Mickey Huibregtsen - Managementboek.nl · Mede dankzij mensen zoals Mickey kan BNR Nieuws Radio...

45
Mickey Huibregtsen in gesprek met richtinggevend Nederland HP

Transcript of Mickey Huibregtsen - Managementboek.nl · Mede dankzij mensen zoals Mickey kan BNR Nieuws Radio...

Mickey Huibregtsenin gesprek metrichtinggevend Nederland

HP

Mickey Huibregtsen

in gesprek met richtinggevend Nederland

Mickey Huibregtsen

in gesprek met richtinggevend Nederland

an HarenP U B L I S H I N G

Titel: Mickey Huibregtsen in gesprek met richtinggevend NederlandAuteur: Mickey Huibregtsen

Uitgever: Van Haren Publishing, Zaltbommel, www.vanharen.netDruk: Eerste druk, eerste oplage, oktober 2005Transcriptie interviews: Lesley BekCoördinatie tekstbewerking: Anouk BergerRedactie: Sietske Schutte, ZaltbommelZetwerk: Erik Vos, Foxy Design, ZaltbommelDruk: Drukkerij Bariet, RuinenOmslagontwerp: Erik Vos, Foxy Design, Zaltbommel

Copyright: © 2005 Mickey Huibregtsen / Van Haren Publishing

ISBN: 90 77212 62 0

Voor verdere informatie over Van Haren Publishing, e-mail naar: [email protected]

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Hoewel deze uitgave met veel zorg is samengesteld, aanvaarden auteur(s) noch uitgever enige aansprakelijkheid voor schade ontstaan door eventuele fouten en/of onvolkomenheden in deze uitgave.

Woord vooraf

Beste lezer,

Een van de bijzondere kwaliteiten van BNR Nieuwsradio is het team van unieke columnisten. Eigenlijk wilde ik Mickey Huibregtsen als columnist over het bedrijfsleven, gezien zijn rijke ervaring op dit terrein. Helaas vond hij dat dit niet kon: “Ik wil en kan de vertrouwensrelatie met mijn cliënten, waartoe vrijwel alle ondernemingen uit de top 50 behoren, geen geweld aandoen door publiekelijk commentaar op hun handel en wandel te geven”.

Maar hij had wel een geheel ander idee. Waarom niet topmensen uit onder-nemingsland hun verhaal eens laten vertellen in plaats van hen in soundbytes van enkele seconden aan het grote publiek te tonen? Mickey was ervan over-tuigd dat een geïnteresseerde luisteraar veel meer heeft aan een goed begeleid gesprek dan aan een ”scherpe” interviewer, die zijn gast regelmatig onder-breekt en hem vliegen afvangt of hem zich laat verspreken.

Mijn eerste reactie was: ”Maar dat worden dan van die kleffe gesprekken van ondernemers onder elkaar, daar zit niemand op te wachten”. Mickey’s riposte luidde: “Dat hoeft helemaal niet. Ik heb genoeg mensen geïnterviewd in mijn leven; mijn werk bij McKinsey & Company bestaat namelijk in grote mate uit het vergaren van kennis en inzichten door naar mensen te luisteren en de juiste vragen te stellen. Om met Johan Cruyff te spreken: je hoort het meeste door te luisteren”.

Ietwat verbouwereerd en met de gezonde achterdocht van de journalist daagde ik hem uit dan maar eens te vertellen wat voor soort vragen hij aan een Michael van Praag, een Ruud Lubbers of een Cor Herkströter zou stellen. Hij reageerde met een spervuur van thema’s; aan fantasie en inlevingsvermogen geen gebrek.

Zo begon, nu al weer meer dan vijf jaar geleden, op een bovenkamer aan de Vondelstraat in Amsterdam de carrière van Mickey Huibregtsen als radio-interviewer. Hij heeft al die jaren enthousiast meegeleefd met het wel en wee

5

van ons radiostation, vooral ook in de periode dat het er om spande of we wel of geen vaste FM-frequentie zouden verkrijgen. Het programma “Radio De Publieke Zaak” kwam uit zijn koker, evenals het idee voor een column over medische zaken. Nog steeds probeert hij ons ervan te overtuigen dat we een live spreekuur moeten beginnen.

Mede dankzij mensen zoals Mickey kan BNR Nieuws Radio zich verheugen in een steeds bredere belangstelling, waarbij bovendien de kwaliteit van de bereikte doelgroep zeer hoog is. Een enkele keer zorgt hij ook voor een pri-meur dan wel een gedenkwaardig stukje radio, hoewel hij zich van nature verzet tegen ons driftig verlangen naar nieuws. Zo was hij de eerste die Nina Brink er toe wist te bewegen maanden van stilzwijgen te doorbreken na het World-on-Line schandaal en had hij memorabele gesprekken met Pim Fortuyn en Theo van Gogh.

Hoewel je hem bij de start jaren geleden al geen beginneling kon noemen, is inmiddels gebleken hoe verfrissend een eigen stijl kan zijn. Dit geldt te meer, daar Mickey meestal bijzonder goed weet waar zijn gesprekspartners het over hebben. Dat er meer manieren zijn een boeiend gesprek te voeren, bewijst hij met deze nieuwe bundel gesprekken. Veel leesplezier en blijf luisteren naar BNR Nieuwsradio!

Michiel Bicker CaartenHoofdredacteur BNR Nieuwsradio

6

Inhoud

Waarom in gesprek met... 9

Roepende in de Woestijn? 11Samira Abbos

Sneller, Hoger, Verder 18Joop Alberda

Van Uitgever naar Ontvanger 28Rob van den Bergh

Deltalinqs of Deltarechts 36Roelf de Boer

Op het Scherp van de Snede 43Paul Cliteur

Van Dik Hout Zaagt Men Planken 50Steven van Eijck

Aanvoerder voor het Leven 58Peter Elverding

Het Rad van Pim Fortuyn 65Pim Fortuyn

Grootsprakig of Kleinzielig 78Theo van Gogh

Op Uw Gezondheid 87Frank de Grave

Melk, Kaas of Boter 95Loek Hermans

Broodlopers of Doodlopers? 104Jos Hermens

7

Elke Week een Nieuwe Freek 113Freek de Jonge

Zinvolle Eenvoud 124Gerard Kleisterlee

De Koers van Kroes 135Neelie Kroes

Is de Accountant Uitgeteld? 143Jos Nijhuis

Onderwijzer of Bovenmeester? 150Sijbolt Noorda

Meesters op het Klavier 159Marco Riaskoff

ING.etogen 169Alexander Rinnooy Kan

Communicatie: Komt U in Actie? 177Eugène Roorda

Maatschappij op Drift 186Paul Schnabel

Het Geweten van de Staat 198Saskia J. Stuiveling

Pensioen Hommeles 206Doekle Terpstra

Invloed of Overvloed 215Roel in ’t Veld

Tot Tien Tellen 222Fons van Westerloo

Gaat de Schelp Open? 230Rein Willems

8

Waarom in gesprek met…

Het is al weer ruim vijf jaar geleden dat Michiel Bicker Caarten, de gedreven hoofdredacteur achter BNR Nieuwsradio, mij uitnodigde een wekelijks inter-viewprogramma met prominente Nederlanders voor zijn station te verzorgen toen ik niet kon ingaan op de uitnodiging om columnist te worden. Uit de vele reacties die de geïnterviewden ontvangen blijkt dat een verrassend grote groep Nederlanders deze interviews hoort, waarschijnlijk vooral ook omdat ze in totaal vier keer in het weekend worden uitgezonden en ook nog op de dinsdagavond; en als je dan toch in de auto zit…

Eén van mijn doelstellingen in de opzet van de interviews is een heel klein steentje bij te dragen aan een objectivering van het beeld van heel verschillen-de -maar veelal ook heel interessante- Nederlanders. Ik vertel mijn gasten vaak aan het begin van het interview, dat zonder verder plak- en knipwerk wordt uitgezonden, dat ik zelf in het ideale interview vrijwel niet meer voorkom. Het idee is dat de gast gewoon op zijn praatstoel gaat zitten en over zaken vertelt, die hij of zij belangrijk vindt. Dat is ook een van de redenen waarom ik vaak bij de jeugd begin. Dit levert helaas wel eens de reactie van een enkele recensent op, dat het interview niet journalistiek is en dat de geïnterviewden veel te zacht worden aangepakt. Maar… ieder zijn meug.

Een tweede doelstelling is redelijk egocentrisch, namelijk de mogelijkheid cre-eren mensen, die ik over het algemeen goed ken en interessant vind, weer eens een keer te spreken over onderwerpen die hen na aan het hart liggen. En… een heel enkele keer geeft het de vrijheid om iemand, die ik heel interessant vind, uit te nodigen en nader te leren kennen.

Dit is de derde bundel in de serie samenvattingen, die van een aantal van de interviews zijn gemaakt. Ik was zelf nooit op de gedachte gekomen om de radiogesprekken tot boek te verwerken, maar de journalist Jouke Mulder stelde het een keer voor en toen dacht ik: “Waarom ook niet?”. De titels van de eerste twee delen waren respectievelijk “Mickey Huibregtsen in gesprek met… ondernemend Nederland” en -een beetje “tongue-in-cheekish”- …

Waarom in gesprek met... 9

10 Waarom in gesprek met...

“met… de rest van Nederland”. De laatste titel was vooral ingegeven door het feit dat de geïnterviewden de zeer diverse werelden van bedrijfsleven, sport, politiek, kunst, media en wetenschap vertegenwoordigden en daarmee een groot deel van de samenleving.

Dit derde deel richt zich vooral op individuen -wederom vanuit zeer ver-schillende disciplines- die vaak een helder zicht hebben op de koers, die onze maatschappij zou moeten varen. Ons land heeft -net als vele andere landen in Europa- een toenemende behoefte aan dergelijke richtinggevenden. Belangrijke voorwaarde voor succes daarbij is overigens wel dat anderen bereid zijn te luisteren naar de suggesties en de argumenten.

Twee interviews uit deze uitgave zijn al in een eerdere bundel gepubliceerd, namelijk die met Pim Fortuyn en Theo van Gogh. Gezien hun beider rol in het publieke debat heb ik ze in verkorte vorm ook in deze uitgave weer opge-nomen. Toen het interview met Theo van Gogh in herhaling werd uitgezon-den tijdens het weekend na de moord, heb ik het zelf weer afgeluisterd en me verbaasd over de actualiteit van zijn uitspraken.

Hoewel ik vrijwel alle geïnterviewden persoonlijk goed ken, tutoyeer ik hen in deze gesprekken in de regel niet. Ik wil voorkomen dat er voor de luisteraar een soort “oude jongens krentenbrood”-sfeer ontstaat, waardoor hij of zij zich buitengesloten voelt. Er is echter een zeer beperkt aantal geïnterviewden waarvoor het gezien hun populariteit bij een groter publiek naar mijn idee juist weer een obstakel voor de toehoorder en de lezer zou zijn als deze werden gevousvoyeerd. Voorbeelden zijn Joop Alberda en Freek de Jonge

Ik beschouw het al met al als een voorrecht dat ik in het kader van dit pro-gramma zoveel interessante en vaak ook totaal verschillende mensen mag spreken.

Mickey Huibregtsen

10 oktober 2005

Zinvolle Eenvoud

Gerard Kleisterlee (Philips NV)

“Let’s make things better” was jarenlang het motto van deze gloeilampenfabriek uit Eindhoven. Hun nieuwe voor-man houdt meer van eenvoud: “Sense and Simplicity” is het nieuwe motto, waarmee deze elektronische gigant nu zijn profiel wil karakteriseren. De voorman komt weer uit eigen gelederen en is een echte ingenieur.

U bent in Ludwigsburg geboren, hoe kwam dat zo?Mijn vader is, zoals zoveel Nederlandse jongens in de leeftijd van 18 jaar, aan het einde van de oorlog op transport gesteld naar Duitsland, waar hij gedwongen werd te werken. Vervolgens is hij bij de Amerikanen terechtgekomen en daar enige jaren na de oorlog blijven hangen. Hij heeft daar ook mijn moeder ontmoet..

U bent geboren op 28 september, u bent dus een Weegschaal. Hecht u enig belang aan dit soort begrippen?Ook niet meer dan dat. Ik probeer evenwichtig te zijn en de dingen in balans te houden. Een leider van een grote internationale organisatie moet tegenwoordig heel voorzichtig zijn met zijn uitspraken en alles op een goudschaaltje wegen, hoewel ik af en toe een pittige uitspraak ook niet uit de weg ga.

Uw belangrijkste onderscheiding op het Canisius College, uw middelbare school, was het maar liefst twee keer winnen van de Godsdienstprijs. Wat moest u daar voor doen?Daar staat u van te kijken hè? Door de middelbare school ben ik heen gerold op gezond verstand. In de lessen godsdienst moet je de samenhang der dingen niet alleen begrijpen, maar er ook op een passende manier over kunnen spreken of schrijven; kennelijk is me dat goed gelukt.

U wilde werktuigbouw studeren in Eindhoven, maar uw vader heeft u toch maar de elektrotechnische kant uitgestuurd?Er werd bij ons onder het avondeten over gediscussieerd, dat was in de beginjaren

124 Gerard Kleisterlee

zestig. Toen de keuze definitief gemaakt moest worden was elektronica het vak van de toekomst. Omdat ik toch wel enige analytische vaardigheden had lag elektrotechniek studeren aan de Technische Universiteit Eindhoven voor de hand.

Waarom solliciteerde u na uw afstuderen bij Philips? Na die studie schreef ik twee sollicitatiebrieven: één naar een Duitse dochter van ITT, die halfgeleidercircuits maakte, wat exact aansloot bij mijn afstudeerwerk en de ander naar Philips. Ik schreef iets in de trant van: “Ik heb in Eindhoven elektro gestudeerd, jullie hebben het zo’n beetje betaald, misschien hebben jullie wel iets voor me”. Men vond het een heel vreemde brief en dat was het waarschijnlijk ook. Beide sollicitaties resulteerden in twee aanbiedingen, waarvan ik uiteindelijk die van Philips heb gekozen. Het betrof een startfunctie in de fabricagevoorbereiding van medische systemen. Het hoofd personeelszaken van de medische divisie maakte geen geheim van zijn reserves bij de invulling van die vacature door een ingenieur, want het standaardpatroon was dat een ingenieur eerst een vak moest leren en dat leerde je door te beginnen in de research. Wat schetsmatig gezegd was het de tijd, dat als je niet meer creatief genoeg was als researcher, je altijd kon overstappen naar de ontwikkelafdeling van een productdivisie. Als je ook je creativiteit als ontwikkelaar niet meer had kon je altijd nog manager worden en uiteindelijk kwam je dan wellicht nog in de verkoop terecht.Dat waren andere tijden voor Philips dan de huidige, ook als je naar personeelsaantallen kijkt. De teller stond ooit op ruim 380 duizend, hoewel ik niet kan zeggen dat het ook het hoogtepunt in het bestaan van de onderneming was. Nu hebben we er rond de 160 duizend.

Toen ik in de fabricage bij medical systems begon was het binnen Philips een perifere divisie, een aardige activiteit. Het stond niet verkeerd om dat erbij te hebben en, dat werd mij al snel duidelijk, zolang er maar niet al te veel geld mee verloren ging, bemoeide niemand zich ermee. Na een aantal jaren in fabricagefuncties te hebben gewerkt, probeerde ik mijn weg elders in het concern te vinden. Het werd een overstap naar de veel kleinere divisie elektro-akoestiek, die intussen al lang weer is opgeheven. Dat was een collectie van zelfstandige onderneminkjes en het aardige was, dat je op bescheiden niveau integrale business verantwoordelijkheid kreeg.

Gerard Kleisterlee 125

Voor Philips was dat nog een nieuw fenomeen. Eind jaren zeventig waren we net bezig af te stappen van het traditionele tweehoofdige leiderschap, bestaande uit een technisch- en een commercieel directeur. Eenhoofdig leiderschap was zeker nog geen wet van Meden en Perzen, maar ik kon in ieder geval een stap in de goede richting maken via de technische leiding van de divisie elektro-akoestiek. Een jaar later mondde dat uit in de integrale leiding van de productiegroep professional audio. Een fantastische leerschool, omdat je op een omzetniveau van ongeveer honderd miljoen gulden het hele vak kon leren. We deden grote projecten, zoals de geluidsvoorziening van Olympische stadions of de verzorging van de akoestiek voor een groot operagebouw, maar leverden via lokale installateurs ook drie microfoons, een luidspreker en een versterker aan een kerk. Je kon op die manier ervaring opdoen met het scala van distributiepatronen en de marketing die daarbij hoorde.

In uw carrière heeft u acht verschillende presidenten van Philips meegemaakt. U bent de eerste sinds meer dan twintig jaar, die weer ingenieur is en die snel geconfronteerd is met slechte resultaten. Hoe hebt u dat ondergaan?Sommigen hadden eind jaren negentig misschien de illusie, dat alles “botertje tot de boom” was en dat wij het vizier op groei konden zetten nadat mijn voorganger Cor Boonstra voor een groot gedeelte de portefeuille had opgeschoond. Toch kwamen we onvermijdelijk in een periode van herstructurering en “right sizing”, zoals dat met een mooi woord heet, terecht. Het waren twee heel moeilijke jaren, waarin ik op rij de grootste verliezen ooit in de geschiedenis van Philips moest rapporteren. Gelukkig is dat nu achter de rug en terugkijkend is het eigenlijk verbazingwekkend rustig gegaan. Het vertrouwen wat er was in het beleid van de onderneming is gebleven en nu hebben we een bedrijf dat praktisch schuldenvrij is, dat een gezonde cashflowpositie heeft en dat nu kan gaan bouwen aan versterking van haar positie, bijvoorbeeld in de sector gezondheidszorg.

Is uw strategie heel sterk gericht op de gezondheidszorg?Medical systems was lange tijd een bijzaak en zelfs was er een moment waarop is overwogen die activiteiten van de hand te doen. Inmiddels hebben we het een en ander erbij gekocht. Wij deden vijf acquisities in de Verenigde Staten, die we in de afgelopen jaren samengesmeed hebben tot een nieuwe sterke medische activiteit. Dat is de stevige basis van waaruit we nu de volgende stap moeten zetten. Dan kijken we natuurlijk naar versterking van die

126 Gerard Kleisterlee

afzetmarkten in de gezondheidszorg waar we met onze medische apparatuur al een stevige positie hebben, zoals cardiologie en oncologie. Dan gaat het om de computer tomography, beter bekend als de CT-scan en om MRI, wat staat voor magnetic resonance imaging, maar ook om echografie en anchiografie. We zijn wereldleider in patiëntenbewakingelektronica en op die sterke kern kunnen we verder bouwen. Daar hoort ook een stukje medische informatie-technologie bij.

Kunt u zich voorstellen dat Philips een belangrijke rol gaat spelen in de ontwikkeling van de gezondheidszorg, dus ook in de zorgverlening zelf?De medische informatietechnologie brengt ons daarmee onvermijdelijk in aanraking. We hebben in Amerika een alliantie met een onderneming, die naar onze ideeën de wereldtop representeert op het gebied van software voor het zo noodzakelijke elektronisch patiëntendossier. Dat dossier is een kernelement voor een moderner systeem van gezondheidszorg, dat uiteindelijk iedere medicus in zijn werk zal raken.

We praten al meer dan tien jaar over de noodzaak ervan, maar waarom is het er nog niet? Er is in Nederland en daarbuiten geen sector die zo gefragmenteerd is als de gezondheidszorg en die relatief zo weinig geprotocolleerd is. De ontwikkeling in de medische informatietechnologie is vergelijkbaar met de vroege dagen waarin die technologie zijn intrede deed in het bedrijfsleven. Het heeft ook een tijd geduurd, voordat het daar een ondersteunende bedrijfstak was voor planning en logistiek en vooraleer sprake was van een niveau van standaardisering. Uiteindelijk zijn wereldwijd bezien twee of drie grote spelers overgebleven. Philips wil in de medische informatietechnologie ook die positie bemachtigen en daarom zijn wij op dat terrein zeer actief. Concreet: bij een CT- of een MRI-scan vormen zich beelden, die een grote hoeveelheid informatie genereren, die ook getoond moeten kunnen worden op het scherm van iemand anders. Dan moet je protocollen afspreken over de wijze waarop zulke gegevensbestanden eruit moeten zien en op welke wijze die overgedragen worden naar een ander systeem.

Wat moet ik me voorstellen bij Philips’ nieuwe motto: Sense and Simplicity?De naam Philips dekt een groot aantal activiteiten. Het is zowel een bedrijfsnaam als een merknaam en met het motto “Let’s make things better”

Gerard Kleisterlee 127

onderscheidden wij ons niet duidelijk genoeg. De zoektocht naar een nieuw motto, via honderden interviews met klanten en consumentengroepen, bracht ons bij de complexiteit van de hedendaagse technologie. De reactie van de medische technologieklant en de gewone elektronicaklant luidde steevast: “Ja technologie helpt, maar het is zo godsallejezus ingewikkeld”.Als complexiteit het probleem is, dan is simplicity daar het antwoord op, zeiden wij en toen gingen we op zoek naar een pakkende slagzin. Veel van de voorstellen bleken al in gebruik door kleinere ondernemingen en vielen daarom af. We zaten er behoorlijk mee in onze maag tot op een gegeven moment de werkgroep schuchter bij mij aanklopte en meldde: “We hebben iets maar of het wat is? Sense and Simplicity”. Ik zei: “Dát is het en het bekt veel beter dan Advanced Simplicity wat jullie eerst hadden”. Bovendien combineert het zin en eenvoud, waardoor het risico van negatieve associaties met “simpel” wordt vermeden, terwijl “sense”, zeker in het Engelstalige spraakgebied ook geassocieerd wordt met gevoel en je wilt nu eenmaal graag dat je merk ook emotie oproept.

Maar nu is de opgaaf het in de praktijk te realiseren. Klopt het dat uzelf moeite had met de bediening van een van uw nieuwe apparaten?De leden van de Raad van Bestuur doen bewust zelf tests. We krijgen een apparaat thuis zonder mannetje die het even voor je doet, we pakken de gebruiksaanwijzing en kijken of het werkt. Dan blijkt het niet altijd “sensible and simple” te zijn. Dat betekent dan huiswerk voor de organisatie. We hebben trouwens expres het doen van te grote beloften vermeden. In de reclamecampagne brengen we producten voor het voetlicht, die zeker aan de sense and simplicity doelstelling voldoen, maar we zijn er nog lang niet. Dat impliceert niet alleen huiswerk voor de mensen die producten maken en de diensten leveren, maar voor de hele organisatie. Philips is voor de buitenwereld, onze klanten en partners, nog te zeer een wat ondoordringbare organisatie en die ingewikkeldheid moet eruit. Dat doen we onder meer aan de hand van drie vragen, die iedere medewerker zich idealiter dagelijks stelt. Is wat ik doe “advanced”? Is het “easy to experience”? En is het gebouwd vanuit het perspectief van de klant? Dan kom je altijd dingen tegen die je kunt verbeteren en die vragenreeks werkt inspirerend.

Duurzaamheid is ook een thema. Hoe leeft dat bij Philips?Duurzaamheid is ons van meet af aan bijgebracht door de stichters van het

128 Gerard Kleisterlee

bedrijf, Anton en Gerard Philips. De geschiedenis van Philips is doortrokken van oprechte aandacht voor de medewerkers, voor een verstandige manier van omgaan met schaarse goederen en zorg hebben voor de effecten van je bedrijf op de samenleving. We hebben producten die uitblinken door gering energieverbruik, of gering grondstofgebruik, we vermijden het gebruik van schadelijke grondstoffen en gebruiken weinig verpakkingsmateriaal. Dat scheelt afval.Wij staan al twee jaar op rij nummer een in de categorie “cyclical consumer goods” van de Dow Jones Stability Index. Dat is een prima prestatie waarop we met recht trots zijn, te meer daar de meest uiteenlopende soorten ondernemingen vallen in die categorie.

Philips heeft vijf procent vrouwen in de top van 175 mensen. Is dat niet wat weinig en hoe staat het met de “diversity” in het algemeen?Het is een complex probleem, dat je niet oplost door met je vingers te knippen en even wat andere mensen te benoemen. Je moet daar lange termijnprogramma’s voor maken. De diversiteit naar nationaliteiten is in onze topstructuur niet slecht. We zouden gelet op de grootte van de omzetmarkt daar, meer Aziaten moeten hebben. Feit is dat in de groepsraad van ongeveer vijftien leden helaas slechts één dame zit.Dat is, denk ik, niet alleen een kwestie van “het glazen plafond”. Hoewel het per samenleving wel wat verschilt, is het structueel een feit dat vrouwen op een zeker moment in hun carrière andere keuzes maken. Zij stappen er even uit en willen meer tijd besteden aan hun gezin. Wil je dan later weer terugkeren, dan valt dat niet mee, omdat we leven in een competitieve samenleving die in oorsprong op een continue carrière is gericht. Er is trouwens geen groot verschil tussen de instroom in het algemeen van mannen en vrouwen. Als ik kijk naar het jongere deel van onze organisatie, naar onze marketing en salesafdeling, naar onze ontwikkelafdeling, en zeker naar het buitenland, Oost Europa en China, dan komen er evenveel mannelijke als vrouwelijke ingenieurs binnen.

Wat zijn uw gedachten over het optrekken van de pensioenleeftijd van 65 naar 67?Wij spraken decennia geleden een pensioenleeftijd af en als je dan de deskundigen hoort zeggen dat iedere vier jaar de gemiddelde levensverwachting met een jaar toeneemt en we gezonder ouder worden, dan is het voor mij geen logische optelsom als we tezelfdertijd minder willen werken. Wie nu zestig

Gerard Kleisterlee 129

is staat door de bank genomen nog in de bloei van zijn of haar leven. Mijn grootouders waren op die leeftijd echt oud en versleten door de zware arbeid die ze hadden moeten doen. Fysieke arbeid is vervangen door wat we met een mooi woord kenniswerk noemen. Je grijze cellen slijten daar misschien van, maar niet je lichaam. Daarom bloeien fitnesscentra als nooit tevoren.

Maar uw collega Jan Holman nam op zijn 62ste al afscheid. Hoe zit dat dan bij Philips? Statutair is bepaald dat mensen in een topfunctie het recht hebben op hun zestigste met pensioen te gaan en leden van de Raad van Bestuur tot hun 62e

door mogen gaan en dan geacht worden andere dingen te gaan doen. Dan worden we commissaris en zo. Ik vind het op zichzelf niet zo slecht dat je in een topfunctie niet doorgaat tot het bittere eind.

En dan Europa. Is dat een bron van zorg voor u?Als je, zoals Philips, nog zeker iets minder dan de helft van je omzet in Europa realiseert en er is geen groei, dan is Europa een probleem. Je thuismarkt zou je een goede startpositie moeten geven. Net als andere bedrijven maken we Brussel duidelijk wat er volgens ons nodig is voor een dynamischer Europa. Dan gaat het om arbeidsflexibiliteit, het belastingklimaat en het vestigingsklimaat in het algemeen. Het gaat om pijnlijke veranderingen. Willen we iets nieuws creëren, dan zullen wij een aantal verworvenheden moeten afstaan. Wat mij dan zo treft is dat het accent in het politieke debat steeds wordt gelegd op wat we kwijtraken en dat er nauwelijks of niet gerept wordt over wat er voor in de plaats kan komen. De discussie dient zich, wat mij betreft, te concentreren op de vragen welke visie we hebben op de toekomst van Europa, welke rol Nederland daarin kan spelen en welke rol er is weggelegd voor het bedrijfsleven.

Illustratief is dat ik altijd zeg: Philips is een multinational met Europa als thuisbasis en Amsterdam als hoofdkantoor -nadrukkelijk in die volgorde, dus. Hier dreigt, in vergelijking met andere Europese landen, het gevaar dat we ons terugtrekken in het “dorp” Nederland en een dorpse discussie voeren over dingen van gisteren in plaats van kansen van vandaag en morgen.

Gaat u vóór Europa stemmen?Ik ga zeker vóór Europa stemmen, omdat ik de Europese Grondwet hoe dan ook een stap vooruit vind en we die daarom moeten zetten. Dat is afgezien van het antwoord op de vraag of deze Grondwet de meest ideale is. Bij vooruitgang

130 Gerard Kleisterlee

kun je niet altijd het meest ideale pad bewandelen, als we al zouden weten wat dat is, want er zijn vele meningen. Als we terugvallen op het Verdrag van Nice, wat gebeurt bij een afwijzing, dan zal de besluitvorming met 25 landen ontzettend moeilijk worden.

Ziet u directe economische consequenties voor ons land als het als enige tegen zou stemmen?Die verwacht ik niet en het schermen daarmee leidt tot doemscenario’s en angst. Schilder nou eens een keer een toekomstperspectief voor mensen, waaruit blijkt dat de wereld en de economie niet in elkaar storten. Nu valt er trouwens weinig in elkaar te storten, want Europa beweegt zich al lang op een ontzettend laag pitje.

Moeten we niet meer plezier krijgen in ons werk en trotser zijn op onze ondernemingen en ons land?We moeten trots zijn op het feit, dat we een aantal succesvolle ondernemingen hebben, dat die ondernemingen nog steeds in Nederland gevestigd zijn en in Nederland blijven investeren. Willen die ondernemingen aanleiding blijven zien om dat voort te zetten, dan zullen we daarvoor een gunstig klimaat moeten scheppen. Maar als je ziet op welke manier sommige discussies daarover in het recente verleden zijn gevoerd, dan word ik daar, zacht gezegd, niet vrolijk van.

Hoe krijgen we in Nederland weer een positief proces op gang? Moet dat uit het bedrijfsleven of uit de politiek komen?De politiek speelt een belangrijke rol. Aan het maatschappelijk middenveld moet duidelijk worden gemaakt dat de samenleving een serieus probleem heeft als zij zich onvoldoende realiseert wat de voordelen zijn van economische bedrijvigheid in eigen land. Het schept bijvoorbeeld, en dat lijkt mij niet onbelangrijk, werkgelegenheid. Die bedrijvigheid en die banen komen niet uit de lucht vallen, ondernemingen als Philips creëren die. Als er dan eens iets misgaat, of het nou over salarissen, het milieu of kinderarbeid gaat, dan moeten die ondernemingen niet meteen in de hoek worden gezet als grote boosdoeners.

Wat dacht u toen de Top van Lissabon besloot dat Europa in 2010 de meest innovatie economie ter wereld moet zijn?

Gerard Kleisterlee 131

Het is een prijzenswaardige ambitie, maar mijn volgorde is: visie, ambitie, strategie, actie. Visie zonder ambitie is een lege huls en zonder ambitie krijg je geen dynamische economie. Maar als je jouw ambitie dan formuleert in termen van je afzetten tegen al die andere dynamische economieën, zoals Amerika, India en China, dan krijg je dat “wij tegen de rest van de wereld”, dan maak je jezelf eigenlijk tot underdog. Europa moet de ambitie zich te ontwikkelen tot een belangrijke speler met gezag; tot een continent waar nieuwe initiatieven ontstaan en gefaseerd dingen gebeuren en daarin past ook de ambitie het groeitempo van de economie te verhogen. Innovatie hoort daar zeker bij. Op die wijze geformuleerd is het bedrijfsleven, en zeker de Europese industrieën, een warm voorstander van de agenda van Lissabon.Helaas, en dat heeft de Europese Commissie ook geconstateerd, is de vooruit-gang sinds het uitspreken van die ambitie uiterst minimaal, omdat het in Europa aan effectieve besluitvorming schort.

Blijft de researchafdeling van Philips nog in Nederland of ziet u die geleidelijk wegebben?We hebben uitstekende researchfaciliteiten. De kern is gevestigd in Waalre, ten zuiden van Eindhoven. Daar doen wij wereldklasse research en dat zullen we blijven doen. We trekken kenniswerkers uit Nederland aan, maar ook uit het buitenland, omdat het aantal afgestudeerde bêta wetenschappers hier te klein is. Dat is overigens een van de thema’s waaraan het Innovatieplatform aandacht besteedt. We doen ook onderzoek elders in de wereld en in toenemende mate in China.Trouwens, vandaag hoorde ik dat twee van onze onderzoekers van het laboratorium in Braircliff de Amerikaanse Innovation Award hebben gewonnen. Die kregen zij voor de vondst van een algoritme dat het hele proces van routeplanning soepeler maakt. U ziet, Philips blijft “at the forefront”.

Waarom bent u als hoofd van een mondiaal concern uit een klein land in het Innovatieplatform gestapt? Ik ben er niet primair als hoofd van een wereldconcern ingestapt, maar als bezorgde Nederlander en Europeaan, die iets gezien heeft van het internationale bedrijfsleven en bekend is met de investeringsprogramma’s in onderzoek en ontwikkeling. Iemand, die weet hoe sterk afhankelijk het bedrijfsleven is van innovatie, wil het wereldwijd concurrerend blijven. Iets van wat ik gedurende

132 Gerard Kleisterlee

mijn loopbaan in de wereld heb gezien wil ik in het Innovatieplatform inbrengen. Voor mij is het Innovatieplatform vooral een gelegenheid waar mensen bij elkaar komen, mensen met beelden en ideeën over innovatie. Als je de juiste mensen bijeenbrengt, kan er een sprankje overspringen en dan gebeurt er wat.

Komt er concreet wat uit het Innovatieplatform?Deze week is het Holstcentrum in Waalre geopend, dat een Europees topinstituut moet worden op het gebied van micro-elektronica. Alle ingrediënten voor succes zijn aanwezig. Er wordt samengewerkt tussen I-Mac, TNO en Philips is de leidende industriële partner. Het is mede dankzij het Innovatieplatform tot stand gekomen, in dit geval door het enthousiasme van minister Brinkhorst van Economische Zaken zelf, die wij een keer hebben rondgeleid langs onze halfgeleider research in het Interuniversitair Micro-elektronica Centrum in Leuven. Dat zou zonder Innovatieplatform niet gebeurd zijn, want dan waren we de minister niet tegengekomen en was hij niet met ons in een helikopter gestapt voor een kijkje achter onze schermen.

Blijven we niet om de hete brij draaien als onze houding tegenover langer en harder werken, een houding die uzelf al enkele malen publiekelijk aan de kaak heeft gesteld, het probleem is?Dat kernprobleem kan inderdaad niet door het Innovatieplatform alleen aangepakt worden. Wat het wel heeft bereikt, even los van de ongetwijfeld ook deels terechte kritiek, is dat het onderwerp over innovatie en de kenniseconomie op de agenda is gezet. Er is meer discussie over dan ooit tevoren en het besef groeit dat een succesvolle kenniseconomie meer competitief gedrag van burgers en werknemers zal vragen. Het platform is ook veeleer een katalysator dan een ijsbreker en naarmate we meer initiatieven ontplooien, als het Holstcentrum, zal het katalyserend effect zich versterken.

Hoe plant u uw agenda en verdeelt u uw werkzaamheden? We proberen het jaar in grove blokken te delen. Omdat het in Amsterdam achter mijn computer niet gebeurt, ben ik veel buiten kantoor. We bezoeken aan de hand van een jaarschema diverse regio’s. Een paar keer per jaar ga ik naar Azië en Amerika en neem dan Zuid-Amerika mee. In een regionaal bezoek zit altijd een aantal vaste ingrediënten. Ik wil klanten bezoeken en met onze eigen

Gerard Kleisterlee 133

medewerkers praten. Ook hoort er altijd een rondetafel discussie met jonge mensen in de organisatie bij, omdat ik wil weten wat hen bezighoudt, wat ze verwachten van Philips en ik pols hen over of het beleid dat de top uitdraagt op de werkvloer aankomt. Dat levert aardige verrassingen op. Daar waar het nodig doe ik publiciteitswerk en bezoek investeerders.

Als u zoveel reist, waarom is het hoofdkantoor van Philips dan verhuisd van haar geboortestad Eindhoven naar Amsterdam? Het hoofdkantoor is meer dan de Raad van Bestuur, er werken zeshonderd mensen in Amsterdam, dat wij een gemakkelijker bereikbare plaats vonden voor een internationale onderneming. Mensen kunnen gemakkelijk een half uurtje bij ons langskomen en dan verder Europa intrekken vanaf Schiphol. Voor het aantrekken van buitenlandse medewerkers is Amsterdam ook een voordeel. Een marketingmedewerker uit Italië of een hoofd financiën uit Frankrijk koopt nu eenmaal liever een appartement in Amsterdam dan in een kleine gemeenschap waar dan ook in Nederland.

26 mei 20005

Gerard Kleisterlee behoort tot de weinige gentlemen CEO’s, die ons land kent, altijd voorkomend, nooit een onvertogen woord. Desondanks -of misschien wel juist daarom- heeft hij Philips weer in rustiger vaarwater weten te brengen, waarin weer “full steam ahead” af kan worden gestevend op een wereldleiders positie in de gekozen markten. Niet voor niets werden zijn onderneming en hijzelf dit jaar verkozen tot de toponderneming, respectievelijk de topmanager van het jaar hoewel hij die laatste positie wel met John de Mol moet delen.

134 Gerard Kleisterlee

Het Rad van Pim Fortuyn Pim Fortuyn (Lijst Pim Fortuyn)

De politieke breakthrough van Pim Fortuyn tussen september 2001 en mei 2002 bleef voor niemand onop-gemerkt. Volgens het weekblad Elsevier hield hij er een lifestyle op na als was hij van adel, is hij in zijn denken een massieve non-conformist en van gemoed een romanticus. Het volgende is een bewerking van twee vraaggesprekken met hem, die al eerder gepubliceerd zijn. Het eerste vond plaats op 16 oktober 2001 toen Fortuyn beoogd lijsttrekker was van Leefbaar Nederland en het tweede op Koninginnedag 2002 bij hem thuis, vijf dagen voor de moord, toen hij zijn eigen lijst aanvoerde. *)

Uit welk milieu komt u? Uit een katholiek middenklassegezin. Mijn vader is afkomstig uit de Zaanstreek. Mijn moeder is een dochter van een aannemer/timmerman uit Beverwijk. De familie Fortuyn heeft het moeilijk gehad, in die zin dat zij in de jaren dertig een diepe, sociale neergang heeft meegemaakt en dat heeft ook ons gezin getekend. Mijn vader heeft daar levenslang veel last van gehad. Wij kinderen zijn, zeg ik wel eens, de maatschappelijke ladder min of meer op getrapt en dat had te maken met mijn vaders frustratie over de neergang van de familie.Alle Fortuyns zijn familie of je dat nu met ui, uij of uy schrijft en de familie dateert uit de 12de eeuw. De wortels liggen in Dokkum, waar nog een peper-muntfabriek staat met de naam Fortuyn. De oudste herkomst, voor zover we weten, is een molen in de Zaanstreek; die heette Fortuyn; daar komt ook het familiewapen vandaan. Het was een vrij groot gezin en ik ben de derde van zes kinderen. Het is een familie van individualisten met interesse voor elkaar, maar wij overdrijven daarin niet.

*) Deze tekst is een bewerking van de interviewteksten die eerder waren opgenomen in de uitgave

“Mickey Huibregtsen in Gesprek met de rest van Nederland”.

Pim Fortuyn 65

Mijn lagere schooltijd was vreselijk. Ik zat op een nonnenschool, dat is een soort concentratiekamp voor katholieken. De middelbare school, bij de paters Augustijnen, was een verademing; heel vrij, heel leuk. Luther is opgestaan uit de Orde van de Augustijn en daar zijn ze nog steeds trots op. Het leven buiten school was ook leuk, want ik ben opgegroeid in Velsen-Driehuizen, temidden van prachtige landerijen en dicht bij de duinen. We hebben heel wat hutten gebouwd. Zelf had ik het toen nog niet in de gaten, maar ik was wel anders dan de andere jongetjes. Hun interesse lag bij voetballen, de mijne bij lezen en musea.

U voelt zich geroepen tot de publieke zaak. Waar staat dat volgens u voor?Ja, de publieke zaak is het algemeen belang. Het is een heel ouderwets begrip. Het zijn die belangen, die de samenleving moet kunnen neerzetten. En die kun je niet alléén neerzetten, dat moet je met mekaar doen. En daar heb je allemaal voordeel van. Dat is bijvoorbeeld goed onderwijs, goede politie; dat is goede gezondheidszorg natuurlijk ook. Het is veiligheid, wat vandaag de dag natuurlijk een belangrijk thema is.Het algemeen belang is zeer ondergesneeuwd geraakt in het marketingdenken enerzijds en het hedonisme van “ikke, ikke en de rest kan stikken”. Daar kan een samenleving niet op staan.

Heeft de politiek zich de publieke zaak te zeer toegeëigend en daarmee afgenomen van de burger?Hád de politiek haar maar toegeëigend, maar zij heeft de publieke zaak van zich laten afnemen door de bureaucratie en de bureaucratie heeft de publieke zaak afgenomen van de burgers. Nu komt het erop aan, dat de politiek weer het heft in handen neemt. Ambtenaren moeten weer gaan doen wat politici willen en niet omgekeerd en de mensen in het land moeten meer worden betrokken bij die politiek, bijvoorbeeld door in een schoolbestuur te gaan zitten. Een voorwaarde is dan wel, dat alles kleinschaliger wordt.Mijn eigen bijdrage aan de publieke zaak is de OV-studentenkaart, die niet meer weg te denken valt. Helaas gunde de politiek mij niet ook het paspoort. Ik ben niet het type dat de buurvrouw warme melk gaat brengen. Op humanitas scoor ik een nul, wat vrij uitzonderlijk is, maar ik schaam me er niet voor. Ik vind dat je mensen het beste helpt door hen te leren zichzelf te helpen. Hulp vanuit de zieligheidgedachte, daar heb ik nog nóóit iets goeds van zien komen.

66 Pim Fortuyn

Natuurlijk heeft iemand, naar de mate waarin hij lichamelijk of psychisch in de vernieling zit, hulp nodig, maar je moet altijd vragen wat zijn restcapaciteit is. Wie volledig afhankelijk wordt van hulp van anderen, levert zijn ziel in. Dat zie je gebeuren bij het loket van de Sociale Dienst. Ik zie het ook aan mijn oude vader. Hij wordt goed verzorgd in het tehuis, maar hij verpietert op het moment dat hij niets meer kan betekenen voor een ander. Je kunt nog wel fysiek leven, maar psychisch dood zijn.

Er is veel mis met de politiek. Wie zijn de grootste boosdoeners?Ik kijk liever naar de processen dan naar de poppetjes, die natuurlijk wel namen dragen. Het is een cliché, maar een land krijgt de regering die het verdient. De elfde september 2001 is heel belangrijk geweest. Dat bracht de mensen weer tot het basale besef dat een land niet zomaar kan bestaan, maar dat we er wat voor zullen moeten doen. Kijk, als je zegt dat “de politiek waardeloos is”, dan zeg je tegelijkertijd dat de burgers waardeloos zijn. Dan heb je het dus ook over jezelf. Maar de politiek is wel aan zet om de voorwaarden scheppen, waardoor de burgers weer zelf verantwoordelijkheid gaan nemen.

Wat ziet u nationaal als de voornaamste vraagstukken?Veiligheid, gezondheidszorg en onderwijs en op één met stip de multiculturele samenleving. De grenzen moeten dicht en de grenscontroles weer in ere hersteld, dat zal in mijn campagne het belangrijkste worden. Het aantal asielaanvragen per jaar moet terug naar tienduizend. Dan kunnen we heel wat asielzoekerscentra sluiten en de IND trimmen. De vier miljard gulden, die we dan, schat ik, op jaarbasis overhouden, gireren we linea recta naar de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, de heer Lubbers, die er echte vluchtelingen mee kan helpen.De kwestie is niet alleen dat Nederland te vol is. Vanuit de linkse hoek, dat wil zeggen de PvdA en Groen Links, is de multiculturele samenleving, overigens met steun van het CDA, altijd voorgesteld als een verrijking. Dat is een grote leugen. De problemen die nu op ons bord liggen waren deels onvermijdelijk, maar deels ook politiek gewild. We zijn nu gekomen aan de grens van wat mogelijk is. Als wij niet in staat zijn derde generatie Turken en Marokkanen, wier ouders hier geboren zijn, fatsoenlijk sociaal en economisch te integreren, dan ligt daar een grote uitdaging. Zoals een goede huisvrouw betaamt ga je pas dweilen als je de kraan hebt dichtgedraaid. Dat betekent dat we voorlopig niemand meer

Pim Fortuyn 67

binnenlaten, ook niet voor gezinshereniging. Ik ben voor integratie met zachte hand én met harde hand. Criminele Marokkaanse jongeren terugsturen naar Marokko is absurd. Het zijn namelijk ónze Marokkaanse rotjongens en zij zijn dus ons probleem. Gezinspolitiek voeren, omdat Nederland vol zou zijn, zie ik niet zitten. Nederland vergrijst niet, het verkleurt. Geboortebeperking is antidemocratisch. Als mensen veel kinderen willen hebben, waar ze ook vandaan komen, it is up to them. Ik vind trouwens dat de overheid in het algemeen te ver gaat met strafrechtelijk ingrijpen in gezinsrelaties. Ik zie liever therapeutische interventies.

U was tot 1989 lid van de PvdA. Joop den Uyl was uw vriend, maar stond juist hij niet aan de basis van de problemen die u benoemt? Ik was en ben een grote bewonderaar van Den Uyl vanwege diens gecompassioneerde stijl van politiek bedrijven. Die compassie vind ik ook terug bij mensen als Hans Wiegel en Dries van Agt. Den Uyl had visie, achteraf kan blijken een verkeerde, maar visie had hij. Hij stelde een groot vertrouwen in de overheid waar het ging om gelijke kansen en rechten. Zijn doelstelling van spreiding van inkomen, kennis en macht vind ik nog steeds interessant. De PvdA van nu is een vreselijke, kleurloze regentenpartij, waar achterkamertjespolitiek regeert wat leidt tot het alsmaar overal en nergens benoemen van eigen mensen. De PvdA is minstens zo erg als het CDA in haar gloriedagen. En dan te bedenken dat minder dan driehonderd duizend mensen lid zijn van een politieke partij. Er is daarbuiten een gigantisch reservoir aan talent dat buiten het vizier valt, wat zeer ten nadele uitwerkt van de publieke zaak en het openbaar bestuur.

Wat vindt u van de VVD en het CDA op dit moment?Dat ik de VVD soms met de grond gelijk maak, komt door haar mentale instelling. Het is de partij van de lachebekjes. Sinds het vertrek van Bolkestein zit er geen denker meer tussen. Diens denkkracht was enorm, evenals zijn vermogen relevante onderwerpen op de agenda te plaatsen, maar hij verstond niet de kunst de bal in het doel te koppen en dat moet op een gegeven moment wel gebeuren. Overigens ben ik een fervente aanhanger van Gerrit Zalm, een man met ideeën en een uitstekende minister van Financiën. Verder ontbreekt elke visie in de VVD, hoewel ik het eens ben met heel veel VVD-ideeën. We vinden elkaar op het punt van het vreemdelingenbeleid

68 Pim Fortuyn

en de economische politiek, maar het ontbreekt de VVD aan ideeën over de wijze waarop de collectieve sector moet worden aangepakt. Dan stuit je een beetje op ongemeubileerde bovenkamers à la Hans Dijkstal. Sorry, ik probeer zaken graag in sfeerbeelden te vatten, dus het moet niet allemaal te letterlijk genomen worden. Het CDA, ja, dat is heel triest. De christen-democraten hebben tijdens de acht jaar oppositie buitengewoon interessante ideeën ontwikkeld voor de gezondheidszorg, de veiligheid, het openbaar bestuur en het onderwijs. Het is traditioneel een partij van normen en waarden, dat maakt het CDA voor mij interessant. Het grote manco is, dat het CDA het ene rapport na het andere schrijft, maar dat er geen letter van in de krant komt. Het komt niet over en dat is treurig.

We komen terecht bij Leefbaar Nederland. Wat is uw typering van uw huidige partij?Een pluriforme verzameling mensen, een beweging wat tegelijkertijd haar kracht en zwakte is. Wat ons bindt is afkeer van de regentenpolitiek, dat we het land willen teruggeven aan de burgers, dat we de “core business” van de politiek wat de collectieve sector is, willen omturnen van aanbodgestructureerd naar vraaggestructureerd. Daar hebben we ook voorstellen voor ontwikkeld. Het betekent dat in het onderwijs de ouders, de leraren en de leerlingen centraal staan; dat in de gezondheidszorg de patiënten en de uitvoerende krachten, dokters en verpleegkundigen centraal staan en dat bij de veiligheid de burgers en de agenten centraal staan.

Wij willen rigoureus snijden met tenminste vijfentwintig procent in de bureaucratie. Ondanks hun ongetwijfeld goede bedoelingen houden managers en bureaucraten uitvoerenden niet alleen van het werk, maar ook dom en dat vind ik nog erger. Zij ontmoedigen namelijk ieder initiatief van de werkvloer. Mijn ideeën spreken mensen aan, dat proef ik en als ik verkiezingswinst ga boeken, dan is het daarom. Mensen hebben schoon genoeg van het “we hebben het met ons allen gedaan”, van die verdamping van verantwoordelijkheden. Kijk naar Enschede en Volendam. Niemand heeft het gedaan. Mensen willen duidelijkheid en leiding, en dat beloof ik ze. Ik beloof ze geen risicoloos leven. Leven is leven, maar het is evident, als je kijkt naar die twee verschrikkelijke branden, dat de overheid uitgaat van haar eigen belang en de eigen diensten heeft gespaard. Was het vanuit de vraag van

Pim Fortuyn 69

de burgers bekeken, dan zou niemand een vuurwerkfabriek gewild hebben in zijn wijk. Zo simpel is dat. De overheid is zo verkokerd dat men feestelijk langs elkaar heen kan werken. Minister De Grave van Defensie kan rustig zeggen dat hij niet eens wist dat hij een vuurwerkbureau had. Het is geen onbekwame man, maar hij had de verantwoordelijkheid voor het verzuim op zich moeten nemen en zeggen: “Ik treed af”.

Ik las in uw afscheidsinterview van Elsevier deze alinea: “Laatst had ik een diner. Naast mij zat een meisje van dertien, dat maar giechelde. Ze zei dat ze huiswerk moest maken over de Verlichting. Ze begreep nog net dat het niet over de lamp boven onze hoofden ging. Ik vroeg of de meester wel eens een verhaal vertelde. Nee, dat deed-ie niet. Toen heb ik college gegeven over de Verlichting. Ik vertelde over Spinoza. Het hele gezelschap hing aan mijn lippen. Een verhaaltje vertellen aan een meisje van dertien, dat was voor mij intens geluk.”Dat is een heel persoonlijke, warme Pim Fortuyn, maar op het World Photo Press gala jaagt u de tafelgenoten in de gordijnen als u over Berlusconi begint. Hoe zit dat?Het zijn de spreekwoordelijke twee kanten van de medaille. Mensen roepen bij mij zelden lauwe, onverschillige gevoelens op en het omgekeerde geldt ook. Velen lopen met mij weg, even zo velen haten mij. Het lijkt mij een uitstekend uitgangspunt voor een duidelijke politiek.En wat betreft Italië, dat is een beetje mijn tweede vaderland. Ik heb er een huis, ik heb een Italiaanse zwager. De warmte van levensstijl heeft me altijd aangetrokken. Berlusconi heeft zijn huidige positie niet kunnen bereiken zonder het systeem van patronage, diensten, wederdiensten, omkoping, noem het allemaal maar op. Wij kunnen Berlusconi de meest gekwalificeerde boef noemen; in de Italiaanse cultuur ligt dat anders. Ik praat het niet goed, maar ook wij kennen corruptie; niet van het chequeboek, maar van de baantjes. Een heel klein kliekje speelt elkaar in Nederland de bal toe, maar dat is allemaal legaal. Aan elke politicus in Italië kleeft dus wel iets. Ik ben een fan van Berlusconi, omdat zijn ideeën over de modernisering van de publieke zaak en de overheidsdienstverlening dezelfde zijn als die van mij. Ik bewonder hem ook, omdat hij gewoon durft te zeggen dat onze beschaving met haar mensenrechten, vrijheid van meningsuiting, omgang met minderheden, behandeling van homoseksuelen, gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen, een baken

70 Pim Fortuyn

van licht is vergeleken bij de islam. Hij zong een ander lied in het koor van Europese angsten over de islam en dat vind ik heel erg moedig.

Hoeveel zetels krijgt u na de verkiezingen?Ik kan mijn best doen, maar de kiezer bepaalt 15 mei wat er gaat gebeuren. Als de kiezer wil dat ik win, dan zal ik winnen. Als er maar zestigduizend mensen op Leefbaar Nederland stemmen, haal ik de kiesdeler en één zetel. Dan zal ik het zien als een corvee, maar ik zal het corvee aanvaarden.

6 oktober 2001

Zes maanden geleden spraken we over de inhoud. Nu gaan we zoeken naar de mens achter Pim Fortuyn. Nou, daar is niks meer van over, hoor.

Wanneer hebt u besloten om de politiek in te gaan en waarom?Vorig jaar zomer, toen had ik het “nu of nooit”-gevoel. Het sudderde al een tijdje, mensen om me heen zeiden: “Je weet het allemaal zo goed te analyseren, doe er eens iets aan”, maar dat wilde ik niet doen via de traditionele partijpolitiek, omdat die juist onderdeel is van het probleem.Toen kwam Leefbaar Nederland op en doordat Willem van Kooten in mijn netwerk zat, kwam de zaak in een stroomversnelling. De tweede reden was persoonlijk. Ik was toen 53 en vier jaar later zou het te laat kunnen zijn. Vervolgens heb ik er nog lang over gedubd, want ik had een aangenaam leven, verdiende goed. Dat moet je dan opgeven; dat realiseerde ik me al te goed. Maar het besef dat ik er de rest van mijn leven wroeging over zou hebben, als ik het niet deed, was sterker. Het gaf me kracht, want het is natuurlijk een moeizame weg geworden.

Wist u dat echt niet?Ik wist dat ik bij Leefbaar Nederland begon, maar niet dat ik afgezet zou worden en dan weer opnieuw zou beginnen. Als ik het van tevoren had geweten, had ik het niet gedurfd. Waar ik achteraf blij om ben is, dát ik het heb aangedurfd. Mislukken als je iets wel gedurfd hebt is minder erg dan mislukken, omdat je het uit angst nalaat.

Pim Fortuyn 71

Wat was uw vroegere stemgedrag?Toen ik lid was van de PvdA stemde ik PvdA, dat is logisch. Vervolgens heb ik gezwalkt tussen de VVD en het CDA. Economisch gezien voel ik me thuis bij de VVD, maar het CDA vertegenwoordigt het gemeenschapsgevoel, het sociale. Ik heb overigens ook een paar keer niet gestemd. De CDA-opstelling ten opzichte van euthanasie en abortus vind ik geen struikelblok. Ik ben een vrij conservatieve man, maar ik vind dat je mensen het recht te beschikken over hun eigen leven niet mag onthouden. De huidige wet is dus goed. Alleen voor mezelf zal ik het, zoals ik er gezond en wel nu tegenaan kijk, nooit doen. Dat zeg ik met enig voorbehoud, want je weet het nooit zeker. Ik heb van dichtbij het stervensproces meegemaakt van mensen, die mij zeer raakten, en daar word je wel bescheiden van.

Wat ging er mis tussen u en Leefbaar Nederland?Zeg het mij. Na het Volkskrant interview ging ik lichtvoetig naar de bestuursvergadering in de veronderstelling, dat het na mijn toelichting klaar zou zijn. Dat kun je naïef noemen, maar waarom was ik zo naïef? Omdat ik in de Volkskrant niets nieuws had gezegd. Ik had het zelfs al eerder opgeschreven! De Volkskrant heeft daar koppen bij gemaakt en een samenvatting voor de voorpagina gemaakt. Dat is de journalistiek. De platte tekst, in het interview, daar stond ik achter. De vijf onderwerpen klopten qua volgorde en de tijd die er aan elk besteed is. Ik heb de redacteuren niet laten vallen, alleen de koppen en dat voorpaginabericht, tja.

Bent u achteraf bezien blij met de Lijst Pim Fortuyn?Het heeft zo moeten zijn, maar het was een megaklus. Ik stond 11 februari, toen de lijmpoging strandde, met de kloten voor het blok, want ik had de kiezer beloofd, dat die hoe dan ook op mij kon stemmen. Voordat je in Nederland een partij of een vereniging hebt opgericht, ben je wel een eind verder. Rond 20 februari startte het zoeken van kandidaten, wat binnen een maand rond moest zijn. A hell of a job. Daarna komt het verzamelen van het vereiste aantal handtekeningen in 19 kiesdistricten, al die bureaucratie. Ik ging een paar dagen naar Italië om bij te komen en toen bleek er van alles misgegaan te zijn met de spelling van mijn naam. Mijn grootvader deed het destijds fout bij de burgerlijke stand en daarom sta ik ingeschreven als Fortuijn, maar de juiste spelling is Fortuyn. Ik had daar nog zo op gehamerd.

72 Pim Fortuyn

Dan is het: op naar de kiezer, maar hoe doe je dat? Daar had ik me nooit mee beziggehouden bij Leefbaar Nederland. Niet dat ik helemaal van niets wist, want in de tien jaar ervoor had ik me inhoudelijk goed voorbereid, maar er gebeuren zoveel onverwachte dingen, waarop je ook intuïtief reageert. Ik had natuurlijk geen staf om mij heen. Enkele zakenlieden reikten gelukkig de hand door een kantoor beschikbaar te stellen.

Mijn hoofdtaak is het LPF-programma representeren naar buiten. Dat is dagwerk en dodelijk vermoeiend. De LPF moet het hebben van free publicity, waaraan het gelukkig niet ontbreekt. Op een normale dag begin ik het liefst niet voor 11 uur, maar dat lukt niet altijd. Dan is het de hele dag praten. De internationale pers heb ik inmiddels wat ingedamd. Ik was door die vervelende -politiek correcte- types van de BBC, “een racist” genoemd en in het Engels klinkt dat op de een of andere manier altijd directer. Men vergeleek mij met Haider, Le Pen, De Winter. Er was een beeld van mij geschapen, alsof ik de buitenlanders even het land wilde uitzetten. Ons tegenoffensief was een internationale persconferentie op één dag, waar 65 journalisten op af kwamen.

Nee, ik houd de publicaties over mij en de LPF niet bij in de media. Dan word je gek en als ik mezelf op de televisie zie, zet ik het toestel uit.

U vindt het niet leuk naar uzelf te kijken, maar hoe zit dat met die portretten van u die in uw huis hangen? Ik ken veel kunstenaars, die het leuk vinden mij te portretteren. Moet ik het dan in de kelder zetten? Dat is ook weer niet aardig.

Veel mensen overwegen serieus op u te stemmen, maar vragen zich af of ze het echt zullen doen. Hebt u nagedacht over uw eindsprint tot 15 mei 2002? Het is natuurlijk aan de kiezer. Allerlei mensen denken, dat ik zal proberen hen over te halen, maar dat doe ik niet. Als men wil dat er echt iets verandert, dan moet men op mij stemmen. Als men vindt dat het kan blijven bij “praten over” dan is er al veel veranderd. Er zijn veel mensen die zeggen dat mijn taak er wel op zit, omdat onbespreekbare zaken bespreekbaar zijn geworden. Maar dat is mij niet genoeg. Een groot deel van mijn programma, waar volgens de gevestigde politiek niets van deugde, wordt nu al overgenomen. De PvdA-er Melkert zegt nu ineens dat

Pim Fortuyn 73

de agenten achter hun bureau vandaan moeten komen, Balkenende van het CDA zegt dat de bureaucratie in de zorg moet worden bestreden. Dan denk ik: “Wie zei dat allemaal ook al weer?” De discussie over het vreemdelingenbeleid heb ik vlotgetrokken. Ik denk dat men mij ook nog wel de credits daarvoor wil geven, maar dat is niet genoeg. Als wij willen dat Nederland verandert, dan moet het niet bij praten alleen blijven. Ik weet zeker, dat anderen het wel beloven, maar het niet zullen doen, omdat men ingemetseld zit in de bestaande structuur. Zij kunnen het niet en ik kan het wel, waaraan ik meteen toevoeg dat over vier jaar het de hoogste tijd zou kunnen zijn, dat er weer een ander komt. Om echte veranderingen te realiseren heb je iemand, tussen aanhalingstekens, van buiten nodig. Maar dan moet de kiezer het mij wel mogelijk maken en mij een flink mandaat geven. Als ik in een regering kom met onvoldoende mandaat, dan vermorzelt men mij. Dat is mijn grootste angst.

Wat als de CDA de grootste partij wordt?.Balkenende is een briljante man met een grote toekomst, maar het is nu gewoon te vroeg voor hem. We moeten niet weer een CDA krijgen dat als een regentenpartij gaat optreden. De keuze is zonneklaar tussen centrumrechts en centrumlinks. Het CDA weigert die keuze te maken en dan moet bij uitstek het CDA niet in de positie komen, dat zij het straks voor het zeggen krijgen. Daarom zou het CDA kleiner moeten worden dan de Lijst Pim Fortuyn, maar het CDA moet wel met ons meedoen, want het is een goede bondgenoot.

Wat uw verbale kwaliteiten betreft, heeft u ooit op een debatingclub gezeten?Op de middelbare school hadden we een dergelijke club, maar ik geloof niet dat ik daar ooit een prijs gewonnen heb. Ik ben een natuurtalent. Als ik de kans krijg drie kwartier een mooi verhaal te houden en dan mag discussiëren met de zaal, dan vind ik dat fantastisch.

Maar ik maak ook grote fouten, dat zien de mensen te weinig. Kwaad worden, zoals tijdens de campagne is gebeurd, had ik nooit moeten doen. Spijt heb ik er niet van, want dan denk ik: “Het is heel de man, het is een driftkop en zoiets gebeurt dan af en toe”. Het interessante is echter, dat je van je fouten kunt leren, maar de situatie herhaalt zich zelden precies op dezelfde manier. De volgende dag maak je weer andere fouten, en zo gaat het altijd door. Ik volgde geen mediatraining en heb geen adviseurs om mij heen verzameld, maar er zijn natuurlijk wel mensen met wie ik frequent omga en naar wie ik

74 Pim Fortuyn

luister. Ik kan namelijk ook heel goed luisteren, ook naar kritiek, al geloven weinigen dat. Kritiek moet je niet negeren; zelfs in de meest vileine kritiek zit altijd iets. Het lukt me niet altijd meteen goed te reageren. “Bekijk het even, val dood”, denk ik dan, maar een paar uurtjes later is het “ja, nee, ja, nee er zit toch wel wat in” en dan kom ik er, in tweede instantie wel op terug.

Bent u ijdel?Nee.

Intelligent?Sociaal intelligent.

Eenzaam?Soms.

Populistisch?Als populisme betekent, dat je voor een breed publiek ingewikkelde vraag-stukken kunt verhelderen, dan ben ik graag een populist. Maar de gangbare gevoelsbetekenis van populistisch is, dat je mensen naar de mond praat en dat doe ik niet, zelfs niet bij de Soundmixshow. Ik zeg gewoon dat het fileprobleem onoplosbaar is en dat er voor agenten, verpleegsters en onderwijzers geen hoger salaris in zit. Die hebben een goed salaris. Daarmee maak ik me niet overal populair.

Opvliegend?Driftig.

Links of rechts?Dat vind ik achterhaalde begrippen.

Maakt u zich zorgen over internationale politieke ontwikkelingen?Daar had ik het laatst nog over met de Amerikaanse ambassadeur. Die kwam even langs, met bewaking, maar zonder verdere poespas, en dat is toch wel leuk van dat Amerikaanse volk. Er was een link tussen ons, want hij was ICT-ondernemer geweest en ik had een boek over informatietechnologie geschreven. Hij kwam me even de nieren proeven: hoe pro-Amerikaans ik was. Toen

Pim Fortuyn 75

we dat examen hadden gehad, gingen we wat dieper in op de Amerikaanse buitenlandse politiek. Bewust of onbewust vind ik de Amerikaanse benadering naïef. Ik zie een “clash of civilizations”. De grootste botsing in de wereld na de Koude Oorlog is die tussen de islamitische cultuur, die veel meer is dan de islamitische religie, en de westerse moderniteit. Amerikanen weigeren dat te benoemen, want een groot deel van de bevolking is islamitisch, maar dan kom je wel in rare spagaten terecht en die durven de Amerikanen niet te benoemen. Bijvoorbeeld dat zijzelf Al-Quaida en de Taliban hebben bewapend, en de UCK in de Balkan. Nu voorzien ze Pakistan van wapens, geld en goederen om de terroristen weer een toontje lager te laten zingen. Ik zie een patroon. Eerst bewapent Amerika haar “bondgenoten”, die na verloop van tijd weer hun vijanden blijken te zijn. Nu zijn ze bezig met de “war on terrorism” en rollen Irak op. Dat moet gebeuren. Maar het is waar, ik voorzie veel problemen. De staat Israël zal de gelegenheid te baat nemen af te rekenen met de Palestijnen. Voordat je het weet heb je keet in Europa. Over dit soort dingen heb ik met de Amerikaanse ambassadeur gesproken. Hij bevestigde het niet, maar ontkende het ook niet.

Nog even terug naar de binnenlandse politiek. Wilt u in een kabinet zitten waarvan u geen premier bent? Dat doe ik niet. De partij zou wel aan het kabinet deelnemen, maar ik ga niet onder een ander dienen. Je moet nooit twee kapiteins op een schip zetten. In dat geval zou ik gewoon de fractie leiden, wat ik beschouw als een eervolle taak waar niets mis mee is.

Trekt de politiek u echt?Nou, ik kan dingen bedenken die leuker zijn, alleen is dit nu mijn taak. Het gaat niet om “leuk” of “niet leuk”. Dit is wat ik moet doen.

30 april 2002

Pim Fortuyn blijft -voorlopig- een van de meest bijzondere acteurs op het Nederlandse politiek toneel. Hij kwam, hij zag, hij overwon en ging ten onder. Met al zijn scherpe kanten, kon je toch soms erg van hem genieten als je daar doorheen kon kijken. Na tien jaar miskenning

76 Pim Fortuyn

stevende hij voor het eerst van zijn leven af op een grote triomf. Toen hij op de maandag voor de moord hoorde, dat de laatste poll hem 35 zetels gaf, zei hij: “goed moment om er mee op te houden”. Zijn succes in die laatste maanden voor de verkiezingen leek louterend te werken. In mijn waarneming werd hij milder en wijzer tegelijk. Het blijft uitzonderlijk jammer, dat we het vervolg op zijn opkomst niet hebben mogen beleven.

Pim Fortuyn 77

Sneller, Hoger, Verder

Joop Alberda (NOC*NSF)

Hij is al jaren verknocht aan de sport. Na een buiten-gewoon succesvolle carrière als teamcoach, resulterend in een Olympische gouden medaille in Atlanta, heeft hij nu bijna acht jaar de allesomvattende coördinerende verantwoordelijkheid voor de technische voorbereiding van al onze Olympische deelnemers.

Jij behoort tot die kleine categorie die je niet kunt “vousvoyeren”. Waar kom je vandaan?Van origine ben ik een Fries en ik ben in dat taalgebied opgevoed. Thuis spraken we Fries. Op mijn 17e vertrok ik naar Groningen voor de opleiding aan de Sportacademie. Daarna heb ik een uur les gegeven op een school en dacht: dat is mij prestatief lang niet hoog genoeg. Mijn ouders korfbalden, typisch Fries en ontmoetten elkaar daar ook, waarschijnlijk in het middenvak. Een keer was ik veroordeeld met die sport ook kennis te maken, maar na een uurtje had ik wel gezien. “Dat kan sneller”, dacht ik. Dat is geen kritiek op korfbal, maar mijn genenpakket sluit niet naadloos aan bij die tak van sport.

Wat deed je verder na dat ene uur lesgeven?Ik heb toen heel veel andere opleidingen gevolgd en wilde sportgeneeskunde studeren. Maar ik werd steeds uitgeloot. In de tussentijd heb ik algemene pedagogiek gedaan en wetenschapsfilosofie. Nu ben ik coach, anders was ik sportarts geweest. Ik denk dat elk selectiesysteem iets oplevert, dat ook de bedoeling is. Uiteindelijk ben ik gewoon tien jaar in de oude botenbouw -klippers en tjalken- terechtgekomen. Ik had zelf een jaar of tien een hele grote tjalk van bijna dertig meter en nu heb ik een oceaanwaardig schip “The Spirit of ‘96”, waarop ik regelmatig met de coaches vertoef en dan kijken we eens los van de wereld naar de voorbereiding op de Olympische Spelen.

18 Joop Alberda

Hoe kwam je in het volleybal terecht?Ik ben begonnen als turner, maar ik was er te groot en niet sterk genoeg voor. Ik raakte ook de fascinatie kwijt voor de individuele sport en was meer gefascineerd door teamsporten. Op de Sportacademie werd ik lid gemaakt van een studentenvolleybalvereniging, die natuurlijk in geldzorgen zat. Men dacht: “Hé, dat lijkt wel aardig, laten we hem eerst maar eens een acceptgiro sturen, dan wordt hij misschien wel lid”. Dat was in 1971. Tot mijn verbazing, en dat gaf ook wel een beetje de pijlsnelle ontwikkelingsgraad van het volleybal aan, speelde ik al in 1973 in de eredivisie. Ook een klein mannetje als ik kon nog ergens een stekkie vinden. Je bent met 1,82 meter namelijk al gauw klein als je tussen reuzen staat van 2,05 meter.

Het boeiende van volleybal is dat het een teamsport is, waarbij je geen balbezit kunt hebben. Je bent gedwongen samen te werken en dan ontstaat er een keten van processen waarin mensen de mindere kwaliteit van de voorganger willen compenseren. Het tweede dat mij fascineert is de maakbaarheid van het volleybal, omdat de begin- en eindsituatie gedefinieerd zijn, wat deze sport uitermate geschikt maakt voor statistiek, analyse, video-opnames en strategische spelvoorbereiding per computer. Het zijn moderne middelen, waarmee je de sporter kunt verbeteren.

De regels worden nog wel eens veranderd in de volleybal. Vind je dat goed?De praeses van onze internationale volleybalbond (IVF), Rubén Acosta, ziet het in concept goed. De wereld vraag om een voetbalconcept van twee keer drie kwartier. Dat is de maximale “span of attention”. Dat heeft hij goed gezien, maar de wijze waarop hij het heeft aangepakt, is helemaal gestuurd door de buitenkant, waarin de TV de regels gaat bepalen. Maar als het gaat om de beperking van de rol van de scheidsrechter en het verbeteren van het contact met de fans, ben ik het met hem eens. Hij vindt dat de sporters aanraakbaar moeten zijn voor de fans. Andere spelregelveranderingen zijn talloos geweest, bijvoorbeeld dat je met je lichaam mag spelen waar dat vroeger alleen maar met je handen mocht en dan alleen met je vingers en niet met je onderarm. Dat was een grote doorbraak. Constante in het geheel is de hoogte van het volleybalnet; dat was en is 2,43 meter.

Moeten er in het voetbal niet nodig ook eens wat regels worden veranderd?

Joop Alberda 19

Ja, in het voetbal zeker, als ik kijk naar de economische impact en de factor amusement. Alleen al de foutenmarges in het buitenspel. Gemiddeld neemt een scheidsrechter zeker dertig dubieuze beslissingen, vooral daarover. Het is fysiek onmogelijk voor een mens met zijn ogen in de diepte en in de breedte te kijken, dat kon die leeuw uit Daktari, maar die loopt niet langs de lijn. Kijk gewoon op een video hoe het zit en laat het niet aan het toeval over of iemand het goed gezien heeft.

Hoe heeft je carrière als coach zich ontwikkeld?Van 1980 tot 1986 ben ik bezig geweest met fantastische lichtingen jeugdteams in Nederland; in diezelfde periode ontwikkelde Brother Martinus zich in Amsterdam tot een Europees bolwerk bij de senioren. Die twee lichtingen zijn bij elkaar gevoegd en toen kwam de sleutel in de persoon van Ari Selinger, een topcoach met topleiderschapskwaliteiten. Het concept was overigens heel simpel. Nationale Nederlanden zei “Wij kopen een topcoach, we zetten er een hal omheen, we zorgen voor voldoende ballen en de rest regelen we zelf wel”. En dan is het een kwestie van zorgvuldig smeden van ambitie en mensen in een winnende omgeving neerzetten. Dan komt succes altijd.Ik heb na de Spelen van Barcelona ’92 de bouwstenen van Selinger in 1992 overgenomen in de wetenschap, dat het nationale team nog een cyclus van vier jaar te gaan had met een aantal nieuwe spelers, die het spel van de toekomst konden spelen, waarvoor de basis in Barcelona was gelegd. Zij konden iets toevoegen wat er binnen het volleybal nog nooit was geweest. De Apocalyps zou dan moeten komen tijdens de Olympische Spelen in 1996 in Atlanta.

Jullie verloren in de voorronden met maar liefst 3-0 van Italië. Hadden jullie echt nog op goud gerekend tegen datzelfde Italië?Er zat een strategische kant aan. Wij voelden dat het Nederlandse volk geen cent meer voor ons zou geven na dat resultaat en dat bij winst in die finale de ontlading des te groter zou zijn. Wij hadden in de periode voorafgaand aan Atlanta juist goed gespeeld, bijvoorbeeld in Nederland de World League gewonnen, waardoor er een last van de schouders van de spelers was gevallen. We waren in “a winning mood” te meer daar, statistisch gezien, Italië in die wedstrijd waarin het ons versloeg, duidelijk boven zijn normale niveau had gespeeld Zo spelen ze één keer per vier jaar. Wij gingen er van uit, dat het een “once-in-a-lifetime event” was geweest, terwijl ons niveau hetzelfde was,

20 Joop Alberda

gewoon goed. Objectief kijkend naar de wedstrijd hadden er ook 24 gouden medailles uitgereikt kunnen worden, want het verschil tussen beide ploegen was niet zo groot.

De finale was dan ook uitzonderlijk spannend.Het zou in de oude telling -waarin je alleen een punt kunt scoren op je eigen service- in de 75e minuut pas 2-1 zijn geweest! Het was ook een beetje van: “It takes two to tango”: wij waren op jacht naar Italië, dat steeds probeerde te ontsnappen en het feit dat die twee ploegen zo bewust waren van elkaars kwaliteiten heeft het spel ook zo fantastisch hoog opgejaagd. De meeste spelers kenden elkaar door en door, want men was elkaar al tegengekomen vanaf de jeugdcompetities

Wat is jouw functie in NOC*NSF, want dat is een nieuw begrip?Ik ben technisch directeur, wat betekent dat ik verantwoordelijk ben voor het smeden van een medaillefabriek voor de Olympische zomer- en winterspelen. Het eerste aangrijpingspunt zijn de coaches en met hen bespreek ik wat mondiaal de beste trainingsprogramma’s zijn in hun sport. Het is een soort internationale benchmark, waarbij we een sport, de concurrenten en de wereldtop doorlichten. Op basis daarvan beschrijven we een route om bij die top te komen en inventariseren hoe we een en ander kunnen faciliteren en hoeveel geld dat kost. Het geld dat nodig is proberen we erbij te halen.

Mag jij dat geld distribueren?Dat is in Nederland altijd een mooie periode als je daaraan begint, want dan heb je zo’n overval op de systemen en dan mag je dat de eerste keer doen. De tweede keer wordt een dergelijk overvalsysteem ogenblikkelijk gebureaucratiseerd en neemt iemand anders de regie over -een twaalftal toezichthouders- waardoor de snelheid uit het proces gaat. En dan gaat het dus wel eens wrikken aan topsportfront, want daar is snelheid één van de meest kritische succesfactoren.Wij hebben tot 2004 r 30 miljoen kunnen vertimmeren over de vierjaarscyclus voorafgaand aan de Spelen in Athene en dat is inclusief communicatie en marketing. Dat is een aanmerkelijk additioneel bedrag bovenop de geldsommen die de bonden zelf krijgen en wat de overheid erin steekt. Hoewel het nu nog niet aan de orde is, is het vervelende, dat geldstromen binnen de bonden zelf drastisch teruglopen. Het bedrijfsleven is steeds minder geïnteresseerd in

Joop Alberda 21

financiële steun aan individuele sportbonden voor het primaire proces, maar veel meer in het evenement, dat het resultaat is van dat proces en dat is ook logisch.

Hoe is de rolverdeling tussen het NOC*NSF en de topsportbonden? Er zijn bonden, die het uitermate plezierig vinden dat wij ons heel dominant met hen bemoeien; die bonden worden bijna gestuurd. Er is een aantal bonden, die wij coachen, omdat daar veel faciliteiten en kunde zit en er is een beperkt aantal bonden, die je alleen faciliteert, bijvoorbeeld de Hockeybond. Zij kennen het klappen van de zweep zelf goed, weten hoe ze moeten managen en opvolgers moeten creëren Zij hebben respect voor hun eigen geschiedenis en tuinen niet twee keer in dezelfde val. In die gevallen is het een kwestie van geld geven, met interesse en bewondering aan de zijkant staan en wachten op de twee beloofde gouden medailles. André Bolhuis heeft altijd -wellicht wel met enige bluf- gezegd: “Joop, Athene wordt twee keer goud”. Op basis daarvan heb ik mijn investeringen gedaan.

Hoe ziet, naast het contact met coaches, de verdere voorbereiding op de Spelen eruit?Als je de vierjaarcyclus ziet als de Olympiade, dan is het eerste jaar het innovatiejaar. Dan kijken we wat voor soort nieuwe concepten we kunnen bedenken en met welke mensen. In het tweede en derde jaar ligt de nadruk op het aanslingeren van de programma’s en dan maak je een begin met de samenstelling van een soort virtuele ploeg. Dat doen we dan met wat ik de ogen en de oren van het “team de mission” noem, de groep die verantwoordelijk is voor de voorbereiding. We halen dan de beste Nederlandse sporters bij elkaar, zoals Michael Boogerd, Pieter van den Hoogenband, Leontine van Moorsel, Marc Huizinga, en vragen: “Wat zien jullie in de wereld waarvan wij zouden kunnen leren om jullie zo goed mogelijk te faciliteren bij de Spelen?” Met de coaches organiseren we veel platforms om kennis uit te wisselen en betrokkenheid bij elkaar te creëren, zodat men als groep bekenden van elkaar het Olympisch dorp binnenkomt.

Vroeger praatten ze nooit met elkaar, de coaches hè?Nee. Dat coaches nu over de muren van hun eigen sport heenkijken is een gevolg van de inzet van André Bolhuis en Hans Jorritsma in de periode 1992 tot 1996. Het is internationaal een concept dat met jaloezie wordt bekeken. Het gaat al zover, dat een aantal de telefoonnummers bij zich hebben van sporters

22 Joop Alberda

uit andere takken van sport om hen voor of na een wedstrijd te ondersteunen. Daardoor krijg je een soort kennis- en relatieveld in het Olympisch dorp, waarbij bijvoorbeeld judocoach Cor van der Geest betrokken is bij de prestatie van de zwemster Marleen Veldhuis. Dat geeft toch wel iets unieks, want als dan de medailleoogst op dag een of twee op gang komt, dan gaat dat als een lopend vuur door het Olympisch Dorp. Dit is een bron van inspiratie voor alle ander atleten: die een medaille, dan ik ook! Wat er in die eerste dagen gebeurt, is cruciaal voor het verloop van de rest van de Spelen. In week één leg je het fundament voor week twee en dat is dan weer het fundament voor Peking 2008. Dus je werkt in die twee weken zeer geconcentreerd aan je eigen toekomst.

Hoe zit het met de sponsoring, gaat het nog wel of wordt het steeds moeilijker?Voor het NOC is het geen probleem geweest. We hebben in 2000 een budget gemaakt op basis van de reële kosten van wat wij het beste voorbereidingsprogramma vonden. Toen hebben we voor Athene een nieuw plan gemaakt, “Performance 2004” en daar zijn de gelden ook allemaal voor binnengekomen.Het enige probleem is dat bij de bonden het geld terugloopt en dat kan leiden tot een compensatie-effect, waardoor je netto er niet op vooruitgaat. Daar ligt mijn angst voor de toekomst een beetje.

Er zijn ook sporten waar NOC*NSF relatief weinig geld insteekt, zoals voor een turner of turnster s 10 duizend per jaar. Hoe vind je dat?Dat is volstrekt onvoldoende. Het gaat om jongens en meisjes, die op zeer jeugdige leeftijd ’s ochtends drie, vier uur gaan turnen, daarna naar school gaan en ’s middags nog eens een keer vier uur turnen, naar huis gaan, even studeren en dan naar bed. Zij nemen afscheid van een groot deel van hun jeugdleven. Daar moet meer geld naar toe, want in de turnwereld loopt kwalitatief zeer hoogwaardige begeleiding rond, maar op het gebied van de pedagogische begeleiding en de medische en paramedische verzorging moet veel meer gebeuren, als je als land de verantwoordelijkheid daarvoor wilt nemen.

Hoe krijgen turners en turnsters een sponsor, want die willen wel een tegenprestatie?Dat blijft altijd een ontzettend probleem. Je krijgt heel veel emotionele sponsoring, mensen die betrokken zijn bij of de coach of bij turners of een

Joop Alberda 23

eigen turnverleden hebben, Mijn pleidooi is een aantal van dat soort sporten te clusteren. Maak er een groot pallet van, zeg tegen potentiële sponsors dat het misschien kleine sporten zijn, maar dat turnen en een aantal andere sporten raakvlakken hebben, smeer het uit over een heel jaar en dan ben ik als sponsor toch door het jaar heen in beeld met een aantal takken van sport. Ik vind zelf dat het NOC, de bond en de verenigingen tezamen dat primaire proces moeten waarborgen: trainingen, goede faciliteiten, en een coach. Dat moet je niet op het bordje van de sponsor leggen.Voor de promotie van de sport, het uitstralingseffect, heb je dan sponsors nodig. Wij hebben in Nederland de neiging sponsoring als de voorwaarde te gebruiken voor het primaire proces en dat lijkt mij niet de meest verstandige keus.

Wat is de filosofie achter het selectieproces voor deelname aan de Olympische Spelen?Als sinds jaar en dag hebben we het uitgangspunt, dat je een redelijke kans moet hebben op een plaats bij de beste acht. Waarom? Atletiek is de moeder aller sporten en men heeft acht wedstrijdbanen. Als je in de laatste wedstrijd, de finale, in beeld bent, dan heb je de maximale media-aandacht gegenereerd en heb je op het hoogste niveau meegedaan.Die redelijke kans op een plaats bij de beste acht wordt bij een olympische cyclus in tweeën geknipt. In het jaar vóór de Olympische Spelen kun je aan een bepaalde -relatief strenge- limiet voldoen, die in de buurt van die beste acht van de wereld ligt. Dan word je zogenaamd genomineerd. In het jaar voorafgaand aan de Olympische Spelen zelf moet je aan een iets lichtere eis voldoen en zo laten zien, dat die eerdere prestatie geen incident was en met die twee gegevens kun je naar de Olympische Spelen gaan. Of, dat is een andere mogelijkheid, in het jaar waarin de Spelen plaatsvinden, voldoe je weer aan die scherpe eis, waardoor je een redelijke kans hebt op een plaats bij de beste acht en dan is je plek meteen verzekerd.

In de praktijk blijkt het soms moeilijk, er rijzen altijd problemen en conflicten. Hoeveel hebben we er dit keer voor Athene?We hebben tot nu toe een heel manifest probleem gehad in de turnwereld. De Olympische Spelen en de sport in het algemeen professionaliseren zich steeds verder. Het wordt steeds gebruikelijker dat wij -dat wil zeggen de samenleving- voor een gemiddelde topsporter met een kans op deelname aan de Spelen een bedrag van minimaal r 75 duizend op jaarbasis investeren. Dat is dus r 300

24 Joop Alberda

duizend per cyclus, die overigens wel kan leiden tot eeuwige roem en glorie. Als je kijkt naar wat Fanny Blankers-Koen teweeg heeft gebracht in 1948, of in mindere mate Ellen van Lange, dan is dat toch een goede investering geweest.

Het gaat dus ergens om, als je wel of niet in de Olympische ploeg wordt opgenomen. Ook in de sport is een tendens naar juridisering waarneembaar. Dan wordt ons gevraagd wat nu precies de criteria waren, “want mijn sporter had die op voorhand moeten weten”. Het systeem van regelgeving en de procedures onder die selectiecriteria worden steeds strakker en scherper. Het dilemma, waar ik zelf als sportman mee zit, is: Gaan we straks met de juridisch sterkste ploeg naar de Olympische Spelen of gaan we met de sportief sterkste ploeg? Ik ben de waakhond van de sportief sterkste ploeg.

Heb je daar wel eens ruzie over gehad? Ik probeer het maar altijd te zien als wat onduidelijkheden in de communicatie en niet ruzie. Elke keer wordt een vaste procedure doorlopen. Een bond draagt iemand voor, die volgens de bond aan de criteria voldoet, wij kijken of die wedstrijd ook representatief is geweest, want je kunt ergens in Glimmen een wedstrijd organiseren en zeggen “Ik was de beste”, maar zonder tegenstanders betekent dat niet veel.

De harde eis aan de bonden is dat de coach en de sporter het stelsel van normen en limieten hebben ondertekend, waardoor iedereen op voorhand ermee bekend en eraan gecommitteerd is. Als er dan fouten worden geconstateerd, dan zit daar een soort Raad van Bestuur boven mij, die kijkt of ik de regels goed heb geïnterpreteerd en dan is er altijd nog de mogelijkheid van arbitrage.

Wat is het resultaat van al deze selecties geweest, hoeveel heb je er nu in je team zitten?Wij hebben ongeveer 180 sporters in ons team zitten en er zullen er nog een kleine 40 bijkomen. Dat zijn er 25 minder dan in Atlanta en in Sydney en dat is vooral te wijten aan de terugval die we in de teamsporten zien. Daar hebben wij altijd onvoldoende in getraind met prachtige uitzonderingen, zoals volleybal en hockey, die de regel bevestigen.

Wat zijn je verwachtingen over de medaillekansen?Ik heb drie doelstellingen, ik noem dat mijn TOP-programma, de T staat voor

Joop Alberda 25

Target, ik moet mijn geschiedenis altijd verslaan. Sydney was goed voor 25 medailles, maar er waren er wel 906 te vergeven, is 25 dan veel of weinig? Het is veel in vergelijking met Atlanta, het is weinig vergeleken met de 60 van Australië. De O staat voor Omvang. In Sydney waren we vertegenwoordigd in 96 disciplines, nu in ongeveer 110. Tenslotte de P van Performance, dat is de wijze waarop sporters en coaches over elkaar, over elkaars prestaties en over de Nederlandse sport met elkaar communiceren en dan vooral naar buiten toe. Deze drie onderdelen zijn cruciaal en daar stuur ik zoveel mogelijk op met ideeën, kennis, geld en met het bouwen aan een virtuele Olympische ploeg.

Target, omvang en performance, die zijn voor mij doorslaggevend, maar ik zie het daarnaast ook als mijn taak de deur van de verrassing altijd open te houden voor nieuw talent. Kijk naar Hedrick en Davis op het WK allround schaatsen. Als zij hadden gedacht dat ze hier niets te zoeken hadden, waarom zijn ze dan ooit op het vliegtuig gestapt? Elke keer worden we verrast door een aantal sporters die dingen doen die wij niet verwacht hadden. Is dat niet de charme van sport?

En nu nog de medaillekansen?Hockey is een medaillekandidaat, baseball is een potentiële halve finalist en volleybal heeft als vanouds nog kansen. Ook de zwemmers zijn top. Inge de Bruijn en Pieter van den Hoogenband zijn natuurlijk onze grote kanonnen, maar Marleen Veldhuis kan ook als een soort “dark, young horse” mee doen in de race om de medailles.Ook de synchroonzwemsters hebben zich gekwalificeerd in drie of vier pogingen. Op zichzelf is het geweldig, dat hun doorzettingsvermogen is beloond. Zij zijn zelf naar Amerika gegaan, hebben afgezien van alle faciliteiten hier in Nederland en het toch gehaald. De roeiers zijn de laatste weken vanuit het niets gekomen.Roeien heeft altijd een geheim opleidingsprogramma gehad. Ik wacht het met stijgende verbazing af. Met het zeilen zitten we met de “Tornado” in ieder geval goed en wat de wielersport betreft is er in het baanrijden een enorme sprong voorwaarts gemaakt met naast Leontien van Moorssel een hele rits medaillekandidaten.In de atletiek zijn Lorna Kiplagat en de polsstokhoogspringer Rens Blom kanshebbers op een medaille. Rens Blom heeft ook in zijn volwassenheid een grote sprong gemaakt. Hij praat niet meer over normen die te hoog liggen,

26 Joop Alberda

maar concentreert zich op het podium en dan, zo bewijst hij, blijkt de lat niet meer te hoog te liggen.

29 juni 2004

Joop Alberda heb ik jaren lang heel intensief mee gemaakt en ik heb altijd van hem kunnen genieten. Hij is naast een heel goede coach/visionair een begenadigd en erudiet spreker, die soms wel wat lang van stof is. Met Einstein zei hij vaak: “Als je doet wat je deed, krijg je wat je hebt”. Met een heel klein aantal anderen, die werkelijk compromisloos de vernieuwing in de sport zochten, is hij verantwoordelijk voor de disproportionele successen die Nederland de laatste drie Olympische Spelen heeft weten te boeken.

Joop Alberda 27