LESMAP - kmkg-mrah.be · klassieke cultuur ook na de ‘val van het West-Romeinse Rijk’ (476)...

52
1 LESMAP

Transcript of LESMAP - kmkg-mrah.be · klassieke cultuur ook na de ‘val van het West-Romeinse Rijk’ (476)...

  • 1

    LESMAP

  • 2 3

    InhoudstafelInleiding ........................................................................................................................................5Waarin we de tentoonstelling en de lesmap voorstellen.

    Lesideeën ..................................................................................................................................... 9Waarin we enkele concrete manieren aanreiken om met de expo aan de slag te gaan.

    CAPut I – Wie is wie in de vroege middeleeuwen? ............................................................. 14Waarin we kennismaken met de voornaamste spelers uit de vroege middeleeuwen: waar komen ze vandaan? Wie zijn ze? En welke voorwerpen typeren hen?

    CAPut II – Duistere middeleeuwen, hoezo?! ...................................................................... 30Waarin we dieper ingaan op de beeldvorming rond de middeleeuwen en meer bepaald de vroege middeleeuwen: de periode van ca. 300 tot ca. 1000.

    CAPut III – De middeleeuwse melting pot ............................................................................. 33Waarin we onderzoeken hoe de eigen tradities van elk volk wat toevoegen aan de middel-eeuwse smeltkroes en hoe er zo een unieke en diverse, maar ook complexe vroegmiddeleeuwse cultuur ontstaat. We bekijken eerst West-Europa en vervolgens het Oosten.

    CAPut IV – Iedereen barbaar ................................................................................................38Waarin we dieper ingaan op de notie van ‘de ander’ via het begrip ‘barbaar’ en hoe dit begrip met de tijd veranderde.

    Bronnen .....................................................................................................................................40Waarin alle bronnen, tekst en foto’s, gebundeld worden en voorzien van een korte situe-ring.

  • 4 5

    InleidingNiets nieuws onder de zon: uitwisselingen op cultureel, politiek, economisch en religieus vlak waren er altijd al. Na de oorlog van ′40 - ′45 werd een Europese politieke ruimte afgebakend. Een ruimte die zich profileerde als stabiel en vreedzaam. Deze eenheid breidde zich over de jaren uit door nieuwe landen op te nemen. Maar uitwisselingen binnen en met de Europese landen zijn altijd de norm geweest. Nochtans maakt ons collectief geheugen op dit punt een gekke sprong. Waar de klassieke oud-heid meestal omschreven wordt als een culturele gouden tijd, krijgt de vroegmiddeleeuwse periode vaak het adjectief ‘duister’. De perceptie is dat er geen uitwisseling meer was en de wereld na Rome een stuk kleiner werd. Geen nood! De tentoonstelling Crossroads. Reizen door de middeleeuwen frist dat geheugen eens grondig op. Deze vernieuwende tentoonstelling over een Europa in de kiem tijdens de periode 300 – 1000 wordt georganiseerd door het Museum Kunst & Geschiedenis en was al in ver-schillende Europese steden te zien. Mooie en fascinerende voorwerpen uit Europa en de ooste-lijke Middellandse Zeewereld helpen ons de politieke, economische en religieuze wederzijdse beïnvloeding van de Europeanen in wording beter te begrijpen. Ook het fenomeen migratie komt aan bod: een brandend actueel thema … zo oud als de straat. Stap met ons mee in een boeiend verhaal over connectiviteit, identiteit en diversiteit. Franken, Byzantijnen, Vikingen, Goten, Avaren,… Een ingewikkeld lappendeken aan volkeren. Maar ondanks deze diversiteit leven deze mensen niet elk verscholen achter de eigen grenzen. Door handel te drijven, oorlog te voeren, vredesverdragen af te sluiten, andere volkeren op te nemen of net af te stoten zijn ze verbonden. Het vormen ontmoetingen die de kunst van deze volkeren diepgaand zal beïnvloeden terwijl ieder toch zijn eigen identiteit weet te bewaren. Wat is er te ontdekken op de tentoonstelling? Crossroads stelt 7 thema’s’ voor die telkens terug-grijpen naar de drie basisconcepten hierboven uiteengezet. Elk thema belicht de volkeren telkens vanuit een andere hoek.

  • 6 7

    Crossroads toont dus, zoals haar titel aangeeft, de vele kruispunten waar de volkeren van het Middellandse Zeegebied, West-, Noord- en Oost-Europa, het Midden-Oosten en Anatolië elkaar ontmoetten tussen de jaren 300 en 1000 van onze tijdrekening. Deze uitwisselingen worden geïllustreerd aan de hand van zes historische reizigers: de Noorman Ohthere van Hålogaland, de Byzantijnse prinses theophanu, de pelgrim Egeria, de Karolingische olifant Abul-Abbas, de joodse geleerde Hasdai Ibn Shaprut en de diplomaat Olympiodorus van thebe.

    Om leraren te helpen een museumbezoek voor te bereiden en te verwerken stelde de Dienst Pu-bliek/Service aux Publics van het Museum Kunst & Geschiedenis een lesmap samen met nuttige syntheseteksten/informatieteksten en praktische oefeningen o.a. op basis van primaire bronnen. Sommige fiches laten de leerlingen kritisch kijken naar bepaalde voorwerpen, andere slaan de brug naar vandaag zodat de leerlingen het heden beter leren begrijpen.

    De map is in de eerste plaats gericht op leerkrachten (kunst)geschiedenis, godsdienst, zedenleer, Latijn en plastische opvoeding van de tweede graad van het secundair onderwijs en is gebaseerd op de onderwijsdoelen en leerplannen van deze vakken. Er werd ook rekening gehouden met vakoverschrijdende thema’s zoals burgerzin en erfgoededucatie.

    Om de leesbaarheid te verbeteren groepeert de lesmap de thema’s van de tentoonstelling als volgt:

    Lesideeën – waar we een aantal praktische uitwerkingen aanbieden die voor, tijdens of na bezoek gebruikt kunnen worden. Caput I - Wie is wie? stelt de verschillende volkeren in tijd en ruimte voor.Caput II - Duistere middeleeuwen, hoezo?! legt bepaalde misvattingen bloot aan de hand van tekstuele en materiële bronnen.Caput III - De middeleeuwse melting pot gaat over de culturele vermenging van de diverse volkeren.Caput IV - Iedereen barbaar gaat dieper in op de notie van ‘de ander’.

    Bronnen - In de capita wordt telkens verwezen naar primaire bronnen, zowel voorwer-pen, als tekst. Deze bronnen zijn genummerd en worden in een apart hoofdstuk aange-boden om het opzoeken makkelijker te maken.

    Thema 1 – DiversiteitGebruiksvoorwerpen maken de verschillende volkeren aanschouwelijk en een video toont de migratiegolven op een kaart.

    Thema 2 – ConnectiviteitWe vertellen hoe handel en reizen mensen met elkaar in contact bracht.

    Thema 3 – Erfenis van RomeWe tonen hoe de Romeinen de identiteit van diverse volkeren beïnvloedden en hoe de klassieke cultuur ook na de ‘val van het West-Romeinse Rijk’ (476) voortleefde.

    Thema 4 – Kennis en wetenschapWe gaan na hoe kennis werd doorgegeven en treden in de voetstappen van de monniken.

    Thema 5 – Het geloofWe staan stil bij de drie grote monotheïstische godsdiensten: het christendom, de islam en het jodendom.

    Thema 6 – Oorlog en diplomatieWe analyseren hoe de volkeren zich politiek ten opzichte van elkaar verhielden.

    Thema 7 – Identiteit en begrafenispraktijkenWe begrijpen dat mensen op het einde van hun leven terugkeren naar wat ze echt belang-rijk vinden en hoe hun graf vertelt over hun identiteit.

  • 8 9

    LesideeënIn dit hoofdstuk reiken we enkele concrete manieren aan om met de expo aan de slag te gaan.In de eerste plaats richten we ons op leerkrachten van de tweede graad van het secundair onderwijs (aso, kso, tso):

    • (Kunst)geschiedenis, omdat de tentoonstelling over een historische periode gaat, nl. de vroe-ge middeleeuwen, en de (kunst)voorwerpen die toen gemaakt werden.

    • Godsdienst (katholiek, islam, zedenleer), omdat er veel aandacht gaat naar de ontwikkeling en verspreiding van het vroege christendom en de relatie met de andere wereldgodsdiensten, met name de islam en het jodendom.

    • Grieks/Latijn, omdat de erfenis van de klassieke oudheid nog sterk doorleeft in de vroege middeleeuwen. Latijn (en Grieks) is de taal van de geleerden en de clerus. In het hoofdstuk Bronnen worden zoveel mogelijk teksten in de originele versie weergegeven.

    • Plastische opvoeding, omdat de vormen, motieven en technieken uit het verleden een inspi-ratiebron zijn voor hedendaagse kunstcreaties.

    Hieronder bieden we alvast zes mogelijke pistes aan. Er wordt verwezen naar het hoofdstuk Bronnen, dus neem dat er zeker even bij.

    Piste 1:De tentoonstelling draagt bij tot een beter begrip van de bouwstenen van de middeleeuwen. De middeleeuwse cultuur is immers gegroeid uit de versmelting van verschillende culturen: de Grieks-Romeinse, die van de Germaanse en Oosterse volkeren en het vroege christendom.

    Vóór het bezoekBekijk doc. 32, het ivoren tweeluik van Genoels-Elderen, en analyseer het samen met de leer-lingen. Bekijk de personages: waar staan ze in het geheel, wat doen ze, wat houden ze vast? Is het mogelijk aan de hand van wat je ziet de personages te identificeren? Bekijk het decor: welke versieringen zie je, kan je architecturale elementen onderscheiden, is er een inscriptie en zo ja, in welke taal? Kan je aan de hand van deze stijlkenmerken zeggen waar en wanneer het voorwerp gemaakt werd en tot welke cultu(u)r(en) het behoort?

    Tijdens het bezoekZoek het tweeluik in de tentoonstelling: zijn er zaken die je opvallen nu je het voorwerp in het echt ziet en zo ja wat? Zoek in de tentoonstelling andere voorwerpen die kenmerken ge-meenschappelijk hebben met het bestudeerde tweeluik: zelfde materiaal, onderwerp, motieven, enz. Benoem de culturen waartoe deze andere voorwerpen behoren. Stel vast dat de periode van de vroege middeleeuwen er één is waarbij verschillende invloeden samenkomen: het verleden (erfenis van Rome) en het ‘buitenland’ (grote volksverhuizingen) met het christendom als ver-bindende factor.

  • 10 11

    zou kunnen zijn. Staaf je hypothese met wat je ziet: herkomst van de materialen, bezit van de technologie en de kennis om hem te gebruiken (cloisonné). • IconografischebronnenB.v. doc. 26, evangelarium van Xanten. Bekijk de afbeelding van het geschilderde personage aan de hand van volgende vragen: is deze afbeelding realistisch of niet, wat is hij aan het doen, wat zegt dat over zijn sociale status, wat voor soort kledij draagt hij en zegt dat iets over zijn afkomst, of eerder over de afkomst van de persoon die de schildering maakte? • TekstuelebronnenB.v. doc. 8, fragment uit de Salische wet. Lees dit fragment en probeer een antwoord te formule-ren op volgende vragen: wanneer werd deze tekst geschreven, door wie werd hij opgesteld en met welk doel? Hoe is deze tekst belangrijk voor de studie van de Franken?

    Piste 4:De leerlingen leren over het concept ‘perceptie’: wat is het beeld dat gecreëerd wordt over de vroege middel-eeuwen, hoe ontstaat/verandert het? Herkennen van de stereotypen.

    Vóór het bezoekKlasdebat: welke voorstellingen maken de leerlingen zich bij ‘de middeleeuwen’, in het bijzon-der de vroege middeleeuwen? Kunnen ze enkele volkeren opnoemen die belangrijk waren in de periode 300 - 1000? Neem er doc. 1 (Michelet) en doc. 2 (Gibbon) bij. Zoek eventueel eerst op wanneer deze auteurs leefden en welke visie ze hadden op de geschiedenis. Kunnen de leerlingen na lectuur van deze teksten hun antwoord op de vragen nuanceren? Tijdens het bezoektoets de visie van de leerlingen en die van Michelet en Gibbon af tegen de informatie die je uit de voorwerpen op de tentoonstelling kan halen. Na het bezoekStel het klasbeeld van de middeleeuwen eventueel bij en beargumenteer je keuzes. Gebruik bronnen (b.v. foto’s die je tijdens het bezoek hebt genomen).

    Piste 5:

    De leerlingen leren vragen stellen bij concepten als ‘barbaars’ en ‘invasie’. Het fenomeen migratie wordt onder de loep genomen: van de middeleeuwen over de verlichting tot vandaag.

    Vóór het bezoekKlasdebat: wat is een barbaar? Wat is barbaars? Neem er doc 44 t.e.m. 53 bij en probeer uit de teksten af te leiden hoe het begrip ontstaan is, hoe het veranderde en hoe het gebruikt werd als propagandamiddel. Tijdens het bezoekZijn er voorwerpen die je als ‘barbaars’ zou bestempelen en waarom is dat zo? Na het bezoekNeem er doc. 54 (de Montaigne) en doc 55 (Delruelle) bij. Laat de leerlingen hun eigen definitie van ‘baraar(s)’ aftoetsen tegen de visies van deze twee heren. Zoek voorbeelden uit de actualiteit.

    Na het bezoekDit voorwerp is een goed voorbeeld om de periode in te leiden én om de Karolingische renais-sance te illustreren.

    Piste 2:De leerlingen begrijpen de relatie tussen West-Europa, het Middellandse Zeegebied en het Midden-Oosten tijdens de periode 300 – 1000 beter. Ze begrijpen dat deze werelden niet apart en statisch waren, maar dat er talrijke contacten waren die leidden tot wederzijdse beïnvloeding.

    Tijdens het bezoekLaat de leerlingen de expo ontdekken. Vraag hen om de observatiefiche in te vullen voor een object naar hun keuze. De observatiefiche vind je achteraan dit hoofdstuk.Na het bezoekVerzamel de ingevulde fiches en plaats de gekozen voorwerpen op een tijdslijn. Gebruik bij voor-keur de tijdslijn uit het hoofdstuk Wie is wie. Zijn er verbanden te zien tussen de voorwerpen? B.v. onderwerp, materiaal, versieringen,… Is het m.a.w. mogelijk om invloeden of gemeenschappelijke karakteristieken te ontdekken?

    Piste 3:De leerlingen leren tekstueel en archeologisch bronnenmateriaal te bevragen en kunnen hypothesen formu-leren i.v.m. betrouwbaarheid en verschillende betekenislagen.

    Vóór het bezoekNeem er doc. 51 bij uit het hoofdstuk Bronnen. De tekst is tussen 380 en 391 geschreven door Am-mianus Marcellinus en is een beschrijving van ‘barbaren’. Zoek informatie op over de auteur en stel volgende vragen: waar en wanneer is deze tekst geschreven, wat was de positie van de auteur in de samenleving, werd de tekst met een bepaald doel geschreven? Aansluitend stel je de vraag: hoe kan je een volk leren kennen dat geen geschreven bronnen naliet?Tijdens het bezoekVraag de leerlingen tijdens het bezoek goed op te letten en de verschillende soorten bronnen te noteren (tekst, portretten, gebruiksvoorwerpen, menselijke resten, etc.). Na het bezoekMaak een overzicht van de bronsoorten die de leerlingen gevonden hebben en bepaal welke info ze ons kunnen verschaffen. • Materiëlebronnenuit archeologische opgravingen. B.v. doc 5, Merovingisch graf. Is dit een man of een vrouw (wapens, juwelen, andere typische voorwerpen)? Waar stond deze persoon op de sociale ladder (veel of weinig grafgiften, wat voor soort giften, uit wat voor mate-rialen, mooi uitgevoerd, of niet)? tot welke cultuur behoorde deze persoon (typisch Germaanse of eerder Romeinse voorwerpen)? Formuleer enkele hypothesen.uit andere contexten (kerkschatten, op zolder, …). B.v. doc. 13, Merovingische schijffibula. Onderzoek waarvoor dit object gebruikt werd door te kijken naar de vorm van het voorwerp, de materialen waarmee het gemaakt is en de technieken die men daarvoor gebruikt heeft. Ga een stapje verder en vraag je af wat de sociale positie van de eigena(a)r(es) van het voorwerp geweest

  • 12 13

    Piste 6:Vóór het bezoekSta stil bij het fenomeen migratie: waarom laten mensen haven en goed achter (economische, mi-litaire, religieuze, of andere redenen)? Hoe worden migranten ontvangen, vroeger en nu? Bekijk hiervoor doc. 3, 4, 10 en 11 en zoek voorbeelden in de actualiteit.Tijdens het bezoekMigratiestromen kan je volgen a.h.v. voorwerpen. Zoek enkele objecten die ver gereisd hebben en probeer uit te zoeken hoe en waarom ze op hun bestemming terecht gekomen zijn. Gebruik eventueel de observatiefiche achteraan dit hoofdstuk.Na het bezoekIs er een blijvende culturele impact ten gevolge van migratie (import lokale keuken, kledij, mu-ziek,…)?

    Observatiefiche

    - Wat is het:

    - Waaruit werd het gemaakt:

    - Wanneer werd het gemaakt:

    - Waar werd het gevonden:

    - Door wie werd het gemaakt:

    - Wat is er bewaard (is het volledig, een fragment…):

    - Hoe groot is het:

    - Waarvoor werd het gebruikt:

    - Waarom koos je dit voorwerp:

    tekening van het voorwerp Foto van het voorwerp

  • 14 15

    CAPut I

    Wie is wie in de vroege middeleeuwen?

    In dit hoofdstuk maken we kennis met de voornaamste spelers uit de vroege middel-eeuwen: waar komen ze vandaan? Wie zijn ze? En welke voorwerpen typeren hen?

    De FrankenWaar komen ze vandaan?

    Dit Germaanse volk woonde over de Rijn, de noordelijke grens van het Romeinse gebied. Op de hielen gezeten door de Hunnen steken ze in de 3de eeuw deze rivier een eerste keer over. Vanaf de 5de eeuw werden de Franken toegelaten in het Romeinse Rijk en vestigden ze zich in Gallië als foederati of ‘bondgenoten’.

    Wie zijn ze?Oorspronkelijk waren de Franken een verbond tussen enkele Germaanse stammen. In de 5de eeuw roept foederatus Childeric zich uit als koning en wordt zo Childeric I, stichter van de Merovingische dynastie. Hij regeert van ca. 457 tot 481 en houdt hof in de regio van Doornik. Zijn zoon Clovis regeert van 481/482 tot 511 en breidt het Frankische gebied flink uit vanuit zijn hoofdstad Parijs. tussen 496 en 508 laat hij zich christelijk dopen waardoor hij de steun krijgt van de Kerk en die van de Oost-Romeinse keizer in Byzantium. Na Clovis raakt het rijk versnip-perd en kwamen een aantal zwakkere koningen aan de macht. Daarom winnen de hofmeiers, de belang-rijkste raadgevers van de koningen, aan belang. uiteindelijk sticht hofmeier Karel Martel de Karolingische dynastie met als beroemdste telg Karel de Grote die zal regeren van 768 tot 814. Deze laatste verovert grote stukken van West- en Zuid-Europa en wordt in 800 tot keizer gekroond. Hiermee wordt hij de gelijke van de Byzantijnse keizer. Karels regeerperiode staat bekend als de ‘Karolingische renaissance’. Er gaat veel aandacht naar de kunsten en de letteren en er ontstaat een specifieke stijl die de Romeinse erfenis mengt met Keltische en Germaanse elementen.

    De Merovingers in enkele objectenMerovingische schijffibula in cloisonné-techniek, goud met granaatinlegwerk, Marilles, (Waals-Brabant, België), einde 6de-begin 7de eeuw, KMKG Brussel

    De Merovingers maakten fijne mantelspelden zoals deze schijffibula uit goud en granaten. Ze zijn duidelijk meestergoudsmeden.

    Grafsteen (afgietsel), origineel: kalksteen, Niederdollen-dorf (Duitsland), midden 7de eeuw, LVR Bonn

    De Merovingers zijn ook christen en in tegens-telling tot hun voorgangers begraven ze hun doden. Belangrijke overledenen krijgen een mooie grafsteen zoals deze. Aan de ene kant zie je een kri-jger met een scramasax die zich de haren kamt en aan de andere kant een Christusfiguur gewapend met een lans.

    De Karolingers in enkele voorwerpen

    Ivoren van Genoels-Elderen, ivoor & blauw glas, herkomst: Sint-Martinuskerk van Genoels-Elderen (bij Tongeren, België); gemaakt in Northumbria (Engeland) ?, einde 8ste eeuw, KMKG Brussel

    In de 8ste en 9de eeuw gaan cultuur en onderwijs door een periode van vernieuwing: de zoge-naamde Karolingische renaissance. Getuige dit ivoren tweeluik, mogelijk bedoeld om een boekband te versieren.

  • 16 17

    De ByzantijnenWaar komen ze vandaan?

    Het Byzantijnse Rijk is eigenlijk het Oost-Romeinse Rijk, zo genoemd naar de Oudgriekse polis Byzantion. De naam ‘Byzantijnen’ zou pas in de renaissance ontstaan zijn. Nadat het West-Romeinse Rijk dus vanaf 395 in verval begon te raken waren het de Byzantijnen die de Romeinse tradities voortzetten. Constantinopel, het voormalige Byzantium, is de hoofdstad.

    Wie zijn ze?Het Byzantijnse Rijk is een economische, culturele en politieke grootmacht met het christendom als staatsgodsdienst. De antieke cultuur wordt in grote lijnen voortgezet. Vanaf de 6de eeuw krij-gen de Byzantijnen af te rekenen met invallen van Slaven, Avaren en Perzen waardoor het Rijk aanzienlijk verzwakt. De Arabieren kunnen zelfs een groot deel van het grondgebied innemen. toch duurt het nog tot 1453 totdat de turken het Byzantijnse rijk definitief ten val brengen door de inname van Constantinopel.

    De Byzantijnen in enkele voorwerpen

    Byzantijnse munt (solidus) van Anastasius I, goud, Constantinopel, 491/518, KMKG Brussel

    Deze zware gouden munt is een solidus waarop langs de ene kant de Oost-Romeinse keizer Anastasius I met zijn wapens wordt afgebeeld en aan de andere kant de gevleugelde godin Victoria, verpersoonlijking van de overwinning. Victoria houdt een christelijk kruis vast. Solidi zijn de meest gebruikte munten in het Byzantijnse Rijk.

    De HunnenWaar komen ze vandaan?

    ‘Hunnen’ is een verzamelnaam voor diverse nomadengroepen uit de Centraal-Aziatische step-pen. Vanaf eind 4de eeuw trekken ze naar het Westen, Europa binnen waar nieuwe groepen zich bij hen voegen. Onder hun hoogtepunt, de periode van koning Attila, ook wel ‘Attila de Hun’, controleren ze een uitgestrekt gebied met als centrum Pannonië, nu Hongarije. Attila regeerde van ongeveer 434 tot 453.

    Wie zijn ze?De Hunnen zijn prima ruiters en strategen. Door middel van plundertochten en verrassings-aanvallen zaaien ze terreur in West-Europa. De lokale bevolking, onder andere de Goten en de Franken, slaan op de vlucht richting Romeinse Rijk en zorgen op hun beurt voor grote druk op de grenzen. De Hunnen veroorzaken dus in grote mate migratiestromen die vroeger ook wel de ‘invallen van de barbaren’ genoemd werden. Slechts twee jaar na de dood van de gevreesde ko-ning Attila in 453 valt het rijk van de Hunnen uit elkaar en verdwijnt dit volk in de nevelen van de geschiedenis.

    De Hunnen in enkele voorwerpenDe Hunnen waren nomaden en hadden dus geen boodschap aan grote of zware voorwerpen die ze niet konden meenemen. Uit de weinige grafinhouden die gevonden zijn, kunnen we wel leren dat ze verlekkerd waren op gouden voorwerpen. Een Hunnenman kan er ongeveer zo uitgezien hebben.

  • 18 19

    De VikingenWaar komen ze vandaan?

    ‘Viking’ of ‘Noorman’ is een verzamelnaam voor de volkeren die in Scandinavië wonen, meer bepaald Denemarken, Zweden, Noorwegen, Finland en IJsland. Het ‘‘Vikingtijdperk’’ breekt aan vanaf de symbolische datum 793 wanneer een groep Vikingen een plundertocht uitvoert op het klooster van Lindisfarne in het Noordoosten van Engeland.

    Wie zijn ze?De Vikingen zijn vooral gekend om hun brutale plundertochten, maar het zijn evengoed hande-laars, landbouwers en ambachtslui. De Noormannen zijn uitmuntende scheepsbouwers en heb-ben 3 types boot: het langschip, oorlogsschepen waaronder de snek en de drakar, de knarr, grote vrachtschepen en de karve, een soort klein langschip om mee langs kusten te varen. Met deze schepen bereiken ze heel Europa en zelfs de Byzantijnse en Arabische markten in het Oosten. Ze doen als eersten de kusten van Noord-Amerika aan. Vanaf begin 11de eeuw leggen de Vikingen zich meer en meer toe op kolonisatie in plaats van het uitvoeren van raids. Zo vestigen groepen zich in Engeland, Ierland, Noord-Frankrijk, Sicilië en Rusland.

    De Vikingen in enkele voorwerpenSchildpadfibulae (kopies), gevonden in Sandby op Öland (Zweden), eind 9de - begin 10de eeuw, RGZ MainzEen typisch onderdeel van de kledij van Vikingvrouwen zijn deze ovale mantelspelden, ook wel schildpadfibulae genoemd, waarmee ze hun jurken aan de schouderbanden vastmaken. Dergelijke fibulae, versierd in Scandinavische dierstijl, worden gedragen in paar en zijn vaak verbonden met een kralenketting.

    De EgyptenarenWaar komen ze vandaan?

    Vanaf de 1ste eeuw voor onze tijdrekening was Egypte een Romeinse provincie. Bij de tweedeling van het Romeinse Rijk in 395 werd de regio deel van het Oost-Romeinse Rijk.

    Wie zijn ze?Egypte wordt de ‘graanschuur’ van het Romeinse Rijk genoemd. Naast graan dankt het land zijn welvaart ook aan de productie van stoffen uit wol en linnen en de verkoop van papyrusvellen. De Egyptenaren spreken Koptisch, een taal die uit het Oudegyptisch groeide. Het schrift was gebaseerd op het Griekse maar met zeven bijkomende letters. De hoofdstad Alexandrië is een belangrijk centrum voor kennis en wetenschap en een ontmoetingsplek voor geleerden van verschillende disciplines. De belangrijkste godsdienst is het christendom dat vanaf de 3de eeuw ingang vindt bij de bevolking. tussen 639 en 642 wordt Egypte veroverd door de Arabieren en geleidelijk vindt de islam ingang, evenwel zonder het christendom te verbieden. De koptische taal daarentegen verdwijnt wel geleidelijk ten voordele van het Arabisch en wordt enkel nog in de liturgie gebruikt.

    De Egyptenaren in enkele voorwerpenGrafsteen van Athenodoros, kalksteen, herkomst onbekend, 5de – 6de eeuw, KMKG Brussel

    Egypte ligt op een kruispunt van culturen en dat is te zien aan deze koptische grafsteen waar klassiek Griekse, Romeinse, Egyptische en vroegchristelijke elementen mooi gecombineerd worden.

    Weefselfragment met vrouwelijk kentaur (kentauris), linnen en wol, Akh-mim (Opper-Egypte), 5de – 6de eeuw, KMKG Brussel

    Dit is een stuk van een deken of mantel uit linnen en wol met ingeweven motieven. In het midden staat een vrouwelijke centaur en in elke hoek een vrouw gewapend met een steen, motieven die doen denken aan de versieringen uit de laatromeinse periode.

  • 20 21

    De GotenWaar komen ze vandaan?

    De Goten zijn een Germaans volk mogelijk afkomstig van het Zweedse eiland Gotland. Kort na het begin van de westerse jaartelling steken ze de Oostzee over en vestigen zich langs de Poolse kust. In de 2de en de 3de eeuw breiden ze hun gebied verder uit naar het zuiden, naar Oekraïne en Zuid-Rusland.

    Wie zijn ze?Vanaf de 4de eeuw voelen de Goten de hete adem van de Hunnen in hun nek en zijn ze genood-zaakt zich te verplaatsen naar het Zuiden en het Westen, richting Romeinse Rijk. Enkele Go-tische groepen kiezen ervoor foederati te worden. Andere, de zogenoemde Visigoten, trekken naar Zuid-Frankrijk en Spanje. Nog andere, de Ostrogoten, vestigen zich in Italië en Sicilië waar hun koning theoderik I zal regeren van 493 tot 526. Visigoten en Ostrogoten bekeren zich tot het arianisme, een stroming binnen het christendom die gelooft dat Jezus gelijk is aan god, maar geen God ís. Zowel de paus in Rome, als de Oost-Romeinse keizer verwerpen deze ideeën als ketterij. uiteindelijk maken de Byzantijnen in 553 komaf met de Ostrogotische overheersing van Rome. De Visigoten moeten in 711 op hun beurt de duimen leggen voor de Arabieren.

    De Goten in enkele objectenBoogfibula, koperlegering, vermoedelijk gevonden op de Krim, 2de helft 5de eeuw, RGZ Mainz

    Boogfibulae zoals deze zijn typische elementen van gotische vrouwenkledij aan de Zwarte Zee, in Italië en Spanje. Boogfibulae werden vaak in paren gedragen, verbonden met ketting.

    De IerenWaar komen ze vandaan?

    De Ieren wonen op het eiland Ierland en hun stamboom voert terug op de graduele vermenging van oorspronkelijke bewoners met Kelten uit het Europese continent tijdens de ijzertijd. Ierland heeft nooit deel uitgemaakt van het Romeinse Rijk.

    Wie zijn ze?Ierland is geen Romeinse provincie, maar via de godsdienst zijn er wel contacten met het Rijk. Al vanaf de 4de eeuw worden er katholieke kloosters gebouwd op Iers grondgebied. Als in de 5de eeuw de Heilige Patrick, van Romeins-Britse afkomst, als missionaris-bisschop naar het eiland gestuurd wordt, is de kerstening niet meer te stoppen. Er ontwikkelt zich een specifiek Keltisch christen-dom met een andere structuur en andere liturgische gebruiken dan op het continent, maar dat toch trouw is aan de paus in Rome. De katholieke kloosters groeien uit tot belangrijke culturele centra waar rijkversierde handschriften gemaakt worden. De Karolingers op het vasteland kun-nen deze ‘eilandkunst’ best smaken.

    De Ieren in enkele objectenCeremoniële hoorn, hoorn & verguld zilver, herkomst: be-gi-jnhof van Tongeren, gemaakt in Ierland, datering onbekend, KMKG Brussel

    Hoorns als deze worden in pre-christelijk Ierland gebruikt voor het brengen van offers of het zweren van eden. Daarna wordt hij mogelijk gebruikt om de relieken van een heilige in te bewaren. We weten dat

    deze hoorn in de 12de eeuw naar het vasteland gebracht is en bewaard werd in het begijnhof van tongeren als reliekschrijn.

  • 22 23

    De PerzenWaar komen ze vandaan?

    De Perzen wonen in Iran en delen van Centraal-Azië.

    Wie zijn ze?De laatste pre-islamitische dynastie is die van de Sassaniden die vanaf 224 gedurende meer dan 400 jaar de grootste militaire en economische rivaal van het Romeinse en later het Byzantijnse Rijk is. Op zijn hoogtepunt omvat het Perzisch grondgebied Iran en grote delen van het Nabije Oosten en Centraal Azië. De Sassaniden vestigen een sterk centraal gezag dat steunt op een uitgebreide administratie en ambtenarij. De strategische ligging op de Zijderoute zorgt voor grote rijkdom. Onder stimulans van de heersende klasse ontwikkelt het Perzische Rijk zich bo-vendien tot een belangrijke culturele macht.Na jarenlange oorlog met Byzantium en interne conflicten kon het makkelijk worden ingenomen door de Arabieren. Het zoroastrisme, de godsdienst van de Sassaniden, moest dan ook wijken voor de islam. De Arabische taal daarentegen heeft nooit het Perzisch kunnen vervangen, be-halve in de religieuze praktijk.

    De Perzen in enkele objectenSassanidische helm, ijzer, brons en zilver, gemaakt in Tepe Cheragh Ali (Noord-Iran) (?), einde 6de - begin 7de eeuw, KMKG Brussel

    Deze Sassanidische helm is versierd met een schubben- of verenpatroon met vooraan een maansikkel op een voet-stuk. Oorspronkelijk werden onderaan maliën vastgemaakt. Omdat de helm uit kostbaar materiaal is gemaakt, zilver en ijzer, en omdat hij mooi versierd is kunnen we zeggen dat hij van een belangrijke persoon is. De Hunnen gebruiken gelijkaardige versieringen en de Byzantijnen en Ostrogoten maakten helmen in dezelfde vorm als deze.

    De AvarenWaar komen ze vandaan?

    De Avaren zijn een confederatie van hoofdzakelijk turkse nomadische ruitergroepen. Op het einde van de 6de eeuw verschijnen ze plots en slagen erin de Romeinse provincie Pannonië (Hon-garije) en het Karpatenbekken in te nemen.

    Wie zijn ze?De Avaren ondernemen verscheidene plundertochten tegen het Byzantijnse Rijk. De Byzantijnen kopen uiteindelijk de vrede af door de Avaren jaarlijks een goudsom te betalen. De Avaren on-derwerpen de Slaven, Bulgaren en Germanen die in de regio Pannonië wonen en trekken verder naar het noordwesten waar ze in de 8ste eeuw tegen de troepen van Karel de Grote stoten. Dat is het einde van het Rijk van de Avaren.

    De Avaren in enkele objectenRiemgesp, verguld brons, zilver en niëllo, Kölked (Hongarije), eerste helft 7de eeuw, HNM Boedapest

    Deze waardevolle gesp sluit de riem van een vrouw die aan het begin van de 7de eeuw begraven wordt op een grote begraafplaats in het Avaarse koninkrijk. De tong van de gesp is versierd met een krijger, misschien de god týr, of een onbekende lokale Germaanse held. Hij houdt twee zwaarden in zijn opgeheven handen vast terwijl hij aan het vechten is met een slang. De Avaren mengen elementen uit de Slavische en Germaanse kunst met de eigen vormen en motieven. Deze gesp bijvoorbeeld combineert dierenmotieven gebruikelijk bij steppevolkeren en een Germaanse godheid. Mooi uitgewerkte gespen en riembeslag zijn bij de Avaren een teken van hoge rang.

  • 24 25

    De SlavenWaar komen ze vandaan?

    ‘Slaven’ is een verzamelnaam voor de Indo-Europese volkeren uit Centraal- en Oost-Europa, Siberië en Centraal-Azië.

    Wie zijn ze?Als semi-nomadische landbouwers trekken deze volkeren naar het Westen om zich te vestigen in de territoria die de Germanen verlaten hebben toen ze vluchtten voor de Hunnen, namelijk Centraal-Europa en de Balkan. Ze voeren regelmatig plundertochten aan de grenzen van het By-zantijnse Rijk. In de 7de eeuw, na de migraties, ontstaan de eerste Slavenkoninkrijken. De Slaven bekeren zich tot het christendom waarbij bepaalde volkeren de orthodoxe rites van Byzantium overnemen, en anderen het rooms-katholicisme.

    De Slaven in enkele voorwerpen‘Slaapringen’, zilver, vindplaats onbekend, 12de - vroege 13de eeuw, RGZ Maiz

    ‘Slaapringen’ zijn juwelen die door Slavische vrouwen aan de zij-kanten van het hoofd gedragen worden. Mogelijk worden meerdere ringen vastgemaakt aan een hoofdband of kapje.

    De LongobardenWaar komen ze vandaan?

    Het is niet helemaal zeker waar dit Germaanse volk oorspronkelijk vandaan komt. Zelf vertellen ze dat ze uit Scandinavië komen, wat werd opgeschreven rond 720-790 door de Longobardische monnik Paulus Diaconus. Zeker is dat ze in de 2de eeuw Pannonië – het huidige Hongarije – binnenvallen. Vervolgens moeten we wachten tot de 5de eeuw wanneer ze opduiken in het gebied van het huidige Oostenrijk.

    Wie zijn ze?De Longobarden zijn krijgers. Ze vechten tegelijkertijd met en tegen de Ostrogoten en het Oost-Romeinse Rijk. Vervolgens trekken ze, in de rug gezeten door de Avaren, naar Italië waar ze in 568 een Longobardisch koninkrijk stichten. Karel de Grote neemt dit rijk in 774 gemakkelijk in en laat er zich kronen tot ‘koning van de Longobarden’.

    De Longobarden in enkele voorwerpenS-vormige fibulae, zilver en granaatsteen, Szentendre (Pannonia, Hongarije), graf 33, eerste helft 6de eeuw, HNM Boedapest

    Er zijn weinig vroege Longobardische overblijfselen. In de 6de eeuw, wanneer ze in Pannonië wonen, maken de edelsmeden sierlijke S-vor-mige fibulae die uitlopen op een vogelkopje zoals deze. Net als de andere Germaanse volkeren dragen mannen en vrouwen mooie fibulae om hun kleren te sluiten en te versieren.

  • 26 27

    De ArabierenWaar komen ze vandaan?

    Arabieren is een verzamelnaam voor de volkeren van het Arabische schiereiland.

    Wie zijn ze?Voor de intrede van de islam in de 7de eeuw leefden er verscheidene volkeren en stammen op het Arabisch schiereiland. Ze verdienden hun brood hoofdzakelijk met de handel tussen Azië, Afrika en Europa. Als dan de profeet Muhammad op het toneel verschijnt en de islam begin te prediken, bekeren grote delen van de bevolking zich tot de nieuwe godsdienst. Na de dood van de profeet in 632 nemen de Arabieren de wapens op om hun gebied uit te breiden en zo het islamitische geloof te verspreiden. Hun legers waaieren uit naar Spanje en de Maghreb aan de ene kant en richting Indus aan de andere. In 732 stopt de Merovingische hofmeier Karel Martel de Arabische troepen bij Poitiers. Hij stopt dus de verdere verspreiding van het islamitische geloof naar Noord-Europa. Het rijk dat de Arabieren uitbouwden was enorm en verbazend eenvormig ondanks de grote culturele verschillen van de inwoners. Dankzij de goed draaiende Arabische economie floreren ook de kunsten en de wetenschap.

    De Arabieren in enkele voorwerpenOlielampje, ongeglazuurd aardewerk, gevonden in Fus-tat (voorloper van Cairo, Egypte), 9de – begin 10de eeuw, KMKG Brussel

    De Arabieren zijn meesters in decoratie. Met sier-lijke letters, arabesken, geometrische patronen en plantenmotieven verheffen ze de meest gewone ge-bruiksvoorwerpen tot kleine kunstwerkjes zoals dit aardewerken olielampje. De vorm is sinds de antieke periode onveranderd gebleven. De inscriptie luidt: « Licht op (o) lamp; doof niet uit en laat je helderheid stralen ».

  • ITALI Ë OSTRO-GOTEN

    EMPIRE

    RIJK

    IERLAND IEREN

    OOST-EUROPA (Oostenrijk, Hongarije,

    Roemenië, Polen, Tsjechië)

    DUITSLAND

    FRANKRIJK BELGIË

    SPANJE

    EGYPTE, SYRIË

    IRAN

    ARABISCH SCHIEREILAND

    GRIEKENLAND, TURKIJE, BALKAN

    GOTEN

    FRANKEN

    ROMEINSE RIJK

    OOST-ROMEINSE RIJK BYZANTIJNSE RIJK

    PERZEN (Sassaniden)

    PRE-ISLAMITISCH ARABISCH SCHIEREILAND

    LONGOBARDEN

    ARABIEREN (Abbasiden)

    VIKINGEN

    SAKSEN

    ARABIEREN (Umayyaden)

    AVAREN

    HEILIG ROOMSE RIJK

    ARABIEREN(Fatimiden)

    KONINKRIJK FRANKRIJK

    HEILIG ROOMSE RIJK

    SLAVEN

    453DOOD VAN ATTILA

    DE HUN

    THEODOSIUS I 622 HIDJRA

    MUHAMMAD

    HARUN AL-RASHID

    VISI-GOTEN

    800 KRONING VAN

    KAREL DE GROTE

    843 VERDRAG

    VAN VERDUN

    987 KRONING VAN HUGO CAPET

    JUSTINIANUS I936

    KRONING VAN OTTO ITHEODERIK I CONSTANTIJN DE GROTE

    WEST-ROMEINSE RIJK

    ARABIEREN (Umayyaden van Cordoba)

    HUNNEN

    313EDICT VAN MILAAN

    395 OPSPLITSING VAN

    HET ROMEINSE RIJK

    CA. 498 DOOPSEL VAN CLOVIS

    476EINDE VAN HET

    WEST-ROMEINSE RIJK

    632DOOD VAN

    MUHAMMAD

    732KAREL MARTEL

    SLAG BIJ POITIERS793

    EERSTE VIKINGRAIDS

    300 500 700 900400 600 800 1000

    FRANKEN (Karolingers)

    ARABIE-REN

    VISIGOTEN

    LOMBARDS

    FRANKEN (Merovingers)

  • 30 31

    CAPut II

    Duistere middeleeuwen, hoezo?!In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de beeldvorming rond de middeleeuwen en meer bepaald de vroege middeleeuwen: de periode van ca. 300 tot ca. 1000.

    De middeleeuwen. Deze periode van pakweg 1000 jaar blijkt in het collectieve geheugen een vage, mysterieuze tijd te zijn, bewoond door ridders en koningen die dagelijks in harnas door de modder baggeren en bijgelovig (evengoed) modderig voetvolk. ‘De middeleeuwer’ kende een kort en pijnlijk leven vol verrassingen zoals ‘barbaarse invallen’ en exotische ziektes. ten minste, als we geloven wat de populaire televisieprogramma’s, boeken en films ons voorhouden.

    tien eeuwen is niet niets, toch noemen we deze periode de middel-eeuwen: de tijd tussen de klas-sieke periode en de renaissance in. Deze laatste wordt voorgesteld als een triomfantelijke terug-keer naar de klassieke waarden van de Grieks-Romeinse periode: ‘renaissance’ betekent immers ‘hergeboorte’ en laat die tien eeuwen (modder) maar voor wat ze zijn.

    De negatieve blik op de middeleeuwen wordt gretig volgehouden door belangrijke wijsgerige stro-mingen als het lutheranisme dat teruggrijpt naar vroegchristelijke tradities en de filosofen van de verlichting die de middeleeuwen beschreven als een periode van intellectuele duisternis en religieus obscurantisme.

    Pas op het einde van de 18de eeuw, onder de vlag van de romantiek, wordt het middeleeuwse erfgoed geherwaardeerd. Kunstenaars leven zich uit door terug te grijpen naar de hoofse idealen en christelijke godsdienstbeleving, hierbij geenszins gehinderd door bronnenonderzoek of andere wetenschappelijke methodes van informatiegaring. De middeleeuwen worden voorgesteld als een eenvoudigere tijd, met een sterk gemeenschapsgevoel en menselijker arbeidsritme in contrast met de oprukkende industrialisering van de westerse wereld. De kunst uit de middeleeuwen kreeg opnieuw hoog aanzien, met de gotische kathedralen als orgelpunt. In de 19de eeuw wor-den al deze elementen van een (ingebeelde) middeleeuwse periode gebruikt om nationalistische propaganda te voeren en in de architectuur wordt de neogotische stijl populair. Een stijl die zijn naam ontleent aan dat vroegmiddeleeuws Germaanse volk: de Goten (zie natuurlijk ook ‘de gotiek’).

    Samengevat: de perceptie van de middeleeuwse periode is een spiegel van de periode waarin de kroniekschrijver, schilder, dichter, bouwmeester, … leefde. Door de middeleeuwse geschiedenis telkens weer te filteren en te verknippen groeide er bij nagenoeg iedereen een zwart-witbeeld van de periode als was het ‘een donkere tijd’.

    In deze pessimistische visie op dit tijdperk zijn het vooral de vroege middeleeuwen, de periode vóór 1000, die gekend staan als ‘donkere’ of ‘duistere’ middeleeuwen zoals we in oude school-boeken kunnen lezen. Een zienswijze uitgewerkt door enkele 18de en 19de-eeuwse geschiedkun-digen zoals de Fransman Jules Michelet (doc. 1) of de Engelsman Edward Gibbon (doc. 2) die zich op hun beurt inspireerden op laatantieke auteurs (doc. 3). In hun werk wordt het einde van de klassieke periode voorgesteld als een decadente periode die uitmondt in de val van het West-Romeinse Rijk ten gevolge van invallen van hordes barbaren. Een simplistische manier van kijken die historici al lang lieten varen: een rijk ‘valt’ niet plots, het evolueert - Romeinse burgers werden niet opeens wakker als ‘middeleeuwer’, ze pasten zich geleidelijk aan de veranderende situatie aan en ‘barbaren’ staken niet in één dag de Rijn over, maar volkeren migreerden over een langere periode.

    476 is de datum die iedereen moet kennen: het jaar waarin de Germaanse aanvoerder Odoaker de laatste West-Romeinse keizer Romulus Augustulus, toen ongeveer 15 jaar oud, afzette. De keizer lijke gezagstekens werden vervolgens naar Constantinopel gestuurd ter erkenning van de voortzetting van het Rijk in het Oosten. Deze gebeurtenissen hadden nochtans weinig invloed op het toenmalige leven van alledag. Al vanaf de 3de eeuw krijgen de mensen in de grensstreken van het Rijk te maken met plundertochten van Germaanse volkeren zoals de Franken en de Goten. Het hoefde echter niet al wapengekletter te zijn: er ontstond een bloeiende handel met de buur-volkeren die zich net buiten de grenzen van het Rijk installeerden (doc. 4).

    Vanaf het einde van de 4de eeuw kwamen die grenzen meer onder druk te staan door het niet aflatend oprukken van Aziatische krijgers zoals de Hunnen. Rome paste zich aan door het op-nemen van zogenaamde foederati, ofte bondgenoten: niet-Romeinen die zich in de grensstreken binnen het Rijk mochten vestigen in ruil voor militaire hulp bij het verdedigen ervan. Op deze manier konden de Romeinen Noordwest-Europa nog wat langer vasthouden terwijl de Ger-maanse koningen hun mensen konden beschermen en economisch welvarend maken door ze te integreren in een maatschappij waar ze naar opkeken. In totaal spreken we van 200 000 tot 300 000 mensen maximum: nauwelijks een invasie.

    Na 450 verliest Rome zijn greep op het gebied. Verscheidene foederati bouwen eigen koninkrijken uit die geleidelijk onafhankelijk worden van het centrale Romeinse gezag. Lang-zaamaan groeit er een nieuwe politieke situatie, zonder dat de Romeinse cultuur echt bruusk stopt. Integendeel: de Germanen nemen de bestaande administratieve en sociale structuren (doc. 6) over evenals de religie. Mensen bekeren zich tot het christendom (doc. 5), ontwikkelen een schrift, slaan munten gebaseerd op bestaande modellen (doc. 7), schrijven wetteksten uit – voor-namelijk om geschillen met Romeinse burgers te beslechten (doc. 8) – en nemen het Romeinse belastingstelsel over (doc. 6, 7, 8, 9). Bepaalde koningen beschouwen zich zelfs als voortzetters van de Romeinse traditie zoals Clovis die van de Byzantijnse keizer Anastasius I in 508 de titel van consul kreeg (doc. 9).

  • 32 33

    Bepaalde Romeins-christelijke auteurs beschrijven deze Germanen dan ook als de redders van de Romeinse cultuur, iets wat de decadente en immorele Romeinen zelf niet meer konden volgens hen (doc. 10, 11).

    Sommige van deze koninkrijken was een kort leven beschoren zoals dat van de Ostrogoten in Italië. Andere werden machtige spelers, zoals de Visigoten die in Spanje standhielden tot de Arabische verovering in 711 en de Franken die door veroveringen en bondgenootschappen een reusachtig rijk wisten uit te bouwen met als hoogtepunt de kroning van Karel de Grote in 800.Het Romeinse Rijk hield ondertussen dapper stand in het Oosten, ook al had het af te rekenen met plundertochten van Aziatische volkeren zoals de Avaren en de Slaven in de 6de eeuw en meerdere aanvaringen met de Perzen. De Arabieren snoepten in de 7de eeuw een belangrijk deel van het territorium af. toch waren er vele diplomatieke contacten tussen het Oosten en het Westen (doc. 12). Constantinopel bleef een draaischijf voor de internationale handel ondanks de vele conflicten en de onzekerheid die daaruit voortvloeit (doc. 15, 17, 21). Ook tussen de ver-schillende Germaanse koninkrijken ontstaan bloeiende handelscontacten (doc. 13, 14, 16). Vanaf het einde van de 8ste eeuw, en zeker vanaf de 9de eeuw, wordt de relatieve stabiliteit van de regio grondig ontwricht door plundertochten van de Hongaren en meer nog de Vikingen. tijdge-noten spreken van een waar ‘cataclysme’, te vergelijken met het beeld van de ‘barbaarse invasie’ van de 4de eeuw (doc. 1-20).

    We weten niet precies waarom deze volkeren plots van zich laten horen. Demografische redenen, wissel van de macht, vooruitzicht op buit en slaven,… al deze elementen zullen wellicht een rol gespeeld hebben. Daar komt nog bij dat de Vikingen zeker in het begin weinig tegenkanting on-dervonden. Onderzoek heeft uitgewezen dat de psychologische impact van deze invallen groter was dan de materiële. Langs de ene kant zorgde het feit dat deze volkeren zich niet lieten negeren ervoor dat de bevolking zich militair anders moesten organiseren, hetgeen een weerslag had op de politieke organisatie van de koninkrijken op het einde van het Karolingische Rijk. Langs de andere kant lijkt het erop dat er nu meer handel gedreven werd met de noordelijke regio’s.

    Ver van alle clichés vormen de vroege middeleeuwen in de eerste plaats een straffe overgangspe-riode waarbij oud en nieuw een nieuw evenwicht moeten zoeken via een proces van transforma-tie en integratie.

    CAPut III

    De middeleeuwse melting potIn dit hoofdstuk onderzoeken we hoe de eigen tradities van elk volk wat toevoe-gen aan de middeleeuwse smeltkroes en hoe er zo een unieke en diverse, maar ook complexe vroegmiddeleeuwse cultuur ontstaat. We bekijken eerst West-Europa en vervolgens het Oosten.

    De Germaanse migraties die het Romeinse Rijk politiek en militair zo op zijn kop zetten, be-tekenden geenszins een abrupte breuk met de antieke cultuur. Volkeren als de Franken en de Goten vestigden zich gaandeweg in de Romeinse gebieden en integreerden zich in de bestaande samenleving en administratie (zie ook Caput 11 – Duistere middeleeuwen, hoezo?!). Daarnaast brachten ze ook hun eigen opvattingen en gewoonten mee. Waar hielden ze aan vast? Hoe ver-smolten de invloeden van commerciële, diplomatieke, militaire en godsdienstige contacten?

    Om een antwoord te formuleren op deze vragen moeten we een onderscheid maken tussen ener-zijds volkeren die zich in het Middellandse Zeegebied vestigen waar de Romeinse cultuur stevig verankerd is, zoals de Goten, en anderzijds zij die dichter bij hun Germaanse wortels blijven, zoals de Franken. De Ieren hebben zelfs nooit een permanente Romeinse aanwezigheid op hun eiland gehad.

    In het Oosten houdt het Romeinse Rijk stand tot in de 15de eeuw. De grote migraties hebben hier weinig invloed gehad, maar andere factoren zoals de opkomst van de islam wel. Het is interessant te zien hoe de Oost-Romeinse cultuur omgaat met deze nieuwe impulsen.

    In het Westen

    Op 25 december 800 wordt Karel de Grote tot keizer gekroond. Vanaf die datum stelt hij zichzelf voor als de keizer van het West-Romeinse rijk, op gelijke voet met de Byzantijnse keizer. Dit is politiek belangrijk, maar het toont ook aan dat mensen terug aansluiting zoeken met de Romein-se cultuur. De regeerperiode van Karel en zijn opvolgers wordt dan ook de ‘Karolingische renais-sance’ genoemd. Hierin weerklinkt het idee van een terugkeer naar de klassieke oudheid, maar het is meer dan een ‘copy-paste’ van de antieke idealen. De Karolingische cultuur staat voor een synthese van drie eeuwen Romeinse en Germaanse cultuurvermenging bekeken door een christe-lijke bril.

  • 34 35

    Eén van de eerste elementen die de Germanen van de Romeinen overnemen is het Latijn; de taal van de macht, de diplomatie, de wetenschap en de liturgie. De meeste Germaanse volkeren gebruikten geen schrift, maar regelden hun zaken via mondelinge overlevering. De adoptie van het Latijnse alfabet maakt een cultureel en bestuurlijk uniformiseren mogelijk én maakt dat de Grieks-Romeinse literaire traditie overleeft en zelfs wijdverspeid wordt. De klassieke auteurs worden veelvuldig gelezen en gekopieerd, al tijdens de Merovingische periode maar vooral onder de Karolingen (doc. 22). Het Grieks, daarentegen, dooft uit in West-Europa.

    Het literaire en religieuze Latijn blijft nagenoeg onveranderd (doc. 23), maar het gesproken Latijn van alledag evolueert constant. Julius Caesar brengt in de 1ste eeuw het Latijn binnen in Gallië waar het in contact komt met het daar gesproken Gallisch en zo uitgroeit tot ‘vulgair Latijn’, de voorloper van het Frans. In de 5de eeuw brengen de Merovingers op hun beurt het Frankisch mee, een Germaanse taal, waaruit het Oudnederlands groeit. Het vulgair Latijn en het latere Oudfrans nemen heel wat leenwoorden op van dat Frankisch zoals bv. bois dat van het Germaanse bosc (bos) komt.

    Antieke teksten worden in kloosters gekopieerd in perkamenten codices. Vervolgens circuleren deze kostbare manuscripten binnen het netwerk van Europese abdijen als prestigeobjecten en voor de opleiding van nieuwe monniken. Het zijn dus de kloosters die de kennis bewaren en doorgeven. Ierland, bijvoorbeeld, kan niet terugvallen op een uitgebouwd Romeins administra-tief apparaat om nieuwe informatie te laten doorstromen. Het zijn dan ook de kloosters zelf die instaan voor de verspreiding van het christendom op het eiland. Het eigenlijke schrift is aanvankelijk gebaseerd op het cursief Latijn dat weinig eenvormig is en moeilijk te lezen. Vanaf de 9de eeuw wordt op aansturen van Karel de Grote de zogenaamde Karolingische minuskel de standaard. Dit goed leesbaar lettertype heeft duidelijke regels in verband met het splitsen van woorden en de leestekens en daarom vindt het snel ingang bij de kopiist-monniken (doc. 24, 25).

    Al heel vroeg worden manuscripten aangevuld met zogenaamde ‘boekverluchtingen’. Handschriften uit Ierland en de Germaanse gebieden worden vooral met geometrische en dier-lijke motieven versierd die erg lijken op die uit de traditionele edelsmeedkunst. De Germanen waren nomaden, dat betekent onder andere dat ze niet investeerden in architectuur of monu-mentale beeldhouwkunst, wel waren ze meester metaalbewerkers. Net als de steppevolkeren van Midden-Azië versierden ze fibulae en gespen met in elkaar verstrengelde vogels en slangen en geometrische patronen als arceringen, stippen en zigzags (doc. 28). En niet alleen de versieringen zijn geïnspireerd op oosterse voorbeelden, door contact met de Hunnen leerden de Germanen cloisonné en andere technieken oorspronkelijk bedacht door de Scythen en de Sarmaten (doc. 13). Deze motieven en technieken zullen tijdens de middeleeuwen evengoed voor liturgische voorwerpen en reliekschrijnen gebruikt worden. Later, tijdens de Karolingische periode, grijpen de monniken eerder terug naar Romeinse en Byzantijnse patronen waardoor we meer afbeeldin-gen van mensen te zien krijgen (doc. 26).

    Metalen wapens hadden een speciale plaats in de Germaanse samenlevingen. Waar het Romeinse Rijk steunde op een centraal georganiseerd beroepsleger, ontwikkelden de nomadische Ger-maanse groepen een krijgersmentaliteit aangescherpt door constante plundertochten over de grenzen van het Rijk en een verdediging tegen bijvoorbeeld de Hunnen. De Franken brachten hun eigen wapens mee: de scramasax, een groot éénsnijdend mes, en de fransisca, een werpbijl (doc. 30). Wapens als deze, en vooral ook zwaarden, spatha, waren een kostbaar bezit. Als je er één had, werd je er zelfs mee begraven. Ze werden gemaakt door blokken damaststaal, een staalsoort uit Indië, te smelten en in elkaar te draaien. Het resultaat is een zwaar en scherp wapen met een mooi patroon dat een beetje lijkt op een visgraat (doc. 29).Doordat de koninkrijken zich stilaan stabiliseren en onder invloed van het christendom stompt de oude krijgersmentaliteit ietwat af. Er worden sporen van bewaard in de ridderidealen en ze leeft voort in het houden van toernooien.

    De kunsten staan vanaf de laatantieke periode stilaan in het teken van de christelijke godsdienst, sinds de 4de eeuw de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. Maar, hoewel het christendom een integraal deel van de structuur van het Rijk is, duurt het tot midden 7de eeuw vooraleer de Franken zich laten kerstenen, ook al laat koning Clovis zich in 500 al dopen. Om makkelijker aansluiting te vinden bij de bevolking, zal de Kerk vele heidense gebruiken, zoals het kerstfeest, overnemen, zij het met een laagje vernis dat wordt toegevoegd.

    Ook begrafenisrituelen veranderen heel traag. De Gallo-Romeinen hadden de gewoonte om overledenen te begraven met een aantal gebruiksvoorwerpen en geschenken om de dode een zeker comfort te garanderen. Vanaf de 6de eeuw worden mensen begraven met hun wapens, juwelen en mooie kledij zoals de gewoonte is bij de Germanen. Deze rustplaatsen weerspiegelen de maatschappelijke status die de dode bij leven genoot (doc. 5). Het is echter onmogelijk aan de graven te zien welke religieuze overtuigingen de dode erop nahield. Enerzijds wijst niets erop dat hij of zij een christen was, anderzijds is er evenmin bewijs van het tegendeel; vooral omdat de vroege Kerk weinig tussenkwam bij begrafenissen, dit was privéterrein. Vanaf de 8ste eeuw, wor-den er minder en minder grafgiften meegegeven wat aantoont dat het christendom nadrukkelij-ker aanwezig was in het dagelijkse leven. Immers: enkel de ziel is belangrijk volgens het christelijk geloof, iets anders kan je toch niet meenemen.

    Er zijn weinig bouwwerken bewaard gebleven uit de Merovingische periode. De manier van bouwen was duidelijk geïnspireerd op de Romeinse voorbeelden aangezien de Germanen geen architecturale traditie hadden (doc. 33, 34). Het zijn de Karolingen die religieuze en seculiere gebouwen zullen neerzetten in de stijl van het antieke Rome en Byzantium, mede gebaseerd op auteurs als Vitruvius en zijn De Architectura (doc. 24). Een goed voorbeeld hiervan is de konings-palts te Aken, het voornaamste paleis van Karel de Grote. De palts is eigenlijk een verzameling gebouwen waarbij het grondplan van het paleis zelf teruggrijpt naar de Romeinse traditie terwijl de kapel duidelijk Byzantijns geïnspireerd is. Deze kapel heeft de vorm van een achthoek en is versierd met marmer tegen de muren, aan de bovenkanten mozaïeken en porfieren zuilen die gerecupereerd werden uit Ravenna, Italië. Deze verdeling van materialen stamt uit de tijd van keizer Augustus en wordt nagenoeg altijd toegepast in vroegchristelijke en Byzantijnse kerken.

  • 36 37

    In het Oost-Romeinse Rijk

    Omdat het Oosten minder te maken kreeg met Germaanse migraties en zijn grenzen dus min of meer intact bleven, kon de klassieke cultuur hier overleven. Dit is het zogenaamde Oost-Romeinse Rijk of ook het Byzantijnse Rijk. De Romeinse staatsstructuur, keizerlijk gezag en Grieks-Romeinse cultuur worden allemaal voortgezet met het christendom als staatgodsdienst. Het Rijk onderhoudt natuurlijk contacten met andere landen uit de regio, zij het via diploma-tieke betrekkingen, oorlog of handel en via die contacten drukken andere volkeren zoals de Perzische Sassaniden op hun beurt hun stempel op de Byzantijnse samenleving. Een goed voorbeeld van deze kruisbestuiving zijn de vloermozaïeken die in de regio te vinden zijn. De mozaïeken van Apamea in Syrië zijn rechtstreeks terug te voeren op de veelkleurige promenades uit de Grieks-Romeinse wereld. In de grote steden blijft men zeker tot de 4de eeuw vasthouden aan de klassieke beeldtaal. Het is pas nadat keizer theodosius een aantal edicten uit-vaardigt om christelijke ketterijen tegen te gaan dat mythologische scènes plaats scènes stilaan plaats ruimen voor geometrische motieven. Vanaf het begin van de 5de eeuw ontwikkelt zich een nieuw iconografisch repertorium dat bestaat uit planten-, dierenmotieven en andere elementen die geïnspireerd zijn op de Sassanidische kunst uit Perzië. In tegenstelling tot de meer natuurgetrouwe weergave van planten en dieren in de klassieke kunst zijn deze fauna en flora herleid tot eenvoudige decoratieve motieven. ten slotte zien we ook vroegchristelijke voorstellin-gen verschij-nen (doc. 35). Een ander voorbeeld van de subtiele vermenging van christelijke, Grieks-Romeinse, Oudegyp-tische en oosterse kunst is de materiële cultuur van de Egyptenaren (doc. 36). De Egyptenaren zijn gekend om hun prachtige textielen. De Oudegyptenaren waren meesters in het bewerken van linnen, de Grieken in de wolbewerking. Mettertijd versmelten deze twee tradities door linnen stoffen te weven met kleurige decoratieve elementen. Inspiratie voor de motieven halen ze uit de Grieks-Romeinse kunst: planten- en dierenmotieven en mythologische figuren (doc. 37, 38). Soms worden de motieven ingeweven, andere worden ze apart geweven en opgenaaid. Deze stoffen zijn goed bewaard gebleven omwille van het hete en droge klimaat van Egypte maar ook omdat de begrafenisrituelen rond het midden van de 3de eeuw veranderden. De dode wordt begra-ven met zijn/haar mooiste kleren en een aantal bezittingen. Soms rust het hoofd, en mogelijk ook de voeten, op een kussen (doc. 39).

    In Egypte en in andere gebieden van het Oost-Romeinse Rijk herneemt de Byzantijnse kunst de antieke iconografie: de mythologie van Dionysos met zijn saters, maenaden, muzikanten, dansers, dieren, vogels en wijnranken. Maar ook jachttaferelen, circusmotieven, putti en de afbeelding van granaatappels, symbool van rijkdom en vruchtbaarheid sieren kunstvoorwerpen. Oosterse motieven zoals dierenfriezen, dieren die naar elkaar toegekeerd zijn, de levensboom en elementen uit de Perzische mythologie vullen het repertorium aan. Net als bij de Egyptenaren zijn de tex-tielen een goed voorbeeld van deze kruisbestuiving. Omdat een stuk stof makkelijk te transpor-teren is, vinden we exemplaren tot ver buiten het Byzantijnse Rijk; het is een ideaal diplomatiek geschenk, wordt gebruikt om relieken in te wikkelen en wordt verhandeld op de zijderoute(s) (doc. 40). Byzantijnse motieven worden nagebootst door andere volkeren, in die mate zelfs dat het niet altijd duidelijk is waar een textiel nu oorspronkelijk gemaakt werd. Het omgekeerde is ook waar: zo worden Sassanidische stoffen uit Perzië enorm gewaardeerd. Via de zijderoute(s) en als oorlogsbuit van het Byzantijnse leger vinden ze hun weg naar het Oost-Romeinse Rijk waar ze veel indruk maken.

    Ontmoeting met de islam

    In de 7de eeuw komt er nog een nieuwe speler in de melting pot roeren: de islam. Naar aanleiding van de eerste uitbreidingen naar het Westen komen de Arabieren in contact met de Oost-Romeinse en Perzisch-Sassanidische cultuur. twee wereldrijken die gehelleniseerd werden door Alexander de Grote in de 4de eeuw voor onze tijdrekening. Er ontstaat een constante wisselwerking tussen Arabische, Grieks-Romeinse, Byzantijnse en Perzische kunst zoals bij-voorbeeld in de textielen, een beïnvloeding die minstens tot de 13de eeuw te voelen is (doc. 41, 42). Meer naar het Westen, in Spanje, bouwen de Visigoten vanaf de 6de eeuw aan een Iberisch-Vi-sigotische beeldtaal die perfect in het verlengde van de Romeinse traditie ligt. In 711 vallen de Arabieren de regio binnen vanuit het Zuiden en rond 750 neemt de islamitische dynastie van de umayyaden zijn intrek in Cordoba. Er ontstaat een bloeiende artistieke productie die Romeinse en Arabische elementen verenigt: ivoren, architecturale elementen en stucco reliëfs vertonen dambordpatronen, plantenranken, vogels en andere dieren die verstopt zitten tussen de vegetatie en dat alles voorzien van Arabische kalligrafie. Verscheidene tradities, meervoudige invloeden, culturele ontmoetingen, handelscontacten,… De som van deze uitwisselingen is een rijke en diverse cultuur die begint bij de klassieken en waar tot vandaag onafgebroken aan gebouwd wordt (doc. 43).

  • 38 39

    CAPut IV

    Iedereen barbaar!In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de notie van ‘de ander’ via het begrip ‘barbaar’ en hoe dit begrip met de tijd veranderde. Viennent donc les Barbares. La société antique est condamnée. toen kwamen dus de barbaren. De antieke beschaving was gedoemd.

    Dat schreef de eminente Franse historicus Jules Michelet (doc. 1). Michelet vertolkt een typisch 19de eeuwse visie op de geschiedenis gebaseerd op klassieke auteurs die de niet-Romeinse volkeren als directe oorzaak van grote rampspoed beschouwden, namelijk de ‘val’ van het West-Romeinse Rijk (zie ook Caput 11 - Duistere middeleeuwen, hoezo?!). De niet-Romeinen zijn ‘barbaren’. Een woord met een uitgesproken negatieve bijklank. Maar waarover gaat het nu precies ? De oorsprong van het woord ‘barbaar’ ligt in het oudgriekse barbaros wat zoveel betekent als ‘iemand die in onomatopeeën spreekt’: bar-bar-bar. Klanknabootsingen werden gezien als on-ver-staanbaar en onderontwikkeld (doc. 44). Een barbaar is dus een buitenlander, iemand die geen Grieks spreekt. Voor sommige Griekse auteurs, zoals de geschiedschrijver Herodotos, vormt dit geen bezwaar, terwijl voor andere enkel het Grieks ontwikkeld genoeg is om te kunnen denken en redeneren. In deze laatste visie kunnen barbaren dus nooit hetzelfde culturele niveau halen als de Grieken (doc. 45, 46).

    Waar de Grieken de wereld verdelen in Grieken en barbaren, is het wereldbeeld van de Romeinen genuanceerder. De Romeinen zijn grote bewonderaars van de Griekse cultuur en nemen er talrijke elementen van over, zo ook de notie van de barbaar. Nu komen de Romeinen veel meer dan de Grieken in contact met ‘buitenlanders’, waarvan vele stelselmatig ook opgenomen worden in het Romeinse Rijk (doc. 47, 48, 49). Om de oorspronkelijke Romeinse cultuur af te bakenen, krijgt al wat niet-Romeins is, zoals vreemde gewoonten, klederdracht, andere sociale organisatie of een zekere wreedheid het etiket ‘barbaars’ (doc. 50, 51). In de vroegchristelijke periode wordt deze invulling van de term nog aangevuld met de notie ‘heidens’ en wordt de band tussen de ter-men ‘barbaars’ en ‘onbeschaafd’ nog versterkt. Vanaf de 4de eeuw maken klassieke auteurs de link tussen de woorden ‘barbaars’, ‘geweld’, ‘vernietiging’ en ‘plundering’ en de Germaanse bedreigin-gen tegen het Rijk (doc. 3).

    Binnen deze retoriek zijn het vooral de Hunnen die het moeten ontgelden. Waarom nu dit volk uitgegroeid is tot ‘dé barbaren’, daar hebben we het raden naar. Mogelijk heeft het te maken met hun Oosters uiterlijk of de meedogenloosheid van hun aanvallen. In ieder geval spreken de meeste auteurs zich heel negatief uit over hen en dit tot ver in de 20ste eeuw (doc. 52). ‘Hun’ werd een scheldwoord voor een immoreel en gewelddadig iemand, behalve in Hongarije waar koning Attila een nationale held is. Nochtans zijn er ook antieke bronnen die een veel genuanceerder beeld ophangen, geschreven door Romeinse diplomaten die Hunnen ontmoet hebben (doc. 53).

    Bepaalde vroegchristelijke auteurs draaien het concept ‘barbaars’ helemaal om en gebruiken het om de levenswijze van nieuwkomers aan te duiden die zich in vrede in het Romeinse Rijk willen vestigen in tegenstelling tot de decadente en immorele laat-Romeinse cultuur (doc. 4, 10, 11). Barbaars betekent in dit geval dus ook ‘anders’, maar niet in slechte zin.

    Ook hedendaagse historici hangen eerder deze interpretatie aan om afstand te nemen van de idee van de ‘barbaarse invallen’. Een concept dat stamt uit de 16de eeuw dat de veronderstelling aanwakkert dat één ondeelbare massa mensen met veel geweld de Rijn overstak en zo van de ene op de andere moment het West-Romeinse Rijk ten val bracht. Bronnenonderzoek wijst uit dat dit niet op deze manier gebeurd is. In plaats van één invasie, waren er meerdere opeenvolgende golven verspreid in de tijd. En niet alle Germanen kwamen te wapen aan de grenzen, vele groe-pen vestigden zich op een vreedzame manier en streefden naar integratie in de Romeinse samen-leving. Vandaag spreekt men dan ook over de Grote Volksverhuizing, of ‘migraties’.

    De betekenis van het woord ‘barbaar’ en zijn afgeleiden verandert dus doorheen de tijd en krijgt andere nuances naargelang wie het gebruikt. Van ‘niet in staat zijn rede te gebruiken’ over ‘gewelddadigheid’ tot ‘andere gewoonten die men niet helemaal begrijpt’: dé barbaar is niet één aanwijsbare persoon of volk. ‘Barbaars’ wordt altijd afgemeten ten opzichte van ‘ik’, ‘wij’ en ‘ons’ (doc. 54). Gebruikt voor propagandadoeleinden dient het vooral om angst te zaaien en het supe-rioriteitsgevoel aan te wakkeren. Ook vandaag is dat niet anders (doc. 55).

  • 40 41

    BRONNENIn dit hoofdstuk worden alle bronnen, tekst en foto’s, gebundeld en voorzien van een korte situering. In de andere hoofdstukken wordt naar de juiste nummers gerefereerd in de tekst, bv. (doc. 1). Bij de tekstuele bronnen wordt, waar mogelijk, eerst de originele tekst weergeven en daaronder de vertaling. Waar de originele tekst onvindbaar was, staat gewoon de Nederlandse vertaling. De teksten zijn fragmenten, in de mate van het mogelijke staat bij de fragmenten een link naar een webpagina waar de volledige tekst in originele versie terug te vinden is.

    DOC. 1: JuLES MICHELEt, Histoire de France, Parijs, 1880, boek I, hoofdstuk 3

    Viennent donc les barbares. La société antique est condamnée. Le long ouvrage de la conquête, de l’escla-vage, de la dépopulation, est près de son terme. Est-ce à dire pourtant que tout cela se soit accompli en vain, que cette dévorante Rome ne laisse rien sur le sol gaulois d’où elle va se retirer ? Ce qui y reste d’elle est en effet immense. Elle y laisse l’organisation, l’administration. Elle y a fondé la cité ; la Gaule n’avait aupa-ravant que des villages, tout au plus des villes. Ces théâtres, ces cirques, ces aqueducs, ces voies que nous admirons encore, sont le durable symbole de la civilisation fondée par les Romains, la justification de leur conquête de la Gaule. Telle est la force de cette organisation, qu’alors même que la vie paraîtra s’en éloigner, alors que les barbares sembleront près de la détruire, ils la subiront malgré eux. Il leur faudra, bon gré, mal gré, habiter sous ces voûtes invincibles qu’ils ne peuvent ébranler ; ils courberont la tête, et recevront encore, tout vainqueurs qu’ils sont, la loi de Rome vaincue. Ce grand nom d’Empire, cette idée de l’égalité sous un monarque, si opposée au principe aristocratique de la Germanie, Rome l’a déposée sur cette terre. Les rois barbares vont en faire leur profit. Cultivée par l’Église, accueillie dans la tradition populaire, elle fera son chemin par Charlemagne et par saint Louis. Elle nous amènera peu à peu à l’anéantissement de l’aristocra-tie, à l’égalité, à l’équité des temps modernes.

    En toen kwamen de barbaren. De antieke samenleving is gedoemd. Het lange werk van vero-vering, slavernij en ontvolking nadert zijn einde. Betekent dit dat alles tevergeefs is, dat het allesverslindende Rome niets achterlaat op de Gallische grond waaruit ze zich nu terugtrekt? Nee, wat er overblijft is reusachtig. Ze laat organisatie en administratie achter. En steden-bouw, Gallië had voordien enkel dorpen. Deze theaters, circussen en aquaducten die we nog steeds bewonderen zijn het blijvende symbool van de door de Romeinen gestichte beschaving, de rechtvaardiging van de verovering van Gallië. Zulks is de kracht van de Romeinse organi-satie dat zelfs wanneer het teloor lijkt te gaan en de barbaren het lijken te vernietigen, ook zij het ondanks zichzelf zullen overnemen. Willens nillens zullen ze het hoofd buigen en de wetten van het veroverde Rome ontvangen. Rome introduceerde het idee van één rijk onder één vorst, zo tegengesteld aan de Germaanse aristocratische principes. De barbaarse koningen zullen er wel bij varen. Het idee, gecultiveerd door de Kerk en aanvaard door het volk, wordt weerom werkelijkheid onder vorsten als Karel de Grote en Lodewijk de Vrome. Beetje bij beetje zal de macht van de aristocratie afkalven en ons uiteindelijk leiden naar het moderne principe van gelijkheid.

    Eigen vertaling

    Jules Michelet (1798 – 1874) was een Frans historicus. Zijn magnum opus is de 17-delige Histoire de France, ‘Geschiedenis van Frankrijk’, waarin hij de geschiedenis van Frankrijk op een persoon-lijke en levendige manier beschrijft met veel aandacht voor de onderdrukten van het verleden. Michelet werd hierin sterk beïnvloed door het gedachtengoed van de verlichting en filosofen als Voltaire. Grasduinen in het werk van Michelet kan op de site van Project Gutenberg (Frans): http://www.gutenberg.org/ebooks/author/8214 (geopend op 16.09.19)

  • 42 43

    DOC. 2: EDWARD GIBBON, the History of the Decline and Fall of the Roman Empire, 1776/1789, boek III, hoofdstuk XXXVIII, deel I

    The kings of France maintained the privileges of their Roman subjects; but the ferocious Saxons trampled on the laws of Rome, and of the emperors. The proceedings of civil and criminal jurisdiction, the titles of honor, the forms of office, the ranks of society, and even the domestic rights of marriage, testament, and in-heritance, were finally suppressed; and the indiscriminate crowd of noble and plebeian slaves was governed by the traditionary customs, which had been coarsely framed for the shepherds and pirates of Germany. The language of science, of business, and of conversation, which had been introduced by the Romans, was lost in the general desolation. A sufficient number of Latin or Celtic words might be assumed by the Ger-mans, to express their new wants and ideas; but those illiterate Pagans preserved and established the use of their national dialect.

    De koningen van Frankrijk lieten hun Romeinse onderdanen hun rechten behouden; maar de woeste Saksen vertrappelden de wetten van Rome en zijn keizers. De burgerlijke en strafre-chtelijke juridische procedures, eretitels, ambtenarij, sociale organisatie, zelfs de plaatselijke regels inzake huwelijken, testamenten en erfenissen werden uiteindelijk onderdrukt; en de grote groep edelen en plebejische slaven werden onderworpen aan het gewoonterecht dat oorspronkelijk ontworpen was voor de Germaanse herders en piraten. De taal van de we-tenschap, handel en omgang die door de Romeinen was geïntroduceerd ging verloren in de algehele verwoesting. Voldoende Latijnse of Keltische woorden werden overgenomen door de Germanen, maar toch vestigden deze ongeletterde heidenen het gebruik van hun eigen nationale dialect.

    Eigen vertaling

    Edward Gibbon (1737 – 1794) was een Brits geschiedschrijver. Zijn werk, the History of the Decline and Fall of the Roman Empire, ‘Verval en Ondergang van het Romeinse Rijk’, telt zes volumes en vertelt de geschiedenis van het Romeinse Rijk van de regeerperiode van trajanus tot het einde van het Oost-Romeinse Rijk. De volumes zijn goed gedocumenteerd en vlot geschreven, maar veel van Gibbons conclusies zijn ondertussen weerlegd aan de hand van moderne onderzoeks-technieken en archeologische vondsten.

    De hele Engelse tekst kan je lezen op Project Gutenberg: http://www.gutenberg.org/ebooks/25717 (geopend op 16.09.19)

    DOC. 3: HIERONYMuS VAN StRIDON, Aan Ageruchia (brief 123), ca. 409, paragraaf 16

    Verum quid ago? Fracta navi de mercibus disputo. (…) Praesentium miseriarum pauca percurram. Quod rari hucusque residemus, non nostri meriti, sed Domini misericordiae est. Innumerabiles et ferocissimae nationes universas Gallias occuparunt. Quidquid inter Alpes et Pyrenaeum est, quod Oceano et Rheno includitur, Quadus, Wandalus, Sarmata, Halani, Gipedes, Heruli, Saxones, Burgundiones, Alemani, et, o lugenda respublica! hostes Pannonii vastarunt. (…) Moguntiacum, nobilis quondam civitas, capta atque subversa est, et in Ecclesia multa hominum millia trucidata. Vangiones longa obsidione deleti. Remorum urbs praepotens, Ambiani, Attrebatae, extremique hominum Morini, Tornacus, Nemetae, Argentoratus, translatae in Germaniam. Aquitaniae, Novemque populorum, Lugdunensis, et Narbonensis provinciae, praeter paucas urbes populata sunt cuncta. Quas et ipsas foris gladius, intus vastat fames. Non possum absque lacrymis Tolosae facere mentionem, quae ut hucusque non rueret, sancti Episcopi Exuperii merita praestiterunt. Ipsae Hispaniae iam iamque periturae, quotidie contremiscunt, recordantes irruptionis Cimbricae, et quidquid alii semel passi sunt, illae semper timore patiuntur.

    Maar waar ben ik mee bezig? Ik praat over de lading terwijl het schip zelf tenonder gaat. (…) Ik zal nu een paar woorden zeggen over onze huidige rampspoed. Sommigen van ons hebben die overleefd, maar dat is niet aan onszelf te danken, maar aan de genade van de Heer. Wre-de groepen hebben in grote getale alle delen van Gallië overrompeld. Het hele land tussen de Alpen en de Pyreneeën, tussen de Rijn en de Oceaan, is verwoest door hordes Quaden, Vandalen, Sarmaten, Alanen, Gepiden, Herulen, Saksen, Bourgondiërs, Alemannen en – helaas voor het Rijk! - zelfs Pannoniërs. (…) De eens nobele stad Mainz is veroverd en vernie-tigd. Vele duizenden zijn in haar kerk afgeslacht. De bevolking van Worms is na een lange belegering uitgeroeid. De machtige stad Reims, de Ambiani, de Altrebatae en de Morini die aan de grenzen wonen, Doornik, Speyer en Straatsburg zijn door de Germanen gevallen. De provincies Aquitanië, Negen Naties, Lugdunensis en Narbonensis zijn met uitzondering van een paar steden met de grond gelijk gemaakt. En degenen die aan het zwaard ontsnapt zijn, hebben nu te leiden onder hongersnood. Ik kan niet anders dan huilen als ik denk aan tou-louse dat enkel dankzij de inspanning van bisschop Exuperius gespaard is gebleven. Zelfs de Spanjaarden staan op de rand van de afgrond en staan bang te trillen bij de herinnering aan de invasie van de Cimbren en terwijl de enen reeds leiden onder dit onheil, leiden de anderen onder de angst voor wat hen nog te wachten staat.

  • 44 45

    Eigen vertaling uit het Engels naar Christian Classics Ethereal Library: http://www.ccel.org/ccel/schaff/npnf206.v.CXXIII.html (geopend 16.09.19)

    Hiëronymus van Stridon (ca. 347 - 419) was een Romeins-christelijke geleerde. Hij is vooral bekend om zijn vertaling van de Bijbel uit het Hebreeuws naar het Latijn, het zogenoemde vulgaat. Zijn versie wordt uiteindelijk de officiële Bijbel, erkend door de Paus in Rome. Daarnaast schreef hij ook veel brieven, onder andere naar mensen die hem raad vroegen over hoe een goed christen te zijn. Dit stukje tekst komt uit een brief die hij schreef aan de Gallische edelvrouw Ageruchia in 409.

    De volledige brief kan je in het Latijn nalezen op AgoraClass, een project van uCL: http://ago-raclass.fltr.ucl.ac.be/concordances/jerome_lettre_CXXIII/lecture/16.htm (geopend op 16.09.19)

    DOC. 4: Panegyriek van Constantius I Chlorus, 297(…) totis porticibus civitatum sedere captiva agmina barbarorum, viros attonita feritate trepidantes, respicientes anus ignaviam filiorum nuptas maritorum, vinculis copulatos pueros ac puellas familiari murmure blandientes, atque hos omnes provincialibus vestris ad obsequium distributos, donec ad desti-natos sibi cultus solitudinum ducerentur. (…) Arat ergo nunc mihi Chamavus et Frisius et ille vagus, ille praedator exercitio squali ruris operatur et frequentat nundinas meas pecore venali et cultor barbarus laxat annonam. Quin etiam si ad dilectum vocetur accurrit et obsequiis teritur et tergo coercetur et servire se militiae nomine gratulatur. (…) sicut postea tuo, Maximiane Auguste, nutu Nerviorum et Trevirorum arva iacentia Laetus postliminio restitutus et receptus in leges Francus excoluit, ita nunc per victorias tuas, Constanti Caesar invicte, quidquid infrequens Ambiano et Bellovaco et Tricassino solo Lingonicoque restabat, barbaro cultore revirescit.

    (…) in alle steden zie je de rijen barbarengevangenen onder de portieken zitten, mannen die door de wreedheid herleid zijn tot angst en beven, oude vrouwen, echtgenotes, jonge mannen en vrouwen, en al die andere. Verdeeld onder de inwoners van onze provincies om in de huizen te dienen en om de verlaten gronden te bewerken. (…) Vandaag ploegen de Cha-maven en de Frisii dus voor mij, die vagebonden en plunderaars werken zich kreupel op mijn braakliggende grond, bevolken mijn veemarkt en die barbaarse werklui doen de voedselprijzen dalen! En wanneer ze worden opgeroepen om hun dienstplicht te vervullen komen ze meteen aanlopen, klein gekregen door discipline, in het gareel gehouden door de roede – zichzelf een schouderklopje gevend omdat hij kan dienen als Romeins soldaat.

  • 46 47

    (…) Net zoals de braakliggende velden van de Nerviërs en de trevieren op een teken van jou, Maximianus Augustus, bewerkt werden door de laeti1 die terug in hun gebieden kwamen wonen en door de Franken die zich aan onze wetten hebben ondergeschikt. Zo worden alle verlaten gronden vandaag terug groen onder de ploegen van de barbaren en dat allemaal dankzij uw overwinningen, Constantius.

    1 Laeti waren krijgsgevangenen, of nakomelingen hiervan. In ruil voor militaire dienst kregen ze een stuk land om te bewerken. Op deze manier konden niet-Romeinse bevolkingsgroepen zich binnen de grenzen van het rijk vestigen.

    Eigen vertaling uit het Frans naar HAYtS, F. en WILLEMS-ELtGES, J., Rome débuts du Moyen Age, Namen, 1969, p. 247

    Een panegyriek is een lofrede, een formele voordracht om een bepaalde persoon op te hemelen. Deze panegyriek was voor Constantius I Chlorus, vanaf 293 keizer van het West-Romeinse Rijk en vader van de latere keizer Constantijn de Grote. Zijn bijnaam Chlorus, de bleke, heeft hij te danken aan Byzantijnse historici. Dit is een fragment uit de achtste van de zogenaamde Panegy-rici Latini. Hij werd uitgesproken in trier naar aanleiding van de herovering van Brittania door Constantius Chlorus in 296.

    De volledige Latijnse Panegyrici Latini kan je nalezen op de Biblioteca Digitale di testi Latini tar-doantichi: http://digiliblt.lett.unipmn.it/opera.php?id=DLt000386&gruppo=opere&iniziale=all (geopend op 16.09.19)

    DOC. 5: Graf van een jongeman, grafveld van Harmignies (Henegouwen, België), einde 5de eeuw, KMKG Brussel

    Dit is het graf is van een rijk volledige man. Hij werd begraven met een volledig set aan wapens namelijk een zwaard, een bijl, een lans en pijlpunten. Naast hem ligt ook een umbo, een metalen schildknop, al wat er overblijft van zijn houten schild. Hij draagt een gesp aan zijn ceintuur en een leren tasje waarvan nog een bronzen sluiting bewaard is en waarin hij een pincet bewaarde (om zijn baard te trimmen?). Daarnaast kreeg hij ook bronzen, aardewerken en glazen potten en een parel uit amber die oorspronkelijk aan het handvat van zijn zwaard vastzat. In zijn mond ligt een gouden muntstuk. Enerzijds kant bewijsmateriaal genoeg om te zeggen dat de man een Frank was en dus lid van die krijgerscultuur die zijn doden met wapens en al begroeven – iets wat de Romeinen nooit gedaan hebben. Een ander voorwerp dat aantoont dat de man een Germaan was, is de typische bijl waarmee hij begraven werd. Anderzijds nam hij ook enkele typisch Romeinse voorwerpen mee zoals glas, wat totaal onbekend was in Germaanse streken, en de gouden munt in de mond die daar geplaatst werd om de veerman Charon te betalen voor de tocht over de Styx. Samenvattend kunnen we zeggen dat deze man wel degelijk van Frankische afkomst was, maar dan iemand die met veel plezier waardevolle voorwerpen bestelde bij lokale ambachtslui en graag ‘deed als’ de Romeinen.

  • 48 49

    DOC. 6 : Kopie van de zegelring van Childeric I met inscriptie CHILDERICI REGIS, origineel: goud, gevonden in Doornik (Henegauwen België), 5de eeuw, KMKG Brussel En CHIFFLEt, Jean-Jacques, Anastasis Childerici I. Francorvm regis, sive thesavrvs sepvlchralis tornaci Neruiorum effossus, & commentario illustratus, 1588 - 1660, KMKG Brussel

    Deze zegelring werd gevonden in het graf van Childeric I (ca. 436 – 481), hoofdman van de Fran-ken, koning van de federatie en van ca. 457 tot aan zijn dood in 481 eerste koning van de dynastie van de Merovingen. Childeric regeert vanuit Doornik. De Romeinen gebruiken zegelringen om officiële documenten uit zowel het privé- als het publieke leven te bekrachtigen. Enkel leden van de hogere klassen dragen zulk een ring, het is dan ook een teken van rang en stand. Deze ring leert ons dat Childeric de Romeinse administratie in ere houdt en zelf ook waarde hecht aan dergelijke voorwerpen. De inscriptie Chiderici Regis toont dat hij de Latijnse taal en schrift overneemt, althans in bestuurszaken. Dit is belangrijk omdat de Germanen vóór hun integratie in het Romeinse Rijk geen geschreven taal gebruikten. De manier waarop de koning op de ring wordt afgebeeld, daarentegen, is duidelijk Frankisch. Hij draagt zijn paludamentum (Romeinse mantel) bijeengehouden met een fibula in de vorm van een kruis en zijn haar lang als Frankisch teken van macht.

    DOC. 7: Byzantijnse munt (solidus) van Anastasios I, goud, 491/518, gemaakt in Constantinopel, KMKG Brussel [*]

    En een imitatie van de solidus van Anasatasius I, goud, gevonden in graf 250 van de Merovingische begraafplaats van Bossut-Gottechain (Waals-Brabant, België), zonder datum, KMKG Brussel

    Op deze Byzantijnse munten wordt keizer Anastasius I in vooraanzicht afgebeeld. Hij draagt een borstharnas en een helm. Op de achterkant houdt een gevleugelde godin Victoria een kruis vast met christusmonogram.

  • 50 51

    DOC. 8: Salische wet, ca. 510, XLIOver de moord op vrije mannen 1. Iemand die een vrije Frank, of een barbaar die volgens de Salische wet leeft doodt, en het is bewezen, wordt veroordeeld tot 8000 denars.2. Maar als hij hem in een put of in het water heeft gegooid, of hem met takken of iets anders heeft bedekt om hem te verbergen, zal hij worden veroordeeld tot 24000 denars, samen 600 shilling. 3. Maar iemand die een man heeft gedood die in dienst van de koning is, wordt veroordeeld tot 24000 denars, samen 600 shilling.4. Maar als hij hem in een put of in het water heeft gegooid, of hem met takken of iets anders heeft bedekt om hem te verbergen, zal hij worden veroordeeld tot 72000 denars, samen 1800 shilling.5. Iemand die een Romein die in het paleis van de koning eet doodt, en het is bewezen, wordt veroordeeld tot 1200 denars, samen 300 shilling.6. Maar als de Romein geen landeigenaar was en disgenoot van de koning, wordt hij veroordeeld tot 4000 denars, samen 100 shilling.7. Maar als de Romein tribuut moest betalen, wordt hij veroordeeld tot shilling [sic].9. Iemand die een man levend in een put gooit en de man ontsnapt bij leven, wordt (de dader) veroordeeld tot 4000 denars, samen 100 shilling.

    Eigen vertaling uit het Engels naar the Avalon Project van Yale Law School: https://avalon.law.yale.edu/medieval/salic.asp (geopend op 16.09.19)

    De Salische wet is het geschreven wetboek van de Franken. De Germanen gebruikten lange tijd geen schrift, wetten werden mondeling doorgegeven. Rond 510 dan, laat koning Clovis de wetten van zijn volk optekenen in het Latijn. Bovenstaand hoofdstukje beschrijft de boetes voor de moord op vrije mannen. Bij het doden van een Romein moet de dader 1/3de minder betalen dan bij het doden van een Germaan. Dit betekent helemaal niet dat een Romein minder waard is, maar gaat terug op de Germaanse gewoonte ‘weergeld’ te betalen aan de familie van het slachtoffer, iets wat bij Romeinse families niet van toepassing is.

    DOC. 9: GREGORIuS VAN tOuRS, 575/591, Decem Libri Historiurum of Liber Historia Francorum, 575/591, boek II, 38

    38. De patriciato Chlodovechi regis.Igitur ab Anastasio imperatore codecillos de consolato accepit, et in basilica beati Martini tunica blattea indutus et clamide, inponens vertice diademam. Tunc ascenso equite, aurum argentumque in itinere illo, quod inter portam atrii et eclesiam civitatis est, praesentibus populis manu propria spargens, voluntate benignissima erogavit, et ab ea die tamquam consul aut augustus est vocitatus (...).

    Clovis, gekleed in een purperen tuniek en chlamys1 en gekroond met een diadeem, werd in de basiliek van Saint-Martin door keizer Anastasius aangesteld tot consul. Vervolgens klom hij op zijn paard en strooide gul zilver en goud voor de voeten van het volk dat op de weg tussen de basiliek van Saint-Martin en de kerk van de stad stond. Vanaf die dag droeg hij de titel van consul of augustus (…).

    1 Oudgriekse mantel die bij de Byzantijnen deel uitmaakte van het staatskostuum van de keizer en belangrijke ambtenaren.

    Eigen vertaling uit het Frans naar GuADEt, J., tARANNE, Parijs, 1836, pp. 249 - 251Gregorius van tours (ca. 538 – 594) was de zoon van een uitgebreide adellijke Gallo-Romeinse familie en bisschop van de stad tours. Zijn bekendste werk is de Decem Libri Historiarum (‘tien Boeken van Historiën’), ook wel de Historia Frankorum (‘Geschiedenis van de Franken’). Deze tien boeken, geschreven tussen 575 en 591, zijn de belangrijkste eigentijdse bron voor de Merovin-gische geschiedenis.

    Alle boeken van Gregorius van tours zijn in het Latijn beschikbaar op the Latin Library: https://www.thelatinlibrary.com/gregorytours.html (geopend op 16.09.19)Een goede Engelse vertaling is te vinden via Fordham university: https://sourcebooks.fordham.edu/basis/gregory-hist.asp#book1 (geopend op 16.09.19)

  • 52 53

    DOC. 10: SALVIANuS, De Gubernatione Dei (De praesenti judicio), 439/451, boek V 5

    (…) Inter haec vastantur pauperes, viuae gemunt, orphani proculcantur, in tantum, ut multi eorum et non obsueris natalibus editi et liberaliter instituti ad hostes fugiant, ne persecutionis publicae adflictione moriantur; quaerentes scilicet apud barbaros Romanam humanitatem quia apud Romanus barbaram inhumanitatem ferre non possunt. Et quamvis ab his ad quos confugiunt discrepent ritu, discrepent lingua, ipso etiam, ut ita dicam, corporum atque induviarum barbaricarum factore dissentiant, malunt tamen in barbaris pati cultum dissimilem, quam in romanis injustitiam saevientem. Itaque passim vel ad Gothos, vel ad Bacaudas, vel ad alios ubique dominantes barbaros migrant, et commigrasse non poenitet. Malunt enim sub specie captivitates vivere liberi, quam sub specie libertatis esse captivi. (…)

    Ondertussen worden de armen beroofd, de weduwen kreunen, wezen worden vertrappeld zo-dat velen, ook mensen van goede komaf die een liberale opvoeding hebben genoten, toevlucht zoeken bij de vijand om te ontsnappen aan de dood ten gevolge van de algemene vervolging. Ze zoeken Romeinse menselijkheid bij de barbaren omdat ze de barbaarse onmenselijkheid van de Romeinen niet langer kunnen verdragen. Hoewel de gewoonten en de taal van deze mensen anders zijn en ze, als ik het zo mag zeg-gen, ook niet gewend zijn aan de misselijkmakende geur van de lichamen van de barbaren, leiden ze toch liever dit vreemde leven in plaats van de onrechtvaardigheid van de Romeinen te ondergaan. Dus nu zie je mensen overal heen gaan, nu naar de Goten, dan weer naar de Bagaudae of eender welk barbaars volk dat zich ergens gevestigd heeft en ze hebben er geen spijt van dat ze haven en goed achterlieten. Ze leven liever als vrije mensen schijnbaar in gevangenschap dan als gevangenen in schijnbare vrijheid.

    Eigen vertaling uit het Frans naar HAYtS, F. en WILLEMS-ELtGES, J., Rome débuts du Moyen Age, Namen, 1969, p. 245

    Salvianus (ca. 405 – 451) was een Romeins-christelijk auteur uit Gallië. In zijn werk De Guberna-tione Dei, ‘Over het Bestuur van Gods’, legt hij de crisis waarin het Romeinse Rijk zich bevindt uit door te stellen dat God dit plande om de decadente Romeinen te straffen. De Vrome Goten, Franken en Saksen erven het Rijk als dank voor hun rechtschapenheid.

    De Latijnse tekst vind je hier: http://www.documentacatholicaomnia.eu/02m/0400-0470,_Sal-vianus_Massiliensis_Episcopus,_De_Gubernatione_Dei_Octo_Libri,_MLt.pdf (geopend op 16.09.19)

    DOC. 11: PAuLuS OROSIuS, Historiae Adversus Paganos, 416/417, boek VII 39 (15 - 16) en 41 (7)

    Tertia die barbari quam ingressi urbem fuerant sponte discedunt, facto quidem aliquantarum aedium incendio sed ne tanto quidem quantum septingentesimo conditionis eius anno casus effecerat. Nam si ex-hibitam Neronis imperatoris sui spectaculis inflammationem recenseam, procul dubio nulla conparatione aequiperabitur secundum id, quod excitauerat lasciuia principis, hoc, quod nunc intulit ira uictoris.

    De 3de dag na de intrede van de barbaren in de stad1, vertrokken ze weer na, het is waar, een aantal gebouwen in brand te steken. Maar in vergelijking met de toevallige brand van de stad 700ste jaar na haar stichting, waren deze eerder onbelangrijk. Sterker nog, als ik in detail de brand bekijk die keizer Nero voor een beetje afleiding stichtte, die brand die het moreel verval van de prins veroorzaakte, kan dat nie