Jaarverslag Q-team 2009-2012

87
Q T E A M | Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier jaarverslag 2009 2010 2011

description

Jaarverslag Q-team Ruimte voor de Rivier periode 2009 - 2012

Transcript of Jaarverslag Q-team 2009-2012

  • Colofon

    Dit jaarverslag is een uitgave van het Q-teamen de Programmadirectie Ruimte voor de Rivier.

    De beelden zijn afkomstig van de projectbureaus, Ruimte voor de Rivier, de realisatieteams RWS en/of de volgende (ontwerp-)bureaus of personen:

    Abe Veenstra landschapsarchitectBosch Slabbers, ArnhemBureau PlanoDAAD ArchitectenDHV / Adviesgroep Water, Natuur en RuimteGemeente NijmegenH+N+S landschapsarchitectenipv DelftOnix Architecten, stedenbouwers en ontwerpersRobbert de Koning landschapsarchitect BNTRoyal Haskoning, NijmegenVeenenbos en Bosch landschapsarchitectenVHP stedenbouwkundigen, architecten, landschapsarchitectenWitteveen+Bos Advies- en ingenieursbureau

    Voor informatie en exemplaren jaarverslagwww.ruimtevoorderivier.nl06 52 59 68 84

    FotografieBosch Slabbers/DLG, Gerard s-Gravendijk, Mischa Keijser, Robbert de Koning, Bart Peters, Siebe Swart;foto omslag: Mischa Keijser

    Concept en productiestrictly personal, grafisch ontwerp en cartografie,

    Bergen op Zoom

    Drukwerk en afwerkingdrukkerij Damen, Werkendam

    Oplage500 stuks

    Maart 2012 QTEAM

    | Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivierjaarverslag200920102011

    aanleg weg

    aanleg brug

    aanleg kade

    aanleg primaire waterkering

    waterkering handhaven of verzwaren

    kade behouden / verbeteren

    aanleg weg op dijk

    verhogen kade

    aanbrengen geul

    kribben

    verwijderen / verlagen kades

    verwijderen / verlagen primaire waterkering

    stroomlijnen regelwerk

    kribverlaging

    plangebied

    aanleg nevengeul

    droge afgraving

    natte afgraving

    moerasachtige afgraving

    vergraving

    autonome ontwikkeling plas

    Legenda basisregistratie projecten

    jaarverslag Kw

    aliteitsteam R

    uimte voor de R

    ivier 200

    9 / 2010 / 2011

  • TEAMQ

    Utrecht, maart 2012

    | Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivierjaarverslag200920102011

  • 2Het Q-team kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier

    Dirk Sijmons (voorzitter), landschapsarchitectFrans Klijn fysisch geograafMaurits de Hoog stedenbouwkundigeDick de Bruin rivierkundigeSjef Jansen bioloog

    De centrale regie van de uitvoering van de Planologische Kernbeslissing (PKB) ligt in handen van de Programmadirectie Ruimte voor de Rivier (PDR). Om de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in de plannen te borgen, heeft de Programmadirectie ervoor gekozen te werken met een kwaliteitsteam. Dit team van vijf onafhankelijke deskundigen is eind 2006 door de directeur- generaal Water van het ministerie van Verkeer en Waterstaat genstalleerd. Het Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivierwordt kortweg het Q-team genoemd. Het geeft in de planstudiefase gevraagd en ongevraagd advies over ruimtelijke kwaliteit aan zowel de initiatiefnemers van de afzonderlijke maatregelen als aan de Programmadirectie Ruimte voor de Rivier.Het Q-team werkt onder auspicin van de Rijksadviseur voor het landschap, Yttje Feddes, die is aangetreden op 15 augustus 2008. De samenstelling van het Q-team is vanaf het begin in 2006 niet gewijzigd.

    Inhoud

    1 Inleiding 42 Essay Kwaliteit is geen luxe 53 Beeldkatern Tips en spelregels verbeeld 214 Kaartkatern Planontwikkeling op hoofdlijnen 65

    bijlagen

    A Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier 107

    B Werkwijze van het Q-team 109

    C Een kort terugkijken en vooruitblik 113

    D Overzicht activiteiten van het Q-team 114

    Frans Klijn Sjef Jansen Dirk Sijmons Dick de Bruin Maurits de Hoog

    Yttje Feddes

    foto Bert Nienhuis

    foto Ton Poortvliet/HH

  • 41 Inleiding

    Met het programma Ruimte voor de Rivier wil het kabinet de veilige afvoer van hoogwaters op de grote rivieren garanderen en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit van het landschap verbe-teren. In de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier zijn met het oog op deze twee doelen negenendertig maatregelen opgeno-men. Verschillende initiatiefnemers werken deze maatregelen in planstudies uit. Daarbij geven zij aan beide doelen concreet gestalte. In 2015 moet het rivierengebied dus niet alleen weer veilig maar ook mooier en beter bruikbaar zijn. Het Q-team heeft als missie te waarborgen dat aan-sprekende projectvoorstellen worden ontwikkeld, waarmee de ruimtelijke kwaliteit versterkt wordt. Dit komt de sterk verschillende identiteiten van de drie Rijntakken ten goede. De Rekenkamer heeft in 2006 de aanbeveling gedaan de tweede doelstelling van Ruimte voor de Rivier, het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit, verder uit te werken en te voorzien van beoordelingscriteria. Met verslagleggingen kan het Q-team aan de meningsvorming hierover een bijdrage leveren. Bovendien vindt het Q-team het belangrijk dat er voor alle belanghebbenden en belangstellenden een document ligt dat inzicht biedt in de activiteiten en de ervaringen van het Q-team. Verder is het een goed gebruik binnen de vakgemeenschap van ontwerpende disciplines elkaar op de hoogte te houden van ervaringen en de ontwikkeling van opvattingen.

    Opzet van dit verslagIn het verslag, dat dit keer drie jaren bestrijkt (2009-2011) zijn 3 werkstukken opgenomen.Allereerst vindt u het essay van Dirk Sijmons Kwaliteit is geen luxe. Vervolgens het Beeldka-tern, met ervaringen en de lessen die het Q-team heeft opgedaan. Tot slot een Kaartkatern waarin de planontwikkeling op hoofdlijnen wordt aangegeven met enkele opvallende onderdelen en detailleringen.

    In de bijlagen zijn opgenomen:a kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier (Q-team)

    in het kort;b de werkwijze van het Q-team;c een kort terugkijken en vooruitblik;d het overzicht van de activiteiten van het

    Q-team van de afgelopen drie jaren.

    SecretariaatNamens het cluster Ruimtelijke Kwaliteit van de Afdeling Kennismanagement waren in de verslagperiode betrokken:Jos Karssemeijer, expert natuur, LNV, tot aan de zomer van 2010,Regina Havinga, cordinator van het cluster,Jan van der Grift, tijdelijk cordinator in 2009 enWillem de Visser, secretaris Q-team.

  • 5Dirk Sijmonsvoorzitter Q-team, Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier

    december 2011

    Kwaliteit is geen luxeEen essay in vijftien oude en nieuwe spreekwoorden

  • 6 7

    Het behoeft geen betoog dat dit een beweging in gang zet waarin alle doelen van een project apart beschreven en begroot worden en dat de projectleider, het ministerie, de minister of in laatste instantie de Kamer de diverse luxe accessoires er naar believen af kunnen strippen of de meest betrokkenen voor deze extras aan te slaan. Dat laatste is vaak slechts een theoretische mogelijkheid. De begrotingen van de zachte waarden staan in geen enkele verhouding tot die van de projectbudgetten. Bovendien vallen een aantal zachte waarden tussen wal en schip om-dat ze niet staatsrechtelijk toegedeeld zijn of juist over heel veel departementen zijn verdeeld. Voor kwaliteit is er natuurlijk geen sector die er voor pal zal staan. Wat je ook van verre kunt zien aankomen is dat dit een nieuwe impuls zal geven aan gekunstelde pogingen de zachte waarden in geld uit te drukken (de makers van MKBAs zul-len smullen!) om vervolgens te constateren dat niemand deze berekeningen echt serieus neemt en er ook geen geadresseerde voor de ingenieus totstandgekomen facturen is.

    De Kamer zal het misschien niet beseffen maar dit brengt de discussie terug naar een stelling die al eens eerder op het schaakbord van de planologie heeft gestaan. Bij de start van de rivierdijkversterkingen eind jaren zeventig ging RWS voor een zo sober mogelijk profiel liefst in rechte lijn en iedereen die het anders of iets extras wilde diende daarvoor bij te betalen. De recreatieondernemers betalen voor een fietspad, de natuurbescherming voor het sparen van een bijzondere strang, het cultuurbeleid voor het maken van een bocht om een beschermde boerderij, etc., etc.

    Deze benadering heeft om het zacht uit te drukken niet erg veel succes gehad. Veel maat-schappelijk verzet was haar deel en het leverde Rijkswaterstaat het verwijt op een staat binnen de staat te zijn, en (veel later) het ministerie van V&W het verwijt niet als een departement van algemeen bestuur te functioneren3.In dit essay willen wij, vanuit de ervaringen van het Kwaliteitsteam met de negenendertig projecten waaruit Ruimte voor de Rivier bestaat een lans breken voor de integrale benadering. Wij proberen te tonen dat het streven naar ruimtelijke kwaliteit in de projecten zo nu en dan tot flinke kostenbesparingen leidt en zelfs tot versnelling van de stroperige processen die we kennen uit de ruimtelijke ordening. Kwaliteit blijkt geen luxe.

    3 Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten (TCI; ook bekend als de Commissie Duive-steijn), Tweede Kamer der Staten-Generaal, 19 november 2003

    Kwaliteit is geen luxe

    InleidingZrich is al drie jaar op rij de hoogst scorende stedelijke regio ter wereld als het gaat om vesti-gingsvoorwaarden voor mensen en bedrijven.Om de concurrentie van Kopenhagen en Frankfurt op afstand te houden heeft iedereen de taak om op zijn of haar gebied daar een steentje aan bij te dragen. Aan het woord is niet de burgemeester van Zrich noch de directeur city branding van de stad maar een anonieme badmeester van het zwembad Freibad Letzi-graben in de periferie van de stad. Het gesprek ontspon zich tijdens een excursie na een vraag hoe het mogelijk was zes mensen in een dergelijk veertiger jaren openluchtzwembad aan het werk te hebben. Bij ons lijkt het door bezuinigingen al moeilijk om zwembaden berhaupt open te houden door de stijgende personeelslasten. Hij zette uiteen dat de zes mensen die we voor het terreinonderhoud ingezet zagen ook het hy-ginisch Spic&Span houden van het zwembad tot taak hadden en tevens instructeurs en badmees-ters zijn die toezicht houden op de veiligheid. Een vierdubbele taakomschrijving dus. Voor de veiligheid gebruikten ze de standaard van de Amerikaanse marine. Bovenop deze benchmark hadden ze nog wat extras toegevoegd: iedereen moet twee keer per jaar bewijzen de 100 meter nog binnen de 3 minuten te kunnen zwemmen, anders kan hij/zij vertrekken.

    Dat was niet de eerste en niet de laatste keer dat we in deze Zwitserse stad aanliepen tegen zon directe betrokkenheid van onderop bij kwaliteit. Ook werden we verrast door de duidelijke relatie die men hier legt tussen kwaliteit en vestigings-klimaat. Het begrip kwaliteit wordt daarbij breed gedefinieerd en omvat kennelijk ruimte, veiligheid en sociale componenten. Hoe het ook zij: de hoge ranking van Zrich1 heeft de stad in elk geval in economisch opzicht geen windeieren

    1 Monocle, juli 2009, The Worlds Top 25 most liveable cities, (Monocle.com)

    gelegd, het aantal buitenlandse bedrijven dat daar vestigt of een bijkantoor opent is indruk-wekkend.

    Niet dat ik zou willen pleiten voor een dergelijke, van perfectionisme doordesemde, misschien zelfs wat steriele cultuur, maar in Nederland lijken we wel heel erg de andere kant op te bewegen. Kwaliteit wordt bij ons tegenwoordig beschouwd als een extra, een luxe en als iets dat niet per se nodig is voor het behalen van de pri-maire (sectorale) beleidsdoelen zoals veiligheid of bereikbaarheid. Het is een moeilijk in geld uit-drukbaar en dus zacht belang dat men vooral als losse accessoire wil beschouwen van de zaken waar het werkelijk over zou moeten gaan.

    Zo heeft de Tweede Kamer bij de begrotingsbe-handeling van het nieuwe ministerie van Infra-structuur en Milieu de minister onlangs verzocht in het vervolg in de projecten een duidelijk(er) onderscheid te maken tussen wat er gedaan wordt voor de sectordoelen en de bijvangst aan nevendoelen. Via een drietal moties wordt dit net om de minister strak aangetrokken2. Men voegt er aan toe een integrale aanpak weliswaar gewenst te vinden, maar deze moet niet leiden tot () vertragingen, kostenverhoging of compromissen die het belang van waterveilig-heid en de zoetwatervoorraad ondermijnen; (en) verzoekt de regering bij projecten in het kader van Ruimte voor de Rivier, het Hoogwaterbe-schermingsprogramma en het Deltaprogamma een helder onderscheid te maken in opgaven rondom waterveiligheid en zoetwatervoorraad en ambities op andere beleidsterreinen, waarbij de opgaven leidend zijn; verzoekt de regering voorts bij de financile verantwoording over deze projecten dit onderscheid ook inzichtelijk te maken ().

    2 nr. 44,45 en 46 Moties van het lid Lucas c.s. Voorgesteld tijdens het Tweede Kamer Notaoverleg van 13 december 2010

  • 8 9

    werpprocessen Ruimte voor de Rivier5 zegt daar-over in 2011: De impliciete boodschap van deze opdrachtformulering staat haaks op het doel om ruimtelijke kwaliteit, overstromingsveilig-heid, planning en budget, en draagvlakvorming integraal te benaderen, vanuit de overtuiging dat zon integrale benadering n betere resultaten zou opleveren n efficinter zou zijn. Deze manier van inrichtingsalternatieven genereren bevestigt eerder het gangbare vooroordeel dat ruimtelijke kwaliteit en veiligheid met elkaar op gespannen voet staan, en dat kwaliteit duur is en tot vertraging leidt. Zo wordt een onbevangen zoektocht naar een gemeenschappelijk optimum alleen maar gefrustreerd. Deze manier van alter-natieven opstellen is zonder meer aan te merken als een valse start. In de meeste projecten heeft men zich hiervan gelukkig weten te bevrijden, gesteund door het Q-team dat hierin steeds duidelijk stelling heeft genomen.

    Eenvoud is het kenmerk van het wareIets eenvoudig maken klinkt makkelijk maar lijkt zo nu en dan het moeilijkste wat er is. Eenvoudig is echt iets anders dan simpel en weer iets anders dan sober en doelmatig alhoewel het laatste begrippenpaar wel een eerste stap kan zijn naar eenvoud. Een voorbeeld. In het project Mun-nikenland is een dijk geprojecteerd die over een grote lengte is toegerust met traptreden om als tribune te functioneren. Op zich een mooi idee, zeker in Munnikenland en kijkend richting slot Loevestein. Maar in de planbespreking pleitten wij voor eenvoud. De geprojecteerde nieuwe dijk is door zijn ligging maar vooral door zijn flauwe talud al een natuurlijke tribune en heeft de traptreden als letterlijke aanleiding om te gaan zitten niet eens nodig. Waar dat overbodig is moet je in het rivierengebied niet uitpakken in geacheveerd materiaalgebruik. Zo adviseerden wij de inrichting van het Rembrandtpark bij Deventer in een eenvoudig rivieridioom uit te voeren met een sobere en doelmatige uitstraling.

    5 Evaluatie Ontwerpprocessen Ruimte voor de Rivier, Walter Hulsker - Manfred Wienho-ven - Marlies van Diest - Steef Buijs, Ecorys, Rotterdam, september 2011

    Ook bij Deventer, in de nieuwe situatie van het 19e eeuwse park De Worp, suggereerden wij een vereenvoudiging. Het plan voorzag in twee beweegbare delen op verschillende hoogten. Het Q-team pleitte voor n enkele knik, zodat n groot waterplein ontstaat waaraan eventueel ook passanten kunnen afmeren. Derde voor-beeld: in het project Scheller Oldeneler speelde een discussie over het nieuwe fietstunneltje on-der de nieuwe spoorweg, dat noodzakelijk werd vanwege erg lage passeerhoogte van viaduct boven de bestaande dijk. Wij suggereerden een oplossing om de fietsroute buitendijks te leiden. Een goedkopere oplossing die alleen bij hoog-water niet te gebruiken is. Elk nadeel heeft zijn voordeel en in dit geval is het zo dat ook voor de fietser uit Zwolle de waterstand van de rivier voelbaar en beleefbaar wordt. Laatste voorbeeld uit een lange reeks halen we op bij de Steurgat-dijk in de Noordwaard waar wij hebben gepleit voor een versobering over de hele linie. Alleen extras op het gebied van natuur en recreatie opnemen als dit direct bij onderdelen gebeurt die feitelijk worden aangepakt. Vergeet de rest. Ook de kribbetjes in Steurgat kunnen we laten zitten. Voer het fietspad zo simpel en smal mogelijk uit en maak vooral geen dure bakstenen keerwand bij de jachthaven maar een stoere damwand. Een bakstenen kademuur zou hier misstaan, de jachthaven ligt tegen een bedrijventerrein aan en niet in een historische binnenstad waar baksteen wel zou passen.

    De wereld gaat aan vlijt ten onderEen van de redenen dat het zo lastig is om iets eenvoudigs te maken zit m in hoe we aange-spoord door de beste bedoelingen soms teveel ons best doen om inhoud te geven aan kwaliteit. Vraag om een eenvoudig fietspad en je krijgt een buitensporig profiel van 3,5 meter breed met doorgroeitegels erlangs. Vraag om een struin-route door een uiterwaard en het wemelt er al snel van de stevige bruggetjes die aan alle eisen voldoen in plaats van avontuurlijke oplossingen

    Wijze van besprekingOnze taal kent vele spreekwoorden en gezeg-den. We zouden geen Nederlanders zijn als niet een flink deel daarvan over geld gaat: alle waar is naar zijn geld, goedkoop is duurkoop, voor niets gaat de zon op en ga zo maar door. Het lijkt er op het eerste gezicht op dat kwaliteit in vaderlandse ogen altijd duurder uitvalt. Maar wie beter kijkt ziet een gelaagdheid in deze volkswijsheden. Er zitten genuanceerde (kosten-baten) afwegingen in verborgen die onze handelstraditie verraadt.Op basis van alle waar is naar zijn geld zou je op het eerste gezicht kunnen constateren dat een Bentley Continental meer kwaliteit heeft dan een Volkswagen Golf, maar het spreekwoord suggereert bij nadere lezing slechts een ver-houding tussen prijs en kwaliteit. Het zijn autos met volstrekt verschillende karakteristieken en verschillende prijskaartjes, maar beide hebben onweersproken kwaliteit. Beter is hier dus een begrip wat we moeten verbinden met de vraag van de prijs/kwaliteitsverhouding. Levert de handgemaakte Bentley per uitgegeven euro meer waar voor zijn geld dan de eindeloos, en bijna darwinistisch, doorontwikkelde en geper-fectioneerde industrile Volkswagen Golf? Zo gesteld kan het vinden van een antwoord op de vraag naar de betere auto nog wel eens span-nend worden.

    Hieronder bespreken wij aan de hand van een aantal spreekwoorden/volkswijsheden voor-beelden uit de praktijk van de negenendertig projecten, na deze nu bijna zes jaar te hebben gevolgd. Wij hebben ze in alle stadia van planvoorbereiding meegemaakt, met de project-leiders gesproken, met de ontwerpers gediscus-sieerd en met de bestuurlijke initiatiefnemers kennis gemaakt. We bespreken de voorbeelden zo dat ze ook voor lezers die niet dagelijks met Ruimte voor de Rivier te maken hebben en niet vloeiend SNIPs spreken4 een beetje te volgen zijn. Voor wie wel van alle details op de hoogte is, zal het hier en daar misschien te kort door de bocht zijn; hen verwijzen we naar de teksten van de verschillende adviezen.Het woord advies is belangrijk om tijdens het lezen van de voorbeelden nog even vast te hou-den. Het Q-team adviseert maar legt niets op. De PDR en de initiatiefnemer bepalen uiteindelijk wat er met de adviezen gebeurt. Vaak worden ze overgenomen maar soms ook niet. Het gaat ons erom te laten zien welke relatie er is tussen de rol van kwaliteitsborging en kostenbeheersing in de projecten. Ook niet opgevolgde adviezen zijn wat dat betreft soms illustratief.

    Alle waarheid is aan het beginHet startschot van de planvorming voor ieder project werd gegeven met het tekenen van de bestuursovereenkomsten. Hier deed zich een even ongewenste en ongewilde als illustratieve situatie voor. Er bleken namelijk standaard inrichtingsalternatieven voorgeschreven te zijn die de initiatiefnemers geacht werden uit te werken: alternatief 1 moest een inrichting tonen met maximaal effect op hoogwaterveiligheid, alternatief 2 een maximale bijdrage aan ruimte-lijke kwaliteit, en alternatief 3 een inrichting met minimale kosten. Het rapport Evaluatie Ont-

    4 SNIP staat voor Spelregels Natte Infrastructuur Projecten; een door RWS gehanteerde strak geformatteerde planvormings- en uitvoeringsprocedure van waterstaatkundige werken

  • 10 11

    zoals stapstenen over een stroompje. Vraag om een nieuwe aansluiting van een weg en je krijgt een grote rotonde. In de verkeerskunde komt men met de normboeken (geformaliseerde goede bedoelingen) op schoot soms tot fors over- gedimensioneerde oplossingen. De rotonde bij de entree van het gebied in Munnikenland was voor ons een weinig elegante en onnodige ingreep. Wij stelden een veel simpeler oplossing voor. De provincie heeft deze nieuwe oplossing nog in beraad maar mogelijk gaat men nu ook voor de simpele en goedkopere variant.

    In het hiervoor genoemde voorbeeld van de tribunedijk in Munnikenland wilde men als kers op deze taart ook nog een uitkijktoren projecte-ren. Deze is uit het plan gepraat omdat de dijk al zoveel uitzicht biedt dat zo iets al gauw te veel is. Wandelend over de tribunedijk valt er ruimschoots en van een steeds wisselend uitzicht te genieten. Dit soort vlijt komen we in plannen niet alleen bij recreatieve ontsluiting en andere verkeersvoorzieningen tegen maar op allerlei aspecten van kunsttoepassingen tot cultuur-historie. Beide zijn van groot belang maar het gaat ook om dosering, juiste situering en maat houden. Het betere wordt makkelijk de vijand van het goede.

    De voorstellen voor kunsttoepassingen op de pilot met een langsdam6 bijvoorbeeld riepen vragen op. Bij alle openingen van de dam was een beindiging met monumentale kunst voorgesteld die door de betreffende gemeente zou worden ingevuld. Het team vreest dat dit al gauw kan ontaarden in een potpourri zoals die te zien is bij de rotonde-kunst die voor veel gemeenten aanleiding is om hun visitekaartjes af te geven. Dat gold in iets mindere mate ook voor de te verwijderen kribben. Het voorstel om de houten palen deels te laten staan was vele malen beter dan de vele restanten leuk af te maken.

    6 De pilot langsdam is geen PKB Ruimte voor de Rivier project. Het is een alternatief voor kribverlaging, het heeft een experimenteel karakter. De eerste pilot zou het traject tussen Wamel en Ophemert betreffen. De PDR is gevraagd dit project onder zijn hoede te nemen en het Q-team is om advies verzocht

    Wij hebben gepleit voor een terughoudende toe-passing van versiering of markering; en om niet te interfereren met het robuuste en functionele systeem van bebakening van het rivierengebied. Bij het cultuurhistorisch aspect rees regelmatig het misverstand dat dit aspect het beste wordt gediend als de gehele, door vlijtig onderzoek vervaardigde, inventarisatie n op n wordt opgewaardeerd tot een plan. Juist bij dit aspect komt het er bij uitstek op aan een stelling te betrekken over wat men wil met de cultuurhisto-rische laag. Hoe wordt deze bewerkt, wat zijn de hoofd- en bijzaken en welk verhaal wil je vertel-len? Dit speelde onder andere in Munnikenland. Waar het waterschap vrijwel alle historische relicten wilde gaan opnemen in het inrichtings-plan, vroegen wij juist om daar heel selectief in te zijn en in dit geval vooral in te zetten op het verhaal van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dat beperkt niet alleen de kosten maar levert ook een helder plan op naar het oordeel van het kwaliteitsteam.

    Opgeruimd staat netjesHet woord op-ruimen heeft als tweede beteke-nis: ruimer maken. Iedereen weet dat je door goed op te opruimen al een flinke ruimtewinst kunt boeken. In Ruimte voor de Rivier termino-logie: het verwijderen van obstakels, objecten of vegetaties die weerstand bieden aan het afstromende water. Vianen is een mooi voor-beeld van een steeds simpeler wordend plan. Van een zwaar met allerlei stedelijke functies opgetuigd plan naar een uiteindelijk simpel en sober ontwerp. Door een monsterverbond tussen de plaatselijke (beruchte) sterke kwel en de economische crisis werd de ambitie van een nieuw buitendijks rivierfront verlaten. Toen ook nog duidelijk werd dat het project kwelneutraal moest worden opgeleverd viel er een aantal andere dominostenen om. Dat leidde uiteindelijk tot een pleidooi voor een opruimvariant waarmee de taakstelling ook gehaald kon worden. De laatste omvallende steen was het realiseren van

    een strang en de geplande natte natuur in het aangrenzende deel van de Vianense Waard. Die was niet langer vanzelfsprekend nu vast kwam te staan dat deze alleen met forse en dure kwel-beschermingsmaatregelen te realiseren was. Wij bepleitten daarom een tweede variant waarin de nieuwe natuur niet wordt gerealiseerd en het huidige agrarische gebruik wordt gecontinueerd zonder dure kwelschermen. In landschappelijk opzicht schatte het Q-team deze variant zelfs hoger in. Zeker als er ook nog een extra zomer-kade wordt aangelegd is het belangrijk de rest van de waard onaangetast te laten en een rustig beeld te creren.

    Laat de tijd voor je werkenVaak zijn de Ruimte voor de Rivier maatregelen nog maar het begin van een lange reeks ver-anderingen en processen die zon gebied weer opnieuw laten zetten. Je kunt in de planvorming al rekening houden met dit soort processen met een lange adem door kleine aanleidingen te bieden waarna de ruimtelijke veranderingen zich spontaan (olifantspaden) of via vervolginveste-ringen voltrekken. Bij de maatregelen in de buurt van steden hebben we overal gepleit voor het op orde brengen van een simpele groene stedelijke uitloop. Daarna kan gekeken worden wat er aan aanvullende (verblijfs)voorzieningen nodig is en dat allereerst maar eens goed te analyseren. Dit is een goedkope en degelijke aanpak gebleken die ook voor meer draagvlak bij de bewoners kan zorgen. Het is een vorm van gebiedsontwik-keling met de minste kans op desinvesteringen. Meinerswijk is daarvan een goed voorbeeld. Na een zorgvuldig inspraakproces is er daar voor gekozen het groene concept te kiezen.

    Je kunt de factor tijd ook op een andere manier tot bondgenoot maken voor ruimtelijke kwaliteit. Bijvoorbeeld door tijdelijke bestemmingen te geven of evenementen te organiseren zoals bij Lent is gebeurd. Hierdoor wordt een gebied

    geleidelijk cultureel geoccupeerd en daarmee op de mentale kaart gezet van de stadsbewoners.

    Ook goede timing en werk met werk maken valt onder dit spreekwoord te vangen. In de Noord-waard stelde het team voor maatregelen ten behoeve van de watersport ter plekke van een ondiep gelegen gasleiding nog even te beperken tot een overtoom en pas als de leiding aan groot onderhoud toe is deze dieper te leggen en het obstakel voor dieper stekende bootjes te overwinnen.

    Waarom moeilijk doen als het makkelijk kanDe grote geaccumuleerde ervaring in binnen- en buitenlandse rivier(regulatie)projecten binnen het Q-team levert regelmatig suggesties voor sterke versimpeling van onderdelen van projec-ten op. De keuze die dit zo nu en dan oplevert voor solide lowtech in plaats van kwetsbare hightech rijmt met het pleidooi van het Q-team om geen blauwdrukplannen te maken en alles door te willen ontwerpen. De rivier is een prima vormgever en tevens onberekenbaar. Speel daar op in. Scheelt reparaties achteraf. Een paar voorbeelden. In de Noordwaard ontstaat in het doorstromingsgebied de situatie waar op een eenzame terp een trafostation staat. Tot zover niks aan de hand. Wat nu als de combinatie van zeldzame gebeurtenissen zich zou voordoen dat de Noordwaard tijdens hoogwater meestroomt (1x per jaar) en tegelijk de transformator (kans 1x per 150 jaar) het begeeft. De meest voor de hand liggende oplossing lijkt een brug. Deze moet dan wel zo gedimensioneerd worden dat een zware vrachtwagen met kraan er over heen kan. Erg duur dus. Met dank aan Dakka is voor-gesteld met een flink gronddepot te volstaan dat in de watergang geschoven kan worden als de transformator juist tijdens een hoogwater aan vervanging toe mocht zijn.In de Millingerwaard is voorgesteld om pontons te gebruiken in plaats van een brug te maken voor het geval het nabijgelegen bedrijf De Beijer

  • 12 13

    niet zou worden verplaatst. De onderhandelin-gen lopen al twintig jaar. Ruimte voor de Rivier is een mooie gelegenheid om nu definitief tot zaken te komen maar helemaal zeker weten doe je het niet. Je moet in je plan dus doen aan onzekerheidsmanagement. Dit soort weinig begrotelijke tijdelijke maatregelen zijn dan een uitkomst. Bij de Zwolse projecten speelde en speelt de bereikbaarheid van de uiterwaarden. Wij hebben steeds geprobeerd de wensen/eisen voor een permanente ontsluiting met bruggen te matigen en alternatieven aan te dragen. Zoals: schipbruggen, pontons, boten, etc. Hier stuiten we op het punt waar de overheden die de maat-regelen trekken en laten maken, snel geneigd zijn aan wensen van bewoners en gebruikers tegemoet te komen en alle risicos uit te willen sluiten. Het gaat daarbij overigens niet alleen om bewoners maar ook om gestapelde eisen van nood- en hulpdiensten. Het werkt vaak goed deze bezwaarmakers uit te dagen mee te denken over oplossingen.

    Groot geld groot houdenOns team pleit eigenlijk altijd voor het zo min mogelijk opsplitsen van de plangebieden. In de bypass van Kampen werden bij de inrichting van de stroombaan naar ons gevoelen teveel beheereenheden gecreerd. Wij spraken een duidelijke voorkeur uit voor n beheergebied met een deltakarakter (veel water, waterriet). Dat heeft grote voordelen, zeker ook financieel. Meer samenhang in de plangebieden levert vaak meer ruimte voor rivierdynamiek en de meeste potenties op voor mooie, avontuurlijke en duur-zame landschappen. In het specifieke geval van Kampen is dat een robuuste aanleg die het snel moeten terugkomen voorkomt om de zaak weer aan te passen. Dit is uiteindelijk ook goedkoper.

    Overdaad schaadtBij waterbouwprojecten is het aloude functio-nalisme een goede manier om de maatregelen te bekijken. Aan de situering, dimensionering

    en omvang moet je zo ongeveer de functie kunnen aflezen. Twee voorbeelden uit Veessen-Wapenveld kunnen dit illustreren. In de voorstellen was aangegeven dat de zomerdijken bij de uitlaat van de hoogwatergeul vernieuwd moesten worden, omdat deze niet standzeker blijken te zijn bij een overstroming. Wij vonden het bij de gekozen frequentie van 1:100 niet reel om deze kades op dit moment tegen hoge kosten geheel te vernieuwen. Hier geldt: er woont niemand achter die kan verdrin-ken, dus: overgedimensioneerd detoneert.

    Soms heeft die overdimensionering een duide-lijke reden. Om directe gebruikers en bewoners gerust te stellen is de uitkomst van de discussie over de veiligheid vaak een compromis tussen de technische vereisten en het gevoelen in de streek. Het Q-team is zich ten volle bewust dat ook de gepercipieerde veiligheid een legitiem gegeven is. Om er nog een spreekwoord tegen-aan te gooien: Een mens lijdt dikwijls nog het meest door het lijden dat hij vreest.Wij slaan alleen aan wanneer de afstand tussen de gepercipieerde veiligheid en de fysieke ken-getallen in onze beleving wel erg groot wordt. In Veessen-Wapenveld bijvoorbeeld is politiek gekozen voor een zeer lage frequentie van de nieuwe hoogwatergeul. De gekozen overstro-mingsfrequentie is, in onze opvatting, onlos-makelijk verbonden met het beoogde gebruik, het ontwerp en de beleving van de geul. Deze overstromingsfrequentie is dan ook gerelateerd aan ruimtelijke kwaliteit, want vorm en functie/functioneren moeten logisch verbonden zijn. Althans, dat is onze inzet bij de advisering. En hierbij wreekt zich nu de meegegeven lage frequentie. Er is een groots en duur regelwerk voorzien bij de inlaat, waar slechts eens per 100 jaar water doorheen zal stromen. Hier wordt dus een beeldbepalende civieltechnische constructie gepland ter bescherming van enkele honderden hectaren grasland. Zowel de inlaat als de hoogwatergeul lijken daarmee functieloos

    en nutteloos, behalve onder zeer uitzonderlijke omstandigheden. En bij de uitlaat zijn twee eveneens beeldbepalende bruggen voorzien over land dat mensen in de praktijk wellicht in hun eigen mensenleven niet onder water zullen zien staan. Wij zagen hier een mogelijkheid het plan aan te passen, de gevolgen voor het landschap te beperken en geld te besparen en stelden voor een keuze te maken. Ofwel de hoogwatergeul krijgt alsnog een realistische overstromingsfre-quentie, of er wordt afgezien van een tweede brug over de hoogwatergeul aan de noordzijde. Deze tweede brug is bij de voorgestelde over-stromingsfrequentie immers onnodig, op die eens per 100 jaar gedurende een paar weken na, wanneer alleen de zuidelijke brug bruikbaar is. De bewoners in de streek zijn een dergelijke stremming nu al gewend. Ze moeten, in een hoogwatersituatie die nu gemiddeld eens in de twee jaar kan voorkomen zon 5 tot 10 dagen 40 km omrijden om aan de overkant van de IJssel te komen. Dat deze argumentatie moeilijk zou vallen en dat er niet teruggekomen wordt op reeds ingenomen standpunten wisten we tevoren. Maar vanuit onze optiek leek het toch nuttig om deze observatie met de opdrachtgever en de PDR te delen.

    Goedkoop is duurkoopDit spreekwoord slaat op het kiezen voor hogere initile investeringen om op langere termijn kos-ten uit te sparen. Dergelijke afwegingen in de tijd zijn nog steeds niet of nauwelijks aan de orde. Regelmatig is geadviseerd om de dijkterugleg-gingen in n keer goed te doen, dat wil zeggen zover als mogelijk terugleggen. Als je hiermee meer dan de huidige doelstelling haalt, weet je dat je in de nabije toekomst (Deltaprogramma Grote Rivieren is de opvolger van Ruimte voor de Rivier) voorlopig niet meer langs te komen voor extra verruimingen. Dat scheelt meer dan alleen de voorrijkosten. Dat was vooral evident bij Westenholte. Ook werd voorgesteld om de

    flessenhals bij Zutphen afdoende aan te pakken. Dat is nu even in de buidel tasten, maar later heb je geen extra maatregelen meer nodig. Eigenlijk geldt dit ook voor Lent waar we de gemeente steunden om de Oosterhoutse Waard er bij te betrekken hetgeen niet in de Basisregistratie7 van RWS was voorzien. Dat bleek later een goede greep. Lent levert nu zoveel centimeters MHW (maatgevend hoogwater reductie) dat er van andere projecten (o.m. de Gendtse Waard) in zijn geheel kon worden afgezien.

    Wie wat bewaart heeft watDoor aan de hand van de negenendertig projecten het gehele rivierengebied weer eens af te grazen duiken er mogelijkheden op voor een verdere optimalisatie en meer mogelijkheden om op de lange termijn een extra verlaging van het MHW te bereiken. Het afsnuiten van de punt van een bedrijventerrein bij Amer-Donge bijvoorbeeld. Deze suggesties vallen vaak net buiten de overeengekomen PKB maatregel, maar kunnen wellicht voor het Deltaprogramma Grote Rivieren van nut zijn. Wij gaan in overleg met de PDR over de wijze waarop deze inventarisatie gesystematiseerd en uitgebreid kan worden, want: wie wat bewaart heeft wat.

    Twee vliegen in een klap slaan.De eerdere uitbreiding langs het haventje van het historische stadje Tholen ligt na de maat-regelen in een zone die zou kunnen inunderen bij het planmatig opzetten van het peil in het Krammer-Volkerak. Daarvoor is een keermiddel nodig en een extra ontwerpslag Zo konden wij zowel voor de tracering van het keermiddel en het detailleren daarvan twee vliegen in een klap slaan. Laat het nieuwe keermiddel, door een beweegbaar bruggetje over de coupure aan te brengen ook een brug slaan tussen twee delen van de stad. Een bruggetje zoals die bij de sluis van Beneden Sas maakt een korte loop- en fietsroute mogelijk tussen het centrum en de

    7 De Basisregistratie van RWS is het referentiedocument waarin de PKB maatregelen zijn beschreven en aan een taakstellend budget worden gekoppeld

  • 14 15

    In de bus blazenSoms moet je ook echt uitpakken en op unieke plekken de mogelijkheden met twee handen aangrijpen om iets bijzonders te doen, zelfs als dat ook extra budget zal vragen. Wij denken dat Lent waar de Waalsprong als stedelijke uitbrei-ding gecombineerd wordt met een riviermaatre-gel zon project is. De bruggen maar vooral de afwerking van de stedelijke kade bij het nieuwe stadsfront van Lent zijn de iconen van het pro-ject. Lent heeft het in zich om een internationaal visitekaartje van Ruimte voor de Rivier n de ge-meente Nijmegen te worden. Voor de uitwerking van de kade is o.a. Orleans als inspiratiebron gebruikt, voor de bebouwing typologie van de kade was Luik het leidende referentiebeeld. Voor de bruggen zijn ambitiedocumenten gemaakt en is de uitwerking en aanbesteding door een apart Kwaliteitsteam begeleid onder voorzitterschap van Jan Brouwer, de voormalige Rijksadviseur voor Infrastructuur. Het project is een prachtig voorbeeld van synergie tussen stedelijke ontwik-kelingsprojecten en de riviermaatregel die als aanleiding dient. Dit soort synergie en extra inzet is o.i. ook gewettigd daar waar twee grote rijksprojecten elkaar kruisen. Ruimte voor de Rivier en het cultuurhistorisch project de Nieuwe Hollandse Waterlinie hebben op twee plekken een overlap. Bij de Waal in Munnikenland en bij de Lek bij Vianen. In beide gevallen heeft het Q-team gewezen op de bijna morele plicht van deze sa-menvallende projecten iets bijzonders te maken en eens in de bus te blazen.

    Voor niets gaat de zon op?Ontwerpers krijgen vaak het verwijt dat er al-lerlei moois wordt voorgesteld maar dat ze lijken te denken dat beheer, vergeleken bij inrichting en constructie, verwaarloosbaar is en dat voor niets de zon opgaat. Omdat verwijt voor te zijn besluiten we deze opsomming met een uitge-breide bijdrage over het beheer.

    Soms kan je door goed ontwerp natuurlijke processen het beheer laten doen zoals de goed geleide stroming de rivier op diepte kan houden. Maar de natuur helemaal het werk laten doen is erg lastig in onze ingesnoerde rivieren. Het rivierengebied is een, in alle opzichten, levend landschap. We kunnen wel hopen dat we een soort onderhoudsvrije oplevering kunnen realiseren, maar niets is minder waar. Alles leeft en bloeit en groeit en kan plaatselijk voor ongewenste verhoging van de weerstand voor het water zorgen. Ook in de toekomst zal er gebaggerd, gesnoeid, gekapt en afgeplagd moeten worden om een ongestoorde doorstro-ming van water, ijs en sediment te garanderen. Het probleem is hetzelfde, maar de context is wat veranderd. Het buitendijkse boerenbedrijf is de afgelopen decennia minder rendabel geble-ken. Daar zijn andere grondgebruikers voor in de plaats gekomen; elk met hun eigen invloed op het rivierbeheer: recreatie onder nemers, delfstoffen winningfirmas en last but not least na-tuur, beheerd door natuurorganisaties of boeren. De natuurontwikkeling is gemeten naar zijn eigen criteria een spectaculair succes. Het aantal zeldzame soorten planten en dieren langs de Nederlandse rivieren de afgelopen 20 jaar explosief is gestegen8. De onderzoekers consta-teren dat de belangrijkste oorzaak van die sterke vooruitgang de omzetting van landbouwgronden in natuurgebieden is geweest.Hierdoor kon de natuur zich betrekkelijk spontaan herstellen, maar konden ook belangrijke processenzich in deze gebieden relatief ongestoord voordoen. Hierbij moet gedacht worden aan grootschalige zand- en grindafzetting op rivieroevers en de vernatting van terreinen met helder grondwater. De ideen zoals in de jaren 80 ontwikkeld in het () Plan Ooievaar blijken in de praktijk nog beter uit te werken dan destijds gedacht9. Ook de naamgever van dit plan, de Zwarte Ooievaar,

    8 Bart Peters, Kurtjens, G. Rijn in Beeld, Een onderzoek naar 25 jaar natuurontwikkelingen in het rivierengebied, 2011

    9 Reformatorisch Dagblad, september 2011

    bestaande woningen (Waterfront 1) en de nog te bouwen woningen (Waterfront 2) aan de overkant. Nu moeten de bewoners en een deel van de watersporters een erg lange omweg maken om in de stad te komen. Dat bevordert dat men eerder de auto neemt hetgeen de parkeerdruk op de historische binnenstad doet toenemen. Ook is het positief dat in de jachtha-ven zelf een korte verbinding ontstaat tussen de beide oevers waar zich de steigers bevinden. Het clubgebouw krijgt zo een veel centralere plaats ten opzichte van de ligplaatsen. Wij zien goede mogelijkheden dat de ontwikkelaar van het Waterfront 2 (een deel van) de kosten voor zijn rekening kan nemen aangezien de woningen met een looproute over het keermiddel in de markt een hogere prijs rechtvaardigen dan zonder een rechtstreekse verbinding met de historische binnenstad.

    Veel heb je nodig, maar met weinig kun je het doenAlhoewel alle maatregelen vastliggen in de basisregistratie van de PKB is het regelmatig de moeite waard om met elkaar te discussiren over kosteneffectiviteit van de maatregelen en mogelijke alternatieven. Niets doen is daarbij een vaak over het hoofd geziene variant. In de Paviljoenpolder, die deel uit maakt van het project Volkerak-Zoommeer, hebben wij aan de orde gesteld of het niet veel goedkoper zou zijn zo nu en dan schade uit te betalen aan de gebruikers. Wij ontraadden kortom te streven naar dure en geforceerde oplossingen om dit onbewoonde gebied voor uiterst incidentele en meestal in de winter optredende overstromingen te behoeden en hebben hier gepleit voor een schadevergoedingsregeling. Ook bij Kampen kwamen we in een kosten-effectiviteit vraagstuk terecht. Om het gewenste uitzicht te bereiken zou de aldaar, bij de bypass, geplande woningbouw in het voorstel van de ontwerpers op een extra verhoogde klimaatdijk moeten worden gesitueerd. De extra verhoging zou een omvangrijke extra investering vergen die naar het oordeel van het Q-team niet door de

    woningbouw zelf zou kunnen worden opge-bracht op straffe van zichzelf uit de markt te prijzen en onverkoopbaar te worden. Ons gevoel was dat dit het plan onnodig duurder maakte. Daarnaast, een argument uit een heel andere categorie, waren wij van oordeel dat een extra verhoogde bewoonde dijk ook niet past in de karakteristiek van het landschap.

    Het walletje moet bij het schuurtje blijvenZeker willen wij niet de indruk wekken dat we overal en altijd door op kwaliteit te letten en in te zetten op integrale oplossingen geld besparen. In plannen moeten om kwaliteit te bereiken natuurlijk heus wel eens hogere, onvoorziene, kosten worden gemaakt. We proberen in dergelijke gevallen direct mee te denken of deze kostenverhogingen binnen het project gecom-penseerd kunnen worden door versimpelingen die een bezuiniging kunnen opleveren. Zo was er vanuit de ontwerpers een voorstel in het project Amer-Donge om voor het traject waar een bedrijventerrein tegen de dijk aan gevlijd is het deels opgeslokte - dijklichaam te voorzien van een beplanting en er een bomendijk van te maken. Een zeer adequaat voorstel om deze rommelige situatie aan te pakken, maar kos-tenverhogend. De vervolgvraag was dan ook: kan een bomendijk zoals getekend simpeler en daarmee ook goedkoper? We hebben gesugge-reerd om geen extra kleilaag aan te brengen - en daarmee ook met een extra kruinverhoging van 30 cm te werken - bovenop de kleilaag waar-mee het nieuwe dijkprofiel al wordt afgewerkt. Daarmee kan het gedeelte van het dijkprofiel dat nodig is voor het planten van bomen in technische zin worden beschouwd als een extra voorziening. Deze voorziening is niet bedoeld om de dijk te verzwaren; bij extreem hoog water kan en mag deze worden aangetast door over-slag. Die aantasting vormt dan geen gevaar voor het waterkerend vermogen van de dijk. Door combinatie met worteldoek kan het plan wellicht voorzien in een nog dunnere dekking van de laag met teelaarde; ook dat kan geld schelen.

  • 16 17

    NawoordWij hebben nu door een aantal voorbeelden uit onze praktijk in de natte waterstaat ontzenuwd dat kwaliteit altijd duurder uitpakt. Toch denk ik dat de fractiespecialisten die de motie indienden, waarmee we dit essay begonnen, niet meteen overtuigd zullen zijn door onze bewijsstukken. We zijn natuurlijk in zekere zin slagers die hun eigen vlees keuren in dit jaarverslag. Maar we worden ook door onderzoekers in onze indruk versterkt dat er zowel kostenbesparingen en procesversnellingen voortkomen uit de inte-grale aanpak en het waken voor kwaliteit. De Tussenevaluatie PKB Ruimte voor de Rivier10. Letten op ruimtelijke kwaliteit () levert niet alleen een inhoudelijke bijdrage, maar heeft ook procesmatig een positieve invloed. Het Q-team maakt het mogelijk dat verschillende partijen bij elkaar gebracht worden en discussies worden gestimuleerd, wat het planproces kan versoepe-len. (pp39). Bij de conclusies wordt vervolgens verwoord dat de dubbeldoelstelling (waterveilig-heid en ruimtelijke kwaliteit) effectief is. En dat deze () er mede toe heeft bijgedragen dat het programma voortgang kon maken en gekomen is waar het gekomen is. (pp41). Dit gevoegd bij het positieve oordeel over de aanpak van de ontwerpprocessen van het eerder aangehaalde Ecorys onderzoek kunnen we stellen dat het introduceren van de dubbeldoelstelling in de PKB Ruimte voor de Rivier een goede gedachte was.

    Maar wellicht dat argumenten helemaal niet op-gewassen zijn tegen dit soort, blijkbaar diep ge-wortelde, gevoelens in de politiek. Ze zijn immers karakteristiek voor de dominante trend waarin de overheid als een bedrijf wordt bekeken. De afgelopen decennia heeft zich dat o.a. geuit in het uit elkaar rafelen van alle verschillende werksoorten binnen de rijksoverheid. Of het nu gaat om beheer, inrichting, control, handhaving, kennis of beleid: ze zijn in aparte werkeenheden ondergebracht die allemaal efficint de eigen

    10 Erasmus Universiteit Rotterdam, Berenschot Tussenevaluatie PKB Ruimte voor de Rivier, Rotterdam, augustus 2011

    targets moeten halen. Telkens bij een echte uitdaging (of een ramp) blijken die nieuwe agent-schappen en zelfstandige bestuursorganen elkaar moeilijk te kunnen vinden om tot gecordineerde actie over te gaan. Een gezamenlijk gedeeld verantwoordelijkheidsgevoel voor het geheel, is het zwakke punt van deze nieuwe structuur van de overheidsorganisatie. Het Staatsbosbeheer moet beheren, verantwoordelijkheid nemen voor cultuurhistorische aspecten zouden ze wel willen, maar staat niet in de jaarlijkse kaderbrief, kan niet. Dat het Nederlandse exportproduct in de Watersector allang niet meer ligt in de knappe waterbouwkundige kennis, maar in ons vermogen om waterbeheer met natuurontwik-keling en ruimtelijke ordening te verbinden is al te ingewikkeld om binnen het plan voor de Top-sector Water geoperationaliseerd te krijgen, het overschrijdt immers de sectorgrens. Waterschap-pen krijgen de neiging om, met voorbijgaan aan de ruimtelijke gevolgen, eerder te redeneren vanuit hun materieel dan vanuit de ruimtelijke opgave. Liefst overal taluds van tenminste 1:3 en veel te grote geplaveide draaicirkels voor het standaard maaimaterieel. Zo zijn er nog tiental-len voorbeelden te geven hoe het uiteenrafelen in sectoren en deelverantwoordelijkheden het zicht op de samenhang kan ontnemen.

    Ons vermoeden is dat de vorm die deze nostal-gie naar sectorale helderheid en doortastendheid aanneemt in dit specifieke geval veel te maken heeft met irritaties en zelfs frustraties over de stroperigheid van de ruimtelijke ordening. Deze frustratie wordt geprojecteerd op kwaliteit als vermeend luxe-artikel of op integraal werken als verdachte van extra stroop. Alles waarvan vermoed wordt dat het de zaken ingewikkelder of complexer maakt moet worden vermeden of weggesneden zo lijkt de reactie.

    Daar zit natuurlijk wat in. De verlammende stroperigheid is niet weg te relativeren met een verwijzing naar de complexer wordende wereld

    heeft zich in 2011 weer in Nederland gevestigd met een broedgeval in Kekerdom.Bij Ruimte voor de Rivier is sinds kort een behoorlijke druk van initiatiefnemers merkbaar om (SNIP3) projectvoorstellen aan te passen en in plaats van natuurbestemmingen agrarische bestemmingen op te nemen. Denken dat het er weer inschuiven van de landbouw budgettaire problemen oplost is een modern bijgeloof. De landbouw is niet voor niets op de moeilijkste plekken uit het buitendijkse gebied verdwenen. We zien naast een fors kwaliteitsverlies als de natuurbestemmingen worden geschrapt ook de onvermijdelijke vertragingen door planwijzi-gingen met zorg tegemoet. Het gevolg kan zijn dat een aantal maatregelen niet in 2015 kan worden opgeleverd. Als de Europese regelgeving (Natura 2000)de plannen alsnog blokkeert zijn nog veel grotere vertragingen het gevolg. Hoe deze gevaren af te wenden? Zijn er duurzame oplossingen te bedenken die de natuurcompo-nent een vanzelfsprekender functie geven bij het maken van riviermaatregelen? Het Q-team heeft hierover een extra advies opgesteld.

    Wij zijn er van overtuigd dat het beheer per riviertak goedkoper kan worden uitgevoerd zonder dat de Natura 2000-instand houdings-doelen in gevaar hoeven te komen. Vertrekpunt is dat er vier grote natuurkernen zijn: Gelderse Poort, Fort St. Andries, Biesbosch en IJsseldelta. Daartussen hebben natuurtypen de neiging van karakter en plaats te veranderen. Om dat mogelijk te maken moet de rivier waar moge-lijk het werk doen, bijvoorbeeld door geulen meestromend te maken. Zeker langs de Waal kan de rivier zelf het dichtgroeien van de uiter-waard in de stroombaan tegengaan. Op minder dynamische plekken langs onze rivieren waar doorstroming noodzakelijk is zijn andere vormen van beheer onontbeerlijk. Ook daar geldt hoe extensiever hoe beter. Cyclisch beheer aangevuld met natuurlijke begrazing voldoet veelal. Langs Rijn en IJssel zijn ook wel plekken geschikt voor dynamische natuur, maar de laagdynamische

    plekken overheersen met meer mogelijkheden voor agrarisch medegebruik. In delen van de uiterwaarden die in agrarisch gebruik blijven kan vergroting van de doorstroming en rivier-dynamiek worden bevorderd door bijvoorbeeld obstakels te verwijderen en in te zetten op vergoeding voor buitendijkse landbouw.

    Heel praktisch zou, om de korte termijn (politie-ke) problemen van de PDR op te lossen, gekeken moeten worden waar en hoe er mogelijkheden bestaan om bij het beheer de markt in te schake-len. Dat is wat anders dan overal maar agrarisch natuurbeheer toe te gaan passen. Leidend in beheers(uit)vraag moet zijn dat de karakteristie-ken van de riviertakken worden vergroot en niet verkleind. Als overal dezelfde type beheerder wordt ingezet, de agrarir, met weideteelt als core business, ligt nivellering op de loer. Wij denken veel eerder aan een bestaande of nieuwe beheerorganisatie die de bestemde natuur in een deel of een gehele riviertak gaat beheren tegen indien aan de orde vastge-stelde vergoedingen. De rest van de inkomsten zou dan uit natuurgerichte nevenactiviteiten moeten komen. Zo kan ook de te verwijderen biomassa geoogst worden. Deze biomassa moet vervolgens centraal worden verwerkt tot energie, bouwmateriaal of compost. Het opstellen van een businesscase voor biomassa, zoals in Noord-waard al gebeurt binnen het RWS-programma Duurzaamheid, kan ons iets leren. Mogelijk kan de wijze waarop de natuurderij Keizersrande door Stichting het IJssellandschap wordt ontwik-keld als voorbeeld dienen. Zeker als ze aantonen ook met de wat lastigere natuurdoelen uit de voeten te kunnen.

  • 18 19

    durele en juridische kant, een proces waar ook in andere sectoren regelmatig op wordt gewezen13.

    Als de fractiespecialisten hun pijlen nu richten op het herstellen van het primaat van de sectoren moeten ze zich afvragen of ze op het goede toernooiveld strijd leveren. Wij denken dat er eerder geschoten wordt op de lange schaduwen van de eigen regelzucht. Bovendien zullen kwaliteit en integraal werken, twee van de ele-menten waar ontwerp voor staat, ongewild tot de collateral damage van deze operatie behoren. Twee elementen die naar onze stellige overtuig-ing zowel voor het lopende programma Ruimte voor de Rivier alsook voor het Deltaprogramma van onschatbare waarde zullen zijn. Dat we daar niet gerust op kunnen zijn blijkt wel uit de Ont-werp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte14. Wij hopen dat de Kamer op tijd wakker wordt om het inslaan van deze, ook voor de water-veiligheid, contraproductieve weg te voorkomen.

    13 zie bijvoorbeeld, Herman Tjeenk Willink, Algemene Beschouwingen in de Jaarverslagen van de Raad van State van o.m. 2004 en 2006; of Geert Maks zelf verklaarde oorlog aan het middelmanagement: Geert Mak, De verpleegster, de onderwijzer, de handarbeider, ze voelen zich vernederd door de PvdA. PvdA stuurt de handwerkers de wildernis in, NRC Opinie, 17 oktober 2009 etc.

    14 Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, pp 94 in Bijlage 2, Overzichtverande-ring Nationale Ruimtelijke Belangen, onder punt 10. Hier wordt droogjes vermeld: De versterking van de ruimtelijke kwaliteit: Is vervallen, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

    die het steeds moeilijker maakt besluiten te nemen. In een ander kader heb ik wel eens een poging gedaan te schatten hoe de voorbere-idingskosten van grote projecten zich ontwikkeld hebben van eind jaren zestig tot nu11. Onder voorbereidingskosten verstaan we alle kosten binnen een project die niet aan de directe bouw en constructie worden uitgegeven.

    De voorbereidingskosten zijn gexplodeerd van ca. 10% in 1970 tot zon 25% met uitschieters van 40%. Ergo, op een project van 1 miljard euro kan de voorbereiding oplopen tot 400 miljoen euro. Binnen de categorie voorbereidingskosten is de wereld ook veranderd. Binnen deze grotere taartpunt is het vooronderzoek de traditionele survey grotendeels overvleugeld door het vooraf toetsen op mogelijke ongewenste ef-fecten (denk aan de MER, de Watertoets, etc.). Onderzoek en toetsen slokken nu ca. 45% op. Ging in 1970 nog slechts 20% op aan het ver-gunningen- en proceduretraject, nu is dat naar schatting 20% en 25% samen 45%. Dat alles is ten koste gegaan van techniek en ontwerp waarvan het aandeel tot 10% is teruggelopen.

    Met de ruimtelijke ordening is op de keper beschouwd niet zo veel mis. Er is alleen door de politiek, telkens met de beste bedoelingen en om allerlei redenen, in de loop van de afgelopen

    11 Stichting AQUade, De Oproep, Een tienjarige culturele manifestatie over de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland onder invloed van de klimaatverandering, Amsterdam, 2011

    decennia veel te veel aan deze kerstboom opge-hangen. Als geen andere publieke tak is de ruim-telijke ordening onder de last van de juridificatie aan het doorbuigen. Iedereen die Den Haag wel eens nadert vanaf de Utrechtse baan heeft daar kunnen meemaken hoe het hoofdkantoor van de multinational Esso werd verbouwd en betrokken door een advocatenfirma die er na een aantal jaren alweer uit ging omdat het gebouw te klein (!) was geworden. Een vergelijkbaar monument voor veranderend Nederland, maar dan voor de groeiende rol van de controllers, accountants, projectleiders en (interim)managers is het nieuwe kantoor van KPMG langs de A9, met zijn 62.000 m2 een van de allergrootste kantoorgebouwen van Nederland. Hun eerste kantoor, ook al geen kleine jongen, een signature building van Alberts en van Huut, verderop langs de snelweg, heeft zich gevoegd bij de 7 miljoen m2 te huur zijnde leegstaande kantoorruimte. Deze snel gexpan-deerde firmas lossen niet alleen veel problemen op voor hun opdrachtgevers maar zijn op een hoger abstractieniveau het symptoom van veel grotere problemen12.

    Dergelijk, in architectuur gestold, machtsvertoon maakt meer dan honderd taartdiagrammen duidelijk hoe we in de samenleving van de inhoud aan het wegglijden zijn richting de proce-

    12 zie ook: Jantine Grijzen Outsourcing Planning. What do consultants do in regional spatial planning, Proefschrift UvA, Vossiuspers, Amsterdam 2010

    NL 1970

    uitvoering voorbereiding

    planvorming

    vooronderzoek

    vergunningen

    procedures

    NL 2010

    uitvoering voorbereiding

    planvorming

    vooronderzoek

    vergunningen

    procedures

  • Inleiding bij Beeldkatern

    Bij aanvaarding van de PKB Ruimte voor de Rivier stelde de regering ruimtelijke kwaliteit als tweede doelstelling vast, na de veiligheid. Onder het motto kwaliteit is mensenwerk werd besloten een Q-team in te stellen om alle 39 projecten die deel uitmaken van deze grote operatie gedurende hun hele voorbereiding tenminste drie keer te bezoeken, te discussiren met bestuurders, projectleiders en ontwerpers, te adviseren en tenslotte te toetsen of de ruimtelijke kwaliteit voldoende in de plannen is gewaarborgd. Ruimtelijke kwaliteit is een moei-lijk grijpbaar begrip. Ontbreken van kwaliteit is meestal voor iedereen zichtbaar. Maar beschrij-ven van kwaliteit is veel lastiger. Hoe meer je het probeert te definiren hoe meer de essentie tussen de vingers door lijkt te glippen1. Ook de Romeinse bouwmeester Vitruvius komt al met een samengestelde definitie. Hij om-schreef architectonische kwaliteit als de samen-hang tussen utilitas (gebruikswaarde) firmitas (stevigheid / constructie) en venustas (schoon-heid). Grote projecten zoals die in Ruimte voor de Rivier ontstijgen qua schaal natuurlijk dat van een individueel bouwwerk. Ook spelen andere aspecten een rol. Je moet dus andere criteria ontwikkelen. Met een knipoog naar Vitruvius is ruimtelijke kwaliteit voor Ruimte voor de Rivier pragmatisch omschreven als de betekenisvolle samenhang tussen hydrologische effectiviteit (veiligheid), ecologische robuustheid (beheer(s)baarheid) en landschappelijke schoonheid.

    1 Voor een uitgebreidere beschouwing over ruimtelijke kwaliteit verwijzen wij naar het essay Het deskundigenoordeel als instrument voor ruimtelijke kwaliteit in het Jaarverslag 2006-2007 Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier, Utrecht, mei 2008.

    Het kwaliteitsteam is ingericht om op deze volle breedte, interdisciplinair de discussie in de projecten aan te gaan: landschapsarchitectuur, stedenbouw, ecologie, rivierkunde en fysische geografie zijn als disciplines vertegenwoordigd in het team. Het gaat ons niet om het afvinken van sectorbelangen. Wij proberen juist integraal te werken.

    Dat wil zeggen dat we, net als Vitruvius, ook letten op de onderlinge samenhang van de drie kwaliteiten. Deze focus op het ontwerp, op het tot stand brengen van een synthese tussen deelaspecten, blijkt een patente methode om elegante oplossingen tot stand te laten komen. Ontwerpen worden door dit interdisciplinaire gesprek uiteindelijk zo getrimd dat ze op allerlei aspecten geoptimaliseerd blijken te zijn, ook op het vlak van kosten / kwaliteitsverhouding.Zie ook het essay Kwaliteit is geen luxe (p5)

    In ons werk is onze interpretatie van wat ruim-telijke kwaliteit is natuurlijk leidend, maar deze vereist nog een gebiedsspecifieke concretisering. Dat komt er kortweg op neer dat dit nieuwe hoofdstuk in de geschiedenis van de regulatie van de rivieren moet aansluiten bij het karakter die dit aantrekkelijke levende landschap nu al heeft: stoer, eenvoudig, leesbaar, waterstaatkun-dig. Dit is een door de leden van het Kwaliteits-team gedeeld referentiekader. In dit jaarverslag proberen we de identiteits-bepalende karakteristieken van het gebied en van de waterstaatswerken die ons inspireren via het beeldkatern voor de lezer te illustreren en hopelijk tot leven te wekken.

    20

    Beeldkatern Tips en spelregels verbeeld

  • 22 23

    foto 2010 Siebe Swart

    1 Identiteit Rijntakken benadrukken; open ogen voor de verschillen

    1a De Waal De grote rivieren vormen de levensader van de Lage Landen. De dynamiek van de Rijn, de Maas en de Schelde heeft dit deel van Europa gevormd tot wat het nu is. Met het programma Ruimte voor de Rivier is na de bijna-overstromingen van 1993 en 1995 een trendbreuk ingezet; niet het verder beteugelen van de rivieren is het sturende uitgangspunt maar

    meer ruimte voor de rivieren. De ontwerpopgave is daarmee duidelijk geworden: zet naast op watermanagement ook in op gebiedsontwikkelingen, binnen en buiten het plangebied. Om misverstanden te voorkomen: het Q-team gaat niet alleen over beeldkwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit is in het Ruimte voor de Rivier traject gedefinieerd als de samenhang tussen drie

    waarden: hydrologische effectiviteit (functionaliteit), ecologische robuustheid en een betekenisvolle maar sobere vormgeving. De Waal is de grootste en breedste rivier met een belangrijke functie voor het (internationale) scheepvaartverkeer. Ze stroomt onder vrij verval naar zee en kent relatief veel rivierdynamiek die uitstekende kansen biedt voor versterking van de natuur.

    Het Q-team bepleit daarom dat vooral de dynamische processen sturend zijn voor de planstudies. Dan kan een heftig contrast tussen de formeel bepaalde delen van het plan en de natuurlijke invulling het mooie resultaat zijn.

  • 24 25

    1b IJssel Het kleinschalige en afwisselende landschap van de IJssel zal de komende decennia een groot aantal veranderingen ondergaan, waarbij rivierverruiming en het daarop reageren door de verstedelijking het meest in het oog zullen springen. De oorspronkelijke dynamiek van de rivier is niet terug te brengen

    vanwege de grote betekenis die de rivier de afgelopen eeuwen heeft gekregen voor de scheepvaart en de berging van zoet-water in het IJsselmeer. Bij de IJsselprojecten doen zich - lastig te verzilveren - kansen voor de natuurtypen uit te breiden en meer recreatiemogelijkheden te krijgen. De centimeters die de

    foto Siebe Swart

    maatregelen aan verlaging van het maatgevend hoogwater moeten opleveren zijn niet gering terwijl de beschikbare ruimte in de uiterwaarden maar beperkt is. Het gevaar is groot dat er geulen of hanken komen die met de breedte maat van de rivier

    gaan concurreren; het Q-team probeert de plannen dan zo bij te sturen dat er een betere land-waterverhouding in de ontwerpen komt.

  • 26 27

    1c Nederrijn-Lek Samen het kenmerk van een middelgrote rivier die bij lage afvoeren op de Bovenrijn, gestuwd kan wor-den. Alleen bij hoge afvoeren worden de drie stuwen gestreken en stroomt gedurende 50 tot 100 dagen per jaar het water wel

    onder vrij verval. Een uniek gegeven zijn de stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe die direct aan de Nederrijn grenzen en bijzondere kansen bieden voor natuurontwikkeling. In het programma Ruimt voor de Rivier zijn langs de Nederrijn

    foto 2010 Siebe Swart

    en Lek los van de vele dijkversterkingen - zes maatregelen in voorbereiding. Bij Arnhem/Meinerswijk een uiterwaardvergra-ving die de start kan betekenen voor een forse gebiedsontwik-keling; tussen Doorwerth en Amerongen drie uiterwaard-

    vergravingen en een obstakelverwijdering; en bij Vianen een aantal uiterwaardvergravingen dat de weg vrijmaakt voor een uitbreiding van de stedelijke uitloop voor recreanten.

  • 2 Kennis van rivieren

    29

    foto 2010 Mischa Keijser

    foto 2010 Mischa Keijser

    2a Het Q-team beklemtoont vaak dat de ontwerpen goed moeten aanslui-ten bij de karakteristieken van in volgorde van belangrijkheid de verschil-lende rivieren, verschillende trajecten en verschillende plekken. Dat is in de PKB ook als expliciet doel geformuleerd in de tekst over ruimtelijke kwaliteit en het is nader uitgewerkt in de Ruimtelijke Kwaliteitskaders die, mede op initiatief van het Q-team, voor de verschillende maatregelen zijn opgesteld.

    Tot die karakteristieken horen onder meer de geomorfologische ontstaans-geschiedenis en de actuele morfodynamiek. Kennis van het ontstaan van het rivierenlandschap en van wat van de rivier nu nog vermag is essentieel om te komen tot goede ontwerpen: ontwerpen die de eigenheid van de verschil-lende riviertakken en trajecten versterken en die decennia tot eeuwen mee-kunnen. Soms stuitten we bij de planvormers echter op een ongefundeerd vertrouwen in de rivier als landschapsvormer. En op andere plekken meende men fossiele landschappen te moeten vergraven die eeuwenoud zijn en die je maar n keer kunt vernielen, zoals gefossiliseerde kronkelwaarden, oude meanders, etc. Daarom geven we hier nog wat illustratie bij wat we bedoe-len, rond het volgende Q-teamcitaat: Een plan met wortels in het verleden, dat met respect wordt behandeld, voorkomt onnodig duur graafwerk, levert leuke verrassingen en beperkt het beheer en onderhoud.

    De Waal is als vrij afstromende rivier met de grootste afvoer ook de rivier met de grootste morfodynamiek. Dat biedt binnen de beperkingen die het garanderen van een bevaarbare scheepvaartgeul oplegt de meeste mogelijkheden om de natuur het werk te laten doen. Het betekent ook dat foutjes in het ontwerp of bij de uitvoering vanzelf door de rivier worden rechtgezet. Langs deze rivier komt het op veel plaatsen niet zo nauw, want geulen kunnen uitschuren en verlaagde uiterwaarden blijken bij het eerste het beste hoogwater als zandvang te functioneren. Hoogwaters kunnen dan voor leuke verrassingen zorgen, zoals bij de Ewijkse Plaat die inmiddels al twee maal is vergraven (foto boven).

    De Midden-Waal van Nijmegen tot Tiel is recht en heeft in het verleden sterk vlechtend gedrag vertoond, evenals het traject van Zaltbommel tot Vuren. Daar zijn nevengeulen in uiterwaarden in principe gepast, en ook uiter-waardverlaging is op forse schaal toelaatbaar gezien de grote morfodyna-miek. Dat ligt anders bovenstrooms van Nijmegen, waar we wijde meanders zien die deels als reactie op de vernauwing bij Nijmegen-Lent zijn ontstaan, en tussen Sint-Andries en Zaltbommel. Daar is veel meer voorzichtigheid geboden en zijn nevengeulen veeleer vreemde elementen.

    Naar het westen neemt de stroomsnelheid sterk af en wordt de invloed van het getij merkbaar. Dat biedt mogelijkheden voor rietgroei en leidt tot veel sedimentatie, ook van slib dat bij iedere getijbeweging via kreken wordt aangevoerd en uitgespreid. De Biesbosch is natuurlijk het icoon van een door aanslibbing ontstaan zeer divers natuurgebied met veel mogelijkheden voor recreatie (foto onder). De plannen voor de Noordwaard spelen daar op in door het getij en de sedimentatie weer een kans te geven. Maar ook in het Munnikenland is getij nog een milieufactor van betekenis; van snelle aan-zanding kan daar alleen vlak langs de Waal in de Brakelse Benedenwaarden iets worden verwacht.

  • 31foto 2010 Mischa Keijser

    foto 2010 Mischa Keijser

    2b Langs de gekanaliseerde Nederrijn-Lek kunnen we niet al te veel meer verwachten van natuurlijke landschapsvormende processen. Deze rivier is tot stuw Hagestein als het ware gestold door menselijk ingrijpen. Zonder kribben is het net een kanaal, met slikkige oevers die tot de waterlijn zijn begroeid en met een slikkige bodem. Alleen bij een incidenteel hoogwater wordt het systeem weer even doorgespoeld, maar door de stenige oevers heeft dat weinig permanente gevolgen.

    Voor de rivierverruimingsplannen betekent het dat de uiterwaarden tot in details moeten worden ontworpen, want er verandert niets meer van nature. Het relif, het breedteverloop van killen, geulen en strangen, al deze niet-levende natuur moet haarfijn worden ontworpen en in n keer goed worden aangelegd: de tijd heelt niet. Alleen de levende natuur hoeft niet geholpen.

    Dit betekent dus ook dat er zorgvuldig moet worden ontworpen en precies moet worden gegraven. Alles luistert hier nauw. Langs zon kanaal zijn forse nevengeulen dus ook zeker geen eerste keus: deze concurreren al snel met de rivier om aandacht en negeren de deels culturele origine van het land-schap. De voorkeur gaat hier eerst uit naar de verwijdering van obstakels, aangevuld met kleine, smalle geulen. Deze kunnen een recreatieve inrichting krijgen in een overwegend agrarische matrix. Al doende kunnen oevers uit steen worden gehaald en kunnen lokale strandjes worden teruggebracht. Plaatselijk kunnen zelfs kribben worden verwijderd, die in een kanaal immers geen functie meer hebben. (foto boven). Dat levert een geheel ander beeld dan dat van de wildere Waal: veel cultuurlijker

    Pas als het slechten van obstakels niet genoeg waterstandsverlaging oplevert, komt maaiveldverlaging in de gestolde uiterwaarden in beeld. Uiterwaardverlaging heeft aantrekkelijke en minder aantrekkelijke kanten. Bij bescheiden ingrepen met een minimale verlaging blijft veel van het huidige landschap behouden. Bij een forse verlaging wordt het ten westen van stuw Hagestein, waar een forse getijslag bestaat, mogelijk om de getijdenwerking tot expressie te brengen (foto onder).

  • 33foto 2011 Mischa Keijser

    foto 2004 Bosch Slabbers/DLG

    2c Bij de IJssel moeten forse waterstandverlagingen worden gerealiseerd in relatief kleine projectgebieden langs een kwetsbare, bijna gefossiliseerde rivier. Hier ligt een smal zomerbed diep in een natuurlijk rivierdal met zeer fraai geconserveerde landschapsvormen die een zeer dynamische ontstaans-geschiedenis vertellen: een werkelijk sprekend landschap, maar daardoor ook heel kwetsbaar. Kwetsbaar omdat de kronkelwaarden waar meanders zich hebben verplaatst langs genormaliseerde rivieren nooit meer kunnen ontstaan. Ze horen daarmee tot de zeldzaamste niet-levende natuurver-schijnselen in West-Europa, waar immers alle laaglandrivieren bevaarbaar zijn gemaakt. Vooral bij Cortenoever en Voorsterklei, waar de dijken moeten worden verlegd, is de geomorfologie dan ook als uniek te bestempelen (foto boven).

    Om deze fossiele landvormen te kunnen behouden ziet het Q-team het als belangrijkste opgave om bij de IJssel allereerst de breedte van het winterbed door dijkteruglegging zo groot mogelijk te maken. Dat verkleint de noodzaak tot vergraven. Pas na het verwijderen van obstakels dient tot vergraving te worden overgegaan, maar ook dan nog met zoveel mogelijk respect voor deze unieke geomorfologie. En dat respect wordt ook gevraagd bij plannen voor stedelijke ontwikkeling, zoals bij Zutphen of Deventer: de Hoven die tegenover deze beide steden liggen hebben niet voor niets een heel eigen karakter. Dat heeft alles met hun ontstaansgeschiedenis te maken.

    Forse nevengeulen, die bij de Waal goed passen, moeten bij de IJssel worden vermeden. Relatief bescheiden hanken, die aan de bovenstroomse zijde zijn gesloten, passen veel beter bij de kalmere en plaatselijk sterk meanderende rivier. Die bieden uitstekende mogelijkheden voor recreatie (foto onder). Het Q-team trof veelvuldig plannen waarin in eerste instantie de verhouding water/land te zeer naar water doorschoot. De IJssel is een smalle rivier in een overwegend hoog en droog rivierdal. Gegraven waterpartijen zo breed als de rivier leveren een verwarrend beeld op, en maken het gebied ook nog vrijwel ontoegankelijk.

  • 3 Natuur

    34 35

    3a Het Q-team pleit elke keer weer om niet te krap te ont-werpen en ruimte te houden voor vegetatieontwikkeling. Als dat teveel hydraulische weerstand oplevert dan ziet het Q-team natuurlijk het liefst dat eerst zoveel mogelijk barrires worden

    opgeruimd. Te vaak blijken aarden aanbruggen, wegen op dammen, RWZIs en dergelijke voor een belangrijk deel verant-woordelijk voor de weerstand. Als niet anders kan moeten de uiterwaarden worden vergroot door dijkteruglegging of anders

    foto 2009 Bart Peters, Bureau Drift

    foto 2009 Bart Peters, Bureau Drift

    meer worden gegraven. Extra aandacht verdient de mogelijkheid om op geschikte plaatsen langs de oevers tussen de kribben een deel van de bestaande gesloten stenenverdediging te verwijde-ren ten einde daar aantrekkelijke zandstranden te creren. Dan

    kan zanduitwisseling tussen zomerbed en winterbed bij zowel laagwater (zon en wind) als hoogwater (stroming en erosie/sedimentatie) plaatsvinden, wat tot het activeren van het relif in de uiterwaarden (zandduinen) kan leiden.

    foto 2009 Bart Peters, Bureau Drift

    foto 2010 Mischa Keijser

  • 36 37

    foto 2009 Bart Peters, Bureau Drift

    foto 2009 Bart Peters, Bureau Drift

    3b In de plannen voor Ruimte voor de Rivier is de ruwheids-cofficint de afgelopen jaren een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Regelmatig moest een ontwerp weer terug naar de tekentafel omdat de ruwheid van de vegetaties bij extreme hoogwaters de doorstroming teveel bleek te belemmeren. Het Q-team constateert dat grootschalig open water en open

    graslandgebieden steeds meer favoriet zijn. Rietlanden lijken de laatste jaren steeds minder populair geworden, omdat inmid-dels ook de ontwerpers en plantoetsers hebben ontdekt dat de hydraulische weerstand van riet zelfs hoger is dan die van ooibossen. Terwijl de bossen al uit de ontwerpen waren verban-nen, wordt nu ook riet gemeden. Het vervelende daarvan is dat

    foto 2005 Bart Peters, Bureau Drift

    foto 2007 Bart Peters, Bureau Drift

    riet vaak de natuurlijke overgang vormt tussen nat en droog in de uiterwaarden. Deze overgangen dreigen er nu te worden uitgesneden. Hierdoor wordt de lijst met te mijden habitats wel erg lang. Naast dynamische oevers die tot rivierduin vorming kunnen leiden aan de ene kant van het spectrum en de weinig

    dynamische ooibossen, struwelen aan de andere kant, zijn nu ook de moerassen ongewenst. Maar juist deze typen zijn al ondervertegenwoordigd. Ook bij Natura 2000 zijn daarom voor het rivierengebied uitbreidingsdoelen geformuleerd voor juist deze typen.

  • 38 39

    foto 2005 Bart Peters, Bureau Drift

    foto 2010 Bart Peters, Bureau Drift

    3c Natuurlijk is er verschil tussen de riviertakken. Van alle tak-ken is de Waal de meest dynamische. Niet alleen in economisch opzicht (een werkrivier), maar zeker ook vanuit het oogpunt van rivierdynamiek; dat bepaalt de natuurontwikkelingsmoge-lijkheden. De uiterwaarden van de Waal lenen zich goed voor

    het ontwikkelen van dynamische natuur. Langs Rijn en IJssel zijn ook wel plekken geschikt voor dynamische natuur, maar de laagdynamische plekken overheersen met veel mogelijkheden voor rietmoeras en ooibos. Een andere manier is om binnen Ruimte voor de Rivier weliswaar een aantal van die habitats

    foto 2010 Bart Peters, Bureau Drift

    foto 2010 Bart Peters, Bureau Drift

    met hoge weerstand op te nemen, maar ze in hun ontwikkeling te beknotten. Dat kan door ruige en houtige vegetaties regel-matig terug te zetten door cyclisch beheer of door uitgekiende begrazing de vegetatiesuccessie binnen een acceptabele graad

    van terreinweerstand te houden. Alles beter dan een uiterwaard die volledig moet worden gefixeerd tot een patroon met water en kort gras.

  • 40 41

    foto 2010 Mischa Keijser

    foto 2010 Mischa Keijser

    4a De dijken, de uiterwaarden en de rivieroevers zijn geliefde plekken om te genieten van het rivierenlandschap. Fietsen, wan-delen, struinen, vissen, zwemmen. Dat leidt soms tot storende conflicten. Het ontwerp luistert dan nauw: een goede zonering tussen intensief en extensief recreren en natuur is vaak onmis-baar en bevordert de recreatie. Met de voorspelde warmere zo-mers zal de vraag naar voorzieningen voor water- en oeverrecre-

    atie toenemen. Juist toegankelijkheid is dan een middel om de rivieren letterlijk en figuurlijk te kunnen omarmen. Vaak is alleen al het opruimen van onnodige en storende zaken voldoende om aantrekkelijker uiterwaarden en oevers te krijgen; schakels maken in doorgaande routes en recreatierondjes aanleggen voor wandelaars en fietsers als stedelijke en regionale uitloop-mogelijkheden. Met vooral het realiseren van een aantal sober

    foto 2010 Mischa Keijser

    foto 2010 Mischa Keijserfoto 2010 Mischa Keijser

    4 Toegankelijkheid en bereikbaarheid

    vormgegeven basisvoorzieningen voor dagrecreatie. Maak het landschap beter leesbaar voor de bezoekers: informatieborden, gedenkstenen met historische hoge waterstanden, etc. kunnen hier in voorzien. Het Q-team vraagt vaak te onderzoeken waar stedelijke uitloopgebieden gecombineerd kunnen worden met gedeeltelijk behoud van de landbouwfuncties. Opruimen, onderzoek een opruimvariant, dat klinkt regelmatig door in de adviezen van het Q-team. Een visueel veel aantrekkelijker open

    landschap komt dan al snel in zicht en het is een interessante oefening te kijken hoeveel een opruimvariant al aan het maatge-vend hoogwaterpeil tegemoet komt. Een betere toegankelijkheid dwingt de bestaande vormen van grondgebruik ook tot sanering in de zin van het verwijderen van een locale bestaande verrom-meling van het landschap. Dat kan ook gebeuren in combinatie met een herstel van zichtlijnen in het uiterwaardenlandschap.

  • 42 43

    foto 2010 Mischa Keijser

    foto 2010 Mischa Keijser

    4b Bij hoogwater is sprake van de ultieme ontoegankelijkheid, anders dan met bootjes en door de lucht zijn de uiterwaarden niet toegankelijk. Wel biedt het hoogwater weer spannende mogelijkheden om van de uiterwaarden te genieten. Die blijven ook lang in het geheugen. Het gebeurt niet iedere dag dat er over de uiterwaarden wordt gevaren. De bereikbaarheid van de bewoners vraagt in Ruimte voor de Rivier speciale aandacht;

    hoe slim kunnen we de tijdelijke isolatie omzeilen? Het Q-team zet meestal in op het uitplaatsen van permanente bewoning uit de uiterwaard naar bijvoorbeeld een locatie langs de dijk. Zeker als daarmee kan worden bereikt dat er geen visueel storende bruggen hoeven te komen in de uiterwaarden. Als bewoning onvermijdelijk is zou eerst gekeken moeten worden naar andere vormen van bereikbaarheid dan bruggen. Een bootje voor de

    foto 2010 Mischa Keijser

    foto 2010 Mischa Keijser

    dagen dat de bereikbaarheid over land tekort schiet kan een simpele oplossing zijn die prima bij het rivierenland past. Is een brugverbinding absoluut noodzakelijk dan kan nog worden gedacht aan een tijdelijke schipbrug die alleen ingezet hoeft te worden bij hoogwater, als een meer passend element in het landschap. Hoe belangrijk draagvlak ook is, de incidentele belangen van enkele bewoners moeten wel afgewogen worden

    tegen het blijvende - maatschappelijke belang onnodige investeringen en geschonden landschappen te voorkomen. Dat daarbij gedegen aandacht moet worden gegeven aan de eisen die onder meer van nood- en hulpdiensten komen, is duidelijk. Daag deze bezwaarmakers uit mee te denken. Dit vraagt van alle kanten een flinke dosis doorzettingsvermogen en creativiteit.

  • 44 45

    foto 2010 Mischa Keijser

    foto 2010 Mischa Keijser

    4c Het is een illusie te denken dat de ontwikkelingen van de recreatie van te voren zijn te voorspellen. Er zullen ongetwijfeld nieuwe vormen komen die men nu zelfs nog niet kan vermoe-den. Er kan op die onzekerheid worden ingespeeld door terug-houdend en selectief te zijn met allerlei voorzieningen, zoals picknick-tafels. Aandacht voor het informeel gebruik is iets wat vanaf het prille begin van de rivierplannen goed moet worden

    onderkend door het duidelijk in kaart te brengen en bij het ont-werp te betrekken. De uiterwaarden hebben op zich potentieel interessante locaties, die echter niet of nauwelijks bekend zijn, laat staan te bereiken. Langs de Waal zijn vele strandjes die niet bereikt kunnen worden zonder over particuliere afrasteringen en hekken te klimmen. Ten overvloede staat er ook nog vaak een bordje verboden toegang waardoor de toegankelijkheid

    foto 2010 Mischa Keijser

    foto 2010 Mischa Keijser

    minimaal is en blijft. Ook langs de IJssel zijn kleine zandstrandjes die onbereikbaar blijken vanaf de dijk. De Nederrijn en de Lek, hebben nog potenties om meer recreatieplekken te krijgen bij het inrichten van kleine en smalle geulen. Dat kan ook door meer oevers uit het steen te halen en strandjes terug te brengen. Bij het maken van beplantingsvoorstellen kan gekeken worden of er opgaand groen is dat verwijderd kan worden en wat te

    goede komt aan de beleving van de uiterwaarden. Andersom kunnen storende elementen buiten het plangebied, zoals windmolens, aan het zicht worden onttrokken. Het Q-team is erg terughoudend bij voorstellen om uitzichttorens te maken, zeker in het vlakke polder- en krekenlandschap. Deze vallen al gauw op en kunnen als storend worden ervaren en het (wandel)plezier bederven.

  • 46 47

    5a Deventer Tegenover het rivierfront van Deventer ligt van oudsher het prachtige rivierpark De Worp in de uiterwaard. Bij hoog water loopt het park onder. Ter hoogte van de veerstoep

    zal een nieuwe geul ingepast worden tussen de huidige rivier-loop en het park. Een langgerekt schiereiland midden in de rivier verrijkt straks het wandelcircuit van De Worp.

    foto 2010 Siebe Swart

    5 Stad en Rivier

  • 49foto 2010 Siebe Swart

    foto 2010 Siebe Swart

    5b Vianen Rond de Lek bij Vianen is een tentoonstelling ingericht van stoere infrastructuur, met kanalen en sluizencomplexen, forten, de stuw van Hagestein en de grote bruggen over de rivier in de A2 en de A27. Daar komt straks een licht vergraven uiterwaard bij. Een goed plan begint echter met het opruimen en ontsluiten van de uiterwaarden. Midden in deze groeiende stedelijke regio kan het een prachtig uitloopgebied worden.

    5c Nijmegen Door een forse dijkteruglegging ontstaat een nieuw eiland in de rivier, met de bestaande dijkbebouwing van Lent en een reeks nieuwe functies voor de stad als geheel. Nijmegen omarmt de Waal en krijgt er een prachtig rivierpark bij.

  • 51foto 2010 Siebe Swart

    foto 2010 Siebe Swart

    5d Arnhem Stadsblokken en Meinerswijk kunnen zich ontwikkelen tot een rivierpark van formaat, midden in de stad. De nieuwe geul in de groene rivier vormt daarvoor de eerste stap. Een nieuw fietscircuit ontsluit straks de oeverwal, de plassen, steenfabrieken en relicten van de IJssellinie.

    5e Zutphen Het majestueuze stadsfront van Zutphen en de open ui-terwaard aan de kant van De Hoven vormen een prachtig contrast. Door vergraving van de uiterwaard zou een brede rivier ontstaan en het contrast verdwijnen. Op langere termijn kan beter een nieuwe brug gebouwd worden met een bredere doorstroomopening aan de kant van de IJsselkade.

  • 52 53

    6a Betekenisvolle elementen dragen altijd sterk bij aan de waardering van gebieden en plekken. In de uiterwaarden wemelt het vaak van allerlei kleine objecten en eigenaardighe-den die herinneren aan de lange en interessante geschiedenis op en rond de rivier. Als projectteams zeer sterk bij de streek betrokken zijn kunnen er heel goede ontwerpen ontstaan, die respect tonen voor de ontstaansgeschiedenis van het gebied en

    draagvlak genieten bij de bewoners en gebruikers. Vaak worden betrokken bewoners met liefde voor hun streek ook geconsul-teerd door de projectteams met goede gevolgen. Die bewoners herkennen die liefde voor hun streek meteen en vergeten de instinctieve reserves die de zoveelste projectleider van buiten oproept. Soms nemen bewoners maar ook belangenclubs initiatieven dat gebouwen een duurzaam hergebruik krijgen,

    foto 2010 Mischa Keijser

    6 Cultuurhistorie

    bijvoorbeeld bij iconen in het rivierengebied als steenfabrieken. Vaak betekent dat een garantie dat er goed op negatieve ontwikkelingen wordt gelet en als het nodig is aan de bel wordt getrokken bij de beheerders. De cultuurhistorie dreigt soms letterlijk leidend worden in de planstudie. Het Q-team bepleit een selectieve benadering. Zie cultuurhistorie vooral als inspira-tiebron en hanteer het motto niet terug naar maar verder met.

    De rivieren, de Waal en in mindere mate de Maas, zullen net als vroeger steeds de verschillende sporen in het landschap ofwel gaan benadrukken, of negeren of zelfs uitwissen. Dat betekent dat niet te geforceerd om moet worden gegaan, tegen de dynamiek in, met het bewaren om het bewaren.

  • 54 55

    6b Voor het Q-team is de dijk in het land van bedijkte rivieren de baas. Dijken hebben gewoonlijk een langere levensduur dan verkavelingspatronen of bebouwing erlangs. Dat betekent dat een nieuw dijktrac moet worden ontworpen als een heldere grens tussen binnendijks en buitendijks en als een langlevend kernelement voor de verdere landschapstructuur. Een nieuwe

    dijk niet moet gaan zigzaggen tussen toevallig bestaande structuren. Nieuwe bebouwing moet niet het beloop van de dijk gaan bepalen (bijv. door storende extra bochten in de dijk of zelfs een abrupte knik in het dijkbeloop af te dwingen). Een mooi dijkontwerp is ook sterk afhankelijk van de hoeveelheid verkeer die op de dijk wordt gedacht; dat kan van project tot

    foto 2010 Mischa Keijser

    project wezenlijk verschillen. Bij dijkversterkingen worden de dijkvakken meestal opgeknipt in wat wel en wat niet verbeterd moet worden. Bij de verbetertrajecten zijn dan daarbinnen weer verschillende soorten ingrepen nodig waardoor er een lappende-ken ontstaat van oude, recente en nieuwste dijken. Het streven naar continuteit van het dijkbeloop, en dat maakt de dijk pas

    mooi, blijft dan meestal een illusie. En voor alle duidelijkheid: er is pas sprake van zicht op een succesvol ontwerpresultaat als vanaf het begin het ontwerpen wordt opgepakt door ontwer-pers en technische specialisten samen. Dat kan innovaties opleveren: mooier en misschien ook goedkoper.

  • 56 57

    6c Overal staan gebouwen die niet meer voldoen of een functie hebben die niet langer nodig is. Niet zelden gaan ze tegen de vlakte, om plaats te maken voor iets nieuws. Dat kan soms de beste oplossing zijn. Maar er zijn ook gebouwen die een tweede leven verdienen omdat deze een waardevolle

    betekenis hebben. Een oude school, een kerk, een leegstaand kantoorgebouw, een oud industrieel complex. Bij het bespreken van de plannen voor de waterberging in het Volkerak-Zoommeer stelde het Q-team de vraag wat er met de mogelijk vrijkomende opvangbekkens bij de Krammersluizen kan worden gedaan. Bij

    foto 2010 Mischa Keijser

    het doorvoeren van een zoutregiem in het Volkerak-Zoommeer raakt de zoet-zoutscheidngsfunctie van de sluizen overbodig. Hergebruik kan aan deze herinnering aan de Deltawerken een nieuwe toekomst geven. Met de huidige omslag in het bouwbe-leid; van sloop naar hergebruik, zou het een poging waard zijn

    de mogelijkheden voor deze Mayatempels te onderzoeken. Een ideenprijsvraag zou een eerste stap kunnen zijn. De nationale betekenis van dit complex kan dan wellicht bewaard blijven.

  • 58 59

    7a In verschillende projecten zitten voorstellen voor majeure kunstwerken zoals bruggen en inlaatconstructies, nieuwe gemalen, terpen en de inrichting daarvan. Het Q-team vindt het belangrijk dat bij de toetsing van de SNIP3-inrichtingsplannen de uitgangspunten duidelijk zijn voor dergelijke planonderdelen

    die het meest beeldbepalend zijn voor het eindresultaat. Met Ambitiedocumenten en Beeldkwaliteitsplannen moet de ruimtelijke kwaliteit worden geborgd naar de uitvoeringsfase. Het zou anders nog fout kunnen gaan het resultaat te krijgen wat de bedoeling was. Wat opvalt aan historische voorbeelden

    foto 2010 Mischa Keijser

    is het ver doorgevoerde vakmanschap tot op het niveau van de detailleringen. Waar nu sober en doelmatig steeds gevraagd moet worden - wat het Q-team stelselmatig doet bij de overleggen - was dat bij dit soort kunstwerken vroeger vanzelfsprekend. Een goede regie op het vertalen van de

    ambities met betrekking tot de ruimtelijke kwaliteit in het projectvoorstel SNIP3 is onmisbaar. Het Q-team hanteert daarbij de spelregel: leg vast wat moet (onder meer de inlaatwerken; dijkprofielen; et cetera) en geef vrijheid waar het kan (bijvoorbeeld de technische details van de kunstwerken).

    7 Materialisatie

  • 60 61

    7b De riviermaatregelen bieden uitstekende mogelijkheden de recreatiemogelijkheden te verbeteren; daar is veel vraag naar, het zijn ook blijvertjes. Zeker de mogelijkheden om bij de rivier te komen moeten verkend worden. Het Q-team ziet veel waarde in dergelijke rondjes; ze betekenen veel voor de stedelijke uitloopmogelijkheden. Deze kunnen een avontuurlijk karakter

    krijgen: met trekpontjes, smalle bruggen aan staalkabels; houten steigertjes, et cetera. Zo is het jammer dat het bij Zwolle niet is gelukt om een stijgpunt op te nemen in de nieuwe spoorbrug om een kortsluiting te maken tussen de uiterwaard via de spoorbrug met de overkant van de IJssel.

    foto 2006 Robbert de Koning, landschapsarchitect BNT

    De plannen zijn soms te weinig informeel en bieden dan geen ruimte voor de zelfredzaamheid van de gebruikers en sluiten het risico nemen het liefst uit. Het Q-team vindt het belangrijk dat de ontwerpers goede zoneringen bedenken van natuur-bestemmingen en recreatief medegebruik en dat naar simpele

    en onopvallende voorzieningen wordt gezocht. Daarbij is het ook zaak steeds te rekenen en te tekenen; blijft er voldoende budget voor het detailleren van de cruciale planonderdelen; wat kan eenvoudig(er) en wat moet op een hoog afwerkingsniveau worden uitgevoerd?

  • 62 63

    foto 2010 Robbert de Koning, landschapsarchitect BNT

    foto 2010 Robbert de Koning, landschapsarchitect BNT

    foto 2010 Robbert de Koning, landschapsarchitect BNT

    foto 2010 Robbert de Koning, landschapsarchitect BNT

    Met de klok mee een paar materialen die worden voorgesteld in de planstudie: - PBA (Elastocoast), waar slakjes gedijen; - steenslag en schelpen aan de voet van een met asfalt beklede dijk; hier ontstaat een micromilieu voor mossen en varens dat

    een mooi contrast vormt met het ongenaakbare asfalt; - koperslakkeien in het getijdengebied van de Westerschelde; - met mos overgroeide Haringmanblokken; dit oogt als een groene dijk.

    7c Bij het project Volkerak-Zoommeer is flink aandacht besteed aan een bijzondere vorm van de cruciale details; de materialisa-tie van de dijkbekledingen. Het Q-team deelde de fascinatie van het projectteam voor een aantal mogelijkheden van dijkbe-

    kledingen die zijn ontwi