monitoraat irw

24
JURIMATIC TEST 2 Casus 1: Onze minister van Justitie wenst de zogenoemde “golden- parachutes” voor toplui van beursgenoteerde ondernemingen te beperken. Daarom wordt ondermeer voorgesteld om de opzeggingsvergoeding te beperken tot maximaal 12 maanden. Enige opzeggingsvergoeding van langer dan deze termijn wordt automatisch beperkt tot dit maximum. De minister dient hiertoe een wetsontwerp in. Het wetsontwerp wordt gestemd en treedt in werking op 1 januari 2009. In de memorie van toelichting bij de wet wordt uitdrukkelijk gesteld dat deze bepaling zo fundamenteel wordt geacht dat deze de openbare orde raakt. De CEO van Barco, Baron De Kruiper, wordt na een tweede jaar verlies op rij op 6 maart 2009 ontslagen. In zijn overeenkomst met Barco van 2 maart 2003 heeft hij een opzeggingsvergoeding bedongen van 36 maanden. Barco weigert deze lange opzeggingsvergoeding uit te betalen op grond van de nieuwe wet. Vraag 1 : Wat is het eerste dat u moet nagaan bij de analyse of deze wetgeving op Baron De Kruiper van toen. het eerste wat u moet verifiëren is of de nieuwe wet al überhaupt in werking is getreden (wat een publicatie veronderstelt) vervolgens of er geen specifieke overgangsreglementering is opgenomen. In casu kunt u echter dat niet verifiëren vermits deze wet er uiteindelijk nooit is gekomen (en u ook geen specifieke indicaties krijgt in de vraagstelling omtrent deze wet) vraag 2 : Aangenomen dat er geen overgangsbepaling is, is deze bepaling van toepassing op baron De Cruyper, mocht deze reglementering (waarvan conventioneel niet is afgeweken) suppletief zijn ? Motiveer uw antwoord. Is de regeling van de golden parachutes suppletief, dan geldt voor overeenkomsten, in afwijking van de regel van de

description

juri 2

Transcript of monitoraat irw

Page 1: monitoraat irw

JURIMATIC TEST 2

Casus 1: Onze minister van Justitie wenst de zogenoemde “golden-parachutes” voor toplui van beursgenoteerde ondernemingen te beperken. Daarom wordt ondermeer voorgesteld om de opzeggingsvergoeding te beperken tot maximaal 12 maanden. Enige opzeggingsvergoeding van langer dan deze termijn wordt automatisch beperkt tot dit maximum. De minister dient hiertoe een wetsontwerp in. Het wetsontwerp wordt gestemd en treedt in werking op 1 januari 2009. In de memorie van toelichting bij de wet wordt uitdrukkelijk gesteld dat deze bepaling zo fundamenteel wordt geacht dat deze de openbare orde raakt. De CEO van Barco, Baron De Kruiper, wordt na een tweede jaar verlies op rij op 6 maart 2009 ontslagen. In zijn overeenkomst met Barco van 2 maart 2003 heeft hij een opzeggingsvergoeding bedongen van 36 maanden. Barco weigert deze lange opzeggingsvergoeding uit te betalen op grond van de nieuwe wet.

Vraag 1 : Wat is het eerste dat u moet nagaan bij de analyse of deze wetgeving op Baron De Kruiper van toen.

het eerste wat u moet verifiëren is of de nieuwe wet al überhaupt in werking is getreden (wat een publicatie veronderstelt) vervolgens of er geen specifieke overgangsreglementering is opgenomen. In casu kunt u echter dat niet verifiëren vermits deze wet er uiteindelijk nooit is gekomen (en u ook geen specifieke indicaties krijgt in de vraagstelling omtrent deze wet)

vraag 2 : Aangenomen dat er geen overgangsbepaling is, is deze bepaling van toepassing op baron De Cruyper, mocht deze reglementering (waarvan conventioneel niet is afgeweken) suppletief zijn ? Motiveer uw antwoord.

Is de regeling van de golden parachutes suppletief, dan geldt voor overeenkomsten, in afwijking van de regel van de onmiddellijke werking, het principe van de eerbiedigende werking van de wet in de tijd. Dit impliceert dat deze wet niet van toepassing zou zijn op lopende overeenkomsten, maar enkel op overeenkomsten gesloten na de inwerkingtreding van deze wet.

Vraag 3: De assumptie dat de wet suppletief zou zijn is eerder hypothetisch. Een dergelijke wet heeft maar zin als ze dwingend is. Is deze wet nu van toepassing op het ontslag van Baron De Cruyper en motiveer waarom.

Indien de wet dwingend is, geldt het principe van de onmiddellijke werking ook voor overeenkomsten, dit impliceert dat deze wet van toepassing is op de lopende overeenkomsten en dus ook op Baron De Cruyper.

Page 2: monitoraat irw

Casus 2

U wordt op 19 april 2009 geraadpleegd door Marie Claire Bruggeman uit Gent die u vraagt het Verdrag van Lissabon, geratificeerd bij de wet van 19 juni 2008 houdende instemming met het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met de Slotakte, gedaan te Lissabon op 13 december 2007 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 februari 2009) aan te vechten bij een bevoegde instantie Dit verdrag zou artikel 143 van de Grondwet schenden, in zoverre de toepassing van de alarmbelprocedureen de regeling van de belangenconflicten uitgeschakeld worden voor de materies die voortaan op europees niveau door de Europese Commissie worden geregeld zodat de Belgische stem uit de Europese wetgevingsprocedure kan worden geweerd. Mevrouw Bruggeman stelt voor dat u haar tegen de volgende week brieft over de kansen van succes van dit beroep.

oplossing

Ter zake kan men de instemmingswet en niet het Verdrag zelf aanvechten voor het Grondwettelijk Hof. Sowieso kan men geen week wachten want de termijn voor annulatie bij het grondwettelijk hof van de akte houdende instemming van het verdrag van Lissabon is 60 dagen (art. 3 § 2 Bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof). De middelen vallen niet onder de bevoegdheid van het Hof in zoverre ze zijn afgeleid uit de schending van de artikelen 54 Gw. en 143 Gw, waarvan het Hof de inachtneming niet rechtstreeks vermag te verzekeren. Bovendien dient te worden vastgesteld dat de toepassing van de alarmbelprocedure, enerzijds, en de toepassing van de regeling van de belangenconflicten, anderzijds, enkel een weerslag kunnen hebben op de parlementaire wetgevingsprocedure van voorstellen en ontwerpen van wetskrachtige normen op Belgisch niveau, maar in geen geval implicaties kunnen hebben op de wetgevingsprocedure op Europees niveau. Derhalve kan niet worden ingezien hoe een akte houdende instemming met een internationaal verdrag de regeling van de alarmbelprocedure en van de belangenconflicten zou kunnen schenden. Ten slotte kan nog opgemerkt worden dat zelfs indien een vernietiging mogelijk zou zijn, dan nog moet bovendien acht geslaan worden op artikel 27 Weens Verdagsrecht: een interne situatie kan nooit gebruikt worden als reden om niet gebonden te zijn door een internationaal verdrag.

Page 3: monitoraat irw

Casus 3

De NV Praximos-Maximos verwerft steeds meer en meer telefoniegebruikers in binnen en buitenland. Bijgevolg wil ze, om het stijgende telefonieverkeer dezelfde kwaliteit te kunnen blijven garanderen, enkele zendmasten bijplaatsen in België en bepaalde bestaande zendmasten aanpassen aan de nieuwe noden van de communicatie. Dit is bijvoorbeeld het geval in de Belgische fusiegemeente Bulgicam-Beese. De NV Praximos-Maximos vraagt een vergunning bij het BIPT die krachtens het KB van 10 augustus 2005 houdende de normering van zendmasten voor elektromagnetische golven tussen 10 MHz en 10GHz. bevoegd is voor de verlening van dergelijke vergunning. De NV Prax-Max stuurt na het bekomen van deze vergunning haar hoogtewerkers de lucht in voor de montage en aansluitingswerken.

De politie komt echter langs met een bevel van de burgemeester tot stopzetting van de werken, aangezien onze vrienden van Praximos-Maximos volgens het daar geldende strengere gemeentereglement van Bulgicam Beese van 25/06/07 “tot regeling van de installatie en de werking van zendmasten” ook nog een vergunning behoeven van het schepencollege, wat niet werd aangevraagd. (bijlage: uittreksel arrest Luik 13 11 2007)

Vraag 1 : Op welke (rechts)grond kunt u de grondslag van het bevel tot stopzetting, m.n. het gemeentelijk reglement aanvechten? Probeer waar mogelijk uw antwoord te staven aan de hand van een specifieke bepaling?

De gemeente beschikt in casu niet meer over de bevoegdheid om in deze materie van politie (art. 135 Nieuwe Gemeentewet) reglementair te beschikken. Gelet op het aangehaalde KB van 2005, was er reeds een voldoende geheel van complete en gedetailleerde politieregels opgesteld door een hiërarchisch hogere norm, en is bijgevolg voor de gemeente hier elke reglementaire bevoegdheid van politie uitgesloten (Artikel 119, alinea 2 Nieuwe Gemeentewet). Indien een geheel van regels inzake politie voldoende volledig en gedetailleerd werd uitgewerkt door een hiërarchisch hogere norm, is elke reglementaire bevoegdheid inzake algemene politie in hoofde van de gemeente in toepassing van artikel 135 van de nieuwe gemeentewet uitgesloten. De gemeentelijke reglementen en verordeningen mogen voor het overige geen afwijking inhouden op de hogere normen krachtens artikel 119, alinea 2 van de nieuwe gemeentewet en mogen geen normen opleggen die restrictiever zijn dan deze toegelaten door het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 houdende de normering van zendmasten voor elektromagnetische golven tussen 10 MHz en 10GHz. Cf. Luik 13 november 2007, Amén. 2008 (weergave GERVASONI, B.), afl. 2, 147 (zie lectuur in bijlage)

Vraag 2: Bij 1°) welke instantie en 2°)volgens welke procedure (duid rechtsgrond procedure aan) kunt u als advocaat van de N.V. Praximos-Maximos het bevel tot stopzetting juridisch aanvechten? 3°) Wat is het resultaat dat u hiermee bekomt?

U wendt zich tot de gewone rechter die op grond van artikel 159 GW die wegens schending van het KB 2005 de niet-toepasselijkheid van dit gemeentelijk besluit.

Page 4: monitoraat irw

Casus 4

Artikel 10 van het decreet van het Vlaamse Gewest inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen machtigt de Vlaamse regering om te bepalen hoeveel mest per bedrijf mag worden geproduceerd. In een regeringsbesluit van 15 november 2000 wordt deze aangelegenheid geregeld. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen varkensfokkerijen en andere veeteeltbedrijven en wel zodanig dat de toegelaten hoeveelheid voor de varkensfokkerijen het vijfvoud bedraagt van de toegelaten hoeveelheid in geval van andere veeteeltinrichtingen dan varkensfokkerijen. U hebt zelf een veeteeltbedrijf waarin u geen varkens houdt en uw inrichting produceert meer mest dan de toegelaten hoeveelheid. Daarom wordt u voor de rechter gedaagd: u dreigt uw activiteiten te moeten stopzetten wegens overtreding van het besluit. Zelf meent u echter dat u, wat betreft de toegelaten mestproductie, wordt gediscrimineerd ten opzichte van varkensfokkerijen. Quid?

Vraag 1: Welke norm wordt getoetst?

Een regeringsbesluit van de Vlaamse regering van 15 nov 2000 waarbij de regering bepaalt hoeveel mest per bedrijf mag worden geproduceerd

Vraag 2: Aan welke norm wordt getoetst? Met welke norm is het Vlaamse regeringsbesluit mogelijk in strijd?

De grondwet en het EVRM

Vraag 3: Wie toetst de norm? Wie is er bevoegd om een Vlaams regeringsbesluit te toetsen?

De raad van state en een rechter in concreet geschil

Vraag 4 : In deze casus zal het Vlaamse regeringsbesluit worden getoetst door ... .

Een rechter in concreet geschil

Vraag 5: Welke sanctie volgt er?

Niet-toepassing

Vraag 6: op grond van welk art toetsen?

159 GW

Page 5: monitoraat irw

Casus 5

De gemeenteraad van de Stad Brussel beslist op 6 oktober 2009 het algemeen politiereglement van de stad Brussel van 11 mei 1981 aan te vullen met een artikel 3.16, dat op het bericht van aanplakking als volgt luidt :

“Op het grondgebied van de stad is het verboden over te gaan tot eender welke publiciteit, vermomd of niet, herkenbaar vanaf de openbare weg, ten voordele van tabak of van producten ervan afgeleid. Dit verbod geldt ook voor het gebruik in publicitaire mededelingen van afbeeldingen die merken van sigaretten, sigaren of tabak voorstellen. Elke publiciteit gerealiseerd in tegenspraak met huidig artikel zal moeten weggehaald worden op eerste verzoek van de politie, zoniet zal ze weggehaald of overplakt worden door de zorg van de administratie op kosten en risico's van de overtreder”.

In de overwegingen van dit besluit wordt onder andere verwezen naar de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, naar de uitvoeringsbesluiten van die wet van 28 januari 1979 en 17 april 1980 en naar de artikelen 117, 119 en 135 van de nieuwe gemeentewet. Het besluit bevat tevens de volgende overwegingen :

“Overwegende dat de wetenschappers gesteld hebben dat tabak de gezondheid schaadt; Overwegende dat, in het belang van de openbare gezondheid, het verbruik van tabak zou moeten afnemen, elke vorm van publiciteit van dit product zou moeten verboden worden”.

Dit besluit wordt bekendgemaakt middels aanplakking van 8 tot 19 oktober 2009. U wordt geconsulteerd als raadsman van de NV Tabacofina-Vander Elst, een firma bekend om haar groene michels, om dit besluit aan te vechten.

Oplossing

Tegen dit gemeentelijk besluit kan op grond van artikel 14 RvSt-wet een annulatieberoep worden ingesteld bij de Raad van State. Ter zake kan men een bevoegdheidsoverschrijding, m.n. schending aanvoeren van artikel 117 GW en van de artikelen 117 en 119 van de nieuwe gemeentewet; dat zij daarbij nader betoogt dat “het aangevochten besluit geen aangelegenheid van gemeentelijk belang [regelt], voorzien bij art. 117 N.G.W.”, dat noch de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, noch de uitvoeringsbesluiten betreffende tabak van 13 augustus 1990 en 20 december 1982 ter zake aan de gemeenten een verordenende bevoegdheid toekennen, dat uit voornoemde wet van 24 januari 1977 “blijkt [...] dat bepalingen i.v.m. reclame het gemeentelijk belang overstijgen en de nationale volksgezondheid raken” en dat “door strengere verbodsbepalingen voor te schrijven dan voorzien door de nationale overheid de gemeente art. 119 [van de nieuwe gemeentewet] schendt”

Casus 6

Page 6: monitoraat irw

In 2007 vaardigde de Europese Unie een richtlijn uit die het vrij verkeer van televisie-uitzendingen moet garanderen (richtlijn 2007/65/EG). De richtlijn moet door de bevoegde overheden worden omgezet in nationaal recht tegen 19 december 2009 en bepaalt onder andere dat elke televisieomroep die gevestigd is op het grondgebied van de Europese Unie, het recht heeft korte beeldfragmenten te gebruiken die een andere Europese televisieomroep heeft gemaakt van belangrijke publieke evenementen (zoals grote sportwedstrijden). Het mediadecreet van de Franse Gemeenschap van 3 februari 2009, dat de richtlijn omzet voor de Franse Gemeenschap, bepaalt echter dat de televisieomroepen die binnen haar territoriale bevoegdheid vallen enkel verplicht zijn beeldfragmenten af te staan aan televisieomroepen die eveneens op het grondgebied van de Franse Gemeenschap zijn gevestigd.

Op 18 januari 2010 begint de Australian Open waar Justine Henin haar grote comeback maakt. De Waalse commerciële zender RTL-TVI is erin geslaagd om de exclusieve uitzendrechten van de Grand Slam wedstrijden te verkrijgen en zal dan ook als enige zender in België live verslag kunnen uitbrengen van Justine’s terugkeer. VTM wenst uiteraard de scoop niet geheel te ontlopen en zal zich beroepen op de bepalingen van richtlijn 2007/65/EG om van de RTL-TVI een aantal korte beeldfragmenten van de tenniswedstrijden te verkrijgen en die te integreren in haar journaal.

In de hoop de Vlaamse kijkers massaal naar zich toe te trekken, weigert RTL-TVI de beeldfragmenten af te staan. Terecht?

Vraag 1: Kan de VTM iets doen ?

Televisie is een gemeenschapsbevoegdheid dus de Franse Gemeenschap is wel degelijk bevoegd. De richtlijn 2007/65/EG, die de televisiesector wenst te harmoniseren, wordt echter verkeerd omgezet door het mediadecreet van de Franse Gemeenschap. Het genot van een recht dat door de richtlijn wordt toegekend aan alle televisieomroepen gevestigd binnen de Europese Unie wordt namelijk beperkt tot televisieomroepen die gevestigd zijn in de Franse Gemeenschap.Ondanks die verkeerde omzetting kan VTM de bepaling niet inroepen tegenover RTL-TVI aangezien de richtlijn ook na de omzettingsperiode geen horizontale rechtstreekse werking heeft en dus niet kan ingeroepen worden tegenover een particulier. Wel kan VTM bij de gewone rechter schadevergoeding verkrijgen van de overheid van de Franse Gemeenschap wegens verkeerde omzetting van de richtlijn (verticale rechtstreekse werking). De omzetting van een richtlijn is namelijk een resultaatsverbintenis voor de bevoegde overheid.

Vraag 2: Kan de federale overheid hier iets aan doen?

Page 7: monitoraat irw

Wanneer de Franse Gemeenschap in gebreke zou blijven, kan de federale overheid op grond van artikel 16, § 3 BWHI in diens plaats treden en de gebrekkige omzetting zelf rechtzetten. Dat kan de federale overheid pas doen nadat België door een internationaal of supranationaal rechtscollege (m.n. het Hof van Justitie) werd veroordeeld wegens niet-omzetting van de richtlijn, op voorwaarde dat de de betrokken Gemeenschap of betrokken Gewest ten minste drie maanden voordien bij een met redenen omkleed en in Ministerraad overlegd Koninklijk besluit in gebreke is gesteld.

Casus 7:

Deep House-dj Pierre de la Cimétière, een overtuigde francofoon, is al een jaar stapelverliefd op de franstalige zangeres P-tralala. Beide sterartiesten woonden nog onder de vleugels van zijn ouders respectievelijk haar Mammy. Het einde van 2007 nadert. Pierre heeft net een nieuwe najaarsmix uit, opgedragen aan zijn sexy vriendin en als kers op de liefdestaart wil hij een huurcontract afsluiten voor een sociale woning in het landelijke Spiere-Helkijn, zodat zij tweetjes gezellig kunnen gaan samenhokken in 2008, in de buurt van vele andere kunstenaars. Na een korte periode op de wachtlijst, sluit Pierre op 5 januari 2008 het huurcontract af met het OCMW.

Krachtens art. 92, § decreet van 15 juli 1997 houdende Vlaamse Wooncode zoals gewijzigd door het decreet van 15 december 2006 moet de huurder die een sociale woning betrekt, de bereidheid aantonen om Nederlands te leren. Bij het aanleren van het Nederlands wordt er gestreefd naar een niveau dat overeenkomt met de richtwaarde A1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen. In ieder geval wordt de persoon die aan de hand van een medisch attest aantoont dat hij ernstig ziek is of een mentale of fysieke handicap heeft, wat het halen van de richtwaarde A.1. blijvend onmogelijk maakt, vrijgesteld van die verplichting.

In afwijking van artikel 1762bis B.W., doch geheel volgens de regels van de Vlaamse Wooncode (Decreet 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, aangepast door Decreet 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, Publicatie : 19-02-2007, inwerkingtreding: 01-01-2008) bevat het huurcontract een (uitdrukkelijk) ontbindende voorwaarde. Hierin wordt het OCMW het recht toegekend om bij tekortkoming van de huurder aan zijn verplichtingen het huurcontract eenzijdig te ontbinden zonder voorafgaandelijke rechterlijke toetsing.

Op 25 juni 2008 ontbindt het OCMW haar huurcontract met Pierre op grond van de ontbindende voorwaarde, aangezien Pierre blijkbaar niet bereid is om Nederlands te leren, al enkele maanden achterstal heeft opgelopen in de betaling van zijn huurgelden en omdat hij ook het rustige karakter van de buurt niet respecteert met zijn luide ‘block rocking beats’ die de hele straat doen daveren van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat.

Page 8: monitoraat irw

Pierre wil uiteraard de beëindiging van zijn huurovereenkomst op basis van de ingeroepen tekortkomingen op grond van het uitdrukkelijk ontbindend beding vermijden, en roept uw advies in. U bestudeert bijgevolg grondig deze problematiek.

In bijlage kan u het op deze zaak betrekking hebbende arrest van het Grondwettelijk Hof dd. 10 juli 2008 vinden.

Vraag 1: Het Vlaams woondecreet wil enkel de bereidheid om de Nederlandse taal te leren aftoetsen. Een meer Vlaamse nationalistische partij wil verder gaan en wil enkel nederlandstaligen een sociale woning toekennen. Is een dergelijke verstrenging mogelijk?

Neen, een dergelijke verstrenging is niet mogelijk want dit zou strijdig zijn met artikel 30 Gw. De voorwaarde die in de Vlaamse Wooncode wordt opgelegd waarbij de bereidheid om Nederlands te leren wordt getoetst is as such niet strijdig met artikel 30 Gw. vermits niet het effectieve taalgebruik, maar enkel de bereidheid tot leren van het Nederlands wordt vereist.

Vraag 2: Kan deze decretale taalvereiste ook gelden voor sociale woningen gelegen in Linkebeek ? Motiveer uw antwoord.

Los van de materiële bevoegdheid moet men zich ook de vragen stellen naar de territoriale bevoegdheid. De decreetgever kreeg immers niet de volledige bevoegdheid om het taalgebruik te regelen, vermits zij niet de bevoegdheid kreeg om het taalgebruik te regelen in de faciliteitengemeenten, zodat dit op grond van de residuaire bevoegdheid van de federale overheid een federale materie is. In de mate dat dit decreet betrekking heeft op de faciliteitengemeenten schendt dit derhalve de territoriale bevoegdheidsbeperking opgenomen in 129, § 2 Gw. Een dergelijke vereiste kan bijgevolg niet worden opgelegd in een faciliteitengemeente zoals Spiere-Helkijn en Linkebeek, vermits dit afbreuk zou doen aan de taalfaciliteiten, die de burger toelaten om een andere taal te gebruiken in zijn relatie met de overheid.)

Vraag 3: Als adviseur van het Vlaamse parlement wordt u gevraagd of het in casu om een Vlaams gemeenschaps- dan wel een Vlaams gewestdecreet gaat

het betreft een gewestaangelegenheid

vraag 4: Is het mogelijk om die verplichtingen uit het decreet af te dwingen via een uitdrukkelijk ontbindend beding?

Het uitdrukkelijk ontbindend beding, is in het gemeen huurrecht verboden (en het verbod wordt zelfs geacht de openbare orde aan te belangen, zodat dit gesanctioneerd wordt met een absolute nietigheid) (art. 1762bis BW). De vraag rijst dan ook waarom dit zou kunnen voor sociale woningen en meer bepaald of zulks geen (discriminatoire) inbreuk uitmaakt op artikel 23,3° Gw dat het recht op een behoorlijke huisvesting garandeert (te meer het hier in casu om sociale woningen gaat, en de nood op woonzekerheid bij een dergelijke huur des te groter is)?

Page 9: monitoraat irw

Vraag 5: 1°) Welke procedure dient gevolgd te worden om de problemen uit vragen 1,2 en 4 juridisch aan te vechten 2°) motiveer de keuze van deze procedure en 3°) wat kunt u hiermee bekomen?

U dient de bevoegde gewone rechter een prejudiciële vraag laten te stellen aan het Grondwettelijk Hof, vermits de termijn voor een annulatie verstreken is. Het resultaat is de niet-toepasselijkheid van het decreet in dit concreet geschil bij de gewone rechter.

Vraag 6: Veronderstel dat het wijzigingsdecreet op 1 maart 2007 in werking was getreden, Pierre een huurcontract had afgesloten op 2 maart 2007 en het OCMW de ontbinding doorvoert op 25 juni 2007. Beschikt Pierre dan over andere procedures om het decreet in rechte aan te vechten ? En zo ja, welke mogelijkheid(heden) ?

Pierre had dan de mogelijkheid om een Beroep tot vernietiging van (bepalingen uit) het wijzigingsdecreet bij Grondwettelijk Hof in te stellen

Casus 8

Een belastingsreglement van Gent van 21 november 2002 vestigt voor de dienstjaren 2003 tot en met 2008 een belasting op leegstand en verkrotting. Het belastbaar feit is de leegstand op 1 januari van het dienstjaar en de leegstand gedurende het volledige voorafgaande kalenderjaar. Derhalve steunen de materiele voorwaarden voor belastbaarheid ook op de feiten en toestanden uit 2002, dit is vóór het dienstjaar waarvoor de belasting werd ingesteld.

Vraag 1: Piet heeft op 12 juli 2003 een aanslag ontvangen (betrekking hebbende op het jaar 2002) ivm een pand dat hij in eigendom (in Gent) heeft en dat leegstaat sinds juni 2001. Piet doet navraag, en de administratie stelt dat op basis van het vermelde belastingreglement de aanslag verschuldigd is. Piet contacteert u voor advies. Wat zou u hem aanraden?

In casu betreft het een belastingsreglement, waarvan de annulatiermijn voor vernietiging bij de Raad van State verstreken is. De gewone rechter in een concreet geschil moet op grond van artikel 159 Gw het belastingsreglement weliswaar niet toepassen wegens schending van artikel 2 BW, dat voor de uitvoerende macht het principe vastlegt van de niet-retroactiviteit.

Page 10: monitoraat irw

Casus 9

Bert is als amateurwielrenner door de disciplinaire commissie van de Belgische Wielrijdersbond levenslang geschorst voor deelname aan wielerwedstrijden wegens gebruik van een verboden spierversterkend product. Krachtens artikel 40, § 6, tweede lid, van het Vlaamse decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, zoals ingevoegd door het decreet van 19 maart 2004 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 mei 2004) worden disciplinaire schorsingen van meerderjarige sportbeoefenaars bekendgemaakt, inzonderheid op de website die de Vlaamse regering met dat doel opzet. Deze bekendmaking omvat naam, voornaam en geboortedatum van de sportbeoefenaar, begin en einde van de schorsingsperiode en de sportdiscipline waarin de overtreding werd vastgesteld. Bert vreest ervoor dat ook zijn naam zal worden gepubliceerd. Hij vindt deze maatregel een regelrechte inmenging in zijn privé-leven. Wat kan Bert doen?

oplossing

Het Vlaams gemeenschapsdecreet toetsen bij het GWhof. De termijn om een annulatieberoep bij het GWH in te stellen, bedraagt 6 maanden nadat de bestreden wetgevende norm in het BS werd bekendgemaakt. In deze casus toetst men aan de bevoegdheidsverdelende regels. Het decreet is echter niet in strijd met de bevoegdheidsverdelende regels. Er is wel een mogelijke schending met de GW. het Grondwettelijk Hof toetst ook aan de grondrechten in internationale verdragen. Indien het gaat om grondrechten die analoog zijn gewaarborgd in titel II van de Grondwet is het Grondwettelijk Hof zelfs exclusief bevoegd om te toetsen aan grondrechten in internationale verdragen en is de gewone rechter ambtshalve verplicht een prejudiciële vraag te stellen (art. 26, § 4 Bijzondere Wet Grondwettelijk Hof).Dit dient in principe nog steeds via de Grondwet te geschieden. Een bepaald Grondwetsartikel (uit titel II Gw) wordt dan ingeroepen samen met de desbetreffende bepalingen uit de internationale verdragen

Het decreet inzake medisch verantwoorde sportbeoefening zal door het GWH worden getoetst aan art 22 GW. Zoals uit vorige vragen blijkt, is het decreet mogelijk in strijd met art 22 GW. Dit artikel formuleert het recht op privacy. Dit recht vinden we ook in art 8 van het EVRM en in art 17 BUPO-verdrag. Dit betekent bijgevolg dat het GWH art 22 GW in samenhang met deze artikelen kan toetsten.

Beroep tot vernietiging

Page 11: monitoraat irw

Casus 10

Op het ogenblik van zijn benoeming als assistent aan de Rijksuniversiteit Gent op 1/10/1982 kon X aanspraak maken op een weddetoelage overeenkomstig weddeschaal 502. Na zijn benoeming, bij K.B. van 26 mei 1983, gepubliceerd in het B.S. op 19/7/1983, wordt zijn weddetoelage herzien en wordt zij met terugwerkende kracht bepaald op de (lagere) weddeschaal 501 ingevolge het creëren van twee categorieën van assistenten: enerzijds diegenen die vóór 1/10/1982 zijn in dienst getreden en anderzijds diegenen die vanaf 1/10/1982 in dienst zijn getreden. Hoe kan deze handelswijze van de overheid eventueel aangevochten worden (voor welk(e) rechtssprekend(e) orga(a)n(en), op welke grond(en)) ?

Vraag 1: welke norm wordt getoetst?

KB 26 mei 1983

Vraag 2: aan welke norm wordt getoetst?

Aan art 2 BW omdat het KB retroactief terugwerkt

Vraag 3: Wie toetst de norm?

de raad van state of rechter in concreet geschil

in deze casus gebeurt de toetsing door de RVS

sanctie is dan nietigverklaring

extra

Is er een probleem van werking wet in de tijd?De werking van wetten in de tijd kan juridisch-technisch worden vertaald als een probleem van overgangsrecht dat optreedt wanneer de ene norm de andere opvolgt: welke norm is of was op welk moment van toepassing op een gegeven rechtshandeling of rechtsverhouding? Dit is louter een probleem van kwalificatie waarbij het temporele toepassingsgebied van een norm wordt achterhaald.

De opeenvolging van wetten en hun werking in de tijd kan als problematisch worden ervaren wanneer een wetswijziging betrekking heeft op een juridische situatie die nog niet definitief juridisch is afgehandeld, zodat zich de vraag stelt of deze juridische situatie verder volgens de oude wet, dan wel voor de toekomst (en zelfs uitzonderlijk in het verleden) volgens de nieuwe wet moet worden behandeld.

Page 12: monitoraat irw

casus 11

In de zomer van 1991 beslissen Miguel en Giovanni te gaan samenwonen. Zij vinden een leuke stadswoning in het centrum van Brugge en met de verhuurder wordt mondeling een huurovereenkomst voor een bepaalde duur van negen jaren gesloten. Beide heren hebben de woning omgetoverd tot een hemels liefdesnest en willen uiteraard niet meer weg zodat de overeenkomst op 01.08.2000 mondeling wordt hernieuwd. Eind juli 2005 ontvangen Miguel en Giovanni voor het eerst een brief van de verhuurder met de mededeling dat de huurprijs met ingang van 01.08.2005 wordt geïndexeerd en zij zien hierdoor hun maandelijkse huurprijs fiks stijgen. Miguel herinnert zich niets over een mogelijke indexatie en hij en Giovanni sturen dan ook een aangetekende brief naar de verhuurder waarin zij protesteren tegen de indexatie die niet contractueel werd overeengekomen. De verhuurder steunt zich op de woninghuurwet waarin de indexatie wettelijk wordt voorzien in art. 6.

Vraag 1: Quid?

In concreto bevat art 6 woninghuurwet 20 februari 1991 (BS 22 02 1991), inwerkingtreding op 28 febr 1991, een bepaling inzale indexatie die gewijzig werd door de wet van 13/04/1997. De huurovereenkomst werd in concreto afgesloten voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet (= onder de oude wet) en werd niet beeindigd of hernieuwd voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet zodat minstens een deel van de rechtsgevolgen hetzij onder de nieuwe hetzij onder de oude wet kunnen ressorteren. We moeten ons dus de vraag stellen of deze nieuwe regeling van toepassing is op de huurovk die voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet werd afgesloten en inmiddels verder loopt en rechtsgevolgen sorteert. Vraag is ook van wanneer die nieuwe regeling dan wel geldt (vanaf elke nieuwe huurovk, wordt de verlenging van de huur als een nieuwe huurovk beschouwd,…?)

Vraag 2 : Is er een probleem van werking wet in de tijd? De wijziging van art. 6 van de Woninghuurwet heeft in casu betrekking op een rechtsfeit dat nog niet definitief juridisch is afgehandeld. Zijn er bijzondere overgangsbepalingen? Raadpleeg de Wet van 13 april 1997 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de huurovereenkomsten via https://www.kuleuven-kulak.be/Idioma-tic/jurimatic/Wet%2013%20april%201997.pdf

JA de wet van 13 april 1997 bevat enkele bijzondere overgangsbepalingen

Vraag 3 : Is er een probleem van werking wet in de tijd? De wijziging van art. 6 van de Woninghuurwet heeft in casu betrekking op een rechtsfeit dat nog niet definitief juridisch is afgehandeld. Zijn er bijzondere overgangsbepalingen? In de vorige vraag hebben we vastgesteld dat in art. 15 van de wet van 13 april 1997 enkele overgangsbepalingen zijn opgenomen pas deze overgangsbepalingen toe of duid m.a.w. aan wie gelijk heeft?

M en G hebben gelijk. Het feit dat de huurovk mondeling hernieuwd werd, zorgt ervoor dat art 6 woninghuurwet niet van toepassing is.

Page 13: monitoraat irw

Vraag 4: Is er een probleem van werking wet in de tijd? De wijziging van art. 6 van de Woninghuurwet heeft in casu betrekking op een rechtsfeit dat nog niet definitief juridisch is afgehandeld. Zijn er bijzondere overgangsbepalingen? Ja, art. 15 van de wijzigingswet bevat bijzondere overgangsbepalingen. Veronderstel nu dat dit niet het geval zou zijn, welke regel zou dan worden toegepast?

De eerbiedigende werking van de wet

Casus 12

De heer en mevrouw Pieters wonen te Brugge. De naakte eigendom van hun woning behoort toe aan hun minderjarige zoon en het vruchtgebruik van de woning werd elk voor de helft toegekend aan de echtgenoten. Bij akte verleden op 17 december 1997 heeft het koppel hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd. Ingevolge deze wijziging zou Mevrouw Pieters de enige vruchtgebruikster van de woning worden. De wijzigingsakte werd gehomologeerd bij vonnis van de Rechtbank van Eerste aanleg op 1 december 1998. Op 10 januari 1999 werd de wijziging gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Op 12 september 2001 wordt de echtscheiding tussen het koppel uitgesproken. De heer Pieters weigert de woning volledig ter beschikking te stellen van zijn ex om reden dat de wijziging van het huwelijksvermogensstelsel geen gevolg kan hebben omdat er geen vereffeningsakte werd opgesteld.

Vraag 1:

1395 BW voor procedure bij wijzigingen aan het huwelijksvermogensstelsel

Vraag 2: Is er een probleem van werking wet in de tijd?

De werking van wetten in de tijd kan juridisch-technisch worden vertaald als een probleem van overgangsrecht dat optreedt wanneer de ene norm de andere opvolgt: welke norm is of was op welk moment van toepassing op een gegeven rechtshandeling of rechtsverhouding? Dit is louter een probleem van kwalificatie waarbij het temporele toepassingsgebied van een norm wordt achterhaald.

Er is concreto een probleem betreffende de werking van de wet in de tijd. Het betreffende art werd immers vervangen door de wet van 09 07 1998, BS 07 08 1998, inwerkingtreding 17/08/1998

In casu zullen we moeten nagaan of het nieuwe art 1395 §4 BW van toepassing is op wijzigingsakten die een overdracht van onroerende goederen inhouden of leiden tot vereffening van het bestaande stelsel waarvan op datum van de inwerkingtreding van de nieuwe bepaling de overdracht of de vereffening nog niet bij notariële akte werd vastgesteld en de in het oude art bepaalde termijn van een jaar nog niet verstreken was

Page 14: monitoraat irw

Vraag 3 : Is er een probleem van werking wet in de tijd? De wijziging van art. 1395 §4 BW heeft in casu betrekking op een rechtsfeit dat nog niet definitief juridisch is afgehandeld voor de inwerkingtreding van de nieuwe (wijzigings)wet. Zijn er bijzondere overgangsbepalingen? Raadpleeg de Wet van 9 juli 1998 betreffende de procedure inzake wijziging van het huwelijksvermogensstelsel via https://www.kuleuven-kulak.be/Idioma-tic/jurimatic/Wet %209%20juli%201998.pdf

Nee de wet bevat geen bijzondere overgangsbepalingen

Vraag 4: is er een probleem van werking wet in de tijd? De wijziging van art. 1395 §4 BW heeft in casu betrekking op een rechtsfeit dat nog niet definitief juridisch is afgehandeld voor de inwerkingtreding van de nieuwe (wijzigings)wet. Zijn er bijzondere overgangsbepalingen? De wet van 9 juli 1998 bevat geen bijzondere overgangsbepalingen. Wat is inzake overeenkomsten de algemene regel?

Inzake ovk geldt dat de oude wet van toepassing blijft ook voor de toekomstige gevolgen van deze ovk, tenzij de nieuwe wet van openbare orde of van dwingend recht is of uitdrukkelijke toepassing voorschrijft op de lopende ovk. De uitzondering inzake de ovk ten aanzien van de algemene regel van onmiddellijke werking van de nieuwe wet betreft enkel de rechtsgevolgen van lopende ovk.

Vraag 5: Is er een probleem van werking wet in de tijd? De wijziging van art. 1395 §4 BW heeft in casu betrekking op een rechtsfeit dat nog niet definitief juridisch is afgehandeld voor de inwerkingtreding van de nieuwe (wijzigings)wet. Zijn er bijzondere overgangsbepalingen? De wet van 9 juli 1998 bevat geen bijzondere overgangsbepalingen. Wat is inzake overeenkomsten de algemene regel? Het vroegere artikel 1395 § 4 BW luidde: 'De akte houdende wijziging van het huwelijkvermogensstelsel, die leidt tot tot vereffening van het vorige stelsel of tot dadelijke veranderingen van de vermogens heeft geen gevolg, indien de vereffening of de overdracht van goederen van het ene vermogen naar het andere niet bij notariële akte is vastgelegd binnen het jaar na de bekendmaking van een uittreksel uit de homologatiebeslissing in het Belgisch Staatsblad.' Neem nu je codex erbij om het nieuwe artikel 1395 §4 BW te raadplegen. Pas nu de (in de vorige vraag geziene) algemene regel inzake overeenkomsten toe of concreet, heeft de wijzigingsakte van het huwelijksvermogensstelsel gevolg? Kan Mevrouw Pieters als de enige vruchtgebruikster van de woning worden aanzien?

Ja mevr pieters kan als de enige vruchtgebruikster van de woning worden aanzien. De wijzigingsakte heeft gevolg ook al werd de vereffeningsakte nooit opgesteld.