Lente versjes

18
De winter is voorbij De tuin staat vol met bloemen. Heb jij ze al gezien? En weet je ook hoeveel er staan? Wel vijf of zes misschien? Er vliegen kleine beestjes. En weet je wat die doen? Ze geven elke bloem vandaag een hele dikke zoen. En waarom doen die beestjes dat? Waarom zijn ze zo blij? Gewoon, omdat het lente is. De winter is voorbij!

Transcript of Lente versjes

Page 1: Lente versjes

De winter is voorbij

De tuin staat vol met bloemen.Heb jij ze al gezien?

En weet je ook hoeveel er staan?Wel vijf of zes misschien?

Er vliegen kleine beestjes.En weet je wat die doen?

Ze geven elke bloem vandaageen hele dikke zoen.

En waarom doen die beestjes dat?Waarom zijn ze zo blij?

Gewoon, omdat het lente is.De winter is voorbij!

Page 2: Lente versjes

Het is weer lente

Vogels bouwen nieuwe nesten.Mieren komen uit de grond.

Hier en daar vliegt heel voorzichtigeen eerste zwaluw in het rond.

In de tuin gaan bloemen bloeien.In de vijver zwemt weer vis.En geloof me, dat betekent

dat het alweer lente is!

Page 3: Lente versjes

Allemaal wondertjes

Wist je dat er wondertjes gebeuren?Kijk maar naar dat rupsje op de grond.

Dat kleine beestje vliegt over een tijdje,als een mooie vlinder in het rond.

Wist je dat er wondertjes gebeuren?Dat kleine zaadje, ergens in het zand,

begint straks als het warmer wordt te groeienen wordt dan snel een hele grote plant.

Wist je dat er wondertjes gebeuren?Dat kleine kikkervisje in die plas

zal elke dag een beetje groter wordenen springt straks als een kikker door het gras.

Page 4: Lente versjes

In de tuin

ik heb een pakje zaad gekocht.Voor plantjes in mijn perkje.

Ik spitte het om, harkte het glad.Het was een moeilijk werkje.

Nu zijn de zaadjes uitgestrooid,in keurig rechte rijtjes.

Wij wachten tot ze groeien gaan.Poes en ik, wij beidjes.

Page 5: Lente versjes

Bloemen plukken

Dag meisje in het gras.Wil je bloemen plukken?

Kijk daar staat een mooie.Moet je even bukken.

Wat een leuke bloem is dat!Zeg, hoe zou hij heten?

Het meisje haalt haar schouders op.‘Ik zou het echt niet weten.’

Is het soms een paardenbloem?Of een madelief?

Iemand moet haar helpen.Doe jij het alsjeblieft?

Page 6: Lente versjes

Narcis

Geel is de zon.Geel is de maan.

Geel zijn de narcissen,die in mijn tuintje staan.

Page 7: Lente versjes

De narcis

Ze droeg een gele zonnehoed.Ze droeg een groene jas.

Ze wiegde op de zuidenwind.Zo stond ze in het gras.

Ze keek voorzichtig naar de zon.Ze was vandaag zo blij.

Het leek wel of ze zeggen wou,de winter is voorbij.

Page 8: Lente versjes

Klein lammetje

Klein, klein lammetje,zeg, wat ik vragen wou,

het is buiten nog ze vreselijk guur.Heb jij het nu écht niet koud?

Of is misschien, blij lammetje,jouw witte, vollen vacht

nog warmer dan mijn winterjas?Dat had ik niet gedacht.

Klein, lief lammetjewaar spring je nu naar toe?Natuurlijk, ik begrijp het al.Je wordt een beetje moe.

Kruip jij maar tegen moeder aan.Maak morgen maar weer pret.Slaap lekker in je warme stal.Ik moet straks ook naar bed.

Page 9: Lente versjes

KuikenEerst zat je in een eitjes.

Daarbinnen was het kaal.Toen groeide je een tijdje.‘krak’, deed de eierschaal.

Je stapte uit het dopje.En keek eens om je heen.Je schudde met je kopje.Daar stond je nu, alleen.

Je hebt een heel zacht lijfje.Dat is helemaal van dons.En als je wilt, dan blijf je,

gezellig hier bij ons.

Page 10: Lente versjes

Kuiken

21 lange dagenzat ik in mijn kippenei.

Ik wil eruit,ik wil vrij.

Ik prik een gaatje in mijn ei.Nog een stukje, nog een rukje.

Wat is dat een zwaar karwei.

Even rusten, even hijgen,even droge veertjes krijgen.Even pootjes uitproberen.

En dan loop ik.En dan kruip is.

Lekker onder moeders veren.

Page 11: Lente versjes

Kippetje ukkepuk

Het kippetje ukkepukheeft het altijd druk.

Op maandag moet het dweilen.Op dinsdag nageltjes vijlen.

Op woensdag wormpjes bakken.Op donderdag houtjes hakken.Op vrijdag kippenpap roeren.

Op zaterdag kuikentjes voeren.Alleen op zondag heeft het vrij.Dan legt het een gespikkeld ei.

Page 12: Lente versjes

Een kip en een kuiken

Een kipje en een kuikentjeliepen uit het hok.

Piep, piep, zei het kleine kuikentje.En de kip zei: ‘tok, tok’.

En vader haan dacht bij zichzelfWat moet dat met die twee.

Die kip met dat kleine kuikentjeIk loop wel met ze mee.

Zo liepen ze te wandelen.Van je kukeleku, tok tok.

Maar plotseling kwam de boer eraan en stuurde ze terug in het hok.

Page 13: Lente versjes

Kikkervisje

Kikkerdril wat zou dat zijn?Kikkereitjes

nog heel klein.

Een kop met een staart.Weet je wat dat is?

Dat is nou een kikkervis.

Er groeien nogvier pootjes aan.Zie je hem doorhet water gaan?

Het is nu een kikker.Groen en groot.

Hij springt ‘plons’in de sloot.

Page 14: Lente versjes

Kikkervisje

Kikkervisje luister even.Kikkervisje in de plas.

Nu ben je nog zwart, maar laterlater wordt je groen als gras.

Blijf maar lekker in het water.Groei nog maar een tijdje door.Eerst moeten je pootjes komen.

Pootjes achter, pootjes voor.

Daarna zal je staart verdwijnen.Ben je eindelijk kant en klaar.

Dan zal je lekker kunnen rennen.Zet hem op en springen maar!

Page 15: Lente versjes

Een hoopje op de stoep

Boudewijn is aan het fietsen.Kijk, wat ligt daar op de stoep?

Boudewijn gaat even kijken.Gatsie, dat is hondenpoep!

Boudewijn denkt: wat vervelend.Ik schop dat hoopje in de heg.

Maar als hij wat dichterbij komt,springt het hondenhoopje weg.

Boudewijn stapt op zijn fietsjeen hij rijdt erachteraan.

Maar bij de vijver van de burenblijft hij vol verbazing staan.

Het is geen hoopje, maar een kikker.Die de weg was kwijtgeraakt.

En nu midden in de vijverweer een vrolijk liedje kwaakt!

Page 16: Lente versjes

Kever

Kleine kever, wat ben je vlug.Ik tel de vlekjes

op je rug.Je kleine pootjeskriebelen rond.

Waar zijn je oogjes?Waar is je mond?

Page 17: Lente versjes

De mier

Wie is er altijd aan het werk?Wie is nooit lui en ijzersterk?Wie sjouwt er altijd even vlugmet zware dingen op zijn rug?Het is de mier dat kleine dier.

Hij werkt gewoon voor zijn plezier.

Page 18: Lente versjes

Van rups tot vlinder

Er was eens een rups.Het zat in een ei.

Op een dag brak het open.En kijk daar was hij.

Het at aan een blaadje.Het was sappig en groen.Toen kwam er een gaatje.

Niks aan te doen.

Al gauw werd het zomer.En daar kwam de zon.

De rups weefde draadjes.Kroop in een cocon.

Dat duurde een tijdje.Toen werd het heldere maan.

Uit de cocon kwam een vlinder.Met vleugels eraan.

Daar kon hij mee vliegen.Heel vlug op en neer.

Hij vloog naar de hemel.En ik zag hem nooit weer.