Master template Education Center - INBO · Devisscher S., Adriaens, T., Jooris R., Louette G. en...
Transcript of Master template Education Center - INBO · Devisscher S., Adriaens, T., Jooris R., Louette G. en...
INBO.R.2013.711500INBO.R.2012.16
Wetenschappelijke instelling
van de Vlaamse overheid
Opvolging van Amerikaanse stierkikker Lithobates catesbeianus in de provincie AntwerpenOnderzoeksopdracht in het kader van post-Invexo Actieplan stierkikker
Sander Devisscher, Tim Adriaens, Robert Jooris, Gerald Louette en Jim Casaer
INBO Brussel Kliniekstraat 25 1070 Brussel
T: +32 2 525 02 00F: +32 2 525 03 00E: [email protected]
www.inbo.be
INBO.R.2013.7111500_H_cvr.indd 1 03/01/14 13:46
Auteurs:Sander Devisscher, Tim Adriaens, Robert Jooris, Gerald Louette en Jim CasaerInstituut voor Natuur- en Bosonderzoek
Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is het Vlaams onderzoeks- en kenniscentrum voor natuur en het duurzame beheer en gebruik ervan. Het INBO verricht onderzoek en levert kennis aan al wie het beleid voorbereidt, uitvoert of erin geïnteresseerd is.
Vestiging:INBO BrusselKliniekstraat 25, 1070 Brusselwww.inbo.be
e-mail: [email protected]
Wijze van citeren: Devisscher S., Adriaens, T., Jooris R., Louette G. en Casaer J. (2013). Opvolging van Amerikaanse stierkikker Lithobates catesbeianus in de provincie Antwerpen - Onderzoeksopdracht in het kader van post-Invexo Actieplan stierkikker. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2013 (711500). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.
D/2013/3241/286INBO.R.2013.711500ISSN: 1782-9054
Verantwoordelijke uitgever:Jurgen Tack
Druk:Managementondersteunende Diensten van de Vlaamse overheid
Foto cover: Yves Adams/Vildaphoto.net
Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van:Agentschap voor Natuur en Bos, Koning Albert II-laan 20/8, 1000 BrusselANB/2013/GGB/HVG/SK
© 2013, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
INBO.R.2013.7111500_H_cvr.indd 2 03/01/14 13:46
Opvolging van Amerikaanse stierkikker Lithobates
catesbeianus in de provincie
Antwerpen Onderzoeksopdracht in het kader van post-Invexo Actieplan stierkikker (2013)
Sander Devisscher, Tim Adriaens, Robert Jooris, Gerald Louette & Jim Casaer
INBO.R.2013.711500 ANB/2013/GGB/HVG/SK
2 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Dankwoord
We wensen hierbij de begeleidingsgroep bij deze onderzoeksopdracht (‘Stierkikker post-
Invexo’) te bedanken voor de samenwerking en gewaardeerde inbreng: Hans van Gossum
(ANB, leidend ambtenaar), Bart Hoeymans (ANB Antwerpen), Hans de Schryver (ANB
Antwerpen), Mieke Hoogewijs (Provincie Antwerpen), Ingrid Brosens (Stad Hoogstraten),
Christof Sierens (Natuurwerk vzw) en Robert Jooris (NP, Hyla vzw).
We bedanken Mieke Hoogewijs en de Provincie Antwerpen voor hun toestemming om de
resultaten van de door hen gefinancierde inventarisatie-opdracht te incorporeren in dit
rapport. Peter Raymaekers en Chris van Liefferinge (ANB) worden bedankt voor het
bezorgen van de resultaten van de proefvangst in het natuurreservaat Grootbroek.
De Stad Hoogstraten (Ingrid Brosens) en Gemeente Arendonk (Rudy Wouters) bedanken we
voor hun samenwerking bij de afvangsten, alsook de vijvereigenaars die toestemming
verleenden voor acties op hun terrein: Dhr. en Mevr. Praets, Dhr. Bruijnen, Dhr. Boom, Dhr.
Jacobs, Fam. Mertens, Fam. Meegers, Jos Hendrickx, Wim van Loon, Maria van Esbeek, Mark
Fagoo, Kristine Deckx, Diederik Cogghe, Augustinus Stoops, Hedwig Cogghe, Jozef Goosens,
Koenraad Proost, Ann van Hest, Maria Noyens, Erik De Bont, Heidi Lenaerts, Rudy Staessens,
Rita Bogaerts, Jan Vos, Ludovica van der Moeren, Gustaaf Mynendonckx, Jozef Pluym, Maria
Laurijssen, Frank Brosens en G. de Bie.
We danken verder ook Noah Janssen (Natuurpunt), Bram Cannaerts (Natuurpunt) en Freddy
Huyskens voor hun hulp bij het organiseren en uitvoeren van proefvangsten in het
Vierkensbroek. Manu Büscher (Natuurpunt) bedanken we voor zijn inbreng m.b.t. het LIFE
project Grote Netewoud.
Verder willen we ook alle vrijwilligers bedanken die hun waarnemingen van (mogelijke)
stierkikkers invoerden op waarnemingen.be.
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 3
Samenvatting
De Noord-Amerikaanse stierkikker Lithobates catesbeianus figureert vanwege haar
wereldwijde verspreiding en duidelijk aangetoonde effecten op de inheemse biodiversiteit op
de IUCN lijst van 100 meest invasieve exoten in de wereld (Lowe et al. 2000). De
belangrijkste negatieve gevolgen voor inheemse biota zijn concurrentie, predatie en de
overdracht van pathogenen, maar ook effecten op het ganse aquatisch ecosysteem zijn
gedocumenteerd (voor een overzicht verwijzen we naar de risicoanalyse voor België Adriaens
et al. 2013). De EU Wildlife Trade Verordening ( 338/97) Appendix B verbiedt invoer van de
soort in de EU sinds december 1997. De stierkikker is ook opgenomen in de bijlage bij het
Verdrag van Bern - aanbeveling nr. 77 ( 1999) als een soort die een sterke bedreiging vormt
voor de biologische diversiteit en waarvoor uitroeiing sterk aanbevolen wordt. Op
verschillende plaatsen in Europa en de wereld wordt de soort bestreden. Kennis over de
populatiedensiteit en vangbaarheid met gangbaar gebruikt vangstmateriaal is nodig om
bestrijdingsprogramma’s te kunnen optimaliseren.
Uit de veldinventarisatie van 2013 (visueel, auditief en via interviews) die door Hyla vzw
werden uitgevoerd, blijkt dat de soort zich uitbreidt via de Wamp richting de Kleine Nete. De
aanwezigheid van reproducerende populaties in diverse vijvers in dit tussengebied werd
bevestigd met behulp van proefvangsten (omgeving Kasterlee). Verder is er voor de
Netepopulatie nog steeds verdere westwaartse uitbreiding vast te stellen tot Nijlen.
Proefvangsten met dubbele schietfuiken konden de aanwezigheid van stierkikker in het
natuurreservaat Vierkensbroek niet bevestigen.
In 2013 werd opnieuw afgevangen in geïsoleerde populatiekernen te Hoogstraten (twee
vijvers) en Arendonk (drie vijvers). In Hoogstraten werden er 56 vangsteenheden
gerealiseerd en in Arendonk 246. Uit de resultaten blijkt dat de twee vijvers in Hoogstraten
nagenoeg stierkikkervrij zijn. De situatie in Arendonk is minder eenduidig. Hier zijn meerdere
vijvers nog steeds besmet en zijn er indicaties dat de situatie verslechtert. Opvolgingsacties
zijn in alle gevallen aangeraden. Onderzoek naar eventuele voortplanting in de Lokkerse
Dammen, Rode Del en het Goorken, die mogelijk als bronpopulaties dienst doen voor dit
vijvercomplex, en een gericht beheer hier kan de aanpak in Arendonk efficiënter maken.
Gebruik makend van de meermalige merk-hervangst methode, onderzochten we over twee
jaar de densiteit (4,3 adulten/100 m oeverlengte), seksratio (mannelijk/vrouwelijk
individuen: 1,64), en mobiliteit (mediane afstand afgelegd door mannelijke individuen: 25 m
en vrouwelijke individuen: 83 m) van adulte stierkikkers in een populatie van verschillende
kleine en ondiepe watertjes. Vangbaarheid van adulten met één dubbele schietfuik voor 24u
rondde af op 0,7 % van de populatiegrootte (tegenover 6 % voor de larven). Op het eerste
zicht lijkt deze vangsttechniek geen grootschalige verwijdering van adulte individuen
mogelijk te maken. Het onderzoek in het kader van Interreg Invexo toonde aan dat dubbele
schietfuiken wel zeer effectief en efficiënt zijn voor het vangen van larven. Het gelijktijdig
gebruik van acht dubbele schietfuiken in een vijver op twaalf afzonderlijke vangstmomenten
kan de aantallen larven tot onder een kritische drempel konden worden gebracht. Bij
eenzelfde vangintensiteit en vangstinspanning zou een bijvangst van 46 % van de adulte
populatie verkregen worden (ofwel 4 van de 9 aanwezige adulten op de 200 m oeverlengte
van een gegeven vijver. Bijna de helft van het adulte segment zal dan ook geen deel meer
kunnen nemen aan de voortplanting. Wanneer naast de herhaalde afvangst ook verdere
voortplanting wordt verhinderd over meerdere jaren (bv. weghalen van eiklompen,
afschermen van voortplantingsvijvers), kan dit leiden tot de controle van geïsoleerde
populaties. Voor een meer realistische inschatting van het effect van de gelijktijdige
verwijdering van adulten met dubbele schietfuiken is de toepassing van een dynamisch
populatiemodel een mogelijkheid. Dit kan een beter inzicht verschaffen in de manier waarop
het huidige beheer de demografie van populaties beïnvloedt en al dan niet succesvol kan zijn
voor het bereiken van een bepaalde beheerdoelstelling (uitroeiing, beheersing).
4 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Aanbevelingen voor beheer en/of beleid
Algemene aanbevelingen
In dit rapport is een algemene situatie-doelstellingen–maatregelen matrix opgenomen (zie
hoofdstuk 5 p. 68). In functie van een concrete uitgangssituatie (mate van isolatie,
natuurwaarde) en beheerdoelstelling (isoleren, uitroeien, beheersen) voor een bepaald
gebied geeft deze mogelijke maatregelen weer. Dit overzicht vormt de aanzet tot een
draaiboek dat op verschillende gebieden toegepast kan worden. Voor meer achtergrond over
de voor- en nadelen van de concrete beheermaatregelen in dit overzicht verwijzen we graag
naar het Invexo rapport (http://www.inbo.be/files/bibliotheek/63/244363.pdf) (Devisscher et
al., 2012).
Gebiedspecifieke aanbevelingen
Aan de hand van de gegevens uit de concrete beheer- en opvolgingsacties in het kader van
dit vervolgproject worden een aantal mogelijke vervolgacties op de betreffende locaties
voorgesteld:
Geïsoleerde populaties
Hoogstraten. De twee vijvers waar in het verleden voortplanting werd vastgesteld worden in
2014 best opnieuw afgevangen met dubbele schietfuiken. Uit de simulaties komt naar voor
dat twee opeenvolgende weken met vier schietfuiken in de periode half mei-begin juni aan te
raden is. Half augustus wordt best nog een controlevangst van een week georganiseerd.
Omringende vijvers worden best nog eens visueel gecheckt op de aanwezigheid van larven,
juvenielen en adulten.
Arendonk-Kasterlee. Tijdens dit vervolgproject werd de aanwezigheid van stierkikker
populaties langs de Wamp (omgeving Straaleind, aansluiting Korsendonkse Loop), in het
gebied tussen Arendonk en Kasterlee, vastgesteld (zie 4.2.2 p. 63). Mogelijks is de
besmetting langs de Wamp in dit gebied tussen de vallei van de Grote en de Kleine Nete
ruimer. Daarom wordt best begin mei in de sector Arendonk-Kasterlee intensief gezocht naar
sporen van voortplanting van stierkikker. Dit kan visueel of met een enkele schietfuik.
Wanneer een goed beeld wordt verkregen van de verspreiding van de soort in het hele
gebied, en de besmetting relatief beperkt blijkt (maximaal tiental wateren), worden deze
vijvers best intensief afgevist gedurende twee weken in juni en twee weken in augustus.
Arendonk. Begin mei wordt best ook in de moerasgebieden in de buurt van de Arendonkse
vijvers (Lokkerse dammen en Goorke–Rode del) een poging gedaan om te achterhalen of
hier sprake is van voortplanting. Methodes zoals e-DNA sampling kunnen als alternatief
dienen voor proefvangsten met schietfuiken. Indien voortplanting vastgesteld wordt zal
bekeken moeten worden welke methode(s) geschikt zijn om hier in te grijpen. In ieder geval
is het aan te raden om in het kader van migratiebeperking opvolgingsacties in de reeds
afgevangen vijvers uit te voeren.
Neerpelt. Hier wordt best contact opgenomen met de eigenaar voor een terreincontrole en
eventueel worden vervolgacties uitgevoerd.
Huldenberg. Indien voorplanting in de kleine kweekvijvers noordelijk van het Grootbroek
vastgesteld wordt, wordt voorgesteld om deze in 2014 tijdelijk droog te zetten, zodat
voortplanting wordt verhinderd.
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 5
Grote, aaneengesloten populaties
Vallei van de Grote Nete
Waar mogelijk wordt in dit gebied best ecologisch vijverbeheer uitgevoerd. Aan de randen
van het gebied (Rode Del in het Oosten en Lier in het Westen) kunnen verdere veldcontroles
uitgevoerd worden om de eventuele uitbreiding van stierkikker tijdig in kaart te brengen. In
afwachting van een eventueel globaler plan voor de aanpak van stierkikker in deze regio, dat
rekening houdt met de impact van geplande gebiedsgerichte ontwikkelingen (Sigma, Life+
Netewoud), concentreren wegvangstacties zich voorlopig best aan de rand van het gebied.
6 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
English abstract
Due to its broad global distribution and widespread effects on native biodiversity through
various impact mechanisms, the American bullfrog Lithobates catesbeianus is listed as one of
the top 100 most invasive alien species in the world by the IUCN (Lowe et al., 2000). The
species is suspected to cause substantial ecological damage around large parts of the globe,
exerting an additional pressure to already declining amphibian populations (Adams & Pearl,
2007). The main negative impacts on native biota are competition, predation and the
transmission of pathogens. Also impacts on the whole aquatic ecosystem have been
documented. For an overview of impact we refer to the pest risk analysis for Belgium
(Adriaens et al , 2013). The species is included in the appendix to the Bern Convention
recommendation n° 77 (1999) as a species which has proved to be a strong threat to
biological diversity and for which eradication is strongly recommended. Moreover, since 1997
the EU Wildlife Trade Regulation (338/97) Appendix B prohibits import of the species into the
EU.
In 2013 a field survey based on observations and interviews was carried out by the
amphibian and reptile working group Hyla vzw. The results show that the species is still
spreading towards the valley of the Kleine Nete via the river Wamp. The presence of
reproducing populations in several ponds in this region (Kasterlee area) was confirmed by
means of fyke netting. Furthermore, the westward expansion of the Nete Valley population
species is still ongoing with sightings as far west as Nijlen. Fyke netting could not confirm the
presence of bullfrog in the Vierkensbroek nature reserve.
The control actions that started during the EU co-funded Interreg project Invexo (2009-
2012) were continued in 2013. Isolated (meta)populations in Hoogstraten (two ponds) and
Arendonk (three ponds) were managed by means of double fyke nets in order to deplete
bullfrog populations. In Hoogstraten, 56 unit efforts (=1 fyke net per 24 hour) were realized,
in Arendonk 246. As a result, the two ponds in Hoogstraten are probably free of American
bullfrog. In the pond complex in Arendonk, the situation is less clear. Here, several ponds
are still infected and there are indications that the situation is worsening. Follow-up is
recommended in all cases. Furthermore, in order to effectively tackle the bullfrog situation in
this area, the surrounding marshland areas (Lokkerse Dammen, Rode Del and Goorken),
which may serve as source populations for this pond complex, needs to be checked for
bullfrog presence. The Arendonk area needs a dedicated management plan.
Using the multiple mark-recapture method over two years, we investigated the density (4.3
adults/100 m shore length), sex-ratio (males/females: 1.64), and mobility (medium distance
travelled by males: 25 m and females: 83 m) of adult bullfrogs in a population inhabiting
several small an shallow ponds. The catchability of adults, using one double fyke net for 24
h, was rather stable and equalled 0.7 % of the population size. Previous research showed
that double fyke nets are highly effective and efficient for capturing bullfrog larvae.
Simulations show that the simultaneous use of eight double fyke nets in a pond at twelve
separate catch occasions can bring larval numbers below a critical threshold. At the same
catch intensity and effort, 46 % of the adult population is equally removed (or 4 out of 9
bullfrog adults present on stretch of 200m shoreline). Thus, nearly half of the adult segment
will no longer take part in reproduction. Consequently, when the captures are continued over
several years and combined with other methods to prevent succesful reproduction (egg
removal, fencing of ponds), we believe this may lead to the control or eradication of isolated
populations. For a more realistic assessment of the effect of the simultaneous removal of the
adult segment using double fyke nets, the application of dynamic population models is a
possibility. This can provide a better understanding of the way the current management
impacts on the demography of bullfrog populations and the probability of achieving the
management objectives (eradication, control).
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 7
Inhoudsopgave
Dankwoord ............................................................................................................. 2
Samenvatting .......................................................................................................... 3
Aanbevelingen voor beheer en/of beleid ................................................................ 4
Algemene aanbevelingen ............................................................................................ 4 Gebiedspecifieke aanbevelingen ................................................................................... 4
English abstract ...................................................................................................... 6
Inhoudsopgave ....................................................................................................... 7
Lijst van figuren ...................................................................................................... 9
Lijst van foto’s ...................................................................................................... 11
Lijst van tabellen .................................................................................................. 11
1 Inleiding .............................................................................................. 13
2 Densiteit en vangbaarheid van adulte stierkikker met dubbele
schietfuiken ......................................................................................... 15
2.1 Methodiek .............................................................................................. 15 2.2 Resultaten en bespreking ......................................................................... 17
3 Opvolging van de beheeracties ............................................................ 21
3.1 Afvangsten ............................................................................................. 21 3.1.1 Methodiek .............................................................................................. 21 3.1.2 Resultaten .............................................................................................. 22 3.1.2.1 Arendonk ............................................................................................... 22 3.1.2.2 Hoogstraten ............................................................................................ 40 3.1.3 Conclusie & Aanbevelingen ....................................................................... 53 3.1.3.1 Conclusie ................................................................................................ 53 3.1.3.2 Theoretische inschatting van vangstinspanning voor bestrijding .................... 53
4 Verspreiding van de stierkikker ........................................................... 56
4.1 Onderzochte locaties ................................................................................ 56 4.1.1 Antwerpse Kempen .................................................................................. 56 4.1.2 Vallei van de Grote Nete ........................................................................... 57 4.1.3 Omgeving Hoogstraten ............................................................................. 59 4.1.4 Arendonk en de vallei van de Wamp .......................................................... 59 4.1.5 Provincie Vlaams-Brabant ......................................................................... 60 4.2 Proefvangsten ......................................................................................... 61 4.2.1 Vierkensbroek (Averbode) ........................................................................ 62 4.2.1.1 Situatie en methodiek .............................................................................. 62 4.2.1.2 Resultaten en aanbevelingen .................................................................... 62 4.2.2 Kasterlee ................................................................................................ 63 4.2.2.1 Situatie en methodiek .............................................................................. 63 4.2.2.2 Resultaten en aanbevelingen .................................................................... 63 4.2.3 Grootbroek (Sint-Agatha-Rode) ................................................................. 64 4.2.3.1 Methodiek .............................................................................................. 64 4.2.3.2 Resultaten en aanbevelingen .................................................................... 65 4.3 Samenvatting ......................................................................................... 66
8 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
5 Globaal beslissingskader voor de aanpak van stierkikkerpopulaties ... 68
6 Referenties .......................................................................................... 75
7 Bijlagen ............................................................................................... 78
Bijlage 1: Detailkaart onderzochte locaties Mol (IDnr 96010) en Retie (IDnr
172501). ............................................................................................. 79
Bijlage 2: Detailkaart onderzochte locaties Ravels (IDnr 95065). ......................... 80
Bijlage 3: Detailkaart onderzochte locaties Herselt (IDnr 243037) ....................... 81
Bijlage 4: Detailkaart onderzochte locaties Westerlo (IDnr 243041 & 46) en de Grote Nete vallei .................................................................................. 82
Bijlage 5: Detailkaart onderzochte locaties Balen (IDnr 176546 en 47) en
Straalmolen ......................................................................................... 83
Bijlage 6: Detailkaart onderzochte locaties Lier (IDnr 165059 tem 165067) en Nijlen (IDnr 165055, 56, 57 en 58) ..................................................... 84
Bijlage 7: Detailkaart onderzochte locaties Hoogstraten (IDnr 26018, 30, 13, 09, 20, 10 en 21; de vijver gemerkt met * (Fortvijver, ID:12446) werd in 2012 gedempt). ................................................................................... 85
Bijlage 8: Detailkaart onderzochte locaties Arendonk (IDnr 95065 & 95051) ....... 86
Bijlage 9: Detailkaart onderzochte locaties Arendonk – Rhoode (IDnr 95073 & 95300) ................................................................................................ 87
Bijlage 10: Detailkaart onderzochte locaties Kasterlee (IDnr 17123, 24, 25, 26,
27, 28, 29, 30, 32) ............................................................................... 88
Bijlage 11: Detailkaart onderzochte locaties Begijnendijk (IDnr 243501, 503, 212, 213, 214 en 033) ......................................................................... 89
Bijlage 12: Detailkaart onderzochte locaties Vierkensbroek (IDnr 244063, 064,
217, 524) ............................................................................................ 90
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 9
Lijst van figuren
Figuur 1: Mobiliteit van adulte stierkikker L. catesbeianus in het studiegebied in 2012 (half
juni-half juli) van de meermalige merk-hervangst staalname-campagne. Binnen
het segment van hervangen individuen wordt het percentage van individuen
(mannelijke en vrouwelijke individuen afzonderlijk) voor elk van de afgelegde
afstandsklasse (afstand tussen de eerste en tweede vangstlocatie) gegeven. Een
Gausscurve toont de verdeling van de afgelegde afstand voor beide
sekseklassen................................................................................................ 19
Figuur 2: Situering van Arendonk I in Vlaanderen. ............................................................. 23
Figuur 3: Absolute vangstresultaten van Arendonk I, periode 2011 – 2013. .......................... 23
Figuur 4: Absolute vangsten van het pré-metamorfe segment van de populatie te Arendonk
I, periode 2011 - 2013. ................................................................................. 24
Figuur 5: Absolute vangsten van het post-metamorfe segment van de populatie te Arendonk
I, periode 2011 - 2013. ................................................................................. 24
Figuur 6: Vangstsamenstelling van Arendonk I gedurende 2011 (n=630).............................. 25
Figuur 7: Vangstsamenstelling van Arendonk I gedurende 2012 (n=24). .............................. 26
Figuur 8: Vangstsamenstelling van Arendonk I gedurende 2013 (n=6). ................................ 26
Figuur 9: Situering van Arendonk II in Vlaanderen. ............................................................ 28
Figuur 10: Absolute vangsten in Arendonk II, periode 2011 – 2013. ..................................... 28
Figuur 11: Absolute vangsten van het pré-metamorfe segment van de populatie te Arendonk
II, periode 2011 - 2013. ................................................................................ 29
Figuur 12: Absolute vangsten van het post-metamorfe segment van de populatie te
Arendonk II, periode 2011 - 2013. ................................................................. 29
Figuur 13: Vangstsamenstelling van Arendonk II gedurende 2011 (n=1757). ........................ 30
Figuur 14: Vangstsamenstelling van Arendonk II gedurende 2012 (n=5610). ........................ 31
Figuur 15: Vangstsamenstelling van Arendonk II gedurende 2013 (n=16568). ...................... 31
Figuur 16: Situering van Arendonk III in Vlaanderen. ......................................................... 32
Figuur 17: Absolute vangsten in Arendonk III, periode 2011–2012. ..................................... 33
Figuur 18: Absolute vangsten van het pré-metamorfe segment van de populatie te Arendonk
III, periode 2011 - 2012. ............................................................................... 33
Figuur 19: Absolute vangsten van het post-metamorfe segment van de populatie te
Arendonk III. Periode 2011 - 2012. ................................................................ 34
Figuur 20: Vangstsamenstelling van Arendonk III gedurende 2011 (n=5382). ....................... 35
Figuur 21: Vangstsamenstelling van Arendonk III gedurende 2012 (n=498). ........................ 35
Figuur 22: Situering van Arendonk IV in Vlaanderen. ......................................................... 36
Figuur 23: Absolute vangsten in Arendonk IV, periode 2011 – 2013. .................................... 37
Figuur 24: Absolute vangsten van het pré-metamorfe segment van de populatie te Arendonk
IV, periode 2011 - 2013. ............................................................................... 37
Figuur 25: Absolute vangsten van het post-metamorfe segment van de populatie te
Arendonk IV, periode 2011 - 2013. ................................................................. 38
Figuur 26: Vangstsamenstelling van Arendonk IV gedurende 2011 (n=2). ............................ 39
Figuur 27: Vangstsamenstelling van Arendonk IV gedurende 2012 (n=343). ......................... 39
Figuur 28: Vangstsamenstelling van Arendonk IV gedurende 2013 (n=152). ......................... 40
10 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Figuur 29: Situering van de Driehoek in Vlaanderen. .......................................................... 41
Figuur 30: Absolute vangstresultaten van de Driehoek, periode 2010 – 2013. ....................... 42
Figuur 31: Absolute vangsten van het pré-metamorfe segment van de populatie in de
Driehoek, periode 2010 - 2013. ...................................................................... 42
Figuur 32: Absolute vangsten van het post-metamorfe segment van de populatie in de
Driehoek, periode 2010 - 2013. ...................................................................... 43
Figuur 33: Vangstsamenstelling van de Driehoek in 2010 (n=9376). .................................... 44
Figuur 34: Vangstsamenstelling van de Driehoek in 2011 (n=111). ...................................... 44
Figuur 35: Vangstsamenstelling van de Driehoek in 2012 (n=52). ....................................... 45
Figuur 36: Vangstsamenstelling van de Driehoek in 2013 (n=110). ...................................... 45
Figuur 37: Samenstelling van het aandeel afgevangen stierkikkers na het leegpompen van
de Driehoek (n=1379). ................................................................................. 47
Figuur 38: Situering van de Bospoel in Vlaanderen. ............................................................ 48
Figuur 39: Absolute vangstresultaten van de Bospoel, periode 2010 – 2013. ......................... 49
Figuur 40: Absolute vangsten van het pré-metamorfe segment van de populatie in de
Bospoel, periode 2010 - 2013. ....................................................................... 49
Figuur 41: Absolute vangsten van het post-metamorfe segment van de populatie in de
Bospoel, periode 2010-2013. ......................................................................... 50
Figuur 42: Vangstsamenstelling van de Bospoel in 2010 (n=352). ....................................... 51
Figuur 43: Vangstsamenstelling van de Bospoel in 2011 (n=72). ......................................... 51
Figuur 44: Vangstsamenstelling van de Bospoel in 2012 (n=18). ......................................... 52
Figuur 45: Vangstsamenstelling van de Bospoel in 2013 (n=2). ........................................... 52
Figuur 46: Situering van de in 2013 door INBO en Hyla vzw gecontroleerde meldingen en de
ongecontroleerde meldingen (gegevens: Hyla, INBO en waarnemingen.be). ........ 56
Figuur 47: Nieuwe vindplaatsen (rode bolletjes) met stierkikker in Nijlen (Kessel) in het
westelijk gebied van de vallei van de Grote Nete, 3 ha grote visvijver in de
Bartstraat en vijvers ten zuiden van de Salvator kapel. ..................................... 58
Figuur 48: Vijver langs de Wamp ter hoogte van de Korsendonkse Loop waar in 2013 een
mannetje stierkikker werd waargenomen. ....................................................... 60
Figuur 49: Ondernomen vangstacties in 2013. ................................................................... 61
Figuur 50: Overzicht van de in het Vierkensbroek onderzochte vijvers. De situatie werd zowel
visueel (pentagonen) als d.m.v. proefvangsten (driehoeken) onderzocht. Tijdens
de controles werden geen stierkikkers opgemerkt (groene kleur). ...................... 62
Figuur 51: Locaties en resultaten van de proefvangsten in Kasterlee. ................................... 63
Figuur 52: Locaties van de proefvangsten in het Grootbroek (zomer 2012) (Bron: Chris van
Liefferinge, ANB). ......................................................................................... 65
Figuur 53: Stierkikkerwaarnemingen in Vlaanderen tot 2013. Bron: waarnemingen.be en
Hyla-databank. ............................................................................................ 66
Figuur 54: Nieuwe stierkikkerlocaties in 2013 in het bekken van de Grote Nete. .................... 67
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 11
Lijst van foto’s
Foto 1: Leeggepompte Driehoek vijver te Hoogstraten. Leegpompen gebeurde met twee
vuilwater-pompen (beide 70 m³/h) met filterkop (maaswijdte 8 mm) tot er
ongeveer 30 cm water overbleef (© Invexo). ................................................... 46
Foto 2: Met behulp van een zegen wordt de Driehoek verder leeggevist. Aan de bovenzijde
van dit sleepnet zitten vlotters, aan de onderkant zit lood (© Invexo). ............... 47
Lijst van tabellen
Tabel 1: Overzicht van bemonsterde periode, aantal vangstdagen en aantal simultaan
bemonsterde vijvers per vangstmoment in beide vangstjaren (2012 en 2013).
Alle vijvers van het gebied werden in beide perioden een paar maal bemonsterd
zodat de populatie over het hele gebied kon worden bepaald. ............................ 16
Tabel 2: Totaal aantal gevangen individuen (# gevangen), aantal reeds gemerkte individuen
(# al gemerkt), en aantal individuen dat nieuw werd gemerkt (# gemerkt op t)
voor elk vangstmoment (mannelijke en vrouwelijke individuen afzonderlijk).
Noteer dat niet altijd hetzelfde aantal vijvers (en dus fuiken gebruikt) werd
bemonsterd op elk vangstmoment. Het totaal aantal gemerkte individuen dat in
de populatie werd losgelaten tijdens het onderzoek is de som van de kolom #
gemerkt op t. ............................................................................................... 17
Tabel 3: Overzicht van het aantal uniek gevangen adulte Amerikaanse stierkikker L.
catesbeianus, de populatiegrootteschatting (N) met het 95 % confidentie-
interval (tussen haakjes), de vangst per eenheid van inspanning (VPEI, aantal
individuen in één dubbele schietfuik voor 24 u, met de standaardfout tussen
haakjes), en de vangbaarheid (VPEI/N in %, met het 95 % confidentie-interval
tussen haakjes) voor mannelijke, vrouwelijke, en totaal aantal (mannelijk +
vrouwelijk) individuen in de drie verschillende meermalige merk-hervangst
staalname-campagnes (week-maand-jaar). ..................................................... 18
Tabel 4: Samenvattende tabel met de vangstperiode, het totaal aantal vangsten en aantal
vangsten per eenheid inspanning (VPEI, aantal individuen in één dubbele
schietfuik voor 24 u) per vijver in 2013. .......................................................... 21
Tabel 5: Soortensamenstelling van de vangsten in Arendonk I............................................. 22
Tabel 6: Absolute vangsten voor de verschillende stadia van stierkikker in Arendonk I,
periode 2011 – 2013. #: Aantal gerealiseerde vangsten; n: Gemiddeld aantal
gebruikte fuiken; VPEI: aantal individuen in één dubbele schietfuik voor 24u. ...... 25
Tabel 7: Soortensamenstelling van de vangsten in Arendonk II. .......................................... 27
Tabel 8: Absolute vangsten per stadia in Arendonk II, periode 2011 – 2013. #: Aantal
gerealiseerde vangsten; n: Gemiddeld aantal gebruikte fuiken; VPEI: aantal
individuen in één dubbele schietfuik voor 24. ................................................... 30
Tabel 9: Soortsamenstelling in Arendonk III. ..................................................................... 32
Tabel 10: Absolute vangsten per stadia in Arendonk III, periode 2011 – 2012. #: Aantal
gerealiseerde vangsten; n: Gemiddeld aantal gebruikte fuiken; VPEI: aantal
individuen in één dubbele schietfuik voor 24 u. ................................................ 34
Tabel 11: Soortensamenstelling van de vangsten in Arendonk IV. ........................................ 36
Tabel 12: Absolute vangsten per stadia in Arendonk IV, periode 2011 – 2013. #: Aantal
gerealiseerde vangsten; n: Gemiddeld aantal gebruikte fuiken; VPEI: aantal
individuen in één dubbele schietfuik voor 24u. ................................................. 38
12 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Tabel 13: Soortensamenstelling van de vangsten in de Driehoek. ........................................ 40
Tabel 14: Absolute vangsten voor de verschillende stadia van stierkikker in de Driehoek,
periode 2010 – 2013. #: Aantal gerealiseerde vangsten; n: Gemiddeld aantal
gebruikte fuiken; VPEI: aantal individuen in één dubbele schietfuik voor 24u. ...... 43
Tabel 15: Absolute vangsten voor de verschillende stadia van stierkikker in de Bospoel,
periode 2010–2013. #: Aantal gerealiseerde vangsten; n: Gemiddeld aantal
gebruikte fuiken; VPEI: aantal individuen in één dubbele schietfuik voor 24u. ...... 50
Tabel 16: Aantal nodige vangstdagen bij simultaan gebruik van 5 dubbele schietfuiken om
voor verschillende realistische uitgangssituaties (5000, 1000 en 500) van
aantallen dikkoppen de populatiegrootte onder een bepaalde drempel te brengen
(100 en 10 resterende dikkoppen). Bijhorend wordt voor verschillende
uitgangssituaties (20, 10 en 5) van adulten het aantal resterende adulten in de
populatie getoond bij het aantal vooropgestelde vangstdagen. ........................... 54
Tabel 17: Per vijver wordt het geschat aantal dikkoppen weergegeven aan de hand van de
vangst per eenheid van inspanning (VPEI) bij de laatste vangsten van 2013
(behalve Arendonk III, laatste gegevens dateren van najaar 2012) en de
regressie naar werkelijke aantallen (zie Louette et al. 2013). Het aantal nodige
vangstdagen om de dikkoppenpopulatie onder 100 overblijvende individuen te
brengen, is aangegeven. Bij vijvers waar de startaantallen al extreem laag
liggen, kan zekerheidshalve standaard een 4-tal vangstdagen (*) (1 werkweek)
worden uitgevoerd. ....................................................................................... 55
Tabel 18: Interpretatie Tabel 19 ...................................................................................... 68
Tabel 19: Situatie-doelstellingen–maatregelen matrix voor de aanpak van
stierkikkerpopulaties. De haalbaarheid wordt beoordeeld op een nominale schaal
(zie Tabel 18), de juridische haalbaarheid wordt ingeschat als +, - of +/-. ........... 69
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 13
1 Inleiding
De Amerikaanse stierkikker Lithobates catesbeianus komt van nature voor in het oosten van
de Verenigde Staten. Er zijn sterke indicaties dat deze uitheemse invasieve soort
substantiële ecologische schade veroorzaakt in grote delen van de wereld (Lowe et al., 2000;
Adams & Pearl, 2007). Negatieve impact op inheemse biota omvat competitie, predatie en de
overdracht van ziekteverwekkers (D’Amore, 2012). Bij hoge dichtheden aan stierkikkers in
voorplantingswateren kunnen ook effecten op het ganse aquatische ecosysteem optreden
door impact op de ganse soortengemeenschap (Adams & Pearl 2007), fytoplankton en
nutriëntencycli (Seale 1980, Kupferberg 1997). In Noordwest-Europa kunnen vooral groene
kikker Pelophylax kl. esculentus en gewone pad Bufo bufo negatieve effecten ondervinden
(competitie en predatie), en dit omwille van hun overlap in leefgebied (permanente eutrofe
watertjes) (Louette & Bauwens, 2013). Andere, zeldzamere amfibieënsoorten zullen minder
waarschijnlijk in direct contact komen met stierkikkers daar ze meestal een ander soort
voortplantingsbiotoop betrekken (tijdelijke visloze habitats). Evenwel kunnen ze nog steeds
impact ondervinden door de overdracht van virussen en schimmels (Sharifian-Fard et al.,
2011; Martel et al., 2013). Verder worden een hele brede waaier aan prooisoorten gegeten
door de vraatzuchtige adulten van stierkikker (Adams & Pearl, 2007).
De zoektocht naar haalbare beheermethodes voor uitroeiing of beheersing van stierkikker is
lopende. Verschillende strategieën en typen van vangstmethoden werden al voorgesteld en
toegepast (Doubledee et al., 2003; Govindarajulu et al., 2005; D’Amore, 2012). Van slechts
enkele van deze technieken zijn de effectiviteit en efficiëntie echt gekwantificeerd
(Devisscher et al., 2012; Louette, 2012; Louette et al., 2012, 2013). Informatie hierover is
nochtans belangrijk bij het opzetten van programma’s voor populatiecontrole.
In het Europees Interreg project IV A Invexo (2009-2012) (www.invexo.eu) werd al
onderzoek naar bestrijdings- en beheertechnieken voor stierkikker gevoerd.
Kennisuitwisseling, preventie, bewustmaking en innovatie stonden in dit project centraal.
Tegelijkertijd werden, als gevolg van het onderzoek, op een aantal locaties met geïsoleerde
populatiekernen, in het bijzonder vijvercomplexen in Hoogstraten en Arendonk, de
dichtheden aan stierkikkers lokaal drastisch gereduceerd door middel van actief en passief
beheer. Het was de bedoeling de ervaringen opgedaan tijdens dit Interreg project door te
vertalen naar beleid en beheer. Het behoort tot de mogelijkheden dat een beheerregeling in
uitvoering van het Soortenbesluit voor stierkikker wordt opgesteld. Hiervoor wordt in eerste
instantie gebruik gemaakt van het eindrapport van Invexo (Devisscher et al. 2012). Dit
rapport presenteert een uitgebreid literatuuroverzicht van de ecologie van stierkikker in
Vlaanderen en het buitenland, de impact van de soort op de biodiversiteit en de voor- en
nadelen van beschikbare bestrijding- en beheertechnieken.
In 2013 (15 maart-15 november) werd een vervolg gegeven aan het tijdens Invexo
opgestarte onderzoek en de uitgevoerde beheeracties in perifere populaties. De bedoeling
was, voortbouwend op de ervaringen en kennis opgedaan binnen Invexo, het onderzoek en
beheer m.b.t. de invasieve stierkikker in Vlaanderen verder te zetten. De focus lag daarbij op
de noodzakelijke nazorg op al beheerde locaties, verder onderzoek naar de doeltreffendheid
van de gebruikte beheermethode, het inventariseren van risicolocaties en het controleren
van meldingen via veldbezoeken en proefvangsten. Verder werd met deze opdracht ook
ondersteuning door INBO bij de eventuele opstart van bestrijdingsacties op geïsoleerde
locaties verzekerd, zodat verdere uitbreiding van de soort vermeden kon worden.
14 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Voorliggend rapport vormt de neerslag van dit post-Invexo vervolgproject. Concreet werd
aan de volgende opdrachten invulling gegeven:
1. Wat is de effectiviteit (vangbaarheid) van de in Vlaanderen gebruikte dubbele
schietfuiken voor de vangst van adulte stierkikkers (hoofdstuk 2 p. 15). Uit de
ervaringen binnen Invexo blijkt dat de larvale stadia met deze vangtuigen vlot te
vangen zijn maar afvangst van larven alleen is weinig effectief.
2. Opvolging van de nazorg op al beheerde locaties (hoofdstuk 3 p. 21). Hierbij werd
nagegaan hoe de aantallen stierkikkers op beheerde vijversites verder evolueerden
en wat aan nazorg nodig was.
3. Het actualiseren en centraliseren van de beschikbare data over het voorkomen van
stierkikker in het bekken van de Grote Nete (met nadruk op stroomopwaartse en
stroomafwaartse locaties) en op locaties binnen een straal van 10 km rond het
rivierbekken waar de soort de afgelopen decennia werd waargenomen (hoofdstuk 4
p. 56). Een goed, actueel inzicht in de verspreiding en uitbreiding van de soort is
essentieel om te komen tot beslissingen over bestrijdingsacties in het gebied.
Hiervoor werd samengewerkt met de amfibieën- en reptielenwerkgroep Hyla vzw, die
in 2013 een parallelle opdracht uitvoerden in de provincie Antwerpen.
Op de begeleidingsgroep van deze onderzoeksopdracht kwam tevens de vraag naar voor om
in voorliggend rapport een algemene situatie-doelstellingen–maatregelen matrix op te
nemen. In functie van de uitgangssituatie (mate van isolatie, natuurwaarde) en de
beheerdoelstelling (isoleren, uitroeien, beheersen) voor een bepaald gebied geeft deze de
mogelijke maatregelen weer. Dit overzicht vormt de aanzet tot een draaiboek dat op
verschillende gebieden toegepast kan worden. Voor meer achtergrond over de voor- en
nadelen van de concrete beheermaatregelen in dit overzicht verwijzen we naar het Invexo
rapport (http://www.inbo.be/files/bibliotheek/63/244363.pdf) (Devisscher et al., 2012).
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 15
2 Densiteit en vangbaarheid van adulte
stierkikker met dubbele schietfuiken
2.1 Methodiek
Een volwassen adulte stierkikkerpopulatie werd onderzocht tijdens de piek van voortplanting
(half juni-half juli) gedurende twee jaar (2012-2013) in een voormalige openluchtviskwekerij
te Balen (Provincie Antwerpen). De soort dook op in de wijdere omgeving in de jaren 1990
en de betreffende populatie is sindsdien gestaag toegenomen (Jooris, 2005). Het
studiegebied beslaat een totale oppervlakte van 5 ha waarvan 2,8 ha wateroppervlak (kleine
ondiepe vijvers). Twaalf rechthoekige opkweekvijvers (gemiddelde oppervlakte 2200 m²,
gemiddelde omtrek 200 m, en maximale diepte 1 m) zijn aanwezig, en zijn allen van elkaar
gescheiden door 10 m brede dijken. Bijkomend zijn er acht kleine broedvijvers (gemiddelde
oppervlakte 200 m², gemiddelde omtrek 75 m, en maximale diepte 0,5 m) die middenin het
gebied zijn gelegen, en gelijkaardige gescheiden zijn van elkaar door dijken. De site is in het
oosten en westen omgeven door wilgen-elzenbos, in het zuiden door grasland, en in het
noorden door een 10 m brede rivier langsheen grasland. De dijken tussen de vijvers worden
begraasd door paarden, wat leidt tot een korte vegetatie. Langsheen de oevers van de
vijvers komt her en der een wat hogere vegetatie voor die bestaat uit grassen en kruiden,
terwijl riet Phragmites australis en pitrus Juncus effusus in het ondiepe water van de
oeverzone groeien. In deze oeverzone verblijven de adulte stierkikkers tijdens het
voortplantingsseizoen (in Noordwest-Europa piekend van juni tot augustus; Jooris, 2005),
vanwaar ze zowel partners zoeken en foerageren langsheen de oever en in het water
(Clarkson & deVos, 1986). Sommige vijvers zijn helder en herbergen ondergedoken en
drijvende waterplanten, andere vijvers zijn troebel en is aquatische vegetatie afwezig.
Volwassen stierkikkers werden bemonsterd tijdens 16 afzonderlijke vangstmomenten (4 keer per week voor 4 opeenvolgende weken, half juni-half juli) in 2012, en 8 vangstmomenten (4 keer per week voor 2 opeenvolgende weken, begin juli-half juli) in 2013. Hierbij werd gebruikt gemaakt van dubbele schietfuiken (hoogte en breedte van de eerste hoepel 80 en 90 cm respectievelijk; drie vernauwende trechters in elke fuikhelft, verbindingsnet 7 m;
maaswijdte 8 mm). Om verdrinking van adulten te vermijden, werd een gesloten lege plastiekfles in het laatste fuikcompartiment geplaatst, zodat de kikkers naar het wateroppervlak konden komen om lucht te scheppen. Tien (2012) of zes (2013) van de opkweekvijvers werden gelijktijdig bemonsterd bij elk vangstmoment, en dit door in elke bemonsterde vijver voor 24 u één dubbele schietfuik te plaatsten ongeveer 2 m van en parallel met de oever van de langste zijde van de vijver. Binnen de gedefinieerde perioden
werden alle opkweekvijvers in de site minstens een paar maal bemonsterd, en werden
dubbele schietfuiken elke twee dagen verplaatst tussen beide langste zijden van de vijvers. Volwassen gevangen kikkers (> 10 cm neus-stuit lengte) werden gesekst (als mannelijk wanneer ze een gele keel hadden, alle andere individuen als vrouwelijk), en individueel herkenbaar gemerkt door midden van een onderhuidse hogedrukinjectie met biologische kleurstof in een unieke puntencombinatie op het zwemvlies van één van de achterpoten (Jet Injector, Schuco International, Londen, VK). Individuen gevangen en gemerkt werden in goede conditie vrijgelaten in het midden van hun respectievelijke vijvers. De gevangen
bijvangst van stierkikkerlarven en vis werden gelijkaardig losgelaten in de vijvers.
16 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Tabel 1: Overzicht van bemonsterde periode, aantal vangstdagen en aantal simultaan bemonsterde
vijvers per vangstmoment in beide vangstjaren (2012 en 2013). Alle vijvers van het gebied
werden in beide perioden een paar maal bemonsterd zodat de populatie over het hele gebied
kon worden bepaald.
Een populatiedensiteitschatting van volwassen stierkikkers (mannelijke en vrouwelijke
individuen afzonderlijk) in het gebied werd gemaakt door het toepassen van de meermalige
merk-hervangst methode. Bij deze methode wordt het totaal aantal individuen aanwezig in
een gebied geschat door herhaalde vangstmomenten, waarbij de kans op vangst wordt
bepaald op een gegeven moment, gebruik makend van het aantal individuen die al gemerkt
zijn bij voorbije vangstmomenten, en die opnieuw gevangen worden op een later
vangstmoment. Via de Schumacher & Eschmeyer aanpassingen op de Schnabel methode
werd een schatting van de populatiegrootte gemaakt (Krebs, 1989):
N = geschat aantal individuen in de populatie;
S = totaal aantal vangstmomenten;
Ct = totaal aantal gevangen individuen op vangstmoment t;
Rt = aantal reeds gemerkte gevangen individuen op vangstmoment t;
Mt = aantal gemerkte individuen in de populatie juist voor het uitvoeren van vangstmoment t.
Om er zeker van te zijn dat de voorwaarden van een gesloten populatie (geen immigratie en
emigratie, geen voortplanting en sterfte) tijdens de staalname, werd de schatting van de
populatiegrootte voor 2012 tijdens twee afzonderlijke tijdsvensters uitgevoerd (half juni-eind
juni en begin juli-half juli). Deze periode komt overeen met de voortplantingspiek van de
soort. In 2013 werd dezelfde oefening gedaan voor de periode van begin juli-half juli.
Bijkomend werd ook de mobiliteit van adulte stierkikkers (mannelijke en vrouwelijke dieren
afzonderlijk) in de voortplantingsmaand van 2012 in kaart gebracht. Hiervoor werd de
afstand tussen de vangstplaats in de site op het eerste vangstmoment en de vangstplaats in
de site op het tweede vangstmoment euclidisch bepaald.
De vangbaarheid van adulte stierkikkers met dubbele schietfuiken werd geschat door het
gemiddeld aantal gevangen individuen met één dubbele schietfuik te relateren tot de
geschatte populatiegrootte. Dit werd afzonderlijk uitgevoerd voor mannelijke en vrouwelijke
individuen en de drie onderscheiden perioden. Voor de eenvoud van verdere berekeningen
(zoals gebruikt voor populatiecontroleprogramma’s) werd een gemiddelde waarde bepaald.
2012 2013
Periode van vangst 15/6-15/7 1/7-15/7
Aantal vangstdagen 16 8
Aantal bemonsterde vijvers 10 6
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 17
2.2 Resultaten en bespreking
De populatiegrootte in het studiegebied varieerde eerder weinig over de bemonsteringsperioden en jaren (Tabel 3). Wanneer het gemiddelde van de drie onderscheiden perioden genomen wordt, wordt de populatiegrootte geschat op 129 (82-496; 95 % confidentie-interval) adulte individuen (80 mannelijke en 49 vrouwelijke individuen), waarvan 39 % werkelijk gevangen werd tijdens de vangstcampagne (Tabel 2).
Tabel 2: Totaal aantal gevangen individuen (# gevangen), aantal reeds gemerkte individuen (# al
gemerkt), en aantal individuen dat nieuw werd gemerkt (# gemerkt op t) voor elk
vangstmoment (mannelijke en vrouwelijke individuen afzonderlijk). Noteer dat niet altijd
hetzelfde aantal vijvers (en dus fuiken gebruikt) werd bemonsterd op elk vangstmoment. Het
totaal aantal gemerkte individuen dat in de populatie werd losgelaten tijdens het onderzoek is
de som van de kolom # gemerkt op t.
Een omzetting naar densiteit geeft 4,3 individuen/100 m oeverlengte (3000 m in het
studiegebied) of, wanneer wateroppervlak als maat wordt genomen (2,8 ha in het
studiegebied), 46 individuen/ha wateroppervlak. Deze densiteit is in lijn met deze
gerapporteerd in eerdere buitenlandse studies. Densiteiten van stierkikkers kunnen sterk
variëren, van 4 individuen tot meer dan 1000 individuen/ha wateroppervlak; densiteiten
waar in enkele gevallen waarschijnlijk ook juveniele individuen zijn in meegerekend (Currie &
Bellis, 1963; Schwalbe & Rosen, 1988; Shirose et al., 1993; Govindarajulu et al., 2006).
Periode 1 Periode 2 Periode 3
Mannelijk Vangstmoment # fuiken # gevangen # al gemerkt# gemerkt op t # fuiken # gevangen # al gemerkt# gemerkt op t # fuiken # gevangen # al gemerkt# gemerkt op t
dag 1 10 5 0 5 10 11 0 11 6 5 0 5
dag 2 10 6 1 5 10 10 1 8 6 0 0 0
dag 3 10 6 1 4 10 3 0 3 6 2 0 2
dag 4 4 1 0 1 5 5 0 5 6 0 0 0
dag 5 10 4 0 3 10 5 1 4 6 2 0 2
dag 6 10 7 3 3 10 4 4 0 6 4 2 1
dag 7 10 9 2 6 10 0 0 0 6 3 0 3
dag 8 5 7 2 4 5 4 0 4 6 2 0 2
Vrouwelijk dag 1 10 6 0 6 10 9 0 9 6 0 0 0
dag 2 10 9 3 5 10 9 0 9 6 0 0 0
dag 3 10 4 2 2 10 5 0 5 6 2 0 2
dag 4 4 2 1 1 5 3 1 2 6 0 0 0
dag 5 10 2 0 2 10 5 3 2 6 5 0 4
dag 6 10 3 1 2 10 2 2 0 6 2 1 0
dag 7 10 6 1 5 10 1 0 1 6 1 0 1
dag 8 5 2 1 1 5 0 0 0 6 2 0 2
18 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Tabel 3: Overzicht van het aantal uniek gevangen adulte Amerikaanse stierkikker L. catesbeianus, de
populatiegrootteschatting (N) met het 95 % confidentie-interval (tussen haakjes), de vangst
per eenheid van inspanning (VPEI, aantal individuen in één dubbele schietfuik voor 24 u, met
de standaardfout tussen haakjes), en de vangbaarheid (VPEI/N in %, met het 95 %
confidentie-interval tussen haakjes) voor mannelijke, vrouwelijke, en totaal aantal (mannelijk
+ vrouwelijk) individuen in de drie verschillende meermalige merk-hervangst staalname-
campagnes (week-maand-jaar).
We observeerden een scheve seksratio (mannelijke/vrouwelijke individuen) naar mannelijke
individuen (gemiddelde 1,64; standaardfout 0,01) over de drie onderscheiden perioden (zie
ook Shirose et al., 1993). Dit is in lijn met wat wordt vastgesteld in andere kikker- en
padden populaties (Cooke & Oldham, 1995). Omwille van hun meer actief gedrag
(territoriaal), zou men verwachten dat mannelijke individuen meer kwetsbaar zijn aan
predatie met een belangrijke bijdrage van kannibalisme (Adams & Pearl, 2007) dan
vrouwelijke individuen. Echter, tegengesteld aan de verwachtingen, blijken vrouwelijke
individuen in lagere aantallen aanwezig te zijn dan mannelijke individuen. Het is gekend dat
vrouwelijke individuen een langere periode nodig hebben om volwassen te worden (Shirose
et al., 1993). Doordat dit bijna volwassen segment van de vrouwelijke populatie niet
deelneemt aan de voortplanting, betreden ze slechts sporadisch de voortplantingsgebieden
(Emlen, 1968). Andere studies melden seksratio’s in evenwicht, maar zijn gebaseerd op data
die verzameld werden gedurende langere bemonsteringsperioden (Durham & Bennett, 1963;
Schroeder & Baskett, 1968; Clarkson & deVos, 1986).
De mobiliteit van adulten tijdens de staalnamecampagne verschilde substantieel tussen
mannelijke en vrouwelijke individuen (Figuur 1). De mediane afstand die afgelegd werd
tussen de eerste en tweede vangstlocatie voor individuen die werden hervangen in de hele
vangstmaand van 2012, bedroeg 25 meter voor mannelijke (gebaseerd op 16 individuen) en
83 meter voor vrouwelijke individuen (gebaseerd op 14 individuen). Dit meer dan drievoudig
verschil kan eveneens verklaard worden door het territoriaal gedrag dat mannelijke
individuen tentoon spreiden tijdens de periode van staalname (het aantrekken van
vrouwelijke individuen door middel van roepen en baltsen), terwijl vrouwelijke individuen
rondtrekken op zoek naar partners (Emlen, 1968). Eerdere buitenlandse studies duiden op
afgelegde afstanden doorheen het jaar van een aantal meter tot meer dan 100 meter (Willis
et al., 1956; Currie & Bellis, 1969; Stinner et al. 1994; Berroneau et al., 2007).
3-4 06/2012 1-2 07/2012 2-3 07/2013
# unieke individuen gevangen 35 36 16
N 80 (61-114) 99 (57-369) 62 (33-576)
vpei 0,7 (0,1) 0,6 (0,1) 0,4 (0,1)
vangstbaarheid (q) 0,8 0,6 0,6
3-4 06/2012 1-2 07/2012 2-3 07/2013
# unieke individuen gevangen 25 28 11
N 48 (34-83) 61 (42-113) 38 (20-233)
vpei 0,5 (0,1) 0,5 (0,1) 0,3 (0,1)
vangstbaarheid (q) 1,0 0,8 0,7
3-4 06/2012 1-2 07/2012 2-3 07/2013
# unieke individuen gevangen 60 64 27
N 128 (95-197) 160 (99-482) 100 (53-809)
vpei 1,3 (0,1) 1,1 (0,1) 0,7 (0,1)
vangstbaarheid (q) 0,9 (0,6-1,2) 0,7 (0,2-1,1) 0,6 (0,1-1,2)
Mannelijke individuen
Vrouwelijke individuen
Totaal
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 19
Figuur 1: Mobiliteit van adulte stierkikker L. catesbeianus in het studiegebied in 2012 (half juni-half juli)
van de meermalige merk-hervangst staalname-campagne. Binnen het segment van
hervangen individuen wordt het percentage van individuen (mannelijke en vrouwelijke
individuen afzonderlijk) voor elk van de afgelegde afstandsklasse (afstand tussen de eerste en
tweede vangstlocatie) gegeven. Een Gausscurve toont de verdeling van de afgelegde afstand
voor beide sekseklassen.
De vangbaarheid over de verschillende perioden van vangstmomenten was redelijk constant
voor zowel mannelijke als vrouwelijke individuen, en middelde respectievelijk op 0,7 % en
0,8 %. Wanneer de gehele populatie in rekening wordt gebracht, stellen we een
vangbaarheid van adulte stierkikkers vast van 0,7 % (0,3-1,2; 95 % confidentie-interval).
Dit percentage lijkt eerder laag, zeker wanneer vergeleken wordt met de vangbaarheid van
larven (6 %) met hetzelfde vangstmateriaal (Louette et al., 2013). Een verschillend gedrag
ligt hoogstwaarschijnlijk hiervan aan de basis. Dubbele schietfuiken zijn zeer effectief voor
actief zwemmende soorten (Louette & Declerck, 2006). Hierdoor worden aquatische larven
meer waarschijnlijk gevangen dan adulten die een eerdere amfibische en sedentaire
levensstijl hebben. Adulten vatten het meest van de tijd post langsheen de oever van de
vijvers, en duiken slechts af en toe in het water om te foerageren of te paren. Bijgevolg is de
kans op contact met dubbele schietfuiken die in het water opgesteld zijn eerder laag.
Inzichten in cruciale variabelen, zoals populatiegrootte en vangbaarheid van geselecteerd
vangstmateriaal, zijn essentieel wanneer een bestrijdingsprogramma overwogen wordt. In
een eerdere studie werd de controle van kleine en geïsoleerde stierkikkerpopulaties haalbaar
geacht wanneer dubbele schietfuiken intensief worden ingezet als vangstmateriaal voor het
verwijderen van stierkikkerlarven (Louette et al., 2013). In die studie werd het gelijktijdig
gebruik van acht dubbele schietfuiken in een vijver op twaalf afzonderlijke vangstmomenten
naar voor gebracht, opdat de aantallen larven tot onder een kritische drempel konden
worden gebracht. Wanneer de gegevens van adulte densiteit en vangbaarheid ingepast
worden in het hierboven beschreven controleprogramma, zou een bijvangst van 46 % van de
adulte populatie verkregen worden (ofwel 4 van de 9 aanwezige adulten op de 200 m
oeverlengte van een gegeven vijver (zie ook Louette et al., 2013).
Het berekenen van de populatie na de n-de afvangst gebeurd als volgt:
Afstand (m)
0 1-50 51-100 101-150
% v
an h
et to
taal aanta
l herv
angen indiv
iduen
0
20
40
60
80
100
Mannelijk
Vrouwelijk
20 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Waarbij:
Popn = populatie na de n-de vangst
Popn-1 = populatie voor de n-de vangst
VB = vangbaarheid (voor adulten 0,007)
Fu = aantal fuiken (in dit geval 8)
Om vervolgens het aantal afgevangen adulten na n vangsten te berekenen moet men de
initiële populatie verminderen met de resterende populatie na de n-de vangst. In het
bovenstaand voorbeeld wordt dit 9 – 5 = 4, m.a.w. 46% van de initiële populatie werd
afgevangen.
Dit aandeel (bijna de helft) van het adulte segment zal dan geen deel meer kunnen nemen
aan de voortplanting, en wanneer naast de herhaalde afvangst ook verdere voortplanting
wordt verhinderd over meerdere jaren (bv. weghalen van eiklompen, afschermen van
voortplantingsvijvers), kan dit leiden tot de controle van geïsoleerde populaties.
Hierbij dient opgemerkt dat het verwijderen van adulten uit de populatie tevens een effect
kan hebben op het aandeel metamorfen dat het adulte stadium bereikt. Kannibalisme is een
bekende mortaliteitsfactor bij stierkikker (Bury & Whelan 1984) en in populaties die niet
beheerd worden kan kannibalisme door het ontbreken van andere prooisoorten op termijn
een steeds belangrijker populatieregulerende factor worden (Jancowski & Orchard 2013).
Analyses op maaginhouden van stierkikker uit Ransart (Charleroi) toonden inderdaad aan dat
ook in België soortgenoten tot 40 % van het prooigewicht van stierkikker kunnen uitmaken
(Martin 2009). Bij het verwijderen van volwassen dieren kan de overleving van metamorfen
toenemen doordat ze verlost worden van kannibalisme (Govindarajulu et al. 2005).
Anderzijds werkt kannibalisme dispersie van metamorfen in de hand (Adams & Pearl 2007)
zodat een afname hiervan kan resulteren in verminderde verspreiding van metamorfen uit de
populatie, wat mogelijks ook een positief effect heeft op de vangbaarheid van deze
leeftijdsklasse. Voor een meer realistische inschatting van het effect van de gelijktijdige
verwijdering van adulten (tot een aandeel van 46 %) bij het plaatsen van dubbele
schietfuiken is de toepassing van een dynamisch populatiemodel een mogelijkheid.
Uitgaande van gekende populatieparameters van de verschillende stadia van stierkikker
(groeisnelheid, reproductie, overleving) kan hiermee gesimuleerd worden wat de gelijktijdige
verwijdering van larven en adulten op langere termijn betekent voor de
populatieontwikkeling. Dit zal een beter inzicht verschaffen in de manier waarop het huidige
beheer de demografie van populaties beïnvloedt en al dan niet succesvol kan zijn voor het
bereiken van een bepaalde beheerdoelstelling (uitroeiing, beheersing).
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 21
3 Opvolging van de beheeracties
3.1 Afvangsten
3.1.1 Methodiek
Net zoals gedurende het Invexo-project werd er in dit vervolgproject gekozen om dubbele
schietfuiken te gebruiken om de resterende stierkikkers in Hoogstraten en Arendonk weg te
vangen. Vooral de hoge vangsteffeciëntie van de larvale stadia (6 % van de populatie per
eenheid van inspanning), de eenvoudige toepassing ervan en de relatief lage
arbeidsintensiviteit gaven de doorslag voor deze keuze (Devisscher et al., 2012; Louette et
al., 2013). De afvangsten werden hier uitgevoerd door twee terreinploegen van Natuurwerk
vzw. Gemiddeld werd er met drie arbeiders per ploeg gewerkt.
In Hoogstraten werden in 2013 twee vijvers afgevangen. Het ging hier over de vijvers
Driehoek en Bospoel. In beide vijvers wordt op die manier al voor het vierde opeenvolgende
jaar stierkikker afgevangen met dubbele schietfuiken. Daarnaast werd de Driehoek in 2010
ook leeggepompt en op 4/4/2011 bepoot met Snoek, Zeelt, Baars en Rietvoorn in een
geschatte biomassa van 250 kg/ha. Aan de hand van de bijvangsten kan er ook een beeld
gevormd worden van het succes van deze bepotingen.
In Arendonk werd in 2013 in drie vijvers afgevangen (Arendonk I, Arendonk II en Arendonk
IV). In 2013 werd geen toestemming verkregen om in Arendonk III af te vangen. In
Arendonk werd dus op drie van de vier vijvers voor het derde opeenvolgende jaar
afgevangen.
Per vijver werden vier tot vijf fuiken op 1 tot 2m van de oever geplaatst in een vaste zone.
De fuiken werden gedurende een periode van 24u in de vijver geplaatst waarna ze geoogst
werden. De eventuele bijvangst werd in een goede staat terug in de vijver geplaatst.
Gevangen stierkikkers werden getrieerd per stadium, geteld en daarna geëuthanaseerd door
middel van een overdosis benzocaïne, ofwel, in het geval van adulte exemplaren,
getransporteerd naar de Provinciale Hogeschool Limburg (PHL) zodat ze voor verder
onderzoek konden gebruikt worden. Kadavers werden afgevoerd naar een destructiebedrijf
van dierlijk restmateriaal (Rendac).
Tabel 4: Samenvattende tabel met de vangstperiode, het totaal aantal vangsten en aantal vangsten per
eenheid inspanning (VPEI, aantal individuen in één dubbele schietfuik voor 24 u) per vijver in
2013.
Locatie # fuiken 1ste Vangst Laatste Vangst # Vangsten VPEI Stdev van VPEI
Arendonk I 5 23/04/2013 8/09/2013 10 0,40 ±0,20
Arendonk II 5 24/04/2013 20/09/2013 32 104,32 ±87,03
Arendonk IV 5 25/04/2013 10/09/2013 8 5,10 ±5,40
Driehoek 4 22/05/2013 09/08/2013 9 2,76 ±1,67
Bospoel 4 31/07/2013 29/08/2013 5 0,10 ±0,22
Het vangstseizoen van 2013 ging van start de laatste weken van april met een proefvangst
in iedere vijver. Telkens werden vier dubbele schietfuiken in de vijver geplaatst gedurende
24 u. Indien de larven al actief waren werd er de week na de proefvangst gestart met
afvangen. Was dit niet het geval, dan werd het afvangen met twee tot drie weken uitgesteld.
In 2013 werd er, door een verdeling van het materiaal tussen Arendonk en Hoogstraten,
gekozen voor vijf fuiken per 24u per vijver.
22 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Wanneer na twee opeenvolgende vangsten geen of zeer weinig larven gevangen werden,
werd ervoor geopteerd om van vijver te wisselen (vangstdagen t.e.m. woensdag) of te
stoppen voor die vangstweek (vangstdagen na woensdag). Na een dergelijk voorval werd
twee weken niet meer afgevangen op deze vijver.
Gevangen stierkikkers werden telkens getrieerd per stadium, geteld en daarna
geëuthanaseerd door middel van een overdosis benzocaïne. Voor dit onderzoek werden de
verschillende stadia van stierkikker als volgt gedefinieerd (Gosner, 1960):
L00: larven kleiner of gelijk aan 50 mm (moeilijk te onderscheiden van inheemse
kikkerlarven)
L0: larven van 50-100 mm zonder ontwikkeling van achterpoten (stadia 23-28 Gosner)
L1: larven van 80-170 mm met aanzet van achterpoten (<10mm) (stadia 29-37 Gosner)
L2: larven van 80-170 mm met duidelijk ontwikkelde achterpoten (stadia 38-41 Gosner)
M1: pré-metamorf stadium (stadia 42-46 Gosner)
M2: post-metamorf stadium (stadia 47 en volgende)
AM: adult mannetje
AV: adult vrouwtje
3.1.2 Resultaten
3.1.2.1 Arendonk
In Arendonk werden er gedurende 2013 246 eenheden van inspanning gerealiseerd. Hiervan
werden er 159 (± 65%) gerealiseerd op Arendonk II, 48 (± 20%) op Arendonk I en 39 (±
15%) op Arendonk IV.
Arendonk I (ID: 12985):
Tabel 5: Soortensamenstelling van de vangsten in Arendonk I.
Latijnse naam Nederlandse naam 2011 2012 2013
Ameiurus nebulosus Bruine Amerikaanse dwergmeerval X X X
Carassius gibelio Giebel X
Carassius carassius Kroeskarper X
Cyprinus carpio Karper X X X
Gasterosteus aculeatus Driedoornige stekelbaars X
Gobio gobio Riviergrondel X X X
Lithobates catesbeianus Amerikaanse brulkikker X X X
Orconectes limosus Gevlekte Amerikaanse rivierkreeft X X X
Pelophylax spp. Groene kikkercomplex X
Perca fluviatilis Baars X X
Rutilus rutilus Blankvoorn X X
Scardinius erythrophthalmus Rietvoorn X X X
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 23
Figuur 2: Situering van Arendonk I in Vlaanderen.
Figuur 3: Absolute vangstresultaten van Arendonk I, periode 2011 – 2013.
Het aantal gevangen stierkikkers in Arendonk I nam zeer snel af, van ± 400 exemplaren per
vangst naar minder dan 10 exemplaren in de loop van 2011 (Figuur 3). Uit de resultaten van
2013 blijkt een heropleving in deze vijver uit te blijven. In 2012 (2 van de 11 vangsten) en
0
200
400
600
800
1000
1200
20 26 27 28 17 13 14 22 23 24 25 3 1 2 3 26 27 28 23 30 29 30 2 3 6 7 8 9
7 8 9 5 7 8 9 4 5 7 8
2011 2012 2013
Ge
van
gen
exe
mp
lare
n
Stierkikker
Bijvangst
24 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
2013 (7 van de 10 vangsten) werden verschillende vangsten uitgevoerd waarbij geen
stierkikkers gevangen werden.
Figuur 4: Absolute vangsten van het pré-metamorfe segment van de populatie te Arendonk I, periode
2011 - 2013.
Figuur 5: Absolute vangsten van het post-metamorfe segment van de populatie te Arendonk I, periode
2011 - 2013.
0
50
100
150
200
250
300
350
400
450
20 26 27 28 17 13 14 22 23 24 25 3 1 2 3 26 27 28 23 30 29 30 2 3 6 7 8 9
7 8 9 5 7 8 9 4 5 7 8
2011 2012 2013
Gevan
gen
larven
L00 L0 L1 L2 M1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
20 26 27 28 17 13 14 22 23 24 25 3 1 2 3 26 27 28 23 30 29 30 2 3 6 7 8 9
7 8 9 5 7 8 9 4 5 7 8
2011 2012 2013
Ge
van
gen
ad
ult
en
en
Ju
ven
iele
n
Post-metamorf
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 25
Het pré-metamorfe segment in de stierkikkervangsten volgt in de grote lijnen de trend van
de totale populatie (Figuur 4). Het uitblijven van L0- en/of L00- vangsten doet vermoeden
dat er gedurende 2012 en 2013 weinig tot niet voortgeplant werd in Arendonk I.
Ook de juvenielen en adulten vertonen een gelijkaardige trend, met een topvangst van 12
exemplaren op de eerste vangstdag tot 6 exemplaren voor de rest van 2011 (Figuur 5). In
de loop van 2012 werden nog 13 exemplaren gevangen, gespreid over 11 vangstdagen. In
2013 was dit nog slechts één exemplaar, over 10 vangstdagen.
Tabel 6: Absolute vangsten voor de verschillende stadia van stierkikker in Arendonk I, periode 2011 –
2013. #: Aantal gerealiseerde vangsten; n: Gemiddeld aantal gebruikte fuiken; VPEI: aantal
individuen in één dubbele schietfuik voor 24u.
Jaar # n Pré - metamorf Post - metamorf Totaal
L00 L0 L1 L2 M1 Subtotaal M2 AM AV Subtotaal Absoluut VPEI stdev
2011 7 6 16 236 353 7 612 2 6 10 18 630 15,00 ±24,19
2012 11 6 3 5 2 1 11 6 7 13 24 0,56 ±0,29
2013 10 5 3 2 5 1 1 6 0,40 ±0,20
De vangst per eenheid van inspanning (VPEI) nam aanzienlijk af over de jaren (Tabel 6). Een
VPEI < 1 wijst erop dat er niet op iedere vangstdag iets gevangen werd. Dit geeft aan dat de
populatie in Arendonk I jaar na jaar achteruit is gegaan.
Figuur 6: Vangstsamenstelling van Arendonk I gedurende 2011 (n=630).
L0 2,54%
L1 37,46%
L2 56,03%
M1 1,11%
M2 0,32%
AM 0,95%
AV 1,59%
Post - M
eta
morf
2,8
6%
26 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Figuur 7: Vangstsamenstelling van Arendonk I gedurende 2012 (n=24).
Ten opzichte van 2011 (Figuur 6) is het aandeel pré-metamorfen (larven) in de populatie in
2012 (Figuur 7) sterk afgenomen. In 2012 werden 11 larven gevangen, in vergelijking met
de aantallen van 2011 (611 larven) is dit een afname van ± 98%. Voor het post-metamorfe
(metamorfen en adulten) aandeel van de populatie werd een afname gerealiseerd van ± 28
%.
Figuur 8: Vangstsamenstelling van Arendonk I gedurende 2013 (n=6).
L0 12,50%
L1 20,83%
L2 8,33%
M1 4,17%
AM 25,00%
AV 29,17%
Post - Metamorf 54,17%
L00 50,00%
L0 33,33%
AV 16,67%
Post - Metamorf 16,67%
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 27
In 2013 is een verdere daling van zowel het pré- als het post-metamorfe aandeel van de
populatie vast te stellen (Figuur 8). Met vangsten van respectievelijk 5 larven en 1 adult
komt dit neer op een afname van 52 % voor de larven en 92 % voor de adulten ten opzichte
van 2012. Opmerkelijk was de vangst van enkele eerste stadium larven (L00, larven kleiner
of gelijk aan 50 mm) in juli, wat op voortplanting zou kunnen wijzen. Latere vangsten
konden dit echter niet bevestigen. Hierbij dient opgemerkt dat het vangmateriaal niet bij
uitstek geschikt is voor het vangen van de kleinste categorie larven.
De seksratio (M:V), berekend op basis van de absolute vangsten van adulten in Arendonk I
was 0,49 ± 0,44 over de 3 jaar, en schommelde sterk van jaar tot jaar. In Arendonk I
werden dus twee keer meer vrouwtjes gevangen, in tegenstelling tot de andere vijvers waar
vooral mannetjes gevangen werden. Hierbij dient opgemerkt dat seksratio’s op basis van
absolute vangsten een minder betrouwbaar beeld opleveren van de realiteit. Zo is de
vangbaarheid van vrouwtjes iets groter (zie 2 p. 15). Op basis van drie jaar onderzoek in
Balen blijkt de seksratio, berekend op basis van densiteiten, 1,64 ± 0,44 in het voordeel van
mannetjes (zie 0 p. 17).
Arendonk II (ID:8613):
Tabel 7: Soortensamenstelling van de vangsten in Arendonk II.
Latijnse naam Nederlandse naam 2011 2012 2013
Ameiurus nebulosus Bruine Amerikaanse dwergmeerval X
Anguilla anguilla Paling X X
Cyprinus carpio Karper X
Carassius carassius Kroeskarper X
Lithobates catesbeianus Amerikaanse brulkikker X X X
Orconectes limosus Gevlekte Amerikaanse rivierkreeft X
Perca fluviatilis Baars X X X
Rutilus rutilus Blankvoorn X
Scardinius erythrophthalmus Rietvoorn X X
Trachemys scripta elegans Roodwangschildpad X X
Trachemys scripta scripta Geelbuikschildpad X
28 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Figuur 9: Situering van Arendonk II in Vlaanderen.
Figuur 10: Absolute vangsten in Arendonk II, periode 2011 – 2013.
Het vangstpatroon voor deze vijver vertoont jaarlijks aanzienlijke pieken aan het begin van
het vangstseizoen (Figuur 10). Ook de aanwezigheid van L00 larvenstadia in 2013 (Figuur
15) wijst op regelmatige voortplanting op deze locatie.
0
200
400
600
800
1000
1200
1400
1600
1800
2000
2 4 30 1 16 12 14 19 21 26 28 17 19 26 21 23 28 30 24 8 15 22 24 12 14 19 21 17 19 24 26 21 17 19
8 9 5 6 7 8 4 5 6 7 8 9
2011 2012 2013
Ge
van
gen
exe
mp
lare
n
Stierkikker
Bijvangst
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 29
Figuur 11: Absolute vangsten van het pré-metamorfe segment van de populatie te Arendonk II, periode
2011 - 2013.
Figuur 12: Absolute vangsten van het post-metamorfe segment van de populatie te Arendonk II, periode
2011 - 2013.
In 2012 werden veel meer exemplaren gevangen dan in 2011. De vangst per eenheid van
inspanning bleef echter ongeveer gelijk (Tabel 8). De grotere vangst in 2012 is dus te wijten
aan het grotere aantal vangstdagen. In 2013 zijn de aantallen echter zeer sterk toegenomen
ten opzichte van 2012 terwijl het aantal gerealiseerde vangsten slechts beperkt hoger lag.
De vangst per eenheid van inspanning verdrievoudigde. Dit wijst erop dat de populatie
0
200
400
600
800
1000
1200
1400
1600
1800
2000
2 4 30 1 16 12 14 19 21 26 28 17 19 27 22 24 29 31 7 14 16 23 11 13 18 20 16 18 23 25 20 22 18 20
8 9 5 6 7 8 4 5 6 7 8 9
2011 2012 2013
Gevan
gen
larven
L00 L0 L1 L2 M1
0
1
2
3
4
2 4 30 1 16 12 14 19 21 26 28 17 19 27 22 24 29 31 7 14 16 23 11 13 18 20 16 18 23 25 20 22 18 20
8 9 5 6 7 8 4 5 6 7 8 9
2011 2012 2013
Ge
van
gen
ad
ult
en
en
Ju
ven
iele
n
Post-…
30 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
daadwerkelijke gegroeid is. Het is ook duidelijk dat hier in 2013 opnieuw voortplanting was
(L00 larven).
Tabel 8: Absolute vangsten per stadia in Arendonk II, periode 2011 – 2013. #: Aantal gerealiseerde
vangsten; n: Gemiddeld aantal gebruikte fuiken; VPEI: aantal individuen in één dubbele
schietfuik voor 24.
Jaar # n Pré - metamorf Post - metamorf Totaal
L00 L0 L1 L2 M1 Subtotaal M2 AM AV Subtotaal Absoluut VPEI stdev
2011 9 6 946 338 453 19 1756 1 1 1757 32,54 ±33,85
2012 27 6 5184 349 71 5604 4 2 6 5610 37,40 ±41,99
2013 32 5 1978 13974 540 63 16555 10 3 13 16568 104,32 ±87,03
Figuur 13: Vangstsamenstelling van Arendonk II gedurende 2011 (n=1757).
L0 53,84%
L1 19,24%
L2 25,78%
M1 1,08%
AM 0,06%
Post - m
eta
morf
0,0
6%
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 31
Figuur 14: Vangstsamenstelling van Arendonk II gedurende 2012 (n=5610).
Figuur 15: Vangstsamenstelling van Arendonk II gedurende 2013 (n=16568).
De vangstsamenstelling van Arendonk II toont een steeds groter aandeel jonge stadia
(Figuur 13, Figuur 14 en Figuur 15). Het aandeel L0 en L00 larven neemt toe in de loop van
de drie vangstjaren, van 53 % in 2011 naar 96 % in 2013. Ook het aantal adulten nam toe,
L0 92,41%
L1 6,22%
L2 1,27%
AM 0,07%
AV 0,04%
Post - m
eta
morf
0,1
1%
L00 11,94%
L0 84,34%
L1 3,26%
L2 0,38%
AM 0,06%
AV 0,02%
Post - m
eta
morf
0,0
8%
32 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
van één exemplaar in 2011 naar 13 exemplaren in 2013. Dit wijst erop dat dat stierkikkers
in Arendonk II frequent aan voortplanting doen.
De seksratio (M:V) berekend op basis van de absolute vangsten van gevangen adulten in
Arendonk II voor de drie vangstjaren samen is 2.67 ± 0,94. In Arendonk II werden dus
voornamelijk mannetjes gevangen.
Arendonk III (ID: 12986):
Tabel 9: Soortsamenstelling in Arendonk III.
Latijnse naam Nederlandse naam 2011 2012
Abramis brama Brasem X
Anguilla anguilla Paling X X
Cyprinidae Karperachtigen X X
Gobio gobio Riviergrondel X
Cyprinus carpio Karper X
Lepomis gibbosus Zonnebaars X
Lithobates catesbeianus Amerikaanse brulkikker X X
Perca fluviatilis Baars X X
Rutilus rutilus Blankvoorn X X
Scardinius erythrophthalmus Rietvoorn X X
In 2013 werd geen toestemming verkregen om in Arendonk III af te vangen. Bijgevolg is er
geen beeld van de evolutie van deze populatie in 2013. Deze vijver werd dus enkel in 2011
en 2012 afgevangen. De populatie stierkikker in Arendonk III nam in deze periode sterk af.
Figuur 16: Situering van Arendonk III in Vlaanderen.
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 33
Figuur 17: Absolute vangsten in Arendonk III, periode 2011–2012.
Figuur 18: Absolute vangsten van het pré-metamorfe segment van de populatie te Arendonk III, periode
2011 - 2012.
De afname van het aantal larven (Figuur 18) was sneller dan bij de post-metamorfe stadia
(Figuur 19). In 2011 daalde de vangst van meer dan 1600 tot minder dan 40 larven per
vangstdag. In 2012 daalde de vangst nog verder tot minder dan 20 larven per vangstdag.
Vangsten zonder stierkikkers, zoals in Arendonk I, zijn nog niet voorgekomen in Arendonk
III. De populatie is wel sterk teruggedrongen.
0
200
400
600
800
1000
1200
1400
1600
1800
9 10 11 12 23 24 25 26 6 7 8 20 21 22 27 28 29 3 4 5 6 18 19 20 21
8 9 7 9
2011 2012
Ge
van
gen
exe
mp
lare
n
Stierkikker
Bijvangst
0
200
400
600
800
1000
1200
1400
1600
1800
9 10 11 12 23 24 25 26 6 7 8 20 21 22 27 28 29 3 4 5 6 18 19 20 21
8 9 7 9
2011 2012
Gevan
gen
larven
L00 L0 L1 L2 M1
34 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Figuur 19: Absolute vangsten van het post-metamorfe segment van de populatie te Arendonk III.
Periode 2011 - 2012.
Tabel 10: Absolute vangsten per stadia in Arendonk III, periode 2011 – 2012. #: Aantal gerealiseerde
vangsten; n: Gemiddeld aantal gebruikte fuiken; VPEI: aantal individuen in één dubbele
schietfuik voor 24 u.
Jaar # n Pré - metamorf Post - metamorf Totaal
L00 L0 L1 L2 M1 Subtotaal M2 AM AV Subtotaal Absoluut VPEI stdev
2011 17 6 68 1463 721 1850 1251 5353 9 9 11 29 5382 52,77 ±90,72
2012 8 6 28 400 48 14 3 493 1 4 5 498 10,38 ±5,48
De VPEI was in 2012 nog slechts een vijfde van de VPEI in 2011 wat wijst op een
aanzienlijke krimp in de populatie op deze vijver. Hoe de populatie er in 2013 voor staat is
niet bekend.
0
1
2
3
4
5
6
9 10 11 12 23 24 25 26 6 7 8 20 21 22 27 28 29 3 4 5 6 18 19 20 21
8 9 7 9
2011 2012
Gevan
gen
ad
ult
en
en
Ju
ven
iele
n
Post-metamorf
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 35
Figuur 20: Vangstsamenstelling van Arendonk III gedurende 2011 (n=5382).
Figuur 21: Vangstsamenstelling van Arendonk III gedurende 2012 (n=498).
Het aandeel L0- en L00- larven in de populatie nam tussen 2011 en 2012 toe van 28% in
2011 (Figuur 20) tot 86% in 2012 (Figuur 21).
L00 1,26%
L0 27,18%
L1 13,40%
L2 34,37%
M1 23,24%
M2 0,17%
AM 0,17%
AV 0,20%
Post - m
eta
morf
0,5
4%
L00 5,62%
L0 80,32%
L1 9,64%
L2 2,81%
M1 0,60% AM
0,20%
AV 0,80%
Post - m
eta
morf
1,0
0%
36 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
De seksratio berekend op basis van de absolute vangsten van gevangen adulten in Arendonk
III (M:V) gedurende de drie jaar was 0,53 ± 0,40. In Arendonk III werden dus voornamelijk
vrouwtjes gevangen, net zoals in Arendonk I.
Arendonk IV (ID:8620):
Tabel 11: Soortensamenstelling van de vangsten in Arendonk IV.
Latijnse naam Nederlandse naam 2011 2012 2013
Gasterosteus aculeatus Driedoornige stekelbaars X X
Lithobates catesbeianus Amerikaanse brulkikker X X X
Orconectes limosus Gevlekte Amerikaanse rivierkreeft X
Pelophylax spp. Groene kikkercomplex X
Perca fluviatilis Baars X X X
Rutilus rutilus Blankvoorn X
Scardinius erythrophthalmus Rietvoorn X X
Figuur 22: Situering van Arendonk IV in Vlaanderen.
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 37
Figuur 23: Absolute vangsten in Arendonk IV, periode 2011 – 2013.
In 2011 werden slechts twee exemplaren gevangen. In 2012 werden echter bijna 400
exemplaren gevangen, wat bewijst dat stierkikkers toch in Arendonk IV voortplantten. De
afvangsten in 2013 waren aanvankelijk laag (< 20 in april, mei en juni) om dan te stijgen
naar meer dan 60 exemplaren in juli. Deze stijging in 2013 lijkt het gevolg te zijn van
voortplanting.
De piek in het aantal gevangen post-metamorfen in april en juni (Figuur 25) gevolgd door
een piek van larven in juli (Figuur 24) wijst mede in die richting.
Figuur 24: Absolute vangsten van het pré-metamorfe segment van de populatie te Arendonk IV, periode
2011 - 2013.
0
20
40
60
80
100
120
140
160
18 30 10 11 12 13 25 28 25 26 30 31 1 10
8 9 7 4 5 6 7 8 9
2011 2012 2013
Ge
van
gen
exe
mp
lare
n
Stierkikker
Bijvangst
0
20
40
60
80
100
120
18 30 10 11 12 13 25 28 25 26 30 31 1 10
8 9 7 4 5 6 7 8 9
2011 2012 2013
Gevan
gen
larven
L00 L0 L1 L2 M1
38 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Figuur 24 bewijst dat er in Arendonk IV gedurende 2012 en mogelijk eind 2011 voortplanting
geweest is. Hiernaast blijkt ook dat niet alle L0 – Larven van 2012 weggevangen werden en
in 2013 als L1 larven terug opduiken in de fuiken. Waarom de L1 - larven pas in juli 2013
terug opduiken in de fuiken is onbekend. Of er voortplanting in 2013 geweest is kan noch
bewezen noch ontkracht worden door deze data.
Figuur 25: Absolute vangsten van het post-metamorfe segment van de populatie te Arendonk IV,
periode 2011 - 2013.
Tabel 12: Absolute vangsten per stadia in Arendonk IV, periode 2011 – 2013. #: Aantal gerealiseerde
vangsten; n: Gemiddeld aantal gebruikte fuiken; VPEI: aantal individuen in één dubbele
schietfuik voor 24u.
Jaar # n Pré - metamorf Post - metamorf Totaal
L00 L0 L1 L2 M1 Subtotaal M2 AM AV Subtotaal Absoluut VPEI stdev
2011 2 6 1 1 1 1 2 0,33 X
2012 4 6 297 34 12 343 0 343 14,29 ±2,57
2013 8 5 35 103 138 6 8 14 152 5,10 ±5,40
De VPEI van Arendonk IV schommelt sterk tussen jaren (Tabel 12), van 0,33 in 2011 over
14,29 ± 2,57 in 2012 naar 5,10 ± 5,40 in 2013. Hoe de populatie hier evolueert is moeilijk
in te schatten.
0
1
2
3
4
5
6
7
8
18 30 10 11 12 13 25 28 25 26 30 31 1 10
8 9 7 4 5 6 7 8 9
2011 2012 2013
Ge
van
gen
ad
ult
en
en
Ju
ven
iele
n Post-metamorf
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 39
Figuur 26: Vangstsamenstelling van Arendonk IV gedurende 2011 (n=2).
Figuur 27: Vangstsamenstelling van Arendonk IV gedurende 2012 (n=343).
L0 50,00%
M2 50,00%
Post - metamorf 50,00%
L0 86,59%
L1 9,91%
L2 3,50%
40 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Figuur 28: Vangstsamenstelling van Arendonk IV gedurende 2013 (n=152).
Op basis van de absolute vangstcijfers (Figuur 24, Figuur 25) vermoeden we dat er
voortplanting geweest is in Arendonk IV tijdens 2013. Dit is echter slechts beperkt terug te
vinden in de vangstsamenstelling. Er werden bijvoorbeeld maar weinig L0 en helemaal geen
L00 gevangen. De L00 larven waren waarschijnlijk te klein om vaak door de fuiken
weerhouden te worden en de L0 en L1 larven waren vermoedelijk het resultaat van een
eerdere voortplanting of dieren die in 2012 niet gevangen konden worden. In 2012
verschijnen plots L2–larven in de vangsten (Figuur 27). Dit toont aan dat afvangst met
dubbele schietfuiken bij lage densiteiten geen absolute methode is voor het bepalen van de
populatiestatus.
De seksratio berekend op basis van de absolute vangsten van gevangen adulten in Arendonk
IV (M:V) gedurende de 3 jaar is 0,75. In Arendonk IV werden dus voornamelijk vrouwtjes
gevangen, net zoals in Arendonk I en Arendonk III.
3.1.2.2 Hoogstraten
Driehoek (ID: 12435):
Tabel 13: Soortensamenstelling van de vangsten in de Driehoek.
Species Name Common name 2010 2011 2012 2013
Abramis brama Brasem X X X
Ameiurus nebulosus Bruine Amerikaanse dwergmeerval X
Anguilla anguilla Paling X
Carassius gibelio Giebel X X
Cyprinus carpio Karper X
Esox lucius Snoek X X
L0 23,03%
L1 67,76%
AM 3,95%
AV 5,26%
Post - metamorf 9,21%
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 41
Gasterosteus aculeatus Driedoornige stekelbaars X
Gobio gobio Riviergrondel X X
Gymnocephalus cernuus Pos X X
Lepomis gibbosus Zonnebaars X
Lithobates catesbeianus Amerikaanse brulkikker X X X X
Pelophylax kl. esculentus Bastaardkikker X
Perca fluviatilis Baars X X X X
Rana temporaria Bruine kikker X
Rutilus rutilus Blankvoorn X X X X
Scardinius erythrophthalmus Rietvoorn X X X X
Tinca tinca Zeelt X X X
Figuur 29: Situering van de Driehoek in Vlaanderen.
42 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Figuur 30: Absolute vangstresultaten van de Driehoek, periode 2010 – 2013.
Figuur 31: Absolute vangsten van het pré-metamorfe segment van de populatie in de Driehoek, periode
2010 - 2013.
De meeste larven werden in 2010 gevangen (Figuur 31). De vangstgrootte nam sterk af in
de loop van 2010, weliswaar met sterke schommelingen aan het begin van de vangstperiode,
van 1200 larven op de eerste vangstdag tot minder dan 100 op de laatste vangstdag van dat
jaar. Een toename van het aantal L00-stadia in augustus toont aan dat er in de zomer van
2010 toch nog voortplanting geweest is. Ook de aantallen volwassenen individuen die eind
0
100
200
300
400
500
600
700
800
900
1000
1100
1200
1300
24 8 9
13
14
15
16
20
21
22
22
27
28
29
13
17
18
20 7
31 1 2 3
21
22
23
24
30
31 1 2
30
31 1 5 6 7 8
19
20
22
23
24 4 5 6 7 8 9
6 7 8 9 5 6 8 9 5 6 7 5 6 8
2010 2011 2012 2013
Gevan
gen
exem
pla
ren
Bijvangst
Stierkikker
0
100
200
300
400
500
600
700
800
900
1000
1100
1200
1300
24 8 9
13
14
15
16
20
21
22
22
27
28
29
13
17
18
20 7
31 1 2 3
21
22
23
24
30
31 1 2
30
31 1 5 6 7 8
19
20
22
23
24 4 5 6 7 8 9
6 7 8 9 5 6 8 9 5 6 7 5 6 8
2010 2011 2012 2013
Gevan
gen
exem
pla
ren
L00 L0 L1 L2 M1
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 43
juli-midden augustus 2010 gevangen werden wijzen hierop (Figuur 32). Sinds 2011 zijn de
vangsten laag, met zelden meer dan 20 larven per dag. In 2013 werden in mei en juni in de
Driehoek enkele L00-larven gevangen maar later dat jaar werden geen grote aantallen
verder ontwikkelde larven gevangen. De larvale dichtheden in de Driehoek zijn dus zeer laag
na enkele jaren intensief afvangen.
Figuur 32: Absolute vangsten van het post-metamorfe segment van de populatie in de Driehoek, periode
2010 - 2013.
De meeste postmetamorfen werden gevangen op het eind van het vangstseizoen van 2010
en 2012 (Figuur 32). In 2012 werden in mei, juni en juli adulten gevangen. De Driehoek
werd in 2012 dus zeer frequent bezocht door volwassen exemplaren. Vermoedelijk zijn dit
dieren die metamorfoseerden voor 2010 en zich in tussentijd in de omgeving ophielden (bv.
om kannibalisme te vermijden) en pas in die periode na actieve wegvangst als adult aan de
vijver kwamen. In 2013 vertoonde het aantal adulten in de vangsten een sterke terugval
(Tabel 14).
Tabel 14: Absolute vangsten voor de verschillende stadia van stierkikker in de Driehoek, periode 2010 –
2013. #: Aantal gerealiseerde vangsten; n: Gemiddeld aantal gebruikte fuiken; VPEI: aantal
individuen in één dubbele schietfuik voor 24u.
Jaar # n
Pré – metamorf Post - metamorf Totaal
L00 L0 L1 L2 M1 Subtotaal M2 AM AV Subtotaal Absoluut VPEI stdev
2010 19 4 95 1866 4171 2264 121 8517 34 6 5 45 9376 195,01 ±218,00
2011 12 4 80 9 12 2 103 8 8 111 2,31 ±1,70
2012 9 4 2 6 4 12 2 19 19 40 52 1,44 ±0,57
2013 9 4 85 8
12
105
2 3 5 110 2,76 ±1,67
De VPEI in de Driehoek daalt na 2010 van 195,01 ± 218 exemplaren tot 1,44 ± 0,57
exemplaren in 2012 (Tabel 14). In 2013 is er echter opnieuw een lichte stijging in de VPEI.
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
24 8 9 131415162021222227282913171820 7 31 1 2 3 212223243031 1 2 3031 1 5 6 7 8 1920222324 4 5 6 7 8 9
6 7 8 9 5 6 8 9 5 6 7 5 6 8
2010 2011 2012 2013
Gevan
gen
exem
pla
ren
Post - metamorf
44 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Figuur 33: Vangstsamenstelling van de Driehoek in 2010 (n=9376).
Figuur 34: Vangstsamenstelling van de Driehoek in 2011 (n=111).
L00 1,11%
L0 21,79%
L1 48,72%
L2 26,44%
M1 1,41%
M2 0,40%
AM 0,07%
AV 0,06%
Post - m
eta
morf
0,5
3%
L0 72,07%
L1 8,11%
L2 10,81%
M1 1,80%
M2 7,21%
Post - metamorf 7,21%
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 45
Figuur 35: Vangstsamenstelling van de Driehoek in 2012 (n=52).
Figuur 36: Vangstsamenstelling van de Driehoek in 2013 (n=110).
Naast de hierboven besproken vangst met schietfuiken werd de Driehoek op 22 september
2010 ook leeggepompt (Foto 1).
L0 3,85%
L1 11,54%
L2 7,69%
M2 3,85%
AM 36,54%
AV 36,54%
Post - metamorf 76,92%
L00 77,27%
L0 7,27%
L2 10,91%
AM 1,82%
AV 2,73%
Post - m
eta
morf
4,5
5%
46 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Foto 1: Leeggepompte Driehoek vijver te Hoogstraten. Leegpompen gebeurde met twee vuilwater-
pompen (beide 70 m³/h) met filterkop (maaswijdte 8 mm) tot er ongeveer 30 cm water
overbleef (© Invexo).
Met schep- en zegenetten werden de resterende stierkikkerlarven en vissen afgevangen
(Foto 2). Daarbij werden nog eens 1400 larven afgevangen, voor meer dan de helft zeer
jonge L00-stadia (Figuur 37). De vissen werden in goede staat ondergebracht in omliggende
vijvers en de Mark. De gevangen stierkikkerlarven werden d.m.v. een overdosis benzocaïne
geëuthanaseerd.
Na de leegpomp-actie werd de Driehoek in overleg met de eigenaar opnieuw bepoot met
rietvoorn, blankvoorn, snoek, brasem en zeelt.
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 47
Foto 2: Met behulp van een zegen wordt de Driehoek verder leeggevist. Aan de bovenzijde van dit
sleepnet zitten vlotters, aan de onderkant zit lood (© Invexo).
Figuur 37: Samenstelling van het aandeel afgevangen stierkikkers na het leegpompen van de Driehoek
(n=1379).
L00 54,75%
L0 20,38%
L1 15,52%
L2 8,05%
M1 1,31%
48 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Bospoel (ID: 12447):
Species Name Common name 2010 2011 2012 2013
Abramis brama Brasem X
Carassius gibelio Giebel X X X X
Cyprinus carpio Karper X
Gasterosteus aculeatus Driedoornige stekelbaars X X X X
Gobio gobio Riviergrondel X X X X
Lepomis gibbosus Zonnebaars X
Lithobates catesbeianus Amerikaanse brulkikker X X X X
Pelophylax kl. esculentus Bastaardkikker X X
Rutilus rutilus Blankvoorn X X X X
Scardinius erythrophthalmus Rietvoorn X X X X
Tinca tinca Zeelt X
Figuur 38: Situering van de Bospoel in Vlaanderen.
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 49
Figuur 39: Absolute vangstresultaten van de Bospoel, periode 2010 – 2013.
In de Bospoel werden doorheen de jaren steeds minder stierkikkers gevangen, van meer dan
100 exemplaren in 2010 tot verscheidene stierkikkerloze vangsten in 2013 (Figuur 39). Dit
vertaalt zich ook in een zeer lage (< 1) VPEI in 2013 (Tabel 15). De populatie bestond
voornamelijk uit L1-larven (Figuur 40). In 2013 werden er geen larven meer gevangen, wat
erop wijst dat deze poel vermoedelijk vrij is van voortplanting. Toch werden ook hier, naar
analogie met de Driehoek, in 2013 nog adulte stierkikkers gevangen (Tabel 15, Figuur 41).
Figuur 40: Absolute vangsten van het pré-metamorfe segment van de populatie in de Bospoel, periode
2010 - 2013.
0
50
100
150
200
250
300
350
400
450
500
15 24 26 27 31 1 14 15 16 17 20 5 6 7 8 31 1 27 28 29
6 8 9 6 9 6 7 8
2010 2011 2012 2013
Gevan
gen
exem
pla
ren
Bijvangst
Stierkikker
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
130
15 24 26 27 31 1 14 15 16 17 20 5 6 7 8 31 1 27 28 29
6 8 9 6 9 6 7 8
2010 2011 2012 2013
Gevan
gen
exem
pla
ren
L0 L1 L2 M1
50 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Figuur 41: Absolute vangsten van het post-metamorfe segment van de populatie in de Bospoel, periode
2010-2013.
Tabel 15: Absolute vangsten voor de verschillende stadia van stierkikker in de Bospoel, periode 2010–
2013. #: Aantal gerealiseerde vangsten; n: Gemiddeld aantal gebruikte fuiken; VPEI: aantal
individuen in één dubbele schietfuik voor 24u.
Jaar # n
Pré - metamorf Post - metamorf Totaal
L00 L0 L1 L2 M1 Subtotaal M2 AM AV Subtotaal Absoluut VPEI stdev
2010 6 4 68 230 37 4 339 12 1 13 352 17,54 ±10,40
2011 5 4 57 13 1 71 1 1 72 3,60 ±1,72
2012 4 3 1 9 7 17 1 1 18 1,50 ±1,00
2013 5 4 0 1 1 2 2 0,10 ±0,22
0
1
2
3
4
5
15 24 26 27 31 1 14 15 16 17 20 5 6 7 8 31 1 27 28 29
6 8 9 6 9 6 7 8
2010 2011 2012 2013
Gevan
gen
exem
pla
ren
Post - metamorf
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 51
Figuur 42: Vangstsamenstelling van de Bospoel in 2010 (n=352).
Figuur 43: Vangstsamenstelling van de Bospoel in 2011 (n=72).
L0 19,32%
L1 65,34%
L2 10,51%
M1 1,14%
M2 3,41%
AM 0,28%
Post - metamorf
3,69%
L1 79,17%
L2 18,06%
M1 1,39%
M2 1,39%
Post - m
eta
morf
1,3
9%
52 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Figuur 44: Vangstsamenstelling van de Bospoel in 2012 (n=18).
Figuur 45: Vangstsamenstelling van de Bospoel in 2013 (n=2).
L0 5,56%
L1 50,00%
L2 38,89%
AM 5,56%
Post - metamorf
5,56%
AM 50,00%
AV 50,00%
Post - metamorf 100,00%
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 53
3.1.3 Conclusie & Aanbevelingen
3.1.3.1 Conclusie
Arendonk I, de Bospoel en de Driehoek kunnen bijna stierkikkervrij verklaard worden. Het
uitblijven van vangsten van stierkikker is hiervoor sterke indicatie. Voor Arendonk I zorgt de
nabijheid van andere vijvers die nog in staat van besmetting verkeren er echter voor dat
toekomstige acties in deze vijvers zeker nog nodig blijven. Opvolgingsacties in Arendonk I,
eventueel aan een lagere intensiteit, zijn daarom nog aangeraden zolang de vijvers in de
omgeving besmet blijven.
Door het eerder geïsoleerde karakter van de Bospoel en de Driehoek (Hoogstraten) is
uitroeiing binnen bereik. Het succes van de acties is afhankelijk van het beletten van
succesvolle voortplanting. Een aangepaste methode of het toepassen van andere, weliswaar
soms meer arbeidsintensieve methodes zoals nachtvangsten met licht of afschot van
adulten, voor de bestrijding van adulte exemplaren kan hier soelaas bieden. Naast de
gerichte acties tegen adulten dienen er ook opvolgingsacties uitgevoerd te worden om
eventuele succesvolle voortplanting alsnog in de kiem te smoren. Deze opvolgingsacties
kunnen uitgevoerd worden aan een lagere intensiteit (2x 4 fuiken per maand) zolang er geen
larven worden waargenomen.
De stierkikkerpopulatie in Arendonk II blijft groeien. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de
hoge connectiviteit van dit vijvercomplex met het, met stierkikker besmette, natuurreservaat
de Lokkerse Dammen. Ingrijpen in de Lokkerse Dammen zelf wordt als praktisch
onuitvoerbaar en onhaalbaar bestempeld met de huidige methoden. Door het moerassig
karakter van dit gebied is het plaatsen van schietfuiken moeilijk. Andere methoden zoals e-
DNA sampling kunnen aangewend worden om een beeld te krijgen van de situatie in de
Lokkerse Dammen. Tot er een geschikte methode voor de aanpak van de Lokkerse Dammen
gevonden is, is het aangeraden om de inspanningen in Arendonk II voort te zetten en
eventueel te intensiveren, om verdere uitbreiding vanuit de nabije kernpopulatie te beletten.
De populatie in Arendonk III was klein en stabiel in 2012, maar de mogelijkheid bestaat dat,
doordat er in 2013 niet afgevangen werd, de stierkikkerpopulatie in Arendonk III terug
opgeleefd is. Het is aangeraden om in 2014 en de daaropvolgende jaren te proberen de
eigenaar opnieuw te overtuigen van het belang van het voortzetten van afvangsten in zijn
vijver. Indien dit lukt, kan aan de hand van enkele proefvangsten bepaald worden hoe de
populatie er na een jaar nietsdoen voor staat en hoe intensief er afgevangen dient te worden
om de populatie te drukken.
In het geval van Arendonk IV is de trend minder duidelijk. Ondanks enkele stierkikkerloze
vangsten is het niet mogelijk Arendonk IV stierkikkervrij te verklaren. Opvolgingsacties in
deze vijver zijn zeker aangeraden en dit best aan dezelfde intensiteit als in 2013.
3.1.3.2 Theoretische inschatting van vangstinspanning voor bestrijding
Aan de hand van data rond de vangbaarheid van dikkoppen en adulten met dubbele
schietfuiken kan een theoretische inschatting gemaakt worden van de nodige inspanning om
de populatiegrootte tot onder een welbepaalde drempel te brengen. Aangezien de
vangbaarheid van dikkoppen een factor tien hoger ligt dan bij adulten, is het meest efficiënt
om de vangstinspanning af te stemmen op het verwijderen van dikkoppen. De vangbaarheid
van dikkoppen werd geschat op 6 % met één vangst per eenheid van inspanning (VPEI, één
dubbele schietfuik voor 24 u) (Louette et al. 2013). Wanneer er 5 dubbele schietfuiken
simultaan gebruikt worden (momenteel gangbaar bij Natuurwerk vzw), zal ongeveer 27 %
van de dikkoppenpopulatie worden verwijderd per vangstdag. Gelijktijdig zal 3 % van de
adulte populatie worden verwijderd (VPEI 0,7 %) (Louette et al. ingediend).
In Tabel 16 wordt weergegeven wat voor de verschillende theoretische uitgangssituaties
(5000, 1000 en 500 dikkoppen) aan inspanning nodig dient te zijn om de populatiegrootte
van dikkoppen onder een bepaalde drempel (100 en 10 resterende dikkoppen) te brengen.
54 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Bijkomend wordt voor een verschillende realistische uitgangssituatie aan adulte individuen
(20, 10 en 5 adulten) getoond wat het resterend aandeel van adulten zal zijn in de vijver, na
het uitvoeren van het vooropgesteld aantal vangstdagen.
Tabel 16: Aantal nodige vangstdagen bij simultaan gebruik van 5 dubbele schietfuiken om voor
verschillende realistische uitgangssituaties (5000, 1000 en 500) van aantallen dikkoppen de
populatiegrootte onder een bepaalde drempel te brengen (100 en 10 resterende dikkoppen).
Bijhorend wordt voor verschillende uitgangssituaties (20, 10 en 5) van adulten het aantal
resterende adulten in de populatie getoond bij het aantal vooropgestelde vangstdagen.
Drempel Dikkopen bij
start # nodige
vangstdagen Adulten bij
start Adulten over na
vangstdagen
Tot 100 dikkoppen
5000 13 20 13
10 6
5 3
1000 8 20 15
10 8
5 4
500 6 20 16
10 8
5 4
Tot 10 dikkoppen
5000 20 20 10
10 5
5 3
1000 15 20 12
10 6
5 3
500 13 20 13
10 6
5 3
Wanneer we via de gemiddelde VPEI dikkoppen
van de drie laatste vangsten (2013) voor elk van
de zes verschillende onderzochte vijvers kijken
wat de werkelijke aantallen dikkoppen zijn,
kunnen we via een regressie (geschat startaantal
= 26 x VPEI najaar 2013) voorzichtig schatten in
welke startsituatie ze zich bevinden (Louette et
al. 2013). Wel dient opgemerkt te worden dat
eventuele voortplanting van 2013 niet
meegerekend is (dikkoppen zijn nog niet
vangbaar wegens kleine grootte in zomer-najaar
2013), en de werkelijke aantallen bij aanvatting
van wegvangsten in juni 2014 merkelijk hoger
kunnen liggen. De eerste VPEI begin juni 2014 zal
meer uitsluitsel kunnen geven over startaantallen
en de nodige vangstdagen (Tabel 17).
Formule geschat startaantal larven
GSL = Geschat startaantal larven
VPEI = Vangst per eenheid van inspanning
bij eerdere vangsten
Enkel L0, L1 en L2 larven
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 55
Op basis van het aantal benodigde vangsten kunnen we berekenen hoeveel mensuren nodig
zijn. Gemiddeld doet een ploeg van drie personen 45 à 60 minuten over het oogsten van één
fuik (inclusief opmeten, tellen en noteren van (bij)vangsten). Het plaatsen van fuiken gaat
sneller en duurt gemiddeld 15 à 30 minuten.
Het benodigd aantal mensuren kan dan als volgt berekend worden:
MU = aantal mensuren
VD = aantal vangstdagen
Fu = aantal gebruikte fuiken
AR = aantal arbeiders
Voor de berekening van het benodigd aantal mensuren werd er uitgegaan van een standaard van vijf
fuiken en drie arbeiders.
Tabel 17: Per vijver wordt het geschat aantal dikkoppen weergegeven aan de hand van de vangst per
eenheid van inspanning (VPEI) bij de laatste vangsten van 2013 (behalve Arendonk III,
laatste gegevens dateren van najaar 2012) en de regressie naar werkelijke aantallen (zie
Louette et al. 2013). Het aantal nodige vangstdagen om de dikkoppenpopulatie onder 100
overblijvende individuen te brengen, is aangegeven. Bij vijvers waar de startaantallen al
extreem laag liggen, kan zekerheidshalve standaard een 4-tal vangstdagen (*) (1 werkweek)
worden uitgevoerd.
Gemeente Vijver VPEI Geschat aantal # nodige vangsten
(VD) Mensuren
(MU)
Hoogstraten Driehoek 2 52 4* 68
Bospoel 1 26 4* 68
Arendonk Arendonk I 1 26 4* 68
Arendonk II 46 1196 8 135
Arendonk III 6 156 4* 68
Arendonk IV 7 182 4* 68
56 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
4 Verspreiding van de stierkikker
In samenspraak met de Provincie Antwerpen werden op 5 februari 2013 een aantal prioritair
te controleren locaties vastgelegd om te inventariseren op aanwezigheid van stierkikkers. Dit
gebeurde door tijdens de voortplantingsperiode rond de vijver te wandelen en naar
stierkikkers te speuren (visueel/auditief). Daarbij werd extra gelet op het iep-geluid dat
wegspringende juveniele/subadulte stierkikkers produceren. In de mate van het mogelijke
werden aangelanden bevraagd naar de aanwezigheid van stierkikker waarbij ze het geluid te
horen kregen. Soms werd ook met een schepnet de vijver bemonsterd. Hierna volgt een
overzicht van de resultaten van dit veldonderzoek.
Figuur 46: Situering van de in 2013 door INBO en Hyla vzw gecontroleerde meldingen en de
ongecontroleerde meldingen (gegevens: Hyla, INBO en waarnemingen.be).
4.1 Onderzochte locaties
Robert Jooris (Hyla)
Detailkaarten van de onderzochte locaties (met vijvercodes) waar afvangsten, experimenten,
proefvangsten en/of veldcontroles gebeurden zijn terug te vinden in bijlages 1 t.e.m.12.
4.1.1 Antwerpse Kempen
IDnr 69756097 of 96010 (waarnemingen.be) – Mol
Op 13/07/2012 werd door Steven De Saeger langs een sloot in de Muizenput
(‘Familiestrand’) in Mol tweemaal een ‘piepgeluid’ gehoord dat sterk op de paniekroep leek
van wegspringende juveniele/subadulte stierkikkers. Tijdens een controle op 19/06/2013
werden hier geen stierkikkers gesignaleerd, wel wegspringende individuen van het Groene
kikker-complex. Zowel de vijvers als de tussenliggende sloten werden op meerdere plaatsen
gecontroleerd. Navraag bij de bewaker van de camping over het al dan niet aanwezig zijn
van stierkikker in het gebied, waarbij de typische paringsroep werd beluisterd, leverde geen
bijkomende bevestiging op van de aanwezigheid van de soort in het gebied.
IDnr 172501 (Hyla databank) – Retie:
Op 28/07/2001 werd in de vijver van de vissersvereniging ‘De Goudkarper’ in Retie een
roepend mannetje gesignaleerd. Op 19/06/2013 kregen we geen respons op het afgespeelde
geluid van de paringsroep. Wel werden in een aangrenzende poel bastaardkikkers
waargenomen. De visvijver is weinig geschikt als voortplantingsplaats en langdurig verblijf,
dit als gevolg van het ontbreken van geschikte schuilplaatsen (met hout beklede
vijverranden).
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 57
IDnr 95065 (Hyla databank) – Ravels:
In juli 2006 en 2007 werd door Mark Van Mierlo (Natuurpunt) een roepend mannetje
stierkikker gesignaleerd. Het betreft hier een groot mesotroof ven, in de omgeving van het
kanaal Dessel-Schoten. Dit kanaal loopt langs het Vlaams Natuurreservaat ‘Goorke-Rode
Del’, een bekende voortplantingsplaats van stierkikkers. Stierkikker werd in het verleden al
gesignaleerd in een poel (IDnr 96004 Hyla databank) in Arendonk. Bij een bemonstering met
schepnet en visueel langs de oevers van het ven (16/07/2013) werden echter geen larven
gevonden. Het ven is weinig geschikt als voortplantingsplaats wegens de voedselarme
situatie. Waarschijnlijk gebruiken stierkikkers deze locatie wel tijdelijk om te migreren.
IDnr 70840528 (waarnemingen.be) en 74541 (Hyla databank) – Essen:
Op deze locatie zouden op 13/08/2012 door Thijs Nouws een 20-tal juvenielen gesignaleerd
zijn. Het betreft hier het Bergenven in Essen. Dit oligotroof/mesotroof ven is niet geschikt als
voortplantingsplaats voor stierkikker. Bij navraag bij leden van Natuurpunt, o.a. Joris Pinseel
die dit ven en het omliggend gebied zeer goed kent, is de stierkikker er tot op heden nooit
waargenomen. Op 19 april 2013 werden hier enkel Bastaardkikkers (mogelijk ook
Poelkikkers) waargenomen.
IDnr 164501 (Hyla databank) – gemeente Geel (langs kanaal Bocholt – Herentals):
In 2001 werden in deze vijver, Larumse heide in Geel en ter hoogte van het kanaal Bocholt-
Herentals, door de eigenares gedurende ongeveer twee maanden roepende mannetjes
gehoord. Nadien werden geen stierkikkers meer gesignaleerd, ook niet tijdens ons bezoek op
12/06/2013.
IDnr 243037 (Hyla databank) – gemeente Herselt:
In juni 2011 werd een roepend mannetje waargenomen in één van de vijvers van het
weekendhuisjes–complex, ten noorden van het natuurreservaat ‘De Langdonken’. Daar de
meeste eigenaars tijdens ons bezoek op 12/06/2013 niet ter plaatse waren, kon geen
verdere informatie ingewonnen worden. Roepende mannetjes werden niet gehoord.
4.1.2 Vallei van de Grote Nete
IDnr 243041 (Hyla databank), omgeving Heultje – Westerlo:
In de zomer van 2012 werd op deze locatie een roepend mannetje gehoord. Tijdens ons
bezoek werden geen larven, juvenielen, subadulten, noch adulte dieren waargenomen. Een
roepend mannetje werd op 4/07/2013 (waarnemer: Dieter Van den Heuvel) waargenomen in
een tuinvijver op +/- 115m ten NO van vijver 243041. Mogelijks betreft het hier hetzelfde
mannetje dat in 2012 op laatst genoemde locatie werd gesignaleerd. Roepende mannetjes
werden ook gevonden in een drietal vijvers aan de Schipperstraat in Westerlo, in de directe
omgeving van de Grote Nete.
Poel IDnr 166009 (Hyla databank), op een paar meter van de Grote Nete – Nijlen (Bevel):
In deze vijver werd in 2008 een roepend mannetje gesignaleerd dat een paar dagen later
niet meer werd gehoord door de eigenaar. Twee andere vijvers (166011 en 166012) in de
directe omgeving scoorden toen negatief. In 2013 vonden hier geen controles plaats.
IDnr 165017 (Hyla databank) – Nijlen (Kessel):
in deze grote vijver (opp. +/- 3ha) werden door Dries Daems op 03/08/2011 drie roepende
stierkikkers waargenomen. Tijdens twee veldbezoeken op 17/07 en 06/08/2013 hoorden we
respectievelijk één en twee roepende mannetjes, langs de westelijke oever. Door de
eigenaar zijn nadien aan het wateroppervlak zwemmende larven gesignaleerd. Het water van
58 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
deze grote waterplas is relatief helder, ondanks de aanwezigheid van vrij veel karpers. Meer
dan waarschijnlijk is hier dus voortplanting. Dit dient gecontroleerd te worden via
proefvangst met schietfuiken. Gelet op de oppervlakte en wisselende diepte van de visvijver
zal dit op veel plaatsen niet evident zijn. Indien het stierkikkerlarven betreft, dan is deze
vijver momenteel de meest westelijke locatie in Vlaanderen waar de soort zich voortplant
(Figuur 47).
IDnrs 165062, 165063, 165064, 165065, 165066 en 165067 (linker oever van de Grote
Nete) – Lier:
Dit vijvercomplex werd dit jaar voor het eerst geïnventariseerd (13/08), voorlopig zonder
positieve waarnemingen. Het zijn typische karpervijvers. Volgens een eigenaar zou de
stierkikker hier nog niet zijn gesignaleerd.
IDnrs 165059, 165060 en 165061 (linker oever van de Grote Nete) – Lier (Neerloop,
omgeving NR Mushaagbos):
Ook deze drie vijvers (drie andere konden niet bezocht worden wegens afwezigheid van de
eigenaars) scoorden negatief op stierkikker. Wel werden hier wegspringende groene kikkers
vastgesteld.
IDnrs 165055, 056, 057 en 058 (rechter oever van de Grote Nete) – Nijlen (Kessel):
In deze vier vijvers van dit vijvercomplex, dat niet minder dan 14 visvijvers omvat, werden
roepende stierkikkermannetjes gehoord en gezien. Volgens de eigenaars zijn hier echter nog
geen larven waargenomen. Controle met schietfuiken is gewenst daar dit de meest
westelijke locatie is van de stierkikker in de vallei van de Grote Nete.
Figuur 47: Nieuwe vindplaatsen (rode bolletjes) met stierkikker in Nijlen (Kessel) in het westelijk gebied
van de vallei van de Grote Nete, 3 ha grote visvijver in de Bartstraat en vijvers ten zuiden van
de Salvator kapel.
IDnrs 243021, 243022, 243203 en het vijvercomplex 243215 – Hulshout:
Deze locaties konden dit jaar niet gecontroleerd worden wegens afwezigheid van de
eigenaars tijdens de bezoekdag.
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 59
Centrum van het areaal van de stierkikker in de vallei van de Grote Nete en de Grote Laak
(informatie uit waarnemingen.be in 2013):
Regelmatige waarnemingen van larven en/of juveniele-subadulte en volwassen stierkikkers
op de al bekende plaatsen in het Zammelsbroek (Geel), Trichelbroek (Laakdal, deelgemeente
Eindhout), Griesbroek (Balen), Watereinde/Steenrotsen (Laakdal, deelgemeente Varendonk),
Heyland (Westerlo, deelgemeente Herselt) en De Roost (Laakdal, deelgemeente Veerle)
(periode 30/06 tot 04/10/2013). Het ontbreken van waarnemingen verder oostwaarts langs
de Laak, op de waarneming van een mannetje na dat in het verleden (2008) werd
afgevangen in het Makelbroek, wijst erop dat de stierkikkers zich voorlopig beperken tot het
gebied De Roost-Steenrotsen en de visvijvers ten oosten van De Roost.
4.1.3 Omgeving Hoogstraten
In Hoogstraten (westelijke Noorderkempen) werden zeven locaties geïnventariseerd op de
aanwezigheid van stierkikkers, in het bijzonder 26009, 26010, 26013, 26018, 26020, 26021
en 26030 in de Hyla databank. Op twee locaties werd de soort nog waargenomen: locatie
26009 (de visvijver in het bos op het donk) waar op 10/06 drie adulte dieren zijn
waargenomen en locatie 26018 (driehoekvijver), waar naast enkele larven drie adulte
kikkers zijn gespot waaronder twee roepende mannetjes. Het dempen van de visvijver en de
omvorming ervan tot een ven op het terrein van Natuurpunt blijkt een goede zaak te zijn
geweest. Mits verdere opvolging is de kans zeer groot dat de populatie in Hoogstraten als
gevolg van zijn geïsoleerd voorkomen, zal uitgeroeid worden.
4.1.4 Arendonk en de vallei van de Wamp
In tegenstelling tot Hoogstraten blijven de Lokkerse Dammen en Vlaams Natuurreservaat ’t
Goorke–Rode Del een probleemkind wat het uitroeien van de lokale stierkikkerpopulatie
betreft. De stierkikkers zijn er zeer moeilijk/onmogelijk weg te vangen en veroveren in de
toekomst van hieruit wellicht nieuwe gebieden. De Wamp is volgens recente waarnemingen
een potentiële verbindingsader tussen Arendonk en de vallei van de Kleine Nete. Getuige
hiervan waarnemingen uit het verleden zoals de Hyla databank locaties 95052 (vijver bezet
door verschillende adulte stierkikkers in 2006), locatie 95051 (een sloot die aansluit op de
Wamp waar in 2008 juveniele dieren werden gesignaleerd) en locatie 95073 (een visvijver in
de omgeving van de Wepaloop en de Beemdenloop in de omgeving van de Wamp, waar in
2012 en 2013 twee roepende mannetjes zijn waargenomen. In 2012 werd in deze vijver het
mannetje weggevangen met een vislijn. In 2013 werd tijdelijk een nieuw mannetje gehoord.
Ten slotte is er een waarneming van een roepend mannetje op 03/07/2013 en 16/07/2013
op locatie 171023, een visvijver die deel uitmaakt van een complex van tien vijvers langs de
Wamp in Kasterlee (Figuur 48). Tijdens ons bezoek op 16/07/2013 werden nagenoeg alle
vijvers met het schepnet bemonsterd. Stierkikkerlarven werden niet waargenomen.
60 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Figuur 48: Vijver langs de Wamp ter hoogte van de Korsendonkse Loop waar in 2013 een mannetje
stierkikker werd waargenomen.
4.1.5 Provincie Vlaams-Brabant
Begijnendijk:
Op 23/06/2001 was er een waarneming van een roepend mannetje in een vijver (locatie
243501) van het visvijvercomplex ‘De Putten’ in Begijnendijk. Deze regio werd nadien niet
meer gecontroleerd. Zowel in waarnemingen.be als in de Hyla-databank werden nadien geen
waarnemingen van stierkikkers uit deze regio meer ingevoerd.
Op 23/07/2013 werden vijf vijvers in de regio bezocht, o.a. drie visvijvers ter hoogte van ‘De
Putten’ (locaties 243212, 243213 en 243214) aan de Raambeekse vijver in de Raamstraat
(243501) waar het mannetje stierkikker destijds werd gesignaleerd en het vijvercomplex
243503. Op geen enkele locatie werden stierkikkers waargenomen, wel bastaardkikkers en
mogelijks ook meerkikkers. Ook navraag bij vissers waarbij telkens de paringsroep van de
stierkikker werd afgespeeld, konden de aanwezigheid van stierkikkers in deze regio niet
bevestigen. Wellicht betrof de waarneming van het roepend mannetje in 2001 een uitgezet
exemplaar dat zich tijdelijk kon handhaven. In die periode werden stierkikkers in diverse
tuincentra regelmatig te koop aangeboden.
Vierkensbroek in Scherpenheuvel-Zichem (Averbode):
Op 28/05/2012 werden twee foto’s gepubliceerd op waarnemingen.be, respectievelijk van
een larve en een juveniele kikker. De waarnemer vermeldde stierkikker als soort. Op basis
van de vlektekening van de larve en het ontbreken van ruglijsten bij de juveniele kikker
werd die waarneming goedgekeurd. Er was echter enig voorbehoud bij terreinkenners
aangezien in het Vierkensbroek tot op heden nog nooit stierkikker gesignaleerd was.
Op 23/07/2013 werden twee locaties (244063 en 244064) in de Demerbroeken, locatie
244524 en de bewuste poel 244217 in het Vierkensbroek bezocht en kon aanwezigheid van
stierkikkers niet bevestigd worden, wel Europese meerkikker en bastaardkikker. Hier werd
dan ook besloten een proefvangst uit te voeren. Deze leverde evenmin bewijs van
aanwezigheid van stierkikker in de bewuste waterpartij. Mogelijks is de foto op een andere
locatie genomen en niet in het Vierkensbroek een heeft de waarnemer zich van locatie
vergist.
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 61
Andere locaties in Vlaams-Brabant:
Nagenoeg alle waarnemingen van stierkikkers in de provincie Vlaams-Brabant concentreren
zich in het natuurreservaat Grootbroek te Sint-Agatha-Rode. De soort werd in het verleden
ook vermeld in Roosbeek. Bij deze waarneming staat op waarnemingen.be een foto van een
blauwe reiger met een kikker in de snavel. Meer dan waarschijnlijk betreft het hier een bruin
gekleurde Anatolische meerkikker (Pelophylax bedriagae), een taxon dat in Vlaams-Brabant
relatief goed vertegenwoordigd blijkt te zijn. Deze waarneming werd dan ook niet
goedgekeurd. Dergelijke bruine (meer?)kikkers werden in 2012 ook gesignaleerd bij
ruimingswerken van een afwateringsgracht in de IJsebroeken in Overijse en dit jaar in
Heverlee (Egenhoven–Arenberg). Op deze locatie konden de waarnemers twee kikkers
vangen die gedetermineerd werden als stierkikker. De dieren werden ter plaatse terug
uitgezet. Deze locatie in Heverlee werd de week nadien door twee Hyla-medewerkers
bezocht maar aanwezigheid van stierkikkers kon niet bevestigd worden. Zowel de
waarneming in Overijse als die in Heverlee werden op waarnemingen.be tot nader order in
behandeling geplaatst.
In 18 juni 2013 werd door INBO na een telefonische melding van stierkikker een
terreinbezoek uitgevoerd aan een vijver te Wilsele (Jef Scherensstraat) (Figuur 46). Er werd
enkel bastaardkikker vastgesteld dus vermoedelijk betrof het een foute determinatie.
In het verleden werden stierkikkers ook gesignaleerd in Neerijse (Doode Bemde,
Kliniekvijvers) en Heverlee (Abdij van het Park). Op al die plaatsen leven mengpopulaties
van bastaardkikkers en meerkikkers. Voorzichtigheid bij de determinatie is dus geboden.
4.2 Proefvangsten
In 2013 werden verscheidene proefvangsten met behulp van dubbele schietfuiken uitgevoerd
door INBO en ANB. Dit gebeurde op plaatsen waar een eventuele uitbreiding als schadelijk
maar ook als beheersbaar werd beschouwd. Detailkaarten van de onderzochte locaties (met
vijvercodes) waar proefvangsten gebeurden zijn terug te vinden in bijlages 1 t.e.m.12.
Het INBO voerde proefvangsten uit in het Vierkensbroek (Averbode) en in een vijvercomplex
te Kasterlee. ANB voerde proefvangsten uit in het Grootbroek (Sint-Agatha-Rode). Naast de
proefvangst werd er ook op twee plaatsen actief afgevangen (zie 3.1, p 21), in Hoogstraten
en Arendonk, en werd er een experiment i.v.m. de vangbaarheid en densiteiten van adulten
opgevolgd (Figuur 49 & 2, p 15).
Figuur 49: Ondernomen vangstacties in 2013.
62 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
4.2.1 Vierkensbroek (Averbode)
4.2.1.1 Situatie en methodiek
Naar aanleiding van een melding op waarnemingen.be, inclusief stierkikkerfoto “afkomstig
uit het Vierkensbroek”, werd er een verkennend veldbezoek uitgevoerd door Hyla-
medewerkers (zie 4.1.5). Aangezien een visueel/auditief veldbezoek gelimiteerd is in
detectiekans en een eventuele uitbreiding van de stierkikker naar de Demervallei een te
vermijden ontwikkeling zou zijn, werd ervoor geopteerd om voor de zekerheid een
proefvangst met schietfuiken uit te voeren.
In samenspraak met de plaatselijke Natuurpunt afdeling werd een selectie van vijf vijvers
gemaakt, verspreid over het gehele gebied (zie Figuur 50). Deze vijvers werden bemonsterd
d.m.v. dubbele schietfuiken.
Figuur 50: Overzicht van de in het Vierkensbroek onderzochte vijvers. De situatie werd zowel visueel
(pentagonen) als d.m.v. proefvangsten (driehoeken) onderzocht. Tijdens de controles werden
geen stierkikkers opgemerkt (groene kleur).
4.2.1.2 Resultaten en aanbevelingen
De proefvangsten konden de aanwezigheid van stierkikker in het gebied niet bevestigen. De
bemonsterde vijvers bevatten wel een mix van andere exoten zoals zonnebaars, bruine
Amerikaanse dwergmeerval en blauwbandgrondel naast de inheemse snoek, rietvoorn, baars
en bastaardkikker.
Gezien de nabijheid van de Demervallei is waakzaamheid voor aanwezigheid van stierkikkers
in dit gebied aan te raden. Een e-DNA (environmental DNA) staalname zou de
betrouwbaarheid van de huidige controles kunnen verhogen. Deze methode laat toe om
stierkikkers die door het gebied passeerden te detecteren tot 14 dagen na de
waterstaalname (Valentini et al. 2009, Dejean et al. 2012).
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 63
4.2.2 Kasterlee
4.2.2.1 Situatie en methodiek
Ter hoogte van de Korsendonkse Loop, tussen de Wamp en Straaleind, ligt een complex van
een 10-tal vijvers (Figuur 51). De vijvers zijn relatief klein (< 1000 m²) en hebben een
vaste, zandige bodem. In enkele vijvers komen geïntroduceerde waterplanten voor, o.a.
waterlelies Nymphaea spp., parelvederkruid Myriophyllym aquaticum en watergentiaan
Nymphoides peltata terwijl andere vijvers nagenoeg onbegroeid zijn.
Naar aanleiding van een positieve controle van een stierkikkerwaarneming (juli 2013) door
Hyla medewerkers (zie 4.1.4, p59) werd door de provincie Antwerpen contact opgenomen
met verscheidene eigenaars van vijvers in de omgeving. Het doel was het uitvoeren van een
proefvangst in zes vijvers. Vrijwel alle gecontacteerde eigenaars stemden in met een
proefvangst. Deze afvangsten vonden plaats op 9 en 10 oktober 2013. In 6 van de 10 vijvers
werden dubbele schietfuiken geplaatst. Na 24u werden deze fuiken geoogst, bijvangst werd
in goede staat teruggeplaatst. Gevangen stierkikkers werden getrieerd op
ontwikkelingsstadium en geëuthanaseerd d.m.v. een overdosis benzocaïne.
Figuur 51: Locaties en resultaten van de proefvangsten in Kasterlee.
4.2.2.2 Resultaten en aanbevelingen
In drie van de zes onderzochte vijvers werden stierkikkerlarven gevangen (rode driehoekjes
op Figuur 51). Naast de vijver waar al een roepend mannetje werd waargenomen (zie Figuur
48, p60) werden er in nog één vijver enkele L00–larven gevangen. In een zuidelijker gelegen
vijver werden ook L1 en L2–larvenstadia gevangen. Hieruit is af te leiden dat de stierkikker
al minstens twee jaar aanwezig is in het gebied.
64 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Op de exotische zonnebaars en stierkikker na werden vooral kroeskarper, giebel, rietvoorn,
blankvoorn en zeelt gevangen.
In dit gebied zou voor een aanpak van het stierkikkerprobleem actief beheerd kunnen
worden naar analogie met Arendonk I, de Bospoel en de Driehoek. In eerste instantie kan
afvangen met dubbele schietfuiken aan een initiële intensiteit van ±40 eenheden per
inspanning (EI = 1 fuik voor 24u) per vijver. Bij aanvang van het vangstseizoen zouden alle
vijvers gescreend kunnen worden met een proefvangst van twee EI per vijver om de
vangstinspanning beter te doseren. Naast afvangsten met schietfuiken zou geopteerd
kunnen worden om de vijvers droog te zetten of - met toestemming van de eigenaar - te
dempen.
Gelijktijdig met de aanvang van het beheer van het relatief geïsoleerde vijvercomplex te
Kasterlee dienen vijvers gelegen tussen het kerngebied in Arendonk en het vijvercomplex in
detail onderzocht te worden. Eventuele aaneengesloten verspreiding via de Wamp kan
zodoende uitgesloten of bevestigd worden.
Indien zou blijken dat de verspreiding van stierkikker via de Wamp aaneengesloten is, dient
het beheer van deze regio zich in eerste instantie te focussen op het bestrijden van de
uitlopers om zo de stierkikker terug te dringen richting het kerngebied te Arendonk. De
maximaal toelaatbare verspreiding van stierkikker kan vastgelegd worden rekening houdend
met de aanwezigheid van waardevolle biodiversiteit. Nieuwe locaties die zich voorbij deze
“toelaatbare grens” bevinden dienen prioritair bestreden te worden. Tegelijkertijd zal naar
methodes gezocht moeten worden om de verspreiding vanuit het kerngebied tegen te gaan.
4.2.3 Grootbroek (Sint-Agatha-Rode)
4.2.3.1 Methodiek
Naar aanleiding van verschillende meldingen van stierkikkeractiviteit in het Grootbroek te
Sint–Agatha–Rode werd door het ANB in 2012 een proefvangst uitgevoerd in de kleinere,
ondiepere vijvers van het reservaat alsook in een diepe leigracht (Figuur 52). De
proefvangsten werden uitgevoerd met dubbele schietfuiken (meest noordelijke locaties op
figuur 52, aan uitkijktoren en afwateringsgracht) en twee keer met een visfuik van 60cm
diameter met enkele vleugel (meest zuidelijke locaties op figuur 52, middelste vijver en
westelijke kijkhut). De fuiken werden om de twee dagen geleegd gedurende een maand, van
half juni tot half juli 2012.
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 65
Figuur 52: Locaties van de proefvangsten in het Grootbroek (zomer 2012) (Bron: Chris van Liefferinge,
ANB).
4.2.3.2 Resultaten en aanbevelingen
Er werden geen stierkikkers maar wel groene kikkers, bruine kikkers, meerkikkers, snoeken
en rietvoorns gevangen. Waar deze exact gevangen werden en in welke aantallen werd niet
gedocumenteerd.
Aangezien de grote vijver van het Grootbroek op regelmatige basis drooggezet wordt is
succesvolle voortplanting hier weinig waarschijnlijk. De aanpalende kleinere vijvers, waar
deze proefvangst zich op concentreerde, vallen soms ook tijdelijk droog in droge zomers.
Waarschijnlijk is succesvolle voortplanting hierdoor evenmin mogelijk. Dit vermoeden wordt
verstrekt door de afwezigheid van stierkikkerlarven. Ongeacht de uitkomst van deze
proefvangst blijft waakzaamheid in dit gebied geboden.
66 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
4.3 Samenvatting
Figuur 53 geeft een overzicht van de huidig gekende verspreiding van stierkikker in
Vlaanderen.
Figuur 53: Stierkikkerwaarnemingen in Vlaanderen tot 2013. Bron: waarnemingen.be en Hyla-databank.
Er werden in 2013 geen nieuwe stierkikkerlocaties gemeld te Hoogstraten. De
stierkikkerbesmetting beperkte zich hier tot de reeds onder beheer zijnde vijvers de Driehoek
en de Bospoel.
De populatie van de Grote Nete breidde zich wel verder uit richting het westen met
meldingen vanuit Nijlen (Kessel). De populatie in Arendonk breidde zich ook verder uit via de
Wamp richting de Kleine Nete met een nieuwe populatie te Kasterlee (Figuur 54). Bij
proefvangsten in 2013 werden in Kasterlee zowel jonge larvenstadia als juveniele
stierkikkers vastgesteld.
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 67
Figuur 54: Nieuwe stierkikkerlocaties in 2013 in het bekken van de Grote Nete.
Een door het Agentschap voor Natuur en Bos in 2012 uitgevoerde proefvangst met
schietfuiken in het Grootbroek te Sint-Agatha-Rode kon de aanwezigheid van stierkikkers
niet bevestigen. Er werden dat jaar echter wel visuele waarnemingen van stierkikker verricht
in het Grootbroek (waarnemingen.be).
Het Vierkensbroek (Averbode) in Vlaams–Brabant, waar in 2012 gewag gemaakt werd van
waarnemingen van juvenielen en larven in een complex van turfputten, werd in augustus
2013 onderzocht door middel van schietfuiken. Er werden geen stierkikkers gevangen maar
er werden wel bastaard- en meerkikkers waargenomen.
5 Globaal beslissingskader voor de aanpak van stierkikkerpopulaties
Op basis van de kennis opgebouwd tijdens het Interreg project Invexo en met de bijkomende ervaringen opgedaan tijdens dit vervolgproject stelden we een
matrix op van mogelijke beheermaatregelen (tabel 19). Daarbij wordt vooreerst uitgegaan van een concrete situatie op het terrein (geïsoleerde vijvers
versus verbonden vijvers), de lokale situatie (natuurwaarde) en de beheerdoelstelling (isoleren van de besmetting, beperken van de impact, uitroeiing van
de populatie). We probeerden daarbij de technische, economische, ecologische (verstoring, impact van de maatregel op andere organismen) en juridische
haalbaarheid van de verschillende maatregelen in te schatten (tabel 18).
De afstand van 2000m voor het bepalen van het criterium geïsoleerd versus verbonden is arbitrair ingeschat rekening houdend met gepubliceerde gegevens
over de maximale dispersie van adulte stierkikkers (Smith & Green 2005, Descamps & De Vocht 2012). Het is van belang voor ogen te houden dat deze
tabel een aanzet vormt en geen exhaustieve opsomming van alle mogelijkheden voor stierkikkerbeheer vormt. Een aantal in het buitenland vaker
toegepaste maatregelen (bv. gebruik van gifstoffen als rotenon, gebluste kalk etc.) werd gezien de specifieke Vlaamse context en wetgeving voorlopig niet
opgenomen. In het buitenland worden momenteel wel de eerste stappen gezet om de legalisering van sommige chemische bestrijdingsmiddelen te
verkennen voor specifieke situaties waarin dichtheden aan een invasieve soort zo hoog zijn dat andere natuurwaarden al verdwenen zijn maar
waterlichamen wel potentie hebben voor hogere natuurwaarden (Stichting RAVON et al. 2013).
Deze tabel vormt een eerste houvast bij gestructureerde besluitvorming (structured decision making) die in het kader van adaptief faunabeheer toegepast
wordt. In een volgende fase kan ze toegepast worden op concrete locaties.
Tabel 18: Interpretatie Tabel 19
0 --- --, - +, ++ +++
Technische haalbaarheid
Niet haalbaar Zeer onpraktisch, lage efficiëntie of op veel locaties niet toepasbaar
Zeer praktisch, Heel hoge efficiëntie of overal toepasbaar
Economische Haalbaarheid
Niet haalbaar Hoge arbeidsintensiteit, hoge materiaalkost of een grote personeelsinzet nodig
Lage arbeidsintensiteit, Lage materiaal kost of een kleine personeelsinzet
Ecologische Haalbaarheid
Niet haalbaar Veel verstoring, veel vervuiling of veel non - target effecten
Weinig verstoring, geen vervuiling of geen non – target effecten
Tabel 19: Situatie-doelstellingen–maatregelen matrix voor de aanpak van stierkikkerpopulaties. De haalbaarheid wordt beoordeeld op een nominale schaal (zie Tabel 18), de
juridische haalbaarheid wordt ingeschat als +, - of +/-.
Situatie
Natu
urw
aard
e
Doels
tellin
g
Aangeraden
Actie(s)
Haalbaarheid Doelstelling
Wetg
evin
g
Technisch Economisch Ecologisch
Ein
do
ord
eel
Effic
iënt
Pra
ktis
ch
Overa
l
Toepasbaar
Oo
rd
eel
Fre
quentie
Mate
riaal
Pers
oneel
Oo
rd
eel
Vers
torin
g
Verv
uilin
g
Non –
targ
et
effe
cte
n
Oo
rd
eel
Geïsoleerde vijver(s)
Max. 10 vijvers op minimaal 2000m van het dichtstbijzijnde besmet water.
Ho
og
Iso
latie
Afrastering +++ + + + +++ + +++ ++ + +++ + + + +
Mitig
atie
Schietfuiken +++ +++ -- + + ++ + + -- +++ + - + +/-
Afschot Adulten + + -- - + ++ + + --- + -- -- - +/-
Electrofishing + -- -- -- -- ++ + + -- + -- -- - +/-
Afscheppen
Legsels -- -- -- -- -- +++ -- - + +++ -- + - +
Nachtvangst -- -- -- -- -- +++ -- - - +++ + + - +/-
Uitr
oeiin
g
Schietfuiken + +++ -- + -- ++ + + + +++ +++ ++ + +/-
Afschot Adulten - + -- - -- ++ + + --- + -- -- - +/-
Situatie
Natu
urw
aard
e
Doels
tellin
g
Aangeraden
Actie(s)
Haalbaarheid Doelstelling
Wetg
evin
g
Technisch Economisch Ecologisch
Ein
do
ord
eel
Effic
iënt
Pra
ktis
ch
Overa
l
Toepasbaar
Oo
rd
eel
Fre
quentie
Mate
riaal
Pers
oneel
Oo
rd
eel
Vers
torin
g
Verv
uilin
g
Non –
targ
et
effe
cte
n
Oo
rd
eel
Geïsoleerde vijver(s)
Max. 10 vijvers op minimaal 2000m van het dichtstbijzijnde besmet water.
Laag
Iso
latie
Afrastering +++ + + + +++ + +++ ++ +++ +++ +++ +++ ++ +
Aanpassing
overstromings-
regime
+++ + -- + +++ --- +++ -- + + -- + + +/-
Aanpassing
Stuwen +++ +++ -- + +++ -- +++ - -- -- + - - +
Mitig
atie
Schietfuiken +++ +++ -- + + ++ + + + +++ +++ +++ ++ +/-
Bepoting met
roofvis + + ++ + +++ ++ +++ +++ + +++ + + ++ +/-
Afscheppen
Legsels -- -- -- -- -- +++ -- - +++ +++ + ++ + +
Nachtvangst -- -- -- -- -- +++ -- - ++ +++ +++ ++ + +
Droogpompen +++ + -- + ++ -- -- + -- -- -- -- - +/-
Situatie
Natu
urw
aard
e
Doels
tellin
g
Aangeraden
Actie(s)
Haalbaarheid Doelstelling
Wetg
evin
g
Technisch Economisch Ecologisch
Ein
do
ord
eel
Effic
iënt
Pra
ktis
ch
Overa
l
Toepasbaar
Oo
rd
eel
Fre
quentie
Mate
riaal
Pers
oneel
Oo
rd
eel
Vers
torin
g
Verv
uilin
g
Non –
targ
et
effe
cte
n
Oo
rd
eel
Geïsoleerde vijver(s)
Max. 10 vijvers op minimaal 2000m van het dichtstbijzijnde besmet water.
Laag
Mitig
atie
Aanpassen
hydrologisch
regime
+++ + -- + +++ -- +++ + -- -- -- -- - +/-
Afschot Adulten + + -- - + ++ + + - + -- - - +/-
Electrofishing + -- -- -- -- ++ + + + + + + - +/-
Chemische
vernietiging
legsel
+ -- -- -- -- +++ -- - -- 0 0 0 -- -
Uitr
oeiin
g
Schietfuiken + +++ -- + - ++ + + + +++ +++ +++ ++ +/-
Afschot Adulten - + -- - + ++ + + - + -- - - +/-
Droogpompen ++ + -- + + -- -- + -- -- -- -- - +/-
Dempen +++ ++ --- + +++ -- +++ + -- 0 0 0 -- +/-
Chemische
vernietiging
legsel
- -- -- -- -- +++ -- - -- 0 0 0 -- -
Situatie
Natu
urw
aard
e
Doels
tellin
g
Aangeraden
Actie(s)
Haalbaarheid Doelstelling
Wetg
evin
g
Technisch Economisch Ecologisch
Ein
do
ord
eel
Effic
iënt
Pra
ktis
ch
Overa
l
Toepasbaar
Oo
rd
eel
Fre
quentie
Mate
riaal
Pers
oneel
Oo
rd
eel
Vers
torin
g
Verv
uilin
g
Non –
targ
et
effe
cte
n
Oo
rd
eel
Verbonden vijver(s)
Min. 10 vijvers op minimaal 2000m van het dichtstbijzijnde besmet water.
Ho
og
Iso
latie
Aanpassing
overstroming
regime
- + -- - +++ --- +++ -- - + --- - - +/-
Aanpassing
Stuwen - +++ -- + +++ -- +++ + -- -- - - + +
Mitig
atie
Bepoting met
roofvis + + ++ + ++ ++ +++ ++ + +++ + + + +/-
Schietfuiken + +++ -- + - ++ + + - +++ ++ ++ + +/-
Aanpassen
Hydrologisch
Regime
+ + -- + ++ -- +++ + --- -- --- --- - +/-
Afschot adulten - + -- -- - ++ + + -- + --- -- - +/-
Droogpompen + + -- + + -- -- - --- -- --- --- -- +/-
Situatie
Natu
urw
aard
e
Doels
tellin
g
Aangeraden
Actie(s)
Haalbaarheid Doelstelling
Wetg
evin
g
Technisch Economisch Ecologisch
Ein
do
ord
eel
Effic
iënt
Pra
ktis
ch
Overa
l
Toepasbaar
Oo
rd
eel
Fre
quentie
Mate
riaal
Pers
oneel
Oo
rd
eel
Vers
torin
g
Verv
uilin
g
Non –
targ
et
effe
cte
n
Oo
rd
eel
Verbonden vijver(s)
Min. 10 vijvers op minimaal 2000m van het dichtstbijzijnde besmet water.
Ho
og
Uitr
oeiin
g
Schietfuiken - +++ -- + - ++ + + - +++ ++ ++ + +/-
Aanpassen
Hydrologisch
regime
-- + -- -- ++ --- +++ -- - + --- - -- +/-
Laag
Iso
latie
Aanpassing
overstroming
regime
- + -- - +++ --- +++ -- + + -- + - +/-
Aanpassing
Stuwen - +++ -- + +++ -- +++ + - -- + - + +
Mitig
atie
Bepoting met
roofvis + + ++ + ++ ++ +++ ++ ++ +++ ++ ++ ++ +/-
Schietfuiken + +++ -- + - ++ + + + +++ +++ ++ + +/-
Droogpompen + + -- + + -- -- - -- -- -- -- - +/-
Afschot adulten - + -- -- - ++ + + - + -- - - +/-
Aanpassen
Hydrologisch
Regime
- + -- - ++ --- +++ -- + + -- + - +/-
Situatie
Natu
urw
aard
e
Doels
tellin
g
Aangeraden
Actie(s)
Haalbaarheid Doelstelling
Wetg
evin
g
Technisch Economisch Ecologisch
Ein
do
ord
eel
Effic
iënt
Pra
ktis
ch
Overa
l
Toepasbaar
Oo
rd
eel
Fre
quentie
Mate
riaal
Pers
oneel
Oo
rd
eel
Vers
torin
g
Verv
uilin
g
Non –
targ
et
effe
cte
n
Oo
rd
eel
Verbonden vijver(s)
Min. 10 vijvers op minimaal 2000m van het dichtstbijzijnde besmet water.
Laag
Dempen ++ ++ --- + +++ -- +++ + -- 0 0 0 -- +/-
Uitr
oeiin
g
Schietfuiken - +++ -- - -- ++ + + + +++ +++ ++ + +/-
Afschot Adulten -- + -- -- -- ++ + + - + -- - - +/-
Dempen + ++ --- + ++ -- +++ + -- 0 0 0 -- +/-
Droogpompen - + -- - - -- -- - -- -- -- -- -- +/-
Aanpassen
Hydrologisch
Regime
-- + -- -- ++ --- +++ -- + + -- + -- +/-
Chemische
vernietiging
legsel
--- -- -- -- --- +++ -- -- -- 0 0 0 --- -
Combinatie van bovenstaande methodes
In alle gevallen is een gecombineerde aanpak aangeraden. Afrasteren en droogpompen is beter dan droogpompen of afrasteren alleen.
De technische, economische en ecologische haalbaarheid evenals het wettelijk kader zijn afhankelijk van de gemaakte combinatie.
Acties (gecombineerd of niet) waarbij in combinatie met het verwijderen van stierkikkers ook de faciliterende exotische vissen verwijderd worden hebben een verhoogde efficiëntie.
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 75
6 Referenties
Adams, M.J., Pearl, C.A. (2007): Problems and opportunities managing invasive bullfrogs: is there any
hope? In: Biological invaders in inland waters: profiles, distribution, and threats, p. 679-693.
Gherardi, F., Ed., Dordrecht, Springer.
Adriaens, T., Devisscher, S., Louette, G. (2013) Risk analysis of American bullfrog, Lithobates
catesbeianus. Risk analysis report of non-native organisms in Belgium. Rapporten van het
Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2013, INBO.R.2013.41, Research Institute for Nature
and Forest (INBO), Brussels. 56p.
Berroneau, M., Detaint, M., Coïc, C. (2007): First results of the telemetry study of bullfrogs in Gironde
(September 2004-June 2005). Bull. Soc. Herp. Fr. 121: 21-33.
Bury R.B. & Whelan J. (1984). Ecology and management of the bullfrog. U.S. Fish and Wildlife Service
Washington, DC.
Clarkson, R.W., deVos, Jr., J.C. (1986): The bullfrog, Rana catesbeiana Shaw, in the Lower Colorado
River, Arizona-California. J. Herpetol. 20: 42-49.
Cooke A. & Oldham R. (1995). Establishment of populations of the common frog, Rana temporaria, and
common toad, Bufo bufo, in a newly created reserve following translocation. Herpetological
Journal 5: 173-173.
Currie, W., Bellis, E.D. (1969): Home range and movements of the bullfrog, Rana catesbeiana Shaw, in
an Ontario pond. Copeia 4: 688-692.
D’Amore, A. (2012): Rana (Lithobates) catesbeiana Shaw (American bullfrog). In: A handbook of global
freshwater invasive species, p. 321-330. Francis, R.A., Ed., New York, Earthscan.
Dejean T., Valentini A., Miquel C., Taberlet P., Bellemain E., Miaud C. (2012). Improved detection of an
alien invasive species through environmental DNA barcoding: the example of the American
bullfrog Lithobates catesbeianus. Journal of applied ecology 49(4): 953-959.
Descamps S. & De Vocht A. (2012). Dispersie en homing van adulten. In: Devisscher S., Adriaens T., De
Vocht A., Descamps S., Hoogewijs M., jooris R., van Delft J., Louette G. (2012). Beheer van
stierkikker in Vlaanderen en Nederland. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en
Bosonderzoek INBO.R.2012.52, Brussel, p 74-91.
Devisscher, S., Adriaens, T., De Vocht, A., Descamps, S., Hoogewijs, M., Jooris, R., van Delft, J.,
Louette, G. (2012): Beheer van de stierkikker in Vlaanderen en Nederland. Brussel,
INBO.R.2012.52.
Doubledee, R.A., Muller, E.B., Nisbet, R.M. (2003): Bullfrogs, disturbance regimes, and the persistence
of California red-legged frogs. J. Wildl. Manage. 67: 424-438.
Durham, L., Bennett, G.W. (1963): Age, growth, and homing in the bullfrog. J. Wildl. Manage. 27: 107-
123.
Emlen, S.T. (1968): Territoriality in the bullfrog, Rana catesbeiana. Copeia 2: 240-243.
Gosner K.L. (1960). A simplified table for staging anuran embryos and larvae with notes on
identification. Herpetologica 16(3):183-190.
Govindarajulu, P., Altwegg, R., Anholt, B.R. (2005): Matrix model investigation of invasive species
control: bullfrogs on Vancouver Island. Ecol. Appl. 15: 2161-2170.
76 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
Govindarajulu, P., Price, W.S., Anholt, B.R. (2006): Introduced bullfrogs (Rana catesbeiana) in Western
Canada: has their ecology diverged? J. Herpetol. 40: 249-260.
Howard R.D. (1978). The Evolution of Mating Strategies in Bullfrogs, Rana catesbeiana. Evolution
32(4):850-871.
Jancowski K. & Orchard S.A. (2013). Stomach contents from invasive American bullfrogs Rana
catesbeiana (= Lithobates catesbeianus) on southern Vancouver Island, British Columbia,
Canada. NeoBiota 16: 17-37.
Jooris, R. (2005): De stierkikker in Vlaanderen: nieuwe inzichten in verspreiding, foerageergedrag en
ontwikkeling. Natuur.focus 4: 121-127.
Krebs, C.J. (1989): Ecological methodology. New York, Harper and Row Publishers.
Kupferberg S.J. (1997). Bullfrog (Rana Catesbeiana) Invasion of a California River: The Role of Larval
Competition. Ecology 78(6): 1736-1751.
Louette, G. (2012): Use of a native predator for the control of an invasive amphibian. Wildl. Res. 39:
271-278.
Louette, G., Bauwens, D. (2013): Amphibian declines and conservation in Belgium. In: Amphibian
biology. Status of conservation and decline of amphibians: eastern hemisphere – Western
Europe, p. 66-73. Heatwole, H., Wilkinson, J.W., Eds., Exeter, Pelagic Publishing.
Louette, G., Declerck, S. (2006): Assessment and control of non-indigenous brown bullhead Ameiurus
nebulosus populations using fyke nets in shallow ponds. J. Fish Biol. 68: 522-531.
Louette, G., Devisscher, S., Adriaens, T. (2013): Control of invasive American bullfrog Lithobates
catesbeianus in small shallow water bodies. Eur. J. Wildl. Res. 59: 105-114.
Louette, G., Devisscher, S., De Vocht, A., Hoogewijs, M., Jooris, R., Adriaens, T. (2012): De stierkikker
in Vlaanderen – Naar een gericht beheer van een invasieve exoot. Natuur.focus 11: 144-149.
Lowe, S.J., Browne, M., Boudjelas, S., et al. (2000): 100 of the world's worst invasive alien species.
Auckland, IUCN/SSC Invasive Species Specialist Group.
Martel, A., Adriaensen, C., Sharifian-Fard, M., et al. (2013): The novel ‘Candidatus Amphibiichlamydia
ranarum’ is highly prevalent in invasive exotic bullfrogs (Lithobates catesbeianus). Env.
Microbiol. Rep. 5: 105-108.
Martin Y. (2009). Lithobates catesbeianus, une nouvelle espèce invasive en Wallonie: distribution,
habitat et régime alimentaire. Mémoire de l’Université Catholique de Louvain, 81p.
Schroeder, E.E., Baskett, T.S. (1968): Age estimation, growth rates, and population structure in Missouri
bullfrogs. Copeia 3: 583-592.
Schwalbe, C.R., Rosen, P.C. (1988): Preliminary report on effect of bullfrogs on wetland herpetofaunas
in Southeastern Arizona. In: Management of amphibians, reptiles, and small mammals in
North America, p. 166-173. Szaro, R.C., Severson, K.E., Patton, D.R., Eds., Fort Collins, U.S.
Department of Agriculture, Forest Service, Rocky Mountain Forest and Range Experiment
Station.
Seale D.B. (1980). Influence of amphibian larvae on primary production, nutrient flux, and competition
in a pond ecosystem. Ecology 61(6): 1531-1550.
Sharifian-Fard, M., Pasmans, F., Adriaensen, C., et al. (2011): Ranavirosis in invasive bullfrogs, Belgium.
Emerg. Infect. Dis. 17: 2371-2372.
Shirose, L.J., Brooks, R.J., Barta, J.R., et al. (1993): Intersexual differences in growth, mortality, and
size at maturity in bullfrogs in central Ontario. Can. J. Zool. 71: 2363-2369.
www.inbo.be INBO.R.2013.711500 77
Smith A.M. & Green M.D. (2005). Dispersal and the metapopulation paradigm in amphibian ecology and
conservation: are all amphibian populations metapopulations? Ecography 28(1): 110-128.
Stichting RAVON, Stichting Bargerveen en Bosgroep Zuid Nederland (2013). De zonnebaars,
levenswijze, problematiek en beheer. Brochure in opdracht van de provincie Noord-Brabant.
Stinner, J., Zarlinga, N., Orcutt, S. (1994): Overwintering behavior of adult bullfrogs, Rana catesbeiana,
in Northeastern Ohio. Ohio J. Sci. 94: 8-13.
Valentini A., Pompanon F., Taberlet P. (2009). DNA barcoding for ecologists. Trends in Ecology &
Evolution 24(2): 110-117.
Willis, Y.L., Moyle, D.L., Baskett, T.S. (1956): Emergence, breeding, hibernation, movements and
transformation of the bullfrog, Rana catesbeiana, in Missouri. Copeia 1: 30-41.
78 INBO.R.2013.711500 www.inbo.be
7 Bijlagen
Bijlage 1: Detailkaart onderzochte locaties Mol (IDnr 96010) en Retie (IDnr 172501).
Bijlage 2: Detailkaart onderzochte locaties Ravels (IDnr 95065).
Bijlage 3: Detailkaart onderzochte locaties Herselt (IDnr 243037)
Bijlage 4: Detailkaart onderzochte locaties Westerlo (IDnr 243041 & 46) en de Grote Nete vallei
Bijlage 5: Detailkaart onderzochte locaties Balen (IDnr 176546 en 47) en Straalmolen
Bijlage 6: Detailkaart onderzochte locaties Lier (IDnr 165059 tem 165067) en Nijlen (IDnr 165055, 56, 57 en 58)
Bijlage 7: Detailkaart onderzochte locaties Hoogstraten (IDnr 26018, 30, 13, 09, 20, 10 en 21; de vijver gemerkt
met * (Fortvijver, ID:12446) werd in 2012 gedempt).
Bijlage 8: Detailkaart onderzochte locaties Arendonk (IDnr 95065 & 95051)
Bijlage 9: Detailkaart onderzochte locaties Arendonk – Rhoode (IDnr 95073 & 95300)
Bijlage 10: Detailkaart onderzochte locaties Kasterlee (IDnr 17123, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 32)
Bijlage 11: Detailkaart onderzochte locaties Begijnendijk (IDnr 243501, 503, 212, 213, 214 en 033)
Bijlage 12: Detailkaart onderzochte locaties Vierkensbroek (IDnr 244063, 064, 217, 524)