Les 8 - Sociologie
-
Upload
pieterjan-debyser -
Category
Education
-
view
105 -
download
2
description
Transcript of Les 8 - Sociologie
SociologieDr. Orhan Agirdag
Sociale verandering
[Hoofdstuk 8]
SOCIALE VERANDERING
hedendaagse samenleving = voorlopig eindresultaat sociale ontwikkeling
evolutie over duizenden jaren:
• jagers en verzamelaars
• pastorale en horticulturele samenlevingen
• gevestigde landbouw
• industriële samenleving
• post-industriële samenleving
1. jagers en verzamelaars = horden
vanaf ontstaan mensheid tot 10.000 jaar geleden
in ≠ geografische gebieden met ≠ klimatologische omstandigheden
- nomadisch
- associatie van kerngezinnen (max. 100 leden)
- weinig differentiatie arbeidsindeling (leeftijd -
geslacht)
- egalitair (praktisch communisme)
- associatie van kerngezinnen
- informele leiders (adviserende functie)
2. horticulturele en pastorale samenlevingen = stam
Planten-, vruchten- en veeteelt
npg steeds geen permanente nederzettingen
Associatie van familiegroepen = stam (tot honderden leden)
Kenmerken:
1) egalitair
hooguit ‘rank societies’
2) sodaliteiten
associaties op basis van geslacht en leeftijd
rituele of ambachtelijke functie
3. landbouwsamenleving = stam met opperste gezag = chiefdom
Chiefdom: 1000 tot tienduizenden ledeen
ontstaan:
toename voedsel surplus door introductie landbouw
meer specialisatie
sedentair
hoofdkenmerken:
1) structurele sociale ongelijkheid en formeel leiderschap
2) herverdeling van surplus (onder controle van de Chief)
3) hiërarchie van beleidsvoeders
(Chief heeft geen monopolie op geweld)
overgang horticulturele en landbouwsamenleving ≈ neolithische revolutie
kenmerken: - wereldwijd
- verspreiding: onafhankelijk
- gradueel en evolutionair
- niet van harte
vraag: waarom overstap naar intensiever systeem?
verhouding bevolking vs. voedselbronnen
sociologiesociale verandering 1
4. traditionele staat
ontstaan: gebaseerd op ontwikkeling steden
hoofdkenmerken: 1. monopolie op geweld (≠ chiefdoms)2. overheidsapparaat intern gedifferentieerd
(lokale en regionale besturen)3. regering = rechtspersoon
5. wereldrijken
staten competitieve relaties met andere staten
resultaat: dominantie van één staat over andere
dominante staat: exponentiële groei qua grondgebied en invloed
onderscheid staat en wereldrijk:- groter grondgebied - grotere bevolking- meer niveaus
territoriaal expansieve en omvattende staatsvorm gekenmerkt door relaties van controle van één staat over meerdere andere sociopolitieke entiteiten en gekenmerkt door imperialisme
Kort:
classificatie in termen van - omvang samenleving- aard integratiemechanismen- aard economisch productieproces
2 mogelijkheden bij groei:
1) gemeenschap splitst in meerdere eenheden
2) nieuwe integrerende mechanismen meer complexe samenleving gebeurt zelden
SOCIALE VERANDERING = wijzigingen in sociale structuur en cultuur
die merkbaar en ingrijpend zijn
aan te tonen via – gegevens over lange tijdsperiode– indicatoren
inzicht door 1) beschrijving2) verklaring
oorzakelijke factoren?
verschillende theorieën
boven-individuele processen
aanvankelijk: monistische of monocausale theorieën (bvb. K. Marx)
maar: verschillende factoren spelen in op elkaar verschillende overlappende theorieën
vraag: sturen individuen transformaties? ja sociale bewegingenneen
1. Materialistische verklaringen: technologische theorieën (intern)
3 aannames
1. technologische evoluties culturele en sociaal-structurele veranderingen
2. nieuwe uitvindingen op basis van bestaande elementen
3. indirecte beïnvloeding via uitwerking op productie, distributie, consumptie
3 stadia (Rose):
1. technische innovaties economisch stelsel
2. wijziging economische structuur taken en arbeidsverdeling
3. productie, distributie, consumptie cultuur/structuur
mogelijke problemen door technologische veranderingen:
- cultural lag (W. Ogburn)
niet-materiële cultuur verandert trager dan materiële cultuur
- structural lag (M. Riley)
structurele aanpassing blijft uit
- niet-materiële cultuur evolueert sneller dan materiële cultuur
voorbeelden technologische theorieën sociale verandering:
a) industrialisatiethese
b) opkomst postindustriële samenleving (Bell)
klemtoon: productie van dienstentertiaire sector verhogen levenskwaliteit
4 fasen: vergelijkbaar Rose
kritieken!
De postindustrialisatiethese•Kritieken:
– Belang van secundaire sector niet onderschatten – Secundaire en tertiaire sector onlosmakelijk
verbonden• Groei tertiaire sector hier, afhankelijk van groei secundaire
sector elders•Nieuwe inzichten:
– geen vervanging van secundaire door tertiaire sector maar gelijktijdige technologische transformaties in beide sectoren
Transformatie in ICT Castells
c) netwerksamenleving in informatietijdperk (Castells)(http://www.youtube.com/watch?v=-jQJSfOgq6k)
4 fasen:
1. nieuw technologisch paradigma
- groei ICT
- kennis in ‘hyperlinks’
2. nieuwe economische ordening
- complexe ‘kennis’ economie uitwisseling info centraal
- ‘just in time’ productie
3. nieuwe organisatie arbeid en tewerkstelling
- zelf-programmeerbaar werk vs. generisch werk (digitaal gap)
4. transformaties in andere maatschappelijke sferen(tijd en ruimte)
Perceptie van tijd en ruimte
•Timeless time:
het internet slaapt niet
in real time communicatie
•Nieuwe conceptie van ‘plaats’
– Space of places: ruimtelijke afstand, geografische nabijheid
– Space of flows: niet-ruimtelijke afstand, nabijheid in termen van
verbondenheid in netwerk van informatie
– Transformatie van geografie: clusters van steden die virtueel dichter
bijeen liggen
Idealistische theorieën
Cultuur als motor (niet technologische innovaties)
1.Cyclische theorie van Pitrim Sorokin (1941)
2.Postmodernisme/Postmaterialisme van Ronald Inglehart (1977)
1. Cyclische theorie Pitirim Sorokin
•Elke gemeenschap: bepaalde mentaliteit
Waarden, culturele smaken, soort behoeften
‘Culturele geestesgesteldheid’
•Twee uiterste types: ‘geestelijk’ vs. ‘zintuiglijk’
• Ideational– Geestelijke principes– Mystiek, spirituele ervaring– Beheersen van eigen persoon
• Sensate– Zintuiglijke ervaring– Materiële aspecten centraal– Beheersen van omgeving
• Idealistic– Harmonische mengvorm– Rationele wereldbeschouwing
SpiritueelTranscendent
CombinatieWereldsLichamelijk
Ideational
Sensate
Combinatie
2. Postmodernisatietheorie Ronald Inglehart
Welke van de vier is jouw beleidsprioriteit?
1. Prijsstijgingen tegengaan
2. Orde in het land handhaven
3. De politieke inspraak van burgers vergroten
4. De vrijheid van meningsuiting beschermen
2. Postmodernisatietheorie Ronald Inglehart
Welke van de vier is jouw beleidsprioriteit?
1. Prijsstijgingen tegengaan
2. Orde in het land handhaven
3. De politieke inspraak van burgers vergroten
4. De vrijheid van meningsuiting beschermen
2. Postmodernisatietheorie Ronald Inglehart
– Culturele omslag: van een ‘materialistisch’ naar een
‘postmaterialistisch’ waardepatroon
– Evolutionair denkkader: van een meer eenvoudige ‘moderne’
samenleving naar een meer complexe ‘postmoderne’
samenleving
– Van materialisme: economische zekerheid, Orde en veiligheid
– Naar postmaterialisme: Levenskwaliteit, zelfontplooiing
individuele vrijheid
– Door minder schaarste + socialisering
Inglehart en modernisatie: 2 fasen
1. Modernisatie – Economische groei en
industrialisatie– Van traditie naar rationaliteit– Van toegeschreven naar
verworven status– Secularisatie en bureaucratisering
2. Postmodernisatie– Van groei naar levenskwaliteit– Van materialisme naar
postmaterialisme– Autoriteit ter discussie– Traditionele instituties verliezen
functionaliteit (bv. bureaucratie)
Industrialisatie
Welzijn
Kritiek 1: Culturele veranderingen binnen 1 samenleving staan min of meer los van ontwikkelingen in andere samenlevingen (= klemtoon op interne oorzaken van sociale verandering)
Kritiek 2: Modernisatiedenken in termen van overgang ‘premoderne’, ‘onderontwikkelde’ cultuur naar ‘hoogontwikkelde’, (post)moderne cultuur die elke samenleving doormaakt en dit naar westers model (= evolutionair model van sociale verandering Inglehart)
Theorieën die aandacht hebben voor invloed die samenlevingen op elkaar hebben en alternatief
bieden voor evolutionaire benadering
Culturele diffusietheorieën
•Cultureel contact = motor sociale verandering
– Culturele evoluties binnen 1 samenleving staan niet los van
ontwikkelingen in andere samenlevingen
– Geïsoleerde maatschappijen stagnatie
•Centrale aanname: ‘diffusie’ van vernieuwingen vanuit
cultureel dominante centra
contacten met andere cultuurgemeenschappen
verspreiding cultuurelementen
Bv. uitvinding landbouwtechniek in bepaalde regio
wordt overgenomen in andere regio’s
Bv. stenen piramides Maya’s kopie van Egyptische piramides
Twee soorten diffusie
Rechtstreekse diffusie: via migratie
Stimulusdiffusie: verspreiding van ideeën en technieken
Factoren die overname vergemakkelijken:
Materiële vs. niet-materiële elementen, duur van contact
tussen de gemeenschappen, overeenstemming met
dominante waarden, etc…
Big question: ‘neolithische revolutie’
rol diffusie in overgang naar landbouwproductie?
maar: meerdere centra
maar: sociale condities waarom veranderen?
Map of the Countries Containing Starbucks Stores
Theorieën die aandacht hebben voor invloed die samenlevingen op elkaar hebben en alternatief
bieden voor evolutionaire benadering
Wereldsysteemtheorie Wallerstein
• Ontwikkeld in reactie tegen modernisatietheorie (cf. o.a. Inglehart)
Convergentiehypothese:
Industrialisatie leidt tot samenlevingen die op elkaar lijkenGelijkaardige problemen: snelle bevokingsgroei, urbanisatie, vervuiling, sociale conflicten …
Derde wereld: ‘premoderne fase’ van ontwikkeling, ontwikkelen is overnemen van westerse recepten lineaire evolutie naar moderne ‘betere wereld’
Dependentietheorie
• Onderontwikkeling geen premoderne ‘fase’ in ontwikkelings-proces naar moderne samenleving, maar kwestie van exploitatie
• Onderontwikkeling en ontwikkeling dus twee zijden van eenzelfde relatie van dominantie en onderwerping gevolg van (Westerse) ontwikkeling
• vanaf 16e eeuw: kolonisatie• nadien: multinationals
Wereldsysteemtheorie Wallerstein
• Bouwt verder op inzichten dependentietheorie:– Bilaterale relatie van ongelijke ruil en afhankelijkheid zien
in breder kader van kapitalistische wereldeconomie wereldsysteem
– Wereldsysteem: multiculturele, territoriale arbeidsdeling met één systeem voor productie en ruil van goederen en grondstoffen
• Wereldimperia: één gemeenschappelijk politiek systeem
• Wereldeconomieën: gefragmenteerd politiek systeem
Wereldsysteemtheorie Wallerstein
• Kapitalistische wereldeconomie: systeem van nationale staten bestaande uit– Kern– Semiperiferie– Periferie
Wereldsysteemtheorie Wallerstein
• Kern: geavanceerd gebied– Het Westen, Japan– Technologie– Kapitaal– Geschoold personeel
• Periferie: – Afrika, Lat-Amerika, …– Ruwe grondstoffen– Goedkope arbeid
Wereldsysteemtheorie Wallerstein
• Semiperiferie: intermediaire ontwikkeling– Brazilië, Aziatische landen; India
Waarom ongelijke ruil?
• Derde wereld kan multinationals/Westen niet buiten houden– Machtsongelijkheid
• Zonder hen geen investeringen, technologie, inkomsten, …
– Lageloonlanden: concurrentie voor elkaar– Weinig ontwikkelde vakbonden… – Actief ingrijpen Westen (politiek, militair)
Bv. Washington consensus: neoliberaal beleid van deregulering en vrijhandel -> opent markten 3de wereld voor multinationals
Geen autonome opbouw eigen economie
Sociale Bewegingen
• Geheel van niet-geïnstitutionaliseerde praktijken en vertogen– betoging– burgerlijke ongehoorzaamheid– petitie – beïnvloeden politici en burgers– staking– politiek pamflet, …
• Doel: sociale verandering– Standpunten niet algemeen gedeeld in samenleving strijd, creëren van sociaal draagvlak
• Ontstaan
niet toevallig– specifieke historische, culturele, structurele
condities
Ongecontroleerde industriële samenleving
Arbeidersbeweging
Franstalige Belgische staat Vlaamse beweging
Rijke naoorlogse geïndustrialiseerde en postmaterialistische samenleving
Milieubeweging
Ontstaan sociale bewegingen
Negatieve benadering• Ontstaan op momenten van
snelle sociale veranderingen
• Verklaring vertrekt vanuit desintegratie van sociale verhoudingen
• Bv. arbeidersbeweging in de 19de eeuw
Positieve benadering• Een andere manier om aan
politiek te doen, de politieke besluitvorming te beïnvloeden
• Verklaring a.d.h.v. macro-en micro-sociologische determinanten
Wat bepaalt succes van sociale bewegingen?
Succesfactoren
1. Politieke opportuniteiten
(afwezigheid repressie, vrije media, klassenverhoudingen, verdeeldheid politieke elites
2. Organisatie (resource mobilization)
3. Mobilisatie en betrokkenheid burgers (support base)
4. Reframing: probleemdefinitie veranderen naar
(1) Onjuist en (2) veranderbaar
Probleemdefinitie
• ‘Reframing’: het ‘passend’ herinterpreteren van het probleem dat men wenst aan te pakken– Duurzame ontwikkeling = economie en milieu gaan samen
• i.p.v niet realistisch, schadelijk
– Hoog loon = koopkracht• i.p.v. loonlasten
– Staatshervorming = goed bestuur• i.p.v. ideologisch / extreem rechts
Sociale bewegingen: gevolgen voor de samenleving
• Culturele veranderingen eerder dan structurele
Vb. positie van de vrouw
• Vaker zachte dan harde veranderingen• Milieubeweging bewustzijn
• Soms vrij concrete, structurele veranderingen
• Vlaamse beweging staatshervorming• Arbeidersbeweging welvaartsstaat = succes!
Revolutie= totale maatschappelijke verandering (structuur & cultuur)
≠ rebellie–opstand ondergeschikte klassen–gericht op directe verbetering levensomstandigheden –ongewijzigde sociale verhoudingen
≠ staatsgreep–vervanging van het leiderschap–ongewijzigde sociale verhoudingen
Revolutie: verklaringen
• Sociaal-psychologisch: – Verklaring via gemoedsgesteltenis,
ervaring van mensenBv. scherpe terugval na periode van economische en sociale
ontwikkeling ontevredenheid over het niet verder zetten van trend (‘wet van de rijzende verwachtingen’)
• Structureel: – Goldstone: verval van staten o.w.v. 3 redenen:
• Geen geld om ambtenaren te betalen• Conflict tussen heersende elites• Volksopstand
Opmerking
Zelftoets nr. 1 op p. 248: niet relevant
Examen • Multiple choice examen (duur = twee uur)• 40 vragen
– 20 situatieschetsen– 20 waar-vals-vragen
• 4 antwoordmogelijkheden per vraagtelkens 1 juist antwoordGISCORRECTIE– Juist = 3 ptn– Fout = -1 pt– Geen antwoord = 0 ptn
Voorbeeld situatieschets
Charlie zijn moeder heeft zijn haar geknipt: veel te kort en absoluut niet volgens de laatste mode. Hij wil niet naar school gaan omdat hij denkt dat de andere kinderen hem gaan uitlachen en gaan vinden dat hij er belachelijk uitziet. Dit is een voorbeeld van:
A. Uber-Ich (Freud)
B. Looking-glass-self (Cooley)C. Abstract of formeel operationeel stadium (Piaget)
D. Oedipus-complex (Freud)
Voorbeeld waar-vals vraagWelke van onderstaande stellingen is FOUT?
A. Volgens de anomie-these van Merton ontstaat deviantie als een
gevolg van een onevenwicht in de geïnstitutionaliseerde middelen en de
culturele doelstellingen.
B. Typologie van afwijkend gedrag van Robert Merton is een voorbeeld van
een generaliserende verklaring.
C. Profvoetballer Kenny verdient in vergelijking tot de andere spelers
van AA Gent veel minder voor evenveel speeltijd. Kenny voelt zich
tekortgedaan. De medespelers van Kenny vormen een normatieve
referentiegroep.
D. Quasigroepen (Dahrendorf) kunnen zich omvormen tot belangengroepen.