LA RISONANZA - Concertgebouw

5
© Ribalta Luce Studio vr 12 okt 2018 20.00 Concertzaal Händel. La resurrezione LA RISONANZA

Transcript of LA RISONANZA - Concertgebouw

Page 1: LA RISONANZA - Concertgebouw

© R

iba

lta

Lu

ce

Stu

dio

vr 12 okt 201820.00 Concertzaal

Händel. La resurrezione

LA RISONANZA

Page 2: LA RISONANZA - Concertgebouw

Uitvoerders & programma

La Risonanza

19.15 Inleiding door Ignace Bossuyt

La Risonanza: ensembleFabio Bonizzoni: leidingRaffaella Milanesi: Santa Maria Maddalena, sopraanFrancesca Cassinari: Angelo, sopraanFrancesca Ascioti: Santa Maria Cleofe, altKrystian Adam: San Giovanni Evangelista, tenorRenato Dolcini: Lucifero, bas-bariton

Georg Friedrich Händel (1685-1759)La resurrezione, HWV47 (1708)

Er is een pauze tussen de twee delen.

Met Nederlandse boventiteling

Uw applaus krijgt kleur dankzij de bloemen van Bloemblad.

copresentatie: Bozar | Paleis voor Schone Kunsten

VOCAAL

12 O

KT

20

18

12 O

KT

20

18

Vrouwen als inspiratiebron voor barokopera’sWaren het in barokoratoria vooral bijbelse – meestal oud-testamentische – vrouwen die inspireerden, dan komen deze in opera’s uit de periode 1600-1750 aanzienlijk minder voor. Bij opera’s zijn vrouwelijke protagonisten vooral mythologische of historische personages. Toch werd op 2 januari 1678 de nieuwe Hamburgse opera aan de Gänsemarkt geopend met de opera Adam und Eva van Johann Theile. Voor hetzelfde huis schreef N.A. Strungk in 1680 ook een bijbelse opera, Die Liebreiche, durch Tugend und Schönheit erhöhete Esther.Als er een barokcomponist is die beslist geen seksisme kan verweten worden in de keuze van zijn personages, dan is dat zonder enige twijfel de zelf ongehuwd gebleven G.F. Händel. Heel wat van zijn opera’s zijn vernoemd naar historische of mythologische vrouwen zoals Almira (1705), de dubbelopera Florindo/Daphne (1705-1708), Agrippina (1709), Rodelinda, regina de’ Longobardi (1725), Partenope (1730), Arianna in Creta (1734), Alcina (1735), Atalanta (1736), Berenice (1737), Deidamia (1741) en Alceste (1750).Alhoewel Monteverdi’s Favola d’Orfeo uit 1607 als de eerste volwaardige opera wordt beschouwd, was het in feite de nimf Daphne (op wie Apollo verliefd werd) die Jacopo Peri inspireerde tot de allereerste opera uit de geschiedenis (vermoedelijk in 1597 gecreëerd in Firenze). Op 6 oktober 1600 werd in het Florentijnse Pitti-paleis Peri’s tweede opera Eurydice vertoond. Het waren dus twee vrouwen, Daphne en Eurydice die het startschot gaven voor de ontwikkeling van een nieuw muziekgenre: de opera.Liefdesperikelen en allerlei intriges rond vrouwelijke personages inspireerden sindsdien hele legers operacomponisten. Händels tijdgenoot, de Hamburgse kapelmeester Reinhard Keiser schreef er minstens 77. In een groot aantal van die opera’s worden de avonturen en de schoonheid van het vrouwelijke

hoofdpersonage bezongen. Enkele voorbeelden: Die beständige und getreue Ismene (1699), Die Verbindung des grossen Hercules mit der schönen Hebe (1699), Die wunderschöne Psyche (1701), Die Geburt der Minerva (1703), Die entdeckte Verstellung oder Die geheime Liebe der Diana (1712/1724) … Na Monteverdi’s L’incoronazione di Poppea (1642) werden er in Italië nog talrijke opera’s over – liefst bekende of beruchte – vrouwen geschreven. Cavalli deed een stevige duit in het zakje met zijn Didone (1641), Rosina (1652), Artemisia (1657) en Elena (1659). Cesti componeerde Orontea (1649), La Cleopatra (1654) en La Semirami (1667). Alessandro Scarlatti liet zich door vrouwen inspireren in La Teodora Augusta (1692), Penelope (1696), La Didone delirante (1696), Laodicea e Berenice (1701) en La Griselda (1721). Dat vrouwen voor veel 17e en 18e-eeuwse Franse operacomponisten een bron van inspiratie waren, hoeft niet te verbazen. Jean-Baptiste Lully, medewerker van Molière, schreef 14 tragédies-lyriques waaronder ook de eerste grote Franse opera Cadmus et Hermione (1673), Alceste (1674), Isis (1677), Psyché (1678), Proserpine (1681) en Acis et Galatée (1686), een pastorale héroïque. Ook Jean-Philippe Rameau schreef zo’n pastorale héroïque, Daphnis et Eglé (1753) en enkele tragédies-lyriques zoals Hippolyte et Aricie (1733), maar de meeste van zijn scenische werken waarin vrouwen een hoofdrol spelen zijn comédies-lyriques als Platée (1745) of een pastorale héroïque zoals ook nog Acante et Céphise (1751).Een van de mooiste barokopera’s aller tijden komt echter uit Engeland: Dido and Aeneas van Henry Purcell. Vooral ook de klaagzang van Dido (When I am laid in earth … Remember me …) is een unieke bladzijde in de muziekgeschiedenis.

— Johan Huys

vioolJorge JiménezAyako MatsunagaGian Andrea GuerraClaudia CombsCarlo LazzaroniMauro MassaUlrike SlowikLaura Cavazzuti

altvioolZeno Scattolin Livia Baldi

celloAgnieszka OszancaNicola Brovelli

viola da gambaCaterina Dell’Agnello

contrabasMarco Lo Cicero Davide Nava

trompetPaolo Bacchin Matteo Frigé

tromboneDavid Joseph Yacus

hobo & blokfluitGeorg Fritz

hoboRei Ishizaka

fluitMarco Brolli

fagotMarco Barbaro

luit & teorbeFranco Pavan klavecimbelFabio Bonizzoni

— 02 —

Page 3: LA RISONANZA - Concertgebouw

— 05 —

12 O

KT

20

18

Händel als prille dramaticus

‘Deze avond liet de markies Ruspoli in het Palazzo Bonelli op de Piazza dei Santi Apostoli een wondermooi op muziek gezet oratorium uitvoeren, nadat hij in de grote zaal voor de toehoorders een prachtig versierd theater had laten bouwen. Er kwamen veel edelen en enkele kardinalen.’

Met deze notitie vermeldt de historicus Francesco Valesio op 8 april 1708 in zijn dagboek de uitvoering van Händels oratorium La resurrezione di Nostro Signor Gesù Cristo in het Palazzo Bonelli in Rome, een van de verblijfplaatsen van markies Francesco Maria Ruspoli. Met dit initiatief om religieuze muziek te programmeren, waarbij kosten noch moeite werden gespaard, slaagde Ruspoli erin in de gunst van de paus te komen, die hem het jaar daarop vereerde met de begeerde titel van ‘principe’. Ruspoli, een van de rijkste edelen in Rome, werd de gulste mecenas van de jonge Georg Friedrich Händel tijdens diens verblijf in Rome in de jaren 1706-1710. De uitvoering van oratoria in privépaleizen wijst op de gewijzigde functie van het genre omstreeks 1700: het stimuleren van de vroomheid geraakte steeds meer op de achtergrond ten voordele van de representatie. De pauze tussen de twee delen werd dan ook niet meer gevuld met een moraliserende preek, maar vervangen door een receptie met versnaperingen!

De uitvoering van Händels werk kaderde in een oratoriumcyclus die Ruspoli programmeerde in de vastentijd. Voor de vijf voorstellingen tijdens de Goede

Week en op Pasen werd het uitzonderlijke aantal van 1500 exemplaren van het libretto gedrukt. Het orkest bestond uit ongeveer vijftig musici geleid door de beroemde vioolvirtuoos Arcangelo Corelli. De instrumentale bezetting was voor een oratorium spectaculair: naast de strijkers van de vioolfamilie, met een solistische viool (voor Corelli), was er een viola da gamba voorzien, en als blazers twee blokfluiten, een traverso, twee hobo’s, een fagot en twee trompetten, plus basso continuo (met teorbe). Er treden vijf personages op: Angelo (een engel, sopraan), Maria Maddalena (sopraan), Maria Cleofe (Maria, de vrouw van Kleofas, alt), San Giovanni (de apostel Johannes, tenor) en Lucifero (de duivel, bas). Ruspoli waagde het om bij de première de hoofdrol, Maria Maddalena, toe te wijzen aan de beroemde sopraan Margherita Durastanti. Dit leverde hem een berisping op van de paus, omdat vrouwen niet geacht werden te zingen in oratoria (en opera’s). Bij de tweede uitvoering, de dag nadien, werd zij vlug vervangen door een castraat. Durastanti werd een van de meest succesvolle sopranen, voor wie Händel in zijn vroegste theaterproductie in Venetië en later in Londen een aantal belangrijke partijen schreef.

Er is geen verteller (zoals in de passies), wat betekent dat het oratorium helemaal in het vaarwater van de opera was beland: de tekst is een nieuw geschreven libretto, in een opeenvolging van recitatieven en aria’s, exclusief voor solisten. De koorfragmenten aan het slot van de twee delen worden gezongen door de solisten. De recitatieven stuwen de actie voort, de vaak virtuoze aria’s zijn momenten van reflectieve of emotionele reactie op het gebeuren.Carlo Sigismondo Capece, een beslagen librettist, baseerde zich op de

12 O

KT

20

18

evangelieverhalen rond de Verrijzenis en op een apocrief evangelie waarin de hellevaart van Christus na zijn dood wordt beschreven. Christus strijdt er met de onderwereld en overwint de satan. Hieraan ontleent Capece de figuren van de engel en de duivel, toepasselijk een partij voor de bas die vaak schurken en komische figuren representeert. Een tweede verhaalniveau betreft de treurende vrouwen en Johannes bij het graf. In het tweede deel treffen de twee niveaus elkaar wanneer Maria Maddalena en Maria Cleofe met Lucifer geconfronteerd worden, die tevergeefs tegen het ‘opkomend licht’ strijdt en zich woedend in de diepte stort. Bij de aankomst aan het graf brengt de engel de blijde boodschap dat Christus is verrezen. Johannes bericht van de vreugde van de moeder van Jezus in een soort citaat-aria.

Centraal staat het contrast tussen hemel en hel, tussen licht en donker, tussen zon en duisternis, zoals duidelijk te horen is in de eerste aria’s: de virtuoze aria van de engel Disseratevi, briljant geïnstrumenteerd met trompetten, hobo’s en strijkers, tegenover de grillige, brutale aria van Lucifero, Caddi, è ver, slechts begeleid door violen unisono. Een tweede confrontatie drijft het contrast verder op: de lieflijke zang, met soloviool, van de engel (D’amor fu consiglio) tegenover de furieuze woede-uitbarsting van Lucifero (O voi del Erebo). De toon is dadelijk gezet voor een muzikaal knap uitgewerkt drama. Capece kende het klappen van de zweep om een aantal vaste ingrediënten, ontleend aan de opera, in het libretto te integreren,

toegespitst op constant wisselende emoties, die door Händel overtuigend worden verklankt in contrasterende aria’s. Daarin vullen de zangstem en de zorgvuldig gekozen instrumenten elkaar perfect aan om met oog voor verfijnde details elk affect uit te drukken en het gewenste effect te bereiken.

De drieëntwintigjarige Händel ontpopt zich al direct in deze, zijn eerste echt ambitieuze compositie, als een volleerd dramaticus. De geciteerde aria’s van Angelo en Lucifero zijn exemplarische voorbeelden. Andere ariatypes zijn de sluimeraria of de slaapscène en de klaagzang of lamento, die zelden in de eigentijdse opera’s en oratoria ontbreken. Maria Maddalena’s wiegelied Ferma l’ali wordt idealiter begeleid door de zachte klank van twee blokfluiten en gedempte violen (en basso continuo zonder klavecimbel), Maria Cleofe’s aria Piangete, sì, piangete, is een ontroerend lamento, met lage strijkers (altviolen en viola da gamba unisono). Een ander typisch element is de simile- of gelijkenis-aria: angst en hoop, verdriet en redding worden vergeleken met een stuurloos bootje dat toch de kust bereikt in de aria Naufragando va per l’onde van Maria Cleofe (met strijkers en hobo’s) en met een door een wilde vogel geroofde, maar terugkerende tortelduif in de pastorale aria Così la tortorella van Johannes (met dwarsfluit, viola da gamba en teorbe). Een prachtig natuurtafereel, een van Händels favoriete thema’s, is de aria Augelletti, ruscelletti van Maria Cleofa (met violen unisono). Trompetten staan voor triomf en overwinning in de aria Vedo il ciel che più sereno van Maria Cleofe en de afsluitende lofzang Dia si lode in cielo. La resurrezione is een jeugdige parel aan de kroon van Händels indrukwekkende reeks van oratoria, die enkele decennia later nog meer glans zou krijgen met de Engelse meesterwerken uit zijn Londense jaren.

— Ignace Bossuyt

• Oratorium rond het passieverhaal, tot stand gekomen dankzij de Romeinse mecenas Ruspoli

• De eerste grote overgeleverde compositie van de jonge Händel

• Maakte deel uit van een oratoriumcyclus voor de vastentijd

— 04 — — 05 —

Page 4: LA RISONANZA - Concertgebouw

— 07 —

BIO

GR

AF

IEË

N

Biografieën

Krystian Adam (PL) zette zijn eerste stappen op het barokke operapodium onder leiding van Sir John Eliot Gardiner als Orfeo in Monteverdi’s gelijknamige werk. Sindsdien zong hij met dirigenten als Giovanni Antonini, Teodor Currentzis, Rinaldo Alessandrini en Václav Luks. Afgelopen seizoenen keerde hij terug bij de English Baroque Soloists voor een wereldwijde Monteverdi-integrale, naast rollen in opera’s van Mozart, Salieri en Rossini.

Renato Dolcini (IT) maakte zijn solistendebuut in 2015, nadat hij in Milaan en Gstaad musicologie en zang had gestudeerd bij Vincenzo Manno en Cecilia Bartoli. Hij was onder meer te horen in Salzburg, Glyndebourne, Sydney, Amsterdam en Tokio en werkte onder regisseurs als Graham Vick en Pierre Audi. Afgelopen seizoen zong hij de rol van Seneca in Monteverdi’s L’incoronazione di Poppea onder leiding van William Christie, met wie hij later dit seizoen in Bachs Johannes-Passion zal optreden.

La Risonanza (IT) richt zich sinds de oprichting in 1995 vooral op Italiaanse muziek van de late 17e en vroege 18e eeuw, maar schuwt uitstapjes naar andere stijlen niet. De indrukwekkende discografie omvat muziek van Frescobaldi, Kerll, Rossi, Corrette en Haydn. Sinds 2002 neemt de groep op voor Glossa, dat onder meer de complete, met prijzen overladen opname van Händels cantates met solo-instrumenten uitbracht. La Risonanza was te horen op alle belangrijke Europese oude-muziekfestivals, waaronder Utrecht, Ambronay en Saint-Michel en Thiérache. Het ensemble heeft een eigen serie in het Milanese Palazzina.

Fabio Bonizzoni (IT) studeerde orgel, compositie en klavecimbel aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag, onder meer bij Ton Koopman. Hij speelde bij het Amsterdam Baroque Orchestra, Le Concert des Nations en Europa Galante voordat hij zich in 2004 ging wijden aan zijn solocarrière en de leiding van La Risonanza. Hij nam recitals op voor Glossa met muziek van onder anderen Merulo, Picchi, Storace, Bach en Frescobaldi. Inmiddels is hij zelf docent in Den Haag, en aan het conservatorium van Novara. Als voorzitter van de Associazione Hendel stimuleert hij de studie van Händels muziek in Italië.

Raffaella Milanesi (IT) zong sinds haar studies in Rome rollen uit de barok tot romantiek in heel Europa. De laatste jaren was ze in België te horen in de Munt aan de zijde van Marc Minkowski in Rossini’s La Cenerentola en op het MAfestival in Zelenka’s Missa votiva door Collegium 1704. Elders in Europa werkte ze mee aan de herontdekking van Vivaldi’s Teuzzone onder leiding van Jordi Savall, L’Olimpiade van Mysliveček met Václav Luks en La Stellidaura vendicante van Provenzale, geleid door Alessandro de Marchi.

Francesca Cassinari (IT) specialiseerde zich in de muziek van de middeleeuwen, renaissance en barok en is lid van onder meer La Compagnia del Madrigale, La Venexiana, Il Canto di Orfeo, La Capella Reyal de Catalunya en ClubMediéval. Met Stile Galante nam ze cantates op van Porpora en Vinci, terwijl ze met Cantica Symphonia 15e-eeuwse polyfonie uitvoert. In augustus was ze in Brugge te horen tijdens het MAfestival in de gelederen van La Fonte Musica.

Francesca Ascioti (IT) nam onlangs deel aan de Riccardo Muti Academy terwijl ze een operacarrière uitbouwt in heel Italië, Europa en Noord-Amerika. Haar repertoire reikt van de barok tot de 20e eeuw, met als enkele hoogtepunten werken van Händel, Pergolesi en Vivaldi aan de zijde van Andrea Marcon en een enscenering van Kreneks Cefalo e Procri. Begin 2019 is ze te zien in een productie van Vivaldi’s Juditha triumphans bij De Nationale Opera Amsterdam.

ER ZIT EEN VLEUGJE CONCERT IN ONZE KOFFIE

Voor, na of zonder concert, je bent altijd welkom in het Concertgebouwcafé. www.concertgebouw.be/cafe

BIO

GR

AF

IEË

N

— 06 — — 07 —

Page 5: LA RISONANZA - Concertgebouw

Laat weten wat je van het concert vond op

ConcertgebouwBrugge

@concertgebouwbr

info & tickets +32 70 22 12 12 — In&Uit: ‘t Zand 34, Brugge concertgebouw.be

V.U

. Ka

trie

n V

an

Ee

ck

ho

utt

e, '

t Z

an

d 3

4, B

rug

ge

In de kijker©

Ch

ris

Va

n D

er

Bu

rgh

t

© D

avi

d S

am

yn

Requiem pour L. Alain Platel & Fabrizio Cassol / les ballets C de la B

DINSDAG & WOENSDAG

20.00 Concertzaal

23 & 24 OKT 2018

Samen met veertien Afrikaanse en Europese muzikanten reconstrueert componist Fabrizio Cassol Mozarts Requiem en voegen er elementen uit de jazz, opera en populaire Afrikaanse muziek aan toe. Platel vertaalt de beelden die een requiem traditioneel oproept in een krachtige, aangrijpende voorstelling.

Vox Luminis Ex Libris Bach. Florilegium Portense

WOENSDAG

20.00 Concertzaal

21 NOV 2018

Bach gebruikte wekelijks enkele van de 265 Italiaanse en Duitse motetten uit de liedbundel Florilegium Portense, vaak van sterren als Lassus, Praetorius en Gabrieli. Vox Luminis, huisartiest én Klara’s ensemble van het jaar, stort zich de komende jaren op een uitgave en opname van het Florilegium en presenteert een eerste proeve van het werk én een inkijk in het werkproces. Kroon op de avond wordt Bachs Jesu, meine Freude.