LERAAR LAGER ONDERWIJS STAGEGIDS ATELIER …...Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage...

12
Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 1 LERAAR LAGER ONDERWIJS STAGEGIDS ATELIER EN STAGE 2 – SEMESTER 2 ACADEMIEJAAR 2018 – 2019 Lerarenopleiding Mechelen | Campus Kruidtuin | Lange Ridderstraat 44 | 2800 Mechelen

Transcript of LERAAR LAGER ONDERWIJS STAGEGIDS ATELIER …...Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage...

Page 1: LERAAR LAGER ONDERWIJS STAGEGIDS ATELIER …...Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 5 3.3. Stage 3.3.1. Stageopdrachten

Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 1

LERAAR LAGER ONDERWIJS

STAGEGIDS ATELIER EN STAGE 2 – SEMESTER 2 ACADEMIEJAAR 2018 – 2019

Lerarenopleiding Mechelen | Campus Kruidtuin | Lange Ridderstraat 44 | 2800 Mechelen

Page 2: LERAAR LAGER ONDERWIJS STAGEGIDS ATELIER …...Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 5 3.3. Stage 3.3.1. Stageopdrachten

Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 2

1. Stageconcept en – opzet

Binnen ons nieuw curriculum wensen wij de studenten onmiddellijk onder te dompelen in de praktijk en zoveel

mogelijk te leren op de werkplek zelf. Observeren/participeren en kleine taken van de mentor overnemen wordt van

bij aanvang verwacht. Na “Atelier en stage 1” waar de student kennis, vaardigheden en attitudes onder de knie kreeg

in eenvoudige (les)opdrachten ingeoefend in eenvoudige lessen begeleid door mentor, stagepartner en/of

stagebegeleider wordt de stagiair binnen “Atelier en stage 2” klaar gemaakt om de volgende stap te zetten.

De student krijgt binnen deze stage kennis, vaardigheden en attitudes onder de knie in meer complexe lessen,

rekening houdend met de eigenheid van de groep en hij/zij toont daarbij enige autonomie:

De studenten lopen voor dit opleidingsonderdeel stage in twee verschillende stagescholen.

De stage bestaat uit 2 stageperiodes: stage in semester 1 en stage in semester 2.

Tijdens semester 1 zal de student in alle leerjaren kunnen stage lopen, behalve in het 1ste leerjaar en bij

voorkeur in het tweede, derde of vierde leerjaar. In semester 2 zal de stage verplicht doorgaan in een vijfde

of zesde leerjaar.

Vanaf de start van het semester komen de studenten regelmatig 1 dag per week naar de stageschool

(lintstage).

Tijdens deze lintstage zal de stagiair actief participeren, een aantal activiteiten voorbereiden en begeleiden

en per stagedag minstens één volledige les zelf ontwerpen en realiseren.

De student komt tijdens de lintstage regelmatig een dag in de stageklas en stageschool en de dagen wisselen

zodat hij/zij gedurende de periode op verschillende dagen van de week eens heeft meegedraaid in de school

en in de klas.

Tijdens de aaneensluitende stagedagen (blokstage) in maart (d.i. inloopstage) en mei neemt de stagiair de

volledige lesdagen van de mentor over.

De studenten kunnen tijdens stagedagen steeds ingezet worden als extra ondersteuning van de mentor

binnen de klas of school.

Per stageperiode is de planning beschikbaar in bijlage en op de flyer die de student aan de mentor bezorgt op de

eerste stagedag.

Op de hogeschool wordt de stage o.a. ondersteund door ateliers en bijeenkomsten van de stagegroep. Tijdens de

ateliers zal de student input krijgen, activiteiten uitproberen en vaardigheden kunnen oefenen om mee aan de slag te

gaan tijdens de stage op de stageschool.

Met alle ervaringen en indrukken die hij/zij opdoet tijdens de stage komt hij/zij naar de stagegroep op de hogeschool

waar in kleine groep en onder leiding van je stagebegeleider in gesprek gegaan wordt over bepaalde ervaringen,

vragen, casussen, opdrachten, …

Elke student die ‘Atelier en stage 2’ opneemt zal 3 WiWeter-sessies moeten begeleiden. De student is hierop steeds

stipt aanwezig en goed voorbereid en hij/zij neemt actief deel aan de sessie. Deze criteria worden mee opgenomen

binnen de evaluatie.

Page 3: LERAAR LAGER ONDERWIJS STAGEGIDS ATELIER …...Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 5 3.3. Stage 3.3.1. Stageopdrachten

Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 3

De student krijgt binnen deze stage de mogelijkheid om een korte internationale uitwisseling te doen van 1 week

(International week). Het aanbod wordt tijdig aan de studenten bekend gemaakt en de student kan zich dan voor de

week naar keuze kandidaat stellen. Per student wordt dan in samenspraak met de stageverantwoordelijke bepaald

welke en hoeveel stagedagen hij/zij hiervoor in semester 2 niet moet uitvoeren. Dit wordt zo snel mogelijk ook

gecommuniceerd met de stageschool.

“Atelier en stage 2” is een jaarvak van 15 studiepunten. Om verderop in het traject andere stages te kunnen

opnemen moet de student geslaagd zijn voor “atelier en stage 2”. Het is niet mogelijk om dit opleidingsonderdeel in

tolerantie te zetten.

2. Focus

Zoals beschreven in de stageleerlijn (in bijlage) ligt de focus binnen dit opleidingsonderdeel op volgende competenties,

gegroepeerd per rol:

Coach van zichzelf

◌ Leergierigheid

◌ Kritische ingesteldheid en reflectief vermogen

◌ Professionele houding

Coach van leren en leven van kinderen

◌ Basishouding leerkracht als coaching

◌ Werken aan betrokkenheid

◌ Doelgericht werken met inhoudelijke expertise

◌ Taalontwikkeling stimuleren

Coach van groepen

◌ Organisatie werkklimaat

◌ Klasmanagement en leefklimaat

Teamspeler

◌ Samenwerken

3. Atelier – stagegroep – stage

3.1. Atelier

Ateliers zijn activiteiten op de hogeschool waar de student input krijgt, activiteiten uitprobeert en vaardigheden kan

oefenen om mee aan de slag te gaan tijdens de stage op de stageschool. De ateliers worden gepland doorheen het

semester.

Page 4: LERAAR LAGER ONDERWIJS STAGEGIDS ATELIER …...Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 5 3.3. Stage 3.3.1. Stageopdrachten

Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 4

De algemene ateliers en werkateliers zijn verplicht omdat tijdens die ateliers o.a. de verplichte stageopdrachten meer

invulling en toelichting krijgen, vaardigheden worden ingeoefend of ondersteuning wordt aangeboden bij het

voorbereiden van lessen.

Tijdens een werkatelier worden de studenten op basis van het vak en de lesdoelen die hij/zij meekreeg van de mentor

ingedeeld in kleinere werkgroepen. Om deze werkgroepen samen te stellen geeft de student telkens tijdig het vak en

lesdoel voor zijn/haar volgende les door via de link op Toledo. Elke deadline staat ook op de uitgebreide planning in

bijlage. Onder begeleiding van een docent werkt de student tijdens het werkatelier de les al zo krachtig mogelijk uit. Als

voorbereiding op het atelier werkt de student telkens al minstens een korte individuele brainstorm uit (op een

zelfgekozen manier) en zorgt hij/zij dat hij over alle nodige documenten (handleiding, werkboek, …) beschikt. Het is niet

noodzakelijk maar de student mag als voorbereiding op het atelier ook al een eerste lesontwerp maken wat dan tijdens

het atelier kan worden bijgeschaafd en verder afgewerkt.

Daarnaast worden er ook vrijblijvende ateliers en feedbackateliers geroosterd. De inhoud van de vrijblijvende ateliers

wordt afgestemd op de noden die de stagebegeleiders bij hun studenten opmerken. Tijdens de feedbackateliers kunnen

de studenten feedback krijgen op de voorbereidde lessen. Deze ateliers zijn uiteraard niet verplicht maar wel aan te

raden als er nood is aan bepaalde extra ondersteuning.

Ateliers semester 2

TITEL ATELIERBEGELEIDER

LessonUp Lise De Boeck of Olivier Van Roy

expressie (onder voorbehoud) Anneleen Hermans

werkateliers verschillende docenten

feedbackatelier verschillende docenten

De planning van de ateliers en het ondersteunend materiaal per atelier vindt de student op de digitale leeromgeving.

3.2. Stagegroep

Een stagegroep is een groep van ongeveer 8 studenten die doorheen heel het jaar opgevolgd worden door eenzelfde

stagebegeleider. Op geregelde tijdstippen komen deze studenten samen om concreet aan de slag te gaan met planning,

stageopdrachten, feedback, problemen, vragen of casussen van op de werkvloer, … onder begeleiding van de

stagebegeleider.

Aan het einde van de stageperiode heeft de student een individueel gesprek met de stagebegeleider.

Page 5: LERAAR LAGER ONDERWIJS STAGEGIDS ATELIER …...Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 5 3.3. Stage 3.3.1. Stageopdrachten

Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 5

3.3. Stage

3.3.1. Stageopdrachten semester 2

De eerste dagen zal de student vooral observeren en participeren in de stageklas om de klas, de kinderen en de

werking goed te leren kennen.

Gericht observeren doe hij/zij adhv van de leidraad beschreven in de opdracht ‘Beginsituatie in kaart brengen’.

Hiervan maak de student een verslag en dat neem hij/zij op in het stageportfolio.

De student neemt zelf initiatief om te participeren en heeft hiervoor een inspiratielijst met participatieactiviteiten ter

beschikking. Actief participeren helpt de student de klaswerking leren kennen en een band op te bouwen met de

klasgroep. Op die manier is de stagiair ook een helpende hand voor de mentor. De student houdt voor elke dag kort

bij welke participatieopdrachten hij/zij uitvoerde en duidt dit aan in het STAP binnen het stageportfolio.

Zowel in semester 1 als in semester 2 zal de student vanuit de hogeschool een aantal verplichte stageopdrachten

meekrijgen. De bedoeling is dat hij/zij deze opdrachten gedurende de stageperiode uitvoert. De student plant dit in in

overleg met de mentor en stagepartner.

In de planning worden een aantal lesvrije dagen voorzien waarop de studenten niet verwacht worden op de hogeschool.

Deze dagen kunnen volledig ingezet worden voor stagevoorbereiding (STVO). Tijdens deze dagen kunnen de stagiairs

ook extra naar de stageschool gaan als dat nodig is (bv. voor het afgeven of ophalen van lesvoorbereidingen) en is er

mogelijkheid om op de hogeschool op afspraak feedback te krijgen bij lesvoorbereidingen.

VERPLICHTE OPDRACHTEN LINTSTAGE + BLOKSTAGE SEMESTER 2

1. (Algemene) beginsituatie in kaart brengen

Deze stageperiode ligt de klemtoon op het grondig verkennen van de beginsituatie van de klasgroep en van de

individuele leerlingen. Om de beginsituatie gedetailleerd te observeren en bevragen, is er een apart document voor

deze stageperiode, ‘Beginsituatiebevraging in functie van differentiatie’.

Om deze opdracht goed te kunnen uitvoeren zal de stagiair zowel gericht observeren als vragen stellen aan de mentor.

Een aantal aspecten zal de stagiair pas goed in kaart kunnen brengen naarmate hij/zij actief zal participeren en zo de

klas, de school en de kinderen beter leert kennen.

De lesspecifieke beginsituatie zal de stagiair moeten beschrijven bij het ontwerpen van lessen in semester 2.

In het stageportfolio komt het verslag van deze opdracht.

2. Contrastmomenten / tussendoortjes voorzien

Met het oog op bewegingsgezinde toekomstige leerkrachten verwachten we dat de stagiair in het klaslokaal zinvolle

tussendoortjes organiseert gericht op compensatie (voor het lange stilzitten, om de sfeer te bevorderen, om tot rust

te komen of om tegemoet te komen aan andere bewegings- en belevingsbehoeften van de leerlingen). Deze korte

Page 6: LERAAR LAGER ONDERWIJS STAGEGIDS ATELIER …...Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 5 3.3. Stage 3.3.1. Stageopdrachten

Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 6

activiteiten staan nog los van de andere vakken (geen integratie van de beweging ten dienste van de cognitieve

ontwikkeling).

In het stageportfolio presenteert de student op het einde van het academiejaar (dus na beide stageperiodes) een

systeem waarin hij/zij minstens 20 tussendoortjes verzameld met een korte eigen gekozen voorbereiding. De student

wordt uitgedaagd om een systeem te gebruiken dat zinvol en doelgericht kan ingezet worden in de klas.

3. Werkelijkheid verkennen buiten de klasmuren

In thema 5 Breek uit je klas leerde de student de werkelijkheid verkennen buiten de klasmuren. In semester 2 zet de

student deze vaardigheden in minstens 1 eigen uitgewerkt lesmoment in. Je tracht de theorie uit thema 5 toe te

passen in je eigen stagecontext. De student breekt letterlijk uit de klas en verkent op een doelgerichte wijze de

werkelijkheid buiten de klasmuren. De voorbereiding van deze opdracht voeg je toe aan je digitale stageportfolio

(opdrachten). Je maakt hier een nieuw mapje aan met de naam Breek uit je klas.

Doelstellingen: * doelstellingen zijn louter informatief en ter inspiratie en hoeven niet allemaal gerealiseerd worden.

De studenten kunnen een omgeving buiten de klas breed exploreren.

De studenten kunnen werkvormen voor buiten de klas inzetten.

De studenten kunnen anderen een omgeving buiten de klas betekenisvol laten beleven op verschillende

ontwikkelvelden: cognitief, dynamisch-affectief en (psycho)(senso)motorisch.[3]

De studenten kunnen bij het laten beleven van een omgeving de anderen tot impressies brengen en

vervolgens deze laten vertalen in muzische expressie.

De studenten kunnen een thema als rode draad integreren bij het laten verkennen van een omgeving.

De studenten kunnen antwoorden geven op de voorspelbare vragen die een omgeving oproept bij anderen.

De studenten kunnen bij het laten beleven van een omgeving buiten de klas stimulerende tussenkomsten doen

als reactie op wat zich spontaan afspeelt.

De studenten nemen de nodige veiligheidsmaatregelen bij het verkennen van een omgeving buiten de klas.

De studenten kunnen fysieke vaardigheden, ecologische relaties en interpersoonlijke groei/

onderwijsvaardigheden koppelen aan ‘outdoor’-activiteiten.

De studenten kunnen gericht en betrokken op de omgeving leerplandoelen van verschillende domeinen van

wereldoriëntatie, rooms-katholieke Godsdienst, Nederlands en Wiskunde bereiken met activiteiten.

De studenten kunnen herinneringen en verwijzingen naar conflict en geweld uit het verleden laten benaderen

vanuit empathie en betrokkenheid, reflectie en actie.

De studenten kunnen aanwezig erfgoed via activiteiten laten ervaren als waardevolle bron

(ouderdomswaarde, schoonheidswaarde en materiaalwaarde) door ermee in interactie te gaan.

VERPLICHTE OPDRACHTEN LINTSTAGE SEMESTER 2

1. Kennismaking en afspraken maken

De student voorziet voor de stagedag van 1 februari een activiteit om het ijs te breken en kennis te maken. De student

maakt zo snel mogelijk tijdens de lintstage de klasafspraken met de leerlingen voor de stagedagen.

In het stageportfolio beschrijft de stagiair kort de gekozen kennismakingsactiviteit en de gemaakte klasafspraken en

zijn/haar ervaringen hiermee. De student mag dit illustreren met beeldmateriaal.

Page 7: LERAAR LAGER ONDERWIJS STAGEGIDS ATELIER …...Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 5 3.3. Stage 3.3.1. Stageopdrachten

Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 7

2. Per lintstagedag minstens 1 les zelf ontwerpen en realiseren

Tijdens de lintstage vanaf 13 februari 2019 (dus niet tijdens de eerste lintstagedag) geeft de student elke linstagedag

minstens één zelfontwerpen les. Dit geeft de stagiair de mogelijkheid om zich gerichter voor te bereiden op de blokstage

aan de hand van de feedback op de voorbereiding en de realisatie.

De student plant in overleg met de mentor deze lessen zodat hij/zij minstens 5 lessen uit verschillende leergebieden

heeft gegeven:

- minstens 1 les wiskunde

- minstens 1 les Frans

- minstens 1 les taal

- minstens 2 lessen te kiezen uit muzische vorming, lichamelijke opvoeding,

levensbeschouwing of wereldoriëntatie

In de zelfevaluatie kan de student deze lesvoorbereidingen inzetten als bewijsmateriaal bij het werken aan de eigen

leerdoelen.

VERPLICHTE OPDRACHTEN BLOKSTAGE SEMESTER 2

1. 45 lesuren

Tijdens de blokstage neemt de student alle lessen/activiteiten over die die periode geroosterd zijn. De mentor bezorgt

de tijdig (zie voorbeeldplanning) voor (een deel van) de blokstage zodat de student tijd heeft om zich voor te

bereiden.

Deze stageperiode hanteren we de 45-uurregel*: de student geeft tijdens de blokstage (stageblok maart en stageblok

mei samen) minimum 45 lesuren van 50 minuten zelf voorbereide lessen met een volledige klasgroep (minstens de

helft van de kinderen) waarvan er minimum 10 lesuren van 50 minuten worden gerealiseerd tijdens de blokstage in

maart. In de praktijk kan het zijn dat de student aan meer dan 45 lesuren komt. Indien het minimum aantal eigen

lessen niet wordt bereikt tijdens de voorziene stagedagen, kan er een inhaalstage gepland worden in overleg met de

mentor en de stagecoördinator.

Activiteiten die de student niet zelf kan voorbereiden, worden als participatieactiviteiten beschouwd. Het kan dan

gaan om bibliotheekbezoek, activiteiten met derden, klasuitstappen, klasoverstijgende activiteiten, … die doorgaan

onder leiding van de klasmentor.

De student geeft alle gewone lesactiviteiten van het lessenrooster van de opgegeven stagedagen, inclusief lesuren

L.O**., en participeert bij ‘speciale’ activiteiten (klasuitstappen, klasoverstijgende activiteiten, bibliotheekbezoek,

activiteiten met derden,…) die doorgaan onder leiding van de klasmentor, ook als hij/zij hierdoor aan meer dan 24

lesuren zou komen.

*Voor studenten die een week op internationale uitwisseling gaan geldt de 35-uurregel: de student geeft tijdens de

blokstage (stageblok maart en stageblok mei samen) minimum 35 lesuren van 50 minuten zelf voorbereide lessen met

een volledige klasgroep (minstens de helft van de kinderen).

Page 8: LERAAR LAGER ONDERWIJS STAGEGIDS ATELIER …...Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 5 3.3. Stage 3.3.1. Stageopdrachten

Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 8

**Bewegingslessen

LO: De student dient doorheen een gevarieerd en toch zeer samenhangend en doelgericht aanbod, de

bewegingsintensiteit en vooral de bewegingsbeleving van de leerlingen centraal te stellen (geen sportspecifieke

vaardigheden oefenen of werken met grote (turn)materialen).

Zwemmen: De student geeft deze lessen, liefst beperkt tot eenvoudige zwemactiviteiten. Dit domein kwam op de

hogeschool (in beperkte mate) aan bod. We gaan ervan uit dat dezelfde principes als in een les LO (zowel op vlak van

voorbereiding als realisatie) kunnen gehanteerd worden als de focus niet op techniciteit moet liggen.

Tijdens deze stageperiode benut de student zoveel mogelijk kansen om op verschillende manieren bewust in te spelen

op de diversiteit in de klas en op de onderwijsbehoeften van de kinderen. Het is belangrijk om hierbij te vertrekken

van een les die didactisch goed is uitgewerkt. De student schrijft in de lesvoorbereiding steeds de beginsituatie

nauwkeurig uit in functie van de les en markeert in de lesvoorbereiding alle differentiatieacties om duidelijk te maken

waar je wil inspelen op verschillen en onderwijsbehoeften. Op de hogeschool werd in thema 6 rond brede basiszorg

gewerkt. Onderstaande differentiatievormen worden o.a. verkend:

Differentiatie naar instructiebehoefte in een instructieles door het toepassen van een verlengde instructie

voor een kleine groep en het snel zelfstandig laten oefenen van kinderen die de leerinhoud vlot verwerken.

Differentiatie naar niveau bij het inoefenen van aangeleerde vaardigheden door het toepassen van het BHV-

model: basisoefeningen, herhalingsoefeningen, verrijkingsoefeningen.

Differentiatie naar niveau, instructiebehoefte, tempo, interesse, … door middel van een gedifferentieerd

contractwerk of planbord.

Differentiatie ter ondersteuning van verschillen in sociaal-emotionele behoeften.

De klemtoon ligt deze stageperiode op kansen aangrijpen om in alle lessen op een zinvolle manier trachten in te

spelen op de onderwijsbehoeften van de kinderen.

In het stageportfolio toont de stagiair een selectie (naar keuze) van lesvoorbereidingen. We verwachten een

lesvoorbereiding voor elk vakgebied:

◌ wiskunde

◌ taal

◌ Frans

◌ levensbeschouwing

◌ muzische vorming

◌ LO (indien gegeven)

◌ wereldoriëntatie

Deze selectie van lesvoorbereidingen toont een variatie aan in werkvormen, groeperingvormen, creativiteit,

instructievormen, … .

Voor elke lesvoorbereiding gebruikt de student de bestandsindeling LV_[NAAMLEERGEBIED] als naamgeving en hij/zij

voegt alle bijlagen toe aan de lesvoorbereiding. De lesvoorbereiding met alle bijlagen wordt opgeladen als 1 PDF-

bestand.

Page 9: LERAAR LAGER ONDERWIJS STAGEGIDS ATELIER …...Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 5 3.3. Stage 3.3.1. Stageopdrachten

Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 9

Indien de student geen enkele lesvoorbereiding heeft die voldoet aan de norm binnen een bepaald vakgebied, laadt

hij/zij ook : de oorspronkelijke lesvoorbereiding op, een reflectie bij de ingediende lesvoorbereiding(en), aangevuld

met een herwerking van de les. In de herwerking van de les toont de student aan wat hij/zij heeft gesuggereerd in de

reflectie.

De student neemt volgende zaken op in de reflectie (eigen aangemaakt word-document):

REFLECTIE ACHTERAF: DIDACTISCHE AANDACHTSPUNTEN

1. Betrokkenheid

Wat was de gemiddelde betrokkenheid van de klasgroep? Welke leerlingen waren opvallend meer/minder betrokken?

(zie ook LBS-L; thema 2)

Wanneer was de betrokkenheid het hoogst en het laagste?

Verklaar de mate van betrokkenheid:

o Welk wei-principe was volgens jou zeker in orde en zorgde voor de nodige betrokkenheid?

o Welk wei-principe werd nog onvoldoende ingezet en verklaarde een daling van de betrokkenheid bij de

klasgroep of sommige individuele leerlingen?

Beschrijf enkele concrete alternatieven voor de aanpak in deze les om de betrokkenheid in deze les te vergroten.

2. Evaluatie leerresultaten.

Kan je zeggen welke leerlingen in welke mate de doelen bereikt hebben?

o Indien ‘JA’: Geef je inschatting op klasniveau en geef aan bij welke kinderen/doelen er nog problemen zijn.

o Indien ‘NEE’: Wat heb je nodig om de leerresultaten nog beter te kunnen inschatten? Hoe zou je dat

aanpakken?

3.3.2. Extra taken opnemen op de stageschool

Om ruimte te hebben om tijdens pauzes het bord, lokaal en materiaal klaar te maken voor de volgende lessen, moet

de stagiair nog geen speelplaats- en/of refterbewaking doen of rijen begeleiden buiten de schoolpoort.

De taken zijn daarom beperkt tot:

- samen met de mentor (graag elke dag) aanwezigheidsregister en klasagenda invullen;

- leerlingen ophalen van de speelplaats;

- leerlingenagenda’s laten invullen na overleg met mentor;

- schriften en gemaakte werkjes verbeteren volgens de gewoontes van de mentor tegen de volgende lesdag

3.3.3. Afspraken met de mentor over feedback op lesvoorbereidingen

De mentor mag met de student afspraken maken ivm het afgeven, ophalen, eventueel aanpassen, herwerken of

opnieuw tonen van de lesvoorbereidingen. In de planning wordt een suggestie gedaan voor meedelen van de

lesdoelen, het afgeven en ophalen van de lesvoorbereidingen maar hier kan van afgeweken worden als de mentor dat

wil. De student zorgt er steeds voor dat de afspraken op papier staan en dat hij/zij de gemaakte afspraken naleeft. Bij

het ophalen van de lesvoorbereidingen bespreekt de mentor met de student de nagekeken lesvoorbereidingen.

Page 10: LERAAR LAGER ONDERWIJS STAGEGIDS ATELIER …...Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 5 3.3. Stage 3.3.1. Stageopdrachten

Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 10

4. Digitaal stageportfolio

Studenten stellen een digitaal stageportfolio samen. Dit portfolio wordt gedurende de stage aangevuld en met de

stagebegeleiders gedeeld via Sharepoint. Op Toledo vinden de studenten een handleiding om hiermee vlot aan de slag

te kunnen gaan.

Het stageportfolio wordt gebruikt om:

De nodige administratie te verzamelen en te bewaren

Het bewijs van de verplichte stageopdrachten in te dienen

Observatiegegevens te delen

(peer)feedback te verzamelen

Elk portfolio wordt opgebouwd volgens dezelfde structuur:

Personalia = foto en contactgegevens van de stagiair

Stageovereenkomst

Stagerooster = STAP (stage-activiteitenplan) met dag – en weekroosters

Lesvoorbereidingen = selectie van lesvoorbereidingen die een stagiair indient na de stage volgens de afspraken

beschreven in de stageopdrachten. Elke lesvoorbereiding is 1 document m.i.v. alle bijlagen opgeslagen als pdf-

file.

Opdrachten = output van de stageopdrachten zoals beschreven hierboven. De stagiair maakt hierin zelf een

mapje per stageopdracht.

Verslagen van mentor en bezoekende docenten = observatieverslagen ingevuld door mentor en bezoekende

docent.

Verwerking (peer)feedback = korte neerslag van alle gekregen feedback bv. van mentor, stagepartner,

vakdocent, stagebegeleider, … in het aangeboden sjabloon en het groeiboek.

Extra = alles wat de stagiair nog extra wil tonen of inbrengen om aan te tonen dat hij/zij de gestelde

competenties heeft verworven.

Zelfevaluatie

In semester 1 verwerkte de student op zelfstandige basis gekregen feedback in het daartoe bestemde sjabloon. In

semester 2 gaan we een stapje verder en neemt de student het eigen ontwikkelingsproces als leraar-in-opleiding meer

in handen. De student neemt zelf de verantwoordelijkheid op om aan eigen leerdoelen te werken door gerichte acties

te ondernemen. Naast het verslag van de mentor en de evaluatie van de bezoekend docent, is de student zelf op deze

manier betrokken als derde beoordelaar van zijn eigen leerproces.

Na het individuele gesprek dat elke student heeft met de stagebegeleider op het einde van semester 1 en op basis

van het zelfevaluatieverslag werd duidelijk welke leerdoelen de student in semester 2 voorop dient te stellen. Deze

leerdoelen werkt de student uit op een zelfgekozen manier. De student toont aan met bewijsmateriaal (filmpjes,

foto’s, extra bezoeken op de stageplek, artikels, reflectieverslagen, etc.) dat hij/zij effectief groeide doorheen

semester 2 en werkte aan de leerdoelen. Dit bewijsmateriaal wordt samen met de eindzelfevaluatie gepost binnen de

map verslagen van mentor(en) en docent(en). De student maakt hiervoor zelf een nieuwe map aan met de naam

zelfevaluatie.

Page 11: LERAAR LAGER ONDERWIJS STAGEGIDS ATELIER …...Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 5 3.3. Stage 3.3.1. Stageopdrachten

Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 11

5. Evaluatie

5.1. Rol van de mentor

Als begeleider van één of meerdere studenten heeft de mentor een taak van onschatbare waarde.

Wat willen we vragen van de mentor?

De mentor is in de eerste plaats begeleider, observator en verzamelaar. Hij/zij verzamelt voor de stagebegeleider het

gedrag dat de student stelt op stage.

Aan de hand van het observatieverslag (in bijlage) beschrijft de mentor zo uitgebreid mogelijk het gedrag van de

student per rol . Hij/zij noteert concrete vaststellingen die de opleiding duidelijke informatie geven over wat u

heeft gezien, gehoord en wat het effect was van de handelingen van de student op het gedrag van de leerlingen.

De mentor omschrijft voorbeelden die het beschreven gedrag bevestigen vertrekkend vanuit de normbeschrijving

(middenkolom). Hij/zij duidt aan met een groene kleur welke beschrijving overeenkomt met jouw gestelde gedrag of

handelingen op stage. Op deze manier geeft de mentor aan wat in orde is. De mentor krijgt eveneens de kans om

aanvullend bij deze normbeschrijving in concrete vaststellingen extra informatie te geven.

Daarnaast beschrijft de mentor waarin hij je als leraar-in-opleiding nog niet herkent in de linkerkolom. Wat ontbreekt

er, vanuit de normbeschrijving, nog in je gestelde handelingen? Tot slot krijgt de mentor de mogelijkheid eveneens te

beschrijven waarin de student duidelijk uitblinkt (rechterkolom) in vergelijking met de normbeschrijving. Dit doet de

mentor voor elke rol en voor elke prioriteit.

Het observatieverslag

We beschouwen dit observatieformulier als een aanvulverslag. De mentor noteert namelijk gedurende de gehele

stageperiode op het formulier. Hij/zij kan er ook voor kiezen om dagelijks de notities op een andere plaats te

verzamelen en dit later op het observatieformulier te synthetiseren. Concrete tips mogen rechtstreeks met de student

gedeeld te worden en hoeven niet mee opgenomen te worden op het observatieformulier.

De mentor maakt het formulier bij voorkeur digitaal met het oog op een vlotte en voldoende uitgebreide beschrijving

van het gedrag van de student. De student bezorgt aan de mentor op vraag een papieren versie indien hij/zij wenst

manueel aan de slag te gaan.

Bij voorkeur bespreekt de mentor dagelijks de observaties met de student.

Tijdens de gehele stagebegeleiding kan de mentor steeds rekenen op de ondersteuning van de stagebegeleider. Deze

neemt bij aanvang van de stageperiode zo spoedig mogelijk contact met op ter kennismaking. Bij vragen,

bezorgdheden of suggesties neemt de mentor zo snel mogelijk contact op met de stagebegeleider.

5.2. Flitsmomenten

Meer beoordelaars inschakelen maakt een stagebeoordeling alvast objectiever. Wij zetten dan ook dit jaar graag in op

het gebruik van flitsmomenten = korte (15 à 20 minuten), extra bezoeken door minimum 1 collega van de mentor per

semester. In deze stage kan dit ook door de leerkrachten van de andere klassen waarin de studenten gaan

Page 12: LERAAR LAGER ONDERWIJS STAGEGIDS ATELIER …...Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 5 3.3. Stage 3.3.1. Stageopdrachten

Leraar lager onderwijs – stagegids atelier en stage 2 – semester 2 – academiejaar 2018-2019 12

ondersteunen/ participeren. Ook zij beschrijven kort wat ze zien, waardoor we meer informatie krijgen. Deze extra

observatoren (extra paar ogen) verzamelen hun observaties in een zelfgeschreven document en bezorgen het aan de

mentor die de informatie dan mee kan bezorgen aan de student en de hogeschool.

5.3. Van observatie naar evaluatie

Alle observaties worden op de hogeschool door de stagebegeleider verzameld en gesynthetiseerd in een

evaluatieformulier (syntheseverslag). Op basis van het observatieverslag van de mentor, het verslag van de

bezoekende docent, het stageportfolio en het groeiboek wordt een beoordeling toegekend aan de student.

Deze beoordeling is een weerspiegeling van de prestaties die de student leverde in deze stageperiode en wordt

bepaald aan de hand van een generieke beoordelingsschaal waarin de mogelijke eindbeoordelingen (cijfers)

beschreven staan.