Karel de Grote en het buitenland - Het einde van …...Karel de Grote en het buitenland - Het einde...

13
Karel de Grote en het buitenland - Het einde van Desiderius en het begin van de kerkelijke staat De IJzeren Kroon of "Kroon der Langobarden" is een een Byzantijns diadeem dat zich bevindt in de Dom van Monza. De IJzeren Kroon werd gezien als de "Kroon van Italië". Hij is door de eeuwen heen door veel potentaten gedragen, waaronder Karel de Grote. De kroon bevat, duidelijk zichtbaar aan de binnenzijde, een gesmeden ijzeren cirkel. Volgens de overlevering zou dit metaal stammen uit een spijker afkomstig van het kruis van Jezus. De spijker zou in Jeruzalem zijn gevonden door de heilige Helena. In de "Historia Longobardorum" van Paulus Diaconus wordt vermeld dat de vrome koningin Theodelinda een rijke schat aan de kerk van San Giovanni in Monza schonk. Waarschijnlijk, na zoveel eeuwen is er geen zekerheid meer over, behoort de kroon tot deze gift. De kroon bestond uit acht gewelfde gouden platen waarvan er nu nog zes over zijn. De doorsnede is 15 centimeter en de kroon is 5,3 centimeter hoog. Elk van de platen bevat drie edelstenen op een rij en een centrale cabuchon geslepen edelsteen. De achtergrond is schitterend groen, blauw en wit geëmailleerd.

Transcript of Karel de Grote en het buitenland - Het einde van …...Karel de Grote en het buitenland - Het einde...

Karel de Grote en het buitenland - Het einde van Desiderius en het begin van

de kerkelijke staat

De IJzeren Kroon of "Kroon der Langobarden" is een een Byzantijns diadeem dat zich bevindt in de

Dom van Monza. De IJzeren Kroon werd gezien als de "Kroon van Italië". Hij is door de eeuwen heen

door veel potentaten gedragen, waaronder Karel de Grote. De kroon bevat, duidelijk zichtbaar aan de

binnenzijde, een gesmeden ijzeren cirkel. Volgens de overlevering zou dit metaal stammen uit een

spijker afkomstig van het kruis van Jezus. De spijker zou in Jeruzalem zijn gevonden door de heilige

Helena. In de "Historia Longobardorum" van Paulus Diaconus wordt vermeld dat de vrome koningin

Theodelinda een rijke schat aan de kerk van San Giovanni in Monza schonk. Waarschijnlijk, na zoveel

eeuwen is er geen zekerheid meer over, behoort de kroon tot deze gift. De kroon bestond uit acht

gewelfde gouden platen waarvan er nu nog zes over zijn. De doorsnede is 15 centimeter en de kroon

is 5,3 centimeter hoog. Elk van de platen bevat drie edelstenen op een rij en een centrale cabuchon

geslepen edelsteen. De achtergrond is schitterend groen, blauw en wit geëmailleerd.

Meer nog dan door de onenigheid over Aquitanië, werd het conflict vertroebeld door de houding van

de broers tegenover de paus en de koning van de Langobarden. Ook al vermelden de bronnen weinig

over de toenemende spanningen tussen Karel en Karloman, de oorzaak van het conflict was duidelijk.

Er werd een plotselinge koerswijziging doorgevoerd met betrekking tot Italië, een 'renversement des

alliances' die verstrekkende gevolgen had voor het rijk. Waarschijnlijk kwam het idee van Bertrada,

de moeder van Karel en Karloman. Tot grote ontzetting van paus Stefanus III hadden de Frankische

koningen toenadering gezocht tot Desiderius, de koning van de Langobarden, wat uiteindelijk uitliep

op een huwelijk tussen Karel en een van Desiderius' dochters. Samen met de hertogen Arichis van

Benevento en Tassilo van Beieren was Karel nu opgenomen in een machtig verbond van

schoonzonen van de Langobarden. Deze coalitie, die tot ver over de Alpen en de Apennijnen reikte,

lokte een zware verbale aanval uit van de paus. Die was blijkbaar niet goed op de hoogte van de

kerkelijke geplogenheden en maakte tegen alle diplomatieke overwegingen in een expliciete

toespeling op de levenswandel van hun moeder Bertrada.

Paus Stefanus III was paus van 1 augustus 768 tot aan zijn dood op 24 januari 772. Hij was een

Siciliaan en kwam naar Rome in de tijd van Gregorius III. Hij werd tot paus gekozen na het

kortstondige, door geweld afgedwongen, pontificaat van tegenpaus Constantinus II (en tegenpaus

Filippus, die slechts één dag in functie was).

In een woedende uitval verwees hij naar het scheppingsverhaal en naar het feit dat de duivel gebruik

maakte van het 'zwakke karakter van de vrouw', toen hij de eerste mens in opstand liet komen tegen

het gebod van de schepper. Hij vroeg zich af hoe een Frankische koning, die door zijn vader al

rechtmatig aan een geschikte vrouw ten huwelijk was gegeven, in staat kon zijn, met het 'trouweloze

en stinkende volk van de Langobarden' familiale banden aan te knopen? Het was nooit eerder

gebeurd dat een Frankische koning met een niet-Frankische vrouw trouwde. De brief mondde uit in

een retorisch staccato: Hoe kunnen jullie in strijd met jullie gevoel op die manier handelen en met dit

vervloekte volk der Langobarden dat ons duidelijk vijandig gezind is en tegen Gods kerk in opstand

komt en ons heilige grondgebied onder de voet wil lopen. Was er dan niet langer sprake van 'mijn

vriend is jouw vriend en mijn vijand is jouw vijand?' Ondanks die zware verwijten aan het adres van

de dochter van Desiderius, trouwde Karel met haar en verstootte zijn vrouw Himiltrud, bijgenaamd

'de gebochelde' en moeder van zijn oudste zoon Pippijn. Om niet helemaal geïsoleerd te raken moest

de paus zich willens nillens na enige tijd bij dit verbond aansluiten.

Desiderius maakte gebruik van het geschikte moment, rukte op naar Rome, liet Frankische

raadgevers van Stefanus III oppakken en vermoorden en wierp zich op als de beschermer van Rome

en van de opvolgers van Petrus. De paus zelf liet het allemaal gebeuren en noemde de Langobard nu

zelfs een 'uitstekende zoon', in de hoop op 'restitutie' van kerkelijke goederen. Maar meteen al na de

dood van Karloman op 4 december 771 veranderde Karel alweer zijn buitenlandse politiek en

herstelde het verbond met de paus als fundament van zijn koninklijke macht. Hij verstootte de

Langobardische prinses, zonder haar te beschuldigen, zoals uit een bron van enkele jaren later blijkt.

Voor Desiderius betekende dit het einde van het verbond met Karel en een oorlogsverklaring.

Einhard merkt op dat er over deze breuk ernstige onenigheid ontstond tussen Karel, zijn moeder

Bertrada en een aantal belangrijke raadsheren, in de eerste plaats zijn halfneef Adalhart, de later abt

van Corbie († 826), die de steunpilaar was van Karels latere ambtsperiode.

Adelardus (of Adalhart), kleinzoon van Karel Martel en neef (en raadgever) van Karel de Grote, deed

rond 773 zijn intrede in de abdij van Corbie in Noord-Frankrijk. Adalhart is patroon van hoveniers en

tuinders en wordt aangeroepen tegen koorts, tyfus en infectieziekten. Zijn feestdag is op 2 januari.

Volgens de legende werd de verstoten echtgenote opgenomen in het koningsklooster San Salvatore

(later Santa Giulia) in Brescia, en werd ze in 1822 vereeuwigd door de Italiaanse nationale dichter

Giuseppe Manzoni in de tragedie 'Adelchis', waarin ze optreedt onder de naam Ermengarda.

Karels politieke terugkeer in de voetsporen van zijn vader kreeg later nog een positieve impuls door

de wisseling op de heilige stoel.

Karel de Grote op bezoek bij Hadrianus I. Er bestond een unieke vriendschap tussen beide mannen.

Stefanus III werd op 1 februari 772 opgevolgd door Hadrianus I, een voorname Romein met de

allures van een echte staatsman, die erin slaagde om zijn principieel denken te combineren met

omzichtigheid en diplomatisch inzicht, en bovendien een heel moedig man was. Volgens het

pausenboek, dat ons in zijn biografische gedeeltes belangrijke feiten over de actoren en hun

handelingen in het Rome van de Karolingische tijd meedeelt, had hij een 'bronzen' of 'diamanten'

hart. De paus en de koning der Franken sloten op Pasen 774 bij het graf van Petrus een

vriendschapsverbond dat tegen alle eventuele moeilijkheden en politieke onlusten moest zijn

opgewassen. Bij de dood van Hadrianus I in 795 - na één van de langste pontificaten tot op heden -

liet Karel op een grafplaat een epitaaf inmetselen, waarop hun unieke vriendschap wordt bezworen

en de overleden paus de voorspreker van de koning in het hiernamaals wordt genoemd.

Omdat paus Hadrianus I nog geen zekerheid had over de houding van Karel - de communicatie

verliep in die tijd zeer moeilijk - had hij een verbond gesloten met hertog Tassilo van Beieren, wiens

zoon Theodo op Pinksteren 772 in Rome werd gedoopt. Deze toenadering was voor Rome des te

belangrijker aangezien de schoonzoon van de niet zo populaire Desiderius in het zuidoosten van zijn

rijk net een briljante overwinning op de heidense Karantanen had behaald. Een zege die in de

plaatselijke bronnen werd gelijkgesteld aan de triomf van Karel Martel die in 732 bij Tours de

oprukkende Saracenen had verslagen.

Kaart van Karantania, rond 800 AD, grondgebied van de Karantanen. De naam van de huidige

provincie Karinthië in zuidoost-Oostenrijk is een overblijvende naam die verwijst naar de Karantanen.

Bovendien zat de hertog volgens de synoden de facto de vergaderingen van de Beierse bisschoppen

voor, die nog niet onder leiding van een aartsbisschop (metropoliet) waren gebracht. Op hetzelfde

moment zette Desiderius zijn expansiepolitiek tegen Rome verder. Hij liet het uitschijnen alsof de

bezetting van het oude exarchaat van Ravenna en van delen van het naburige Pentapolis ('Gebied

der vijf steden') slechts een aanloop was tot de teruggave van kerkelijke bezittingen. Bovendien

bemiddelde hij bij de paus om te interveniëren ten gunste van Karels neven, de zonen van Karloman,

die met hun moeder naar het koninklijk hof van Pavia waren gevlucht.

Karel probeerde eerst een vreedzame oplossing voor de conflicten te vinden. Nadat hij zich weer

achter de paus had geschaard, bood hij zijn voormalige schoonvader de schijnbaar enorme som van

14.000 gouden solidi aan voor de overgave van de bezette steden en territoria aan de kerk van

Rome. Blijkbaar vreesde hij, niet helemaal ten onrechte, dat zijn oorlogspotentieel een aanval op

Desiderius niet zou aankunnen en dat hij als opperbevelhebber van het leger (en als koning) niet aan

de gestelde verwachtingen zou kunnen voldoen. Zoals de volgende maanden zou blijken, overwoog

Karel een aanval tegen de Saksen, eerder dan een veldtocht over de Alpen waarvan de goede afloop

onzeker was. De Langobard verwierp het gulle aanbod en zijn Frankische tegenspeler kon alleen nog

maar naar de wapens grijpen. Met een leger in dubbele formatie rukte hij in de zomer van 773 via

Genève op naar Italië. Hij wist zich verzekerd van de steun van de Victoriden, een geslacht dat in

Chur en Retië overheerste en dat de koning de mogelijkheid verleende om de Splügenpas en de

Septimerpas te gebruiken, terwijl de Brennerpas als doorgang in Beieren buiten beschouwing werd

gelaten. De beveiliging van moeilijke Alpenpassen was immers een kenmerk van de Karolingische

buitenlandse politiek. Daarom kon de abdij van Novalese in het dal van Susa, een bastion bij de grote

Sint-Bernardpas, ook op zoveel gunsten rekenen. Vlak voor de zogenaamde kluizenaarshutten boven

Susa werd de verenigde Frankische opmars tot stilstand gebracht. De vijand had de weg met struiken

en takken ontoegankelijk gemaakt. De koning probeerde nog eens te onderhandelen, hij bood

nogmaals geld aan in ruil voor de inwilliging van zijn eisen, maar zijn aanbod werd alweer afgeslagen.

De Col de Mont Cenis is een Alpenpas die getuige is geweest van meerdere historische

gebeurtenissen. Zo werd hij o.a. gebruikt door Constantijn I in zijn opmars naar Italië om oorlog te

voeren tegen Maxentius. In de context van dit hoofdstuk werd dezelfde pas dus ook gebruikt door

Karel de Grote toen hij ten aanval trok tegen de Langobarden in 773.

Toen het Langobardische leger, met de koning op kop, de volgende dag op de vlucht sloeg,

betekende dat voor Karel een glansrijke overwinning. De Langobardische troepen sloegen

halsoverkop op de vlucht. Na een belegering van een half jaar kon Pavia worden ingenomen, en

Desiderius werd met zijn familie gevangen gezet in de Abdij van Corbie.

De Abdijkerk van Corbie. Corbie onderhield voortdurend innige contacten met het Karolingische

koningshuis. In 774 werd Desiderius, de laatste koning van de Langobarden verbannen naar Corbie na

zijn nederlaag tegen Karel de Grote. Hij stierf hier uiteindelijk rond 786.

Ook al geven de bronnen het graag zo aan, de overwinning was niet zozeer te danken aan de kracht

van het Frankische leger en het optreden van de ruiters te paard in hun zware harnassen. Maar

eerder aan het aftakelingsproces binnen het koninkrijk van de Langobarden in de achtste eeuw,

doordat verschillende heersers uit concurrerende hertogelijke families elkaar in korte tijd hadden

opgevolgd. Dat proces werd versneld door het onberekenbare gedrag van Desiderius, met name in

zijn houding tegenover de paus. De wereldlijke en geestelijke elites, vooral in de steden en de

religieuze centra, kozen massaal de kant van de Frankische koning, om op die manier hun bezit en

hun positie veilig te stellen. Karel was goed voorbereid op de machtswisseling. Op elke vorm van

verzet tegen de nieuwe heerser stonden zware straffen, zoals dood, verbanning of onteigening. Wie

onderdanig was werd beloond. Ook de familie van Paulus Diaconus was het slachtoffer van die

politiek geworden. Paulus Diaconus was het slachtoffer van die politiek geworden. Hij was huisleraar

geweest van de prinsessen aan het hof van Benevento en geschiedschrijver van de Langobarden.

Toen hij zich echter enkele jaren later tot de koning richtte om gratie te vratie te vragen voor zijn

verbannen en onteigende broer, werd niet alleen aan zijn vraag tegemoet gekomen, maar kreeg hij

een functie als hofschrijver en koninklijk adviseur. Karel zag af van een politiek van onderdrukking en

stelde de Langobarden onder zijn heerschappij gelijk aan de Franken. Na de inname van Pavia in het

voorjaar van 774 liet hij zich dan ook 'Koning der Franken en Langobarden' noemen. Op die manier

bewerkstelligde Karel dat de twee volkeren na vele jaren van volksverhuizingen 'staatsrechtelijk'

symbiotisch konden samenleven. Dit wordt bevestigd in manuscripten van abdijen aan beide kanten

van de Alpen, zoals Reichenau en Santa-Giulia in Brescia. Aan de top werd een wissel doorgevoerd,

maar de administratieve, sociale en economische structuren bleven in wezen als fundamenten van

de koninklijke macht behouden.

Het verbond werd in 800 op Kerstmis bekrachtigd door het herinstellen van het westelijke

keizerschap. Na de vernieuwing van het keizerschap in 962 onder Otto I ontstond uit het rijk van de

Langobarden 'Rijks-Italië', dat samen met het Oostfrankische Saksische koninkrijk en Bourgondië in

1033 het 'Sacrum Imperium' vormde, zoals het rijk vanaf de 12e eeuw ook officieel zou gaan heten.

Het Graf van Petrus werd door Karel de Grote voor het eerst bezocht tijdens het beleg van Pavia in

maart 774.

De paus zag zich door de positieve afloop van de militaire operaties gesterkt in zijn hoop op restitutie

en verwachtte wellicht dat Karel snel positieve beslissingen in die zin zou nemen. Eind maart 774 -

voor Pasen en tijdens de belegering van Pavia door het Frankische leger - werd Karel bij zijn eerste,

blijkbaar op dat ogenblik onverwachte bezoek aan het graf van Petrus, dat meteen ook als

pelgrimstocht naar de hoofdkerken van Rome moest worden gezien, tijdens een snel geïmproviseerd

ceremonieel door de paus op de dertigste mijlsteen van de eeuwige stad met alle eerbetoon

ingehaald. Karel begaf zich plechtig en vroom naar de reusachtige Sint-Pietersbasiliek. Van het

poorthuis van het atrium tot aan de apsis moest niet minder dan 213 meter worden afgelegd! Het

graf van Petrus was sinds de dagen van paus Gregorius de Grote († 604) als een groot monument in

twee verdiepingen opgebouwd. In een ringvormige crypte bevond zich, achter een gesloten poort,

het schrijn van de apostel. Het stond op een marmeren altaartafel die in het midden op een

reusachtig podium stond en aan beide kanten via trappen kon worden bereikt. Het prachtige

bouwwerk, de sacrale omgeving en de aanwezigheid van de opvolger van de apostel, moeten op

Karel een diepe indruk hebben nagelaten.

De paus en de koning hebben bij het graf van Petrus een eed van trouw gezworen en een eeuwig

verbond gesloten. Karel hernieuwde in deze religieuze atmosfeer op vraag van Hadrianus de

schenkingsoorkonde van zijn vader Pippijn. In niet minder dan drie exemplaren werd de 'Donatio

Pippini' opgesteld, de paus en de koning kregen er elk een voor hun archief, het derde werd in de

'confessio van de apostel', het grafaltaar in Sint-Pieters, als rechtstitel gedeponeerd. Geen enkel van

deze originelen, noch enig afschrift, is bewaard gebleven. In de volle Middeleeuwen was het

waarschijnlijk niet langer wenselijk om de oorkonde, gezien haar voor het expansieve pausdom

relatief bescheiden inhoud, in het archief van de curie te bewaren. Het exemplaar van Karel zal het

lot van vele documenten uit de Middeleeuwen hebben gedeeld en is gewoon verloren gegaan.

Kaart van de kerkelijke staat ten tijde van Karel de Grote (800).

De tekst moet in elk geval een behoorlijke vrijheid van interpretatie hebben geboden. Karel maakte

namelijk slechts langzaam werk van het restitutieprogramma en wees heel vaak vragen van de paus

met betrekking tot Karels machtsgebied in Opper- en Midden-Italië af, of ondermijnde zelfs het

pauselijk gezag door maatregelen te treffen die in zijn voordeel speelden. Pas in de jaren tachtig

stemde hij in met een overgave van rechten en bezittingen, waardoor Rome via een landcorridor (het

zuiden van Toscane, Perugia en Ancona) in verbinding kwam met delen van het exarchaat en de

pentapolis (zie kaart hierboven). De kerk van Rome probeerde daarentegen met behulp van de

Constantijnse vervalsing een 'maximaal programma' theoretisch te funderen en daarvoor bevestiging

te vinden door interpolatie van oudere oorkonden. Maar toch gingen beide partners niet zo ver dat

het tot een breuk kwam, het verbond hield stand onder de problemen van het dagelijkse politieke

bestuur.

Tegelijk voltrok zich in die jaren de integratie van Italië in het rijk van Karel, tenminste wat betreft het

gedeelte onder Frankisch bewind. De economische en sociale structuren bleven behouden, de

leidinggevende klassen behielden grotendeels hun macht, de dominantie van de stedelijke economie

bleef onaangetast en het koninkrijk haalde voornamelijk zijn winst uit handel, muntslag en tolheffing.

Karel kwam ook aan de Langobardische traditie tegemoet toen hij de palts van Pavia haar rang van

residentie liet behouden, maar Milaan de eer gunde van een aartsbisschop, als opvolger van de

heilige Ambrosius. In 781 liet hij zijn dochter Gisela dan ook door hem dopen.

De beroemde brug van Pavia met een deel van de stad op de achtergrond.

In die tijd besloot de Frankische koning van een ander bezoek aan Rome gebruik te maken om zijn

jongere zonen Karloman-Pippijn en Lodewijk, uit het huwelijk met de Alemaanse Hildegard, tot

koningen van Italië en Aquitanië te benoemen. Daarvoor deed hij nogmaals een beroep op de hulp

van de paus in de vorm van de zalving en het peterschap. De oudste zoon uit deze verbintenis, Karel,

kwam nog niet in aanmerking voor een dergelijke rangsverhoging, hoewel hij de rechterhand van zijn

vader was. Pas met zijn kroning tot keizer werd hem de officiële titel van koning verschaft. In de

gedachtewereld van Karel kon er maar één 'Frankische' koning zijn: hijzelf. Het inschakelen van zijn

zonen als 'middenmachten' vergemakkelijkte de uitoefening van de macht in het steeds

uitgebreidere rijk, waar de communicatie tussen de verschillende rijksdelen nog zeer gebrekkig

verliep. Hij vermeed de gevaarlijke ontwikkeling van centrifugale tendensen, zoals die vaker

voorkwamen bij heersende hertogen of prefecten. Bovendien bleven de koningszonen op elk

moment onder het vaderlijke gezag, zoals het politieke testament van Karel van 806 heel

uitdrukkelijk stelt.

De Langobardische hertogdommen ontwikkelden zich elk op hun eigen manier. Spoleto kwam na een

korte periode van pauselijke overheersing onder het gezag van hertogen die bij gratie van Karel

regeerden, terwijl Benevento, dat aanleunde bij het Byzantijnse Zuiden en militair niet kon worden

ingenomen, de facto onafhankelijk bleef, ook al legde de hertog decennialang een eed van trouw af

en betaalde hij hoge tributen. Ter compensatie wist Karel, net als in de rest van het rijk, zijn invloed

via kerkelijke steunpunten te versterken, zoals het bisdom Benevento of de machtige abdij Farfa in

Spoleto. In 787 kwam hij via Rome en Monte Cassino in Capua aan, het zuidelijkste punt van zijn

'Europese tocht'.