CASUS VIJF – EEN AFSCORING DOOR MEDIWE
Bij deze cliënt werd de diagnose schizofrenie gesteld. Verscheidene psychiaters zijn het echter
onderling oneens over deze diagnose. Voor de moeder maakt het niet meer uit welke diagnose gesteld
wordt. Het resultaat is namelijk steeds hetzelfde: de cliënt functioneert onvoldoende! Hij is bovendien
hoogbegaafd, verliest zich in details en stelt repetitief gedrag. Hij heeft regelmatig episodes van
dwangneurose. De cliënt is naar school geweest tot de leeftijd van 18 jaar. Sindsdien heeft hij
verschillende angsten ontwikkeld en is hij hoogsensitief geworden. Hij woont nog in bij zijn ouders. Hij
heeft ook nog een zus die sinds kort een kindje heeft. De cliënt heeft hiermee echter weinig contact
mee omdat hij er moeilijk mee om kan. Zijn sociaal netwerk is zeer beperkt waardoor hij bijna geen
vrienden heeft. De confrontatie is ook zwaar voor hem: zijn leeftijdsgenoten zijn er op vooruit gegaan
en hij niet… . De cliënt sluit zich af van de wereld en komt al jaren nauwelijks buiten. Hij neemt geen
huishoudelijke taken op zich en houdt zich enkel bezig met zijn pc. Overdag slaapt hij veel en ’s nachts
loopt hij rond in het huis. De cliënt wilt niet geconfronteerd worden met de realiteit (slecht nieuws,
dood, oorlogen, enz.). Hij kan dit niet aan. Wanneer de cliënt bijvoorbeeld naar de kapper moet gaan,
moet zijn moeder hem enkele dagen vooraf voorbereiden op dit bezoek.
Zij vraagt ook steeds om tijdens het bezoek de radio af te zetten. Bovendien vertoont de cliënt ook
eigenaardig gedrag door mensen altijd te willen vermijden. De zorg voor haar zoon valt de moeder
zwaar, al heeft ze er wel mee leren omgaan. Zij vond een manier om hem te benaderen waardoor ze
een aantal zaken van hem kan bekomen. Af en toe moet zij wel op haar strepen staan. De huisarts
heeft hierover een andere visie. Dit zorgt voor heel wat spanningen waardoor de moeder eraan denkt
om een andere huisarts in te schakelen. De moeder begint zelf gezondheidsproblemen te ontwikkelen
en begint zich vragen te stellen naar de toekomst toe. Zij heeft de psychiaters hierover aangesproken
maar er is nog geen plan opgesteld. In de psychiatrie gaan ze ervan uit dat het probleem wel wordt
Cliëntgegevens
Naam Alex Van den Steen Profiel Minder-valide
Leeftijd 37 jaar Burgerlijke staat Ongehuwd
KG1 / KG2 121/121 Nationaliteit België
Geslacht Mannelijk Taal Nederlands
72
aangepakt indien het zich stelt. Toekomstgericht zullen er dus een aantal zaken moeten veranderen.
De zus zou de rol willen overnemen mits het stellen van duidelijke grenzen.
Indien er toch een diagnose van autisme gesteld zou worden, zou de cliënt eventueel een VAPH-
erkenning kunnen krijgen. Zowel psycholoog als moeder denken in die richting (erfelijkheid). Cliënt
wenst echter niet meer in therapie te gaan. Hij heeft tevens een FOD-erkenning waarbij hij elke maand
een tegemoetkoming van 950 euro krijgt.
Begin 2011 werd een eerste aanvraag Zorgverzekering ingediend. Na het bezoek van een
indicatiesteller kreeg de cliënt een score van 36 punten voor een duurtijd van 36 maanden. De cliënt
kreeg echter in september 2012 een controle door Mediwe. Zij namen een negatieve beslissing (Bel
28). De moeder was niet te spreken over e controle, vooral niet over de manier waarop deze werd
uitgevoerd. Zij stelden ongeduldige, suggestieve vragen en hadden bovendien vooroordelen omdat zij
van betere afkomst zijn. Er was totaal geen begrip of inzicht in het ziektebeeld van de cliënt. De
teleurstelling bij de moeder was zo groot dat zij geen beroep wenste aan te tekenen. Anno 2015 wil
de moeder echter opnieuw een aanvraag indienen gezien de zorgafhankelijkheid van de cliënt. Hierbij
krijgt hij opnieuw een positieve beslissing (Bel 37).
Huishoudelijke ADL
De cliënt neemt geen huishoudelijke taken op zich. Hij krijgt volledige ondersteuning van de
moeder.
Lichamelijk ADL
De cliënt kan alles zelfstandig uitvoeren maar de moeder moet er hem wel aan herinneren om
zich te wassen.
Sociale ADL
De cliënt voelt zich mislukt ten opzichte van zijn leeftijdgenoten. Hij blokkeert op vlak van
opvolging van medicatie. Soms is de cliënt niet in staat te eten omwille van dwanggedachten.
De moeder is een steunfiguur voor de cliënt, hij komt niet buitenshuis zonder haar.
Geestelijke gezondheid
73
De cliënt komt amper buitenshuis. Wanneer hij naar de kapper moet, doet hij dit enkel samen
met zijn moeder (na een voorbereiding). Hij keert het dag – en nachtritme volledig om. De
cliënt is continu neerslachtig en angstig. Soms loopt hij doelloos rond de tafel.
Doordat de cliënt hoogbegaafd is, wil hij steeds zijn beste beentje voorzetten als er vreemden
langskomen. Onder andere Karel Deroo beweerde dat door ervaring bedriegers er kunnen worden
uitgehaald. Dit is een mes dat langs twee kanten snijdt. Enerzijds zal een profiteur zijn beste beentje
niet voorzetten. Anderzijds zal iemand met eigenwaarde de situatie rooskleuriger weergeven dan ze
is! Het gebrek aan ziekte-inzicht en inzicht in de situatie creëren deze afscoring. Zou je echter niet
verwachten dat iemand met ervaring ook hier doorkijkt?
74
BESLUIT
Het ‘mythische karakter’ van de Vlaamse Zorgverzekering werd tijdens de literatuur – en praktijkstudie
ontrafeld. Het juridische en politieke debat toont aan dat de Vlaamse Zorgverzekering niet zonder slag
of stoot in het leven werd geroepen. Doordat vroeger ondoordacht werd omgesprongen met de
Zorgverzekering, moeten de richtlijnen tegenwoordig steeds strikter gehanteerd worden. Hierdoor
worden mensen afgescoord die jarenlang een tegemoetkoming van de Vlaamse Zorgverzekering
ontvingen. Dit roept bij de mensen frustraties op. Veel meer Vlamingen mopperen wanneer zij de
jaarlijkse bijdrage moeten betalen. Door onze individualistische maatschappij wordt het moeilijker te
rekenen op de solidariteit van de bevolking. Ook de financiering van de Vlaamse Zorgverzekering blijkt
op lange termijn onhaalbaar. Indien de Zorgverzekering wil blijven bestaan, moet er gepleit worden
voor een inkomensgebonden bijdrage. Toch lijkt deze verzekering een structuur waar de politiek niet
wil raken. Het nieuwe regeerakkoord was de ultieme gelegenheid om enkele noodzakelijke
hervormingen door te voeren. Helaas werd enkel de bijdrage, met een misnoegde Vlaming als gevolg,
opgetrokken. Dit toont aan welke factoren de aanleiding geven voor alle misverstanden en verkeerde
interpretaties.
De discriminatie, tussen de gewesten onderling, van de Vlaamse Zorgverzekering zorgt voor
onenigheid. De verschillende regelgevingen tussen Brussel, Vlaanderen en Wallonië tonen aan dat er
nog enkele hiaten in deze wetgeving zitten. Bovendien zet de regering steeds vaker in op thuiszorg
door de vermaatschappelijking van de zorg. Maar het aantal mantelzorgers worden almaar schaarser.
Hierbij kan de verhuis naar een rusthuis een alternatief bieden maar deze worden stilaan onbetaalbaar.
Het blijft ronddraaien in een vicieuze cirkel.
Ook vanuit het werkveld gaan er steeds meer stemmen op om de Vlaamse Zorgverzekering te
hervormen. De opmerkingen die door de verscheidende hulpverleners werden gegeven, zijn over het
algemeen gelijklopend. Toch is het frappant dat een indicatiesteller beweert dat een ‘score drie’
toegekend wordt terwijl uit de BEL-foto’s blijkt dat dit niet het geval is. Een eenduidige theoretische
en praktische interpretatie van de BEL-profielschaal is dus niet eenvoudig. Ook op het criterium ‘het
smeren van een boterham’ worden bij een grote groep zorgbehoevenden punten afgetrokken.
Mensen hebben, ondanks hun zorgafhankelijkheid, toch een zekere fierheid en eigenwaarde. Ervaren
indicatiestellers zouden hiervoor geen lagere score mogen toekennen.
75
De casussen die in het praktijkgedeelte werden besproken, tonen aan dat een indicatiestelling
daadwerkelijk geen rekening houdt met een handicap, een medische diagnose of psychiatrische
problematiek. Het is niet omdat men ziek is dat men automatisch zwaar zorgbehoevende is. Dit is een
kleine nuance die hierbij moet worden opgemerkt.
Een hervorming van de Vlaamse Zorgverzekering en de BEL-profielschaal zijn dus noodzakelijk. Dit is
een ontegensprekelijk stelling. Bovendien biedt het BelRAI-instrument, het pilootproject van de
Belgische overheid, niet de gewenste verandering. Er wordt reeds jarenlang over dit instrument
gespeculeerd maar het blijft in de ontwikkelingsfase hangen.
De ‘perestrojka’ van de Vlaamse Zorgverzekering is een mogelijke denkpiste die in de toekomst moet
worden geanalyseerd. De oorspronkelijke bedoeling was namelijk het invoeren van een
verstrekkingssysteem. De uitgaven, die door de zorgbehoevenden worden gemaakt, moeten worden
vereffend door de Zorgverzekering. Dit op voorwaarde dat de overheid erkende diensten of
mantelzorgers aanwendt zoals reeds in Nederland en Duitsland van toepassing is. De financiering van
dergelijk systeem moet worden gedaan door een inkomensgerelateerde tussenkomst. Eén van de vele
voordelen hiervan is dat hogere inkomens, een hogere bijdrage betalen.
76
TABELLEN EN FIGUREN
Tabel 1 - Verdeling volgens leeftijdsgroepen op 1 januari 2012 per gewest (FOD Economie, 2013) ... 14
Tabel 2 - Leeftijdspiramiden van de Belgische bevolking (FOD Economie , 2013) ............................... 15
Tabel 3 - Overzicht aansluiting Vlaamse Zorgverzekering (Landsbond der Christelijke Mutualiteiten,
2014) .................................................................................................................................................... 19
Tabel 4 - Aantal leden in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Agentschap Zorg &
Gezondheid, 2013) ............................................................................................................................... 25
Tabel 5 - Aandeel van de VT'ers per zorgkas (Agentschap Zorg & Gezondheid, 2013) (FOD Economie ,
2013) ...................................................................................................................................................... 26
Tabel 6 - Evolutie aantal erkenningen zorgbehoevendheid .................................................................. 27
Tabel 7 - Geldbedragen die gekoppeld zijn aan de verschillende zorgniveau ‘s ................................... 40
Tabel 8 - Grondslagen en de toegang tot de zorgvormen (Centrum Indicatiestelling Zorg, 2012) ...... 44
Figuur 1 - Risicovergoedingen binnen Sociale Zekerheidsstelsel (Federale Overheidsdienst Sociale
Zekerheid, 2015) ...................................................................................................................................... 9
Figuur 2 - Voorbeeldstructuur van de sociale zekerheid binnen het werknemersstelsel……………………..10
Figuur 3 - Leeftijdsverdeling van erkenningen (2009) (VanCorenland, Avalosse, Verniest, & Callens,
2011) .................................................................................................................................................... 27
Figuur 4 - Het scoren van zorgafhankelijkheid volgens de KATZ-schaal (Van Nieuwenhove, 2015) .... 31
Figuur 5 - Indeling BEL-scores ................................................................................................................ 33
Figuur 6 - Stappenplan BelRAI (DeVriendt, 2014) ................................................................................. 36
Figuur 7 - Het trechtermodel: het afwegingskader van het CIZ ............................................................ 43
Figuur 8 - Evolutie aantal leden van de verschillende zorgkassen (CM-Zorgkas, 2014) ....................... 56
77
BIBLIOGRAFIE
AG Insurance . (2014). Uw rustpensioen zal niet voldoende zijn voor het rusthuis. Sparen voor later is
de boodschap. Opgehaald van
http://www.aginsurance.be/Retail/nl/pensioen/voorbereiding/Paginas/Uw-rustpensioen-zal-niet-
voldoende-zijn-voor-het-rusthuis.aspx
Agentschap Zorg & Gezondheid. (2013). Jaarverslag Vlaams Zorgfonds. Opgehaald van Vlaamse
Zorgverzekering, Afdeling Informatie en Zorgberoepen: http://www.zorg-en-
gezondheid.be/Publicaties/Jaarverslag-Vlaams-Zorgfonds-2013-%28PDF%29/
Agentschap Zorg & Gezondheid. (2015). Administratieve geldboete. Opgehaald van Zorg en
Gezondheid : http://www.zorg-en-gezondheid.be/Vlaamse-zorgverzekering/Administratieve-
geldboete/
Agentschap Zorg en Gezondheid. (2013). Publicaties Vlaamse Zorgverzekering. Opgehaald van Zorg en
Gezondheid: http://www.zorg-en-gezondheid.be/Publicaties/Publicaties-Vlaamse-zorgverzekering/
Belga. (2013). Reservefonds van 929 miljoen zorgverzekering in 2029 uitgeput. Het Laatste Nieuws.
Opgehaald van
http://www.hln.be/hln/nl/957/Binnenland/article/detail/1723733/2013/10/16/Reservefonds-van-
929-miljoen-zorgverzekering-in-2029-uitgeput.dhtml
Belga. (2014, december). '231.000 Vlamingen ontvangen zorgpremie, stijging met de helft'. Knack.
Opgehaald van http://www.knack.be/nieuws/belgie/231-000-vlamingen-ontvangen-zorgpremie-
stijging-met-de-helft/article-normal-521715.html
Belgische Federale Overheidsdiensten. (2015). De bevoegheden van de federale overheid. Opgehaald
van Portaal Belgium: informatie en diensten van de overheid:
http://www.belgium.be/nl/over_belgie/overheid/federale_overheid/bevoegdheden_federale_overh
eid/
Belgische Overheid. (2015, februari 13). De Bevoegdheden van de Federale Overheid. België.
Opgehaald van
http://www.belgium.be/nl/over_belgie/overheid/federale_overheid/bevoegdheden_federale_overh
eid/
78
Braeckman, A. (2015, maart). Mantelzorgers moet je koesteren. Sterk: driemaandelijks magazine
VAPH, p. 15.
Breda, J. (2004). Waarom een zorgverzekering? Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid, p. 19.
Cantillon, B. (2004). De noodzakelijke heroriëntering van de Vlaamse Zorgverzekering. Belgisch
Tijdschrift voor Sociale Zekerheid, p. 19.
Centrum Indicatiestelling Zorg. (2012). CIZ indicatiewijzer. Toelichting op de Beleidsregels
indicatiestelling AWBZ 2012, 5.0. Opgehaald van https://www.ciz.nl/voor-
professionals/Documents/Indicatiewijzer_50.pdf
Claessens, B. (2014). Beleid Maggie De Block: analyse door GVHV en PVDA-studiedienst. Opgehaald
van Geneeskunde voor het Volk: http://gvhv-mplp.be/index.php/nl/actueel/nieuws/12nieuws-
nouvelles/312-gezondheid-onder-de-loep-over-dure-specialisten-ongezonde-besparingen-en-de-
vloek-van-maggie-de-block
CM Midden-Vlaanderen. (2014). Kwaliteitshandboek: kwaliteitsbeleid dienst Maatschappelijk Werk.
CM-Zorgkas. (2014). CM Campus 2014: de Vlaamse Zorgverzekering.
CM-Zorgkas. (2014). De uitvoering van de Vlaamse Zorgverzekering: werkingsverslag . Vlaanderen.
de Jong, A., Vandenbroele, H., Glorieux, M., De Maesschalck, L., & Visser, M. (2008). Inleiding
wetenschappelijk onderzoek voor het gezondheidsonderwijs. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg.
De Swert, G. (2014). Opinieblog: hoe hoog is uw pensioen? Opgehaald van de redactie :
http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/opinieblog/opinie/1.1927121
De Troyer, S. (2015). Erkenning Zorgverzekering. CM Dienst Maatschappelijk Werk.
den Dekker, J. (2008). Ontwikkeling van de sociale verzekering. In Mondzorg in sociaal perspectief (p.
99). Bohn Stafleu van Loghum.
DeSmet, L. (2012). Vergrijzing wordt onbetaalbaar. De Morgen. Opgehaald van
http://www.demorgen.be/binnenland/vergrijzing-wordt-onbetaalbaar-a1512786/
DeVriendt, E. (2014). BelRAI: een antwoord op vele vragen? Opgehaald van Nationaal verbond van
Katholieke, Vlaamse verpleegkundigen en vroedvrouwen:
http://www.nvkvv.be/file?fle=629084&ssn=8c0fac2abce824ad0afc22d1bd519bc1f8dc99524
79
Europese Commissie. (2015). Coördinatie van de sociale zekerheid in de EU. Opgehaald van
Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie:
http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=858&langId=nl
Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. (2015). Het sociaal pact, de takken en de regelingen van
de sociale zekerheid. Opgehaald van Over de Sociale Zekerheid:
https://www.socialsecurity.be/CMS/nl/about/displayThema/about/ABOUT_2/ABOUT_2_1/ABOUT_2
_1_2.xml
FOD Economie . (2013). Kerncijfers - Statisch overzicht van België. Opgehaald van
http://economie.fgov.be/nl/binaries/NL_kerncijfers_2013bis_tcm325-233791.pdf
FOD Sociale Zekerheid; Van Massenhove, F. (2011, januari). Sociale Zekerheid: alles wat je altijd al wilde
weten. Opgehaald van FOD Sociale Zekerheid:
http://socialsecurity.fgov.be/docs/nl/publicaties/alwa/alwa2011_jan_nl.pdf
Gerkens, S., & Merkur, S. (2010). Belgium: Health System Review. Health Systems in Transition, 1-266.
Heylen, D., Putman, L., Verbeeck, I., Vermeulen, L., Verreyt, I., & Vervliet, V. (2013).
Socialezekerheidsrecht toegepast. Antwerpen - Cambridge: Intersentia.
Jousten, A. (2004). Zorgverzekering in België: bedenkingen van een economist. Belgisch Tijdschrift voor
Sociale Zekerheid, pp. 101 - 108.
Knack Nieuws. (2014). Noodkreet van Zorgnet Vlaanderen: 'Rusthuizen tot 20% duurder'. Knack.
Opgehaald van http://www.knack.be/nieuws/belgie/noodkreet-van-zorgnet-vlaanderen-rusthuizen-
tot-20-duurder/article-normal-514973.html
Landsbond Christelijk mutualiteit - Departement Zorg. (2014). Nationale Proactieve Acties:
specificatiedocument.
Landsbond Christelijke mutualiteit . (2015). Charter: hier staan we voor, hier gaan we voor. Opgehaald
van Wie zijn we?: http://www.cm.be/over-cm/wie-zijn-we/charter.jsp
Landsbond Christelijke mutualiteit. (2006). Beleidstekst Maatschappelijk Werk.
Landsbond Christelijke mutualiteit. (2014). De ziekteverzekering in een notendop.
Landsbond Christelijke mutualiteit. (2015). Een nieuw zorgtraject voor ouderen. Langer thuis met extra
zorg.
80
Landsbond Christelijke mutualiteit. (2015). Geschiedenis van de CM. Opgehaald van
http://www.cm.be/over-cm/geschiedenis/eerste-wetten.jsp
Landsbond Christelijke mutualiteit. (2015). Over CM: wie zijn wij? Opgehaald van CM Midden-
Vlaanderen: http://www.cm.be/over-cm/wie-zijn-we/index.jsp
Landsbond der Christelijke Mutualiteiten. (2014). Sociale Landkaart 2014. Uw gids bij sociale rechten
en voorzieningen. Brugge: Vanden Broele Productions.
Medizinischer Dienst des Spitzenverbandes Bund der Krankenhaussen. (2015). Dokumente zum Thema
Pflege. Opgehaald van http://www.mds-ev.de/Dokumente_Formulare_Pflege.htm
Michaelos, A. C. (2014). Katz index of independence in activities of dialy living . In Encyclopedia of
quality of life and well-being research (pp. 3465-3468). Springer Science+Business Media Dordrecht.
Mostinckx, J., Deven, F., & Dauwe, P. (2013). Welzijn en zorg in Vlaanderen 2013-2014. Wegwijzer voor
de sociale sector. Kluwer.
Osselaer, S. (2015). Kritische kijk op de BEL-foto. (A. Van Landuyt, Interviewer)
Pacolet, J. (2004). Discussie over de introductie van een zorgverzekering in de EU. Belgisch tijdschrift
voor Sociale Zekerheid, pp. 111-114.
Pyxima. (2010). BelRAI introductie. BelRAI vragenlijst.
Rottiers, S. (2005). De weerbaarheid van de Vlaamse Zorgverzekering: Waalse klachten en Europese
bedenkingen. Opgehaald van Centrum Voor Sociaal Beleid:
http://www.centrumvoorsociaalbeleid.be/sites/default/files/20060208101253BPUA.pdf
Van Bogaert, G. (2015). Kritische kijk op de huidige Vlaamse Zorgverzekering. (A. Van Landuyt,
Interviewer)
Van der Heyden, J., & Charafeddine, R. (2014). Gezondheidsenquête 2013. Rapport 1: Gezondheid en
Welzijn. WIV-ISP, Brussel. Opgehaald van https://his.wiv-
isp.be/nl/Gedeelde%20%20documenten/MA_NL_2013.pdf
Van Ginderdeuren, M. (2015). Visie op de implementatie van BelRAI in de praktijk. (A. Van Landuyt,
Interviewer)
Van Kets, K., & Baeyens, A. (2012). Kerntaken Maatschappelijk Werk. CM Landsbond.
Van Kol, A. (2015). Vind steeds het juiste woord. Opgehaald van Synoniemen: http://synoniemen.net/
81
Van Nieuwenhove, S. (2015). KATZ-schaal. (A. Van Landuyt, Interviewer)
VanCorenland, S., Avalosse, H., Verniest, R., & Callens, M. (2011). 10 jaar vlaamse zorgverzekering :
wie zijn de erkenden en bereiken we ze allemaal? Een CM-studie. Tijdschrift voor Welzijnswerk, 35, 5-
17.
Vanderaspoilden, L. (2011). Pilootproject: 'Transmuraal gebruik van het BelRAI-instrument'. Opgehaald
van AZ Groeninge Kortrijk:
http://www.azgroeninge.be/eCache/3831/Pilootproject_Transmuraal_gebruik_van_het_BelRAI-
instrument.html
Vanneste, D. (2010). BelRAI. Opgehaald van http://wiki.belrai.org/nl/
Vansteenkiste, S. (2004). Vlaamse, Belgische en Europese sociale zekerheid - juridische aspecten van
de Vlaamse zorgverzekering, naar Belgisch en Europees recht. Belgisch Tijdschrift voor Sociale
Zekerheid , 35-36.
Vermandel, N. (2013). De nieuwe Europese Verordening 883/2004 inzake de toepasselijke sociale
zekerheidswetgeving voor mobiele werknemers in de EU. Opgehaald van Laga Advocaten:
http://www.laga.be/newsroom/legal-news/de-nieuwe-europese-verordening-883-2004-inzake-de-
toepasselijke-sociale-zekerheidswetgeving-voor-mobiele-werknemers-in-de-eu
Vlaams Parlement. (2001). Decreet houdende de organisatie van de zorgverzekering. Brussel.
Vlaams Parlement. (2010). Status quo: keuze voor BelRAI of andere? Opgehaald van Vlaams Parlement:
http://webcache.googleusercontent.com/search?q=cache:ZPcQBWVsfagJ:www.vlaamsparlement.be
/Proteus5/getFile.action%3Fid%3D306459+&cd=24&hl=nl&ct=clnk&gl=be
Vlaams Zorgfonds. (2011). Handleiding Zorgverzekering. Officieuze gecoördineerde versie.
Vogels, M. (2011). Regelgeving in het Welzijnswerk. Leuven: Uitgeverij LannooCampus.
VZW Mediwe. (2014). Zorgverzekering . Opgehaald van https://www.mediwe.be/nl/start
82
BIJLAGEN
BIJLAGE ÉÉN: ORGANOGRAM CM-MIDDEN VLAANDEREN
Algemeen Directeur
Directeur zorg en innovatie
Maatschappelijk werk
Indicatiestelling
Thuiszorg en woonzorg
Thuiszorgcentrum
Vrijwilligerswerk en zorgmakelaar
Domeinverantwoordelijke zorginnovatie
Domeinverantwoordelijke maatschappelijk werk en
zorg
Directeur dienstverlening Directeur HRDirecteur 'Finance &
Facilities'
Directeur vrijwillig engagement en maatschappelijk
ondernemen
83
BIJLAGE TWEE: BEL-PROFIELSCHAAL
BEL-FOTO zorgbehoevende
naam van de zorgbehoevende : ………………………………………………………………………………….
duur verminderd zelfzorgvermogen (tussen 0 en 36 maanden): ………………maanden
datum indicatiestelling : …………………………………………………………………………………………
A. Huishoudelijke ADL (algemeen dagelijks leven) Tussensomscore
onderhoud
was
strijk
boodschappen
maaltijden bereiden
organisatie huishoudelijk werk
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
B. Lichamelijke ADL Tussensomscore
wassen
kleden
verplaatsen
toiletbezoek
incontinentie
eten
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
C. Sociale ADL Tussensomscore
sociaal verlies
trouw aan therapie & gezondheidsregels
veiligheid in en om het huis
administratie
financiële verrichtingen
+ indien gezin
hygiënische verzorging kinderen
opvang kinderen
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
Subtotaal :
D. Geestelijke gezondheid Tussensomscore
desoriëntatie in tijd
desoriëntatie in ruimte
desoriëntatie in personen
niet-doelgericht gedrag
storend gedrag
initiatiefloos gedrag
neerslachtige stemming
angstige stemming
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
0 1 2 3
Totale profielscore
Handtekening scorende