“Mama zijn we arm of rijk?” - · PDF file4 1. Inleiding “Mama zijn wij arm...
date post
26-Feb-2019Category
Documents
view
212download
0
Embed Size (px)
Transcript of “Mama zijn we arm of rijk?” - · PDF file4 1. Inleiding “Mama zijn wij arm...
Mama zijn we arm of rijk?
Een kwalitatief onderzoek naar het coping gedrag van arme kinderen
Den Haag, juni 2009
Naam student: Roshnie Binda
Studentnummer:305066
Scriptiebegeleider: Dr. E. Snel
Tweede beoordelaar: Prof. dr. G.B.M. Engbersen
Erasmus Universiteit Rotterdam
Faculteit Sociale Wetenschappen
Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid
2
Voorwoord
Met deze scriptie rond ik mijn masteropleiding Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid af.
Ik heb mijn studiejaren op de Erasmus Universiteit als een leerzame en vooral leuke
periode ervaren. Ik vind het jammer dat mijn leven als student nu echt ophoudt. Aan de
andere kant kan ik niet wachten om alle opgedane kennis nu in de praktijk toe te passen
en hoop ik een leuke, passende baan te vinden.
Deze scriptie is mede tot stand gekomen met hulp van mijn scriptiebegeleider Erik Snel.
Ik wil hem bij deze bedanken voor zijn tijd, goede adviezen en zijn bemoedigende
woorden, die mij steeds gemotiveerd hebben om door te gaan en mijn scriptie af te
maken. Daarnaast wil ik mijn ouders, broer en vriend bedanken voor hun emotionele
steun tijdens deze periode. Zij hebben mij de ruimte en mogelijkheid gegeven om mijn
scriptie in alle rust te schrijven.
Den Haag, juni 2009
Roshnie Binda
3
Inhoudsopgave
1 Inleiding ..................................................................................................... 4
1.1 Opbouw van het rapport ..................................................................... 9
2 Variatie in coping gedrag ............................................................................ 10
2.1 Inleiding ......................................................................................... 10
2.2 Wat is coping? ................................................................................ 10
2.3 Coping stijlen .................................................................................. 12
2.4 Coping en kinderen .......................................................................... 16
2.5 Effecten van coping gedrag ............................................................... 18
2.6 Onderzoeksvragen ........................................................................... 19
3 Onderzoeksmethode en onderzoeksgroep ..................................................... 20
3.1 Onderzoeksmethode ........................................................................ 20
3.2 Onderzoeksgroep ............................................................................ 22
3.3 Interviews van de kinderen ............................................................... 23
4 Kwalitatieve analyse................................................................................... 25
4.1 Inleiding ......................................................................................... 25
4.2 Probleemgerichte coping .................................................................. 25
4.3 Actieve emotiegerichte coping ........................................................... 32
4.4 Passieve emotiegerichte coping ......................................................... 38
4.5 Bevindingen .................................................................................... 42
5 Passieve emotiegerichte coping en het psychische welzijn van het kind ............ 46
6 Samenvatting en conclusie .......................................................................... 50
6.1 Inleiding ......................................................................................... 50
6.2 Beantwoording probleemstellingen en onderzoeksvragen...................... 50
Literatuurlijst ............................................................................................... 55
Bijlage Kenmerken respondenten ................................................................... 59
4
1. Inleiding
Mama zijn wij arm of rijk?. Dit vraagt Mohammed aan zijn moeder in de uitzending van
ZEMBLA, Mama zijn wij arm? d.d. 18 januari 2009. ZEMBLA volgde drie kinderen en hun
ouders in december, een maand waarin gezinnen met weinig inkomen het vaak moeilijk
hebben. De kinderen wonen in de armste achterstandswijk van Nederland, Heechterp in
Leeuwarden. De vraag van Mohammed is het gevolg van pesterijen door zijn
leeftijdgenoten. Zij pesten Mohammed bijvoorbeeld door te zeggen dat hij arm is, omdat
hij geen Nike schoenen heeft. In de uitzending zie je hoe de kinderen het opgroeien in
armoede beleven en hoe zij hiermee omgaan. Ze vertellen onder andere dat hun ouders
ruzie maken om geld en dat zij zelf sparen voor meer geld, zodat ze de dingen kunnen
kopen die ze willen. Kinderen die in armoede opgroeien zijn een groot maatschappelijk
probleem, de omvang van de groep kinderen die in armoede leeft is aanzienlijk. Van alle
kinderen (0-17 jaar) leefde 5,4% (185.000) in 2005 in een huishouden met een inkomen
onder het basisbehoeftencriterium van de budgetgerelateerde grens. Dit betekent dat het
inkomen niet voldoende was om uitgaven te doen die voor een alleenstaande in
Nederland onvermijdbaar zijn, zoals voedsel, kleding, wonen, persoonlijke verzorging en
extra ziektekosten. De groep kinderen die in huishoudens met een inkomen onder het
niet-veel-maar-toereikendcriterium leeft is nog wat groter. Hierbij zijn ook uitgaven
opgenomen voor sociale participatie, zoals het lid zijn van een (sport)vereniging. Het
aantal kinderen dat in huishoudens leeft onder de niet-veel-maar-toereikendvariant was
in 2005, 310.000, dit is 9,1% van de 3,4 miljoen kinderen in Nederland. In 1991 was het
aantal kinderen dat volgens deze norm in armoede leefde 266.000 (8.3%) (Vrooman et
al., 2007). Een verklaring voor het toegenomen aantal kinderen dat in armoede leeft,
lijkt te liggen in de verandering van de gezinsstructuur, welke deel uitmaakt van het
individualiseringsproces, namelijk het toenemende aantal eenoudergezinnen in Nederland
(Snel et al., 2001:15). Uit de Armoedemonitor 2007 (Vrooman et al., 2007:151) blijkt
dat de kans op (langdurige) armoede het grootst is voor kinderen die in
eenoudergezinnen leven.
Negatieve gevolgen van armoede op kinderen
De oorzaak van het armoedeprobleem ligt niet bij de kinderen zelf, maar vaak bij het
lage inkomen van de ouders of verzorgers van de kinderen. Kinderen kunnen geen
invloed uitoefenen op het inkomen van hun ouders of verzorgers. Zij krijgen indirect via
de ouders te maken met de problemen van armoede (Vrooman et al., 2007:132). Uit
diverse onderzoeken naar armoede en sociale uitsluiting is gekeken naar de negatieve
gevolgen van het opgroeien in armoede voor kinderen (Engbersen et al., 1997; Zeijl et
al., 2005; Jehoel-Gijsbers, 2009). Uit deze onderzoeken komen negatieve gevolgen naar
5
voren op het gebied van onder andere maatschappelijke participatie, onderwijsprestaties
en psychosociale gezondheid van kinderen.
In het SCP-rapport Kunnen alle kinderen meedoen? (Jehoel-Gijsbers, 2009: 17-18) wordt
maatschappelijke participatie gedefinieerd als maatschappelijk meedoen. Voor het
maatschappelijk meedoen zijn drie criteria geformuleerd. Ten eerste gaat het om
georganiseerde en gangbare activiteiten voor kinderen, dit zijn vrijetijdsactiviteiten die
gebruikelijk zijn voor kinderen, zoals sporten en muziekles. Daarnaast zijn het
activiteiten die buiten schooltijd en met een zekere frequentie en regelmaat worden
uitgeoefend. Tot slot zijn het activiteiten die door een organisatie worden georganiseerd,
zoals een vereniging, kerk, school of buurthuis (sport, zwemles, culturele activiteiten,
activiteiten van buurthuis, buitenschoolse activiteiten). Ten tweede gaat het om
activiteiten waar kosten aan verbonden zijn. Ten derde gaat het om activiteiten die
ervoor zorgen dat een kind op een positieve manier deel gaat uitmaken van zijn peer
group, de lokale gemeenschap of de samenleving als geheel. Daarnaast zorgen de
activiteiten dat het kind zich meer kan ontwikkelen en talenten kan benutten.
In het SCP-onderzoek is maatschappelijke participatie onder arme en niet-arme
kinderen onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat het aandeel dat niet maatschappelijk
deelneemt sterk samenhangt met de inkomenssituatie van het gezin. Het percentage
bijstandskinderen dat niet deelneemt aan de activiteiten zoals hierboven beschreven is
39%. Van de niet-arme kinderen neemt slechts ongeveer 14% niet deel aan
georganiseerde activiteiten. Daarnaast is onderzocht of de kinderen niet deelnemen aan
activiteiten wegens financile redenen. Voor de bijstandskinderen is voor 65% geld een
reden om maatschappelijk niet deel te nemen en voor de niet-arme kinderen is dit
slechts 16%.
In het onderzoek van Engbersen et al. (1997:129-140) naar armoede en sociale
uitsluiting is onderzocht wat het effect van armoede op het welzijn van kinderen is. Zij
hebben hierbij arme en niet-arme kinderen onderzocht. Een aspect waaraan zij het
welzijn meten zijn de schoolprestaties van een kind. Onder schoolprestaties van een kind
v