maaskant P001-P093

18
206 Hoofdstuk 9

Transcript of maaskant P001-P093

Page 1: maaskant P001-P093

206

Hoofdstuk 9

Page 2: maaskant P001-P093

207

Het Tomadohuis 1958–1962

Geloofin de techniek

Page 3: maaskant P001-P093

Artist’s impression, ca. 1960.

Als een theatraal gevaarte staat het Tomadohuis aan de rand van de oude Dordtsebinnenstad, met een harde minimalistische vormgeving die zich niets van haar omgevingaantrekt. Stroken beton en glas, samengebald in een kubus, met als enige verzachtingeen ronde uitstulping van het beton en een kleurig kunstwerk. Maar ook die elementenzijn onrustbarend groot en zwaar, abstract en imponerend. Dit kantoorgebouw, ontwor-pen in 1958, is geconstrueerd als een ‘zelfdragende autocarrosserie’. Met deze metafoorverwoordde Maaskant de ambitie om een constructie te maken die aan het exterieuronzichtbaar was en vanuit het interieur het uitzicht niet zou belemmeren. De constructiemoest werken als het blikken omhulsel van een auto, dat zelfstandig één geheel vormtzonder tussensteunpunten en vervolgens op het chassis en de wielen wordt gezet.

Hiermee ging de architect voorbij aan de standaardbouwwijze voor kantoren van datmoment, namelijk een betonskelet omhuld door een vliesgevel. De Amerikaanse kanto-ren, waardoor de Nederlandse architecten zich massaal lieten inspireren, volgden bijnazonder uitzondering het modernistische ideaal van de ‘curtain wall’. Het Tomado-kantooris het tegenovergestelde van een transparant volume, het heeft een grote massa en veelzwaarte, zodat het gebouw (in Maaskants woorden) ‘accumulatievermogen’ krijgt, eenkritische massa. De krachten en het gewicht van het gebouw zijn geconcentreerd in demassieve gevelbalken die het beeld van de architectuur bepalen. Er bestaat geen schei-ding tussen gevel en constructie: de gevel is de constructie. De verzamelde massa vande kantoorverdiepingen is vervolgens op ‘het chassis en de wielen’ gezet, in dit gevalslechts bestaand uit twee kolossale schijfkolommen.

De vliesgevel omschreef Maaskant – hoewel ook hij het principe later sporadisch toe-paste – als iets tegennatuurlijks in Nederland: ‘Wij suggereren met onze moderne glaspa-leizen, hoe boeiend en dwingend van opzet zij ook zijn, een contact met de natuur dat erin werkelijkheid geheel niet is. Men moet om deze gebouwen bewoonbaar te maken zevan zware airconditioninginstallaties voorzien en de ramen dichthouden. Wat wij in onsklimaat in een kantoorgebouw zoeken is niet zitten in, maar bescherming tegen denatuur en een goed visueel contact met de buitenwereld.’1

Het principe van de zelfdragende carrosserie lijkt een simpel idee, maar was toch expe-rimenteel en in zijn uitwerking bijzonder ingewikkeld. Door projectarchitect Jan van Duinwerden twee schijfvormige kolommen van twaalf meter breedte ontworpen, die van hetplein tot de kantine op de bovenste verdieping het gebouw doorsteken. Daarop liggenzowel de balken, eindigend in de gevelelementen, als de vloerdelen. De gehele construc-tie is tot een monolithisch geheel zonder tussensteunpunten gemaakt, resulterend ingeheel vrij indeelbare kantoorvloeren, die aan weerskanten zes meter uitkragen buiten dekolommen. Hoe lastig de consequenties van een simpel idee kunnen zijn blijkt op de ver-diepingen, waar de kolommen zijn opgesplitst in twee delen van elk zes meter. Om dedoorgaande raamstroken niet te onderbreken moesten deze kolommen ter plekke van deramen ingesneden worden en in de ontstane gaten zijn bloembakken gemaakt.

Om het concept van het gebouw (een kubus van stroken beton en glas) zo zuiver moge-lijk uit te voeren, zijn de ramen zonder kozijnen geplaatst. Mooi maar riskant, want dekrachten van de geveldelen zouden het glas kunnen laten barsten. Daarom werd eenverende raamconstructie ontwikkeld, waarbij het glas opgespannen is tussen de boven-en onderkant en de veren de werking van de constructie opvangen. Natuurlijk zijn de verticale stijlen zo dun mogelijk gemaakt om de horizontale streep van het glas niet teonderbreken.

Het contrast tussen het zware gebouw en de leegte van het plein rondom is gedramati-seerd in de door Mies van der Rohe (met name de Lake Shore Drive Apartments, Chica-go, 1951) geïnspireerde glazen entreehal tussen de twee zwartmarmeren schijfkolom-men.2 Het plein loopt door onder het gebouw, wat door de materialisering (glazen wan-den, stenen vloer) en het streng binnen en buiten volgehouden stramien van drie bij driemeter benadrukt is. De entreehal hoort eigenlijk nog bij buiten en is niet meer dan eenluxe tochtportaal, dat permanent onbemand was, maar zorgvuldig bewaakt werd met hetspiedende oog van de bedrijfstelevisie. Maximale transparantie is bereikt door 5,80meter hoge glazen puien zonder tussenstijlen op te hangen, een experimenteel systeemdat Maaskant, opdrachtgever Van der Togt en Van Duin ontdekten tijdens een excursienaar Duitsland. Daarentegen is in het kantoorvolume erboven juist een maximale massi-viteit bereikt door de smalle raamstroken. Zo wordt het beoogde beeld bereikt van eenenorme zwevende massa in de ruimte.

CityvormingHet gebouw was door zijn moderne vormgeving uitermate radicaal en diende als eenvoorbeeld voor het toekomstige Dordrecht. De basis voor die ontwikkeling werd gelegd in1949, met het besluit van B en W van Dordrecht om de stad te saneren. Ze nodigden, na afweging van verschillende bureaus, Van Tijen en Maaskant uit een saneringsplan temaken voor ‘Groot-Dordrecht’, een stad met 100.000 inwoners in 1970 in plaats van de70.000, die ze op dat moment bezat.3 Wim Wissing was degene in het bureau die, van-wege zijn stedenbouwkundige ervaring in Vlaardingen en Velsen, het ontwerp maakte,dat in 1953 gepresenteerd werd. Het werd een saneringsplan dat in alle opzichten type-rend was voor de manier waarop in die jaren over dit vraagstuk werd nagedacht. Om hethistorische karakter van het stadscentrum te behouden, werd de paradoxale redeneringgevolgd dat het voor verkeer toegankelijk moest zijn en dat de opoffering van monumen-

208

Hugh M

aaskant, architect van de vooruitgang

1 H.A. Maaskant, ‘Het Tomadohuis te Dordrecht’, Bouw-kundig Weekblad 1962 nr. 12, p. 245. 2 Nog groter isde verwantschap met Mies van der Rohes kantoorgebouw voorBacardi in Mexico City (1957–1961), maar het lijkt onwaar-schijnlijk dat Maaskant dit gebouw kende: ze zijn tegelijkertijdontwikkeld. Overigens geldt de gelijkenis alleen de beganegrond en de wijze waarop hal en constructie zijn vormgegeven:de bovenbouw geconstrueerd in staalskelet kon niet verder afstaan van de zware betonnen vormgeving die Maaskant ver-koos. Zie: R. Hohl, Office Buildings. An Interna-tional Survey, New York/Washington 1968, p. 22-23. 3 Drie bureaus werden uitgenodigd: Verhagen, Kuiper, Gouwe-tor en De Ranitz (adviseurs van o.a. de steden Den Bosch enDubbeldam), Van Tijen en Maaskant (adviseurs en ontwerpersvoor Velsen en Vlaardingen) en C. Pouderoyen uit Nijmegen. Degemeente bracht werkbezoeken aan de steden waar de archi-tecten werkten en burgemeester Bleeker en gemeentearchitectS. Joustra praatten met hen. Op 31 augustus 1949 kregen VanTijen en Maaskant de opdracht. Zie: K. Rouw, Metamor-fosen. Dertig jaar stedelijke veranderin-gen in Dordrecht, Dordrecht 1990.

Page 4: maaskant P001-P093

In 1961 werd een bankgebouw met woningen naast het Tomadohuisontworpen, maar deze uitbreiding werd niet gerealiseerd.

ten en straten daarbij voor lief moest worden genomen. Het centrum werd met concentra-ties van kantoren, bestuursgebouwen en winkels geherprogrammeerd als city en ontslo-ten via een ringweg, die op een gedempte oude haven werd aangelegd. Vanaf het stationzou een brede boulevard ‘met allure’ naar het centrum leiden. Dit ingrijpende plan leiddetot veel commotie en de gemeente vroeg een second opinion aan S.J. van Embden, dieeen groot stempel drukte op de verdere uitwerking ervan. Hoewel de planvorming nog eenlang traject moest afleggen, kreeg het gedachtegoed ervan toch al vorm in het nieuwestadhuis en de bouw van een groot gemeentekantoor aan de geplande ringweg.4

Ook het Tomado-kantoor gold als voorbode van de naderende sanering en modernise-ring van het centrum. Het stond aan de geplande stationsboulevard en nam de plaats invan de villa Simpang, een romantische villa uit het eind van de negentiende eeuw, ont-worpen door Eduard Cuypers. De vrijstaande plaatsing van het Tomadohuis kwam voortuit de nieuwe ruimtelijke esthetiek die in het saneringsplan besloten lag, zoals Maaskantuitlegde: ‘Bij de ontwikkeling van Dordrecht en de nieuwe aansluiting aan de bovenge-noemde boulevard wordt het bestaande stationsplein te klein van schaal, waardoor eensterke behoefte is ontstaan aan een grootse ruimtewerking.’5 Met zijn autonome positieen zijn verblindend witte architectonische uitstraling stamt het Tomado-gebouw duidelijkuit de wereld die nog moest komen en niet uit die er was. Het zette zich letterlijk aftegen de oude bebouwing met een smalle bouwstrook, waarin de fietsenstalling, hetketelhuis en de conciërgewoning ondergebracht waren. Met deze dikke muur creëerdehet Tomadohuis zijn eigen plein en zijn eigen decor, een effect dat nog versterkt zou zijnwanneer de geplande uitbreiding van het complex met een hoekgebouw aan de noord-kant zou zijn uitgevoerd. Het gebouw contrasteerde zo sterk met zijn omgeving ‘dat menzelfs niet van storen (negatief) of van overweldigen (positief) kan spreken: twee stijlenstaan bijeen zoals twee mensen met verschillende talen samen kunnen zijn’, aldus dearchitectuurcriticus Albert Buffinga.6 Een plotselinge teergevoeligheid werd tentoonge-spreid door het sparen van een ‘prachtige boom’ die op een hoek van het terrein stond endie in het nieuwe pleinontwerp opgenomen werd.

Glasplastiek en interieurdesignEen belangrijke ‘culturele bijdrage’ aan de stedelijke omgeving die het gebouw wildeleveren was de glazen sculptuur aan de buitengevel, een plastiek van Maaskants vasteglaskunstenaar Joop van den Broek. Het had een gewicht van 15.000 kilo en was opge-hangen aan vier bouten van twee centimeter dikte. Net als bij de Tomado-fabriek inEtten-Leur, waar een grote sculptuur van Zadkine boven de entreeluifel hangt, was ditMaaskants invulling van het idee dat architectuur en beeldende kunst een eenheid horente zijn, zonder dat de kunst slechts een versiering van het gebouw is. Daarom is hetkunstwerk niet op een reststuk van het gebouw geplaatst, maar heeft het zijn eigen afge-bakende massa, die met een geraffineerde uitbuiging voortkomt uit het hoofdvolume, wateen wonderlijke wulpse uitstulping geeft aan het overigens zo strakke rechthoekige blok.7

Het kunstwerk en de erker waaraan het is bevestigd, waren een latere toevoeging vanMaaskant aan het ontwerp en leverden de nodige onopgeloste problemen op. De dragen-de geveldelen konden op deze plek niet onderbroken worden en daarom wordt het zichtop de glasplastiek vanuit de dubbelhoge ontvangsthal geblokkeerd door de borstwering,waarop dan maar een ander beeldje is aangebracht, een draadplastiek als symbool vande Tomado-producten. De opdracht aan Van den Broek was om een voorstelling te makendie overdag aan de buitenkant zichtbaar zou zijn, wat normaal gesproken met glas-in-loodvoorstellingen niet zo is. ’s Avonds moest het raam van binnenuit verlicht kunnenworden en overdag moest het licht doorlaten naar binnen toe. Om deze paradox op te los-sen paste Van den Broek uiterst dun gewalst goud en zilver toe, zo dun dat ze zowel over-dag reflecteerden als ’s avonds licht doorlieten.

Ook het interieur was opzienbarend. Maaskants bureau had een belangrijke stem in deinrichting, die samen met binnenhuisarchitect Carel Wirtz werd uitgevoerd. Het succesen het welvaren van het Tomado-bedrijf werd zichtbaar in het feit dat op niets werdbespaard. Inmiddels was er sprake van een soort standaard in kantooruitrusting, die naarMaaskants mening veel te sterk bepaald werd door het gebruik van allerlei plastics enkunststoffen.8 Ter compensatie gebruikte hij in het Tomado-kantoor natuurlijke materia-len met een luxe uitstraling zoals wit marmer en donker gepolitoerd notenhout. In deentreehal staan de beroemde Barcelona-stoelen Mies van der Rohe opgesteld en eenTsjechische glasplastiek in een glazen vitrine; in de directiekamer en de commissaris-senkamer staat ‘de zwaan’ van Arne Jacobsen in veelvoud rond de tafels geschaard.9 Inde dubbelhoge ontvangsthal bewegen schimmen van mensen achter groene glasprofie-len, en staan zitjes van Mies tegen een wand van Japans mozaïek. In deze uiterst kunst-matige omgeving is natuurlijk geen plaats voor groen in een natuurlijke vorm, alleen voorgecultiveerde exotische kamerplanten in een gedesignde bloembak. In de kantoorzalenvormen de lichte lijnen van de tl-bakken in het plafond, samen met de sleuven van debuitenramen, ruimten van een abstracte perfectie die vakgenoten deed huiveren. Menvond het ‘te verzorgd en te onaantastbaar’,10 men vond het ‘een bouwkundige mep ophet hoofd en een levensgrote maquette’.11

Daaraan droeg het elementaire karakter van de architectonische compositie sterk bij:de horizontale witte lijnen, de onaantastbare positie op het plein, de moeiteloosheidwaarmee het gebouw op twee schijven staat, de moduul van drie meter die strikt volge-

4 Zie: J. van Geest, S.J. van Embden, Rotterdam1996, p. 96-99. 5 H.A. Maaskant, ‘Tomado-kantoor te Dor-drecht’, Bouw 1958 nr. 36, p. 926. 6 A. Buffinga, ‘Tomado-huis kritisch bezien’, Bouw 1962 nr. 24, p. 849. 7 De uit-stulping was constructief nodig om de gevelelementen te ver-sterken i.v.m. het grote gewicht van de erker met sculptuur. 8 H.A. Maaskant, ‘Het Tomadohuis te Dordrecht’, Bouw1962 nr. 24, p. 846. 9 De plastiek was afkomstig van deWereldtentoonstelling in Brussel (1958), waar Maaskant Van der Togt had aangeraden het ding aan te schaffen onderhet motto: ‘Koop het, we kunnen het altijd gebruiken’ (H.A.Maaskant, ‘Het Tomadohuis te Dordrecht’, Bouw 1962 nr. 24, p. 848). Wim van der Weerd van bureau Maaskant her-groepeerde het tot de plastiek in de hal van het Tomado-kan-toor. 10 ‘Architecten over het Tomado-kantoor’, Bouw 1962nr. 44, p. 1608. 11 F.E. Röntgen, ‘Het Tomadohuis te Dordrecht’,Polytechnisch Tijdschrift 1962 nr. 18, p. 706b.

209

Gelo

of in

de te

chnie

k

Page 5: maaskant P001-P093

Mozaïekwand in de entreehal en het trappenhuis.

Cartoon gemaakt door tekenaar Bob van den Born ter gelegenheid van de opening van het Tomadohuis, 13 april 1962.

houden is van vloer tot plafond, van plattegrond tot pleininrichting. Sommige critici von-den dat Maaskant de verfijning van het interieur had laten prevaleren boven het schep-pen van een menselijke entourage en beschuldigden hem ervan de esthetiek van dearchitectuur te gebruiken om een einde te maken aan de individualiteit van de gebruiker.

Inderdaad vroeg het gebouw enige aanpassingen van de werknemers. Uit ontzag en respect voor de perfectie die was nagestreefd door de architect, de kunstenaars en deopdrachtgever, werd het personeel gevraagd zich te schikken in de beperkingen die aande individuele vrijheid werden opgelegd: het lopen op naaldhakken was verboden van-wege de plastic vloeren, evenals lopend roken, vanwege de as die de vloer zou kunnenbeschadigen; ‘het beplakken van de muren met prentbriefkaarten van collega’s opvakantie is ongewenst en de garderobe bij de personeelsingang is verplicht, om ontsie-rende jassen- en hoedenverzamelingen in het fraaie kantoor te voorkomen’.12 Op de foto’s is trouwens duidelijk te zien dat het vrouwelijke personeel toch de in die tijd onver-mijdelijke naaldhakken draagt.

Het concernDe vooruitstrevende vormgeving en de hoge mate van functionaliteit van het gebouwstonden symbool voor de moderniteit van het Tomado-concern, dat zijn populariteitdankte aan de aantrekkingskracht van de ‘draadplastieken’ die het produceerde. In detijd dat marmeren schoorsteenmantels massaal uitgebroken werden, verlaagde plafondshet versierde stucwerk aan het oog onttrokken en massieve eiken bankstellen het sum-mum van ouderwetsheid waren, stond het lichte draadwerk van Tomado symbool vooralles wat modern was. Samen met de rotanstoelen, de driepotige tafeltjes en al die ande-re efemere producten van het jaren-vijftig-design vormden de Tomado-rekjes, wellichthet bekendste product van Tomado, een vast onderdeel van de moderne huiskamer. Debouwpakketjes van metalen hangers en blikken plankjes waren met een oneindige varië-teit van systeemelementen uit te breiden tot een volledige muur met planken, deurtjes,bureaubladen, kleerhangers en boekensteunen. Zo ontstond de lichtst mogelijke kast,opgehangen aan wat spijkers; transparant en verstelbaar, een modulair systeem waarinalle onderdelen moeiteloos met elkaar te combineren vielen. De kleuren waren veelalrood, blauw en geel met zwart metalen hangers, zodat een driedimensionale design-Mondriaan aan de muur ontstond; een opmerkelijk voorbeeld van de moeiteloze popula-risering van het vocabulaire van De Stijl in de na oorlogse periode.

In de keuken was Tomado de Nederlandse equivalent van het Amerikaanse Tupperware.De catalogus bood een eindeloos assortiment aan van handige rekjes en opbergdingen,gadgets gemaakt van metaaldraad. Tomado maakte allerlei soorten inmiddels al inonbruik geraakt keukengerei zoals flessenlikkers, bordenrekjes met drie etages, aardap-pelkorven, sponzenknijpers, kachelhaakjes, stampers en onderzetters.

Tomado begon aan de industriële massaproductie van de allergewoonste huishoude-lijke producten in een tijd dat mensen meer geld kregen om te besteden aan het huis-houden. Door de modieusheid van het lichte draadwerk in het tijdperk van de atoomstijlwist Tomado een enorme populariteit te verkrijgen en groeide het concern in de jarenvijftig razendsnel. ‘Wat we willen tegenwoordig, nu we ook al vliegen kunnen, is stevig-heid en lichtheid in een ding verenigd. Tomado heeft dat klaargespeeld.’13 Het geheimvan het succes lag niet in de uitvinding van nieuwe artikelen, want over het algemeenproduceerde Tomado bestaande huishoudelijke attributen. Het waren handige hebbedin-getjes, die niet alleen functioneel waren en van goede degelijke kwaliteit, maar die ookeen aantrekkelijke vorm hadden. Ze mochten dan industrieel geproduceerd zijn, tochzagen ze er sierlijk uit; ze dienden dan wel om het saaie huishouden te doen, maar zeleken te zeggen dat de huisvrouw ‘er ook nog wel wat leuks bij wou beleven, bij al dienuttigheid’.14 Tomado was net zo praktisch als de Frankfurter Küche, het boegbeeld vanpraktisch huishouden van het vooroorlogse modernisme, maar dan leuker om te zien.‘Het is vreemd, maar de waardering van de huisvrouw – dat warme plekje in haar hart –miskent of heeft lak aan het feit dat Tomado een millioenenbedrijf is, met een enormeexport naar vele landen, met een internationale vermaardheid. Voor haar is en blijft heteen gezellig winkeltje met een knus werkplaatsje. Geen efficiency kan teniet doen watbereikt is: de plezierige feestelijkheid die aan de naam Tomado verbonden is.’15

Het concern stond onder leiding van de gebroeders Van der Togt, die in 1923 Van derTogt’s Massa-artikelen Dordrecht hadden opgericht, een aan grootheidswaanzin grenzen-de naam voor een zolderbedrijfje dat aanvankelijk alleen uit koperdraad gebogenbehangselhaakjes maakte (om foto’s op te hangen aan het behang). Toen het bedrijfbegon te lopen, mede door een opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Huisvrou-wen om een metalen afdruiprek te ontwikkelen, opende het een fabriek in Zwijndrechtvoor de productie van industriële en huishoudelijke artikelen.16 In 1953 was de capa-citeit alweer te klein geworden en besloot Van der Togt tot de bouw van een nieuwefabriek, uitsluitend bestemd voor de productie van huishoudelijke artikelen – de hits vanTomado – zoals droogrekken, zeven, afdruiprekken, patatsnijders en gootsteenroosters.Hij vond een locatie in Etten-Leur en vroeg Maaskant het ontwerp voor de fabriek temaken, waarmee deze internationaal naam wist te maken als industriearchitect. Dekeuze voor Maaskant was niet zo vreemd: zowel de producten van Tomado als degeschenkverpakkingen waarin ze hun weg naar de Nederlandse huisvrouwen vonden

210

Hugh M

aaskant, architect van de vooruitgang

12 P. Kleijn, ‘Het Tomadohuis in Dordrecht’, Goed Wonen1962 nr. 7, p. 210-211. 13 ‘Zadkine in Etten-Leur – de leugenvan de opgeraapte speld – bewuste en onbewuste behoeften –vondsten, volharding en veel geluk – de feestelijke keuken –laten we Mien een afdruiprek geven’, artikel in onbekende krant,zonder datum, archief Jan van der Weerd. Dit artikel is een voor-beeld van de vele artikelen die over Tomado werden gepubli-ceerd in kranten, populaire tijdschriften en damesbladen. Ziebijvoorbeeld: ‘Draad krijgt gestalte’, Elseviers Week-blad 10 april 1954. 14 Idem. 15 Idem. 16 Zie: R. Oldenziel& M. Berendsen, m.m.v. C.J.M. van Dorst, ‘De uitbouw van technische systemen en het huishouden: een kwestie vanonderhandelen, 1919–1940’, in: J.W. Schot e.a., Techniekin Nederland in de twintigste eeuw. Deel IV: Huishoudtechnologie, medischetechniek, Zutphen 2001, p. 56-57.

Page 6: maaskant P001-P093

Maaskant en Van der Togt leiden het televisiepubliek rond door ‘hun’ Tomadohuis.

Maaskant speecht bij de opening van het Tomadohuis op 13 april 1962.

onderscheidden zich door een soms gedurfd design dat bijdroeg aan het vooruitstrevendeimago van Tomado en ook van de architectuur werd verwacht dat deze praktisch énesthetische kwaliteiten bezat.

Jan van der Togt, Maaskants opdrachtgever, speelde een grote (zoals Maaskant zegt‘bezielende’) rol in de totstandkoming van de fabriek en in de volgende projecten dieMaaskant vrijwel gelijktijdig van hem opgedragen kreeg: de Tozindo-fabriek(1959–1961) en het Tomado-hoofdkantoor, beide in Dordrecht. Van der Togt was eenself-made-man met een carrière naar Amerikaanse stijl, die aan den lijve had ondervon-den: ‘“die niet werkt die zal niet eten”, maar die bovendien de beslissende waarde vanhet arbeidersmilieu erkende’.17 Maaskant noemde hem een ‘perfectionist met een rots-vast vertrouwen in de moderne techniek en moderne materialen. Voor hem zou zijn kan-toorgebouw met een constructie van b.v. geverfd beton net zo ondenkbaar zijn als eenchirurg op geverfde klompen.’18 Van der Togt was even oud als Maaskant en ze werdenheel goede vrienden. Zo ontstond het Tomado-kantoor uit een gedeelde opvatting overarchitectuur en maatschappij, waarbij de architect een architectonische interpretatie gafvan de inzichten in de bedrijfs- en sociale structuur van de principaal. Maaskant roemdeVan der Togt vanwege de vrijheden die hij hem gaf en de inspirerende rol die hij speelde,en vond in hem zijn ideale opdrachtgever.

Argwaan tegen de techniekVan der Togt en Maaskant waren het helemaal met elkaar eens dat het Nederlandse kan-toor aan modernisering toe was en Van der Togt had daartoe een studiereis ondernomennaar Amerika. Hij kwam terug met de enthousiaste conclusie dat de nieuwste technologi-sche mogelijkheden aangewend moesten worden om van het kantoor een volledig geau-tomatiseerde, comfortabele, efficiënte en menswaardige omgeving te maken. Maaskantlichtte de omvangrijke uitrusting van het gebouw toe:

‘Bouwen wordt tegenwoordig wel ingewikkeld. Behalve water-, riolering- etc. en brand-leidingen met de bijbehorende trafo-, schakel- en bedieningsruimten bevat het gebouwde volgende installaties:

1. Verwarming en airconditioning2. Licht en kracht3. Personenlift4. Aanvoerlift (kantine) met buiten aan- en afvoer5. Postlift, met buiten aan- en afvoer6. Roltrappen met elektrisch oogbediening7. Telefoon en telex8. Volautomatisch bestuurde buizenpost9. Elektronisch luidsprekende communicatie10. Inductieve personenoproep11. Noodstroomaggregaat12. Radio en televisie. Centraal antennesysteem voor radio en televisie13. Bliksembeveiliging (aardelektroden)14. Glazenwaskabine15. Venetian blinds, zowel horizontale als verticale, met elektrische bediening16. Klokken17. Bordenwasmachine18. Keukeninrichting19. Compactus archiefsysteem (elektr.)20. Koel- en diepvrieskasten21. Sanitaire verbrandingsoventjes22. Drinkfonteintjes met gekoeld water (elektr.)23. Vuilstortkoker’19

Waarschijnlijk zou een opsomming van installaties in een willekeurig kantoorgebouwtegenwoordig een nóg langere lijst te zien geven, maar destijds baarde het gebouw grootopzien door de mate van technische perfectie die was betracht. Sommigen reageerdenmet argwanende verwondering, zoals de journalist van Goed Wonen, die de portier opde eerste verdieping vergeleek met Orwells Big Brother: ‘Via een nauwelijks opvallendtelevisie-oog bekijkt hij vandaar de reusachtige entreehal beneden, waar een direct ach-ter de ingang verborgen automaatje hem opmerkzaam maakt op iedere bezoeker. “Goede-middag, meneer”, zegt het oog met een damesstem, als je nog maar nauwelijks binnenbent en tevergeefs naar een portier uitkijkt. “Wilt u naar de eerste etage komen?” Ik werddoor die ogenschijnlijk van niemand afkomstige begroeting in verwarring gebracht en liep de verkeerde richting uit, maar het oog zei dadelijk: “Andere kant, meneer”. En alsofdat nog niet genoeg was: de liftdeuren openden zich vanzelf en het vervoermiddel zettezich al in beweging toen mijn rechterwijsvinger nog slechts had gewezen naar het knopjemet het cijfer 1 er op. Er ging dadelijk een lichtje achter branden om mij te beduiden,dat het aanraken van die knop geheel overbodig was.’20 In dit commentaar weerklinkthetzelfde mengsel van afkeuring en geamuseerdheid dat we ook in de films Mon Oncle(1958) en Playtime (1967) van Jacques Tati terugzien, waar dolkomische situatiesontstaan door de vervreemdende werking van al te geperfectioneerde techniek.21

17 J. van den Bergh, ‘De Tomado-fabriek te Etten-Leur’,Polytechnisch Tijdschrift 1956 nr. 15/16, 277b. 18 H.A. Maaskant, ‘Het Tomadohuis te Dordrecht’, Bouw-kundig Weekblad 1962 nr. 12, p. 254. 19 H.A. Maas-kant, ‘Het Tomadohuis te Dordrecht’, Bouw 1962 nr. 24, p. 847. 20 ‘Wonen buiten de woning. Het Tomadohuis in Dor-drecht’, Goed Wonen 1962 nr. 7, p. 210. 21 Filmer/architect Jord den Hollander maakte mij op deze parallelattent.

211

Gelo

of in

de te

chnie

k

Page 7: maaskant P001-P093

212

Hugh M

aaskant, architect van de vooruitgang

Advertenties uit de catalogus van Tomado, 1966.

Page 8: maaskant P001-P093

Van der Togt zei niet te begrijpen waarover alle opwinding ontstond: ‘In Amerika, waar iklang heb rondgekeken in talloze kantoren, is dit doodgewoon. Niets, niets van dit gebouwis een nieuwe uitvinding, het bestond allemaal al lang, alleen was het tot nu toe nauwe-lijks tot Europa doorgedrongen.’22

Maar Maaskant was zich er terdege van bewust hoezeer de technologie in het gebouwtot discussie zou leiden: ‘Wij zijn ons ervan bewust dat dit gebouw misschien geen revo-lutionaire gedachten bevat, maar toch wel een probleem stelt. In de Randstad Holland,waar de grootste bevolkingsconcentratie in de wereld is, gaat de cultuur de natuur ver-dringen. Wij kunnen onze groeiende bevolking niet kwijt door alle kleine stadjes en dorp-jes op te pompen. Wij zullen, wanneer wij willen zorgen dat ons land niet verkankert doorallerlei kleine bouwwerken, het overgrote gedeelte van de bevolkingsaanwas moeten con-centreren in onze steden. De mensen die daarin komen te wonen, zullen in sterke matede typische cultuur van de stedeling krijgen. Waarschijnlijk zullen onze kleinkinderendan ook even gemakkelijk het verschil kunnen zien tussen twee soorten neonlicht alstussen twee soorten bomen. Dit is de prijs die wij aan de techniek moeten betalen –dezelfde techniek die wij nodig hebben om niet te verhongeren.’23 Hij voegde er nog aantoe dat het Tomadohuis niet alleen om techniek gaat, en zeker niet om een overheersingvan de mens door de techniek, maar wél om ‘de mensen die erin werken in een omgevingte plaatsen, die hun zal doen geloven in de mogelijkheden van het technisch kunnen vanonze generatie’.24

Maaskant legt dus nadrukkelijk een verband tussen de groei van de techniek en degroei van de stedelijke cultuur en hij lijkt beide als een noodzakelijke en niet te vermij-den ontwikkeling te zien; niet positief of negatief, maar een deel van de werkelijkheid.

Dat kwam hem op scherpe kritiek te staan van Albert Buffinga. Deze ageerde vooraltegen Maaskants idee over de ‘vooruitgang’ en was sceptisch over de noodzaak die in hetTomadohuis tot uitdrukking wordt gebracht om de mens als cultuurwezen en het kantoor-werk als cultuurarbeid af te scheiden van de natuur en met name van het klimaat. Inder-daad was het gebouw zo zwaar geïsoleerd door de dubbele beglazing en de zware con-structiemassa dat het voor geluid van buiten en klimaatsveranderingen volgens Maaskant‘net zo ongevoelig was als een middeleeuws bouwwerk’.25

Buffinga bestempelde het kunstmatige aspect van het gebouw als een vorm vancynisme ten opzichte van de buitenwereld en de natuur: ‘Hoe waar dit ook moge zijn,en hoe onvermijdelijk deze ontwikkeling voor het westen is, deze constatering betekentniet dat wij de natuur dus maar koste wat kost moeten verdrijven. (…) De mens behoorttot de natuur, hij beheerst haar door zijn cultuur.’26 In zijn ogen zou Maaskants voor-stel leiden tot een overheersing van de mens door de techniek. Argumenten voor diestelling vond Buffinga in het Tomadohuis te over: iedere verdieping heeft zijn licht- enjaloeziecommandant, die de tl en de luxaflex (32 meter lang over de volle breedte vande gevel) bedient, die moet bepalen of de Venetian Blinds omhoog of naar benedengaan, of ze veel licht doorlaten of weinig. De roltrappen voor het personeel zetten zichvanzelf in beweging wanneer er iemand nadert en op een elektrisch tableau moet dewerknemer met knopjes aan de telefoniste doorgeven of hij in dan wel uit is. De indivi-duele wensen van de werknemer werden ondergeschikt gemaakt aan de rationaliteitvan het bedrijf.

Hoe controversieel het onderwerp was, maar ook hoezeer de technische vooruitgang nogterra incognita was, wordt gedemonstreerd door het vraagstuk van de verlichting, dat eenessentieel deel vormt van het architectonische concept van het Tomado-kantoor. In deeerste plaats omdat dat concept gebaseerd is op kunstlicht; de ramen zijn er alleen voorhet uitzicht. Buffinga vroeg zich naar aanleiding hiervan serieus af of de verlich-tingstechniek al wel ver genoeg gevorderd was: ‘Naar ik mij van technisch onderlegdezijde heb laten vertellen, wordt men van de huidige buislampen op den duur kaal.’27

De reactie van (de kale) Maaskant luidde: ‘Men mag van mij, gezien mijn schamelehaardos, niet verwachten dat ik het bestrijdingsmiddel voor kaalhoofdigheid ken. Ik bener echter van overtuigd, dat de laatste mogelijkheid om het gedeelte van de mensheiddat zonder “luminated ceilings” kaalhoofdig is geworden, tot krullebollen om te vormen,de veel gesmade techniek zal zijn.’28

Maaskant zag maar één manier om niet door de techniek overheerst te worden, en datwas door haar te sturen en te gebruiken. Het was de taak van de architect om de moge-lijkheden die de (verlichtings)techniek bood af te wegen en keuzes te doen. De kantoor-verlichting maakte in deze jaren een interessante ontwikkeling door. Er werd méér lichten hogere lichtsterkten toegepast vanwege de technische mogelijkheden, maar ook van-wege de economische welvaartssituatie, zoals men in Amerika zei: ‘We feel that we needit, but just because we like it and because we can afford it.’29 Net zoals de steeds lageretemperatuur in Amerikaanse interieurs door airconditioning werd beschouwd als eenteken van welvaart, was de lichtsterkte dat in het Tomadohuis.

Nu de techniek een kunstverlichting bood die superieur was aan de grauwe Hollandseluchten, moest de architect daaruit de consequenties trekken. Maaskants conclusiewas dat verlichting en lichttechniek niet langer een toevoeging aan de architectuurwaren, maar een essentieel onderdeel ervan. Dat bleek ook uit de rol die de verlichtingvan ononderbroken tl-buizen in de vensterbanken speelde in het beeld van het gebouw:overdag een witte massa met smalle donkere lijnen, ’s avonds het omgekeerde beeld

22 ‘Wonen buiten de woning. Het Tomadohuis in Dordrecht’,Goed Wonen 1962 nr. 7, p. 211. 23 H.A. Maaskant,‘Tomado-kantoor te Dordrecht’, Bouw 1958 nr. 36, p. 928.24 Idem, p. 926-928. 25 H.A. Maaskant, ‘Het Tomadohuis teDordrecht’, Bouw 1962 nr. 24, p. 847. 26 A. Buffinga, ‘Kaal’,Bouw 1958 nr. 43, p. 1119. 27 Idem. 28 ‘Naschrift vanarchitect Maaskant’, Bouw 1958 nr. 43, 1119. 29 ‘Integra-ted ceilings in USA’, Licht 1962, nr. 70, p. 3.

213

Gelo

of in

de te

chnie

k

Page 9: maaskant P001-P093

Cartoon gemaakt door tekenaar Bob van den Born ter gelegenheid van de opening van het Tomadohuis, 13 april 1962.

waarin de massa van het gebouw oploste tegen de donkere lucht en er van het gebouwniet meer overblijft dan zes hel stralende lijnen.

Plotselinge acceptatie Voor het ontwerp van het Tomadohuis en de mate waarin de technologie daarin een rolspeelt is een aantal maatschappelijke factoren van belang: de invoering van de vijfdaagsewerkweek, de verandering van een agrarische naar een dienstensector en de veranderingvan een dorpse naar een stedelijke cultuur.30 Het gebouw accommodeerde deze maat-schappelijke veranderingen, maar gaf er ook actief vorm en sturing aan. Hoewel de toe-nemende rol van technologie in het dagelijkse leven slechts een onderdeel was van eencomplex aan veranderingen die de naoorlogse maatschappij vormden, was juist de tech-niek een van de meest omstreden aspecten van de vooruitgang. In de jaren vijftig werdenhierover heftige discussies gevoerd door opiniemakers en wetenschappers.

De kritiek van Buffinga over de dreigende overheersing van de mens door de techniek,het unheimische gevoel dat vakgenoten kregen bij aanblik van het gebouw of de vergelij-king van de portier met Big Brother kunnen we alle beschouwen als naweeën van dezediscussie over automatisering. Vooral in het begin van dat decennium, toen de eerstesupersnelle rekenmachines (oftewel computers) aan het publiek voorgesteld werden, wassprake van ongerustheid en vrees (voor de naderende technologische vooruitgang) bij deintelligentsia, terwijl de publieksmedia vooral enthousiast waren over de ‘rekenwonders’.

Computers werden gezien als de laatste stap in de voortgaande mechanisering, waardoorgeen plaats voor menselijkheid meer zou bestaan. Dergelijke geluiden werden gevoed doorde situatie in Amerika, waar de automatisering al veel verder was voortgeschreden. Daarbestond onder de werkende bevolking de (reële) angst dat automatisering zou leiden toteen tweede industriële revolutie, die voor massaontslagen zou zorgen en mensen overbo-dig zou maken, zoals al gebeurd was in de Ford-fabrieken in Detroit. ‘Automation’ was detweede grote angst na de vrees voor het uitbreken van een atoomoorlog met de Russen.31

De waarschuwende geluiden tegen de onmenselijke techniek vonden een voedingsbo-dem in het feit dat na de oorlog een groeiende belangstelling ontstond voor de psycho-technische benadering van de werkomgeving. Al in het interbellum waren in het kielzogvan de groeiende en zich professionaliserende kantorensector de nieuwe bedrijfstakkenvan het organisatieadvieswerk en de psychotechniek ontstaan. Men deed onderzoek naarde ‘psychotechniek van de schrijfmachine’ en de invloed van de inrichting van de werk-plek op het functioneren van het personeel. De psychotechniek richtte zich tegen de inhet interbellum populaire Taylorisatie, omdat die de psychologische factoren van hetwerk ondergeschikt maakte aan ‘de stopwatch’.32

Na de oorlog kreeg de psychotechniek, en daarmee de polarisatie tussen techniek ende mens, een stimulans door de uit Amerika geïmporteerde human relations-theorie,die de onderlinge betrekkingen tussen werknemers en chefs als de belangrijkste factorzag voor economisch succes.33 Uiteindelijk lijken dergelijke ideeën, net als de automati-sering, óók gericht op een verhoging van de arbeidsproductiviteit, maar dan vanuit devisie dat een gelukkige werknemer een betere werknemer is.

De grootste oorzaak van het onbehagen tegenover het Tomado-hoofdkantoor lijkt te zijngeweest dat het gebouw niet alleen zélf efficiënt was, maar dat het ook zijn gebruikerstot efficiënt gedrag manipuleerde. Het was in die zin een social condenser, waarvanmen vond dat het de kantoorklerken kneedde tot robots.

Opvallend is hoe snel aan het eind van de jaren vijftig de apocalyptische uitspraken overde gevolgen van automatisering verstomden. Door de krapte op de arbeidsmarkt werd decomputer plotseling als een hulpmiddel in plaats van een bedreiging gezien. Bovendienbestond ook onder de critici het gevoel dat de technologische ontwikkeling niet tegen tehouden was en dat een wezenlijke kritiek op dit proces de criticus buitenspel zou zettenin het pragmatische Nederlandse milieu. Ook Buffinga beperkte zich bij zijn beschrijvingvan het Tomadohuis tot het uitspreken van een unheimisch gevoel, terwijl hij toegaf datde werknemers zich binnen een paar maanden aangepast zouden hebben zonder dat hun‘wezen’ noemenswaardig beïnvloed zou zijn. Uiteindelijk kwam hij er niet onderuit hetTomadohuis te bestempelen als een ‘belangwekkend’ experiment.

Bovendien zien we juist ook in het Tomadohuis een doorwerking van de ideeën overhuman relations en de psychotechniek. In de verzorging van het interieur en de collectie-ve ruimten en de aandacht die aan de persoonlijke werkplekken was gegeven, spreekteen bijzondere zorg voor het personeel. Ook de vele vierkante meters die men per per-soon bezat (in het Tomadohuis werkten slechts 145 mensen) lag in het verlengde van hetopkomende personeelsbeleid en management. Een goede werkomgeving en arbeids-omstandigheden waren bepalende factoren in het werven van personeel op de krappearbeidsmarkt (Nederland bezat rond 1960 een vrijwel volledige werkgelegenheid). Vander Togt kon dan ook stellen: ‘Ik geloof dat schoonheid en perfectie aan levensvreugdeen stimulatie zeker terugbetalen wat ze aan investering hebben gekost.’34 En Maaskant:‘Een werkelijke stijging van de arbeidsprestaties kan men alleen bereiken door idealewerkomstandigheden’.35

Net als de Tomado-fabriek in Etten-Leur werd ook de luxe uitrusting van het Tomado-huis geïnterpreteerd als een representatie van de ‘sociale gearriveerdheid van de werkne-mer’.36 Wit marmer en notenhout zijn niet gebruikt als elementen van een vrije ruimte-

214

Hugh M

aaskant, architect van de vooruitgang30 Zie voor een beschrijving van de achtergronden van desnelle ontwikkeling in de dienstensector na de oorlog: O. de Wit& J. van den Ende m.m.v. H. Buiter, ‘Het kantoor in een stroom-versnelling na de Tweede Wereldoorlog’, in: J.W. Schot e.a.,Techniek in Nederland in de twintigsteeeuw. Deel I: Techniek in ontwikkeling,waterstaat, kantoor en informatietech-nologie, Zutphen 1998, p. 271-287. 31 E. van Oost m.m.v.T. van Hoorn, ‘De opkomst van de computer’, in: J.W. Schot e.a.,Techniek in Nederland in de twintigsteeeuw. Deel I: Techniek in ontwikkeling,waterstaat, kantoor en informatietech-nologie, Zutphen 1998, p. 299. 32 O. de Wit & J. van denEnde m.m.v. H. Buiter & M. Put, ‘Het gemechaniseerde kantoor1914–1940’, in: J.W. Schot e.a., Techniek in Neder-land in de twintigste eeuw. Deel I: Tech-niek in ontwikkeling, waterstaat, kan-toor en informatietechnologie, Zutphen 1998,p. 246; De Wit/Van den Ende/Buiter (1998), p. 271-272. 33 Hoewel het belang van de menselijke factor ook in de acti-viteiten op het gebied van efficiency in het interbellum regel-matig naar voren werd gebracht, kreeg het idee dat de mensde spil is waarom het bedrijfsleven draait direct na de oorlogpas werkelijk voet aan de grond. Een belangrijke rol werd indeze bewustwording gespeeld door de Amerikaanse kennis-overdracht rondom human relations. Zie hiervoor: De Wit/Vanden Ende/Buiter (1998), p. 271 e.v.; ‘Sociale technologie’, in:Schuyt/Taverne (2000), p. 95-97. Zie voor de Amerikaanse bij-drage: ‘Case 4: De Human Relations-benadering’, in: F. Inklaar,Van Amerika geleerd. Marshall-hulp enkennisimport in Nederland, Den Haag 1997, p.199-222. 34 P. Kleijn, ‘Het Tomadohuis in Dordrecht’, GoedWonen 1962 nr. 7, p. 210. 35 ‘Naschrift van architectMaaskant’, Bouw 1958 nr. 43, p. 1119. 36 A. Buffinga,‘Tomadohuis kritisch bezien’, Bouw 1962 nr. 24, p. 853.

Page 10: maaskant P001-P093

Geveldoorsnede.

vormende compositie zoals bij Mies van der Rohe, maar om status te representeren, nietalleen die van het bedrijf, maar ook die van de werknemer. Maar natuurlijk gaat het per-soneel wel via de achteringang naar binnen en niet via de hoofdentree.

AutomaatIn de techniekgeschiedenis gebruikt men de term regime-shift om een belangrijkeverandering aan te duiden in de techniek, die men definieert als het brede systeem vangedragspatronen, gebruik, regels, technieken, instituties, kennis en productie-processen.37 Een voorbeeld is de overgang van ponskaart naar computer, van analogenaar digitale processen. In meerdere opzichten is ook bij het ontwerp van Tomado sprakevan een regime-shift, in de eerste plaats omdat het door de technologische benade-ring van de werkomgeving het kantoorwerk ingrijpend veranderde. Maar ook binnen dearchitectonische discipline manifesteert het gebouw zich als een duidelijke breuk methet vooroorlogse modernisme. Hoewel het Tomadohuis als functionalistisch en moder-nistisch omschreven werd, ging toch hét adagium van het modernisme, licht, lucht enhygiëne, en alles wat daarmee samenhing, overboord. Het modernisme stond voor eenbepaalde levenshouding, voor een opvoedkundig element in de architectuur, was verbon-den met emancipatoire uitgangspunten voor de arbeider en met een onderschikking vanvorm aan functie. In het Tomadohuis is geen licht maar kunstlicht; er is geen lucht maarairco; er is geen kraan om af te wassen, maar een automatische bordenwasmachine; niethet uitzicht is het belangrijkste contact met de buitenwereld, maar de telefoon en telex.

Ten slotte is de functionaliteit van het gebouw gevat in een allesomvattend formeel enesthetisch systeem. Het is geen opvoedkundig gebouw dat de werknemer op een hogerontwikkelingspeil wil brengen, maar een gebouw dat een hoger ontwikkelingspeil ver-onderstelt. Het emancipeert niet, zoals de Van Nellefabriek (1929), maar declameert denieuwe tijd. Behalve als een zelfdragende carrosserie kunnen we het gebouw zien als eenautomaat, waarin alle functies van het kantoor zoveel mogelijk geautomatiseerd en ge-elektrificeerd zijn. Het is geen ‘Corbusiaanse’ machine à travailler, geen machineom in te werken, maar een zelffunctionerende machine.

Zoals gebruikelijk bij de overgang naar een nieuw technisch regime is ook het Tomado-huis niet in alle facetten van zijn systeem (zowel in de toegepaste technische vondstenals in ontwerptechniek) even sterk. Alles werd hier voor het eerst uitgeprobeerd, alleswas een experiment. De manier waarop het gebouw gebruikt ging worden was nog nietduidelijk, de manier waarop de constructie, de verende ramen, de hangende glasplatenhet zouden houden moest nog worden afgewacht. Of het zou bevallen, zo’n kunstmatige,geklimatiseerde en volledig geautomatiseerde werkomgeving viel nog te bezien.

Het overgangskarakter van dit gebouw laat zich ook aflezen aan het feit dat veel specia-lismen die later verzelfstandigd zouden worden, nog op het conto van de architect kwa-men: de verlichting en het systeemplafond werden nog steeds door het bureau ontwor-pen. Daarin bestaat een continuïteit met het ‘oude’ regime, zoals doornen van rozentak-ken terugkeren in prikkeldraad.

In de doorsnede van het plafond en de gevel zien we hoe aan de technische voorzienin-gen vorm werd gegeven. Het systeemplafond bestaat niet uit standaardplaten, maar isstrak afgewerkt met gespannen kunstleer. Om de leidingen boven het plafond te kunnenbereiken moesten de reflectoren van de tl-bakken scharnierend worden gemaakt, zodatze naar boven konden openklappen. In de doorsnede van de gevel zijn de airco, de ver-warming en de jaloezieën verwerkt. Al deze elementen, die later standaard te bestellenwaren bij de installatiebedrijven, moesten hier nog speciaal ontworpen worden. Pas laterwerden deze voorzieningen als aparte specialismen toegevoegd aan de architectuur, enontwikkelde zich een nieuw ‘regime’ in kantoorontwerp. Het toepassen van airco ensysteemplafonds, het integraal meeontwerpen van verlichting, de inpassing van allerleiapparaten en elektrische bediening zijn gemeengoed geworden, maar dan in een gestan-daardiseerd kantoor met een middengang en twee rijen kamers en een constructie vaneen betonskelet en vliesgevel.

De combinatie van experimentele factoren in kantoor, ontwerp en uitrusting is uniek bijTomado en is in deze concentratie binnen het werk van het bureau niet herhaald. Dit isoverigens een kenmerk van verschillende van Maaskants gebouwen die een pioniersrolvervulden. Het lijkt alsof het bureau nieuwe standaardtypen wilde ontwikkelen, maar uit-eindelijk zijn het Groothandelsgebouw, Technikon, Tomado Etten-Leur et cetera prototy-pen die zo experimenteel zijn dat ze niet voor herhaling vatbaar waren. Het zijn stuk voorstuk unica gebleven zoals designer-auto’s van de Volkswagen Karman Ghia of de PeugeotPinin Farina de luxe en exclusieve versie waren van de gewone standaard massaversie enaltijd beperkt bleven tot een kleine oplage. Tomado is niet de ontwikkeling van een typo-logie, het is een uitzondering.

37 Zie voor deze begrippen: J.W. Schot, H.W. Lintsen & A. Rip i.s.m. de redactie, ‘Methode en opzet van het onderzoek’,in: J.W. Schot e.a., Techniek in Nederland in detwintigste eeuw. Deel I: Techniek in ont-wikkeling, waterstaat, kantoor en infor-matietechnologie, Zutphen 1998, p. 37-51.

215

Gelo

of in

de te

chnie

k

Page 11: maaskant P001-P093

216

Hugh M

aaskant, architect van de vooruitgang

Het Tomadohuis bij nacht.

Page 12: maaskant P001-P093

217

Gelo

of in

de te

chnie

k

(linksboven) De uitkragende constructie ter plekke van de erker.(rechtsboven) Doorsneden. (onder) De entreehal gezien vanaf de achterzijde.

Page 13: maaskant P001-P093
Page 14: maaskant P001-P093

219

Gelo

of in

de te

chnie

k

(vorige pagina) Het Tomadohuis in Dordrecht (1958–1962). (boven) Entreehal op de begane grond. (onder) Nachtbeeld.

Page 15: maaskant P001-P093

220

Hugh M

aaskant, architect van de vooruitgang

(boven) Kantoorverdieping. (onder) Receptie op de eerste verdieping met het draadplastiekje van Aart van den IJssel en de achterzijde van het glaskunstwerk van Joop van den Broek.

Page 16: maaskant P001-P093

221

Gelo

of in

de te

chnie

k

(boven) Receptie op de eerste verdieping. (linksonder) Kantine op de dakverdieping. (rechtsonder) Comm

issarissenkamer op de eerste verdieping.

Page 17: maaskant P001-P093

222

Hugh M

aaskant, architect van de vooruitgang

(boven) Achter de glazen wand in de hal op de eerste verdieping zijn nog juist de Tomado-aardappelm

anden te zien. (linksonder) Secretaresses, tegen de regels in toch met naaldhakken. (rechtsonder) Interieur van een kantoorverdieping.

Page 18: maaskant P001-P093

223

Gelo

of in

de te

chnie

k

(boven) Begane grond. (midden) Eerste verdieping, tweede verdieping, standaardverdieping, dakverdieping.(onder) Standaard-kantoorzaal.