LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP
Transcript of LEXICON VAN HET NEDERLANDSE LANDSCHAP
LEXICON
VAN HET
NEDERLANDSE LANDSCHAP(v oorlopige versie)
-\nnc Bakkeri m e i i O Q ;
Dit werkdocument bevat een grove inventarisatie van termen met betrekking tot het Nederlandse laagland-landschap, l itdrukkelijk zn vernield dat het een voorlopige versie betreft waarbij beschrijvingen dienen teworden aangevuld en de koppeling van termen nog te worden nagetrokken, voordat ik de betrouwbaarheidaanvaardbaar acht. Om tot een definitieve versie te komen, zou ik in dit stadium suggesties en adviezenomtrent gebruiksvriendelijkheid en het voorgestelde kader op prijs stellen.
Lexicon van het Nederlandse Landschap
Voorwoord
Eik willekeurig grootschalia topografisch kaartblad, zoals van de Topografische Atlas van Nederland(schaal 1: xUW). bevat naast symbolen en kleuren die in de legenda verklaard worden, een typologie vanplaats-, water- en veldnamen. Interpretatie van deze bijschriften vergt enige aardrijkskundige basiskennis ensoms achtergrond-informatie van de locale cultuurhistorie. Zonder deze kennis zal gemakkelijk over deze.vaak belanenike informatie heen worden gelezen. Dit lexicon beoogt daartoe een handreiking te bieden. Zebevat een inventarisatie van kleine en grotere landschapselementen en topomemen die voorkomen in hetlaagland van het Nederlandse taalgebied. Niet alleen worden hierin termen verklaard maar ook wordenbegrippen met elkaar in verband gebracht, vergeleken en verwezen. Toch blijft voorzichtigheid geboden bi)vergelijken van specifieke streektermen omdat er vaak vele dialectische schrijfwijzen bestaan, en eenzelfdebecrip soms in een ander eehied een volledig andere, soms zelfs tegengestelde betekenis toegekend kreee.Om hiervoor te waken dienen kaartbladen bij de hand te worden gehoudc 1; de typologie dient 'logisch' opde kaartbladen teruL' te vinden zijn.
Naast bovengenoemde elementen zijn ook intirepen en processen opgenomen die een duidelijke neerslagin het landschap opleveren, zoals hodemprocessen en ontginnmgsv.ijzen. Ook zijn enkele veel voorkomendevoor- en achtervoegsels bij aardrijkskundige plaats-, water- en veldnamen (topomemen) vermeld. Dialectischafgesleten uitgangen zijn zo veel mogelijk vermeden. Tenslotte zijn topomemen waarvan de betekenis enetymologie nog duidelijk ter discussie staan met een '.' weergegeven, hiervoor zie de naslagwerken die in deliteratuurlijst staan vermeid.
De formule die in dit lexicon wordt gehanteerd c.n de toegevoegde code bestaat achtereenvolgens uit:
term i-treek, vakgebied): omschrijving; tegengestelde variant: voor- of achiervoesselvorm: Ikleinere <'eiri \ anani •-- êrnuerej; ::^'.::uu ot -vnomenien: taalkundige herkomst: een verwijzing: en een vergelijkend begrip:
in code: \ \ \ I (x.\,\). tgv S- [ < < | yyy. zzz @X: *» ~
liet begrip (vet)
Je -treek van voorkomen of vakgebied <.i
Je omschri jvende betekenis «nummerd
eventuele tegenhanger (complement) rgv
voui - i>f aehtervoegselvorm S
kleinere en grotere varianten [< < |
associaties -^t mm of meer synoniemen
Je taalkundige oorsprong g>
een tekstv er\\ ijzing e?
een Vergelijkend beL'np a
• J ! " " : " r?- 1 1 " 1 "-» aiM'riini.-cn: \na in nei jLsrcmccni. vg! vei rdi jk i . io\ [en opzichte van). @L (latijnse herkomst). g:G (srcrmaaiisj.- G l ;-s ; !1 |1^hl- U " N D <iud-nederdiei-(. uUF oud fries!. ffiWFaals vvestfaals). Gr Groningen). Frl (Friesland). Dr [Drenthe) (K' K ^ : f J ; - G l d •öcIdcrU.n.r. Vu L'ticchi. NHId N-ord-HolIand,. WFrl iWeM-FriesIand). ZH!d (Zuid-Heiland-. Zld Zeeland,
i •i.-.-c-iiU^A iaanderoni. NB- Ao^rd-Brabant •.. Lh Lii'.inurt':. VI Vlaanderen), in 'literatuur;, meleor Imeicoroloiriel. /eev. niiinii nii;n.'>oin.V!. IVMI g j i i ^ : ; i . idcnik '-' • i!; : ; ;K.:nJt •. \ eend ;\ eender ; ] i. v e^ tmb ' v e s [ m » h o u u i «.uaterb va te rhouu. i
RK room katholiek.
A
aa (Dr Gld NBr) natuurlijke afwatering v d hoge-re zandgrond [loopje < aa < diep) *stroom "Sfac
aachte (Z-Lb) ondergrondse kruipgang met kleineverblijfholten, als vluchtgang onder een kasteelof boerden] "haagt, hagedochte
aag(t) (Gr Frl) laaggelegen weiland [aagt < broek]"men. man. made. beemd. meersch. eewas. oeie. her.ne.ouw. vvar S -age (SOF: aech
aakvlaai (Hld) insteekgeultje of delling voor eenboerenaak (schouw) bij weiland i/h veenweide-gebied [aakvlaai < insteekhaven] *selh'nge. vergatc*°aanlegpiaats
aalstal 1 natuurlijke dam onder water door aan-slibbing ontstaan of onder oude boomstronkengevormd, waar zich aal bij voorkeur ophoudt[aalstal < paaigrondj "toom «3*dam. leg; 2 (Ov Gld) netdat de gehele doorsnede v e beek afzet met eenfuikconstructie om de geslachtsnjpe paling ophaar trek naar zee te vangen (augustus; *dichizet.w ar
aalten jeneverbesstruiken "wake! @G. haiahdrja'wachtelboom'
aaltsloot verzamelplaats v h vocht dat uit koemestsijpelt (aal), vgl gierkelder. beerput (welbewust)"bmge. giersloot. soe @OND; adel 'mest'
aambeeld bovenstuk bij een buienwolk. ook opzichzelf voorkomend (valse cirrus) [aambeeld </.werk j
aamsloot (Frl) wateringaanaarding berm v opgehoogde, beschermende
aarde, plaggen en zoden [balk < reen < tuinwal]^ehamei
aanbaggeren / aanslijken; 2 land a d waterkantvergroten door bagger op te werpen *aardberging
aanbestotlen een dijk of deel daarvan bij bestoe-Hng toewijzen om te onderhouden *verhocfslagen.hevenen. aanseholten. dijkslagen «•'maldijk
aanbouw / het in cultuur brengen v woeste gronddoor boskap, aansnijding of blekken, danweibouwrijp maken v e veenput door demping,aanplemping, aanmaking, aandamming en aan-schieting: 2 alle veranderingen v h natuurlijkterrein door mensenhanden aangebracht
aanbrenger kleine poldermolen met een water-wip-constt"UCtie, weide-molen [aanbrenger < mon-niksmuien] *petmolen öPwindmolen
aandammen I land aanwinnen door het makenv e dam; 2 lage drassige grond, veenputtenopvullen of ophogen; J (veend) brengen \' bonk-aarde op de dalgrond
aandeel landsdeel v/d marke *leui. lot. likwaar.loeslag, schaar, waardeel
aandiepen l lodende, peilende het land bereikenLr.praaien <aanloden[; 2 tot o/d vereiste dieptebrengen; J dieper worden
aandrang toename v golfhoogte, vgl was (vloed-toename) [aandrang < vloed]
aandrift "^aanspoelselaangeland landbezitter a/e zekere waterloop of
weg. mede verantwoordelijk voor het dijkbe-heer en bijdragen te leveren aan waterschapslas-ten
aangelag (Z-Nld) kleine wissellanden als onder-deel v huiskavels; stuk akkerland (1 a 2 hagroot) dat direct a/e huiserf gelegen is ""huisakker.aanstede. aansedel
aangraven (Ov) door het graven v/e sloot bij zijneigendom voegen v/e stuk land, meest in degemene markegrond
aanhechting annexatie v grondgebied *tlscusaanhechtingsdam dam ter verbinding v strekdam
en oeveraanhold (Gr) veilig onderdak, rustige verblijf-
plaats *anthoolaankras aangeslibde grond *aanslag, reget, aanschot
cs'aanslibbingaanlanden aanslibbenaanlandige wind; (Hld) wind van zee; bij krach-
tige westenwind leidend tot opwaahng v/d wa-terspiegel. Tijdens hogedrukperioden overdagvaak ruimend van WNW naar N i/d namiddag ensterker dan de aflandige wind 's-nachts «»micro-klimaat
aanlegplaats plaats, uitsparing of constructievoor het afmeren V/e schip *aanstal, afslag, bolder,heting, steiger, laag. dukdalf. kat. kaai. ka. lastage. tragel,inner, hamennge. aakvlaai, sellinge. ide. gewas, insteekha-ven. veerstal. vlonder, waterstap. welle. werf
aanmaken / bouwrijp maken van af- of uitge-veende grond door plasdemptng *aanplemp*n; 2ontginnen v woeste grond *aanbouw
aanplant door mensen functioneel laten opgroei-en van heesters, struiken en bomen al naargelang de doelstelling, voor wetenschap (arbor-etum, pinetum. hortus, heempark), recreatie (park.warande, laan. sterrebos. doolhof, plantsoen), produktie(gaard, plantage, rabat. veer. rietput. rijshout, eikehakhout.strubbe. akkermaalshout) of wmdbreking (houtwal.boswal. singel, dreef, gordijn, houtakker) *sibbe. rabat.
oke. opbossing
aanploeging vanuit het midden v/e akker begin-nen te ploegen zodat door opwerping een bolleakker ontstaat [aanploegsel < bolakker] *kromakker.\\ endakker, kruinig perceel 'S1 akker
aansale hof v edelen, opperhof *heerenhof. ridderhof-stad, /olenweert. vroonhof
aanschot l aanwas v aangeslibd land 'kardoes,aanval, antwerp; 2 land bezwaard met dijkonder-houd "bestoeling
aanschouw besjin v e dijkvak, daar waar deschouw begint
aansedel / huiskavel *aanstede. aangelag; 2 woonste-de, huis. woning
aanslag 1 aanhoudend geklots v water: 2 aange-slibde grond *aankras. aanslijk; 3 punt waar ietsvastgehecht is (bij grensbepaling)
aanslibbing natuurlijke aangroei v buitendijksegronden, zowel tegen de dijk (aanwas) als i/hwater (opwas). 1 h kweldergebied kunstmatigversneld m bezinkvelden en door het gravenvan meetjes en zwetsloten waarin het slib be-zinkt, te onderscheiden i/e opwas (zandbank, baar.hompel, haak. pook. vlaak, zandplaat. blik. bol. pampus.waard, weerd. middel/and, singel), aanwas in rivieren-gebied (weerd, waard, middel/and), onbegroeideaanwas a/d kust (slik. wad. biert. antwerp), begroei-de aanwas a/d kust (andel. gors. sroede. kaag. koog.kwelder, kardoes, schor, hors), en buitendijks alge-meen (bylant. aankras. egesprong. reget. bilt. nes. oerd.koog. kaas. ham. hem. aanslag, aanslijk) 'sedimentatie,aanlanding
aanslijking aangroei v buitendijkse grondendoor vegetatie (slijkvangers). In Zld isna invoering v Engels slijkgras hetschorareaal spectaculair gegroeid (54%)
aansnijden l aansteken, beginnen turf uit veen testeken; 2 tot bouw land omploegen v weiland
aanspoelsel afzetting v door water in drijvendevorm meegevoerd organisch materiaal, schuimot afval *aandri('t. afzetting, daak. desk. gelïei. merk.moet. migte. strandvond. veek. /eedrilt
aanstal aanJegplaatsaanstede huisakker «s* aangelagaanstoot obstakel in een waterf stroom) *biindpaal.
raag. struik
aanstort l dubbele ri| v overeind staande turven.zoals er zeven of acht tegen de eerste tot eenleger platgestapelde turven gestort of aange-bracht worden om gezamenlijk een slag tevormen; 2 gestort puin ter versteviging v'e dijk•bekleding
aanstuiving ophoping die ontstaat door aanwaai-en v zand, a d kust bevorderd door helmaan-plant en plaatsing v rietschermen. ook wel'droge opwas' *klep "S"windatzetting
aantap het wegkapen v water door een lasierliggende geul waardoor een gebied op een anderstroomgebied kan gaan afwateren (in strikte zindoor terugschrijdende erosie). In vlakke gebie-den vaak rneanderbocht-afsnijding; ook kangeul verstopping leiden tot oeverwal-doorbraakwaardoor de rivier een andere koers kan sraankiezen 'onthoofding "^Oierloopgeul
aanval nieuw aangewassen grond aan zee of bijeen rivier *aansehot. antwerp
aanvliegroute luchtzone als verlengstuk v dlandingsbaan voor luchtverkeer, die soms on-vermijdelijk over dicht-bevolkte woonwijkenleidt m overlast door geluidshinder en kerosine-lozingen (elke retourvlucht v/e vliegtuig in nooddient ivm brandgevaar zonder brandstof telanden; rond Schiphol in 1992 zo'n 100 vliegtui-gen a 120 ton) "naderingszone
aanwas buitendijkse aangroei tegen de oever;gronden met een aflopend bodemprofiel (kleirij-ke bovenlaag) en v/d oever af lichtere bodems*antwerp KFaanslibbing
aanwerp 1 aangeslibt land *antwerp, opwerp, werp-land: 2 opzettelijk aangebrachte grond tegen damof krib *opwerp KTbekleding
aanwijzing / door kompas aangewezen hemel-streek; 2 indicatie a/d oppervlakte op aanwezig-heid v erts
aanzakking bodemverdichting na vergravingdoor hernieuwde korrelstapeling i/d grond; voorzand (bouwterrein) geldt dat 10 a 20% v/h opge-brachte volume, danwei v d kuildiepte, bijaanzakking verdwijnt **> zakking = krimp
aar (VI) water @O: araa "SPwaternaamaard / als veldnaam oorspronkelijk verwijzend
naar open ruimte en als zodanig nog terug tevinden in NBr als veld of woeste grond; inoverig N'ld de ook nu algemene betekenis vanploeg- of bouwland, akker 5 -aard. -(e)erd @G:aert: 2 bovengrond of zwarte aarde *teelaarde. erft.humusaarde; J complex v onderaardse gantien alsschuil- of verblijfplaats v kleinere zoogdieren"burcht, vossehol. eerd. krocht, kroft; 4 loswal, Op-slagplaats of markt
aardberging het toelaten v d aangelande, datuitgediepte baggeraarde op de kant van aangele-gen landerijen geworpen wordt
aardbeving trilling v/d aardbodem door natuurlij-ke of kunstmatige oorzaken verwekt. In Nldkomen twee gebieden met bevingshaarden voor:in ZO-Nld (samenhangend met verzakkingen nakolenwinning en met horst ••'slenk-bewegingen)met maximale sterkten <5, en in NO-Nld (dooraardgaswinning) magnitude <J [trilling < aard-schok] 'schuddinge
aarde l vaste grond, tgv water: 2 aardbol, aard-kloot
aardgas een uit aardolie ontstane hoogwaardige,gasvormige brandstof (voor 80-100% bestaandeuit methaan (CH4), zwavelsporen (H-S) ennauwelijks of geen stikstof (N-,)), vgi mijngas(steenkool) Kfgas
aardgat boerenlandwee *zoekweg
aardgracht (schei)sloot tussen twee bouwlanden"rei
aardhaling terrein waar aarde en zoden werdenweggehaald voor aanleg en ter herstel v e dijk(recht \ aardhalmg) •karreveld, inlaag. delsleuf,kleipul «SM.-.'.iegai
aardinge datgene waarmee het land bebouwd is,Veldvmchten (gewas) *«roenweerde. meiveld^"begroeiing
aardklont kluit vette (kleirijke) aardeaardklomp grote kluit aarde *kommd. sneep, bolusaardkunde geologieaardlaag ader voor delfstofwinningaardlaag/.onering (geol) opeenvolging, beschrij-
ving en bestudering v/d lagen volgens 11) pak-ket-samenstelling (litho-stratigrafie): groep,formatie, afzetting, laag (2) danwei \olgenstijdsindeling (chrono-stratigrafie); etage (tijd),tijdvak, periode en era/hoofdtijdvak
aardmeetkunde geodesieaardpijler door druppelinslag en afspoeling tot
een zuil gemodelleerde erosierest, bekroond meteen beschermend dek(stuk). en meestal in leem-achtig materiaal (grondmorene) tgv druipsteen-kegel (sedimentair) Ischeipzandkegeltje < aardpijler< aardpiramide]
aardpijp verticale ronde bodemschacht *bodemgeo-logische orgelpijp
aardpiramide kegelvormige erosierest v aardma-teriaal met een bredere vorm dan een aardpijler*aardpijler
aardrijkskunde geografieaardstoot schok, schudding of trilling v d aarde
•^aardbex ing
aardstorting het instorten v'e steile aardvvandaardval / het plotseling neerstorten v/e massa
aarde waarbit de oorspronkelijke samenhangvolledig verstoord wordt; 2 grondverzakkingdoordat i d ondergrond materiaal op natuurlijkewijze is verdwenen (oplossing) =sgrondverzakking(antropogeen!
aardverschuiving het plotseling naar benedengh|den v e massa grond bij ondermijning ofdoordrenk mg "puinafglijding
aars achteruit gelegen land(stuk)aartsbisdom (Utr) kerkelijk district v e aartsbis-
schop, gewoonlijk samen met één of meeronderhorige (sutfragaan)hisdommen een kerk-provincie vormend [diocees < aartsbisdom < kerk-provineiej *hoofd2esticht
aartsdiakanaat district binnen een bisdom (Heeeuw) *diocecs
aasdom rechtsgebiedabbenes landtong in water "ham @K: abben 'water'abdissegoed kloostergoedaber samenkomst v wateren 'monding, gent (fpK: ahh-
ir 'water-bij uuter'
abisgronde (lit) afgrond, peilloze diepte *slond,/inkval
abri overhangende rots waaronder i/d prehistoriegewoond werd
abdij zelfstandig klooster v mannen of vrouwen,\ an vooral de oudere monxüksorden; kloosterevt met grondgebied (abdij nullius, dwz vangeen enkel diocees) *eonvenl. gesticht, begijnhof"» klooster
about grenspaal, belending •» slagboomabrasie vernieling v/d kust door de branding
veroorzaakt, of door golfslag a/d oeverstrookV:e meer @L: abradere 'afscheren'
abrasievlak kustvlakte ontstaan door de werkingv/d zee (golfslag en stroming)
absorptie opname zonder teruggave bv stralingi/d atmosfeer, geluid in geluidswal
abuke hinderlaag •wegelageaburch (Frl) binnendijk, tgv seburch (zeedijk)acces droogblijvende terreinstrook i/e militaire
ïnudatie «korr.keringachel (NHld) oppervlaktemaat of landmaat
«3*aehtendeelacht rijksbanachte gereserveerd (rechts)district, terrein waar-
van het gebruik bleef voorbehouden a/d eige-naar (graaf, hertog of koning) en dat derhalvegeen deel uitmaakte v/d gemeenschappelijkegrond "banbos. sonderholt. voorst, vroonte
achter / relatief gelegen achter, als voorvoegselin veld- en plaatsnamen *affer, after; 2 (NHld)opperviaktemaat *aehtendeel
achteraf / afgelegen plaats: 2 strook veengronddie het laatst verveend wordt of aan snee komt
achterdichting •achternigge «kadeachterdiep (Gr) kanaal i/d veenkoloniën, met
dubbel kanaalstelsel en kanaal evenwijdig ahvoordiep. Aan het achterdiep werden de boerde-rijen gebouwd
achterdijk binnendijk, sluiting a/d achter- ofbinnenzijde tov het (buiten)water
achterdijks a/d binnenzijde v/e dijk. veelal ivmdoortranen
achtergerecht (Ov) rechtsgebied v/h platteland,tgv stadsgerecht
achtergracht (vestingsb) naar de zijde der verde-digers gelegen gracht
achterkade / dwarsdijk tussen twee polders'"zijdewind o^kade: 2 kade langs de buitenkant v/edijkput, verhinderende dat deze bij vloed vol-loopt *verxkade, hoofdkade
achterland / verderop gelegen kerngebied; 2 stukland dat achter een ander ligt, achter of naast dedi|k geleeen land
achterloops water: lekken of doortranen vanwaterkerinaen
achtermad tweede grasgewas, na eerste maaiing*etgroen. nagras
achterom straat, steeg oï weg die om een stadloopt *k.ais<:
achterpad minder gebruikt of afgelegen padachterslag «"achterwaterachteruit afuesloten plaats, tuintje achter een huis
•Uvhting, loeve. love. hof
achterveld «"achteachtervvater water achter een waterkering dat
door een schoeprad'vijzel opgewerkt moetworden, ofwel molenwater v e stroom opwaarts*achterslag, molentocht
achtervvenning achterste akkerdeel als keerplaats\"d pioen, ttrv voorwenning (kopstuk) •ï'wenning
adatrecht gewoonterecht aangaande water- engrondrechten
adebe pekeladeelen (Frl) landen waarop een kerkelijk be-
zwaar rustadel (O-Nld) moddermest «aalt @Grk: adel "rivierslijk*ader / klein smal waterstroompje: 2 een onder-
gronds smalle watervoerende zoneadhesie in bodem: hechtwater, kleefadsorptie tijdelijke binding v voedingstoffen aan
klei- en humusdeeltjes (kationen) i/d bodemae natuurlijk \ eenstroompje, oorspronkelijk met
zeer slibarm water en daardoor nauwelijk oe-verafzettingen, na ontginning v d veengebiedenmeest geheel verdwenen. Dialectisch variërend:a, aa, e. ee. die. y *ade. epe @O: ahwa 'water'
aerografie dampkringbeschrijvingafbakening zichtbare afgrenzing *aftonning, marke-
ring, teerm. iorempt. termijn, stekafbeelding projectie v aardbol op kaartvlak waar-
bij \ en ormingsproblemen ontstaan en gekozenmoet worden voor ofwel equivalentie (opper-vlakte-) danwei equidistantie (lengte-) of confor-miteit fhoekgetrouwheid)
afboeien afhakken v d stek bij griend één jaar naaanplant
afbonken de bovenste onbruikbare \ eenlaag bijbonken (brokken,) afsteken en wegnemen
afbouw met ontginning beginnen via een mijn'at'viUen
afbranden door brand (kaal) cultuurland winnen,vgl bakeren *atbernen. afberren
afbreek afbrokkeling v land door water •s'aflaiivingafdalinge uitwareringaf damming natuurlijke (schoorwal) danwei
kunstmatige barrière aan zee, voor getijreductie(Zld) of verzoetwatering (IJsselmeer), Veleoude veenstroompjes werden na de 13e eeuwafgedamd tegen inbraak v d zee (transsrressie)en nadat veel v h veen verloren was gegaan*overkragini?, toeslag
afdeizen schijnbaar terugwijken v/d kust [afdeizing< regressie]
afdekken afgezette lagen op de geologische kaartwegnemen
afdeling complex v tijdens een bepaald tijdvakafgezette lagen: onder'midden.'boven $ -ceen
afdelving landafgraving. ontgrondmgafdrift het afdrijven, zijdelings afwijken v d
richting of koers door wind- of waterstroom"afvoering
affer voorvoegsel bij een veldnaam met betekenisV achter "achter, after
afgaand of vallend tij *ebafgelegen onherbergzaam, eenzaam of afgezon-
derd *dan. afside. afwegigafgespelkt Steil *strak. steigerafgraving kleigat, petgat, tegelslag «ontgronding
(zand. grind)afgrond l diepte v/e steilwand of groevewand; 2
(Ht) peilloze diepte *abisgronde, slond. zwalkafhang hellingafheüng wand v ingeheide damplanken i/e funde-
nngssleufafkaatsen zich spiegelend i/e helder wateropper-
vlak "blakenafkabbelen oeverafbrokkeling door strorrungs-
golfjesafkalven stuksgewijs afstorten en afglijden v/e
oever of putwandafkenning bepaalde afstand van waarop men
vanuit zee uit kan zien *zichtafkleien een stuk grond afgraven tot op de klei
voor winningafkrooien (veend) wegkruien v onbruikbare
bovengrondaflandige of zeewaartse wind (Hld), vaak 's-
nachts draaiend van OZO naar Z en relatiefzv.ak, tgv aanlandige wind *landwind
aflaten de waterspiegel verlagen door spuienafleg afstand hemelsbreed gemetenafleiding afvloei v overtollig water *leideafloop l stroomafwaarts voeren v/e rivier *afrm,
afvloot; 2 helling *kluft. vervalaflopend bodemprofiel; verticaal textuurverloop
met i/d diepte een zandiger samenstelling, bv bijaanwas
afperking 'omheining, afbakening, afraaiing. afrikking.kielspit. vademinge. reetuun
afpioegen buitenwaarts beginnend en buiten-waarts afwerpend een akker omploegen, tgvaanploegen (waarbij i/h midden begonnenwordt) "holakker
afpraaien de diepte v h vaarwater met de slag-gaard peilen/aftasten *aandiepen
afraaien in even grote stukken verdelenafrin »aMoot
afrit helling of glooiing waarlangs men v e dijk,brus of bolwerk naar beneden kan gaan *afrel.kluft, stoep
afroven de root. korst of bovenlaag v iets afne-men, ihb gezegd v h afsteken der zoden bij deeerste bewerking die de grondslag v e nieuwedijk ondergaat
afsabheren stofregenenafsehuimen de bovenste slijkenge aardlaag v d
grond (enkele duimendik) met schuimschopafnemen *afspitten. afspanen
afschuiving aardblokverschuiving door lateralerek
afschuring "^denudatieafschutten afsluiten met sluis, schot of wind-
schermafside afgelegen, heimelijk of verborgen plaats
•dan
afslaan / bi] oeverafslag; 2 uitmalen v polderwa-ter op de boezem [afslaan < spuien]
afslag / grondverlies door de mechanische wer-king v water a d oever en kust. Afslag bi| eenrivier en zeearm wordt veroorzaakt door desterke schuring v d stroom, waardoor kortonder de oever een grote diepte ontstaat. Bijzee. meer en kanaal ontstaat afslag via afbrok-keling door golfslag: 2 laad- of stapelplaats vkoopwaar: J zijweg *wankc
afslCChten egaliseren *aftroevelen. aftrappenafsluitdijk een dwars door een zeearm aangeleg-
de dijk voor dijkverkorting (goedkopere be-scherming v h achterland), maar met ingrijpen-de gevolgen als getijdeyerlies en verzoeting'ver-zoutinc v/h atgesloten water
afsluitsel sluitboom wslagboomafsmeken van sneeuw of ijs: ablatieafsnee (rivier)bochtafsnijding *hank. hoefijzermeerafsnijden I rechttrekken v rivierbocht *kanaliseren
<Wrivierinsrepcn; 2 afsnoerenafsnoering afsnijding v e groter geheel
BS*strand\ lakte, beekduin
afspitten een ondergrond na kielspitten v e bo-vengrond ontdoen 'afspanen. at'schuimen
afspoelen langs het aardoppervlak afvoeren vwater, aldanmet met sediment
afstand vroeger in tijdmeting als een daggaans(40 km), dagvarens (25 km), uurgaans (1500roeden ofwel 5650 m) *afkenning. afleg, tret
afstandsmaat vroeger gangbare maateenheid bijafstandsrekening, nu ter herleiding opgenomenin de'Stannglljst *gaans, mijl. korf. hoeve, vadem.bras. gewende, pas. graad, mielge. raaprnede. steenworp.
tielsevoet. kabellengte, vaam. mede. lijn. venneweegs.
vooiiins
afsteeksel / het afgestoken deel bij veenaarde diemet de spade v d ondergrond afgegraven is: 2terreinplan voor bouw dm\' afsteekmarkering
aftakking splitsing v e stroom *raaiaf teilen weiland met zeis ontdoen v/d gedroogde
srashalmen die het vee heeft laten staan *blotenaftichelen uitkleien van land, op te diep afgeti-
cheld en moerassig geworden land (orüand)werd vaak bos aangelegd *afvletten. afbrikken
aftrek plaats waar een sloot of wetering in eenrivier komt *bijstroom. gamb. gent. geurt, monding,ontlasting
aftreklaag laag rijshout, riet of stro waarbij debout- of stoppeleinden telkens door de blees- oftopemden v/e volgende laag worden afgedekt
aftuining omheining, schuttingafvaart het vrije gebruik v/e grondstukafval (organisch): porrie, pros, ruigte, ort, rap,
rijveling, compostafvertigen afrotten. wegrotten *afvortenafvletten klei afgraven, aftichelenafvloot afstroming, wegvloeiïng v water *afrin,
afloop, afstroom. afvloei
afvoer stroomvolume in m3/s, de capaciteit v/ekanaal volgt uit de diepte en bovenbreedte, datv e mier uit het winterbedprofiel *debiet
afvoering afdrijving door stroming, uit koersraken •afdrift
afvorten afrotten, wegrotten *afvertigenafwaaiïng tijdelijke waterstandsverlaging door
wind. tgv opwaaiïngafwachten dijk, wegberm of akker laten afwach-
ten door ze onder een hoeder te laten afweidenafwateren / later afvloeien v overtollig water; 2
afweteren. vee drenkenafwatering gegraven of vergraven afvoergoot of
w a t e r l o z i n i Z ~diep, graaf, gracht, greppel, maar. riool.
slak. sleup. slisse. sloot, vliet, voots, suaue
afwateringspatroon geulnetwerk dat zorgt voorde oppervlakte-afstroming v/e gebied. Op hetDrents Plateau werd het oude, tectonisch ge-\ ormde afwateringspatroon naar het NW dooreen pakket eroderend landi]s vanuit het NOverstoord, waardoor een hoekig netwerk ont-stond
afweg afrit *zijpad, sticht, wankeafwegig afgelegenafwijking / deviatie, koersverlies, drift; 2 (kom-
pas) dedmatiehoek (in Nld circa 19"W) *noordoos-ting; 3 aberratie
afwoning domicilie buiten en zeker rechtsgebiedaf/.anding / afgraving, verlaging en vereffening v
zand om de bodem tot bouwland geschikt temaken; 2 zandwinning
afzetting (lithostr) laagpakketafzijgen hellen, schuin aflopen
afzinken onder water ut in de bodem neerlatenafzoden afplaggen, afzwaardenage kaf. stroagens werkend middel bi] processen. bi| erosie
water, wind ot IJS "mediumaget zwarte barnsteen *git •«"barnsteenagger 1 watergeleidende aarden wal of kribbe
*kltfischoor; 2 vrij sterke, kortstondige rijzing v hzeewater tijdens eb (nabij Hoek v Holland zo'n10 cm) vooral bi] spnngtij *dubhellaagwater, naspui.hult in getijlijn
agglomeratie grootstedelijke eenheid [kluft <agglomeratie]
aggradatie trapsgewijze verandering, danweigeleidelijke overgang ve bodemtype in één vbetere kwaliteit
aggregaat bodemmatnxagone lijn getrokken over plaatsen waar de decli-
natie v d kompasnaald nul is *declinatie «"afwijkingagrariër aardwinner, boer, landbouweragricultuur landbouwagronomie landbouwkundeaken (Z-Nld) toponiem voor hofplaats, meestal in
combinatie m/e persoons- of heüigennaam @£:acum 'toebehorend aan'
aker akkerakeren varkenshoederij in loofbos (eike- en
beukebos). speuren naar mast "bisen. asen. scharrelakker / afgeperkt stuk bouwland, meestal met
één gewas beplant, naar vorm te onderscheiden(bolakker. wertdakker. kopakker. raatakker, langrepelak-keri. danwei naar ligging en gebruik (haaygemet.krocht, kroft, bree. valg. honk; g-o".- acre "aker; 2 op-pervlaktemaat v bouwland *want
akkercomplex het bijeengelegen bouwland *esch.es. enk. eng. veld. ies. ees. valge
akkerdorp (NBr) nederzettingstype met uitbouwvanuit een plaatse, hof en aangelag, en verdermet kenmerkende elementen als akkers, bcemden heide, vgl hoeve- en kransakkerdorp, tiend-akkerdorp
akkermaalshout (Gld) eikenstruiken o d grensv d es en andere akkers me omloop v 7 jaar.voor taihout en run (looierijen) *akkergrenshout
akkerstrook *mee(. breede. brei. park. perk. slag. telg.zelg
alfsgedwaas spook- of geestverschijning, land datvervloekt is •S'bijaeloot'
alle (Frl) smalle landstrook "reepallee brede laan tussen twee of meer ri)en bomenallochtoon \reemd. met-inheems of van elders
komende, tgv autochtoonallodium staatkundig vrij erfgoed, tgv feudom
*zonneleenalluviaal door aanslibbing. -slijking of -spoelins?
ontstaan
alluvierecht recht der oeverbewoners op aange-slibd land
almanak kalenderboekje met tijdrekenkundige,astronomische en weersvoorspellende opgaven
almende gemene grond v/e marke *malenveldenalmisseland aalmoezerdand «-armekindertandalore gang, corridoraltaar offertafel als religieus monument 5 -outeraluinaarde leemaarde van (K,A1)(SO2)2, bij
leerlooierij gebruiktambacht (ZHld'Zld) gebied v regeermacht en
latere rechtspraak, schoutambacht, later vrijeheerlijkheid. In WFrl nog een district voordijkwezen met eigen bestuur *(anbocht. ambet.ammet. ampt). ban. gerecht @OF: ombrechte
ambachtsheerlijkheid rechtsgebied v/e lagereambachtsheer, met de hogere rechtsspraak waseen baljuw belast
amhachtsvierschaar (Zld) rechtsgebied v/e localeschepenbank
ambt (Ov) schoutambacht, heerlijkheid *amptame(r) oernaam v/e natuurlijke waterloop *eem
@G: ama
ameliorecht recht op grondverbetering doorpachters
amer / houtskool *krik. krieken; 2 loskade *hamerm-ge: 3 nat land op een beekoever *ower
amersade oppen'laktemaat •s'emersadeamfidroompunt knoop- of draaipunt in getijdelij-
nen, punt zonder eb en vloedammanie (VI NBr) rechtsgebied v/e amp(t)manamne n\ier, stroomampt (Gld) rechtsgebied onder toezicht v/e drost,
op het platteland [ampt < kwartier] *ambtampulle schuim op urine EFschuiman achtervoegsel bij plaats- en veldnamen voor
hoger gelegen, opwaartsanaëroob zonder vrije zuurstof plaatsvindend
proces of levenswijze (bacteriën), tgv aëroobandel kweldergras, als naam later ook voor de
aanwas zelf gebruiktanger dorpsveld. brinkweideank kolk, plas *hankankerplaats geschikte en vaak beschutte locatie
voor tijdelijk voor anker gaan v e schip voor dekust *ree. rede. hee. hede. stade
anthoof't / (Zws-VlNBr) turfverladingsplaats*lem; 2 opgehoogde voorzijde v/e stuk landgelegen tegen dijk, weg of water *waterstoep.waterkering
anthool (Twente) rustige verblijfplaats, veiligonderdak *aanhold
antropogeen door de mens aangebrachte veran-dering v/d natuurlijke gesteldheid
antwerp aangeworpen land *aanwas. aanschot, aanval
aquaduct (NBr) watergang voor turfvaart aange-legt. recht kanaaltracé waarbij beekdalen wer-den overbrugd, tgv heul "/ie!
apa achtervoegsel voor een klein riviertje 5 -ep. -epe [-apa < aej @/\ ^"watc-rnaam
apergoed 1 onbeheerd (land)goed. zonder eige-naar *kavaljB', 2 open en vaak onvruchtbaar land*veluwe. geest
appelstede boomgaard met appelbomenapproche (vestingb) nadenngsloopgraafarchier borstwering *erk.erargerland duivelslandarke sluisje, eigenlijk de val- of schuifdeurarkel kring, ring, cirkelarm armvormig uitsteeksel hetzij van land in zee
(landtong. nes), danwei zee in of tussen land ibraas)aquicultuur kunstmatige visteeltarboretum botanische tuin waarin op systemati-
sche wijze (loof)bomen zijn verzameld voorwetenschap of als verzamelobjeet «"aanplant
areaal natuurlijk verspreidingsgebiedarmekinderland land v/e diaconie, uit welke
renten liefdegiften aan behoeftigen werd gege-ven, tgv wedeme *almisseland. godhelp, wezenland
arnen oogstenarrondissement rechtsgebiedartefact voorwerp of grondspoor door mensen-
hand aangebrachtasar sedimentrug opgebouwd door smeltwater v
landijs (glaciaal relict) *«kerasen zich voeden, vreten zoeken v dieren «scharrel,
hisen. alcerenaskerd (Gld) grijze bodem door sterk ontwikkeld
podzolprofiel *loodzandbodem, sehierzandbodemasstaal asvaalt bi| selnenng ontstaan *zelkast (NBr) bebouwde grondasymmetrisch droogdal een dal in doorlatend
sedimentgesteente me steile en een flauwedalwand. die in ons land gevormd is ofwelonder omstandigheden waarbij de bodem per-manent bevroren en dus ondoorlatend was.ofwel versterkt door rivierondergraving enongelijke opvulling met vvmdafzettingen
atlas kaartenboek, vaak op topografische basismet aanvullende thematische informatie @OO:algathal 'belangrijkst, hoofd'
atmade etweide *f<miandatmosfeer dampkringaustraal zuidelijk, zuiderautochtoon bodemkundig of landschappelijk
gevormd waar het wordt aangetroffen, tgvallochtoon = inheems (ecologie)
autosnelweg brede hoofdweg veelal met geschei-den ri|banen, voor zwaar en snel langafstands-verkeer, aanseleed na 1936
aveling strook land langs een dijk die voor destevigheid v d dijk onaangeroerd moet blijven"havelinge. voetelink
avondrood bijzondere, rode kleur v/d westelijkehemel bij zonsondergang (ook bij zonsopkomstals morgenrood zichtbaar) door verstrooiing vzonlichtstralen i/d atmosfeer. Opvallend avond-rood wordt veelal in verband gebracht m/e grotekans op regen; het is waarschijnlijk dat ook i/dlucht aanwezige waterdamp meewerkt om hetrood nog meer geprononceerd te doen zijn
aweg afgelegen of onbegaanbare weg, ofwegawint windstilte
B
baai halfronde inham v d kustlijn [wik < baai <s o l t ] * z e e b o e z e m . y. i ikp iaa t s . luw hl
baak / meetlat bij landmeten; 2 schuine planklangs spoorbaan die waarschuwt dat de treindicht bij een sein komt; 3 markeringsobject*baken. joon. breel
baalge / slagboom, pallisade; 2 verschansing,buitenwerk ve vesting, vooral v palissaden; 3plaats v rechtsspraak *balie
baam 1 banscheiding; 2 met heerlijk recht belastmet onderhoud ten laste v d banne
baan / aangelegde weg, ijsbaan, landingsbaan: 2deel v e droogveld bij steenbakkers tussen tweetassen ongebakken stenen
baandorp niet-agrarisch nederzettingstype, meteen door wegverbreding ontstaan plein (pleister-plaats langs een handelsroute)
baand (Lb) beemd *bimd. bintbaanvak gedeelte v e spoorweg (blok), dijk
(raai), kanaal (pand) of weg (kanton)baar 1 zandbank voor een riviermonding waar-
over de schepen slechts bij laagwater kunnenkomen; 2 plaatselijke verheffing vd zeewater-spiegel, meestal door de wind veroorzaakt; Jbare. afsluiting of slagboom; 4 kaal. vlak ofonontgonnen land (bear)
baardlaag laag vooruitstekende en zich verbre-dende vlottende laag njshout waarmee bij krib-ben telkens riviervaarts wordt gewerkt
baardzee landomspoelend water *wendehwerehaarhuis huisje waarin een dood- of lijkbaar
geborgen werdbaat (N-Nld) vruchtbaar zijn v land *hate. betuwe.
gelpbad plaats met geneeskrachtig water of warmwa-
terbronnen 'therme. eadier. keerbaender grondgebruikerbagéren (Lb) verhuizing v e huurboer (halfer)
nadat hij 3, 6 of 9 jaar op een hof heeft ge-woond ([5 maart)
baggel turf uit laagveenbaggelaar (Fr!) zware platte turf uit opgebaggerd
specie (badder), iets dunner dan sponturf*derink. dieper, zwarte turf
bagger modder die van onder water wordt opge-haald *slijk. gyttja. slap veenslik. goor. mergel, steiger-aarde, kluun, klijn
baggeren .' uitdiepen v sloot of vaargeul *opslatten.opschieten, dotteren, vlossen, dorsen; 2 laagveen del-ven "beugelen, kooien, prullen, klienen. leiken
hagijnhof *begijnhofbak l opwelving, rug, hoogte @O: baka; 2 water-
oever (bakke?) "wangbake (O-Nld) ijzeren kruis op lange paal *hagel-
kruisbaken onëntatiepunt of landmerk *kaapstander. kaap.
kape. joon, vuurtoren, kopbaken. lantaarnvuur. bleesbaak,sein. positielicht. navigatielicht
bakermat geboortegrond, vaderlandbakkes (Lb) bakhuis jebaksels bouwmateriaal *brik. mop. tichel, kareel,
plavuis. estrik
balg (Waddeneilanden) wadgeul of sloot, maar ophet wad een zwelling *piaat
balie / (vestingb) buitenste verdedigingsring ofgordel tussen twee muren, ook om een burchtof stad (afgesloten ruimte); 2 slagboom *beile; 3plaats v rechtsspraak *baalge
baljuwschap rechtsgebied v/e baljuw, rechtsamb-tenaar V/e streek *ambachtsheerlijkheid
balk / bermpje v opgehoogde aarde tussen tweeakkers ter afscheiding [balk < reen] "aanaarding; 2(Gr) eenvoudige brug of vonder
ballast zand. grond of steenslag waarin de dwars-liggers (bielzen) onder de spoorstaven wordengebed, om de krachten op de sporen uitgeoe-fend op te vangen en om een zijdelingse bewe-ging van de sporen tegen te gaan. tevens voordrainage v/h baanvak
balstien (Frl) veldkei *flint. koot. zwerfkeibampt beemdban / (WFrl) dorp; 2 rechtsgebied waarover zich
de ban ve lagere rechtsambtenaar uitstrekte,soms zelfs over het grondgebied v/e andereheerlijkheid *gerecht, ambacht
banbos bos met jachtrecht, alleen voor vorst ofandere geprivileerde, gereserveerd jachtbos*aehte. banvorst, forest, sonderholt. vroonhof, voorst
banderie rechtsgebied, gebied v/e baanderheer(bezitter v/e geheel v/d landheer onafhankelijkeheerlijkheid, die zelf leen- en dienstmannenheeft en deze onder zijn eigen banier ten strijdevoert)
bandje dunne aard- of gesteentelaag *lamelbandijk rivierdijk met schouw, geschikt om de
hoogste waterstand v/e open rivier te kerenbandstad (Zaandam) zeer langgerekt stadstype,
ontstaan uit lintbebouwing [lintdorp < bandstad)banent beemdbangebied rechtsgebied •jurisdictiebangert (WFrl) boomgaardbank / algemene naam voor ophoping v zand,
slib, kiezel of gladde stenen i/e zee(gat). onderhet gemiddeld laagwaterrüveau (GLW) [ribbel <bank < plaat) *drempel. grond: 2 harde ïnspoelings-laag temidden van zachtere bodemJasen (laklaasr
in klei. ploegzool bij akker, ijzeroer in podzol)•felstlaech; 3 veenakker door evenwijdige lijnenafeedeeld om de grootte v d turt bepalen
banket / steunberm. vlakke ingraving v/d oevervoor aanleggen v baard- en bleeswerk, onder-breking v/d diepe berm: 2 muurtje dat terweerszijden v/d spoorweg het ballast opsluit
banliewe «* banlokebanloke gebied met daarbinnen bepaalde be-
voegdheden tav rechtspraak, schouw *banliewe,banmijl. weringe
banmijl «* banlokebanpaal stenen paal ter markering v/e ban- of
vangrecht (rechtsgebied) "mijlpaal «*" grenspaalbant streek, gouwgrens, smalle landstrookbanvorst een heerlijk, a/h algemeen gebruik
onttrokken bos Toreest. warandebarchaan meer ot minder migrerend sikkelachtig
duintype waarvan de uiteinden met de wind meewijzen, in Nld slechts op zeer grote strandvlak-ten (met-stuivende onbegroeide ondergrond) aante treffen «sikkelduin
bar de zware, harde turfbareel slag- of spoorboom, tolhekbarg bergbarm 1 berm; 2 trekpad langs een vaart: 3 walle-
tje tussen twee velden, weiden of langs dedijkvoet
barmte *berm. hoogte, hoop. tasbarneveld winplaats v zoden en plaggen voor
brandstofgebruikbarnsteen fossiel hars, drijvend in zoutwater en
zinkend in zoetwater, meest vergezeld metlagen bruinkool, in Nld aan te treffen in kei-leempakketten. smeltwater-afzettingen of doortektoniek (zouthorsten) blootgelegd, als landijs-relict uit Skandinavië *succiniet. schepsteen. aget.ambcrst^L'n. emmer. irit. bcrningsteen
baronie vrije heerlijkheid v/e baronbarrier slagboom *gaar. hamei. veken, bareelbart (Frl) waterstoepje, opstap a/d waterkant,
later ook benaming v/e brugbartege houten, met kantelen voorziene sterkte
tot beveiliging v e plaatsbasiliek (RK) kerk i/e bepaalde historische bouw-
stijl, in engere zin een langwerpige of vierkantekerk m/e hogere middenbeuk @L basilica "konink-lijk gebouw' "*• kerkgebouw
basisveen veen dat langs de kust gevormd is o/dPleistocene ondergrond bij het stijgen v/hgrondwatermveau (transgressie na de ijstijd) endat later overdekt is met zee-afzettingen
bastaardbraak braak waarbij in mei of later metde grondbewerking wordt begonnen
bastide stadstype met regelmatige rechthoekigeplattegrond
hastie sterkte, verschansing, bastionbastion (vestingb) uitspringend deel v/e aarden
vestingswal in gedaante v/e onregelmatige vijf-hoek, ook als bolwerk zelf beschouwd [oreillon <bastion] *dwinger
bat l losse brug v planken over een sloot, ookvaste brug zonder leuning "vlonder; 2 kaai of dijkv/e spoorweg
batelgeringe vestmgwerkbatte (Lb) rivierkribbatterij (vestingb) plaats waar geschut staat
opgesteldbebouwde kom administratieve grens v/e neder-
zettingbebossing aanleg v/e bos in gebied waar lange
tijd geen bos heeft gestaan, indien minder dan50 jaar is sprake van herbebossing
bed 1 grondslag of onderlaag v/e weg; 2 plaatswaar pluimwild i/h zand heeft liggen gullen*leger; J geul waardoor het water stroomt *kil,rooy; 4 grondspoor door een schip i/d moddergetrokken *zaat. zeiling
bedde / stuk tuinland; 2 ophoging v/e rivieroe-ver, waterkering, dam
beddenbouw (VI) opspitten v/d grond tot beddenen uiteindelijk na lange tijd resulterende in bolleakkers *bolakker. kussentjesakker, kruinig perceel, rabat
bedehuis tempel, kerk. moskee, synagoge, oratorie. sale
bedekkingsgraad / gedeelte v/d hemel dat ge-middeld of op een bepaald moment met wolkenbedekt is, aangegeven in 1/8 of 1/10 delen v/dhemel; 2 (vegetatiekunde) percentage v/e proef-vlak dat door een bepaalde plant wordt bedektindien men loodrecht van boven o/d grond kijkt
bedelf / verschansing, borstwering;2 de door het opwerpen v aarde ontstane kuil
bedevaartsoord *genadeplaatshedijking *bolder. beversing. beteugeling, beringing
bedoening boerderijtjebedoven onder water staand, bedolvenbedretsen met modder bespattenbedrichten bebouwen v landbedriegert je speels waterwerk in oude parken
waardoor bezoekers onverhoeds kunnen wordennatgespoten
bedrift district, gebiedbedruust onstuimigheid, geweld v geweldige
natuurverschijnselen als een orkaan, onweer ofhagelbui
beek kleine, op natuurlijke wijze (dus door eigenverval) stromend water v/d hogere zandgronddat tenminste een groot deel v/h jaar watervoert, maar steeds doorwaadbaar is, vgl vliet(veengebied) [griffel < beek < rivier] *loop, run. ren.ley, lei. wetering, duinrel. rijt. het. houtwalbeek. rietebeek@C: baki
beekdal het gebied waar een beek haar invloedheeft doen laten gelden, hetzij i h verleden(sediment, dalvorm), hetzij in huidige toestand(dmv beïnvloeding \ d waterstand) [beekdal <riviervtakte
beekduin (Dr) 1 h beekdal v d Reest voorkomen-de dekzandrug. benedenstrooms horst genoemden midden- en bovenstrooms zelts berg, Tal vanlaaggelegen dalgedeelten zijn door beekdumenv h eigenlijke beekdal afgesnoerd *rivierduin
beelk blokland *buikbeelwitten toverheksen ««"bijgeloofbeëlzebul helse geest ««"bijgeloofbeemd, beemt (NBr) langs stroompje gelegen
grasland dat 's-winters onder water loopt en 's-zomers als wei- of hooiland in gebruik (water-rijk weiland) *(baand. banent. hint. bimd. bampt, bent),made. aagt. benne. groengrond @banmade 'gemeenschap-
pelijk gebruikt hooiland'
beëmen welbewust onder water zetten v langsbeken uelegen landbouwgrond *bevloeien. inuderen
beer / gemetselde waterkering, muur met scherperug dwars door een gracht om het water daarmop te stuwen *drommer; 2 ijsbreker op wal,bestaande uit een zware balk om bij ijsgangwoningen te beschermen *ijshok
beerput put met mestdrek "mesgroeve. messene.sehijtput @G: birnu 'beerachtige modderpoel'
beers 1 stoppelveld, stekelige plaats; 2 omheindewoonplaats dmv ineengevlochten haag *kraal.schut
beerweg weg voor mestvervoer *strontpad, ben-ie-gang. bruutweg
beet water waarin looiers vellen bereidenbeetse (Westerwolde) laaggelegen groenland i/h
beekdal *bitsebegaanbaar toegankelijk terreinbegaden land bebouwenbegijn klein ommuurd miniatuurstadje met straat-
jes, pleinen, eigen kerk met pastoor of rector enaparte huisjes voor de begijnen (ongehuwdevrouwen en weduwen onder eed v kuisheid engehoorzaamheid a e overste, 12- 13e eeuw)
begijnhof kloostergesticht *bagijnhofbegraafplaats collectieve plaats voor doden
*kerkhot. godakker, knekelhot'. pierenland. hunebed
begraving slootwerkbegrip / omheining: 2 vesting, sterkte of kasteel
(voor bewoning ingericht)begroeiing opgroeisel *aardinge. gerse. groenweerde.
gewas, vlies, vloes
beheersgebied terrein beheert door boeren waar-bi| voor agrarisch grondgebruik me extra na-tuurvnendeli|k karakter een vergoeding door deoverheid betaald wordt (cultuurlandschapsbe-heer)
behessen opjagen v wild. afjagen v land
beide vertoefplaats, pleisterplaatsbeis wijk(straat) [beis < buurt] *catrepel. gettobekken wijde ondiepe ronde kom, laagtebekkespring (Twente) beekbron *soezebekleding bepantsering v wal, dijk of verdedings-
muur of met borstweringen versterken, tgvontmantel ing *bekramnüng. besiagwerk. bleeslaag.pakwerk. kraagstuk, aanwerp. aanstort. bemaating. bezet-ting, staketwerk. ruwaard. rietspreiïns
beklemrecht (Gr) recht v gebruik v a/e andertoebehorende landerijen waarop het huis v/dgebruiker is gebouwd onder jaarlijkse betaal-plicht
bekrag voorlopige afsluitsel v/e gat bij dijkdoor-braak *afdamrr.ing. heringing
bekrammen de glooiing v/e dijk door enig mid-del tegen afslag beveiligen *bematten
belaat sluisje, waterlozing «verlaatbelegslag, bleeslaag met steenpuin belaste horde
die men schuin tegen de talud v/e dijk laatZinken KFbekieding
helende grens, paalbelfort / wachttoren "uitkijk: 2 klokketoren; 3
bolwerk of kasteel met toren *bergvredebelie (NBr) afgesloten ruimte *tuin, kraalbelikken een dijk gelijkmaken door het aanbren-
gen v zodenbelle (VI) slagboom *balie. bareelbelook 1 afgeperkt grondgebied; 2 omheining,
park; 3 huiserf *beluikbeloop 1 hellend vlak dat een mgraving of een
ophoping begrenst "talud; 2 helling v/e dijk•"dossering
belte 1 kleine hoogte v/h hoogveen *veenbult, kop.kat; 2 graszode of heideplagge als brandstofgebruikt *tors, vgl schokke. domp; 3 mestvaalt *tas.hoop
beltmolen tndustriemolen zonder balie m/e vrijhoog onderstuk dat bezonken is in een kunstma-tig heuveltje *bergmolen «"windmolen
beluik 1 blinde steeg, hofje (besloten ruimte)•lochting; 2 hok. verblijfplaats
belvédère / mooi uitzicht, ook benaming voortorentjes, koepeltjes en villa's vanwaar men eenmooi uitzicht heeft 2 kijktoren *kaap
bemalen polder of boezem ontlasten v overtolligwater dmv molen of gemaal «uitslaan
bemesting toevoeging v voedingsstoffen a/dbodem om de vruchtbaarheid ervan in stand tehouden of te verhogen *daliegat-vorming, flabvisserij,motten, teddmg. kleiwoeling
benedenrivier deel v e rivier waar eb en vloedmerkbaar zijn "tijrivier
benedenwinds ad kant gelegen tov daar waar dewind vandaan komt *lijzijde
10
benedenzon zonbeeld onder het horizontale vlakdoor spiegelwerking v ijskristallen in de damp-kring
benne *beemdbeporten (waterb) zand met stropoten vastleggenbeputten land begrenzen met putten en palenberceau met een loofgewelf overdekt wandelpad
""prieel, glee. wiege
berg / geïsoleerde hoogte, in Nld als hoogte >20m bedraagt; 2 (Hld) achtervoegsel bij eenplaats- of veldnaam voor opduiking v/e vasteondergrond 5 -berg *loo, donk •*"opduiking; 3 burg
berghoezem wateropslagplaats dat door kaden isomgeven, vaak buiten de polder, vóór een(zee)spui
bergvrede toren, vooral als verdedigingswerk*belfort
beridinge (Zld) formalistische melding v nieuwepolders voor schotbepaling *landmeting
berijt grondgebiedberinging / het omgeven me (ring)dijk •beteuge-
ling; 2 dijk ter afsluiting v/e doorbraak; j klein-schalige omdljking [heringing < polder] *vorsche
berkensingel berkenzoom rondom naaldhoutboster vermindering v brandgevaar (grondvuur-bestrijding) en insektenwenng. gewoonlijk 5-10m breed
berm 1 dikke laag modder in gracht of sloot: 2strook grond aansluitend en soms ter ondersteu-ning v/e dijk, spoorweg of weglichaam. Hetlandelijk oppervlak beslaat ca 40.000 ha, waaron-der wegbermen (plaagstrook. wegkant, boord), spoor-berm ('banket, brand strook), dljkbermen (borstwering,talud, aveling. voetelink), aa rdbermen (balk. rabat. reen.
Uiinwal) en Waterbermen (rijp. reep. boord. zoom.
s 'har. banket, rijsberm)
berningsteen soort barnsteen *gele amber «a-barnsteenberoeren water door beweging troebel makenberriegang pad voor mestvervoer *bruutweg. mest-
bert (Gr) toponiem voor buurt @G: beritha 'huizen-groep'
bescharen zoveel vee ï e weide brengen als zekan voeden
bescheit / grens, afscheiding; 2 aandeel, toege-wezen gronddeel
beschermisse gebied v/e stad *stadsvnjheid. bivancbeschieting (bosb) regelmatige bedekking v/d
grond m/e dunne laag zand, als beschermingtegen zaaiïngen
beschoeiïng betrekkelijk dunne wand tegen af-stortende grond mn a d waterkant (grondwering)*bestadboming
beschot / afscheiding; 2 opbrengst v veldvruch-ten. mn graan en aardappelen "beslag
beschutplaats opper *luwte. lieu. gelei
beslag / dichte vloering v net en rijshout vastge-legd met stenen als oeverbekleding; 2 opbrengstv gewassen *beschot
beslot omheining, speciaal als afsluiting v/eklooster •ommuring
besneden veen; met wijken doorgraven veenlandbesprek (Wienngen) wisselland dat, in gemeen-
schappelijk bezit, elk jaar een andere eigenaarkreeg toegewezen *tuk, tjuch
besproeiing fijne beregening als wijze van irriga-tie, bevloeüng of nachtvorstwering
bestadbomen schoeien v/d waterkantbestand de bezetting v/e perceel of bedrijf met
planten, soms met vee ""bezetting, gewas, opstandbestek l (veend) afmeting v/d te graven turf, een
dijk turf; 2 (zeev) dagelijkse geografische posi-tiebepaling v/e schip op zee
bestikken het bepoten v/e zandplaat met stikhout(twijgen met stro)
bestrating wegverharding *kotenbestrating. casseien.kinderköpkes
beterdinge afmeting v/e afstand door afpassing(schreden tellen) ""opmeting
beteugeling (waterb) dichting v geulen en krekenbij bedijkingen "heringing
beting sterk houten of ijzeren gestel ter vastleg-ging v/e tros of kabel
hetuinen / omheinen; 2 een rijswerk bezetten metvlechttuinen of doorgevlochten palen als oever-verdediging
betuwe vruchtbare landstreek, tgv veluwe @OND:baat + ouwe
betwist gebied gebied met vroeger onduidelijkeeigendomsbegrenzing en aanleiding gevende tottwisten *kibbelslag. kijfakker. krakeelveld, strijland
beugel (Frl) palenrij a/d zeedijk 'S8kustverdedigingbeugelen ophalen v bagger en slijk uit sloot of
laagveengat *ieikenbeuggrond ondiepe plaats i/d Noordzee waar
gevist (geheugd) wordtbeulskamp plaats v/e gerechtelijke vonnisvoltrek-
kmg S3"gerechtsplaats
beun (NHld) watersteiger «"aanlegpiaatsbeurk (Z-Lb) vuur, op halfvasten door de jeugd
ontstoken «S"t'akkelzondagbeversen bezouten land dmv een dijk v zeewater
afsluiten ""bedijkenbevestigen een nederzetting versterken, in staat v
verdediging brengenhevloeien kunstmatig verstrekken v water a/d
bodem voor landbouw (bevochtiging, bemes-ting, grondvorst-verdrijving, ontzilting) "irrigatie.beéming. onderloping. overstroming
bevredigen (Gr/Frl) het afsluiten v/e erfbewaring provinciaal kadasterkantoorbeweiden grasland door vee laten begrazen
1 1
bewolking samenvattende term voor zowel dehoeveelheid als de aard der wolken die op elktijdstip de hemel bedekken. Ze vertoont eenduidelijke jaarlijkse en dagelijkse gang: Nldbezit een maximum (16% in dec) i/d winter eneen minimum i'h voor- en najaar (60% in mei ensept), terwijl dagelijks een maximum overdagen een minimum i/d voor nacht wordt aange-troffen (het sterkst bij lagere wolksoorten)
bezanden met zand bedekken, een veel toegepas-te werkwijze bij ontginning v veen of veenachti-ge gronden ter vergroting v/d draagkracht,vermindering v verdamping (uitdroging) enbescherming tegen grondvorst
bezetten een dijk met zoden versterken ««"bekledingbezinkveld (Gr) een met dammen v rijshout en
palen afgesloten vak (400x400m), door de Staatna 1935 aangelegd om aan- of opslibbing a/hwad te bevorderen
bezoedeling (VI) vervuiling, verontreiniging vwater en lucht
bezoen klomp klei (handvorm) voor metselsteenbezouten met zeewater overstroomdbicht omheind, afgeperkt terrein *vreding @G-
bihe^an
biddag v/h gewas (Dr) tweede woensdag inmaart
bidprocessie (RK) ommegang door de velden omGods zegen te smeken voor de komende oogst(ma/di/wo voor Hemelvaart)
biel (Gld) jachtplaats *belebienstede bijenstalbiert (ZHld) slikbies koude, noordenwindbiest (Kempen) dorpsplein rondom een gemeen-
schappelijke drinkwaterput voor de dieren,waarin biezen groeien *dobbe: teithing
biestdorp (Lb) «brinkdorpbiggelzand kiezelzand, grof zand, griesbij-de-wind-linie (zeew) lijn die een hoek v zes
kompasstreken (67.30') met de richting v/d windmaakt
bijenkorfgraf bijenkorfvormig gevlochten con-structie uit de late Steentijd waarover soms eengrafheuvel werd geworpen «s*grafplaats = koepelgraf
bijenstal plaats waar een imker een aantal bijen-korven (kasten) heeft staan als onderdeel v/ebijencultuur (aptcultuur), meestal beschut dooreen afdak en omgeven door voor bijen aantrek-kelijke beplanting (drachtplanten) *iemenschuur.bijenschans, bienstede
bijgang (Zld) omsloten dorpsmidden, enkel inKloetinge
bijgeloof hardnekkige, misschien soms bewustinstandgehouden. volkswaan voor onverklaarba-re verschijnselen (alfsgedwaas. heëlzehul. beelwitten.
boekei, bommel, bose. budde. fayerie. hagetisse. kaard-
wolf, magesijn. meier, moene, nane. nicker. ongehiere.
sehemel. taartuwe. talmasse, viant. valant), en waarbi j
zekere stukken land onder kwade invloed zou-den Staan «duivelsland
bijker bijenhouder *imker. bijmanbijsterveld besterfland (hongerland), woestenij,
wildernisbijstroom kleinere stroom die i/e hoofdrivier
Uitmondt «"aftrekbijt i/h ijs gehakte opening *lom. bik, cunet, glop.
slop. loeme. woene
bik bijt i/h ijsbil / dwarsligger bij spoorbaan; 2 jachtplaats
*bele. byl
bilc weiland *buikbiloke kloosterbilt / belte, hoogte, overgangszone; 2 (Frl) nieuw
aangewassen grondbimd beemdbims puimsteen, gruisbinge (Frl) sloot waarin zich het mestvocht en
gier verzameld *aaltsloot, soe, gierslootbinnenboezem waterbuffer gelegen binnen de
waterstaatkundige grens v/e polder, dat loost opeen bergboezem
binnendijk l dijk die niet meer a/h water ligt•souwe, achterdijk. slaperdijk. wakerdijk, inlaagdijk; 2
dijk langs binnenwater *aburchbinnenduin duin ontstaan op oude strandwallen,
op enige afstand landinwaarts gelegen v zeedui-nen
binnengaats binnen het betonde gedeelte v/dzeegaten
binnenland land binnendijks, dus uitgezonderdde uiterwaard
binnenlek het water v/d Noordzee tot op een uurafstand v/d kust, niet uit zicht v/d kust *kustzone
binnenpolder *binnenwaard, hem. himbinnenveen plaats waar boeren hun turfputten
voor eigen gebruik hadden, liggende binnendorpsbereik, buiten het grote aaneengeslotenveen dat later met kanalen werd doorgraven
binnenwaard rivierpolderbinnenwater 1 polderwater; 2 niet in zee (buiten-
water) uitmondende stroom *inwaterbinnenweg locale verbindingsweg *boerenweg,
aardgat, lijkweg
binnenwind lauwe, zuidelijke of westenwind,aanJandig waaiend
binse (O-Nld) biesbint (NBr) beemdbiogas soort gas dat ontstaat bij zuurstofloze
afbraak van organisch materiaal (vergisting),vaak zeer fosfaat- en stikstofrijk (géén moeras-gas)
12
biogeografie leer v d verspreiding v/d levendewezens over het aardoppervlak
biosfeer leefkringbiotoop een topografisch bepaalde levensruimte,
een gebied waarin de levensvoorwaarden overalgelijk zijn. bewoond door dieren en planten vverschillende groepen in nun of meer constantesamenstelling [habitat < biotoop] *gevest
biscuit halfgaar produkt v/e kalkbranderij welkevoor gebluste kalk niet deugd *kluitkalk
bisdom kerkelijk gebied v/e bisschop [parochie <bisdom < aartsbisdom! *diocees
bisen rondzwerven V vee •akeren. asen. scharrelbissing(e) (Ov) jaarmarkt, kermis " festiviteitenbist (Kempen) brinkbitse (Dr) beekdallandschap *beetsebitter (Frl) plaatselijk restveenlaagje in het hoge-
re zandgebied, met landbouwkundig slechteeigenschappen
bivak legerplaats onder blote hemelbivanc 1 oorspronkelijk vermeerdering v grond
door ontginning, later als afperking v/d teontginnen grond *uitvang. erf; 2 grondgebiedrondom een stad *stadsvrijheid. beschermisse
bivangum het gesloten gebied v/e hof met dedaaronder behorende hoeven, rh bezit v/e abdij
blaai kaalblaak 1 dikke rook, walm: 2 stil mistig water,
watervlak, blye: 3 (Peel) veenplas in hoogveen*vloos. vlies, viaas
blai'fer(d) automatisch werkend sluisjeblain (Gr) laagte ï d Dollard waarin het water
opkomt en afgaat *getijschaar «5"mudeblanketsei schuttingbias flets, van kleuren, zachtblauwgoedkooi soort eendenkooi waar voor
>50% verwante vogelsoorten als smient, taling,slobeend en pijlstaart werd gevangen, en <50%wilde eend •S'eendenkooi
blauvvgrasland ouderwets onbemest, 's-wintersdrassig en 's-zomers droger (soortennjk) hooi-land waar slechts éénmaal per jaar (augustus)wordt gemaaid en soms nabeweid met jongveeof schapen. Grotere dieren veroorzaken teveelschade door betreding. Typische begroeiing:pijpestro, blauwe zegge, tandjesgras *schraalland
bleek / ven dat 's-zomers droogvalt; 2 (O-Nld)vlakte, veld
Meekaarde / benaming v verschillende soortenklei met een sterk absorberend vermogen waar-toe oa vollersaarde behoorde: 2 bleekzand
bleekveld huiswei voor bleken v lijnwade (lin-nen) door zon, licht en water gedurende 2 tot 3maanden, vaak ï d duinzone
bleekzand onvruchtbare laag v grauw humushou-dend zand, ten onrechte loodzand genoemd*schierzand
bleesbaak stevige gaarde i/d kop v/e nvierknbgestoken om bij hoge waterstand de liggingervan aan te wijzen
bleeswerk njswerk bezet met langs- en dwarstui-nen, door ballast bezonken om rivieroever tegeninscharing te beveiligen ^bekleding
blek 1 land dat slechts even boven water uitsteekt*biik; 2 terrein, erf of werf (molenblek)
blekbos schaarbos, laag eikehout *schalmbosblekhol (zeev) duister hol, helblekken 1 een weide omploegen; 2 eikehout
schillenblende metaalertsblenkje (Gr) klein driehoekig stukje grond bij
wegsplitsing *fok, eegdeblesdijk een door vele dijkdoorbraken aangetaste
dijk, door omdijkingen een kronkelig verloopgekregen
biets bij wadden, het bovenste dunne waterigelaagje v/d slibgrond die bij eb droogvalt •water-film
blye (Frl) slijk *biijblijversrecht Saksisch erfrecht (gewoonterecht)
dat beoogt splitsing v/d boerenbedrijven tegen tegaan
blik / schrale of zandige plek in kleigrond; 2(Zld) zandplaat in zee; 3 ven op heide die 's-zomers uitdroogt; 4 schijnsel v/d zon
bliksem elektrische vonk die bij een onweer naarwolk of aarde overschiet *schicht. flits, zeefcrand.weerlicht. slinger, parelbliksem
bliksembuis aardkanaal met wanden v gesmoltenkwarts (van binnen glad maar v buiten ruwdoor aaneengekitte zandkorrels), ontstaan doorblikseminslag ie zandbodem *fulguriei
blikveld gezichtsveld *horizon, zicht, gezichtskringblind 1 onzichtbaar (bv klip): 2 half open (steeg)blindpaal obstakel onder water *aanstoot, raag. struikblink 1 (zeev) lichtschijn door ijsbank a/d horizon
veroorzaakt (ijsblink); 2 dorpsplein, brink; 3uitgeloogde (zand)bodem
blinkje blenkjeblinkerd hoge kale duintopbloedakker slecht land, land waarop men zich
ahw vermoordbloedregen regen die roodachtig getmd is door
uit de lucht meegevoerd passaatstof of doormicroscopisch kleine, rode diertjes of plantjes
bloem 1 bevroren aanslag v waterdamp (den-dnet); 2 verweringslaag op kristal
bloemdijk (Zld) dijk waarbij zich door verschilin zwaarte v/d bodem en beheer, verschillendevegetatietypen hebben ontwikkeld. De aan te
1 3
treffen soorten horen over het algemeen thuisop kalknjke droge en warme standplaatsen(expositie o/h Z en ZW) ipv op zanddijken (oud){sele walstro -t kruisdistel -t tijm — kleine klaver),
zaveldijken imorjoiein + agrimonie) of kleidijken
(jong) (knopig doornzaad + blauwe walstro + gevlekterupsklaver)
blok / om- of besloten landcomplex *kamp. lok: 2schacht v bomen, stam zonder wortel en kruin:3 seinvak bij spoorwegen; 4 groottefraktie vbodemdelen, >256 mm of ookwel >50 cm [steen< kei <blok]
blokdiagram (geolgeogr) perspectieftekeningbloken / een blok bouwland inspecteren; 2 tiend-
plichtig koren schatten; 3 kavelenblokkade / insluiting v/e veste of stad; 2 barrica-
de "wagenborchblokland (Utr) beloken of ingesloten land zonder
toepad, als onregelmatig gevormd resthoekje bijeen veenontginning *beelk. bulk. lok
blokleem keileemblokweer een zekere hoeveelheid bij elkaar ho-
rend landblok/ijlzand door golfslag v voormalige Zuider-
zee van leem uitgespoeld zand. wordt veelgebruikt bij bepaling v bodemvocht-karakteris-tieken (pF-curve) uiterst fijn zand Mz= 50-75fira
blond troebel zijn v waterblook (ZHld) complex landerijen *blokbloten molshopen effenen, gras plukken afmaaien
"afteilen
blubber modder, natte aardeblutsing aanbikkmg bij bomen, inkepingbo boeheerbobbel I oneffenheid, (ijsbobbel) vlakker dan
knobbel; 2 plaats waar grondwater opborrelt•wei; J (Zaanstreek) waterbies
bochel bult. kromming v/e oppervlaktebocht / kromming v/e lijn of weg of baan *draai.
wending, omzwaai, kinkel, kronkel, kromte; 2 hoekigeinham vd kustlijn (hop < bocht < golf]; 3 melk-bocht: bonne. veekraal; 4 (NBr) de indivuele.uit heide ontgonnen en rondom getuinde perce-len; 5 schuthok
bod (Zaanstreek) losstaand stuk riet ad berm v'hland (bodveen) *swansbod
bodem grond in natuurlijke ligging, verwerings-zone waarbij door werking v fysische en chemi-sche processen en organismen (en het hieruitontstane organisch stof), heeft geleid tot eenkarakteristieke zonering v bodemhorizonten, alsgeheel op te vatten als een bodemprofiel
bodemklassificatie het op wetenschappelijkegrondslag gebaseerde indelingssysteem v dbodem [type < reeks < bodemlandschap]
bodemkleur beschrijving v/d totaal kleur perhorizont volgens 'the Mun.sell Soil ColorCharts' op: kleurtoon. helderheid en verzadi-ging, evt met contrast
bodemkneding *kryoturbaüebodemprofiel verticale doorsnede v-d bodem met
alle horizonten (uitspoeling (A), inspoeling (B)tot i/h onveranderd moedermateriaal (C))
bodemslik ongerijpte modderlaag v/e onderwater-bodem *sapropelium, gyttja
boe weidegrond langs het Schoonebeeker Diepboe(de) kleine planken schuur voor hout, vee en
stro *boei, kotboedel grondbezit, huis en erf (onroerend goed)boeier (Zld) moerassige, ziltige weidegrondboeheer veewachter i/d boe(de), i/d onontgonnen
weidelanden *boboekei voorteken «"bijgeloofboekengrond leemachtige grond v/d Veluwe-
zoom, geschikt voor beukenboenstoep stoepje voor water scheppen *bartboer landbouwer of een met agrarische voort-
brengselen handel drijvende landman *aardwinner,huusman. halfer. scholte. woddelboer. soepboer. witsen-boer. agrariër, meier, keuter. martelaartje
boerderij boe renwoning *hofstede, bouwinge. gewan-de, pachthoeve, winhof, heem
boerderijtype karaktenstieke streekgebondenbouwstijl v oude boerenhuizen: Friese typen(stolp, stelp), Saksisch (los hoes. dwarsdeel. krukhoes.
hallenhoes), Frankisch (langgevel, binnenhof), Vlaams
(middellangdeel)
boerenbuiten platteland, boerenland, landelijkgebied
boerengrond grond voor eigen gebruik, op of bijhet erf gelegen *brink. pölle. finne. kruidhof. gerief-liout «"boerentuin
boerenhofstede havezaatboerenkuil wilde verveningsput voor kleinschali-
ge turfwinmng in hoogveen, door ontbreken vontwatering relatief ondiep, bereikbaar viaspeciaal daarvoor aangelegde zandbanen *boeren-veenput. klotput
boerentuin een op het boerenerf aangelegde tuin,soms met een omsloten karakter, te onderschei-den in nutstuinen met groente, kruiden, bloe-men of vruchtbomen [moestuin < kloostettuin],eenvoudige siertuinen met tevens hagen enboompartijen (broderie), tot zelfs landschapstui-nen (slingertun (Gr)) «S'siertuin
boerenweg «"landwegboerenzandgat kleine zandgroeve voor eigen
gebruikboermarke gemeenschappelijke organisatie v
dorpsboerenboers volksspraak 'plat. patteis
14
boetgading landsehapsgencht waarin over boetenin criminele zaken recht werd gesproken
boetinge toverij, wichelarij '•'bijgeloofboezem < diep ingaande wijde baai of bocht v d
zee *pot; 2 uitgestrekte waterplas waarin een ofmeer rivieren uitmonden: 3 tijdelijke waterber-ging voor overtollig polderwater, géén spaar-bekken (drinkwater)
boezemland met-ingepolderd land dat zonderbemaling afwatert o/d boezem *buitenland. vliet-land. druipland
bogaard boomgaardboks het onderstel v e omgehakte boom met de
Uitgegraven wortels «broek. vot. aarsgat, kont. boom-stronk, hach. stobbe
bokwoning woning voor veenarbeidersbol 7 kleine plaat aan zeekust of benedenrivier,
bij laagwater droogvallend; 2 kleine krib a/erivieroever; J spit veenaarde ter diepte v/ebolschup uit de veenkuil genomen
bolakker bolvormig opgeploegde akker voor eenbetere Ontwatering *kruinig perceel, kussentjesakker.beddenbouw
boland koeland *groengrondbolbaan (NBr) recreatieveld voor bolspel *kes;cl-
baan. boosselbaan. malieveld, beugelbaan
bolijs zacht, week ijs door dooibolder i aanlegpaal voor trossen; 2 (Utr/Gld)
bedijkte rivierkop *bollaard; 3 klein soort krib•bolieken
bolle boomstronkbolk (NBr) besloten, omsloten of afgesloten land
-blok
bollaard (Utr Gld) bedijkte rivierkop «boldenbolland veenachtig land, mars grond, draslandbolleken (NBr) bolderbolster / kaf. stro; 2 grauwe verweerde boven-
laag v h hoogveen. slechts geschikt als turf-strooisel maar veelal in brokken teruggestort i/dveenput *bonk. grauwveen. witveen. jong vcenmosveen,palie. veennert
bolus slikbrok, fijne kleiaarde met ijzeroxide.vettig aanvoelend en in verschillende kleurenvoorkomend, voor verfstof en poetspoeder
bolwerk 1 zeedijk; 2 (vestingb) uitspringendvijfhoekig gedeelte v e fortificatie *borstwering.bastion, fort. foneresse. sterkte, vesthuus. ferteit
bomenrij langgerekte kunstmatige aangroei metbomen [boomrij < houtrand] *galerijbos, rakei
bonigat door explosie ontstane kleine laagte*\nslagkrater. granaattrechter
bomijs hol ijs, niet op water rustend *kelderijs.kraakijs
bommel duivelslandbon / dijkvak *perk; 2 gemeenschappeli|ke wijk; 3
(NHld) koebochtbone de stad
bongerd boomgaardbonk 1 hoogveen: de bovenste en voor turf onge-
schikte veenlaag *bolster. bolle. luif. schaverd. vale; 2stuk veenland tussen twee dwarsgreppels; 3laagveen: de onderste veenlaag mn wanneer dieuit een netwerk v stengels en wortels bestaat
bonkaarde bovenste veenlaag, teruggestort ophet land dat na afgraving v hoogveen overbleef*bonksel
bonken / bonk verwerken; 2 's-wmters het aan-gesneden hoge veen met bonkaarde bedekkenals middel tegen bevriezen
bonksel 1 de vrijwel ongebruikte bovenlaag vanhoogveen als teelaarde +bonkaarde; 2 bovenstebaggerveen
bonkveen grauw- of bovenveen *vaie. bolle, scha-verd. luif
bonlaar heide met struiken @-. bónhiarebontje Wllgengors •wilgenpasch, wijtschaal, weliegrontboogbrug houten brug rustend op krombogen en
tegen elkaar aangebrachte balken als liggershoogduin boogvormig duin op onbegroeid opper-
vlak, loodrecht op de overheersende windrich-ting *sikkelduin. barehaan
boom 1 sluitboom; 2 overblijvend houtig gewasmet een of meer stammen en een sterk vertaktstelsel v zijtakken (kroon). Sommige solitairebomen vervulden een plaats i/d rechtspraak(gerechtsboom, dingboom, upstalbeam), als grensmar-katie (grensboom), i/d religie (kruisboom), bij bijge-loof (breukeboom, tieboom) of als herkenningspunt[bakenboom langs rivier) [boom < rakel]
boomaarde aardsoort v verrotte bladeren, ver-molmd hout of humus om zware klei luchtigerte maken
boomgaard (omsloten) stuk grond met vruchtbo-men voor produktie v fruit *(bongerd. bogaard,bogerd. bangert). boomhof, boomtuin. kriekerie. prayeel.raaphof, appelstede, vergier, vergt, veergaard. boomakker;
2 bosschage, lusthof of warandeboomgroep enkele bomen, tezamen een visuele
eenheid i/h landschap vormend, aangeplant inweiland als beschutting tegen weersinvloeden ofom esthetische redenen. Het oppervlak bedraagtvaak minder dan 50x50 m, bomen zijn >5 mhoog. en hebben een contrastwerking ten op-zichte v/d omgeving
hoomsoortnaam ingeburgerde fantasienaam voordiverse inheemse boomsoorten, veelal eindigendop laar. In Nld: kerstboom (spar), klaterpeppel(esp), mastboom (den), popel (populier), posse(gagel), ratelaar (esp), hasselt (hazelaar), doornihagedoorn), VOSSe (gaspddoorn). rens (wilg), rieswa-ring (den), saphout (lijsterbes), siepenhout (lijster-bes), tronkboom (knotwilg), venijnboom (taxus),violenboom (esdoorn), vladebei (lijster/vlierbes),
1 5
vrouwentongen (esp), waarde (wilg), weide (wilg),vougel (wilg), werf (waterwilg)
boomstronk stamvormige boomwortelrest *hach.kienstobbe. bolle, bulle. boks. broek, strompel, kinholt, vot
boonerts boonvormige ijzerconcretie (limoniet)i/d bodem. Hoe zandiger de bodem destemeerde gelijkenis m grove sintels uit vuur, hoe fijneren kleiiger des te scherper zich korreltjes vor-men [hagelerts < boonerts < ijzeroerbank)
boord 1 waterkant, oeverzoom v e beek, vaart,rivier, meer of put; 2 wegrand
boosland onland, duivelsland «rbijgeloofboossel kegelbaanbootse uitstekende en begroeide punt v/e rotsborch / vlek, stad; 2 burcht; J bergbore oplopende getijvloedgolf i/e nauwe rivier-
mond '''waterwals, rivierwals, riviervloedboreaal arctisch, noordelijkborg (Gr) versterkt adellijk huis *burgborn(e) plaats waar een geconcentreerde natuur-
lijke uitvloeiing v grondwater optreedt (bronwa-ter, borrewater) *bron B5°spreng
bornepit welputborninge brandstofborst kopse oeverstrook v/d kooiplas ï'e eenden-
kooiborstwering / verschansing *arehier. bolwerk, laning.
torneel. bederf; 2 aarden wal die een te verdedigenruimte geheel of gedeelteli|k omsluit
bos type v begroeiing waarvan de betrekkelijkgrote hoogte, de dichtheid en de uitgestrektheideen eigen stempel drukt op de standplaats, diedaardoor een uitgesproken eigen karakter krijgt,mn tav het klimaat (microklimaat) en bodem-vorming *woud
bosbouw oordeelkundig aanplanten, verzorgen enkappen v bos teneinde dit produktief te maken
bosbouwkundige grondbewerking: het geschiktmaken v d bodem voor aanplant, geldt als diepbij twee voet (60-80.cm), vooral gangbaar totvoor i870 *delven. Te onderscheiden ingrepen:dubben (plantgat-spitting), wenden (verwisselingv/d bovenste en diepste horizont), riolen (los-woelen andere opeenvolgende horizonten),zinken (verwisseling v bovenste en tussenlaag,de diepste laag wordt wel gespit maar blijftonder liggen), omkoppen (stekgaten spitten)
bosbrand zich verplaatsend bosvuur +kruipvuur,kruinvuur
bosgang smalle lijnvormige uitkapping [gang < tra]*zijsleuf. laai
bosgrens (bosb) eigendomsgrens v e bosgebied.te onderscheiden in buitengrenzen en enclaveg-renzen
boshoeve-patroon (Z-Nld) sterk versnipperdeontginningsverkaveling dat direct gekoppeld is
aan geïsoleerde bewoning in bosgebied, met opelke kavel een boerderij (lijnvormig bebou-wingspatroon)
bosmantel gesloten buitenrand v/h bos met bo-men die niet van onder opgesnoeid zijn (voorwmdschut, handhaving v micro-klimaat enstrooiselwering) *bosrand «^berkensingel
bosnaam achtervoegsel in toponiem verwijzendnaar oorspronkelijk bo.s: -hout (gedegradeerd), -haar (bos ïha), -holt (zandgrond), -haag (jacht-bos). -wold (drasgrond), -bos, -lo (zand-grond), -laar
boskant zoom v/e wegbosrand w bosmantelDosreservaat bosgebied m/e oppervlakte v zo'n
15 tot 40 ha waarin geen menselijke ingrepenplaatsvinden, voor onderzoek naar bosecosyste-men
bosschage een woud, bosbossen pollen bentgras in grasland afmaaien
*busken
boschinge struikgewas *struweeibosveen veen gevormd i/e eutroof milieu, bestaat
uit resten v moerasbos (berk, wilg, es), levertgoede landbouwgrond
boswachter bosbeheerder *jachtopziener. schut.koddebeier, veldwachter, prater, houtvester, woudvorster
boswal houtwal als afgrenzing, windbreker enWildschut *eekwal
bosweide met grassen en kruiden begroeide openplaats in bos "brand, laar. vlaas. veuwe
bottewal (zeev) zeer nabij een kust, klip of bankzijn waar de wind pal heen waait "-lagerwal
boterland (zeev) wolken die zich voordoen alsverwijderd land, dat bij nadering 'als boterwegsmelt' «"schijnsel
boterveen groenlandboulevard l hoofdverkeersweg met winkels; 2
brede geplaveide wandelweg langs zeebout (Zld) overgebleven stuk v/e weggeslagen of
weggevallen dijk, vaak in gebruik als bouwland*nol. vliehdijc ^zaaidijke
bouw burcht v/e das of hol v/e kotijn of vos*wrang, hol
bouwaarde zwarte aarde *humusaarde. eerlam, erft.ploegland
bouwerschap (Gr) boerschap v/e markebouwhoek regio met vrijwel uitsluitend akker-
bouwgrond [tuil < bouwhoek]bouwland *bouwte. couter, stoof, tellingen, ploegland.
sjillan, velllant, zaadland. zwierbouwtegrond (Gr) hoge tot middelhoge zwart-
veen-ontginningsgrond met mestdekbouwvoor bovenste homogene laag v bouwland,
ca 30 cm dik. met organisch stofgehalte v 16%~ zode (grasland)
16
boveeg (Z-Nld) boven de weg gelegen landbovenbank bovenste laag v/e veenakkerbovenbreedte breedte \: e kanaal tussen de oever-
kanten * winterbed (rivier)bovenkruier industriemolen (16e eeuw) waarbij
de draaibare molenkap o/e hellende molenasgemonteerd is en de molen o d wind gekruidkan worden " windmolen
bovenland smalle strook v/h oorspronkelijkeveenland dat is blijven staan tussen verschillen-de droogmakerijen. Op het bovenland liggen dedorpen die fungeerden als basis v/e veenontgin-ning
bovenrivier deel v/e rivier waar eb en vloed nietmeer waarneembaar zijn
bovenstrooms stroomopwaartsbovenstrand droge strandbovenwind / wind i/d hogere luchtlagen 'hoogte-
wind; 2 (zeev) oostenwindboverie zuivelboerdenjbovier koewachter, veehouderbraak di|kbreuk "wiel. doorbraakkolkbraakland 1 omgeploegd en bemest, nog met
bezaaid land *zwartland. braakkouter. dinge. idelplaats.rouwland. slaapakker. valge. (ongewonnen, ongeëert,onbenoot ofonbedrevenland); 2 (NBr) woeste, on-ontgonnen grond; J land dat door een dijkbreukweggespoeld is of aan voortdurende afkabbelingblootstaat
braakman poeloeverlandbraas zeearm of smalle waterdoorgang, tgv nes
(landtong)brab(b)el blijvend in modder overgegane grond
•brugel. bodemmodder
bracht / omheining, afsluiting; 2 braakakkerbrak / zoutachtig, zilt: menging v zoetwater
(rivier) met zout (zeewater), ook in poel ofveenplas; 2 (rrujnb) slappe leisteen in dak, dieneigt tot instorten (vals dak)
braken akkergrond onbebouwd laten 'zomer.algen.zomervoren
brakwaterklei "wknipklei, kmkklei, pikkleibramzijgertje (lit) benaming door vissers gege-
ven aan fosforische dampen die nu en dan uitzee opstijgen en samensmelten en waarin zijweleer de gestalte v d duivel meenden te zieni» schijnsel
brand l open plaats in bos (brandcultuur); 2winplaats v brandstof, veelal turf
brandcultuur primitieve methode v grondontgm-nen door afbranden v d wilde plantengroei ophet terrein
brandgang uitgehakte of onbeplante strook tegenoverslaand bosvuur, om effectief te zijn moetde breedte > 10-15 m zi)n. vgl berkensingel *tra
branding overgangszone waar een regelmatigegolfbeweging v diep water wordt omgezet ineen wanordelijke waterbeweging door bodem-wrijving in de kustzone »8"grondzee
brandingSgolftype *breker. kruller (overstorter). roller(schuimer)
brandingsrug door branding opgeworpen minia-tuurrug
brandingstrog kustlangse laagte tussen strand-bank en strand ontstaan door branding "S"zwin
brandput waterkolk voor bluswater *dobbebrandstof oude boerenstook +schokke (mest met turf).
belte (plag), domp (veenkluit). borninge, doofhout. moeras-gas, turf. moer, bruinkool, wisse, klippel. waskool. steen-kool
brandstrook naakte grond langs spoorbaan terbeperking v brandgevaar
bras lengtemaat «ïvadembrauw opgehoogd stuk bouwgrond, tgv haayge-
met *rabatbrecht heuvelhelling @G: braktibrederik grote weg, straatwegbree (VI) slijkerige grondbreede (C-Nld) lang stuk akker op een es *breibreedte afstand ten N/'Z v/d evenaar in graden
(Amersfoort: 52.10'NB)breedtecirkel parallel, met als specialen: eve-
naar, poolcirkels, sieenboks- en kreeftskeer-knng
breedtegraad middagcirkelbreek (Waterland) kolkgat als restant v/e dijk-
doorbraak *wiel. kolk. braak, brexembreel bakentonnetje *joonbreet aardkluit *brette. brittebrei 1 (Twents) bree; 2 (NBr) strook grond langs
een haagbreker (echte) brandingsgolf op flauw hellende
stranden als de verhouding waterdiepte, golf-hoogte = 1/3, of de golfsteilheid >i/7
brekken / (Frl) veenplas ontstaan door afslag; 2(Frl) Wiel 'breek
brem erg zout *brijnbres 1 breuk, opening i/e vestingsmuur; 2 wak,
ijsbreuk; 3 instort v/e zuigputwandbreugel 1 natte met struikgewas omgroeide wei-
de, vaak als jachtterrein *(bruü. briel, broei, brulle)@G: broga 'grens' "S'jachtdomein; 2 afgeperkte Weide-grond *beemd
breuklijn de dagzoom v/e onderbreking v ge-steentelagen, dwz de doorsnijding v/h breukvlakmet het aardoppervlak *erdritinge
breuktrap trede als oppervlakte-relief door verti-cale beweging v aardschollen: horst (relatiefstijgend) en slenk (relatief dalend). In NBraanleiding gevend tot wijstverschijnselen
brexem doorbraak i/e dijk *breek
17
bricht (Lb) berg. burgbrief sneeuw: pakketje sneeuw dat v e tak af-
schuiftbriel marktpleinbries / zachte maar frisse koele wind; 2 cokes-
gruis. \ uurkoolbriete aardkluit, turfkluitbrijn pekel, zout, zilt of brak waterbrik baksteen, steenslag (grof puin)brikgrond (Lb) bodemtype waarbij vooral klei-
deeltjes door wegzakkend water naar een diepergelegen horizont zijn vervoerd
bril *breugelbrink l dorpsplein, oorspronkelijk trechtervor-
mige inschaarruimte voor vee ad dorpsrand.tgv tie *ikkelhiem iFrl). anger (Dld), plaetse (NBr). plein,
biest (Lb). bist (Kempen), dries (VI); 2 rand V/e akker ,
grasland, rand om hoeve: 3 met gras begroeidehoogte, 'heuvel'
brinkzitter iemand met alleen recht v uitdnft*brinkligger. leggerijtien (Z-Dr). markkotter (Gld)
broderie tuinkunstbroek drasland, moerassig land langs rivieren of
beken gelegen, aldanniet ingedqkt groenland dat's-winters onder water staat. Voedselnjker,minder dik veenpakket en minder drassig daneen stroomopwaarts gelegen goor. vgl flier.mors *bracht? @K: braco
broekbos vroeger veel voorkomend bostype vanelzen of berken met een meestal sterk ontwik-kelde kruid- en struiklaag, in laaggelegen,moerassige gebied. Nu nog slechts aan te tref-fen ï e laaggelegen beekdal, langs een verlandegeul en ï e natte duinvallei. Door ontginning enverdroging is het areaal drastisch geslonken, endoor vervuiling en eutrofiëring danig aangetast'ooibos
broekvol opgehoogd stuk moeraslandbroekweide graslandbroei breugelbroem schuim, bruisbrok atgebroken stukbrol breugelbron plek a d voet v e heuvel (duinen, stuwwal)
waar drangwater geconcentreerd naar buitentreedt en daarbij de bronkop v/e rivier vormt^sprmgader. fontein, welie. sprang, spreng. oorsprong,staalbron. soeze. oar. sprunk @G: brunnen
bronerosienis uitholling ontstaan door afvoer vbodemmatenaal door uittredend grondwater
brongas (NHld) als boerengas gebruikte brand-stof, ontstaan door gisting v organisch materiaalonder zuurstofloze omstandigheden (samenstel-ling: NH457-92'/r, H, 0-5 Sf, CO- 3-36f?, O- spo-ren) *moerasgas ts'ass
brongebied gebied v herkomst tav / ontspringenV/e rivier *stroete. delle, rijt. helokreen. vunt: 2 lucht-stroom met een karakteristieke eigenschap
bronkhorst hoogte voor kerkelijke gewijde han-delingen
bronniveau hoogte waarop bronwater uittreedt,boven ondoorlatende laag waarover het grond-water vloeit
bronwater drinkbaar grondwater *mineraalwaterbrug overspansel *til. zet. vleken. vonder, stoep. post.
bruggestok. meentebrug, toogbrug, wipbrug. heulbrugel bodemmodder *brabelbruggestok smal voetgangersbruggetjebrugkanaal aquaductbruikland land dat men m pacht heeft, huurlandbruil (Gld) *breuge!bruinkool tussenstadium v veen en steenkool
tijdens het inkolingsproces, waarbij het vochtge-halte afneemt (bruinkool bevat 75-10% H20)enhet organisch stof geleidelijk wordt ontbondenin moleculaire bouwstenen: N en C hopen zichin de regel op, S en P verdwijnen snel en somslangzamer *waskool. ligniet. papierkolen ^brandstof
bruinsteen mangaanconcretiebruintje het rimpelen v/d zee bij windstil weer
[bruintje < deining)
bruisachtige grond weke grondbruisen ; hoorbaar schuimen, storten, golven en
breken v water; 2 stormwind bruisend door debomen
brul breugelbrusk struikgewas, takkebosbruutweg weg voor mestvervoer *berriesang,
mestweg. beerweg
budde (O-Nld) spook «bijgeloofbufferzone strookvormig landelijk gebied ter
afscherming v naastgelegen gebiedenbui 1 plotseling opkomend kortstondig slecht
weer, veelal afgewisseld met korte, felle opkla-ringen met een diepblauwe hemel. Blijvenopklaringen uit dan is er een snelle opvolging vlichte en donkere wolken en vrij scherpe wijzi-ging in neerslag-intensiteit *zomervlaag; 2 (zeev)witte of droge bui (hevige wind), onverwachtop stil weer volgend *schoer, schof
buihaling kortstondige njzmg en daling v/hzeeniveau door een bui «"waterstand
buis rukwind, windvlaag, pofbuiswater stuifwater dat bij harde wind op of
over het schip slaatbuiten buitenplaats, landgoed, plattelandbuitenbank ongeveer evenwijdig a/d kust lopende
zandbankbuitenberm dijkberm ter hoogte v/h hoogwaterni-
veaubuitendelta onder water gelegen delta *voordelta
18
buitendijken door het• binnenwaarts verleggen v/edam of di]k de grond onbeschermd a/h zee ofrivierwater blootstellen
buitenduin zeewaarts gelegen duinbuitengaats het zeegat uit, in volle zeebuitengebied gebied binnen de gemeentegrenzen
dat buiten de bebouwde kom valt, waarvoor eengemeente wettelijk verplicht is een bestem-mingsplan op te stellen «"landelijk gebied
buitengrond 1 buitendijkse grond *utedijc. uitgras,buitengors", 2 zandbank buiten het zeegat
buitenhof woning en bedrijfsgebouwen v/e boer-derij v/e kasteelhonge
buitenland omkade gors, boezemJand, buiten-dijks gelegen grond
buitenlek het water v/d Noordzee 3 a 4 uur bui-ten de kust, boxen de Breeveertien
buitenplaats met-verpacht parkgebied rondom(soms voormalig) kasteel of landhuis, waarvande eerste aanleg >50 jaar oud is. Buitenplaatsenkunnen uit kastelen ontstaan zijn na wegvallenv/d militaire funktie, of speciaal aangelegd als(zomer)woonplaats voor de gegoede burgen] ofadel. De bloeitijd v d buitenhuizen in Nld was1700-1850
buitenpolder polder buiten de hoofdwaterkering.bij hoge vloed onderlopend
buitenpost post buiten een vesting of fortbuitenregel zeeduinenbuitenslaan buitendijkenbuitenstad kleine landstadbuitenveen het grote veen, met kanalen doorsne-
den waar de turfgraverij en het baggeren voorde aanboer van brandstof op grote schaal plaats-vond, tgv binnen\ een
buitenverblijf een i h landelijk gebied gelegenrecreatieve woonplaats v welgestelde particulie-ren of Stichtingen '/ wurhuis. •.peclhuiv. .anipagne
buitenwaard uiterv» aardbuitenwater de zee.'zee-arm en al het water dat
daarmee in open verbinding staatbuitenwerk ravehin. deel \ e vestingwerk buiten
de hootdwal -uulKiciuvbui/iy onstuimige, ruwe zeebukvast ergens ziin \aste woonplaats ot domicilie
hebbenbulk iVh besloten, omsloten ot atgesloten land
-kanv,1. 'ri!.'k- K'.'ik !ML
hulle ' golf; 2 stier; < i ( ) -Nld) boomstronk
b u l l e k a m p weide niet veelal een a d ketting
üelegde --IKT. stierweide -imirajhle
bult .' terreimerhogmg, soms bebouwd als huis-terp; 2 stapel, hoop tuit. .i agt'er. naspui
hunderlasUn LMmidhrlastnn.' \oor poldcrlastcnbundtT oppen lakk-maal \ ha oiwrl " roe-
Jen . - mol i-'en
bunker verdedigingsstelling, schuilplaatsbuorren (Frl) buurtschap @G. bur woning'burcht / rond. ovalen of (later) hoekig omgracht
bouwsel als toevluchtsoord of versterkte woon-toren (met weergang, kantelen en poort) *burg.borg. mont. kessel. sterk kasteel, slot; 2 Ondergrondswildverblijf: vossehol, dassenburcht *aard. bouw
burenbinding tendens v boeren om bijeen tewonen, ongeacht hoever men v intensief be-werkte landerijen verwijderd is
burg 7 (Zld) ronde volksvluchtplaats, straal 100m; 2 versterkt adellijk huis, met nadruk op eenverdedigbaar karakter *veste. borg, bork. stein. stins
burggraaf (Z-Lb) soort motte waarbij een(natuurlijke) heuvel v/e helling werd gemaaktdoor het graven v/e gracht en er een eilandheu-veltje ontstond waarop fortificaties werdenaangebracht
burggraafschap *kasselrij, kastelenijburgerturf steekturf, gewoonlijk kleiner dan
fabrieksturfbusken gras afmaaienbutinge buitenstad, voorstad of gehuchtbuurgat gemeenschappelijke toegangsweg of
doorgangbuurt / stadsdeel m/e zekere mate v sociale
integratie der bewoners [beis < buurt < wijk]*catrepei; 2 op het land: de omgelegen streek; 3gehucht "buurtschap
buur(t)schap *beis. hameide. leitschap. klucht, gehucht.buorren (Frl). maalschap. roth. werf
buurtwe» ontginningsbasis waarlangs de boerde-ri|en lagen i/h veenweidegebied
hyvang nieuw gewonnen land *bivang;
19
c
cache kaatsbaan. kaatsveldcadier plaats met een therme of warm water *keer
@L: calidarium 'plaats v warme baden'
caisson betonnen zinkbak voor dijkdichtingcalamiteuzepolder (Zld) noodlijdende polder die
door dijkval of een andere ramp voor onevenre-dige hoge lasten komt te staan en zich beroeptop een wettelijke regeling om 'calamiteus' teworden, waarbij de Staat bijspringt in onder-houdskosten
caliant keisteencamere bepaalde grootte v water, landcameret herbergcampagne buitenverblijf, landgoedcampanile meestal vrijstaande klokketoren naast
een kerkcamping (recreatieterrein voor tijdelijke over-
nachtingcaniel waterloop, bedding, kanaal (canèl)capiïlaire zoom het gedeelte v/d verzadigde zone
dat direct gelegen is boven de grondwaterspie-gel, met stijgwater (hoogte is afhankelijk vponëndiameter, doorlaatbaarheid)
capsulegraf graf waarin hoofd en borst met eengrote aarden pot bedekt zijn en de benen meteen andere
carnier kuil waarin een lijk begraven wordtcarré blokwoningencartografie de kunst v h vervaardigen v land-,
zee- en luchtkaarten. atlassen en plattegrondencartogram geografische kaart waarop de groothe-
den v één of meer in getallen uit te drukkenverschijnselen zodanig door kleurdiagrammenof grafieken zijn vastgelegd dat de plaatsing opde kaart overeenkomt met de ligging
cascade kleine, natuurlijke of kunstmatige water-val, vaak trapsgewijs "vistrap
castra sterke vierhoekige legioensvesting v'dromeinen 'legerplaats
caste korenschuur *spiekercatacombe onderaardse begraafplaats, gang met
spelonken, gewelven en groeven •crypte, cimiteriacataract tussenvorm v stroomversnelling en
waterval waarbij het water met een sterk vervalkolkend over de ondergrond gaat, scheepvaartis onmogelijk
catrepel achterbuurt v e stad *beiscavalerieberg kruisberg (RK) waarheen men in
vastentijd ter bedevaart naat
caverne / hol. spelonk; 2 door water uitgeloogdezoutkoepelholte
ceintuurbaan weg-, spoor- of tratnbaan die eenstad (bi]na) geheel omgeeft *katse
celtic field verkavelingsvorm v landbouwgronduit de prehistorie, bestaande uit een complex vregelmatige blokvormige (honingraat) akkertjes(35x35m) en ontstaan door roofbouw. Doorbegrazing ontstonden stuifzand en heideterrein.De groeiende bevolking zocht de oplossing i/hcreëren v akkenjes door stroken grond vrij temaken v afval en uitgewerkte grond langs derand op te werpen (walletje). De vierkantevorm is te verklaren door gebruik v/h eerge-touw (kruiselings ploegen), later i/d Romeinsetijd door de keerploeg verdrongen *raatakker,netakker
cementatiezone het gedeelte v/e ertslichaam datvlak onder de waterspiegel ligt
cenotaaf grafmonument ter ere v doden wier lijkmen niet heeft, als plaats voor cultus
centroïd een kenmerkend punt v/e geografischeeenheid, bv zwaartepunt
centuriatie (Z-Lb) landindeling, veelal doorromeinse legerveteranen over heuvels en dalenuitgezette rationele blokverkaveling v 707x707m,aangeduidt als villae (die weer was onderver-deeld in 100 stukken)
chemische verwering chemische aantasting vanbodembestanddelen door hierop van buiteninwerkende agentia: water (hydrolyse), kool-zuur (carbonisatie). humuszuur (oplossing),zuurstof (oxidatie)
chorografie landsbeschnjvingchoropleth-kaart kaart waarbij de dichtheden
worden gegeven door het oppervlak v gebiedenmet verschillende tinten in kleur of zwart-wit(vlakkenkaart)
chroma kleurverzadiging, van grijs naar kleurlopend «S-bodemkleur
cijnsboer grondrenteplichtig landeigenaarcirculatie kringloopstromingcisterne regenbak, regenputcitadel afzonderlijk te verdedigen deel v/e ves-
tingwerk in of nabij een stad, afgelegen enbeheersend *schans. dwangburcht
civitas bisschoppelijke nederzetting, zetelplaatsv/e bisschop i/e diocees
clause afgesloten plaats *kluisclauwe deel v/e dorpsgebied *kluftclesie (Frl) afscheidingshekclinge kustduinheuvel *kiinge «"donkclinograaf hellingmeter tov horizoncluster kluft, groepcofferdam kleine droogdok. naar scheepsvorm
gebouwd om plaatselijke schade ad scheepshuid
2 0
te kunnen repareren zonder het schip ais geheelte hoeven dokken Icofferdam < dok]^seheepsbouwplaats
cohesie in kieiïg materiaal door DDL (diffusedubbellaag) *bodemplak
colluvium door afspoeling in beekdal opgehoopteleemgrond
comitatus graafschap @Icommanderijland (NBr) aan een klooster toebe-
horend huis of een uithof voor tijdelijk gebruikafgestaan aan leden v/e geestelijke ridderorde"uithof Wkloostergoed
commonie gemeenteweide, meentcompactie (geol) vermindering in dikte y/e afzet-
ting door afname v/h poriënvolume en wateront-trekking, meestal door externe belasting (jongeafzettingen) ««'zetting
compagnievaart (Frl) turfkanaal gegraven doorde maatschappij v ontginning
compascuüm (Dr) gemeenschappelijke weidecompensatiediepte diepte v/d zee waarop de
zuurstofproductie en -consumptie door plantenof algen met elkaar in evenwicht zijn
compost vruchtbare aardachtige massa, gnjsach-tig-zwart die ontstaat door afbraak v organischafval (huis- en straatvuil. GFT-afval). en tegebruiken als meststof en bodemstructuur ver-beterend (boüenteelt)
concaaf holrond. bv maaiveldprofiel in polder-weide (pannig)
concessie (mijnb) vergunning v overheidswege totontginning v gronden
concretie lens-, bolvormige of onregelmatigeklomp v secundair gevormde mineralen 1 dbodem (kalk-, ijzer-, kiezelzuur-, lösspoppetjes)
conduit / kanaal; 2 fontein, springbron: 3 onder-aardse (geheime) gang, gewelf
conform soort kaartafbeelding die hoekgetrouw isconsolidatie het proces waarbij een geleidelijke
aanpassing v d korrelspanning i/d grond op-treedt door veranderingen m belasting of water-druk, waarbij het volume v d grond afneemt*verslendiging
contourlijn omtreklijn, in kaarten vaak bij hoog-tezones
contrast helderheid tussen lichtste en donkerstepartij i e beeld, bij bodembeschnjving
COntrei "streek, omgevingcontributie (Frl) waterschap alleen voor dijkzorgconurbatie stedengroepconvectie verticale beweging v luchtmassa's i'd
atmosfeerconvex bolrond, bv grondwaterprofiel in laag-
veen-weidegebied tussen de sloten, of veenmos-opbolling (nu nog zichtbaar a d ontwatenngs-nchtmg), of door opploeging (bolakker)
coördinaten lengte- en breedtematen op aarde, inNB ZB en WL/OL
cope (ZHld Utr) veenland-ontginning met vastekavelmaten (50x1250 m), voortgekomen uit eendoor koop bepaalde kolonisatie
coriolisafwijking afwijking v/e vallend voorwerpof stroming door de aardrotatie
cornecoten zoutwinmng uit de grondcorpuslanden landerijen door een klooster zelf
bewerkt, tgv pachtlandcorrasie / fysische erosie door stromend water; 2
aanslijpende werking door windcorrosie 1 de oplossende chemische werking v
zoet of zout water bij gesteenten, vooral inkalksteengebieden; 2 chemische aantasting vmetaal (roest)
corridor 1 smalle strook grond tussen twee terri-toria of waters *hals, alore. gang. istmus. engte, nauw;2 open spleet in ijsveld *slop. slochter. cunet
corso / feestelijke optocht waarbij de oogst ge-toond wordt; 2 *wandelplaats. hoofdstraat
coste landstreek, kuststreekcostuum tolheffingcote huthuisje. schuur, stalcoulisse (bosb) strooksgewijze verjongingsdeelcoulissenkasteel met-militair functioneel
('schijn'kasteelachtig) bouwwerkcoulissenlandschap (Achterhoek) landschap met
een sterke afwisseling van, vooral door opgaan-de lijnvormige beplanting begrensde, open engesloten gebieden. Tevens is er een sterkevariatie op kleine schaal in bebouwing en be-planting. Op deze manier ontstaan doorkijkjes,diepte en ruimtelijke werking
coupure / doorgang i/e slaperdijk die met schot-tenborden kan worden afgesloten; 2 afsnijdingv/e bocht bij een waterweg "kanalisatie, coupure
courtine (vestingb) hoofdwal tussen twee bastionscouster bouwgrond, akker ^koutercouvre-face (vestmgb) verdedigingswerk gelegen
vóór ravelijn of bastioncrag schelpgnnd of kleihoudend zand m/e schelp-
gruislaag (Plioceen)creep het uiterst langzaam dalwaarts bewegen v/d
losse grondmassa, gelegen op hellend terrein"kruipen
crevasse overloopgeul door oeverwalcrypte grafkelder met kapel "krocht, onderaardse
§..ug. catacombe
cultuur / samenvattende term voor het resultaatv d veroveringen door de mens op de hemomringende natuur @L: cultura 'verzorging, bebou-wing'; 2 (bosb) jonge bezaaiing of beplanting,gedurende de eerste jaren na aanleg
2 1
cultuurdek voor landbouwkundig gebruik kunst-matig opgebracht vruchtbaar bodemdek *toemaak.plaggendok. potstaidek (esdek)
cultuurgrond grond ontdaan v stenen, wortels enmet een geschikte waterhuishouding, waaropgewas kan worden gekweekt
cultuurkaart kaart waarop de gebruikswi|ze v/dlanderijen is aangegeven
cultuurlandschap landschap waarin zowel deflora en fauna als uiterlijk en structuur v/dvegetatie en het landschap zelf bijna geheeldoor de mens zijn bepaald (ontginning, inpolde-ring, ontbossing, bewerking en inrichting). Teonderscheiden landschappen: esdorp-, terpen-,kampen-, slagen-, droogmakerij-, aanpolde-rings- en veenkoloniale landschap *ingerichtlandschap
cunet 1 uitgegraven sleuf i e vestingsgracht; 2
sleuf bij wegenbouw; J doorgaande bijt in ijs.
ljSi?at *loeme. woene
cuppe grond en grondgebied v e stad. beschouwdals bestuurlijk (gemeente)lichaam *(cuype, euup.kuip), buuk
curtis frankische villaeCVCloon knngs tonn [hoos < cycloon] ''wervelstorm,
depressie, onderstont. onderstunt, draaistorm
22
D
daak door een waterloop aangespoelde ruigte*deek
daal / neerslag in zeewater; 2 laag gelegen, daldaale hoogveendabben stampen, plonzen in water of slijkdagelijkse gang kleinschalig circulatiepatroon v/d
wind a/d kust met aflandige wind ('s-nachts) enaanlandige wind (overdag), laagdikte v enkele100 m maximaal en lateraal tot 10-20 km merk-baar "micro-klimaat
dageraad tgv deernstermg *morgenschemering. mor-genstond, dagbegin
daglengte tijdsfase tussen zonsopkomst en zons-ondergang, in Nld is de langste dag 26 uur 46minuten (21 juni) en de kortste 7 uur 43 minuten(22 dec)
dagmaal oppervlaktemaat, landmaat ter grootte véén dag ploegen, = 1 4 bunder
dagmaat oppervlaktemaat. hooüand dat in ééndag gemaaid kon worden =0.4 ha *deimi. damnaat
dagwand oppervlaktemaat voor ploegland, zoveelals twee paarden in één dag kunnen wenden*want
dagwerk (veend) hoeveelheid turf die een ploeg v6-7 man in één dag kan steken, =40 nr' of 8500kg droge turf
dagzoom de doorsnijding v/e laag of ertsgangmet het terreinoppervlak; 2 onontgonnen veen-grond
daken nevelachtigdakruiter houten drooghek voor hooi en andere
landbouwgewassendal 1 langgerekte, relatief smalle insni]ding v/h
landoppervlak, ontstaan door riviererosie oflaagte tussen heuvels [rune < dal < vaals|; 2 ach-tervoegsel bi] kloosternamen zonder verband tehouden met de ligging 5 -dal; J schone land-streek; 4 kuil. gat. diepte
daliegat met veenvemg materiaal opgevuldekleiwmput (voor bemesting) in veenweidegebieduit 10- 18e eeuw. doorsnee 2-5 m. ontstaan doorkleiwinning vanonder een veenlaag. Zowel deveenlaag als de venige opvulling (stort) kaninmiddels door oxidatie verdwenen zijn, tgvmoerput (veenwinning onder klei) *delsleuf•S'aardhaling
dalgrond (Dr) kunstmatig verkregen grond dieontstaat door menging v d bonkaarde met hetdekzand dat onder het afcreüraven hoorveen
tevoorschijn kwam en evt mest "dalland, dallen.veenkoloniale grond. Ieije
dalig water waarin bezinkstoffen zwevendalweg lijn v/d grootste diepten v/e rivier, soms
als grenslijn *taiwegdalzooi laagste vlak gedeelte v/e daldam / kunstmatig aardlichaam (dwarse waterke-
nngswal, vgl dijk), ter beheersing v/d water-stand (afsluitdam, kistdam, kweldam, strekdam)**ang. pending; 2 weidetoegang door een slootmet damhek *aanplemping; 3 verhoogd voetpadlangs het water; 4 erf, werf, grondgebied
damaarde bovengrond v/e veenplas waaruit bijhet vervenen een dam wordt gemaakt en dielater weer over de ondergrond wordt uitge-spreid (aandammen)
damakker akker i/d veenderij met damaardeopgehoogd
damcultuur laagveenontginmng waarbij door hetgraven v vele sloten, zand uit de ondergrondwordt verkregen voor het aanbrengen v/e dekop veen. Het land komt hierbij in smalle(dwars)stroken of dammen te liggen
dammaat (Utr) oppervlaktemaat, 2/3 morgen of400 roeden
dammen » zomp vaartdamp / vochtig V/h weer +nevel. heiig, sattig. wasem;
2 rookwalm *swalm. swademdamplank beschoeungdampkring aardse atmosfeerdamwand ingeheide waterkering "beschoeimg,
bestatboming
dan / weinig bezochte, door bos omringde plaats,schuilhoek of leger v wilde dieren, wouddal*afside; 2 laagland, drasland
darg i vormloze, lemige, zwarte (zwavelachtige)v eenmassa a/d onderkant v sommige hoogvenenvoorkomend *(darie, darinck. derrie), detritus. pekkerd.stroperd; 2 los slib en evt ook bladeren, takkenbevattende veenmassa, soms als drijvend eiland-je *derg
darinckdelving (Zld) zoutwinning uit door zee-water overspoeld veen *moernering. zelnering
darinck derrie *terrinckdauw natte aanslag die door condensatie zich
afzet op en nabij de grond door nachtelijkeafkoeling. Bij sterke dauwvorming kan 0.1 tot0.5 mm neerslag gemeten worden. Als de tem-peratuur beneden het vriespunt komt gaat deaanslag over in rijp. Dauw komt met alleen uitde lucht maar ook voor een belangrijk deel uitde grond: daar door de uitstraling de grond a/hoppervlak en ook de lagere planten kouderworden dan de grondlagen op enige cms diepte,wasemen de diepere lagen ahw naar boven uitzodat de vvaterdamp naar het oppervlak wordt
23
gedestilleerd. Dauwmeter: drososcoop *oditend-eondens. donk
debiet watervolume per m/sdeclinatie horizontale kompasafwijking, met
mendiaanvlak 'afwijking, noordoostingdeek watermerk *daak. geffel. veek. ruigtedeel / (Frl) toponiem voor gemeente, vroegere
grietenij "streek: 2 aandeel i/d grond *leut; 3(Peel) turfveldje
deemstering het vallen v/d avond, tgv dageraaddeep (NHld) veenwijk «-diepdeimat (Gr) oppervlaktemaat *deimt, dagmaatdeimt (Waterland) oppeniaktemaat •deimat. dag-
deining zeegolven ontstaan uit zeegang elders, endus het oorspronkelijke windveld ontlopen zijn.herkenbaar aan regelmatige en afgeronde vor-men en domineren v lange golven (normaleperioden 7-12 sec) fbruintje < deining < grofzee]*roiling, moerzee
deizig mooi weer dat terug loopt naar nevelig enmistig tS"zeevlam
dekanaat kerkelijke eenheid v meerdere paro-chies [parochie < dekanaat < bisdom]
dekzand tot enkele meters dik pakket v grofkor-relige windafzettingen (met goede afronding enmattenng) die grote gebieden in O-Nld als eendeken bedekt en reliëf met vlakke ruggenvormt, tijdens het einde v/d ijs'ijd (Weichselien)afgezet
dekzandkop kleine heuvel bestaande uit dekzanddekzandrug lage duinrug bestaande uit opge-
hoopt dekzand. vaak o d overgang v begroeideen onbegroeide ondergrond
dekzandvlakte vlakgelegen dekzandgebieddel / (Lb) vlakke, langgerekte en brede inzinking
i e grotere dalhelling en op plateau-oppervlakte,meestal met een geringe helling i/d lengterich-ting; 2 (NBr) komvormige laagte tussen tweezandige ruggen op de flank v/e waterscheiding;3 (Hld) duinvallei; 4 kuil ï d weg; 5 lage sloot-kant die een paar maal per jaar moet wordenopgehaald (vaak zandige oevers, bv door krui-sende stroomrug)
delft gedolven (gegraven) of verdolven (vergra-ven) watersloot *delte. duif. dulve. «raaf. gracht
delfstof / (mijnb) een natuurlijke concentratie véén of meer mineraalsoorten dat commercieel inwinbare hoeveelheid aanwezig is, in Nld (op-pervlakte): grind, zand zandsteen (Twente, Z-Lb). klei. keüeem. mergel, ijzeroer, veen,bruinkool; 2 minerale bovengrond of brandstof
delle (Lb) brede, komvormige tot vlakke dal vormaan de rand v e plateau, veelal het eerste ge-deelte van een dieper droogdal 'S"del
dellen (Frl) moerasgrond waar de kmpklei geëro-deerd was, ofwel het venig oppervlak aangetast
delling / laagte of inzinking v/d bodem *kuil. vlaai;2 glooiing; J uitgraving *saddije
delsleuf (Gr) boerenkleiwinput *daüegat. aardhalingdelta een stroomafwaartse vertakking v/e laag-
vlakte-nvier met tussen de rivierarmen en dekustlijn een driehoekig gebied bestaande uitwaaiervormig afzettingen v meegevoerd grind,zand of slib. Delta's ontwikkelen zich het bestein zeeën met zwak getij en zwakke kuststro-ming. Het gehele zeekleigebied is op te vattenals de delta v Rijn/Maas/Schelde
delte (Frl) delf, dolte *mineringdelven (uit)spitten « bosbouwkundigegrondbewerkingdempen dichtgooien v kuilen, slotendendrografie boom(groei)beschrijvingdenudatie de afslijting en ontbloting v/d onder-
grond door verwijdering v/d bodem, het resul-taat v/d inwerking v/d zwaartekracht. Denudatieis vooral actief in hellende gebieden met weinigplantengroei, terwijl afwisselend bevriezen enontdooien v/d grond dit proces sterk versneld@L: denudare 'ontbloten'
departement administratief gebiedsdeel v/h Ko-ninkrijk Holland (1806-1810) ongeveer volgensonze huidige provmciegrenzen
depressie / gebied met lage luchtdruk: 2 gebiedlager ligt dan de zeespiegel. Ons polderlandvormt kunstmatige depressies, zonder menselijkingrijpen zou het geen land zijn *inzinking
derg dargderink zwarte turf *baggelaar. dieperderivatie zijdelingse afwijking v geschoten pro-
jectie agv coriolis-invloed, drift en spinderrie 1 grondsoort die ontstaat waar zeeklei op
veen rust: 2 kortvezelig, min of meer mei kleivermengd laagveen *woese; 3 onderste laag vlaagveen
derring (VI) turf *Uot, tourbe, stookdesolaat / woest, onbebouwd v land; 2 verwoestdet stuk Steen *kei. scheversteendetritus klein deeltje v dode planten of dieren,
speciaal i/e laag op de bodem v zoetwaterdeunt landmaat van 1/4 hadevotiekruis kruisbeeld langs de openbare weg
"S1 monument
diagram schetsmatige illustratie = grafiek
dialect streektaal "idioom, tongval, plat. volksspraak.patteis. boers, gouwspraak
diatomeeënaarde materiaal dat bijna geheelbestaat uit de in zoet- of zoutwater bezonkenkiezelige pantsers v ééncellige microscopischeplantjes (diatomeeën) "infusoriënaarde. kiezelgoer
24
dichtslempen het zich vast aaneensluiten vgronddeelties i/e bouwvoor tot een stijve onhan-delbare laag door inspoelmg
dichtslibben verzandendichtzet overdwarse bespannmg met gaas of
netten "aalslal. dwarstuin
die (NHld) voormalig veenstroompje @G.- ahwa'water' "®"ae
diedenweg openbare weg @OF: thiade 'volk'dief waterrijke laaggelegen streekdiekje (Schouwen-Duiveland) akkeromwalling
van uitgeboerde grond, met weerszijden slootjes'schurveling
dienstgoed leengoeddiep / gegraven hoofdkanaal ter afwatering v/h
veen en als turfvaart, uitgegraven tot op hetonderliggende zand •deep. veenwijk; 2 natuurlijke,grote afwatering; 3 ondergelopen land
dieper *baggelaardiepje kleine natuurlijke waterloop vd zandgron-
den *loopdiepte afgrond 'abisgronde. slond. zinkvaldietweg heerwegdiffuus licht afgebogen en verstrooid (zon)licht
dat voorwerpen zichtbaar maakt (zij het minderscherp dan direct licht)
diggel bikkel, scherf aardewerkdijk / opgeworpen walvormig kleilichaam langs
het water (vgl dam) dat het land tegen buiten-water (zee of rivier) moet beschermen, vanaf1000 na Chr opgeworpen *slikkerdijk, slijkdijk,wierriem, palendijk. pakdijk. wang. landweer. slaperdijk,werkerdijk. meeldijk. zeewering @G: dika; 2 gegraven
water, sloot; j weg door moerassig gebied ofdwars door een beekdal; 4 wildkering rondomeen bosgebied; 5 veenturf in lange lage hopen
dijketting recht tot beweiding v/e dijkdijkgat doorbraakgat i/e waterkerende dijk 'grond-
gat. schelgat, sleetboord. wikinge
dijkgeslaagde iemand die verplicht is een deelv d dijk te onderhouden *aanbestoelde
dijkgraafschap waterschap *waasambachtdijkput plaats waar grond werd weggehaald voor
dljkbouw *schaapstal. kuip. inlaag. saddijc. karrevelddijkrecht o.a. spadesteking en dijkvelling, hoef-
slag, hevenrechtdijkrest *bom i.Zld... nolle, vlichdijedijkring (Voorne) waterschapdijkstoel (Gld) polderbestuurdijkvak *park. pand. hoefslag, hevene. schrodinge, gave.
aanschouw, hoofddijk. lijn
dijkval (N-Beveland) afschuiving of verzakkingv/e dijkvak door onderspoeling *grondhraak.uiïwaling
dikinge dijkdistrictdikwater troebel water door was of vloed
dil (Zaanstreek) lagere delen v/e land mn die bijhoge waterstand in slootjes veranderd zijn(tijdelijk verdronken land)
dingboom (Dr) gerechtsboom *upstalbeamdingheuvel heuvel waarop een ding (oud-ger-
maanse volkvergadering) werd gehoudendinge nieuw ontgonnen land, braaklanddingspel (Dr) rechtsgebieddiocees bisdom [civitate < diocees < aartsbisdom]
*aartsdiakanaat
dispersie proces waarbij een overgangszoneontstaat tussen twee grondwatertypen welkeverschillen in chemische en/of fysische eigen-schappen. Dit proces wordt door de van plaatstot plaats verschillende grootte en richtingvariërende snelheid v/d waterdeeltjes i/h poriënnetwerk (mechanische dispersie) en door mole-culaire diffusie
district verspreidingsgebied v/e kenmerkende(plante)soort op grond v bodem- en klimaatsfac-toren *regio; 2 (Frl) onderdeel v/e rechtsgebied[district < go]
diversorie herbergdobbe l natuurlijke depressie i/e dekzandland-
schap (ven < dobbe < laagte); 2 brand-, drenk, ofspoelvijver op een brink, aldanniet met watergevuld; soms door een wal omgeven laagte i/hdekzandlandschap (pingoruïne) *wijert, pallert,pollen, pel. brandkolk; 3 uitgeveend turfgat ofveenkuil 'mortel @OXD: dubben 'graven'; 4 (Frl)waterkom met ringdijk op kwelder: ringdobbe;5 leem- of kleigroeve
dodenakker begraafveld buiten het centrum v/egrote stad, itt kerkhof (rond de kerk)
doel 1 achterste grensgreppel tussen twee perce-len; 2 (Gr) ondiep gat i/h hoogveen (doelput); 3(Veluwe) klein heuveltje met grenspaal v mar-ke; 4 (Z-Nld) hoop aarde; 5 (N-Nld) schietbaanv/d schuttersgilde
doening (ZHld) boerenhoevedoes / begroeid moeras of veen, ook ruig onder-
hout of struikgewas; 2 lichte turf v mosveen@O: thosa
doft (O-Nld) wachthuisdok scheepsreparatieplaats [cofferdam < dok]dolage moerassig land of gebieddole / (Frl) laagte, drasland of 'plaats waar de
bodem met vast is' (doolaag) «s'dollard. dullaart; 2(Frl) sloot als grensteken
doline trechtvormige zichtbare kuil i/h landopper-vlak boven gemakkelijk oplosbaar gesteente(kalk in Lb), welke door regenwater en nastor-ting v/d bovengrond tot zeer grote en diepeholen kunnen leiden (orgelpijpen) [doline < uvala]
doleg ontwaterd moeras @<;dollard (Gr) grote laagte 'bekken, dullaart
25
dolmest dommestdolte (Frl) delfdom achtervoegsel bij een streeknaam met bete-
kenis gebied of heerschappij 5 -domdomein ruimtelijke neerslag v h middeleeuwse
hofstelsel, dwz uitgebreide landgoederen en nuvaak overgegaan in kroondomein: grond v/dstaat, territorium *vroonland
domkerk woning v/e bisschop en later nog uit-sluitend voor de daarbij behorende toren *mun-slerkerk @L: domus 'huis'
dommest uitgebroeide strorijke stalmest dat voorbemesting nog kan worden gebruikt *dolmest
domp l droge kluit veen als brandstof, vgl schok -ke, belte; 2 walm: 3 de verticale beweging v/eschip
donder knetterend geluid veroorzaakt door snelvoortgaande elektrische ontladingen; het eigen-aardige zwellen of rollen v/d donder heeft zijnoorzaak deels in terugkaatsmg en versterkingder geluidsgolven en deels ook door interfere-rende luchtlagen *onweersdreun
dondersehuur donderbuidong stro met stront voor uitkruiïng over land en
ophoging *stalmest. ton. loert, vuildonjon eenvoudige, meestal vierkante burchttoren
ter lande, voor bewoning ingericht en ter weer-stand v e kortstondige militaire dreiging (typisch14e eeuws)
donk / (ZHld/NBr) lage rivieroeverduin, nu nogmaximaal 6 m hoog. als kopje door jongerenvieratzettingen stekend $ -berg (Hld) *loo (Utr),slater c* opduiking; 2 moeras; 3 ondergronds ver-blijf (met mest bedekt), grondhut
doodlage slijkpoel, moeras *dullaert. dollard. dolagedood land onbegroeid, kaaldood tij: het of de minst ontwikkelde der getijden
kort na het eerste of laatste kwartier (in Nld-tijgebied na 2 a .3 dagen *kranktij
dood water / strommgsloos; 2 daar waarzoet, brak- op zoutwater ligt waarin een doorva-rend schip zgn inwendige golven opwekt diezijn vaart belemmeren
doodijskuil (Veluwe Twente) min of meer ellipsedepressie i e kameterras, vermoedelijk ontstaandoor een geïsoleerd brok landijs a/h einde v/dijstijd dat ingebed werd door smeltwatersedi-ment *solle
doofhout dor brandhoutdooi smeltfase v sneeuw en ijsdook over veld hangende dauw 'mist. neveldoolhof ordelijk labyrint *dwaalmindoolweg dwaalspoor *erredoom wasem. damp. neveldoon klam, met goed
doorbouwen een akker grondig, door en doorbewerken
doorbraak *wiel. doorslag, coupuredoorbraakdal laagte i/e stuwwal waar door
smeltwater, opgestuwd achter de stuwwal a/heinde v d ijstijd, weggestroomd is
doordreggen slippen v/e scheepsanker en afdrij-ven, doorgaan
doordubben ondergraven, doorgravendoorgang passage door drasland *siochter. zuwe.
kaag. lidinge. lyt. tra (ook bosgang)
doorijzen vaargeulijs openbrekendoorlaat i sluisje; 2 afneembaar brugvlakdoorlatendheid permeabiliteitdoormennen een land met paard en wagen ver-
woesten, stuk rijdendoorsijpeling neerwaartse beweging v water i/d
onverzadigde zone *percolatiedoorslag / gat i/e dijk of landscheiding gegraven
om twee wateren te verbinden terwille v/dafwatering, of scheepvaart *heul; 2 (mijnb) vrijeluchtdoorgang tussen naderende galerijen
doortraan kwel door dijklichaamdoorvaart kanaal, zeestraatdoos (Betuwe) brug waaraan een schuif is ver-
bonden tot regeling v/d waterdoorlaat. vgl stuwdop vluchtpijp v wildholdoppleriet (delfst) bruine tot zwarte colloïdale
humusafzettingdor onvruchtbaar door droogte *aride. schraal, haaldorp bebouwde kom v/e plattelandsgemeente,
oorspronkelijk het verzorgingscentrum voormensen die het bestaan vonden i/d landbouwen/of visserij (wegdorp, dijkdorp, terpdorp,esdorp, brinkdorp, veenkolome) *kaf, ban
dorpsgemeente *hontschap. hamdorpsherder scheperdorpsplein -brink. laar. tie. blinkdorreland soorkampdossering helling v/e glooiing "beloop, glooiingdosterd (Gr) zwarte turf *gliededove sloot: doodlopende slootdraagplaats vlakke waterscheiding tussen twee
rivierendraai kleine smalle draaibrug over een vaartdraaiboom sluitboomdraaikolk waterwervel met snelste draaiing i/h
centrum (anti-neer), ontstaat bij sterke strominglangs een obstakel of bij duikeringang [draaikolk< maalstroom] *konkel. pompei, /uigkuil. zwerveünge,
wieling, draaistroom
draaistorm wervelstorm, cycloondraait (Frl) dracht, dreitdraaivonder draaibaar voetbruggetjedraaiwind wervelwind
26
draap zandhoogte of rug op de bodem v e n\:ier""ondiepte, gaffel
drab(be) moer, grondsopdracht (Frl) (voormalige) waterloop in veen
*dreit. draait, drecht
dragee fijne jachthageldrainage natuurli|ke of kunstmatige afvoer v
bodemwaterdrangwater natuurlijk kwelwater, mn in de
duinzoom of bij een stuwwal naar buitentredenddras doorweekte, zeer vochtige grond, slijk,
modder, moeras, pentengdras iand *moerland, boiland. mar. dan. doolaag. zakland.
zoldertje. zomp, hobbedob. kletten. mieiand, mars. meers,broek, neude
drecht / overvaart *\eer. pont; 2 doorwaadbareplaats i/e veenstroompje S -den *voorde, u-echt.iriehr, 3 trekvaart; 4 dreef, drift
dreef 1 ruet-openbare weg vooral om vee doorbouw- of weiland te drijven: 2 brede landwegtot weg met in het landschap opvallende niet-heemse boomaanplant -laan. drift; 3 fraaie streek,warande, landouw; 4 (bosb) hoofdsleuf voorbosbescherming en houtafvoer [tra < dreef]
dret'schuur hagelbui, hageljachtdrefsneeuw sneeuwstormdreit (Frl) drachtdrek l mensenstront; *kak. klamaai. platvoet-ei. mer-
daalge. grasduiker; 2 modderslijk *dretsdrekstede mestvaaltdrem stuk grond, eindstukdrempel verondieping in zee (grond) of over de
volle breedte v/e (rivier)geul of ebschaar, hetzijals sedimentatieverschijnsel, hetzij door eenerosievaste laag *zulle
drenk drenkplaats voor vee *dobbe. hollestelle. vaete,stomp. zoel. pallen, poel. vijver, maar
drensregen druüregen, continue regenval, minderdan stortregen, meer dan motregen
dres driesdretsen spattend regenen, plassendreutel keutel. hoopje drek, droldricht / vaart, drecht; 2 district; J bewerking v
bouwland; 4 weide, weilanddriehoekig Stuk land *fok, blenkje.. eegde. plaatsedriekanter afgeslepen windkeidriel driesprong @OND: driladries(t) / als weide gebruikt braak liggend bouw-
land (groeze); 2 (Veluwe) verarmd bouwland,met een door de natuur gevormde schrale gras-mat, dat als schapenweide werd gebruikt *reek; J(NBr Lb) meestal driehoekig dorpspleintje alsinschaarplaats v h vee *biest. plein, brink, dresje; 4boerenwerf; 5 (Gld) drassig grasland, wildernis*tresk
drieslagstelsel driejaarlijkse wisseling \r bezaaiingbij graanbouw (bouwland, zomergraan. braak)
driesprong wegsplitsing *driel «S'driehoekig landstukdrift / oorspronkelijk een brede, meestal niet
openbare weg waarover het vee gedreven werdv d stal naar heidegebied, uitmondend i/d brink|ste;g < drift] *veedrijfweg. schapendrift, overdrift. dreef.stront, straat; 2 beweging v zeeijs; 3 stroming vwater lucht waardoor koersafwijking optreedt; 4drijfzand; 5 terrein dat met drijfjacht bestrekenwordt; 6 strandgoed, aanspoelsel
driftstroom (met-diepgaande) zeestroming, diedoor de heersende wind ontstaat
driftzand drijfzanddrijfhout aanspoelend hout a/d kustdrijfijs drijvende stukken ijs v/e verbrokkeld
ijsveld door wind of stroming in beweginggebracht
drijfkrib kribbe die de verzanding v/e riviermoet tegengaan
drijftil op zoet tot brak water drijvende massaplanten en resten die op luwe plaatsen tegen deoever geleidelijk dikker en steviger wordt en opden duur verlandt, stuk grond in laagveenplasbegroeid met riet ea planten die los raakt *driuw-somp, rietzodde. kragge. ladde. heve. hobbedob
drijfzand met water verzadigd zand "dat rustigligt zolang er geen kracht op wordt uitgeoefend,maar door druk. trilling of grondwaterstrormngin beweging raakt *welzand, kwikzand (quicsant).loopzand. papzand. drift ^zandzee (.drijfzand aan zee)
drijven 1 kantelen v stenen door de warmte bijsteenbakken; 2 overstroomd land niet meerindijken
drinkeling onder water gelopen of waterrijk land*zuip
drits koeiedrekdriuwsomp (Frl) drijftildrobel troebeldroge dalen dalstelsel ontwikkeld boven een
bevroren ondergrond waarbij smeltwater dezedalen prepareerde, nu als relict v/d ijstijd *grubbe
droge dijk binnendijkdrogt (Dr) droogland of woestijn *zoor @OE:
drugath
drummer sehoormuur *beerdroogdal asymmetrisch droogdal *duindeile, grubbe.
rooi
droogland verdord, onvruchtbare zandgronddrooglegging / droogmakerij; 2 (bodemk) afstand
tussen maaiveld en slootwaterstand (grondwaterdiepte)droogmakerij (Hld/Utr) een door uitmaling v
water drooggelegd, omdijkte deel v/e zeeboe-zem, meer of plas
drOOgOVen *eest. nasi. there. thiere
droogschuur tabaksschuurdrossaard baljuw, drost
27
drost rechts- en bestuursambtenaar op het platte-land, voorloper v burgermeester
drostampt (Ov) us-amptdruipland buitendi|ks gelegen land (voorland) dat
in vroeger dagen ter bescherming v/e dijk ofom andere redenen (onregelmatige vorm) buitende inpolderingen bleet' "vüetland. boezemland
druipsteengrot onderaardse kalksteenholte metgrootschalige oplossing en kleinschalige neer-slagvormen
druipsteenkegel pegelvormige neerslagvorm vkalksteen, tgv aardpijler *wratsteen. stalagmiet.stalactiet. leksteen
drukwal wal v gebroken en opgehoopt zeeijs,ontstaan door het breken en opeenschuiven vijsvelden
drukwater / (bodemk) artesisch water; 2 binnen-dringend water, vloedgolf
drumlin lensvorrmge heuvel gevormd uit grond-morene dat door de beweging v h landijs gemo-delleerd werd
drupen glooien v e dijkdruppel droppel, vochtbolletjedubbel waternaam in de zin v ondergedompeld,
overstroomd landdubben (bosb) plantgaten spitten met de uitgeko-
men grond *omkoppen ""bosbouwkundige ingrependuikeldam lage dam voor een dijk in zee, om
aanslibbing te bevorderenduikelzand *loopzandduiker 1 straatkolk v riool; 2 kokervormige
constructie met meestal een vrije waterspiege!die twee waterlopen met elkaar verbindt *verlaat.pomp e
duin zandheuvel, zeereep. buitenregelduinakker *kroft. krocht, krogt. geestduinbaan uitwaaiïngslaagte in duinen [duinbaan <
duinvlak] *glopduinbeek duinwaterstroompje *streng. relduindal tussen duinen gelegen laagte waarvan de
bodem met tot het duin behoort •s'duinpanduinen al of met begroeide zandheuvels door de
wind bijeengewaaid. te onderscheiden in wal-vormige strand- en zeedumen. land- en rivier-duinen *oerduintje. lijduin, sikkelduin, waaiduin. para-boolduin, ringduin. hoefijzerduin. kamduin. streepduin.lengteduin, dwarsduin. transversaalduin, kamduin. rivier-
duin, donk
duinheuvel *dinge. kling. donk. looduinhiel benedenrand v d duinen ad landzijdeduinkam toplijn v duinenduinkling / door een duin gevormde heuvel 2
duinhellingduinpan komvorrruge laagte tussen duinen waar-
van de bodem uit duingrond bestaat "keelwduindal
duinpias tussen duinen gelegen plas
duinreep met duinen bezette strookduinregel rij duinenduinrei gegraven afwatering aan de zijde v/d
duinstrook ter vervanging van voormalige duin-beken, gevoedt door drangwater
duinslag door verkeer v voetgangers ontstaan paddoor duinen naar zee [slijtpaadje < duinslag]
duinvallei de oude strandvlakten, tussen de ver-schillende rijen binnenduinen, met meestal eenlaagje veen dat in vroeger tijd en tijdens deWO-II werd ontgonnen (veenkluiten), itt deduinruggen ontbrakenen tot voor kort nederzet-tingen en werd de grond als weiland of griendgebruikt; nu ookwel als bollengrond *plak
duinvlak vlakte v aaneengegroeide naast elkaargelegen duinbanen
duinvoet plaats waar het droge strand overgaat inde zeereep
duinvorming omstandigheid waarbij de voor-waarden gunstig zijn voor aan- of opstuiving vzand. zoals niet erg koud of nat klimaat, veel(zee)wind, getijdeverschillen, onbegroeideoppervlakken, zandige (optimaal bij siltige)bodem
duinzand opgestoven zand, a/d kust kalkrijk enschelpgruis bevattend, matig fijn zand ( = 175 p.m)
duist / grasachtig onkruid *zwartgras; 2 kafduistholt onderhout of struikgewasduitse / hardheidsgraden: hardheidsschaal voor
water, bezetting v Na + Mg tov Ca + K; 2 duitsemi]l "S'geografische mijl
duivelseiland verbanningsoordduivelsland volgens bijgeloof behekst land -arger-
land. boosland. doemland. euvelgunne. vrijdagkarnp
duivelswolkje (zeev) klein en onregelmatigstormwolkje als voorbode voor storm be-schouwd «3" voorteken
duivetoren vaak als afzonderlijk bouwdeel openige afstand v/e burcht of kasteel staand, rondtorentje met meerzijdige leien spitsje (17e eeuw)
dukdalf in water geplaatste zware paal gesteunddoor 4 tot 8 schoorpalen om schepen aan vast teleggen of ter bescherming v brug en sluizen
duif dulve, greppel, slootdullaard (NBr) grote laagte of bekken *dollarddunning (bosb) het wegnemen v bomen uit een
opstand
duurstede vestingsplaats @K: duracio vesting'durk (Zaanstreek) dargveendusse stroompje @K
duwiere schuilhoek, spelonk, krocht, konijnenholduw iet spelonk, krochtdwaallicht blauwachtige vlammetjes die wel eens
zweven boven plaatsen waar organische restentot rotting overgaan, waarschijnlijk bestaandeuit brandend methaangas dat door een uenntre
28
bijmengmg v fosforwaterstof (bij luchttempera-tuur) tot ontbranding is gebracht *stalkaars
dwaaltuin doolhofdwangburcht bolwerk gelegen in vijandelijk
gebied ter onderdrukking v/d omgeving of stad*citadel
dwaninge watertjedwarrelsneeuw dnftsneeuwdwarrelwind kortdurende wervelwind, draaiende
valwind *flodderwind. garreldwarsdijk •schenkeldijkdwarsduin meer of minder langgerekte ruggen v
duinzand dwars op de windrichting, veelalvastgelegd door vegetatie en gevormd op eenstuivende ondergrond (itt een barchaan) •transver-saaiduin
dwarstuin heining over de breedte v/e dijk *dicht-zet
dwinger (Gr'Frl) (vestingb) bastiondy organogeen sediment bestaande uit in water
neergeslagen humuszuren; een amorf zwartsediment dat in oligotrofe milieus gevormdwordt
29
east (Frl) akkers, dwz het bijeen gelegen bouw-land, géén es *iest
eb het dalen v/d zeewaterspiegel na de vloedken-tering *aflopende. afgaand of vallend tij
eblijn laagwaterlijnebschaar een getijdegeul die open ligt voor de
ebstroom en a/h zee-einde een drempel heeft[priel < ebschaar < slenk]
echo vrij heldere geluidsweerkaatsing in half-afgesloten ruimten, vgl galm (afgesloten) *tegen-doninge. helm
echoloding dieptebepaling mbv sonarechte 1 hofhorig landgoed; 2 verbanningsoord,
plaats v vogelvnj-verklaringecologie leer der samenhang tussen natuur (plan-
ten, dieren) en milieuede brandturfee (Frl'NHld)) natuurlijke waterloop Weaeegde driehoekig stuk grond bij wegsplitsingen
*eegte. blenkje. fok
eekwal singel v eikehakhout om akker of weide,als grensafsluitmg of als windbreker
eel opwelving. hoogteeem oude waternaam *amer. eems @K: amaeendenkooi vanginrichting met kooikerrecht en
recht v afpaling, bestaande uit een door bomenomgeven klein meertje (kooiplas of wed) metmeest al vier gebogen vangpijpen (rogge-eimodel) enkel voor wilde eenden (vgl blauw-goedkooi) [kooiputje < vogelkooi] *vogelkooy. vogel-poel, gloepe. keel. vangerij, vogelleg, 'var
eenstokskuil (veend) veenkuil waaruit het tebewerken veen 1 m diep of minder opgegravenwordt
eer golfslag of kolkbeweging v h water rond dekop v e krib
eerd hol met gangen, van koni]n, vos of das*aard. burcht
eerdbrand veld waar turf gestoken werdeerdgrond grondlaag met een bovenlaag v zeer
donkere aarde, ophoging v verteerde planteres-ten of stalmest
eergetouw oude schuifploeg, soort diepe freeswaarmee alleen grond wordt losgetrokken zon-der wentelen. Door twee loodrecht opelkaars-taande ploegrichtingen ontstonden vlakke akkers(kruisploegen)
eerland ploegland, bouwlandeerte met gras begroeide beekkantees (Dr) schapenkamp *ies
eest / droogvloer v onderen verwarmd "darre.deise. ast. nast; 2 ovenvondst *ast
eetspel rechtsgebied, districteeuwkant (Zld) moerassig land langs binnenge-
dijkte kreek of geuleeuwsel (NBr) euseleewas laag gelegen, snel onder water lopend
weilandeffen relatief vlak v/d bodem *slecht. sieek. slaakegalement grond v geringe kwaliteit, tgv hoot-
land *volgerlandegaliseren vlakken van de grond, belikken v/e
dijk *banenegelstelling (militair) versterkte stelling midden in
vijandelijk gebiedegenode landstreek *jegenodeegesprong tegen een dijk opgeworpen of aange-
wassen land, buitendijks langs het water gele-gen
eggesteen hoeksteeneiersteen soort concretie *oöliet. kuitsteeneigen weg particuliere weg waarvan het gebruik
niet vrij is (Wegenwet, 1930)eikehakhout hout aangewend voor boerenge-
bruik, vaak met een omlooptijd v 12-15 jaar'akkermaalshout, kreupelhout v eiken, boerenhakhout.veepestbosje. prakbos
eikelhut omgaasd afdakje als bewaarplaats vverzamelde eikels in bosgebied, gedurende dewinter (tegen rot en broei)
eikenheem (Dr) erfeiken als boerenhout rondomboerderijen *ikkelhiem
eiland l door water omgeven land (riviereiland)waard, weerd: 2 geïsoleerd landsdeel (rijksei-land) enclave; 3 (Gr) stuk land tussen tweeveenwijken
eilandje klein eiland *oog, holm, scham. werder,zwamp, yle
eimat tweede gewas v/e stuk hooilandeinder horizon of gezichtseinder *kim, @G: andjaeindkap de kap v/e bepaald oppervlakte bos
waarbij alle bomen worden verwijderd of waar-bij een scherm of coulisse v/h oude bos over-blijft om het opgroeiende jonge bos te bescher-men. Eindkap betekent het einde v/d omloop
einse (Frl) oppervlaktemaat, =306 m2 of 1 24koegang
el achtervoegsel bij een plaatsnaam verwijzendnaar voormalig bos $ -Ie. -lo «•bosnaam
elevatie verheffing(shoek), schiethoekelft taaie, met vuursteen en keien gespekte grond-
soort (keileem) @Ot: alvarelm(us)vuur zwakke lichtpluimen bij onweers-
achtige luchtgesteldheid. ontstaan door eenzwakke uitwisseling v aarde en electriciteit, a/dtoppen v masten ea puntige voorwerpen
30
els (Biesbosch) -kreekelu geel. vaal v d bodem door uitlogingelzemeet met grauwe els begroeide akkeromwal-
lint? met weerszijden sloten ter veekenng *schur-velins (Schouwen), diekies iGoeree). hagen (Texel)
elzenbroek zeer laag gelegen terrein met hogegrondwaterstand (soms geheel dras) en begroeidmet els *wilgenpas
emersade (Gr Dr) landmaat *amersade, emmersadeemmen effen terrein, vlakteemmer geel ambersteen (barnsteen)emmerik hammenk, land in een rivierbocht "hamemmering sprugtelemmersade «s"emerdadeempte (Gld) etgroen-weideenceinte hoofdwal v e vestingenclave stuk grondgebied dat door een vreemd
grondgebied ingesloten isendemisch inheems, het voorkomen ie beperkt
verspreidingsgebiedendoniem binnennaam, locale naam binnen het
cultuurgebiedeng (M-Nld) het geheel v/h vroeger gemeen-
schappelijk bouwland bij een dorp *esenge (Ov) kanaal, tgv wijde (plas)engelant weiland, graslandengte nauwe doorgang *sloehter. tra, gleeenichte woestenijeninge rechtsgebied onder eenzelfde landrechtenk (O-Nld) *es. engentaarde vruchtbare grond waarop kort tevoor
een vlinderbloemig gewas werd verbouwd,toegevoegd aan schrale grond
enveloppe (vestingb) samenhangende Urne tussenhoofdwal en bedekte weg: dekkingswal rondomeen vestingwerk
eolische afzetting «rwindafzettingepe oude waternaam @c;.- apa »*waternaamepitaaf grafsteen, tombe, grafschriftequidistant afbeelding of projectie van bolvorm
tot kaartvlak waarbij de relatieve afstandengelijk blijven (afstandsgetrouw)
erdritinge breuklijn met rekscheur, spleeterfdienstbaarheid last waarmee een erf bezwaard
is tot gebruik en ten nutte v/e erf dat aan de éénof andere eigenaar behoort
erdritinge scheuring v d aarde door een aardbe-ving
eremitage kluizenaarswoning «"hermitageeren (be)ploegenerf al of niet omheind onbebouwd stuk grond
behorende bij een huis of boerenwoning *homle-2er. munk. dries. heem. erve. valde. belook. huisweer
erfgoed ïha agrarisch eigendom dat lang i/dfamilie is geweest, met binnen mensenheugenisdoor aankoop verkregen *erve. handgemaal. metinge
erfgooiers (Gooi) bezitters v rechten v/d onver-deelde heide en weide, in 1912 georganiseert i/dVereniging Stad en Lande v Gooiland
erfpacht pacht waarvan de duur niet a/h levenv/e pachter verbonden is; het in gebruik engenot afstaan v/d onroerend goed tegen betalingv/e jaarlijkse pacht, veelal voor de tijd van 99jaar
erfscheidingsteken afbakening v/h onroerendgrondgoed *stoepsteen. eggesteen, hoofdsteen, hoek-steen, maalsteen. meer. kadsteen
erft humusaarde *teelaardeermitage kluiserosie (meestal) geconcentreerde uitholling of
afslijping door wind of ijswater @L: erodere'knagen'
erosiebasis laagste vlak van inwerking doorerosie, zowel theoretisch als in de praktijk, zeerrelatief en tijdsgebonden
erosiefasen te onderscheiden zijn: chemischeaantasting (corrosie), afslijping (corrasie) enafvoer of transport (ablatie)
erratisch blok zeer grote niet-afgeronde blok,door het landijs aangevoerd [zwerfkei < erratischblok]
erre dwaalspoor, doolwegerve / erfgoed, vastgoed •handgemaal. metinge; 2
grondstukes complex v/e groot aantal aaneengesloten open
akkers die in smalle stroken zijn verkaveld,omgeven door een rand v opgaande begroeingter veewering; oud bouwland dat eeuwenlangmet mest en plaggen (potstal) is verrijkt enopgehoogd, waardoor deze relatief hoog in deomgeving ligt (itt geestgronden) en zeer humeusgeworden is [éénmans-es < escomplex] @C,t: atisk; opzandgronden es. esch. eng. enk $ -ing), m hetZuiden (veursgemeen, kouter, aard. veld. bocht, lochting,en plaggen op veengrond (veenessen, bovenveencul-tuur)
escarpe (vestingb) binnentalud v/e grachtesch (Dr) esesdorpenlandschap kenmerkend cultuurlandschap
op hogere arme zandgrond (middeleeuwen);centraal i/h esdorp ligt de b r " v (dorpsplein)met eiken, en daaromheen liggen de huizen enboerderijen en tenslotte de es. De akkers warenv/h omringende bos en heide afgescheiden doorwild en houtwallen. Voor bemesting v'd esgebruikte men het potstalsysteem. Het lager eniets voedselrijkere weiland bij de beek werdenals hooiland gebruikt
esk (Twente) uit vrij grof materiaal bestaande rugals afzetting v zich onder het landijs aanwezigesmeltwatergeul *oos. asar. smeltwaterrug
espel (Frl) stadswijk «kwartier
3 1
estuarium getijdemonding v/e rivier, vaak zee-waarts ruimer (treehtervorm) en met brak wa-ter, die ontstaat als de daling het mondingsge-bied of de rijzing vd zeespiegel het wint v daanslibbing. Zowel a/d land als ad zeezi|de vdmonding liggen banken (gronden) doordat slibbezinkt, mn door coagulatie (neerslag v kleihu-mus-vlokken door zoutwatenn\jloed)
etage (ecol) laag of verdieping «sFstruikiaageterie stroperij, landloperijetgroen tweede grasgewas, van zeer goede kwali-
teit, dat na het maaien v h eerste, in juni juliopschiet "nagras, etgras, eigroede. nasnede. herfstgewas,achtermad
etland weiland dat begraasd wordt, tgv hooiwei-de *fenne. fenland 'S'grasland
etstoel (Dr) voormalig hoogste gerechtshof, in1791 ontbonden
etweide grasland, tgv hooiweide *fenland, atmadeetveen veenland als graasweide in gebruiketum achtervoegsel verwijzend naar oorspronke-
lijke begroeing ter plaatse v nederzettingen:sauretum (begroeiing op dorre grond), rausetumtrietgrond). betuletum (berkenbos), hulisetum ofsempervivetum (hulstbos), filicetum ivarenbos),tnmuletum (trilpopulierbos)
eusel (NBr) weiland v slechte kwaliteit, min ofmeer natuurlijke graasgebieden op plaatselijklager gelegen en vochtiger gronden
eustatisch betrekking hebbend op of veroorzaaktdoor tectonische veranderingen v relatievenjzmg of daling v/d zeespiegel
eutroof voedselrijk voor algen, planten en diereneuvelgunne (O-Nld) naam v huis, perceel of
water dat in een kwade reuk staat, meestalfiguurlijk (wangunstig) maar soms letterlijk(vuilnisbelt) "Wduivelsland
evaporatie (abiotische) verdamping v water uitde bodem per tijdseenheid
evenode vlakteevenschip veerboot 'pont. veer. zeievorsie de uitkolkende werking v/e rivier, vnl het
werk v staande kolken en neren, en de sedi-mentlast
exclave 1 (geomorf) een door jonge afzettingenomsloten gebied bv rond een donk; 2 (staatkun-dig) stuk grondgebied, afgescheiden i/e vreemdgrondgebied gelegen
exoniem buitennaam, taalkundig ontworteldegeografische naam
expositie ligging v e stuk land tov een bepaaldeinvloed, bv zonneschijn, wind;
32
faan (Gr) *veenface de naar de aanvaller gerichte zijde v e uit-
springende hoek v e bastion 'voorzijdefacies aanduiding ve lithologisch en paleontolo-
gisch karakter v/e afzetting die in een bepaaldmilieu is gevormd
fagOOt takkebos *fagge. faloerdefait (Gr) *feithingfakkelzondag (Z-Lb) optocht met brandende
fakkels onder vruchtbomen om met vuur enrook de boze krachten te verdrijven *beurkW festiviteiten
faliekanten een dijk afschuinen, schuins afstekenfalise l rots, klip: 2 rotspadfaloerde takkebos *fagge. fagootfanaal vuurbaken als seinlichtfascine regelmatig afgewerkte bundel ri|shout
(door buigzame banden bij een gehouden) toe-gepast voor bekleding v batterijen, het tracerenv aardevverken en bij dijk .verken en glooiingen
fase schijngestalte v d maanfata morgana meervoudige luchtspiegeling,
atmosferische straalbreking onder zeer kleineinvalshoeken (bv boven een asfaltweg) "mirage«"schijnsel
fauna dierenrijk, de gezamelijke diersoorten diei e bepaald gebied of ie bepaald geologischti|dperk voorkomen
fayerie toverij "bijgelooffean (Frl) veenfeart (Frl) vaartfeit(hing) (Frl) holte als drenkkuil voor vee,
bovenop woonheuvel naast de kerk gelegen(bluswaterkllil) *tait. vaete, dobbe =» hollestelle
feiling (Frl) ploegland 'veiling ©Of: falgiafelst (Frl) zandoer onder laagveen-pakkettenfelstlaech (Frl) verkitting, oerbankfenne (Frl) opduikende kwelderwal, geschikt
voor permanente beweiding ï d oudheidfenland weideland dat met afgehooid werd *etland,
atmadefeodaal tot het leenstelsel behorend, beheerst
door de adelferd (Frl) topomem voor rechtsgebied *fredeferteit sterkte, bolwerkfertiel het vruchtbaar zijn v/d grondfestiviteit cultuur-traditionele gebeurtenis *bis-
sing(e). corso, jaarmarkt, kermis, iuilakkenviering iNHld).meierblis iTexcl). meivuur. beurk (fakkelzondag), biddagv/h gewas, bidprooessie. ^asterij. krawei
fiezelen motreeenen
fijnjarig gezegd v hout waarin de jaarringendicht op elkaar zitten
fijnscherven grond tot korrels en kluiten uiteen-slaan met een schop
film laagje in bodem of vliesje op waterfin (Frl) laaggelegen weilandfinne (Frl) groot perceel bij een boerderij, uit-
sluitend VOOr beweiding •huisweide. maat, fennefiscus (Z-Lb) kleinste organisatorische eenheid
v/e njksgoed i/d vroege middeleeuwen, ver-overd of geconfisceerd grondbezit (500-3000 hagroot) [fiscus < koningsgoed] ^annexatie
fivel (Gr) reusachtig groot, dreigend [mikkel <fivel]
fivelstroom (Gr) wijde zeeboezem, oceaanfjild (Frl) veldflaas (NBr) gegraven drenkpoel i/d duinen *viaas,
tles
flabber waterplanten uit sloten opgevist en voorbemesting v/h land gebruikt (flabvisserij)= ge ffel
fladder (F*i) moerassig la^d *fledderttankwater zout water onder druk in poriën v/e
ondergronds reservoirgesteente onder een areaaldat olie/gas bevat, dat bij drukverlaging naarbovsn migreert
flarde versnipperd stukje land *lapje, rabbelingflatten mestplakkaten door vee i/h land achterge-
latenflauw hellend glooiendfledder (Dr) moerassig land *vledder. fladderflees (NBr) flestflens (NBr) flestfles (ZHld) gegraven drenkpoel i/d duinen *fiaas.
vlaasflesch (Gld) poelflest (NBr) kleiïge banden i/d ondergrond v mid-
delhoog oude bouwland, ontstaan door bodem-vorming. Ze zijn vast en weinig doorlatend,veelvuldig aanleiding gevend tot ichijngrondwa-terspiegels *flees, flens, wijst
flier (Twente) brede natte laagte *broekflik uitgestoken stuk veenflins ïjzeroer(bank)flint veldkei *vuursteenflits zeer krachtige electrische ontlading (hoofd-
ontlading) met grote lichtintensiteit en snelheid(10% v/d lichtsnelheid) v/d aarde naar de wolk•bliksemschicht Wschijnsel
flodder 1 veenbagger, modder, klodder; 2 slagbuiflora de gezamelijke plantensoorten v/e gebied of
land, een abstract begrip (een lijst namen), niette verwarren met vegetatie
flues (Frl) op het water drijvende plantenlaag, alsnaam overgedragen op drassig land *vlies
flume stroom, rivier *fluvie
33
fluviatiel in of door toedoen v/e rivier ontstaanfluvie stroom, rivier *fiumefluviogiaciaal afzetting door v e ijsmassa afkom-
stig smeltwater gevormdfluvio-periglaciaal afzetting opgebouwd uit mate-
riaal dat onder koude klimaatcondities werdaangevoerd, zowel door regenwater als doorsmeltwater v sneeuw of bodemijs
foelge loofhut, prieelfok (Frl) driehoekig stuk terrein *tippefokje (mijnb) onregelmatig stukje terrein tussen
twee of meer concessies, zo smal dat er geenhele hectare op beschreven kan worden
fokkerij aankweek v veefom briket v kolengruis en leemfontein spuitbron. springbron *quicborne. conduit,
sprank s*bronfonteintje (Gr/Dr) opwelmeertje i/h hoogveenfooye reiswegfore marktforeestrecht recht v veehoederij in de gemene
bosgebiedenformatie (geol) periode, als de fundamentele
eenheid v/d lithostratigrafische classificatie (bvCambnum, Kwartair)
foreest ongecultiveerd land met woud maar ookmet vlak veld en water, waarvan grote delenvoor jacht v/e landheer waren gereserveerd•voorst, warande, domein
fort l plateauvorrruge restheuvel i/e stuifzandge-bied ontstaan door verstuiving v/d omliggendehogere en drogere bodem waarbij de vochtigelaagte resteerde (stuifzandfort), ontstaat reliëfin-versie; 2 speels zandheuveltje; J (vestingb) opzichzelf staand vestingwerk. versterkte leger-plaats [rondeel < fort < landsfortj
forteresse fort, vestingfosse kuil, put *krochtfosseit grachtfossiel overblijfsel, restant v vroegere tijdenfraise (vestingb) stormpaal, onder een hoek van
45' i/d grond gestokenfreatisch water vrij grondwater, water onder de
grondwaterspiegel ï e relatief goed doorlatendelaag en boven de eerste slecht doorlatende ofondoorlatende laag
front scheidingslijn tussen warme en koude lucht-massa
frontiersstad (vestingb) versterkte stad gelegena/d landsgrens
fruittuin vaak ommuurde plaats waar op intensie-ve wijze vruchten werden geteeld (struikboom-gaard)
fulguriet ««"bliksembuisfysiografie natuurbeschrijving, integratie van
morfologie en tlora
tysiotoop relatief homogene ruimtelijke eenheidgevormd door een specifieke combinatie vlandschappelijke factoren die samen het milieuv.'e levensgemeenschap vormt
34
ga (Frl) dorpsgebied of landstreek, later alsachtervoegsel bij gemeentenamen S -ga *gea
gaag verbindingsweggaal / ruw, stormachtig weer of woelig water; 2
ril. kade of dunne streep grond; 3 vogelwatergaanpad (VI) trottoir, looppad, voetpad, gaweggaar / draaiende sluitboom *-_>eer «*"slagboom; 2
weidehek *vekengaarde / oorspronkelijk de omsloten ruimte bij
een huis waar het vee weidde; 2 turn of lusthof,omsloten stuk grond met groenten en ooft; 3taai. recht waterwilghout in bossen, gebruiktvoor ri|swerk
gaarderboek register, onderdeel v/e administratiev/e waterschap dat de gegevens v/d heffing vwaterschapslasten bevat
gaasheek / gehoekte beeksysteem @o.\'D- gaspe'haak'; 2 beek met een sterk wisselend debiet envlechtend patroon [gaasbeek < vlechtrivier]
gaast (Frl) zandige hoogte "geest. gast. garstgabel tolhuisgadeem huisje, gebouwtje, stalletjegading landschapsgericht. gouwrechtbankgagel laag kreupelhout en struiken v e planten-
soort die vroeger gebruikt werd voor het brou-wen v bier (Myrica gale)
gal gele turfgalerijhos smal lintvormig bos langs de oevers
v e grote rivier, in een overig nauwelijks hosherbergend terrein "ombo>, •* gordijn
galerijgraf' prehistorisch ganggrafjjaleye woonstede (galeide)galgenberg heuvel waarop vroeger de galg
(jubet) stond om ter dood veroordeelden terechtte stellen, vaak a d grens v e dorpsgebied ommotreli|k criminele reizigers at te schrikken* £ a l i > e n \ e l d . L ' a lL*eh> 'd . L ' a k ' L ' n u a a r d . u i p - t n k
galm volle en zware klankweerkaatsing in afge-sloten ruimten, vgl echo (half-afgesloten) "helm.schalm
gamda samenvloeiing, samenloop \ e water ofdal "gent. geurt. hiHrnorn. aher
gang i lengte v e perceel, akker als werkeenheid;2 molenreeks; j ertsader, mi|nschacht ot onder-grondse tunnel "rel. ;M;i:w. . :mi. :. .ili i.-; -I smallevaarsloot; 5 verloop der verandering v e meteo-rologische grootheid
gangachtig bospad "d«.v. -- mUmgangslout brede ivaarisloot,gantel kreek "kcmjei
ganzenkuil veen- of heidepias waarin wildeganzen gevangen worden
gaping gat, spleet of bres (ook sluitfout bij land-meetkunde)
garde veldwachtergardenier (Frl) min of meer zelfstandige landar-
beider die bij een boer een stukje grond huurdeom daarop landbouwgewassen, mn vlas, teverbouwen
garfpacht huur v/e stuk land die niet in geldmaar i/e bepaald deel v/d geoogste garven(korenschoven) werd opgebracht (tgv hofland)
gariet l wachthuisje op een muur, wachttoren; 2gewelven v/e stadsmuur
gars 1 landmaat, zo'n 1/3 bunder; 2 gors «"aanwasgas 1 vluchtige fase v chemische verbindingen
«•lucht, rookgas; 2 als brandstof aangewendegasvormige stof *aardgas, brongas. moerasgas, biogas.mijngas; j (Nijmegen) straat i/e Rijnoeverstad "jat@Gt: gatwó
gasbron (Waterland) geboorde put waarin grond-water gemengd met moerasgas op natuurlijkewijze naar boven komt of wordt opgepompt
gast geestgastenij (Gr Frl) burenbezoek als onderdeel v
boerencultuur «sr festiviteitengat / zandwinningsput; 2 (zeegat) open plaats of
vaarwater tussen kust of banken waardoor menv d rede of uit een rivier naar zee kan komen"doortocht..poort; 3 kreek; 4 weigat; 5 windhoek,richting; 6 hol. spelonk "krocht
gats straat »gasgaudine wild, ongediertegave toewijzing v/e onderhoud v/e dijkgaver (VI) moeras ®O: gabra 'moeras'gaweg looppad, voetweggea (Frl) landstreekgeaccidenteerd terrein: reliefnjkgeheet / hellend pad, naar beneden gaand; 2
valkenjacht "weispei; J jachtterreingebied land, streek of ri|k "heltgeboortegrond bakermatgebroken land land met vele plassen en stukken
drasgebrot bouwval -krul. kavafjegebruik / de hoeveelheid land die een landbou-
wer beheert 2 traditie. cultuurri|kdomgebruis / het voortdurend bruisen, borrelen en
schuimen v snelstromende of golvende water-massa; 2 stormwind met sterk gehuil en getier
gee wgiedegetr / schuine zi|de v e stuk land. puntte stuk
l and "IKICH. -m-T <C'' -•"•••'• - s l u i l b o o n i . g a a r
g t f r s i N H I d i l a n d m a a t v : i m o r g e n "gars. aras
gifst / dmre. hoge en droge, onvruchtbare zand-g r o n d -\jiiiwc ui, t-ail.i; 2 a d h i n n e n d u m z i j d e
35
gelegen akker, op hoge zandgrond v/e oudestrandvval. vroeger met bos bedekt
geestgrond bouwland ontstaan door afgraving voude strandwal, waarbij de bovengrond v'd vrijzuivere zandbodem ontkaikt was en relatiefhoog boven de grondwaterspiegel lag. Doorafgraving tot ca 55 cm boven de grondwater-spiegel en opbrengen v stadscompost is laterzeer goede landbouwgrond ontstaan
gef'fel aanspoelsel v/d grote rivieren dat de boerenverzamelden voor strooiselmest *daak. deek, veek,ruigte. watermerk = flabber
gegeven (bouwk) ligging en natuurlijke gesteld-heid v/e terrein
geglent omheining, omrasteringgehucht klein dorpje zonder kerk *buurtschap,
hameide. leitschap
geilpol plek in bouw- of weiland waar een stukgrond door (toevallig aanwezige) meststofvruchtbaarder is dan elders en de planten zichonderscheiden door sterke wasdom, wordtechter door vee niet aangevreten *mette, gelp~ gonst
gel beeknaam @Kgelaagdheid v bodemhorizont, gesteenteband,
veenpakket of van natuurlijk bos (boomlaag,struiklaag en kruidlaag)
gelande eigenaar v land binnen een waterschap,met een zekere zeggenschap, vgl gewaarde(markelid)
geleeg huis en erf, mn boerderij met de erbijhorende landerijen
gelie tegen de wind beschut *lij. luwgelp land weelderige en vruchtbare akkergrond
*bate. baat. geil
geluidswal geluidswerende wal v opgeworpenaarde langs een verkeersweg, vooral om woon-wijken te ontlasten. Bovenop de wal kan nogextra beplanting of een scherm geplaatst zijn
gemaal i inrichting voor het bemalen v/e polder,zodat het water op het gewenste peil wordtgehouden. Tot de introductie v/d stoom- en laterdiesel- en electnseh gemaal werd gebruik ge-maakt v e windmolen. De beschikbaarheid venergie op de gewenste tijdstippen deed dewindmolens verdwenen; 2 collectieve groepmolen
gemarke grenspaalgemeenlandshuis vergaderingsgebouw waarin het
bestuur v/e waterschap is gevestigdgemeenschappelijk beheerde grond *marke. mande.
gement. almende. malenvelden. hamrik
gemeente zelfstandig onderdeel v/d staat, zelfbe-stuur en autonomie bevattend 5-deel. -ga *mene
gemenebest republiekgemeneland (ZHld) polderschap
gemengde rivier: rivier met regiem v half regen-en smeltwater
gement (NBr) grond in gemeenschappelijk beziezoals weide en heidevelden (later gemeente)*almende
gemet (Zld) oppen'laktemaat van 300 roeden (ofhond), 1/2 morgen ofwel 0.4945 ha
gemeynte (NBr) organisatie v ingezetenen voorgemeenschappelijk gebruik v woeste gronden[aard <. gemeynte] *marke
gemul puin, gruis en ander afvalgenadeplaats bedevaartsoord, tgv verbanrungs-
oordgeneralisatie veralgemenisering, het weglaten v
details bij schaalverkleining in de kartografiegent samenloop v wateren *gamb, aber. geurtgeobotanie plantengeografie ivm de geaardheid
v/d bodem beschouwdgeografische mijl 1/15 deel v/e graad, dwz zo'n
7407.41 m *duitse mijlgeomorfologie wetenschap die de gedaante e/d
vorm v/h aardoppervlak tracht te verklarengeoplastiek leer v/h relief v/h aardoppervlakgeosysteem een a/h aardoppervlak afgrensbaar
geheel v levende en/of niet-levende componen-ten, dat een netwerk vormt v ruimtelijke entemporele relaties
geplaveid v/e wegdek voorziengeraas natuurgeweld *oreeste. schuurgerecht (Utr) rechtsgebied, ter grootte v/d eerste
gemeentelijke indeling in Nld *ambacht. kerspel.banne
gerechtspaal geïsoleerd staande paal voor vonnis-voltrekking *schandpaal. galg, wipstrik. geselpaal, kaak
gerechtsplaats plaats v rechtspraak en somstegelijk v vonnisvoltrekking *ti-heim, dingstal,beulskamp. gerichtsboom, veemgericht. galgenberg. hemel,heimael. werf
gericht (Gr) tijdens de middeleeuwen en onder deRepubliek een onafhankelijk rechtsgebied*gerecht. ban. ambacht
gerichtsboom markante en vaak imposante boomwaaronder recht gesproken werd *dingboom,upstalbeam. kroezeboom
geriefhout houtaanplant voor eigen gebruik,veelal afgeknotte bomen in gebruik als perceels-scheiding en als hout om kleine gereedschappente maken (technisch: diameter <17 cm op 1.30m v/h dikke eind)
geriefhoutbosje boerenbosje, na ontginning v/domgeving aangeplant en soms omgeven metringsloot om betreding v vee te voorkomen opzandgrond (holt, strubbe) en in veenweidegebied(koebosje, veepestbosje, miltvuurbosje. huftbosje)
gerre spleet, kiergerse / weiland, grasland; 2 oppervlaktemaat,
landmaat v 1/3 moreen of 200 roeden
36
geschulpte laag bij rijsbossen: met de langste asv/d doorsnede hellend tegen elkaar aangevleid
geselpaal gerechtspaal •giezelpoale (Gr), kaak. schand-paal
gesloten / bos: bosterrein waar de boomkrumenbij een volgroeide opstand minstens 60% v/hgrondoppervlak afdekt (kroonprojectie); 2 land-schap: gebied waarin de landschappelijke ruimteklem of afwezig is
gesteente (ver)hard aardmateriaalgestijpt pallisade, omheininggetert plaats waar veel gelopen wordt, drukke
weg (voetgeterde)getij periodieke waterbeweging oiv planetaire
aantrekkinggetijbossen vloedbossengetijdezoom *zate. strandgetijhoogte toegevoegd gemiddelde v/h hoogste
vloedniveau, langs de kust: Oostende 38 dm,Texel 14 dm, Eems 20 dm, Borkum 26 dm (enmet opstuwing in zeegaten: Vlissingen 37 dm,Bath 45 dm, Delfzijl 29 dm)
getto afgesloten stadswijk *beis. buurtgetuigeberg (Z-Lb) geïsoleerde berg of heuvel
als restant v/e vroeger tafelland of cuestarug*voorpostberg. restheuvel
geul 1 diepste gedeelte v/e vaarwater, of tussentwee zandbanken (balg), ijsdoorgang (slochter);2 greppel, sloot *geme; J kreek, blam
geurt samenloop v wateren «-mondinggeute (Gr) slootgootgevest / (jag) omgeving v/h wild 'biotoop; 2 ver-
sterkte plaatsgewaarde eigenaar v/e boerderij, met stemrecht
i/d marke, vgl gelande (waterschap)gewaarsam (O-Nld) verblijfplaatsgewade ondiepte, een voor schepen gevaarlijke
plaats, gevaarlijk water «rak. ongemak, gewasgewande landgoed, boerderijgewand-verkaveling (Betuwe) patroon m/e groep
strookvorrruge percelen met gemeenschappelijkebuitengrenzen «"versnippering
gewas / doorwaarbare plaats *wade. ondiep; 2drinkplaats voor paarden *wed; 5 overhaal,veerpont; 4 gevaarlijke plaats i/e water metsterke stroming "gewade, ongemak; 5 ligplaats vschepen *kade. gracht; 6 begroeiing of planten-kweek *aardinge. groensweerde
gewasspoor kleur- en hoogteverschil i/h gewasontstaan door verschil in bodemkwaliteit oftoestand
gewegen samenlopen v landsgrenzengewelf holgebogen bezoldering blakke, wuift, wiege,
voorhof
gewende / akkereind waar de paardeploeg werdgekeerd «akkerbed. trappeleind. voor- en achterwending;2 afstandsmaat, lengtemaat v 100 pas
gewest landstreek, oord, deelgebiedgewin 1 het bedrag der kosten v herstel aan
dijken waarop de landgraaf recht had, ter ver-goeding v risico bij zijn uitschotten; 2 boerenbe-drijf, pachthoeve
gewrechte, gewrucht omheining *wrochtgezichtseinder horizon, de lijn waar hemel en
aarde elkaar schijnen te raken, afstand van 10km op zee (rekening houdend met aardkrom-ming en straalbuiging) •kim
gezichtswijdte blikveldgezondmaking reiniging v vervuilende of bo-
dem(grondwater) belastende stoffen *saneringgezwaai ; strook gemaaid gras *zwad; 2 loof v
bomengidsfossiel in stncte zin een fossiel met een grote
horizontale en een geringe verticale spreiding inafzettingen en daardoor kenmerkend voor eenbepaalde geologische ouderdom, in ruimere zineen dateringskenmerk i/d bodem zoals een\ eenlaagje, vegetatiehonzont of oudheidkundigevondsten
gidsmineraal indicator naar de vormingsachter-grond v/e aardlaag
giede (NW-Ov) oppervlaktemaat, afgeleid v'e tebewieden grootte *gee. gie QOND: geden 'wieden'
gieping bocht i/e vaarwater die de schipper, voorde wind varende, dwingt te gijpen (zeil over tebrengen)
gier urine v (rund)vee dat vroeger gemengd metstro als mest op het land aangewend (produktie18 liter per koe per dag, met als voedingsstoffen0.1% N, 0.8% K2O en sporen P2O5), vgl aalt *ier.jier
gierbrug drijvende (zwenk)brug i/e riviergierstroom versterkte getijstroom bij springtij
*giertij. giervloed
giersloot *binge. soegiesser stoombron (=geysir)giet zekere maat v buitendijks land (= 8 voet)gif(t) ernstig schadelijke stof voor organismengilde (Oldambt) dorpsdeel *kluftGIS geografisch informatiesysteem, een gedigita-
liseerd bestand v topografische gegevensgisp hoeveelheid water die ineens wordt uitgesto-
ten, bv v/e kortstondige regenbuigit door verkoling v hout ontstane zwarte delf-
stof, zeer hard en vnl voor sieraden gebruikt*zwart agaat, zwart barnsteen
glaciaal / ijstijd; 2 betrekking hebbend op ijs wboorsprong of medium, agens; 3 afzetting oivlandijs of gletsjer gevormd
glaciatie ijstijd
37
glacis (vestingb) aardglooiing op het voorterreinv/e fort of vesting
glane beek izv schittering en helderheidglans zachte schitteringglasteelt kastllinboUW [kuip < serre < kas]glauconietzand groenzand, voorkomende i'd
Achterhoek en Twente met > 10% Kglee gangachtig bospad, dunne gesleten of door-
schemerende plek «pergolagletsjerkom (fluvioglaciaal) spoelgat onder land-
ijs ontstaan "dobbegletsjermolen kolkgat aldanniet met rolstenengleuf lange smalle uitholling of insnijding: grep-
pel, spleetgley door afwisseling v oxidatie en reductie i/h
fluctuatietraject v grondwater ontstane vlekkeni/h bodemprofiel, meestal bestaande uit bruineen oranje roestvlekken (ijzer), zwarte mangaan-vlekken en bleke (reductie)\ lekken
gliede bodemslik als een zwart, structuurloos,slibhoudend (vettig aanvoelend) veenlaagje*smeer. darg. pekkerd, stroperd. gyttja. sapropelium
glijbaan gladde bosbaan of sleuf i/d bodem voorhouttransport
glijden langs een helling naar beneden schuivend,afzakkend door eigen gewicht bij gebrek a/eSteunpunt «S'denudatie
glijstreep groef re glijvlak door erover glijdendgesteente veroorzaakt
glimmen dof blinkengunster schitteringglint (Twente) uit palen en latten bestaande hei-
ning om weiden af te delen of twee erven vanelkaar te scheiden, ook langs brinken *geli,id.gelinting. gelende ^ tu in
glip 1 sloot; 2 helling, glooiingglite kuilgloed zichtbare vvarmte-uitstraling. hemelgloed
cygloorgloem verduistering, bezinksel, nevel 'S'troebelinggloepe (Gr/Ov) eendenkooi, ook een fuikvormig
latwerk i'd eendenkooiglooiing flauwe helling, afhellende zijde v/e weg,
dijk of kade, talud "toebochtinggloor gloed maar zonder de gedachte aan warmteglop / nauwe doorgang tussen twee duinen: 2
open plek in ijs *bijt. wak; i smalle open plek i/hbos, ontstaan door houtkap *glee
glorie (meteor) kransverschijnsel om een schaduwv/e voorwerp in de lucht op een mist- of wol-kenlaag
gloriëtte •prieeltje, tuinhuisjeglui, glei 1 bos riet of gekamd stro (gluischoof);
2 deknetgluip spleet, kier. nauwe openingglypten gesneden steenblokken
gnomon verticale stang waarvan de schaduw opeen plat vlak valt om de zonnehoogte te bepalen*zonnewijzer
gO (Gr'Fr!) gOUW 5 -go [district < go]godakker kerkhof, begraafplaatsgodhelp armenhuisje, huisje v/d diaconiegodsakker (Zld) grond die vrij werd bedijkt en
beschikbaar werd gesteld a/d kerkgof vaart, snelheidgolf / ruime zeeboezem [baai < bocht < zee]; 2
wateropbolling meestal door wind [kabbeling <golf < valge] *baar, (golge, gelve). onde, unde. schoffel.
roller, breker, bulle. schuiver, kaaier; 3 (meteor) uit-
buiging v/e frontsysteemgolfbreker stenen strekdam om de golfkracht te
brekengolfoploop dempend golfverschijnsel tegen dijken
als de talud niet steiler is dan l :3golfslag op- en neergaande waterbeweging *eer.
rolling, deining, reve
golfstoring (meteor) frontale depressiegolftrein een op zichzelf staande reeks van door
een energiestoot uitgezonden golvengonst kracht v/d mest, na de oogst i/h bouwland
overgeblevengooi 1 (NHld) gouw, landsstreek; 2 (Zld) kreekgoor 1 laaggelegen moerassig land, in NBr langs
de beek tussen del en broek gelegen, relatiefvoedselnjk en met dikkere veenpakketten. Vaakwerd klot of turf gestoken; 2 modderige strookmet slijk @G: gura 'moeras'
goorns tuin tussen dorp en esgrond *warmoeziers-land. tuinland. lochting ~ kruidhof
gOOrslOOt moddersloot *moergrachtgoot gegraven grondgeul. ook vaargeul, slijkgoot
in kwelder (meetgOOt) •kanjel. soe. sloedegordel elk der denkbeeldige banden of stroken
waarin men het hemelgewelf en het aardopper-vlak verdeeld *klimaatszone. luchtstreek. hoogtegordel
gordeldekzand lokaal dekzand dat een terrein-hoogte (stuwwal, keileemrug) omringt
gordelweg ringweg om een stad ter omleidingvan doorgaand verkeer "ceintuurbaan, rondweg,katse. kets
gordijn l hoofdwal die twee bolwerken of basti-ons verbindt *coutine; 2 beschutte beplantinglangs kanaal •*galerijbos
gording / omheining; 2 dwarshout waarmee eenrij palen verbonden wordt
goren baggeren, modderengorgoen afvoerbuis. rioolgorre stinkslootgors (NBr-ZHld) buitendijks aangeslibd en be-
groeid land langs riviermondingen, dat bijgewone vloed niet meer onderloopt in een zoet,
38
brak milieu (zie aanslibbing) en relatief grotegeüjverschillen
gortiere rioolgorzing graslandweide op gorsgouvernement bestuur v overzeese rijksdelengouw 1 landstreeknaam, oorspronkelijk v Franki-
sche gewesten S -go. -ga *gooi. gea. pagus; 2 weglangs een watering of sloot waarmee ook datwater zelf wordt aangeduid *gouwe. goude
gouwspraak dialectgraad 1 1/360 deel v/d evenaar of van een der
parallellen (lengtegraad) of van een der middag-cirkels (breedtegraad); Amsterdam 52'NB. 4'OL;2 opgaande weg, steil pad *opdracht
graaf 1 brede waterloop, stadsgracht, burgwal; 2uitgegraven diepte, sloot, greppel; 3 graft
graafschap gewest onder bestuur v/e landgraaf[burggraafsdiap < graafschap] *markizaat. comitatus
graaftijd tijd waarin men het hoogveen vergraaft,gewoonlijk van r^aart tot november
graan 1 veredeld of produktiegras waarvan dearen worden geoogst, oorspronkelijk in Nldrogge (brood) en gerst (bier) «koren; 2 zandkor-rel, grein
graat scherpe rand v.e kamlijn v e berggracht / gegraven stads- of nngkanaal [gracht <
vest] *fosseit. reye; 2 (Utr) sloot in het land terafscheiding of tot ontwatering *weidgraaf; 3 (ZO-Lb) droogdal, relatief kort en diep *grubbe. hollewe 2
gradennet meetkundig netwerk op de geoïdegradeerhuis verdampingshuis bij zoutziederij,
huis ingericht voor het graderen v zouthoudendwater *zoutkeel
gradiënt geleidelijke overgang van fysisch chemi-sche grootheid i d ruimte of landschap, bvhuosr-laaü, droog-nat. kalkri|k-arm, zuur-ba-sisch, zoet-zout
gradiëntstroom zeestroming ontstaan door ïn-wendiüe druk- ot diththeidsverschillen (zout.temperatuur, shhi
graf ; ruimte waarin een li]k hegraven wordt•„•armer, i-u tplaals. kerkeputje; 2 put voor fornuis in
zoutziederij; 3 put om aardappelen m te kuilengrafheuvel i J prehistorie opgeworpen heuvel v e
nomadisch volk op hogere zandgrond, als col-lectieve begraafplaats i stammend \ aak uit ver-schillende perioden); geven inzicht in dodenri-tueel, materiële cultuur (grafgiften) en omstan-digheden ten tiidc v begraving "mmuius. tombe.lommei, leeuw, kucpelgral
grafplaaLs grafteken v individuele ot collectieveter aarde stelling \ over ledenen -koepelgral'.hunebed, kerkhot. lauw. urnenveld. \iakgraivc!d. UHenbulten. moucje
grafzerk grafsteen
grafiek grafische voorstelling, diagram metrelatieve maatvoering (kartografische regels)
graft 1 (Utr) gracht; 2 (Lb) steil, begroeid walle-tje als terrasrand van bouw en weilanden oplösshellmgen, evenwijdig liggend a/d hoogtelij-nen, opgeworpen ter bestrijding v erosie, vee-kering, perceelsscheiding, geriefhoutwinning enbescherming tegen weersinvloeden *graaf
granaattrechter bomkrater «s- inslagkratergrangia kloosterhof *uithofgras 1 weiland; 2 oppervlaktemaat voor grasland,
ca 1/2 ha of 2/5 morgen *geersgrasduiker (lit) hoop mensendrek «platvoet eigrashegge de lager gelegen zoom v/e bouwland
die met gras begroeid isgrashof tuin, lusthof, grasplein, gazongrasland l grond die voor grasteelt geschikt is
gemaakt, tgv bouwland (weiland (fenland),maaiweide danwei hooiland) *engelant. gerse.wenge, groet, beemd. mient, meent, made, dnes. meers.greid. etiand. broekweide; 2 met gras begroe id stuk
land; groenland, weiland of hooilandgrasorkaantje wervelstorm v zeer kleine om-
vang, i/d zomer Lgrasorkaantje <windhoosjgrasvlakte met gras begroeide vlakte *weide.
greidhoek. \eldgraszode vierkant afgestoken stuk v/d met gras
begroeide bovengrond "vletzode. schorzode, risch.sade. tort. plag. groe/.e. wase. /.waarde
grauwe turf lichte soort v turfgrauwele kiezelzand, steengruis (E: gravel)grauwland onvruchtbaar, uitgeloogd landgrauwveen jongste, bovenste laag v/h hoogveen,
gebruikt voor turfstrooisel "bonk. bolster, jongveenmos. veennert
gravel gruis v gemalen rode dakpannen *grauweiegravelijkheid graafschapgraverij veenafgraving, groeve *mineringgrebhe smalle sloot ot greppel, dienende tot
landafscheiding of ontwatering, vaak een droog-staand slootje
greed / bovengrond. grond waarin alles groeit"grnensweerde; 2 weiland voor begrazing *groeti N H l d ) . L-roede (VI) . g r e . d e (Frl)
greide (Frl) grasland voor beweiding ««"greedgrens erfrechteli|ke landschetding; natuurlijk
gevormd (staatsgrens: Maas, SchoonebeekerDiep. Noordzee) administratief en soms kaars-recht (provinciaal: Utrecht-Gooi (recht op deDom), Groningen-Drenthe (Semslinie. gerichto p Mart l l l l toren) "bant. markeiirens. landssnede. teenn.
terenipt. lermnii. perk. raduig, halmoer. hatnicr
grt 'I l . smuur -lic^loi. mak. p.ilh-aJe (hout), masieru-
grenspaal opzichtige en moeilijk verplaatsbarepaal ter markering \ e onroerend goed. vanaf de!4e eeuw houtpalen en sinds de Ihe eeuw steen-palell "haiipaal. bv'lomli:. pnhuge. nwhtpaal, stek. vlaak.
39
maalboom. hevenpaal. hoefslagpaal. gemarke. termini iR).cippi iR). lirnietpaal. scheipaal. mijlpaal, markepaal. jacht-paal. suikerbroden, vroonpaal. tiendenpaai. stoepsteen.vinger. leeuwenpaal
grensslOOt *hatmer. halmoer, doel. greppel, grup. reen-meer. zwette. swade
grenssingel landweergrenssteen «a°erfscheidingstekengrep(pel) smalle en ondiepe uitgraving in lande-
rijen tot afleiding v overtollig water, meestallateraal patroon met 10-30 m tussenruimte. Indroge bosgebieden worden greppels gegraventer aanduiding v eigendomsgrenzen [ril < greppel< ryt] *grippel. gruppel, riool
greve graafgrie (Frl) weilandgriend 1 hakhoutbos v wilg en zwarte els, i/h
water gelegen op oorspronkelijk een zandige ofkiezelachtige strook grond (waard), voor rijs-hout geteeld, met een omloop v 2. 3 of 4 jaar.Ze bezitten iha een zeer gevarieerde kruidlaag"hoepland. rijswaard, teenbos. wilgenpas, bontje; 2 bos
rijshout *lotgriendinge zanderijgriendkade zomerdijk om een griendgrient oorspronkelijk de zand- en gnndgrond
langs een rivier, later overgegaan in griendgries *kiezelzand. biggelzandgriet steengruis «s-gritgrietenij (Frl) onderdeel v/e gouw of schoutam-
bacht, a/h hoofd waarvan een grietman stond,na 1851 naam der friese landgemeenten, vglklokslag
griffel (Gr) beekje @O: grefjogrift gegraven watergang, vaart of kanaalgrijszand uitgeloogd zand in podzolprofiel «lood-
zand
grind korrelgroottefraktie 2-63 jim *kif. pareigrindgrindzand gus, kiezelsgrindkist / meestal open bak of uitholling i/e
wegberm gevuld met grind voor wegonderhoud;2 baanbed of laag grind op spoorwegen
grindkits opgezette hoop grind langs verkeerswegengrit fijngemalen schelpen of fijn gebroken natuur-
steen m/e diameter v zo'n 2 mm. oa i/d wegen-bouw in slijtlagen verwerkt
groede begraasde kwelderweide *graasgorsgroenbemesting het verbouwen en daarna onder-
ploegen v/e groengewas (inz lupinen en serra-della) dat in symbiose met N-bindende organis-men leett waarvoor het dient als bemesting vooreen volgend gewas
groengordel zoom om een bevolkingsagglomera-tie met een agrarische bestemming
groengrond door rundvee begraasd oeverlandlangs kleinere rivieren of beken *boterveen. beemd.madeland. boeland
groenland (Dr) gemeenschappelijke weide i/hbeekdal waar v nature weinig of niet op werdbemest, geen stalmest, gier of slootaarde, deenige bemesting was vaak beekslib (beërrung)*groengrond
groentehof (Z-N'ld) moestuingroenvoorziening aangelegd openbare begroeiing
"•"plantsoen
groenweerde / de begroeide bovengrond ofaardkorst *aardinge. vlies, vloes. grede. meiveld; 2terrein, maaiveld *zwaarde
groenzand zeezand met glauconiet, van pleistoce-ne ouderdom in Twente en de Achterhoek, aande kust opgespoten tegen het strand tegen afslag(suppletie)
groep / stalgoot *grup @OF: grópe 'mestkuiP; 2 groe-ve, greppel; J geologisch classificatieniveau vaardlagen
groes met-omheind grasland, gewoonlijk hooiwei-de *groeze, gors
groeskant graskant langs bouwland doorgaansdienend om erover te rijden
groesturf in broekland gestoken turfgroet (NHld) graslandgroeve / greppel, sloot *reve; 2 kuil waaruit een
delfstof in dagbouw wordt gewonnen. Ongron-dingen nemen tegenwoordig deze functie steedsmeer weg, gebruik als vuilstortplaats is (nog)gangbaar [strijkvore < groeve] *winningsput. zanderij,grinderij. marlepit. leemput
groeze 1 begroeid buitenland *gors. groes. groos @G.-grunse 'grasland'; 2 gescheurd en tot bouwlandgemaakte weide (dries); 3 zode
grof / wild: grotere wildsoorten; 2 bos: hooggeboomte, tgv kreupelbos; 3 zee: zware deining
grond / losse materiaal a/d oppervlakte v/d aard-korst; 2 ondiepte in zee «zandbank; 3 erf, grond-eigendom
grondaanwinning op water'of woest land gewon-nen (cultuur?)grond *inpoldering. kolonisatie
grondbelasting *schot, tiendgrondbraak (Zld) dijkvalgrondduiker buisvormige verbinding tussen twee
wateren *heul, doorslaggrondgat gat i/d binnen- of buitengrond v/e dijk.
bij doorbraak *schelgatr sleetboordgrondgebruik cultuur + natuurgrondgrondijs ijs dat op de bodem v/e rivier, meer of
ondiepe zee gevormd wordt *heusijsgrondlegging wijze v bewerken v/d grond i/d
landbouwgrondmorene door landijs aangevoerd en vaak
sterk verweven afgezet bodemmateriaal *kei-leem. keizand, mengmorene. NB géén potklei!
grondrechtenadministratie kadastergrondslag basis •"bed. zool. zaat. zate
40
grondverbetering beëming. bemesting, bevloei-ing. irrigatie, melonatie
grondsoort bodemtype mbt de korrelgroottever-deling (textuur) en de samenstelling v'h materi-aal waaruit het bodemlandschap is opgebouwd:klei-, veen-, zand-, loss- en leemgrond
grondvuur soort v bosbrand «"loopvuurgrondwater het overtollige water v veld en wei-
de; het gedeelte v h bodemvocht dat zich vrijkan bewegen oiv de zwaartekracht, in ondiepafstromend grondwater zijn Na, K en SO. debelangrijkste chemische elementen, in diepervooral ijzer en kalk *kweim. weiwater
grondwaterspiegel het vlak door de punten waarhet grondwater een drukhoogte nul heeft *frea-lisch vlak
grondwaterstand de hoogte v/e punt tov eenreferentieniveau, meestal het maaiveld; daarwaar de absolute waterdruk gelijk is a/d atmo-sferische druk (freatisch niveau) 'drooglegging
grondwind de atmosferische luchtsnelheid op 10m hoogte
grondzee overgangszone waar een regelmatigegolfbeweging van diep water wordt omgezet i/ewanordelijke waterbeweging door bodemwrij-ving l/d kustzone "^branding
groos groesgroot mikkel, tgv lutjegrootschalig gedetailleerde kaart afbeelding, bv
1: 10.000grootstad metropoolgrootwaterschap hoogheemraadschapgrop StalgOOt 'groep, greppelgrot onderaardse en vrij grote tunnelvormige
holte, op kunstmatige of natuurlijke wijze ge-vormd (in Z-Lb door mergel en vuursteenwm-mng ontstaan) *krocht. kroft. spelonk
grotonderzoek speleologiegrubbe / (ZW-Lb) zeer smal en diep ingesneden
droogdal 'gracht; 2 akkervore. kuil. putje, grep-pel
gruis massa v betrekkelijk kleine onregelmatigebrokken *bims. [gruus. greeuws. groys). scheversteen.schorre, -.teenmot. kie/.elzand
gruiswal morenewalgruppe / koestalgoot; 2 (Ov Gld) greppel; 3 slopgulzand / welzand; 2 stuifzandgUS 'grindzand. guszand
gvttja organogene afzetting bestaande uit in waterbezonken resten v planten (en vaak ook v kleinedieren) dikwijls met wat klei en soms met kalk*bodemslik. sapropelium. gliede. smeer. darg. pekkerd.stroperd
4 1
H
haaf bergwind *heeft. hevehaaft zware kleigrond *klijt. spier @G: haftaz 'samen-
hangend'haag / heg of hetrung tot bescherming of afpaling
v/e stuk land, bestaand uit geschoord kreupel-hout of doornig struikgewas, vgl tuin (dood-hout) @O: hagan; 2 stuk land dat door een haagomgeven is, vaak als jachtgebied; j tas v onge-bakken stenen, zo opgebouwd dat de winderdoor kan spelen
haagkade kade loodrecht op de achterkade aan-sluitend, ter voorkomeing v h vollopen v edijkput bij doorbraak v e achterkade
haagt onderaardse gang *aachte. hagedochtehaai schuine hoek of strook land *geer. bocht, sniephaaiman 1 (ZHld) begroeide zandgrond tussen
duinen; 2 (Zld) verhoogde omringing (doorkade, dijk of duin), zijnde schotvrij minder-waardig land *haaygemet
haak 1 zandplaat in zee "grond; 2 zandige landtongachter een uitstekende punt v/d kust door zand-transport v stromingen evenwijdig ad kust«"haakvval
haakstelling militaire stelling die aanleunt tegeneen natuurlijke dekking en meestal een haakvormt
haakwal een i/h water eindigende strandwal meteen omgebogen uiteinde dat ï d richting v/h landwijst (soms met duinvorrrung). kan bij verdereontwikkeling i e schoorwal overgaan [haak <haakwal < sirandveer) *strandhaak
haal 1 hevelconstructie om vaartuigen op deoever of over een dijk te trekken *overtoom; 2halfdeel v land *hadel; J uitgedroogd, dor.schraal; 4 (O-Nld) verborgen, heimelijk
haalgolf 1 een v e strand terugkerende golf; 2golf door de voortbeweging v/e vaartuig ont-staat die de boorden v e kanaal aantast
haan dier als zinnebeeld v bliksem; hij splijt deonweerswolken en zuivert de dampkring (af-weerteken) '«'kruis-symboliek
haar / hoge, midden i/h veld liggend kampbouwland; 2 hoogte i e veen; J hoog heideveld@G: han 'zandige rug'
haard J zeehoofd om de golfslag te breken *strek-dam; 2 familiegoed «"haardstede; 3 stookhout *hoot
haardbos (Lb) plek waar stookhout wordt ge-kapt, Stookbos 5 -haard. -hard. -ard. erd @Ot: hauri 'koolbos
haardstede / stookplaats; 2 woonplaats
haarwild (jag) benaming voor zoogdieren alsjachtobject, tgv vederwild
haaygemet (Goeree) akkertje op geëgaliseerdeduingrond, omringt door walletjes of schurve-lingen, tgv braUW (opgehoogd) Whaaygronden~ geest
habitakel woninghabitat / complex v milieufactoren dat op een
organisme of levensgemeenschap inwerkt [habitat< biotoop]; 2 woongebied v/e organisme of le-vensgemeenschap
hach boomstronk of tronk *homp, stobbehadel / (Frl) halfdeling of helft v/e stuk land *haai
«•haiing; 2 (O-Nld) twistland, kibbellandhae (Gr) wigvormig of bochtig stuk land @G:
hanha
haech (Frl) smalle overgebleven veenstrook mUitgeveende plassen *ribbe. kraag, zethaag
haf inham achter een evenwijdig a/d kust liggen-de landtong of schoorwal (kustlangs zandtrans-port) die, indien er een rivier in uitmondt, opden duur zal verzoeten. In Nld is de Waddenzeeerugszinds als haf te beschouwen [lagoen < haf]
haft uitsteeksel onder water *heft. hechthagedoarn (Frl) wildwal v meidoornshagedochte onderaards gewelf *spelonk. krocht, hol
«"aachtehagel 1 neerslag v ijskorrels (soms brokken tus-
sen 5-90 mm), die doorzichtig of gelaagd-on-doorzichtig zijn, en grote schade aan te veldestaand gewas en tuinbouwkassen kan aanrich-ten; 2 jachtkorrels *loper, mussehagel, reelopers,dragee
hagelkruis afweerteken i/h veld als symbooltegen hagelschade *bake «"kruis-symboliek
hagetisse heks, toverkol " bijgeloofhaid (Frl) oppervlaktemaat v 1/4 koegang of
= 1837 m2
hakbos kreupelhouthakbouw primitieve vorm v landbouw waarbij de
bodem met omgeploegd wordt maar Heenlosgewoeld me hak of eergetouw
hakgriend griend waarvan het hout om de 2 a 4jaar gehakt wordt
hakhoutbos kleinschalig produktiebosje met laagloofgeboomte (esse- en zomereiktelgen) waar-van de opslag geregeld gekapt werd, omloop v10-15 jaar (brandhout, looischors, twijgen, tak-ken) *slaghout, schaarbos. kreupelbos. keelholt. strubben.griend, slagbos. spaartelgenbos
hakklauwer keuterboertjehal 1 hardheid v/d grond, hetzij doordat ijscement
de korrels verkit, hetzij als lagen bodemijs,welke v/d vorm hangt af v/d textuur en dehoeveelheid water. De aanwezigheid v hal
42
belemmert infiltreren v smelt- en regenwater•hel; 2 landhuis waar recht gesproken werd
halen 1 (VI) golvend heuvelland @G: halhum; 2afgelegen nederzetting
halfer (Z-Lb) pachtboer «"bagèrenhalftij gemiddelde hoogte v/h hoog- en laagwaterhalf-verharde weg weg die een doorlatende
structuurloze verharding heeft v betrekkelijknatuurlijk materiaal (puin, grind)
halfwinning verpachting v/d landerijen voor dehelft (soms ook voor 1/3) v/d opbrengst
haling 1 trekking of zuigmg die golvend water(windrukken, scheepvaart) uitoefend; 2 (M-Nld)benaming voor stukken gedeeld land *hadel
halige sloot sloot waarvan de aangrenzendeeigenaren elk de helft bezitten en voor onder-houd dienen te zorgen
halle bocht in of uitloper v/e heuvelrug @G: halhahallehuis boerderijtype *ios hoeshalling (Dr) walletje met vergraven veen als
waterkenng tussen twee veenputten *veendijkhalmer (NHld) grenssloot tussen twee stukken
land "heiningssloot, halmoerhalo 1 lichtknng rond een lichtbron (zon of
maan) als deze door een nevel schijnt; 2 samen-vattende naam voor alle i/d atmosfeer voorko-mende optische verschijnselen, veroorzaaktdoor breking v/h licht in en weerkaatsing tegenop grote hoogte zwevende ijskristallen
halon (Kempen) hoek, schuilplaats of afgelegenoord *dan
hals (land)engte of nauwte *istmushalsinsnoering binnenbocht afsnijding door het
meanderproces v/e rivierham / hoek aangeslibd land, landtong die uit-
steekt i/e laag terrein; 2 a/h water gelegen wei-land of landhoek a/e rivier *hem. schierweide; 3met houtgewas begroeide waard "griend; 4 dorps-gemeente *hontschap
hamei 1 slagboom of sluitboom; 2 hekwerk vooreen brug die toegang geeft tot een pont v/e stadof vesting; 3 traliehek dat de ingang v/e buiten-plaats of voornaam boerenerf afsluit
hameibrug wipbrug of ophaalbrughameide (M-Nld) gehucht @G: haima 'woonplaats'hameringe (Zld) loskade *amer. lastasehamrik (Gr Frl) oorspronkelijk het ondergelopen
grasland buiten de wierde, later een soortdorpsmarke aangevend *hammerik. hemelrijk
han rivierlushandelsplaats koopstadhandelsplein marktplaats in steden *briei. megen.
vitte
handgemaal grondstuk of stamgoed dat a/d sche-penbaar vrijen toebehoord
hangwater zwevend, capillair vocht, dat metbeïnvloed wordt door de grondwaterfluctuaties
hank / (Ov'Gld) bedding v/e dode nvierarm,dikwijls door bochtafsnijding ontstaan, i/h win-terbed V/e bovennvier *kil. kreek, strang. hoefijzer-meer; 2 buitendijks gelegen kolk of plas *ank
hanzeweg handelsweg uit de 14e eeuw tussendiverse hanzesteden
haps omheind veld of stuk land dat i/e hoekgelegen is *hasp
harde 1 bergwoud; 2 onbebouwd land, heide; 3plek m/e vastere bodem dan de omgeving
hare scherpe wind, doordringende koudeharn (O-Nld) pies «"gierharskamp paardenkampharst 1 bovenste laagje sneeuw dat langzamei-
hand tot ijs geworden is; 2 (Frl) zandplaat *horsthasp hapshatinge beschadiging a/e dijk *blesdijkhave *eigendom, goederenhavelinge «s-avelinghaven aanlegplaats, ligplaats en wijkplaats v
schepen tegen storm en ijsgang. Open havensstaan direct in contact met het buitenwater enkunnen daardoor wisselende waterstanden heb-ben, gesloten havens zijn juist afgesloten doorsluisdeuren of een schutsluis. Verder zijn er deniet-commerciële havens (marinehavens: DenHelder, vroeger Hellevoetssluis)
havengetal getal dat het uur v hoogwater v/ebepaalde plaats aangeeft (het gemiddelde tijdsin-terval tussen de doorgang v/d maan en het eerstvolgend hoog- of laagwater)
havenhoofd zware houten of stenen dam terweerszijden v/d mond v/e haven, tegen verzan-ding v/d buitenkom en bescherming tegen golf-slag
haventijd tijdsverschil voor een bepaalde plaatstussen de hoogste waterstand en de doorgangv/d zon of maan door de meridiaan
havenzate ondiepte i/e havenhavezate (Dr/Ov) boerderij die zich tot ridder-
goed ontwikkeld heeft *ridderhofstedehazekuil schuilplaats v/e haas *kuit. leger. polk. pothecht uitstekend voorwerp onder water waaraan
men vast kan blijven hechten, bv scheepswrak,boomstam *heft. struik
hechtwater adhesiewaterhectare landsmaat *tmnderhede 1 (Frl) haven, ankerplaats *hee. rede. reen; 2
(NBr/ZHld) riet of zeggehee / ankerplaats «"hede; 2 vlasafval *spijtheede (VI) onvruchtbare streek met heidebegroei-
ïngheegswal (Frl) kwelderwal *hefswai
43
heelgras gras v land waarop het hele jaar geenvee geweid heeft
heelweg / openbare weg; 2 laaggelegen weg; 3(Achterhoek) begravenisweg *lijkweg, reeweg
heem l besloten erf rondom een boerenwoning*hiem. werf @G: hem 'woning"; 2 (oud) vaderland alswoonplaats @O: haima 'woonplaats'; J achtervoegselin toponiemen als een permanente nederzetting,vaak daterend uit de vroege Middeleeuwen S-um. -chem, -ikum. -inghum
heemkunde locale folkloristische aardrijkskundeheemnamen aardrijkskundige naam duidend op
permanent bedoelde bewoning, tgv -sel S -um, -em
heempark park waarin planten en evt ook dierenuit de inheemse flora en fauna ter instructie tebezichtigen zijn *heemtuin
heemraadschap waterschap voor dijk- en polder-bestuur
heemstede / woonplaats, domicilie, boerderij; 2plaats v rechtszitting
heemschut bond, opgericht in 1910, ter bescher-ming v landschaps- en stedeschoon
heemtuin wilde plantentum met slechts binnenhet planten-geografisch district aanwezige plan-tensoorten (veredelde natuurtuin)
heen net *heynheerbaan hoofdverbindingsweg, bij de wet aan-
gewezen weg waarlangs de in- en uitvoer overde rijksgrens mag plaatshebben, tgv buurtweg""heirbaan, legerweg
heerd (Gr) strook grond die bij een boerderijhoort, dwars op de hoofdweg tussen tweezwetsloten
heerenhof hof V edelen *aansale. ridderhofstad, sadel-hofstad. zolenweert. soolwere. vroonhof, zaalhofstad
heerlijkheid gebied v/e landheer, thans nog eengoed als bezit waaraan de titel en sommigehoge rechten verbonden zijn (halsrecht, ofwelhoogste rechtsspraak) *baronie. meierij
heerwagen (VI) gemeentewijk *kwartierhees begroeiing met laag beukenbos, kreupelhout
of akkermaalshoutheester / boomachtige struik: 2 jonge stam v eik
of beukheetveld (Utr/Gld) plaats waar heideplaggen
gestoken werden *heede. heytheeuvv (O-N'ld) stuwdam, vgl stouwe *houwhef (Gr) zee, ïhb de Waddenzee *hafheffe grondsopheft 1 waterwerveling door stroming, evt met
troebeling; 2 uitsteeksel ondr water *hechthefswal (Gr) (zavelige) kwelderwalheg / afscheiding v visueel doorzichtbare smalle
houtrand [bomenrij < heg < houtrand] *hegge. haag.meidoornhaag, scheerheg (Zld); 2 laser üelesren ZOOm
v groengrond rondom het bouwland (grasheg-ge); 3 kreupelhout, hakhout, akkermaalshout
heihaan (Betuwe) een strook v zavel-, zand- ofgrmdgrond als gevolg v/e ondiep liggendestroomrug i/h klenge rivierengebied
hei diep water of diepste gedeelte v/e waterheide / oorspronkelijk extensief gebruikt weide
met een begroeiing bestaande uit struikheide,dopheide en kraaiheide, in dekzandgebied (zeerarm, oligotroof, milieu met dunne bodemprofie-len en sterke podzol-ontwikkeling *haar; 2 (Lb)sterk gedegradeerd bosgebied met nog slechtswildernis v struikgewas
heidedorp «yhuttenkolonieheidegrond schardeheideplag vlagge, vlik, zodeheidepias plas van neerslagwater op een heide-
veld *blik. fonteintje, peel, slat. sol. vijver, wijer, zijp.zoei
heideveld *saapheidezode vlik, vlagge, plagheiigheid een suspensie v droge deeltjes i/d atmo-
sfeer, die zo buitengewoon klein zijn dat ze nietmet het blote oog kunnen worden waargeno-men, maar wel zo talrijk dat ze het zicht ver-minderen en de lucht een karakteristiek rook-achtig aanzien geven, een soor'. matte sluier*satti2
heikant de streek of richting waar de heidegron-den liggen
heilicht weerlicht in bovenlucht na een hetedroge dag, zichtbaar maar zonder donder
heimael omheinde rechtsplaats *hemel. vierschaar.rechtsdistrict
heiminge omheind grondstuk, huisstedehein afscheiding tussen twee erven *scheislootheining l schutting of haag ter grondafsluiting
*krijt. planket, vermaak; 2 scheislootjeheinsel slootruigteheirweg oude verbindingsweg op een dijk
(highway) gelegen (stammend vermoedelijk uitde Romeinse tijd) *hoogweg, hostert
heister boomstamheiturf zodesteeksel tot 2 dm dik •sjabbert. vlik,
asturf, bijltorf. bult. vlik. schad
heiweer periode met hitte en droogtehek raamwerk v staven, palen etc ter afbakening
*gader. glint, heining, schutting, treilage. clesie
hekenblok plaats waar vlas en hennep gezuiverdwerd «"vlasveld
heksenkring kring die zich soms als open plek inhet bos of op een weiland vertoont en die doorhet volk worden toegeschreven a/h dansen vheksen op die plaats, maar in werkelijkheidbestaande uit zwamrmgen
44
hel / bevroren plek i/d grond *hal; 2 laaggelegen,waterrijke, weinig vruchtbare en slecht bewoon-bare plaats *heile: 3 afhelling
helderheid bij bodemkleurbeschrijving een schaalv licht naar donker, samenhangend met hetorganisch stofgehalte ""contrast
helle / (Frl) laaggelegen plek "hel. holle @O; haija'laagte'; 2 heuvelhelling
helling 1 aflopende schuinte *athang. afcijging, gebeet.sleep, beloop, glip. opdracht, sleeping, steek, talud; 2
scheepstimmerwerfhelm echo, (weer)galmhelokreen moerassig sijpelgebied als bronhoofd
voor een beek *stroot. stroet, rijthelweg lijkweg *heelweghem 1 (Frl) binnenpolder die natuurlijk afwaterde
*him (Gr); 2 buitendijks, soms door een zomerka-de omgeven stuk land; 3 afgeheinde akker, dooreen sloot omgeven
hemdijk dwarsdijk die een slaper a/e waterdijkverbindt
hemel omheinde rechtsplaats @G.- heimaelhemelfactor getal voor de mate v bezonning v/e
zijde v/e gebouwhemel" ïk "zwerkhemeiMsreed kortst gemeten afstand *afleghemelstreek / windstreek of richting; 2 lucht-
streek als brongebiedhemelvuur "«"bliksemhemelwater collectieve aanduiding voor regen,
hagel en sneeuw "neerslaghemrik (Gr) marke *hamrikhengemunde (Veiuwe) gemeenschappelijk grond-
bezit dat hetzij door een water, hetzij door eenheining is afgesloten
her- frankisch voorvoegsel bij plaatsnamen,verwijzend naar een voormalig militair centrum$ her- @G: harja 'leger'
herbebossing het aanleggen v/e bos i/e gebiedwaar vroeger, korter dan 50 jaar geleden, ookbos heeft gestaan. Om de werkelijke natuurlijkesituatie terug te krijgen kost veel tijd, minimaalenkele eeuwen ide oorspronkelijke bossen heb-ben zich in duizenden jaren gevormd) ra-bebossing
herberg logement *cameret; taveerne. kelder, (eerhuus.sloof, diversorie. doening, schippersherberg
herdersschop makhermitage 1 kleine, afgezonderde woning v/e
kluizenaar "-kluis, ermitage; 2 de leegte en deeenzaamheid (woestijn)
hermo'es paardestaart als onkruid *unger. unjer(NHld). kwadenaard (ZHld). ruigbol, roebol
hernasse (ZHld/Zld) oorspronkelijk een weilandop een landpunt waarop de kudde te grazenwerd üestald *hernes(se), nes
hertgang (NBr) plaats waar vee weidde, als deelv/h gemeenschappelijk grondbezit *koppel
hessenweg zandweg met breed wagenspoor; eenrd late-middeleeuwen door kooplieden gevolgdehandelsweg door de Achterhoek naar stadUtrecht
hessig warm (door vuur)heubel (Zaanstreek) heuvelhobbel 'hoopheukeling kleine hooiopperheul 1 duikersluis, binnensluis of opening i/e dijk
om twee door die dijk gescheiden wateren metelkaar te verbinden, tgv ziel «doorslag, grondduiker;2 smaller gedeelte v/e rivier, beek of sloot; 3stenen brug met één boog; 4 goot, riool ofstraatgoot (aldanniet overdekt); 5 hulpbrug oflos plankier bij het binnenrijden v hooi over eensloot gelegd; 6 toevluchtsheuvel
heurne (Gld) hoekheusijs licht papijs ontstaan door opdrijving
•naaldijs. licht papijs
heuvel 1 natuurlijke verheffing v/d aardbodem, inNld geldt als lage heuvel een verheffing van1.55 m *klep. kling. duin. donk @G: haritha; 2 (NBr)dorpsplein in akkerdorp •plaatse
heuvelhelling brechtheve drijvend stuk laagveen *drijftii. kragge. driuw;
somp, hobbedob
hevenboek overloperhevendijk dijk m/e onderhoudssysteem per heve-
ne, via erving overgedragen [hevene < delinge <hevendijk]
hevene 1 (Zld) dijkvak, dijkgedeelte; 2 (Zld)oppervlaktemaat, landmaat v 200 gemeten *hevin-— £
hevenpaal (Zld) dijkgrenspaal *hoefslagpaalheverlee (VI) geitebosje @G: hafra+iauhahevinge «s-heveneheyt hiethiem (Frl) het erf v/e boerderijhiet grazige plek i/d heide *heet, heythil / rietveld; 2 heuvel; 3 hoog aangewassen landhille hoogte of heuvel als vlucht plaats bij over-
stroming of militaire dreiging. Ze zijn oorzienv/e steil talud, itt tot terpen uit tijden van voorgrote bedijkingen in de iO-!2e eeuw. In Zld(vliedberg, motte (militair), stelle), Hld (werf. vluchtberg)
en in Frl (hegewieren. stinswieren)
him (Gr) binnenpolder *hemhinderdam dam om het aflopen v water te hinde-
renhinderniswolken wolken die ontstaan door onef-
fenheden i/h terrein (reliëf) doordat een lucht-strommg tot stijgende of dalende bewegingwordt gebracht. De invloed v obstakels kan totop grote hoogte merkbaar zijn
hissing verjaging, af jacht
45
hittedag dag waarop de temperatuur >25°C stijgthittegolf periode v 5 dagen achtereen met tempe-
ratuur >25=C en waarbij minimaal 3 dagen>30°C hebben
ho plotseling eindigende rug of uitstekende land-rug *klif
hoagte (Goeree) dijkje of akkeromwaüing, totenkele meters hoogte, bestaande uit bovengrondv/d akkertjes dat verwijderd werd om dichter bijde grondwaterspiegel te komen (uitmijningen),soms tegen de schurvelingen geworpen
hoba (NBr) oppervlaktemaat v 16 hahobbedob 1 slappe grond of soppig land; 2 drijftilhobbel kleine, hinderlijke oneffenheidhobrede hoofdbreedte, ofwel de breedte (meestal
echter de smalle zijde) waarmee een perceeltegen een dijk aanschiet
hoef / oppervlaktemaat, Iandstuk v 16 morgen ofvaak 12 bunder; 2 (NHld) achtervoegsel intopomemen verwijzend naar een (voormalig)kasteel 5 -hoef. -stein
hoefijzerduin paraboolduinhoefijzermeer oude afgesneden meanderbocht
[kronkelwaardgeul < hoefijzermeer]hoefslag het aandeel waarvoor een ingeland op
grond v/d grootte v zijn landsbezit (het morgen-getal) in het onderhoud v/e dijk of weg is aan-geslagen "matdijk
hoefslagpaal dijkgrenspaal *hevenpaalhoefstal aanhang of bijgebouwtje *travalje, nootstalhoei hooi *huyhoek / afgesneden of afgelegen stuk grond $ -
egghe *timp. geer. bocht. hurk. hoorn; 2 Complexlanderijen dat een geografisch afgebakendeeenheid vormt; 3 (Z-Nld) buurt
hoel (VI) dal @G: hulahoelt (O-Nld) landbezit, dat wat iedere eigenaar
of ingeland i 'e polder bezit *houdhoepland griendlandhoeve 1 ontginningsBasis met breedte van 112 m;
2 hoeveelheid land nodig voor onderhoud v ééngezin; j oppervlaktemaat voor land, zo'n 16morgen ofwel 13.6 ha; 4 veehof, boerderij [keute-rij < hoeve(morgen)] "hofstede, doening, gewin
hoeve-akkerdorp gehucht van enkele boerderijen(4), met een T-vormige plattegrond, door delinguit één boerden) ontstaan, in nauwelijks ontgon-nen gebied (heide) na 1100 gesticht
hoevestrook kavel met boerderij als een zelfstan-dige bedrijfseenheid, waarbij de lengte >2xbreedte, in streekdorpenlandschap
hof 1 moestuin midden ie dorp of bij woningen,veelal omgeven met een haag ter veewering*lochting. beluik; 2 houten heining om een weide;3 het centrum v e domein, vaak gekenmerkt
door een schildvorrmg centrum (curtis sales),woonplaats v/e rentmeester
hofland / land dat tegen een geringe geldsom a/epachter ter gebruik wordt gegeven, tgv gar-fland; 2 land dat bij een hoeve behoort; 3 tuin-land *warmoeziersiand. goorn; 4 tuineerdgrond
hofstad (begraven -) grote boerderij met recht vzwanednft (omgrachting) *schrans. slotje
hofstee / hoeve, boerderij *morgen; 2 riddergoed*kemenade; j (Betuwe) kleine boerderij met (ofzelfs zonder) enig land
hogegrond (bodemk) grond die hoog boven hetgrondwater ligt (>1 m), zodat de erop groeiendegewassen er niet van kunnen profiteren
hogewind noordenwindhohorst heilige berghok bouwsel v schoven op land voor drogenhol 1 komvormige uitdieping met grasland; 2 grot
of Spelonk *duwiere, klippe. krocht, konkel; J Stenenof houten boogbrug *heul; 4 aflopend gedeeltev/e weg
holland houtlandhollebollig terrein (Zld) deels vergraven en
overgraven terrein met zeer onregelmatig reliëfen van wisselende grootte, ontstaan door moer-nermg
hollestelle (Zld) komvormigs poel in schor met(zoet) regenwater ter veedrenking *ringdohhe (Frl),vathe (Gr)
holle weg weg omsloten door steile, aldannietbegroeide wanden in heuvelachtig terrein, ont-staan door eroderende karresporen en afspoeling[holle weg < ravijn] *grubhe. gracht, keele
holle wind (Gr) koude, sterke windholm / eilandje: 2 verheffing, en in veldnamen
een hoog gelegen, droog terrein in natte omge-ving *belte. kop. kat. bilt @OND: holmr
holrond land: pannigholt aangeplant eikenhakhout voor boeren a/d
rand V/d es @G: hulta = strubbe, geriefhoutholting markgenootschap voor bossenholtink jaarlijkse markevergadering *hoitsprakeholtsprake holtinkhompel zandrug (bank) i/e kustvaarwaterhond 1 (NBr) landmaat van 100 roeden2, =0.1648
ha *hunte; 2 (Utr/Hld) brok veen dat i'e reedsuitgegraven veenput valt; 3 scheur i/h veen
hongerkamp / slecht Iandstuk met marginaleopbrengsten *bijsterveld. smachtland; 2 Uithoek alsverblijfplaats v zwervers en woonwagenbewo-ners (hongaren); 3 land v/e dienstman of laat
hontschap dorpsgemeente *hamhoofddijk / zeedijk; 2 deel v/e dijk dat aan een
gemeente in onderhoud is toegewezenhoofdgesticht aartsbisdomhoofdkade achterkade
46
hoofdsteen / hoeksteen als bescherming; 2 grens-steen
hoogheemraadschap (Hld/Utr) waterschaphooghout (Gr) houten trapjes i/d veenkoloniën
waar de schepen onder door kunnen varen*kwakel. kippenbruggetje
hooghuis kasteel, slothoogte opwelving S hou- *pol. jarmte, hocht, hugi.
eugte. lurehoogte nemen positie (geografisch breedte) bepa-
len door bestek op te nemenhoogtewind wind i/d hogere, vrije lagen v/d
atmosfeer (ïha boven 1000 m), tgv grondwind*bovenwind
hoogveen mogelijke definities: 1 boven de grond-waterspiegel gevormd veen met spreiding vanuiteen centrum; 2 veen dat op dit moment bovende grondwaterspiegel ligt en in lagen v 3 tot 10m dikte kan voorkomen; J veen gevormd ondervoedselarme omstandigheden, en vaak zelf eenkalkgehalte <0.5 5? bevat *daale. spreiveen, scholveen.woudveen
hoogwal (Zld) werfhoogwater / hoge waterstand ïha; 2 ogenblik dat
de vloed op z'n hoogst ishoogweg zeer oude hoogliggende landweg *hostert.
heirweg
hoogzit jachtzitje bovenaan ladder tegen boomhooi het door de natuur (zon en wind) gedroogde
(consevenngs)produkt v gras, klavers of lucernevoor voedering v e veestapel «rei. houwe, hei. hoey
hooiark hooistapel *opper. hoop. mijt. schelf, keis.klamp, schoof, rook. heukeltng. vim
hooiherg hoge vaste stapel hooi, als wintervoor-raad voor het vee geborgen i/e stellage v 2 tot 6palen. Deze wordt beschut door een kap dielangs de palen op en neer kan worden bewogen,afhankelijk v d hoeveelheid hooi *hooimijt, kap-schuur, stelten berg. schelf, barg, vijzelberg. delle (hooi-
stal)
hooiland grasland dat vrijwel uitsluitend voorhooiproduktie wordt benut, gesitueert ï d laagsteen natste landen, tgv etweide "meed. miede, maat.made. boezemland, blauwgrasland, kalkgrasland. beemd.weide
hooimade hooiland «hooislaghooizwade zweel, wiershoolbekken ondiepe, moerassige plekhoop kleine hoogtehoopstee (Frl) plaats waar de gestoken turf te
hoop wordt gezethoor (VI) modderslijk. drek, vuil *hunzehoorn / uitstekende landhoek of dijk uitstulping;
2 buitenbuurt V e plaats •horn. heurne. hoek @G:hornik. hurnjón
hoos wervelstorm van in de regel beperkte om-vans, die zich soms met grote snelheid ver-
plaatst maar soms ook op dezelfde plaats ver-dwijnt waar hij is ontstaan. Meestal verschijnteen hoos in haar beginstadium a/d onderkant v/ezeer dreigend uitziende buienwolk als een naarbeneden gerichte trechtervormige uitstulping.Bij doorgaande ontwikkeling ontstaat een lang-gerekte slurf met een centrum-as met lageluchtdruk (opzuigende werking). Op land issprake van een windhoos, boven water vanwaterhoos. In Nld komen de meeste hozen voori/h Waddengebied i/h najaar
hoot Stookhout *haardhootland grond v eerste kwaliteit, tgv volgerlandhop 1 een droge of bijna droge, steeds kleiner
wordende inham of aanslibbing; 2 droog landi/e moerassig gebied
hor(de) los vlechtwerk v twijgen als omheiningof brug *vleken, veken, spicke
hordijs pallisade, verschansing, borstweringhorizon l grote cirkel van de hemelbol, welk
honzontaal vlak loodrecht op de zwaartekrachtstaat; 2 de schijnbare grens tussen hemel enaarde bij vrij uitzicht *gezichtseinder. einder, kim(zee)
horizont aardlaag door bodemvorming ontstaanhorizonvervuiling het verknoeien van landschap-
pelijke vergezichten door visueel hinderlijkebouwwerken
hornleger (Frl) opgehoogd erf *huisterp. hiemhorrel (zeev) kleine vermeerdering v/d windhors / zandplaat in zee; 2 met kreupelhout be-
groeide buitengrondhorst 1 (geol) door breuken begrensde strook die
door verschuivingen langs die breuken hoger iskomen te liggen. Horsten zijn vaak belangrijkomdat nuttige delfstoffen economisch explorabelkunnen blijken; 2 stuk hogere grond of terrein-verheffing, meestal op zandgrond, aldanniet met(laag) kreupelhout begroeid of erdoor omgeven@G: hursti 'kreupelhout"; 3 pol als stevige onder-grond i/e veengebied; 4 hellende berm langs eenvaart; 5 achtervoegsel bij kasteelnamen, alswijkplaats; 6 (bosb) groep bomen binnen eenbos die in leeftijd of soort duidelijk afwijkt v/domringende opstand
horticultuur tuinbouwhortus academische plantentuin, kruidtumhossegars wroetland voor varkens ««"veestapelhostert (Z-Nld) hoogstraat, teruggaand tot een
romeinse landweg +heirweghotte (Frl) veenlaagje ingesloten i/e zandpakket
[hotte < veenpakketj
hou (Frl) afgeschoten stuk land *tuinhoud landbezit «"hoeit
47
hout / sterk gedegradeerd en open. opgaandbosgebied in duinen of op hogere zandgrond $ -
' hout.-holt = woud; 2 hinderlaaghoutakker (ZHld) boomteelt beplant met inheems
plantsoen, omringd door een beschermendedichte haag van hakhout
houtigehage (Frl) met hout begroeide smallestrook land tussen vervemngen
houtjassenpark (Ut) kerkhofhoutopgroei *kreeft. hakhout, houtwal. lothoutopstand "mastbos, mutsaard, middenboshoutrand perceelsscheiding dmv visueel gesloten
boomstrook [heg < houtrand < bos] *singel. mantelinghoutril langwerpig, maximaal 2.5 m hoog bouw-
werk van snoei-, dunnings- en dikhout, liefstgevuld en versterkt met hele bomen, rond tui-nen en in bossen ter opslag (alternatief voorversnippering en verbranding)
houtsingel met kreupelhout of bomen beplantestrook langs een sloot, breder dan een heg ofhoutwal, welke vooral de functie heeft alsveekenng en eigendomsbegrenzing *manteling,houtrand
houtskool het droge destillaat v hout (verkoold)*amer, krik. kriek, kruiskool, vezelkool
houtskoolmeiler (Veluwe) bovengrondse inrich-ting in bosgebied om hout tot houtskool teverwerken *meiler, kriekeput
houtvesterij bosbeheer met jacht- en bosrecht*woudvorsterij
houtwal een door de mens opgeworpen langge-rekte aarden wal met een aaneengesloten be-planting v verschillende houtsoorten. Veelal ligtaan beide zijden een greppel waardoor hetwallichaam steile kanten krijgt. De houtwalheeft als functie: vee- en wildkering, perceels-scheiding, leverancier v genefhout (omlooptijd10-12 jaar) [schurveling < houtwal] *hegediken
houtwalbeek (Ov) oorspronkelijk een bosbeekwaarvan nog slechts een smalle oeverstrook metopgroeiend hout resteert [rietbeek < houtwalbeek]
houw I (NHld) gemeenschappelijke grond @G;halahdróthu 'collectie C; 2 (O-Nld) stuwdam, vglStOUWe "heeuw
hove (O-Nld) scholtegoedhovelakker op een heuvel gelegen akkerhoveniershof moestuin, groentetuinhoving de bij een woning horende tuingrond als
bloem- en moestuin, parkje "S'boeremuinhucht struikgewas *ruigte. huthuftbosje (ZHld) geïsoleerd geriefhoutbosje i/h
veenweidegebied, ruigtehuikeling kleine hooiopperhuisakker "aangelaa. aanstede. aansedel
huiskamp op zandgronden (escultuur) aan tetreffen huisweide voor begrazing door jongvee"huiswoerd ^ tinne
huismerk figuurtje v/e boer als op grenspalen of-stenen als eigendomsmarkermg, zonder schrift
huisplaats voormalige, vaak opgehoogde bewo-mngsplaats, bv op kreekruggen (moated site)
huisterp kunstmatige verhoging met slechts éénboerderij/huis *bult, pol. stelberg. hornleger. hüskop
huisweer erf, huisstedehuisweide *maat, tinne, póllehuizenblok carré 'woonkazernehuizen laat-Middeleeuwse uitbreiding v/h woon-
areaal, vaak als achtervoegsel i/e toponiemhulte (Veluwe) hoogtehumificatie humus of veenvorminghumus de donkere stof van aarde, door verrot-
ting en vermolming van planten en andereorganische stoffen, die voor de vruchtbaarheidV/d bodem onmisbaar is *molmgrond. teelaarde; teonderscheiden naar humusvormen op land (muilikleihumuscomplex). moder (uitwerpseltrosjes). mor (ruwehumusstrooisel), in moeras (anmoor) en water (sapro-peel (zuurstofloze modderhumus met H,S en CH4). gyttja(aërobe modderhumus veenvezels). doppleriet (amorfehumus met gelaagdheid)
humuszandsteenbank oerbank, okergeel totkoffiebruin van kleur
hunebed een oospronkelijk met aarde toegedekte,uit grote en kleine zwerfstenen bestaand graf-monument uit de late steentijd (3000 v Chr)*steengraf S'grafplaats
hunte oppervlaktemaat s"hondhunze modderbeek *hore @G: hun moddermoerashüskop (W-Frl) oude verlaten en/of verdronken
bewoningsplaats, een kleine vlakke terp be-staande uit een dun opgebracht kleidekje opveen, soms niet hoger dan 0.5 m
huttenkolonie verzameling v keuterboerderijengelegen o/d heide i/e uithoek v/e dorpsgebied*heidedorp
huurboer *pachter, beklemde, zetboer. meier, huurcerter
huurcerter (Gr) contract waarbij de stad Gronin-gen boerenplaatsen uitgaf i/d veenkoloniën,vorm v beklemrecht
huusman boer, landman
48
ide ankerplaats of aanlegplaats voor schepen,werf in zeedorpen *yde
idelplaaLs onbebouwd of leeg terreinidiolect persoonlijk taalgebruik binnen de algeme-
ne landstaalidioom tongval, dialectie (Hld) natuurlijk watertje «s"aeiemker bijenhouder *bijman. imker. imme. ijm. ijmker.
b ijker
ier mestvocht *gieries (Dr) schapekamp *ecsiesermannechies harde, scherpe soort turf van
planteresten (ijzermannetje)iest 1 (Frl) landcomplex *east; 2 (Frl) los akker-
perceel *eastijs kristallijn bevroren water met een dichtheid v
0.916 dm5, ofwel een volume dat 1/11 groter isdan van eenzelfde hoeveelheid water (eigen-schappen: drijven v ijs, uitzetten)
ijsbank massa opeengestapelde ijsschotsen i/erivier of zee die de vaart belemmert *ijsdam
ijsbezetting mate waarin een vaarweg of anderwater is bezet met ijs, in tienden uitgedrukt
ijsblink heldere, witte glans a/d gezichtseinder,veroorzaakt door weerschijn v/e ijsveld, vglweerschijn «waterlucht
ijsbok stevig paalwerk dat dient om brughekken,pijlers ea voorwerpen welke in of nabij stro-mend water staan te beschermen tegen kruiendijs, vgl schamppaal *beer
ijsdag (meteor) dag dat de temperatuur beneden0°C blijft, in De Bilt gemiddeld 12 per jaar
ijsdoorgang voor scheepvaart oegaanbare geul*slochter. slop
ijsgang het zich bewegen v drijfijs op de stroomof het getij
ijsgat "tochtgat, wak. bijt. lom, cunet. loeme. glop. slop.treksat. weigat
ijskaar overelkaar geschoven en zich opgestapel-de ijsschotsen bij het kruien v/e rivier, ook dedaarbij ontstane ijsdam
ijsmare ijsschol, schotsijsnaalden kleine onvertakte ijskristallen, die
langzaam vallen bij strenge koude en weinigwind. Zij kunnen bij bewolkte maai ook bijonbewolkte hemel vallen en glinsteren in datgeval in het zonlicht (men spreekt dan van 'hetZllvert') *poolsneeu>*
ijspegel *kekele, kijkel. tap
ijsregen bevroren regen, neerslag v min of meerheldere ijskorrels die glad. hard en bros zijn,ontstaat door bevriezing tijdens het vallen
ijssel zwartwater (gevolg v veengrond langsafbrokkelende oevers @G: ae + saal 'donker water'
ijsstroom 1 gletsjer; 2 koude, ijsrijke zeestroomijsvoet zoom v landvast ijs die a/h strand vastge-
vroren zit en zich niet met het getij meebeweegtijswig bodemstructuur (scheur, naald) die zichzelf
tijdens vorst uitdiept doordat het aanvriezendwater uit de omgeving aantrekt. Een netwerkvan ijswiggen resulteert i/e polygoonstructuur
ijzel een tamelijk homogene en doorzichtigeijskorst, die ontstaat (1) ofwel wanneer onder-koelde regen of motregendruppels de grond ofandere vaste voorwerpen raakt terwijl de tempdaarvan onder of slechts weinig boven nul is,ofwel (2) wanneer gewone (mot)regen valt opoppervlakten waarvan de temperatuur flinkbeneden nul is. Uzel leidt vaak a/h einde v/evorstperiode de dooi in
ijzerkuil (Veluwe) voormalige winrungsput vklapperstenen, ijzerconcreties rond kleiklompjein riviersediment «s"slakkenhoop
ijzeroer een ijzererts dat vooral in vlakke land-streken in dalen en moerassige oorden op gerin-ge diepte voorkomt *zode-ijzersteen. moeras- ofmoddererts. veld- of weide-erts, poelerts
ikkelhiem (Frl) brinkillietklei kleigronden met K-fixatie, waardoor
bemesting vaak niet het te verwachten effectsorteert, in Nld oa Maasklei
illuviaal horizont bodemhorizont die met voe-dingsstoffen is verrijkt door oplossing uit debovengrond en i/h illuviaal horizont is neerge-slagen *B-horizont
imker bijenhouder «*iemkerimmigrat i e 'intrek, vestiging, inkoming
immissie inworp v vaste, vloeibare of gasvormigestoffen of van geluid i/h milieu
immuniteit ommuurd zelfstandig stedelijk kwar-tier v/d geestelijkheid (kannuniken)
impe (Kempen) heuvel @G; humpaimpermeabel water-ondoordringbaarincrustatie korstvorming v minerale stoffen bij
een warmwaterbronindijk binnendijkindijken afsluiten v aangewassen grond of buiten-
dijkse grond met een dijkindrift landweg, toegangsweginfiltratie verschijnsel van indringing v water i/d
bodem, droog zand infiltreert slecht door dewaterafstotende werking v korrelomhullendehumuszuren, leidende tot flinke afspoeling i/dduinen *inzijging. insiepeling
49
influent het verzamelde, ongezuiverde afvalwaterdat bij een rioolwater zuiveringsinstallatie wordtaangeboden
infrastructuur inrichtingselementen v openbaarnut, mn verbindingen
infusoriënaarde diatomeeënaardeingel hoek *winkel (E: angle)ingen toebehorend aan (achtervoegsel bij plaats-
namen) @L: a;umingh (Betuwe) esingeland eigenaar, huurder of gebruiker van land
of gebouw(en) in het beheersgebied v/e water-schap
ingraving defensieve omwallinginhalen aandempen, plempen of uitgezakte sloot-
grond ophaleninham 1 een i/h land springend gedeelte v/e zee,
meer, rivier of groot water, kleine bocht of baai•zeeboezem, hop. wijkje, zeegat; 2 binnenwaartsebocht iha
inheems inlandsinkeer draai i/e straat, plaats waar de weg een
bocht maaktinklinking grondmechanisch proces waarbij een
bodemlaag wordt verdicht en samengedrukt agvzijn eigen gewicht, bv door vermindering v/dwaterspanning bij ontwatering «s"zakking
inkomeling immigrantinlaag (Zld) stuk uitgegraven land tussen een
zeedijk en binnenwaarts aangelegde versterken-de dijk, vaak een zodanig diepe aardhaling datpoelen ontstaan zijn en voor wadvogels alshoogwatervluchtplaats fungeert 'kuip. vingerlingcS'karreveld
inlaagdijk binnenwaarts v/e zeedijk aangelegdedijk ter beveiliging *zorgdijk. oplage, vijfzoden,waardijk
inpoldering land of water tot een polder maken,zowel het bedijken v oudland als buitendijksegrond ^droogmakerij, indijking
inscharen 1 vee 1 d gemene weidegronden bren-gen; 2 binnenwaarts afnemen v d oever door dewerking v d stroom
insete (Zld) extra aangelegde dijk achter zwakzeewerend dijk(vak) *inlaag(dijk)
inspoelingslaag een karakteristiek bodemhorizont"bank
inslagkrater restant v e bomtrechter uit de WO-II, vooral op strategisch plaatsen langs oudeverbindingswegen, dijken en spoorbanen, ofwillekeurig over het land bezaaid door ontdoenv bommenlast v e aangeschoten vliegtuig *bom-trechter
insteekhaven kleine haven gevormd door eenzijtak v/e kanaal, bv op een fabrieksterrein waar
schepen evt langdurig kunnen afmeren [aakvlaai< insteekhaven]
insteken / grond ontginnen door scheuren ofomploegen; 2 aanvangen te vervenen
instort ineenvallen, invalintocht poldersloot die op een molensloot uitkomtinudatie linie met militair strategische onderwa-
terzetting als middel ter verdediging v/h achter-liggend landsgebied. De diepte bedroeg zo'n 70cm; te diep om te doorwaden, en te ondiep omte doorvaren
invalsweg stadsstraten die een directe verbindinggeven met de grote rijkswegen buiten de be-bouwde kom
inverdan (Zaanstreek) verdichtingswijze v/dbebouwing loodrecht op de hoofdrichting vdlintbebouwing langs vaarwegen
inversie omkering v/e bepaalde (verticaal aanwe-zige) gradiënt bv temperatuur van luchtlagen,reliëf van landschappen
inversielandschap (Zld) gebied waar door klink-verschil het oorspronkelijk natuurlijke reliëfgeheel is omgekeerd (kreekrug / poelgrond)
invlot het vloeien der rivieren naar zee. uitwate-ring
inwater binnenwaterinzijging het in neerwaartse richting bewegen v
grondwater (die elders weer als kwel tevoor-schijn kan komen) in hogere zandgronden ofkunstmatig door polderbemaling
inzinking depressie, bekken, komirreversibel de onomkeerheid v aardkundige
processen, bv rijping v/d bodem (fysisch),inkoling (chemisch)
irrigatie bewatering of kunstmatige aanvoer enverdeling van water en toediening aan land terbevordering v/d gewasgroei, te onderscheiden invier hoofdvormen: bevloeiing, infiltratie viawaterdrains, beregening, en druppelirngatie
iso(potentiaal)lijnen lijn met een gelijke waardevan een of ander variabele (hypse, therme,bare), loodrecht op de gradiënt staand
isoglosse lijn die een gebied begrenst waarbinneneen bepaald taaiverschijnsel voorkomt
isolement afzondering, afgescheidenistmus smalle landrug tussen twee zeeën *landeng-
te. corridor, hals
yde « ideyle eiland @Fr: ile
50
jaagpad pad langs een trekvaart voor paarden omschuiten te trekken, met jaagpalen of rollebanenin de binnenbochten *lienepad. trekpad. tragel, treilpad
jaarboek almanak, agendajaartelling gerekend voor 1950. vermeld als BP
(before present)jacht het opsporen, bemachtigen of doden of
pogingen daartoe van in Nld voorkomendedieren die voor afschot gedurende een bepaaldeperiode zijn vrijgegeven (recreatie, beargumen-teerd als handhaving v/d wildstand. tgv behes-sen (verjagen) *wei(d)spel, venatoriseh
jachtdomein "voorst, vroon, byl. bil. bele. breugeljachtgebied terrein aldanmet speciaal ingericht
voor bejaging van wild "jachtveld, jachtgrond. geheel,vroongrond. loerplein. warande, wildbaan. voorst, revier
jachtmethode banjerjacht (langs rietvelden varen eneenden schieten die daaruit opvliegen); bersen (besluipen
van wild met speurhonden, wordt niet meer gedaan omdat
wild te schuw geworden is); bladjacht (lokjacht op reeën
met een speciale lokfluit); b0UVV]acht (met temer vos uit
hol jagen of vos uitdrijven); fretteren (met fret konijnen
uit hol jagen); ketel |acht (kringsgewijs insnoeren v
hazen, soort drijfjacht); klopjacht (opdrijven van wild
door met stok in struweel te slaan, soort drijfjacht); lap-
penjacht (hazejacht in afgeperkt terrein); lokjacht
(dieren trekken met tamme, afgerichte soortgenoten);
OOgSten (schieten van dieren, mn trekvogels, waarvoor
men bepaaldelijk niet heeft gezaaid); poten (kweek
uitzetten); slipjacht (kunstmatige vossejacht); vangjacht
(zonder dat geschoten wordt, ook wel lange jacht); we i -
spel of geheet (jacht met havik of slechtvalk); parfor-
cejacht (uitputtende drijfjacht); punten (eendenjacht
vanuit punterbootje); slipjacht (achtervolging van reuk-
spoor); sluipjacht :verrassingstactiek): Stallen (lonk-
jacht)
jachtopziener wildbeheerder *koddebeier. houtvester.wildschut
jachtstoel plaats waar een jager of weidman hetWild afwacht *kansel. hoogzit, rietschut
jachtveld terrein dat wettelijk bejaagd mag wor-den
jagen ketsenjager wei(d)manjaknikker bovengrondse oliepompjarde 1 (Frl) gaarde, tuin (rav: |arren); 2 lengte-
en oppervlaktemaatjasker (Frl) kleine poldermolen, ookwel bokjas-
ker. paal jasker (t jasker) «"windmolenjat (Gr) straat *gas
jegenode egenodejerde lengte- en oppervlaktemaat «s-roedejet (Frl) kolkgat *ju. wieljockinge waterpalen om stroming te breken •juk-
king, paalhoofdjocweg landweg voor paarden en ossenspannen
"jukweg
joon drijvend tonnetje met een stok als baken ineen vaarwater, mn zulk een baken op ds beugom de ligging daarvan aan te wijzen *breel, baken
jubet galgjuffer kabbeling i/h zeewater bij ebstroom *rafe-
ling
juk oppervlaktemaat, zoveel als met een jukossen in één dag kon worden geploegd, zo'n 1/2ha
jukking jockingejukweg jocwegjumelage het aangaan en onderhouden v vriend-
schappelijke betrekkingen tussen twee instellin-gen, vooral steden en gemeenten uit verschillende landen mn binnen Europa, vgl mater •koppel-gemeente, partnergemeente
jurisdictie bangebied v/e stad, vroeger 100 roedenen later nog eens 1000 roeden extra (totaal 4136m)
5 1
K
ka kade @G/; kagio 'onwalling'kaag 1 (NHld) stuk buitendijks land. en dan
meestal omdijkt *koog; 2 smal en laag dijkje omeen gors; 3 weg door een moeras *tra, zuwe.dochter; 4 zware bui *kaak
kaai 1 kade; 2 werf, aaniegplaatskaaidijk smalle, lichte dijk *batkaaien de waterkant langs een land ophogen door
uitgebaggerde specie en afsteeksel v/d wal op dekant te halen
kaaihelling *kielkade. sleephellingkaak / rukwind; 2 zware bui *kaag; 3 schandpaal
of gerechtspaal «geselpaal; 4 wrijfpaal voor vee inweiland (kaak of rib v/e walvis) •scheukpaal.schurk
kaal bodem zonder gewas of plantengroei*scham(plek), blaai
kaaidijk dijk zonder voorlandkaalslag ontbloten v/e stuk bosgrond door alle
bomen te vellen *lichting (géén ontbossing), kaalkapkaam (Z-Nld) brouwerij *kam, panhuiskaap 1 in zee vooruitstekende hoge landpunt; 2
kijktoren of baken voor scheepvaart *belvédérekaapstander gestel v balken met een daartegen
aangebracht scherm v latten en ribben dat alsbaak op het land dienst doet voor de zeevaart
kaar 1 glaciale erosie-nis; 2 strooien bijenkorf;kaardwolf duivel « bijgeloofkaart gegeneraliseerde afbeelding v/h aardopper-
vlak volgens een bepaalde projectiemethode(kegelsneden), met veelal thematische kleurbasisen aanvullende geografische informatie
kaartazimut kaarthoekkaartenhoek atlaskaarthoek hoek die de richting v/e lijn op een
kaart maakt met de i/d kaart aangenomen nul-richting (meridiaan) *argument
kaartprojectie geodetische wijze v/h in kaartbrengen v/h aardoppervlak op een geoïde (eendenkbeeldig referentievlak)
kaatsbiian *bolbaan. kegelbaan, rabat. tra. cachekabbeling / zacht golven, met kleine golfjes
voortstromen of tegen de oever slaan *juffer.rafeling; 2 vorming v schapewolkjes i/d lucht
kabel (Hld) kavel (omheiningsterm is overgedra-gen op het landstuk)
kabeljauwkelder (lit) de diepte der zeekabellengte een bij verschillende naties in afme-
ting uiteenlopende afstandsmaat. thans vrij
algemeen op 1/10 zeemijl = 185 m gesteld; bij deKoninklijke Marine op 225 m
kadaster het v staatswege bijgehouden openbareregister v onroerende goederen waarbij dezemet aanduiding v gemeente, sectie en nummerzijn omschreven en waarin aantekening ge-schiedt v alle zakelijke rechten door in- ofoverschrijving v/d daaromtrent gemaakte akten[nummer < plan < sectie] *grond-boekhouding. morgen-boek, quoteboek
kadastrale kaart plankadaver dierelijk *onvlaat. kronge, kreng. lijk. aaskade 1 waterkering aangelegd bij ontginning i/e
laag gelegen gebied om de in cultuur genomengronden te beschermen tegen wateroverlast.Deze kades werden vaak beplant met genefhout(houtkades). Paden over de kades diendentevens als schouwpaden *achterdichting. achterkade.achterrugge, houtkade, leusing, landseinde ~veendijk
ihoogveenomginning); 2 gracht, singel; 3 beschoei-mg of gemetselde oeverstrook *aanlegkaai. gewas.plankier, tragel, welle, werf
kader ruimtelijk -: (VI) omgevingkadsteen kadastersteen, als vast meetmerkpunt v
grondboekhoudingkaf 1 plaats, dorp; 2 schutbast *stro. bolster, duist.
age
kaksel uitwerpselen v mensen en dieren *drek. kakkalender jaanndeling in dagenkalf l portie afgezakte aarde v/e slootkant of
kanaaloever [kalf < koe] s* massabeweging: 2 kleinwater, meertje of plasje
kalk CaCO3 als bodem'zout' van nature aanwezigin kalkrijk sediment als rivieropslibbing, duin-bodem-(schelp)zand
kalkoven kalkbranderij met een oven in de vormv een toelopende toren, waarbij zee- of strand-schelpen verbrand en met water besprenkeldgebluste kalk opleverde. Bij verkeerde procesaf-stemming ontstond voor de bouw onbruikbarekalkbiscuit of kluitkalk
kalksteenholte door oplossing onstane holte i/dbodem (karstverschijnselen) *druipsteengrot. orgel-pijp
kalle (NBr) kleine waterstroom, gootjekalmte windstilte op zee *smolt. smoutkalven afbrokkelen v grond/ijskam 1 opstaande rug v heuvels of kruin v golven;
2 (Z-Nld) brouwerij *kamb. kaam. kamme. panhuiskamb brouwerij «s-kamkamduin 1 dwarsduin a/d kust, ontstaan uit res-
ten v paraboolduinen, met scherpe maar grilligetoplijn; 2 (Ov) inlands duintype ontstaan doorde mens bij de bescherming v/h oude cultuur-land met omringend houtgewas tegen overstui-ving vanuit de Overijsselse Vecht
52
kame vlaksnewijze smeltwaterafzettingkamer / onderaardse ruimte, deel v/e grot: 2
plaats v/e hofheer met opgeslagen voorraden(horigengroepen werden kamerlingen of keur-medigen genoemd); j gereserveerd bosgebied,beheerd door de landsheerlijke Kamer; 4 opper-vlaktemaat *camere
kamersluis schutsluiskamlijn lijn die de opeenvolgende toppen en
dalen v/e fase-overgang markeert *golfkam. heuvel-kam, kruin
kamp 1 individuele blokvormige akker-ontginningomgeven door heg of houtwal; 2 stuk (wei-de)grond als afgebakend of omsloten terrein*bulk. huiswoerd. vrijtgers; 3 (NBr) bouwland alsopen veld @L- campus veld'; 4 legering v soldaten*retranchement
kampeerterrein tijdelijke overnachtingsplaats opeen domeingrond
kampenlandschap gevarieerd, afwisselend enbesloten landschap met verspreid liggendeboerderijen, akkers, weilanden, houtwallen enbeken op de lagere zandgronden, itt het oudereesdorplandschap op hogere zandgronden. Deboerderijen (hoeven) werden verspreid langs debeken gebouwd en de vochtige loofbossen langsbeken ontgonnen, akkers werden bemest metschapemest'heideplaggen (potstal). Er zijn velehoutwallen, kleine bosjes en kronkelige zandwe-gen die het gebied een besloten karakter geven(Gelderse Vallei, Achterhoek, Salland) *oudehoeveniandschap
kampontginning ontginningsvorm met blokver-kavelmg waarbij de akkers en de weidegrondenmet in grote complexen bijeen liggen
kanaal gegraven en meestal recht vaarwater datafgesloten is v/h buitenwater en beheersing v/hwaterpeil kent, afgestemd op scheepsverkeer*conduit. vaart, trekvaart. zeeg. tocht @L cannu
kanaal vak *pandkanalisatie bevaarbaar maken v/e rivier door
bochtafsmjding (coupure), debiet-controle ennormalisatie
kandel (Hld) kamelkanjel / (Lb) waterloopje *kandei. gantei; 2 goot of
waterleidingkanonkelder kazematkansel schiethok op palen als hoge zitplaats, met
ladder waar de jager het wild afwacht •jaehtstoelkant 1 weegberm, zoom; 2 windrichting, streekkanton / administratief gebied; 2 wegvak ter
lengte v s tot 7 km terzake v/h dagelijke onder-houd
kantse wind schuin invallende windkantveen veenoppervlak op welke het graven
voor het seizoen eindiut
kantvisserij het vangen v platvis i/h zachte jaar-getijde, dicht onder de kust dmv schrobnetten
kape baken of vuurtorenkapel 1 (NBr/Lb) klem (RK) gebouwtje i/h veld
of langs de weg als gebedsplaats voor bewonersen passerende reizigers *bedehuisje, vlinder, bidka-pel. veldkapei; 2 struik of hok v vlas op het veldter droging
kaphout hakhout «s"iaaikapok (vliegwezen) wolkenkaproen kroon v/e boom als kaphoutkapschuur boerenschuur zonder zijwanden en
een op draagzuilen rustende kap *hooischelf.vijzelberg
kardoes (Kampereiland) aangeslibd buitendijksruigland *nes, aanschot
karrenveld gegroefd bodemoppervlak in eenkalksteengebied, ontstaan door kalkoplossinglangs gesteentescheuren door regenwater'S'karstverschijnselen
karreveld (Zld) relatief ondiep uitgegraven ter-rein voor kleiwinning ter locale dijkversterkingaangewend, aan de binnenzijde v/d inlaagdijk*aardhaling ~ inlaag. kuip
karspel kerkelijk ambtsgebied «"kerspeikarstverschijnselen verzamelnaam voor de geo-
morfologie die het gevolg is v oplossingsver-schijnselen in relatief goed oplosbaar gesteente(gips, kalksteen) *karrenveld. druipsteengrot, doline.geolgische orgelpijp
kasselrij (Z-Nld/Vl) burggraafschap of kastelenijkasteel adelijk bolwerk, veelal als teken van
macht en rijkdom aldanmet later tot kleinevesting omgebouwd of slechts tot buitenplaatsv/d gegoede burgerij bewaard gebleven •steenhuis. stins. hooghuis. borg, donjon. ridderhofstad. ring-
burcht. havezathe. slot. hoef. vesting
kastelein t^zetboerkastuinbouw glasteeltkat 1 verheven deel v/d bodem in hoogveen *belt.
hult. kop; 2 geheide aanlegpaal i/h midden v/evaarwater
kate keuterboerderij of schuur *kotkateie strandhoofd *noikaterstede kleine boerenplaats v/e keuterkathedraal hoofdkerk v/e bisdomkatse (NBr) weg om een bewoonde plaats *ring-
weg, kets
kattegat nauwe (vaar)doorgangkatteklei een weinig vruchtbare, extreem zure
klei, doorschoten met lichter gkleurde aardlagen(wit of geelwit) die vooral FeSO4 bevatten
kattepootje lichte rimpeling v/h wateroppervlakdoor een zwakke wind
53
kavalje benaming voor oude, vervallen zaken vbehoorlijke omvang, bv een oud vervallen enuitgewoond huis *apergoed. gebrotte. krot
kavel l kadastraal perceel "lot: 2 keep, schrap,hoefslag
kaveling perceel v drooggemaakte landerijenkavelsloot scheisloot tussen de kavels v/e bedij-
king, dwars op een tochtslootkazemat onderaards, bomvrij gewelf in perma-
nente verdedigingswerken, tot bewaarplaats vmunitie, levensmiddelen of voor veiligstelling vsoldaten en geschut bestemd *kanonkelder
kazerne / militair terrein voor manschappen 2fantasieloos huizenblok = carré
keeg (Frl) buitengrond *koog, kaas?, polderkeel / waterdoorgang tussen twee legakkers i/d
veenderij, stukje v/e wetering: 2 pijp v/e een-denkooi, ook voor eendenkooi zelf; J duinpan: 4achterzijde v/e bastion
keele kloof, holle wegkeelholt (Veluwe) eikenhakhout, tussen ander bos
groeiend op smalle stroken (kelen) *rabattenboskeen / (Zld) geul i/d buitendijkse grond; 2 spleet,
kerf, kloof, scheur *kinekeer l wending i/e waterloop, kromming; 2 plaats
met warm (thermisch) water 'cadier. bad. thermekeerdam stuwdam *veitdamkeern (NHld) viskuil *weijerdkeersluis enkele sluis die de hogere waterstand
bij havens en dokken tegenhoudt *stuwsluis,stouwsluis. rabot
keerweer blinde straat of steegkeet zoutziedenjkegel / (jag) drekhoopje; 2 kiezelsteen, kiezel-
zand, kegelzandkei korrelgroottefractie v sediment [det < kei]
*ccliant
keienvloer uitblazmgsvlakte waar nog slechtsgrindjes en keien resteren, in Nld a/d basis vdekzand
keilbaan kegelbaankeileem ongesorteerde grondmorene. achterblijf-
sel v landijsbedekking, als regel i/d ondergrondtussen 1 en 20 m dik en kalknjk
keizand (Frl) verweerde keileem, het zandigeresidu na verlies v/d fijnere deeltjes
kekele ijspegel, kegelkelder herberg, wijnhuiskelderijs •bomijs. kraakijskelle geul of goot waarlangs water op een water-
rad wordt gebracht, tgv molenvliet *kelkelnarij centrale plaats waar cijns en stedegeld
moest worden afgedragen i/d middeleeuwenkeiven gravenkemenade (Hld) ndderhofstede @OND: camenadekemmel / top, hoogte; 2 kromte, rivierbocht
kemp (VI) hennepkempen woestenij *bijstervdd @L: eampinakenning / (scheepv) afstand waarop men nog iets
kan zien of onderscheiden; 2 Oudnederlandserechtsspraak in Sticht/Veluwe
kentering omslag v/h getij *stiiwaterkerkdorpgemeente nederzetting waarin door de
aanwezigheid v/e bedehuis de bebouwing ver-dicht is door toestroom v niet-agranërs *parochie
kerkeputje (lit) graf met volgens de Christelijketraditie het voeteneind naar het oosten
kerkhoek parochiekerkhof gemeenschappelijke begraafplaats v
doden *knekelhof. godakker, houtjassenpark. begraaf-plaats, rozengaarde. rosier
kerkhofmuurtje masierekerkepad smalle veldweg naar de kerkkerkparochie kerkelijk gebied onder één aartsbis-
schop; Ned is een kerkprovinciekerksoekinge (WFrl) kerspel, parochiekerndorp tgv streekdorpkerne / zoutkorrel; 2 (O-Nld) spleet, kloof, reetkernekot zoutkeet *kerrekotkernzand bijzonder vet vormzand, meestal met
hars vermengdkerrekot zoutkeet *kernekotkerspel v oorsprong (RK) kerkelijke gemeente
[wagenrede < kerspelj *kerkdorp, parochie, kerksoekinge
kerve afgesneden stuk landkessel versterkte plaats, burcht @L castellumketel 1 (jag) legering v wilde zwijnen; 2 omsloten
dal of min of meer ronde inzinking in bodem ofwater *kom, pot
kets / hooiopper; 2 (NBr) ringwegkeube (Betuwe) omheining *kobe «minkeursloot sloot die onder regelmatig overheids-
toezicht of Schouw Staat *schouwslootkeutel balletje dieredrek, mn v schaap, konijn,
haas, muiskeuter kleine boer met een klein eigen bedrijfje,
meestal één paard rijk *kouter. kotter, kossaard,martelaartje. hakklauwer
keuterhof katerstede, katekidde regel samengeharkte graskie (Frl) eigen grond, familieprond. geboorte-
grond, erfgoed *kee @OF: kêthekiekklei (NHld) zware zeeklei, in twee fasen
afgezet vanaf de 9e eeuw; eerst agv tijdelijkeoverstroming (8-10 cm dik), later een dikkerelaag onder meer rustige omstandigheden «"klei
kiel ; (Gr) inspringende hoek *wig. geer; 2 wigvor-mige greppel *kil; 3 kuil, diepte (de hel)
kielspit l wigvormig uitgestoken, één steek bredegroef i/d grond om de aanleg v/e werk af tebakenen: 2 waterkenng v afgespitte grond
54
kielsponning ingraving v zo'n 30 cm diepte langsde teen en hiel v e nieuw aan te leggen dijk
kielzog het schuim v/h kielwaterkienhout fossiel pijnhout, hier te lande uit het
veen opgedoken, bevat veel harskier *reet. spleetkies kiezel, grindkiezelgoer aarde v kiezelalgen *diatomeeënaarde,
infusoriënaardekiezelsteen klein afgerond grindje zoals die in
ontelbaar aantal in düuviale gronden voorkomtkiezelzand *biggelzand, grauwele. gravel, gries. kegelkif klein grindkijfland twistlandkijkduin duintop met een ver uitzicht .kijkel ijspegelkijk-in-de-pot (lit) plaats met uitzicht op een
zeeboezem of zeearm (pot)ki jlpiaats watervlaktekikkerig weer koud, kil en vochtigkil 1 oorspronkelijk diep natuurlijk water, als
geul tussen twee hoogten of zandbanken: 2 bedv/e rivier (ook bedding met de stroom) *strang,hank. kille; j kleine kreek in Biesbosch; 4 lang-werpige, zeer diepe plaats in zee *trog; 5 onaan-genaam maar niet intens koud v/h weer
kiibemaling afzondelijke bemaling v/e diepergedeelte v e polder
kille (Ov Gld) doodlopende geul v/e rivier *strang,hank. kil
kilometerraai peilraai langs een rivier of kanaalkim ; schijnbare rand gevormd door de horizon
*geziehtseinder. kimme; 2 kam of bovenrand v/egebergte, dijk
kimduiking het verschil tussen de zichtbare en dewerkelijke gezichtseinder voor een waarnemerdie zich een eind boven het aardoppervlakbevindt
kine (VI) spleet, barst, droogtescheur i/d grond*keen
kip langwerpige ingraving *keep. geulkippenbruggetje hoge smalle voetbrug *kwakei.
hooghoutkisting dam gevormd door evenwijdig lopende
wanden opgevuld met aarde om als noodkenngbovenop een dijk of bedreigde plaatsen aange-bracht
kits hoop grind of steenslag v/e bepaalde driehoe-kig profiel, op regelmatige afstand langs verhar-de wegen opgeslagen *kist
klaarbank hoger gerechtshof of appèlgerichtonder toezicht v e landheer *klaring
klafter (O-Nld) vademklain (Gr) veen es'kiijnklak kwak modder *klodderklam plakkerig vochtig *sam
klamaai uitwerpselen, drek *kiameiklamdijk dijk waarover een geschil isklammad (Zaanstreek) twistlandklamot kluit of klont *klater. klamoddeklamp aangebroken hooi- of kuilvoerhoopklampen aan hopen zetten v steen, rietklap ophaalbrugklaphek valhek in combinatie met wildrooster ter
toegang v natuurreservaat-gebiedenklapgolf brandingstype tegen steile wanden waar-
bij de waterdiepte minimaal 2x de golfhoogtemoet zijn
klappersteen (Veluwe) ijzerconcretie rond latermgedroogde kleiklompjes (gestuwde pakkettenriviersediment) dat vroeger voor ijzerwinningontgonnen werd Wijzerkuil. slakkenhoop
klapzand zeer fijn zand aldanniet gemengd metleem, dat oiv grondwater tot een maximalecompactie is samengevloeid "loopzand. kwelzand,drijfzand
klaren 1 licht worden; 2 onttroebelenklaring (Ov/Gld) «rklaarbankklastisch sediment door verwering vrijgekomen
gesteentegruis dat na transport door zwaarte-kracht, water, wind of ijs wordt afgezet. Verde-re onderverdeling gaat naar afzettingsmilieu enkorrelgrootte(samenstelling)
klater vademklauw 1 (Lb) benaming voor grote kiezelstenen in
grind v/d Maas; 2 kluftklauwengang het recht om vee op braakliggende
gronden te laten beweiden, art 680 BWkleaster (Frl) kloosterkledder viezigheid, modder, prutkleef helling @L clivus helling'kleefaarde (Lb) verweringsbodem v krijt, bruine
en zeer plastische kleigrond v montmorriloniet(NB; geen loss) *kleveneerd
kleefgrond vollersaardekleefheien funderingspalen tot een bepaalde
diepte inheien waarbij ze niet tot op een draag-krachtige laag reiken maar door de weerstandvan doorheide klei stevigheid krijgen
kleefzand lossklei secundair gevormd, plaatvormig bodemmate-
riaal, naar grootte beter aan te duiden als lu-tum, met duidelijke bodemfysische en -chemi-sche kenmerken tav watergehalte, kationbin-ding, en structuur
kleigrond *haaft. kiijtkleiklomp bezoenklein voorvoegsel bij plaats- of waternaam *lutj>,
lutske. lytsekleinschalig / (kartografie) zeer globaal en sterk
seaeneraliseerd. bv 1: 1.000.000; 2 (landgebruik)
55
duidend op sterk versnipperd land met keuterbe-drijfjes
kleinwild hazen, patrijzen, korhoenders en snip-pen, tgv grofwild
kleimineraal-associaties in Nld: zeeklei: illiet-30% smectiet-3oc/; kaolimet-iv;. nvierklei: illiet-smectiet-vermiculiet, beekklei (Ov): smectiet-80% hydrovermiculiet
kleiput 1 afgeticheld perceel in buitendijks ge-bied; 2 kuil waar klei wordt gewonnen voordijkaanleg of baksteen- of dakpanfabricage*karreveld, inlaag. deisleuf, tiehelgat
kleischoor krib v leem met net begroeid adHollandse Ussel *agger
klem veenlaag v =15 cm dikte [hotte < klem]klemgrond goede ankergrondklemsloot (Gr/Dr) depot met zand afkomstig uit
de wijken en kanalen, dat bij aanleg ervan opvan tevoren afgeveende stroken werd gestort, 10a 20 m breed ter weerszijden v d wijken *walsloot(Peel)
klep 1 (Veluwe) door verstuiving ontstane zand-vlakte *aanstuivim>; 2 heuvel v stuifzand
klepbrug ophaalbrug, basculebrug, klapkletsbui stortbuikletten (Frl) laaggelegen landkleveneerd (Z-Lb) kleefaardekleuf* kloof *ldeuvekleur oa-bodemkleurkliederig modderig, natmorsigklief 1 (Gr) sluisje "verlaat; 2 (Gr) dam ie wijkklien l (W-Gr) laagveen dat in zoetwater is ont-
staan *kiijn; 2 ijzerhoudende veenmineralen alssidenet en vivianiet
klienland «rlaagveenlandklietgrond (W-NBr) zeekleigrond met een dun
klei- of zaveldek, liggende op de düuvialeondergrond, sterk gereduceert door drangwater
klif steilwand ontstaan door afbrokkeling enafvoer v/h bodemmatenaal a/d voet door golf-slag, in Nld door de zee aangesneden resten vgrondmorene uit de ijstijd, door het kleigehaltewordt bij deze aansnijding een steile kust ge-vormd *ho
klift duinklijn (Frl) veenspecie uit laagveen. soms ook met
water aangemengde specie v hoog- danweilaagveen i/h algemeen *kluun
klijt vette en taaie kleigrond "haartklim verhouding tussen de hoogte en basis v e
helling *steilteklimaat gemiddeld weerbeeld over 30 jaar (lange
termijn) in Nld: zeeklimaat, gematigd maritiemkling (Hld Zld) heuvel, mn niet-begroeide heuvel
i/d binnenduinen *clingeklinge (Gr) zandtong in zeekleigebied v d Dollard
klink / een continu proces v vermindenng indikte v slappe grondlagen oiv haar eigen ge-wicht (inklinking); 2 strook kantveen langs eenwijk, rechte strook veenrestant langs wijk ofhoofdvaart bij veenontginningen *kroft. lot
klip .' uitspringende harde rots in of in zee sprin-gende rotspartij, kleine kaap als gevaarlijkeplaats in zee *schipbrekinge, schipbrokenheid; 2 (O-Nld) zandige hoogte, veelal als plaatsnaam*klep; j grot, hol
klippel stuk brandhout, hompklisse kleiachtige leemaardekliuw (Frl) splitsingkloet l gestoken, vierkant klomp klei of potaarde
*kloeteling; 2 polsstok *firlkloft (Zaanstreek) kluftklokkestoel stellage v balken waarin een of meer
klokken opgehangen zijn, als restant bij eenkerkhof na een dorpsverplaatsing danwei alsgoedkoop alternatief v/e kerktoren "-campanile
kloksimmen (Frl) landen vanwaar uit de op-brengst de klokketouwen (de kerk) wordt onder-houden
klokslag / peil v/h buitenwater waarbij de nood-klok geslagen werd om manschappen te mobili-seren; 2 (Frl) gebied ter onderhoud v/e kerk(kerkgemeente); later stadsgemeente (Stavoren,Hindeloopen)
klokstuk kerkland, land waarvan de opbrengstvoor esn deel ter onderhoud v/d kerk(klok)diende 'klokslag, kloksimmen
klomp samenhangende vormloze massa •kluit,sdiolle
klont kleine samenhangende massa v/e verhardestof (klei, dikke modder) [klom < klomp]
kloof' zeer steilwandige nauwte *schrondeklooster residentie v/e bepaalde geestelijke orde
(monmkesorde, kanunniken, bedelorden, ridder-orden) *kleaster. abdij, biloke. religioen. stift, sticht,convent, proosdij, monastir. monster, munster, begijnhof,bagijn
kloOSterbezit "abdij, curtis. grangia. voorwerk, camman-derij. abdissegoed
kloOSterlanderijen *bivangum, corpuslanden. klooster-hoek, sticht, stift, uithof
klot brok, kluit of klomp, als stofnaam voor turf*stook. brand, derring
klotput boerenveenputklotturf brokken turf zonder mos *baggerturf,
'goede'turf
klucht (Frl) buurschapkluft / buurt, wijk v/e stad of kerspel. oorspron-
kelijk met het oog op rechts- en waterstaatsbe-lang *kloft. clauwe, gilde «51 nabuurschap; 2 (NHld)kern als centrum v bestuurlijke eenheid; j aftel-lende schuinte, op- of afrit
kluin (O-Nld) zwartveen, zwarte turf-kluun
5 6
kluis / (Utr) werfkelder langs grachten onder destraat; 2 kluizenaarswomng *hermitage. eremitage.claus; j graf(kelder)
kluit *kiomp. klont. brok. breet. briete. risch, tori", stukturf. stol. klunder
kluitkalk ongebluste kalk (CaO), vroeger voorlandbemesting toegepast, vgl biscuit
kluizen onstuimig (op het water), door stormheftig bewogen worden
klunder klonter, kluitkluun rechtop te veld staande natte heideturfkluunderdel (Ov) een i/h hoogveen aangelegde
kuüplaats met veldkeienbodem waar zwareturfbonken door paarden tot dikke brei werdenvertrapt om daarna voor eigen gebruik te ver-snijden, vgl sponturf-proces (laagveen)
knak 1 scherpe bocht i/e weg, hoek; 2 samenhan-gend breken
knar oude boomstronkknekelhof kerkhofkniebocht rechthoekige bocht ie rivier of wegknijp kunstmatige vernauwing v e waterloop dmv
een op te trekken plank *kniepe. klief, waterschut«heul (natuurlijke vernauwing)
knikklei (Gr) taaie, kalkloze, onvruchtbare kleimet veel Fe^O3 afgezet in brakwatermilieu, dievoor water vaak ondoordringbare lagen vormt*knipklei. pikklei ~ rodoornklei
knikspoor ongelijkheid i/d weg door uitspoelmgveroorzaakt, kuil
knip / zwartveen; 2 (tuinb) gedeeltelijke bedek-king v/e gewas met glas
knipklei (Frl) knikkleiknobbel / min of meer halfbolvormige, kleine
verhevenheid; 2 kloest, knod(de) in houtknobbelige zee vrije ruw oppervlakknoerst / uitwas of bult; 2 bonk, stronkknol kleine verheffing v/d grond, hoogte, heuvel-
tjeknoop snelheidsmaat: zeemijl per uur, ook voor
windsnelhedenknooppunt / v getijde: amfidroom: 2 kruispunt v
verkeerswegen "klaverblad, quatrebras. turbine, twiskknoot knotboomknotboom loofboom (wilg, es, eik, populier, els,
lmde of haagbeuk) waarvan de takken regelma-tig worden afgezet op een hoogte v zo'n 2 mvoor genefhout *knoot
knottenbelt (Twente) hoger gelegen akker waarvlas werd gedroogd
knuppelhout talhoutknuppelweg (Dr'Gr) begaanbaar pad door drassig
veenterrein, bestaande uit dwars naast en overelkaar gelegd rondhout (daterend uit ca 1800 vChr) [/uwe < knuppelweg] *stookenbrug. spyk. kleinevoenbrug == spang
kobe (rivierengebied) omheining *keubekodde (Gr) baggeraardekoddebeier 1 onbezoldigd bos- of veldwachter; 2
jachtopziener *schutkoebocht een met staketsel of boomgroepen
omgeven ruimte i/e hoek v/e weiland waarin hetvee wordt gedreven om enigszinds beschutgemolken te kunnen worden, en soms om mestte verzamelen (waarvoor het vee 's-nachts werdingeschaard) *krocht, veebocht, melkbocht, bon
koebosje oorspronkelijk de plaats waar aan pestgestorven vee werd begraven, in veenweidege-bied, vaak achter op meest waardeloze grondgelegen. Later werd het voor de opgroei gerief-hüUt aangewend *pestbosje, miltvuurbosje
koefenne oppervlaktemaat, landmaat v =1/2morgen *koegang
koegang (Frl) oppervlaktemaat van bijna 74 are(7349 m2), eigenlijk een stuk land waarop éenkoe in één zomer genoeg gras voor haar voed-sel vindt *koefenne
koeherder veehoeder *bo, bovier. boeheer, veewachter.koeienhoeder. koeler, weider
koeke hoekvormige heuvel @G: kokankoeland *boland. groengrondkoestal veestal *poestkoestront *pannekoek. hoop. vla, vlaai, vladekoel kuil, schachtput bij mijnbouwkoepel 1 half-bolvormige opwelving; 2 tuinhuisje
*prieel. luchthuisje, weesje, lommerhuisje
koepelgraf grafheuvel met een houten bekisting vpalen, naar men vermoedde ook in Nld, laterbleken deze graven v/h bijenkorftype te zijn
koepolder laag gelegen veenpolder, minder dan1 2 m boven het polder peil en daardoor alleenvoor veeteelt geschikt
koerhuis wachthuisje buiten de stadkoersel (VI) kleine hoeve @L- cunisellakoerveld een met uitkijkposten gecontrolleerd
veld, tesamen met landwerenkof 1 (O-Nld) huthuisje *kot; 2 stal, schuurkofferdam vierhoekige afdammmg v rondom
funderingen die onder water moeten wordenuitgevoerd
koffiebank zandoerbank i/e heidepodzolprofielkogge (NHld) landelijk district waarmee mogelijk
samenhangt de heervaart van koggen (schepen)met een zeker getal aan gewapende mannen, nunog als waterschapsdistnct gebruikt
kogelvanger aard- of zandheuvel achter schiet-doel om kogels op te vangen, soms heuvelrij opeen militair oefenterrein
koker ondergrondse buis tot lozing of inlating vWater *duiker
kokerbrug tubulaire (spoorweg)brugkol hoogte *kopje. pol. nol
57
kolenbranderij plaats waar hout tot houtskoolwerd verbrand *kriekeput. houtskoolmeiler
kolenbries afval v kolenmijnen bestaande uit fijnkolengruis
kolenslik het uitgewassen fijnste kolengruiskolk 1 (Frl) laagland dat vaak onder water staat;
2 waterwervel *widing, maalstroom, pompei, tuimeling.swalm. slonde; J vijvertje v/e eendenkooi *poel.plas. wed; 4 (lit) grondeloze diepte v water; 5ruimte tussen twee paar schutsluizen
kolkdijk kade langs een kolkgatkolkgat / door stromend water mbv zand en
stenen uitgeslepen gat; 2 uitspoelingsgat *wiel.braak, jet
kolksloot boezemsloot. molenslootkolonie nieuwe nederzetting, met aansluitend op
bestaande stad of dorp, ihb een stichting totlandontginiung door behoeftigen, en inrichtingvoor landlopers en bedelaars, alwaar dezenwerden gezonden om te trachten hen doorarbeid op het land te verbeteren
kom 1 door hoogten ingesloten uitholling v/haardoppervlak; 2 het lagere land achter deoeverwallen v/e laaglandrivier gelegen; 3 bin-nenste deel v/e haven; 4 dorpscentrum *loug
komgrond zware en oorspronkelijk natte kleibo-dem i/d laaggelegen nvierkom
komkering (droge) afscheiding tussen de kom-men v'e inudatie *accfs
kommel / sneep; 2 aardkluitkommer (jag) hazedrekkompasstreek elk der 32 richtingen v/e kompas-
roos *\vindstreekkomveen veen gevormd i/e kom van zandgronden
met een ondoorlaatbare ondergrondkonijnehol ondergronds verblijf v konijnen
*vrang, spuit (noodpijp)
konijnenwarande aldanniet omheinde plaats intuin of bos waar konijnen zich vrij kunnenvermenigvuldigen
koningsstroom (lit) rivier over haar volle breedte*vo!bed
koningsweg ca 6 m brede oude hoofdweg (17eeeuw)
konkel l draaikolk, maalstroom; 2 hol, spelonk,onderaardse gang
koog (N'Hld) oorspronkelijk voor buitendijks land(buitenland), nu nog veelal naam voor polder*kaag. keeg
kooi stuk land me eendenkooikooiputje (Utr/Hld) rondom een veenput of
binnensloot aangelegde kleine plas voor zelf-voorzienende vogel vangerij (mn eenden), metoppervlakte kleiner dan 1 2 ha en twee vangpij-pen [kooiputje < eendenkooij
koop perceel land in veenweidegebied dat alsonontgonnen (woest en vaak slecht) land v/egraaf of kerk gekocht werd, met karakteristiekevaste kavelmaten 5-kop. -cope. -koop
koopstad handelsplaats *marktplaats. megen. briel. vittekoopveengrond veenbodem met een veraarde
kleiïge bovenlaag die niet dikker is dan 50 cmkoot 1 veldkei *flint. balstien; 2 steen die rechtop
wordt gezet als werpdoelkopakker deel v/d landbouwgrond waar de ploeg
keert = wendakkerkop baken ben voor i/d grond gestoken sparren
die de zijden v/e vaarwater markerenkopje l hoog en alleen liggend duinheuveltje; 2
kleine tafelbergkoppel (O-Nld) gemeenschappelijke weide waar
het vee onder toezicht v/e veewachter staat"hertgang
kopschuim vlokkig schuim dat vooral op eenrivier drijft wanneer het water gaat vallen
kopspoor (spoorw) doodlopend spoorkopstation eindstation, tgv doorreisstationkorf lengtemaat v 50 a 60 cmkom (NBr) watermolenkornecote zoutland, de grond waaruit zout werd
gestookt *5-selbernenkorrel 1 oude gewichtsmaat v 0,1 gram; 2 granuul
met een bepaalde diameter, als tgv (klei)plaatjes*kerne
korrelhagel neerslag v sneeuwkorrels omgevenmet een dun laagje ijs, die rond of onregelmatigv vorm zijn en een diameter vaak <5 mm, zevalt vnl in winterse buien uit wolken waarvande basis een temperatuur onder het vriespuntheeft
korrelsneeuw neerslag v witte, ondoorzichtigeijskorrels met een diameter v 25 mm in allerichtingen, vooral vallend tijdens buien bij eentemperatuur om het vriespunt
korst bovenste, vaak iets hardere laag *zoutkorstkortwoonst woning v/e landarbeider met een
klein stukje grond erbijkossaart (VI) kleine koeboer *keuterboer, kouter.
ketter
kossaardenij klein boerenbedrijfkosterie bezittingen of landerijen v/e sacnstiekot 1 gat, opening; 2 kooi, huthuisje, schuurstal
*kof
kotenbestrating wegdek met veldkeienkoud (landsch) 1 woest, dood, verlaten en onbe-
woond; 2 onbeschutte, winderig gelegen plaats*bies. hare
koufrontpassage het langs trekken v/d voorstebegrenzing v/e relatief koude luchtstrommg,gepaard gaande met afkoeling, plotselinge windverandering en meestal ook met bewolkinu en
58
neerslag. De neerslag is dikwijls kort maarhevig en heeft vaak een buiig karakter. In dezomer gaan buien ook vaak met onweer enhagel en soms met hoosverschijnselen gepaard
kouter (VI) oud bouwland met mest en plaggenopgehoogd en hierdoor relatief hoger dan deomgeving gelegen, zeer humeus gewordenakkerdek = es
kraag / smalle strook land v/e uitgeveende plas*heach, ribbe, kregel. zetwal; 2 rietzoom langs dewaterkant
kraagstuk klem zinkstuk om het onderwaterbe-loop v/e dijk te dekken «"bekleding
kraak (NHld) kort dekriet, gebruikt i/d bollen-kwekenj *pook
kraakijs *bomijs. kelderijskraal afgeperkte en omsloten ruimte, vaak alleen
voor nachtelijke veestalling *beers. bocht, schot.vaalt
krabbe 1 dijkversterking v palen op enige afstandv/h land i/h water gelegen; 2 schoonsel uitsloten, en zoden die gestoken werden v slechte,met biezen begroeide graslanden, als potstal-stro gebruikt
kragge / (Ov) in zoet tot brak oppervlaktewaterdrijvende organische massa (vlechtwerk v wor-tels en wortelstokken), op den duur verlandendtot netland, triheen, hooüand of moerasbos•rietzodde, drijftil. ladde: 2 met-verweerde net- enmoszode waaronder slappe veenbagger, als random een stuk land
kraggen smalle, door water omgeven strokenland
kraggeveld drijvend hooüandkrakeelveld betwist grensgebied *strijlandkrammat (Zws-Vl) laag v stro, glui of net tegen
de buitenglooiing v e dijk aangebracht en metstrobeugels bevestigd om hem tegen golfslag tebeschutten (bekrammen)
krang bochtigkrans optisch verschijnsel om zon, maan en soms
om ster of planeet zichtbaar, bestaande uit eenzwak blauwachtig wit veld waaromheen eenbruinrode rand. In zijn volledige vorm toont heteen aantal fraai gekleurde ringen waann despectrale kleuren duidelijk zichtbaar zi|n. Deringen ontstaan door buiging om waterdruppelsof ijskristallen i/d dampkring
kransakkerdorp (NBr) nederzetting die onderéén of diverse namen i/e kring rond om ééngroot bouwlandcomplex ligt. gesticht na 1350 nChr
krap l ijsspoor; 2 ondiep vaarwaterkrater trechter- of komvormige depressie,openingkrawei (Kempen) festiviteit bij boerenverhuizing
krebbe / rivierhoofd, dam; 2 vuükolk, put metrooster afgedekt
kreeft onontwikkeld houtgewaskreek 1 klein, smal en veelal stilstaand natuurlijk
water, ook dikwijls als inham v/d zee (erosiedoor getijdestromen) ookwel overblijfsel v/eoverstroming of v/e vroegere rivierloop (crevas-se) *vli«t. vlije. zwamp. kil. hank. slenk. els. gooi. maar.
tjariet. gamel; 2 smal vaarwater tussen ondieptenof eilanden *gat. geul; 3 walrand (soort oeverwal)
kreekrug smalle strook hogere grond v/e metzand dichtgeslibde kreek i/e veengebied (veelalmet reliëfinversie)
kreekwalrug walvormige zavelige kreekoever-afzetting
kregel lange en smalle strook land tussen uitge-veende plassen *kraag
kreil (Frl) wild struikgewas of griendhout mn oplaag. moerassige grond of op waard
krekel betwist perceel *krekdlandkrenging hellingkrenze (Frl) 'kringelig' watertje *siingekrepel nauwe doorgangkretsgrond (Gld) weiland met taai gras dat bij
het maaien met een zeis een kretsend geluidmaakt
kreukelberm berm vóór beloop, glooiing ofsteenbezetting, beschermd door puin of eenkraagstuk die zich bij afslag naar hei nieuwebeloop kan plooien *plasberm
kreupelbos laagstammig en dicht, verward doorelkaar gegroeid, houtgewas (kreupelhout) waaronder en -tussen nog planten groeien *hees. rijs.hakhout, schaarbos. strubbe. struikhout, schage
kribbe stenen strekdam i/e rivier met rijs- enbaardwerk, gemaakt voor oeverbescherming,geulvernauwing om vaardiepte te behouden enStroomdraad-controle [bolder < krib] 'bolleken.ridse. bat. schephoofd. agger. rits, bol. hoofd. krib. krebbe.kleischoor
kriek 1 het aanbreken v/d dag; 2 houtskoolkriekeput (Zws-Vl) verkolingskuü voor hout die
werd afgedekt met takken, bladeren en aarde,vgl houtskoolmeiler (bovengronds)
kriekerie kersenboomgaardkrijgsbouw vestingbouwkrijt 1 witte of witgele vnjzachte gesteente (zeer
fijnkorrelige kalksteen), veelal als delfstof; 2omheirung; 3 rechtsgebied
krijtland (Z-Lb) mergellandkrik houtskool, amerkrikkemik lastig vaarwater, met eilandjes en
klippenkrimp 1 hoeveelheid aarde die bij dijkwerken
meer dan het volume moet worden aangebrachtmet het oog op klink = aanzakking; 2 ruimte
59
waarin het scheprad bij watermolens zich be-weegt; 3 (bodemk) fysisch proces waarbij debovengrond in dikte afneemt agv vochtonttrek-king door verdamping vanuit grond en gewas•fysische rijping
krimpen 1 v d maan: afnemen; 2 v d wind: terug-lopen tegen de wijzers v/d klok in (N>W>Z),vaak voorbode voor een naderende depressie
kring optisch verschijnsel om zon of maan, intwee soorten te onderscheiden: de meest voor-komende bezit een straal v 22' en de andere(grote kring) een straal v 46 (beide kunnenaldanrüet volledig ontwikkeld zijn)
kringenwet (militaire vestingb) 1853: verbod vstenen opbouw binnen het schootsveld vanverdedigingswerken, diameters 300, 600 en 1000m
kringgreppel randgreppel rondom iets *arkeikringstorm wervelstorm, cycloonkrinkel kronkel, bochtkristal / mineraal met een unieke, zich repeteren-
de roosterstructuur; 2 zeer helderkristalzand zuiver kwartskorrelzand *zilverzandkrite (Frl) jaskerpoldertje "molenkoloniekrocht / hooggelegen stuk land, speciaal zand-
grond; 2 akker i'd binnenduinrand op zgn geest-gronden *kroft; 5 melkbocht: 4 (NHld) tussen-veld i/d veenderijen dat nog niet vergraven is[ribbe < krocht]; 5 verborgen onderaardse ruimtevaak schuilplaats voor lichtschuwe wezens *grot,spelonk; 6 armoedige buurt *sloppenwijk
krodde (Ov) onkruidkroes dicht dooreengroeiend struikgewas, bv netkroezen gerimpeld, v/e wateroppervlak door de
windkroezenboom / (Achterhoek) grensboom voor-
zien v/e merkteken (X), of; 2 boom m/e breeduitgegroeide kruin als dominante (herkenbare)boom, met verschillende functies
kroft (NHld Texel) akker i/d duinen «"krochtkrogt akker bij duinenkrok l fijn afval v hooi, hooizaad: 2 fijne korreli-
ge sneeuw met hagel gemengdkromte bochtkromakker (Betuwe) langwerpige akker met
afgebogen uiteinden (idvv uitgerekte, omgekeer-de 5. ontstaan door de lange ploeg-omkeerweev/d zware karploeg met voorrister *wendakker
kronge dood beest, kadaver *onvlaatkronkelbeek slingerstroompje *worm, waverkronkelberg een door meandering ontstane af-
snoermgrest, omgeven door een droge verlatenbedding *omloopberg
kronkelwaard i/d binnenbocht gelegen wasbord-vornug aanslibbingsterrem met sikkelvormigeruggen en geulen *meanderbank
kroondomein gebieden oorspronkelijk bij de wetin 1822 a/d kroon afgestaan, in 1848 door WillemII a/d Staat terug gegeven, waarvan de kroon deinkomsten geniet
kroonvuur bosbrand die zich via de hogereopgroei uitbreid, tgv loopvuur *kopvuur
kroosheemraad voorheen benaming voor deheemraden die het toezicht hadden op het zuive-ren v sloten i/e polder
kroosschouw polderslootinspectiekrop 1 bodem v/e waterloop bij molen met krom-
me loop; 2 opwelving of uitsteeksel i/h terreinkroppen heel licht, met donzige vlokjes sneeu-
wenkrot 1 nat slijk, modder; 2 oud vervallen huis
*apergoed, gebrotte, kavaljekrotsneeuw vorm v neerslag die de overgang
vormt tussen sneeuw en hagelkrotten licht vriezen, rijpenkruidhof tuin waar een boer voor eigen gebruik
groente teelt, ook bloemenruin bij boerderij= goorns
kruidlaag vegetatielaag v kruidachtige en laag-houtige gewassen die meestal een hoogte bereiktv 50 a 70 cm, de kruidlaag is iha de laag die hetminste licht ontvangt en waar de luchtvochtig-heid groter is dan in de mos- of struiklaag[moslaag < kruidlaag < struiklaag]
kruien / los raken en in beweging komen v ijs inrivieren waarbij schotsen over elkaar gaanschuiven; 2 wolken flarden; 3 omlopen v/d wind
kruidaarde soort klei die door bakken zeer hardwordt
kruinig perceel (Gr) bolle akker die ontstaatdoor een bepaalde manier van ploegen (vanbinnen naar buiten) ter verbetering v/d afwate-ring, tgv pannig (weiland) *bolakker, kussentjesakker'S'aanploeging
kruipen 1 (spoorw) verschijnsel dat een spoor datin hoofdzakelijk in één richting wordt beredenzich in die richting verplaatst, vgl oprijden; 2(bodemk) hellingafwaartse beweging v bodemwaarbij de verweerde bovenlaag zich oiv dezwaartekracht richting dal afglijdt
kruipvuur langs grond voortwoekerend vuur bijbosbrand tgv kruinvuur «"berkensingel
kruis / symboliek v/h christendom, te onder-scheiden in rechtskruizen (begrenzing), memoriek-ruizen (moordkruis. ongevalkruis, zoenkruis), vroom-heidskruizen (processiekruis, bedevaartskruis. devotie-kruis), oergodkruizen (hageikruis), wegwijzers; 2merkteken iha *kroezeboom
kruisbeeld (lit) tinus-aan-de-rekstokkruisberg preekberg *cavaleriebergkruiskool soort v houtskool
6 0
kruisland (Zld/NBr) landstuk door gelovigen a/dkerk geschonken ter bestrijding v d kosten v ekruistocht
kruispeiling gelijktijdige peiling v twee vastevoorwerpen bij positiebepaling, bv vuurtorens
kruispunt verkeersknooppunt *twisk. quatrebraskruiszee golfpatroon dat ontstaat bij kruising v/d
voortplanting v twee golfstelselskruiven (zeev) golven met koppen vertonenkruizing (dwarse) oversteek, passagekrukhuis (Utr) boerenhuis met T-vormige platte-
grond, dwarshuis-vanantkrukvaart een dwars op de hoofdvaart staand
veenkanaal *wijkkryoturbatie het bij dooi door dooidrenking en
het gewicht v/h bedekkende pakket grond,vervormd raken v d i-d bodem aanwezige slappelagen, mn op ondoorlatende bevroren onder-grond. Tot de kryoturbatische verschijnselenbehoren oa vorming v ijslenzen, polygoonbo-dems en solifluctie *bodemkneding
kubbe veestal, schuurtje *kotkuil 1 holte, uitholling, put i/d grond of waterbo-
dem *glite. kiel; 2 maalstroom of wolk v rook ofgas
kuip / (Zld) uitgravingsput *inlaag. karreveld; 2bestuurslichaam «*"cuppe
kuit hazeleger *polk. pot. kuükussentjesakker (WFrl) bolvormig omgeploegde
akker voor een betere waterhuishouding (bed-denbouw) "holakker. krumig perceel
kust de binnen zee-invloed liggende landstrookkustbeschenner «^kustverdedigingkustettekt micro-klimatologische kenmerken die
aanwezig zi|n ï d kustzone tg\' de overgangwater-land. Metingen in het Westland (ZHld)tonen (1) een temperatuurverschil ad kust tov13 km landinwaarts v 0.5°C ï d zomer en + 1.0-DC ï d winter, (2) een globaal verschil aaninstraling a d kust v + i'/( c/c tov 10 km landin-waarts, en (3) een windsnelheidsatname tot 20km landinwaarts \ an 16%, ot een verval van 3'?voor de afstand n.n.75 km en f>'.ï voor u-i.7 km.De netto-energiebalans ligt het gunstigst op ca 5km landinwaarts met een 89'3 energiebehoefte inkassen tov I00 9f normaal (economisch \oordeel)
kust langss troom -/.per
kustlijn iirens tussen de kust (duinvoet) en strandkustmeer *lagoen. hafkustnevel nevel ge\ormt door de afkoeling \ d
landwaarts waaiende windkustontwikkeling verhouding tussen de lengte \ e
kustlijnen de oppen lakte \ h landkustoverslagwaaier hoge zandplaat opgebouwd
uit zand v door water afgebroken stnmdwallcn
kustrivier kleine nvier die in de kustzone ont-springt en na korte afstand in zee uitstroomt
kustverdediging *strandhoofd. beugel, zeedijk, krabbe,katerie. paalhoofd. pier. golfbreker
kustvlakte een vlakte die ontstaat wanneer de zeehaar ondiepe randgedeelten dermate ophoogt datze bij eb droog kunnen gaan vallen
kustwal wal die ontstaat langs de kust oiv bran-ding en stroming
kustzone *binnenlek. buitenlek, zeemarchekuuroord herstellingsoord, badplaats *bad. keer.
cadier
kwaadland (Zld) onlandkwaak kwakelkwabbe (Dr) weke trillende grondmassa (dras-
land) langs riviertjes en in beekdalslingers *lobbe«kweb
kwachte (Ov) uitgeveende grond en mogelijkalweer deels door mos en andere planten ver-lande (boeren)kuilen *kwaacht. vlosven, pilvloos,veenüe
kwadden (Ov/Gld) *kwazenkwakel smalle hoge voetbrug die met trappen of
schuine planken aan weerszijden opgaat *kwaak.hooghoul. trapjesbrug, kippenbruggetje
kwakkelen ongestadig weer met telkens regen,oiet-doorvriezend weer i'd winter
kwalsterijs •bobbdijskwarren te velde staan v/d gewassen zonder
noemenswaardig te groeien, maar ook zonderdood te gaan *verpi«teren
kwartier 1 rechtsgebied [ambt < kwartier] *maarsehal-kerweerd; 2 stadsdeel [sector < kwartier] *viertel
kwarts mineraal v kiezelzuurkwarts/and zeer zuiver zand geschikt voor glas-
ind'istnekwazen het dunne hout v/d toppen v/h eikehak-
hout dat te dun is om te houten of om schors afte slaan (takkenbossen) *kwadden
kweb met gras begroeide moerassige grond waarmen inzakt bi| betreding, veelal in beekdalen"kwabhe
kweek onkruid *tar*egras. trekgras, strekgras. aargras.
kweken geconcentreerde aan/opgroei van planten"kev ikken = lokken
kvsekerij geconcentreerde aangroei \ an planten(mn bomen en bloembollen) en soms van vissenin kweekvijvers
kwel / doorsijpeling mn door de doorslag v/e dijkot infiltratie in polder "traan: 2 opwaartse bewe-gend (verspreid, diffuus) grondwater, tev weg-Zllging = bron. « el
k u e l d a m dam. di|k ot kade om het kwelwater tekeren die op enige afstand binnen een hotze
n \ i e rd i ]k gelegd 'Aerdt en met zijn ui teinden
d a a r o p aansluit 'kucik.uk-. ljidi|k
6 1
kwelder (Gr Frl) buitendijks gelegen (relatief)matig hoog opgeslibd land met (relatief) zoutebodem, begroeid *gors. groes. schor
kwelderwal secundair gevormde opslibbingsrug,tijdens transgressietasen ontstaan na afbraak v/doudere kwelderkust, als een langgerekte zandigekleirug, evenwijdig ad vloedlijn *hefswal. ferme
kwelkade kade die het kwelwater moet tegenhou-den en opstuwen
kwelm 1 grondlaag waarin water opwelt; 2grondwater, kwelwater
kwelmgrond drassige grond *rijt, stroet. vuntkwelmzand welzandkwelwater doorsijpelend water door de grondslag
v/e dijkkwelzand *klapzand. loopzandkwerps (VI) kruispunt v wegen @L quadruviumkwettenet net om duikeenden te vangen, onge-
veer een 1/2 m onder water uitgespannen, han-gende aan twee drijvende palen
kwijnen het niet-goed willen groeien v culturesdoor een slechte waterhuishouding of tekort aanvoedingsstoffen i/d bodem *pratten
kwikzand *welzand. drijfzand
62
L
laadplaats aan de oever gelegen laad- of losplaatsV Schepen *laadheuvel, lastage. werf. kade. lent
laaf put waarin huiden worden gehangen omgelooid te worden *looierskuil
laag l gesteentelaag v ca 1 cm tot 1 m *stratum; 2ligplaats, mn de plaats vanwaar aarde wordtgehaald voor dijken en wegen: 3 hinderlaag*abuke
laagland land tot 200 m boven zeeniveau *widehamlaagte relatief laag gelegen "bekken, deiiing. lutte.
loet. dole. loute. legt. nederinge. zinking
laagveen veengroei in een lager gelegen bekkenwaar het omringende oppervlaktewater naartoestroomt, in contact staat met rivierwater ofmet planten op oorspr voedselnjk (kwel)waterlangs de randen v stuwwallen en Drentse Pla-teau. De veenlagen hebben zelden dikten > 1 m,en veelal kalkgehalte >2%. Laagveen-verlandingkent drie mogelijke successiesenes: een brakke(biezen-sene), een voedselarm-zoete (trilveen-serie) en een indifferent-voedselrijke (net-serie)*dargveen, klienland. leijen
laagveenontginning vaak individuele initiatieven,met een koopcontract (cope) toegestane landaan-winning vanuit een ontginningsbasis; zeer smal-le maar diepe percelen
laai 1 bosweg; 2 grond waarop men recht v hout-kap heeft
laak / oorspronkelijk een moerassige poel ofmeer *zoel @G.- laku; 2 later een natuurlijke afwa-tering in moerassig terrein [laak < vleit) *beek.lede; J sloot als grenswaterscheidmg *leek
laakweg weg dienende tot grensscheidinglaan 1 het pad langs elke bij een boerderij beho-
rende strook land waar de boer met paard enwagen langs kan; 2 weg aan beide zijden metéén of meer rijen bomen beplant, ook be-schouwd als zeer geschikt om te wandelen *allee,boulevard; 3 lange smalle weide of grazige dreef;4 (Gr Frl) op een kwelder aangelegd dijkje omhet aanslibbingsproces te bevorderen; 5 ondiepegreppel
laar 1 open, met gras begroeide plek i h bos (inde zin van intensief benut bosterrein) *bosweide.veuwe, vlaas; 2 uitgang v boomnamen als perelaar(pereboom), pruimelaar (pruimeboom), ratelaar(espeboom) «"boom; 3 open plein ie dorp
laathof (Lb) administratief economisch centrum vgrondbezit als restant v/h hofstelselpatroon(laat = cijnsplichtig), tgv leenhof
labyrint tuin met vele kunstmatig dooreenge-vlochten slingerpaden *doolhof. dwaaltuin
ladde (Gr) *dnjftil. kraggelagaen strandrechtlage 1 achtervoegsel in plaats- of veldnaam ver-
wijzend naar gerooid bos *roding; 2 onder waterstaand stuk land *lege; j voorgeschreven stukgrond voor aardhaling (dijk of kade) *iaag, inlaag
lagedrukgebied luchtdrukminimum *depressielagerwal kust of oever waar de wind op staat
•bottelagoen door een smalle lange landtong (schoor-
wal) v/d zee gescheiden klein strandmeer [lagoen< haf] *lagune
lagune (civiel-techn) droogveld voor slib, be-staande uit een laag goed doorlatend zand om-geven door dijkjes of betonnen wanden
lak drukkendheid v/h weer *zoel, lakslake pekellaken baggeren, ruigte (ladik) uit sloten halenlaklaag benaming voor een zeer zware, geredu-
ceerde, meestal blauwgrijze kleüaag i/e rivier-kom, duidende op een periode v stagnerendesedimentatie
lam water; met weinig stromingland / vaste bodem, aardgedeelte dat boven water
uitsteekt; 2 onbebouwd gedeelte, platteland; 3uitgestrektheid @G: landön
landaanwinning drooglegging v met water be-dekte gronden door indijking en bemaling (natteaanwinning) of ontginning v woeste grond teromvorming voor nieuw landbouwgrond (drogeaanwinning)
landbinding tendens bij boeren om nabij dewaardevolste landerijen te wonen, ongeachthoever men dan van zijn dorpsgenoten verwij-derd is
landbouw economische produktiesector vanakkerbouw, veeteelt, weide- en tuinbouw enbosbouw *boerenbedrijf, agricultuur
landbouwen *bedrichten. oogsten (arnen). busken, omla-beuren. banen, begaden, bloten, afteilen, dricht. beploegen.eren. noten, tedden
landbouwer boer, agrariërlandbouwkunde agronomielandelijk gebied *platteland. buitengebied, boerenbuitenlanden palen, aangrenzenlandengte smalle strook land die twee vastelan-
den of een schiereiland a/h vasteland verbindt*istmus. corridor, hals
landerijen bebouwde akkers *veidenlanderspaal markeringspaal rond hooiland, voor-
zien v/e merkteken v/d eigenaar (vroeger vooralbij kleine boerengemeenschappen op eilanden)
landgoed groot aaneengesloten terrein buiten denederzetting van één eigenaar of familie, vaak
63
geheel of sjedeeltelijk met bos of ander houtop-stand bezet *gewande
landgraaf (Lb) grenswal met aan weerszijdengreppels *landweer
landhoofd 1 in zee vooruitstekend knbwerk; 2een v/e beschoeiing voorzien uitsteeksel v'eoever v/e rivier of vaart bij een brug, schut ofsluis
landhuis riant buitenhuis [spijker < landhuis < paleis]landijs ijslaag v buitengewone omvang en dikte
dat een groot stuk land bedekt, in Nld agvijstijden of glaciaties i/h Pleistoceen
landingsbaan vliegstrook op een veld of luchtha-ven, zodanig gepositioneerd mits de omgevingdat toelaat, in het verlengde vd'overheersendewindrichting «aanvliegroute
landinrichting geïntegreerde vorm v ruimtelijkeordening v/h platteland met zowel herverkave-ling, ontsluiting met wegen, waterhuishoudkun-dige ingrepen en heroverwegen v gebiedsbe-stemming (natuur, beheer, landbouw) •ruilverka-veling
landje zeer klein eilandje of alleen drijvendemassa aan waterplanten i/e watervlakte
landkenning onderzoek naar de gesteldheid vkusten
landmaat «s'oppervlaktemaatlandmeetkunde 'vlakke" terrein opmeting zonder
met de geografische lengte en breedte te reke-nen *beridinge
landmerk een 1, h oog springend punt v/e kust oflandschap dat de zeeman, reiziger of vliegertierde weg kan wijzen 'oriëntatiepunt
landouw (lit) het vlakke of licht heuvelende veld,weiland en akker *prayerie
kindplaats aaneengesloten stuk land tussen enwijk en een zwetsloot i/d veenkoloniën
landpunt in zee vooruitspringend punt v/h land*kaap. nes. oere «landtong
landregen gelijkmatige, langdurige regen overgrote uitgestrektheid bij passage v'e warmte-front
landrug langgerekte plaatselijke verhoging v/dbodem *esker
landsbeschrijving chorografielandschap 1 ruimtelijke eenheid met een territori-
ale uitbreiding, een uiterlijk en inhoud [mozaiek< regio < laagvlakte] ofwel geomorfologie + flora+ infrastructuur; 2 oord, gewest, streek, stede,regioen
landschapsbeschrijving fysiografielandschapsklimaat het unieke klimaat v/e be-
paald landschap tov de wijdere omgeving tgvafwijkende factoren als reliëf, hoogte en dicht-heid v begroeiing, bebouwing, wateroppervlak-ken en grondwaterdiepte
landsfort (Lb) versterkte stadskern (fort < landsfort< vestingsstad] *middelveste
landslag karreweg door de akkers ten gebruikev/d landbouwers
landsnede (O-Nld) landsgrenslandstelling (veend) de kanten v/h land vierkant
maken, uitgezakte kanten ophogen en gelijkma-ken ten einde daarop het veenslijk te kunnenverspreiden
landstreek gewest *marche, partielandtong smal schiereiland *abbenes. nes. strandwal.
uitham. lerp, tange, uithoek, snik, spike
landvaren (Ov) landaanwinning door aanhechtingv/d kragge a/h bestaande land
landvast geheel op het land of strand liggende,van aangespoelde voorwerpen
landweer. l verdediging v/h land tegen water*deur. dijk; 2 (O-Nld) hoge, met doornstruikenbegroeide wal weerszijden begrensd door eendiepe gracht, als oude verdedigingswal (hout-wal, veekering en grenswal) i/h open veld*landgraaf. lette 'S'koerveld
landweg 1 openbare weg in landelijk gebied; 2bepaalde niet-bestrate weg voor kleinverkeer*indrift, notweg. aweg, boerenweg, aardgat, buurgat.jocweg. menne. hotweg, slinge
landwind aanduiding v/e zeewaarts gerichteluchtstroming ('s-nachts) aan de kust door desterke dagelijkse gang v/d temperatuur 'aflandigewind 'S"micro-klimaat
langgevelhoeve (NBr) frankisch boerderijtypemet bewoning en bedrijfsruimte achter elkaar^boerderijtypen
langrepelakker (NBr) lange smalle akker opnieuw ontgonnen woeste grond, met (nog)moeilijk wendbare ploegen bewerkt
laning / laan; 2 borstwering, campagnelantaarnvuur (zeev) lantaarn a/d mond v/e haven
geplaatst om binnenkomende schepen de toe-gang te wijzen *baken
lap stuk landlappenjacht hazejacht waarbij het terrein met
lappen wordt afgezet; hazen durven de dradenniet te passeren en vormen zo kannonvlees
lastage laad- of losplaats *werflater vademlateraalkanaal *nevenkanaallauw (Kempen) grafveld *leeuw @G.- hiaiwipjalavei ongeoorloofde jacht *stroperijIe achtervoegsel bij een plaatsnamen, verwijzend
naar voormalig bos *loolede watertje @OND: leithe waterloop'lee / gegraven of vergraven waterloop, watering
5-lee. -lede "lei. ley. liede @G: lede; 2 heuvel *leeuw;3 helling @O: hlipa
leegte laagte
64
leek (Frl) beekje *iekleem / kleiachtig. in vochtige toestand plastische
zandsoort met een zandgehalte >20% als fractie<50 um (slib + silt) *iette. kiis<e: 2 (bodemk)beschouwd als eolisch sediment
leemaarde aarde die uit zuiver leem bestaat"aluinaarde, lette
leemdobbe (Gr) leemput, kleigroeve of tichelgatleenhof (Lb) administratief juridisch centrum v
grondbezit als restant v/h hofstelselpatroon:over een leengoed werd geen cijns betaald, tgvlaathof
leeskaart beschrijvende zeekaart als koersrapportmet stroming, weerskaratenstiek en kustlijnpro-fïel, tgv paskaart
leest wagen- of voetspoor, danwei pad *leze @G:laista
leeuw grafheuvel S -Iee @Gt: hlaiwaleeuwenpaal grenspaal v/h graafschap Holland,
oorspronkelijk met de leeuw als wapensymboolop de houten palen, nu op stenen palen
leg plaats i/e sloot waar veel vis zit = aalstallegakker (Utr'Hld) smalle langwerpige strook
land tussen veengaten waarop men veen laatdrogen "ribbe. riem. zetwal, zetakker. legge. plein.haech. ril
legen (Frl) oude en later overslibde vervenings-greppels die nu nog als lagere natte stroken(slappe humeuze klei) i/h veenweidegebiedvoorkomen
leger / vaste ligplaats overdag v i/h wild levendeviervoeters (hazen, reeën) "kuit. luiere, pot. poik.roest =bed (veerwüd); 2 liggende, dubbele regel vturven welke tegen de rechtstaande turvenworden gezet
legge (Gr) legakkerlei / weg v/e bepaalde breedte *laan. avenue; 2 sloot
of wetering *ley; 3 (Frl) laag gelegen landen,vooral in zand- en veenstreken
leiboom boom die tegen een muur, schutting ofandere stellage geleid wordt, voor gevelbescher-nung, schaduwenng, als vruchtboom ed *ber-jeau. palmet
leidam stroomleidende dam of hoofd, mn eenrijsdam om de uitsehurende werking te verbete-ren
leide afleidmgsbeekleidegrave hootdsloot, watenngeleiderkanaal de kokervormige verbinding tussen
wolk en aarde die ontstaat bij bliksemontladmgleideweg rijweg m/e bepaalde breedte voor graan-
vervoer door het landleidijk dwarsdijk i h opstrekkend verkavelmgs-
landschap tegen wateroverlast v h boven gele-gen hoogveen
leigraaf (Betuwe) wetering
lei jen l laagveen; 2 (Frl) het stuk tot cultuurlandgemaakte dalgrond tussen twee wijken in Oost-stellingwerf
leiken (Utr'Hld) ophalen v baggerslijk «beugelenleikeven (NBr) venleikrib constructie tegenover de plei of boven-
mond v/e riviertak om de stroom op die mondte richten
leise spoor, lese *ieze. trekleitschap gehucht, buurtschaplek / ontsloten (vaar)water *leek; 2 dieper gedeelte
V/d zee *binnenlek. buitenlek
leknamat het derde gewas dat in één zomer opeen weiland groeit en dat wordt afgeweid
leksteen druipsteenlengte afstand v/e plaats tot de nul-meridiaan, in
graden gemeten langs de breedtecirkellengteduin plaatsgebonden lineaire duinvorm
evenwijdig a/d windrichting op grotere vlakten,met of zonder invloed v vegetatie (soms alsaaneenschakeling v barchanen) *streepduin
lengtegraad eenheid v/h aardse coördinaatas-stelsel, één graad op Nederlandse breedte,tussen 52-53'NB meet ongeveer 1495 m
lengtemaat «s-afstandsmaatlensveen lensvormig hoogveen waarbij de centra-
le delen het dikst zijn e'd randen uitwiggen,ontstaan bij neerslaghoeveelheden van ca 800mm jaar en geldt voor Nld als eindstadium vanveenontwikkeling. Bij grotere neerslag hoeveel-heden, zoals in Ierland ontstaat spreiveen (datals een sprei het gehele landschap overdekt)
lent (Dr) kade waar turf wordt gestapeld enovergeladen "anthooft
lente jaargetijde in seizoensklimaten dat geken-merkt wordt door bloeiverschijnselen i'd natuuragv een stijgende luchttemperatuur (groeisom)
leppedike (Frl) paaldijk @G: leppa 'rechtsgebied'lerp landtonglette zeer fijne platte kleideeltjes als verontreini-
ging in water of op leembodem; 2 landweerlettersluier (kartogr) versluiering v/h kaartbeeld
door een overmaat v erover heen gedruktetekstnamen
leuke (VI) afgetuinde plaats of omheining @0ND:loke
leur slechte turf v weinig waardeleut (Gld) perceel land *aandeel. lotlever (veend) gele turfleverzee mythologische zee bestaande uit een
dikke stof waarin schepen bleven vastzittenleze wagenspoor *ieest. treklicht / bliksem; 2 helder(heid); 3 grond: zavelige
textuurlichtende nachtwolken zeer zeldzame ijle wolken
op grote hoogte (75-90 km) die zich duidelijk
6 5
tegen de donkere nachthemel af kunnen teke-nen, waarneembaar na grote vulkanische uitbar-stingen
lichting boskap, kaalslaglichtkring halolide weg. gang, padlidinge doortocht, doorganglido vrije, door de werking v d branding gevorm-
de strandwal op enige afstand v/d kust ''•brandings-rug, strandwal
liemen met leem bestrijken KT weegtlienepad (Ov) lijnpad *jaagpadlier 1 borstwering, leuning; 2 houten bankliesveld kamp met 'onkruid"gewas *luusyeldlieu tegen de wind beschut, luwliggerbrug primitiefste brug, gevormd door twee
evenwijdig aan elkaar lopende boomstammenover een sloot of beek. ondersteund door eendwarssteun op elke oever
lij v/d wind afgekeerde zijde, laagste zijde, tgvloef
lijduin lange smalle ruggen v duinzand gevormdi/d luwte v obstakels op onbegroeide oppervlak-ken [windvaan < lijduin]
lijkweg / begravemsweg *reeuwweg; 2 (Frl) ver-bindingsweg met aan weerszijden de oudstehoogveen-ontginmngen *binnenweg
lijn i lengte- of afstandsmaat, van 100 roeden; 2(NHld) strook land *weer; 3 dijkvak
lijnstukje (Twente) vlasakkertje = knottenbeltlijnpad jaagpadlijt 1 plaats waar men voorbij moet of komt
•passage; 2 doortochtlijwervel luchtwerveling a/d lijzijde v grote ge-
bouwen die bij een luchtstroming v/e zekerekracht optreedt
lijzijde beschut tegen stroming 'benedenwinds, luwte.windvrij
likwaar aandeel i d marke met gelijke rechten alsde anderen
Iikzode graszode om een dijk te likken, af teleggen of gelijk te maken
lille (VI) lindenbosliman een door een strandwal afgesloten zee-
bocht, ontstaan door indringen v/d zee i/e ri-viermonding a/d dalende kust *schoorwal
Iime avondschemeringlimietpaal grenspaal •seheidpaallimoniet moerasi|zerertslindert haaslingene modderslijk. drek, vuilnislinie / lijn die de richting v O > w aangeeft waarin
gewoonlijk de lengteas v/d kerk ligt; 2 evenaar:3 (militair) samenhangende reeks v verdedi-gingswerken bv de Hollandse waterlinie
liniedijken wallen met een militaire (verdedigen-de) functie
lingene modder, dreklintbebouwing vrijwel aaneengesloten bebouwing
langs hoofdwegen, terwijl de achterliggendegronden open blijven [lintdorp < bandstad] *streek-dorp. opstrek. slagenlandschap
lipzode (vest) hoekvormige zodelitiere ligplaats (leger) v dierenlitse verschansing, barricadelittoraal kustzone tussen hoog- en laagwaterlijn
*getijdezoom. strand
lo / achtervoegsel bij een plaatsnaam voor sterkgedegradeerd bos op hogere en relatief voedza-me zandgrond, dichtbij de nederzetting gelegen5 -lode. -loo *loo @G: lauha; 2 modderige waterloopof moeras @L: lutum 'kleimodder; 3 buitendijkswater *lode. kreek, kil
lobberig land onvaste, trillende grond *drasland.kwabbe
locatie plaatslochting 1 (VI) binnenhof, moesgrond of tuin
voor het kweken v lookachtige planten *locht.hof. goorn; 2 (Z-Nld) met mest en plaggen opge-hoogd oud bouwland, relatief boven zijn omge-ving liggend en met zeer humeus gewordenesdek
lode geul in buitendijkse grond *!oloef wmdzijdeloeg / wand v/e furfhoop die uit opgestapelde
turven bestaat; 2 lougloeme wak i/h ijs *lom. bijtloente windstilte *ioomeloerhut jagershutIoerplein vlakke plaats tussen twee bossen waar
de honden het wild moeten grijpenloete laag gelegen, slecht land *loute @WFaak: luteloeve achterplaatje, binnenplaats *hof, leuve, louwe.
tuin
loeverzijde winddrukzijde bij bomenlok 1 blok ingesloten land «blokland; 2 holloke omheining v/e put, afsluitingloklaag uit wollegras ontstane veenlaaglom bljtgat *lommelommer schaduw v/h gebladerte v boom of struik
*scheem
lommerhuisje tuinhuisje *prieeilommering *schaduw, loofloo l licht bos(land) op de hogere zandgrond,
meervoudsvorm luidt loon *lo $ -lo; 2 buiten-dijks water *kil. kreek; 3 (Utr) hoogte of opsrui-V'ing *donk S -1. -berg «SPopduiking
loodzand uitgeloogd bodemzand *askerd. bieekzand,schierzand
loofwoud blad verliezend bos, meestal eiken 'beuken berken
66
looierskuil kuil waarin de huiden voor bewerkingworden gelegd "boet. dobbe. laaf
loom traagmat weer *mokkerig. paf. mafloonte windstil weer *loenteloop 1 rivierweg; 2 pad. talud; 3 oppen1 laktemaat,
landmaat v 100 roeloopdiep (Gr) trek/aart
*approche. schietsleuf. loopgracht, tranchee.iranckijs. shsse. parallel, sappe, mollerit
loopje klein natuurlijk watertje [streng < loopje <aaj "runde, scourse. kalle
loopschutting kade langs een watering *beschoeüngloopsneeuw een in beweging komende sneeuw-
massa doordat het zich eronder bevindendsneeuwlaagje door \:erdamping los is geworden
loopveld kms brede strook grond waarlangskaden werden opgeworpen om water i/d bene-denloop der rivieren naar zee te leiden, zodat erzo weinig mogelijke schade ad woonplaatsenwerd aangericht —traverse
loopvuur bosbrand waarbij vooral brand in hetonderhout woedt, in afgevallen blad, ruigte enstruiken, tgv kroonvuur *grondvuur
loopzand dun drijfzand *welzand. kwelzand. klapzandloor (NBr) slechte en lichte turfloos 1 (kuststreek) gegraven waterlossing; 2 ach-
tervoegsel bij plaats- of veldnaam met betekenisvan 'zonder'
lopense (NBr) oppervlaktemaat tussen 1615-1709nr
loper / zwetsloot; 2 zeer grote hagelkorrel (tot 8.5ram) waarmee op grof wild geschoten wordt
LORAN (longrange navigation) electromschnavigatie met satellieten als hulpmiddel voorlucht- en zeevaart
losweg met-openbare weg die toegang geeft toteen stuk land *menne
losplaats ontlaadstede *aard. lastage. kade. steiger,perron
loss een zeer fijnkorrelige grondsoort, door stof-stormen afgezet tijdens de laatste fase v/d ijs-tijd. Zij vertoont geen of slechts geringe aanwij-zingen van gelaagdheid (uniforme textuur), isvoor water zeer doorlatend en vormt gemakke-lijk loodrechte wanden langs rivieren of in holleWegen "Limburgse klei
lössmannetje concretie v kalk in lössafzettingen,van soms zeer eigenaardig, a/e mensengestalteherinnerende gedaante
loswal plaats waar baggergrond mag wordengestort
lot 1 kavel of perceel dat aldanmet door loting istoegewezen, mn in België; 2 onvergraven strookveen bij ontginningen *kroft, klink; 3 historischebelasting op huizen en hoeven; 4 teen- of hout-
gewas v/e griendland; 5 (Gr) stuk land tergrootte v/e veenptaats
lotband teen geoogst als éénjarig griendgewasloxodroom kromme navigatielijn op aarde die
alle meridianen onder dezelfde hoek snijdtloug (Gr) dorpskom, dorploute (Gr) laaggelegen land *k>ete, luttelozen uitmalen en spuien v polderwaterlucht ; uitzicht, hemelgewelf; 2 atmosferisch
gasmengsel; 3 lucht weer'wind: koelluchtbal zeer losse, lichte turfluchtcirculatie grootschalig stromingspatroon v/d
windluchthaven internationaal georiënteerd vliegveldluchthuisje theekoepel als tuinhuisjeluchtsoort (meteor) een hoeveelheid lucht met
een grote horizontale uitgebreidheid, waarvande natuurlijke grootheden (temperatuur, water-gehalte) in elk horiontaal vlak vrijwel dezelfdewaarde bezitten
luchtspoor spoor gevormd door de plaatsen waareen hert bij het doortrekken van kreupelhout detakken met zijn gewei geraakt en gebroken heeft
luchtspiegeling atmosferisch verschijnsel veroor-zaakt door onregelmatige breking en totalereflectie v/d lichtstralen, zodat allerlei merk-waardige beelden kunnen ontstaan van voorwer-pen die zich op een zo grote afstand bevindendat ze normaal niet zichtbaar zouden zijn. Spie-geling naar beneden treedt op bv als een zeerkoud (water)oppervlak overstroomd wordt metaanmerkelijk warmere lucht «"schijnsel
luchtstreek karakteristiek meteorologisch oor-sprongsgebied v/e luchtsoort
luchtzak plotselinge verticale luchtstroom neer-waarts, tgv thermiek [remous < luchtzak < valwind]
ludig welig, opschietendeluierman schoffel voor vereffenen v greppelbo-
demsluif (VI) bonkveen «bolle, sehaverd, valeluken een door houtwallen omsloten stuk land
*leuk. lok. looklumen wijdte v/e kanaalopeninglunet / zeer klein paraboolduintje op stuivende
zandvlakte; 2 gedetacheerd vestingswerk (rave-lijn) i/d vorm v halfmaanse bastions
lure (Ov) glooiing, opwelvinglusthof voor genoegen aangelegde en onderhou-
den tuin *paradijslutje (Hld) klein, weinig of gering, tgv rrukkel
*lutske. lytselutske (Twente) weinig, gering of klein *lutje. lytse
iFrl)
lutte (Ov) lage plek @WFaals: lute
67
lutum bodembestanddeel met een textuurtractie<2 ,tim, in praktijk veelal plaatjesvormige klei-rrüneralen
luusveld (Zaanstreek) liesveldluw beschut *gelie. üeulytse (Frl) weinig, germg of klein *lutje. lutske
68
M
maaidag oppen laktemaat, volgens de Staringlijstter grootte v 0.4258 ha
maaiveld het oppervlakte-referentieniveau, oor-spronkelijk v/h grasland i/e polder (vgl zeespie-gel) *groenweerde
maal (VI) depressie of landschapszak @G. malhomaalbeek water waarop zich een watermolen
bevindtmaalberg kruis- of gerechtsplaats *galgebergmaalboezem meer. kanaal of rivier waar overtol-
lig polderwater op wordt geloosdmaalboom grensteken v/e marke «"grensmaalpeil hoogste waterstand i/e boezem wanneer
de poldermolens met verder uit mogen slaan'S'pegelmolen
maalschap (G!d) marke met pachtrechtsysteem(maalrecht) op de N-Veluwe. de opzichterheette scheuter *malenvelden
maalstede (Zld) dingplaats v/e ambachtsvier-schaar
maalsteen grenssteen *erfscheidingstekenmaalstroom ronddraaiende stroming, wieling i/h
water bv bij botsing v twee op elkaar inlopendezeestromen [draaikolk < maalstroom]
maal vloed peil, hoogte tot waartoe het wassendewater stijgt
maalwater peil v h watermaan zeker vestmgwerk *raveiijn, lunetmaanlandschap onherbergzame, kale omgevingmaansinvloed de invloed v/d maan op de lucht-
druk (eb en vloed i/d atmosfeer) is slechts vande orde van 0.01 mb en is door de onregelmati-ge luchtschommelingen van geen betekenis
maar (Gr) oorspronkelijk kwelderwalgeulen ophet Hoge Land. nu nog stroomgangen als af-voerkanaal
maarschalksampt (Utr) rechtskwartiermaarstal paardestalmaas modderslijk. drekmaat / stuk grasland v/e bepaalde grootte; wat in
één dag gemaaid kon worden *dagmaat; 2 toege-wezen stuk gras- ot weiland v 2 a 3 ha bij destichting v/e mark; J huisweide
maatland (Gooi) land vóór de hoge grond enbuiten de eigenlijke zeedijk
macadamweg weg met weerszijden afwaterings-sloten; de verharding bestaat uit twee lagensteenslag, grof en fijn ingewassen leemzand opeen onderlaag v keien of breuksteen
machel vergaderplaats @G. mathl
mad oppervlaktemaat, zo groot als in één dag perzeis gemaaid kan worden
made laaggelegen grasland dat Vwinters onder-loopt, als hooüand en weide gebruikt *maar. mee.mede. mei. meed. meet. miede 'S'grasland
mager 1 land: dor, onvruchtbaar land *schraal,smeeg; 2 zand: met weinig of geen kleideeltjes; 3water: ondiep water
magus veldmarkt, marktplaats *megenmak muur rond een landerij @L: maceriamakkehok stallingsruimte voor tamme lokeenden
l/e eendenkooi *wenhok «*"eendenkooimal 1 wind of water waarop men geen staat kan
maken; 2 malle zee: met onregelmatige bewe-gingen, dikwijls bij ondiepten
malder (O-Nld) oppervlaktemaat, afgeleid v/e tebemalen graanveld *mouwer. molder
malen met molens polderwater uitslaanmalenvelden (Veluwe) markemaliebaan speelveld voor kolfspel (hamerbal)
""malieveld, heugelbaan
maling *wieling. maalstroom
man laagliggend weiland •menmande (N-Nld) het bijelkaar liggend gemeen-
schappelijk bezit *meentmangelblok ruüakker, akker dat tegen een ander
stuk akkerland werd geruildmagesijn tovenaar «s-bijgeioofmansbrugge voetbruggetjemanteling uit houtgewas bestaande beschutting
tegen de wind, als omplanting rond boerderij oflandstuk
mar / (Frl) meer; 2 laag moerassig landmaras laagland, moerasmarche / oord, landstreek; 2 grensmarijn strand, waterkantmaritiem a/d zee gerelateerd; afgezet of gevormdmarke / grens *merkske; 2 (O-Nld) onbebouwde
en overdeelde gronden in gemeenschappelijkbezit v/d eigenaren v/d nabij gelegen landerijen,een agrarisch grondbeheerverbond v na 1350,met sterke neerslag op de vroegere landinrich-ting *malenvelden. almende. hamrik. gemeynte
markedeel *aandeel. leut. lot. waardeel. schaarmarkegericht *hoitingmarkeweide *schaarweide. meentmarkgraafschap grensstreek, landstreek a/e land-
of zeegrens v/e rijk *markizaatmarkizaat grondgebied v/e markies 'markgraafschapmarksteen grenssteen v/d markemarkt handelsplein i/e stad *aard. briel. megen. vittemarlepit mergelgroevemarsgrond vette en drassige, laaggelegen grond,
ookwel aangesllbd land *broekgrond. moerasland.dra&land. meers, marsland @G: mariska 'meer'
69
martelaartje bouwboer met een klein bedrijf*keüter
mascarat plotseling sterk opkomende vloed inriviermondingen *bore. riviervloed, waterwals
masiere lemen of stenen muur om een kerkhof,tuin, stad (als scheidingsmuur)
massa landschap met relatief weinig zicht (bvbos, bebouwde kom)
massabeweging verzamelnaam voor verplaatsingv aardmatenaal oiv de zwaartekracht, op hellin-gen door (langzame) vloei of glijden (snel),langs steilwanden door afstorting, of door ver-zakking (klink, instort v onderaardse holten). InNld is veelal sprake v kleinschalige afstortenlangs wateroevers en dijken *kalf. koe. hond
massief grondgebergtemast eikels en beukenoten als varkensvoer *akermastbos cultuurbos v pijnbomen (den)mastepaal fundenngs-, hei- of steigerpaalmatdijk dijk waarvan het onderhoud v verschil-
lende stukken aan bepaalde personen is opge-dragen •S'aanbestoeling
mate (Ov'Gld) met houtwallen omgeven vochtighooiland *mede
matrozenhel (lit) benaming voor deel v/d Noord-zee ten Z v Noorwegen dat vaak zeer stormach-tig is
meander rivierbochtslinger waarvan de stro-mingsrichtmg tussen de uiteinden > 180' ver-schilt *waver. kronkel
meanderbank rug bestaande uit rivierafzettingendie ad binnenzi|de v e meander wordt gevormd*kronkelwaardrug
mear (Frl) grenswater of kleine waterloop alssloot "maar
medegang tochtslootmedekijn kamp je land ra* mademeede (Gr) hooiland *mademeedcnverkaveling (Gr) dorpsgebieden die in
hun totaliteit in doorgaande stroken zijn verka-veld [hoevestrook < opstrekkende heerde]
meeldijk droge dijk die door voorbedijking geenwater meer keert •middeldijk
meene (Gld) meentmeenschaar (Gr) gemeenschappelijk weidegrond
in beekdalen (buiten de hoevestroken) waar 's-zomers het vee v d hoger gelegen zandgrondenwerd ingeschaard 'mienskar
meent l (Ov Gld) markeweide of gemene weideof heidegrond, mn die van Gelderse en Overijs-selse Steden •commonie. schaarweide (grasland), mient.mande; 2 (ZHld) zijdewende
meentebrug brug op de openbare wegmeer / uitgestrekt, met stromend binnenwater
van een zodanige omvang dat ze in de nabijeomgeving aanleiding geeft tot micro-klimatolo-
gische verschijnselen [plasje < meer < binnenzee]; 2grens(paal)
meerdijk zeedijkmeere (schand)paalmeermolm fijne, zwarte aardsoort op de bodem
v veenmeren *plasbaggermeersen 1 (Lb) grasland, het vlakke weiland aan
water of door water omspoeld; 2 (VI) marsland,moerasland, broekland
meerstal (Dr) kleine waterplas of meer i/d hoog-venen
meertje i/d hei: wieltje, peel, zijp, zoei, fontein-tje, wijer, vijver, meerstal
meerwai wal die door de golfwerking wordtgevormd op de (overheersende) windwaartsgelegen oever
meestoof (W-NBr/Zld) gebouw met verhittevloeren (eesten) waar meekrap werd gedroogden fijngestampt. Uit meekrap werd rode kleur-stof gewonnen
meet l gedeelte v/e akker tussen greppel en sloot,halve akker; 2 (Zld) hooiland *made
meetje rechthoekig stuk land i/e Dollardpoldermeetsloot (Gr) sloot i/e aanslibbende oever ge-
graven om slib uit het vloedwater te vangenmegaflute kms lange rug die door bewegend
landijs is gevormd i/d stromingsrichtmgmegen marktplaats "vitte @L magusmeier 1 schout, baljuw; 2 pachter of huurboer
*beklemde; 3 iemand die een boerderij beheertvoor rekening v/d eigenaar *huurcerter. zetboer
meierij 1 vrije boerderij "vrijhof; 2 (Frankisch)kroondomein, onder toezicht v/e ambtenaar(hofmeier)
meiier met turf of fijne kool bedekte stapel v metplaggen en zand toegedekte stukken hout, be-stemd om in houtskool te worden omgezet
meir / meer; 2 (VI) hoofdstraatmeiveld (lit) groene weide, bloeiende akker
*aardinge. groenweerde
melen opstuiven v water bij harde windmelioratie grondverbetering vooral door ontwate-
ring of bevloeiingmelkbocht met staketsel omheinde ruimte i/e
hoek v/e weiland waarin men vee drijft om temelken
melkzee lichtend zeeoppervlak «s zeelichtingmelme 1 droge aarde, droog zand, stof, molm; 2
(Utr) uitgezakte, zandige rivieroever, ondieptemelsveld (NBr) woestenij, 'homngveld' *bijsterveidmen laagliggend weilandmene gemeentemendagland oppervlaktemaat, zoveel bouwland
als in één dag met het gemende trekvee ge-ploegd kon worden
70
mennegat landweg (over het land v ander) dienaai achterliggende akkers loopt *zoekweg; 2weggat door wagens of karren geslagen
menneweg wagenpad, weg waarlangs de oogstkan worden binnengehaald
merdaalge drekhoopmergel / (Lb) zachte soort kalksteen v/h heuvel-
land, verhard mengsel v kalk en klei *marle @Lmarga 'zacht gesteente'; 2 slijk of bagger uit sloten
meridiaan geogr lengtecirkel 'middaglijnmerk / (N-Veluwe) marke; 2 schuim door de zee
o/h strand achtergelaten *vloedmerk. moetmerkske (NBr) grens *markmerksteen grenssteenmersk (Terschelling) drasland *marskmerwe moeraswoudmesgroeve mestkuil, beerputmeshof 1 mestvaalt, beerput; 2 mest «(messene.
mestede, messade. messie)mesotroof matig voedselrijk v/e milieu voor
planten of micro-orgarusmenmessel verrotmessene l mestvaalt, beerput; 2 mestmessing •mestput, hoop. belt. vaaltmest minerale voedingstoffen ter verhoging v/d
bodemvruchtbaarheid, die kunnen worden ge-wonnen uit uitwerpselen (mn v staldieren enmet stro vermengd), slootbagger of andereorganische stoffen, of uit kunstmest *skern, skarn.binge. misse, messene, drek. stront, ton. toort. toert. dong.
geffel. molmbeer. mot. potstal. flabber
mestvaalt tijdelijke opslagbult v stalmest "belt.pluis, drekstede. messene, meshof. urie. valde. schokke
met (Zld) oppervlaktemaat «"gemetmeteorologie leer der verschijnselen i d atmo-
sfeer, ihb die welke bepalend zijn voor het weermeter wichelaar, toveraar «'bijgeloofmetinge aandeel i d grond, erfdeelmette / geit *sege; 2 vruchtbaarmetro ondergrondse spoorbaanmetropool wereldstadmeulen molenmeyerschap ambt en rechtsgebied v/e meiermicroklimaat verzamelnaam voor de specifieke
klimaatsomstandigheden, voor zover ze geziende dagelijkse gang afwijken v/h omliggendgebied, door locale verschil in land/water,beschutting (reliëf of begroeiing), expositie ed.Vegetatie kan effectief beschutting bieden als ze>4 m hoog is, landbouwkundig is de luchtlaagtot 2 m hoogte het belangrijkst ivm nachtvorst
middaglijn "meridiaanmiddagzon *noenzon. muidenmiddeldijk *meeldijkmiddellaan hoofdlaan ï e tuin of bos
middelstam gemiddelde boom of modelboom uiteen houtopstand
middelveste een i/h midden gelegen versterktstadsgedeelte a/d binnenzijde der singelgracht*middelwal
middelwal middelvestemiddelzand een i/h midden v/e rivier opkomende
zandplaatmiddenbos bos dat zowel hakhout als opgaande
bomen bevatmiddernacht noorderzonmideilant land v matige kwaliteitmiede (Frl) uitgestrekte grasvlakte veelal voor
het winnen v hooi *mademiegel op urine gelijkende modder @o- migilömieiand (Texel) plaatselijk drassig terrein *mier-
land?
mielge afstandsmaat, mijl of halve mijlmient (NW-Nld) waterloop of sloot in algemeen
beheermientgrond (NHld/Texel) meentgrondmijl l rechtsgebied v/e stad met ban- of vang-
recht @L: milla 'duizend schreden'; 2 afstandsmaat:geogr mijl= 1/15 grootcirkelgraad dwz 7407.41m, een hollandse mijl= 1/20 graad (5555.6 m)
mijn winningsplaats v delfstoffenmijngas uit steenkool ontstane hoogwaardige
gasvormige brandstof, samengesteld vooruit uitCH4 en relatief veel O-atomen (bevat oa hetverradelijke CO), vgl aardgas (aardolie) »gas
mijntrechter trechtervormig grondgat door eenontplofte landmijn *inslagkrater
mijt zorgvuldig opgestapelde hoop stro, hooi oftakkenbos *opper
milieubederf algemene benaming voor alle ver-schijnselen v verstoring, vervuiling en veront-reiniging v water en lucht, en geluidhinder diede bewoonbaarheid v/e streek schaden •milieu-erosie
militaire werken verdedingsconstructies tegenvijandelijke aanvallen, als afzonderlijke bouw-sels of in linieverband opgenomen *bastion, fort.motte, vluchtberg. vesting, schans, retranchement. rondeel,bunker, kazemat. waterlinie
milieu omgeving temidden en door middel waar-van een levensgemeenschap kan leven
miltvuurbosje (Utr/Hld) geriefhoutbosje i/hveenweidegebied waar vroeger vee begravenwerd dat het slachtoffer was geworden v milt-vuur-epidemieën *koebosje = pestbosje
mineraal i/d natuur voorkomende anorganische,in fysisch/chemische zin homogene stoffen (vasten vloeibaar), zowel i/d aardkorst als i/d bio-sfeer
minerale grond bodemmatenaal waarbij deminerale component overheerst boven de orga-
7 1
msche (stofgehalte <15% tot <30% bij klei).Een verdere onderverdeling gaat nanr textuur ennaar humusgehaite (humus arm, humeus, hu-musrijk)
mineraalwater «bronwater, borrewatermineren graven (onder-, door-, vergraven),
verschansenminuutplan benaming voor de maatvaste kaart-
opname, zijnde de oorspronkelijke kadastralebasiskaarten die tussen 1815-1832 werden ver-vaardigd in Nld
misbaren razen, woeden onstuimigheid v/d zeemisse mest, vuilnismist verschijnsel waarbij de lucht bezwangerd is
met uiterst fijne waterdruppeltjes die schijnen tezweven en het horizontale zicht tot < 1 kmbeperken. Er is sprake v grondmist als de be-wolking zich tot hoogstens 2 m uitstrekt. Onder-scheiden worden verder: straüngsmist ('s-nachts), advectieve mist (vochtige warme luchtover kouder oppervlak) en zeerook of slootmist(warm oppervlak onder koude lucht), stadsmist ,(roetdeeltjes) [nevel < mist]
modder(slijk) mengsel v aarde, vuil en organi-sche Stoffen met water *adel. lingene. brabbel,brugel. hore. kledder. poffert. slat. berm. maas. moor.moos, lingerie, sentine. wase
modderklei donkere, slappe, meestal in brakwa-ter afgezette klei waarin veel planteresten voor-komen en die rijk is aan sulfiden (gevaar voorvorming v katteklei)
moederstad stad in relatie tot van haar uit ge-stichte andere steden of koloniën = jumelage
moei (Lb) trogvormig landstukmoene duivel "bijgeloofmoer / grondsop, veenslik, drab; 2 (NBr) moe-
rasachtig land, veengrond *peel: 3 gedolvenbrandstof *turf
moeras algemeen ondiep stilstand water metmodder en door plantengroei onbevaarbaarterrein, in grote vlakten met ondoorlatendeondergrond of langs kusten die regelmatigonderstromen. De gebieden gelden als onbe-gaanbaar en ongezond vanwege msekten enontsnappende gassen (moerasgas) *peelland. pulle.pulre. peel. drasland. meers @G: mariskithi
moerasbrug veenbrugmoeraseiland *zwampmoerasgas op drassige plaatsen en in sloten
spontaan opborrelend gas als vrijkomende pro-dukt (methaan, ammoniak, zwavelwaterstof)van bacteriën bi| rotting onder zuurstoflozeomstandigheden, lokaal gebruikt als brandstof(brongas) "SFgas
moerasgrond algemeen voor drasbodem metweirug draagkracht *kwaoht. rot. zuip. trot. zuur.
band. vlaas. slond. rodelpoel. kweb. dras. moer. mars.laak. onland
moerasijzer moeraserts als limoniet, vivianiet,sidenet
moeraskaik neerslag v kalkalgen en schalen vslakken in zoetwatermeertjes
moerassig land *broek. dolage, bolland. marsgrond.moer. drasland
moerasveen tussenvorm van laagveen en hoog-veen •overgangsveen
moerdelven het delven v moer of darink voorbemesting v/h land *moemering
moerdijk dijk die men om buitendijkse moer-grond legde om de gravers v/d turf tegen instro-mend water te beschermen. Deze turf vormdein de Middeleeuwen een belangrijke bron vinkomsten
moeren veenslik opbaggeren tot het maken vturf; een plas uitvenen
moergracht moddergracht *gorre. goorgravemoergrond moerassige, veenachtige grond *mort.
moort
m o e r l a n d *drasland. spadeland. veenland. bolland
moernering moerdelvingmoerput veenwmput, tgv daliegatmoershoofd (Zws-Vl) ontginningsbasis v waaruit
het veen i/d middeleeuwen in langgerekte stro-ken werd afgraven
moer vaart (VI) turfkanaalmoerzee schijnbare opheffing v/d zeespiegel bij
stil en helder weer, die het stormveld vooruitge-lopen is
moeskopperij stroperijmoestuin met groente beplante tuin *moezerij.
groentehot
moet slijmachtig vuil dat het zeeschuim op eenstrand achterlaat *merk
mol stofaarde of fijn zand *molde. mulmolder (koren)oppervlaktemaat ter grootte v één
dag maaien, volgens de Stannglijst 0,4258 ha*malder. mouwer
molen door de water of wind aangedreven maai-inrichting voor polderbemaling, als industriemo-len of voor energie-opwekking [molen < molen-gang] *gemaal. meuien ^windmolen, watermolen
molenkade kade rondom het gebied v 'e bemalenpolder
molenkolonie (Gr) polder door een molen droog-gehouden, deel v/e waterschap *sknte
molenkolk een direct stroomopwaarts gelegenwijder waterbekken voor waterkracht te benut-ten *molenboezem, wijerd
molentocht hoofdsloot v/e polder die het polder-water onmiddelijk naar de molen voert -"achter-slag, achterwater
molenvliet (W-Nld) aanvoersloot voor uit temalen polderwater, tgv kelle
72
molenwerf matmoles (Ov/Gld) stenen strekdam langs de IJssel
@Lmolleknip oneffenheid 1 d weg veroorzaakt door
mollegangenmollerit loopgraaf \ e mol [wormgang < mollerit <
sappe] *piip. ree. gang
molm i stof v aarde of hout dat vergaan is: 2vezels en stof v turf *mot. malm. vilt; 3 aardstof,silt 'melde
molmbeer meststof v turfstrooisel met uitwerpse-len
molmgrond humusaarde "humus, winaardemolo havendam, hoofdmonasterium *munster. monster, klooster, stichtsemond uitmonding v/e sloot of rivier *mude, muidenmonde / (Gr) zijkanaal voor turfafvoer *turfkanaal;
2 (Gr) vaste kant v/e hoogveen *rimmel, remelmonding *aftrek. delta, estuarium, gent. geurt, ontlastingmonument *cenotaaf. devotiekruis, moordkruis, mortuari-
ummonnik 1 waterpaspaal die (onbewegelijk) i/e
veenplas staat; 2 kleine massieve ronde toren opstenen waterkermg die passeren onmogelijkdient te maken
monniksmolen (Gr) achtkantige poldermolen*muont "^windmolen
monster / klooster, abdij; 2 kloosterkerk, heilig-dom «*" munster
mont 7 (Lb) burcht: 2 (Z-Lb) bergmontfort *sterkenburg. sterke burchtmonument beschermd cultuurgoed 'gedenkteken.
altaar, munsterkerk. cavalerieberg
moor (Gr) moddermoordkruis gedenkkruis opgericht ter plaatse v/e
gepleegde moordmOOS modder *mors. mose @G: mose 'modder, slijk'mop brok, bv v turfmoren door de modder lopen, erin wroetenmorene opeenhoping v bergpuin nabij een glet-
sjer of puin als landijs-relictmorfologie verschijningsvorm v/h landschap
•fysiografie
morgen 1 ochtendstond: 2 oude landmaat, zoveelals in één morgen geploegd kon worden, va-rieerde v 4 5 tot 1 3 ha, volgens de Starmglijst0.8516 ha; J grote boerderij, meestal adellijkbezit [hoeve < morgen < landgoed!; 4 (lit) het OOS-ten
morgenboek kadastermorgenrood rode hemeltint bij zonsopgang,
duidend op neerslag "Wavondroodmorra (Frl) moermors (Ov) broekland. moeras, moosmorsbebouwing planloze. willekeurige bebou-
wing
mort (VI) mulle, vochtige en humusrijke grond*moergrond. morra. moort
mortel 1 (NBr) komvormige verdieping met eenonvaste of moerassige ondergrond *rnort @G: morthumus' =dobbe; 2 steengruis, puin, cement
mortier een huis gebouwd a/d stadsmuur, wacht-huis
mortuarium praalgrafmosbult met mos begroeide kleine verhevenheidmosselbank kweekgrond- met mosselbeddenmost poel, drassige grond *mos @G: murtiskamosterdwal (Betuwe) dijk, dam of wal dat met
takkebossen of vlechtwerk v wilgen werd ge-construeerd «" mutsaard
mot 1 veenachtige aarde, fijne aardmest; 2 hout-stof of turfmolm 'malm, vilt
mothol kuil waarvan de bodem met mot is belegden waarin appels worden bewaard
motregen tamelijk gelijkmatige neerslag v kleinewaterdruppels (fijner dan 0,5 mm) uit een tame-lijk egaal, dicht en meestal laaghangend wol-kendek, soms ook uit mist (motregen schijntsoms te zweven). De hoeveelheid neerslag isvaak nog vrij groot *smokkelregen. slegge. smodder:smuik. fiezel. muggepies. miezer. stofregen
motsneeuw neerslag v zeer kleine witte maarondoorzichtige ijskorreltjes, waarvan de door-snede doorgaans niet groter is dan 1 mm *slegge
motte (Zld) kunstmatige heuvel ter verdedigingv/e hofnederzetting of opgeworpen heuvel alsondergrond voor een kasteel, aldanniet omringtdoor een palissade, vestingmuur of gracht(chateau de motte) *burggraaf, kasteelberg. vliedberg,hegewiere. stinswiere
moude 1 mouwe; 2 slagveld, begraafplaats v/eslagveld
mouwe stuifzand, stofmouwer (Hld) oppervlaktemaat «s"maldermozaiek kleinschalig landschapspatroonmud (Frl) oppervlaktemaat, zoveel land als met
een mud zaad bezaaid kan worden, zo'n 40aren, of 2/3 koegang
mude (Gr) kreek of geul i/d Dollard *biainmui overlangse strandgeul, trekgat door strand-
banken langs een zandkustmuiden (Hld) 3e naamval v mui (geul loodrecht
op de kust) of monding *zwin @G. mumhanmuiveld terrein in veengebieden met stroomgeul-
tjes die a/h oppervlak vrijwel niet zichtbaar endaardoor zeer verradelijk zijn
mul onsamenhangende fijne aarde, zand, stof ofturfmolm *pulverig, rul. los @G: muldo
mulgrond bosgrond met veel milde humusmuis deklaag v vergaan of rottend organisch
materiaal over aanplantingen, tegen ondergroeien als bemestine
73
munde vluchtheuvel of versterkte heuvelmunster / bisschopsstad; 2 kloosterkerk *domkerkmuont (Frl) achtkantige poldermolen *monniksmo-
len ^windmolen
murik erfmussehagel de fijnste soort v hagel bij vogel jachtmute l tol; 2 hol, kerker; j wachthuismutsaard takkenbos *rijsbos. mutserd 'S'mosterdwalmuur stenen afscheiding als ommuring (beslot.
masiere. ringelmuur. slangemuur) ot omheining (stichel.pallisp.de, waltuun). terrassering (graft. strandmuur),dam (penant, pending), of grens (mak)
muurdijk dijk zonder voorland, waar v/d buiten-talud met een muur geschoord moet worden*werfmuur. kaaimuur
74
N
naakt / kaal of onbegroeid terrein; 2 loofboomzonder bladeren
naaldhout bos v altijd groene, naalddragendebomen, tgv loofhout
naaldstuw beweegbare stuw waarbij het schotbestaat uit naalden, ad onderzijde gesteunddoor een aanslag op een drempel en a/d boven-zijde door een horizontale steunregel
nabedekking (bosb) het herhalen v/d kunstmatigebodembedekking 1 d jonge stuifzand- en duinbe-planting
nabouw voor voortkweking bestemd zaad v elandbouw of tuinbouwgewas dat door de telersonafhankelijk v/d eerste, meest buitenlandsekweker werd geproduceerd
nabuurland aangrenzend land *swetnotenabuurschap betrekking tussen een gemeenschap
v buren als zodanig als sociaal gegeven op hetplatteland *naberschop. kluft
nacht deel v h etmaal tussen zonsondergang en -opkomst; de langste nacht duurt 16 uur 23 min(22 dec) en de kortste 7 uur 14 min (21 juni).Volgens het spraakgebruik duurt de nacht v/heinde der avond tot het begin v ochtendscheme-ring
nachtland weiland waarop het trekvee vroeg i/dochtend of 's-avonds laat te grazen werd gestald
nachtevening tijd waarin de dag- en nachtlengteaan elkaar gelijk zijn. 21 maart en 23 september,als de zon boven de evenaar staat
nachtlucht / koele lucht gedurende de nacht; 2lucht v wild dat 's-nachts tevoren ergens ge-weest is
nachtvorst het dicht boven de grond vriezenbuiten wintertijd in heldere, windstille nachtendoor sterke afkoeling. Vooral een veilige top-laag is nachtvorst-gevoelig. Als remedie geldtoa beregenen, grondverdichting (opheffen isola-tie) door aanzanding
nachtwolken lichtende wolken die soms op zeergrote hoogte i/d atmosfeer (ca 25 km) wordenwaargenomen *paarlernoerwolken
naderingszone ruimte tussen bepaalde grenzenwaarbinnen een vliegtuig de landing inzet vooreen vliegveld 'aanvliegroute
nadir punt a/d hemelbol dat loodrecht onder onzevoeten ligt *voetpuni
nagewas tweede oogstnagras gras dat na de eerste maaiing groeit *etgroennaobersehap (Dr) nabuurschap
naoogsten zomeren, sangenNAP normaal Amsterdams Peilnar (NHld) smalte of nauwte v/e water @OND:
naar E: narrow
naspui korte, vooral bij spnngtij merkbare stij-ging v/h zeewater tijdens vloed; de stijgingvolgende op een korte daling of tijdens eb;korte stijging tussen ie en 2e laagwater *agger.bult in getijiijn
nasthout takkebosnastorten afkalven v steilwanden na externe
beïnvloedingnat profiel dwarsdoorsnede (natte omtrek) v/e
geulnaters (Ov) laag buitendijks land 'waarvan de
aars nat wordt'natie *land, staatnationaal landschapspark een gebied > 10.000
ha, bestaande uit zowel natuurterreinen, wate-ren en bossen als cultuurgronden en nederzettin-gen, dat een grote rijkdom en variatie vertegen-woordigt aan natuurlijke, landschappelijke encultuurhistorische waarden en als zodanig eenoverwegend samenhangend en harmonischgeheel vormt
natuur omgeving die door geen enkele vorm vmenselijk ingrijpen is beïnvloed, de flora enfauna zijn inheems en ontwikkelen zich spon-taan en planten zich voort. In Nld is geen na-tuur in deze zin meer aanwezig
natuurbeheer het begeleiden v natuurlijke pro-cessen en afweer tegen schadelijke invloedenmet het oog op behoud v ecosystemen
natuurbos oerbos bestaande uitsluitend uit in-heemse soorten, in Nld vnl riviervloedbos
natuurbouw een door mensen aangezette ontwik-keling tot omvorming van cultuurgronden en -elementen (oevers) ter verkrijging v/e meernatuurlijke en stabiele situatie met minder on-derhoudskosten)
natuurgrond niet-gecultiveerde grondnatuurlijke grenzen voor de mens altijd al be-
staande natuurbarrières, in Nld de grote rivie-ren, de zee (Noordzee, Waddenzee, IJsselmeer)en moerassen (Drenthe, Peel)
natuurmonument biologisch, geologisch ofgeografisch karakteristiek stuk natuur waarvanhet behoud verzekerd dient de worden
natuurterrein gebied met een beschermde statustav natuurlijke waarden
natuurverschijnselen verzamelnaam voor allegrootschalige periodieke en a-periodieke ver-schijnselen die in het landschap plaatsvinden(getij, aardbeving, storm) *spel, bedruustheden.misbaren. oreeste
75
nüUW ZeeëniJte "nar. krepel. straat, sond, zeekeel. hals
@G: nanva
nauwte engte als smalle weg. kloofdal of zee-engte
navelstreng zeer langgerekte en smalle zandrugdoor het landijs opgestuwd vanuit een beekdalen door latere jonge afzettingen volledig omge-ven [navelstreng < stuwwal] •*"opduiking
navigatie plaats en koersbepaling op zee of i/dlucht •stuurmanskunst»LORAN
navloed het laatste deel v/d vloedneder voorvoegsel bij een plaats- of veldnaam
met de betekenis van laag gelegen, tgv boven-of over-
nederinge laagte, laag gelegen streeknederzetting vestigingsplaatsneer een a/e bepaalde plaats gebonden draaikolk
met tegenstioom, waarbij de grootste snelheida/d buitenkant ligt, oa bij oneffenheden o/erivierbodem en bij kribben *nering
neerhof pachthoeve die bij een kasteel behoort•voorhof, winhof
neerslag / collectieve benaming voor alle atmo-sferische watervormen die op het aardoppen lakneervalt (regen, hagel, sneeuw), of neerslaat(mist, aanslag, dauw. rijp, ruige vorst of ijzel);2 plotselinge daling v/d waterspiegel
nek onverveend strook land langs de binnenvoetv/e dijk
neksloot sloot binnenlangs de ringdijk v/e polderneren kolkend stromennerf met gras begroeide bovengrond i d veenderijnering neernervelzee binnenzee ihb de Middellandse Zeenes een vak tongvormige (buitendijkse) aanslib-
bing aan scherpe bochten v e rivier of zeegelegen, tgv braas (zeearm) *oerd. oord. nesse,nisse. neus. scheg. landlong
nest / deel v e loopgraaf met gevechtsstelling; 2klein, onaangenaam tot akelig dorpje of gat; Jhoop of klomp erts buiten de richting v'e mijna-der
nestbeschermer piramidevormig bouwsel metgrote openingen, gevlochten v prikkeldraad enstokken, als bescherming voor vogelnesten meteieren tegen grazend vee i/d weiland
nestboer eendehouder die klem vis vangt als voervoor z'n eenden
net l vangmiddel voor vis of vogels: fuik, bun,schepnet. gebbe, zegen, stalnet, totebel, treil,balfuik, bong, flouw, schrobnet, wade. geel,gigonet, haamvlouw, trom, stokwade; 2 samen-stel v transportbanen voor verkeer of nutsvoor-zieningen "circuit
netakker bouwlandje met een raatachtige struc-tuur, ontstaan door haaks opelkaarstaandeploegnchtingen *raatakker, celtic field
neude drassige laaggelegen plaats of geul *nude.noda
neus vooruitstekende landpunt *nes @G: nasjanevel / door verdichting zichtbaar geworden
waterdamp i/d lucht, mn die 's-avonds ontstaatboven sloten en lage landen *doom; 2 sluier metzichtsafstand van 1 a 2 km, zeer dunne mist*deizig; 3 droge nevel: veenrook *daken. dook.wolkenisse. zwerk
neveldorp (VI) nederzettingstype met verspreidebewoning
nicker waterelf, watergeest, kabouter «"bijgeloofniemandsland 1 neutrale zone bij landsgrenzen of
tussen loopgraven; 2 tussen dorpsgebiedengelegen grond dat in gemeenschappelijk gebruikwas
nieuwland (Zld) het geheel v plaat-, schor- enkreekbeddmggronden van na de Duinkerke-IT
transgressie (na 12e eeuw); het offensief bedijktland met vrijwel altijd kalkrijke zeeklei en zandi h profiel binnen 1 a 2 m diepte
nieuwstad uitbouw v/e vestingstad ad zwakstezijde omwille v nieuwe bouwterreinen; devestingsgracht verandert dan in stadsgracht
nis 1 kleine uithollingskaar; 2 bruggetje of vlon-der tussen de weilanden i/h veenwsidegebied
nisse (Zld) landtong *nesniveaukanaal kanaal met overal gelijke water-
hoogte, zonder sluizenniveauverandering verandering v/d zeespiegel-
stand die zich i/d geologische tijd heeft voltrok-ken; een positieve niveauverandering betekenteen relatieve zeewaterspiegel-verhoging tov het'and
noda neudenoenzon middagzon, zuidennoes schuin(s)nol, nolle 1 embryonaal duintje op een kustover-
slagwaaier; 2 (Hld) zandhoogte of top v/e duin-heuvel, met gras begroeid; 3 bult i/e weiland,vaak ontstaan door het trappen v/h rundvee; 4klein besteend rijshoofd bij zeeweringen *strand-hoofd. kateie; 5 (Zld) uitstekend overblijfsel v/evoor het overige weggevallen dijk, vaak metzware stenen bezette zeewering, die zich dwarsin zee uitstrekte *bout. vlichdijc; 6 ongerooidestomp v/e gevelde boom
noodhaven vluchthaven waar de schepen bij noodkunnen binnenlopen
noodpeil zodanig hoog peil v/h buitenwater dathet de kruin v/e dijk bereikt en er een noodtoe-stand voor de polders ontstaat
noodtij zeer gevaarlijk, hoogtij *giertii
7 6
noodweg notwegnoord windrichting, hemel- of kompasstreek
*bies. septentnoen. @(/: norja
noorderbreedte afstand in graden tot de evenaar«•breedte
noorderkeerkring dagcirkel v/d zon op 21 juni*kreeftskeerkring
noorderkwartier noordelijk gelegen deel v/eprovincie
noorderlicht lichtverschijnsel i/d noordpoolstreekveroorzaakt door electnsche ontlading, in Nld isdit fenomeen bij uitzondering zichtbaar *poollicht
noorderzon middernachtnoordoosting afwijking v/d kompasnaald v/h N
naar het NO "afwijking, deelinatienoordtij vloedgolf die benoorden Schotland de
Noordzee binnenkomt en samen met het zuidtij(via Het Kanaal) het getijverschijnsel langs onzekust veroorzaakt
noot / kleine holte, pan; 2 stuks rundveenootstal hoefstalnormaalbreedte de vaarbreedte v/e rivier waarop
men het zomerbed tracht te brengennormaalspoor spoor met een standaard breedte
van 1.4315 mnormalisatie rivierstroomlijning door bochtrecht-
trekking en waterpeilbeheersmg dmv sluizen enstuwen voor verhogen v/d bevaarbaarheid entegen ijsgang (dijkbreukpreventie)
not wat men voor het drijven v landbouw enveeteelt nodig heeft, zaad en vee
noten bebouwen v landnotweg weg voor vervoer v landbouwgewassen
en vee, over een anders grond als toegang toteen stuk land dat niet a/d openbare weg of a/evaart ligt "overpad, kouweg, uitweg, noodweg. landweg•@OND: nót 'voeg' smalle gleuf
novaal land nieuw-ontgonnen landnu de neudenudistenstrand naaktstrand voor recreatie
77
o
oar (Z-Lb) beekbron *oorsprongoase lieflijke plek temidden v e minder aangena-
me omgevingobelisk hoge. vrijstaande zuil op pleinen of land-
goed, dat naar boven toe spits afloop: als monu-ment V/e gedenkwaardig feit *gedenknaald.pron-knaald
observatorium sterrenwachtoccident plaats a/d hemel waar de zon ondergaat
*avondland. westenOceaan were ldzee [zee < oceaan] *fivelstroom. pelager
ochtendgloren (lit) morgenstondoele (Frl) vochtige plek, laag weiland @G. óleoer sterk ijzerhoudende grond, vaak zeer hard en
samenhangend, voor water soms geheel ondoor-dringbaar *felst. flins ^moerasijzererts
oerbank sterk met ijzer verkitte bodemhorizont*felstlaech. koftïebank
Oerd landpunt *nes. oere?oerduintje pioruerduintje achter aanspoelsel op
het strand (nog binnen directe invloed v/h zee-water) of achter bewust ingeplant helmgras ofstropoot
oerklei (Gr) kalkhoudende kleisoort die op eendiepte v één meter wordt gevonden
oerlandschap de ongerepte natuur van voormenselijke beïnvloeding
oerstroomdal brede fossiele dalvlakte, ontstaana/h einde v/d ijstijd door rivieren langs hettoenmalige ijsfront (Hunze, Overijsselse Vecht)
oerweg weg die met smtels en uitgebrand oer ofalleen met een laag oer is verhard ipv grind
oesterbank ondiepe plaats in zee waar men oes-ters kweekt *panperceel. zaaipan
Oever / waterf ZOom)kant *stade. staai. ower. bakke.marijn, strand: 2 elk v/d boorden die bij de hoog-ste waterstand (bij gewone tijden) door hetwater overspoeld worden "-uiterwaard
oeverafschuiving externe aantasting v/e oeverdoordat een stroom a/d binnenzijde v/e dijk tediep wordt en de dijk aanvreet, in het bijzonderin Zld = oeverval (interne oorzaak)
oeverbescherming aangebrachte constructie tegenoeverafslag, soms natuurlijke (rietkraag) maarvaak civiel-techrusche ingreep (spantuin. door-groeimat) Wplasherm
oeverbos "ooibos, galerijbosoeverduin (Ov) soort v zandverstuiving met
duinvorminsi lanss de Vecht = donk
oevert'ront grensgebied tussen de zee en landbuiten de laagwaterlljn [strandlijn < oeverfront]
oevergrond zeer zandige stroomruggrond 9-lOeeeuw n Chr) langs de grote bovenrivieren, a/dnvierzijde v/d meer kleiige oeverwallen
oeverstad stedelijke nederzetting langs de groterivieren met vorkende hoofd- en achterstraat
oeverval verzakking of afschuiving v grond a/edijk of oever door (interne) ondermijning doorkwelwater *val, dijkval »5Poeverafschuiving
Oeververdediging *strandhoofd. beugel, krib, strekdamoeverwal een meestal tot > i km brede zavelrug
als natuurlijk opgeslibde wal langsstrooms derivier met (bodemk) een aflopende profielop-bouw, zavelig
ofweg (water)af(voer)wegoir (Z-Nld) beekbron *oorsprongoke 1 (Ov) plaats waar geplant is *aanplant @G.
aukan 'vermeerderen'; 2 vloed V/d zeeoldefred oud rechtsgebiedolieveld terrein waar minerale olie i/d grond zit,
resp geëxploiteerd wordtoligotroof voedselarm als milieu-karakteristiek,
van toepassing voor uiterst arme zandgrondenwaar de planten zijn aangewezen op voedings-stoffen uit regenwater (ombrotrofie)
ollant waterland *onlandombocht bocht v/e weg ter omzeiling v obstakels
of doorbraakkolken (dijkwegen)om bossing het omgeven worden door bosombrotrofie «"oligotroofomdamming dam waarmee een water of een a/h
water gelegen werk rondom wordt afgeslotenomdijking *riiigdijk. wisening, bekadingOmdoen 'omspitten, omploegenomgelande eigenaar v land die om een aangewe-
zen punt gelegen isomgeving *omstreek, milieu, kaderomheining ; de buitenste verdedigingslijn v
versterkte plaatsen =retranchement: 2 omper-king *schutting, schrank, loke. begrip, belook. gewrochte,gording, afluiming. betuining. bracht, wrochte. parre.randgeerde, tralie, wrechte, vademinge. tienije
omkering landschappelijk in de zin v reliëf-inver-sie, bv stuifzandfort, veenweidelandschap,kreek / poelgrond
omkoppen (bosb) bij het maken v plantgaten deuitgekomen grond omgekeerd i/h zelfde gatterugbrengen *dubben
ommekreits kring en van daaruit naar het gebieddaarbinnen
omlabeuren bouwland omploegen en bemestenomlegging l met spade of ploeg de grond omwer-
ken; 2 een ander verloop geven a/e geul, spoorof beek
78
omloop / tijdsverschil in bosbouw tussen deaanleg v/e opstand en de eindkap; 2 richtings-verandering v'd wind
omloopberg geïsoleerd deel v e plateau of terras,door rivierbocht omspoeld "kronkelbocht, coupure
Omloopdijk "ringdijk, omringdijkommanteling gordel v versterkingenommedijk ringdijkommegang / verkeer; 2 omweg, zijweg, slinger-
padommeland land gelegen rondom een plaats, mn
landstreek of kwartieren rondom de stad Gro-ningen
ommeloop buitendijks landommelandsvaart vaart om de kaap waarna men
i/e andere zee komt bv Kaap Skagenomringkade kade v/e polderomspoelen l omverwerpen door er tegen te spoe-
len, door de werking v golfslag omvallen eninstorten; 2 rond omtoe stromen
omstoeken opgestapelde turf herstapelenomstreken overliggende strekenomtree plank die terzijde v/e brughek over een
sloot uitsteekt zodat voetgangers eromheenkunnen stappen zonder het hek te openen "omtre-de. üverstapje
omtrek landstreek die een plaats omgeeftomtuining vlechtwerk v verticale staken en tak-
ken als omheiningomval (NHld) ringvaartomvloed (Ov/Gld) zijdelingse waterafleiding die
om een molenstuw heen loopt voor scheepvaarten als deze geen voldoende ruimte voor hetwinterwater biedt
omwalling met een beschermde waldijk omge-ven, veelal bij militaire bouwwerken (munitie-depots)
omweidsysteem wijze v vee laten grazen, telkensop een ander (stuk) weiland v beperkte omvang
omwoners de eromheen gevestigde bewonersommezwaai bocht i e weg, draaiomzwalpen met zwellende golven heen en weer
stromenonbebouwd braakliggend of (nog) niet beploegd
of verlaten land *stragier. ongewonnen, ongeëert.onbedreven. onbenoot
onbedijkt land buitendijks gelegen grondonbegaanbaar terrein voor voertuigen zeer
moeilijk doordnngbaar, natuurlijk terrein •ontoe-gankelijk, wanzel
Onbegroeid *vegetatieloos. kaal. onbewassenonde golfondergronds ruimte i/d bodem of grond zonder
daglicht, op natuurlijke wijze of door mens dierontstaan *gang. rel. ril. hol. aard. burcht, grot. krocht,poterne. spelonk, tunnel
onderbeek het ten opzichte v/e watermolen lagerliggende deel v/e beek waarin het water, na demolen te zijn gepasseerd, neerstort
onderbemaling bemaling tot een lager peil dandat v/h overige deel v/e polder
onderberm berm a/d voet v/e dijkonderbouw 1 (bosb) het tot stand brengen v/e
verjonging v/d opstand, met de vorming v/enieuwe bosgeneratie onder het bovenscherm v/dbestaande; 2 mislukt veldgewas onderploegenom de akker opnieuw te kunnen bebouwen
ondergroei struiken en opslag tussen en onder debomen V/e bos "onderhout
onderkuil turfsoort die i/h benedenste v/e kuil ofput en dus onder i/h veen wordt uitgegraven
onderslag waterstroom die een molenrad vanonderen aandrijft
onderstont wervelwind, wervelstorm, windhoosonderwaterzetting techniek ter gewasbescher-
ming tegen ongedierte of tactiek ter verdedigingv/h achterliggende land (inudatie)
ondiep doorwaadbare plaatsondiepte hindernis voor scheepvaart in zee (singel-
grond, bank. vlaak, zeekat. grond) of i/e rivier (zand-
golf. draap. gewade, havenzate, krap. zandril. drempel)
ondiepwatergetijden onregelmatige getijden opplaatsen waar de zee te ondiep is, zodat degetijdegolven vertraagd en vervormd worden enhoog- en laagwater zich niet normaal vertonen
ongediede wildernis, woestenijongedoeve wild, onstuimig zijn v/h weerongehiere spookverschijning, monster «"bijgeloofongemak dwarsstromend stuk vaarwater dat
schepen veel problemen levert *rak. gewasongevrijt niet afgesloten of omheind, met in staat
v verdediging gebrachtonkruid in het wild groeiende planten die onge-
wenst tussen cultuurgewassen groeien (heem-planten) *ruit. ruigte. rut. oot, krodde. kweek, nippe,pee. peek. paan. pessem. paardestaart (ruigbol. unjer.unger, kwadenaard). buntgras. gagel, vlotgras. priem,melde, herik, hermoes, ladik. krok (wikke), stekel (distel),zegge
onland onbruikbaar woest of verwoest land (bvdoor uittichelen), vgl onvruchtbaar land (droog-te) *boosland, snode, droefland, groede, kwaadland,blauwgrasland
ononnertlijk ongunstig zijn v/h weeronroerend goed bezitsrechtelijk omschreven als
'nagelvaste bezittingen'ontbossing het definitief verwijderen v bos,
volgens de wet als er niet binnen 3 jaar herbe-plant is. Niet te verwarren met kaalkap (bos-bouwkundige ingreep)
ontdijken door een dijk maken iets v iemandontnemen
7 9
ontginning creatie v landbouwgrond uit een(half)natuurlijk landschap, vooral woeste grond(heidegrond) en in mindere mate natuur( terrein)"boshoevepatroon
ontginningsbasis uitvalsbasis voor vergravingenin moeras en veengebieden, soms ook buiten-dijks gelegen *moershoofd
ontginningsnaam achtervoegsel bij een plaats-naam naar bodem/begroeiing (zoals -cope. -koop(laagveenmoeras). -rode, -rade. rooy (bos), -wijk (hoog-
veen), -kerke (zeekleipolder)) en soms volgens regio-nale chronologie (-heem-broek-woud-veen-cope-in Hldvan kust naar midden)
ontgronding het winnen v/d a/d aardoppervlakliggende delfstoffen waardoor ook bodem envegetatie verdwijnen en een terreinverlagingontstaat. In het recente verleden zijn veel ont-grondingen aangewezen als vuilstortplaats. Debelangrijkste ingrepen waren veenwinmng,mergelafgravingen, winning v duinzand (afgees-ten), kleiwinning (aftichelen. afbnkken) engrindwinning
onthoofding nvieraansnijding door de bovenloopv/e jongere, lager gelegen rivier waardoorverandering van stroomgebied kan optreden*aantap
onthout toevluchtsoord, verblijfplaatsontlaadstede losplaatsontlasting 1 uitmonding v/e rivier "uitloop, geurt,
aftrek, monding: 2 verwijdering v overtollig pol-derwater; 3 uitwerpselen
ontmantelen (vestingb) het slechten v/d wallenv/e vesting, op grote schaal uitgevoerd bijvestingsteden na aanname v/d Vestingwet in1874
ontsluiting plaats waar het vast gesteente onderhet vegetatiedek of verweringsgrond danweijonge afzetting ad dag komt
ontspronc plaats v zonsopgang, het oostenontwateren afvoeren v/h overtollige oppervlakte-
water (begreppeling) of bodemwater (drame-ren), om gewassen voor wateroverlast te behoe-den en om de bewerkbaarheid te bevorderen,danwei te versnellen
ontwateringshasis meest gunstige draindiepte ofslootpeil (in het voorjaar) voor landbouwkundi-ge doeleinden. Voor grasland geldt een opti-mum v 80 cm diepte, ongeacht de grondsoort.Voor veen 95 cm en voor klei 120 cm
ontzilten de bodem v zout ontdoen, of verminde-ren v/h zoutgehalte
onvlaat / vuilnis; 2 aas, kadaver, dood dieronvruchtbaar land dat door minerale gebrek
(zandgrond) en/of droogte geringe opbrengstkan leveren, vgl onland (drasland) *gees. grauw-land. heetveld. blink, sooriand. dorreland. vaalland. mager.schraal, suilland
onweer een door snel opstijgende lucht ontstaneberoering i/d dampkring die elektrische ontla-dingen veroorzaakt, gepaard gaande met blik-sem en donder. Men onderscheidt: warmte-onweer (opstijgende lucht) en front-onweer(opstuwende lucht) *donderbui. wanweer
onweg 7 onherbergzaam oord; 2 omweg, verkeer-de weg i
oog een in of aan het water gelegen stukje wei-land *ouw, ooi. aage @G: ahwa =aagt
ooi waterrijk land 5 -ouwe. -aue. -eij, -y. -eiooibos nvierbegeleidend bos (vroeger i/d uiter-
waarden) met een begroeiing die op de lageregedeelten in hoofdzaak bestaat uit wilgen enpopulieren, terwijl op de hogere gronden, dieminder lang onder water staan bij overstromin-gen, iepen, essen en eiken overheersen«"broekbos
ooievaar sterk tot de verbeelding sprekende, nuzeldzame broedvogel v/h rivierengebied enandere grote, natte weidegebieden *aber. pieiepoot.prikkedief. eiber.heillover. hodevare, odevader, houdevare.eider. stork, takkendief. uiver. adebar. euver, aibert @G:
udafaran 'moerasganger'
ooievaarsbosje klein bosje houtooigrond (Betuwe) rivieroever-weide; Pleistocene
uiterwaard met zavelige bodem, in gebruik alsweidegrond *ooi, ooy
ookland klein stukje land, door een weg of slootv/e groter stuk gescheiden *vinne
ooi hooioord l plek of streek als deel ve groter geheel; 2
vooruitstekende punt buitendijks land *oerd. nes;3 noord
oorgat opening i/e paalwerk om tussendoor tevaren
oorsprong beginpunt V/e beek *sprmgader. bronwei.springbron, oar. oir. soeze
oost windstreek, hemel- of kompasrichting •op-gang, oorspronc @G: austa
oosting oriëntering naar het ooot onkruidOpbolland *spalterlandopborrelen opwellen, oprispen, poppen, opsiedenopbossing met houtgewas beplantenopbrengst beschotopbullinge bruisende stroom, waterweiopdijken dichten met een dijkopdoeming luchtspiegeling waarbij huizen of
schepen a/d horizon zich hoger en helderdervertonen dan gewoonlijk
opdooi het ontdooien v/d bovenste laag v/d bo-dem i/h voorjaar terwijl de ondergrond nogbevroren is
opdracht 1 stijgend deel v/e weg *helling. graad,stijging; 2 huisterp *hüskop
80
opdriebomen opmetenopdrijven met de vloed binnendnjvenopduiking verheffing v e onderliggende grond-
laag v hogere ouderdom zodanig dat deze a/doppervlakte treedt door de bovenliggende jonge-re laag heen *berg. loo. donk. navelstreng, keileembult
open l grond (bosb): zonder harde lagen; 2 zee:buiten de territoriale wateren: 3 water: opper-vlaktewater; 4 weer: winterweer zonder vorst
Opening *gat, bres. kloof, barst, oorgatopenlegging ontsluiting v/e gebied dmv wegen-
aanlegopgaand hout bomen, ïtt kreupelbos en houthoutopgang / het rijzen v/h water *vioed. was. aanwas; 2
het oosten als zonsopgangopgezetene plattelandsbewoneropgraving archeologisch veldonderzoekophaalbrug wipbrug, slagbrug, klapbrug, toog-
brugophalen 1 v/e dijk: ophogen •schreden; 2 v/h weer:
opklarenophouden v/h water: opstuwen, opkeren «"sluseophout alle takken en twijgen v/e boom, alles
behalve de stamopklaring hemelsverheldering, opschoningoplage / de op een dijk aangebrachte verhoging;
2 (OV/Gld) inlaagdijk langs een hoofdrivieroploop strandvoetoplopinge overstromingoplossingsgat een door oplossing v kalksteen
onstane uitholingoplossingsholte *orgelpijp. karstkom. doline. nisopname veldinventansatie, terreinmeting of
kartering "opmeting, opdriebomingopper 1 bovenwinds gelegen beschutting tegen de
kracht v/d wind; 2 veilige ligplaats voor schepen•opperd. ree. rede; 3 schelf, mijt, tas
opperhout het eigenlijke boomgewas tussen enboven het onderhout
Oppervlaktemaat landmaat *achel. achterdeel, akker.amersade. bunder, carrière, dagmaal. dagmaat. dammaat.dammen, dagwand. deimt. deimat. deunt, einse. emersade.emmersade. gaarden, garde. gars, geers. gemet. gerse.giede. giet. gras. haal. haid, haling, hectare, hevene.hevinge. hierland. hoba, hoef. hond. honderd, juk. koefen-ne. koegang, iopense. mad. malder. mendag. met. molder.morgen, mouwer. mud. pondmaat. pounsmiet. roede.schaft, schar, schat, schepel. sille. snees, spade, spint,vierkante roede, v recht, wagenloop, want. zestel. zwet. zylewant
oppervlaktewater het water dat stroomt over ofverblijft op het aardoppervlak, tgv grondwater*open water
opperwal bovenwindse walopperwater 1 rivierwater v bovenstroomse her-
komst; 2 water op ijsoppositielicht zodiakaallicht
oprijden het verschuiven v rails i/d richtingwaarin gereden wordt, vgl kruipen
opril oplopende weg om de kruin v/e dijk ofverschansing te kunnen bereiken
oprispinge opborreling v water *opwellingoprit aanloopweg v/e bouwwerkopsatersland «opsterlandopschakelen (bosb) jonge heesters tot zo'n l m
hoogte opsnoeien, 1 a 2 jaar voor het uitplantenopschieten l door het verwijderen v modder en
waterplanten uitdiepen en ruimer maken vsloten, vaarten "opsloten; 2 land doorgraven•doorsteken
opsiedinge opborreling v water "-opwellingopslag l oprijzen v stenen uit de grond bij op-
dooien; 2 opstijgen v vocht uit de grond (evapo-ratie); 3 gewas dat opkomt zonder door de menste zijn geplant of gezaaid *uitspruitsel; 4 opgewor-pen schans
opslatten vaarwater en sloten door uitbaggerenweer op diepte brengen
opslibbing verticale aangroei met sediment«opwas
opsloten l uitdiepen v sloten; 2 land met slotenomringen
opsplitten 1 het jaarlijks verlengen v/d kanalen enwijken i/h hoogveen; 2 (veend) het aan weers-zijden v/d hoofdraai wegsteken
opspuiten brei v water en grondspecie oppersennaar een hoger gelegen terrein
opstal 1 wat boven de grond gebouwd is, perceelzonder de grond. Recht v opstal: zakelijke rechtom op andermans grond gebouwen, werken ofbepl?ntmg te hebben Teeogniüe, pacht; 2 gebou-wen in natuurgebieden voor veestalling enopberging v gereedschap en werktuigen; 3 openruimte; gemeenteweide, open ruimte ah water
opstaldorp (NBr) nederzetting rondom een drie-hoekig agrarisch plein +plastsedorp
opstand het staande boshout *bestandopstap kleine houten brug *schooropsterland land v/d hoger gezetene, bv tussen
laagveen en hoogveen *opsaterslandopstrek verkavelmgspatroon in streekdorpen (met
hoevestroken) *slagenverkaveling. doorgaande plaat-sen/hoeven (Frl). opstrekkende heerden (Gr)
opstuwing gedwongen stijging leidend tot opeen-hoping of verhoging, door stroming tegen eenhinderms; zowel v luchtmassa's (tegen bergen),watermassa's (tegen dammen) als van (land)ijs-massa's (eenzijdige druk tegen grondlagen)
opvaart (Frl) grote ge- of vergraven waterloop*\vatergang
opvloeien stijgen v/h waterpeil v/e rivieropvriezen / gaan vriezen, ihb na een korte perio-
de v dooi (overdag) en wel zo dat de emgszinds
ontdooide bovenlaag v/d grond (die daardoorvochtig is geworden) weer sterk bevriest endaardoor heel glad wordt; 2 proces v omhoog-komen v stenen uit de ondergrond; j stukvrie-zen v wegen
opwaaien door wind opstuwen, ook v/d water-spiegel
opwas opslibbing zonder contact met de vasteoever en daardoor volgens de Wet v Opwasbehorend a'd Staat. Bodemkundig vertonen deprofielen v/e opwas een afloop i/d diepte (klei-ige bovenlaag) [ribbel < bank < plaat < weerd]•hompel, bol. blik. vlaak o'aanslibbing
opwateren overstromen v nvieroeverlandopweg 1 toegangsweg; 2 oplopende wegopwellen in bellen opstijgen v wateropwebïng rug van i/d regel tussen de 0,5 en 1,5
m hoogte *opplooiïng. bak. bals. hoogte, eelopwerp aanwerp <s"werplandopzet waterstaatkundig verschil tussen de hoog-
en laagwaterstand volgens de tabel en de werke-lijk optredende stand oiv luchtdruk, storm ofstroming
opzetpeil peil waarop een boezem wordt gezetom snel inudatie mogelijk te maken
opzoden slootkanten v zoden gebouwde murenvoorzien om instorten te voorkomen
opzwellen gestaag rijzen v/d waterstandshoogteorakel plaats v godsspraakoranjerie kas of bijgebouw op buitenplaatsen,
vooral daterend uit de jaren rond 1750, waarin's-winters vorstgevoelige kuipplanten werdenondergebracht *plantenhuis. kas. serre
oratore bedehuisoreeste / storm; 2 heftige beroering door de
storm veroorzaakt, als geraas, lawaai, gehuiloreillon flankbastionnetjeorganische stof al het materiaal dat door organis-
men geproduceerd wordt, afhankelijk v/d staat vontleding kunnen de resten onderscheiden wor-den in strooisel en humus
organogeen sediment afzettingsresten v plantenen dieren die ter plekke leefden, naar soort teonderscheiden in veen, gyttia en dy, tgv klas-tisch sediment
organogene duinvorming proces v vastlegging vstuifzand waarbij planten een belangrijke, zand-vasthoudende rol spelen
orgelpijp verticale, trechtervormige depressieontstaan door locale kalkoplossing langs infiltra-tiebanen v regenwater, veelal gevuld met jongersediment *aardpijp 'S'karstverschijnsel
oriëntaal oostelijkoriëntatiepunt baken op een hoogliggend punt of
voor luchtfoto's een drietal witte verfcirkels op
wegdek (controle v fotovervormingen), vglkruispeiling *landmerk. haken
orijn ssrurineorkaan zeer zware storm *stuerandeort afval v hooi, stro of net *ruigteosar (N-Veluwe) opvulsel v smeltwatergeulen
die, nadat het landijs verdwenen was, als rug-gen i/h landschap zijn achtergebleven •smeitwater-rug. esker, asar
ossebloed bij turfgravers benaming voor het alseen donker purperrood-gekleurde teerachtigebrij uit diepe veenlagen naar boven komendedoppleriet
osseoog kleine wolk als voorbode voor wind enStorm «"voorteken
ossenweg weg rondom een terpoudaen de een of andere waterkeringoude hoevenlandschap «"kampenlandschapoudeman baggeraarde die al een poos i/d sloot
heeft gelegenoudewijvenzomer nazomer (sept-okt) met mooi
hogedrukweer waarin de tuin- en veldspindraden spant die door de lucht zweven en i/hgezicht voelbaar zijn
oudhoevig land: dat vanouds in bebouwing is,tgv aanwas
oudland (Zld) het geheel v oude kreekrug- enpoelgronden en hun geleidelijke overgangen i/dkernen v/d eilanden, v voor de Duinkerke-IItransgressie (lle eeuw); met defensieve binnen-dijkmg en vaak kalkloze bodems en knippigestructuur en op veel plaatsen veen i/d onder-grond
ouw vochtig weiland (landouw) of ontginning *ooi@G: agwjo 'waterland'
ovenvondst archeologisch interessant relict ivvhistorische Stookplaats *ast, ees. nast. there. tiere
over 1 topomem voor boven-gelegen; 2 aan deoverzijde gelegen
overblijfsel spooroverbos bos dat behoort bij een huis a/d overkant
v/d weg waaraan het ligtoverbuizen met kracht overlopen, overstromenoverdiep buitengewoon diep wateroverdijken l afdammen; 2 een dijk a/d overkant
zodanig hoog maken dat deze boven de overlig-gende uitsteekt en het water aan die kant zaloverstromen (onderdeel v/d Hoekse en Kabel-jauwse twiststnjd-methoden)
overdracht (VI) overtoomovergangsveen veen tussen hoog- en laagveen
*moe rasveen
overgroeien l overwoekeren; 2 (bosb) kronen dieboven de andere uitsteken
overhaal hefconstructie mbv een kaapstander ofmet een windas om schepen over een dijk te
82
slepen, ten tijde voor ingebruikname van sluizenof als goedkoop alternatief om twee vaarwatersmet elkaar te verbinden *overzet. overtoom
overhoek hoek land die overschiet, resthoekoverhoogte hoogte boven een bepaald gewenst of
vereist dijkpeil als veiligheidsmargeoverjarig hout hout dat reeds > 1 jaar geveld i/h
bos ligtoverkraging afdammingoverlaat / minder hoog gedeelte v'e dijk waar-
over de rivier zich bij hoogwater kan ontlasten,het overlaatwater wordt vaak verder beneden-strooms op de rivier teruggevoerd (traverse); 2verlaagd gedeelte v/e stuw of de oever v/estuwmeer; 1 baanvak bij spoorwegen
overloopgeul doorbraakgeul bij hoogwater doorde overwal v'e rivier *crevasse
overloper (Zld) zevenjaarlijkse legger v landerij-en voor fiscale doeleinden (vanaf 16e eeuw)"hevenboek
overmate (NW-NBr) stuk wildernis dat buiteneen uitgifte lag maar desondanks door ontgin-ners in bezit is genomen (ontgonnen grafelijklandstuk binnen het dorpsgebied)
overnoes schuins of i/e schuinse richtingoverpad (recht v): het recht om overland v/e
ander een pad te hebbenoverpaling met palen versperde (water)weg *stave.
spaak, siatboom
overslag / waaiervorrrug, nauwelijks gesorteerdsedimentpakket, ontstaan bij doorbraak v oever-wal of rivierdijk tijdens hoogwater; 2 stapel-plaats, loskade
overslaggrond grond die uit een wiel is gekolkten over het aangrenzende land is uitgewaaierd,Vgl pumwaaier (overslag < deltal
overslagplaats stapelkade a/e vaarwater *anthooft.lent. starting, amer. hameringe. lastage
overspanning overwelving, overbruggingoverspoelen overstromenoverstapje inrichting voor voetgangers om een
raster te kunnen passeren, zonder een hek tehoeven geblonken *stegel. omtree = veerooster
Oversteekplaats *wildtunnel. «hrapadOverstroming "inudatie. onderwater/euin.;. verspiK-ling.
overvloed, overwateren. oploping. opwatcrina. toevlol
overstuiving met zand overdekt rakenovertocht overtoomovertoom (bi| vaarwateren met verschillend peil.
waar 'net de kosten niet loont een schutsluis tebouwen) een dubbel hellend ghjvlak \ e onder-heide planken vloer op een dam ot kade tussentwee wateren, waarover kleine vaartuigen ge-haald kunnen worden. mb\ een windas enrollen onder het \aartuitT. Moderne overtomen
werken met een lift *haal. overhaal, overdracht,overtocht
Overvaart *overveer. overzetplaats. pont
overvloed watervloed, overstromingovervloot overstromingoverweg gelijkvloerse kruising v/e verkeersweg
met een spoorwegoverzee het met aan land grenzend territoriumOV'erzetplaatS *schouw. veerstal. pont. gewas, eversehip.
overtoom, haal. overhaal
ower (Ffl) oeverkant *amer
83
paaigrond plaats waar vis samenschoolt i/d paai-tijd
paal / grensbaak; 2 gebied; J sehandzuüpaaidijk oude zeedijk-constructie (16e eeuw)
waarbij het beloop extra beschermd werd dmvkrebbingen en steenbestort, na de verschijningv/d paalworm (1731) bleek deze versterkingZinloos *leppedike (Fri)
paalhoofd golfbreker op het strand loodrecht opde kust *jockinge
paanakker akker waar veel kweekgras (paan)groeit = peeland
paap / elk der vierkante zuiltjes die men bijgraafwerk laat staan, om de hoeveelheid uitge-graven aarde na te kunnen gaan: 2 spekdam
paardenveld huisweide voor trekvee *page. hors-kamp
paardeijs schotsig ijs, alleen geschikt om te arrenpaardenpad ruiterpadpaardevijg uitwerpselen v/e paard *profetenblees.
paardetort
pachthoeve *neerhot\ winne. winhofpachtstelsel voor het recht v jacht, landgebruik
of bevissing gedurende een bepaalde tijd eengeldelijke vergoeding verschuldigd zijn *recogni-tie. opstal, halter
pad 1 smalle weg, oorspronkelijk ontstaan doorvoetstappen v mensen of sporen v dieren *duin-slag. jaagpade. kerkepad, lide. leest, ruiterpad, zuwe; 2
(Zaanstreek) rij huizen me sloot ervoor, dieloodrecht op de hoofdweg staat
paddestoel bewegwijzering in landelijk gebiedpaddock put waarin een ertsbaggermolen werkt
als hij in land baggertpagus gouw. graafschap @Lpakdijk rivierdijk welke buitenglooiïng gesteund
wordt door een berm v rijshout ad teenpakijs opeengepakt drijfijs dat een grote uitge-
strektheid beslaatpakket gedeelte v/e laag v/e bepaald lithologisch
typepakwerk (waterb) bekledingsmuur bestaande uit
een samenstel v horizontaal liggende lagenrijshout, elke laag is bezet met rijen vlechttui-nen waarvan de tussenruimte opgevuld wordtmet puin, klei of leem dienende ter verkrijgingv/e steller verloop tbv een aanlegplaats, oever-verdediging etc ««"bekleding
paleis vorstenverblijf [slot < paleis] «palts
palendijk a/d buitenzijde versterkte dijk door eenbeschoeüng v palen
palie *bolsterpalissade omheining v in de grond geslagen palen
of staken die tot beschutting of verdedigingdient *baalge. bartege. gestijpte. gording, hordijs
pallert (Gr) moerassige laagte, verwant metpolder *palderd. poel
palliumwolk grauwe wolkensluier waaruit meest-al aanhoudend neerslag valt
palsa «s-smoesbergpaltrok windmolen (vooral uit 16e eeuw) inge-
richt als industriemolenpalts burcht v/e keizer als tijdelijk onderkomen
@L: palatium 'paleis'
paludarium aquarium waarin een moerasachtigeoever wordt nagebootst *oeveraquarium
pampus l zandplaat als opzwelling (traagpuist?)of golf- en schipbreker (kreukelpuist?); 2 veen-stroompje (traag wegvloeisel?)
pan 1 komvormige laagte i/d aardbodem *duinpan[pan < bekken]; 2 griekse god der bossen enweiden
pand / stuk bouwland tussen twee greppel ofpaden; 2 bepaald gedeelte v/e dijk, weg of vaart(kanaalgedeelte tussen twee waterkeringen)"baanvak, kanton; i strook kool of erts langs eenpijler die in één etmaal wordt gewonnen
panhuis l (Lb) brouwerij *kaam. kam; 2 zoutkeet,bij selbernen gebruikt
pannekoek rond, plat stuk drijfijspannig holrond land, bv maaiveldprofiel in pol-
derweide, tgv kruinige percelen (akkerland)panorama uitzicht op landschap, met voorgrondpanperceel oesterbankgrondpapenkop (vestmgb) zwaluwstaart-vormig bouw-
werkpapierijs zwak ijspappel populierpapzand drijfzandparaboolduin secundair gevormd duintype,
omgekeerd sikkelvormig (punten wijzen naar dewindrichting) dat ontstaat uit een waaiduin enbij verdere ontwikkeling kan overgaan i/e kam-dum. Veel aan te treffen langs de kust als bin-nenduin en i/h binnenland grootschalig in dek-zand [waaiduin < paraboolduin] *hoefijzerduin
paradijs lusthofparallel loopgraaf evenwijdig a/h front, tgv ap-
procheparallelcirkel breedtecirkel evenwijdig a/d eve-
naarparallelsloot sloot evenwijdig a/d spoorbaanparallelweg ventwegparelgrind gezeefd grind ter grootte v/e hazel-
noot
34
parelbliksem zeldzame vorm v bliksem die uiteen reeks v lichtende punten bestaat
parelmoervvolken zeer zeldzame nachtwolken (ophoogten v 21-30 km) met een duidelijke insatie;ze bestaan waarschi|nlijk uit zeer fijne water-druppels of ijsdeeltjes. Hun kleuren zijn hetmooist als de enkele graden onder de horizonstaat
parforcejaeht drijf jacht op groot wild die wordtvoortgezet tot het dier door uitputting neervalt
parhelium dampknngbeeld: bijzon of bijmaanpark / afgeperkte ruimte waarin dieren i/h wild
leven als jachtterrein; 2 terrein om of nabij eenlandhuis met bos, weiland en vijvers @G: parrastang, afsiuitmg'; 3 stadsplantsoen; 4 dijkvak dat
door één persoon of gemeenschap gemaakt enonderhouden dient te worden; 5 perceel ofkoopkavel, zoveel als ineens ter veiling wordtgebracht
parochie / gebied rond een kerk dat zich zoveruitstrekt als het land v/d verst verwijderderegelmatige kerkganger [parochie < decanaat]*kerkgemeente. kerkhoek. kerksoekinge; 2 standplaatsSparre, statie
parklandschap landschapsvorm waarbij openvelden afgewisseld zijn met vrijstaande bomenen boomgroepen
partnergemeente gemeenteband met interneuitwisselingsprojecten *jumelage
pas / nauwe doorgang of doortocht ïha; 2 smalleverlaagde doorgang tussen twee bergen *zadel; 3zeestraat; 4 plaats waar men door een water ofmoeras kan steken; 5 (Gld) een met houtgewasbegroeid perceel, ï d Betuwe vooral met rijenpopulieren of wilgen bezet (pasch) *paseuum
paSCUlim weide @L: pascua 'weide'paskaart zeekaart waarop men de gestuurde
koers afzette en de afgelegde mijlen afpaste, tgvleeskaart (tekst)
passage doortocht, langsgang *lyt, oorgat, repas,trepas. gewas
pats ongebakken lemen steenpaviljoen i buitencafe m/e veranda; 2 lusthuispedel laagland, broeklandpeel (NBr/Lb) veenmoeras @G: pitha 'moeras'peerboom slagboompegel 1 ijskegel *kekeie; 2 hoogtemerk ve water-
stand, *peilpegelmolen soort poldermolen *peilrnolenpeil NAP (Normaal Amsterdams Peil) gemiddel-
de hoogte v/d dagelijkse vloed bij A'dam voorde afsluiting v h IJ, nu vlak v vergelijking voorwaterstanden en terreinhoogten in Nld *maalvloed
peilmolen soort poldermolen *pegelmolenpeisterplaats tijdelijke weiplaats v vee langs een
wee of route *beide
peke bies als onkruid of als vezel in bodempak-ketten «"pik
pekel 1 vast. grof zout; 2 opgelost, zeer zoutwater *adebe. brem. brijn
pekelplas (lit) de zeepekkool een weinig verkoolde soort v steenkool
*pikkool
pel(t) (ZHld) dnnkkuil voor vee *dobbe. wijert.poliert
pels ruigte in sloten, laag v dooreengestrengeldewaterplanten *pilse. ruit. rut
pending schutdam in sloten *pendampenterig pappig of drassig van landpeppel populierperceel kaveling, gedeelte ve groter geheel of
Complex *bocht, park. kavel, plaats, repel
percolatiewater water dat heeft gestroomd dooreen poreus systeem en de fysisch/chemischeeigenschappen daarvan deels kan hebben mee-gekregen *lekwater
pergola aangelegde, overwelfde wandelgang= glee
periode onderdeel v/e geologisch tijdvakperk / door een heining of anderzinds afgeba-
kend stuk grond waar het vee gemolken word*bon. koebocht; 2 grens; 3 wildplaats; 4 (Achter-hoek) akkerstrook
perken nachtelijk stallen v/d schaapskudde op eenakker v/e boer, stoppelveld of roggeveld voorextra bemesting (schapevaalte)
perkoen geschild stamstuk v dennen of eiken,tussen 1.20 en 1.60 m lang en 30 cm in omtrek(palen voor dijkbouw)
perre een afgeheind landstuk (akker) «"parkperro(e)n 1 groot stenen bouwwerk a/d voet v/e
kruis of zuil; 2 brede stoep, spoorbaanstop,bordes
perskade dijkje om terrein waarop baggerspeciewerd gestort
perspectief vergezichtpervijs kerkplein @OF parevis, @L: paradisuspessem kweek *pee. peenpestbosje voormalige begraafplaats v aan runder-
pest overleden vee, op de meest achteruitliggen-de en waardeloze grond begraven in veenweide-gebied, nu met boerenhakhout begroeid *milt-vuurbosje. koebosje, genethoutbosje
pet 1 put; 2 poel in een lage veenachtige weide jkuiltje
petgat (Frl) met water gevuld rechthoekig turfgatdat door natte vervening (uitbaggeren) is ont-staan [boerenkuil < petgat] *trekgat
petmolen kleine poldermolen *aanbrenger••"windmolen
peuter pootstekpias hoop stro. ook stro voor stalpaarden gestald
85
piek kegelvormige bergtoppier stenen landhoofd in water ter bescherming
van de kust of oever *strandhoofd. rits. bol. kribbe.kleischoor. krehbe
piereniand (lit) de aarde als begraafplaatspies urine "ham. zeikpijnbos dennenbospijp 1 gang v dasse-, vosse- of korujnehol; 2
gekromde vangbuis v/e eendenkooi; j plaatselij-ke boogbrug over een gracht
pijperturf lichte turf soort uit de zwartveenlaag,onder de afgegraven laag *haardbrand. haverstro,pijperdiurt'
pik taaie veenmassa v vnl biezen *pekepikkig leemachtige, sterk aanelkaar klevende
grond =haaftpikklei (NHld) zware kalkarme jonge zeeklei
(Subatlanticum) *knipklei «**knikkleipikkool de donkerste soort v bruinkoolpille schandpaalpilse pelspin benaming voor einden gnendhoutstek, 1 m
lang en elk 3 cm dikpinakel (bouwk) gothisch siertorentjepinetum aangelegde park met naaldhout-soorten
"3" aanplantpingoruïne omwalde laagte ontstaan na dooi en
openbarsten v/e ijslens waarbij de erop aanwezi-ge grond naar beneden is gegleden. IJslensvor-ming vond vooral plaats tijdens de laatste peri-glaciale fase v/h Weichselien, in fijnzandigebodems
pinnekensdraad (NBr) prikkeldraadpinteen eerste gewas v/e pas aangelegde snij-
gnendpioniersvegetatie eerste vegetatie op een tevoren
onbegroeid terreinpiscine / kweekvijver voor kunstmatige visteelt
*wijert "^visvijver; 2 vvaterbekken. vooral om in tebaden *spartelvijver
plaagstrook strook grond a/e bestrate weg dieaan de gemeente behoort
plaan esdoorn, plataanplaat / vlakke, zandige opwas, bij eb droogval-
lend *bol. bliK. »ad «-zandplaat; 2 schutting, be-schoeiing *platina
plaats 7 plein in stad of dorp mn bij de kerk ofhet raadhuis *plaetse. opstal; 2 locatie; J grotestrookvormige kavel i/d veenkoloniën
plaetse (NBr) (meestal) driehoekig dorpsplein•heuvel «rplaats
plaatselijk eigen a e bepaalde streek of stadpladijs (Frl) drijvend stuk platijs. ijsscholplag afgestoken heide- of graszode •"plagge, tors.
belte
plaggegrond grond die geschikt is om afgeplagdte w o r d e n *heidegrond. heytveld, veld
plak (Terschelling) duinvallei *piekplakwerk bekleding v/e talud van aardewerk met
vette leem of klei (liemen), vgl weegtplakzode dunne graszode die met haar wortelzij-
de naar boven plat en aansluitend op een gladgestreken glooiing v/e dijk gelegd wordt (belik-ken)
plamodder slijkmodderplank over sloot gelegde overbrugging *post,
vonder
plankenweg militaire weg mbv planken door eenmoerassig terrein aangelegd, vgl knuppelpad
plankerd (Dr) plaatachtig gelaagd veen *spalterplanket schutting of heining v planken *glintplankier l houten bevloering langs dijk of kanaal
op plaatsen waar schepen aanleggen; 2 houtenperron v/e spoorwegstation
planologie wetenschap die de normatieve aspec-ten v ruimtelijke ordening bestudeerd. Aanbeleidsvoornemens op de schaal van bestem-mingsplan (gemeente), streekplan (provinciaal)of structuurschets (landelijk) gaat een planologi-sche studie vooraf
plantaarde teelaarde *erftplantage / aanplant voor wandelplaats (groen-
voorziening); 2 aanplant voor produktiekweekplantengeografie de wetenschap die zich bezig
houdt met de verspreiding v planten en -ge-meenschappen op aarde, de samenstelling vplantengemeenschappen en de factoren diehierop v invloed zijn. Te onderscheiden zijnfloristische en ecologische (vegetatiekunde)plantengeografie «s"etum
plantennaam voor toponiemen ts"etum, voorveldnamen «^boomsoortnaam, «ronkruid
plantsoen publieke wandelplaatsplas 1 kunstmatig (uitgegraven) meer; 2 poeltje v
regenwater *rei. slatplasbagger meermolmpiasberm / vlakke en ondiepe met waterplanten
begroeide strook langs de oever om de golfaan-val te dempen, vaak op polderpeil-ruveau achtereen spantuin (palen met gaas), bij aanleg vaakop een doorgroeimat gesitueerd; 2 rijsberm opde bodem v/e snelstromend water aangebrachtom waterslib te vangen maar ontgronding tegen-gaat *stortebed
plasregen regen van zeer grote waterdruppels, tot5 mm diameter
plasvervening het vervenen waarbij een plasontstond; vroeger bestond nl het voorschrift nogmet zulke veenplassen later weer droog te
86
plat / platkaart: kaartprojectie volgens Mercator,waarop alleen de gradenverdeling voor debreedte maar niet voor de lengte staat aangege-ven: 2 plat weer: regenachtig, wak; 3 streektaal,dialect: 4 onderzeese of continentale voortzet-ting: 5 (VI) effen land, zonder gewenden; 6Volkstaal *boers. patteis
plateau door steilere hellingen scherp begrensdehoogvlakte *tafelland. mesa
plating walbeschoeiïngplatkop parapluboomplattegrond horizontale projectie v/d bebouwde
omgevingplatteland het buitensteeds gebied *iandeiijk gebied.
boerenburten. de provincie
platvoetei hoop mensendrek *grasduikerplatzee deel v/d zee < 200 m diepplei 1 landpunt of schiereiland (bij een riviervork)
QSp: playa :strand:; 2 (Z-Lb) Open ruimte V/elandstreek of als watervlakte @Fk: plaga; J on-kruid v polei (watermunt); 4 omheining v ineen-gevlochten takken *tuin
plein / openbare of besloten binnenplaats •straat-veld, tie. brink. laar. blink; 2 stads- of dorpsplein-bnd. grashof, pervijs; J ligveld v baggerslijk*legge. zetveld; 4 vlakte
pleisteren tijdelijk onderbreken v'e reists^peisterplaats
plempdijk dijk die in het water is opgeworpen ofaangeplempd
plenteren (bosb) een bos stamsgewijs of tenhoogste in zeer kleine groepjes verjongen
ploegland telling, zwier, ploegkrogt (Wieringen)ploegsnee voreploegzool de scheiding v/d met de ploeg bewerkte
bovengrond en de ondergrond "bankplomp waterpoelplooi golving v e aardlaagpluis composthoop of mestvaalt *belt. schokkepodzol bodemtype ontwikkeld in zandgrond dat
gekenmerkt wordt door uitspoeling van deaskleunge A-honzont en inspoeling i/d B-hori-zont *schierzandbodem. bleekaarde, akerd
poel / kleine (<50 m:), ondiepe stilstaande water-plas (meestal troebel of onrein gedacht), veelalgegraven voor veedrenking, bluswater of alsvisvijver [poel < moeras] *bronpoel. dobbe. drenkplaats,drinkkoele. hollestelle. laak. pallert. pelt. plomperd.schaapsstelle, stomp. »toup. suddert. vvage. wapel. water-rem, wed. wijerd. zoel. zuipersgat, zoepgat. zudse; 2
kuil, groeve, putpoelerts gereduceerd ijzeroer *moddererts. moerasij-
zeroer
poelgrond (Zld) laaggelegen komgronden (inge-sloten door kreekruggen) met een dun dek vzware klei rustend op veen
poep drek, strontpoepenpad (O-Nld) trekroute v duitse seizoenar-
beiders (vooral grasmaaiers en hooiers) v West-falen naar Frl
poest koestalpof / windstoot; 2 vierkante brok veengrond die
v/d oppervlakte wordt gestoken, gedroogd enals turf gebruikt
poffert (Gr) slappe, weke moddermassapol / plekje grond (meer dan één stuk land) dat
iets hoger ligt dan zijn omgeving en door slotenof ander water omringt is, en soms als huisterpbebouwd (i/h rivierengebied) @G. polla; 2 klein,i/h water drijvend of vast eilandje, met riet engras begroeid; 3 opgeworpen aardhoop 'buitenhet Friese taalgebied); 4 heuveltop, hoogte; 5bos slecht gras
polder omdijkt gebied met daarbinnen kunstmati-ge waterstandsbeheersing [pompstuk < polder]*malerij, droogmakerij, krite. prutpolder. mee. molenkolo-nie. koog. heringing, binnenwaard. uitslag
poldermolen windmolen om water uit een polderte slaan, tgV watermolen *pegelmolen. peilmolen
polderwatering "tochtsioot. vaartpolk kuil, hol of nest v mn hazen en weidevogels
(slaapplaats) *potpollaar dicht beboste heuvelpolle (Frl) klein graslandperceel bij erf voor
jongvee en paarden, of laag weiland (pöle)poliert (Dr) dnnkkuü v vee *wijert. dobbe. pelpolmast (bosb) kluitdenpolsstok verrejager, varrejagel, fierijeppompe ondergrondse waterafvoer, duikerpompei waterkolkpompland drasland, moerasland @: plomp (moeras-
plant)
pompstuk stuk land met watergang die door eenpomp in verbinding staat met een polder
pompwater grondwater dat door een pomp naarboven is gebracht, ïtt put-, wel- of drangwater
pondemaat (Frl) oppervlaktemaat van 36.75 are*pounsmiet
pont (overzet)veer *zet. schouwpook 1 (ZHld) zandplaat; 2 (ZHld) bundel of bos
opgezet net *kraakpool asuiteinde of extremiteitpoollicht een zelden in Nld (mn i/d winter) waar-
neembaar nachtelijk hemelschijnsel *noorderlichtpoolsneeuw sneeuw die met in vlokken valt maar
in de vorm van fijne naaldjes of kleine zeshoe-kige plaatjes
poop populier *popeipoort / breed dal met relatief steile hellingen als
doorgang door een stuwwal [pas < poort]; 2handelsplaats of stad als verbinding met deoverige werelddelen *wijk @L: ponus
87
poorter zware bundel rijshoutpoot / zware lange topstek bij griendhoutsorte-
rinc; 2 vruchtboom: J plantstek *peut. peuterpoppen opborrelenporiënvolume bodemvolume dat niet door korrels
wordt ingenomenporrie plantaardig afval v bollenkwekenjenporring ronding \ h oppervlak v klinkerbestratingportambacht rechtsgebied v/e stadporte ommuurde plaats (stad), zonder stadsrecht
of stadsvrijhetdportulaankaart oude kaart met kust- en routebe-
schrijving en kompasrichting, als voorloper v/dlatere zeekaarten
positie opstelling v/h geheel v militaire verdedi-gingswerken i/h terrein
positielicht navigatielichtpossemate (O-Nld) slecht ontwaterd land met
oorspronkelijk veel gagelbegroeiingpossessie landbezit, mn v overzeese koloniënpost / toezichtspunt voor bewaking: 2 stevige
plank als voetbrug over sloten "waterribbe, vlonder;j kleine kogel bij jagerij
postdistrict aparte regio met een centraal knoop-punt voor postverspreiding
postgraven (veend) het zwaarste veen graven,waarbij de uitgegraven grond op grote afstandtegen een hoogte moet worden opgekruld
postweg brede historische straatweg mede voorpostverkeer aangelegd
pot / leger v/e haas; 2 (bosb) benaming voorkunstmatige kuilen v/h overzanden van zaad i/hbos; 3 zeeboezem, zeearm: 4 kolk, plas ofkreekgat
potduiker noolput langs de straatkantpoten jong broedsel uitzetten (viskweek), in
jagerij wild half vastbinden in de hoop dat zezich los weten te werken en zich i/d nabijheidzullen blijven ophouden
poterne onderaardse gang door de hoofdwal v/emilitaire verdedigingswal *sluippoort
potklei (Gr) zware, zeer compacte donkerge-kleurde klei die bovenin het bodemprofiel vaakontkalkt is (voor >75% bestaande uit leem),afgezet in smeltwatermeren in diep uitgeschuur-de tunneldalen uit de ijstijd (Eistenen), somspakketten vormend van >1OO dikte
potpolder (VI) overlooppoider langs een groteregenrivier die bij zeer hoog water volloopt enzodoende een extra berging voor het rivierwatervormt [uiterwaard < potpolder]
potstal 1 schapemest met heideplaggen vermenstdat op de essen werd gebracht, na 1500 in ue-bruik geraakte wijze v bemesting op armezandgrond: 2 veestal in zandgebieden•^schaapskooi
pounsmiet (Frl) pondsmaatpraamgracht turfafvoervaartprakbos bos v zo"n 20-jarig eikehakhout dat
omgehakt zal worden waarna de grond zalworden omgespit
prakken helm en stro met een schop de grond indrukken voor het vastleggen v duinen tegenzandverstuiving
prater weideopzichter, boswachterpratten (tuinb/bosb) niet goed willen groeien
*kwijnen
prayeel siertuin *prieeiprayerie landouwpreg (bosb) korte (0.45 m) wügestekken voor
buitendijkse hakgriendenpreit weiland, weideprenk (NBr) ?prent (jag) wildspoor in weke grond of sneeuwprieel i lieflijk oord, paradijs; 2 aangelegde tuin,
bloementum *prayeel; 3 tuinhuisje of anderbouwsel als element v/e siertuin *weesje. koepel,foelge, gadereem, loofhut, lommerhuisje. luchthuisje
priel l (ZHld/Zld) kleine geutje die door hetafstromende ebwater op slikgronden gevormdwordt [priel < ebschaar] *spriel; 2 (Waddenzee)benaming voor vertakkingen v/d bevaarbaregeulen
priemen schemerenprik *talhout. sprokkelprikkeldraad gestekeld ijzerdraad *pumdraad.
pinnekensdraad
prinsdom deel v/e koninkrijkprise de plaats (rivier, duinpomp) waar een
dnnkwatermaatschappij haar water opneemtproduktiebos bosbouw waarbij bos is aangeplant
vrijwel uitsluitend voor houtproduktie, vaak alsmonocultuur, bv den (mijnhout), populier (pulp)
profetenblees paardevijg, paardetortprofiel de denkbeeldige doorsnede v/e terrein-
vormprojectiemethode "wafbeeldingsmethodepromenade wandelwegpronknaald gedenknaald *obeiiskproosdij plaats of gebied v/e proost, kapittel of
kanunnik verbonden a/e kathedrale of collegialekerk *klooster
prosput put waarin vüders hun afval werpen*afvalput
prots (bosb) zijn omgeving beheersende, slechtgevormde bomen die bij dunning wordt verwij-derd
provestgoed proosdij landprovincie l staatkundig onderdeel v/ rijk *gewest;
2 platteland, ïtt de (Rand)stad *streekprut modder, slikprutpolder kleine polder
88
pseudo-asar dekzandrug die grote uiterlijkegelijkenis vertoont met een smeltwaterrug
pseudorizon valse horizonpuin 1 massa vergruisde steen *schorre; 2 graan-
stoppels na afmaaiïngpuinafglijding aardverschuivingpuinglooiïng versterking v/e dijkbeloop met
brokken puinpuinwaaier kegelvormige afzetting v/e stroom
(rivier of smeltwatervloed) waar deze in vlakkerterrein komt [puinwaaier < overslag < delta]
pulle, pulre moeraspulver stofaspummel vochtig hooi of stalmest dat gebruikt
werd ter verdichting v rijswerkenpunt 1 spits uitstekend gedeelte v/h vasteland of
eiland *oerd. nes. tong; 2 uitzichtpunt of afgespro-ken plaats; 3 afzondelijk samenstel v wiepen enrijslagen met turnen, voor afdekking v/h beloopa/d rivierzijde v kribben die samengesteld zijnuit baardwerk
puntdraad prikkeldraadpunten jagen op watervogels mn eenden, vanuit
een bootje (punter)puntgracht militaire barrière met taluds en onge-
lijke helling, en een in een punt toegegravenbodem
put 1 gegraven waterkom of vijver; 2 boorputvoor winning v delfstoffen; 3 uitgraving iha;veenput, bouwput *fbsse
pyriet gereduceerd bodemmineraal, FeS2 *koperpil
Q
quadrangulatie romeinse landindeling, veelal tbvex-militairen uitgezette rationele blokverkave-ling van 707x707 m of fracties daarvan, in Lbmogelijk nog het basisplan vormend voor dedorpsplanning *centuriatie
quakjeswater duinmeertje @: kwak (kleine reiger)quatrebras vierarmig verkeerspunt *kruispunt,
twisk;
quic levend vee, stuks veequicborn springbron, fonteinquicsant drijfzand *kwikzandquoteboek landboek, erfregister, kadaster
8 9
R
raag uitsteeksel *aanstootraai achtervoegsel in een plaatsnaam verwijzend
naar gerooid bos 5-raay. -raij. -rade. -rode. -rathe; 2dijkvak; 3 scheidingslijn *raaiing; 4 peillijn v/dwaterdiepte loodrecht op de stroom; 5 riviertak,vertakking (E: ray)
raaiing radmgraaphof boomgaardraaphout sprokkelhoutraaproede lengtemaat v 16 voetraatakker prehistorische akker (5e eeuw v Chr
tot 2e eeuw n Chr) *netakker Wceltic fieldrabat / (bosb) door greppels gescheiden, smalle
lange verhoogd kweekbedden (voor betereontwatering); 2 verhoogde strook langs de randv/e tuin of langs een schutting (berm); 3 kant-strook langs de weg in afstekende kleur en vanander materiaal, langs het verharde wegdek; 4kaatsbaan: 5 sluitboom, slagboom; 6 sluisje*rabot
rabattenbos verhoogde kweekbos voor eikehak-hout *brauw. keelholt
rabbeling (Zaanstreek) versnipperd stukje land* Harde, lapje
rabbinaat ambtsgebied v/e rabbijn (een joodsesynagogische gemeente), bv Leiden behoort totnet Haagse rabbinaat
rabot keersluis i/e waterlooprachter rafterrade achtervoegsel bij een plaatsnaam, verwij-
zend naar gerooid bos *rode. rooiradiaire verkaveling straalsgewijze of waaiervor-
mige verkaveling, zoals rond een wierde aan tetreffen
rading grensscheiding, bv tussen een graafschapen bisdom (Holland-Utrecht) *raaiing
radstake (Gld) middeleeuwse rechtpaal a/d randv/e marke geplaatst ter afschrikking v slechtebedoelingen, vel galgeberg
rafeling warrige beweging i/h water op de plaatswaar stroming enige belemmering ondervindt,bv bij ondiepte of scheepswrak
raffel (ZHld) ondiepte tussen twee kribben langsde Hollandse [Jssel
rafter' balk, paal of ligger als slagboom "rechter.raehter
raillijn spoorlijnverbindingrak 1 (recht) gedeelte v e vaarwater (vaart, rivier
of zeestraat) of vaarwater tussen twee ondiep-ten, ïhb recht stuk v/e rivier tussen twee boch-
ten •ongemak; 2 strook grond langs water, meer-voud raken *oeverzoom; 3 (Frl) uitstrekking
rake(l) lange bomenrijram / lange paal als sluitboom; 2 waterhevel;
toestel waarin de druk die ontstaat bij het totstilstand brengen v/e bewegende waterkolomwordt benut om water onder druk te verplaat-sen, vooral geschikt om hogergelegen tuinen uiteen voorbij stromende beek v water te voorzien
rampaard (Z-Nld) schanswerk, veldschans ofwal
rand zoom v/e woudrandeffect het verschijnsel dat aan randen v
homogene gebieden een dichtere bezetting (bvmet dieren) optreedt. Dit effect gaat ook opvoor recreatiedruk
randgeerde omheining (randgaardinge)randgemeente gemeente waarvan het grondge-
bied grenst aan dat v/e grote stadrandmeer relatief klein meer dat in verbinding
staat met een grotere (Veluwse Randmeren)randwal wal v stuifzand die zich vormt i/d rand-
begroeiing die akkers tegen overstuiving be-schermd
randweg weggedeelte langs een bebouwde komwaar men kan inhalen
rangeerstation spoorweg-emplacement waarwagons kunnen worden hergegroepeerd •vor-mingsstation, wagenberg
ransel schade aan bomen doordat takken en stamdoor de wind tegen elkaar zwiepen
rantsoenbeweiding het laten weiden v vee op eenklem, afgeschoten deel v/e weiland waar het ineen paar dagen alles kaal vreet (en niet alleende lekkerste gewassen), vooral toegepast bijgeiten
rap afval v hout- of plantestengelsras grootschalige draaikolken in estuaria (Wester-
schelde) •wielingrastel vooruitspringend bastion vóór de bedekte
weg v/e vestingrastering hekwerk, omheiningratelaar espeboom *klaterpeppelratelscheur windbarst in mn eikehout die in de
richting v/h merg naar binnen looptrauw open grond zonder plantengroei *braakrauw veengrond niet veraarde, dun bezande
veengrondravelijn voorliggend onderdeel v/e vestingswerk,
i'd hoofdgracht gelegen *lunetravijn (Lb) holle weg v aanzienlijke breedte en
diepte [holle weg < ravijn]rebrousseren heuvelen v spoorwegenrechtsgebied juridisch territoriumrechtstand recht ieelte v'e lijn; weg of spoor-
lijn = rak
9 0
recognitie betaling voor gebruik v/e zeker goeda/e ander, ïhb a d gemeenschap toebehorend;mn een bedrag dat door een erfpachter of op-stalier jaarlijks a/d eigenaar betaald wordt
recreatieterrein verpoosterreinrede / door de natuurlijke gesteldheid min of
meer beschutte ankerplaats voor schepen voorof op korte afstand v/d kust (buiten de haven ofdaar waar geen haven is) *hee. hede; 2 grens- ofrooilijn, maar ook een verhoogde zoom ofgracht, als grensscheiding *ree
redoute (vestingb) klein en eenvoudig vesting-werk zonder uitspringende hoeken, met aardenwal, al of niet voorzien v/e natte gracht •veld-schans
redox-koppel electro-potentiaalkoppel van anio-nen en kationen in de bodem of in wateren, alsmüieuparameter voor de mate van oplossing inoppervlakte- of grondwater. Direct waarneem-bare verschijnselen zijn gley, anaerobe/aerobevergisting, redox op slikgrond
reduit (vestingb) toevluchtsoord voor soldaten;vluchtschansje in een door de Staten v Hollandaangelegde verdegingslime •s'ronduite
ree 1 greppel als afwateringsslootje in ongedrai-neerd bouwland; 2 (Zld) grensslootje *doel 3mollegang; 4 opnjweg of wagenpad; 5 rede
reef 1 rimpeling v water (golfslag) uitlopend envervloeiend *reve; 2 groeve
reegenoot bezitter v/e aangrenzend landreegracht afvoersloot tussen vochtige akkerlan-
denreek uitgeput akkerland -driest «•'uitboerenreelopers zware jachthagel oa voor ganzejachtreen 1 hoge akkerrand als perceelsgrens [balk <
reen < tmnwall; 2 boszoom; 3 grenspaalreep smal langgerekt stuk grond *repel. rijp. zeereepreeposten kleine kogeltjes om reebokken te schie-
tenreet zesr smal straatje met één uitgang *slopreetuun versperring, afsluiting, een verdedigings-
werkree(uw)weg weg waarlangs een dode naar de
begraafplaats werd gebracht *lijkwegrefugehuis bepaald huis i/d stad als wijkplaats
v/e buiten de stad gelegen klooster of stichtingrefugium (biol) wijk- of rustplaats voor elders
voedsel zoekende dierenregen neerslag in vloeibare vorm die als druppels
uit de wolken valt, naar vormingswijze te on-derscheiden in: frontale regen, stijgmgsregen(onweer), bloedregen (roodgekleurd door algen,stof)- De druppelgrootte kan zeer verschillendzijn; van motregen tot plasregen *slegge. sarcwater
regenbeek beek die door sterke neerslag ontstaaten snel weer verdwijnt *rooy
regenboog half-cirkelvormige spectraalboog a/dhemel tegenover de zon als de lichtstralen opregendruppels schijnen (breking en terugkaat-sing), de kleuren zijn afhankelijk v/d grootteder druppels
regenbui schoerregendag (meteor) in statistieken opgenomen als
de hoeveelheid >0,5 mm per dagregenfactor de hoeveelheid neerslag die op de
grond valt in mm, gedeeld door de temperatuurin °C
reget een door aanwas of aanslibbing verkregenterrein
regiem (hydraul) aard v stroming v/e rivier; sub-of super-kritisch
regio 1 streek, landschap, gewest (regioen); 2levens- of verspreidingsgebied v dieren ofplanten *district
regressie (geol) grootschalig terugwijken v/dkust, relatieve zeespiegeldaling, tgv transgressie[afdeizing < regressie]
rei 1 waterloop, stadsgracht, afwatenngssloot,greppel; 2 plas water op de grond; j grens ofrooilijn; 4 hooi
reihout takkebosrein 1 verhoogde zoom als grens of berm, of met
gras begroeide akkergrens (reinhaag); 2 regen; 3drinkwater (bij leidingmaatschappij); water datgeheel v organische verontreiniging is ontdaanzodat er geen microben meer inzweven
reingenoot bezitter v/e aangrenzend stuk land'reegenoot
reipel repelreis 1 stromen v water @G: risan; 2 trektocht *fooy-
e; 3 vlak, met de grond gelijkreistijd duur v/e te overbruggen afstand *daggaans,
dagvarens
reit collectief aan waterplanten *ruit, rutrek i (bosb) een houtsortering *sliet, rekhout; 2
lange strook, afstandrel loopgat, hol of gangreliëf (geomorf) hoogteverschillen i/h landschap
en de steüheid, vorm en richting v hellingenreligioen kloosterremel vaste wal *rimmel. monderemise bosje kreupelhout als rustplaats en be-
scherming voor wildremmingspaal beschermende, geschoorde paal
voor landhoofd of sluis tegen aanvaringen *hane-poot ^schampsteen
remous turbulentie, het optreden v snel wisselen-de stijgingen en dalingen i/e instabiele luchtlaagwaardoor een vliegtuig stoten of schokkenOndergaat [remous < luchtzak]
9 1
renneboom sluit- of slagboom, vooral ter afslui-ting V/e Stad *gaar. barrier, hamei. peerboom, veken,ringboom
rens wilgebomenrentambt gebied waarover een rentmeester het
beheer voert (bv rentambt NO-Polder)renvooi legenda als kanttekening bij oude kadas-
terplansrepas 1 engte, pas; 2 plaats waar men een water
moet oversteken *passagerepel lange evenwijdig lopende percelen waarbij
de lengte >2,5x de breedte is *reipelreservaat gebied waarop v overheidswege beslag
is gelegd om de flora en fauna i/d natuurlijkestaat te handhaven
reservoir waterspaarbekkenressort rechts- of ambtsgebiedrestheuvel (Z-Lb) uitgeprepareerd deel v/e
(schier)vlakte *getuigebergrestveen na vervening op de grond achtergeble-
ven, meestal dunne veenlaagretraite toevluchtsoord, wijkplaatsretranchement (vestingb) uitgegraven schans i'h
open veld of een tweede wal waarop men zichterugtrekt als de eerste verloren is (in Zws-Vlaangelegd in 1604 tegen de Spanjaarden) •veld-schans
reute rooiplaats voor hennep wvlasveldreuzengraf «"hunebedreve strook, streep land *ribberevêtement lage bekledingsmuur v/e aarden wal.
om wegzakken te voorkomenrevier gebied, terrein of district waar gejaagd
wordt of dat doorzocht wordtreye / gracht, waterloop; 2 (VI) stadsgrachtrib 1 smalle strook land met een bodemkundig
ongestoord profiel als smalle veenakker tussentwee veenplassen [ribbe < krocht] *ril. tegakker.haech. riem. zetwal = straag; 2 Smalle Strook landi/d kleigronden v steenfabrieken a/d HollandseLJssel, bij het uitgraven tussen dijk en vaargeulgespaard om ondermeer dienst te doen alsslijkvanger; 3 smalle bank in zee *nf; 4 smalleertspijler die als voorlopig steunlichaam bijmijnbouw is blijven staan
ribbeling rimpel op bv een stuifzandvlakterichel 1 smalle dumstrook; 2 smalle bank in zeerichting reiatzeve uitstrekkende aanduiding bv
windrichting (zonnereferentie) of kompasrich-ting (magnetische veldreferentie)
richtpaal gerechtspaal als grenspaalrichtpuntshoogte (bosb) hoogte boven de grond
v/e punt v/d stam waar de dikte de helft be-draagt van die v h grondvlak (i d praktikmeestal op borsthoogte, 1.30 m. boven de arond
riddergoed heerlijk goed dat a/e ridder of edel-man toebehoort
ridderhofstad (Utr) Stichtse naam voor eennddergoed; havezathe met recht op vertegen-woordiging in de Staten van Utrecht *kemenade,havezathe. heersnhof. sadelhofstad
rideau militaire linie v dekkende voorwerpen(zoals heggen) die de opstelling voor de vijandverbergt
ridse nvierkrib die meestal alleen bestaat uitenkele rijen palen met wat poothout *ridse, ridsin-ge. rits
ridsinge ridseriege (Gr) rij, bv een huizenblok of kaderiem l lange smalle strook getripte veenstof zo
breed als een turf dik is; 2 strook grond diedoor de ploeg wordt omgewerkt *veenakker
rien (Frl) waterstroom *mn, rijnriep kant v/d staat *riepe, trottoirrierland (Frl) oppervlaktemaat voor vaarslandrieswaring (Ov) denriet 1 (Gr) gegraven afwateringssloot, soms
doorgetrokken tot i/d kwelder *ri.jt @G: ridha 'beek.waterloop'; 2 waterplant *roos. roor, roer. heen
rietbeek rozeprietdijk oude zeedijk-constructie langs de zuide-
lijke Zuiderzee waarbij voor de verdediging v/hbeloop rietmatten gebruikt werden
riete (Twente) bovenstuk v/e erosiedal, uitgesle-pen in stuwwal met relatief steile randen, aldan-ruet met een watertje (rietebeek), stroomaf-waarts overgaande i/e houtwalbeek
rietgorzen de met net begroeide uiterwaardenlangs de benedenrivieren
rietpark omturnde plaats a/d oever om vis tevangen en te bewaren *weer, visput
rietpoot een langs een duinvoet of i/h duinbeloopingegraven dubbelgevouwen wis dekriet alsdumverdedlgmg *stropoot @G: hriad 'riet'
rietscherm een van droog riet vervaardigdscherm, ca 1 m hoog om duinverstuiving tegente gaan en aanstuiving te bevorderen «rits
rietschol losdnjvend stuk rietland *zodderietschoot (NHld) rand v riet die de oevers tegen
de aandrang v/h water beschermdrietspreiïng laag riet ter bescherming v/e dijk
>»bekleding
rietveen het meest voedselrijk (eutroof) soort
veen *laai>landveenrietzodde / soort v drijvend eilandje bestaande
uit in elkaar gegroeide waterplanten *kragge.zudde ra-zodde; 2 strook net om land *kraag
rif steil omhoogrijzende ondiepte in zee, meestallang en smal (aldanruet met begroeiina); inNederlandse wateren synoniem met steenbank
rige (Frl) rij- of streekdorp
92
riggeling (bosb) heinhoutrijen (bosb) dié scheuten v eikehakhout uithakken
die met geschild zullen worden i/d winter voorhet vellen
rijk / (Nijmegen) stadsgewest bv Rijk v Nijme-gen; 2 gebied waarover zich de heerschappij v/evorst uitstrekt
rijksweg weg die na 1811 d o e het Rijk is aange-legd, beheerd en onderhouden; vooral in NBrbrede, meestal op de kerktorens gerichte wegenmet forse boombeplanting
rijm «s"rijprijn waterstroom *run. rien @K: reinos 'stroom'rijp 1 witte aanslag v ijskristallen aan vaste voor-
werpen als gras en boomtakken (aangevrorendauw) *rij; 2 strook land langs een waterkant*reep. oever
rijping fysische en chemische bodemvormendeprocessen die nieuwe gronden structuur geven
rijs 1 watertak @G.- rise; 2 toponiem voor laaggroeiend kreupelbos
rijsbed beslag v rijshouttenen dat men in slappeondergrond of onder een weg of dijk aanlegttegen verzakking
rijsberm versterking v paalwerk en tenen a/dvoet v/e dijk
rijsbos bosje v laagstammig geboomte, takkebos*rijsbussel. twilhout
rijsbussel gebonden rijsbosrijswaard langs de benedenrivieren gelegen
buitendijkse grond, met griend begroeid (vaakwilgen en elzen) *twijgwaard
rijt / (Gr/Frl) uitwatermg v/e stroom of kanaal inzee een ook de daarbij gevormde geul in buiten-dijkse gronden; ook wel een gegraven sloot; 2(NBr) eerste beekbron uit een del ofwel eennatuurlijk, langgerekt komachtig (nat) gebied,liggende tussen zandruggen, op de flank v/ewaterscheiding *stroet
rijveling afval v stro na dorsenrijzel dunne tak of twijgrik smalle strook of padrikkepaal paal v afrastering *rikkingspaairikking (Ov.Gld) afrastering, omheiningril 1 natuurlijke waterloop of wetering, mn in
kwelgebieden *rei; 2 erosiegeultje *groef, vore; 3mollent, loopgraaf; 4 strook grond langs ver-veend land, ruggetje *ribbe
rimmel (NBr/Lb) vaste wal bij hoogveen-afgra-vmg *remel
rimpeling lichte golving v/h wateroppervlak *kattepootjerinde eikeschors *bast, runring / rechtsgebied, ook v/e waterschap *dijkring;
2 groeiknng in hout; 1 ontschorsmg om een-boom te laten afsterven
ringboom sluitboom. draaiboom
ringdijk 1 (Gr) dobbe; 2 ommedijkringdobbe (Frl) drenkpoel voor vee op buiten-
dijkse (ZOUte) grond *hollestelleringelmuur verticaal en horiontaal golvende
muurlijn rondom landhuistuinen *siangemuurringkade geheel gesloten kade waarmee een stuk
uiterwaard tegen normale hoge waterstandwordt beschermd zonder gebruikmaking v/enevenliggende dijk of kade
ringmuur defensieve sta'dsommuring [stichel <stadsmuur]
ringsloot sloot langs de buitenomtrek v/e droog-makerij, in gemeenschap met polder- en boe-zemwater; ook als brede sloot voor scheepvaart(ringvaart), vgl neksloot
ringwal 1 ringvormige omwalling v/e (natuurlij-ke) depressie en vaak ontstaan door reliëfmver-sie (differentiële klink); 2 kunstmatig opgewor-pen wal rond als veekraal
ringweg omleidingsweg rond de bebouwde kom•ceintuurbaan, katse, kets
rinne waterloop, kanaalriolen (bosb) de grond diep omspitten waarbij de
bovenste grondlaag onder komt te liggen^bosbouwkundige ingrepen
riool 1 droge greppel, akkervore; 2 ondergrondsafvoerstelsel voor hemel- en afvalwater in hetStedelijk gebied *gortiere. gorgoen
ripe (Frl) oeverkantrisch 1 aardkluit, graszode; 2 schraal, mager, dorrit loopgraaf v/e mol *relrits 1 merk op bomen die geveld zullen worden; 2
kleine krib i/e rivier van rijshout Tidse; jscherm v rijshout voor aanstuiving en tegenverstuiving; 4 een evenwijdig a/d kust liggenderug of bank v schelpen en zand; 5 gleuf, spleet[rits < groeve]
rivier brede natuurlijke waterloop die de afwate-ring v/e stroomgebied verzorgt (de oppervlakki-ge afvoer v/d neerslag bedraagt gemiddeld zo'n30%). In het laagland v Nld kan onderscheidworden gemaakt tussen de benedenrivier (metgetijde-invloed) en de bovenrivier (zondergetijde-invloed) [beek < rivier] "stroom
rivier-afzettingen het door de stroom meegevoer-de vaste materiaal dat zowel in horizontale alsin verticale richting een sterke afwisseling kentv grind-, zand- en leembanken en -lenzen.Intern kennen de pakketten een vaak wisselendegelaagdheid van goed afgeronde keien en kor-rels •fluviatiel
rivierarm nevengeul v/e stroom, zowel passievedoodloper (hank. strang. buitenkil, kreek) als aktievenevengeul (sprugtel. tak. sprang, (molen)streng)
rivierbOS *galerijbos. ooibos
9 3
rivierduin de door verstuiven v zand ontstaneverhoging v h (hoogwaterbed)terrein, thans vaakals droog grasland in gebruik =» donk
riviere oeverstreek, land langs een rivierriviereiland *waard. weerd, werder. zwamprivierenlandschap huidige (uiterwaard) danwei
oude omgeving direct langs de rivier gelegenmet strootngordel-afzettingen, en met het min-der of meer natuurlijk reliëf van stroomgeul,dijk, strang, griend, wiel, ontgronding, stroom-rug, oeverwal en kom
rivieringrepen maatregelen ter regulatie van dewaterafvoer en de vorm van het bed: bedijking,kanalisatie, normalisatie, mondverlegging
rivierklei zware kalkrijke klei dat uit zeer rustigstromend of stilstaande rivierwater (kom ofuiterwaard) is neergeslagen, vgl laklaag (extre-miteit)
riviermonding uitloop v/e rivier in een water metandere stromingscondities *aber. gamb, gent. geurtdelta, estuarium *S"schootwater
rivieroevergrond buitendijks gelegen grond datperiodiek overstroomd raakt; als onbegroeid(aanwas), met hout begroeid (rijswaard) of metgras bewassen (uiterwaard) •zomerland. konings-stroom
rivierschuim op de rivier drijvend of langs deoevers gevormd en/of afgezet schuim *kopschuim(getij), zijkschuim (vloed), moffestront (oeverslag)
riviersplitsing vork. tgv gent *straamprivierterras (Lb) een door de rivier verlaten en
vervolgens versneden dalbodemriviervlakte gebied waarbinnen de rivier haar
invloed heeft doen gelden, hetzij i/h verleden(sedimenten), hetzij nog tot op heden (water-standsinvloed) [beekdal < riviervlakte]
riviervloed periodieke of a-periodieke water-standsverhoging door bovenstroomse aanvoer,of getijde-invloed *waterwals, bore. mascarat
rivierzand meestal relatief grof en hoekig sedi-ment, in Nld veel gewonnen uit de Waal engeschikt voor betonwerk
rode achten oegsel bij een plaatsnaam verwijzendnaar gerooid bos, bebouwbaar gemaakt land 5 -rade. -rathe. -raay. -rooi. rode *5°bosnaam
rodolm / (O-Nld) roodgekleurd ijzerhoudend slibop een waterbodem; 2 ijzerverrijking idvvconcreties of zelfs platen i/d bodem (gleyver-schijnsel), zachtere vorm dan een oerbank*rodoorn
rodolmwater ijzernjk waterrodoorn (Gr) eigenlijk roodoer-kleigrond door
Fe,Ov arm aan kalk maar rijk aan humus(vooral langs de Dollard aan te treffen) *knip-srond. knikarond
roede 1 lengtemaat van 3,86 m; 2 oppervlaktemaatvan 15 a 16 m2, ofwel 14.15 nr (Staringlijst)
roeibaan wedstrijdwater voor roeibotenroeke (VI) veldwachterroepen (mijnb) het op onoordeelkundige wijze
wegnemen v kolen op een plaats waar dat nietmag
roer riet of onkruid (roerkruid) in waterenroeren door vergraving grond uit zijn natuurlijk
verband nikken (profiel-verstoring)roest nachtleger v vliegend wildroestvlek in de bodem een aanduiding voor een
oxiderend milieu waarin Fe2O3 aanwezig is(bruine en oranje vlekken) «'gley
roet i (Gld) onkruid, ruit; 2 rookaanslag *soetrolkei door water afgeslepen rivierkei, als bed-
dinglast meegevoerd *rolsteenroller zware brandingsgolf *breker, schoffelrolling tuimelende beweging v water *deiningrolpaal draaipaal in de binnenbochten v kanalen
of op havenhoofden waarlangs de treklijn vschuiten gaan kan *jaagpaal. rollepaal
rolsteen afgerond Steen [rolsteen < kattebol] •wouter-blok "3°rolkei
romerveld ruimte, de uitgestrekte gronden @G:rüma
romp stuk schors, ihb een buisvormig stuk popu-lierschors dat in vruchtbomen wordt gehangenom daarmee vogels te vangen
rompvlakte (Z-Lb) een tot schiervlakte geredu-ceerd voormalig gebergtemassief
rondeel halfronde vestingstorenronduit «s*reduitrondweg omleidingsweg rond de bebouwde kom
*ringweg. ceintuurbaan, katse. kets. gordelweg
roodwïld (jag) benaming voor reeën en hertenroofbouw bebouwing v grond waarbij men niet
voldoende afwisselt of bemest zodat de grondarmer, schraler wordt «'uitboeren
roofland (Zaanstreek) zeer smal land, ookwelaangeduid als garenstreng
rooi l grenslijn Taai. doel. ree; 2 rechte lijn ofjuiste richting v beweging
rooilijn richtlijn waarin gebouwen v/e straatworden geplaatst en die de grens aangeeft metde openbare weg. Ook als richtlijn voor hetaanbrengen van beplanting
rook / grote hooistapel; 2 rookgas +smook. soet,damp. blaak. kuil. domp, walm
rookgas de bij verbranding vrijgekomen gasvor-mige verbindingen, van nature vnl CO/CO2 enNOK. en uit de chemie mengsels van Cl enPAK's «s-gas
roor netroos net
94
rooster wild- of veedrempel bij natuurpark of bijdijkvak "valbedde
root het staande water waarin vlas ligt te roten*ruit
rooy droge bedding v/e regenbeek *regenbeekrosier rozengaarderot deel v/e dorp of buurschap dat onder een
rotmeester stondrote wegroth (NBr/Lb) wijk. buurt of gehucht ter plaatse
V gerooid bos ""buurtschaprotkuil kuil waarin men vlas rootrotonde rond verkeerspleinrots 1 aardgesteente *veis. vlintroke; 2 hoop opeen-
gestapelde steenblokken, rotspartij *boptse, klip.falise. steenroke. sark
rotte kleine opening in keersluis, door een tol-deur gesloten
rotten / (klei rotten) gedolven kleislib een jaarlaten liggen opdat de zich daarin bevindendeplantevezels zullen vergaan «s'toemaak; 2 latenontbinden v organische stof (vezels) *roten.afvertigen. afvorten
rottingsslik sapropeel (onderwater), boomaarde(bovenwater)
rouwe (Lb) smal watertje, gangetje, slootjerozengaarde (lit) kerkhof Tosierrozep netbeekruden (Gr) schoonmaken v met onkruid en wa-
terplanten dichtgegroeide slotenruderaal milieu dat sterk beïnvloed is door de
mens. en een overmaat aan voedingsstoffenbezit zonder aan de agrarische produktie dienst-baar te zijn (bv spoorbaan, puinhoop, sterkbereden wegberm, recreatieterrein)
rug l lange smalle hoogte i/h land, i/d regeltussen 1.5 en 5 m hoog. soms opgehoogd; 2strook land dat zich boven water verheft; j(meteor) gebied met betrekkelijk hoge luchtdruk
rugt onkruid, ruigterui grachtruige rijp witte, luchtige lagen, samengesteld uit
op rijp gelijkende kristallen die zich bij onder-koelde mist of nevel vooral op verticale opper-vlakken afzet
ruigoord wildernisruigte gewas, hetzij kreupelhout of onkruid, net,
biezen ed, al wat in sloten groeit *pels. rut. runruilverkaveling vorm v landinrichting (met na-
druk op agrarische belangen), bevattende alleveranderingen die aangebracht zijn i/d water-huishouding, het wegenpatroon en het versprei-de grondeigendom v/d verschillende eigenaren"landinrichting
ruimen het omlopen v/d wind v/h w naar het N,veelal nadat een depressie is langsgetrokken
ruimrecht het recht om bij het schoonmaken v/ewater het vuil op een aangrenzend erf te werpen
ruimte het open veld *romerveldruimtelijke ordening het ontwikkelingsbeleid van
de rijksoverheid aangaande het landelijk gebied,dmv nota's (rijksniveau), streek- en structuur-plannen (provinciaal) en bestemmingsplannen(gemeentelijk)
ruïne overblijfsel v/e verwoest of door de ouder-dom vervallen gebouw
ru i t ; sloot waarin men hennep te roten legt; 2uitgetrokken onkruid v akkers en heggen; 3onkruid dat aan slootkanten of i/h water groeit*rut, pels
ruiterpad mulle zandweg voor paardesportersrukwind windvlaag *buis, zengrul 1 droog en onsamenhangend mul zand; 2
(NBr) kleine waterloop *ril @N: rullen 'snel voortbe-wegen'
rulijs oneffen, hobbelig ijsrun 1 klein natuurlijk watertje [run < aa] *loopje,
runde; 2 fijngemalen eikeschors voor looien,strooisel, broei- of bemestingsmiddel *rinde
rune smal dalletje [rune < vaal]runturf in de vorm van turf geperste uitgeloogde
run als brandstofruraal landelijkrusch 1 samengroeisel v bies *graszode, heidezode
(plag), kluit; 2 (Zaanstreek) rietzoderustgebied stiltegebied voor broedvogelsrustplaats 1 pleisterplaats; 2 slaapplaats of nacht-
verblijf van wild *leger. polk; i grafplaatsrut onkruid, ruigte mn a/d waterkantruwaard 1 ruigte als specie voor het dempen v
sloten en verstevigen v dijken; 2 zwaar beslag-werk v njshout om een uitstekende hoek v/edijk tegen stroom en ijs te beschermen«"bekleding
ruwaardschap ambtsgebied v/e landvoogdryl (Frl) brede greppel *ril
9 5
saad rietkraag aan de lange zijde v/e eendenkooi""sating
saap heidevlakte, heideveld *sapesaddijk (WFrl) kuil of delle i/e stuk land. ont-
staan door het uitgraven v aarde voor de ernaastgelegen dijk
sade graszodesadelhofstad woning v/e land- of leenheer, hof v
edelen *heerenhof. saelhof. zolenweert. vroonhof. aansale
saelhof sadelhofstadsale kerk, tempel, godshuissam (O-Nld) klam, vochtigsandinge zanderij, zandgroevesandr waaiervormig dek van bodemmatenaal dat
i/h voorterrein v/h landijs afgezet door smeltwa-terstromen; fluvioglaciale spoelzandwaaier*fluvioglaciale mantel
sanouwer (Frl) oeverwalsape (NHld) schrale grond *saapsaphout lijsterbes en wegedoornsappe onderaardse gang naar een vesting •loop-
graaf
sarcwater regenwatersark rotsmijn, steengroevesarksteen rotsblok, zerk voor graftombesas l (Zld/NBr) sluiskolk of wiel; 2 schutsluis
*verlaat
sate grondslag of staal v/e dijksatellietstad een i/d nabijheid v/e grote stad
gelegen of geprojecteerde plaats die het bevol-kingsoverschot moet opvangen
sating saadschaag 1 bos dat men bij het rooien v/e groot
woud heeft laten staan; 2 dicht struikgewas,kreupelhout @OE: scaega
schaal / aanloophaven; 2 verhoudingsmaat i/dkartografie: kleinschalig (gegeneraliseerd) ofgrootschalig (gedetailleerd)
schaapherder veehoeder *sehaper. scheper, stdlenaarschaapskooi veestal waarin geen grup aanwezig
is en waarin de zich ophopende mest gedurendeheel de stalpenode niet wordt verwijderd *pot-stal. bo. schapenboet. schapeschot, schaapsschuur
schaapstal plaats waar grond werd gehaald voordijkbouw *dijkput
schaar 1 aandeel ï d gemeenschappelijke weide,de meent *waardeel, schar; 2 eenheid waarin hetaantal stuks vee berekend wordt dat men op demeent mag laten grazen; een koe rekent mengewoonlijk op 1 schaar, een vaars op 3 4 enpink op 1 '2 schaar: 3 gewas, opbrengst v d
oogst; 4 hoge steile kustlijn, steil afgebrokenwal, oeverzoom hoog v/d zee 'schoor, schor; 5getijdegeul, combinatie v eb- en vloedgeul,diepe geul in vaarwater
SChaarboS kreupelbos *hakhout. schalmbos. blekbosschaardijk dijk die onmiddelijk a/e rivier ligt en
niet door uiterwaarden daarvan gescheiden is*waterdijk
schaaroever hoge steile over die o/d aanval v/estroom ligt en meestal inschaart als hij nietkunstmatig versterkt is
SChaafV.eide *markeweide. meentschacht 1 mijnkoker; 2 inhoudsmaat v grondver-
zet *schaft. schoffschachtbouw duurste vorm v mijnbouw dmv
verticale tunnels, vgl dagbouw en tunnelbouwschad weerspiegeling i/h water of het ijsschadde zode v veenachtige heidegrond die ge-
droogd als brandstof gebruikt wordtschaduwhout collectieve benaming voor bomen
die i/d schaduw nog goed groeien, als den enbeuk
schaduw *lommer. scheemschaft lengte- en oppervlaktemaat (vierkante
roede bij één spit diepte) = 1/12 m3 *schacht.schoff
schafter uitholling, kuilschal galmklankschalm / ontschorste en gemerkte plek op een
boom die verkocht zal worden; 2 kavelbomendie te koop zijn
schalmbos «s'schaarbosschalter het met-doorlatend veenmosbank, uit een
groot aantal horizontale laagjes bestaand enmeestal 10 tot 20 cm onder het maaiveld. Metkleidek geeft schalter na mdroging sterke scheu-ring waarin weer kleivulsel kan raken en op-nieuw aanleiding voor uitzetting kan zorgen.Het proces leidt tot een bulteng maaiveld *spalter
scham ; eilandje i/e ven; 2 kale plek op eenbegroeid stuk land
schamel (O-Nld) een door uitgegraven aardegevormde berm *schemei
schamppaal paal die de hoek v/e gebouw, brug-leuning of poort tegen aanrijden beschermenmoet, Vgl ljsbok = remmingspaal
schandpaal een op een voetstuk opgerichte paalof zuil waaraan een wetsovertreder van lichtevergrijpen van overheidswege werd gekluisterden tentoongesteld (afgeschaft in 1854) *kaak. kruis.geselpaal, pille. meere, stoepe, staak
schans / een i/h veld opgeworpen vestingswerkmet bastionvormen *skans, schildweer. bedelf«sveldschans; 2 stadswal; 3 takkebos
schansbos takkenbos
96
schapedrift grond waarover een kudde schapensedreven wordt, ook kudde schapen zelf
schapekamp *ies. cesschapenboet (Texel) schaapskooischapenwal (Wieringen) «s-tuinwalschaper schaapsherderschar i oever of strand = schor; 2 (Frl) aandeel
i/d gemene weidegrond *mienskar; 3 oppervlakte-maat
scharde stuk heidegrond dat gebrand wordtscharn (Frl) mest en drek. vooral v koeien en
paarden *skarne. skernescharrel voedselzoek *akeren. asen. hisenschat (Gr/Dr) oppervlaktemaat, koren-landmaatschatgoed tijnsplichtig landscheg landtongscheelte schuintescheem ; schaduw, lommer; 2 spiegelbeeld,
weerspiegelingSCheepsboUWplaatS *werf. helling, dok (reparatie).
cofferdamscheepskerkhof gevaarlijk vaarwater met vele
scheepswrakkenscheevoor (NBr) scheidslirue tussen twee stukken
land *reenvoorscheid grens, afscheidingscheidboom grensboom *scheiboomscheide tweesprong, splitsingscheidingskrib pier dat een gedeelte v/h water i/e
andere richting leidt, mn twee rivierarmenscheidt
scheidpaal grensmarkerende paal *limietpaal"^grenspaal
scheisloot sloot ter afscheiding v percelen (pol-dersloot) *aardgracht. rei
scheld ondiep water, ondiepe plaatsschelf / met biezen begroeide hoogte; 2 zorgvul-
dig opgestapelde hoop hooi, stro, ongedorstgraan, vlas, of net bestemd om geruime tijd teblijven staan
schelgat gat a/d buitenzijde v/e zeedijk, doorafslag ontstaan *sleetboord, grondgat
Schelling scheiding *scheiing. schenk, schieschelpaarde kalkmengsel als bemestingsstofschelpbranderij kalkovenschelpzandkegeltje veelal op strandvlakten zicht-
bare zandtorentjes met een schelp als bescher-mend dekstuk tegen regendruppels [schelpzandke-geltje < aardpiramidel *aardpijler
schelvering (ZHld) wal die verstuiving v/h duintegenhoudt, tgv stuifdam
schelvisweer stil, mistig najaars- of winterweerschemel spook, geestverschijning ^bijgeloofschemering halfdonker, zonlicht dat door de
dampknnglagen boven ons naar de aarde terug-gekaatst wordt wanneer de zon reeds onder of
nog onder de kruin is; de sterrenkundige sche-mering duurt tot de zon 16' beneden de kim isgedaald *iime. priemen, tweelicht. valavond, uilevlucht
schene (Frl) afsluitingschenkeldijk dwarsdijk tussen twee andere *schin-
keidijk
schep plaats waar men water schept, waterstoepschepel oppervlaktemaat, zoveel land als men
met een schepel kan zaaien, =1/8 ha of 0.1065ha (Staringlijst)
Schepenbankgebied schependom *schepenie. am-bachtsvierschaar
schependom rechtsgebied v schepenen, stedelijkeoverheidspersonen
scheper schaapherderschephoofd krib a/h einde v/e separatie waarmee
men de waterverdeling over beide nviertakkenbeïnvloeden kan
schepperij (Gr) waterschap [zijlrecht < schepperij <zijlvest]
schepsteen met netten uit zee opgeschepte barn-steen, door het nagenoeg gelijke s.g. van barn-steen en water drijft schepsteen op zoutwatermaar zinkt in zoetwater
schering vaste afscheiding tussen percelen, bveen hek, schutting, touw, draad
schermbos bos dat niet i/d eerste plaats bestemdis voor houtproduktie maar voor wmdschut,tegen inkijk *sehutbos. schutbert
schermkap (bosb) beheersvorm waarbij ter ver-jonging v/h bos en ter bescherming v/d dunneverjonging e«n deel v/d bomen, regelmatig overhet terrein verdeeld, niet gekapt wordt (scherm-stand)
scheukpaal weidepaal waaraan dieren zich kun-nen wrijven *schurk, kaak
scheur / aardspleet, barst [keen < kloof]; 2 slop,nauw straatje
scheurke (NBr) kleine brugscheurland het voor de eerste maal tot bouwland
omgeploegde weilandscheversteen stuk steen, steengruisschicht lichtstraal v bliksem of zonSChie scheiding @OE: scir 'grens'schier schrale grond, grijs of wit blinkend of vrij
v onkruidschiereiland vrijwel geheel omstroomd landdeel
a/h continent *landpuntschiervlakte (Z-Lb) terrein waar de hoogtever-
schillen agv denudatie klein werden of bleven*rompvlakte
schierzand fijne grijze zandlaag onder heideveen*bleckzand. loodzand
schietboom sluitboom, havenboom *staver. spakeSChietkllil *schuttersputje. mansgat
9 7
schietlaag de eerste laag rijswerk die bij hetmaken v/e baardwerk i d rivier wordt geschoten
schietplank schutplank. vloedplankschijngestalte de diverse gestalten waaronder de
maan zichtbaar is bij zijn omwenteling om deaarde (oude en nieuwe maan, kwartieren)
schijnsel verzamelnaam voor optisch waarneem-bare, lichtgevende processen *zeevonk. weerlicht.blik, ijsblink. zebra-e t't'ekt. zodiakaallicht. zonneharp. zuil.heilichten. glorie, waterlucht, halo. stalkaars, nachtwolken.paarlemoerwolken, opdoeming, pseudorizon. dwaallicht,vlenkinge
schijtput beerputschildmeer ondiepe waterplas *lieskemeer. schelf-
meer, scheldschildweer verschansing, versterkt puntschinde boombast, schorsschinkeldijk (NHld) dwarsdijk «rschenkeldijkschipbrekinge gevaarlijke plaats in zee (schipbro-
kigheid)schiplede vaartschippersherberg boerderij langs een rivier waar
schippers overnachtten, meer specifiek alsoverslagplaats
schit koeiedrekschob overdekte open plaats bij een boerderij
*wagenhuis
schoer / sloot v ca 7 voet breed: 2 (Gld) on-weersbui, regenbui of windvlaag *schuur
schof drijvende wolkenmassa *buischoff oude inhoudsmaat voor grondverzet
*schacht
schoffel een over een andere heen schuivendegolf •roller
schokke (NHld) brandstof v net met koemest,opgeworpen in een vierkante hoop, soms ge-bruikt als ophoging, vgl belte *pluis
schol 1 (Ov) van zandgrond afgestoken dunneheidezode, dat soms als gierspons dienst deedom tijdelijk potstalmest op te slaan; 2 drijvendstuk platijs; j grote platte aardkluit; 4 een doorverschuiving begrensd gedeelte v/d aardkorst; 5ondiep
scholtambt (Ov) oud rechtsgebied [mark < schoi-tambt < drostambi]
scholteboer boer die op zijn eigen hofstedewoont, voorname boer met veel invloed, vroe-ger het schoutsrecht uitoefenend
scholtegoed (Achterhoek) landgoed v/e heer ofklooster, door de scholten beheerd en bewerktdoor horigen *hove
schol veen «*• hoog veenschoor 1 aangewassen grond *schor; 2 steunbalk of
paal; 3 kleine houten brug *opstap; 4 (NBr)oeverland langs kleine riviertjes @G. skaurna'drassig oeverland'
schoordijk wschaardijk
schoorkuil (Dr) gedeelte v/h veen dat men bij hetuitgraven laat staan tegen inzakken *veenbanket
schoorwal l dijk zonder voorland; 2 een doorwaterstroming en golfslag v/d zee ontstanezandbank min of meer evenwijdig a/d kust,dikwijls v vooruitspringende punten a/d kust eenaanvang nemende en bij verdere ontwikkelingeen lagune of haf kan afsnijden v/d zee [haakwal< schoorwal < strandwal] *landtong, lido
schoot 1 beboste hoek zandgrond uitspringend inmoerassig terrein; 2 afhelling; 3 zeeboezem
schootsveld uitgestrektheid die een vuurmond kanbereiken, in het speciaal bij een verdedigingsli-nie als de Hollandse waterlinie een gebied meteen opbouw-verbod volgens de Kringenwet(raseren v/h terrein)
schootwater zoet water in zee, rivierwater dat inzee stroomt
schop (O-Nld) wagenschuurschor l (ZHld/Zld) aangewassen en begroeid
buitendijkse grond *gors, kwelder; 2 onder waterlangzaam afglooiend en daardoor een moeilijkte benaderende kust vormend
schorgrond uit het schor gestoken kleigrond, mnbegroeide teerlingen van 16 a 20 cm zijden, uitde bovenste laag v/e rijpe schor gestoken •schor-kloeten
schorkloet schorgrondschorre afgehakt en afgebroken stuk steen, puinschorzode graszode v uiterwaard of schor *vletzo-
de
schot 1 uitgebaggerde specie; 2 grond-, dijk- ofwaterschapsbelasting; 3 afgeperkte ruimte alsonderdak voor varkens en schapen, iha plaatswaar zwervend vee geborgen werd *kraal, beers.koebocht
schotsluis inudatiesluis voorzien v/e schotbalkke-ring
schots plat stuk drijvend ijs *scholschotwal wal v aarde of bagger op de kant ge-
worpen bij het graven of uitdiepen v/e sloot(vroeger i/h voorjaar gebruikt ter bemesting v/hland)
schoutambacht rechtsgebied v/e schoutschouw 1 overzetplaats *skou, veer. pont, zet; 2
regelmatige inspectie v water, wegen en dijken;3 platbodem of boerenpraam ofwel een symme-trisch slootbootje: melkschouw (lang en smal),vletschouw (breed) [schouw < veerpont]
schraad afgesneden landperceel *schro(de), skraad@0ND:
schraagbrug noodbrug op stutpalenschraal l water: hard; 2 lucht: droog en koud; 3
bodem: onvruchtbare grond *haal, schriel, smeeg,mager, risch
98
schraalland 1 ontwaterd of juist ondergelopenland, ïha sopptg drasland "onland, blauwgrasland; 2onbemest wei- of hooiland
schrank ; afsluiting of omheining v schuin i/dgrond gestoken palen of staken; 2 schoof vlas,later i/e stuik te plaatsen
schankelen (Dr Ov) zigzagsgewijs eggen, opsmalle akkertjes toegepast
schrans / lage stenen muur; 2 (NBr) grote boer-derij met recht v zwanendrift (omgrachting)•slotje, begraven hofstad; 3 takkebos; 4 reet, opening
schravel een door schrapen gemaakt kuiltje, bvvoor latere nestkom
schreden aarde brengen op een land of dijkschreef grenslijnschriek hoek of bocht als grensverspringingschriel schraalschrikdraad heiningsdraad onder stroomschrikhek wegplint met rode wijkpijlenschrikschans redoute met een droge gracht en
palissade omgevenschrode afgesneden stuk v/e strook grondschrodinge dijkvak dat ter onderhoud wordt
toegewezen *verstoelingschroei zeer sterke uitdrogingschronde spleet, kloofschrooien een dijk in hoefslagen afdelenschrooilingen haksel v stro of houtschuddinge (aard)bevingschuifsteen halfplatte rolsteen als nvierbedlastschuilplaats *jachthut. bunker, aachte. krocht, wachthuis.
afside. hol. leger, burcht, schulage. schulingeschuim blaasjessop op rivier of langs de kust
*kopschuim. zeiksehuim. arapulle. broem. bruis, moffes-tront
schuimzout zout dat de golfslag als een verhardschuim afzet
schuinte helling *faliekant, sleep, scheelte, winschschuiver grote golfSchulage schuilplaats *schulenisse. schulingeschurftlaag dunne onregelmatige oerafzetting op
wisselende diepte beneden de eigenlijke oerbankschurk wrijfpaal voor vee *kaak. schuurpaal. scheur-
paalschurveling (Goeree) met eik of populier be-
groeid dammetje tussen stukken geëgaliseerdeakkergrond (haaymeet); ontstaan door opwaai-ing of opzij geworpen bij egalisatie v/d grond,verwildering van overgestoven duinzand ofbewust uitgegraven om dichter bij het grondwa-ter te komen [schurveling < houtwal] *diekje. elzemeet
schut -/ een tot waterkering dienende schuif diemeestal tevens als overlaat zal werken 'keerdam.schutting, verlaat, beer; 2 boswachter. koddebeier; 3schutting dwars op een viswater
schutbert scherm, schut
schutbos «s'schermbosschuthok kot voor in bewaking genomen vee, dat
op afgesloten land was aangetroffen, en waar deeigenaar tegen betaling zijn vee terug kan krij-gen *schutboeht. schutstal
schutkolk ruimte tussen de schuifdeuren bijschutsluis
schutlaken (Land v Maas en Waal) keersluisje i/ewetering, dwarsdammetje met afsluitbare kokerin wateringen die een waterboezem in enkeleafgesloten compartimenten verdeeld
schutmantel strook houtgewas als windschut*windmantel
schutplaats wijkplaats voor scheepvaartverkeer*opperd. rede, slaak, waal
schutsloot weteringschutsluis een gecompartimenteerde sluis met
deuren voor het overwinnen v/e hoogteverschil*kamersluis. sas. verlaat, zijl
schutstal (Ov/Gld) grote stuw voor een watermo-len om het beekwater op te stuwen [schutstal <stuwdam]
schutterie plaats waar het geschutte vee werdvastgehouden of gestald
SChutterspUt *mansgat. schietlcuilschutting / aaneengesloten planken afscheiding
*blanketsel; 2 afsluiting dwars op een viswater*schut
SChuur / boerenbouwsel *boet,boede. spieker, schop,schot, schaapskooi, stie. stije, suwstal, kubbe. kof. ride-
huus. koetshuis, tiendschuur; 2 hemels na tuurgeweld
als een hagelbui, regenvlaag, onweersbui, wolk-breuk *schoer
scoenesse (Zld) buitendijkse grondscourse waterloopseadde (Frl) zodeseburch (Frl) zeedijk, zeewering, tgv aburch
(binnendijk)sedel woonplaatssediment bezinksel, neerslag of afzetting van
door water, lucht of ijs meegevoerd materiaalals grind, zand en slib
segenherde geitenhoedersegmentdeur sluisdeur die draait om een boven
het water gelegen horizontale asseiche periodieke niveauverandennr v/e meer
(staande golf)sein (bles)baakseinvak blokseizoen jaargetijde met de daarmee verwand
zijnde processen, bv bladgroei, sneeuwval,onweer, stormweer
selbarnen zoutwinrung door verbranding v opge-baggerd (zout)veen (tot 15e eeuw) *selnering
sele achtervoegsel bij een plaatsnaam verwijzendnaar tijdelijk bedoelde bewoning (één-ruimtigewoning) uit de vroege Middeleeuwen, samen-
9 9
hangend met veeteelt 5-salie., later ook aandui-ding voor germaanse hoeve met grote woonhal
sellant zoutland. zoute moeren die bedijkt enuitgeveend werden om zelzout te bereiden•S"selnering
sellinge gegraven inham of haventje i/d buiten-grond *aakvlaai. insteekhaven
selnering zoutwinmngsmethode waarbij zouthou-dend veen (derrie of darinck) werd opgebeu-geld, gedroogd en verbrand. De resterende as(sel) werd vervolgens opnieuw met zout watervermengd voor hogere concentraties) en onderturfvuren in zoutketen ingedampt en gezuiverd.Doordat de grondstof tevens de benodigdeenergie leverde voor het proces was de fabrica-ge goedkoop en opbrengst hoog (tot 15e eeuw),daarna verdrongen door zeezout uit pannen•selbernen
sentine l modderslijk; 2 (Ut) de helseptentrioen het noordenserre (VI) broeikas wgiasteeltsfeer milieuknngsibbe (Lb) jonge aanplant @G: cippetasideland land met een ondiepe grondwaterspie-
gel, tgv hoogland *sytland @OF: sidesidelinge (VI) / zomerdijk; 2 afvoerkanaal; J
zijdwendesidelsloot wegsloot, bermslootsiek waterstroompje *sik. zijgsien (Terschelling) smalle ontwatenngssloot
*sjaan. keensiepelhout lijsterbessiertuin pronktuin bij welgestelde boerenhoven en
landgoederen, met elementen als een fontein,volière. oranjene. laan, watergrot, berceau,kabinet, colonne, parterre, sterrebos. boom-gaard, graskom, speelhuis, prieel. De oude stijlwas de Franse (formele stijl, geometrische siertuin), enlater kwamen meer siertumen in een meervloeiende Engelse stijl (landschapsstijl). Siertuinendienden voor pronk en verposing, vgl boeren-tuin (nut of opbrengst-gericht) *prayeel
sifon slootduiker voor waterafvoersigat zinkgat, kolk. holtesignatuur kaartteken zoals vermeld i/d legendasijpe zeer smal stroompje met kwelwater *siepsloot
(Gr), zijp (Hld)sijpelen doorlekken van water door bodemsikkelduin meer of minder migrerend soort
duintype met een sikkelvormig grondplan (deopen zijde v/d wind gekeerd) op een onbegroei-de met-stuivende ondergrond, tot 25 m hoogtereikend "hoogduin, barchaan
sille oppervlaktemaat. stuk akker van één dagsploegen *zille
silo ; opslagplaats v kuilvoer in weiland (voeder-kuil): 2 pakhuis iha
silt korrelgroottefractie van 16-50 /xmsimpel (mijnb) doodlopende pijlersinderberg (Gld) hoop v metaalslakken (sintels)
bij ijzeroerwinning in beekdalen vrijgekomen,vgl slakkenhoop
singel 1 buitenmuur of weg langs de buitenzijdev/e stad; 2 ringgracht *stadswerf; 3 (viss) metstrandkeien bedekte plaats als droogsingel; 4windschut v bomen en struiken, ihb een rondlo-pende afsluiting v/e akker, bestaande uit akker-maalshout; 5 smalle, lange open ruimte tussenbospercelen
singelgrond zand- en kiezelbank in vaarwater"singels
sinnebeek stortbeek met schuimend en kolkendwater *torrent
sintel 1 metaalslak; 2 uitgebrand stuk steenkool*s!ak
sint-Elmusvuur vrij zeldzaam natuurverschijnseldat zich in donkere nachten voordoet als eenzwak lichtverschijnsel aan puntige voorwerpen(sproei-ontlading), soms zo sterk dat voorwer-pen met een lichtglans omzoomd worden
sinter afzetting v kalk of kiezelzuur uit bronwatersinterklaasweer karakteristiek winterweer met
motregen, enkele graden boven het vriespuntsinus golf beschouwd als zeeboezem of inhamsit zetel, hoofdstadsiter heuvelflank *slede. sitesituering locatiekeuze v/e nederzetting waarbij de
vroeg-middeleeuwse bewoningsfactoren relatiefingeschat kunnen worden in verhouding: water-bouwland-weiland-brandstof-bouwmateriaal als10-5-3-3-1 (Chnstholm)
situatiemeting landmeetkundige opmeting terbepaling v/d onderlinge ligging v terrein-ele-menten
sjaan (Wieringen) ontwateringssloot •keen. siensjillan (Frl) bouwland (zaadland)skern (Frl) mest, modder @OF: skaemeskiersan (Frl) loodzand in podzolprofiel *schier-
zand
slaak l plaats waar de zee bij onstuimig weereffen en stil is, ookwel slecht (ondiep) water; 2wetering *vüet
slaan water uit de polder lozenslaapakker braaklandslaapstad forenzenplaatsslachte / oeverversterking; 2 binnendijkslader zandige hoogte in moerassig terrein *donk
@slat+haar
slag 1 met-verharde wagenweg door de duinen; 2weg door velden; 3 stuk land dat aan iemandwordt toegewezen: hoefslag, dijkslag *weer. zelg;
1 0 0
4 elk der afdeling waarin bouwland met het oogop vruchtwisseling verdeeld wordt; 5 grondvlakvoor turfstapel; 6 waterpasafstand tussen \ oor-en achterbaak; 7 aanloding bij nadering v kustof bank; $ golfslag met het steeds wisselenddrukverschil als erosiekracht; 9 draai, kruk ofwending v/e weg; 10 kuil of gat geslagen in deweg; // spoorwegvak; 12 paalwerk of verster-king bevestigd aan rivieroevers; 13 regenvlaag,hagelbui
slagboom afsluiting bij een dorpsgebied, spoor-wegovergang, militair of ander pnvéterrein*baar. bareel. balie, belle, barrier. hamei. peerboom,renneboom. sluitboom, sperboom. tolboom. varen, veken
slagbos hakhoutbosslagbrug ophaalbrug, wipbrugslagenlandschap (Ov/Utr/Hld) open laagveen-
landschap dat gekenmerkt wordt door velesloten en zeer smalle langgerekte kavels(slagen), die loodrecht staan op de bewoondeoeverwallen en/of kanalen (tegelijk verkeers-aders). Het is een zeer .iterrijk landschap metsloten, riviertjes, petgaten en plassen
slagregen hevige regenval *plasregen. stortregen,flodder
slagturving natte vervening *veenbaggeringslagveld / oorlogsterrein *walstat, wijkstat; 2 (veend)
vlak gemaakte plaats waar slagen turf wordenneergezet
slagwater water dat opborrelt achter een varendschip *kielzog
slagwind schrale, onbestendige wind *valwindslagzee een over het schip slaande golf *stortzee,
smakzee
slak 1 sintel; 2 niet vast, onzeker weer *onbestendigslakke gewelf, gewulfslakkeberg heuveltje met een pad dat zich erover
naar boven slingert, in tuinen v/d 17-I8e eeuwslakkenhoop bergje v ijzerslakken, smeltafval v
klapperstenen, vgl sinderberg "s ijzerkuilslangelandschap landschap in veenachtige gebie-
den waarbij de kavels lang en smal zijn, somswaaiervormig uiteenlopen en ongeveer loodrechtop de weg staan
slaperdijk binnendijk om in geval de eerste dijk(werkerdijk) mocht bezwijken, het water tegente houden, tgv wakkerdijk *süeperdike (FrI)
slat / grote waterplas op de heide *sol; 2 modderof slijk uit de sloten opgebaggerd, veenbaggeruit laagveen *slating; j (Achterhoek) laagte, moeras
slating modder, slatslecht effen, vlak, met de grond gelijk *reis. sleekslechtje / tijd dat het water tussen twee hoge
zeeën betrekkelijk effen is; 2 gedeelte v/e wegdat als voetpad bestraat is, de kleine steentjes
slede dal. helline
sleek (ZHld) slechtsleep schuin, hellendsleetboord gat i/e dijk door sterke afslag of
wegschuring ontstaan *grondgat, scheigatslegge fijne regen, fijne sneeuw, natte mistsleidinge glibberige plaats @G: siaidingjaslemp het vervloeien v/d bovengrond op akker-
land oiv regen waardoor kiemplanten verstiktkunnen raken
slempgevoelig bodems met een lutumgehalte van« 10% of lössleem >50% waar gemakkelijkslemp optreedt
slenk 1 grote geul in wadden of strand [keen <slenk]; 2 greppel of slootje; 3 ondiepe kom inhoogveen; 4 plas of gat i/d weg; 5 gezonkendeel v/d aardkorst tussen twee min of meerverticale breukzones
sleping hellingslet lapje grondsleuf dunrungsweg of brandsleuf waar het ge-
boomte veelal door rooiing is geveld, dienendetot begrenzing *tra, singel
sleufdam dam v in sleuven sluitende plankensleutelstelling versterkte plaats die de toegang tot
een bepaalde streek beheerstslib 1 sterk waterhoudend bezinkselvan de fijne
fractie (lutum en sloef < 16 ptm) van bodemdeel-tjes, vloeibaar slik *slibber, slob, slobber; 2 slikveld*wad
sliet afgehouwen en van takken ontdane, rechtopgeschoten dunne stam, mn v hakhout
slijkmodder l doorweekte, mn klei- en veenach-tige grond *hoor. adel, beer; 2 opgebaggerde, zeernatte veenstof
slijkdijk •s'slikkerdijkslijkgrond (Gr) aangeslibde maar nog met droog-
liggende of drooggelegde grond. De sterksteaanslibbing i/d Wadden vindt plaats i/d maandenaugustus en september 'wad
slijkland veenland *doiageslijtpaadje een door veelvuldig belopen ontstaan
paadje (typisch over een brink), vgl holle weg[wissel < slijlpaadje < duinslag] *kerkepad
slik 1 (ZHld/Zld) kleiige opwas, aangeslibde ennog onbegroeide gronden welke bij elke vloedopnieuw onderlopen, vgl plaat (zandig) •voor-gronden; 2 (Gr/Frl) wadbodem met een hele fijnestructuur (slib: silt en klei)
slikdam dam a/h slik voor een dijk om slibvangte bevorderen
slikgeld heffing v tot vervening uitgebaggerdeslijk, berekend per are gespreid slijk, veelalgebruikt om daarvoor later een polder droog teleggen
slikkerdijk oude zeedijk-constructie uit de 14eeeuw, waarbij voor verdediging v/h beloop
1 0 1
bonken vette klei. wier- en zeegraszoden ge-bruikt werden *slijkdijk
slikvanger benaming voor een blok lage kadenop de slikken loodrecht op laagwaterlijnet:,onderling door piasbermen verbonden en aange-legd met de bedoeling dat het zeewater bij eblangzamer zal afvloeien en meer slibdeeltjes zallaten bezinken (vgl systeem v zwetsloten enmeetjes) [duikerdam < slikvanger]
slim krom, scheef zijn v/e verkavelingsvormslindinge gapende afgrond, spleet i/d grondslinge 1 landweg naar een broekland *ommeganc; 2
kronkelend verloop v/e beekje *krangeslinger bliksemstraalslingerkade tijdelijke kade om de getijdestroom
in te dammen i/e m aanleg zijnde polderslink / straatgoot. geultje; 2 (N-Nld) buitendijkse
wadgeul, vgl rijt (binnendijks); 3 langwerpigelaagte
slipjacht nagebootste vossejacht waarbij eenkunstmatig spoor v/d vos gemaakt wordt dooreen slip, d.i. een bos stro gedrengt in mest uiteen vossehol, over de grond te slepen
sliplijn zeer kort spoorlijntje v'e hoofdlijn naareen loods
slisse geul, loopgraafslobber weke modder *siibslochter l doorgang door moerassige streek
(vaarsloot?) "corridor @OF: slohtre 'moerassig gebied';2 oneffen land met waterplassen en sloten *kaag.tra. zuwe; 3 vaargeul door het ijs *slop; 4 geul ïha•slofter, slufter; 5 (Frl) sloot
sloede (ZHld) moddergeul, gootsloef l korrelgroottefraktie van 2-16 /xm [klei <
sioet' < silt); 2 grondsoort met slib waarin naarverhouding weinig deeltjes voorkomen <2 jim
slof langwerpig, ad hoeken afgerond briket vbruin- of steenkool
slomp (Gld) land dat vaak onderloopt *duikelaar,naters. duikertje
slonde / ilit) afgrond *abisgronde.zinkval; 2 (lit)draaikolk (verbeeltenis als verslinder) *slindinge.zwalk; 3 (NBr/Lb) eng, waterrijk dal (in hoog-veen) *slenk
sloot lang smal gegraven water van maximaal 6 a8 m breedte met kunstmatige stroming die vaaktijdelijk en wisselvallig is. Sloten dienen voorafwatering, veedrenking, afscheiding of water-transport [greppel < sloot < wetering] *delf. gorre.duif. diepje. graaf. leidegrave. sidelsloot, slochter. rouwe,
tocht, scheisloot. heinslot. slute. watergang, zwetsloot
slootaarde (ZHld) uitgebaggerde slootmodder,als bemesting op grasland gebruikt *toemaak
slootmestwinning flabberslootmist zeer plaatselijke mist boven sloten,
veelal voorkomend op koele, heldere avonden
slootruigte hemselslop nauwe doorgang in betekenis als l steeg
•slurf, reet; 2 geul in ijsveld *slochter, corridor; jopening i/e haag; 4 open plek i/h bos (sluip-hoek)
sloppenwijk achterbuurt v'e stadslot versterkt bouwwerk met nadruk op de functie
v bewoonbaarheid [kasteel < slot < paleis]] *veste,burcht. Huis
slotje (NBr) grote boerderij met recht v zwanen-drift (omgrachting) *schrans. begraven hofstad
siufter / geul waar eroderend zeewater tussen deduinen is doorgedrongen, veelal een soort in-braakkreek @: 'sluipen'; 2 (Frl) stroomgeul i/ezandbank 'slochter
sluik kort en dun riet dat voor bedekking, mn alswinterdek voor gewassen gebruikt wordt
sluikpad smokkelpadsluipweg secundaire weg die in strijd met het
voorschrift door snel of zwaar verkeer wordtgebruikt om de drukte y/d hoofdweg te vermij-den
sluis 1 kunstmatige waterkering m/e constructie(deuren) om twee wateren weerszijden metelkaar te verbinden of juist te scheiden (sinds de12e eeuw) *rabot. rabat. arke. belaat, blafferd, doorlaat,inlaat keer. sas, schutsluis. spui, tretdore, uitwaterings-
sluis. verlaat, intele. waaier, zijl. siel; 2 (A'dam) ge-welfde stenen boogbrug *heul
sluiskil voorkanaal a/d buitenzijde v/e zeesluissluistocht poldersloot die op een sluis uitkomtsluitboom slag- of draaiboom als afsluiting *gaar.
hamei. rabat. ram. ringboom, schietboom, staket, staak
sluitgat de laatste opening bij de aanleg v/e wa-terkerende dam of sluis
slurf doodlopend steegje *siopslurp windhoossluse iedere waterkering, ook zonder deuren,
dienend om water tegen te houdenslute (Frl) slootsluuf (Zaanstreek) verenigd land, v/d vele zeer
smalle reepjes land, door slootdempingsmacht stuk slecht land waarop de boer of zijn
vee honger lijden *hongerlandsmalstad stedelijke nederzetting met onvolledige
stadsrechten, meestal ontbreekt marktrecht ofommuringsrecht
smeal magere zandgrond met buntgrassmectiet type kleimineraal, vooral voorkomend in
verweerde Krijt- en mergelbodems in Z-Lb; hetbodemmatenaal heet kleefaarde of vuursteen-eluvium
smeeg schraal, magersmeerlaag «"gliedesmeltwater-afzetting post-glaciale sedimenten en
terreinvormen gevormd door smeltwater v
102
sneeuw of landijs; te onderscheiden in lagen(warve, potklei), waaiers (sandr), ruggen (asar,osar, esker), terrassen (kame)
smeltwaterdal erosiedal door v sneeuw of landijsafkomstig smeltwater; werd grotendeels onderkoude klimaatcondities gevormd
smodde (Ov) moddermengsel v keileem en beek-klei
smodder / modder; 2 motregensmoes uitgevroren turfkluit die voor de handel
ongeschikt issmoesberg uitgevroren veenbult *palsasmolt smoutsmokkelweer mistig of nevelig weer *sleggesmout zacht, kalm v/h weer, stil v/d zee •smoltsmuik nevel en mistsnede kracht of vaart v/h water v/e riviersneep (NHld) aardkluit *kommelsnees oppervlaktemaat van 12 soms 20 roede2
sneeuw neerslag v vertakte ijskristallen (dikwijlszeshoekig) die bij temperaturen om het vries-punt aaneenhaken tot vlokken. Een laag v 1 cmsneeuw komt ongeveer overeen met een neer-slaghoeveelheid v 1 mm. Een sneeuwdek heefteen gering warmtegeletdingsvermogen en ver-hindert daardoor dat de winterkoude diep i/dgrond doordringt. Onderscheiden worden:papsneeuw, poedersneeuw, stuifsneeuw, pool-sneeuw
sneeuwjacht sneeuwbui met sterke wind *dref-schuur
sneerwnis een voor zonnestraling beschutte holteop een helling waarin sneeuw langdurig kanblijven liggen
sneeuwstorting lawinesneeuwvlokken (lit) oude wijvensntep puntig toelopend stuk grond *geer. sniksnijding smalle opening tussen twee huizensnijgriend griend dat jaarlijks gesneden wordtsnik 1 spits toelopend stuk grond "sniep; 2 land-
tong *nessnippeling (Ov) smalle strook grond dat na een
uitgraving overblijft *sniepsnoeielingen snoeihoutsnoer (tuinb) zekere vorm v leiboom bestaande
uit een hoog opgaande stam en zijtakken naartwee richtingen zodat er een soort heg gevormdwordt (a'e snoer geleide boom)
snor bruisend, met luchtbellen vermengd watersnuiver lichte bries, zachte windsoal (Frl) vaargeulsodzepölle (Frl) drassige weidesoe / dreksloot, giergoot *binge. «««t; 2 (VI)
straatgootsoepboer (Frl) kazende en boterende boer. zui-
velboer @F: -.üpe 'karnemelk'
soet l rook; 2 roetsoeze (Twente) beekbron *bekkexpringsol l (Veluwe) met water gevulde kom i/d heide,
alsdrenkpoel voor wild en vee @G: sula modder-poel' = slat; 2 (geol) fluvioglaciaal kolkgat ingrondmorene
solberg (NBr) aardheuvelsolifluctie vloeiverschijr±selen i/d bovenste aard-
laag oiv afwisselend dooi en bevriezing, leidendtot schubvorming in bódemlagen
solle doodijskuilsomp (O-Nld) zompige of drassige pleksont smalle vaarstraatsonderholt (O-Nld) gereserveerd bos *banwoud,
kamerforst
soode poel met opborrelende moddersoolwere heerenhof, hoofdhof *zolenweertsoorkamp dorreland, droog landsoot modderpoel, putsop (lit) het ruime sop: de open zeesortering mate van uniformheid wat betreft de
korrelgrootte-samenstelling van granulairesedimenten
soutsode (O-Nld) zoutziedenjsouwe 1 binnendijk *zijdwind; 2 goot, greppel,
riool *zoei. zuwespaadland land v weinig waarde, land waarvan
afstand werd gedaan dmv spadestekenspaak paal ter afsluiting v/e haven of watertoe-
gang *staver. statboomspaan afgesneden stuk land, ookwel spaander,
spanspaarbekken kunstmatig meer voor de drinkwa-
tervoorziening aangelegd, met een zekere matevan zelfreinigend vermogen *reservoir
spaartelg (bosb) benaming voor eikeloten diemen laat doorgroeien bij de hervorming v/ehakhout in opgaand bos «hakhout
spaceerstede wandel- of uitspanningsplaatsspade oppervlaktemaat. landmaatspadeland land dat voor de zoutnenng werd
afgestoken 'moerlandspakerig weer: sterk drogend, heet of vriezend
weer, dat dingen bros maaktspaland land onderworpen a'h recht v graven
(zodesteken)spalbetk beek ï e kloofspalde kloot, spleetspalter (Gr) plaatachtig gelaagd veen *plankerd.
opbolland «V-halter
spang baikbrug of planken pad door drassigterrein. Vgl knuppelweg @G: spanga 'balk'
spartelvijver een voor recreatieve doeleindeningerichte waterplas, met zandige en flauweoevers 'piscine
spat opspringend vocht, modder of stolseldeeltje
1 0 3
spatting het uiteenwijken, bv v spoorstavenspecie door uitgraven of uitbaggeren verkregen
grond *spysspecke (Lb) moerasbrug «s-spekdamspeelhuis buitenverblijf « campagnespeet voor bebouwing geschikt gemaakte bos-
grond (omgespit land, ontginning) *spitspekdam 1 dam v grond die men laat staan tus-
sen twee ingravingen *paap; 2 dam door eensloot *specke; 3 dam die men v afstand tot af-stand in een dijkput laat staan om ten alle tijdeover dijkmateriaal te kunnen beschikken en deaanslibbing i/d dijkput te bevorderen
speklaag (Lb) baksteenmuur waarin een laagnatuursteen (mergel) is verwerkt
spelonk berghol of grot *duwiet, duwiere, krochtspel "3"natuurverschijnselspelte afgesneden stuk land, afsplitsingsperboom slagboomspieker opslagplaats voor geoogste produkten,
dat op paaltjes staat om aanvraat door ongedier-te te weren *spijker @L: spicarium 'korenschuur'
spier l uitkijkhoek; 2 lange dunne sparrestam; J(Zld) klei met planteresten (vette klei met veelkoolzure kalk en weinig zand, slecht geschiktvoor bouwland); 4 (veend) waterrijk mengsel vzand vermengd met plantenvezels
spiergrond de bovenste taaie laag v met veenbedekte zeeklei
spijk / (Z-Nld) een i/e water(Ioop) uitspringendelandhoek *landtong. spik. nes. ham @G: spakkjón; 2paalbrug, vonder
spijker / klein landhuis; 2 korenschuur *caste«"spieker
spijs specie of aarde voor dijkbouwspijt afval v vlas bij het hekelen *heespike (Z-Nld) landtong «*" spijkspikke / (N-Nld) dam v boomstammen, rijshout
of zoden waar het water tussendoor kan lopen*spik; 2 horde v rijshout; 3 twijgbrug *vleken
spil (bosb) de tot de top doorlopende stam, ont-daan (gedacht) v takken
spinbol (Frl) kleine poldermoien met een draai-baar bovendeel v h molenhuis *spinnekop
spinnekop (Frl) kleine poldermoien *v,;nboi «"windmolenspinse dikke boomtakspint oppervlaktemaat, met 1 spint graan te be-
zaaien: 200 tot 250 m2
spit 1 grep tussen reeds gespitte en nog te spittengrond; 2 haakwal voor strand
.spleet aardscheur *keen. kine, slindinge. schrondesplitsing aftakking, kliuwsplitting brede sleuf die men bij het ontginnen
door het veen trekt, met oevers die bestaan uithet uitgegraven zand, en in het midden waarvande wijk komt te liggen
spoelkom (lit) de grote spoelkom: de zeespoelzand (Frl) door water verplaatst en uitge-
wassen dekzand, vaak spierwit en met verslagenveenbandjes i/h bodemprofiel aan te treffen
spoelzandwaaier waaiervormige afzetting v metsediment verzadigd smeltwater dat door eenmorenewal is gebroken *sandr * overslaggrond
spoelzoom zone met tekening, aanspoelsel ofvloedmerk
sponde verhoging, trottoirsponturf kleine, best soort v baggerturf (laag-
veen) waarvoor de specie in bakken aange-mengd is, vgl kluunder (hoogveen)
spoor / rijweg door twee paar wielbanen ge-vormd *leze. trek; 2 voetspoor, WÜdspoor *leise.tretse. voetschrap
spoordijk verhoogde spoorbaan *batspoye «s'spuisprang waterader of bron waaruit men water
aanvoert *sprengsprank 1 vertakking, inz tak v/e smalle waterloop
*sprant; 2 (ZHld) gegraven duinwatenngsprant sprankspreikop (bosb) jonge boom i/e bosaanplant die
met een brede kroon opgroeit en daardoorteveel ruimte inneemt
spreng / plaats waar een beek ontspringt *born.fons. kwik. spring, souze; 2 (Veluwe) vergravenbeek of kunstmatige aangelegde waterloop,gevoedt door bodem- en grondwater, vooralvoor drinkwater maar later i/d 19e eeuw aange-legd om de lager gelegen watermolens aan tedrijven *sprang
spriel (Zld) prielsprik sprokkelhout *tappelspringader waterader onder de grond als bron
aangetapt *sprongSpringbron fontein *giesser, girande, quicborne. swinspringtij maximaal regelmatig terugkerend groot
getijverschil dat zijn herkomst vindt door degecombineerde zon/maan aantrekkingskracht opde aarde
sprink (Zld) watering met stromend water [sprink< watergang]
sproeitje regenbuisprokkelhout dor hout van dode takken ed in bos
*tappel, sprik
sprong 1 steilte; 2 verspringing v aardlagen; 3springader, springbron «oorsprong
spronglaag waterlaag in meren met een groterewaterdiepte dan 6 m, met een sterk tempera-tuursverval •S'thermocline
sprugtel emmeringspruit zijtak v/e rivierspruitweg samenvattende naam voor in- en uit-
valswegen
1 0 4
sprunk (Z-Lb) bron *sprengspui afsluitbare waterlozing die door een water-
kering loopt, dmv valdeuren. schuifdeuren ofklapdeuren *spoye. aflaat, verlaat, suatiesluis
spuidok kom die bij hoogwater volloopt en bijlaagwater met kracht leegloopt, om het voor dehaven liggende zand mee te voeren
spuit kleine uitgang v/e komjnehol die alleen dieom te ontvluchten
spuitdijk ringdijk om op te spuiten of opgespotenland
spyk (Frl) paaltjesbrug door waterig land *knuppei-dam. knuppelbrug
staai (NHld) oever *stadestaak 1 paal. als grenspaal (stander), schandpaal
(stoepe. kaak), sluitpaal (staket); 2 Stam of tronk V/eboom, als houtgewas van 6-10 m hoog; J levendgewas, ïzv iele opstand
staal 1 uitgekopt denneboompje; 2 wortelstok oftronk v/e dunne afgezaagde boom; 3 grondslag,ondergrond v/e dijk *sate; 4 visplaats, di staakwaaraan de netten bevestigd zijn
staalbron bron met 'staalwater' (water met veelijzerzouten), mn de Reest (Ov)
staand water water zonder stromingstaart lange smalle landstrook dat puntig uitsteekt
"start, stert
staartzode langwerpige dunne zode, ter verbin-ding bij slappe grondsoort gebezigd
staatsgrens landsgrens met douanepostenstad grote nederzetting met stadsrechten, vgl
vlek, portestade (NHld) ankerplaats, aanlegplaats of ge-
schikte woonplaats a/e oever *staai @G; stathaStadsgebied *stadsmarke, klokslag, stadsvrijheid, bescher-
misse. bivanc. cuppe. stadweer, stedeiand
stadsklimaat micro-klimaat ontstaan door eenveranderde warmtecapaciteit (steenbedekkmg),andere (vervuilde) luchtsamenstellmg (smog) ofwindbeschut
Stadmarke grondgebied v/e stadstadsvest / bolwerk v/e stad; 2 stadsgracht *reyestadswal aarden verdedigingswerk die vroegere
steden geheel omringdestadswijk stadskwartier *espel. getto, viersticstadvrijheid een bij een stad behorende a/d ge-
wone rechtsbedeling onttrokken terrein *stadsge-bied
stafkaart een op last v d Generale Staf vervaar-digde topografische kaart, schaal 1; 50.000
staketwerk samengesteld paalwerk, mn op debuitenglooiing van zeer blootgestelde dijken enop knbwerken aangebracht om deze tegengolfslag te beschermen esbekleding
stal 1 de gezamelijke korven v/e bijenhouder; 2groep tamme lokeenden of lokganzen die i/h
wed v e eendenkooi gehouden worden om dewilde te lokken; 3 dunne paal waaraan visnetten(kuilen en fuiken) worden vastgemaakt en waar-mee ie water een gedeelte wordt afgezet; 4bepaalde, omheinde of gesloten ruimte; 5 stukinfrastructuur, attribuut, bewust op een specialeplaats aangebracht; 6 urine v/e paard
stalactiet neerhangende kalkpegels a/h gewelf v/ekalksteengrot (een neerslag agv onderdruk?)^druipsteenkegel
stalagmiet druipsteenvorm in kegelvorm op debodem v/e kalksteengrot (agv overschrijding v/hverzadigingspunt door verdamping)•SPdruipsteenkegel
staling onderlaag of voeting v takkebossen, stro,riet ed waarop i/d schuur hooi of koren werdopgestapeld om het optrekkend vocht te weren.Ook als deklaag onder een mestvaalt
stalkaars dwaallicht, licht dat ontstaat door ont-branding v moerasgas en dat zich verplaatst
stallen (jag) jagen op eenden mbv een stal- oflokeend waarbij de jager i/e schuilhut zit (lonk-jacht)
stalmest mengsel v/d uitwerpselen en een deelv/d urine v gestal vee vermengd met stro *potstal
stalnet groot wijdmazig net dat a/h strand rechtopboven water aan palen wordt gezet om er zee-vogels in te vangen
stamgrondvlak oppervlak v/e stamdoorsnee, op1.30 m boven de grond
stand / wildverblijfplaats; 2 overwinterendedieren, bv vissen, bijen
standaardmolen oudste windmolentype als ko-ren- en oliemolen in Nld (vanaf 13e eeuw)waarbij het molenhuis als geheel draaibaar isom een verticale as of standaard *standerdmolen
stank onaangename geur of reuk, mn op wad enbij steenkoolverbranding door H2S (rotte eieren-lucht) of door bij landbouw vrijkomende ammo-niak v dnjfmest
stap / vonder; 2 soort v val om vossen ed tevangen, knip of klem
stapel gerechtsplaats (brandstapel)stapelgebied historisch gebied waarover een
bepaalde stad haar stapelrecht liet geldenstapelplaats overslagplaats en soms ook tijdelijke
opslagplaats v verscheepte goederen *ient. an-thooft. afslag
staphorster een soort v wegkruising tbv snelver-keer
stapsteen spri nasteen op halve pas afstand aange-bracht, om modderige plaatsen of ondiepewateren, beekjes te passeren
Staringlijst standaardisatielijst voor herleiding voude binnenlandse en buitenlandse maten, ge-wichten en munten
1 0 5
starting (N-Nld) terrein vooral aan water gele-sen. sjeschikt voor goederenoverslag
startbaan verharde baan op een landingsstrookv/e vliegveld
statboom I een a e water of haven aangebrachteafsluitboom *waterboom. spaak, staver: 2 schoeiinga/d waterkant; J steiger
state (Frl) adellijk landgoed *stedestatie / standplaats v/e geestelijke 'parochie; 2
garnizoensplaats; J spoorwegstationstation 1 pleisterplaats a/e postweg waar paarden
werden gewisseld, nu nog als spoorweghalte; 2standplaats v/e vloot, zenderplaats ed
staver (Frl) paal ter afsluiting v/e watertoegang•spaak, statboom @OF: stavar 'staak'
sted (Frl) oeverstreek, zoomstede boerenplaats "hofstede, statestedeland landerijen die aan een stad toebehoren
(stadsweiden)stedenband jumilagestedeweringe vestingwerksteeg / nauw stadsstraatje "beluik; 2 smal landweg-
getje [steeg < veedrift]steegdorp de combinatie ve handelsterp met een
kerkterp op afstandsteek 1 palensteketsel waardoor zalmen, steur ed
gestuit en i/d fuiken gedrongen worden; 2 hel-ling
steen / rotsklont *det: 2 textuurfractie tussen 2-200mm [gnnd < steen < kei]; 3 grove hagelkorrel @G:staina; 4 burcht, kasteel *stein
steenbank ondiepte in zee *rifsteengraf hunebedsteenhuis (Gr) uit steen opgetrokken en versterkt
adellijk bouwwerk *stein. stinssteenkalk kalk verkregen door het branden v
kalkgesteente, itt schelpkalksteenmot steengruissteenring een door veelvuldig bevriezen en op-
dooien v d bodem ontstaan veelhoekig netwerkvan stenen en keien a/d oppervlakte "'polygoon
steenroke steenrotssteenslag grof puin uit hooggebergte als verhar-
ding v wegen gebruiktsteensnider straatwegsteenwoestijn dit) uitgestrekt stadsgebied zonder
groen, huizenzeesteenworp afstandsmaatsteg 1 smalle weg of voetpad; 2 smal bruggetje
*vonderstegaert waterstetgerstegel (Lb) «"overstapjesteiger 1 opstap; 2 steilsteigeraarde 1 baggeraarde uit stadsgrachten; 2
met puin gemengde aarde
Steil 1 Sterk hellend *afgespelkt. strak, steiger, sprong; 2straffe wind
stein stenen bouwwerk als versterkt huis v/emiddeleeuwse edelman, vaak als achtervoegselbij een plaatsnaam *stins. steenhuis
stek / plaats waar grond ontgraven of afgevoerdwordt; 2 afgepaalde ruimte, perk; 3 paal, stok; 4pootgoed •poot. peut. peuter
stekeldraad prikkeldraadstelberg (Zld) opgeworpen heuvel of hoogte op
schorgrond waar het vee zich bergt wanneer hetwater opkomt, veelal met een drinkput (holles-telle) *schaapsstelle. stomp, stelle
stelle (Zld) kunstmatige vluchtheuvel op buiten-dijkse grond e5"stelDerg
stellenaar (Zld) schaapsherder op buitendijksegronden
stelling / het geheel v bijelkaar horende verde-gingswerken, bv om een stad (Stelling vA'dam); 2 boerderij; 3 plaats waar een partijeikehakhout geschild wordt *zetstee; 4 steiger
stellingmolen hoge mdustnemolen v/h bovenkrui-er type *walmolen •S'windmolen
stellingwerf rechtsgebiedstelp (NHld) boerderijtype met een vrijwel vier-
kant grondplan (woonruimte + veestal + tas-ruimte). Afgeleide typen: dwarsstalstelp, lang-stalstelp, langhuisstelp *stolp
stempelpeil peil welk beneden het water niet magworden afgetapt, waarbij het dus kan gebeurendat de uitwaterende sluizen moeten wordengestempeld
ster straalsgewijze barst i h ijssterfhoek (bosb) plek i/h bos waar de bomen
afstervensterkte plaats met militaire verdedigingswerken
•bartege. bolwerk, ferteit. fort. vesting, warninge. werhuus
sterne vererugingspunt v straten of lanen •sterre-bos, turbine
stert 1 (NHld) staart; 2 (Kempen) het hogergelegen deel v vennen
sterrebos plantsoenbos dat doorsneden wordtdoor straalsgewijs v/h middelpunt uitgaandelanen ^plantsoen, sterne. turbine ^"aanplant
stichel 1 lage muur; 2 verhoogde rollaag langseen brug of kade
sticht 1 berijdbare weg die een boerderij met eenopenbare weg verbindt; 2 kloostergebied •bis-dom, stift
stickinge het ophopen v zandstie stal voor klein vee *stijestift (Lb) klooster waarbij geen kloostergeloftes
hoeven te worden afgelegd en persoonlijkebezittingen zijn toegestaan «srsticht
stije 'S'stiestik steil
106
stiltegebied gebied v enkele km2 waar de geluids-belasting door menselijke activiteit het natuurlij-ke met mag overtreffen tbv faunabescherming,vanouds rond eendenkooien
stilwater overgang v vloed naar eb of omgekeerd"kentering
stinkkolk modderpoelstins (Frl) versterkte adellijke woning *stein,
steenberg @F: stienhus
stinswiere (Frl) kasteelberg «'mottestip regenstobbe / boomstronk of wortelstronk v akker-
maalshout *stubbe. broek. boks. vot. hach. stramp; 2
(laagveen) turfstapel v 10.000 stuksstoddinge windvlaagstoelen in onderhoud opleggen, tw een dijk aan
eigenaars v landerijen, aan dorpen edstoep / geplaveide, soms door een hekje omgeven
ruimte voor een huis; 2 wandelbaan langs deweg ""trottoir, gaanpad; 3 opstapje bi] boerderijena/d waterkant [stoep < veerstal] *boenstoepje. bart.anthooft, sponde; 4 (Zaanstreek) hoog bruggetjewaar net een hooischuit onderdoor kan varen; 5op/afrit langs een helling v/e dijk *oprel; 6 (Dr)bruggetje v plaggen
stoepe schandpaalstoepsteen grensmarkermg v/h erfgoed v/e
(heren)huis i/e stad, tegen de stoep gelegen envaak met een ketting a/d gevel verbonden^ e r t scheidingsteken
stof 1 materie in stuivende vorm *pulver, mouwe; 2neerslag als stofsneeuw, -hagel, -regen *slegge
stofregen 1 plasregen; 2 zemelregen *zabberstofgrond lössachtige grondstok een uitgehold blok hout dat als bijenwoning
dient, bij uitbreiding iha op andere soorten vbijenkorven
stoker krachtige wind tot stormstol 1 klomp, kluit; 2 brok, stukstoof 1 bouwland; 2 herberg; 3 tronk v/e boomstook hout: takkenbosstootberg (geol) een geïsoleerde heuvel ontstaan
doordat opdringend landijs afzettingen op eenbepaalde plaats opstuwde
stootwind rukwindstoppe afval bij het hekelen v vlasstoppelweide (recht v -): het recht om beesten te
weiden op akker v buren na de oogst, art 680BW "heers
stopping een op een oever ingegraven balk waar-achter de handen v/e anker komen te grijpenwannneer op een baggerwerk het vaarwater teklein is om de ankers voldoende wijd uit tezetten, vgl jaagpaal
storing / (meteorol) term voor alles dat eenverslechtering v e mooivveertoestand veroor-
zaakt; depressie, front, trog, golf i/e front; 2(geol) dislocatie
storm / zeer heftige, niet periodieke verstoringv d atmosfeer, met windkracht >9 Beaufort*stoker. oreeste; 2 heftig bewogen zee
stormeb zeer lage eb door afwaaiing bij storm,op onze kust bij O- en ZO-storm veroorzaakt,en gemiddeld 1 m lager dan gewone eb
stormpaal (vestingb) verdedigingshindernis v/eschuins opgestelde palenrij *fraise
stormvloed door storm veroorzaakt hoogwater,gecombineerd met springvloed
stort / stortplaats; 2 uitgegraven of gebaggerdegrond uit kanalen die elders wordt gestort *stört(Gr)
stortbeek bergbeek met heftig bruisend, turbulentwater *sinnebeek. torrent
stortbui hevige plasregen *travaatstortebed piasbermstorting brekende hoge golf *brekerstortplaats aan regelgeving onderworpen plaats
waar afval gestort mag worden *vuilnisbeltstouwer veedrijverstouwe binnenlandse waterkering, stuwsluis, vgl
houw, heeuw *keersluisstraag smalle strook land, overgebleven tussen
twee baggerplassen =* ribbestraamp (Twente) beeksplitsing, tgv gent *vork,
bifurcatie
straat 1 zeeëngte *sont; 2 openbare, gebaandeverbindingsweg, mn verhard en i/d bebouwdekom 'straatweg, brederik. klinkerweg. steensnider.steenweg
straatdorp nederzettingsvorm met uitsluitendbebouwing langs één enkele weg, in Z-Nldveelal v Frankische herkomst (tussen kasteel enkerk) *viane
straf krachtige, energieke windstrafkolonie penitentiaire inrichting op het platte-
landstragiers onbeheerd liggende landerijenstrak l v/e weg: steil; 2 v/d wind: sterk, krachtigstramp (Dr) stobbestrand de strook langs de oeverlijn v zee of meer
waar golven breken en het door de verwering ofde stromingen aangebrachte sediment op- enneer bewogen wordt *stran (Frl). marijn, stranke,kuststrange
strandafzetting bezinksel en daaruit gevormdgesteente, afgezet a/e strand
stranddrift kustlangs zandtransport door debranding als deze schuin op het strand staat
strandduin duin op of langs het strandstrandgoed aanspoelsel *strandvondstrandhoofd lage stenen dam, veelal met een
kophoogte op gemiddeld laagwaterniveau, aan-
1 0 7
gelegd ter vastlegging \ d laagwaterlijn bij eenbewegelijk strand *kateie. nol
strandlijn srens v iand en zee op een willekeurigOgenblik; waterlijn [strandlijn < oeverfront]
standloper de jongst gevormde rij duinen a/dzeezijde «S"zeereep
strandmeer lagune *iagoenstrandmuur stenen kustwermg ter bescherming
v/e aan afslag blootstaande duinvoet *muurdijkstrandpaai merkpaal met 1 km tussenruimte,
voor de jaarlijkse opmeting v/d kustlijnstrandveer telkenmale uitgebreide haakwalstrandvlakte onbegroeide kustzone binnen getij-
de-invloed (een afgesnoerde strandvlakte is v/dzee afgesneden door vorming v/e duinennj)
strandvond-district kustgebied vallend onder eenambtenaar (vonder) met toezicht op gestrandeschepen en aangespoelde goederen
strandwachter (functionaris) *peek vonderstrandwal een brede langgerekte zandrug, opge-
bouwd uit door de branding opgewoeld materi-aal, evenwijdig a/d vloedlijn en eventueel metduinvorming boven het achterliggend kustgebieduitstekend *lido
strandzand zeezand met een kenmerkende zeergoede afronding, geschikt voor opspuitlichamenen minder voor de bouw
strang l kleine zeearm *zeestrang. zwin: 2 (Gld)dode riviertak door geulverlegging ontstaan i/hwinterbed i'h stroomgebied v'd Rijn, vgl hank(bocht) *buitenkille
stranke / strand; 2 zeetak, inhamstrant / strand; 2 zeetak. inhamstrauel struweelstreek gebied tussen veelal vage grenzen •omge-
ving, contrei. gea, bantstreekdorp lineaire nederzetting met strokenver-
kaveling en bewoning op de kavels (dorp zon-der kern) [streekdorp < bandstad] *lintdorp
streekspraak streektaal -"dialectstreepduin plaatsgebonden lineair duintype even-
wijdig ad overheersende windrichting, zowelop begroeide als onbegroeide ondergrond ge-vormd, kan ook uit een kamduin ontwikkeldzijn *lengteduin
strekdam dam i/d lengterichting v/d loop v/erivier, hetzij ter beveiliging v brugpijlers ofholle oevers, danwei ter normalisatie (kribben)*haard. moles
strekgras kweekstrekking (geol) horizontale afwijkingshoek tov
het magnetische noordenstreng / (O-Nld) tak v/e rivier die zich met ande-
re weer verenigd of daarmee min of meerevenwijdig loopt «molenstreng; 2 (NHld) duinbeek•rel; j (Dr) land langs een waterloop
streule urinestriepe (Ov) strijpstrijknet treknet om vogels te vangenstrijkvore smalle groevestrijland betwist land(eigendom) *krakeelveld.
klammad. kibbelslag. kijfland. walstat
Strijp smalle Strook grond *streep, striepe, strepe<a?rijp
stripe (Frl) smalle strook land als restant v/elaagveenontginrung *zetwai
stro gedorst graanafval. stengels *age. kaf. palge,strouwsel. (stroe. strode, stroot, strooy. stroyt)
strobbe boomstronk *stubbestroelen ruisend stromen v water *struilenstroet komvormige laagte, laag moerassige streek
en veelal brongebied voor beekjes, begroeidmet laag hout (elzen) *streng, stroot. rijt
strogras onkruis in vlas *drepsstroming water- of luchtbeweging, hydraulisch te
onderscheiden naar het regiem in stromend(laminair) of schietend (turbulent), en kritischof super-kritisch tav de golfvoortplanting*strume. vlottinge
strompel (Gr) boomstronkstrontpad weg voor mestvervoer *beerweg, bruut-
gang. berriegang
strontpol pol gras op plaats waar de mest v/e koegevallen is
strooisel (bosb) onverteerd organisch afval op debosbodem verzameld; humuslaag v/e bos
strook relatief lang en smal perceelstukstroom door oevers of banken begrenst water dat
langs een natuurlijke weg afvloeid, veelal eengrote rivier [flume < fluvie]
stroombreker waterkering *beerstroomdam rivierkribstroomgat een door.dijkbreuk ontstaan gatstroomgebied afwateringsgebied *traversestroomgeul plaats v/d grootste waterdiepte v/e
rivier *dalwegstroomgordel-afzetting relatief hoog gelegen
lichte gronden i/e riviervlakte, gevormd doorafzetting v zand en lichte klei wanneer de rivierbuiten de bedding trad
stroomgrond lichte grond (zavelig) v/d oeverwal-len langs de benedenrivieren die daar i/d loopder tijden door de buiten de oevers tredenderivieren is afgezet
stroomnaad «"stroomrafel'ngstroomrafeling de eigenaardige dansende bewe-
ging i/h water op die plaatsen waar zeestromenelkaar scheren, vgl wielingen *strooranaad
stroomrug afzettingscomplex v/e voormaligerivier met als relict twee oeverwallen en daar-tussen een veelal nog watervoerend opgeslibdrestgeultje (dichtgeslibde stroomdraad)
108
stroomversnelling plaatselijk sterk turbulentwater, in hydraulische zin 'stromend' [stroomver-snelling < cataract]
Stroot (Ov) moerassige kom i/h heidelandschapwaarop een erosiedal (aldanniet met water:riete) volgt »**stroet
stroperij ongeoorloofde jacht, zowel mogelijk ineen beschermd gebied (ruimte) als buiten hetjachtseizoen (tijd) *lavei
stropoot dubbel gevouwen bosje stro v/e hand-greep dikte, 15 a 20 cm diep i/h zand gezet inrijen, als middel tegen duinverstuiving *beporting
strouwsel strostrubbe eikehakhout, oorspronkelijk aan heide-
grond grenzend en door schapen aangevreten,die om de 10 a 12 jaar gekapt wordt 'kreupelhout«holt
struik 1 wilde opgroei zonder duidelijke stam*stwweei; 2 uitsteeksel onder water in veensloten;eikestammen die ï h veen rd loop der eeuwenomhooggeperst worden en uiteindelijk ad op-pervlakte verschijnen *aanstoot, blindpaal «"uitsteeksel
struikhout kreupelhout *bruskstruiklaag de vegetatielaag tussen ca 0.75 en 3 m,
waarbij tevens jonge bomen in deze lengteklassegerekend worden ]kruidlaag < struiklaag < boomlaag]
struilen stroelenstrume stroming v waterstruweel l meestal vrij dicht struikgewas tot een
hoogte V 1 tot 3 a 4 m •struikgewas, strauel, bosschin-ge; 2 boomstronk
stubbe stobbestuerande orkaanstug 1 stugge grond: koude, vochtige of stijve
grond; 2 stug weer: ongunstigstuif'dam obstructie om aanwaaiing te bevorde-
ren, vgl schelvermgstuifduin duin v opgewaaid zandstuifketel een door winderosie gevormde uitbla-
zingskom i/d duinenstuifzand (geomorf) kalkloos, grindloos, leem-
arm, kleiarm. matig fijn zand v recente datum(Formatie v Kootwijk). vormt lage en hogeduinen met laagten *moude. mouwe
stuifzandvlakte *kiep. klepte, stuvestuik / tegen elkaar geplaatste graanschoven (6-10
stuks op het land; 2 bos vlas of hennep: 3 tashout
Stuiveling bevroren en daardoor vermolmde turfstuk 1 (VI) gedeelte grond, in toepassing op
akker; 2 delen v/e plantagestuve zandverstuivmgstuw dam i/e rivier of beek waardoor het water
v/h bovenliggend pand op peil blijft, vgl doosstuwbekken opgestuwd waterreservoir dmv een
dam
stuwdam constructie om water (tijdelijk) op testuwen, voor energievoorziening, watersparmg(drinkwater en scheepvaart) of debietregulatie(schutstal < stuwdam]
stuwmorene heuvelrug als wal ontstaan door destuwende (en schokkende) werking v/h landijs,opgebouwd uit grondmorene dat door het land-ijs overreden is *keileembult
stuwwal (M-Nld) heuvelrug i/h voorterrein v/hlandijs, bestaande uit reeds aanwezige rivieraf-zettingen, door schokkende landijslobben opge-stuwd (Twente/Veluwe) [navelstreng < stuwwal]
suatiesluis afwateringssluis *spuisluissuccessie ontwikkelingsreeks v vegetaties waarbij
na verloop van tijd de ene plaatsmaakt voor deandere W]aagveen(verlanding)
succiniet barnsteensuddert poel, moeras *sodde, zudsesuikerbroden (Zws-Vl) grenspalen v/d tweede
linie (maximaal 4 uren gaans vanaf vreemdgrondgebied)
suppletie kunstmatige terreinverhoging dooropspuiten v elders gewonnen zand
suwstal varkensstal «s-schuurswade grenssloot *zwetteswalm ; waterkolk; 2 dikke dampswansbod (Zaanstreek) stuk rietland waarin
zwanen nestelensweach (Frl) weidegrond *zwaagswetnote aangrenzende landeigenaarswette (Frl) grenssloot •zwet, doelswichte (Dr) weidegrond *zwaagsyl (Frl) zijlsytland (O-Nld) sideland
109
T
taalge rechtsgebied *(tailge, talie, taille, taelgie)tabaksschuur (UtrGld) lange, met pannen zon-
der dokken gedekte en van vele luiken voorzie-ne schuur met van binnen latwerk (de zgnhangen) waarop tabaksbladeren aan spijlengeregen te drogen werden gehangen (tabakscul-tuur van 1800-1950)
tak rivierarm *sprank. strengtakkebos *brusk. fagoot. faloerde. tiigge. mutsaard,
nasthout. reihout, schans, stook, walmak. wisse
talhout hakhout *talwedetaliehout hakhout of knuppelhout *taaigehouttalmasse spook ««"bijgelooftalud schuinte v/e zijvlak v aardewerken, dijken,
spoorbanen, vestmgwerken *belooptalwede talhouttalweg maximale waterdieptelijn i/e rivier *daiwegtange (Gr) zandige hoogte als rug i/h landschap
*tonge
tankgracht asymmetrische verdedigingssleuftegen rupsvoertuigen
tap ijspegeltappel afgebroken taktartuwe monster ^bijgelooftas mestveldtasveld plaats waar bakstenen opelkaar getast
(gegroepeerd) wordentaswoning (Frl/NHld) boerenwoning waarin huis,
stal, graan en hooiberg onder één dak liggen•^boerderijtypen
taveerne openbare herbergtedden strooien, mn mest uitrijdenteek (Frl) in het net aangezette ruigte *deekteelaarde grondsoort bestaande uit vergane plan-
ten *humus. bonksel. erft. minaarde. molmgrond. plantaar-de
teelt culture 'aanplant, hroedsel. kweek, plantage
teen l uitstekend punt v/e voorwerp bv een kribi/h water; 2 voet v e dijk, grens tussen talud enmaaiveld; j loot v/e wilg
teenbos griendteenperk bewaarplaats v tenen horden op het
strand voor gevangen visteerhuis herbergteerm .1 afgebakend gebied *terempt; 2 grenstegendominge echotegenslag stuk land waaruit tichelaarde is gegraventegenzon optisch verschijnsel i/d atmosfeer waar-
bij zich een witte vlek vertoont op dezelfdehoogte als de zon. maar dan rechttegenover
tekening witte vlek op het strand door de zee opstrand achtergelaten waaruit blijkt hoe hoog hetwater heeft gestaan «•waterstandsfluctuatie
telg (Gld) slag of deel v/e enktelgenkamp akker met eikenhakhout (stronken
met takken) dat elke 9 jaar wordt gekapt; detakken worden ontbast (voor eek) of op lengtegebracht voor bossen brandhout, meihout,schelhout of boshout
temineren door ondergraving vernielentempelstuk hoekig stuk land *timptennement grondgebied v/e leenheerterbel troebelterempt «s" teermtermijn l afgebakend gebied; 2 greins, landseindeterp (Frl) kunstmatig opgeworpen en/of door
afval spontaan gegroeide verhoging, veelal indijkloos land op oude kwelderwallen ontstaan endienende als woonheuvel en vluchtplaats fegenhoge waterstanden *warf, werf, wier. wierde, woerd,stelle, waard, tarp, opdracht
terpenlandschap (Gr/Frl) weids en open land-schap waarin de boerderijen en dorpen opverhogingen (terpen) gesitueerd zijn en waarinde kavels straalsgewijs om de terp gerangschiktzijn (6-12e eeuw)
terras een tamelijk vlak gedeelte v/e landschapals onderbreking i/e helling (hoeft niet horizon-taal te zijn) tS"smeltwaterterras
terrasmuur (oneigenlijk) graftterrein grondoppervlak, stuk grond of veld in
ruime zinterrinck een zwavelachtige veensoort *darinckterritoir staats(rechts)gebiedterritorium dat deel v/h activiteitsgebied v/e dier
dat tegen individuen v dezelfde soort verdedigdwordt. Binnen een territorium overheerst deaanval, daarbuiten de vlucht
textuur (korrel)groottesamenstelling, de structuurv/h minerale bestanddeel v/d grond
tbeekoepel klein, meestal rechthoekig, zes- ofachtkantig huisje met tent-, koepel- of zadeldak,dat geplaatst is i/d hoek v/e tuin v/e buitenplaatsof groot stadshuis, ter recreatie *iusthuisje. lommer-huisje. prieel
there tieretherme plaats met een warmwaterbad, niet altijd
als natuurlijke bron "bad, cadier, keerthermiek (meteor) opstijgende warme lucht-
stroom met doorsneden v vaak enkele honder-den meters, tgv luchtzak
thermocline waterlaag met een groot tempera-tuursverval, vaak als een barrièrelaag optredendtegen watermenging door dichtheidsverschillen*spronglaag
110
thië centraal plein als openbare vegaderplaats ineen esdorp, tgv hnnk (randplem) *tieheim. tijgkote.tyhuys
tichelgat waterplas, vooral langs rivieren ontstaanagv kleiwinning voor baksteenfabncage [tichelgat< onland] "leemdobbe. kleiput •S'üntgronding
tie centraal dorpsplein van esdorpen, tgv brink(randplem)
tielgevoet lengtemaattiendakkerdorp (NBr) kerkdorp gesticht na 1000
n Chr temidden tussen oudere akkerdorpengelegen en verbonden met kerkepaden
tiendland pachtgrond waarbij 1/10 v/d oogstdiende te worden afgestaan als pachtsom a/dtiendgaarder, later door de Staat vervangenrente van 5.5%
tiendweg smalle, vaak onverharde weg evenwij-dig a/d rivierdijk op kortere afstand v/d hofste-den dan een polderkade, op te vatten als bin-nendijkse zomerkade
tienije omhe: üngtiere (Frl) droogoven *thereti-heim gerichtsplaatstij 1 stroming r'h water die voortkomt uit de
werking v eb en vloed; 2 tijdvak v ca 6 uurwaarin de zeespiegel van hoogte verandert
tijdszone met meridianen samenvallende strokenwaarin een internationaal vastgestelde tijd heerst(zönetijd); de grenzen geven de hoogste zonne-stand per vol uur; de Bilt ligt zo'n 40 minutenvan de hoogste zonnestand (zuiderzon)
tijgkote rechtshuis *tyhuys «"thii*tijhaven kleine haven waarin de schepen alleen
bij vloed kunnen komen *vloedhaventijl reeks graanschoven of gnendhouttijrivier benedenrivier waarin eb en vloed goed
merkbaar is en veelal aanleiding geeft tot door-braken buiten de oevers en kreekvorming
til (Gr Frl) vaste en oorspronkelijk houten brug-getje
timp hoekig stuk landtins hertogeli|ke rechten opgelegd aan landherentippe (Dr) driehoekig stuk land *fok. ümp. tempel-
stuktjamme (Gr) treksloot "Haan. sien @()F: lia + ame
'trekken + u ater'
tjariet (Gr) kreektjasker (Frl'Ov) eenvoudige kleine poldermolen
waarbi] de bok (met de daarop rustende- molen-as) op de wind kan worden gezet »u.indm<>ien
tjuch (Frl) deel v e gemeenschappelijk grondbezit(weidegebied) dat telkens onder de gebruikersverdeeld wordt *tuk. besprek
tocht / vrij sterke zuiging v e luchtstroom; 2kunstmatige, althans genormaliseerde waterlus-sine die water uit hein- ot kavelsloten afvoert
"medegang. trekker, zeeg; 3 groeikracht V/d grond; 4in het bos uitgekapt pad
tochtgat een door de tochtwind opengehoudenwindwak *trekgat
toe toerkamptoeg bebladerde boomtaktoegangsweg ontsluitingsweg *passagetoegebocht glooiendtoelaag bovenste bodemhorizont m veenweide-
gebieden, door slootmodder of bagger opge-bracht *toemaak
toeleg breedte v/e dijk gemeten op maaiveld-hoogte
toeleidingskanaal kanaal dat vers water aanvoertnaar andere kanalen
toemaak ; (Utr/Hld) slootbagger vermengt metstalmest of compost dat na droging en rijpingover het land werd uitgespreid *toelaag; 2 sloot-bagger gebruyikt voor vulland
toemaat het gras dat opgroeit nadat er voor deeerste maal gehooid is *etgroen. nagras
toen turntoepad pad dat de af te leggen weg bekort, veelal
een niet-publieke (eigen) weg *doorsteektoerkamp bouwland dat twee jaar tevoren gras-
land was *ioetoeristenvoorziening voor recreatie aangebrachte
grootschalige voorziening als jachthaven, cam-ping
toert torttoeslag / afdamming; 2 deel v/d marke dat om-
heind is, als bijzonder eigendomtoevaart vaart die een kortere weg maakt dan
andere vaartentoevlot overstromingtoevluchtsoord uitwijkplaats *onthoud. weerkerk.
wierde. sielle
toewater besloten water, door de vorst dichtlig-gend
togel kweek, ook voor harde oude rietstengels enwortels
tol / grensplaats waar goederencijns betaaldWordt ad gaarder 'mute. weerd. vaar. costume; 2kleine ronde schelf, bv v vlas
tolhoom slagboom met passagegeld-verschuldi-ging
tolhek bareeltolhuis gabeltoinmd (NBr) kleine grafheuvel @L tumulus. tomba
'graftongbekken langgerekte oerdalen door landijslob-
ben uitgeschuurd en langs de randen opgestuwdtongduin tongvormig duintongval uitspraak *dialect. idioomtonyhrug wiphrus;
1 1 1
toom i visrijke plek, plek waarheen de vis trektof ïha een groep dieren *aalstal; 2 harde toom:stenige ondiepte
toort torttopgras gras voor de eerste snedetopogeen veen: in zijn ontstaan afhankelijk v/d
plaatselijke gesteldheid (topografie) v/h terreintoren «"wachttorentorf 1 graszode, aardkluit; 2 turftorneel torentje, borstweringtorrent sterk stromend water, stortbeektorsch 1 (O-Nld) gras- of heidezode *piag; 2
aardkluit met wortelpoltort / uitwerpselen, mn gedroogde schape- of
koeiemest *toort. toert; 2 afval, vuilnistotenbulten (Gld) grafveldtra / open plek i' bos, als afscheiding, brandgang
of weg sleuf < tra < dreef]; 2 gang, loop of paddoor het vee platgetrapt *trade, tretse; 3 een doorhet veen aangelegd pad; 4 kaatsbaan
tragel (Zws-Vl) trekpad langs vaart *jaagpad.treilpad. lijnpad
trageldijk kadijk. leidijktralie een met een hekwerk afgezette plaatstranchee l loopgraaf *tranckijs; 2 greppeltranckijs loopgraaf *trancheetrans / a/d overzijde, danwei dwarsdoor; 2 ruim-
te die een kerk omgeeft; 3 omheiningtransect een karakteristieke lijn (dwarsdoorsnee)
of representatieve strook als hulp voor hetinventariseren v e bepaald gebied
transgressie relatieve zeespiegelstijging, positievestrandverschuiving of opdringen v/d zee
transpiratie verdamping door plantentransversaalduin «•dwarsduintrap voetspoor *prenttrappeleind «" gewendetrappenakker terrasvormige akker tegen een
heuvel gelegentravaat korte, hevige windvlaag met stortregentravalje (Zld) permanente of tijdelijke, open stal
(bij dorpsplein, paardenmarkt) waarin eenhoefsmid het paard vastzet dat hij wil beslaan*hoefstal
traverse 1 stroomgebied v/e overlaat dwars doorde velden, om verder stroomafwaarts het waterweer op de rivier te lozen *groene rivier= loopvdd; 2 verbindingsweg of tunnel; 3 wal ofverdedigingswerk loodrecht op de vuurlijnrich-ting
trecht oversteekplaats i/e rivier *drecht. tricht, veer@L: trajectum
trechter granaat-inslagkegeltrechtervormige riviermonding: estuariumtreek «srtreilpad
treilpad trekpad langs vaart *trekel. treek, tragel,jaagpad. h)npad
trek 1 grote verhuizing voor overwintering; 2voorgeschreven baan *koers; J spoor "leze
trekel (Utr) treilpadtrekgat / windwak i/h ijs; 2 hoekige plas ontstaan
door Uitvening *petgat, weertrekgras kweektrekker tochtsloottrekpad pad voor de jaagpaarden v trekschuiten
"jaagpad. treilpad. lijnpad
treksloot een door bemaling stromende ontwate-rmgssloot *tjamme
trekvaart waterweg voor trekschuiten *ioopdieptrepas / doorgang, pas *repas; 2 nauw pad; 3
marktvlektresk (Frl) driestret afstandtretdore kleine sluistretse voetspoor, wandelweg, veespoor *tradetricht trechttril veen laagveen dat op drijvende zwiep zode
rust. kenmerkend v matig voedselnjk verlan-dingsstadium (zegge) in kwelzones
troebeling vermindering v/h doorzicht v water""blondje, drobeling. dikwater. beroering, terbel
trofiegraad de mate waarin voedingsstoffenbeschikbaar zijn i/h milieu waarbij onderschei-den kunnen worden: voedselarm (oligotroof),matig voedselrijk (mesotroof), voedselnjk (eu-troof) en overbemest (hypertroof) «Veen
trog l diepzeegeul; 2 uitloper v/e lagedrukgebiedtronk afgeknotte boomstam (tronkboom = knot-
WÜg) 'stoof
trullo prehistorische ronde woning v veldkeientudergerse graasweide met vee a/h stik *tuurweidetufkrijt (Z-Lb) zachte, mergelachtige kalksteentuier stuk grond waarop men een dier laat grazentuil (Gld) bouwland (werkland) *tuyltuimeldijk dijk naast een dam en hoger dan dezetuin l afgeperkt stuk grond "volkstuin, kruidhof @G:
tün 'achteruit' «"boerentuin; 2 heining, afperking ofomtuining *vrede. glint. keube, kobe, tuun; " vlecht-werk v twijgen en palen ofwel dood hout, vglhaag (levend hout) *rijswerk, plei, veken
tuinaarde humusaarde *erfttuinbouw produktiesector v/d landbouw geken-
merkt door een zeer intensieve teelt v groente,fruit, bloembollen, bloemen of bomen *glasbouw
tuineerdgrond een kleigrond met een donkerebovengrond, >50 cm, die is opgebracht, opge-varen of opgebaggerd *hofland, hovinge
tuinhuisje glonëtte, prieeltuinkunst broderietuinwal wal v gras- en heideplaggen. meestal
onbegroeid en 1 m hoog ter afperking v/e tuin
112
in hou ta rme gebieden [balk < tuinwal < vestingwal]*tuunwoaltje. schapenwal
tuk (Ov) deel v/d gemene grond dat telkensonder de gebruikers verdeeld wordt *tjuch
tumulus ronde aarden (prehistorisch opgeworpen)grafheuvel, soms met vaste onderbouw *tommel'S'grafplaats
tunede omheinde plaatstunnel gegraven en vaak rechtlijnige onderaardse
gang, vgl grot (natuurlijk) "traverseturbine samenstel v elkaar kruisende wegen
waarbij de verticale projectie het beeld vertoontv/e schoepenrad, vgl sterrebos «knooppunt, sterne
turf (oppervlakte)brandstof v hei met de wortelsen mos, gaf minder warmte dan moer maarbrandde langer *ba?gelaar. derink. dieper, dosterd. gal,gliede. pof. runturf. sponturf. pijperturf. haardbrand.haverstro. klot. brand, schadde. leur. lever, vinke
turfaarde veenaardeturfhoofd turfkadeturfhoop zwüturfkanaal een voor de turfafvoer aangelegd
vaarwater *compagnievaart, monde. diep. wijk. praam-
gracht. moervaart
turfkade laadplaats bij turftransport over water*lent. anthooft, turfhoofd
turfsteekplaatS *veen, moer(grond), peel. turfhei, klien.binnen/buitenveen
tusculum bolvormige terreinverhogingtussengebied enclavetussenweg weg tussen een dijk en het watertuunhaag veekering die is gemaakt v palen en
dode takken, waar later meidoorns en anderestruiken spontaan zijn opgeschoten, soms zovergaande dat v/d oorspronkelijke haag niets meerte zien is
tuunvvoal (Texel) met heggen begroeide lagedijkjes als omheining v weiden •«"tuinwal
tuurweide graasland met huisvee a/h stik, voorali/h najaar om het etgroen te laten grazen •hulie-kamp
tuyl tuiltweelicht schemeringtweesprong wegsplitsing "vork. scheldetwijgwaard rijswaardtwilhout rijshouttwisk (NHld) kruispunt v twee wegen *quatrehras
@OE: wicen;twistland stuk land waarover onduidelijkheid
bestaat tav eigendomsrechten *hadd. klamdijk.klammad. kibbelslajr. kijfland. krakeelveld. -triiland.walstat
tyhuys rechtsgebouw •tijgkotc «Mi-iië
1 1 3
u
uilevlucht (lit) avondschemering, avonddonkeruitblazingskom 1 erosiegat i/d duinen, vgl wind-
kuil *del. duinbaan; 2 kom in dekzandlandschapdat vaak <2 m diep is
uitboeren grond door ondeskundig gebruik uit-putten *uitbouwen. veronzaden. reken
uitdelving *groeve. leemput. tichelgatuitdrift recht om een aantal schapen en koeien op
de markegronden te laten weidenuiterdijk / buitenste dijk; 2 (Gr) buitendijkse
onbedijkte gebieden aan zee of rivier, in N-Grna 1717 ontstaan 'voorland
uiterland buitendijks gelegen gronden @O: mar'buitenwaards'
uiterwaard buitendijkse, tussen bandijk en zo-merdijk gelegen gronden, meestal met grasbegroeid [uiterwaard < potpolder] *buitenwaard. buiten-polder, uitgors. zelling
uitgeslagen sjrond: grond die na doorbraak v/ezeedijk buitendijks is komen te liggen
uitgeveend water: *petgat. dobbeuitgors meestal met gras begroeid stuk land
gelegen tussen het zomerbed v e rivier en debandijk = voorland
uitgras buitengorsuitham landtong *nes. spikeuithoek uiterste puntje v/e land *kaap. landtonguithof bij een klooster behorend maar daarbuiten,
op het platteland gelegen hofstede *voorpost.buitenpost, grangia. eommanderij 5 -zele
uitkijk panoramapunt. ïhb wachttoren a/d kustuitland land buiten het rechtsgebieduitleg historische uitbreiding v/e stad buiten de
bestaande muren of grenzenuitlevering het verschil in hoogteligging vh
maaiveld door grondbewerking, bij een bouw-voor ca 6.5 cm door aanzakking
uitloging oplossing en afvoer v gemakkelijkoplosbare bestanddelen v/e bodem of gesteente
uitloop uit de grond ontspringend water "-uitsprong,sprank
uitmoeren uitvenenuiünonding v e rivier: *delta. estuariumuitpad pad dat naar de openbare weg leidtuitschieter rukwind die plotseling 90' van richting
verandertuitslaan uitmalen v wateruitslag uitgeslagen of buitengedijkt landuitspoelingsgat door water uitgekolkt doorbraak-
gat of diepte iha "Valput. zinkval. kolk. wiel
uitsprong een uit de grond ontspringende beek*sprank. uitloop
uitsteeksel obstructie op waterbodem i/e vaarwa-ter *struik. hecht. heft. raag
uitstrekkend oppervlakte in beslag nemenduitvang (Kempen) bivancuitwaaiingskom door winderosie ontstane laagte
*windkuil
uitwaling aardverschuiving, dijkverzakking *dijk-val. grondbraak
uitwatering afdalingeuitweling uitgraving voor zoutziederijUitwerpsel Stront [uitwerpsel < mest] *drek. poep.
grasduiker, klamaai. klamei
uitwiggen spitsvorrmg uitlopen op niets zowelvan percelen als van aardlagen
uitworp buitengedijkt landuitzicht topografisch benoemd als kijkduin, kijk-
ïn-de-pot, kiekbergum achtervoegsel bij een plaatsnaam verwijzend
naar een permanente woonplaats, tgv $ -sel
unde stromingsgolfünlan (Frl) wildernisUnger (NHld) onkruid *unjer. hermoes, kwadenaardüngetideslan (Frl) grasperceel voor hooiupstalbeam (Frl) gerechtsboom waaronder op
Pinksterdinsdag recht gesproken werd (Verbondv Friese Zeelanden) *dingboom
ür (Frl) over- of hoger gelegenurbaan steedsurie / riool; 2 mestvaalturine via de nieren afgescheiden lichaamsvocht,
dat ter bemesting v/d bodem kan worden aange-wend vgl aalt *zeik, orijn. streule. stal. mieg, ham, piescahier
urk 1 kustlangse geul; 2 uitsteeksel izv eilandurnenveld stuk grond met kleine prehistorisch
opgeworpen heuveltjes omgeven door (uitgegra-ven) greppeltjes met een verzameling lijkurnen,en bedekt door een hieruit opgeworpen heuvel-tje «3"grafplaats
utebaelge buitenwerk v/e versterkte stadusurpatie het onrechtmatig in bezit nemenutedijc buitendijks gelegen, onbedijkte grondenuut voorvoegsel in een plaatsnaam met betekenis
neder of buiten gelegenuutbranke vertakking, zijtak v/e waterstroom
114
V
vaag 1 vettigheid v/d grond mn door bemesting,groeikracht, weügheid; 2 woest, onbebouwdland
vaaggrond bodem zonder duidelijke profïelop-bouw
vaal (Z-Lb) dal, vallei @Fr: valvaalgrond / (Gld) homogene nieuw aangeslibde
riviergronden; 2 uitgeloogde gele of witte zand-bodem $ -elu
vaalg valgvaalge (Gr) buitenbuurt v verschillende dorpenvaalt / oorspronkelijk een nachtelijke stalplaats
voor vee *kraal, meshof; 2 (later) mesthoopvaam vademvaar / plaats met scheepstol; 2 valboom, hek
*varen
vaargat toegang tot de landerijen over een dami/d sloot *inru
vaarland alleen per boot bereikbaar (gras)landvaart gegraven waterweg v zo'n 6 m breedte
[schoer < vaan < kanaal] *rak. feart. schiplede
vaarwater bevaarbare geul i 'e binnenlandsewaterweg, of tussen gevaarlijke plaatsen door*zeegat. wetterstrete
vaarweg (Lb) rijwegvaat (vee)drinkput «s"vatevadem lengtemaat V 1.80 m *bras. klafter. klater, later.
vaam
vademinge draadomspansel, afrasteringvadoos water i/d bodem gedrongen regenwatervageland onbebouwde akkervak l gedeelte v/e dijk, kanaal, rivier, strand,
spoorbaan ed beschouwd tov zekere verdelingenals afstandspalen, kribben; 2 bosperceel met 10of 20-jange opstandtermijn
vakwerkbouw constructie in boerderijen metzware eiken gebinten en muren bestaande uiteikenbalken, opgevuld met twijgen en leem ofmetselwerk, vgl speklagen
val l waterval; 2 dijkval; J diepe geul (zinkval)valant duivel, boze geest «'bijgeloofvalavond avondschemering, uüevluchtvalbedde rooster «"wildroostervalde / omheinde ruimte, erf; 2 mestvaaltvalder (Lb) halfschuin staand en vanzelf dichtval-
lend klaphek op de grens van uitvalsweg entuunhaag rond dorp, ook sluitboom? *hamei
valg 1 (Frl) esachtig complex *velling; 2 (Gr)omgeploegd braakland, bouwland of zaadveld inN-Gr kleistreek
valge grote golf, baarvalgen braken, dwz herhaaldelijk licht omploegen
doch onbezaaid laten om de grond de rust tegeven en hem weer vruchtbaar te maken
vaüaat verlaatvallei breed dal, veelal rivierdal, duinkom of
laagte i/e Stuwwal @L: valles Malen'vallend tij afgaand tij, ebvalling hellingvalput diepte ontstaan uit doorbraak v/e polder-
dijk, uitspoelingsgat *wielvalschut (Ov) verticale planken stuwsluis *zijlvalstrepen verticale of schuine neerslagstrepen
a/d onderkant v wolken waarbij echter de neer-slag het aardoppervlak niet bereikt maar onder-weg verdampt *virga
valten walgenvalthe (Dr) stal, schaapskooi *volthe @0ND: vaelt
'erfvalwild wild, mn reeën die door koud, ongunstig
weer of in het verkeer omkomenvalwind sterke en vaak sterk plaatsgebonden
frequent voorkomende neerwaartse luchtstroom,tgv thermiek [luchtzak < valwind]
vangerij eendenkooi *war = vinkenbaanvangjacht jacht waarbij niet geschoten maar wild
levend of dood gevangen wordt (lange jacht)vanggreppel greppel om schadelijke dieren (mui-
zen, tnsekten, ïhb de dennesnuittor) te vangenvangpijp half gebogen pijp v/e eendenkooi waar,
tegen de wind in, eenden in worden gelokt engevangen •* eendenkooi
vangterrein terrein gereserveerd als verzamel-bekken v regenwater, voor latere waterwinningen drinkwatervoorziening
varen slagboom, hekvarkenbrink grasveld voor het weiden v varkensvarreland kalverkamp (voor stieren) •«'veestapelvasteland een grote uitgestrektheid land, zó groot
dat i/h binnenland de invloed v/d zee nauwelijksmeer te bespeuren valt •continent
vastgoed (recht) onroerend goedvastvriezen ijsverkittmgvate (Zld) openbare waterput voor het vee, ihb
een zoetwaterput aangelegd in zilte gebieden(schor) met een waterdichte kleibodem omregenwater op te sparen, aangelegd vanaf de 12eeeuw *vathe. vaat. feit «ringdobbe
vathe (Gr) openbare waterput, bovenop woonheu-vels gelegen en dikwijls naast de kerk (bluswa-terkuü) "fait, feithing, dobbe 'S"vate
vechthuus bolwerk
1 1 5
vee gecultiveerde dieren voor vlees-, ei-, huid-,wol- of melkproduktie *noot. quic
veehof boerenhoeveveek / aanspoelsel dat bij eb langs de hoogwater-
lijn op strand en dijken achterblijft *deek. get'fel.ruigte. watermerk: 2 uit de sloten opgehaalde ruiste
veekraal omheinde ruimte voor veeveemgericht (O-Nld) geheime en onofficiële
manier v reehtsspraakveen l (bodemk) grondsoort met een aandeel v/h
organisch stofgehalte >35% (zandig) tot >70%(lutumnjk moedermateriaal), waarbij de invloedv/e minerale component volledig ondergeschiktis voor de eigenschappen v/h bodemmateriaal; 2(stof) de nauwelijks vergane, dicht opeengepak-te en bruin gekleurde resten van hogere planten;J landschapstype, te onderscheiden naar ont-staanswijze: topogeen veen (agv reliëf), ombro-geen veen (overvloedige neerslag) en soligeenveen (beide v betekenis). Ook kan naar voedsel-njkdom v/h water een indeling gemaakt wordenin laagveen (eutroof of voedselnjk), moerasveen(mesotroof) en hoogveen (oligotroof of voedsel-arm) *faan, fean; 4 als achtervoegsel bij eentoponiem, verwijzend naar laat-Middeleeuws(1200-1500) ontgonnen veenmoeras $ -veen
veenbaan haechveenbreuk een doorbraak v veenmateriaal ad
rand v/e hoogveengebied of op plaatsen waardeze ontwaterd worden, en door zeer groteregenval. Ket veen stroomt dan als een breiach-tige massa weg
veenbrug prehistorische wegen v houten dwars-liggers door moerassen; deze werden vooralaangetroffen ongeveer 1 m diep i/h veen *balk-brug. knuppeldam. spang. spyk. spiek, specke. moerasbrug,stokkenbnig
veenbult *belte. kop. kat
veendijk dijk die middeleeuws bouwland of veenmoest beschermen tegen het water uit het ho-gerop gelegen kussenveen (hoogveen), vgl kade(laagveen) *hallmg
veenkluit dompveenkolonie plaats ontstaan op afgegraven hoog-
veen met een vaak zer strak planmatige vorm vaanleg
veenkoloniale grond (Gr) gecultiveerde hoog-veenbodem door vermenging van bonk met het,na het afgraven van veen blootliggende, dek-zand *dalgrond
veenkuilengebied (NO-Polder) door marieneerosie aangetast veengebied; opgevuld met zavel(Zuiderzee) en na inpoldering door klink eenonregelmatig inversiereliëf vormend
veenlens plaatseli]k i/d bodem voorkomendeingesloten veenlaag. vgl pakket
veenmeer meerstalveenmineralen organische of anorganische (vaak
ijzerhoudende) bodemmineralen die in veenvoorkomen: limoniet (bruin ijzererts), ijzeroer,sideriet (wit ijzererts, FeCO,), vivianiet (blauwijzererts, FePO4), doppleriet (homogeen zwart)
veennerf jong veenmosveen gebruikt als turf-Strooisel *bolster. bonk. grauwveen
veenpakket dikke uitgestrekte veenlaag i/d bo-dem, vgl veenlens [hotte < kiemj
veenplaats aaneengesloten oppervlakte hoogveentussen wijk en ruggeraai, ter breedte v 80-85 m,lengte 1-3 km *plaats
veenput smalle strook (9-12 voet breed) waar bijvervening wordt ontgraven *petgat
veensater bewoner v/e veen of polderveenstroom met-slibvoerende stroom die regen-
water bovenlangs een veenkussenpakket afvoert
veentie (Dr) gedeelte met open water v/e metveenpakket dichtgegroeide depressie i/h dek-zandlandschap *turfgat. koele, venneke, ven
veepestbosje boerenhakhout i/h veenweide-gebiedes'pestbosje
veergaarde (Betuwe) klein boomplantsoen vooraanleg v bosculturen en laanbeplanting
veerooster een voor het vee aangebrachte bar-rière bestaande uit een horizontaal liggendhekwerk, vaak op dijkvakken *wildrouster (natuur-reservaat)
veerpont symmetrische overzetboot over bredewateren [schouw < veerpont] *drecht. everschip. gewas,zei
veeschoor voorland met drassige bodem, vooruit-stekende punt in zee?
veerstal overzetplaats over een water, met eennaar het water aflopende weg en klein insteek-haventje als aanlegplaats [waterstoep < veerstal]*veerstoep, vergat, overveer
veestapel alle voor landbouwkundig profijt ver-zorgde dieren waarbij vaak de diernaam op dehuisweide is overgegaan: stierwei (bullekamp,varreland), jongvee land (kalfsveld. rierland. vaarsland.
pinkeland. kiesmanveld. voolwerf), trekvee (horsland.
hitland), s lachtvee (zwienkamp, hossegars. varkenbrink,
suwdobbe), en over ig hoenderkamp, metteveld)
veeschaar zekere eenheid v grondbezitveeteelt commerciële veehouderij gericht op de
daaruit verkregen produkten als wol, leer,vlees, melk, eieren *boverie
veewachter veehoeder *boeheer. waarsman, herder,scheper, segenherde. stellenaar
vegetatie half-natuurlijke of natuurlijke begroei-ing v/e bepaald gebied; de individuenmassa vplanten, in samenhang met de plaats waar zijgroeien en de rangschikking die zij uit zichzelf
1 1 6
hebben ingenomen. Als vegetatielandschap is inNld aanwezig heide, duin ed 'plantenwereld
veite (Z-Nld) zeer vruchtbaar (vet) v/d grond enwelig V plantegroei *vei = g=ii (door meststof)
veken / slagboom; 2 (VI) gevlochten omheining"horde, hekwerk
veld / open land buiten steden en dorpen; 2 (Z-Nld) akkerland; j woeste grond; 4 stadsplein
velddiefstal Stroperij *moeskopperij, eterievelderts ijzeroerveldgrond heidegrondveldhuis landhuisveldkei in zandgrond gevonden (zwerf)kei 'bai-
stien. flint. koot
veldnaam streeknaam verwijzend naar bouw- ofgrasland, woeste grond of reliëf
veldpad landwegveldschans redoute *rampaardveldspoorbaan licht en tijdelijk (smal)spoorveldwachter politie op platteland *garde. prater,
roeke
veldweg onverharde buitenwegvelg ossenwegveilingskerf (bosb) kapsnedevellingen (Frl) esachtige complex *vaigenvels rots, rokeveltdam keerdam, aarden walveltlant akkerland, bouwlandveltwijc woon- of wijkplaatsje op het veldveluwe arm, onvruchtbaar landgebied, tgv betuwe
*apenland. gees @OND: vael + ouweven / voedselarme, ondiepe zoetwaterplas op
kalkarme hogere dekzandgronden, ontstaan alseen doodijsgat pingo, danwei een tot de grond-waterspiegel uitsiestoven kom waarin zich waterheeft verzameld, of een kom met een voorwater ondoordringbare bodemlaag. Het water iszuur en oligo- tot mesotroof; 2 (NBr'Lb) eenniet-afwaterende plas i/e heidegebied 'flaas, vlaas,fles, vlas. vlies, tloos. veentie, venneke; 3 (Nld) een
door vervening ontstane plas [ven < dobbe]; 4veenland; 5 (kuststreek) gras- of weiland, itthooi- en bouwland
venatorisch de jacht betreffendvenne 1 veen(land); 2 waterig stuk land, weidevenneke (NBr) venvenneweegs lengte v/e weiland als lengtemaat,
tussen 150-250 mventweg parallelweg langs hoofdweg, bestemd
voor lokaal verkeerverband (bosb) rijenstand v aangeplante bomenverbanningsoord plaats v gerechtelijke uitwij-
zing, vgl genadeplaats •duivelseiland, echteverbindingsdam aansluitknb bij een strekdamverdamping speciaal de fase-overgang bij water
v vloeibaar naar dampvorm, het totaal van
transpiratie (vegetatie) en evaporatie (bodem-uitwaseming) *evapotranspiratie
verdedigingsstelling militaire linie waarbij vaakzoveel mogelijk gebruik is gemaakt van dekkingen camouflage in de natuurlijke omgeving*fortenrij, waterlinie, rideau. ringstelling. schanslijn
verdolven land weggegraven, verdronken ofoverstroomd land
verdronken land aan de zee prijsgegeven cul-tuurland [dil < verdronken landl
vergat vaargat, opening waar men in en uit kanvaren *veerstal, aakvlaai, insteekhaven, sellinge
vergezicht panorama 'belvédère, uitkijk
vergier boomgaard bij een kasteel *vergtvergt (Betuwe) boomgaard 'vergierverhakking militaire versperring v geveld hout
met de ineengestrengelde kruinen en takpuntennaar de vijand gekeerd en met piketpalen i/dgrond bevestigd
verhang ; helling v/e waterloop, verhoudingtussen verval en afstand; 2 opstuiving, de doorde wind veroorzaakte helling v/e waterspiegelv/e meer
verheffing plaats waar zich iets verheft *verhegingverheien uitdampen, uitdrogen v akker of veldverheling het aaneengroeien v gescheiden zand-
platen of eilandenverneveling l luchtspiegeling; 2 verschijnsel i/d
dampkring als regen, sneeuw, onweerverhevenheid plaats die uitsteekt boven zijn
omgeving 'hoogteverhoefslaging vorm v dijkbeheer waarbij onder-
houd per hoefslag werd vastgelegdverkanting dwarshelling, verhang v/e wegdek in
dwarse richting, v/d kruin tot de kant v/d rij-baan of tussen twee gegeven punten
verkavelen het in percelen delen van eultuurland,meestal door het graven v sloten
verkavelingspatroon hoofdtypen in Nld: (1)blokverkaveling met verspreide bewoning (klei-grond, kampontginning, raatakkers), (2) strook-verkaveling met geconcentreerde nederzettingen(brinkdorpen), (3)) opstrek-verkaveling (cope-ontginningen, opstrekkende heerden; weg-,streek- of dijkdorpen), (4) rationele blokverka-veling (nieuwe polders)
verkeersader grote brede verkeersweg voorsnelverkeer
verkeersknooppunt 'klaverblad, rotonde, pleinverkiezeling verkitting door siliciumzuur 'silificatieverkitting aaneenhechtmg v los materiaal door
chemische neerslag v bv CaCO-, en SiO2 inporiën
verkoling verwerking tot houtskool (géén inko-ling)
verkorting dwarskade tussen verskade en dijk
1 1 7
verlaat / schutsluisje voor de kleine scheepvaart:2 kleine uitwateringssluis lozend op binnenwater[verlaat < zijl] *belaat
verlanden dichtgroei v/e water volgens een op-volging v vegetatie. De snelheid v/h proceshangt samen met factoren als voedselrijkdom,grootte en diepte v/h water en aard v'd onder-grond. In grote lijnen zal zich een successier-eeks afspelen volgens waterplanten - riet -zegge - broekbos - veenmos
verlandingszone strook water die door planten-aroei en baggervorrmng langzaam overgaat inland
verlies onderaardse gevangerusverloop 1 geleidelijke versmalling, vermindering;
2 (zeer) hevige windvlaag met regen, onweers-achtig
verloperig onweersachtigvermaak houten heining om grasweiden, afslui-
ting, vgl glintvernauwing land- of zeestraatveronzaden een land uitputten door steeds dezelf-
de gewassen te zaaien *uitboerenverponding grondbelasting geheven volgens
kohieren die niet alleen de grootte vermelddenmaar ook de opbrengstcapaciteit trachten tebenaderen
verrejager polsstokverscharen verweidenverse grond (Zld) binnendijkse grond *verslandverse schoot (zeev) strook zoet water dat onver-
mengd een eind in zee uitloopt *schootwaterverskade tijdelijke kade van zo'n 1.5 m boven
hoogwater langs de buitenomtrek v/e te bedijkenschor of kwelder •achterkade. hoofdkade
verslagen materiaal detntusversnippering proces v kavelverkleining door
erfdeling, keuteraankoop, drieslagstelsel ofbednjfsmtensivering, tgv ruilverkaveling*gewandverkaveling
verspoelen het weggevoerd worden v verwermgs-materiaal of bodem door water dat langs eenhelling afstroomt
versterking fortificatie *stins. state. borg. wijkhuis,warnisoen. warninse
verstuiving zandverwaaiing *smvevertakking nviersplitsing *raayverval 1 hoogteverschil tussen begin en eindpunt
v/e rivier *afloop; 2 naar de top dunner worden vbomen
vervening plaats v veenontginmngverwaterplaats plaats om mosselen uit te zetten
om ze van vers water te voorzien en ze teontdoen v zand
verwering aantasting v gesteente door water.wind of ijs
verwilderen stromen v/e rivier via een onregel-matig geulpatroon
verzakking afglijding v/e dijk, grond edverzanden het verondiepen v geulen of waters;
'landen verzanden en zanden verlanden'verzilting bodemverzoutingvessem aanspoelsel langs een stroompjevest verbrede verdedigmgsgrachtveste / Stadsmuur of wal *batelgeringe. stadweringe; 2
versterkte plaats, hetzij burcht danwei stad'kasteel. Huis. burcht
vestingsstad gefortificeerde nederzetting met eenvanuit militair oogpunt doelmatige plattegrond,de ontmanteling v vestingsteden volgde na deVest ingwet 1874 [landsfort < vestingsstad] *duurstede
vestingswal aarden verdedigingswal rondom eenmilitair bouwwerk of stad om toegeschotenprojectielen te smoren *werneringe »S"aanaarding
vette dikke mest (vetteme)veur praktijknaam voor een vore of geul die
wordt gegraven om broeimest in te zetten, voortuinbouw gewassen
veursgemeen (Z-Nld) opgebrachte (bemeste enverhoogde) akkergrond in gemeenschappelijkbezit *veld. aard f*"es
vezelkool fossiele houtskoolviane straatdorp @L- via 'weg'viant duivel, boze geest «"bijgeloofviek groot dorp met een stedelijk uiterlijk; neder-
zetting v handelaren op basis v vni landverkeer*wijk. poort @L: vicus 'wijk'
viem kegelvormig stapeltje turf waar de windgoed doorheen kan blazen om de turf nog ver-der te drogen
vierendeel (Zaanstreek) viertel, landskwartier*vörrel
viermolen watermolen?vierstic stadswijk, kwartier (vierstuk?)viertel / kwart landdeel na opsplitsing «vierendeel.
vörrel; 2 stadsdeel *kwartiervijfzode (Zld) zorgdijk met een oorspronkelijke
kruinbreedte v vijf zodenvijver / klein, natuurlijk of gegraven omsloten
waterbekken mn in tuinen, oorspronkelijk omvis in te houden, later ook als deel v park- oftuinaanleg *wijer, vloeiput; 2 open plas, veenplas
villa huis naar romeins voorbeeld, gelegen i/hcentrum v/e landbouwbedrijf (grootgrondbezit),met veel bijgebouwen; als landgoed (villaerustica) of landhuis (villae urbana)
vilt met allerlei gewas en onkruid bezette endoorgroeide bovenkorst v/e stuk land
vim / hoeveelheid bossen stro, hout, rijzen ofgraan, regelmatig gestapeld op hopen; 2 lang-werpige hoop turven die te drogen staan
vinger grenspaaltje
118
vingerlijn boogvormige stuw- of schutdam *vin-gerling
vingerling 1 tijdelijke dam om daarachter eensluis aan te kunnen leggen; 2 ringvormige damvoor waterlozing, soort v duiker; j (ZHld) kade
vingerpier loodrecht op de havenkade staandepier
vinke slechte, lichte turfvinkenbaan (Hld) vlak rechthoekig lapje grond
(6x20 m) met lange zijde loodrecht o/d trekrich-ting (O-W) om mbv lokvinken en slagnettentrekkende vinken te vangen, mn 17-ise eeuw a/dkust
vinne afgesneden stuk *ookiandvinster donker, duistervintele sluisviolenboom gewone esdoorn of ahornvirga (meteor) valstreep, neerslag uit wolken die
de grond niet bereikt *valstrepenvisdijk visvijverV'iSgrond *beuggrond. toom. paaiplaatsvistrap kunstmatige stroomversnelling langs een
stuw of sluis, voor trekvissen aangelegd omdeze te kunnen passeren [aalladder < vistrap] •casca-de
visvijver kweekvijver voor visteelt *keem. piscine.visdijk. weijerd. (vivere. wiver. wuwere)
vitte handelsplein v/e Hanzestad *markt. megenvitselwerk v gevlochten tenen en leem vervaar-
digd muurwerkvivere vijvervlaag / bui, plotselinge kortstondige verheffing
v/d wind *zwede. stoddinge; 2 schutsel «"vlaakvlaai / geul i e weiland *deiling. aakvlaai; 2 stinken
v watervlaak / zandbank *viake; 2 lichte schutting v stro
of net *vlaagvlaas / (NBr) plas in hei of in bos *vlas, vlies. vlos.
fles; 2 een door bos omringde open plek, woud-dal of bosweide
vlade hoop koeiedrekvlag l samenhangende massa v vezelige gewassen
dat (ï'd zomer) een water kan bedekken enopvullen *flab; 2 heideplag of graszode *vlagge; 3zacht, zoel
vlagge afgehakte zode, plagvlak I effen en open land "evenode. plei. emmen; 2
ondiep; J met een zeer geringe helling, bijnahorizontaal
vlakgraf begraving v lijk- of crematieresten i/dbodem zonder zichtbaar monument, ïtt grafheu-vel *grafplaats
vlakte uitgestrektheid *plein. bleek, romerveldvlam (zeevlam) mist, koude nevel die plotseling
uit zee komt opzetten mn 's-avonds
vlascultuur (O- en Z-Nld) akkerbouwgewas alsgrondstof voor linnen (textiel); ingezaaid op dehogere gedeelten v/d groengronden, in juligetrokken en aan bossen gebonden, 8-10 dagenrottend i/d sloot, dan uitgespreid, gedroogd,gerepeld, gebracht, gehekeld en geschoond omtenslotte gesorteerd te worden op vlas, hede,middelhede en stathakke
vlasveld *knottenbelt. reutakker, hekelblok. lijnbaanvledder moerassige streek, veelal als grasland
gebruikt *fleddervlei vlies op een wateroppervlakvlek verzameling v huizen, in straten afgedeeld,
soms een zeer klein bewoond oord waarvanenkele in 1809 alsnog stadsrechten kregen [dorp< vlek < stad] *gehucht
vleken (O-Nld) twijgbrug of hor *spikke. veken, horvlenkinge schittering, schijnselvletgrond grond tbv aard- en dijkwerkvletzode schorzodevlichdijc verlaten dijk *bout, nollevliedberg (Zld) kunstmatige heuvel (lO-l2e eeuw)
als ondergrond voor een mottekasteel, later ookals veevluchtheuvel bij overstroming gebruikt*vliedheuvel. stelle, werve
vliedheuvel vliedbergvliegerij jacht met roofvogelsvliegveld opstijg- en landingsterrein voor lucht-
vaartverkeer *landingsstrip. luchthavenvliegzand stuifzandvlier moerassige grond met een veenlaag erop
*moerasveen. broekland
vlies 1 zeer dun laagje *blets. film; 2 (NBr) veen-plasje *vlaas; 3 begroeiing *vioes
vliet / gegraven watergang in veenweidegebiedtussen polderwatenng en stroompjes of rivier,vroeger zelf afwaterende beek maar later moes-ten ze bemalen worden *wateriossing. slaak; 2kreek in getijdegebied; 3 stroom of breed water
vlieter geul waarin het water sterk stroomt,vooral bij zeegaten
vlietland land gelegen tussen boezem en de boe-zemkaden, dat bij hoge waterstand onder loopt•druipland. boezemland
vlietveen nog ongerijpt, slap veenvlije (ZW-Nld) kreek of geulvlik (NBr/Lb) heidezode *vlinkvlintroke flint, steenblok(rots)vloed l stroming v water iha: waterloop, rivier
*watergolf. opganc. oke @Gt: flodus 'stroom'; 2 per iode
v/h getij waarin de waterspiegel stijgt. Devloedstroom hoeft niet precies met de periodetussen hoog- en laagwater samen te vallen *was
vloedbranding golf met een steil front v over-schuimend water die vaak met donderend ge-weld over de gehele breedte bepaalde vloed-
1 1 9
mondingen binnendringt en zich stroomopwaartsuitbreid: ze ontstaat vanuit gewoon getij en ishet sterkst bij hoog getij i/e vrij ondiepe, trech-tervormige riviermonding *waterwals. bore
vloeddrempel verhoging v'd zeebodem v'e openzeearm om het binnenwater gedeeltelijk tekunnen beheersen
vloedgolf 1 getijdegolf bij de ingang v diepebaaien of riviermonden; 2 zeer snelle en langeenkelvoudige zeegolf, meestal agv onderzeeseaardbevingen *drukwater
vloedgraaf (Z-Lb) gegraven sloot om regenwaterop een beek af te voeren ""gracht, grubbe
vloedhaven haven waar men alleen tijdens vloedkan binnenvaren *tijhaven
vloedmerk spoor dat door de vloed in z'n hoog-ste stand op het strand wordt achtergelaten *veek
vloedschaar geul waardoor de vloed stroomt inestuaria (riviermondingen) of wadgebieden
vioeiput buitendijkse oesterput, gemaakt op hetbij eb droogvallend slik
vioeiveld terrein dat van tijd tot tijd bevloeidwordt, mn met (afval)water dat vruchtbaar slibbevat
vloeiweide laaggelegen delen v beekdalen dieperiodiek onder water werden gezet
vloer terrein, veldvloes het (nog) wortelvaste gewas dat op de
aardkorst groeit *stoppelweide. vlies ^begroeiingvlonder / slootplank als los houten bruggetje *bat.
nis, vondel, zijltje. waterribbe; 2 waterstoep, aanleg-steiger
vlook ondiep v water *vfootvloos kleine plas, ven «"v-laasvloot vlookvlot drijvende massa v biezen of andere water-
planten in water v voldoende diepgangvlotgras alg benaming voor langs de oevers v
binnenwateren groeiende grassen waarvan dehalmen op het water drijven
vlottinge stroming *strumevlotwal lage oever, dras of onder water liggende
wal v graslandviuchtheuvel opgeworpen heuvel als toevluchts-
oord bij watersnood (terp, werf. stelle, hille) of bijoorlog (motte)
vluehthuisje op zandbank staand huisje waar menbij opkomend water in kan vluchten
vluchtweg *pijp. dop. vort. aachte. hagedochtevlugzand drijfzand of stuifzandvochtigheid toestand v/d lucht voorzover het de
daarin aanwezige waterdamp betreft, te onder-scheiden naar absolute (aanwezig) en relatievevochtigheid (mogelijk bij die bepaalde tempera-turen) *wet, doon. waterigheid
vochtopstijging opslag
voddeweer slecht weervoerakker gedeelte v/e wildbaan waar voer
gstrooid wordt voor bijvoering v/h wildvoetelink dijkvoet, berm 'aveiingvoetgetert voetpadvoetpad smal weggetje *steg, voetgetert. gaweg, trade.
tretse
voetschrap spoor, voetstap *iesevoetzand los rul loopzandvogelgras kweekvogelkooy (Hld) vangplaats voor trekvogels, mn
wilde eenden (vgl vinkenbaan), later werd denaam vervangen door «"eendenkooi. blauwgoedkooi
vogelwater spartelplas voor watervogels *gaal,ganzenkuil, ganzenorgel. quakjeswater, vogelenzang, wed.zwanenwater
vogelweide onontgonnen hoogveenvolbed maximale waterbreedte v bedijkte rivieren
*koningsstroom
volgerland land v geringe kwaliteit, kwam nareservering v/h hoofdland (afgeleid v ambachts-gevolg), tgv hootland *egalement
volk grote cultureel gebonden groep waarvan desaamhorigheid kan berusten op afstamming,taal, historische lotsverbondenheid of een com-binatie van deze
volksburcht eenvoudig verdedigingswerk v aar-den wallen, door (onbekende?) volksstammenopgeworpen
volksspraak dialect *boers, patteis, platvolthe (Ov) stal. schaapskooi *valthevolzee het peil v/h hoogste getij, vroeger als
standaardpeü gebruiktvondel vlonder, vondervonder 1 (O-Nld) klein houten voetbruggetje;
planken met evt een leumng *vondel, vlonder, steg.stap. balk; 2 strandwachter
voolwerf veulenkamp «"veestapelVOOr greppel *vore. rioolvoorburg versterkt buitenwerk of poort v'e kas-
teel of stad, burchtvoorde ondiepe, soms ook ondiep gemaakte
plaats i/e rivier of beek met glooiende dammenals doorwaadbare plaats op hogere zandgrond*gewas. wadde =drecht
voorduin duinvoet langs het strand *strandloperS'zeereep
voorend dat einde v/d akker waar de voren uitlo-pen
vooretten een stuk hooiland dat als weilandgebruikt wordt wanneer i/h voorjaar een tekortaan gras is
voorgemaal strijkgemaal dat ook bij gewoonhoogwater in werking blijft
voorgras eerste snede v/h hooilandvoorgronden (Zld) slikken
1 2 0
voorhof / neerhof; 2 voorplein v/e kerk *parvijs.paradijs
voorhoofd (landb) het niet-doorgreppeld gedeeltev/e stuk land dat doorloopt langs het hoofd vverschillende akkers
voorhout klein bos vóór een groterevoorland 1 in zee vooruitstekend deel v/h vaste-
land; 2 buitendijks land, alg voor gors, uiter-waard; 3 grensland
voorling 1 afstandsmaat = 208 m; 2 oppervlakte-maat, akkermaat v «1/2 morgen
vooroever voorste, bij laagwater droogvallenddeel V/e oever ""voorgronden
voorslag perceel land dat na ontginning werdtoegewezen a/e grondheer of landsheer
voorst (Ov/Gld) een a/h algemeen gebruik ont-trokken (bos/struik)land als geprivileerd jacht-terrein *banbos, achte. vorst, vroonhot @L: forestis'gereserveerd bos'
voorstad buiten de veste v versterkte stedengestichte woonoorden (met buitenwachters),vaak i/h schootsveld gelegen en zeer onstrate-gisch waardoor versterkingen vaak kort nadien .buitenwaarts verlegd moesten worden, vglnieuwstad
voorteken (meteor) indicatie voor weersomslag"boekel. duivelswolkje. osseoog. vuiltje, weergal. weers-hoofd, zwavelregen
voorterrein het binnen een zekere straal gelegenterrein voor een militaire stelling met bv verbodv stenen opbouw
voorwenning voorste akkerstuk (kopstuk) alwaarde ploeg gekeerd werd, tgv achterwenning'S'wenning
voorwerk bij een landgoed of klooster behorendeboerdenj
vore ploeggroef *voor. rioolvork splitsing v/e rivier, weg of spoor •scheide,
tweesprong, vertakking
vormingsstation (VI) rangeerterreinvormzand (Achterhoek) leem gebruikt voor
vormen i/e ijzergietenjvörrel (Dr) viersplitsing of kwartdeel v landerijen
*viertel. vierendeel
vorsche door een zeedijk omringt landvorst 1 weerstoestand waarbij de temperatuur
onder het vriespunt is, in kwantiteit en kwaliteitafhankelijk v/d geografische ligging v/d land-streek. In Nld spreekt men v lichte vorst (mini-mumtemp 0-5°C), matige vorst (-5 tot -n°C),van strenge vorst (-11 tot -15°C) en zeer strengevorst bij nog lagere minimum-temperaturen; 2bosterrein «"voorst
vorstdag (meteor) dag waarbij de temperatuurgedurende het gehele etmaal <0°C blijft
vorster boswachter
vorstlijst (bosb) herhaalde overgroeiing v/e vorst-scheur
vorstwig een door bodembevriezing ontstanescheur (door snelle krimp v/d grond bij grotetemperatuurdaling tot -20 °C) en met later inge-vallen sediment opgevuld
vort 1 vluchtweg; 2 verrot, bedorven *vortenisse; 3doorwaadbare plaats "voorde
vot boksvougel wilgvouweer (Lb) afsluiting (draaiboom) v/e dorps-
weg op de grens v/d bebouwde kom *barrier,gaar. hamei. valder, veken
voy l weg, pad, gang; 2 reisweg *fooyevrang konijneholvrecht (Lb) oppervlaktemaat als deel of stuk v/e
grotervree (Dr) omsluiting v/e stuk grond, landschei-
ding of afrastering *vrede, bichtvreding haag, heiningvrie landerijen die niet aan bepaalde verplichtin-
gen onderworpen zijnvrije 1 boezem: niet a/e maalpeil gebonden; 2
polder: (Zld) met-calamiteuze poldervrijburg toevluchtsoord, wijkplaats, schuilplaats,
vrijplaatsvrijdagskamp duivelslandvrijdom rechtsgebied v/e vrije stad *vrije, vrijplaatsvrijheid (NBr handelsplaatsje, marktvlekvrijhof vrije boerderij •meierijvrijland land vrij v heerlijke lasten, tgv vroon-
land *fréalan (Frl)vrijmad etgroenvrijtgers afgesloten weiland *kampvrijthof omheinde plaats of binnenhof, soms als
kerkhof of wandelpleinvring draaibaar hek op een dam *wringvroenhof (Lb) landgoed v/e heer *vroonhofvroonland 1 (Hld) met heerlijke rechten be-
zwaard land; 2 (Zld) land dat vrij bedijkt was,niet schatplichtig land, thans zoveel als onbe-bouwd, woest land
vroonhof landgoed v/e heer *heerenhof, ndderhofstad.sadelhofstad. zolenweert
vroonte (NBr) grondpachtsysteemvroonwater (ZHld) viswater toebehorend a/e heer
en vrijgesteld v dijklasten en belastingenvrouwentongen esp, ratelpopuliervruchtbaar land bodem met weelderige planten-
groei of voor bodemculture voedsel- of minera-lenrijke grond, van nature (klei) *vetland. baatland.geipland. hietland, danwei opgebracht (bemest)*vaaggrond. drekmaat. skarneherne, bingakker. geilpol.mette. gonst
vruchtlant vruchtbaar landvruchteboom grove den
1 2 1
vuilakker land met veel onkruid *peelandvuilbank grote heuvelachtige stortplaats voor
huisvuil die met grond wordt toebedekt enwaarop gras en struiken wordt geplant
vuilnisbelt een (oude) met aan regelgeving ge-bonden plaats voor afvalstort *stortplaats
vuiltje dreigend slecht weer «"voortekenvulland / land dat met toegevoegde aarde opge-
hoogd werd *inhalina. schrede: 2 land met waterge-schot, tgv wanland
vunt bron(gebied), kwelgebied *stroet, rijtvurenzicht zo helder zicht dat men de lichten v
vuurtorens kan zienvuur 1 brand; 2 ronde stapel turf (6000-9000 stuks)vuurboet vuurbaak als kustlichtvuursteenmijn (Z-Lb) primitieve schachtbouw
voor winning v concretionaire kiezelzuur(gehalte aan SiO2 >95%) voor vuistbijlen. Demijnbouw floreerde ca 4000 v Chr en had plaatsin zacht kalksteen met vuursteengehalten v zo'n9%;
vuurtoren kustbaken voor scheepvaart [vuurboet <vuurtoren] *kape. kustlicht
1 2 2
w
waadplaats doorwaadbare kruisplaats v/e wegmet een Stroompje *gewas, voorde, wad. drecht
waag 1 plek met stilstaand water, moeraspoel; 2bewogen water, hoge golven of vloed, hogegolf, stroom; 3 schandpaal
waai 1 door een dijkbreuk ontstane kolk of plas*waay 'S'wiel; 2 kuil door zandafgraving
waaiduin laag walachtig opgestoven duintypedirect achter uitblazingskommen gelegen, kanbij verdere ontwikkeling overgaan i/e parabool-duin [waaiduin < paraboolduin] *walduin
waaiboom scheef gegroeide boom door eenoverheersende windrichting
waaier half-convexe vorm v afzettingen, bvspoelzandwaaier, zandkegelwaaier
waaigat windhoekwaakboede wachthuisjewaakhoogte hoogte die een dijk moet hebben om
het buitenwater te kunnen kerenwaal 1 diepe waterkolk bij dijkdoorbraken ont-
staan, veelal ontstaan door ijsgang of stroom-rug/kreekrug-kruising met kwel «sfwiei; 2 metpalen omgeven ruimte waarbinnen schepen i/ezeehaven rustig kunnen liggen; 3 kuil of gat inde weg
waar l grasorkaantje, windwerveltje; 2 (Gr)versperring i/h water, vergelijkbaar met zijl @G:warja; j (O-Nld) erf; 4 aandeel i/d marke •waar-deel
waard 1 omdijkt land in rivierengebied *weerd @G:waritha 'door water omspoeld land'; 2 in of aan hetwater gelegen land *griend. buitenwaard. uiterwaard;3 zandplaat in vml Zuiderzee; 4 woonhoogte*wierd. woerd, weerd
waarde ; land a/e rivier *werder, beemd; 2 slagveld,kampplaats *wijkstat. walstat; 3 wachttoren (waar-der); 4 wilg
waardeel aandeel v/e markegenoot i/d cultuur-grond v/e marke *sehaar
waardhout hout dat op de waarden groeit, mnschiet- en amandelwilgen
waardijk (Zld) *inlaagdijk, zorgdijkwaardland laaggelegen buitendijks land, mn met
gras of waardhout begroeidwaar(d)schap naam v heemraden in Drechter-
land, (voor 1864) *warskipwaarsman man die het vee op de uiterwaard
bewaakt, veewachterwaas 1 nevelsluier; 2 zode; J de begroeide aard-
korst *groenweerde. gorzing
waasambacht rechtsgebied v/e waasschout, eensoort dijkgraaf
wabberpoel vijver (eendenkooi?)wachtelboom jeneverbes *aaiten. wakerwachten (VI) hoeden v veewachthuis *abri. doft. gariet, kortegaard. goeboek. mor-
tier, mute. waakboedewachtsloot waterleiding tussen een watermolen
en boezemwater, tgv achterwater (tov watermo-len)
wachttoren Uitkijk *belfort. gariet, koerhuiswad 1 buitendijkse getijdegronden tussen vaste
wal en eilanden (bij laagwater droogvallend)*slikgrond, plaatgrond; 2 doorwaadbare plaats «wad-de, voorde, drecht, ondiep, gewas; J moeras- of meer-afzetting die vnl uit gehydrateerde MnO bestaat
waddenkust slibrijke getijdekust *hafwade 1 (Ov) dijkdoorbraak tot beneden de grond-
waterstand; 2 waterpoel; 3 kolk, diepte v/hwater
wagenberg rangeerheuvel bij spoorwegverkeer"•rangeerterrein
wagenborch een uit aaneenverbonden wagenssamengestelde verschansing *biokkade
wagenloop landmaatwagenrede ; district v/e kerspel; 2 district met
Zijl- of dijkrechten *waasambachtwagenslag *wagenspoor, wielspoor, trek. lezewagenspoor karrespoor *leze, tra, wagenslagwak / plaats waar een overigens dicht gevroren
water nog open ligt of slechts met een heel dunlaagje ijs is bedekt *woene; 2 kwakkel winter-weer, vochtig en nat
Wakel jeneverbes *aalten. wachtelboomwak(k)erdijk zeedijk onmiddelijk langs het water
of eerste waterkerende dijk, tgv slaperdijkwal 1 vaste land, tgv eiland; 2 langgerekte rug,
meestal v zand en/of grind, itt dijk (klei); 3modder uit een geschoonde sloot die over hetland wordt uitgespreid; 4 waterkant *oever, boord,ka; 5 muur, gemetselde waterkering
walburcht burcht die alleen uit een rondlopendewal bestaat
walduin dwarsduin met een steile achterzijde eneen flauw front
walgracht ringgracht v/e kasteelwaling kentering v/h getijwalm 1 dikke vette damp of rook *domp, swadem,
swalm; 2 damp, stoomwalmak takkeboswalmen licht deinen, bv strepen trekkend achter
een obstakel i/h kroeswalmolen hoog type bovenkruier als industriemo-
len gebruikt *stellingmolen o-windmolenwalsloot (Peel) klemsloot
1 2 3
walstat 1 slagveld, kampplaats *wijkstat; 2 (O-Nld)stuk grond waarover een geschil bestaat *krakeel-veld, strijland. Iwistland
walstoep stoep ad waterkant voor vatenspoelenwaltuun stenen omheiningwamen modder doen opwellen, oa van getij
gezegdwandelgang *allee. boulevard, corso, dreef. laan. pier.
spaceerstede. warande
wandelende maden regeling bij grasgronden inonverdeeld gemeen eigendom waarbij elk jaareen volgend perceel toegewezen wordt
wang 1 (O-Nld) kade langs een wetering; 2 flau-we helling of glooiing als rand langs het water*bakke, wenge. wingel
wanke zijvveg, afslagwanland schotvrij land, tgv vullandwant 1 oppervlaktemaat voor een landstuk v 120
m lengte en wissende breedte: 2 akker (14 m), 3akker (21 m), 4 akker (28 m) *zylewam; 2 (wand)afscheiding v landerijen, aanwijzing v grenzen
wantij plaats in zee waar de vloedstromen elkaaropheffen; er ontstaat een zone met stilstaandrijzend en dalend water en vormt de plaats waarhet fijnste sediment (kleirijk) bezinkt
wanweer onweerwanzel onbewoonbaarwapeldrenking plas, poelwar 1 kunstmatig verlegde plaats i/e waterloop
waarheen dieren (mn vis en eenden) geloktworden en waar de netten of fuiken zijn uitgezet•were; 2 (Frl) laaggelegen strook weiland
warande / (NBr) bosgebied dat niet tot de ge-meenschappelijke dorpsgebieden behoorde*achte. banvorst. sonderholt. foreest; 2 jachtterreinwaar (na 1300) konijnen beschermd gehoudenworden; J parkachtig bos, wandeldreef
ware (O-Nld) recht op een aandeel i/h onverdeel-de veld «"gewaarde
warf l (Gr) woonhoogte *werf; 2 (geol) de sedi-mentlagen waaruit deze hoogte is opgebouwd; 3vergaderplaats of gerechtsplaats *werf
warisoen versterking, fortwarme bron bron waarvan de temperatuur hoger
is dan de gemiddelde jaartemperatuur v/d lucht*therme
warmoezeniersland tuinland met groente enmoeskruid •goorns
warmtefront voorste begrenzing v warme lucht-stroming, meestal voorafgegaan door een vaakhonderden kms brede neerslagzone, vooralwanneer er een groot temperatuurverschil tussenbeide luchtsoorten heerst. Bij passage v/e warm-tefront stijgt de temperatuur, ruimt de wind. deregen wordt minder of houdt op en de barome-terdaling wordt kleiner
warneringe versterking, sterktewarre stoep, uitstekende hoofd in waterwarskip (Frl) waardschapwarven dunne fluvioglaciale afzettingslaagjes die
successievelijk afwisselend 's-zomers en 's-winters werden gevormd (waarin de seizoensge-bonden sedimentlast en sedimentatiesnelheidweerspiegeld wordt)
was aanzwelling, rijzing of stijging v'd water-stand *opgang. vloed
wase I (Frl) slijkmodder; 2 graszode; 3 land datbij laag water droog ligt (waas)
wasem zichtbare damp v uitwaseming, vochtwaskolk meertje op heide waarin men schapen
wast *slai. volte
waskool bruinkool met veel harswastina (VI) woeste veldgebieden, wilderniswaterboom afsluitboom voor een water *statboom,
spaak, staver
waterdijk dijk zonder voorland *schaardijkwateren 1 (zeev) uit het oog verliezen door de
aardkromming; 2 dieren laten drenkenwaterfilm uiterst dun waterlaagje *bietswatergang grote gegraven waterloop i/e polder of
andersinds vergraven watering [sloot < watergang< kanaal] "opvaart, aamsloot. vliet
watergarf watersprong waarbij de waterstralenschoofvorrmg opstijgen
watergat / uitgespoelde holte onder de wortels vbomen; 2 modderpoel
waterhoos wervelstorm boven een wateropper-vlak waar bij voldoende kracht via de slurfwater kan worden opgezogen en elders aanlei-ding kan geven tot stortbuien. In vgl met wind-hozen (boven land) zijn waterhozen vaak kort-durend en minder krachtig
waterhuishouding complex v verschijnselen diebetrekking hebben op het opnemen en afgeven vwater door de bodem en op de berging en hettransport v water erin; onderdeel v/d hydrologiev/h landschap
watering 1 wetering; 2 (Zld) grote polders zonderbinnendijken, soms ook naam v zo'n water-schap zelf
waterkant oever *marijn, strand, schorewaterkeel zeeëngtewaterkering civiel-technische constructie ter
beheersing v/d waterstand of-stroming: dam,dijk i ivenhoofd *wende, oudaen
waterki en (geohydr) laag water tussen anderepakkeS:;n, mn tussen laagveen en modderveen
waterlaat sluistochtwaterling (NHld) brede wateringwaterlinie een militaire verdedigingslinie met
ïnudatiezoneswaterloop «"watertje
1 2 4
waterlossing een zelfstromende, gegraven afvoer-sloot mn in hoogveengebied, vgl wetering (laag-veen) *raai. graaf, sleup. slak. riool, voots. slisse. vliet.gracht, rinne, caniel
waterlucht vakken v open water die nog buitenhet gezichtsveld liggen en door hun mindereweerkaatsing v/h licht een donkere tekening ophet wolkendek geven, vgl ijsblink
watermolen een door waterkracht aangedrevenmolen, tgv poldermolen (windmolen) *waterrad-molen. getijdemolen. korn
watermolen-water *maalbeek. omvloed, onderbeek.onderslag, kelle, molenkolk. molenvliet
waternaam hydromem waarvan de oudste zijnopgebouwd uit voor-Germaanse éénstammigewoorden als ambra (water), araa (stromen), var(water) en apa (water) (aar. abben. amna, eem. $ -epe), later Germaanse stam als ahwa (water) (aa,ee. ie. y. die), vroeg-Middeleeuwse samengesteldewoorden en vaak als achtervoegsels ( 5-ing, -1),en tenslotte meerlettergrepige namen uit deMiddeleeuwse ontginrungsfase, ook weer vaakals achtervoegsel ( $ -beek. -lee. -meer. -vliet)
waterpasmerk *monnik, pegelwaterpeil hoogte tov een referentiepeil-, bv NAP
*opzetpeil. pegel, volzee. stempelpeil
waterrem (Lb) poelwaterribbe slootplank *v!onder. postwaterschap bestuurslichaam dat het beheer v/h
oppervlakte i/e gebied al taak heeft *schepperij.heemraad, dijkring, wegschap, dijkgraafschap, watering,zijlvest. zuiveringsschap
waterscheiding grens v/e stroomgebied of afwa-teringsgebied 'draagplaats
watersnood overstroming of vloed waarbij scha-de aan eigendommen of mensenlevens ontstaat
watersprong / fontein; 2 plotselinge chaos enverheffing v/d waterspiegel agv een veranderdstromingsregiem
waterstandsfluctuatie verzamelnaam v alleperiodieke en a-periodieke verschijnselen dieaanleiding geven tot veranderingen i/d water-stand, vgl tekening *getij. opwaaiïng. buihaling.moerzee. zeebeer
watertje klein stroompje *dusse. dwamnge. gamei.kanjel. slinge, waver. worm «"kreek
waterval plaats waar het water v/e rivier ofbeekje v/e bepaalde hoogte of helling naarbeneden stort, in Nld slechts kunstmatig aange-legd in sloten (stuw) en tuinen (cataract) *stort
watervlak blaakwaver kronkelbeek •wormwauw (zeev) gunstig zijn v/d windwed / een met palen afgezette plaats i/e stads-
gracht of -singel, rivier of plas, die dienst doetals paardenwaadplaats *wad. gewas; 2 ondiepte i/erivier geschikt als drenkplaats voor mn paarden
•wette, wedde; 3 met rietmatten afgezette en dooropgaand houtgewas omgeven plas i/e eenden-kooi *kooiplas
wedde l (Gr) achtervoegsel bij een plaatsnaamverwijzend naar voormalig woud 5 -wedde; 2(ZHld) drinkplaats
wede 1 achtervoegsel bij een plaatsnaam, verwij-zend naar voormalig bos 5 -wede «"woud; 2kreupelhout, struikgewas
wedeme schenking a/e kerk of klooster, vooralbestaande uit vaste goederen, tgv godhelp •pasto-rie, klokslag, kosterstuk •S'weem
wee weideweegsloot sloot waarin schuiten v/d wal af met
een boom kunnen worden voortgeduwd(wegen), vgl trekvaart
weegt een v garden gevlochten en daarna metleem bestreken wand v/e landhut (liemen), vglplakwerk
weekhout zacht hout, als sparre-, linde-, wilge-en populierehout
weel (ZW-Nld) wielweem pastorie *wedemeweer i strook onbemest groenland tussen twee
parallelle sloten i/h veenweidelandschap (vaakter breedte v 40 a 60 m en 113 m ofwel 30 roe-den diep *cope. koop; 2 (Frl/Dr) al de landerijendie tussen twee sloten liggen *kaveling, slag; 3alles wat dient om te weren of verdedigen: wal,muur, haag, dam, bastion; 4 atmosferischegesteldheid, gekenmerkt door temperatuur,vochtigheid, wind, bewolking, neerslag, zonne-schijn, zicht en luchtdruk; 5 onweer: bliksem
weerd ; omdijkt riviereiland *werder. word, worth; 2(water)tolhuis?
weergal (zeev) benaming voor rode wolkjes alsvoorteken voor buiïg weer «"voorteken
weerkerk kerk die tevens als sterkte en toe-vluchtsoord diende
weerlicht licht v/e verre bliksemflits *zeebrand,zoelte
weernisse versterking, versterkt puntweerschijn terugkaatsing v opvallend licht i/e
andere tint dan die. v/h diffuse licht, vgl ijsblink*scheem
weershoofd stukje regenboog v 20' als teken vslecht weer of hoog tij «"voorteken
weersloot kavelslootweerstandsnest kleine militaire veldstclling als
een geconcentreerd verdedigingspunt *egelstellingweesje prieeltjeweg smalle strook grond bestemd voor verkeer,
soms nog slechts als relict i/h landschap aanwe-zig na verval [pad < weg] "heirweg, hessenweg,heelweg. hanzeweg, koningsweg, heerbaan. poepenpad.trekweg. jaagpad, kruisweg, kerkweg, schaapsdrift, zoek-
1 2 5
weg. lijkweg. üendweg. rijksweg, autosnelweg, vaarweg(Lb). dreef, traai. slag. gaag. menne. gouw. wegeling,leideweg. rote. iboye
wegelage hinderlaag *abukewegeling (Zld) landweggetje *zoekwegwegschap waterschap dat vnl of alleen belast
wordt met de zorg v wegenwegsloot / bermsloot *sidelsloot: 2 (Zaanstreek)
gracht als enige verkeersaderwegsplitsing vork, kruispuntwegzoom boskant. bermwehe heiligdom *wijhe @G. wihaweidacker een stuk weilandweide / een oppervlakte cultuurland benut voor
veeteelt, die of zeer overwegend bedekt is metgrassen, of met een mengsel v grassen en vlin-derbloemigen *weiland. graasland. wee. weidacker @G:winjó; 2 Wilg
weider veehoeder, herderweidestreek *greidhoek. swichte, zwaagweide veld grasland, weiland, etland, angerweidgraaf gracht of sloot om een stadsweidewei(d)man jagerweier Vijver *weijerd @L: vivarium 'visvijverweiland graasland voor vee [weiland < zwaagj
*fmne. fen. maat, dricht. preitweiier de bij een hof behorende landenweiver (NHld) rij huizen buiten de bebouwde
kom v/e dorpwel 1 grondwaterspiegel, gewone hoogtestand v/h
grondwater; 2 opwellingsput met stijgwater totop het terreinhoogte *welle, bobbel, opbullinge,opsiedinge. oprispe
weigat gat i/h ijs waardoor water opkomtweliegront wilgengors "bontje, wijtschaat, wilgenpaschwelle l (Zld) welput; 2 kant v/e bevaarbare rivier
waar schepen liggen om gelost en geladen teworden *wal, kade. waterkant, oever; 3 drijfzand
welput artesische bron aan te treffen i/e gegravenput, voor drinkwater *bornepit
welsloot sloot waarin moerasgas of warm wateropborrelt
welving glooiing 'zadelwelzand fijn zand met veel water *drijfeand. guizandwendakker / spits toelopende plaats op een akker
waar dieren en werktuigen het meest verkeren(meest een kopeinde) en waar de grond dienten-gevolge vaster is; 2 kromakker
wende waterkenngwendelmeere omringende zee *baardzeewending bocht, omzwaai, keer, draaiingwenge (Gld) afhellend land *wangwenhok stallingsruimte voor (tamme) lokeenden
*makkehok ^eendenkooi
wenning akkerdeel wat als keerplaats ve ploegafwijkt v/d regelmatige rechte voren *trappeleind.aehterwenning. voorwenning
wengen graslandwenteling (Ut) varkenspoelwepel stilstaand waterwerder riviereiland *weerd @OFwere warwerf / woonhoogte in de vorm v/e vrij steile
platte kegel *warf, wierde. huisterp; 2 onbebouwderuimte rondom een woning «erf, heem; 3 stapel-kade langs een stadsgracht *ide; 4 buurt(schap);5 scheepsbouwplaats; 6 waterwilg
werfkelder kluiswerfmuur kaaimuurwerhuus sterkte, kasteelweringe rechtsgebied met banrecht *banlokewerk / een i/h land aangelegde constructie; ves-
tingswerk, dijkwerk; 2 vlechtwerk om vis tevangen
werkerdijk waterkerende dijk, tgv slaperdijkwerneringe wal, versterkingwerpiand aan- of opgeworpen land *aanwerp.
opwerp ^Pantwerp
werve (Zld) kunstmatig aangelegde woonheuvel•hil
werveling stromende draaien (turbulentie in waterof lucht) *heft, grasorkaantje
wervelwind zeer snel draaiende en opstijgendewind, een draaikolk i/e luchtstroom *onderstont,onderstunt. cycloon
wese wezewesten hemelstreek, kompas- of windrichtingwet vochtig, waterigwetering 1 vergraven ontginningssloot in laag-
veengebied met (oorspronkelijk) een zekerverval, dienend als grote afvoersloot; 2 gegra-ven water als hoofdsloot i/e polder, loodrechtstaande op een vliet *tochtsloot, slaak, sloe, schutsloot
wette veedrenkplaats *wedwetterstrete (Frl) vaarwaterweze (O-Nld) gras-, wei- of hooiland *(wese, wiese,
wisch. wiske), wirre @OND: wisa
wezenland «s-armekinderlandwichelarij intuïtief veldspeurwerk *boetinge
«"bijgeloofwideham waterland, laaglandwiede (Frl) wijde izv grote watervlaktewiege l overlommerde laan 'berceau; 2 gewelf,
riool *wulftwiek ; sloot; 2 (Ov) wijkwiel een aan één v beide zijden v/e dijk gelegen
meertje dat is ontstaan bij een dijkdoorbraak.Het dichten v/d dijk vond plaats voor (vaak) ofachter (zelden) het wiel (resp binnengedijkte enbuitengedijkte wielen), afhankelijk v/d omstan-digheden *braak. brekken, gat. jet. jit, kolk, sas. waai,waal. waay. weel. wijert
wielen (Frl) plassen i/h laagveengebied
126
wieling draaikolk op plaats waar twee verschil-lende stroomrichtingen op elkaar botsen
wielslag wagenspoorwieltje (NBr'Lb) meertje i/d heiwiep ineengevlochten bos rijshout, met tenen
banden tot een bundel samengebondenwier een door water omringt stuk landwierde (Gr) kunstmatig opgeworpen kleihoogte
als woon- of vluchtheuvel, kleiner doch steilerdan een terp (sedert 300 v Chr tot 1100 n Chr)*werd @G: wèr 'hoogte'
wierdijk (Wieringen) wierriemwiering hooikadewierriem oude zeedijk langs de vroegere noorde-
lijke Zuiderzee waarbij voor de verdediging v/hbeloop zeewier gebruikt werd
wiers(el) walletje v uit twee zwadden bijeenge-harkte half-droge stro *zweel. tril
wierwaard waterzoom met wiergroei; komt vnature voor wanneer het water <2.5 m diep is
wiese wezewigert (Z-Lb) wijngaard «-wingerdwijde (NW-Ov) uitgeveende en door golfslag
vergrote plas, ïtt 'enge' (kanaal) *wiedewijer(d) 1 (Gld) vijverpias, ïhb een voorraadbasin
voor sprengwater , bovenstrooms v watermo-lens op de Veluwe «"molenkolk; 2 (Dr) drenkkuilvoor vee *dobbe. pollen, pel
wijert (W-Gld) wielwijhe heiligdom >a*wehewijk l stadskwartier of vestigingsplaats langs de
rand V/e Stad *buurt. beis, hert. buorren. bon. espel; 2verwijzend naar handelsnederzetting «s"viek; 5zijvaart in veenderijen voor turfafvoer en ont-watering; op vaste afstanden van 160 a 200 mvan elkaar gegraven en 3-7 m breed, om detransportafstand v/d turf tot het schip te mini-maliseren *vaarr, 4 bocht, inham v/e waterloop;5 weg
wijkhuis / versterking aangebracht aan stadsmu-ren, kastelen; 2 blokhut
wijkplaats / toevluchtsoord *retraite; 2 bochtwaarin een rivier zich verbreedt «zwaaikom(kanaal); 3 kleine baai *wik
wijkstat slagveld, oorlogsterrein *walstatwijngaard (Lb) *wigert. wingerdwijstgrond (NBr) nat en venig bodemtype lig-
gend bovenaan een breuklijntrap, met ïjzeroer-banken die aanleiding geven tot waterstagnatie(pseudogley)
wijtschaat teenwilgbosje *bontje. wilgenpasch. welie-gront
wijven oude- sneeuwvlokkenwik kleine zeebocht, kleine baai *wijkwikinge dijkbreuk *schelgat. sleetboord
wild 1 onstuimig; 2 natuur in oorspronkelijkestaat: niet-gefokte dieren en geen veredeldeplanten *gaudine
wildakker stuk grond i/e jachtgebied dat bezaaidwordt terwille v voeding v/h wild
wildbaan afgeperkt stuk grond i/e gebied metwild, waar dit verzorgd en aangekweekt wordtvoor latere jacht
wildernis ongecultiveerd land *woestenij, bijsterveld,ruigoord. driest, ongediede, wastina, kempen
wildgang jachtterreinwildgraaf greppel langs een wildwalwildkansel houten, op hoge poten staand obser-
vatiehutje i/d vrije natuurwildschut jachtopzienerwildvrede *s>wildwalwildwal (NO-Nld) lage opgeworpen wal met
meidoorn, uit de oertijd; soms werd op dezewal wacht gehouden of vuur gestoken om hetgrote wild te weren v/h bouwland *wiidvrede,hagedoarn (Frl)
wilg *rens, tronkboom, vougel. waarde, weide, werf
wilgenpasch lage gronden begroeid met slechtegrassen en knotwilgen *bontje, weliegront, wijtschaat
willer (Lb) dorp @L viliaewin weilandwind horizontale stroming v/d lucht over de
aarde die ontstaat door luchtdrukverschillen i/datmosfeer. Wind wordt veelal gekenmerkt doorbuiïgheid dwz zowel in snelheid als richtingkomen voortdurend schommelingen voor [wind< luchtcirculatie] "hare, bies S"windstoot
windafzettingen sedimentpakket door het medi-um wind afgezet, gekenmerkt door een zeergoede sortering van matglanzende korrels, teonderscheiden naar pakket (loss, dekzand. stuifzand)danwei naar vorm (duinen)
windbekken een door uitwaaiïng ontstane groteuitholling in zandgrond
windbreker heg ter beschutting tegen scherpewind v/e ander gewas of plantsoen, bollenvelded
windgat 1 een door de wind veroorzaakt gat ofijswak; 2 tochtgat, windbaan
windgolf golf ontstaan door windstoten en dewrijving v ,'d lucht over het water
windhoos kleine wervelwind op het land metopzuigende werking [grasorkaantje < windhoos <wervelwind] *onderstont, onderstunt Whoos
windkam scherpe kant v/e windkeiwindkanter zwerfsteen waaraan zandstormen
glanzende vlakken, gescheiden door duidelijkeribben, hebben geslepen *windkei
windkuil een door uitblazing (deflatie) ontstanekuil in droge grond [duinbaan < windkuil < del]
12 7
windlak matte glans op de gladde zijde v/e wind-kei
windmantel (bosb) met hout beplante wal terbescherming v'e daar achter gelegen terrein*schutmantel. windsingel. windvang
windmolen een door wmdkracht aangedrevenmolen (tgv watermolen), vanaf de 13e eeuw inNld gebouwd, veelal als poldermolen en latervoor industriële doeleinden *beltmolen, bovenkruier,monniksmolen. muont. paltrok. poldermolen. spinnekop.standaardmolen. stellingmolen. tjasker. torenmolen. walmo-len. wipwatermolen
windschaduw luwte, lijzijdewindschifting regelmatige kleine veranderingen
i/d windrichtingwindslag stormschadewindstilte loente, loontewindstoot plotselinge verheffing v/d wmdkracht
*buis. vlaag. pof. stoddinge. zwedewindstuwing verhoging v/d waterspiegel oiv
wind, op vlakke kusten en in inhammen*opwaaiïng
windtoename horrelwindvaan relatief dunne vaanachtige, niet altijd
scherp begrensde zandophopmgen achter duide-lijke zandbronnen of hindernissen [windvaan <lijduin] *zandtong
wingel (Gr) afhellend land *wangwingerd (Z-Lb) wijngaard *wigertwinhof pachthoeve *winnewinkel / binnenhoek v land; 2 ingesloten stuk
land; 3 hoeksteenwinne 1 weiland: 2 winhof. boerderij «pachthoeve.
neerhot*winplaats een in produktie zijnde winplaats v
delfstoffen (groeve) of grondstoffen (waterbek-ken, pompput)
winsch scheef, schuinwinterbed het stroomdal v/e rivier voor zover het
bij de hoogste waterstanden met water gevuldwordt *zomedand. koningsstroom
winterijs ijs op zee van minstens 20 cm dikte enin één seizoen ontstaan
wipmolen (Hld) poldermolen uit 15e eeuw waar-bij een scheprad water opwipte [spinnekop <wipmolen] •STwindmolen
wipstrik (Ov) gerechtsplaats met een galgwirre (Lb) weidewisch (Gld) weiland *wirre, wiske @OND: wischewisenen 1 (WFrl) kaden, omdijken; 2 de langs
een omdijk lopende sloot of wateringwiske (Frl) lage weidegrondwisse takkebos, brandhoutwissel 1 jaarlijks v gebruiker wisselend land
(wandelend land) "besprek; 2 vast paadje waar-langs wild v/e leger naar weide- of drinkplaatsgaat [wissel < slijlpaadje]
witsenboer bosboer @wide: hout. boswitveen oud-veenmosveen, tav zwartveen "bolsterwiver vijverwoddelboer boer met wei- en hooiland *groenboerwoeling kolking v waterwoelkleisleuf dwarsgoot over het weiland, vaak
zo'n 20 m uiteen en 1-2 m breed, waar devruchtbare klei vanonder een veenlaag naarboven werd gebracht (sinds 1800), waarop menjarenlang gewassen kon verbouwen zonderverdere bemesting toe te passen
woene (O-Nld bijt i/h ijs, wak "loemewoerd 1 laaggelegen, omdijkt stuk grond *waard; 2
opgeworpen verhoging als woon- of vluchtheu-vel *pol, wierde; 3 (Dr) oudste gedeelte v/e es,groepsgewijs voorkomende huiskampen, relatiefdicht bij elkaar gelegen en vaak na 1000 n Chrontstaan (mv: woerden) *huiskamp
woese derriewoeste grond natuurterreinwoestenij l ongecultiveerd land, wilde streek,
onbewoonbaar *kempen, ongediede, enichte, wildernis@L wastina; 2 verlaten boerennederzetting
woestijnzand zeer fijne rode stofzanden dievanuit de Sahara zijn aangevoerd en sporadischzelfs Nld bereiken
wold achtervoegsel bij een plaatsnaam, verwij-zend naar voormalig bos op lagere, vochtigegrond «"woud
wolf (zeev, lit) draaikolkwolfskuil sloot of kuil a/h eind v/e park, laan of
tuin om de toegang te beletten zonder het uit-zicht te belemmeren, vgl 'anti-tankgracht'(stadion) *vos;,egat
wolft wuiftwolk een zichtbare verzameling v uiterst kleine
water- of ijsdeeltjes, meestal in geringe matevermengd met rook- of stofdeeltjes (condesatie-kernen). Men onderscheidt 4 wolkenformatieswelke op haar beurt onderverdeeld worden in 10wolkengeslachten *aambeeld. kapok, zwerk, parelmoer-wolk, palliumwolk
wolkbreuk plasregen waarbij binnen 2 uur >30mm regen valt
wolkenisse kring v nevelenwoonheuvel kunstmatig opgeworpen verhoging
vooral tegen waterdreiging *pol. terp, wart; wierde,woerd, werf, werve. motte
woonplaats plaats v nederzetting "stelle, zate. galeye.sedel. haardstede, heemstede
woonwijk stadskwartier voor bewoningword weerdworm kronkelbeekje *waver @G: wunna 'vloeien'worp / aangewassen land; 2 plaats waar visnetten
werden uitgeworpenworth weerd
1 2 8
woud (W-Nld) moeraswildernis v els, wilg enbeuk als ontoegankelijk bos, later na ontginningtot akkerland (dat tot weiland verviel) als ach-tervoegsel overgedragen op plaatsnamen 5 -wold. -woud ""bosschage, merwe (moeraswoud)
woudeerdgrond kleigrond met een dikke, zeerdonkere bovengrond (overblijfsel v/e voormali-ge veenbedekking) op een stevige ondergrond
woudturf turf v vergaan hout en wortelrestenwoudveen hoogveentype met veel kienhoutwouterblok rolsteenwraak drift, afdrijvenwrachten omheinen, insluitenwrang (jag) vosseleger of complex v ondergrond-
se holen of gangen v konijnen *bouwwrase zodewratsteen druipsteenwrechte afsluiting of omheining v/e weiland of
een erf *wrochtewrijfpaal paal waaraan weidevee zich kan wrij-
venwring draaibaar hek op een dam *vringwrochte (O-Nld) omheining *wrechtewuift gewelf, voorhof *wolftwuwere vijver
1 2 9
zaadstok (bosb) grove den van zo'n 1.80 mzaagkuil (Dr) komvormige depressie (van 12 tot
2 m diep), op brinken uitgegraven voor houtza-gerij *zeegkoele
zaagselpad strooisel v versnipperd hout op loop-paden geworpen (tegen opgroei?), geschikt voorrecreatie-doeleinden en wildobservatie (geluids-werend)
zaaidijke (Zld) oud dijkrestant, veelal met zaveli-ge structuur waarop akkerbouw plaatsvindt *bout
zaaipan ondiep onderwaterperceel voor oester-kweek
zaal achtervoegsel bij een plaatsnaam verwijzendnaar een (voormalig) frankisch herenhuis @Fk:sale
zaat 1 bed door een schip i/d modder gemaakt*zelling; 2 grondslag v/e dijk *zool
zabber stofregenzadel 1 opwelving of opbolling; 2 (tekt) rug v
plooü'ng i/e aardlaag; 3 (geomorf) plaatselijkeverlaging i/e heuvelrij of tussen twee bergen*pas
zak 1 luwe landhoek (uitstulpsel); 2 daling i/eweg gevolgt door een stijging
zakking verzamelnaam v alle grondmechamscheprocessen waarbij bodemverdichting optreedt:krimp (door vochtonttrekking of evapotranspiratie),inklinking of ontwatering (door eigen gewicht),zetting of compactie {door externe belasting), oxida-tie V veenJagen (door afbraak v organisch materiaal),aanzakking (door hernieuwde korrelstapeling)
zakland laaggelegen land waarheen het (opper-vlakkig) water v/d omgevende landen zakt endaardoor altijd vochtig of drassig is
zakwater / regenwater dat door de losse bodemtot op een harde laag zakt; 2 overtollig waterdat naar laaggelegen land zakt
zand sedimentkorrel (meestal van SiO,) of tex-tuurfractie v 200-2000 \xm
zandaanwinning grondwinrung langs het strandzandachtig mul, rulzandbaan een met zand aangelegde weg (16-17e
eeuw) in veengebieden voor turfafvoer metpaard en wagen, weerszijden voorzien v/egreppel. Als het veen in een bepaalde strookwas vergraafd verlegde men de weg, zodat naverloop van tijd een stelsel v evenwijdig aanelkaar lopende zandbanen ontstond *veenbaan
zandbank ondiepte of verhevenheid v zand op debodem v d rivier, meer of zee (onder het niveau
v gemiddeld laagwater gelegen) [ribbel < bank <plaat] *baar. buitenbank. hompel, vlaak ö" opwas
zandeiland begroeide zandplaat i/e rivierzanderij zandgroeve of zandgat (vooral i/d dui-
nen) *zandwinning. griendinge. sandingezandige plek of grondzone: blik, heibaanzandgolf plaatselijke verhoging i/e nvierbed door
aangevoerd zand, ondieptezandgrond minerale bodem met een organisch
stofgehalte <io% en lutum <8%, al naar gelangde bijmenging met süt worden lemige zandenonderscheiden *gnent, melm
zandkreek zandige. ondiepe kreekzandoer harde grondlaag, gevormd door aaneen-
kitting v zand, ijzer en humusstoffen *humuszand-steen
zandpaal constructie bij fundering waarbij eerstpalen geslagen worden en vervolgens uitgetrok-ken waarna het gat met zand wordt opgevuld.Op deze wijze kan de waterspanning i/d grondontlast worden als er van boven door opbouween druk op wordt uitgeoefend
zandplaat zandige ondiepte dat boven gemiddeldhoogwater ligt [bank < plaat < eiland] *balg. blik.bol. hors. pook •*"opwas
zandpook (ZHld) zandplaatzandril langgerekte zandplaat i/e rivierzandtong «s-windvaanzandvang inrichting (uitgraving) om het door de
stroom meegevoerde zandlast af te vangenzandverstuiving het geheel v/e onbegroeide
vlakte met locaal verstoven en opgehoopt zand,ontstaan door te intensief kappen, branden,plaggen, beweiden of door opspuiting, alwaarzand door de wind verstuifd (hoog dynamischsedimentatiemilieu). De minimale windkrachtbenodigd voor verstuiving is zo'n 5 m/s *zandstu-ve
zandstuve (Ov) zandverstuivingzandvlakte *klep. zandzee (lit)zandweg onverharde wegzandwinning afgraving «zanderijzandzee / drijfzand aan zee; 2 (lit) zandvlaktezate / havenzate: bij eb droogvallend gedeelte v/e
haven, langs de beschoeiïng of bekledingsmuur*getijdezoom; 2 havezate: landgoed, hoeve
zavel grondsoort bestaande uit een mengsel vanklei en zo'n 60-80% zand
zebra-effect effect v vlekken dat bij slechteverlichting op het asfalt ontstaat
zee de samenhangende zoutwatermassa die hetvaste land omstroomt en waarin in mindere ofsterkere mate horizontale en verticale waterbe-wegingen te onderkennen zijn (turbulentie,golven, getijden) @G: saiwi; 2 golf, baar
zee-arm lanae smalle inham v/d zee in land *braas
1 3 0
zeebank zandbank *haak. kat, rifzeebeer plotselinge, tijdelijke stijging of daling
v/d zeespiegel veroorzaakt door trekkendedrukstoten op zee of onderzeese aardbeving,staat niet in verband met het getij
zeebek versterking v/h natte beloop v/e dijk doortalud met geringere helling
zeebOCht inham *golf, boezem, haaizeeboezem ondiepe ver landinwaarts reikende
inham V/d zee [baai < boezem < golf] *schootzeebrand weerlicht zonder donderzeebreker dijk of pier voor de ingang v/e baai
om daarachter een veilige rede te vormenzeedamp damp die vanuit zee opstijgt en zich
over land verspreid, gewoonlijk bij helderzonnig weer tegen de middag of avond *zeeviam
zeedijk sterke waterkering op een gestreefdeDeltahoogte, tegen de zee en langs de beneden-rivieren opgeworpen, met een bescherming v/hbeloop met bazaltblokken of krammat *slijkdijk:
slikkerdijk. wierriem. rietdijk. paaldijk, zeewering, middel-dijk, meeldijk. seburch. meeredijk
zeedrift aangespoelde voorwerpen uit zee *strand-,vond
zeeëngte nauwe doorgang tussen twee kusten'zeestraat, nauw. sond. waterkee!
zeeg afvoersloot v polderwater *tochtsloot. zeekzeegang l golftoestand v/d zee veroorzaakt door
ter plaatse en i/d omgeving heersende wind(golf- en windveld vallen samen). Kenmerkendzijn onregelmatige, korte golven met scherpekammen en schuimvorming, dit itt deining•kattepootje (flauwe zeegang); 2 instroming v zeewa-ter, hoge zee
zeegat l brede en diepe geul die ver het landindringt of eilanden scheidt danwei de open zeein verbinding brengt met een binnenzee; 2(scheepv) toegang v/e haven tot de open zee
zeegkoele (Dr) zaagkuilzeegolf beweging v/h zeewater met een min of
meer periodiek karakter, zowel kleinschalig(baar) als grootschalig (getijde)
zeehoofd stenen pier in zee 1 tegen kustafslag*haard; 2 als aanlegplaats "-havenhoofd
zeeijs ijs die ontstaat tgv bevriezing v zeewater(ca -1,9°C) waarbij vrijwel watervrije ijskristal-len ontstaan, met zoutgehalten v 0,51%, relatievedichtheid 0.92%
zeekat ondiepte, droogte in zee *bank. vlaakzeek (Neder-Betuwe) poldersloot gevoedt door
kwelwater v/d hogerop gelegen waarden *zeiving,zeeg
zeeklei 1 mariene, kleirijke afzetting met veel Mgen Na a/h adsorptie-complex; 2 (grondstof)vruchtbare grondsoort door het hoge gehalte aanoverblijfselen v dieren en planten, vooral v
kiezel uit schalen v infusiediertjes, en ook dooruitwerpselen v wadpieren (Arenicola manna)
zeeklimaat kustklimaat met een sterk gematigdtemperatuur-regiem, relatief hoge graad v be-wolking en hoge vochtigheid
zeelichting zeevonk *melkzeezeeloper buitenste duinenrij langs de kust *strand-
loper, zeereepzeem (Gr) brede strook biesland langs een sloot
@OND: sém 'bies'
zeemarche kuststreekzeemijl afstandsmaat ter zee ter lengte v 1 meri-
diaanminuut, dwz 1851,85 mzeemist mist die ontstaat i/e warme vochtige
luchtstroom boven koud water, danwei i/ekoude luchtstroom boven warm water
zeenevel *zeedamp. zeevlam, zeerookzeeniveau hoogte v/h effen gedacht zee-oppervlak
tov een horizontaal standaardvlak, gehanteerdals referentiehoogte op wereldschaal
zeepolder polder ontstaan door bedijking v rijpeschorren, kwelders of gorzen (dwz waar zichdmv plantenwortels bodemprofiel-ontwikkelingin gang heeft gezet
zeereep duinenrij onmiddellijk langs het strandgelegen *voorduin, strandloper. zeeloper
zeerook bepaald soort mist die ontstaat als zeerkoude lucht over minder koud water stroomt.De onstabiliteit i/d onderste luchtlagen laatdaarin kleine convectieve stromingen ontstaanwaann het uit zee verdampte water condenseert.De mist strekt zich niet uit tot grote hoogteomdat ze daar verdampt. De zee krijgt doorzeerook een rokend uiterlijk (arctische zeerook)
zeeschuim het door turbulentie (branding) opge-klopte zeezout op het strand
zeespiegel referentieniveau op zee, het vlakzonder golven, vgl maaiveld (land). De huidigenjzing v/d zeespiegel aan de Nederlandse kustbedraagt ca 5 tot 10 cm/eeuw, vnl door bodem-daling
zeestraat smal gedeelte v/e zee dat twee groterezeeën met elkaar verbindt, met dikwijls sterkestromingen (getijverschillen, watertoevoer doorrivieren) *kanaal, sont, zeeëngte
zeestrange strandzeestroom de grootschalige horizontale bewe-
gingsrichting v/h zeewater, opgewekt door dewind (driftstroom) of door drukverschillen i/hwater (gradiëntstroom)
zeet oevers v/e kooiplas als rustplaats v lokeen-den i/e eendenkooi, strook grond voor de riet-schermen *saad, sating. zete, zeting, gezete
zeevang strandvondzeevlam snel vanuit zee opkomende koude mist
die vaak nauwelijks tot de duinen reikt *zeedamp
1 3 1
zeevonk schijnsel veroorzaakt door het, vooralbij warm weer, in grote getale voorkomen vmicro-organismen *zeeüehting
zeewater water v d zee met de volgende karakte-ristieken: een normaal zoutgehalte 3.2-3.8%,dichtheid (15°C) 1.026, vriespunt -1.9°C, voort-plantingssnelheid v/h geluid ca 1500 m/s
zeewering kunstwerk of natuurlijke formatie dielaag gelegen landgedeelten tegen overstromingbeschermd (momenteel tot Deltahoogte ver-hoogd)
zeewind aanduiding v/e landwaartse gerichtewind (overdag) a d kust door een sterke dage-lijkse gang v/d temperatuur, aanleiding gevendtot aanspoelsel *aanlandige wind «'micro-klimaat
zeezand 1 (mineral) glauconiet-bevattend zand*groenzand; 2 door golfslag sterk afgerond enveelal fijn zand, geschikt voor opspuitingenmaar niet als bouwgrondstof
zefier koele, zachte westenwindzegelaarde een kleihoudende soort aardezeik / stofregen; 2 urine, vgl aalt *gier, miegzeiving (Neder-Betuwe) een dwars op de hoofd-
stroom staande poldersloot of wetering, vglzeek
zele achtervoegsel bij een plaatsnaam, verwijzendnaar een (uit)hof voor vee, met een tijdelijkkarakter $ -sel
zelg (Lb) éénderde v/h dorpsareaal dat aaneenge-sloten volgens het gereglementeerd drieslagstel-sel bewerkt werd *slag
zeik (Zld) afvalbergen v zoute as die geprodu-ceerd werden bij selnering *asvaalt. asstaal
zeiling 1 bed door een schip i/d modder getrok-ken *zaat: 2 langs de Hollandse IJssel benamingvoor ondiepe stroken grond langs de riviertussen vaargeul en dijk 'uiterwaard?; 3 insteekha-ventje «'sellinge
zemelregen stofregenzeng (zeev) plotselinge en kortstondige verheffing
v/d heersende wind *vlaagzenit toppunt v/d hemel (precies verticaal boven
de waarnemer gelegen), pool v/d horizon*schedelpunt
zerk 1 deksteen op een graf *sarcsteen; 2 (mijnb)benaming voor een gesteentebank i/h dak dieneigt tot instorten en dus gevaar oplevert
zestel oppervlaktemaat (zestendeel), landmaat v~ l 6 morgen of bunder
zet 1 brug die toegang geeft tot bouw- of wei-land; 2 (Frl) veerpont
zetboer (Gr) boer die voor de eigenaar het be-drijf Uitoefent "meier, huurcerter. kastelein
zetel stand- of verblijfplaatszethaag overgebleven strook i/e veneend gebied
•haech
zetstee plaats waar eikehout geschild wordt «stel-ling
zetting helling langs het water i/e eendenkooiwaarop de eenden graag zitten *zeet. saat
zetveld terrein bij hoogveen-ontginning waaropde natte turven worden gezet om te drogen, vglzetwal (laagveenontginning)
zetwal smalle strook grond tussen veenplassen,ofwel een legakker i/e laagveen-ontginning dieis opgehoogd door terugstorting v/d voor turfbe-reiding ongeschikte bovengrond *legakker. ribbe,stripe
zicht 1 kijkafstand of Uitzicht *afkenning, panorama,verte; 2 het verstrooiend vermogen v/d atmosfeeri/h zichtbare deel v/h lichtspectrum dat vrijwelgeheel door aanwezige stofdeeltjes, ijskristalle-tjes en waterdruppeltjes bepaald wordt
ziederij «"zoutziederijziel 1 (Ov) zijl; 2 (NBr) soort v scheepvaart-
aquaduct, tgv heulzijdewende / een loodrecht op de stroomrichting
van de rivier aangelegde dijk, bovenstroomsvan het te beschermen gebied *meem; 2 dwars-dijk tusen twee polders, vgl achterkade *zijkade,sidelinge
zijkade zijdewendezijkanaal in hoogveen-ontginningen aftakking v/h
diep *mondezijkschuim niet-vlokkig rivierschuim, bij was-
send water (opkomst v/d vloed)zijl 1 waterlozing of afloop voor water; 2 uitwate-
nngssluis op buitenwater, tevens als schutsluis[verlaat < zijl] *ziel
zijltje los bruggetje v twee of drie planken •vlon-der, vonder, vondel
zijlvest (Gr) een op zee lozend waterschap, on-derverdeeld in scheppenjen en deze weer inzijlleden of zijlrechten. De zijlrichter was deontvanger v/d zijlschot (waterschapslasten)*zijlvestenj 'S"waterschap
zijp 1 wetering, afwatering; 2 zeer smal slootje inboezemland (greppel) *siepsloot
zijsleuf uitgehouwen smal dwarspad i/e boszijsloot scheidingsslootzijtak rivierarm, nevenspoorzij weer dwarsweg, traverse *wankezilt zoutachtigzilverzand heel fijn zuiver kwartszand met een
laag ijzergehalte en daardoor spierwit, bruik-baar voor glasfabricage *kristalzand
zink / inzinking v/h terrein, lage grond *zonk.sigat; 2 afhelling
zinken (bosb) wijze v bodembewerking waarbijde bovenste onder de tweede grondlaag ge-bracht wordt en tevens de derde is losgemaakt
1 3 2
zinker buis (bv water- of gasleiding) onder eenwaterloop doorvoerend, veelal 1/2 m diep i/dbedding; buis tot gemeenschap v/h water tussenkanalen en sloten onder dammen en dijken
zinking laagte *dullaard. dollard, dolagezinkstuk njshout-constructie die door ballast v
stenen tot zinken wordt gebracht als bodem- ofoeverbescherming
zinkval 1 diepe geul in kustwater *val; 2 (lit)onpeilbare diepte *abisgronde. slond, zwalk
zittert sitterdzodde (Utr) overgebleven restant v/e legakker
^rietzodde
zode 1 sterk doorwortelde en daardoor samenhan-gende aardlaag met veelal een dikte v 5 cm eneen organisch stofgehalte tussen 8-15% (i/ddiepte sterk aflopend), a/h oppervlak v grasland(vgl tegenstelling met bouwvoor op akkerland);2 afsteeksel *lipzode. zwaarde, staartzode, likzode, plag,zudde. belte. torsch. vlifc, waas, wrase @G: satha
zodiakaallicht zelden zichtbare zwakke kegelvor-mige lichtschijn i/h begin v/d lente en i/d herfstvoor zonsopgang en na zonsondergang i/dstreek v/d dierenriem (interplanetaire stof- enelectronenwolkën tussen zon en aarde) •oppositie-licht **" schijnsel
zoei 1 (Kempen) meertje i/d heide *zijp, fonteintje,wieltje; 2 (NBr) mestvocht
zoekweg (Zld) klein onverhard binnenweggetjevan de kreekrug doodlopend i/d poelgrond•wegering, aardgat
zoel l plaatselijke ondiepe waterkom @G: sula; 2aangenaam en warm zacht weer, de tijd v/h jaarin aanmerking genomen
zoelte het weerlichten zonder donderzoet water water met een zoutgehalte <0,01%
(NaCl)ZOetwaterbekken *spaarbekken, drinkwaterbassin,
reservoirzoetwaterzak voorraad aan zoet grondwater i/h
duinengebied v Nld, 'drijvende' op diepergelegen brak/zout grondwater (aanwending voordrinkwater)
zog wervelig gebied achter een lichaam i/e stro-ming, waarin de stroomsnelheid lager is dan diev/d ongestoorde stroming
zoldertje laag drassig land waar het vee met depoten als het ware doorzakt: papieren zolder
zolenweert hoofdhof, heerenhof *soolwerezomer jaargetijde gekenmerkt door maximale
lichtinval en vruchtvorming bij plantenzomerbed laagwaterbedding v/e rivier, in Nld
normaal slechts alleen i/d zomer bestroomdzomerdag (meteor) dag waarop de maximum-
temperatuur tot >20°C oplooptZOITierdijk *griendkade
zomeren naoogsten *sangenzomerland land dat slechts met een zomerdijk
tegen het buitenwater beveiligd wordt *uiterwaardzomerpeil hoogtestand v/h polderpeil tijdens de
zomermaanden (hoger dan i/d winter), in engerezin het door de overheid vastgesteld polderpeil,te handhaven gedurende een bepaalde tijd i/dwinter «-pegelmolen
zomervagen zomervalgenzomervalgen het braak' laten liggen v bouwland
gedurende een zomer om het door ploegen eneggen te zuiveren v onkruid *zomervagen, zomervo-ren
zomervlaag zomerse buizomervoren zomervalgenzomerweg zandweg door laag gelegen land die
's-winters niet begaanbaar iszomp moeras, draslandzompvaart (Twente) schoksgewijs bevaren v/d
(eigenlijk te) kleine beekjes door telkens eendam op te werpen en na opstuwing v/h waterdoor te steken, waarna men snel enige honder-den meters af kon leggen "dammen
zone gebiedsstrook met speciale kenmerken, diezich echter niet volgens een scherpe scheidings-lijn laat begrenzen *belt, gordel
zonk 1 ondiepe laagte tussen heuvels; 2 laagte ofzakking i/h veld
zonneharp in duidelijk afgescheiden bundelswaargenomen zonnestraling, zoals die zich vaakbij op- of ondergaande zon in bossen voordoet*blik
zonneleer vrij erfgoed •allodiumzonneschijn 1 (meteor) grootheid, uitgedrukt i/h
aantal uren dat de zon schijnt (dwz niet achterde wolken schuil gaat); 2 percentage v/d tijdwaarin de zon boven de horizon staat, dat zijschijnt. De Bilt meet jaarlijks gemiddeld injanuari 22%, in juni 45% en in juli 40%
zonnewijzer primitief (statisch) instrument terbepaling v/d tijd mbv zonnestralen *gnomon,herdersuurwerk, tijdring
zonshoogte de boog gemeten langs de verticalecirkel, vanaf de horizon tot de plaats die de zondaarboven inneemt
zool grond waarop een dijk rustZOOm buitenrand *kant, berm, boord @G: saumazzoor droog, dorzoper stroming i/h zeewater tussen banken even-
wijdig a/h strandzorgdijk dijk veiligheidshalve aangelegd achter
een zwakke zeewering *inlaagdijk, vijfeodezout mineraal bestanddeel, meestal mbt NaCl van
zeewater of voor plantengroei belangrijke bo-demzouten (Ca-, Mg- en K-verbindingen)
zout(afval) berg zeik
1 3 3
zoutgrond (Zld) zoete moeren die men bedijkteen uitveende om er zelzout uit te bereiden*hoeier. sellant. spadeland. uitweling
zoutmoer stof dat bi| zoutzieden overblijftzouttong een zich als een tong vertonende stroom
zoutwater die zich landinwaarts onder het zoeteof brakke water uitbreidt agv getijdewerking inestuana of na het schutten door een zeesluis
ZOlltwinning *ziederij. selnering, cornecoten. soutsodenzoutwinningshuis winningsplaats v keukenzout,
door kunstmatige uitkristallisatie v zout bronwa-ter (brem) *gradeerhuis. zoutkeet. panneringe, kermekot.kerrekot
zucht 1 (bodemk) geblokkeerde bodemrijpingdoor een slechte ontwatering v zware kleigrond:2 trekking v/e luchtstroom *tocht
zudde 1 (Dr) heideplag; 2 netzudde, strook netdie een landstuk omgeeft
zudse suddertzuiden hemelstreek, wind- of kompasrichtingzuiderzon maximale zonshoogte tijdens het mid-
daguur, door tijdszonering meestal niet samen-vallend met volle uren, in de Bilt wordt dezebereikt op 12.40 uur
zuidtij vloedgolf die bezuiden Engeland om doorhet Kanaal i/d Noordzee komt en die voor deHollandse kust verantwoordelijk is voor hetgetij
zuigkuil (zeev) soort v draaikolkzuil optisch verschijnsel i/d atmosfeer idvv een
verticale witte band v licht boven en/of onderde zon of maan
zuin geulzuip (Gr Dr) moerasgrondzuipersgat poelzuivere kust zonder zandbanken of klippenzuiveringsschap waterschapzulle drempel *zuizumpel moeras *sompzuur (Gr/Dr) moerasgrondzuwe (ZHld) smalle weg door een polder of
looppad door een moeras [zuwe < knuppelweg]*doorgang. slochter. tra
züwstal varkensstalzwaaikom verbrede plaats i/h kanaal waar sche-
pen kunnen wenden «"wijkpiaatszwaag (Frl) weidestreek of weiland *swichte @OF:
swagzwaar 1 weer: stormweer; 2 grond: vette of
kleinjke grond die moeilijk te bewerken is*haaft, spier; 3 zee: met hooggaande golven *gaal
zwaarde / graszode; 2 de begroeide aardkorstzwaardleen (recht v -) i/h feodaal erfrecht een
leen dat alleen aan mannelijke afstammelingenkon overgaan, tgv spilleleen (vrl)
zwaartegolf watergolf waarbij de voortplantingvnl door de zwaartekracht wordt veroorzaakt
zwad(de) / de gehele opbrengst v/e hooiland; 2richel afgemaaid gras, ookwel de kale strooktussen de richels *gezwaai; 2 strook geploegdland
zwadegenoot aangrenzende landeigenaarzwalk draaikolk, afgrond *siondezwalp overslaande golf *gulpzwaluwstaart (vestingb) zeker buitenwerk «papen-
kop
zwamp 1 moeraseiland met bos; 2 kreekzwanendrift heerlijk recht v omgrachting v grote
boerderijen, waarna het een slotje, begravenhofstad of schrans genoemd werd
zwans (Lb) staartstuk v landzwartgras onkruid *duistzwartland geploegd en beëgd land, (nog) zonder
gewaszwartveen (NBr'Lb) knipzwartveenturf (Gr/Dr) dosterd, gliedezwavelgeur karakteristieke lucht v rotte eieren,
op het wad of uit rottingswater opstijgend,afkomstig v sulfide-verbindingen (H2S); type-rend v/e reducerend milieu
zwavelregen verschijnsel waarbij het schijnbaarzwavel regent, in werkelijkheid is het i/d luchtzwevend stuifmeel v dennebomen dat neerslaatwaardoor de grond met een geelachtig poederbedekt raakt, vroeger beschouwd als een slechtvoorteken
zv.ede vlaag, vooral v/d windzweel regel v uit enige zwaden bijeengeharkte
hooi *wierszweetspoor (jag) bloedspoor v aangeschoten wildzwem (VI) waterplas op het strand, bij lage tij
*zwin @Gt: swumfsl 'vijver'
zwenk zwaai of wending *gijpzwerfkei van elders aangevoerd gesteente-frag-
ment, onafhankelijk v/h transportmedium en/of -weg. In Nld vaak synoniem met door landijsaangevoerd stuk rots, aan te treffen ver buitenhet gebied van herkomst (Skandinavië), gebruiktvoor bouw v hunebedden, bestrating, markeringv eigendomsgrenzen of schampsteen [morenepuin< zwerfkei < erratisch blok] *balstien, flint. veldkei
zwerk / verduistering izv donkere wolk; 2 hemel-uitspansel of het geheel v/d a/d hemel drijvendewolkenmassa *hemeldak; 3 nevel
zwerkregen wolkbreukzwervelinge met de stroming meegaande draai-
kolkzwet / grenssloot, ihb op (Gr) kweldergronden
*zwette. swette. loper; 2 water-oppervlakte v éénbunder
zwiepzode een niet vast-liggende zode «"trilveen
1 3 4
zwier (Lb) ploegland, bouwland @L carrucariumzwijgveld (lit) kerkhofzwil lage turfhoopzwin 1 het diepere kustlangse gedeelte v/d zeebo-
dem tussen de eerste banken (strandbanken) enhet strand, en tussen twee banken in *brandings-trog. stranke. kuslstrange; 2 (Hld) de na de vloed ophet strand achterblijvende plassen *zwem @OND:swinan 'afnemen'; 3 Springbron *swin
zwoelte drukkend, vochtig warm weerzylewant oppervlaktemaat, landmaat voor bouw-
land met wisselende breedte, maar m/e lengte v80 m, val want (120 m)
135
LITERATUUR
Baars, C. (1973), De geschiedenis van de landbouw in de Beijerlanden. Pudoc, Wageningen (234 p.)Berkel. G. van: SampUmiiis. K. (1989). Het Plaaisnamenboek (De herkomst en betekenis van Nederlandse Plaatsnamen j.
Van Holkema en Warendorf (213 p.)Blok. D. P. (1991), Plaats- en walemamen (hun betekenis voorde bestudering van de geschiedenis van het landschap).
Ministerie van LNV, studiereeks 'Bouwen aan een levend landschap' nr 22, DGL Utrecht (52 p.)Braam. A. van (red.) (1970), Historische atlas van de Zaanlanden (twintig eeuwen landschapsontwikkeling). Meijer
Pers, Amsterdam (118 p.)Bnnken Werkgroep (1981), Bnnkenboek (een verkenning van de brinken in Drenthe). Van Gorkum, Assen (303
p.)Crompvoets. H.J-G. (19X1), Veentetvunologie in Nederland en Nederlandstalig België. Rodopi, Amsterdam (466
p.)Date. LH. van (1990), (hout Woordenboekder Nederlandse Taal. Van Dale Lexicografie, Utrecht (lle druk, 3730
P->Dibbits, H. A.M.C. (1950), Nederland-Waterland (Een histonsch-technisch overzicht). Oosthoek, Utrecht (296p.)Faber, F..1. (1960), Geologie van Nederland. Noorduijn, Gorichem (607p.)Hendnkx.,/. A, (19*V9j, De ontginning van Nederland (beschrijving van hei ontstaan van de agrarische cultuurlandschappen
in Nederland). Ministerie van LNV-studie reeks 'Bouwen aan een levend Umischap, nr 11. Landinrichtingsdiensl& BLB. Utrecht (201 p,)
Keuning, H.J. (1979). Kaleidoscoop der Nederlandse Landschappen (de regionale verscheidenheid van Nederlandin hislorisch-geografisch perspectief). Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage (290 p.)
Lacher, W.P.; Bakker. H. de Ireds) (1990), Bodemkunde van Nederland, deel 2: Bodemgeografie. Malmberg, 's-Hertngenbosch (280 p.)
Mobach, B. f 1989), Kleine landschapselementen in kon bestek (een systematische beschrijving van in Nederlandvoorkomende kleine landschapselementen) (166 p.)
Moerman. H.J. (1955), Nederlandse plaatsnamen (eer overzicht). Nomina Geografica Flandrica, Studiën VIL Brill.Uiden (298 p.)
Oosthoek, A. (1966) Lexicon Aardrijkskunde (1966). Oosthoek, Utrecht (175 p.)Pannekoek. A.J.; Stractlen, L. M J. ('. (reds) (1982), Algemene geologie. Wolters-Noordhoff, Groningen (derdedruk,
598 p.)Pater, B.C. de: Hoekveld. G.A.: ('nnkel, J.A. van (reds) (1989), Nederland in delen (een regionale geografie).
De Haan Unieboeken. Houten (2 dln: 335 p.. 333 p.)Renes, ]. (1985). Wesl-Brabanl. een kidtuur-histonsch landschapsonderzoek. Bijdragen tot de studie v/h Brabantse
hem. deel 26. Stichting Brabantse Heem. Waalre (2h5 p)Renes. J. (1988), De geschiedenis van hel Limburgse cultuurlandschap. Van Gorcum. Assen (265 p.)Schelhaas. H.: Molenaar. B. (reds) (1978), Rivieren en beken in Overijssel. Waanden, Zwolle (132 p.)SchöntëU. M. (1950), Veklnamen in Nederland. Mededelingen der Koninklijke Nederlandse Academie der Wetenschappen.
afdeling Letterkunde. Nieuwe reeks, deel 12. Noordhollandse Uitgevers Maatschappij, Amsterdam (199p., 2e druk)
Schönfekl. M. (1955), Nederlandse walemamen. Bijdragen en Mededelingen der Naamkunde Commissie van deKoninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Amsterdam (317p.)
Schutten. G.J. (1981), Varen waar geen water is (geschiedenis van de scheepvaart ten oosten van de Ussel van1300 tot 1930). Broekhuis. Hengelo (276 p.)
Steegh, A. (1985), Monumentenatlas van Nederland (1100 historische nederzettingen in kaart). De Walburg Pers,Zulphen (381 p. 2e druk)
Veenman, H. (1957), Agrarische Winkler Prins (encyclopedie voor land-, tuin- en bosbouw). Elsevier, Amsterdam(2221 p.. 3 dln)
Verdam. J. (1964). Middelnedetiandsch handwoordenboek. Martinus Nijhojf, 's-Gravenhage (814 p.)Vissch.er. H.A. (1974), Hel Nederlandse Landschap (een typografie tbv hel milieubeheer). Aula-paperback 6. Het
Spectrum. Utrecht (155 p.)Zonnevekl. J.l.S. (1981). Vonnen in hel Landschap (hoofdlijnen der geomorfologie). Aula-paperback 58. Het Spectrum.
Utrecht (515 p.)
L